ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 297

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
20 augustus 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1374 van de Commissie van 12 april 2021 tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1375 van de Commissie van 11 juni 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 wat betreft de wijziging van traditionele aanduidingen in de wijnsector

16

 

*

Verordening (EU) 2021/1376 van de Commissie van 13 augustus 2021 tot vaststelling van een sluiting van de visserij op roodbaarzen in gebied NAFO 3M voor vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1377 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot goedkeuring van een wijziging van de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot vaststelling van bepaalde voorschriften betreffende het certificaat dat wordt afgegeven aan exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen die betrokken zijn bij de invoer van biologische producten en omschakelingsproducten in de Unie en tot vaststelling van de lijst van overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad erkende controleautoriteiten en controleorganen ( 1 )

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1379 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof famoxadone overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

32

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1380 van de Commissie van 19 augustus 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Oekraïne afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

35

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1381 van de Commissie van 19 augustus 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Noord-Macedonië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

38

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1382 van de Commissie van 19 augustus 2021 houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Turkije afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten ( 1 )

41

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1374 VAN DE COMMISSIE

van 12 april 2021

tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 10, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke hygiënevoorschriften op het gebied van levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld.

(2)

Stremsel is een complex van enzymen dat voor de productie van bepaalde kaassoorten wordt gebruikt. Het wordt uit magen van jonge herkauwers gewonnen. Op basis van de door exploitanten van levensmiddelenbedrijven opgedane ervaring moeten de specifieke hygiënevoorschriften voor magen voor de productie van stremsel, zoals vastgesteld in bijlage III, sectie I, hoofdstuk IV, punt 18, a), bij Verordening (EG) nr. 853/2004, worden gewijzigd om de winning van stremsel bij jonge schapen en geiten te optimaliseren. Met name moeten zulke magen het slachthuis mogen verlaten zonder daarvoor te worden leeggemaakt of schoongemaakt.

(3)

Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een toenemende vraag naar het toestaan om kop en poten van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren buiten het slachthuis in gespecialiseerde erkende inrichtingen voor verdere verwerking van levensmiddelen te onthuiden of broeien en ontharen. Daarom moeten kop en poten van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren onder bepaalde voorwaarden die de voedselveiligheid waarborgen naar deze inrichtingen mogen worden vervoerd. Bijlage III, sectie I, hoofdstuk IV, punt 18, c), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet daarom worden gewijzigd.

(4)

Overeenkomstig artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie (2) mag de officiële dierenarts in het geval van een noodslachting van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren een ante-mortemkeuring buiten een slachthuis uitvoeren. Bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 schrijft voor dat in het geval van een noodslachting een dierenarts een ante-mortemkeuring moet uitvoeren. Dat voorschrift moet worden gewijzigd in overeenstemming met het voorgenoemde artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 en moet daarom de officiële dierenarts impliceren.

(5)

Het verbeteren van het dierenwelzijn is een van de acties die in de “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem van de Commissie (3), als onderdeel van de Europese Green Deal, worden voorgesteld. Er is met name een verandering in de vleesconsumptiepatronen merkbaar met daarbij een toenemende vraag vanuit het Europees Parlement, landbouwers en consumenten om het slachten van bepaalde als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren op het bedrijf van herkomst toe te staan teneinde mogelijke problemen op het gebied van dierenwelzijn bij het verzamelen en tijdens het vervoer te voorkomen.

(6)

Afgezien van bij noodslachting moeten als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren worden geslacht in een slachthuis dat overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 853/2004 is erkend, om ervoor te zorgen dat de hygiënevoorschriften van bijlage III, sectie I, hoofdstukken II en IV, bij die verordening worden nageleefd. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen mobiele slachthuizen overeenkomstig dat artikel erkennen. Deze mobiele voorzieningen kunnen worden geplaatst op alle geschikte locaties, met inbegrip van boerderijen, waar groepen gezonde dieren kunnen worden geslacht. In andere omstandigheden kan het vervoer van bepaalde dieren een risico voor de personen die met de dieren in contact komen of voor het welzijn van de dieren met zich meebrengen. Het slachten en verbloeden op het bedrijf van herkomst moet daarom worden toegestaan voor een beperkt aantal als landbouwhuisdier gehouden runderen, varkens en als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen. Aan dergelijke praktijken moeten strikte voorwaarden worden verbonden om een hoog niveau van voedselveiligheid voor het van dergelijke dieren afkomstige vlees te kunnen handhaven.

(7)

Als landbouwhuisdier gehouden runderen, varkens en als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen die op het bedrijf van herkomst worden geslacht, moeten vergezeld gaan van een officieel certificaat waaruit blijkt dat aan de hygiënevoorschriften voor de slacht is voldaan. Een dergelijk officieel certificaat is vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie (4).

(8)

Op 27 september 2018 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een tweede wetenschappelijk advies uitgebracht over de aanpak van gevarenanalyses voor bepaalde kleine detailhandelszaken en voedseldonaties (5). In dat advies wordt aanbevolen om op het niveau van de detailhandel in te vriezen, als aanvullend instrument om de veilige herverdeling van voedsel aan hulpbehoevenden te waarborgen. Het faciliteren van veilige praktijken inzake voedseldonatie voorkomt voedselverspilling en draagt bij tot de voedselzekerheid, in overeenstemming met de doelstellingen van de “van boer tot bord”-strategie van de Commissie en haar algemene doel om een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem tot stand te brengen in het kader van de Europese Green Deal. Het invriezen van voedsel kan een belangrijk middel zijn voor de veilige herverdeling ervan door voedselbanken en andere liefdadigheidsinstellingen. Het invriezen van vlees is momenteel niet toegestaan in het geval van activiteiten tussen detailhandelaars, aangezien vlees dat bestemd is om te worden ingevroren na het slachten of uitsnijden onverwijld moet worden ingevroren, overeenkomstig bijlage III, sectie I, hoofdstuk VII, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wat als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren betreft en sectie II, hoofdstuk V, punt 5, van die bijlage wat pluimvee en lagomorfen betreft. Daarom moet het invriezen van vlees in het geval van activiteiten tussen detailhandelaars onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan om de veilige distributie van voedseldonaties te waarborgen.

(9)

Bij Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad (6) is de definitie van “erkende dierenarts” geïntroduceerd. Bij Verordening (EG) nr. 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (7) werd Verordening (EG) 854/2004 ingetrokken en is de definitie van “officiële dierenarts” vastgesteld. Aangezien de definitie van “officiële dierenarts” in Verordening (EU) 2017/625 die van “erkende dierenarts” omvat, moet in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 in plaats van naar “erkende dierenarts” naar “officiële dierenarts” worden verwezen.

(10)

De specifieke hygiënevoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vlees van evenhoevige gekweekte wilde zoogdieren in sectie III van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn alleen van toepassing op vlees van Cervidae of Suidae. Soortgelijke voorschriften moeten gelden voor vlees van andere evenhoevige gekweekte wilde zoogdieren zoals lama’s, om een mogelijk voedselveiligheidsrisico door veranderende consumptiepatronen als gevolg van een toegenomen consumptie van dergelijk vlees te voorkomen.

(11)

De karkassen en ingewanden van gejaagd wild mogen worden vervoerd naar en opgeslagen in een verzamelcentrum voordat zij naar een wildbewerkingsinrichting worden vervoerd. Om de voedselveiligheid van dat vlees te waarborgen, moeten specifieke hygiënevoorschriften voor het hanteren en de opslag van deze kadavers en ingewanden in dergelijke verzamelcentra worden vastgesteld door de hygiënevoorschriften voor vrij wild in sectie IV van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 te wijzigen.

(12)

Vrij wild moet zo snel mogelijk naar een wildbewerkingsinrichting worden vervoerd na onderzoek door een gekwalificeerde persoon, overeenkomstig bijlage III, sectie IV, hoofdstuk II, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wat grof vrij wild betreft en hoofdstuk III, punt 3, van die sectie wat klein vrij wild betreft, zodat het binnen een redelijke tijd na het doden kan worden gekoeld. Dat voorschrift moet ook gelden voor vrij wild wanneer geen onderzoek heeft plaatsgevonden.

(13)

In bijlage III, sectie VII, hoofdstuk I, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 is bepaald dat wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf een partij levende tweekleppige weekdieren van één inrichting naar een andere verplaatst, die partij vergezeld moet gaan van een registratiedocument. Om de op grond van bijlage III, sectie VII, hoofdstuk I, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vereiste gegevens te harmoniseren, moet een gemeenschappelijk model van het registratiedocument voor de verplaatsing van levende tweekleppige weekdieren tussen inrichtingen worden vastgesteld. Bovendien is het een gangbare praktijk dat partijen tweekleppige weekdieren naar tussenhandelaars worden verzonden. Daarom moet deze mogelijkheid ook in het registratiedocument worden opgenomen.

(14)

Overeenkomstig bijlage III, sectie VII, hoofdstuk IV, deel A, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moeten levende tweekleppige weekdieren met schoon water van slik en andere vervuiling worden ontdaan voordat met de zuivering wordt begonnen. Om water te besparen, mag het wassen van schone tweekleppige weekdieren echter niet verplicht zijn. Sectie VII, hoofdstuk IV, deel A, punt 1, moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

Levende tweekleppige weekdieren die in de handel worden gebracht, mogen geen mariene biotoxines bevatten die de in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 vastgestelde maximumwaarden overschrijden. De EFSA is in haar advies over mariene biotoxines in weekdieren — groep pectenotoxines (8) (PTX’s) tot de conclusie gekomen dat er geen meldingen zijn van schadelijke effecten bij de mens in verband met toxines uit de pectenotoxinegroep. Bovendien gaan PTX’s in schaaldieren altijd samen met toxines uit de okadazuurgroep. Daarom moet de verwijzing naar PTX’s in bijlage III, sectie VII, hoofdstuk V, punt 2, c), bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden geschrapt.

(16)

In artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 is bepaald dat de indeling van productie- en heruitzettingsgebieden niet verplicht is met betrekking tot het verzamelen van Holothuroidea wanneer de bevoegde autoriteiten officiële controles van deze dieren uitvoeren in visveilingen, verzendcentra en verwerkingsinrichtingen. Bijlage III, sectie VII, hoofdstuk IX, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet worden gewijzigd om het verzamelen van Holothuroidea buiten de ingedeelde productie- en heruitzettingsgebieden toe te staan.

