ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 331

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
20 september 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Wijzigingen op de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst van 1975) — Overeenkomstig de kennisgevingen van de VN-depositaris C.N.157.2021.TREATIES-XI.A.16 en C.N.268.2021.TREATIES-XI.A.16 treden de volgende wijzigingen van de TIR-Overeenkomst voor alle overeenkomstsluitende partijen in werking op 1 september 2021

1

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2021/1534 van de Commissie van 16 september 2021 over het waarborgen van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals in de Europese Unie

8

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

20.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/1


Wijzigingen op de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst van 1975)

Overeenkomstig de kennisgevingen van de VN-depositaris C.N.157.2021.TREATIES-XI.A.16 en C.N.268.2021.TREATIES-XI.A.16 treden de volgende wijzigingen van de TIR-Overeenkomst voor alle overeenkomstsluitende partijen in werking op 1 september 2021

Artikel 1, nieuw punt s)

“s)

eTIR-regeling”: de TIR-regeling die ten uitvoer wordt gelegd met behulp van elektronische gegevensuitwisseling als functioneel equivalent van het TIR-carnet. De bepalingen van de TIR-Overeenkomst zijn van toepassing, maar de specifieke kenmerken van de eTIR-regeling zijn in bijlage 11 omschreven.”

1 bis.   Artikel 3, punt b)

“b)

het vervoer plaatsvindt onder dekking van aansprakelijke organisaties die zijn gemachtigd overeenkomstig artikel 6, en onder dekking van een TIR-carnet dat overeenstemt met het model in bijlage 1 bij deze Overeenkomst, dan wel volgens de eTIR-regeling.”

Artikel 43

“In de toelichtingen in bijlage 6, in deel III van bijlage 7 en in deel II van bijlage 11 wordt uitleg gegeven van enkele bepalingen van deze Overeenkomst en van de daarbij behorende bijlagen; zij bevatten tevens enkele aanbevelingen.”

Nieuw artikel 58 quater

“Technische Uitvoeringsinstantie

Er wordt een Technische Uitvoeringsinstantie opgericht. De samenstelling, functies en het reglement van orde van de Technische Uitvoeringsinstantie zijn opgenomen in bijlage 11.”

Artikel 59

“1.   Deze Overeenkomst, met inbegrip van de bijlagen, kan worden gewijzigd op voorstel van een Overeenkomstsluitende Partij overeenkomstig de procedure waarin dit artikel voorziet.

2.   Behoudens het bepaalde in artikel 60 bis wordt iedere op deze Overeenkomst voorgestelde wijziging onderzocht door het Administratief Comité dat is samengesteld uit alle Overeenkomstsluitende Partijen overeenkomstig het in bijlage 8 opgenomen reglement van orde. Iedere wijziging van die aard, die is onderzocht of voorbereid tijdens de bijeenkomst van het Administratief Comité en door dit comité is aangenomen met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden die hun stem uitbrengen, wordt door de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan de Overeenkomstsluitende Partijen voor aanvaarding meegedeeld.

3.   Behoudens het bepaalde in de artikelen 60 en 60 bis treedt iedere voorgestelde wijziging die overeenkomstig het voorgaande lid is meegedeeld, voor alle Overeenkomstsluitende Partijen in werking drie maanden na de periode van twaalf maanden volgende op de datum waarop de mededeling is gedaan, tenzij een Staat die Overeenkomstsluitende Partij is, in die periode bij de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties bezwaar tegen de voorgestelde wijziging heeft gemaakt.

4.   Indien overeenkomstig lid 3 van dit artikel bezwaar is gemaakt tegen de voorgestelde wijziging, wordt de wijziging geacht niet te zijn aanvaard en wordt deze niet van kracht.”

Nieuw artikel 60 bis

“Bijzondere procedure voor de inwerkingtreding van bijlage 11 en wijzigingen daarop

1.   Bijlage 11 treedt, na te zijn onderzocht overeenkomstig artikel 59, leden 1 en 2, voor alle Overeenkomstsluitende Partijen in werking drie maanden na een periode van twaalf maanden volgende op de datum waarop de mededeling door de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan de Overeenkomstsluitende Partijen is gedaan, behalve voor de Overeenkomstsluitende Partijen die de Secretaris-generaal er binnen de bovengenoemde periode van drie maanden schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat zij bijlage 11 niet aanvaarden. Voor Overeenkomstsluitende Partijen die hun kennisgeving van niet-aanvaarding intrekken, treedt bijlage 11 in werking zes maanden na de datum waarop de intrekking van die kennisgeving door de depositaris is ontvangen.

2.   Ieder voorstel tot wijziging van bijlage 11 wordt door het Administratief Comité onderzocht . Iedere wijziging van die aard wordt aangenomen met een meerderheid van door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

3.   Wijzigingen van bijlage 11 die overeenkomstig lid 2 van dit artikel zijn onderzocht en aangenomen, worden door de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan alle Overeenkomstsluitende Partijen ter kennisneming dan wel, in het geval van de door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen, ter aanvaarding meegedeeld.

4.   De datum van inwerkingtreding van dergelijke wijzigingen wordt bepaald bij het aannemen van de wijziging door een meerderheid van de door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.

5.   Wijzigingen treden in werking overeenkomstig lid 4 van dit artikel, tenzij een vijfde van de Staten die een door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partij zijn dan wel vijf dergelijke Staten, naargelang welk aantal het laagst is, de Secretaris-generaal op een eerdere datum die bij het aannemen van de wijziging werd vastgesteld, ervan in kennis hebben gesteld dat zij bezwaar maken tegen de wijziging.

6.   Zodra een wijziging die overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel beschreven procedure is aangenomen, in werking is getreden, komt zij voor alle door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen in de plaats van en heeft zij voorrang op alle vroegere bepalingen waarop ze betrekking heeft.”

Artikel 61

De Secretaris-generaal van de Verenigde Naties geeft alle Overeenkomstsluitende Partijen en alle Staten bedoeld in artikel 52, lid 1, van deze Overeenkomst kennis van ieder verzoek, mededeling of bezwaar overeenkomstig de artikelen 59, 60 en 60 bis alsook van het tijdstip waarop een wijziging in werking treedt.”

Bijlage 9, deel I, punt 3, nieuw punt xi)

“xi)

voor Overeenkomstsluitende Partijen die door bijlage 11 zijn gebonden, op verzoek van de bevoegde autoriteiten, te bevestigen, in het geval van een noodprocedure als bedoeld in artikel 10, lid 2, van bijlage 11, dat de garantie geldig is en dat een TIR-vervoer in het kader van de eTIR-regeling plaatsvindt, alsook andere voor het TIR-vervoer relevante informatie te verstrekken.”


Bijlage 11

„DEEL I

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   De bepalingen in deze bijlage regelen de tenuitvoerlegging van de eTIR-regeling zoals omschreven in artikel 1, punt s), van de Overeenkomst en zijn van toepassing in de betrekkingen tussen Overeenkomstsluitende Partijen die door deze bijlage zijn gebonden als bepaald in artikel 60 bis, lid 1.

2.   De eTIR-regeling mag niet worden gebruikt voor vervoer dat ten dele plaatsvindt op het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij die niet door bijlage 11 is gebonden en die lid is van een douane- of economische unie met één enkel douanegebied.

Artikel 2

Begripsomschrijvingen

In deze bijlage wordt verstaan onder:

a)

“internationaal eTIR-systeem”: het informatie- en communicatietechnologiesysteem dat is opgezet ten behoeve van de uitwisseling van elektronische informatie tussen de partijen die bij de eTIR-regeling betrokken zijn;

b)

“eTIR-specificaties”: de conceptuele, functionele en technische specificaties van de eTIR-regeling, vastgesteld en gewijzigd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 5 van deze bijlage;

c)

“voorafgaande TIR-gegevens”: de gegevens betreffende het voornemen van de houder om goederen onder de eTIR-regeling te plaatsen, ingediend bij de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek, in overeenstemming met de eTIR-specificaties;

d)

“voorafgaande wijzigingsgegevens”: de gegevens betreffende het voornemen van de houder om de aangiftegegevens te wijzigen, ingediend bij de bevoegde autoriteiten van het land waar een wijziging van de aangiftegegevens wordt gevraagd, in overeenstemming met de eTIR-specificaties;

e)

“aangiftegegevens”: de voorafgaande TIR-gegevens en de voorafgaande wijzigingsgegevens die door de bevoegde autoriteiten zijn aanvaard;

f)

“aangifte”: de handeling waarbij de houder of zijn vertegenwoordiger, in overeenstemming met de eTIR-specificaties, het voornemen kenbaar maakt om goederen onder de eTIR-regeling te plaatsen. Vanaf het tijdstip waarop de aangifte door de bevoegde autoriteiten, op basis van de voorafgaande TIR-gegevens of de voorafgaande wijzigingsgegevens, is aanvaard en de aangiftegegevens naar het internationale eTIR-systeem zijn doorgezonden, vormt de aangifte het wettelijk equivalent van een aanvaard TIR-carnet;

g)

“begeleidingsdocument”: het afgedrukte document dat na de aanvaarding van de aangifte elektronisch door het douanesysteem wordt gegenereerd, in overeenstemming met de richtsnoeren in de technische eTIR-specificaties. Het begeleidingsdocument kan worden gebruikt voor de registratie van voorvallen onderweg, vervangt het proces-verbaal van bevinding overeenkomstig artikel 25 van deze Overeenkomst en dient ook voor de noodprocedure.

h)

“authenticatie”: een elektronisch proces dat de bevestiging van de elektronische identificatie van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, of van de oorsprong en integriteit van gegevens in elektronische vorm, mogelijk maakt.

Artikel 3

Tenuitvoerlegging van de eTIR-regeling

1.   De door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen verbinden hun douanesystemen met het internationale eTIR-systeem in overeenstemming met de eTIR-specificaties.

2.   Iedere Overeenkomstsluitende Partij bepaalt zelf tegen welke datum zij haar douanesystemen met het internationale eTIR-systeem verbindt. De datum waarop de verbinding tot stand wordt gebracht, wordt ten minste zes maanden vóór de daadwerkelijke verbindingsdatum aan alle andere door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen meegedeeld.

