ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 301 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
Verordening (EU) 2021/1399 van de Commissie van 24 augustus 2021 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten aan moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden in bepaalde levensmiddelen betreft ( 1 ) |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
25.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 301/1 |
VERORDENING (EU) 2021/1399 VAN DE COMMISSIE
van 24 augustus 2021
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten aan moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden in bepaalde levensmiddelen betreft
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (2) stelt maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen, waaronder moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden, in levensmiddelen vast. |
(2) |
De term moederkoren of moederkorensclerotiën verwijst naar schimmelstructuren van Claviceps-soorten, die korrels vervangen op graanaren of zaden op grassprieten en die zichtbaar zijn als grote kleurloze sclerotiën. Deze sclerotiën bevatten verschillende klassen van alkaloïden. |
(3) |
Op 28 juni 2012 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een advies over moederkorenalkaloïden in levensmiddelen en diervoeders uitgebracht (3). De EFSA baseerde haar risicobeoordeling op de voornaamste moederkorenalkaloïden van Claviceps purpurea, namelijk ergometrine, ergotamine, ergosine, ergocristine, ergocryptine, ergocornine, en de -ininen daarvan. De EFSA heeft een acute referentiedosis van 1 μg/kg lichaamsgewicht en een toelaatbare dagelijkse inname van 0,6 μg/kg lichaamsgewicht per dag voor de groep vastgesteld. Zij concludeerde dat, hoewel uit de beschikbare gegevens voor geen enkele subgroep van de bevolking bleek dat er reden tot bezorgdheid was, de schattingen van de blootstelling via de voeding betrekking had op een beperkt aantal levensmiddelengroepen en een mogelijk onbekende bijdrage van andere levensmiddelen niet konden worden uitgesloten. |
(4) |
Op 6 juli 2017 heeft de EFSA een wetenschappelijk verslag gepubliceerd over de blootstelling via de voeding van mens en dier aan moederkorenalkaloïden (4). Voor bepaalde bevolkingsgroepen werd de blootstelling aan moederkorenalkaloïden geschat op een blootstelling dicht in de buurt van de toelaatbare dagelijkse inname. Voor de hoogste blootstellingsschattingen waren de belangrijkste oorzaken van chronische blootstelling via de voeding verschillende soorten brood en broodjes, met name brood en broodjes die geheel of gedeeltelijk uit rogge bestaan. De hoogste acute blootstellingsschattingen wijzen op een acute blootstelling dicht in de buurt van de acute referentiedosis. |
(5) |
De EFSA onderzocht ook het verband tussen de aanwezigheid van moederkorensclerotiën en van moederkorenalkaloïden. Op hogere blootstellingsniveaus kon een statistisch significant lineair verband tussen het gehalte aan sclerotiën en de gehalten aan moederkorenalkaloïden worden waargenomen. Dit verband kon echter niet altijd op lagere niveaus worden aangetoond, wat erop wijst dat de afwezigheid van sclerotiën de aanwezigheid van moederkorenalkaloïden niet uitsluit. Een reden hiervoor is dat bij de verwerking van granen de sclerotiën worden afgebroken, waardoor stof van moederkoren ontstaat, dat vervolgens door de graankorrels wordt geadsorbeerd. |
(6) |
Daarom moet het maximumgehalte voor moederkorensclerotiën worden verlaagd en moeten maximumgehalten voor moederkorenalkaloïden worden vastgesteld in levensmiddelen met significante concentraties van dergelijke alkaloïden, die significant bijdragen tot de blootstelling van de mens, en in levensmiddelen die relevant zijn voor de blootstelling van kwetsbare bevolkingsgroepen. |
(7) |
In de meeste graansoorten kunnen reeds lagere gehalten aan moederkorensclerotiën worden bereikt door goede landbouwpraktijken en sorteer- en reinigingstechnieken toe te passen. Het bestaande maximumgehalte voor granen moet daarom dienovereenkomstig worden verlaagd. In dit verband moet ook worden verduidelijkt in welke fase de maximumgehalten voor moederkorensclerotiën in onbewerkte granen van toepassing zijn, om problemen bij de toepassing ervan weg te nemen. |