(17)

Vaartuigen moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat visserijproducten niet verontreinigd kunnen worden door lenswater, afvalwater, rook, brandstof, olie, vet of andere schadelijke stoffen. Daarnaast mogen ruimen, tanks of containers die voor het opslaan, koelen of invriezen van visserijproducten worden gebruikt, niet voor andere doeleinden dan de opslag van visserijproducten worden gebruikt. Vriesvaartuigen en reeferschepen moeten zijn uitgerust met een vriesinstallatie die krachtig genoeg is om zo snel mogelijk in een continu proces en met een zo kort mogelijk temperatuurplateau in te vriezen om een kerntemperatuur van ten hoogste — 18 °C te bereiken. Opslagruimen mogen niet voor invriezen worden gebruikt. Voor koelhuizen aan land moeten dezelfde voorschriften voor vries- en opslagapparatuur gelden. Deel I van hoofdstuk I en deel B van hoofdstuk III van bijlage III, sectie VIII, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

Naar aanleiding van recente fraude met tonijn die aanvankelijk bij — 9 °C in pekel werd ingevroren en bestemd was voor de conservenindustrie maar in plaats daarvan voor consumptie als verse visserijproducten werd aangeboden, moet in bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk I, deel II, punt 7, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden verduidelijkt dat hele visserijproducten die aanvankelijk in pekel zijn ingevroren bij een temperatuur van — 9 °C en bestemd zijn voor de conservenindustrie, zelfs indien zij verder worden ingevroren bij een temperatuur van — 18 °C, geen andere bestemming dan de conservenindustrie mogen hebben.

(19)

Levers, kuit en hom van voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten moeten onder ijs worden bewaard bij een temperatuur welke die van smeltend ijs benadert, of moeten worden ingevroren. Het is passend toe te staan dat levers en kuit ook onder andere omstandigheden dan onder ijs worden gekoeld, bij een temperatuur die die van smeltend ijs benadert. Daarom moet bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk I, deel II, punt 6, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden gewijzigd zodat levers en kuit van voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten niet alleen onder ijs, maar ook onder andere koelomstandigheden mogen worden gekoeld.

(20)

Het is passend dat de voor de verzending of opslag van onverpakte bewerkte verse, onder ijs bewaarde visserijproducten gebruikte recipiënten op zodanige wijze vervaardigd zijn dat gewaarborgd is dat het smeltwater niet met visserijproducten in contact blijft. Met het oog op de hygiëne is het belangrijk te verduidelijken dat smeltwater niet alleen niet in contact met visserijproducten mag blijven, maar moet worden afgevloeid. Daarom moet bijlage III, sectie VIII, hoofdstuk III, deel A, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 worden gewijzigd om te verduidelijken dat smeltwater niet alleen niet met visserijproducten in contact mag blijven, maar moet worden afgevloeid.

(21)

De specifieke hygiënevoorschriften voor kikkerbilletjes in sectie XI van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn alleen van toepassing op kikkerbilletjes van de soorten Rana (familie Ranidae) overeenkomstig de definitie van kikkerbilletjes in bijlage I, punt 6.1, bij die verordening. De specifieke hygiënevoorschriften voor slakken in die sectie zijn alleen van toepassing op terrestrische buikpotigen van de soorten Helix pomatia Linné, Helix aspersa Muller, Helix lucorum en tot de Achatinidae behorende soorten overeenkomstig de definitie van slakken in bijlage I, punt 6.2, bij Verordening (EG) nr. 853/2004. Als gevolg van veranderende eetgewoonten worden ook kikkerbilletjes en slakken van andere soorten geproduceerd en in de handel gebracht voor menselijke consumptie. De specifieke hygiënevoorschriften moeten daarom worden uitgebreid tot deze soorten, om de veiligheid van van deze soorten afkomstige levensmiddelen te waarborgen.

(22)

Bijlage III, sectie XII, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 bevat specifieke temperatuurvoorschriften voor de opslag van voor menselijke consumptie bestemde kanen. Technologische ontwikkelingen hebben bepaalde verpakkingstechnieken mogelijk gemaakt, zoals vacuümverpakking die de specifieke temperatuurvoorschriften om de veiligheid van van kanen afkomstige levensmiddelen te waarborgen overbodig maken. Deze temperatuurvoorschriften moeten daarom worden geschrapt, terwijl de exploitant van een levensmiddelenbedrijf overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad (9) zorg moet dragen voor de veiligheid van van kanen afgeleide levensmiddelen door goede hygiënepraktijken en -procedures op basis van de beginselen van risicoanalyse en kritische controlepunten (HACCP) toe te passen.

(23)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/624 van de Commissie van 8 februari 2019 betreffende specifieke voorschriften voor de uitvoering van officiële controles van de productie van vlees en voor de productie- en de heruitzettingsgebieden van levende tweekleppige weekdieren overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 1).

(3)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52020DC0381

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten, modellen van officiële certificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten, voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen binnen de Unie van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen, en officiële certificering met betrekking tot dergelijke certificaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 599/2004, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 636/2014 en (EU) 2019/628, Richtlijn 98/68/EG en de Beschikkingen 2000/572/EG, 2003/779/EG en 2007/240/EG (PB L 442 van 30.12.2020, blz. 1).

(5)  EFSA Journal (2018) 16(11):5432.

(6)  Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206).

(7)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(8)  https://doi.org/10.2903/j.efsa.2009.1109

(9)  Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Sectie I wordt als volgt gewijzigd:

a)

Hoofdstuk IV wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 2, b), ii), wordt vervangen door:

“ii)

dieren die overeenkomstig hoofdstuk VI bis van deze sectie of sectie III, punt 3, op het bedrijf van herkomst zijn geslacht;”;

ii)

punt 18 wordt vervangen door:

“18.

Tenzij zij bestemd zijn voor gebruik als dierlijke bijproducten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (*), moeten:

a)

magen worden gebroeid of schoongemaakt; wanneer de magen echter bestemd zijn voor de productie van stremsel:

i)

hoeven zij in het geval van jonge runderen enkel te worden leeggemaakt;

ii)

hoeven zij in het geval van jonge schapen en geiten niet te worden leeggemaakt, gebroeid of schoongemaakt;

b)

darmen worden geledigd en schoongemaakt,

c)

koppen en poten worden gevild of gebroeid en onthaard; wanneer de bevoegde autoriteit daar echter toestemming voor geeft, mogen de koppen die duidelijk schoon zijn, wanneer die geen gespecificeerd risicomateriaal bevatten overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (**), en poten die duidelijk schoon zijn, en bestemd zijn voor verwerking tot levensmiddelen, vervoerd worden naar en gevild of gebroeid en onthaard worden in een erkende inrichting.

(*)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1)."

(**)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).”;"

b)

hoofdstuk VI wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten 2 en 3 worden vervangen door:

“2.

De officiële dierenarts moet een antemortemkeuring van het dier verrichten.

3.

Het geslachte en verbloede dier is zonder nodeloos uitstel onder hygiënische omstandigheden naar het slachthuis vervoerd. Maag en darmen mogen ter plaatse onder toezicht van de officiële dierenarts worden verwijderd, evenwel zonder verdere uitslachting. Verwijderde ingewanden moeten het geslachte dier naar het slachthuis vergezellen, en worden aangeduid als afkomstig van dat dier.”;

ii)

punt 6 wordt vervangen door:

“Het officiële certificaat van bijlage IV, hoofdstuk 5, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie (*) wordt samen met het geslachte dier naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook.

(*)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten, modellen van officiële certificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten, voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen binnen de Unie van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen, en officiële certificering met betrekking tot dergelijke certificaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 599/2004, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 636/2014 en (EU) 2019/628, Richtlijn 98/68/EG en de Beschikkingen 2000/572/EG, 2003/779/EG en 2007/240/EG (PB L 442 van 30.12.2020, blz. 1).”;"

c)

na hoofdstuk VI wordt het volgende hoofdstuk VI bis ingevoegd:

“HOOFDSTUK VI BIS ANDERE SLACHT OP HET BEDRIJF VAN HERKOMST VAN ALS LANDBOUWHUISDIER GEHOUDEN RUNDEREN, MET UITZONDERING VAN BIZONS, EN VARKENS EN ALS LANDBOUWHUISDIER GEHOUDEN EENHOEVIGEN DAN NOODSLACHTINGEN

Ten hoogste drie als landbouwhuisdier gehouden runderen, met uitzondering van bizons, of ten hoogste zes als landbouwhuisdier gehouden varkens of ten hoogste drie als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen mogen bij dezelfde gelegenheid op het bedrijf van herkomst worden geslacht, mits de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft gegeven overeenkomstig de volgende voorschriften:

a)

de dieren kunnen niet naar het slachthuis vervoerd worden vanwege een mogelijk risico voor de personen die met de dieren in contact komen en om te voorkomen dat de dieren tijdens het vervoer letsel oplopen;

b)

het slachthuis en de eigenaar van het voor de slacht bestemde dier hebben een overeenkomst gesloten; de eigenaar moet de bevoegde autoriteit schriftelijk van een dergelijke overeenkomst in kennis stellen;

c)

het slachthuis of de eigenaar van de voor de slacht bestemde dieren moet de officiële dierenarts ten minste drie dagen van tevoren in kennis stellen van de datum en het tijdstip van de voorgenomen slacht;

d)

de officiële dierenarts die de antemortemkeuring van het voor de slacht bestemde dier verricht, moet bij het slachten aanwezig zijn;

e)

de voor het verbloeden en het vervoer van de geslachte dieren naar het slachthuis te gebruiken mobiele eenheid moet het hygiënisch hanteren en verbloeden van de dieren mogelijk maken, alsmede de correcte verwijdering van hun bloed en moet deel uitmaken van een slachthuis dat overeenkomstig artikel 4, lid 2, door de bevoegde autoriteit is erkend; de bevoegde autoriteit mag evenwel verbloeding buiten de mobiele eenheid toestaan indien het bloed niet voor menselijke consumptie bestemd is en het slachten niet plaatsvindt in beperkingszones als gedefinieerd in artikel 4, punt 41, van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (*) of inrichtingen waar overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 en de op basis daarvan vastgestelde handelingen veterinairrechtelijke beperkingen gelden;

f)

de geslachte en verbloede dieren moeten zonder nodeloos uitstel onder hygiënische omstandigheden rechtstreeks naar het slachthuis worden vervoerd; maag en darmen mogen ter plaatse onder toezicht van de officiële dierenarts worden verwijderd, evenwel zonder verdere uitslachting; verwijderde ingewanden moeten het geslachte dier naar het slachthuis vergezellen, en worden aangeduid als afkomstig van het afzonderlijke dier;

g)

indien er tussen de slacht van het eerste dier en de aankomst bij het slachthuis van de geslachte dieren meer dan twee uur verstrijkt, moeten de geslachte dieren gekoeld worden; actieve koeling is niet nodig wanneer de weersomstandigheden dit toelaten;

h)

de eigenaar van het dier moet het slachthuis vooraf in kennis stellen van het geplande tijdstip van aankomst van de geslachte dieren, die na aankomst in het slachthuis onverwijld moeten worden gehanteerd;

(i)

naast de informatie over de voedselketen die overeenkomstig sectie III van bijlage II bij deze verordening moet worden ingediend, moet het in bijlage IV, hoofdstuk 3, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 vastgestelde officiële certificaat samen met de geslachte dieren naar het slachthuis worden gebracht of van tevoren worden verzonden in welke vorm dan ook.

(*)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).”."

d)

in hoofdstuk VII wordt punt 4 vervangen door:

“4.

