ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 349

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
4 oktober 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/1750 van de Raad van 28 september 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2019/440 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1751 van de Commissie van 1 oktober 2021 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor de toepassing van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uniforme formats en templates voor kennisgevingen van vaststelling van de onuitvoerbaarheid van het opnemen van contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden ( 1 )

5

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1752 van de Commissie van 1 oktober 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de berekening, verificatie en rapportage van gegevens over de gescheiden inzameling van afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik

19

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1753 van de Commissie van 1 oktober 2021 betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

31

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/1


VERORDENING (EU) 2021/1750 VAN DE RAAD

van 28 september 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2019/440 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 november 2018 heeft de Raad Verordening (EU) 2019/440 (1) vastgesteld over de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (“de visserijovereenkomst”).

(2)

Op 4 maart 2019 heeft de Raad Besluit (EU) 2019/441 (2) vastgesteld over de sluiting van de visserijovereenkomst en het bijbehorende uitvoeringsprotocol.

(3)

Bij Verordening (EU) 2019/440 werden de vangstmogelijkheden in onder meer categorie 6 (industriële pelagische visserij) toegewezen aan de lidstaten, waaronder het Verenigd Koninkrijk.

(4)

Op grond van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (3) (“het terugtrekkingsakkoord”) is het Verenigd Koninkrijk sinds 1 februari 2020 geen lidstaat van de Unie meer. De in het terugtrekkingsakkoord bepaalde overgangsperiode is op 31 december 2020 verstreken. Derhalve mag het Verenigd Koninkrijk na die datum niet langer gebruikmaken van die vangstmogelijkheden en moeten zij met ingang van 1 januari 2021 worden herverdeeld over de lidstaten.

(5)

De herverdeling van de vangstmogelijkheden moet transparant zijn en in verhouding staan tot de oorspronkelijke verdeling van de quota.

(6)

Verordening (EU) 2019/440 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Gezien de gevolgen ervan voor de visserijactiviteiten in 2021 moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021. Een dergelijke retroactieve toepassing doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en de bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien de vangstmogelijkheden in kwestie niet zijn gebruikt door het Verenigd Koninkrijk en worden verhoogd voor de betrokken lidstaten.

(8)

Gezien de urgentie die met de retroactieve toepassing van deze verordening verband houdt, moet deze verordening in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 1 van Verordening (EU) 2019/440 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld op grond van het uitvoeringsprotocol bij de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko (“de visserijovereenkomst”), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

Visserijcategorie

Vaartuigtype

Lidstaat

Vergunningen of quota

1.

Ambachtelijke pelagische visserij noord

Zegenvisserijvaartuigen < 150 brutotonnage (BT)

Spanje

22

2.

Ambachtelijke visserij noord

Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug < 40 BT

Spanje

25

Portugal

7

Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug ≥ 40 BT < 150 BT

Portugal

3

3.

Ambachtelijke visserij zuid

Lijn en hengel < 150 BT per vaartuig

Totaal ≤ 800 BT

Spanje

10

4.

Demersale visserij

Vaartuigen voor de visserij met de grondbeug ≤ 150 BT

Spanje

7

Portugal

4

Trawlers ≤ 750 BT

Totaal ≤ 3 000 BT

Spanje

5

Italië

0

5.

Tonijnvisserij

Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel

Spanje

23

Frankrijk

4

6.

Industriële pelagische visserij

85 000  ton (t) in 2019

90 000  t in 2020

100 000  t per jaar in 2021 en 2022

Indeling van de vaartuigen die mogen vissen:

 

10 vaartuigen ≥ 3 000 BT en < 7 765 BT

 

4 vaartuigen ≥ 150 BT en < 3 000 BT

 

4 vaartuigen < 150 BT

2019: 85 000  t

 

Duitsland

6 871,2  t

Litouwen

21 986,3  t

Letland

12 367,5  t

Nederland

26 102,4  t

Ierland

3 099,3  t

Polen

4 807,8  t

Verenigd Koninkrijk

4 807,8  t

Spanje

496,2  t

Portugal

1 652,2  t

Frankrijk

2 809,3  t

 

2020: 90 000  t

 

Duitsland

7 275,4  t

Litouwen

23 279,6  t

Letland

13 095,0  t

Nederland

27 637,9  t

Ierland

3 281,6  t

Polen

5 090,6  t

Verenigd Koninkrijk

5 090,6  t

Spanje

525,4  t

Portugal

1 749,4  t

Frankrijk

2 974,5  t

 

2021 en 2022: 100 000  t per jaar

 

Duitsland

8 568,4  t

Litouwen

27 417  t

Letland

15 422,3  t

Nederland

32 549,8  t

Ierland

3 864,9  t

Polen

5 995,4  t

Spanje

618,8  t

Portugal

2 060,3  t

Frankrijk

3 503,1  t”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 september 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

S. KUSTEC


(1)  Verordening (EU) 2019/440 van de Raad van 29 november 2018 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (PB L 77 van 20.3.2019, blz. 1).

(2)  Besluit (EU) 2019/441 van de Raad van 4 maart 2019 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko, het bijbehorende uitvoeringsprotocol en de briefwisseling bij de overeenkomst (PB L 77 van 20.3.2019, blz. 4).

(3)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.


4.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1751 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2021

tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor de toepassing van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft uniforme formats en templates voor kennisgevingen van vaststelling van de onuitvoerbaarheid van het opnemen van contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 55, lid 8, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU bepaalt dat de lidstaten de in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), van die richtlijn bedoelde instellingen en entiteiten moeten verplichten om een contractuele bepaling op te nemen waarin de wederpartij bij een overeenkomst of instrument waarmee passiva tot stand komen, erkent dat die passiva aan de afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden kunnen worden onderworpen.

(2)

Overeenkomstig artikel 55, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU moeten de lidstaten ervoor zorgen dat indien een dergelijke instelling of entiteit tot de vaststelling komt dat het juridisch of anderszins onuitvoerbaar is om een dergelijk beding op te nemen (“vaststelling van onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning”), die instelling of entiteit de afwikkelingsautoriteit daarvan in kennis stelt.

(3)

De Commissie moet technische uitvoeringsnormen vaststellen om uniforme formats en templates voor dergelijke kennisgevingen aan afwikkelingsautoriteiten te specificeren.

(4)

Uniforme formats en templates voor de kennisgeving van vaststelling van onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning moeten zodanig worden ontworpen dat zij een zinvolle en uniforme beoordeling van die vaststelling door afwikkelingsautoriteiten in de hele Unie waarborgen.

(5)

Om de gegevenskwaliteit te verbeteren en de vergelijkbaarheid te waarborgen, moeten de in de kennisgevingstemplates opgenomen gegevenselementen stroken met het gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel. Gebruik van het gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel is een wijdverbreide praktijk bij rapportage aan de toezichthouder. Het gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel moet bestaan uit een structurele weergave van de gegevenselementen en alle relevante bedrijfsconcepten voor een uniforme kennisgeving van de vaststelling van onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning identificeren.

(6)

Om de kwaliteit, consistentie en nauwkeurigheid van doorgegeven gegevenselementen te waarborgen, moeten voor de gegevenselementen gemeenschappelijke validatievoorschriften gelden.

(7)

Validatievoorschriften en gegevenspuntendefinities worden, naar hun aard, periodiek geactualiseerd zodat zij te allen tijde aan de toepasselijke regulerings-, analytische en IT-vereisten voldoen. Er dienen strenge kwalitatieve criteria te worden vastgesteld voor het gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel en de validatievoorschriften, die de Europese Bankautoriteit elektronisch op haar website zal publiceren.

(8)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die de Europese Bankautoriteit bij de Commissie heeft ingediend.

(9)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In een kennisgeving van vaststelling van onuitvoerbaarheid te verstrekken informatie

Voor het doen van een kennisgeving overeenkomstig artikel 55, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU dient de in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), van die richtlijn bedoelde instelling of entiteit de in de templates in bijlage I gespecificeerde informatie bij de afwikkelingsautoriteit in. Die templates worden ingevuld overeenkomstig de instructies in bijlage II.

Artikel 2

Format voor indiening van informatie

1.   De in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instellingen en entiteiten dienen de in artikel 1 van deze verordening bedoelde informatie in de door de betrokken afwikkelingsautoriteit gespecificeerde gegevensuitwisselingsformats en -presentatie in.

2.   Wanneer de in artikel 1, lid 1, punt b), c) of d), van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde instellingen en entiteiten de in artikel 1 van deze verordening bedoelde informatie indienen, nemen zij de gegevenspuntendefinities die zijn opgenomen in het in bijlage III bedoelde gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel en de in bijlage IV bedoelde validatievoorschriften in acht.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190.

(2)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE 1

N 00.01 - Identificatie kennisgeving

 

 

 

 

 

 

Kolommen

Identificatie

0010

Rijen

ID kennisgeving

0010

 

Datum kennisgeving

0020

 

Soort kennisgeving

0030

 

Referentiedatum voor de templates N01.01 en N01.02

0040

 

Referentiedatum voor template N02.00

0050

 

Toepasselijke valuta

0060

 

Naam instelling of entiteit

0070

 

Code

0080

 

Soort code

0090

 

Contactpersoon

0100

 

E-mail

0110

 

Telefoonnummer

0120

 

 

 

 

 

N 01.01 - Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per contract/instrument

 

 

Soort kennisgeving

 

 

 


ID PASSIVA

MATERIËLE WIJZIGING?

EINDVERVALDATUM

VERNIEUWBAAR?

FREQUENTIE VAN VERNIEUWING

CONTRACT/INSTRUMENT

ONUITVOERBAARHEID

WEDERPARTIJ

BESCHRIJVING

SOORT PASSIVA

TOEPASSELIJK RECHT

RANG BIJ INSOLVENTIE VOLGENS RECHT DERDE LAND

RANG BIJ INSOLVENTIE IN DE LIDSTAAT VAN OPRICHTING

NOMINAAL BEDRAG IN DE BELANGRIJKSTE OORSPRONKELIJKE VALUTA

BELANGRIJKSTE OORSPRONKELIJKE VALUTA

NOMINAAL BEDRAG IN LOKALE VALUTA

VOORWAARDEN

CATEGORIE

REDENEN WAAROM AAN DE VOORWAARDEN WORDT VOLDAAN

JURIDISCH ADVIES?

