ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
64e jaargang |
Inhoud |
|
I Wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
I Wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/1 |
VERORDENING (EU, Euratom) 2021/1163 VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 24 juni 2021
inzake het statuut en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (statuut van de Europese Ombudsman) en tot intrekking van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom
HET EUROPEES PARLEMENT,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 228, lid 4,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de goedkeuring van de Raad van de Europese Unie (1),
Gezien het advies van de Europese Commissie (2),
Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman moeten worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en met name artikel 20, lid 2, punt d), en artikel 228, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”). |
(2) |
Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement (3) is laatstelijk gewijzigd in 2008. Ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 moet Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom, worden ingetrokken en vervangen door een verordening vastgesteld op basis van artikel 228, lid 4, VWEU. |
(3) |
In artikel 41 van het Handvest wordt het recht op behoorlijk bestuur als een grondrecht van de burgers van de Unie erkend. In artikel 43 van het Handvest wordt het recht erkend om zich in verband met gevallen van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen en instanties of agentschappen van de Unie tot de Europese Ombudsman te wenden. Teneinde ervoor te zorgen dat deze rechten doeltreffend zijn en de Europese Ombudsman beter in staat te stellen grondig en onpartijdig onderzoek te verrichten, waardoor zijn of haar onafhankelijkheid waarvan beide rechten afhangen, wordt ondersteund, moet hij of zij kunnen beschikken over alle instrumenten die nodig zijn om de in de Verdragen en onderhavige verordening bedoelde taken van de Europese Ombudsman met succes te kunnen uitvoeren. |
(4) |
Bij de vaststelling van de voorwaarden waaronder een klacht bij de Europese Ombudsman kan worden ingediend, moet het beginsel van volledige, vrije en gemakkelijke toegang worden nageleefd, met inachtneming van de specifieke beperkingen die voortvloeien uit gerechtelijke of administratieve procedures. |
(5) |
De Europese Ombudsman moet optreden met inachtneming van de bevoegdheden van de instellingen, organen of instanties van de Unie waarop zijn of haar onderzoek betrekking heeft. |
(6) |
Het is noodzakelijk de procedures vast te stellen die moeten worden gevolgd wanneer uit onderzoek van de Europese Ombudsman blijkt dat er sprake is van wanbeheer. De Europese Ombudsman moet aan het einde van iedere jaarlijkse zitting bij het Europees Parlement een omvattend verslag moet indienen. De Europese Ombudsman moet ook het recht hebben om in dat jaarverslag een beoordeling op te nemen van de naleving van gedane aanbevelingen. |
(7) |
Ter versterking van de rol van de Europese Ombudsman en ter bevordering van de beste administratieve praktijken binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie is het wenselijk de Europese Ombudsman, onverminderd zijn of haar primaire taak, die erin bestaat klachten te behandelen, toe te staan op eigen initiatief onderzoek te verrichten wanneer hij of zij daar reden toe ziet, en met name indien er sprake is van herhaaldelijke, stelselmatige of zeer ernstige gevallen van wanbeheer. |
(8) |
Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (4), zoals aangevuld door Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5), moet van toepassing zijn op verzoeken om toegang door het publiek tot documenten van de Europese Ombudsman, met uitzondering van documenten die verkregen zijn in de loop van een onderzoek; verzoeken betreffende die documenten moeten in dergelijk geval worden behandeld door de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie waarvan die documenten afkomstig zijn. |
(9) |
De Europese Ombudsman moet toegang hebben tot alle elementen die nodig zijn voor de uitoefening van zijn of haar ambt. Daartoe dienen de instellingen, organen en instanties van de Unie de Europese Ombudsman alle informatie te verstrekken waarom hij of zij verzoekt in verband met een onderzoek. Indien de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman met zich meebrengt dat hem of haar gerubriceerde informatie wordt verstrekt die in het bezit is van de instellingen, organen en instanties van de Unie of van de autoriteiten van de lidstaten, moet de Europese Ombudsman toegang tot die informatie kunnen hebben, mits er voor gezorgd wordt dat de regels voor de bescherming van die informatie nageleefd worden. |
(10) |
De Europese Ombudsman en zijn of haar personeel moeten verplicht zijn de informatie waarvan zij bij de uitoefening van hun ambt kennis hebben genomen, vertrouwelijk te behandelen, onverminderd de verplichting van de Europese Ombudsman om de autoriteiten van de lidstaten in kennis te stellen van feiten die mogelijk verband houden met strafbare feiten en waarvan hij of zij in het kader van een onderzoek kennis heeft genomen. De Europese Ombudsman moet ook de betrokken instellingen, organen of instanties van de Unie op de hoogte kunnen brengen van de feiten die ongeoorloofd gedrag van een van hun personeelsleden aan het licht brengen. De verplichting van de Europese Ombudsman om informatie die hij of zij bij de uitoefening van zijn of haar ambt heeft verkregen, vertrouwelijk te behandelen, mag geen afbreuk doen aan de verplichting van de Europese Ombudsman op grond van artikel 15, lid 1, VWEU, zijn of haar werkzaamheden in een zo groot mogelijke openheid te verrichten. In het bijzonder moet de Europese Ombudsman, om zijn of haar ambt naar behoren te kunnen uitoefenen en zijn of haar bevindingen te kunnen staven, in zijn of haar verslagen kunnen verwijzen naar alle voor het publiek toegankelijke informatie. |
(11) |
Waar dat nodig is voor de doeltreffende uitoefening van zijn of haar ambt, moet de Europese Ombudsman de mogelijkheid krijgen samen te werken en informatie uit te wisselen met de autoriteiten van de lidstaten, overeenkomstig het toepasselijke nationale en Unierecht, en met andere instellingen, organen en instanties van de Unie, overeenkomstig het toepasselijke Unierecht. |
(12) |
De Europese Ombudsman moet door het Europees Parlement aan het begin en voor de duur van elke zittingsperiode worden gekozen, en dit uit een lijst van personen die burgers van de Unie zijn en alle vereiste waarborgen van onafhankelijkheid en bekwaamheid bieden. Ook moeten algemene voorwaarden worden vastgesteld, onder meer betreffende de beëindiging van de ambtsvervulling van de Europese Ombudsman, zijn of haar vervanging, onverenigbaarheden, de bezoldiging van de Europese Ombudsman en de voorrechten en immuniteiten van de Europese Ombudsman. |
(13) |
Bepaald moet worden dat de zetel van de Europese Ombudsman dezelfde is als die van het Europees Parlement, zoals bepaald in punt a) van het enig artikel van Protocol nr. 6 betreffende de plaats van de zetels van de instellingen, van bepaalde instanties, organen, organisaties en diensten van de Europese Unie, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“Protocol nr. 6”). |
(14) |
De Europese Ombudsman dient binnen de samenstelling van zijn of haar secretariaat te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, met inachtneming van artikel 1 quinquies, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, die zijn vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (6) (het “Statuut van de ambtenaren”). |
(15) |
Het is aan de Europese Ombudsman om, na raadpleging van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, de uitvoeringsbepalingen voor deze verordening vast te stellen. Indien deze instellingen niet binnen de van tevoren door de Europese Ombudsman gestelde redelijke termijn een advies geven, kan hij of zij de betreffende uitvoeringsbepalingen vaststellen. Teneinde rechtszekerheid en de hoogste normen voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman te waarborgen, moet in deze verordening worden vastgesteld welke minimumvoorschriften in de uitvoeringsbepalingen moeten worden opgenomen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en beginselen
1. Bij deze verordening worden het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van het ambt van de Europese Ombudsman (“statuut van de Europese Ombudsman”) vastgesteld.