Artikel 4

Samenstelling, functies en reglement van orde van de Technische Uitvoeringsinstantie

1.   De Overeenkomstsluitende Partijen die door bijlage 11 zijn gebonden, zijn lid van de Technische Uitvoeringsinstantie. Deze instantie wordt bijeengeroepen op geregelde tijdstippen of op verzoek van het Administratief Comité, naargelang dat nodig is om de eTIR-specificaties bij te houden. Het Administratief Comité wordt regelmatig geïnformeerd over de activiteiten en onderzoeken van de Technische Uitvoeringsinstantie.

2.   De Overeenkomstsluitende Partijen die bijlage 11 niet hebben aanvaard zoals bepaald in artikel 60 bis, lid 1, en vertegenwoordigers van internationale organisaties mogen als waarnemer bijeenkomsten van de Technische Uitvoeringsinstantie bijwonen.

3.   De Technische Uitvoeringsinstantie ziet toe op de technische en functionele aspecten van de tenuitvoerlegging van de eTIR-regeling en coördineert en bevordert de uitwisseling van informatie over aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen.

4.   De Technische Uitvoeringsinstantie stelt op haar eerste zitting haar reglement van orde vast en legt dit aan het Administratief Comité voor met het oog op de goedkeuring ervan door de Overeenkomstsluitende Partijen die door bijlage 11 zijn gebonden.

Artikel 5

Procedures voor de vaststelling en de wijziging van de eTIR-specificaties

De Technische Uitvoeringsinstantie:

a)

stelt de technische specificaties van de eTIR-regeling alsook wijzigingen daarvan vast om te garanderen dat deze in overeenstemming zijn met de functionele specificaties van de eTIR-regeling. Bij de vaststelling legt zij ook een passende overgangsperiode voor de uitvoering ervan vast;

b)

bereidt de functionele specificaties van de eTIR-regeling alsook wijzigingen daarvan voor om te garanderen dat deze in overeenstemming zijn met de conceptuele specificaties van de eTIR-regeling. Zij worden overgemaakt aan het Administratief Comité met het oog op de vaststelling ervan door een meerderheid van door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, en worden ten uitvoer gelegd en zo nodig uitgewerkt tot technische specificaties op een bij de vaststelling te bepalen tijdstip;

c)

onderzoekt wijzigingen van de conceptuele specificaties van de eTIR-regeling indien het Administratief Comité haar daarom heeft verzocht. De conceptuele specificaties van de eTIR-regeling en wijzigingen daarvan worden vastgesteld door een meerderheid van door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen, en worden ten uitvoer gelegd en zo nodig uitgewerkt tot functionele specificaties op een bij de vaststelling te bepalen tijdstip.

Artikel 6

Indiening van voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens

1.   Voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens worden ingediend door de houder of zijn vertegenwoordiger bij de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek en van het land waar een wijziging van de aangiftegegevens wordt gevraagd. Zodra de aangifte of de wijziging is aanvaard in overeenstemming met het nationale recht, zenden de bevoegde autoriteiten de aangiftegegevens of de wijziging daarvan door naar het internationale eTIR-systeem.

2.   Voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens als bedoeld in lid 1 mogen rechtstreeks bij de bevoegde autoriteiten worden ingediend dan wel via het internationale eTIR-systeem.

3.   De door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen aanvaarden dat voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens worden ingediend via het internationale eTIR-systeem.

4.   De bevoegde autoriteiten publiceren een lijst van alle elektronische middelen waarmee voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens mogen worden ingediend.

Artikel 7

Authenticatie

1.   Bij de aanvaarding van de aangifte in het land van vertrek of van een wijziging van de aangiftegegevens in een land dat op de route ligt, authenticeren de bevoegde autoriteiten de voorafgaande TIR-gegevens of de voorafgaande wijzigingsgegevens en de houder in overeenstemming met het nationale recht.

2.   De door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen aanvaarden de door het internationale eTIR-systeem verrichte authenticatie van de houder.

3.   De bevoegde autoriteiten publiceren een lijst van andere authenticatiemechanismen dan het in lid 2 van dit artikel genoemde mechanisme die voor authenticatie mogen worden gebruikt.

4.   De door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen aanvaarden de aangiftegegevens die worden ontvangen van de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek en van het land waar een wijziging van de aangiftegegevens is gevraagd via het internationale eTIR-systeem, als het wettelijk equivalent van een aanvaard TIR-carnet.

Artikel 8

Wederzijdse erkenning van de authenticatie van de houder

De authenticatie van de houder door de bevoegde autoriteiten van de door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen die de aangifte of wijzigingen van de aangiftegegevens aanvaarden, wordt erkend door de bevoegde autoriteiten van alle daaropvolgende door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen gedurende het volledige TIR-vervoer.

Artikel 9

Aanvullende gegevensvereisten

1.   Behalve de in de functionele en technische specificaties vermelde gegevens mogen de bevoegde autoriteiten aanvullende gegevens verlangen die in de nationale wetgeving zijn voorgeschreven.

2.   De bevoegde autoriteiten dienen de gegevensvereisten zoveel mogelijk te beperken tot de vereisten die in de functionele en technische specificaties zijn vermeld, en ernaar te streven de indiening van aanvullende gegevens te vergemakkelijken om het TIR-vervoer in overeenstemming met deze bijlage niet te belemmeren.

Artikel 10

Noodprocedure

1.   Wanneer de eTIR-regeling om technische redenen niet van start kan gaan bij het douanekantoor van vertrek, mag de houder van het TIR-carnet terugvallen op de TIR-regeling.

2.   Wanneer een eTIR-regeling van start is gegaan maar niet kan worden voortgezet om technische redenen, aanvaarden de bevoegde autoriteiten het begeleidingsdocument en verwerken zij dit in overeenstemming met de in de eTIR-specificaties beschreven procedure, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van aanvullende informatie uit alternatieve elektronische systemen zoals beschreven in de functionele en technische specificaties.

3.   De bevoegde autoriteiten van de Overeenkomstsluitende Partijen hebben ook het recht om van nationale aansprakelijke organisaties te verlangen dat zij bevestigen dat de garantie geldig is en dat een TIR-vervoer in het kader van de eTIR-regeling plaatsvindt, alsook dat zij andere voor het TIR-vervoer relevante informatie verstrekken.

4.   De in lid 3 beschreven procedure wordt vastgesteld in de overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten en de nationale aansprakelijke organisatie, zoals bepaald in bijlage 9, deel I, punt 1), d).

Artikel 11

Hosting van het internationale eTIR-systeem

1.   Het internationale eTIR-systeem wordt gehost en beheerd onder auspiciën van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (ECE).

2.   De ECE helpt landen om hun douanesystemen met het internationale eTIR-systeem te verbinden, onder meer door middel van conformiteitstests om na te gaan of deze systemen naar behoren functioneren voordat de operationele verbinding tot stand wordt gebracht.

3.   Aan de ECE worden de nodige middelen ter beschikking gesteld om te voldoen aan de in de leden 1 en 2 van dit artikel vastgestelde verplichtingen. Tenzij het internationale eTIR-systeem wordt gefinancierd met middelen uit de gewone begroting van de Verenigde Naties, zijn de vereiste middelen onderworpen aan de financiële regels en voorschriften voor extrabudgettaire fondsen en projecten van de Verenigde Naties. Het financieringsmechanisme voor de werking van het internationale eTIR-systeem wordt vastgesteld en goedgekeurd door het Administratief Comité.

Artikel 12

Beheer van het internationale eTIR-systeem

1.   De ECE treft de nodige regelingen om de gegevens in het internationale eTIR-systeem gedurende minimaal tien jaar te bewaren en te archiveren.

2.   Alle gegevens die in het internationale eTIR-systeem zijn opgeslagen, mogen door de ECE voor rekening van de bevoegde autoriteiten van de Overeenkomst worden gebruikt om geaggregeerde statistieken te verzamelen.

3.   De bevoegde autoriteiten van Overeenkomstsluitende Partijen op het grondgebied waarvan een TIR-vervoer in het kader van de eTIR-regeling plaatsvindt dat voorwerp wordt van een administratieve of gerechtelijke procedure in verband met de betalingsverplichting van de rechtstreeks aansprakelijke persoon of personen of van de nationale aansprakelijke organisatie, kunnen een verzoek richten tot de ECE en informatie die in het internationale eTIR-systeem is opgeslagen en betrekking heeft op de betwiste vordering, voor controledoeleinden ontvangen. Deze informatie kan in nationale administratieve of gerechtelijke procedures als bewijs worden aangevoerd.

4.   In andere dan de in dit artikel genoemde gevallen is de verspreiding of openbaarmaking van in het internationale eTIR-systeem opgeslagen informatie aan niet-gemachtigde personen of entiteiten verboden.

Artikel 13

Bekendmaking van de douanekantoren die eTIR kunnen afhandelen

De bevoegde autoriteiten dragen er zorg voor dat de lijst van douanekantoren van vertrek, van doorgang en van bestemming die voor de afhandeling van TIR-operaties in het kader van de eTIR-regeling zijn aangewezen, te allen tijde nauwkeurig is en wordt bijgewerkt in de elektronische databank voor aangewezen douanekantoren, die is opgezet en wordt onderhouden door het TIR-Uitvoerend Orgaan.

Artikel 14

Wettelijke vereisten voor de indiening van gegevens in het kader van bijlage 10 bij de TIR-Overeenkomst

Door de tenuitvoerlegging van de eTIR-regeling wordt geacht aan de wettelijke vereisten voor de indiening van gegevens zoals uiteengezet in punten 1, 3 en 4 van bijlage 10 bij deze Overeenkomst te zijn voldaan.”


Bijlage II

“DEEL II

Toelichting bij artikel 2, punt h)

11.2 (h)-1

Totdat een geharmoniseerde aanpak in de eTIR-specificaties is vastgesteld en beschreven, mogen de Overeenkomstsluitende Partijen die door bijlage 11 zijn gebonden, de houder authenticeren met ieder proces waarin hun nationale recht voorziet, met inbegrip van - maar niet beperkt tot - gebruikersnaam/wachtwoord of elektronische handtekeningen.

11.2. h)-2

De integriteit van de gegevens die worden uitgewisseld tussen het internationale eTIR-systeem en de bevoegde autoriteiten, en de authenticatie van de informatie- en communicatietechnologiesystemen zullen worden gegarandeerd door middel van beveiligde verbindingen, zoals omschreven in de technische eTIR-specificaties.