NAAM

CODE

SOORT CODE

NATIONALE CODE

0010

0020

0030

0040

0050

0060

0070

0080

0090

0100

0110

0120

0130

0140

0150

0160

0170

0180

0190

0200

0210

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

N 01.02 - Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per categorie

 

 

 

 

 

CATEGORIE

TOTALE WAARDE PASSIVA IN LOKALE VALUTA IN CATEGORIE

REDENEN WAAROM AAN DE CATEGORIEËN/VOORWAARDEN WORDT VOLDAAN

RANG BIJ INSOLVENTIE

AANTAL ONDERLIGGENDE VERPLICHTINGEN

0010

0020

0030

0040

0050

 

 

 

 

 

N 02.00 - Insolventiecategorieën van de passiva

RANG BIJ INSOLVENTIE

 

 

NOMINAAL BEDRAG VAN DE TOTALE PASSIVA WAARVAN MOMENTEEL KENNIS IS GEGEVEN AAN DE AFWIKKELINGSAUTORITEIT

UITSTAAND BEDRAG VAN DE TOTALE PASSIVA IN DE RANG

 

 

WAARVAN UITGESLOTEN VAN BAIL-IN

WAARVAN PASSIVA DIE ONDER HET RECHT VAN EEN DERDE LAND VALLEN

WAARVAN ZONDER CONTRACTUELE ERKENNING

WAARVAN MOMENTEEL KENNIS IS GEGEVEN AAN DE AFWIKKELINGSAUTORITEIT

0010

0020

0030

0040

0050

0060

0070

 

 

 

 

 

 

 


BIJLAGE II

Instructies voor het invullen van de kennisgeving van vaststelling van de onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden

DEEL I: ALGEMENE INSTRUCTIES

Deze bijlage bevat instructies voor de kennisgeving door een instelling of entiteit van vaststelling van de onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden.

Elke kennisgeving kan betrekking hebben op verschillende contracten/instrumenten en/of verschillende categorieën passiva (indien van toepassing) die voldoen aan de voorwaarden van onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in zoals vastgelegd in artikel 55, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU.

Een instelling of entiteit kan aanvullende documentatie ter staving verstrekken, waaronder een juridisch advies of een kopie van het contract, indien dit passend wordt geacht. De betrokken afwikkelingsautoriteit besluit op welke wijze dergelijke aanvullende documentatie moet worden verstrekt.

Indien een in deze bijlage opgenomen informatieveld niet van toepassing is op een bepaald soort contract en de instelling of entiteit dit aan de afwikkelingsautoriteit aantoont, hoeft de instelling of entiteit de in dat veld bedoelde informatie niet te verstrekken.

1.   Structuur van de kennisgeving

De informatie in de kennisgeving wordt verstrekt door de volgende templates in bijlage I in te vullen:

a)

“Identificatie kennisgeving” (N00.01), die wordt gebruikt voor het verstrekken van informatie over de kennisgeving zelf en de instelling of entiteit die de afwikkelingsautoriteit in kennis stelt;

b)

“Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per contract/instrument” (N.01.01), die wordt gebruikt om informatie te verstrekken over passiva die voldoen aan de voorwaarden voor onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in, zoals bepaald in artikel 55, lid 2, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU;

c)

“Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per categorie” (N01.02), die wordt gebruikt om informatie te verstrekken over categorieën passiva die voldoen aan de voorwaarden voor onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in, indien de betrokken afwikkelingsautoriteit het noodzakelijk acht de categorieën passiva te vermelden als bedoeld in artikel 55, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

“Insolventiecategorieën van de passiva” (N02.00), die wordt gebruikt om informatie te verstrekken over de rang van passiva volgens het nationale insolventierecht voor de toepassing van artikel 55, lid 2, vijfde alinea, van Richtlijn 2014/59/EU.

2.   Consolidatiekring

De kennisgeving wordt door instellingen en entiteiten op individuele basis verzonden.

DEEL II: TEMPLATESPECIFIEKE INSTRUCTIES

3.   N00.01 — Identificatie kennisgeving

3.1.   Instructies voor specifieke rijen

Rijen

Instructies

0010

ID kennisgeving

Elke kennisgeving heeft een unieke ID, die door de kennisgevende instelling of entiteit wordt verstrekt.

De ID van de kennisgeving wordt toegekend per kennisgeving [indiening], en niet per verplichting of categorie. In een kennisgeving mogen zoveel passiva of categorieën worden opgenomen als relevant is ten tijde van de kennisgeving.

De instelling of entiteit verstrekt de ID van de kennisgeving, die voor elke kennisgeving uniek is.

0020

Datum kennisgeving

Instellingen en entiteiten vermelden de datum waarop de kennisgeving aan de afwikkelingsautoriteit is toegezonden.

0030

Soort kennisgeving  (1)

Instellingen en entiteiten vermelden de soort elementen waarvan kennisgeving wordt gedaan, en wel als volgt:

a)

alleen contracten/instrumenten (alleen template N01.01 wordt gebruikt);

b)

alleen categorieën passiva (alleen template N01.02 wordt gebruikt);

c)

zowel contracten/instrumenten als categorieën passiva (de templates N01.01 en N01.02 worden gebruikt voor dezelfde kennisgeving).

0040

Referentiedatum voor de templates N01.01 en N01.02

Instellingen en entiteiten vermelden de referentiedatum voor de informatie in kennisgevingen met template N01.01 en template N01.02.

0050

Referentiedatum voor template N02.00

Instellingen en entiteiten vermelden de referentiedatum voor de informatie in template N02.00.

0060

Toepasselijke valuta

Instellingen en entiteiten vermelden de referentievaluta voor de bedragen in template N01.01, kolom 0130; template N01.02, kolom 0020, en template N02.00.

Deze waarde heeft betrekking op de officiële valuta van de lidstaat waar de kennisgevende instelling is opgericht. De waarde moet in overeenstemming zijn met de alfabetische ISO 4217-code.

0070

Naam instelling of entiteit

Naam van de kennisgevende instelling of entiteit.

0080

Code

Code van de kennisgevende instelling of entiteit. Voor instellingen is deze code een alfanumerieke identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) met twintig cijfers. Voor andere entiteiten is de code de alfanumerieke LEI-code met twintig cijfers of, wanneer die niet beschikbaar is, een code volgens een eenvormige codering van toepassing in de Unie of, wanneer die niet beschikbaar is, een nationale code.

Deze code is consistent met de code die voor dezelfde instelling of entiteit op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1624 van de Commissie (2) wordt gerapporteerd. De code heeft steeds een waarde.

0090

Soort code

De instelling of entiteit specificeert het in kolom 0080 vermelde soort code als “LEI-code” of “niet-LEI-code”. Bij soort code moet altijd een van deze twee waarden worden ingevuld.

0100

Contactpersoon

Instellingen en entiteiten vermelden de naam van een persoon waarmee contact moet worden opgenomen indien de afwikkelingsautoriteit behoefte heeft aan verduidelijking met betrekking tot de kennisgeving.

0110

E-mail

Instellingen en entiteiten vermelden het e-mailadres van de in rij 0100 “contactpersoon” bedoelde persoon.

0120

Telefoonnummer

Instellingen en entiteiten vermelden het telefoonnummer van de in rij 0100 “contactpersoon” bedoelde persoon.

4.   N01.01 — Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per contract/instrument

4.1.   Algemene opmerkingen

Template N01.01 wordt gebruikt voor het doen van kennisgevingen van contracten op individuele basis. Met template N01.01 kunnen in dezelfde kennisgeving verschillende contracten worden opgenomen. Deze template wordt gebruikt om kennis te geven van het volgende:

a)

contracten/instrumenten die nieuwe passiva creëren: contracten/instrumenten waarvan niet eerder kennis is gegeven aan de afwikkelingsautoriteit;

b)

contracten/instrumenten die bestaande passiva wijzigen: indien van het contract of instrument voor de bestaande verplichting eerder kennis is gegeven aan de afwikkelingsautoriteit, en het contract of instrument voldoet aan een voorwaarde van onuitvoerbaarheid, dan hebben de wijzigingscontracten of -instrumenten dezelfde passiva-ID (kolom 0010) als in de eerdere kennisgeving en moeten de resterende kolommen alleen worden ingevuld indien zij onderhevig zijn aan wijzigingen. Met name kolom 0020 “materiële wijziging?” moet, indien van toepassing, alleen worden ingevuld voor contracten die bestaande passiva wijzigen;

c)

posten buiten de balanstelling: instellingen en entiteiten verstrekken de rang bij insolventie van de verplichting in geval van activering van een post buiten de balanstelling.

Indien gegevens niet beschikbaar of niet van toepassing zijn, vullen instellingen en entiteiten de volgende kolommen niet in: 0020, 0030, 0050, 0090, 0130, 0150 en 0210.

4.2.   Instructies voor specifieke kolommen

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

0010

ID PASSIVA

De passiva-ID is een unieke identificatiecode die door de kennisgevende instelling of entiteit wordt gegenereerd en die in alle kennisgevingen wordt gebruikt om elke verplichting te identificeren. De instelling of entiteit mag de interne code van de verplichting gebruiken.

0020

MATERIËLE WIJZIGING?

Dit veld wordt alleen ingevuld voor contracten/instrumenten die bestaande passiva wijzigen. De instelling of entiteit die de kennisgeving doet, geeft aan of de wijzigingen aan de bestaande passiva als materieel worden beschouwd.

Instellingen en entiteiten vermelden een van de volgende waarden:

ja

nee

0030

EINDVERVALDATUM

De datum waarop de gehele hoofdsom en rente van de verplichting moet zijn terugbetaald (op basis van de contractuele documentatie van de transactie).

De dag, de maand en het jaar van de eindvervaldatum worden vermeld. De precieze dag wordt vermeld indien deze bekend is; anders wordt de eerste dag van de maand vermeld.

0040

VERNIEUWBAAR?

Instellingen en entiteiten vermelden een van de volgende waarden:

ja

nee

Deze vraag wordt met “ja” beantwoord indien het contract een uitdrukkelijke bepaling over de vernieuwbaarheid ervan bevat.

0050

FREQUENTIE VAN VERNIEUWING

Indien in kolom 0040 “ja” is ingevuld, moeten instellingen en entiteiten de frequentie van de looptijdvernieuwing in maanden vermelden.