2. De Europese Ombudsman handelt geheel onafhankelijk bij de uitoefening van zijn of haar ambt en treedt op zonder dat daarvoor voorafgaande toestemming nodig is.
3. De Europese Ombudsman helpt bij het aan het licht brengen van wanbeheer bij de activiteiten van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak, en houdt naar behoren rekening met artikel 20, lid 2, punt d), en artikel 228 VWEU, alsook met artikel 41 van het Handvest betreffende het recht op behoorlijk bestuur.
Over het optreden van enige andere autoriteit of persoon kan bij de Europese Ombudsman geen klacht worden ingediend.
4. De Europese Ombudsman doet waar passend aanbevelingen, voorstellen voor oplossingen en suggesties voor verbetering om de zaak aan te pakken.
5. Bij de uitoefening van zijn of haar ambt mag de Europese Ombudsman de deugdelijkheid van een rechterlijke uitspraak of de bevoegdheid van een rechtbank om een uitspraak te doen, niet in twijfel trekken.
Artikel 2
Klachten
1. Elke burger van de Unie of elke natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat van de Unie, kan rechtstreeks of via een lid van het Europees Parlement een klacht bij de Europese Ombudsman indienen over een geval van wanbeheer.
2. In een klacht wordt het onderwerp van de klacht en de identiteit van de klager duidelijk vermeld. De klager kan verzoeken om vertrouwelijke behandeling van de klacht of delen daarvan.
3. Een klacht wordt ingediend binnen twee jaar na de datum waarop de klager in kennis is gesteld van de feiten die aan de klacht ten grondslag liggen. Voorafgaand aan indiening van de klacht onderneemt de klager de passende administratieve stappen bij de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie.
4. De Europese Ombudsman verklaart een klacht niet-ontvankelijk indien deze buiten het mandaat van de Europese Ombudsman valt of indien niet is voldaan aan de in de leden 2 en 3 vastgelegde procedurele vereisten. Wanneer een klacht buiten zijn of haar mandaat valt, kan de Europese Ombudsman de klager adviseren zich tot een andere instantie te wenden.
5. Indien de Europese Ombudsman tot de bevinding komt dat de klacht duidelijk ongegrond is, sluit hij of zij het dossier en brengt hij of zij de klager daarvan op de hoogte. Indien de klager de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie over de klacht heeft geïnformeerd, stelt de Europese Ombudsman de betrokken autoriteit hiervan eveneens in kennis.
6. Klachten die verband houden met de arbeidsverhoudingen tussen de instellingen, organen of instanties van de Unie en hun personeelsleden zijn alleen ontvankelijk indien de betrokkene alle interne administratieve procedures heeft uitgeput, met name de procedures bedoeld in artikel 90 van het Statuut van de ambtenaren, en de bevoegde autoriteit van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie een besluit heeft genomen of de termijnen voor beantwoording zijn verstreken. De Europese Ombudsman heeft ook het recht de door de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie vastgestelde maatregelen te verifiëren om de bescherming van vermeende slachtoffers van intimidatie te waarborgen en te zorgen voor herstel van een gezonde en veilige werkomgeving waarin de waardigheid van de betrokken personen wordt geëerbiedigd terwijl een administratief onderzoek loopt, mits de betrokken personen de interne administratieve procedures met betrekking tot deze maatregelen hebben uitgeput.
7. De Europese Ombudsman stelt de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie op de hoogte van een geregistreerde klacht, zodra die klacht ontvankelijk is verklaard en de beslissing is genomen een onderzoek in te stellen.
8. Bij de Europese Ombudsman ingediende klachten schorsen de voor een beroep op de rechter of een administratief beroep vastgestelde termijnen niet.
9. Wanneer de Europese Ombudsman vanwege een lopende of afgeronde gerechtelijke procedure over de feiten die naar voren zijn gebracht, een klacht niet-ontvankelijk verklaart of besluit te stoppen met de behandeling ervan, worden de resultaten van het onderzoek dat de Europese Ombudsman eventueel reeds heeft verricht, in het dossier opgenomen en wordt het dossier afgesloten.
10. De Europese Ombudsman stelt de klager zo spoedig mogelijk in kennis van het gevolg dat aan de klacht is gegeven en tracht zo veel mogelijk met de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie tot een oplossing te komen om een einde te maken aan het geval van wanbeheer. De Europese Ombudsman stelt de klager in kennis van de voorgestelde oplossing en van de eventuele opmerkingen van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie. De klager mag opmerkingen indienen of op ieder moment aanvullende informatie verstrekken die nog niet bekend was op het moment waarop de klacht werd ingediend.
Indien er een oplossing is gevonden die door de klager en de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie is aanvaard, kan de Europese Ombudsman het dossier sluiten zonder de in artikel 4 beschreven procedure te volgen.
Artikel 3
Onderzoeken
1. In overeenstemming met zijn of haar ambt verricht de Europese Ombudsman de onderzoeken die hij of zij gerechtvaardigd acht, op eigen initiatief of ingevolge een klacht.
2. De Europese Ombudsman stelt de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie zonder onnodige vertraging in kennis van dergelijke onderzoeken. Onverminderd artikel 5 kan de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie, op eigen initiatief of op verzoek van de Europese Ombudsman, de Europese Ombudsman nuttige opmerkingen of bewijsstukken voorleggen.
3. De Europese Ombudsman kan op eigen initiatief onderzoeken instellen wanneer hij of zij dat gerechtvaardigd acht, met name indien er sprake is van herhaaldelijke, stelselmatige of zeer ernstige gevallen van wanbeheer, teneinde deze aan te pakken als een aangelegenheid van openbaar belang. In het kader van deze onderzoeken kan hij of zij ook voorstellen doen en initiatieven nemen om goede administratieve praktijken binnen de instellingen, organen en instanties van de Unie te bevorderen.
Artikel 4
Interactie tussen de Europese Ombudsman en de instellingen
1. Indien de Europese Ombudsman na een onderzoek gevallen van wanbeheer constateert, stelt hij of zij de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie zonder onnodige vertraging in kennis van de bevindingen van het onderzoek en doet in voorkomend geval aanbevelingen.
2. De betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie doet de Europese Ombudsman binnen een termijn van drie maanden een gedetailleerd standpunt toekomen. De Europese Ombudsman kan deze termijn op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie met maximaal twee maanden verlengen. Wanneer de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie nalaat om de Europese Ombudsman binnen de aanvankelijke termijn van drie maanden of binnen de verlengde termijn een standpunt te doen toekomen, kan de Europese Ombudsman het onderzoek zonder dat standpunt afsluiten.
3. De Europese Ombudsman zendt bij afsluiting van het dossier een verslag aan de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie en, met name wanneer de aard of de omvang van het wanbeheer dat is geconstateerd zulks vereist, aan het Europees Parlement. De Europese Ombudsman kan in het verslag aanbevelingen doen. De klager wordt door de Europese Ombudsman op de hoogte gebracht van het resultaat van het onderzoek, van het standpunt van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie en van de eventuele aanbevelingen die in het verslag zijn gedaan.
4. Indien passend kan de Europese Ombudsman in verband met een onderzoek naar de activiteiten van een instelling, orgaan of instantie van de Unie op eigen initiatief of op verzoek van het Europees Parlement worden gehoord door het Europees Parlement, op het daartoe geëigende niveau.
5. Aan het einde van elke jaarlijkse zitting legt de Europese Ombudsman het Europees Parlement een verslag voor met het resultaat van de door hem of haar verrichte onderzoeken. Het verslag bevat een beoordeling van de naleving van de aanbevelingen, voorgestelde oplossingen en suggesties voor verbetering. Het verslag bevat ook, wanneer zulks relevant is, de resultaten van de onderzoeken van de Europese Ombudsman naar intimidatie, klokkenluiders en belangenconflicten binnen de instellingen, organen of instanties van de Unie.