Vlees dat bestemd is om te worden ingevroren, moet onverwijld worden ingevroren, zo nodig na een stabilisatieperiode.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een activiteit met betrekking tot de detailhandel uitvoeren, mogen vlees evenwel met het oog op latere herverdeling als voedseldonaties overeenkomstig de volgende voorwaarden invriezen:

i)

in het geval van vlees waarvoor overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*) een uiterste consumptiedatum is toegepast, vóór het verstrijken van die datum;

ii)

onverwijld tot een temperatuur van — 18 °C of lager;

iii)

er wordt voor gezorgd dat de datum van invriezing wordt gedocumenteerd en op het etiket of op andere wijze wordt vermeld;

iv)

vlees dat eerder bevroren is geweest (ontdooid vlees) is, wordt uitgesloten, en

v)

overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten gestelde voorwaarden voor invriezing en verder gebruik als levensmiddel.

(*)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).”."

2)

Sectie II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in hoofdstuk V wordt punt 5 vervangen door:

“5.

Vlees dat bestemd is om te worden ingevroren, moet onverwijld worden ingevroren.

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een activiteit met betrekking tot de detailhandel uitvoeren, mogen vlees evenwel met het oog op latere herverdeling als voedseldonaties overeenkomstig de volgende voorwaarden invriezen:

i)

in het geval van vlees waarvoor overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1169/2011 een uiterste consumptiedatum is toegepast, vóór het verstrijken van die datum;

ii)

onverwijld tot een temperatuur van — 18 °C of lager;

iii)

er wordt voor gezorgd dat de datum van invriezing wordt gedocumenteerd en op het etiket of op andere wijze wordt vermeld;

iv)

vlees dat eerder bevroren is geweest (ontdooid vlees) is, wordt uitgesloten, en

v)

overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten gestelde voorwaarden voor invriezing en verder gebruik als levensmiddel.”;

b)

hoofdstuk VI wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 6 wordt geschrapt;

ii)

punt 7 wordt vervangen door:

“7.

Naast de informatie over de voedselketen die overeenkomstig sectie III van bijlage II bij deze verordening moet worden ingediend, moet het in bijlage IV, hoofdstuk 3, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 vastgestelde officiële certificaat samen met het geslachte dier naar het slachthuis of de uitsnijderij worden gebracht of van tevoren worden verzonden in welke vorm dan ook.”.

3)

sectie III wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1 wordt vervangen door:

“1.

De bepalingen van sectie I zijn van toepassing op de productie en het in de handel brengen van vlees van evenhoevige gekweekte wilde zoogdieren, tenzij deze door de bevoegde autoriteit ongeschikt worden geacht.”;

b)

punt 3, j), wordt vervangen door:

“j)

het door de officiële dierenarts afgegeven en ondertekende officiële certificaat van bijlage IV, hoofdstuk 3, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235, waarmee het gunstige resultaat van de antemortemkeuring alsmede een correcte slachting en bloeding en datum en tijdstip van de slachting worden gestaafd, wordt samen met het geslachte dier naar het slachthuis gebracht of van tevoren verzonden in welke vorm dan ook.”.

4)

Sectie IV wordt als volgt gewijzigd:

a)

de volgende inleidende zin wordt toegevoegd:

“Voor de toepassing van deze sectie wordt onder “verzamelcentrum” een inrichting verstaan waar de karkassen en ingewanden van vrij wild worden opgeslagen voordat zij naar een wildbewerkingsinrichting worden vervoerd.”;

b)

hoofdstuk II wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 4, c), wordt vervangen door:

“c)

Indien in een specifiek geval geen gekwalificeerd persoon beschikbaar is om het in punt 2 bedoelde onderzoek te verrichten, moeten de kop, behalve de slagtanden, geweien en horens, en alle ingewanden behalve maag en darmen zo spoedig mogelijk na het doden naar een wildverwerkingsinrichting worden vervoerd.”;

ii)

in punt 8, b), wordt de eerste alinea vervangen door:

“b)

alleen naar een wildbewerkingsinrichting in een andere lidstaat worden verzonden wanneer het tijdens het vervoer naar die wildbewerkingsinrichting vergezeld gaat van een door de officiële dierenarts afgegeven en ondertekend officieel certificaat overeenkomstig bijlage II, hoofdstuk 2, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie, waarin wordt verklaard dat is voldaan aan de voorschriften van punt 4 van dit hoofdstuk met betrekking tot de beschikbaarheid van een verklaring, voor zover van toepassing, en de begeleiding van de relevante delen van het kadaver.”;

iii)

het volgende punt 10 wordt toegevoegd:

“10.

De karkassen en ingewanden van grof vrij wild mogen worden vervoerd naar en opgeslagen in een verzamelcentrum voordat zij naar een wildbewerkingsinrichting worden verzonden, mits:

a)

het verzamelcentrum:

1)

hetzij bij de bevoegde autoriteit geregistreerd staat als levensmiddelenbedrijf waarin uitsluitend handelingen worden verricht met betrekking tot primaire productie als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), wanneer het alleen als eerste verzamelcentrum karkassen ontvangt,

2)

hetzij door de bevoegde autoriteit is erkend als levensmiddelenbedrijf overeenkomstig artikel 4, lid 2, wanneer het van andere verzamelcentra karkassen ontvangt;

b)

indien de dieren van de ingewanden worden ontdaan, het tijdens het vervoer naar en de opslag in het verzamelcentrum verboden is deze dieren te stapelen;

c)

de gedode dieren onder hygiënische omstandigheden en onverwijld naar het verzamelcentrum worden vervoerd;

d)

aan de in punt 5 vastgestelde temperatuursomstandigheden wordt voldaan;

e)

de opslagduur tot een minimum wordt beperkt;

f)

de karkassen en ingewanden van het grof vrij wild niet ook op een andere manier worden gehanteerd; het onderzoek door een gekwalificeerde persoon en de verwijdering van de ingewanden mogen echter onder de in de punten 2, 3 en 4 vastgestelde voorwaarden plaatsvinden.”.

c)

hoofdstuk III wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 3 wordt vervangen door:

“3.

Vlees van klein vrij wild mag uitsluitend in de handel gebracht worden indien het gedode dier zo spoedig mogelijk na het in punt 1 bedoelde onderzoek naar een wildbewerkingsinrichting wordt gebracht of, indien in een specifiek geval geen gekwalificeerd persoon beschikbaar is om dat onderzoek te verrichten, zo spoedig mogelijk na het doden.”;

ii)

het volgende punt 8 wordt toegevoegd:

“8.

De karkassen, inclusief ingewanden, van klein vrij wild mogen worden vervoerd naar en opgeslagen in een verzamelcentrum voordat zij naar een wildbewerkingsinrichting worden verzonden, mits:

a)

het verzamelcentrum:

1)

hetzij bij de bevoegde autoriteit geregistreerd staat als levensmiddelenbedrijf waarin uitsluitend handelingen worden verricht met betrekking tot primaire productie als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), wanneer het alleen als eerste verzamelcentrum karkassen ontvangt,

2)

hetzij door de bevoegde autoriteit is erkend als levensmiddelenbedrijf overeenkomstig artikel 4, lid 2, wanneer het van andere verzamelcentra karkassen ontvangt;

b)

indien de dieren van de ingewanden worden ontdaan, het tijdens het vervoer naar en de opslag in het verzamelcentrum verboden is deze dieren te stapelen;

c)

de gedode dieren onder hygiënische omstandigheden en onverwijld naar het verzamelcentrum worden vervoerd;

d)

aan de in punt 4 vastgestelde temperatuursomstandigheden wordt voldaan;

e)

de opslagduur tot een minimum wordt beperkt;

f)

de karkassen, met inbegrip van ingewanden, van het klein vrij wild niet ook op een andere manier worden gehanteerd; het onderzoek door een gekwalificeerde persoon en de verwijdering van de ingewanden mogen echter onder de in de punten 1 en 2 vastgestelde voorwaarden plaatsvinden.”.

5)

Sectie VII wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het inleidende gedeelte wordt het volgende punt 1 bis ingevoegd:

“1 bis.

Voor de toepassing van deze sectie wordt onder “tussenliggende exploitant” verstaan: een andere exploitant van een levensmiddelenbedrijf, met inbegrip van handelaren, dan de eerste leverancier, al dan niet met eigen bedrijfsruimte, die zijn activiteiten verricht tussen productiegebieden, heruitzettingsgebieden of inrichtingen.”;

b)

hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 3 wordt vervangen door:

“3.

Wanneer een exploitant van een levensmiddelenbedrijf een partij levende tweekleppige weekdieren tussen productiegebieden, heruitzettingsgebieden of inrichtingen van enige aard verplaatst, moet die partij vergezeld gaan van een registratiedocument.”;

ii)

in punt 4 wordt het volgende punt d) toegevoegd:

“d)

Wanneer een partij levende tweekleppige weekdieren door een tussenliggende exploitant wordt verzonden, moet de partij vergezeld gaan van een nieuw, door de tussenliggende exploitant ingevuld registratiedocument. Het registratiedocument moet ten minste de in de punten a), b) en c) bedoelde gegevens bevatten, alsook de volgende gegevens:

i)

de naam en het adres van de tussenliggende exploitant;

ii)

in het geval van verwatering of opnieuw onderdompelen in water met het oog op opslag, de begindatum, de einddatum en de plaats van de verwatering of het opnieuw onderdompelen in water;

iii)

indien de verwatering in een natuurgebied heeft plaatsgevonden, moet de tussenliggende exploitant bevestigen dat het natuurgebied waar de verwatering heeft plaatsgevonden op het moment van verwatering was ingedeeld als productiegebied van klasse A waar mag worden verzameld;

iv)

indien het opnieuw onderdompelen in water in een natuurgebied heeft plaatsgevonden, moet de tussenliggende exploitant bevestigen dat het natuurgebied waar het opnieuw onderdompelen in water heeft plaatsgevonden op het moment van het opnieuw onderdompelen in water in dezelfde klasse was ingedeeld als het productiegebied waar de levende tweekleppige weekdieren zijn verzameld;

v)

indien het opnieuw onderdompelen in een inrichting heeft plaatsgevonden, moet de tussenliggende exploitant bevestigen dat de inrichting op het moment van het opnieuw onderdompelen erkend was. Het opnieuw onderdompelen mag niet resulteren in extra verontreiniging van de levende tweekleppige weekdieren;

vi)

in het geval van groepage, de soort, de datum waarop de groepage is begonnen, de datum waarop de groepage is beëindigd, de status van het gebied waar de levende tweekleppige weekdieren zijn verzameld, en de partij van de groepage, die altijd uit dezelfde soort bestaat, die op dezelfde datum en in hetzelfde productiegebied is gevangen.”;

iii)

de volgende punten 8 en 9 worden toegevoegd:

“8.

Tussenliggende exploitanten moeten:

a)

bij de bevoegde autoriteit geregistreerd staan als levensmiddelenbedrijf waarin uitsluitend handelingen worden verricht met betrekking tot primaire productie als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), indien zij geen eigen bedrijfsruimte hebben of indien zij bedrijfsruimte hebben waar zij alleen levende tweekleppige weekdieren bij omgevingstemperatuur hanteren, wassen en opslaan, zonder groepage of verwatering, of

b)

door de bevoegde autoriteit als exploitant van een levensmiddelenbedrijf zijn erkend overeenkomstig artikel 4, lid 2, indien zij naast de onder a) bedoelde activiteiten ook een koelhuis hebben of partijen levende tweekleppige weekdieren groeperen of splitsen of verwatering of opnieuw onderdompelen toepassen.