0060-0130

CONTRACT/INSTRUMENT

0060

BESCHRIJVING

Instellingen en entiteiten verstrekken een beschrijving van het contract/instrument van maximaal 300 tekens. Dit veld bevat de belangrijkste kenmerken van het contract/instrument die niet in de andere velden van deze kennisgeving zijn opgenomen (zoals het doel/de essentie van de verplichting, of het instrument op grond van het toepasselijke recht van een derde land voor bail-in in aanmerking komt).

0070

SOORT PASSIVA

Instellingen en entiteiten identificeren het contract/instrument als een van de volgende soorten:

a)

interbancaire deposito's

b)

deposito’s bij niet-bancaire cliënten

c)

derivaten

d)

leningen/financiering

e)

handelsfinanciering

f)

operationele diensten die niet van kritiek belang zijn voor het functioneren van de entiteit

g)

overige

Indien meer dan een soort van toepassing is, moet het antwoord worden gekozen dat het doel van het contract/instrument het best beschrijft.

0080

TOEPASSELIJK RECHT

Instellingen en entiteiten verstrekken de drieletterige ISO 3166-1-code van het land waarvan het recht op het contract/instrument van toepassing is.

0090

RANG BIJ INSOLVENTIE VOLGENS RECHT DERDE LAND

De instelling of entiteit vult de waarde in die overeenkomt met de rang van de verplichting op een schaal van 1 tot x, waarbij 1 de meest achtergestelde en x de hoogste rang is volgens het toepasselijke recht van het derde land dat op de verplichting van toepassing is.

De instelling tracht die rang van de betrokken afwikkelingsautoriteit van het derde land te verkrijgen of bepaalt, bij gebreke van een dergelijke officiële rang, zelf de waarde (op een schaal van 1 tot x) op basis van de rangorde van de passiva overeenkomstig het toepasselijke recht van het derde land.

0100

RANG BIJ INSOLVENTIE IN DE LIDSTAAT VAN OPRICHTING

Instellingen en entiteiten vullen de waarde in die overeenkomt met de rang van de verplichting op een schaal van 1 tot x, waarbij 1 de meest achtergestelde en x de hoogste rang is volgens het toepasselijke recht van de lidstaat waar de kennisgevende instelling of entiteit is opgericht.

0110

NOMINAAL BEDRAG IN DE BELANGRIJKSTE OORSPRONKELIJKE VALUTA

Instellingen en entiteiten vermelden het nominale bedrag van de verplichting zoals vastgelegd in het contract/instrument.

Voor kaderovereenkomsten geeft de instelling of entiteit het maximumbedrag aan dat zij in het kader van die kaderovereenkomst verwacht te bereiken of het maximumbedrag dat op grond van de kaderovereenkomst is toegestaan.

Indien het contract/instrument meer dan één valuta heeft, rapporteren instellingen en entiteiten het nominale bedrag in de belangrijkste valuta van het contract.

0120

BELANGRIJKSTE OORSPRONKELIJKE VALUTA

Instellingen en entiteiten kennen een valuta-ISO-code toe die overeenstemt met de valuta van de verplichting volgens het contract. De uit drie letters bestaande valutacode overeenkomstig ISO 4217 moet worden gebruikt.

Indien het contract meer dan één valuta heeft, rapporteren instellingen en entiteiten de belangrijkste valuta van het contract.

0130

NOMINAAL BEDRAG IN LOKALE VALUTA

Instellingen en entiteiten vullen deze kolom in als de in kolom 0110 gebruikte valuta niet de lokale valuta is waar de instelling of entiteit is opgericht. Instellingen en entiteiten gebruiken de wisselkoers die op de datum van kennisgeving van toepassing is.

0140-0190

ONUITVOERBAARHEID

0140

VOORWAARDEN

Instellingen en entiteiten geven aan onder welke voorwaarden zij het juridisch of anderszins onuitvoerbaar achten om het contractuele beding op te nemen, als bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1527 van de Commissie (3).

Instellingen en entiteiten verstrekken de combinatie van toepasselijke voorwaarden (minimaal één, maximaal alle vijf):

a)

voorwaarde a) — de opname van het contractueel beding zou inbreuk maken op de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van het derde land waaronder de verplichting valt;

b)

voorwaarde b) — de opname van het contractueel beding zou strijdig zijn met een expliciete en bindende instructie van een autoriteit van een derde land;

c)

voorwaarde c) — de verplichting vloeit voort uit instrumenten of overeenkomsten die zijn afgesloten overeenkomstig internationale standaardvoorwaarden of protocollen die de instelling of entiteit niet kan wijzigen;

d)

voorwaarde d) — de verplichting valt onder contractuele voorwaarden die de instelling of entiteit moet accepteren om te kunnen deelnemen in of gebruik te maken van de diensten van een instantie van buiten de Unie, en die de instelling of entiteit niet kan wijzigen;

e)

voorwaarde e) — het betreft een verplichting ten aanzien van een commerciële of handelscrediteur die betrekking heeft op de levering van goederen of diensten die weliswaar niet van kritiek belang zijn, maar worden gebruikt voor de dagelijkse bedrijfsactiviteiten van de instelling of entiteit, en de instelling of entiteit kan de voorwaarden van de overeenkomsten niet wijzigen.

Van alle voorwaarden die van toepassing zijn, wordt kennisgegeven.

0150

CATEGORIE

Instellingen en entiteiten vermelden in voorkomend geval de overeenkomstig artikel 55, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU door de betrokken afwikkelingsautoriteit gespecificeerde categorieën passiva.

0160

REDENEN WAAROM AAN DE VOORWAARDEN WORDT VOLDAAN

Instellingen en entiteiten beschrijven duidelijk hun redenen voor het vaststellen van onuitvoerbaarheid als gevolg van de in kolom 0140 gerapporteerde voorwaarden.

De in dit veld ingevulde informatie is relevant om te bepalen of het contract/instrument waarvan kennis wordt gegeven voldoet aan de onuitvoerbaarheidsvoorwaarden, en het vormt derhalve de basis voor de afwikkelingsautoriteit om de vaststelling van de instelling te beoordelen.

Instellingen en entiteiten vermijden al te korte motiveringen zoals “product kan niet worden gebruikt” of “verlies van concurrentievermogen” maar geven uitvoeriger motiveringen, zodat de afwikkelingsautoriteit met kennis van zaken een besluit kan nemen.

0170

JURIDISCH ADVIES?

Instellingen en entiteiten brengen de afwikkelingsautoriteit op de hoogte indien er een juridisch advies bestaat met betrekking tot de onuitvoerbaarheid van deze verplichting.

Instellingen en entiteiten geven een van de volgende antwoorden:

ja

nee

Indien instellingen of entiteiten “ja” invullen, zenden zij het juridisch advies aan de afwikkelingsautoriteit toe op de door de afwikkelingsautoriteit gespecificeerde wijze.

0180-0210

WEDERPARTIJ

Instellingen en entiteiten vermelden de identiteit van de wederpartij van deze verplichting.

0180

NAAM

De vermelde naam is die van de individuele wederpartij.

In het geval van meerpartijencontracten vermeldt de instelling de belangrijkste wederpartij of vult “meerpartijencontract” in.

0190

CODE

De code is een identificatiecode van een rij en is uniek voor elke kennisgevende entiteit. Voor instellingen is de code de LEI-code. Voor andere entiteiten is de code de LEI-code of, indien die niet beschikbaar is, een nationale code. De code is uniek en wordt consequent gebruikt in de verschillende templates en in de loop van de tijd. De code heeft steeds een waarde.

0200

SOORT CODE

De instellingen of entiteiten geven het in kolom 0190 ingevulde soort code aan als “LEI-code” of “nationale code”.

0210

NATIONALE CODE

Instellingen en entiteiten kunnen ook een nationale code verstrekken indien zij de LEI-code gebruiken als identificatiecode in de kolom “code” 0190.

5.   N01.02 — Onuitvoerbaarheid van contractuele erkenning van bail-in per categorie

5.1.   Algemene opmerkingen

Template N01.02 wordt gebruikt voor kennisgevingen van categorieën passiva indien de betrokken afwikkelingsautoriteit het overeenkomstig artikel 55, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU noodzakelijk acht om categorieën passiva te specificeren waarvoor kan worden vastgesteld dat het niet uitvoerbaar is het contractuele erkenningsbeding op te nemen.

5.2.   Instructies voor specifieke kolommen

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

0010

CATEGORIE

Instellingen en entiteiten vermelden de overeenkomstig artikel 55, lid 7, van Richtlijn 2014/59/EU door de betrokken afwikkelingsautoriteit gespecificeerde categorie passiva waarvoor zij de kennisgeving indienen.

Een kennisgeving met gebruikmaking van template N01.02 kan zoveel categorieën passiva bevatten als nodig is.

0020

TOTALE WAARDE PASSIVA IN LOKALE VALUTA IN CATEGORIE

Instellingen en entiteiten vermelden het verwachte totale bedrag aan passiva voor elk van de in kolom 0010 vermelde categorieën.

Het bedrag is een geraamd maximumbedrag voor de gespecificeerde categorie in een periode van 6 maanden vanaf de datum van kennisgeving.

Het bedrag wordt uitgedrukt in de valuta van de lidstaat waar de instelling of entiteit is opgericht.

Indien de instelling of entiteit tijdens de periode van 6 maanden na de kennisgeving vaststelt dat de waarde van de passiva in de categorie met meer dan 10 % van het ter kennis gebrachte bedrag is gestegen, dient zij nog een kennisgeving in bij de afwikkelingsautoriteit.

0030

REDENEN WAAROM AAN DE CATEGORIEËN/VOORWAARDEN WORDT VOLDAAN

Instellingen en entiteiten leggen uit waarom voor de categorie passiva een kennisgeving wordt gedaan.

De motivering vormt voor de afwikkelingsautoriteit de basis om een beoordeling te maken van de kennisgeving van onuitvoerbaarheid.

0040

RANG BIJ INSOLVENTIE

Instellingen en entiteiten vullen de waarden in die overeenkomen met de rang van de passiva in elke categorie in kolom 0010 op een schaal van 1 tot x, waarbij 1 de meest achtergestelde en x de hoogste rang is volgens het toepasselijke recht van de lidstaat waar de kennisgevende instelling of entiteit is opgericht.