Artikel 5
Verstrekking van informatie aan de Europese Ombudsman
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder “verstrekking van informatie” verstaan alle fysieke en elektronische middelen waarmee de Europese Ombudsman en zijn of haar secretariaat toegang wordt verleend tot informatie, met inbegrip van documenten, ongeacht de vorm ervan.
2. Onder “gerubriceerde EU-informatie” wordt informatie of materiaal met een bepaalde EU-rubricering verstaan, waarvan openbaarmaking zonder machtiging de belangen van de Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden.
3. Onder de in dit artikel voorziene voorwaarden verstrekken de instellingen, organen en instanties van de Unie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de Europese Ombudsman, op zijn/haar verzoek of op eigen initiatief, zonder onnodige vertraging alle informatie waarom hij of zij heeft verzocht ten behoeve van een onderzoek.
4. Gerubriceerde EU-informatie wordt aan de Europese Ombudsman verstrekt met inachtneming van de volgende beginselen en voorwaarden:
a) |
de instelling of instantie of het orgaan van de Unie die/dat de gerubriceerde EU-informatie verstrekt, moet de relevante interne procedures hebben afgerond en in het geval dat de oorspronkelijke bron een derde is, heeft deze hiervoor zijn voorafgaande schriftelijke toestemming verleend; |
b) |
de noodzaak van kennisneming door de Europese Ombudsman moet zijn vastgesteld; |
c) |
er wordt gewaarborgd dat toegang tot informatie met rubricering CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger alleen wordt verleend aan personen die een veiligheidsmachtiging op het passende niveau hebben ontvangen in overeenstemming met het nationaal recht, na machtiging door de bevoegde veiligheidsautoriteit. |
5. Bij het verstrekken van gerubriceerde EU-informatie beoordeelt de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie of de Europese Ombudsman daadwerkelijk interne veiligheidsvoorschriften hanteert, alsook fysieke en procedurele maatregelen voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie. De Europese Ombudsman en een instelling, orgaan of instantie van de Unie kunnen hiertoe ook een regeling overeenkomen waarin een algemeen kader voor de verstrekking van gerubriceerde EU-informatie wordt vastgesteld.
6. Overeenkomstig de leden 4 en 5 wordt de toegang tot gerubriceerde EU-informatie verleend in de lokalen van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie, tenzij anders overeengekomen met de Europese Ombudsman.
7. Onverminderd lid 3 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten weigeren de Europese Ombudsman informatie te verstrekken die onder nationale regels inzake de bescherming van gerubriceerde informatie valt of onder bepalingen die de mededeling daarvan verhinderen.
De betrokken lidstaat kan dergelijke informatie niettemin aan de Europese Ombudsman verstrekken onder door haar bevoegde autoriteit gestelde voorwaarden.
8. De instellingen, organen of instanties van de Unie en de autoriteiten van de lidstaten die voornemens zijn gerubriceerde EU-informatie aan de Europese Ombudsman te verstrekken of andere informatie die niet openbaar toegankelijk is, stellen de Europese Ombudsman hiervan van tevoren in kennis.
De Europese Ombudsman draagt zorg voor een adequate bescherming van dergelijke informatie en met name maakt deze niet aan de klager bekend of anderszins openbaar zonder de voorafgaande toestemming van de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie, dan wel de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat. Waar het gerubriceerde EU-informatie betreft, wordt de toestemming schriftelijk verleend.
9. De instellingen, organen of instanties van de Unie die weigeren toegang te verlenen tot gerubriceerde EU-informatie, verstrekken de Europese Ombudsman een schriftelijke verantwoording waarin ten minste de redenen voor de weigering worden vermeld.
10. De Europese Ombudsman blijft slechts in het bezit van de in lid 8 bedoelde informatie, totdat het onderzoek definitief is afgesloten.
De Europese Ombudsman kan een instelling, orgaan of instantie van de Unie, dan wel een lidstaat verzoeken dergelijke informatie gedurende een periode van ten minste vijf jaar te bewaren.
11. Indien de gevraagde bijstand niet wordt verleend, kan de Europese Ombudsman het Europees Parlement hiervan in kennis stellen, dat hierop gepaste maatregelen neemt.
Artikel 6
Toegang van het publiek tot documenten van de Europese Ombudsman
De Europese Ombudsman behandelt verzoeken om toegang van het publiek tot documenten — met uitzondering van documenten die in de loop van een onderzoek zijn verkregen en in het bezit van de Europese Ombudsman zijn voor de duur van dat onderzoek of na afsluiting ervan — overeenkomstig de voorwaarden en beperkingen voorzien in Verordening (EG) nr. 1049/2001, zoals aangevuld door Verordening (EG) nr. 1367/2006.
Artikel 7
Horen van ambtenaren en andere personeelsleden
1. Ambtenaren en andere personeelsleden van de instellingen, organen en instanties van de Unie worden op verzoek van de Europese Ombudsman gehoord over feiten die verband houden met een lopend onderzoek van de Europese Ombudsman.
2. Die ambtenaren en andere personeelsleden spreken namens hun instelling, orgaan of instantie. Zij blijven gebonden aan de uit hun rechtspositie voortvloeiende verplichtingen.
Artikel 8
Onderzoeken in verband met klokkenluiders
1. De Europese Ombudsman kan een onderzoek instellen om gevallen van wanbeheer aan het licht te brengen bij de behandeling van informatie als omschreven in artikel 22 bis van het Statuut van de ambtenaren, die hem of haar door een ambtenaar of ander personeelslid ter kennis is gebracht overeenkomstig de desbetreffende regels van het Statuut van de ambtenaren.
2. In dergelijke gevallen geniet de ambtenaar of het andere personeelslid de bescherming die wordt geboden door het Statuut van de ambtenaren tegen nadelige gevolgen van de kant van de instelling of instantie of het orgaan van de Unie vanwege het feit dat hij of zij de informatie heeft meegedeeld.
3. De Europese Ombudsman kan ook onderzoeken of er sprake was van enig geval wanbeheer bij de behandeling van een dergelijke zaak door de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie, ook wat betreft de bescherming van de ambtenaar of het andere personeelslid in kwestie.
Artikel 9
Beroepsgeheim
1. De Europese Ombudsman en zijn of haar personeelsleden mogen de gegevens en documenten waarvan zij in het kader van hun onderzoek kennis hebben genomen, niet verspreiden. Onverminderd lid 2 mogen zij met name geen aan de Europese Ombudsman verstrekte gerubriceerde EU-informatie of interne documenten van instellingen, organen of instanties van de Unie of documenten die vallen onder het Unierecht inzake de bescherming van persoonsgegevens verspreiden. Zij mogen ook geen gegevens bekendmaken die de klager of andere betrokken personen schade zouden kunnen berokkenen.
2. Onverminderd de algemene verplichting van alle instellingen, organen en instanties van de Unie tot het verstrekken van informatie aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7), meldt de Europese Ombudsman, indien feiten die tijdens een onderzoek van de Europese Ombudsman aan het licht zijn gekomen, mogelijk een strafbaar feit opleveren of daarmee verband houden, dit aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en, voor zover het onderwerp binnen hun respectieve bevoegdheden valt, aan het Europees Openbaar Ministerie, overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2017/1939 (8) en aan OLAF.
3. In voorkomend geval stelt de Europese Ombudsman, met het akkoord van het Europees Openbaar Ministerie of OLAF, ook de instelling, het orgaan of de instantie van de Unie waartoe de betrokken ambtenaar of het betrokken personeelslid behoort, hiervan in kennis; de desbetreffende instelling of instantie of het desbetreffende orgaan kan vervolgens de gepaste procedures inleiden.