9.

Tussenliggende exploitanten mogen uit productiegebieden van klasse — A, B of C, uit heruitzettingsgebieden of van andere tussenliggende exploitanten levende tweekleppige weekdieren ontvangen. Tussenliggende exploitanten kunnen levende tweekleppige weekdieren:

a)

van productiegebieden van klasse A naar verzendingscentra of een andere tussenliggende exploitant verzenden;

b)

van productiegebieden van klasse B uitsluitend naar zuiveringscentra, verwerkingsinrichtingen of een andere tussenliggende exploitant verzenden;

c)

van productiegebieden van klasse C naar verwerkingsinrichtingen of naar een andere tussenliggende exploitant met bedrijfsruimte verzenden.”;

c)

in bijlage IV, deel A, wordt punt 1 vervangen door:

“1.

Voordat met de zuivering wordt begonnen, moeten de levende tweekleppige weekdieren vrij van slik en andere vervuiling zijn en indien nodig worden gewassen, met schoon water.”;

d)

in hoofdstuk V, punt 2:

a)

wordt punt a) vervangen door: “a) voor PSP (“Paralytic Shellfish Poison”), 800 microgram saxitoxine-equivalent diHCl per kilogram;”;

b)

punt c) wordt vervangen door: “c) voor okadazuur en dinophysistoxines tezamen, 160 microgram okadazuur-equivalent per kilogram;”;

e)

hoofdstuk IX wordt vervangen door:

“HOOFDSTUK IX: SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR PECTINIDAE, MARIENE BUIKPOTIGEN EN HOLOTHUROIDEA DIE GEEN FILTRERENDE DIEREN ZIJN, VERZAMELD BUITEN DE INGEDEELDE PRODUCTIEGEBIEDEN

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn, verzamelen buiten de ingedeelde productiegebieden of dergelijke pectinidae en/of dergelijke mariene buikpotigen en/of dergelijke Holothuroidea hanteren, moeten aan de volgende voorschriften voldoen:

1.

pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn, mogen niet in de handel worden gebracht, tenzij zij overeenkomstig hoofdstuk II, deel B, verzameld en gehanteerd zijn, en gestaafd door een systeem van interne controles van de exploitanten van levensmiddelenbedrijven die een visveiling, een verzendingscentrum of een verwerkingsbedrijf exploiteren, voldoen aan de normen van hoofdstuk V;

2.

wanneer de bevoegde autoriteit op grond van gegevens uit officiële toezichtsprogramma’s visgronden kan indelen, zo nodig in samenwerking met de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, zijn de bepalingen van hoofdstuk II, deel A, naar analogie met punt 1 ook van toepassing op pectinidae;

3.

pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn, mogen alleen via een visveiling, een verzendingscentrum of een verwerkingsbedrijf voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht. Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die dergelijke inrichtingen beheren, moeten de bevoegde autoriteit ervan in kennis stellen dat zij ook pectinidae en/of mariene buikpotigen en/of Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn, hanteren, en wat de verzendingscentra betreft, aan de desbetreffende eisen van de hoofdstukken III en IV voldoen;

4.

exploitanten van levensmiddelenbedrijven die pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn, hanteren, moeten voldoen:

a)

aan de in hoofdstuk I, punten 3 tot en met 7, bedoelde documentenvereisten, indien deze van toepassing zijn. In dat geval moet in het registratiedocument duidelijk, en onder vermelding van het voor de beschrijving van de coördinaten gebruikte systeem, vermeld worden waar de levende pectinidae en/of levende mariene buikpotigen en/of levende Holothuroidea verzameld zijn, of

b)

aan de voorschriften van hoofdstuk VI, punt 2, betreffende het sluiten van alle verpakkingen van levende pectinidae, levende mariene buikpotigen en levende Holothuroidea die voor verkoop in de detailhandel worden verzonden, en hoofdstuk VII betreffende het aanbrengen van een identificatiemerk en etikettering.”;

f)

het volgende hoofdstuk X wordt toegevoegd:

“HOOFDSTUK X MODEL VAN REGISTRATIEDOCUMENT VOOR LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN, LEVENDE STEKELHUIDIGEN, LEVENDE MANTELDIEREN EN LEVENDE MARIENE BUIKPOTIGEN

REGISTRATIEDOCUMENT VOOR LEVENDE TWEEKLEPPIGE WEEKDIEREN, LEVENDE STEKELHUIDIGEN, LEVENDE MANTELDIEREN EN LEVENDE MARIENE BUIKPOTIGEN

Deel I — Leverancier

I.1

Imsoc-referentienummer

I.2

Intern referentienummer

I.3

Leverancier

Naam

Adres

Registratie-/erkenningsnummer

Land ISO-landcode

Activiteit

I.4

Ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf

Naam

Adres

Registratie-/erkenningsnummer

Land ISO-landcode

Activiteit

I.5

Beschrijving van de goederen

Aquacultuur Natuurlijke gronden

• GN-code of FAO-drielettercode | soort | hoeveelheid | verpakking | partij | datum van verzameling | begindatum van verwatering | einddatum van verwatering | plaats van verwatering | begindatum opnieuw onderdompelen in water | einddatum opnieuw onderdompelen in water | plaats van opnieuw onderdompelen in water | begindatum van groepage | einddatum van groepage | productiegebied | gezondheidsstatus, met inbegrip van verzameling overeenkomstig artikel 62, lid 2, bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627, indien van toepassing

I.6

Uit een heruitzettingsgebied Ja Nee

Heruitzettingsgebied

Duur van de heruitzetting

Begindatum

Einddatum

I.7

Uit een zuiverings-/verzendingscentrum

Visafslag Ja ☐ Nee ☐

Erkenningsnummer van zuiverings-/verzendingscentrum/visafslag

Datum van binnenkomst

Datum van vertrek

Duur van de zuivering

I.8

Van tussenliggende exploitant

Ja ☐ Nee ☐

Naam

Adres

Registratie-/erkenningsnummer

Land

ISO-landcode

Activiteit

Datum van aankomst

Datum van vertrek

 

I.9

Verklaring van de leverancier

Ondergetekende voor de zending verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf verklaart dat, voor zover zij/hij weet, de in deel I van dit document opgenomen gegevens waar en volledig zijn.

 

Datum

Naam van de ondertekenaar

Handtekening

Deel II — Ontvangende exploitant

II.1

Intern referentienummer (ontvanger)

II.2

Verklaring van de ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf

Ondergetekende voor de ontvangst van de zending verantwoordelijke exploitant van een levensmiddelenbedrijf verklaart dat de zending op [DATUM] in haar/zijn bedrijfsruimte is aangekomen.

 

Naam van de ondertekenaar

Handtekening”

Toelichting

Vak

Beschrijving

Deel I — Leverancier

Dit deel van het document wordt ingevuld door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf die een partij levende tweekleppige weekdieren verzendt.

I.1

Imsoc-referentienummer

Dit is de unieke alfanumerieke code die door Imsoc wordt toegewezen.

I.2

Intern referentienummer

Dit vak kan door de verzendende exploitant van een levensmiddelenbedrijf worden gebruikt om een intern referentienummer te vermelden.

I.3

Leverancier

Vermeld naam en adres (straat, stad en regio/provincie/staat, naargelang het geval), land en ISO-landcode van de inrichting van oorsprong. Vermeld in het geval van productiegebieden het door de bevoegde autoriteiten (BA’s) toegestane gebied. Vermeld in het geval van levende pectinidae, mariene buikpotigen of Holothuroidea de locatie van het verzamelgebied.

Vermeld in voorkomend geval het registratie- of erkenningsnummer van de inrichting. Vermeld de activiteit (producent, zuiveringscentrum, verzendingscentrum, visafslag of tussenliggende activiteiten).

Vermeld, wanneer de partij levende tweekleppige weekdieren vanuit een zuiveringscentrum/verzendingscentrum wordt verzonden of, in het geval van pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn die buiten de ingedeelde productiegebieden zijn verzameld, het erkenningsnummer en het adres van het zuiveringscentrum/verzendingscentrum of de visafslag.

I.4

Ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf

Vermeld naam en adres (straat, stad en regio/provincie/staat, naargelang het geval), land en ISO-landcode van de inrichting van bestemming. Vermeld in het geval van productie- of heruitzettingsgebieden het door de BA’s toegestane gebied.

Vermeld in voorkomend geval ook het registratie- of erkenningsnummer van de inrichting. Vermeld de activiteit (producent, zuiveringscentrum, verzendingscentrum, visafslag of tussenliggende activiteiten).

I.5

Beschrijving van de goederen

Vermeld, naargelang van het geval, de code van de gemeenschappelijke nomenclatuur of de FAO-drielettercode, de soort, de hoeveelheid, de soort verpakking (zakken, bulk enz.), de partij, de datum van verzameling, de begin- en einddatum van de verwatering (indien van toepassing), plaats van verwatering (vermeld de indeling van het productiegebied en de plaats van de inrichting, indien van toepassing), de begin- en einddatum van het opnieuw onderdompelen in water (indien van toepassing), de plaats van het opnieuw onderdompelen in water (vermeld de indeling van het productiegebied en de locatie ervan of het erkenningsnummer van de inrichting, indien van toepassing), de begin- en einddatum van de groepage (indien van toepassing), het productiegebied en de gezondheidsstatus ervan (de indeling van het productiegebied, indien van toepassing). Wanneer levende tweekleppige weekdieren zijn verzameld overeenkomstig artikel 62, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/627, moet dit expliciet worden vermeld.

In het geval van groepage van levende tweekleppige weekdieren moet de partij bestaan uit tweekleppige weekdieren van dezelfde soort, die op dezelfde dag zijn geoogst en afkomstig zijn uit hetzelfde productiegebied.

Schrappen wat niet van toepassing is.

I.6

Uit een heruitzettingsgebied

Vermeld wanneer de partij levende tweekleppige weekdieren vanuit een heruitzettingsgebied wordt verzonden, het door de BA’s toegestane heruitzettingsgebied en de duur van de heruitzetting (begin- en einddatum).

I.7

Uit een zuiveringscentrum/verzendingscentrum of van een visveiling

Vermeld wanneer de partij levende tweekleppige weekdieren wordt verzonden vanuit een zuiveringscentrum/verzendingscentrum of, in het geval van pectinidae, mariene buikpotigen en Holothuroidea die geen filtrerende dieren zijn die buiten de ingedeelde productiegebieden zijn verzameld, het erkenningsnummer en het adres van het zuiveringscentrum/verzendingscentrum of de visafslag.

Vermeld wanneer zij vanuit een zuiveringscentrum wordt verzonden de data waarop de partij weekdieren het zuiveringscentrum is binnengekomen en weer heeft verlaten. Schrappen wat niet van toepassing is.

I.8

Van tussenliggende exploitant

Vermeld naam en adres (straat, stad en regio/provincie/staat, naargelang het geval), land en ISO-landcode van de tussenliggende exploitant.