Toelichting bij artikel 3, lid 2

11.3.2

Het verdient aanbeveling dat de door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen hun nationale douanesystemen hebben geactualiseerd en de nodige maatregelen hebben getroffen voor de verbinding ervan met het internationale eTIR-systeem tegen het tijdstip dat bijlage 11 voor hen in werking treedt. Douane- of economische unies kunnen een later tijdstip vastleggen, zodat zij de tijd hebben om de nationale douanesystemen van al hun lidstaten met het internationale eTIR-systeem te verbinden.

Toelichting bij artikel 6, lid 3

11.6.3

Het verdient aanbeveling dat de door bijlage 11 gebonden Overeenkomstsluitende Partijen toestaan, voor zover mogelijk, dat voorafgaande TIR-gegevens en voorafgaande wijzigingsgegevens met behulp van de in de functionele en technische specificaties vermelde methoden worden ingediend.

Toelichting bij artikel 7, lid 2

11.7.2

Het internationale eTIR-systeem waarborgt, met behulp van in de eTIR-specificaties beschreven middelen, de integriteit van de voorafgaande TIR-gegevens of de voorafgaande wijzigingsgegevens en garandeert dat die gegevens door de houder zijn verzonden.

Toelichting bij artikel 7, lid 4

11.7.4

Het internationale eTIR-systeem waarborgt, met behulp van in de eTIR-specificaties beschreven middelen, de integriteit van de aangiftegegevens en garandeert dat die gegevens door de bevoegde autoriteiten van de bij het vervoer betrokken landen zijn verzonden.

Toelichting bij artikel 8

11.8

Het internationale eTIR-systeem waarborgt, met behulp van in de eTIR-specificaties beschreven middelen, de integriteit van de aangiftegegevens die zijn ontvangen van en doorgezonden aan bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de vermelding van de houder, die door de bevoegde autoriteiten die de aangifte aanvaarden, is geauthenticeerd.

Toelichting bij artikel 11, lid 3

11.11.3

Indien nodig kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen besluiten om de operationele kosten van het internationale eTIR-systeem te financieren door middel van een bedrag per TIR-vervoer. In dergelijke gevallen bepalen de Overeenkomstsluitende Partijen wanneer het aangewezen is om alternatieve financieringsmechanismen in te voeren en welke de voorwaarden daarvan zijn. Het vereiste budget wordt opgesteld door de ECE, geëvalueerd door de Technische Uitvoeringsinstantie en goedgekeurd door het Administratief Comité.”

AANBEVELINGEN

20.9.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/8


AANBEVELING (EU) 2021/1534 VAN DE COMMISSIE

van 16 september 2021

over het waarborgen van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals in de Europese Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zoals vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, berust de EU op de waarden eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten. Dit omvat de eerbiediging van de vrijheid en pluriformiteit van de media en het recht op vrijheid van meningsuiting, en vergt voortdurende inspanningen ter bescherming van vrije, pluriforme en onafhankelijke media, die een essentieel onderdeel van democratische systemen en de rechtsstaat vormen.

(2)

De verplichting van de EU en haar lidstaten om de vrijheid en pluriformiteit van de media te eerbiedigen, is ook verankerd in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”). Het recht op vrijheid van meningsuiting, dat in hetzelfde artikel is vastgelegd, omvat de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie en ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen (1). Samen houden deze beginselen en rechten in dat burgers toegang zouden moeten hebben tot een veelheid aan informatiebronnen en meningen, zodat zij zich een mening kunnen vormen, regeringen kritisch kunnen controleren en de nodige informatie kunnen verkrijgen om hun stemrecht vrij uit te oefenen. De lidstaten hebben de verantwoordelijkheid om een gunstig klimaat voor de media en voor journalisten te waarborgen door middel van wettelijke, administratieve en praktische maatregelen (2).

(3)

De EU wordt algemeen beschouwd als een van de veiligste ruimten voor journalisten en andere mediaprofessionals (3). De toename van het aantal fysieke, juridische en online bedreigingen van en aanvallen op journalisten en andere mediaprofessionals in de afgelopen jaren, die onder meer in de verslagen van de Commissie over de rechtsstaat (4) van 2020 en 2021 zijn gedocumenteerd, vormt echter een zorgwekkende trend (5). Het aantal meldingen in verband met aanvallen en agressie tegen en intimidatie van journalisten en andere mediaprofessionals in de lidstaten van de EU is blijven stijgen (6). De terreuraanslag op het weekblad Charlie Hebdo, waarbij in 2015 in Frankrijk twaalf mensen om het leven kwamen, en de moorden op de onderzoeksjournalisten Daphne Caruana Galizia in 2017 in Malta en Ján Kuciak en zijn verloofde Martina Kušnírová in 2018 in Slowakije zijn een krachtig signaal geweest om de bescherming van journalisten te verbeteren (7). Ook uit recente zaken die momenteel worden onderzocht, zoals de moord op de Griekse journalist Giorgios Karaivaz en op de Nederlandse journalist Peter R. de Vries in 2021, blijkt dat er in de hele EU werk moet worden gemaakt van de veiligheid van journalisten.

(4)

In haar actieplan voor Europese democratie (8) heeft de Commissie een ambitieus stappenplan gepresenteerd om burgers meer zeggenschap te geven en veerkrachtigere democratieën op te bouwen in de hele EU. Hierbij ligt de nadruk op de belangrijke rol die onafhankelijke en pluriforme media spelen bij het in staat stellen van burgers om weloverwogen beslissingen te nemen en bij de bestrijding van desinformatie. Daartoe voorzag het actieplan voor Europese democratie in een reeks concrete resultaten ter ondersteuning en bescherming van de vrijheid en de pluriformiteit van de media, waaronder met name deze aanbeveling en het toekomstige initiatief van de Commissie voor de aanpak van strategische rechtszaken ter ontmoediging van publieksparticipatie (strategic lawsuits against public participation, SLAPP’s).

(5)

Deze aanbeveling vormt een aanvulling op de richtlijn audiovisuele mediadiensten (9) en het voorstel van de Commissie voor een wet inzake digitale diensten (10), die tot doel hebben de kijkers van audiovisuele media-inhoud en alle gebruikers van digitale diensten in de hele EU te beschermen. Zij vormt ook een aanvulling op het actieplan voor de media en de audiovisuele sector (11), dat een stappenplan biedt voor het herstel en de transformatie van de audiovisuele en mediasector, en op de mededeling over het digitale kompas (12), waarin wordt benadrukt dat de Europese benadering van een digitale samenleving gebaseerd moet zijn op de volledige eerbiediging van de grondrechten van de EU, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting. De aanbeveling bouwt voort op de bevindingen van de jaarlijkse verslagen over de rechtsstaat, waarin de situatie op het gebied van de rechtsstaat in de EU en haar lidstaten wordt geanalyseerd, met name wat de pluriformiteit en vrijheid van de media betreft. Ze bevat aanbevelingen voor de lidstaten om onder meer de bedreigingen aan te pakken die aan de orde worden gesteld in de verslagen over de rechtsstaat van de Commissie van 2020 en 2021.

(6)

Deze aanbeveling is volledig in overeenstemming met de EU-strategie 2020-2025 voor de rechten van slachtoffers (13) en de EU-strategie 2020-2025 inzake gendergelijkheid (14), de acties van de Commissie op het gebied van gelijkheid in ruimere zin, met name in het kader van de LGBTIQ-gelijkheidsstrategie 2020-2025 (15), het EU-actieplan tegen racisme 2020-2025 (16), het actieplan voor integratie en inclusie (17), het strategisch EU-kader voor gelijkheid, integratie en participatie van de Roma 2020-2030 (18) en de strategie inzake de rechten van personen met een handicap (19). De aanbeveling is ook volledig afgestemd op beleidsdocumenten van het externe optreden, zoals het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024 (20), de EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline (21), alsook het EU-genderactieplan III (22), waarmee wordt bijgedragen aan de interne/externe samenhang. De kracht van het externe optreden van de EU op het gebied van de grondrechten is gebaseerd op de wijze waarop de EU haar democratische fundamenten binnen de Unie bevordert en versterkt.

(7)

De Commissie verleent financiële steun aan journalisten en andere mediaprofessionals via projecten op het gebied van de vrijheid en pluriformiteit van de media in de EU en in derde landen. Sinds 2014 cofinanciert de Commissie bijvoorbeeld de Media Pluralism Monitor, die risico’s voor de vrijheid en pluriformiteit van de media in Europa analyseert en verslag uitbrengt over mechanismen om de vrijheid van meningsuiting, de veiligheid van journalisten en de arbeidsomstandigheden van journalisten te waarborgen. De Commissie is vastbesloten dergelijke projecten te blijven steunen, met name in het kader van het programma Creatief Europa.

(8)

Het Europees Parlement heeft actief gepleit voor een krachtiger optreden van de Unie ter bescherming van journalisten. In zijn verslag van 25 november 2020 (23) heeft het Parlement zijn aanhoudende, diepe bezorgdheid uitgesproken over de toestand van de mediavrijheid in de EU, in de context van het misbruik en de aanvallen die nog steeds tegen journalisten en andere mediaprofessionals worden gepleegd. In zijn resolutie van 29 april 2021 (24) merkte het Parlement op dat de bescherming van onderzoeksjournalisten en klokkenluiders (25) van vitaal belang is voor de samenleving en in zijn resolutie van 24 juni 2021 wees het op zijn bezorgdheid over fysieke, psychologische en economische bedreigingen van journalisten en andere mediawerkers in de EU (26).

(9)

De aanbeveling van de Raad van Europa uit 2016 over de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren (27), die is gebaseerd op de vereisten van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, bevat uitgebreide normen op dit gebied. De aanbeveling bevat brede richtsnoeren inzake preventie, bescherming en vervolging en de bevordering van voorlichting, educatie en bewustmaking. In de uitvoeringsstrategie die door de Stuurgroep voor media en informatiemaatschappij van de Raad van Europa is vastgesteld op 28 maart 2018, wordt echter onderstreept dat er dringend verdere vooruitgang moet worden geboekt bij de toepassing van de aanbeveling (28). Het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten (29) blijft steeds meer meldingen van aanvallen op of agressie tegen journalisten en andere mediaprofessionals registreren. De normen die zijn opgenomen in het verdrag van de Raad van Europa betreffende de toegang tot officiële documenten (30) zijn eveneens van cruciaal belang om te waarborgen dat journalisten volledige toegang hebben tot openbare informatie, zodat zij hun werk kunnen doen. Deze aanbeveling heeft tot doel de toepassing van de normen van de Raad van Europa te ondersteunen, en met name de aanbeveling van 2016 over de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren.