Artikel 10
Samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten en de instellingen, organen en instanties van de Unie
1. Waar dat noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn of haar ambt, kan de Europese Ombudsman samenwerken met de autoriteiten van de lidstaten, in overeenstemming met het toepasselijke nationaal en Unierecht.
2. Binnen het kader van zijn of haar ambt kan de Europese Ombudsman ook samenwerken met andere instellingen, organen en instanties van de Unie, in het bijzonder met die welke belast zijn met de bevordering en bescherming van grondrechten. De Europese Ombudsman vermijdt overlappingen met of de dubbele uitvoering van de activiteiten van die instellingen, organen of instanties van de Unie.
3. Elke mededeling aan de autoriteiten van de lidstaten ten behoeve van de toepassing van deze verordening verloopt via hun permanente vertegenwoordigingen bij de Unie, tenzij de betreffende permanente vertegenwoordiging ermee akkoord gaat dat het secretariaat van de Europese Ombudsman zich rechtstreeks in contact stelt met de autoriteiten van de betrokken lidstaat.
Artikel 11
Verkiezing van de Europese Ombudsman
1. De Europese Ombudsman wordt gekozen, en is herbenoembaar, overeenkomstig artikel 228, lid 2, VWEU, uit kandidaten die op grond van een transparante procedure worden geselecteerd.
2. Na bekendmaking van de oproep tot kandidaatstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt de Europese Ombudsman gekozen uit personen die:
— |
burgers van de Unie zijn, |
— |
in het bezit zijn van alle politieke en burgerrechten, |
— |
alle waarborgen van onafhankelijkheid bieden, |
— |
in hun land voldoen aan alle voorwaarden voor de uitoefening van de hoogste rechterlijke functies, of de erkende competentie en kwalificaties bezitten om het ambt van de Europese Ombudsman uit te oefenen, en |
— |
gedurende de twee jaar voorafgaand aan de bekendmaking van de oproep tot kandidaatstelling geen lid zijn geweest van nationale regeringen, het Europees Parlement, de Europese Raad of de Europese Commissie. |
Artikel 12
Beëindiging van de ambtsvervulling van de Europese Ombudsman
1. De ambtsvervulling van de Europese Ombudsman eindigt bij het verstrijken van zijn of haar ambtstermijn of bij vrijwillig ontslag of ontheffing uit het ambt.
2. Behalve bij ontheffing uit het ambt blijft de Europese Ombudsman in functie tot er een nieuwe Europese Ombudsman is gekozen.
3. Wanneer de ambtsvervulling voortijdig eindigt, wordt binnen drie maanden na het vacant komen van de post een nieuwe Europese Ombudsman gekozen voor de resterende duur van de zittingsperiode van het Europees Parlement. Totdat een nieuwe Europese Ombudsman is gekozen, is de in artikel 16, lid 2, bedoelde hoofdfunctionaris verantwoordelijk voor dringende aangelegenheden die onder de taken van de Europese Ombudsman vallen.
Artikel 13
Ontheffing uit het ambt
Wanneer het Europees Parlement voornemens is om overeenkomstig artikel 228, lid 2, VWEU te verzoeken om ambtsontheffing van de Europese Ombudsman, hoort het de Europese Ombudsman alvorens een dergelijk verzoek te doen.
Artikel 14
Uitoefening van de taken van de Europese Ombudsman
1. Bij de uitoefening van zijn of haar taken handelt de Europese Ombudsman in overeenstemming met artikel 228, lid 3, VWEU. De Europese Ombudsman onthoudt zich van elke handeling die onverenigbaar is met aard van deze taken.
2. Bij zijn of haar ambtsaanvaarding verbindt de Europese Ombudsman zich er ten overstaan van het Hof van Justitie plechtig toe dat hij of zij de in de Verdragen en in deze verordening bedoelde taken geheel onafhankelijk en onpartijdig zal uitoefenen en tijdens zijn of haar hele ambtstermijn en na beëindiging ervan de ontstane verplichtingen ten volle zal naleven. Deze plechtige belofte omvat met name de verplichting om integer en discreet te handelen bij het aanvaarden van bepaalde benoemingen of voordelen na afloop van de ambtstermijn.
3. Gedurende zijn of haar ambtstermijn mag de Europese Ombudsman geen andere politieke, administratieve of beroepswerkzaamheden, al dan niet tegen beloning, verrichten.
Artikel 15
Bezoldiging, voorrechten en immuniteiten
1. De Europese Ombudsman wordt wat zijn bezoldiging, vergoedingen en pensioen betreft, gelijkgesteld aan een rechter bij het Hof van Justitie.
2. De artikelen 11 tot en met 14 en artikel 17 van Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zijn van toepassing op de Europese Ombudsman en de ambtenaren en andere personeelsleden van het secretariaat van de Europese Ombudsman.
Artikel 16
Secretariaat van de Europese Ombudsman
1. De Europese Ombudsman krijgt de beschikking over een passende begroting die toereikend is om de onafhankelijkheid van de Europese Ombudsman te waarborgen en zijn of haar ambt te kunnen uitvoeren.
2. De Europese Ombudsman wordt terzijde gestaan door een secretariaat. Hij of zij benoemt de hoofdfunctionaris van het secretariaat.
3. De ambtenaren en andere personeelsleden van het secretariaat van de Europese Ombudsman zijn onderworpen aan het Statuut van de ambtenaren. Het aantal personeelsleden van het secretariaat wordt jaarlijks vastgesteld als onderdeel van de begrotingsprocedure.
4. Wanneer er ambtenaren van de Unie bij het secretariaat van de Europese Ombudsman worden gedetacheerd, wordt deze detachering aangemerkt als een detachering in het belang van de dienst overeenkomstig artikel 37, lid 1, punt a), en artikel 38 van het Statuut van de ambtenaren.
Artikel 17
Zetel van de Europese Ombudsman
De zetel van de Europese Ombudsman is dezelfde als die van het Europees Parlement, zoals bepaald in punt a) van het enig artikel van Protocol nr. 6.
Artikel 18
Uitvoeringsbepalingen
De Europese Ombudsman stelt de uitvoeringsbepalingen voor deze verordening vast, na raadpleging van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie. Deze moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en ten minste bepalingen bevatten inzake:
a) |
procedurele rechten van de klager en de betrokken instelling of instantie of het betrokken orgaan van de Unie; |
b) |
de ontvangst, behandeling en afsluiting van klachten; |
c) |
onderzoeken op eigen initiatief, en |
d) |
vervolgonderzoeken. |
Artikel 19
Slotbepalingen
1. Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom wordt ingetrokken.
2. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag van de maand na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 juni 2021.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
D.M. SASSOLI
(1) Goedkeuring van 18 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Goedkeuring van 18 juni 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(3) Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese Ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15).
(4) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(5) Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13).
