|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
|
|
|
Rectificaties |
|
|
|
* |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1294 VAN DE COMMISSIE
van 4 augustus 2021
tot annulering van de bescherming van de oorsprongsbenaming (Südburgenland (BOB))
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 106,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
In artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie (2) is bepaald dat voor de annulering van een beschermde oorsprongsbenaming, als bedoeld in artikel 106 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, mutatis mutandis de procedure moet worden gevolgd die is vastgesteld in artikel 94 en de artikelen 96 tot en met 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
|
(2) |
Overeenkomstig artikel 19 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 is het door Oostenrijk ingediende verzoek tot annulering van de naam “Südburgenland” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3). |
|
(3) |
Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, moet de beschermde oorsprongsbenaming “Südburgenland” worden geannuleerd. |
|
(4) |
Aangezien de bescherming van de oorsprongsbenaming “Südburgenland” wordt geannuleerd, moet de inschrijving ervan worden geschrapt uit het register van de Unie van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijnen, als bedoeld in artikel 104 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
|
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bescherming van de oorsprongsbenaming “Südburgenland” (BOB) wordt geannuleerd.
Artikel 2
De inschrijving van de oorsprongsbenaming “Südburgenland” (BOB) in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen voor wijnen wordt geschrapt.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/33 van de Commissie van 17 oktober 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft aanvragen tot bescherming van oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en traditionele aanduidingen in de wijnsector, de bezwaarprocedure, gebruiksbeperkingen, wijzigingen van productdossiers, de annulering van bescherming en de etikettering en presentatie (PB L 9 van 11.1.2019, blz. 2).
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1295 VAN DE COMMISSIE
van 4 augustus 2021
tot afwijking, voor het jaar 2021, van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het niveau van voorschotten voor rechtstreekse betalingen en areaalgebonden en diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 75, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op grond van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten van 16 oktober tot en met 30 november voorschotten betalen van ten hoogste 50 % voor rechtstreekse betalingen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en kunnen zij vóór 1 december voorschotten betalen van ten hoogste 75 % voor areaalgebonden en diergebonden steunmaatregelen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
|
(2) |
Als gevolg van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis in de lidstaten hebben landbouwers uitzonderlijk grote economische en financiële moeilijkheden ondervonden. Gezien de specifieke kwetsbaarheid van die marktdeelnemers en teneinde de financiële en cashflowgevolgen van de crisis te ondervangen, is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/531 van de Commissie (4) voorzien in een afwijking van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, door de lidstaten toe te staan om voor het jaar 2020 hogere voorschotten aan begunstigden te betalen. Aangezien de COVID-19-pandemie in 2021 nog steeds voortduurt en landbouwers nog steeds worden geconfronteerd met economische ontwrichting, moet het de lidstaten worden toegestaan om hogere voorschotten te blijven betalen voor het aanvraagjaar 2021. |
|
(3) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor rechtstreekse betalingen en het Comité voor plattelandsontwikkeling, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In afwijking van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 mogen de lidstaten, voor aanvraagjaar 2021, voorschotten betalen van ten hoogste 70 % voor de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde rechtstreekse betalingen en van ten hoogste 85 % voor de in het kader van de plattelandsontwikkeling verleende steun als bedoeld in artikel 67, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.
(2) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
(3) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/531 van de Commissie van 16 april 2020 tot afwijking, voor het aanvraagjaar 2020, van artikel 75, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het niveau van voorschotten voor rechtstreekse betalingen en areaalgebonden en diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen, en van artikel 75, lid 2, eerste alinea, van die verordening wat betreft rechtstreekse betalingen (PB L 119 van 17.4.2020, blz. 1).