0050

AANTAL ONDERLIGGENDE PASSIVA

Instellingen en entiteiten vermelden het geraamde maximumaantal contracten/instrumenten dat in de desbetreffende categorie passiva moet worden aangehouden gedurende een periode van 6 maanden vanaf de datum van kennisgeving.

6.   N02.00 — Insolventiecategorieën van de passiva

6.1.   Algemene opmerkingen

De instellingen of entiteiten vullen template N02.00 in met betrekking tot het laatste kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn (4), behalve de waarden in kolom 0070.

In deze template meegedeelde bedragen zijn altijd uitstaande waarden, behalve voor kolom 0070. Het uitstaande bedrag van een vordering of instrument is de som van de hoofdsom van en de opgelopen rente over de vordering of het instrument. Het uitstaande bedrag is gelijk aan de waarde van de vordering die de schuldeiser in het kader van een insolventieprocedure zou kunnen indienen. Waarden in kolom 0070 moeten het totale bedrag weergeven waarvan in de templates N01.01 en N01.02 kennis is gegeven; het moet dus de maximale verwachte waarde zijn die kan worden bereikt in het kader van de contracten/instrumenten en/of categorieën waarvan momenteel kennis is gegeven.

Voor posten buiten de balanstelling verstrekken instellingen en entiteiten de rang bij insolventie van de verplichting die zou ontstaan in geval van activering van die post buiten de balanstelling.

Alle bedragen in deze template worden verstrekt in de valuta van de lidstaat waar de instelling of entiteit is opgericht.

6.2.   Instructies voor specifieke kolommen

Kolommen

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

0010

RANG BIJ INSOLVENTIE

De instelling of entiteit vult de waarde in die overeenkomt met de rang van de verplichting op een schaal van 1 tot x, waarbij 1 de meest achtergestelde en x de hoogste rang is volgens het nationale recht dat van toepassing is in de lidstaat waar de instelling of entiteit is opgericht.

Template N02.00 bevat een regel voor elke rang bij insolventie die is vermeld in template N01.01, kolom 0100, en template N01.02, kolom 0040.

0020

UITSTAAND BEDRAG VAN DE TOTALE PASSIVA IN DE RANG

Het totale uitstaande bedrag van alle passiva voor de in kolom 0010 verstrekte rang bij insolventie.

0030

WAARVAN PASSIVA DIE ONDER HET RECHT VAN EEN DERDE LAND VALLEN

Deze kolom bevat het uitstaande bedrag van de passiva die onder het recht van een derde land vallen.

0040

WAARVAN ZONDER CONTRACTUELE ERKENNING

Deze kolom bevat het uitstaande bedrag van alle onder het recht van een derde land vallende passiva die geen contractuele bepaling inzake erkenning van bail-in bevatten zoals vereist bij artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU. De waarde is het uitstaande bedrag.

De waarde wordt berekend als de som van alle passiva die aan de volgende voorwaarden voldoen:

a)

de passiva bestaan nog steeds;

b)

de passiva vallen onder het recht van een derde land;

c)

de passiva bevatten geen contractuele erkenningsbepaling zoals vereist bij artikel 55, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU;

d)

de passiva zijn niet van bail-in uitgesloten;

e)

de passiva zijn geen deposito’s als bedoeld in artikel 108, punt a), van Richtlijn 2014/59/EU.

0050

WAARVAN MOMENTEEL KENNIS IS GEGEVEN AAN DE AFWIKKELINGSAUTORITEIT

Deze kolom bevat de uitstaande bedragen van alle passiva en/of categorieën passiva waarvan in de templates N01.01 en N01.02 kennisgeving wordt gedaan.

0060

WAARVAN UITGESLOTEN VAN BAIL-IN

Deze kolom bevat passiva die overeenkomstig artikel 44, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU van de toepassing van het instrument van bail-in zijn uitgesloten of die onder een van de voorwaarden van artikel 44, lid 3, van die richtlijn zouden kunnen vallen.

0070

NOMINAAL BEDRAG VAN DE TOTALE PASSIVA WAARVAN MOMENTEEL KENNIS IS GEGEVEN AAN DE AFWIKKELINGSAUTORITEIT

Deze kolom bevat het totaal (de som) van de nominale en/of maximale verwachte bedragen van de passiva en/of categorieën passiva waarvan in de templates N01.01 en N01.02 kennisgeving wordt gedaan.


(1)  Template N02.00 moet worden ingediend in alle in de punten a), b) en c) beschreven gevallen.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1624 van de Commissie van 23 oktober 2018 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot procedures, standaardformulieren en templates ten behoeve van de informatieverstrekking voor de opstelling en uitvoering van afwikkelingsplannen voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen overeenkomstig Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1066 van de Commissie (PB L 277 van 7.11.2018, blz. 1).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1527 van de Commissie van 31 mei 2021 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de specificatie van de contractuele erkenning van afschrijvings- en omzettingsbevoegdheden (PB L 329 van 17.9.2021, blz. 2).

(4)  Het laatste kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn, is in overeenstemming met de inleverdata voor kwartaalrapportage: 12 mei (voor referentiedatum 31 maart), 11 augustus (voor referentiedatum 30 juni), 11 november (voor referentiedatum 30 september) en 11 februari (voor referentiedatum 31 december).


BIJLAGE III

Gemeenschappelijk gegevenspuntenmodel

Alle in de bijlagen bij deze verordening vermelde gegevens worden omgezet in een gemeenschappelijk gegevenspuntenmodel dat de grondslag vormt voor uniforme IT-systemen van instellingen en afwikkelingsautoriteiten.

Het gemeenschappelijke gegevenspuntenmodel voldoet aan de volgende criteria:

a)

het geeft een gestructureerde voorstelling van alle gegevens in de bijlagen bij deze verordening;

b)

het geeft alle bedrijfsconcepten weer die in de bijlagen bij deze verordening zijn beschreven;

c)

het geeft een data dictionary met tabellabels, ordinaatlabels, aslabels, domeinlabels, dimensielabels en member-labels;

d)

het geeft maatstaven die de eigenschap of omvang van gegevenspunten aangeven;

e)

het geeft definities van gegevenspunten die zijn uitgedrukt als een samenstel van kenmerken die het financiële concept eenduidig identificeren;

f)

het bevat alle noodzakelijke technische specificaties voor de ontwikkeling van IT-rapportageoplossingen die eenvormige afwikkelingsgegevens opleveren.


BIJLAGE IV

Validatievoorschriften

Voor de in bijlage I vermelde gegevens gelden validatievoorschriften die de kwaliteit en de consistentie van de gegevens waarborgen. De validatievoorschriften voldoen aan de volgende criteria:

a)

zij definiëren de logische relaties tussen relevante gegevenspunten;

b)

zij bevatten filters en voorwaarden die een reeks gegevens definiëren waarop een validatievoorschrift van toepassing is;

c)

zij controleren de consistentie van de ingediende gegevens;

d)

zij controleren de nauwkeurigheid van de ingediende gegevens;

e)

zij stellen standaardwaarden vast die worden gehanteerd ingeval de desbetreffende informatie niet is ingediend.


BESLUITEN

4.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/19


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1752 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2021

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de berekening, verificatie en rapportage van gegevens over de gescheiden inzameling van afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu (1), en met name artikel 9, lid 3, en artikel 13, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn (EU) 2019/904 stelt met het oog op recycling doelstellingen vast voor de gescheiden inzameling van afval van kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik die zijn opgenomen in deel F van de bijlage bij die richtlijn (“afval van flessen voor eenmalig gebruik”). In artikel 9, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/904 is bepaald dat uiterlijk in 2025 77 gewichtsprocent van al zulke in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en uiterlijk in 2025 90 gewichtsprocent daarvan wordt gerecycled. Het is aan de Commissie om vast te stellen hoe die doelstellingen voor gescheiden inzameling worden berekend en geverifieerd, en het format aan te geven voor de jaarlijks door de lidstaten te rapporteren gegevens over afval van flessen voor eenmalig gebruik die afzonderlijk zijn ingezameld.

(2)

Om de vergelijkbaarheid van de gegevens te waarborgen, moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld voor het bepalen van de punten waar het gewicht van het ingezamelde afval van flessen voor eenmalig gebruik wordt gemeten. Die regels moeten rekening houden met de bestaande praktijken voor gescheiden inzameling en met de hoeveelheid andere materialen en stoffen die naast dergelijke flessen in het ingezameld afval aanwezig zijn.

(3)

Om de vergelijkbaarheid van de te rapporteren gegevens te waarborgen, moeten gedetailleerde regels worden vastgesteld voor de toepassing van de twee alternatieve methoden, als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/904, voor het bepalen van de hoeveelheid in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik.

(4)

Om de nauwkeurigheid van de gegevens over het gewicht van het ingezamelde afval van flessen voor eenmalig gebruik te waarborgen, moet het verslagleggingsmodel ervoor zorgen dat alle parameters die relevant zijn voor de berekening van de hoeveelheid gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik worden geïdentificeerd en dat een beschrijving wordt gegeven van de methoden die worden toegepast voor de berekening en verificatie van de gegevens voor die parameters.

(5)

Ofschoon de verplichting tot gescheiden inzameling inhoudt dat afval volgens soort en aard gescheiden wordt gehouden, moet het mogelijk zijn bepaalde soorten afval samen in te zamelen, mits dat geen belemmering vormt voor hoogwaardige recycling conform de afvalhiërarchie overeenkomstig artikel 10, lid 2 en lid 3, punt a), van Richtlijn 2008/98/EG.

(6)

De methode voor de berekening en verificatie van de doelstellingen voor gescheiden inzameling van afval van flessen voor eenmalig gebruik als bedoeld in artikel 9, lid 3, van Richtlijn (EU) 2019/904 is nauw verbonden met het in artikel 13, lid 4, van die richtlijn bedoelde format voor de rapportage over dergelijke gescheiden inzameling, gezien het voorwerp van die maatregelen en de context waarin zij moeten worden toegepast. Het is derhalve passend deze handeling op basis van beide bepalingen vast te stellen om te zorgen voor samenhang tussen de regels inzake de berekening, verificatie en rapportage van gescheiden inzameling van afval van flessen voor eenmalig gebruik en om de toegang tot die regels te vergemakkelijken.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 39 van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Methode voor de berekening en rapportage van de hoeveelheid gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

1.   De hoeveelheid gescheiden ingezameld afval van in deel F van de bijlage bij Richtlijn (EU) 2019/904 opgenomen kunststoffen drankflessen voor eenmalig gebruik (“afval van flessen voor eenmalig gebruik”) wordt berekend door het gewicht van het gescheiden ingezamelde afval van flessen voor eenmalig gebruik te delen door het gewicht van dergelijke in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik (“in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik”). De resulterende verhouding wordt uitgedrukt in procenten.