Vermeld in voorkomend geval het registratie- of erkenningsnummer en de activiteit.

I.9

Verklaring van de leverancier

Vermeld de datum, de naam van de ondertekenaar en de handtekening.

Deel II — Ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf

Dit deel van het document wordt ingevuld door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf die een partij levende tweekleppige weekdieren ontvangt.

II.1

Intern referentienummer (ontvanger)

In dit vak kan door de exploitant van het levensmiddelenbedrijf dat de partij ontvangt een intern referentienummer worden vermeld.

II.2

Verklaring van de ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf

Vermeld de datum van aankomst van de partij levende tweekleppige weekdieren in de bedrijfsruimte van de ontvangende exploitant van een levensmiddelenbedrijf. Vermeld in het geval van een tussenliggende exploitant zonder bedrijfsruimte de datum van aankoop van de partij.

Vermeld de naam van de ondertekenaar en de handtekening.

6)

Sectie VIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

Hoofdstuk I wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt 1 wordt vervangen door:

“1.

vaartuigen die gebruikt worden om visserijproducten in hun natuurlijk milieu te verzamelen, dan wel deze producten na het verzamelen te hanteren of te verwerken, evenals reeferschepen voldoen aan de structurele en uitrustingsvoorschriften van deel I van dit hoofdstuk, en”;

ii)

in deel I, onderdeel A, wordt het volgende punt 5 toegevoegd:

“5.

De vaartuigen moeten zodanig ontworpen en gebouwd zijn dat de visserijproducten niet verontreinigd kunnen worden door lenswater, afvalwater, rook, brandstof, olie, vet of andere schadelijke stoffen. Daarnaast mogen ruimen, tanks of containers die voor het opslaan, koelen of invriezen van onbeschermde visserijproducten, met inbegrip van die welke bestemd zijn voor de productie van diervoeders, worden gebruikt, niet voor andere doeleinden dan het opslaan, koelen of invriezen van die producten, en voor dergelijke doeleinden gebruikt ijs of pekel, worden gebruikt. In het geval van reeferschepen zijn de bepalingen voor onbeschermde visserijproducten op alle vervoerde producten van toepassing.”;

iii)

in deel I, onderdeel C, worden de punten 1 en 2 vervangen door:

“1.

een vriesinstallatie hebben die krachtig genoeg is om zo snel mogelijk in een continu proces en met een zo kort mogelijk temperatuurplateau in te vriezen, tot een kerntemperatuur van ten hoogste — 18 °C;

2.

een koelinstallatie hebben die krachtig genoeg is om visserijproducten in de opslagruimten te bewaren bij ten hoogste — 18 °C. De opslagruimten mogen niet worden gebruikt voor invriezen, tenzij zij voldoen aan de voorwaarden van pun 1, en moeten voorzien zijn van een thermograaf die gemakkelijk kan worden afgelezen. De sonde moet zich bevinden in het gedeelte van het ruim waar de temperatuur het hoogste is;”;

iv)

in deel I wordt het volgende punt E toegevoegd:

“E.

Voorschriften voor reeferschepen

Reeferschepen die ingevroren visserijproducten in bulk vervoeren en/of opslaan, moeten beschikken over installaties die aan de voorschriften voor vriesvaartuigen van deel C, punt 2, voldoet wat betreft krachtig genoeg zijn om de temperatuur te kunnen handhaven.”;

v)

in deel II wordt punt 6 vervangen door:

“6.

Wanneer de vis aan boord wordt ontkopt en/of gestript, moeten die bewerkingen zo snel mogelijk na het vangen onder hygiënische omstandigheden worden uitgevoerd en moeten de visserijproducten onmiddellijk worden gewassen. De ingewanden en de delen van de vis die een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid moeten zo spoedig mogelijk worden verwijderd en gescheiden worden gehouden van voor menselijke consumptie bestemde visserijproducten. Voor menselijke consumptie bestemde levers, kuit en hom moeten worden gekoeld of onder ijs worden bewaard bij een temperatuur die die van smeltend ijs benadert, of worden ingevroren.”;

vi)

in deel II wordt punt 7 vervangen door:

“7.

Wanneer hele vis die bestemd is voor de bereiding van conserven, wordt ingevroren in pekel, moet het visserijproduct op een temperatuur van ten hoogste — 9 °C worden gebracht. Zelfs indien het daarna wordt ingevroren bij een temperatuur van — 18 °C, moet hele vis die aanvankelijk in pekel is ingevroren bij een temperatuur van ten hoogste — 9 °C, bestemd zijn voor de conservenindustrie. De pekel mag voor de vis geen bron van verontreiniging zijn.”;

b)

Hoofdstuk III wordt als volgt gewijzigd:

i)

in deel A wordt punt 4 vervangen door:

“4.

De voor de verzending of opslag van onverpakte bewerkte verse, onder ijs bewaarde visserijproducten gebruikte recipiënten moeten op zodanige wijze vervaardigd zijn dat gewaarborgd is dat het smeltwater wordt afgevloeid en niet in contact met visserijproducten blijft.”;

ii)

deel B wordt vervangen door:

“B.

VOORSCHRIFTEN VOOR INGEVROREN PRODUCTEN

Inrichtingen op het vasteland die visserijproducten invriezen of opslaan, moeten beschikken over op de activiteit afgestemde installaties die in overeenstemming zijn met de voorschriften voor vriesvaartuigen in sectie VIII, hoofdstuk I, deel I, onderdeel C, punten 1 en 2.”.

7)

In sectie XI worden de volgende punten 7 en 8 toegevoegd:

“7.

De voorschriften van de punten 1, 3, 4 en 6 zijn ook van toepassing op alle andere slakken van de familie Helicidae, Hygromiidae of Sphincterochilidae wanneer zij voor menselijke consumptie bestemd zijn.

8.

De voorschriften van de punten 1 tot en met 5 zijn ook van toepassing op kikkerbilletjes van het geslacht Pelophylax van de familie Ranidae, en van de geslachten Limnonectes, Fejervarya en Hoplobatrachus van de familie Dicroglossidae wanneer zij voor menselijke consumptie bestemd zijn.”.

8)

In sectie XII, hoofdstuk II, wordt punt 5 geschrapt.


(*)  Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten) (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).

(**)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).”;

(*)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie van 16 december 2020 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten, modellen van officiële certificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten, voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen binnen de Unie van zendingen van bepaalde categorieën dieren en goederen, en officiële certificering met betrekking tot dergelijke certificaten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 599/2004, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 636/2014 en (EU) 2019/628, Richtlijn 98/68/EG en de Beschikkingen 2000/572/EG, 2003/779/EG en 2007/240/EG (PB L 442 van 30.12.2020, blz. 1).”;

(*)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid („diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).”.

(*)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).”.”


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/16


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1375 VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2021

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 wat betreft de wijziging van traditionele aanduidingen in de wijnsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 114,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (2), waarbij Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie (3) is vervangen en ingetrokken, bevat voorschriften ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de bescherming, annulering en wijziging van traditionele aanduidingen.

(2)

In artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 is bepaald dat de wijziging van een geregistreerde traditionele aanduiding uitsluitend betrekking kan hebben op de in artikel 26, lid 1, punten b), c) en d), van die verordening bedoelde elementen, die respectievelijk verwijzen naar het type traditionele aanduiding, de taal waarin de traditionele aanduiding is gesteld en de categorie wijnbouwproducten waarop het gebruik ervan betrekking heeft.

(3)

Artikel 42 bis van Verordening (EG) nr. 607/2009 voorzag echter in een langere lijst van mogelijke wijzigingen. Dat artikel bood met name de mogelijkheid om de traditionele aanduiding zelf, de taal waarin de traditionele aanduiding wordt vermeld, de betrokken wijn of wijnen en de samenvatting van de definitie of de voorwaarden voor het gebruik van de traditionele aanduiding te wijzigen. De bij Verordening (EG) nr. 607/2009 vastgestelde wijzigingsmogelijkheden waren dus ruimer en stelden wijnproducenten in staat om bijvoorbeeld de lijst van wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding waarvoor een traditionele aanduiding mag worden gebuikt, uit te breiden of te beperken, of om de voorwaarden voor het gebruik van een traditionele aanduiding, met inbegrip van de productiemethoden voor de betrokken wijnen, te wijzigen.

(4)

De bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 betreffende traditionele aanduidingen waren opgesteld met de bedoeling de continuïteit van het bij Verordening (EG) nr. 607/2009 vastgestelde gemeenschappelijke kader voor traditionele aanduidingen te waarborgen en tegelijkertijd de bestaande procedures waar nodig aan te vullen en te verduidelijken. In artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 wordt rechtstreeks verwezen naar de elementen van een naar behoren ingevuld aanvraagformulier, zoals vastgesteld in artikel 26, lid 1, van die verordening. Wegens een ongewilde omissie zijn artikel 26, lid 1, punt a), betreffende de naam van de betrokken traditionele aanduiding, artikel 26, lid 1, punt e), betreffende de samenvatting van de definitie en de gebruiksvoorwaarden en artikel 26, lid 1, punt f), betreffende de betrokken beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen echter niet opgenomen in de lijst van artikel 34, hoewel die elementen wel waren opgenomen in artikel 42 bis van Verordening (EG) nr. 607/2009. Dit heeft onbedoeld tot gevolg dat de mogelijkheden voor het wijzigen van een traditionele aanduiding beperkt zijn tot de wijziging van het type traditionele aanduiding, de taal en de betrokken categorie wijnbouwproducten.

(5)

In de praktijk belemmert de huidige formulering van artikel 34, eerste alinea, de mogelijkheid om het gebruik van een traditionele aanduiding uit te breiden tot nieuwe beschermde oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen, of om wijnen die niet langer aan de gebruiksvoorwaarden voldoen, te schrappen van de lijst van wijnen waarvoor een traditionele aanduiding mag worden gebruikt. Bovendien is het bijvoorbeeld niet mogelijk de in de specificaties van een traditionele aanduiding vermelde productiemethoden aan te passen indien die methoden evolueren als gevolg van de veranderende milieu- of klimaatomstandigheden.

(6)

Om deze onbedoelde omissie te corrigeren en de flexibiliteit te herstellen die houders van traditionele aanduidingen krachtens Verordening (EG) nr. 607/2009 werd geboden, moet de lijst van mogelijke wijzigingen van een geregistreerde traditionele aanduiding zoals bedoeld in artikel 34, eerste alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 worden uitgebreid met de in artikel 26, lid 1, punten a), e) en f), van die verordening bedoelde elementen.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Omwille van de rechtszekerheid en om een gelijke behandeling van alle aanvragen tot wijziging van een traditionele aanduiding te waarborgen, moet deze verordening met terugwerkende kracht van toepassing zijn met ingang van 14 januari 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 wordt vervangen door:

“Artikel 34

Wijziging van een traditionele aanduiding

Een aanvrager die aan de in artikel 25 vastgestelde voorwaarden voldoet, kan een aanvraag indienen tot goedkeuring van een wijziging van een geregistreerde traditionele aanduiding wat betreft de in artikel 26, lid 1, punten a) tot en met f), bedoelde elementen.