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1296 VAN DE COMMISSIE
van 4 augustus 2021
tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de eisen voor brandstof-/energieplanning en -beheer, de eisen inzake ondersteuningsprogramma’s en de psychologische beoordeling van cockpitbemanningsleden, alsmede tests op psychoactieve stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 (1) van de Raad, en met name artikel 31,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (2) van de Commissie zijn gedetailleerde regels vastgesteld voor vluchtuitvoeringen en met name op het gebied van brandstofplanning en -beheer. Die regels moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met de recente vooruitgang op het gebied van motortechnologie en de beste praktijken op het gebied van vluchtuitvoeringen, en om rekening te houden met de wereldwijde luchtvaartervaring en de wetenschappelijke en technische vooruitgang op het gebied van vluchtuitvoeringen. |
|
(2) |
De jongste brandstofgerelateerde wijzigingen van bijlage 6 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (ICAO), namelijk deel I (11de editie), deel III (9de editie) en de nieuwe richtsnoeren van ICAO-document 9976 “Fuel Planning Manual”, moeten worden opgenomen in Verordening (EU) nr. 965/2012, met uitzondering van bepaalde eisen die voor helikopters gelden, waarvoor het EASA andere oplossingen naar voren schuift om het vereiste veiligheidsniveau te waarborgen. |
|
(3) |
De nieuwe regels inzake brandstof-/energieplanning en -beheer moeten een gelijk speelveld voor alle belanghebbenden op de interne luchtvaartmarkt mogelijk maken en het concurrentievermogen van de luchtvaartindustrie van de Unie versterken. |
|
(4) |
De nieuwe eisen inzake brandstof-/energieplanning en -beheer moeten innovatie ondersteunen en de vlotte integratie van nieuwe technologieën op het gebied van vluchtuitvoeringen mogelijk maken. Waar passend moet de term “brandstof” worden vervangen door “brandstof/energie” voor vluchtuitvoeringen met luchtvaartuigen die andere energiebronnen gebruiken dan conventionele brandstoffen op basis van koolwaterstoffen. |
|
(5) |
De vereisten met betrekking tot de verschillende activiteiten moeten in verhouding staan tot de omvang en complexiteit van die activiteiten en tot de risico’s die daaraan verbonden zijn. |
|
(6) |
Luchtvaartmaatschappijen moeten gebruik kunnen maken van prestatiegebaseerde plannings- en beheerprocedures die voor een betere operationele efficiëntie zorgen door financiële en milieuvoordelen te genereren en tegelijkertijd het veiligheidsniveau handhaven of zelfs verbeteren. De nieuwe eisen voor vliegtuigen die voor commerciële vluchtuitvoeringen (CAT) worden gebruikt, moeten voorzien in een omvattend brandstofplan dat drie belangrijke elementen van het brandstofbeleid bestrijkt: brandstof-/energieplanning, selectie van luchtvaartterreinen en brandstof- en energiebeheer tijdens de vlucht. Dit moet een flexibeler risicobeheer door de exploitant mogelijk maken, hetgeen de efficiëntie ten goede komt. |
|
(7) |
Uit de door het EASA verzamelde veiligheidsinformatie blijkt dat er nieuwe eisen moeten worden ingevoerd om de risico’s in verband met bijtanken aan te pakken, met name wanneer er wordt bijgetankt terwijl passagiers in- of uitstappen of zich aan boord bevinden en wanneer een helikopter met draaiende rotors wordt bijgetankt. |
|
(8) |
De beoordeling van complexe brandstof-/energieplannen vergt extra capaciteit bij de bevoegde autoriteiten; derhalve moeten criteria worden vastgesteld die zij als richtsnoeren kunnen gebruiken voor hun operationele veiligheidsrisicobeoordelingen om de toepassing van volledig prestatiegerelateerde brandstof-/energieplannen te ondersteunen. |
|
(9) |