(6) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
(7) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/11 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1164 VAN DE COMMISSIE
van 12 juli 2021
tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam “Willamette Valley” (BGA)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de door “Willamette Valley Wineries Association” (Verenigde Staten van Amerika) doorgestuurde aanvraag tot registratie van de naam “Willamette Valley” onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). |
(2) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(3) |
De naam “Willamette Valley” moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register. |
(4) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De naam “Willamette Valley” (BGA) wordt beschermd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 12 juli 2021.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Janusz WOJCIECHOWSKI
Lid van de Commissie
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/13 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1165 VAN DE COMMISSIE
van 15 juli 2021
betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de opstelling van de lijsten van die producten en stoffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 24, lid 9, en artikel 39, lid 2, punt a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 mogen in de biologische productie alleen de uit hoofde van artikel 24 van die verordening toegelaten producten en stoffen worden gebruikt, mits het gebruik ervan ook is toegelaten in de niet-biologische productie overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie. De Commissie heeft het gebruik van bepaalde producten en stoffen in de biologische productie reeds getoetst aan de doelstellingen en beginselen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (2). De geselecteerde producten en stoffen zijn bijgevolg onder specifieke voorwaarden toegelaten bij Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (3) en zijn in bepaalde bijlagen bij die verordening opgenomen. De in Verordening (EU) 2018/848 vastgestelde doelstellingen en beginselen zijn vergelijkbaar met die van Verordening (EG) nr. 834/2007. Omdat de continuïteit van de biologische productie moet worden gewaarborgd, moeten die producten en stoffen worden opgenomen in de restrictieve lijsten die op grond van Verordening (EU) 2018/848 moeten worden opgesteld. |
(2) |
Bovendien hebben een aantal lidstaten overeenkomstig artikel 24, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 aan de Commissie en aan de andere lidstaten dossiers over bepaalde producten en stoffen toegezonden met het oog op de toelating en opneming ervan in de krachtens die verordening op te stellen lijsten. |
(3) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel I, punt 1.10.2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848, mogen bepaalde toegelaten producten en stoffen worden gebruikt om planten te beschermen. In dat verband moet de Commissie in artikel 24, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde werkzame stoffen die mogen worden gebruikt in gewasbeschermingsmiddelen toelaten en moet zij de lijst van die werkzame stoffen opstellen. |
(4) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel I, punt 1.9.3, deel II, punt 1.9.1.2, b), punt 1.9.2.2, d), punt 1.9.3.2, b), en punt 1.9.5.2, a), en deel III, punt 2.2.2, c), punt 2.3.2 en punt 3.1.5.3, vierde alinea, tweede streepje, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848, mogen bepaalde meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten worden gebruikt voor plantenvoeding, verbetering en verrijking van strooisel, de algenteelt of de houderijomgeving van aquacultuurdieren. In dat verband moet de Commissie meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten als bedoeld in artikel 24, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijst van die stoffen opstellen. |
(5) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel II, punt 1.4.1, i), en punt 1.5.2.3, deel III, punt 3.1.3.1, d), en deel V, punt 2.3, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848, mogen bepaalde van planten, algen, dieren of gist afkomstige niet-biologische voedermiddelen, voedermiddelen van microbiële of minerale oorsprong, diervoederadditieven en technische hulpstoffen worden gebruikt voor diervoeding. In dat verband moet de Commissie van planten, algen, dieren of gist afkomstige niet-biologische voedermiddelen; voedermiddelen van microbiële of minerale oorsprong, diervoederadditieven en technische hulpstoffen als bedoeld in artikel 24, lid 1, punten c) en d), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijsten van die stoffen opstellen. |
(6) |
Bovendien zijn sommige niet-biologische voedermiddelen rechtstreeks toegelaten overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848. Omwille van de duidelijkheid moeten die voedermiddelen ook worden vermeld, samen met de voedermiddelen die krachtens deze verordening worden toegelaten, met een verwijzing naar de specifieke bepalingen van Verordening (EU) 2018/848. |
(7) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel I, punt 1.11, deel II, punten 1.5.1.6 en 1.5.1.7 en punt 1.9.4.4, c), deel III, punt 3.1.4.1, f), deel IV, punt 2.2.3, deel V, punt 2.4, en deel VII, punt 1.4, van bijlage II en de punten 4.2 en 7.5 van bijlage III bij Verordening (EU) 2018/848, mogen enkel bepaalde producten en stoffen worden gebruikt voor reiniging en ontsmetting. In dat verband moet de Commissie producten voor reiniging en ontsmetting als bedoeld in artikel 24, lid 1, punten e), f) en g), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijst van die producten opstellen. |
(8) |
Bepaalde producten voor de reiniging en ontsmetting van gebouwen en installaties voor de veehouderij, aquacultuurdieren en zeewierproductie zijn geëvalueerd en opgenomen in een lijst in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Producten voor de reiniging en ontsmetting van gebouwen en installaties voor plantaardige productie en van verwerkings- en opslagfaciliteiten worden tot dusver echter enkel op het niveau van de lidstaten geëvalueerd en toegelaten. Alvorens deze producten in de biologische productie toe te laten, moet op het niveau van de Unie een evaluatie worden uitgevoerd door de Commissie, bijgestaan door de deskundigengroep voor technisch advies inzake de biologische productie. Die evaluatie moet een herziening omvatten van alle bestaande toegelaten producten en stoffen voor reiniging en ontsmetting. |
(9) |
Om de continuïteit van de biologische productie te waarborgen, moeten de in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 vermelde producten en de op het niveau van de lidstaten toegelaten producten tot en met 31 december 2023 toegelaten blijven om de opstelling mogelijk te maken van de lijsten van reinigings- en ontsmettingsproducten overeenkomstig artikel 24, lid 1, punten e), f) en g), van Verordening (EU) 2018/848. Die producten moeten evenwel voldoen aan de toepasselijke vereisten van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5), en aan de biologische criteria van hoofdstuk II en artikel 24, lid 3, punten a) en b), van Verordening (EU) 2018/848. |
(10) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel IV, punt 2.2.1 en punt 2.2.2, a), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 mogen bepaalde levensmiddelenadditieven, met inbegrip van voedingsenzymen voor gebruik als levensmiddelenadditieven, en bepaalde technische hulpstoffen worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen. In dat verband moet de Commissie levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijst van die stoffen opstellen. |
(11) |
Een lijst van levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen die worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, is opgenomen in respectievelijk de delen A, B en C van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 889/2008. Afhankelijk van het gebruik en de functie ervan in het eindproduct kunnen sommige van deze producten echter als additieven en niet als technische hulpstoffen worden ingedeeld. Deze indeling vereist een specifieke en diepgaande analyse van die producten bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen. Een dergelijke analyse moet worden uitgevoerd voor alle producten die in Verordening (EG) nr. 889/2008 als technische hulpstoffen worden vermeld. Die analyse zal tijd vergen en kan niet worden afgerond vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848. Bijgevolg zullen de producten die momenteel in Verordening (EG) nr. 889/2008 als technische hulpstoffen zijn vermeld, in deze verordening als technische hulpstoffen worden opgenomen totdat een specifieke en diepgaande analyse is uitgevoerd. |
(12) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, die met name zijn vastgesteld in deel IV, punt 2.2.1, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848, mogen bepaalde niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen. In dat verband moet de Commissie die niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijst van die stoffen opstellen. De overeenkomstig artikel 24, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 door de lidstaten toegezonden dossiers over niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, zijn geëvalueerd in het Comité voor biologische productie. De geselecteerde producten en stoffen die voldoen aan de in Verordening (EU) 2018/848 vastgestelde doelstellingen en beginselen, moeten worden opgenomen in de bij deze verordening op te stellen restrictieve lijst, indien nodig onder specifieke voorwaarden. |
(13) |
Om exploitanten echter voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan de nieuwe restrictieve lijst van toegestane niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong en met name om een bron te vinden van ingrediënten van agrarische oorsprong die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 zijn geproduceerd, is het wenselijk dat de lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die bij deze verordening worden toegelaten voor gebruik bij de verwerking van biologische levensmiddelen, van toepassing is met ingang van 1 januari 2024. |
(14) |
Gezien de samenstelling van bepaalde niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong kunnen sommige vormen van gebruik van die ingrediënten in verwerkte biologische levensmiddelen neerkomen op gebruik als levensmiddelenadditief, technische hulpstof of product of stof als bedoeld in deel IV, punt 2.2.2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848. Voor die vormen van gebruik is een specifieke toelating vereist overeenkomstig deel IV, punt 2.2., van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 en die vormen van gebruik mogen niet worden toegestaan via de toelating van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong. |