(10)

Ter voorbereiding van deze aanbeveling organiseerde de Commissie in maart 2021 een gestructureerde dialoog in het kader van het Europees Forum voor nieuwsmedia (31), waaraan werd deelgenomen door journalisten, verenigingen van journalisten, mediaraden, nieuwsmediabedrijven, wetshandhavingsinstanties, leden van het Europees Parlement, vertegenwoordigers van de lidstaten en hun regelgevende instanties, en internationale organisaties.

(11)

Met deze aanbeveling wil de Commissie de vrijheid en pluriformiteit van de media in de EU versterken door collectieve en gecoördineerde inspanningen van de lidstaten ter verbetering van de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals te bevorderen. Deze gecoördineerde aanpak, waarbij alle belangrijke belanghebbenden in de lidstaten en op EU-niveau alsmede relevante internationale organisaties worden betrokken, is nodig om te waarborgen dat journalisten en andere mediaprofessionals hun beroep in Europa veilig en doeltreffend kunnen uitoefenen.

(12)

Om een gunstig klimaat voor journalisten en andere mediaprofessionals te waarborgen, behandelt de aanbeveling een reeks kwesties die betrekking hebben op verschillende belangrijke aspecten. Het gaat onder meer om horizontale aanbevelingen voor de doeltreffende vervolging van strafbare feiten, samenwerking met rechtshandhavingsinstanties, mechanismen voor snelle respons, opleiding, toegang tot informatie en locaties, en economische en sociale bescherming. Bovendien worden specifieke aanbevelingen gedaan met betrekking tot protesten en demonstraties, online veiligheid en digitale weerbaarheid, en de situatie van vrouwelijke journalisten en personen die tot minderheidsgroepen behoren of verslag uitbrengen over gelijkheid.

(13)

Intimidatie, fysiek en psychologisch geweld, illegale arrestaties en willekeurige detentie, illegale surveillance, gendergerelateerd geweld, intimidatie of discriminerende aanvallen, zowel online als offline, zijn slechts enkele voorbeelden van bedreigingen voor journalisten en andere mediaprofessionals. De overheid heeft de plicht de vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten te beschermen door te zorgen voor een passend juridisch kader, criminele bedreigingen van journalisten serieus te nemen, de daders van alle aanvallen streng te vervolgen en te zorgen voor passende follow-up en onderzoek, zoals het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties. Het is van essentieel belang dat de grondigheid, onpartijdigheid, onafhankelijkheid, transparantie en tijdigheid van het onderzoek naar en de vervolging van misdrijven tegen journalisten worden gewaarborgd. Om de doeltreffendheid van het onderzoek te verbeteren, zouden de autoriteiten van de lidstaten kunnen overwegen binnen de politiediensten speciale eenheden op te richten om misdrijven tegen journalisten te onderzoeken, in samenwerking met vertegenwoordigers van journalisten (32). Ook de aanstelling en opleiding van coördinatoren bij parketten en rechtbanken zou kunnen bijdragen tot het welslagen van gerechtelijke procedures. Voor journalisten en andere mediaprofessionals van wie de veiligheid in gevaar is, is het ook van essentieel belang dat persoonlijke beschermingsmaatregelen worden geboden. Aangezien misdrijven tegen journalisten ook grensoverschrijdend kunnen zijn, zouden de lidstaten ten volle gebruik moeten maken van bestaande Europese kaders voor juridische samenwerking en, indien nodig, gespecialiseerde Europese agentschappen zoals Europol en Eurojust om steun moeten verzoeken. Het voorstel van de Commissie ter versterking van het mandaat van Europol (33) bevat regels op grond waarvan Europol, in specifieke gevallen waarin het van mening is dat een strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld, de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kan verzoeken een onderzoek in te stellen, uit te voeren of te coördineren naar een misdrijf dat een schending inhoudt van een gemeenschappelijk belang dat tot het beleid van de EU behoort, ook al heeft het misdrijf in kwestie geen grensoverschrijdende dimensie.

(14)

Een vlotte, doeltreffende en passende samenwerking tussen journalisten, andere mediaprofessionals en wetshandhavingsinstanties zou kunnen zorgen voor een betere preventie van bedreigingen en aanvallen. De lidstaten zouden kaders voor samenwerking tussen individuele journalisten, journalistenverenigingen en wetshandhavingsinstanties moeten instellen en de dialoog tussen hen actief aanmoedigen, met betrokkenheid van zelfreguleringsorganen in de media (media- en persraden) (34). Deze samenwerking kan onder meer bestaan uit de oprichting van gezamenlijke coördinatiecentra bestaande uit wetshandhavingsinstanties en vertegenwoordigers van journalisten (35). De gezamenlijke coördinatiecentra zouden nauw moeten samenwerken met gespecialiseerde diensten voor slachtofferhulp, die van cruciaal belang zijn voor het waarborgen van de veiligheid en het psychologisch welzijn van journalisten die het slachtoffer worden van een misdrijf.

(15)

Het opzetten van ondersteuningspunten, contactpunten en mechanismen voor snelle respons en vroegtijdige waarschuwing, onafhankelijk van wetshandhavingsinstanties, is een essentieel onderdeel van het systeem ter ondersteuning van journalisten en andere mediaprofessionals die het doelwit zijn van fysieke en online aanvallen. Deze contactpunten zouden kosteloos moeten zijn, gemakkelijk toegankelijk moeten zijn voor journalisten (en, indien nodig, hun gezinnen) en op transparante wijze moeten functioneren. Zoals bepaald in Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad (36) heeft elk slachtoffer recht op steun en bescherming overeenkomstig zijn of haar individuele behoeften. De lidstaten zouden maatregelen moeten nemen om gespecialiseerde ondersteunende diensten in het leven te roepen en in stand te houden, met name contactpunten die advies, juridisch advies en psychologische ondersteuning verlenen, alsmede schuilplaatsen of andere passende huisvesting voor journalisten en andere mediaprofessionals die het slachtoffer zijn geworden van misdrijven. Deze contactpunten zouden ook moeten fungeren als “digitale schuilplaatsen” en ondersteuning bieden op het gebied van digitale beveiliging, met inbegrip van, waar mogelijk, het verstrekken van expertise op het gebied van cyberbeveiliging. De contactpunten zouden ook ondersteuning moeten bieden aan journalisten en nieuwsredacties bij het aanpakken van online bedreigingen en intimidatie van journalisten, met inbegrip van bedreigingen en intimidatie van journalisten op grond van hun geslacht, seksuele gerichtheid, etnische of maatschappelijke achtergrond of een andere in artikel 21 van het Handvest genoemde grond. De mechanismen voor snelle respons en vroegtijdige waarschuwing kunnen pas doeltreffend werken als de entiteiten die deze taken uitvoeren stabiel en adequaat worden gefinancierd (37).

(16)

Er is een robuust systeem van waarborgen op nationaal niveau nodig om journalisten in staat te stellen hun cruciale rol “in het veld” te vervullen, met name wat betreft de toegang tot locaties, informatiebronnen en verslaggeving vanuit evenementen van openbaar belang (38). De autoriteiten van de lidstaten zouden het risico van willekeurige weigering van accreditatie of registratie of omslachtige registratie- en accreditatiesystemen of -procedures die het journalisten en andere mediaprofessionals moeilijk kunnen maken hun werk doeltreffend uit te voeren en die tegelijkertijd ongerechtvaardigde, discriminerende of onevenredige beperkingen kunnen inhouden van de vrijheid om journalistieke diensten te verlenen, tot een minimum moeten beperken. Dit is van cruciaal belang om te zorgen voor een klimaat dat bevorderlijk is voor de vrijheid van meningsuiting en om te waarborgen dat journalisten en andere mediaprofessionals deelnemen aan openbare debatten over kwesties van legitiem openbaar belang.

(17)

Het waarborgen van toegang tot documenten en informatie, met inbegrip van officiële websites, en het verkrijgen van tijdige antwoorden zijn noodzakelijke voorwaarden voor journalisten om hun werk te kunnen doen. Hoewel de toegang tot informatie in alle lidstaten wettelijk is gewaarborgd, zijn er in veel gevallen nog praktische belemmeringen (39). De recente noodwetgevingen ter bestrijding van desinformatie tijdens de COVID-19-pandemie, die in sommige gevallen bepalingen van strafrechtelijke aard bevatten, hadden hier en daar een remmend effect op het werk van journalisten (40). Dergelijke bepalingen kunnen ongerechtvaardigde, discriminerende of onevenredige beperkingen van het vrij verrichten van journalistieke diensten vormen. In haar mededeling over de aanpak van desinformatie in verband met COVID-19 (41) heeft de Commissie opgemerkt dat wetten waarin deze misdrijven te ruim zijn gedefinieerd of waarin onevenredig zware straffen zijn vastgelegd, de bereidheid van bronnen om met journalisten te spreken, kunnen beperken en tot zelfcensuur kunnen leiden.