Overeenkomstig de beginselen van evenredigheid en betere regelgeving moeten de brandstof- en energievereisten voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen (NCC) en voor gespecialiseerde vluchtuitvoeringen (SPO) beter worden afgestemd op die voor commerciële vluchtuitvoeringen. Anderzijds moeten de brandstof- en energievereisten voor niet-commerciële exploitanten van andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen gebaseerd zijn op veiligheidsdoelstellingen en een prestatiegerichte aanpak mogelijk maken. De nieuwe eisen inzake brandstof- en energieplanning en -beheer moeten de regelgevingslast verminderen, de kosteneffectiviteit verhogen en, behoudens enkele uitzonderingen, voor een harmonisatie met de eisen van de ICAO zorgen. |
|
(10) |
Bij Verordening (EU) 2018/1042 (3) van de Commissie zijn aan Verordening (EU) nr. 965/2012 eisen toegevoegd met betrekking tot ondersteuningsprogramma’s, psychologische beoordelingen van cockpitbemanningsleden en systematische en willekeurige tests op psychoactieve stoffen, teneinde de medische geschiktheid van cockpit- en cabinebemanningsleden te garanderen. Die eisen zijn sinds februari 2021 van toepassing. Het Agentschap kreeg de opdracht om de doeltreffendheid van de nieuwe bepalingen voortdurend te evalueren en uiterlijk in augustus 2022 een eerste evaluatieverslag op te stellen. Gezien de impact van de COVID-19-pandemie op de luchtvaart is het raadzaam het Agentschap meer tijd te geven om relevante gegevens voor die evaluatie te verzamelen. Daarom moet de termijn voor de afronding van het evaluatieverslag worden verlengd tot 14 augustus 2023. |
|
(11) |
Bij Verordening (EU) 2018/1042 is in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 een punt 98, a), ingevoegd, waarin de term “psychoactieve stoffen” wordt gedefinieerd. Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2036 (4)van de Commissie, waarbij bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 is gewijzigd, is punt 98, a), onbedoeld vervangen door een nieuwe tekst, waarin de term “vakkundig” wordt gedefinieerd en de definitie van de term “psychoactieve stoffen” werd geschrapt. Deze definitie is evenwel van essentieel belang voor de coherente uitlegging van de bij Verordening (EU) 2018/1042 ingevoerde bepalingen en met name voor een duidelijke omschrijving van de stoffen waarop die bepalingen al dan niet van toepassing zijn. Om het gewettigd vertrouwen van de personen op wie die bepalingen van toepassing zijn te vrijwaren, moet die definitie dan ook opnieuw worden opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 met ingang van de toepassingsdatum van de gerelateerde wijzigingen die zijn ingevoerd bij Verordening (EU) 2018/1042, dat wil zeggen met ingang van 14 februari 2021. |
|
(12) |
Het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart heeft overeenkomstig artikel 75, lid 2, punten b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 een ontwerpuitvoeringsvoorschrift opgesteld en ingediend als Advies nr. 2/2020 (5). |
|
(13) |
Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd. |
|
(14) |
Om te garanderen dat deze verordening correct wordt toegepast, moeten de lidstaten en de betrokken belanghebbenden voldoende tijd krijgen om hun procedures aan te passen aan de nieuwe bij deze verordening ingevoerde eisen. Daarom moet de toepassing ervan worden uitgesteld. |
|
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 965/2012
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
|
(1) |
In artikel 9 ter wordt de tweede alinea vervangen door: “Het Agentschap monitort ononderbroken de doelmatigheid van de bepalingen inzake ondersteuningsprogramma’s, psychologische beoordelingen van cockpit- en cabinebemanningsleden en systematische en willekeurige tests op psychoactieve stoffen teneinde de medische geschiktheid van cockpit- en cabinebemanningsleden te garanderen, zoals uiteengezet in de bijlagen II en IV. Uiterlijk op 14 augustus 2023 stelt het Agentschap een eerste verslag op over de resultaten van deze monitoring. Die monitoring gebeurt op basis van relevante kennis en op basis van gegevens die, met behulp van de lidstaten en het Agentschap, over een langere periode zijn verzameld.”; |
|
(2) |
De bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
Artikel 2
Rectificatie van Verordening (EU) nr. 965/2012
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 30 oktober 2022.