2.   De lidstaten passen de formules van bijlage I toe om de hoeveelheid gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik te berekenen.

Artikel 2

Methode voor de bepaling van het gewicht van gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

1.   Het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik omvat het gewicht van hun doppen en deksels.

2.   Het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik omvat niet het gewicht van de drankresten.

3.   Het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik mag alleen het gewicht van etiketten en kleefstoffen omvatten als dit gewicht ook wordt meegerekend in het gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik.

4.   Het afval van flessen voor eenmalig gebruik wordt als gescheiden ingezameld beschouwd wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het afval van flessen voor eenmalig gebruik is met het oog op recycling gescheiden van ander afval ingezameld;

b)

het afval van flessen voor eenmalig gebruik is met het oog op recycling samen met andere afvalverpakkingsfracties van stedelijk afval of met andere niet-verpakkingskunststoffen, metaal-, papier- of glasfracties van stedelijk afval, gescheiden ingezameld, en

i)

het inzamelingssysteem geen afval ophaalt dat waarschijnlijk gevaarlijke stoffen bevat;

ii)

de inzameling van afval en de daaropvolgende sortering zodanig ontworpen en uitgevoerd worden dat het ingezamelde afval van flessen voor eenmalig gebruik zo weinig mogelijk wordt verontreinigd met niet van dergelijke flessen afkomstig kunststofafval en ander afval;

iii)

de afvalverwerkers kwaliteitsborgingssystemen opzetten om na te gaan of aan de voorwaarden van punt i) en ii) wordt voldaan.

5.   De in lid 4, punt b), iii), bedoelde kwaliteitsborgingssystemen:

a)

houden rekening met de bekwaamheden, kennis en vaardigheden van het personeel en met de indeling en opstelling van de percelen en uitrusting, voor zover dat nodig is om ervoor te zorgen dat het ingezamelde afval van flessen voor eenmalig gebruik voldoet aan de voorwaarden van lid 4, punt b), i) en ii);

b)

voeren de verificaties uit overeenkomstig vooraf vastgestelde instructies en procedures;

c)

worden door een onafhankelijke derde partij gecertificeerd.

6.   Het gewicht van overeenkomstig lid 4, punt a), gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik wordt gemeten op het punt waar zij worden ingezameld of bij de output van de sorteerhandelingen. Het gewicht van dit flessenafval kan worden berekend door de flessen te tellen, mits conversiefactoren worden toegepast die rekening houden met het gewicht van elk flesformaat, het polymeertype van de flessen, deksels en doppen alsook met de verliezen bij opvolgende sorteerhandelingen.

7.   Het gewicht van overeenkomstig lid 4, punt b), gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik wordt gemeten bij de output van de sorteerhandelingen waarbij de flessen worden gescheiden van het andere afval waarmee zij zijn ingezameld.

8.   Wanneer bij de output van een sorteerhandeling afval van flessen voor eenmalig gebruik en ander verpakkingsafval van hetzelfde polymeer aanwezig zijn, wordt het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik als evenredig aan het aandeel daarvan bij de input van een sorteerhandeling beschouwd. Dat aandeel wordt bepaald op basis van een representatieve bemonstering en een daaropvolgende analyse van de samenstelling, of door gegevens uit elektronische registers te gebruiken.

Artikel 3

Methode voor de bepaling van het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik

1.   Het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik omvat uitsluitend het gewicht van dergelijke flessen die in de handel zijn gebracht nadat ze met drank zijn gevuld.

2.   Het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik kan in het geval van aanzienlijke invoer, uitvoer of andere verplaatsingen binnen de Unie van dergelijke flessen door exploitanten of door natuurlijke personen voor hun eigen persoonlijk gebruik, worden aangepast om rekening te houden met dergelijke bewegingen.

3.   Wanneer de lidstaten het gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik bepalen op basis van het gewicht van het afval van dergelijke producten als bedoeld in artikel 9, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn (EU) 2019/904, omvat het gewicht van dat afval het volgende:

a)

gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik, ongeacht of het voldoet aan de vereisten van artikel 2, lid 4, punt a) en b);

b)

afval van flessen voor eenmalig gebruik dat als gemengd stedelijk afval ingezameld wordt;

c)

zwerfvuil van flessen voor eenmalig gebruik dat buitenom afvalinzamelingssystemen is ontstaan, ongeacht of de flessen vervolgens zijn ingezameld of niet.

Het gewicht van de in de eerste alinea, punt b) en c), bedoelde flessen wordt berekend aan de hand van de in artikel 4 beschreven steekproefmethode en analyse van de samenstelling van het afval.

Artikel 4

Methoden voor het nemen van steekproeven en voor het analyseren van de samenstelling van het afval om het gewicht te berekenen van afval van flessen voor eenmalig gebruik dat als gemengd stedelijk afval is ingezameld of dat is weggegooid en zwerfvuil is geworden

1.   De gegevensverzameling voor de analyse van de samenstelling van afval wordt gebaseerd op onderzoek en een verzameling van representatieve monsters. Bij deze gegevensverzameling wordt rekening gehouden met:

a)

seizoensgebonden verschillen van afval van flessen voor eenmalig gebruik dat buitenom afvalinzamelingssystemen wordt weggegooid en zwerfvuil wordt;

b)

verschillen in de mate van verstedelijking;

c)

verschillen in de frequentie, de soorten en de locatie van de inzameling van stedelijk afval.

2.   De in lid 1 bedoelde gegevensverzameling en -analyse heeft betrekking op het gehele grondgebied van de desbetreffende lidstaat.

Artikel 5

Verzameling en rapportage van gegevens

1.   De verzameling van gegevens om het gewicht te berekenen van afval van flessen voor eenmalig gebruik en van de flessen voor eenmalig gebruik die overeenkomstig de artikelen 2 en 3 in de handel zijn gebracht, vindt jaarlijks plaats. De lidstaten gebruiken, voor zover mogelijk, elektronische registers om gegevens te verzamelen en te rapporteren.

2.   De lidstaten rapporteren de in artikel 13, lid 1, punt c), van Richtlijn (EU) 2019/904 bedoelde gegevens in het in bijlage II bij dit besluit vastgesteld format en dienen met betrekking tot die gegevens het in artikel 13, lid 2, van die richtlijn bedoelde kwaliteitscontroleverslag in het in bijlage III bij dit besluit vastgestelde format.

3.   De Commissie publiceert de door de lidstaten gerapporteerde gegevens, tenzij een lidstaat in het in lid 2 bedoelde verslag een gemotiveerd verzoek voor de niet-bekendmaking van bepaalde gegevens indient.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).


BIJLAGE I

FORMULES VOOR DE BEREKENING VAN DE HOEVEELHEID GESCHEIDEN INGEZAMELD AFVAL VAN FLESSEN VOOR EENMALIG GEBRUIK

HGIF = (GGIF, afz + GGIF, gemengd)/(GIDHGF + GGA) × 100 %

waarbij:

HGIF

de hoeveelheid afval is van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden is ingezameld, als bedoeld in artikel 1

GGIF, afz

het gewicht is van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval is ingezameld, overeenkomstig artikel 2, lid 4, punt a)

GGIF, gemengd

het gewicht is van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval is ingezameld overeenkomstig artikel 2, lid 4, punt b)

GIDHGF

het gewicht is van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik als bedoeld in artikel 3, leden 1 en 2

GGA

het gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik, bepaald op basis van het gewicht van het afval dat door dergelijke producten wordt geproduceerd, als bedoeld in artikel 3, lid 3

GIDHGF = GIDHGF, bruto — GF uit + GF in

GIDHGF, bruto

het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik als bedoeld in artikel 3, lid 1

GF uit

het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten of door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik zijn uitgevoerd of naar andere lidstaten zijn overgebracht als bedoeld in artikel 3, lid 2

GF in

het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten of door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik uit andere lidstaten zijn ingevoerd of van andere lidstaten zijn ontvangen, als bedoeld in artikel 3, lid 2

GF uit = GF uit, naar andere LS overgebracht + GF uit, exp + GF uit, door natuurlijke personen naar andere LS overgebracht + GF uit, door natuurlijke personen

GF naar andere LS overgebracht

het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten naar andere lidstaten zijn overgebracht

GF uit, exp

het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten zijn uitgevoerd

GF uit, door natuurlijke personen naar andere LS overgebracht

het geschatte gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik naar een andere lidstaat zijn overgebracht

GF uit, door natuurlijke personen

het geschatte gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik zijn uitgevoerd

GF in = GF in, uit andere LS + GF in, geïmporteerd + GF in, door natuurlijke personen uit andere LS overgebracht + GF in, door natuurlijke personen

GF in, uit andere LS

het gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten van andere lidstaten zijn ontvangen

GF in, geïmporteerd

het gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten zijn ingevoerd

GF in, door natuurlijke personen uit andere LS overgebracht

het geschatte gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik uit een andere lidstaat zijn overgebracht

GF in, door natuurlijke personen

het geschatte gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik zijn ingevoerd

GGA = TGGIF + Gander GIF + GGSA + Gzwerfvuil

TGGIF

het gewicht van afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval is ingezameld overeenkomstig de vereisten van artikel 2, lid 4, punten a) en b), als bedoeld in artikel 3, lid 3, punt a)

Gandere GIF

het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval is ingezameld, niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 2, lid 4, punten a) en b), als bedoeld in artikel 3, lid 3, punt a)

GGSA

het gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat als gemengd stedelijk afval is ingezameld als bedoeld in artikel 3, lid 3, punt b)

Gzwerfvuil

het gewicht van zwerfvuil van flessen voor eenmalig gebruik als bedoeld in artikel 3, lid 3, punt c)


BIJLAGE II

FORMAT VOOR DE RAPPORTAGE VAN GEGEVENS

I.   Format voor de rapportage van gegevens berekend op basis van de in artikel 3 beschreven methode

Tabel 1

Gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik berekend overeenkomstig artikel 3 (in ton)