De artikelen 26 tot en met 31 zijn van overeenkomstige toepassing voor wijzigingsaanvragen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie (PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2).

(3)  Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60).


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/18


VERORDENING (EU) 2021/1376 VAN DE COMMISSIE

van 13 augustus 2021

tot vaststelling van een sluiting van de visserij op roodbaarzen in gebied NAFO 3M voor vaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/92 (2) van de Raad zijn quota voor 2021 vastgesteld.

(2)

Uit de door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van het roodbaarsbestand in gebied NAFO 3M door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in een lidstaat van de Europese Unie, het voor 2021 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moet de gerichte visserij op dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het vangstquotum dat voor 2021 aan de lidstaten van de Europese Unie is toegewezen voor het in de bijlage vermelde roodbaarsbestand in gebied NAFO 3M, wordt met ingang van de in die bijlage vastgestelde datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verboden

Gerichte visserij op het in artikel 1 bedoelde bestand door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in een lidstaat van de Europese Unie, is met ingang van de in de bijlage vastgestelde datum verboden.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 augustus 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

John DALLI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/92 van de Raad van 28 januari 2021 tot vaststelling, voor 2021, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 31 van 29.1.2021, blz. 31).


BIJLAGE

Nr.

14/TQ92

LIDSTAAT

Europese Unie (alle lidstaten)

BESTAND

RED/N3M

SOORT

Roodbaarzen (Sebastes spp.)

GEBIED

NAFO 3M

DATUM VAN SLUITING

24 juli 2021 om 24.00 uur UTC


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1377 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

tot goedkeuring van een wijziging van de gebruiksvoorwaarden voor het nieuwe voedingsmiddel “astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis” krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

Krachtens artikel 12 van Verordening (EU) 2015/2283 moet de Commissie beslissen over de toelating en het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel en over de bijwerking van de Unielijst.

(4)

Het nieuwe voedingsmiddel “astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis” is overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (3) toegelaten voor gebruik in voedingssupplementen bestemd voor de algemene bevolking, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Het maximaal toegestane gehalte voor astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis bedraagt voor de algemene bevolking momenteel 40-80 mg oleohars per dag, wat neerkomt op ≤ 8,0 mg astaxanthine per dag.

(5)

Ten tijde van de vaststelling van de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen in 2017 was de Commissie op basis van twee eerdere adviezen (5) , (6) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) uit 2014 — één over het gebruik van astaxanthine in toevoegingsmiddelen voor diervoeding, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (7), waarbij een aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van 0,034 mg/kg lichaamsgewicht per dag voor astaxanthine was vastgesteld, en één over de veiligheid van astaxanthine als nieuw voedselingrediënt — van oordeel dat met de inname van astaxanthine uit voedingssupplementen die de maximaal toegelaten gebruiksconcentratie van maximaal 8,0 mg per dag bevatten, de ADI kan worden overschreden en de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) 2015/2283 zouden kunnen worden geschonden. De Commissie was van oordeel dat de Unielijst moet worden gewijzigd om de toegelaten gehalten voor astaxanthine in het licht van de adviezen van de EFSA uit 2014 aan te passen.

(6)

De Commissie heeft in 2017 ook kennis gekregen van nieuwe wetenschappelijke gegevens die door exploitanten van bedrijven werden ingediend tijdens de openbare raadpleging over de ontwerpuitvoeringsverordening tot vaststelling van de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen, en die erop wezen dat de ADI voor astaxanthine aanzienlijk hoger was dan de eerder door de EFSA vastgestelde ADI. Bovendien bleek uit bewijsmateriaal dat tijdens dezelfde openbare raadpleging is overgelegd, dat er al sprake was van een aanzienlijke inname van astaxanthine uit het normale voedingspatroon, aangezien het van nature in sommige vissen en schaaldieren voorkomt.

(7)

Op 27 februari 2018 heeft de Commissie de EFSA overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (8) verzocht advies uit te brengen over de veiligheid van astaxanthine bij gebruik als nieuw voedingsmiddel in voedingssupplementen tot 8,0 mg/dag, rekening houdend met de totale cumulatieve inname van astaxanthine uit alle voedselbronnen.

(8)

Op 18 december 2019 heeft de EFSA haar wetenschappelijk advies “Safety of astaxanthin for its use as a novel food in food supplements” (veiligheid van astaxanthine voor gebruik als nieuw voedingsmiddel in voedingssupplementen) uitgebracht (9).

(9)

De EFSA kwam in haar wetenschappelijk advies tot de conclusie dat de ADI voor astaxanthine op basis van het nieuwe bewijsmateriaal 0,2 mg/kg lichaamsgewicht per dag bedraagt. Rekening houdend met de ADI voor astaxanthine en de inname van astaxanthine uit de normale voeding concludeerde de EFSA dat de inname van de momenteel toegestane maximumgehalten tot 8,0 mg/dag aan astaxanthine uit voedingssupplementen die astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis bevatten, veilig is voor volwassenen en adolescenten ouder dan 14 jaar.

(10)

Voor voedingssupplementen die astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis bevatten, moeten een duidelijke aanduiding van het nieuwe voedingsmiddel en een etiketteringsvoorschrift worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat die voedingssupplementen niet door kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar worden ingenomen.

(11)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

Marktgegevens lijken erop te wijzen dat voedingssupplementen met een astaxanthinegehalte van ≤ 8,0 mg momenteel weliswaar voor de algemene bevolking zijn toegestaan, maar dat zij in de praktijk niet door kinderen en adolescenten, maar bijna uitsluitend door de volwassen bevolking worden gebruikt. Om de administratieve lasten te beperken en de exploitanten van bedrijven voldoende tijd te geven om hun praktijken zodanig aan te passen dat zij aan de voorschriften van deze verordening voldoen, moeten overgangsperioden worden vastgesteld voor voedingssupplementen die ≤ 8,0 mg astaxanthine bevatten en die vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening in de handel zijn gebracht of uit derde landen naar de Unie zijn verzonden en bestemd zijn voor de algemene bevolking. Bij die overgangsmaatregelen moet rekening worden gehouden met de veiligheid van de consumenten door hun de informatie over het passende gebruik in overeenstemming met de voorschriften van deze verordening te verstrekken.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vermelding in de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2015/2283 en opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 die betrekking heeft op het nieuwe voedingsmiddel astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

1.   Voor de algemene bevolking bestemde voedingssupplementen met ≤ 8,0 mg astaxanthine die voor de inwerkingtreding van deze verordening legaal in de handel zijn gebracht, mogen tot hun datum van minimale houdbaarheid of hun uiterste gebruiksdatum in de handel worden aangeboden.

2.   Voor de algemene bevolking bestemde voedingssupplementen met ≤ 8,0 mg astaxanthine die in de Unie zijn ingevoerd, mogen tot hun datum van minimale houdbaarheid of uiterste gebruiksdatum in de handel worden gebracht indien de importeur van die voedingssupplementen kan aantonen dat zij vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening uit het derde land verzonden en naar de Unie onderweg waren.

3.   De exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voor de in lid 1 bedoelde voedingssupplementen een informatieblad ter beschikking stellen dat op de plaats van verkoop moet worden getoond en waarmee de consumenten worden geïnformeerd dat deze voedingssupplementen niet door zuigelingen, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar mogen worden ingenomen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(5)  EFSA Journal 2014;12(6):3724.

(6)  EFSA Journal 2014;12(7):3757.

(7)  Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).

(8)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(9)  Panel voor dieetproducten, voeding en allergieën van de EFSA, “Scientific Opinion on the safety of astaxanthin as a novel food in food supplements”. EFSA Journal 2020;18(2):5993.


BIJLAGE

In de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt de vermelding voor “Astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis” in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) vervangen door:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

“Astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis”.

Op de etikettering van voedingssupplementen die astaxanthine-rijke oleohars uit de alg Haematococcus pluvialis bevatten, wordt vermeld dat zij niet mogen worden geconsumeerd door zuigelingen, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar.”

 

Voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG, met uitzondering van zuigelingen, peuters, kinderen en adolescenten jonger dan 14 jaar

40-80 mg oleohars per dag, wat neerkomt op ≤ 8 mg astaxanthine per dag


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1378 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

tot vaststelling van bepaalde voorschriften betreffende het certificaat dat wordt afgegeven aan exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen die betrokken zijn bij de invoer van biologische producten en omschakelingsproducten in de Unie en tot vaststelling van de lijst van overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad erkende controleautoriteiten en controleorganen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 45, lid 4, en artikel 46, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 45, lid 1, punt b), i), van Verordening (EU) 2018/848 mag een product uit een derde land worden ingevoerd met het doel in de Unie als een biologisch product of als een omschakelingsproduct in de handel te worden gebracht, indien alle exploitanten en groepen exploitanten, met inbegrip van exporteurs in het betrokken derde land, onder de controles vallen van overeenkomstig artikel 46 van die verordening erkende controleautoriteiten of controleorganen en van die autoriteiten of organen een certificaat hebben ontvangen dat bevestigt dat zij aan Verordening (EU) 2018/848 voldoen.

(2)

Om uitvoering te geven aan artikel 45, lid 1, punt b), i), van Verordening (EU) 2018/848 moet de inhoud van het in die bepaling bedoelde certificaat worden gespecificeerd, alsook de technische middelen waarmee het certificaat moet worden afgegeven.

(3)

Bovendien moet voor de toepassing van artikel 45, lid 1, punt b), i), van Verordening (EU) 2018/848 in deze verordening de lijst worden vastgesteld van erkende controleautoriteiten en controleorganen die bevoegd zijn om die controles uit te voeren en dat certificaat af te geven in derde landen.

(4)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Certificaat voor exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen

Overeenkomstig artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 erkende controleautoriteiten of controleorganen verstrekken exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen die overeenkomstig artikel 45, lid 1, punt b), i), van die verordening zijn gecontroleerd, een certificaat dat bevestigt dat die exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs aan Verordening (EU) 2018/848 voldoen (“het certificaat”).

Het certificaat:

a)

wordt afgegeven in elektronische vorm overeenkomstig het model in bijlage I bij deze verordening en via het elektronische Traces-systeem (Trade Control and Expert System) als bedoeld in artikel 2, punt 36, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie (2);

b)

maakt de identificatie mogelijk van:

i)

de exploitanten, de groep exploitanten of de exporteur waarop het certificaat betrekking heeft, met inbegrip van de lijst van leden van een groep exploitanten;

ii)

de categorie producten waarop het certificaat betrekking heeft, volgens de indeling van artikel 35, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848, en

iii)

de geldigheidsperiode van het certificaat;

c)

certificeert dat de activiteit van de exploitant, groep exploitanten of exporteur voldoet aan Verordening (EU) 2018/848, en

d)

wordt bijgewerkt wanneer zich wijzigingen voordoen met betrekking tot de daarin opgenomen gegevens.