Bijlage II is van toepassing met ingang van 14 februari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2018/1042 van de Commissie van 23 juli 2018 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 voor wat betreft de technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de invoering van ondersteuningsprogramma’s, psychologische beoordelingen van cockpitbemanningsleden en systematische en willekeurige tests op psychoactieve stoffen, teneinde de medische geschiktheid van cockpit- en cabinebemanningsleden te garanderen en voor wat betreft de uitrusting van nieuwe vliegtuigen met schroefturbinemotoren met een gecertificeerde maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg die in staat zijn zes tot negen passagiers te vervoeren, met een terreinsignalerings- en waarschuwingssysteem (PB L 188 van 25.7.2018, blz. 3).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2036 van de Commissie van 9 december 2020 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de eisen inzake de bekwaamheid van en opleidingsmethoden voor cockpitbemanningen en het uitstel van de toepassingsdata van bepaalde maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie (PB L 416 van 11.12.2020, blz. 24).
(5) https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions
BIJLAGE I
De bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden als volgt gewijzigd:
|
(1) |
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
|
|
(2) |
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
|
|
(3) |
In bijlage III wordt aanhangsel I als volgt vervangen: “ “Aanhangsel I
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
(4) |
bijlage IV wordt als volgt gewijzigd:
|
|
(5) |
Bijlage V wordt als volgt gewijzigd:
|
|
6) |
bijlage VI wordt als volgt gewijzigd:
|
|
7) |
bijlage VII wordt als volgt gewijzigd:
|
|
8) |
bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
|
BIJLAGE II
In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt het volgende punt 98 ter toegevoegd:
|
““98 ter”: |
alcohol, opioïden, cannabinoïden, sedativa en hypnotica, cocaïne, andere psychostimulantia, hallucinogene middelen en vluchtige oplosmiddelen, met uitzondering van koffie en tabak;”. |
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/29 |
VERORDENING (EU) 2021/1297 VAN DE COMMISSIE
van 4 augustus 2021
tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft perfluorcarbonzuren met 9 tot 14 koolstofatomen in de keten (C9-C14-PFCA’s), zouten daarvan en aanverwante stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Lineaire en vertakte perfluorcarbonzuren met 9 tot 14 koolstofatomen in de keten (“C9-C14-PFCA’s”), zouten daarvan en aanverwante stoffen (2) komen momenteel in de Unie voornamelijk voor als onbedoelde bijproducten bij de vervaardiging van per- en polyfluorstoffen met een koolstofketen van minder dan negen koolstofatomen, zoals perfluoroctaanzuur (PFOA). Bovendien zouden ondernemingen in de toekomst het gebruik van C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen als vervangende stoffen voor PFOA, zouten daarvan en aanverwante stoffen kunnen overwegen, met name wanneer de door het Unierecht op PFOA opgelegde beperkingen van toepassing zullen worden. Er moet dus worden voorkomen dat de stoffen in de toekomst worden vervaardigd en gebruikt en bijgevolg in toenemende mate in het milieu vrijkomen. |
|
(2) |
Op respectievelijk 17 december 2015 en 12 januari 2017 zijn twee groepen van C9-C14-PFCA’s, namelijk perfluorononaan-1 zuur (“PFNA”) met 9 koolstofatomen in de keten, alsmede de natrium- en ammoniumzouten daarvan, en nonadecafluordecaanzuur (“PFDA”) met 10 koolstofatomen in de keten, alsmede de natrium- en ammoniumzouten daarvan, opgenomen in de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen (“SVHC”) die in aanmerking komen voor opname in bijlage XIV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 als voor de voortplanting giftige stoffen in overeenstemming met artikel 57, punt c), van die verordening en als persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen in overeenstemming met artikel 57, punt d), van die verordening. Bovendien zijn PFNA en PFDA, alsmede de natrium- en ammoniumzouten