LAND:

 

REFERENTIEJAAR:

 

Gewicht van de flessen voor eenmalig gebruik in ton, berekend overeenkomstig artikel 3, lid 1

Gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik (1)

 

Aanpassing van het gewicht van flessen voor eenmalig gebruik berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2

 

Gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten zijn ingevoerd (2)

 

Gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten van andere lidstaten zijn ontvangen (3)

 

Gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten zijn uitgevoerd (4)

 

Gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door exploitanten naar andere lidstaten zijn overgebracht (5)

 

Geschat gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik zijn uitgevoerd (6)

 

Geschat gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik zijn ingevoerd (7)

 

Geschat gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik naar een andere lidstaat zijn overgebracht (8)

 

Geschat gewicht van de in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik die door natuurlijke personen voor eigen persoonlijk gebruik uit een andere lidstaat zijn overgebracht (9)

 

Gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik (10)

 

 

Gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik bepaald op basis van het overeenkomstig artikel 3, lid 3, berekende gewicht van afval van dergelijke producten

Gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval is ingezameld overeenkomstig de vereisten van artikel 2, lid 4, punten a) en b) (11)

 

Gewicht van het afval van de flessen voor eenmalig gebruik dat gescheiden is ingezameld, niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 2, lid 4, punten a) en b) (12)

 

Gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat als gemengd stedelijk afval is ingezameld (13)

 

Gewicht van zwerfvuil van flessen voor eenmalig gebruik (14)

 

Noten:

Donkergrijze cellen: Rapportage geschiedt op vrijwillige basis

II.   Format voor de rapportage van gegevens berekend op basis van de in artikel 2, lid 4, beschreven methode

Tabel 2

Gewicht van afval van flessen voor eenmalig gebruik dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval wordt ingezameld, berekend overeenkomstig artikel 2, lid 4 (in ton)

LAND:

 

REFERENTIEJAAR:

 

 

 

(a)

Gewicht van gescheiden van ander afval ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik (15)

 

(b)

Gewicht van het afval van flessen voor eenmalig gebruik dat samen met ander afval wordt ingezameld (16)

 

Noten:


(1)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 1. (G IDHGF bruto )

(2)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G F in, geïmporteerd )

(3)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (GF in, uit andere LS)

(4)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G F uit, exp )

(5)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G F uit, naar andere LS overgebracht )

(6)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G F uit, door natuurlijke personen )

(7)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G F in, door natuurlijke personen )

(8)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (GF uit, door natuurlijke personen naar andere LS overgebracht)

(9)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (GF in, door natuurlijke personen uit andere LS overgebracht)

(10)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 2. (G IDHGF )

(11)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt a). (TG GIF )

(12)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt a). (G andere GIF )

(13)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt b). (G GSA )

(14)  Berekend overeenkomstig artikel 3, lid 3, punt c). (G zwerfvuil )

(15)  Berekend overeenkomstig artikel 2, lid 4, punt a). (GGIF, afz.)

(16)  Samen met andere afvalverpakkingsfracties van stedelijk afval of met andere ongevaarlijke, kunststof-, metaal-, papier- of glasfracties van stedelijk afval anders dan verpakkingen dat met het oog op recycling gescheiden van ander afval wordt ingezameld en berekend, overeenkomstig artikel 2, lid 4, punt b). (GGIF, gemengd)


BIJLAGE III

FORMAT VOOR HET KWALITEITSCONTROLEVERSLAG

I.   Algemene informatie

1.1.

lidstaat:

 

1.2.

Organisatie die de gegevens en de beschrijving indient:

 

1.3.

Naam contactpersoon:

 

1.4.

E-mailadres contactpersoon:

 

1.5.

Telefoonnummer contactpersoon:

 

1.6.

Referentiejaar:

 

1.7.

Datum van indiening/versie:

 

1.8.

Link naar de publicatie van gegevens door de lidstaat (indien van toepassing):

 

II.   Beschrijving van de partijen die bij de gegevensverzameling betrokken zijn

Naam van de instelling

Beschrijving van de belangrijkste verantwoordelijkheden

 

 

 

 

Voeg zo nodig rijen toe.

III.   Beschrijving van de gebruikte methoden

3.1.   In de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik (bijlage II, tabel 1)

3.1.1.   Beschrijving van de bij onderzoek en analyse van de samenstelling gebruikte methoden

Wanneer het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik wordt bepaald op basis van het gewicht van het afval van dergelijke producten, een beschrijving van de methode die is gebruikt voor de bemonstering en de analyse van de samenstelling van het afval als bedoeld in artikel 4.

 

Gebruikte methode

In aanmerking genomen variaties

Afval van flessen voor eenmalig gebruik dat wordt ingezameld als gemengd stedelijk afval

 

 

Afval van flessen voor eenmalig gebruik die zijn weggegooid en zwerfvuil zijn geworden

 

 

3.1.2.    Beschrijving van eventuele significante inconsistenties tussen het gewicht van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en het gewicht van geproduceerd verpakkingsafval of andere daarmee verband houdende kwesties

Indien van toepassing, een beschrijving van de geplande of genomen corrigerende maatregelen.

 

Voeg zo nodig rijen toe

3.2.   Informatie over gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik (bijlage II, tabel 2)

3.2.1.   Beschrijving van de methoden en bronnen voor het bepalen van het gewicht van gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

Leg uit welke praktijken in aanmerking worden genomen voor de berekening van het aandeel gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik, en de methoden waarmee wordt bepaald in hoeverre afval van flessen voor eenmalig gebruik dat samen met ander afval wordt ingezameld, van vergelijkbare kwaliteit is als afval voor eenmalig gebruik dat gescheiden van ander afval wordt ingezameld. Zorg ervoor dat de documentatie van de kwaliteitsborgingssystemen en van de verificatie door een derde partij die door de afvalverwerkers zijn opgezet om na te gaan of aan de voorwaarden van artikel 2, lid 4, punt b), i) en ii), is voldaan, hier deel van uitmaakt.

 

Voeg zo nodig rijen toe

IV.   Gegevensverificatie- en controlesysteem

4.1   Verificatie van gegevens over gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

Verificatie- en controleprocedures

Toegepast op gegevens over

Aanvullende opmerkingen, indien van toepassing

In de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik

(ja/nee)

Afval van flessen voor eenmalig gebruik (ja/nee)

Afval van flessen voor eenmalig gebruik dat gescheiden van ander afval wordt ingezameld als bedoeld in artikel 2, lid 4, punt a)

(ja/nee)

Afval van flessen voor eenmalig gebruik dat samen met ander afval wordt ingezameld als bedoeld in artikel 2, lid 4, punt b)

(ja/nee)

Correctie om rekening te houden met andere materialen die onder gescheiden inzameling vallen en die geen deel uitmaken van de flessen voor eenmalig gebruik (1) (ja/nee)

Controles van de volledigheid van de gegevens

 

 

 

 

 

 

Kruiscontroles

 

 

 

 

 

 

Tijdreekscontroles

 

 

 

 

 

 

Auditcontroles

 

 

 

 

 

 

Andere (specificeren)

 

 

 

 

 

 

4.2   Beschrijving van de belangrijkste factoren die van invloed zijn op de nauwkeurigheid van de gerapporteerde gegevens over afval van flessen voor eenmalig gebruik, in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en/of gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

Mogelijke factoren die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van de gegevens

Factoren

Beschrijving van de wijze waarop de nauwkeurigheid van de gegevens wordt beïnvloed en van de methoden die zijn toegepast om de impact van onjuiste gegevens tot een minimum te beperken

In de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik

(ja/nee)

Afval van flessen voor eenmalig gebruik

(ja/nee)

Gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

(ja/nee)

Steekproeffouten  (2) (bv. variatiecoëfficiënten)

 

 

 

 

Dekkingsfouten  (3) (bv. de-minimisregels, regionale dekking)

 

 

 

 

Meetfouten  (4) (bv. meeteenheid, materiaal dat geen deel uitmaakt van een lege fles voor eenmalig gebruik met inbegrip van de doppen of deksels daarvan)

 

 

 

 

Testinstrumenten voor gegevensverzameling  (5) (bv. testen van vragenlijsten)

 

 

 

 

Verwerkingsfouten  (6) (bv. identificatie van fouten, correctie van fouten)

 

 

 

 

Fouten door niet-respons  (7)

 

 

 

 

Fouten als gevolg van modellering (8)

 

 

 

 

Andere (geef aan welke)

 

 

 

 

4.3   Toelichting bij de reikwijdte en geldigheid van onderzoek voor het verzamelen van gegevens over afval van flessen voor eenmalig gebruik, in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en/of gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

 

Voeg zo nodig rijen toe

4.4   Verschillen tussen de voor opeenvolgende referentiejaren gerapporteerde gegevens

Belangrijke methodologische verschillen, in voorkomend geval, tussen de manier waarop gegevens voor het huidige referentiejaar en voor de voorgaande referentiejaren zijn berekend (met name herzieningen met terugwerkende kracht, de aard daarvan, en onderbrekingen in de reeks voor een bepaald jaar moeten worden aangegeven).

 

Voeg zo nodig rijen toe

4.5   Verklaring voor het verschil in tonnage

Wanneer de gerapporteerde gegevens meer dan 10 % afwijken van de gegevens die voor het vorige referentiejaar zijn ingediend:

redenen voor het verschil of de onderliggende oorzaak van de verschillen in het gewicht van afval van flessen voor eenmalig gebruik, in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en/of gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik.

Afval van in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik, in de handel gebrachte flessen voor eenmalig gebruik en/of gescheiden ingezameld afval van flessen voor eenmalig gebruik

Variatie (in %)

Voornaamste reden voor variatie

 

 

 

Voeg zo nodig rijen toe

V.   Vertrouwelijkheid

Motivering van het verzoek om niet-bekendmaking van bepaalde gegevens in dit verslag, samen met een lijst van de specifieke delen die niet bekendgemaakt mogen worden.

 

VI.   Belangrijkste nationale websites, referentiedocumenten en publicaties

Naam en URL van de belangrijkste websites, referentiedocumenten en publicaties met betrekking tot deze gegevensverzameling.