(18)

Een modern kader voor de bescherming van journalisten zou de voortdurende ontwikkeling moeten omvatten van competenties en vaardigheden voor alle actoren die relevant zijn voor de bescherming van journalisten en andere mediaprofessionals (42). Door opleidingsactiviteiten voor rechtshandhavingsautoriteiten kan de politie bewuster en alerter worden inzake de veiligheid van journalisten en andere mediaprofessionals. De rechterlijke macht en het Openbaar Ministerie zouden ook specifiek moeten worden opgeleid zodat zij een beter inzicht krijgen in, bijvoorbeeld, internationale normen voor de vrijheid van meningsuiting, de toegang tot informatie en de veiligheid van journalisten (43). Opleidingen zijn evenzeer van cruciaal belang voor het bevorderen van de doeltreffendste manieren om fysieke en online aanvallen op journalisten te voorkomen en zouden deelnemers de passende instrumenten moeten bieden om dergelijke bedreigingen het hoofd te bieden. Samenwerking tussen journalisten, journalistenverenigingen, onlineplatforms en vertegenwoordigers van wetshandhavingsinstanties zou moeten worden aangemoedigd. Mediabedrijven kunnen ook de positie van journalisten, met inbegrip van degenen die niet in het kader van een traditionele arbeidsovereenkomst werken (freelancers, zelfstandige journalisten en andere mediaprofessionals), versterken door regelmatig opleidingen te geven over veiligheidskwesties en door risicoanalyses, operationele plannen en systemen voor rapportage na incidenten te ontwikkelen. Voor de ontwikkeling van deze vaardigheden is een specifieke en vaak dure opleiding nodig, die doorgaans alleen door grote en gevestigde nieuwsredacties kan worden bekostigd. Kleinere mediakanalen hebben in dit verband dus wellicht financiële steun nodig. Ook freelancers en zelfstandige journalisten en andere mediaprofessionals kunnen financiële steun nodig hebben, aangezien zij vaak op eigen initiatief een opleiding moeten volgen. Ook zou het belang moeten worden beklemtoond van opleidingen voor factcheckers, die ook een belangrijk onderdeel van de nieuwsmedia vormen.

(19)

De economische gevolgen van COVID-19 hebben duidelijk gemaakt dat veilige en geschikte werkomstandigheden voor journalisten moeten worden gewaarborgd. Met name freelancejournalisten bevinden zich in een kwetsbare situatie: zij verliezen vaak hun bron van inkomsten en hebben weinig of geen sociale bescherming. Het kader voor de bescherming van journalisten zou formele en effectieve toegang tot adequate sociale bescherming voor alle journalisten en andere mediaprofessionals moeten omvatten, met inbegrip van degenen die niet in het kader van een traditionele arbeidsovereenkomst werken, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 (44). Dit betreft niet alleen de beschikbaarheid van inkomensondersteunende mechanismen, maar ook de effectieve en niet-discriminerende toegang tot andere vormen van sociale bescherming, zoals vakantie of ouderschapssteun.

(20)

Onderzoeksjournalisten spelen een sleutelrol bij de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie en extremisme. Door hun werk lopen zij een bijzonder hoog risico op fysieke bedreigingen en aanvallen, wat kan leiden tot tragische moorden, zoals de voorbije jaren in Europa is gebleken. De lidstaten wordt verzocht de beschermingsmaatregelen te versterken voor journalisten en andere mediaprofessionals die zich bezighouden met kwesties in verband met georganiseerde misdaad en corruptie. Voorts zouden de lidstaten doeltreffend gebruik moeten maken van alle beschikbare instrumenten voor grensoverschrijdende samenwerking om misdrijven tegen journalisten die het slachtoffer zijn van georganiseerde misdaad snel te onderzoeken, zodat de verantwoordelijken voor de rechter worden gebracht.

(21)

Journalisten en andere mediaprofessionals worden tijdens protesten en demonstraties steeds vaker met aanvallen en intimidatie geconfronteerd. Sommige journalisten kunnen daarbij worden blootgesteld aan aanvallen door individuen, gaande van fysieke aanvallen, geweld en verbaal misbruik tot aanvallen op hun apparatuur. Soms worden zij ook blootgesteld aan optreden van wetshandhavingsinstanties, zoals onwettige arrestaties, verhoren of onevenredige strafrechtelijke vervolging (45). Er zijn operationele oplossingen en opleiding nodig om de veiligheid van journalisten tijdens protesten te waarborgen, het risico op mogelijk ongerechtvaardigd of onevenredig optreden te beperken en doeltreffende bescherming door wetshandhavingsdiensten te waarborgen. Met name zouden onafhankelijke verbindingsfunctionarissen ervoor kunnen zorgen dat wetshandhavingsinstanties tijdens demonstraties met journalisten communiceren en kunnen fungeren als eerste aanspreekpunt voor journalisten die te maken krijgen met geweld of intimidatie. Dergelijke verbindingsfunctionarissen zouden kunnen worden opgeleid in risicobeheersing en mitigatietechnieken tijdens openbare bijeenkomsten en zouden initieel advies kunnen verstrekken over de beschikbare rechtsmiddelen voor journalisten die het slachtoffer zijn van geweld tijdens protesten of demonstraties.

(22)

Digitale en online veiligheid is een belangrijk punt van zorg geworden voor journalisten. Lastercampagnes en online kleineren van journalisten komen frequent voor. Die situatie is bijzonder zorgwekkend als dergelijke aanvallen afkomstig zijn van politici of machtige prominenten (46). Gesynchroniseerde aanvallen door trollen en bots, e-mailhacking, internetbeperkingen of cyberpesten zijn enkele voorbeelden van online aanvallen tegen journalisten en hun bronnen. De veiligheid van vrouwelijke journalisten is een bijzonder punt van zorg. Journalisten en andere mediaprofessionals zijn niet alleen het doelwit van online aanzetten tot haat (47) en bedreigingen met fysiek geweld, maar kunnen ook het slachtoffer worden van illegale surveillance (48), onder meer in het kader van politieonderzoeken die de bescherming van journalistieke bronnen in gevaar kunnen brengen. Het waarborgen van de cyberveiligheid van mobiele communicatieapparatuur en ervoor zorgen dat journalisten en andere mediaprofessionals niet het slachtoffer worden van illegale online tracking of surveillance is daarom van cruciaal belang om de vertrouwelijkheid van de communicatie van journalisten te beschermen. De autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor media, online wetshandhaving en cyberbeveiliging zouden een rol moeten spelen bij het waarborgen van digitale veiligheid.

(23)

De verwerking van persoonsgegevens die met behulp van tracking- of surveillancetools zijn verzameld, moet voldoen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (algemene verordening gegevensbescherming) (49) en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (50) (de richtlijn wetshandhaving), voor zover van toepassing. De nationale gegevensbeschermingsautoriteiten en rechtbanken spelen een centrale rol bij het waarborgen van de doeltreffende handhaving ervan.

(24)

Journalisten en andere mediaprofessionals zouden over digitale vaardigheden moeten beschikken om hun cyberweerbaarheid te versterken en hen in staat te stellen beter het hoofd te bieden aan cyberdreigingen. Een doeltreffende dialoog tussen zelfreguleringsorganen in de media, journalistenverenigingen en vertegenwoordigers van de sector, alsmede de autoriteiten van de lidstaten op het gebied van media, online wetshandhaving en cyberbeveiliging, zou moeten worden aangemoedigd. Dit is met name nodig om digitale vaardigheden te ontwikkelen bij journalisten en andere mediaprofessionals, bijvoorbeeld door middel van gerichte opleidingen (51).

(25)

Uit statistieken blijkt dat vrouwelijke journalisten vaker worden bedreigd dan hun mannelijke collega’s (52), met name in de vorm van online intimidatie, verkrachting, doodsbedreigingen en aanzetting tot haat op grond van geslacht. Deze aanvallen zijn soms het resultaat van georkestreerde campagnes die erop gericht zijn vrouwelijke journalisten in diskrediet te brengen of het zwijgen op te leggen. Ze kunnen leiden tot zelfcensuur, terugtrekking uit onlinegemeenschappen of zelfs de beslissing om het beroep te verlaten (53). Uit onderzoek blijkt ook dat dergelijke vormen van online intimidatie, bedreigingen en aanzetten tot haat onevenredig vaak gericht zijn tegen journalisten die tot een minderheidsgroep behoren, een migrantenachtergrond hebben of verslag uitbrengen over aanverwante onderwerpen (54). Vrouwelijke journalisten die berichten over onderwerpen die verband houden met gender en gelijkheid, staan in het bijzonder bloot aan bedreigingen en represailles (55).

(26)

Uit de beschikbare gegevens blijkt dat gendergerelateerd geweld in heel Europa nog steeds veel voorkomt (56). Gedetailleerde gegevens en de transparantie van de verslaggeving over geweld tegen vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren of journalisten die over gelijkheidskwesties berichten, zijn echter nog steeds beperkt beschikbaar. De lidstaten, de sector, het maatschappelijk middenveld en onderzoekers zouden moeten samenwerken om meer kennis over dergelijk geweld te verwerven. Dit zou ook kunnen worden bereikt door nationale instanties voor gelijke behandeling aan te moedigen regelmatig verslag uit te brengen over de situatie van dergelijke journalisten.

(27)

Vrouwen zijn in de mediasector nog steeds ondervertegenwoordigd in leidinggevende en topfuncties, alsook in de functie van hoofdredacteur (57). Bovendien worden vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren of journalisten die over gelijkheidskwesties berichten soms gediscrimineerd op nieuwsredacties. Er zijn maatregelen nodig ter bevordering van gelijkheid en inclusie in de mediasector en ter waarborging van gelijke kansen op werk en een veilige en inclusieve werkomgeving (58). Regelmatige gesprekken tussen de lidstaten, vertegenwoordigers van journalisten en zelfreguleringsorganen in de media spelen evenals collectieve overeenkomsten ook een belangrijke rol bij de aanpak van alle vormen van geweld, intimidatie en discriminatie in de mediasector.

(28)

In deze aanbeveling wordt de belangrijke rol erkend van maatschappelijke en nieuwsorganisaties bij het aanpakken van offline en online intimidatie, bedreigingen en het aanzetten tot haat, alsook discriminatie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren of journalisten die over gelijkheidskwesties berichten. Het is belangrijk steun te verlenen aan initiatieven van maatschappelijke organisaties om het bewustzijn te vergroten en deze journalisten te ondersteunen en hun positie te versterken. Hetzelfde geldt voor initiatieven ter bevordering van de uitwisseling van kennis en beste praktijken tussen nieuwsorganisaties.