daarvan, in bijlage VI, deel 3, bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgenomen als kankerverwekkend, categorie 2, en giftig voor de voortplanting, categorie 1B. Op 19 december 2012 zijn henicosafluorundecaanzuur (“PFUnDA”) met 11 koolstofatomen in de keten, tricosafluordodecaanzuur (“PFDoDA”) met 12 koolstofatomen in de keten, pentacosafluortridecaanzuur (“PFTrDA”) met 13 koolstofatomen in de keten en heptacosafluortetradecaanzuur (“PFTDA”) met 14 koolstofatomen in de keten opgenomen in de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen (“SVHC”) als zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen in overeenstemming met artikel 57, punt e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Aan C9-C14-PFCA verwante stoffen moeten ook worden beschouwd als PBT- of vPvB-stoffen vanwege respectievelijk hun omzetting of afbraak in het milieu tot C9-C14-PFCA’s. |
|
(3) |
Op 6 oktober 2017 hebben Duitsland en Zweden overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) een dossier (4) ingediend (“het bijlage XV-dossier”), waarin wordt voorgesteld de vervaardiging en het in de handel brengen van C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen als zodanig te beperken en het gebruik ervan in de productie en het in de handel brengen van andere stoffen, als bestanddeel, en van mengsels en voorwerpen of delen daarvan te beperken. Om het vrijkomen van deze stoffen in het milieu te beperken en te voorkomen dat zij worden vervaardigd, in de handel gebracht en gebruikt als vervangende stoffen voor de stoffen waaraan op grond van vermelding 68 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (5) een beperking is verbonden, hebben Duitsland en Zweden een maximumconcentratie voor van 25 ppb voor de som van C9-C14-PFCA’s en zouten daarvan en 260 ppb voor de som van aanverwante stoffen voorgesteld. Duitsland en Zweden hebben vrijstellingen voorgesteld voor C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen wanneer zij voorkomen als onbedoelde bijproducten bij de vervaardiging van fluorchemicaliën met een perfluorkoolstofketen van ten hoogste acht atomen of voor gebruik in vervoerde geïsoleerde tussenproducten. |
|
(4) |
Op 14 september 2018 heeft het Comité risicobeoordeling (“RAC”) van het Agentschap zijn advies goedgekeurd waarin het concludeert dat — behoudens wijzigingen van het toepassingsgebied en de voorwaarden als voorgesteld in het bijlage XV-dossier — een beperking van de vervaardiging, het gebruik en het in de handel brengen van C9-C14 PFOA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen in termen van effectiviteit de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s te beperken. Het RAC heeft met de door Duitsland en Zweden voorgestelde maximumconcentraties ingestemd. Het RAC heeft met de door Duitsland en Zweden voorgestelde vrijstellingen ingestemd, aangezien de voorgestelde beperking er niet op gericht is de vervaardiging van fluorchemicaliën met ten hoogste zes koolstofatomen in de moleculaire keten te verhinderen. Het RAC heeft aanbevolen voor een beperkte periode vrijstelling te verlenen voor het gebruik bij de vervaardiging van dosisinhalatoren onder druk die kritisch zijn voor de behandeling van longziekten vanwege de geringe aanwezigheid, met name enkele grammen, en het belangrijke medische gebruik. Het RAC heeft het advies verstrekt om een in de tijd beperkte vrijstelling te verlenen voor halfgeleiders die een lage concentratie C9-C14-PFCA’s bevatten en voor halfafgewerkte en afgewerkte elektronische apparatuur met speciale halfgeleiders die als vervangingsonderdelen voor afgewerkte elektronische apparatuur worden gebruikt. |
|
(5) |
Voorts heeft het RAC aanbevolen om op de C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen waaraan een beperking is verbonden, dezelfde vrijstellingen toe te passen als die welke gelden voor de PFOA-beperking in vermelding 68 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006. |
|
(6) |
Op 29 november 2018 heeft het Comité sociaaleconomische analyse (“SEAC”) van het Agentschap zijn advies goedgekeurd waarin het aangeeft dat de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking, als gewijzigd door het RAC en het SEAC, in termen van sociaaleconomische voordelen en kosten de meest geschikte Uniebrede maatregel is om de geïdentificeerde risico’s weg te nemen. |