 

Voeg zo nodig rijen toe


(1)  Etiketten, kleefmiddelen, residuen van dranken die de flessen bevatten en elk ander materiaal dat geen deel uitmaakt van de fles voor eenmalig gebruik of van de doppen en deksels daarvan.

(2)  Beschrijf de geschatte variatiecoëfficiënten en de methoden die zijn toegepast voor de raming van de variantie.

(3)  Beschrijf het type en de omvang van de dekkingsfouten.

(4)  Beschrijf de instrumenten om potentiële risico’s te verminderen en fouten te voorkomen.

(5)  Beschrijf de instrumenten en methoden die zijn toegepast om de kwaliteit veilig te stellen en te zorgen voor relevante instrumenten voor gegevensverzameling.

(6)  Beschrijf de verwerkingsstappen tussen het verzamelen van gegevens en het produceren van statistieken en geef een overzicht van de vastgestelde verwerkingsfouten en de omvang daarvan.

(7)  Beschrijf de non-responspercentages per eenheid en artikel voor de belangrijkste variabelen en de verrekeningsmethoden (indien van toepassing).

(8)  Beschrijf het type en de omvang van de fouten als gevolg van modellering.


4.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 349/31


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1753 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2021

betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, artikel 142, lid 2, en artikel 391, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Instellingen moeten, gezien de verschillende geografische contexten waarin zij opereren, kapitaalvereisten vervullen op een manier die voldoende weergeeft welke risico’s, inclusief kredietrisico, die instellingen op zich hebben genomen. Het door instellingen gelopen kredietrisico in verband met blootstellingen aan buiten de Unie gevestigde entiteiten wordt, bij overigens gelijke factoren, bepaald door de kwaliteit van het in het betrokken derde land op deze entiteiten toegepaste reguleringskader en toezicht.

(2)

Instellingen moeten ook hun blootstellingen met betrekking tot individuele cliënten beperken om te voorkomen dat zij worden blootgesteld aan een buitensporig concentratierisico. Bij de berekening van hun blootstellingen met betrekking tot individuele cliënten kan het instellingen worden toegestaan bepaalde types blootstellingen met betrekking tot instellingen uit te sluiten van die berekening. Als cliënten echter buiten de Unie zijn gevestigd, hangt de vraag of zij als instellingen kunnen worden behandeld ook af van de kwaliteit van het relevante regelgevingskader en het relevante toezicht dat op die entiteiten in het derde land wordt uitgeoefend.

(3)

Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad (2) voegde onder meer aan artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 een bepaling toe waarmee de Commissie werd gemachtigd uitvoeringsbepalingen goed te keuren betreffende de vraag of een derde land prudentiële toezicht- en reguleringsvereisten toepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast, om de behandeling van blootstellingen overeenkomstig deel vier van Verordening (EU) nr. 575/2013 vast te stellen. Daarom moet een lijst worden opgesteld van derde landen en gebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig aan de in de Unie toegepaste vereisten worden beschouwd ten behoeve van artikel 391 van die verordening. Ten behoeve van de rechtszekerheid en de consistentie moeten alle bepalingen betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van derde landen en gebieden voor de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 in één enkel besluit worden opgenomen. Bijgevolg moet Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU van de Commissie (3) worden ingetrokken en vervangen.

(4)

Artikel 107, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 staat instellingen slechts toe blootstellingen met betrekking tot uit een derde land afkomstige beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en beurzen als blootstellingen met betrekking tot instellingen te behandelen voor zover het derde land op die entiteit toezicht- en reguleringsvereisten toepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(5)

Artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, en artikel 116, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 stellen specifieke risicogewichten vast voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, centrale banken, regionale overheden, lokale overheden en publiekrechtelijke lichamen die in derde landen gevestigd zijn en toezicht- en reguleringsstelsels toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(6)

Artikel 153 van Verordening (EU) nr. 575/2013 stelt de formule vast voor de berekening van de risicogewogen posten voor blootstellingen met betrekking tot ondernemingen, instellingen, centrale overheden en centrale banken op basis van de interneratingbenadering (IRB) en specificeert de voor die berekening te gebruiken parameters, inclusief de correlatiecoëfficiënt. Artikel 153, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 stelt de correlatiecoëfficiënt vast die voor grote entiteiten uit de financiële sector geldt. Volgens artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van die verordening moet de entiteit uit de financiële sector of een van haar dochterondernemingen om onder de definitie van “grote entiteit uit de financiële sector” te vallen, onderworpen zijn aan het recht van een derde land dat toezicht- en reguleringsvereisten toepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(7)

Artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 staat in de Unie gevestigde instellingen toe een blootstelling aan een particuliere of openbare onderneming van een derde land te beschouwen als een blootstelling aan een instelling voor de toepassing van deel vier van die verordening, op voorwaarde dat de onderneming die, indien zij in de Unie zou zijn gevestigd, als een “instelling” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 3, van die verordening zou worden beschouwd en dat aan die onderneming een vergunning is verleend in een derde land waar toezicht- en reguleringsvereisten worden toegepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(8)

Om de passende risicogewogen posten voor de berekening van de kapitaalvereisten voor het kredietrisico in verband met blootstellingen aan bepaalde categorieën van entiteiten die in derde landen gevestigd zijn, te berekenen, en om de passende behandeling van tegenpartijen ten behoeve van deel vier van Verordening (EU) nr. 575/2013 te bepalen, heeft de Commissie de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen aan de overeenkomstige toezicht- en reguleringsstelsels in de Unie beoordeeld.

(9)

De gelijkwaardigheid is bepaald aan de hand van een resultaatgerichte analyse van de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land waarbij wordt nagegaan of deze dezelfde algemene doelstellingen als de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie kunnen bereiken. Deze doelstellingen behelzen met name de stabiliteit en integriteit van zowel het binnenlandse als het mondiale financiële stelsel in zijn geheel; de effectiviteit en toereikendheid van de bescherming van inleggers en andere consumenten van financiële diensten; de samenwerking tussen verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regulerende en toezichthoudende instanties; de onafhankelijkheid en de effectiviteit van toezicht, en de effectieve tenuitvoerlegging en handhaving van de desbetreffende internationaal overeengekomen standaarden. Om dezelfde algemene doelstellingen als die van de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie te bereiken, moeten de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden voldoen die de essentiële elementen weerspiegelen van de voor de betrokken categorieën van financiële instellingen geldende toezicht- en reguleringsvereisten van de Unie.

(10)

Voor de toepassing van de artikelen 114, 115 en 116 van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet de gelijkwaardigheid worden bepaald met betrekking tot de toezicht- en reguleringsstelsels die voor kredietinstellingen gelden aangezien deze stelsels gewoonlijk de risicogewichten voor de berekening van de kapitaalvereisten voor kredietrisico vaststellen.

(11)

Voor de toepassing van artikel 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet de gelijkwaardigheid worden beperkt tot de toezicht- en reguleringsstelsels die gelden voor ondernemingen uit derde landen met een hoofdbedrijf dat vergelijkbaar is met dat van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, in overeenstemming met de definitie in artikel 4, lid 1, punt 27, van die verordening, en rekening houdend met de definitie in artikel 4, lid 1, punt 3.

(12)

Voor de toepassing van artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet de gelijkwaardigheid worden beperkt tot de toezicht- en reguleringsstelsels die gelden voor ondernemingen uit derde landen met een hoofdbedrijf dat vergelijkbaar is met dat van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, in overeenstemming met de definitie in artikel 4, lid 1, punt 3, van die verordening.

(13)

Rekening houdend met onafhankelijke beoordelingen door de internationale organisaties, zoals die welke zijn uitgevoerd door het Bazelse Comité voor bankentoezicht, het Internationaal Monetair Fonds en de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders, heeft de Commissie de toezicht- en reguleringsstelsels van bepaalde derde landen beoordeeld die voor kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beurzen gelden. Aan de hand van deze analyse heeft de Commissie Uitvoeringsbesluit (EU) 908/2014 goedgekeurd waarin een initiële lijst van derde landen en gebieden wordt vastgesteld die kunnen worden beschouwd als gelijkwaardig wat betreft toezicht- en reguleringsvereisten, ten behoeve van het bepalen van de behandeling van de betrokken categorieën van blootstellingen als bedoeld in de artikelen 107, 114, 115, 116 en 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(14)

De lijst van gelijkwaardige landen die in Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU werden geïdentificeerd, was niet exhaustief noch definitief bedoeld. Op basis van regelmatige monitoring van de ontwikkeling van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen en gebieden om hun gelijkwaardigheid met die van de Unie te bepalen, werd dat uitvoeringsbesluit vervolgens gewijzigd bij Uitvoeringsbesluiten (EU) 2016/230 (4), 2016/2358 (5), 2019/536 (6) en 2019/2166 (7) van de Commissie. Deze besluiten hebben de lijst uitgebreid van derde landen en gebieden die als gelijkwaardig worden beschouwd, rekening houdend met de beschikbare informatiebronnen, met inbegrip van de beoordeling door de internationale organisaties en later door de Europese Bankautoriteit (EBA).

(15)

Sinds de goedkeuring van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2166 is de Commissie voortgegaan met het monitoren van ontwikkelingen in de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen, rekening houdend met beschikbare informatiebronnen, waaronder beoordelingen door de EBA. Na een van deze beoordelingen heeft de EBA aanbevolen de prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels die van toepassing zijn op kredietinstellingen in Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië, als gelijkwaardig aan het rechtskader van de Unie te beschouwen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, artikel 142, lid 2, en artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(16)

De Commissie erkent dat de beoordeling door de EBA van het prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsel dat van toepassing is op kredietinstellingen in Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië alleen betrekking had op kredietinstellingen die waren toegelaten krachtens de respectieve nationale wetgeving. Dit besluit moet derhalve niet van toepassing zijn op andere entiteiten die in Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië zijn gevestigd.

(17)

Rekening houdend met de aanbeveling van de EBA en op basis van haar eigen beoordeling, heeft de Commissie geconcludeerd dat Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië beschikken over prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden die de essentiële elementen weergeven van de voor kredietinstellingen geldende toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie. Daarom is het passend om voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, artikel 142, lid 2, en artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 de prudentiële, toezicht- en reguleringsvereisten die voor in Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië gevestigde kredietinstellingen gelden, als ten minste gelijkwaardig te beschouwen aan die welke in de Unie worden toegepast.