(15) |
Onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden, zoals met name uiteengezet in deel VII, punt 1.3., a), van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 mogen bepaalde technische hulpstoffen worden gebruikt voor de productie van gist en gistproducten. In dat verband moet de Commissie technische hulpstoffen voor de productie van gist en gistproducten als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2018/848 toelaten en moet zij de lijst van die stoffen opstellen. |
(16) |
Overeenkomstig deel VI, punt 2.2., van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 mogen bij het vervaardigen van in artikel 1, lid 2, punt l), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) bedoelde producten van de wijnsector uitsluitend producten en stoffen worden gebruikt die krachtens artikel 24 van die verordening voor gebruik in de biologische productie zijn toegelaten. In dat verband moet de Commissie dergelijke producten en stoffen toelaten en moet zij de lijst van die stoffen opstellen. |
(17) |
Op grond van artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 is de Commissie bevoegd om specifieke toelatingen te verlenen voor het gebruik van producten en stoffen in derde landen en in de ultraperifere gebieden van de Unie. In artikel 24, lid 7, van die verordening is beschreven hoe de door de lidstaten te volgen procedure ten aanzien van de ultraperifere gebieden van de Unie moet worden ingeleid. De procedure die voor dergelijke toelatingen ten aanzien van derde landen moet worden gevolgd, is echter niet nader omschreven in Verordening (EU) 2018/848. Daarom moet die procedure in deze verordening worden vastgesteld overeenkomstig de procedure die moet worden gevolgd om producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie in de Unie toe te staan, zoals bepaald in artikel 24 van Verordening (EU) 2018/848. Aangezien die specifieke toelatingen kunnen worden verleend voor een hernieuwbare termijn van twee jaar, is het passend een lijst met de desbetreffende producten en stoffen in een specifieke bijlage op te nemen om verwarring met producten en stoffen die zonder tijdsbeperking zijn toegelaten, te vermijden. |
(18) |
Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Verordening (EG) nr. 889/2008 worden ingetrokken. Aangezien de lijsten van reinigings- en ontsmettingsproducten niet vóór 1 januari 2024 zullen worden opgesteld, dient bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 echter tot en met 31 december 2023 van toepassing te blijven. In dat verband moet worden gespecificeerd dat in die bijlage opgenomen producten die niet krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn toegelaten, niet als biociden mogen worden gebruikt. Voorts zal de bij deze verordening vastgestelde lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die mogen worden gebruikt bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, slechts met ingang van 1 januari 2024 van toepassing zijn. Daarom moet worden bepaald dat verwerkte biologische levensmiddelen die vóór 1 januari 2024 zijn geproduceerd met in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 889/2008 opgenomen niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong, in de handel mogen worden gebracht totdat de voorraden zijn uitgeput. |
(19) |
Het certificaat dat overeenkomstig artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 aan exploitanten wordt verstrekt door de bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, de controleautoriteiten of controleorganen, kan worden afgegeven met ingang van 1 januari 2022. Op die datum zal het echter niet aan alle betrokken exploitanten worden verstrekt. Om de continuïteit van de biologische productie te waarborgen en in afwijking van artikel 35, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 moeten de bewijsstukken die de controleautoriteiten of controleorganen overeenkomstig artikel 68 van Verordening (EG) nr. 889/2008 vóór 1 januari 2022 aan exploitanten hebben afgegeven, geldig blijven tot het einde van de geldigheidsperiode. Aangezien exploitanten op grond van artikel 38, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 ten minste eenmaal per jaar moeten worden onderworpen aan een controle op de naleving en de verstrekking van het certificaat overeenkomstig artikel 38, lid 5, van die verordening gebaseerd moet zijn op de resultaten van die controle, mag de geldigheid evenwel niet verder reiken dan 31 december 2022. |
(20) |
Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848. Om de in overweging 18 van deze verordening uiteengezette redenen moeten de bepalingen met betrekking tot de lijsten van reinigings- en ontsmettingsproducten en de lijst van niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong voor gebruik bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen echter met ingang van 1 januari 2024 van toepassing worden. |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen
Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage I bij deze verordening vermelde werkzame stoffen aanwezig zijn in gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt in de biologische productie zoals bepaald in die bijlage, mits die gewasbeschermingsmiddelen:
(a) |
op grond van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn toegelaten; |
(b) |
worden gebruikt overeenkomstig de gebruiksvoorwaarden die zijn bepaald in de door de lidstaten verleende toelatingen voor de producten waarin zij aanwezig zijn, en |
(c) |
worden gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (8). |
Artikel 2
Meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten
Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage II bij deze verordening vermelde producten en stoffen in de biologische productie als meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten worden gebruikt voor plantenvoeding, verbetering en verrijking van strooisel, de algenteelt of de houderijomgeving van aquacultuurdieren, mits zij voldoen aan de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name aan Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad (9), de desbetreffende toepasselijke artikelen van Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad (10), Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (12) en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 3
Van planten, algen, dieren of gist afkomstig niet-biologisch voedermiddel of voedermiddel van microbiële of minerale oorsprong
Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage III, deel A, bij deze verordening vermelde producten en stoffen in de biologische productie worden gebruikt als van planten, algen, dieren of gist afkomstig niet-biologisch voedermiddel of als voedermiddel van microbiële of minerale oorsprong, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad (13) en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 4
Diervoederadditieven en technische hulpstoffen
Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage III, deel B, bij deze verordening vermelde producten en stoffen in de biologische productie worden gebruikt als diervoederadditieven en technische hulpstoffen voor gebruik in diervoeding, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad (14) en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 5
Reinigings- en ontsmettingsproducten
1. Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage IV, deel A, bij deze verordening vermelde producten worden gebruikt voor het reinigen en ontsmetten van vijvers, kooien, tanks, doorstroomsystemen, gebouwen of installaties voor dierlijke productie, mits die producten voldoen aan de bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 648/2004 en Verordening (EU) nr. 528/2012 en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
2. Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt f), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage IV, deel B, bij deze verordening vermelde producten worden gebruikt voor het reinigen en ontsmetten van gebouwen en installaties voor plantaardige productie, waaronder voor opslag in een landbouwbedrijf, mits die producten voldoen aan de bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 648/2004 en Verordening (EU) nr. 528/2012 en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
3. Voor de toepassing van artikel 24, lid 1, punt g), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage IV, deel C, bij deze verordening vermelde producten worden gebruikt voor het reinigen en ontsmetten van verwerkings- en opslagfaciliteiten, mits die producten voldoen aan de bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 648/2004 en Verordening (EU) nr. 528/2012 en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
4. In afwachting van opneming in bijlage IV, deel A, B, of C, bij deze verordening mogen in artikel 24, lid 1, punten e), f) en g), van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde reinigings- en ontsmettingsproducten die krachtens Verordening (EG) nr. 834/2007 of krachtens nationaal recht vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848 voor gebruik in de biologische productie waren toegelaten, verder worden gebruikt indien zij voldoen aan de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 648/2004 en Verordening (EU) nr. 528/2012 en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 6
Levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen
Voor de toepassing van artikel 24, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage V, deel A, bij deze verordening vermelde producten en stoffen worden gebruikt als levensmiddelenadditieven, met inbegrip van voedingsenzymen voor gebruik als levensmiddelenadditieven, en technische hulpstoffen bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad (15) en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 7
Niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die mogen worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen
Voor de toepassing van artikel 24, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage V, deel B, bij deze verordening vermelde niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
De eerste alinea laat de in deel IV, afdeling 2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 vastgelegde gedetailleerde voorschriften voor de biologische productie van verwerkte levensmiddelen onverlet. De eerste alinea is met name niet van toepassing op niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong die worden gebruikt als levensmiddelenadditieven, technische hulpstoffen of producten en stoffen als bedoeld in deel IV, punt 2.2.2, van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848.