|
(7) |
Op basis van de sociaaleconomische elementen die tijdens de openbare raadplegingen zijn ingediend en in het bijlage XV-dossier zijn opgenomen, heeft het SEAC met de in het bijlage XV-dossier voorgestelde en door het RAC aanbevolen vrijstellingen ingestemd. Het SEAC is het eens met het voorstel om de beperking met 18 maanden uit te stellen. Daarnaast heeft het SEAC hogere grenswaarden voorgesteld voor fluorpolymeren die perfluorpropoxygroepen of perfluormethoxygroepen bevatten en in specifieke productgroepen worden gebruikt, om de productie ervan mogelijk te maken. Niettemin blijft de algemene drempel van 25 ppb van toepassing op de eindproducten die uit deze materialen zijn vervaardigd. |
|
(8) |
Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, punt f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met het advies ervan is rekening gehouden. |
|
(9) |
Op 16 januari 2019 legde het Agentschap de adviezen van het RAC en het SEAC (6) aan de Commissie voor. |
|
(10) |
Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad (7) is gewijzigd overeenkomstig het besluit betreffende PFOA van de conferentie van de partijen (SC-9/12) van het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (8), dat enkele, maar niet alle afwijkingen van bijlage XVII, vermelding 68, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bevat. Vermelding 68 van die bijlage is daadwerkelijk vervangen door de bovengenoemde wijziging van Verordening (EU) 2019/1021. De vrijstellingen die van toepassing zijn op het gebruik van PFOA, zouten daarvan en aanverwante verbindingen in de wijziging van Verordening (EU) 2019/1021 moeten ook gelden voor C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen onder dezelfde voorwaarden vanwege het vervaardigingsproces van fluorchemicaliën waarin beide groepen stoffen als onzuiverheden aanwezig zijn. |
|
(11) |
Na de afronding van het advies van het RAC en het SEAC over de voorgestelde beperking voor C9-C14-PFCA’s ontving de Commissie twee aanvullende verzoeken om vrijstellingen om de productie van fluorpolymeren en fluorelastomeren mogelijk te maken, evenals de productie van polytetrafluorethyleenmicropoeders (PTFE-micropoeders) en het gebruik in mengsels en voorwerpen voor industriële en professionele toepassingen. De Commissie heeft het Agentschap om een aanvullend advies verzocht, aangezien de eindproducten in hoogwaardige toepassingen worden gebruikt (9). De Commissie heeft op 15 december 2020 het aanvullend advies van het RAC en het SEAC ontvangen (10). |
|
(12) |
Rekening houdend met het bijlage XV-dossier, de adviezen van het RAC en het SEAC, is de Commissie van oordeel dat de vervaardiging, het gebruik of het in de handel brengen van lineaire en/of vertakte C9-C14-PFCA’s, zouten daarvan en aanverwante stoffen als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, in mengsels en voorwerpen, een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens en het milieu met zich meebrengt, dat op Uniebrede basis moet worden aangepakt. De Commissie is van oordeel dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd door de adviezen van het RAC en het SEAC, rekening houdend met de sociaaleconomische gevolgen en beschikbaarheid van alternatieven en de afstemming van sommige vrijstellingen in deze beperking op de vrijstellingen in de wijziging van Verordening (EU) 2019/1021, een passende Uniebrede maatregel is om het vastgestelde risico aan te pakken. |
|
(13) |
De belanghebbenden moeten voldoende tijd krijgen om passende maatregelen te nemen om aan de beperking te voldoen. Rekening houdend met de suggestie in het bijlage XV-dossier en met de overwegingen van het RAC en het SEAC, moet de toepassing van de beperking derhalve met 18 maanden worden uitgesteld. Langer uitstel of algemene vrijstellingen moeten van toepassing zijn om de specifieke gevallen van specifieke sectoren aan te pakken. |
|
(14) |
Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(15) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.