Artikel 2

Lijst van erkende controleautoriteiten en controleorganen

1.   Bijlage II bij de onderhavige verordening bevat de lijst van overeenkomstig artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 erkende controleautoriteiten en controleorganen. De lijst bevat over alle erkende controleautoriteiten en controleorganen de volgende informatie:

(a)

de naam en het codenummer van de controleautoriteit of het controleorgaan;

(b)

de productcategorieën, als vastgesteld in artikel 35, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848, voor elk derde land;

(c)

de derde landen waaruit de productcategorieën afkomstig zijn, mits die derde landen voor de betrokken productcategorie of voor het betrokken product niet reeds onder een handelsovereenkomst voor biologische producten vallen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) 2018/848 of niet reeds zijn erkend voor gelijkwaardigheidsdoeleinden overeenkomstig artikel 48 van die verordening;

(d)

de geldigheidsduur van de erkenning, en

(e)

in voorkomend geval, de uitzonderingen op de erkenning.

2.   Gedetailleerde informatie over het postadres, het webadres en het e-mailadres van de controleautoriteit of het controleorgaan, alsook de naam van de accreditatie-instantie die de accreditatie verleent overeenkomstig artikel 46, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2018/848, worden openbaar gemaakt via de website van de Commissie over biologische landbouw.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 van de Commissie van 30 september 2019 tot vaststelling van regels inzake de werking van het informatiemanagementsysteem voor officiële controles en de systeemcomponenten ervan (“de Imsoc-verordening”) (PB L 261 van 14.10.2019, blz. 37).


BIJLAGE I

MODEL VAN HET CERTIFICAAT

CERTIFICAAT VOOR EXPLOITANTEN, GROEPEN EXPLOITANTEN EN EXPORTEURS IN DERDE LANDEN BETREFFENDE ALS BIOLOGISCHE OF OMSCHAKELINGSPRODUCTEN IN DE EUROPESE UNIE IN TE VOEREN PRODUCTEN

Deel I: Verplichte elementen

1.

Documentnummer

2.

(kies wat van toepassing is)

Exploitant

Groep exploitanten — zie punt 10

Exporteur

3.

Naam en adres van de exploitant, groep exploitanten of exporteur:

4.

Naam, adres en codenummer van de controleautoriteit of het controleorgaan van de exploitant, groep exploitanten of exporteur:

5.

Activiteit(en) van de exploitant, groep exploitanten of exporteur (kies wat van toepassing is):

Productie

Bereiding

Distributie

Opslag

Invoer

Uitvoer

6.

Categorie(ën) producten als bedoeld in artikel 35, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (1) en productiemethoden (kies wat van toepassing is):

(a)

onverwerkte planten en plantaardige producten, met inbegrip van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

(b)

dieren en onverwerkte dierlijke producten

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

(c)

algen en onverwerkte aquacultuurproducten

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

(d)

verwerkte landbouwproducten, waaronder aquacultuurproducten, voor gebruik als levensmiddel

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

(e)

diervoeder

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

(f)

wijn

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

(g)

andere in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/848 opgenomen of niet onder de voorgaande categorieën vallende producten

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

7.

Lijst van producten:

Naam van het product en/of code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) voor producten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 vallen

Biologisch

Omschakeling

 

 

 

 

 

 

Dit document is conform Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 (3) van de Commissie afgegeven om te verklaren dat de exploitant, groep exploitanten of exporteur (schrappen wat niet van toepassing is) voldoet aan Verordening (EU) 2018/848.

8.

Datum, plaats

Naam en handtekening namens de controleautoriteit die of het controleorgaan dat het certificaat afgeeft:

9.

Certificaat geldig van ………. [datum invoegen] tot en met ..……… [datum invoegen]

10.

Lijst van leden van de groep exploitanten als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2018/848

Naam lid

Adres of andere vorm van identificatie lid

 

 

 

 

 

 

Deel II: Specifieke facultatieve elementen

Een of meer elementen invullen indien daartoe wordt besloten door de controleautoriteit die of het controleorgaan dat het certificaat overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 aan de exploitant, groep exploitanten of exporteur afgeeft.

1.

Hoeveelheid producten

Naam van het product en/of GN-code als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 voor producten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 vallen

☐ Biologisch

☐ Omschakeling

Geraamde hoeveelheid in kilogram, liter of, waar van toepassing aantal eenheden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.

Informatie over de percelen

Naam van het product

☐ Biologisch

☐ Omschakeling

☐ Niet-biologisch

Oppervlakte in hectare

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Lijst van bedrijfsruimten of -units waar de activiteit door de exploitant of groep exploitanten wordt uitgeoefend

Adres of geolocatie

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

4.

Informatie over de door de exploitant of groep exploitanten uitgeoefende activiteit(en) en vermelding of de exploitant of groep exploitanten de activiteiten ten eigen bate verricht dan wel als onderaannemer voor een andere exploitant, waarbij de onderaannemer verantwoordelijk blijft voor de uitgeoefende activiteit(en)

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

☐ Activiteit(en) uitgeoefend ten eigen bate

☐ Activiteit(en) uitgeoefend als onderaannemer voor een andere exploitant, waarbij de onderaannemer verantwoordelijk blijft voor de uitgeoefende activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

5.

Informatie over de activiteit(en) die is/zijn uitgeoefend door een derde waaraan de productie is uitbesteed

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

☐ Exploitant of groep exploitanten blijft verantwoordelijk

☐ Derde waaraan de activiteit(en) is/zijn uitbesteed, is verantwoordelijk

 

 

 

 

 

 

6.

Lijst van onderaannemers die een activiteit of activiteiten verrichten voor de exploitant of groep exploitanten waarvoor de exploitant of groep exploitanten met betrekking tot de biologische productie verantwoordelijk blijft en waarvoor de verantwoordelijkheid niet aan de onderaannemer is overgedragen

Naam en adres

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

7.

Informatie over de accreditatie van het controleorgaan overeenkomstig artikel 46, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2018/848

(a)

naam van de accreditatie-instantie;

(b)

hyperlink naar het accreditatiecertificaat.

8.

Andere informatie

 


(1)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1378 van de Commissie van 19 augustus 2021 tot vaststelling van bepaalde voorschriften betreffende het certificaat dat wordt afgegeven aan exploitanten, groepen exploitanten en exporteurs in derde landen die betrokken zijn bij de invoer van biologische producten in de Unie en tot vaststelling van de lijst van erkende controleautoriteiten en controleorganen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 297 van 20.8.2021, blz. 24).


BIJLAGE II

Lijst van overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2018/848 erkende controleautoriteiten en controleorganen

Voor de toepassing van deze bijlage worden de productcategorieën aangeduid met de volgende codes:

A

:

onverwerkte planten en plantaardige producten, met inbegrip van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal;

B

:

dieren en onverwerkte dierlijke producten;

C

:

algen en onverwerkte aquacultuurproducten;

D

:

verwerkte landbouwproducten, waaronder aquacultuurproducten, voor gebruik als levensmiddel;

E

:

diervoeders;

F

:

wijn;

G

:

andere in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/848 opgenomen of niet onder de voorgaande categorieën vallende producten.

Informatie over het postadres, het webadres en het e-mailadres van de controleautoriteit of het controleorgaan, alsook de naam van de accreditatie-instantie die de accreditatie verleent, zijn te vinden op de website van de Commissie over biologische landbouw.

Naam van de controleautoriteit of het controleorgaan:

1)

Betrokken codenummers, derde landen en productcategorieën:

Codenummer

Derde land

Productcategorie

XX-BIO-XXX

 

A

B

C

D

E

F

G

2)

Geldigheidsduur van de erkenning:

3)

Uitzonderingen:


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1379 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof famoxadone overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2002/64/EG van de Commissie (2) is famoxadone in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stof.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de werkzame stof famoxadone, zoals vermeld in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, vervalt op 30 juni 2022.

(4)

Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van famoxadone ingediend overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1141/2010 (5) van de Commissie en binnen de in dat artikel vermelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1141/2010 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 15 juli 2014 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten voorgelegd en heeft de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier ook voor het publiek toegankelijk gemaakt.

(8)

Op 3 juli 2015 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of famoxadone naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De EFSA heeft geconcludeerd dat er een groot risico bestaat dat het aanvaardbaar blootstellingsniveau voor de gebruiker (AOEL) bij alle beoordeelde representatieve gebruiksdoeleinden wordt overschreden bij het handmatig oogsten van gewassen, zelfs wanneer de werknemers persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken. De EFSA heeft geconcludeerd dat er een hoog langetermijnrisico voor zoogdieren en een hoog risico voor in water levende organismen bestaat door het gebruik van famoxadone. Bovendien heeft de EFSA verklaard dat de beschikbare informatie ontoereikend is om conclusies te trekken over de langetermijnrisico’s voor vogels.

(9)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen in te dienen over de conclusie van de EFSA en, overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1141/2010, over het ontwerpevaluatieverslag. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(10)

Ondanks de argumenten van de aanvrager blijven de punten van zorg in verband met de stof echter bestaan.

(11)

Bijgevolg is het niet mogelijk geweest met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbeschermingsmiddel vast te stellen dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend de goedkeuring van de werkzame stof famoxadone overeenkomstig artikel 20, lid 1, punt b), van die verordening niet te verlengen.

(12)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die famoxadone bevatten, in te trekken.

(14)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die famoxadone bevatten, moet die periode zo kort mogelijk zijn en uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen.

(15)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/745 (7) is de goedkeuringsperiode voor famoxadone verlengd tot en met 30 juni 2022, opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuringsperiode van die werkzame stof kan worden voltooid. Aangezien er echter vóór de vervaldatum van de verlengde geldigheidsduur een besluit is genomen over de verlenging, moet deze verordening vóór die datum in werking treden.

(16)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van famoxadone in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet.

(17)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof

De goedkeuring van de werkzame stof famoxadone wordt niet verlengd.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de vermelding over famoxadone in rij 35 geschrapt.

Artikel 3

Overgangsmaatregelen

De lidstaten trekken alle toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof famoxadone bevatten uiterlijk in op 16 maart 2022.

Artikel 4

Respijtperiode

Voor zover lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode hebben toegekend, moet deze uiterlijk aflopen op 16 september 2022.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2002/64/EG van de Commissie van 15 juli 2002 houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde cinidon-ethyl, cyhalofop-butyl, famoxadone, florasulam, metalaxyl-M en picolinafen op te nemen als werkzame stof (PB L 189 van 18.7.2002, blz. 31).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1141/2010 van de Commissie van 7 december 2010 tot vaststelling van de procedure voor de verlenging van de opneming van een tweede groep werkzame stoffen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad en tot opstelling van de lijst van die stoffen (PB L 322 van 8.12.2010, blz. 10).

(6)  Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance famoxadone. EFSA Journal 2015;13(7):4194, 116 blz., doi:10.2903/j.efsa.2015.4194.

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/745 van de Commissie van 6 mei 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen aluminiumammoniumsulfaat, aluminiumsilicaat, beflubutamide, benthiavalicarb, bifenazaat, boscalid, calciumcarbonaat, captan, kooldioxide, cymoxanil, dimethomorf, ethefon, extract van theeboom, famoxadone, vetdestillatieresiduen, vetzuren C7 tot en met C20, flumioxazine, fluoxastrobin, flurochloridone, folpet, formetanaat, gibberellinezuur, gibberellinen, heptamaloxyloglucan, gehydrolyseerde eiwitten, ijzersulfaat, metazachloor, metribuzin, milbemectin, Paecilomyces lilacinus stam 251, fenmedifam, fosmet, pirimifos-methyl, plantaardige oliën/raapzaadolie, kaliumwaterstofcarbonaat, propamocarb, prothioconazool, kwartszand, visolie, op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/schapenvet, S-metolachloor, onvertakte vlinderferomonen, tebuconazool en ureum (PB L 160 van 7.5.2021, blz. 89).