Artikel 8
Technische hulpstoffen voor de productie van gist en gistproducten
Voor de toepassing van artikel 24, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage V, deel C, bij deze verordening vermelde producten en stoffen worden gebruikt als technische hulpstoffen voor de productie van gist en gistproducten voor levensmiddelen en diervoeders, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 9
Producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie van wijn
Voor de toepassing van deel VI, punt 2.2., van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 mogen alleen de in bijlage V, deel D, bij deze verordening vermelde producten en stoffen worden gebruikt voor de productie en bewaring van biologische wijnbouwproducten als bedoeld in deel II van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, mits het gebruik ervan in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, met name binnen de grenzen en voorwaarden die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1308/2013 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 van de Commissie (16) en, waar van toepassing, overeenkomstig op het recht van de Unie gebaseerde nationale bepalingen.
Artikel 10
Procedure voor de verlening van specifieke toelatingen voor het gebruik van producten en stoffen in bepaalde gebieden van derde landen
1. Wanneer een krachtens artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 erkende controleautoriteit of erkend controleorgaan van mening is dat aan een product of een stof een specifieke toelating voor gebruik in een bepaald gebied buiten de Unie moet worden verleend wegens de in artikel 45, lid 2, van die verordening vermelde specifieke omstandigheden, kan die controleautoriteit of dat controleorgaan de Commissie verzoeken een beoordeling uit te voeren. Daartoe legt die autoriteit of dat orgaan aan de Commissie een dossier over waarin het betrokken product of de betrokken stof wordt beschreven, de redenen voor een dergelijke specifieke toelating worden vermeld en wordt toegelicht waarom de krachtens deze verordening toegelaten producten en stoffen wegens de specifieke omstandigheden in het betrokken gebied niet geschikt zijn om te worden gebruikt. De controleautoriteit of het controleorgaan zorgt ervoor dat het dossier geschikt is om te worden bekendgemaakt, met inachtneming van de wetgeving van de Unie en de nationale wetgeving van de lidstaten inzake gegevensbescherming.
2. De Commissie zendt het in lid 1 bedoelde verzoek naar de lidstaten en publiceert alle dergelijke verzoeken.
3. De Commissie analyseert het in lid 1 bedoelde dossier. De Commissie laat het product of de stof toe in het licht van de in het dossier vermelde specifieke omstandigheden, mits zij op basis van haar analyse in haar geheel tot de conclusie komt dat:
a) |
een dergelijke specifieke toelating in het betrokken gebied gerechtvaardigd is; |
b) |
het product dat of de stof die in het dossier is beschreven, voldoet aan de beginselen van hoofdstuk II, de criteria van artikel 24, lid 3, en de voorwaarde van artikel 24, lid 5, van Verordening (EU) 2018/848, en |
c) |
het gebruik van het product of de stof in overeenstemming is met de desbetreffende bepalingen van het recht van de Unie, en met name, voor werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen, met Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad (17). |
Het toegelaten product of de toegelaten stof wordt opgenomen in bijlage VI bij deze verordening.
4. Wanneer de in artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde termijn van twee jaar verstrijkt, wordt de toelating automatisch verlengd met nog eens twee jaar, mits geen nieuwe elementen beschikbaar zijn en geen lidstaten of krachtens artikel 46, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 erkende controleautoriteiten of controleorganen bezwaar hebben gemaakt dat ertoe leidt dat de in lid 3 bedoelde conclusie van de Commissie opnieuw moet worden beoordeeld.
Artikel 11
Intrekking
Verordening (EG) nr. 889/2008 wordt ingetrokken.
De bijlagen VII en IX blijven evenwel van toepassing tot en met 31 december 2023.
Artikel 12
Overgangsbepalingen
1. Voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van deze verordening mogen de in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 vermelde reinigings- en ontsmettingsproducten tot en met 31 december 2023 verder worden gebruikt voor het reinigen en ontsmetten van vijvers, kooien, tanks, doorstroomsystemen, gebouwen of installaties voor dierlijke productie, met inachtneming van bijlage IV, deel D, bij deze verordening.
2. Voor de toepassing van artikel 24, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2018/848 mogen de in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 889/2008 opgenomen niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong tot en met 31 december 2023 verder worden gebruikt voor de productie van verwerkte biologische levensmiddelen. Verwerkte biologische levensmiddelen die vóór 1 januari 2024 zijn geproduceerd met die niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong, mogen in de handel worden gebracht totdat de voorraden zijn uitgeput.
3. De bewijsstukken die overeenkomstig artikel 68 van Verordening (EG) nr. 889/2008 vóór 1 januari 2022 zijn afgegeven, blijven geldig tot het einde van de geldigheidsperiode ervan, maar uiterlijk tot en met 31 december 2022.
Artikel 13
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Artikel 5, leden 1, 2 en 3, en artikel 7 zijn echter met ingang van 1 januari 2024 van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
(3) Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
(4) Verordening (EG) nr. 648/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende detergentia (PB L 104 van 8.4.2004, blz. 1).
(5) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
(7) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
(8) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 2003/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 inzake meststoffen (PB L 304 van 21.11.2003, blz. 1).
(10) Verordening (EU) 2019/1009 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake het op de markt aanbieden van EU-bemestingsproducten en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1069/2009 en (EG) nr. 1107/2009 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2003/2003 (PB L 170 van 25.6.2019, blz. 1).
(11) Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1).
(12) Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).
(13) Verordening (EG) nr. 767/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 79/373/EEG van de Raad, Richtlijn 80/511/EEG van de Commissie, Richtlijnen 82/471/EEG, 83/228/EEG, 93/74/EEG, 93/113/EG en 96/25/EG van de Raad en Beschikking 2004/217/EG van de Commissie (PB L 229 van 1.9.2009, blz. 1).
(14) Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29).
(15) Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).
(16) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de wijnbouwoppervlakten waar het alcoholgehalte mag worden verhoogd, de toegestane oenologische procedés en de beperkingen met betrekking tot de productie en de bewaring van wijnbouwproducten, het minimale alcoholpercentage voor bijproducten en de verwijdering van die producten, en de bekendmaking van OIV-dossiers (PB L 149 van 7.6.2019, blz. 1).
(17) Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1).
BIJLAGE I
Werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen die zijn toegelaten voor gebruik in de biologische productie als bedoeld in artikel 24, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2018/848
De in deze bijlage vermelde werkzame stoffen mogen aanwezig zijn in gewasbeschermingsmiddelen die worden gebruikt in de biologische productie zoals bepaald in deze bijlage, mits deze gewasbeschermingsmiddelen op grond van Verordening (EG) nr. 1107/2009 zijn toegelaten. Deze gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 en overeenkomstig de voorwaarden die zijn bepaald in de toelatingen die zijn verleend door de lidstaten waar zij worden gebruikt. Als voor de biologische productie restrictievere voorwaarden gelden, zijn deze in de laatste kolom van elke tabel vermeld.
Overeenkomstig artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 mogen beschermstoffen, synergisten en formuleringshulpstoffen als bestanddeel van gewasbeschermingsmiddelen, en toevoegingsstoffen die met gewasbeschermingsmiddelen moeten worden gemengd, in de biologische productie worden gebruikt, mits zij zijn toegelaten op grond van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De stoffen in deze bijlage mogen alleen worden gebruikt voor de bestrijding van plaagorganismen zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 24, van Verordening (EU) 2018/848.