(29)

De Commissie zal regelmatig overleg plegen met de lidstaten en belanghebbenden in de relevante fora, met name het Europees forum voor nieuwsmedia, en zal nauwlettend toezien op alle maatregelen die de lidstaten na de vaststelling van deze aanbeveling nemen. Het netwerk van contactpunten voor de rechtsstaat kan ook kwesties in verband met de veiligheid van journalisten bespreken als onderdeel van de bredere context van de rechtsstaat. Uiterlijk 18 maanden na de vaststelling van de aanbeveling, en vervolgens op verzoek, verstrekken de lidstaten de Commissie alle relevante informatie die zij redelijkerwijs kunnen verstrekken zodat de Commissie toezicht kan houden op de naleving. De Commissie is voornemens evaluaties uit te voeren om de uitvoering van deze aanbeveling door de lidstaten te beoordelen en kernprestatie-indicatoren te ontwikkelen met betrekking tot bijvoorbeeld: waarschuwingen op het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten; de wijze waarop dergelijke waarschuwingen zijn aangepakt; onopgeloste en afgeronde gerechtelijke procedures in verband met misdrijven tegen journalisten; de betrokkenheid van de relevante EU-organen bij deze procedures en de uitvoering van projecten en acties die door de lidstaten zijn opgezet ter ondersteuning van journalisten en mediaprofessionals. Op basis van de verzamelde informatie en alle andere beschikbare informatie (59) zal de Commissie het effect van deze aanbeveling beoordelen en bepalen of aanvullende maatregelen nodig zijn om de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten en andere mediaprofessionals te waarborgen.

(30)

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten. Kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten voor toetreding tot de EU alsmede landen die onder het Europees Nabuurschapsbeleid vallen, worden eveneens aangemoedigd deze aanbeveling op te volgen,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

DOEL VAN DE AANBEVELING

1.

Deze aanbeveling bevat richtsnoeren voor de lidstaten om doeltreffende, passende en evenredige maatregelen te nemen teneinde de bescherming, veiligheid en weerbaarheid van journalisten te waarborgen, met volledige inachtneming van het EU-handvest van de grondrechten, met name de beginselen van vrijheid en pluriformiteit van de media, het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie, het recht op menselijke integriteit, het recht op vrijheid en veiligheid en het recht op non-discriminatie, alsmede andere toepasselijke bepalingen van het EU-recht, internationale normen en de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten.

2.

Deze aanbeveling bouwt voort op en consolideert de vooruitgang die in het kader van bestaande ondersteunende en beleidsactiviteiten — op nationaal, Europees en internationaal niveau — is geboekt om de bescherming, veiligheid en weerbaarheid van journalisten te waarborgen en de vrijheid en pluriformiteit van de media te bevorderen en te waarborgen.

3.

Deze aanbeveling doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de lidstaten om maatregelen te nemen teneinde de veiligheid van journalisten te vergroten overeenkomstig nationale rechtsstelsels, beroepsnormen, richtsnoeren en protocollen.

ALGEMENE AANBEVELINGEN VOOR HET WAARBORGEN VAN DE BESCHERMING, VEILIGHEID EN WEERBAARHEID VAN JOURNALISTEN IN DE EU

Doeltreffend en onpartijdig onderzoek naar en vervolging van strafbare feiten

4.

De lidstaten zouden alle strafbare feiten tegen journalisten, zowel online als offline, op onpartijdige, onafhankelijke, doeltreffende, transparante en tijdige wijze moeten onderzoeken en vervolgen, met volledige gebruikmaking van bestaande nationale en Europese wetgeving, om ervoor te zorgen dat de grondrechten worden beschermd en dat in specifieke gevallen snel recht wordt gedaan, en om te voorkomen dat er een cultuur van straffeloosheid ontstaat ten aanzien van aanvallen op journalisten.

5.

De lidstaten worden aangemoedigd samen te werken en informatie, deskundigheid en beste praktijken uit te wisselen met andere lidstaten en, in voorkomend geval, met internationale instellingen, in zaken die verband houden met de veiligheid van journalisten. De lidstaten worden aangemoedigd om, indien nodig, de bevoegde Europese autoriteiten, zoals Europol en Eurojust, te betrekken bij het oplossen van misdrijven tegen journalisten.

Samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, journalisten en verenigingen die journalisten vertegenwoordigen

6.

De lidstaten zouden coördinatiecentra en/of samenwerkingsprotocollen moeten opzetten tussen vertegenwoordigers van hun politiediensten en veiligheidsdiensten, de rechterlijke macht, lokale overheden en mediaorganen, met inbegrip van verenigingen en vakbonden van journalisten en zelfreguleringsorganen in de media. De lidstaten worden aangemoedigd om een permanente dialoog tussen wetshandhavingsinstanties en journalisten te bevorderen over manieren om bedreigingen en aanvallen tegen journalisten te voorkomen en aan te pakken, met betrokkenheid van zelfreguleringsorganen in de media. De lidstaten worden aangemoedigd beste praktijken met betrekking tot dergelijke coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen uit te wisselen.

7.

De lidstaten zouden tijdig doeltreffende persoonlijke bescherming moeten bieden aan journalisten en andere mediaprofessionals van wie de veiligheid een serieus te nemen risico loopt door een fysieke aanval in verband met hun werk. De lidstaten zouden met name snel moeten voorzien in persoonlijke beschermingsmaatregelen voor onderzoeksjournalisten en journalisten die corruptie, georganiseerde misdaad of terrorisme behandelen en die de politie hebben gemeld dat zij bedreigd worden. Bijzondere aandacht zou moeten worden besteed aan persoonlijke beschermingsmaatregelen, waaronder beschermingsbevelen, voor vrouwelijke journalisten en journalisten die tot minderheidsgroepen behoren. Ook voor de naaste verwanten van de betrokken journalisten en andere mediaprofessionals moeten specifieke beschermingsmaatregelen zorgvuldig worden overwogen.

Onafhankelijke respons- en ondersteuningsmechanismen

8.

De lidstaten zouden, in samenwerking met vertegenwoordigers van journalisten, steun moeten verlenen aan de oprichting van gespecialiseerde diensten — mechanismen voor snelle respons — die juridisch advies, psychologische ondersteuning en schuilplaatsen bieden aan journalisten en andere mediaprofessionals die worden bedreigd. Deze gespecialiseerde ondersteunende diensten zouden ook moeten fungeren als contactpunten en noodhulplijnen.

9.

De contactpunten zouden ook passende ondersteuning moeten bieden aan journalisten en nieuwsredacties bij de aanpak van online bedreigingen en intimidatie van journalisten, met inbegrip van bedreigingen en intimidatie van journalisten op grond van hun geslacht, seksuele gerichtheid, etnische of maatschappelijke achtergrond of een andere in artikel 21 van het Handvest genoemde grond.

10.

Dergelijke gespecialiseerde diensten zouden kosteloos en volledig onafhankelijk van wetshandhavingsinstanties moeten zijn. De lidstaten zouden journalisten en andere mediaprofessionals moeten informeren over de beschikbare contactpunten en ondersteunende diensten. De lidstaten worden ook aangemoedigd om specifieke websites op te zetten die deze contactpunten en diensten op een eenvoudige en gebruikersvriendelijke manier presenteren. De contactpunten en ondersteunende diensten zouden toegankelijk moeten zijn voor personen met een handicap. De lidstaten zouden de samenwerking tussen die contactpunten op zowel nationaal als EU-niveau moeten vergemakkelijken.

Toegang tot locaties en informatiebronnen

11.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat overheidsinstanties en -organen transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden en procedures creëren voor journalisten en andere mediaprofessionals om persconferenties en soortgelijke evenementen bij te wonen en er vragen te stellen, en om hen in staat te stellen toegang te krijgen tot documenten en andere informatie waarover overheidsinstanties en -organen beschikken, onder meer via digitale middelen. Openbare instellingen zouden moeten beschikken over duidelijk identificeerbare contactpunten voor de toegang tot documenten die gemakkelijk langs elektronische weg toegankelijk zijn.

12.

De lidstaten worden aangemoedigd zich aan te sluiten bij en uitvoering te geven aan de normen van het Verdrag van de Raad van Europa betreffende de toegang tot officiële documenten en de normen die voortvloeien uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De lidstaten zouden er met name voor moeten zorgen dat nationale administratieve procedures voor de toegang tot documenten niet omslachtig zijn en dat verzoeken om toegang tot informatie zonder onnodige vertraging worden behandeld volgens de beste administratieve normen. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat besluiten waarbij de toegang tot documenten of informatie wordt geweigerd, naar behoren worden gemotiveerd. Uitspraken van nationale rechtbanken in zaken die verband houden met toegang tot informatie moeten snel worden uitgevoerd.

13.

De lidstaten zouden alleen gebruik mogen maken van accreditatieprocedures in situaties waarin er een reële en gerechtvaardigde noodzaak bestaat om het aantal journalisten en andere mediaprofessionals die een specifiek officieel evenement bijwonen, te beperken. In voorkomend geval zouden de lidstaten ervoor moeten zorgen dat hun overheidsinstanties voorzien in duidelijke, transparante en niet-discriminerende accreditatieprocedures voor alle betrokken personen en organisaties, met inbegrip van journalisten en andere mediaprofessionals. De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de accreditatie van journalisten en andere mediaprofessionals niet wordt geweigerd louter op grond van hun professionele status.

14.

De lidstaten zouden geen strikte formele voorwaarden mogen opleggen met betrekking tot perskaarten en andere documenten die worden gebruikt om de beroepsstatus van een journalist te bevestigen. De lidstaten zouden er ook voor moeten zorgen dat hun handhavingsautoriteiten en vertegenwoordigers van de overheid op de hoogte zijn van alle soorten beschikbare accreditatieprocedures voor journalisten en andere mediaprofessionals, om het risico dat hun erkenning wordt geweigerd tot een minimum te beperken.

Opleiding

15.

De lidstaten worden aangemoedigd om de voortdurende ontwikkeling van competenties en vaardigheden te bevorderen in alle beroepen die relevant zijn voor de bescherming van journalisten en andere mediaprofessionals. De lidstaten zouden met name opleidingsmodules moeten ontwikkelen en aanbieden voor wetshandhavingsinstanties, rechters en openbaar aanklagers, alsook voor alle bevoegde instanties die betrokken zijn bij digitale veiligheid.

16.

De lidstaten zouden zelfreguleringsorganen in de media, verenigingen van journalisten en vertegenwoordigers van de sector moeten steunen bij hun opleidingsactiviteiten, met name bij de organisatie van opleidingsmodules over het voorkomen en bestrijden van geweld tegen en intimidatie van journalisten en andere mediaprofessionals, met name vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten. Dergelijke opleidingsmodules zouden moeten worden aanbevolen voor leidinggevenden op nieuwsredacties, zodat zij over de vaardigheden beschikken om intimidatie, bedreigingen en geweld, ook op het werk, doeltreffend te voorkomen en aan te pakken en om de slachtoffers te ondersteunen.