(2) Aan C9-C14-PFCA verwante stoffen zijn stoffen die gezien hun moleculaire structuur worden geacht te kunnen vervallen tot of worden omgezet in C9-C14-PFCA’s.
(3) Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
(4) https://www.echa.europa.eu/documents/10162/2ec5dfdd-0e63-0b49-d756-4dc1bae7ec61
(5) Verordening (EU) 2017/1000 van de Commissie van 13 juni 2017 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft perfluoroctaanzuur (PFOA), zouten daarvan en aanverwante stoffen (PB L 150 van 14.6.2017, blz. 14).
(6) https://echa.europa.eu/documents/10162/13641/rest_pfcas_compiled_racseac_opi_en.pdf/b06db225-3995-13fd-d89a-a9b73ef6bfc2
(7) PB L 188 I van 15.6.2020, blz. 1.
(8) http://www.pops.int/TheConvention/ConferenceoftheParties/Meetings/COP9/tabid/7521/Default.aspx
(9) https://echa.europa.eu/documents/10162/034d97c3-7975-19f5-3739-76c288ad2b0c
(10) https://echa.europa.eu/documents/10162/13579/art77_3c_pfoa_pfca_derogations_compiled_rac_seac_opinions_en.pdf/6582d9a1-56b2-3e88-a70f-cdf3ab33d421
BIJLAGE
In bijlage XVII wordt vermelding 68 vervangen door:
|
|
BESLUITEN
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/34 |
BESLUIT (EU) 2021/1298 VAN DE RAAD
van 30 juli 2021
tot benoeming van een plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s, voorgedragen door het Koninkrijk Spanje
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,
Gezien Besluit (EU) 2019/852 van de Raad van 21 mei 2019 ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio’s (1),
Gezien de voordracht van de Spaanse regering,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op grond van artikel 300, lid 3, van het Verdrag bestaat het Comité van de Regio’s bestaat uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale gemeenschappen die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording verschuldigd zijn aan een gekozen vergadering. |
|
(2) |
Op 20 januari 2020 heeft de Raad Besluit (EU) 2020/102 (2) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 vastgesteld. |
|
(3) |
In het Comité van de Regio’s is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van het nationaal mandaat op grond waarvan de heer Juan José MARTÍNEZ LOZANO was voorgedragen. |
|
(4) |
De Spaanse regering heeft de heer Adrián Ariel ZITTELLI FERRARI, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die politiek verantwoording verschuldigd is aan een gekozen vergadering, Director General de Unión Europea de la Región de Murcia — Asamblea Regional de Murcia (Directeur-Generaal voor aangelegenheden inzake de Europese Unie voor de regio Murcia — regionale vergadering van Murcia), voorgedragen als plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Adrián Ariel ZITTELLI FERRARI, vertegenwoordiger van een regionale gemeenschap die politiek verantwoording verschuldigd is aan een gekozen vergadering, Director General de Unión Europea de la Región de Murcia — Asamblea Regional de Murcia (Directeur-Generaal voor aangelegenheden inzake de Europese Unie voor de regio Murcia — regionale vergadering van Murcia), wordt benoemd als plaatsvervanger van het Comité van de Regio’s voor de verdere duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2025.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 30 juli 2021.
Voor de Raad
De voorzitter
G. DOVŽAN
(1) PB L 139 van 27.5.2019, blz. 13.
(2) Besluit (EU) 2020/102 van de Raad van 20 januari 2020 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio’s voor de periode van 26 januari 2020 tot en met 25 januari 2025 (PB L 20 van 24.1.2020, blz. 2).