(18)

Bijgevolg moeten Bosnië en Herzegovina en Noord-Macedonië worden opgenomen in de desbetreffende lijst van derde landen en gebieden waarvan de prudentiële, toezicht- en reguleringsvereisten en -stelsels als gelijkwaardig aan de in de Unie geldende regeling worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013.

(19)

Ingevolge de tot nu toe uitgevoerde beoordelingen heeft de Commissie geconcludeerd dat in Argentinië, Australië, Bosnië en Herzegovina, Brazilië, Canada, China, Faeröer, Groenland, Guernsey, Hongkong, India, het eiland Man, Japan, Jersey, Mexico, Monaco, Nieuw-Zeeland, Noord-Macedonië, Saoedi-Arabië, Servië, Singapore, Zuid-Afrika, Zuid-Korea, Zwitserland, Turkije en de VS prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden welke de essentiële elementen weergeven van de voor kredietinstellingen geldende prudentiële, toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie. Daarom is het passend om voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, artikel 142, lid 2, en artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 de prudentiële, toezicht- en reguleringsvereisten die voor in deze landen gevestigde kredietinstellingen gelden, als ten minste gelijkwaardig te beschouwen aan die welke in de Unie worden toegepast.

(20)

Ingevolge de tot nu toe uitgevoerde beoordelingen heeft de Commissie geconcludeerd dat in Australië, Brazilië, Canada, China, Hongkong, Indonesië, Japan (beperkt tot Type I Financial Instruments Business Operators), Mexico, Zuid-Korea, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika en de VS toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden welke de essentiële elementen weergeven van de voor beleggingsondernemingen geldende toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie. Daarom is het passend voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, artikel 142, lid 2, en artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toezicht- en reguleringsstelsels die van toepassing zijn op in die derde landen gevestigde beleggingsondernemingen, te beschouwen als ten minste gelijkwaardig aan die welke in de Unie worden toegepast..

(21)

Ingevolge tot nu toe uitgevoerde beoordelingen heeft de Commissie geconcludeerd dat in Australië, Brazilië, Canada, China, India, Indonesië, Japan, Mexico, Zuid-Korea, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika en de VS toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele standaarden welke de essentiële elementen weergeven van de voor beurzen geldende toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie. Daarom is het passend voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 de voor beurzen geldende toezicht- en reguleringsvereisten van die derde landen als ten minste gelijkwaardig te beschouwen aan die welke in de Unie gelden als beperkt tot blootstellingen aan in die derde landen gevestigde beurzen.

(22)

De lijst van voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 575/2013 als gelijkwaardig te beschouwen derde landen en gebieden is niet uitputtend. De Commissie zal, met hulp van de EBA, regelmatig de ontwikkeling van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen en gebieden blijven monitoren om, wanneer passend en ten minste om de vijf jaar, de in dit besluit vastgestelde lijsten van derde landen en gebieden te actualiseren rekening houdend met name met de ontwikkelingen van toezicht- en reguleringsstelsels, in de Unie en op mondiaal niveau, en in het licht van nieuwe beschikbare bronnen van relevante informatie.

(23)

De regelmatige toetsing van de prudentiële en toezichtvereisten die gelden in de in de bijlagen I tot en met VI van dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden, mag er niet aan in de weg staan dat de Commissie te allen tijde buiten de algemene toetsing om een specifieke toetsing betreffende een individueel derde land of grondgebied uitvoert indien relevante ontwikkelingen een herbeoordeling van de bij dit besluit verleende erkenning door de Commissie noodzakelijk maken. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van de erkenning van gelijkwaardigheid leiden.

(24)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het Bankwezen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor kredietinstellingen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage I bij dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht op kredietinstellingen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 2

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor beleggingsondernemingen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage II bij dit besluit opgenomen derde landen geacht op beleggingsondernemingen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 3

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor beurzen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage III bij dit besluit opgenomen derde landen geacht op beurzen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 4

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, centrale banken, regionale overheden, lokale overheden en publiekrechtelijke lichamen voor de toepassing van de artikelen 114, 115 en 116 van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, en artikel 116, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage IV bij dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie op kredietinstellingen worden toegepast.

Artikel 5

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen voor de toepassing van artikel 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 142, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage V bij dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 6

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor instellingen voor de toepassing van artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 391 van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage VI bij dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 7

Intrekking

Besluit 2014/908/EU wordt ingetrokken. Verwijzingen naar het ingetrokken besluit gelden als verwijzingen naar het onderhavige besluit en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage VII.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2019/876 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de hefboomratio, de nettostabielefinancieringsratio, vereisten inzake eigen vermogen en in aanmerking komende passiva, tegenpartijkredietrisico, marktrisico, blootstellingen aan centrale tegenpartijen, blootstellingen aan instellingen voor collectieve belegging, grote blootstellingen, rapportage- en openbaarmakingsvereisten, en van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 150 van 7.6.2019, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU van de Commissie van 12 december 2014 betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 155).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/230 van de Commissie van 17 februari 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de lijsten van derde landen en grondgebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 41 van 18.2.2016, blz. 23).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2358 van de Commissie van 20 december 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de lijsten van derde landen en grondgebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 21.12.2016, blz. 75).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/536 van de Commissie van vrijdag 29 maart 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de lijsten van derde landen en grondgebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 92 van 1.4.2019, blz. 3).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2166 van de Commissie van 16 december 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de opneming van Servië en Zuid-Korea in de lijsten van derde landen en gebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 18.12.2019, blz. 84).


BIJLAGE I

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 1 (KREDIETINSTELLINGEN)

(1)

Argentinië

(2)

Australië

(3)

Bosnië en Herzegovina

(4)

Brazilië

(5)

Canada

(6)

China

(7)

Faeröer

(8)

Groenland

(9)

Guernsey

(10)

Hongkong

(11)

India

(12)

Man

(13)

Japan

(14)

Jersey

(15)

Mexico

(16)

Monaco

(17)

Nieuw-Zeeland

(18)

Noord-Macedonië

(19)

Saudi-Arabië

(20)

Servië

(21)

Singapore

(22)

Zuid-Afrika

(23)

Zuid-Korea

(24)

Zwitserland

(25)

Turkije

(26)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE II

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 2 (BELEGGINGSONDERNEMINGEN)

(1)

Australië

(2)

Brazilië

(3)

Canada

(4)

China

(5)

Hongkong

(6)

Indonesië

(7)

Japan (beperkt tot Type I Financial Instruments Business Operators)

(8)

Mexico

(9)

Zuid-Korea

(10)

Saudi-Arabië

(11)

Singapore

(12)

Zuid-Afrika

(13)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE III

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE DERDE LANDEN (BEURZEN)

(1)

Australië

(2)

Brazilië

(3)

Canada

(4)

China

(5)

India

(6)

Indonesië

(7)

Japan

(8)

Mexico

(9)

Zuid-Korea

(10)

Saudi-Arabië

(11)

Singapore

(12)

Zuid-Afrika

(13)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE IV

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 4 (KREDIETINSTELLINGEN)

(1)

Argentinië

(2)

Australië

(3)

Bosnië en Herzegovina

(4)

Brazilië

(5)

Canada

(6)

China

(7)

Faeröer

(8)

Groenland

(9)

Guernsey

(10)

Hongkong

(11)

India

(12)

Man

(13)

Japan

(14)

Jersey

(15)

Mexico

(16)

Monaco

(17)

Nieuw-Zeeland

(18)

Noord-Macedonië

(19)

Saudi-Arabië

(20)

Servië

(21)

Singapore

(22)

Zuid-Afrika

(23)

Zuid-Korea

(24)

Zwitserland

(25)

Turkije

(26)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE V

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 5 (KREDIETINSTELLINGEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN)

Kredietinstellingen:

(1)

Argentinië

(2)

Australië

(3)

Bosnië en Herzegovina

(4)

Brazilië

(5)

Canada

(6)

China

(7)

Faeröer

(8)

Groenland

(9)

Guernsey

(10)

Hongkong

(11)

India

(12)

Man

(13)

Japan

(14)

Jersey

(15)

Mexico

(16)

Monaco

(17)

Nieuw-Zeeland

(18)

Noord-Macedonië

(19)

Saudi-Arabië

(20)

Servië

(21)

Singapore

(22)

Zuid-Afrika

(23)

Zuid-Korea

(24)

Zwitserland

(25)

Turkije

(26)

Verenigde Staten van Amerika

Beleggingsondernemingen gelijkwaardig aan een “instelling” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013:

(1)

Australië

(2)

Brazilië

(3)

Canada

(4)

China

(5)

Hongkong

(6)

Indonesië

(7)

Japan (beperkt tot Type I Financial Instruments Business Operators)

(8)

Mexico

(9)

Zuid-Korea

(10)

Saudi-Arabië

(11)

Singapore

(12)

Zuid-Afrika

(13)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE VI

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN BEDOELD IN ARTIKEL 6 (KREDIETINSTELLINGEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN)

Kredietinstellingen:

(1)

Argentinië

(2)

Australië

(3)

Bosnië en Herzegovina

(4)

Brazilië

(5)

Canada

(6)

China

(7)

Faeröer

(8)

Groenland

(9)

Guernsey

(10)

Hongkong

(11)

India

(12)

Man

(13)

Japan

(14)

Jersey

(15)

Mexico

(16)

Monaco

(17)

Nieuw-Zeeland

(18)

Noord-Macedonië

(19)

Saudi-Arabië

(20)

Servië

(21)

Singapore

(22)

Zuid-Afrika

(23)

Zuid-Korea

(24)

Zwitserland

(25)

Turkije

(26)

Verenigde Staten van Amerika

Beleggingsondernemingen gelijkwaardig aan een “instelling” in de zin van artikel 4, lid 1, punt 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013:

(1)

Australië

(2)

Brazilië

(3)

Canada

(4)

China

(5)

Hongkong

(6)

Indonesië

(7)

Japan (beperkt tot Type I Financial Instruments Business Operators)

(8)

Mexico

(9)

Zuid-Korea

(10)

Saudi-Arabië

(11)

Singapore

(12)

Zuid-Afrika

(13)

Verenigde Staten van Amerika


BIJLAGE VII

Concordantietabel

Dit besluit

Besluit 2014/908/EU

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

-

Artikel 7

-

Artikel 8

-