17.

De lidstaten worden aangespoord om het aanbieden van op maat gesneden interne opleidingen door mediabedrijven voor journalisten en andere mediaprofessionals, met inbegrip van degenen die niet in het kader van een traditionele arbeidsovereenkomst werken, te bevorderen en te ondersteunen, met name opleidingen over de noodzakelijke procedures voor het beheersen van noodsituaties, zowel fysiek als online. Dit kan interne risicoanalyses en veiligheidsprotocollen voor hun journalisten en andere mediaprofessionals omvatten. Dergelijke protocollen zouden met name duidelijke instructies voor journalisten en andere mediaprofessionals moeten bevatten die zij in kritieke situaties moeten volgen. De veiligheidsprotocollen zouden rekening moeten houden met personen met een handicap en de opleidingen zouden toegankelijk moeten zijn voor journalisten en andere mediaprofessionals met een handicap.

Economische en sociale bescherming

18.

De lidstaten zouden moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een gunstig professioneel klimaat voor journalisten en andere mediaprofessionals, met inbegrip van degenen die niet in het kader van een traditionele arbeidsovereenkomst werken, door de toegankelijkheid van formele en doeltreffende sociale bescherming en andere praktische ondersteuningsmaatregelen te waarborgen. De lidstaten zouden met name voortdurend moeten werken aan een betere toegang tot sociale bescherming tegen werkloosheid, ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid en beroepsrisico’s, alsmede pensioenregelingen. Die toegang zou moeten worden verbeterd door te zorgen voor verplichte participatie van werknemers, ongeacht hun soort arbeidsrelatie, en ten minste vrijwillige deelname van zelfstandigen.

SPECIFIEKE AANBEVELINGEN INZAKE DE BESCHERMING EN VEILIGHEID VAN JOURNALISTEN TIJDENS PROTESTEN EN DEMONSTRATIES

Rol van journalisten tijdens protesten en demonstraties

19.

De lidstaten zouden de rol moeten erkennen die journalisten tijdens openbare bijeenkomsten, protesten en demonstraties spelen door het publiek te informeren over dergelijke gebeurtenissen en zouden moeten waarborgen dat journalisten en andere mediaprofessionals tijdens dergelijke gebeurtenissen veilig en zonder beperkingen hun werk kunnen doen. De lidstaten zouden moeten voorzien in regelmatige opleidingen voor wetshandhavingsinstanties zodat deze beter in staat zijn de openbare veiligheid te verzekeren en tegelijk journalisten te beschermen zonder hun mogelijkheden om verslag uit te brengen in te perken.

Standaardwerkwijzen en risicobeperkende strategieën

20.

De lidstaten zouden met hun wetshandhavingsinstanties moeten samenwerken om doeltreffende standaardwerkwijzen of risicobeperkende strategieën op te stellen ter bescherming van journalisten die protesten en demonstraties verslaan. Vertegenwoordigers van journalisten, zelfreguleringsorganen in de media en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld met de nodige deskundigheid zouden geraadpleegd moeten worden om risicogebieden vast te stellen, met inbegrip van de gebieden die verband houden met het potentiële conflict tussen de verslaggevingsactiviteiten van journalisten en het werk van wetshandhavingsinstanties.

Communicatie tussen journalisten en wetshandhavingsinstanties vóór en tijdens protesten en demonstraties

21.

De lidstaten zouden moeten streven naar doeltreffende communicatie tussen journalisten en wetshandhavers tijdens protesten en demonstraties. Daartoe worden de lidstaten aangemoedigd verbindingsfunctionarissen aan te wijzen die erop moeten toezien dat wetshandhavingsautoriteiten journalisten duidelijk meedelen welke veiligheidsmaatregelen tijdens openbare bijeenkomsten moeten worden genomen. Indien mogelijk zouden deze verbindingsfunctionarissen journalisten en mediaprofessionals moeten informeren over potentiële risico’s, voorafgaand aan geplande protesten of demonstraties.

Methoden voor visuele identificatie van journalisten tijdens protesten en demonstraties

22.

De lidstaten zouden samen met de vertegenwoordigers van journalisten en zelfreguleringsorganen in de media moeten werken aan doeltreffende en geschikte methoden voor de identificatie van journalisten tijdens protesten en demonstraties. Dit kan onder meer inhouden dat overeenstemming wordt bereikt over vormen van visuele identificatie om journalisten en andere mediaprofessionals die vanuit dergelijke bijeenkomsten verslag uitbrengen te onderscheiden van andere deelnemers, voor zover deze identificatie journalisten niet verder in gevaar brengt of hun werk belemmert.

Regelmatige dialoog en rapportage

23.

De lidstaten zouden de voortdurende en regelmatige gedachtewisseling tussen wetshandhavingsdiensten en journalistenverenigingen moeten aanmoedigen om ervoor te zorgen dat de door wetshandhavingsdiensten genomen beschermingsmaatregelen doeltreffend zijn en geen onnodige belemmering vormen voor de verslaggevingsactiviteiten van journalisten en andere mediaprofessionals die protesten of demonstraties verslaan. De lidstaten zouden hun wetshandhavingsautoriteiten moeten aanmoedigen om op nationaal niveau te publiceren verslagen op te stellen over de specifieke maatregelen die zijn genomen om de veiligheid van journalisten tijdens protesten en demonstraties te vergroten.

SPECIFIEKE AANBEVELINGEN VOOR HET WAARBORGEN VAN DE ONLINE VEILIGHEID EN DIGITALE WEERBAARHEID

Samenwerking met overheden en de sector

24.

De lidstaten zouden moeten bepalen dat nationale instanties of organen, regelgevende instanties of organen voor de media en andere bevoegde regelgevende instanties of organen die verantwoordelijk zijn voor online wetshandhaving en cyberbeveiliging, specifieke werkgroepen instellen die gespecialiseerd zijn in het verzamelen van informatie en beste praktijken met betrekking tot de preventie van online aanvallen op en bedreigingen van journalisten. De lidstaten zouden moeten bepalen dat deze instanties regelmatig verslag uitbrengen over hun bevindingen en dat ze in die verslagen de doeltreffendheid beoordelen van de nationale maatregelen ter bestrijding van cyberaanvallen tegen journalisten. In die verslagen moet bijzondere aandacht worden besteed aan de situatie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten. Indien beschikbaar, moeten naar geslacht uitgesplitste statistieken worden opgenomen. De lidstaten zouden een regelmatige dialoog moeten bevorderen tussen deze instanties en zelfreguleringsorganen in de media, journalistenverenigingen en vertegenwoordigers van de sector en het maatschappelijk middenveld, met name om het cyberbewustzijn en de digitale vaardigheden van journalisten te bevorderen zodat zij maatregelen kunnen nemen om zichzelf te beschermen.

Samenwerking met onlineplatforms en het maatschappelijk middenveld

25.

De lidstaten worden aangemoedigd de samenwerking te bevorderen tussen onlineplatforms en organisaties of organen die op hun grondgebied actief zijn en over bijzondere deskundigheid beschikken op het gebied van de aanpak van bedreigingen en intimidatie van en het aanzetten tot haat tegen journalisten, bijvoorbeeld door hun potentiële rol als betrouwbare flaggers aan te moedigen. De lidstaten zouden in nauwe samenwerking met onlineplatforms een digitale omgeving moeten bevorderen die voorkomt dat onlinediensten worden gebruikt om journalisten aan te vallen, met name door strategieën te ontwikkelen om georkestreerde aanvallen aan te pakken. De lidstaten zouden aanbieders van onlinediensten moeten aanmoedigen meer transparantie te creëren over de maatregelen die zij nemen om specifieke bedreigingen van journalisten aan te pakken.

Bescherming tegen online surveillance

26.

De lidstaten zouden ervoor moeten zorgen dat de Europese en nationale rechtskaders inzake vertrouwelijkheid van communicatie en online privacy volledig worden uitgevoerd om te waarborgen dat journalisten en andere mediaprofessionals niet het slachtoffer worden van illegale onlinetracking of -surveillance. De Computer Security Incident Response Teams of andere bevoegde autoriteiten of organen van de lidstaten zouden richtsnoeren voor cyberhygiëne voor journalisten moeten opstellen en verspreiden. Op verzoek zouden zij journalisten die proberen vast te stellen of hun apparaten of onlineaccounts in gevaar zijn gebracht, moeten bijstaan bij het verkrijgen van de diensten van betrouwbare forensische onderzoekers op het gebied van cyberbeveiliging.

SPECIFIEKE AANVULLENDE AANBEVELINGEN VOOR DE WEERBAARHEID EN BESCHERMING VAN VROUWELIJKE JOURNALISTEN, JOURNALISTEN DIE BEHOREN TOT MINDERHEIDSGROEPEN EN JOURNALISTEN DIE OVER GELIJKHEID BERICHTEN

Versterking van de positie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten

27.

De lidstaten zouden projecten of initiatieven moeten ondersteunen die gericht zijn op de versterking van de positie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten. De lidstaten worden aangemoedigd om bij de ontwikkeling van dergelijke initiatieven terdege rekening te houden met de standpunten van het maatschappelijk middenveld, de academische wereld, mediaorganen en de mediasector.

Transparantie en rapportage

28.

De lidstaten worden aangemoedigd maatregelen te nemen ter verbetering van de transparantie bij het rapporteren en verzamelen van gegevens over aanvallen op en discriminatie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten. De lidstaten zouden hun nationale gelijkheidsorganen moeten aanmoedigen om regelmatig te berichten over de situatie van deze journalisten.

Gelijkheid en inclusie in de media-industrie

29.

De lidstaten zouden maatregelen ter bevordering van gelijkheid en inclusie in de mediasector en op nieuwsredacties moeten bevorderen en ondersteunen. Daartoe zouden zij voortdurend inspanningen moeten leveren om ervoor te zorgen dat vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten gelijke kansen op werk hebben en kunnen werken in een veilige en inclusieve omgeving.

30.

De lidstaten zouden regelmatig in dialoog moeten treden met vertegenwoordigers van journalisten en zelfreguleringsorganen in de media om gelijkheid en inclusie op nieuwsredacties en in leidinggevende functies in de media te bevorderen. Dergelijke dialogen moeten zich toespitsen op ondersteuningsmechanismen voor vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten en die het slachtoffer kunnen worden van allerlei vormen van intimidatie en geweld. De lidstaten zouden collectieve overeenkomsten moeten aanmoedigen die erop gericht zijn deze kwesties aan te pakken.