BESLUITEN

20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/35


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1380 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door Oekraïne afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door Oekraïne aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatiecertificaten die Oekraïne onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 16 juli 2021 heeft Oekraïne de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten in het kader van het systeem “Single State Portal of electronic services” (portaal en mobiele applicatie “Diia”). Oekraïne heeft de Commissie meegedeeld dat het van mening was dat zijn COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft Oekraïne de Commissie meegedeeld dat COVID-19-certificaten die door Oekraïne worden afgegeven overeenkomstig het “Single State portal of electronic services”-systeem (portaal en mobiele applicatie “Diia”) de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Op 4 augustus 2021 heeft de Commissie naar aanleiding van een verzoek van Oekraïne technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door Oekraïne worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het “Single State portal of electronic services” (portaal en mobiele applicatie “Diia”), dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit ervan kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door Oekraïne overeenkomstig het “Single State portal of electronic services”-systeem (portaal en mobiele applicatie “Diia”) afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(5)

Daarnaast heeft Oekraïne de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins zal afgeven. Momenteel gaat het onder meer om Vaxzevria, Comirnaty, Spikevax, COVID-19 Vaccine Janssen, CoronaVac-COVID-19 Vaccine (Vero Cell) Inactivated, Covishield, en NVX-CoV2373.

(6)

Oekraïne heeft de Commissie ook meegedeeld dat het alleen interoperabele testcertificaten zal afgeven voor nucleïnezuuramplificatietests of voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (4).

(7)

Voorts heeft Oekraïne de Commissie meegedeeld dat het op zijn vroegst 14 dagen na een positieve test interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(8)

Oekraïne heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die zijn afgegeven door de lidstaten, EER-landen en andere landen ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953 een uitvoeringsbesluit is vastgesteld. Oekraïne heeft de Commissie ook meegedeeld dat mensen met een digitaal EU-covidtestcertificaat voor een negatieve NAAT-test en een digitaal EU-covidtestcertificaat voor een negatieve RAT-test Oekraïne mogen binnenkomen, maar zoals Oekraïense burgers, binnen 72 uur een aanvullende NAAT\RAT-test moeten ondergaan.

(9)

Daarnaast heeft Oekraïne de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Oekraïne certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie, het testresultaat of de herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door Oekraïne overeenkomstig het “Single State portal of electronic services”-systeem (portaal en mobiele applicatie “Diia”) afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door Oekraïne overeenkomstig het “Single State portal of electronic services”-systeem (portaal en mobiele applicatie “Diia”) afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Oekraïne worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Aangezien Oekraïne zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door Oekraïne overeenkomstig het “Single State portal of electronic services”-systeem (portaal en mobiele applicatie “Diia”) afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, behandeld als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Oekraïne wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(3)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1381 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Noord-Macedonië afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door Noord-Macedonië aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten die Noord-Macedonië onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 8 juli 2021 heeft Noord-Macedonië de Commissie informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem. Noord-Macedonië heeft de Commissie meegedeeld dat het van oordeel was dat zijn COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft Noord-Macedonië de Commissie meegedeeld dat de door Noord-Macedonië overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Naar aanleiding van een verzoek van Noord-Macedonië heeft de Commissie op 26 juli 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door Noord-Macedonië worden afgegeven overeenkomstig een systeem, het nationale e-gezondheidssysteem, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door Noord-Macedonië overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(5)

Daarnaast heeft Noord-Macedonië de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor de COVID-19-vaccins Vaxzevria, Comirnaty, Sputnik V, Sinopharm en Sinovac zal afgeven.

(6)

Voorts heeft Noord-Macedonië de Commissie meegedeeld dat het alleen interoperabele testcertificaten zal afgeven voor nucleïnezuuramplificatietests of voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (4).

(7)

Noord-Macedonië heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die zijn afgegeven door de lidstaten, EER-landen en andere landen ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953 een uitvoeringsbesluit is vastgesteld.

(8)

Voorts heeft Noord-Macedonië de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Noord-Macedonië certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(9)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door Noord-Macedonië overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(10)

Daarom moeten de door Noord-Macedonië overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(11)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet Noord-Macedonië worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(12)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(13)

Aangezien Noord-Macedonië zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(14)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door Noord-Macedonië overeenkomstig het nationale e-gezondheidssysteem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

Noord-Macedonië wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-covidcertificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(3)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).


20.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/41


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1382 VAN DE COMMISSIE

van 19 augustus 2021

houdende vaststelling van de gelijkwaardigheid, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, van door de Republiek Turkije afgegeven COVID-19-certificaten met de overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad afgegeven certificaten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (1), en met name artikel 8, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2021/953 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (“digitaal EU-covidcertificaat”), teneinde de uitoefening van het recht van vrij verkeer door de houders van dergelijke certificaten tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren. Voorts helpt de verordening de geleidelijke en gecoördineerde opheffing door de lidstaten te faciliteren van de ingestelde beperkingen van het vrije verkeer, in overeenstemming met het Unierecht, teneinde de verspreiding van SARS-CoV-2 in te dijken.

(2)

Verordening (EU) 2021/953 staat toe dat door derde landen aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard indien de Commissie van oordeel is dat die COVID-19-certificaten zijn afgegeven overeenkomstig normen die als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke op grond van die verordening zijn vastgesteld. Voorts moeten de lidstaten overeenkomstig Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad (2) de regels van Verordening (EU) 2021/953 toepassen op onderdanen van derde landen die niet binnen het toepassingsgebied van die verordening vallen, maar die legaal op hun grondgebied verblijven of wonen en overeenkomstig het Unierecht het recht hebben naar andere lidstaten te reizen. Daarom moeten alle in dit besluit vastgestelde gelijkwaardigheidsbevindingen van toepassing zijn op door de Republiek Turkije aan burgers van de Unie en hun familieleden afgegeven COVID-19-vaccinatiecertificaten. Evenzo moeten dergelijke gelijkwaardigheidsbevindingen op grond van Verordening (EU) 2021/954 ook gelden voor COVID-19-vaccinatiecertificaten die de Republiek Turkije onder de in die verordening vastgestelde voorwaarden afgeeft aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen.

(3)

Op 9 juli 2021 heeft de Republiek Turkije de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de afgifte van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten overeenkomstig het systeem “Health Pass”. De Republiek Turkije heeft de Commissie meegedeeld dat zij van oordeel was dat haar COVID-19-certificaten worden afgegeven volgens een norm en via een technologisch systeem die interoperabel zijn met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. In dit verband heeft de Republiek Turkije de Commissie meegedeeld dat de door de Republiek Turkije overeenkomstig het “Health Pass”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten de in de bijlage bij Verordening (EU) 2021/953 bedoelde gegevens bevatten.

(4)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Turkije heeft de Commissie op 26 juli 2021 technische tests uitgevoerd waaruit bleek dat de COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten door de Republiek Turkije worden afgegeven overeenkomstig een systeem, de “Health Pass”, dat interoperabel is met het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader, en waarmee de echtheid, geldigheid en integriteit van de certificaten kunnen worden geverifieerd. De Commissie heeft ook bevestigd dat de door de Republiek Turkije overeenkomstig het “Health Pass”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten de nodige gegevens bevatten.

(5)

Daarnaast heeft de Republiek Turkije de Commissie meegedeeld dat het interoperabele vaccinatiecertificaten voor COVID-19-vaccins zal afgeven. Momenteel gaat het onder meer om Sinovac, Comirnaty and Sputnik V.

(6)

De Republiek Turkije heeft de Commissie ook meegedeeld dat zij alleen interoperabele testcertificaten zal afgeven voor nucleïnezuuramplificatietests of voor snelle antigeentests die zijn opgenomen in de gemeenschappelijke en bijgewerkte lijst van snelle COVID-19-antigeentests die door het bij artikel 17 van Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Gezondheidsbeveiligingscomité is goedgekeurd op basis van de aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 (4).

(7)

Voorts heeft de Republiek Turkije de Commissie meegedeeld dat zij op zijn vroegst 21 dagen na een positieve test interoperabele herstelcertificaten afgeeft. Deze certificaten zijn niet langer geldig dan 180 dagen na de datum van de eerste positieve test.

(8)

De Republiek Turkije heeft de Commissie ook meegedeeld dat het vaccinatie-, test- en herstelcertificaten aanvaardt die zijn afgegeven door de lidstaten, EER-landen en andere landen ten aanzien waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953 een uitvoeringsbesluit is vastgesteld.

(9)

Voorts heeft de Republiek Turkije de Commissie meegedeeld dat wanneer verificateurs in Turkije certificaten verifiëren, de daarin opgenomen persoonsgegevens uitsluitend worden verwerkt om de vaccinatie-, test- of herstelstatus van de houder te verifiëren en te bevestigen, en daarna niet worden bewaard.

(10)

Bijgevolg is voldaan aan de nodige elementen om vast te stellen dat door de Republiek Turkije overeenkomstig het “Health Pass”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten als gelijkwaardig moeten worden beschouwd met die welke overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953 zijn afgegeven.

(11)

Daarom moeten de door de Republiek Turkije overeenkomstig het “Health Pass”-systeem afgegeven COVID-19-certificaten worden aanvaard onder de voorwaarden van artikel 5, lid 5, artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 8, van Verordening (EU) 2021/953.

(12)

Opdat dit besluit operationeel kan worden, moet de Republiek Turkije worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

(13)

Ter bescherming van de belangen van de Unie, met name op het gebied van volksgezondheid, kan de Commissie gebruikmaken van haar bevoegdheden om dit besluit op te schorten of te beëindigen indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2021/953.

(14)

Aangezien de Republiek Turkije zo snel mogelijk moet worden aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten, moet dit besluit in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 14 van Verordening (EU) 2021/953,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Door de Republiek Turkije overeenkomstig het “Health Pass”-systeem afgegeven COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten worden, teneinde het recht van vrij verkeer binnen de Unie te faciliteren, beschouwd als gelijkwaardig met die welke zijn afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2021/953.

Artikel 2

De Republiek Turkije wordt aangesloten op het bij Verordening (EU) 2021/953 vastgestelde vertrouwenskader voor digitale EU-covidcertificaten.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 augustus 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 211 van 15.6.2021, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2021/954 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) ten aanzien van onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijven of wonen tijdens de COVID-19-pandemie (PB L 211 van 15.6.2021, blz. 24).

(3)  Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).

(4)  Aanbeveling van de Raad van 21 januari 2021 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het gebruik en de validering van snelle antigeentests en de wederzijdse erkenning van COVID-19-testresultaten in de EU (PB C 24 van 22.1.2021, blz. 1).