(8) |
Wat maalderijproducten betreft, moeten afhankelijk van de graansoort verschillende maximumgehalten voor moederkorenalkaloïden worden vastgesteld. Aangezien rogge de graansoort is met een hoger risico op verontreiniging door moederkorensclerotiën, zijn lagere gehalten aan moederkorenalkaloïden moeilijker te bereiken; daarom moet een specifiek maximumgehalte voor maalderijproducten van rogge worden vastgesteld, en moet voor maalderijproducten van andere granen dan rogge een lager gehalte worden vastgesteld. Voor maalderijproducten van andere granen moeten echter verschillende maximumgehalten worden vastgesteld, afhankelijk van het asgehalte van de producten, om rekening te houden met het feit dat producten met meer zemelen (hoger asgehalte) van nature hogere concentraties moederkorenalkaloïden bevatten omdat stof van moederkorensclerotiën door zemelen wordt geadsorbeerd. |
(9) |
Aangezien wordt verwacht dat de bereikbare verontreinigingsniveaus voor sommige maalderijproducten zullen blijven dalen, is het voorts passend te bepalen dat op middellange termijn strengere maximumgehalten voor die producten moeten gelden. Om de Commissie in staat te stellen de vooruitgang in de richting van die strengere maximumgehalten te monitoren en de mogelijke veranderingen in de gehalten als gevolg van veranderingen in de landbouwpraktijken en in klimatologische en milieufactoren te beoordelen, moet van de lidstaten en de belanghebbende partijen worden vereist dat zij de nodige gegevens en informatie verstrekken. |
(10) |
Van tarwegluten, als bijproduct van het natmaalproces, is aangetoond dat zij, ondanks de toepassing van goede praktijken, een hoger gehalte aan moederkorenalkaloïden bevatten, aangezien moederkorenalkaloïden als gevolg van het productieproces worden geconcentreerd. Daarom moet een hoger maximumgehalte voor moederkorenalkaloïden in tarwegluten worden vastgesteld. |
(11) |
Als gevolg van wijzigingen in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (5) moet een overeenkomstige voetnoot in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 worden gewijzigd. |
(12) |
Om de marktdeelnemers in staat te stellen zich voor te bereiden op de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde nieuwe voorschriften, moet worden voorzien in een redelijke periode totdat de maximumgehalten van toepassing worden, alsmede in een overgangsperiode voor levensmiddelen die vóór de datum van toepassing van deze verordening rechtmatig in de handel zijn gebracht. Wat rogge betreft, is het echter mogelijk dat de lagere verontreinigingsniveaus door moederkorensclerotiën nog niet redelijkerwijs kunnen worden bereikt en daarom moet worden voorzien in een langere periode om een striktere toepassing van goede landbouwpraktijken mogelijk te maken en betere sorteer- en reinigingstechnieken toe te passen. |
(13) |
Verordening (EG) nr. 1881/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(14) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 9 wordt lid 4 vervangen door: “4. De lidstaten en de belanghebbende partijen stellen de Commissie uiterlijk op 1 januari 2023 in kennis van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek en de voortgang van de toepassing van preventieve maatregelen ter voorkoming van verontreiniging door moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden in rogge en maalderijproducten van rogge door moederkorenalkaloïden in maalderijproducten van gerst, tarwe, spelt en haver. De lidstaten en de belanghebbende partijen brengen regelmatig verslag uit aan de EFSA-databank over het vóórkomen van moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden in roggen en maalderijproducten van rogge en van moederkorenalkaloïden in maalderijproducten van gerst, tarwe, spelt en haver.”. |
2) |
De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
In de bijlage genoemde levensmiddelen die vóór 1 januari 2022 rechtmatig in de handel zijn gebracht, mogen in de handel blijven tot en met de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum van die levensmiddelen.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).
(3) Scientific Opinion on Ergot alkaloids in food and feed. EFSA Journal 2012;10(7):2798. [158 pp.] doi:10.2903/j.efsa.2012.2798.