Bewustmakingscampagnes en informatieverstrekking

31.

De lidstaten worden aangemoedigd om initiatieven te steunen, waaronder die van maatschappelijke organisaties, die gericht zijn op bewustmaking en het organiseren van campagnes ter voorkoming en bestrijding van geweld tegen en intimidatie van vrouwelijke journalisten, journalisten die tot minderheidsgroepen behoren en journalisten die over gelijkheidskwesties berichten, en om informatie te verstrekken over hoe zij hulp en steun kunnen krijgen. De lidstaten worden ook aangemoedigd initiatieven te steunen die gericht zijn op de uitwisseling van beste praktijken tussen nieuwsmediaorganisaties met het oog op de ontwikkeling van een efficiënt gelijkekansenbeleid.

VERSTREKKING VAN INFORMATIE, RAPPORTAGE EN TOEZICHT

32.

Om toezicht mogelijk te maken op de maatregelen en acties die zijn ondernomen om deze aanbeveling in praktijk te brengen, moeten de lidstaten — 18 maanden na de vaststelling ervan en vervolgens op verzoek — de Commissie alle relevante informatie over de uitvoering ervan verstrekken. Daartoe moeten zij regelmatig actuele en consistente gegevens verzamelen en, indien nodig, rapportage-instrumenten ontwikkelen om vergelijkbare informatie te verkrijgen. Gegevens mogen alleen voor analytische doeleinden worden verzameld.

33.

De Commissie zal de getroffen maatregelen en acties om deze aanbeveling in praktijk te brengen bespreken met de lidstaten en belanghebbenden in relevante fora, met name het Europees Forum voor nieuwsmedia. De Commissie zal ook evaluaties uitvoeren om op basis van kernprestatie-indicatoren en rekening houdend met de bevindingen van de jaarlijkse verslagen van de Commissie over de rechtsstaat, de balans op te maken van de vooruitgang die is geboekt bij het in praktijk brengen van deze aanbeveling.

ADRESSATEN

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 september 2021.

Voor de Commissie

Thierry BRETON

Lid van de Commissie


(1)  Deze vrijheid is ook verankerd in artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van de Raad van Europa.

(2)  Artikel 51, lid 1, van het Handvest bepaalt dat de lidstaten de in het Handvest neergelegde rechten en beginselen eerbiedigen en bevorderen wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen.

(3)  Wereldindex voor persvrijheid 2020.

(4)  COM(2020) 580 final van 30 september 2020, COM(2021) 700 final van 20 juli 2021.

(5)  Zoals ook wordt bevestigd in de verslagen van de Media Pluralism Monitor van 2020 en 2021. Zie: https://cmpf.eui.eu/media-pluralism-monitor/

(6)  Platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten.

(7)  Unesco-observatorium voor vermoorde journalisten.

(8)  COM(2020) 790 final van 3 december 2020.

(9)  Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (PB L 303 van 28.11.2018, blz. 69).

(10)  COM(2020) 825 final van 15 december 2020.

(11)  COM(2020) 784 final van 3 december 2020.

(12)  COM(2021) 118 final van 9 maart 2021. In deze mededeling wordt ook gesteld dat nieuwe gespecialiseerde digitale vaardigheden voor de beroepsbevolking een eerste vereiste zijn om actief deel te nemen aan het digitale decennium.

(13)  COM(2020) 258 final van 24 juni 2020.

(14)  COM(2020) 152 final van 5 maart 2020.

(15)  COM(2020) 698 final van 12 november 2020.

(16)  COM(2020) 565 final van 18 september 2020.

(17)  COM(2020) 758 final van 24 november 2020.

(18)  COM(2020) 620 final van 7 oktober 2020.

(19)  COM(2021) 101 final van 3 maart 2021.

(20)  Conclusies van de Raad over het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie 2020-2024, https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-12848-2020-INIT/nl/pdf

(21)  EU-mensenrechtenrichtsnoeren inzake de vrijheid van meningsuiting online en offline 2014, https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-9647-2014-INIT/nl/pdf

(22)  JOIN(2020) 17 final van 25 november 2020.

(23)  PE652.307v02-00.

(24)  P9_TA (2021)0148.

(25)  Er zij op gewezen dat Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17), op 23 oktober 2019 is vastgesteld en op 16 december 2019 in werking is getreden. De lidstaten hebben tot 17 december 2021 de tijd om die richtlijn in nationaal recht om te zetten. De richtlijn voorziet in gemeenschappelijke normen voor de bescherming in de hele EU van klokkenluiders die inbreuken op het Unierecht melden bij hun werkgever.

(26)  P9_TA (2021)0313.

(27)  CM/Rec (2016) 4.

(28)  Richtsnoeren voor de uitvoering van aanbeveling CM/Rec(2016) 4 over de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten en andere media-actoren.

(29)  https://www.coe.int/en/web/media-freedom. Uit het lage responspercentage van de lidstaten blijkt dat verdere maatregelen nodig zijn.

(30)  Verdrag van de Raad van Europa betreffende de toegang tot officiële documenten, https://www.coe.int/en/web/conventions/full-list/-/conventions/treaty/205

(31)  Het Europees forum voor nieuwsmedia is door de Commissie opgericht in het kader van het actieplan voor de media en de audiovisuele sector om de samenwerking met belanghebbenden op het gebied van mediagerelateerde kwesties te versterken.

(32)  Unesco/IAP, Guidelines for Prosecutors on Cases of Crimes against Journalists.

(33)  COM(2020) 796 final van 9 december 2020.

(34)  Bijvoorbeeld de Politiecodex voor persvrijheid (Press Freedom Police Codex).

(35)  Bijvoorbeeld het “PersVeilig”-protocol in Nederland en het coördinatiecentrum over intimidatie van journalisten in Italië.

(36)  Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 57).

(37)  Op EU-niveau steunt de Commissie het Europees mechanisme voor snelle respons op schendingen van de pers- en mediavrijheid via een specifiek proefproject, https://digital-strategy.ec.europa.eu/en/news/pilot-project-europe-wide-response-mechanism-violation-press-and-media-freedom

(38)  Commissie van Venetië en OVSE/ODIHR-richtsnoeren voor de vrijheid van vreedzame vergadering.

(39)  Verslag over de rechtsstaat 2021. Met name kunnen gegevensbeschermingsregels in bepaalde lidstaten worden gebruikt als voorwendsel om de toegang tot informatie te beperken.

(40)  COVID-19 Press Freedom Tracker van het International Press Institute (IPI).

(41)  JOIN(2020) 8 final van 10 juni 2020.

(42)  De lidstaten zouden een aanvraag kunnen indienen om deze opleidingsmodules te ontvangen in het kader van het opleidingsaanbod van internationale organisaties, zoals de Raad van Europa of Unesco. Lidstaten die ervoor kiezen hun eigen opleidingsmodules te ontwikkelen, moeten ervoor zorgen dat de inhoud in overeenstemming is met de Europese normen, onder meer door inspiratie te putten uit opleidingsmodules die door internationale organisaties worden aangeboden.

(43)  Bijvoorbeeld de Massive Open Online Course van Unesco voor rechters en justitiële actoren over internationale normen inzake vrijheid van meningsuiting en de veiligheid van journalisten.

(44)  Aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen, 2019/C 387/01 (PB C 387 van 15.11.2019, blz. 1).

(45)  “Wanted! Real action for media freedom in Europe”, Jaarverslag van de partnerorganisaties aan het Platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten, Raad van Europa, 2021.

(46)  Verslag over de rechtsstaat 2021.

(47)  Om de verspreiding van illegale haatzaaiende uitlatingen op het internet te voorkomen en tegen te gaan, is de Commissie in mei 2016 een “gedragscode voor de bestrijding van illegale haatzaaiende uitlatingen op internet” overeengekomen met grote onlineplatforms. De Commissie wil ook de lijst van EU-misdrijven uitbreiden met haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven.

(48)  https://forbiddenstories.org/fr/case/le-pegasus-project/

(49)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(50)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(51)  Zoals voorzien in het actieplan voor Europese democratie, heeft de Commissie zich er ook toe verbonden duurzame financiering te bevorderen voor projecten die gericht zijn op juridische en praktische bijstand aan journalisten in de EU en elders, met inbegrip van opleidingen op het gebied van veiligheid en cyberbeveiliging voor journalisten alsmede diplomatieke ondersteuning.

(52)  Bijvoorbeeld het jaarverslag van de partnerorganisaties aan het platform van de Raad van Europa ter bevordering van de bescherming van de journalistiek en de veiligheid van journalisten (2021) https://rm.coe.int/final-version-annual-report-2021-en-wanted-real-action-for-media-freed/1680a2440e; Online violence against women journalists: a global snapshot of incidence and impacts, Unesco (2020) https://unesdoc.unesco.org/ark:/48223/pf0000375136; Resource Guide on the Safety of Female Journalists Online, OSCE (2020), https://www.osce.org/representative-on-freedom-of-media/468861

(53)  ICFJ-Unesco Global Study: “Online violence Against Women Journalists” en Verslag 2021 van de Media Pluralism Monitor, zie: https://cmpf.eui.eu/media-pluralism-monitor/

(54)  IPI, Newsroom Best Practices for Addressing Online Violence against Journalists.

(55)  Unesco, The Chilling global trends in online violence against women journalists.

(56)  Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA), Violence against women: an EU-wide survey, 2014. FRA, Crime, safety and victims’ rights, 2021.

(57)  In de MPM-verslagen van zowel 2020 als 2021 wordt melding gemaakt van hoge risico’s met betrekking tot de toegang van vrouwen tot de media onder de MPM-indicator voor sociale inclusie.

(58)  Unesco’s komende richtsnoeren en aanbevelingen voor nieuwsredacties over het voorkomen en aanpakken van geweld tegen vrouwelijke journalisten en het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie C190 — Violence and Harassment Convention, 2019, met bijzondere aandacht voor geweld en intimidatie in de werkomgeving.

(59)  Zoals verslagen of adviezen van internationale organisaties en instanties, bijvoorbeeld de Raad van Europa en de Commissie van Venetië.