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/36 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1299 VAN DE COMMISSIE
van 4 augustus 2021
tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van hexaflumuron voor gebruik in biociden van productsoort 18
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 5,
Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De werkzame stof hexaflumuron is goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoort 18 (2). |
|
(2) |
De goedkeuring van hexaflumuron voor gebruik in biociden van productsoort 18 loopt af op 31 maart 2022. Op 23 september 2020 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van hexaflumuron overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012. |
|
(3) |
Omdat hexaflumuron voldoet aan de criteria om krachtens bijlage XIII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) te worden aangemerkt als een persistente, bioaccumulerende en toxische stof (PBT) en een zeer persistente en zeer bioaccumulerende stof (zPzB-stof), voldoet het aan de in artikel 5, lid 1, punt e), van Verordening (EU) nr. 528/2012 vastgestelde uitsluitingscriteria. |
|
(4) |
De beoordelende bevoegde autoriteit van Griekenland heeft de Commissie op 18 februari 2021 geïnformeerd over haar besluit op grond van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 dat een volledige beoordeling van de aanvraag noodzakelijk was. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet de beoordelende bevoegde autoriteit binnen 365 dagen na de validering van een aanvraag een volledige beoordeling hiervan uitvoeren. |
|
(5) |
De beoordelende bevoegde autoriteit kan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012 in voorkomend geval de aanvrager verzoeken voldoende gegevens te verstrekken om de beoordeling uit te voeren. In dat geval wordt de periode van 365 dagen geschorst; de schorsing mag niet langer duren dan in totaal 180 dagen, tenzij de aard van de gevraagde gegevens of uitzonderlijke omstandigheden een langere schorsing rechtvaardigen. |
|
(6) |
Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) binnen 270 dagen na ontvangst van een aanbeveling van de beoordelende bevoegde autoriteit een advies op over de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof en zendt dit toe aan de Commissie. |
|
(7) |
De goedkeuring van hexaflumuron voor gebruik in biociden van productsoort 18 zal dus om redenen buiten de invloed van de aanvrager waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van hexaflumuron voor gebruik in biociden van productsoort 18 met een zodanige termijn worden verlengd dat er voldoende tijd is om de aanvraag te behandelen. |
|
(8) |
Gezien de termijn waarover de beoordelende bevoegde autoriteit beschikt voor de beoordeling en de termijn waarover het agentschap beschikt voor het opstellen en indienen van zijn advies, en de tijd die nodig is om te beslissen of aan ten minste één van de voorwaarden van artikel 5, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 528/2012 is voldaan en of de goedkeuring van hexaflumuron daarom mag worden verlengd, moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring tot en met 30 september 2024 worden verlengd. |
|
(9) |
Behalve wat de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring betreft, blijft de goedkeuring van hexaflumuron gelden voor gebruik in biociden van productsoort 18 onder voorbehoud van de naleving van de specificaties en voorwaarden vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1982, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van hexaflumuron voor gebruik in biociden van productsoort 18 wordt verlengd tot en met 30 september 2024.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 4 augustus 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1982 van de Commissie van 4 november 2015 tot goedkeuring van hexaflumuron als een bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden voor productsoort 18 (PB L 289 van 5.11.2015, blz. 13).
(3) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
Rectificaties
|
5.8.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 282/38 |
van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1737 van de Commissie van 14 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad teneinde bepaalde drugsprecursoren op te nemen in de lijst van geregistreerde stoffen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 392 van 23.11.2020 )
Op bladzijde 5, in bijlage I, in de wijzigingen van bijlagen I en II bij Verordening (EG) 273/2004
in plaats van:
|
“(c): |
in de vermelding voor antranilzuur in de tabel “SUBCATEGORIE 2B” wordt de GN-code “2922 43 00” vervangen door “ex 2922 43 00”;” |
lezen:
|
“(c): |
in de vermelding voor antranilzuur in de tabel “SUBCATEGORIE 2B” wordt de GN-code “2922 43 00” vervangen door “2922 43 00”;” |
Op bladzijde 7, in bijlage I, in de wijzigingen van de bijlage bij Verordening (EG) 111/2005
in plaats van:
|
“2) |
De tabel “Categorie 2” wordt als volgt gewijzigd:
|
lezen:
|
“2) |
De tabel “Categorie 2” wordt als volgt gewijzigd:
|