(4) Arcella, D., Gomez Ruiz, J-A., Innocenti, ML en Roldán, R., 2017. Scientific report on human and animal dietary exposure to ergot alkaloids. EFSA Journal 2017;15(7):4902, 53 blz. https://doi.org/10.2903/j.efsa.2017.4902
(5) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
BIJLAGE
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In afdeling 2 worden de gegevens voor “2.9 Moederkorensclerotiën en moederkorenalkaloïden” vervangen door:
|
2) |
Voetnoot 1 wordt vervangen door:
|
3) |
Voetnoot 18 wordt vervangen door:
|
(*1) Het maximumgehalte voor moederkorenalkaloïden heeft betrekking op de ondergrens van de volgende 12 moederkorenalkaloïden: ergocornine/ergocorninine; ergocristine/ergocristinine; ergocryptine/ergocryptinine (α- en β-vorm); ergometrine/ergometrinine; ergosine/ergosinine; ergotamine/ergotaminine. In de ondergrens wordt de bijdrage van elke niet-gekwantificeerde epimeer vastgesteld op nul.”.
25.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 301/6 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1400 VAN DE COMMISSIE
van 24 augustus 2021
tot vaststelling, voor het boekjaar 2022 van het Europees Landbouwgarantiefonds, van de bij de berekening van de financieringskosten van de interventies in de vorm van aankoop, opslag en afzet van de voorraden toe te passen rentevoeten
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 20, leden 1 en 4,
Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 3, lid 1, punt a), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie (2) moeten de uitgaven voor de financieringskosten van de middelen die door de lidstaten worden verschaft voor de aankoop van producten, worden bepaald volgens de in bijlage I bij die verordening opgenomen methoden. |
(2) |
Krachtens bijlage I, punt I.1, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 moet de Commissie, voor de berekening van de betrokken financieringskosten, aan het begin van elk boekjaar een voor de Unie uniforme rentevoet vaststellen. Die rentevoet komt overeen met het gemiddelde van de driemaands en twaalfmaands Euribor-rentevoeten die zijn geregistreerd in een door de Commissie te bepalen referentieperiode van zes maanden, die voorafgaat aan de mededeling van de lidstaten uit hoofde van punt I.2, eerste alinea, van die bijlage, en waaraan een gewicht van respectievelijk een derde en twee derde is toegekend. |
(3) |
Krachtens bijlage I, punt I.2, eerste alinea, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 moeten de lidstaten, met het oog op de bepaling van de voor een boekjaar toe te passen rentevoeten, de Commissie op haar verzoek en met inachtneming van de in dat verzoek vermelde termijn de gemiddelde rentevoet meedelen die zij tijdens de in punt I.1 van die bijlage bedoelde referentieperiode werkelijk hebben betaald. |
(4) |
Voorts moet, overeenkomstig bijlage I, punt I.2, tweede alinea, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014, als een lidstaat geen mededeling doet in de vorm en binnen de termijn die in de eerste alinea van dat punt zijn vermeld, de door die lidstaat betaalde rentevoet worden gelijkgesteld aan 0 %. Als een lidstaat verklaart geen rentekosten te hebben betaald omdat hij tijdens de referentieperiode geen landbouwproducten in de openbare opslag had, moet de Commissie de rentevoet overeenkomstig de derde alinea van dat punt vaststellen. |
(5) |
Aangezien er gedurende de referentieperiode van zes maanden over de maanden november 2020 tot en met april 2021 geen landbouwproducten in de openbare opslag waren, is de lidstaten niet verzocht mededeling te doen in het kader van bijlage I, punt I.2, eerste alinea, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014. Derhalve heeft de Commissie een referentierentevoet overeenkomstig de derde alinea van dat punt vastgesteld. |
(6) |
Krachtens bijlage I, punt I.3, bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 moet de overeenkomstig punt I.2 van die bijlage bepaalde rentevoet worden vergeleken met de overeenkomstig punt I.1 van die bijlage bepaalde uniforme rentevoet. De laagste van deze twee rentevoeten moet voor elke lidstaat worden toegepast. In het kader van de vergoeding van de uitgaven van de lidstaten zijn echter geen negatieve rentevoeten toegestaan. |
(7) |
De rentevoeten voor het boekjaar 2022 van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) dienen met inachtneming van deze verschillende elementen te worden vastgesteld, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Voor de uitgaven voor de financieringskosten van de middelen die door de lidstaten worden verschaft voor de aankoop van producten ten laste van het boekjaar 2022 van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), worden de rentevoeten waarin bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), van die verordening voorziet, vastgesteld op 0 %.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 906/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat uitgaven voor openbare interventie betreft (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 1).