Overeenkomstig bijlage II, deel I, punt 1.10.2, van Verordening (EU) 2018/848 mogen deze stoffen alleen worden gebruikt wanneer planten niet adequaat tegen plaagorganismen kunnen worden beschermd met de in punt 1.10.1. van dat deel I bedoelde maatregelen, met name door het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen, zoals nuttige insecten, mijten en rondwormen die voldoen aan de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1).
Voor de toepassing van deze bijlage worden werkzame stoffen onderverdeeld in de volgende subcategorieën:
1. Basisstoffen
De in deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen basisstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong die op levensmiddelen, zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2), zijn gebaseerd, mogen worden gebruikt voor gewasbescherming in de biologische productie. Die basisstoffen zijn in de onderstaande tabel gemarkeerd met een asterisk. Ze worden gebruikt overeenkomstig de toepassingen, voorwaarden en beperkingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende evaluatieverslagen (3) en rekening houdend met eventuele aanvullende beperkingen die zijn opgenomen in de laatste kolom van de onderstaande tabel.
Andere in deel C van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen basisstoffen mogen alleen voor gewasbescherming in de biologische productie worden gebruikt als zij in de onderstaande tabel zijn opgenomen. Die basisstoffen worden gebruikt overeenkomstig de toepassingen, voorwaarden en beperkingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende evaluatieverslagen3 en rekening houdend met eventuele aanvullende beperkingen die zijn opgenomen in de rechterkolom van de onderstaande tabel.
Basisstoffen mogen niet als herbicide worden gebruikt.
Nummer en deel van de bijlage (4) |
CAS-nr. |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
1C |
|
Equisetum arvense L.* |
|
2C |
9012-76-4 |
Chitosanhydrochloride* |
verkregen uit Aspergillus of uit biologische aquacultuur of uit duurzame visserij, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) |
3C |
57-50-1 |
Sacharose* |
|
4C |
1305-62-0 |
Calciumhydroxide |
|
5C |
90132-02-8 |
Azijn* |
|
6C |
8002-43-5 |
Lecithinen* |
|
7C |
— |
Salix spp. Cortex* |
|
8C |
57-48-7 |
Fructose* |
|
9C |
144-55-8 |
Natriumwaterstofcarbonaat |
|
10C |
92129-90-3 |
Wei* |
|
11C |
7783-28-0 |
Diammoniumfosfaat |
alleen in vallen |
12C |
8001-21-6 |
Zonnebloemolie* |
|
14C |
84012-40-8 90131-83-2 |
Urtica spp. (Urtica dioica-extract) (Urtica urens-extract)* |
|
15C |
7722-84-1 |
Waterstofperoxide |
|
16C |
7647-14-5 |
Natriumchloride |
|
17C |
8029-31-0 |
Bier* |
|
18C |
— |
Mosterdzaadpoeder* |
|
20C |
8002-72-0 |
Uienolie* |
|
21C |
52-89-1 |
L-cysteïne (E 920) |
|
22C |
8049-98-7 |
Koemelk* |
|
23C |
— |
Extract van uienbollen (Allium cepa L.) |
|
|
|
Andere basisstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong en op basis van levensmiddelen* |
|
2. Werkzame stoffen met een laag risico
Werkzame stoffen met een laag risico die geen micro-organismen zijn en die zijn opgenomen in deel D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, mogen worden gebruikt voor gewasbescherming in de biologische productie als zij in de onderstaande tabel of elders in deze bijlage zijn opgenomen. Die werkzame stoffen met een laag risico worden gebruikt overeenkomstig de toepassingen, voorwaarden en beperkingen krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en rekening houdend met eventuele aanvullende beperkingen die zijn opgenomen in de laatste kolom van de onderstaande tabel.
Nummer en deel van de bijlage (6) |
CAS-nr. |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
2D |
|
COS-OGA |
|
3D |
|
Cerevisaan en andere producten op basis van fragmenten van cellen van micro-organismen |
Niet afkomstig van ggo’s |
5D |
10045-86-6 |
IJzerfosfaat (ijzer-III-orthofosfaat) |
|
12D |
9008-22-4 |
Laminarine |
Kelp moet afkomstig zijn van de biologische aquacultuur of overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 2.4, van Verordening (EU) 2018/848 op duurzame wijze zijn verzameld |
3. Micro-organismen
Alle in de delen A, B en D van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen micro-organismen mogen in de biologische productie worden gebruikt mits zij niet afkomstig zijn van ggo’s en worden gebruikt overeenkomstig de toepassingen, voorwaarden en beperkingen die zijn vastgesteld in de desbetreffende evaluatieverslagen3. Micro-organismen, met inbegrip van virussen, zijn biologische bestrijdingsmiddelen die op grond van Verordening (EG) nr. 1107/2009 als werkzame stoffen worden beschouwd.
4. Werkzame stoffen die niet onder een van de bovenstaande categorieën vallen
De werkzame stoffen die krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 zijn goedgekeurd en in de onderstaande tabel zijn opgenomen, mogen alleen als gewasbeschermingsmiddel in de biologische productie worden gebruikt wanneer zij worden gebruikt overeenkomstig de toepassingen, voorwaarden en beperkingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 en rekening houdend met eventuele aanvullende beperkingen die zijn opgenomen in de rechterkolom van de onderstaande tabel.
Nummer en deel van de bijlage (7) |
CAS-nr. |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
139A |
131929-60-7 131929-63-0 |
Spinosad |
|
225A |
124-38-9 |
Koolstofdioxide |
|
227A |
74-85-1 |
Ethyleen |
enkel bij bananen en aardappelen; mag echter ook bij citrusvruchten worden gebruikt als onderdeel van een strategie ter voorkoming van schade door fruitvliegen |
230A |
o.a. 67701-09-1 |
Vetzuren |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
231A |
8008-99-9 |
Knoflookextract (Allium sativum) |
|
234A |
CAS-nr. niet toegewezen CIPAC-nr. 901 |
Gehydrolyseerde eiwitten, met uitzondering van gelatine |
|
244A |
298-14-6 |
Kaliumwaterstofcarbonaat |
|
249A |
98999-15-6 |
Op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/schapenvet |
|
255A e.a. |
|
Feromonen en andere signaalstoffen |
alleen in vallen en verstuivers |
220A |
1332-58-7 |
Aluminiumsilicaat (kaolien) |
|
236A |
61790-53-2 |
Kiezelgoer (diatomeeënaarde) |
|
247A |
14808-60-7 7637-86-9 |
Kwartszand |
|
343A |
11141-17-6 84696-25-3 |
Azadirachtin (margosa-extract) |
geëxtraheerd uit zaden van de neemboom (Azadirachta indica) |
240A |
8000-29-1 |
Citronellaolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
241A |
84961-50-2 |
Kruidnagelolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
242A |
8002-13-9 |
Raapzaadolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
243A |
8008-79-5 |
Groenemuntolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
56A |
8028-48-6 5989-27-5 |
Sinaasappelolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
228A |
68647-73-4 |
Theeboomolie |
alle toepassingen zijn toegestaan, behalve gebruik als herbicide |
246A |
8003-34-7 |
Uit planten geëxtraheerde pyrethrinen |
|
292A |
7704-34-9 |
Zwavel |
|
294A 295A |
64742-46-7 72623-86-0 97862-82-3 8042-47-5 |
Paraffineoliën |
|
345A |
1344-81-6 |
Californische pap (calciumpolysulfide) |
|
44B |
9050-36-6 |
Maltodextrine |
|
45B |
97-53-0 |
Eugenol |
|
46B |
106-24-1 |
Geraniol |
|
47B |
89-83-8 |
Thymol |
|
10E |
20427-59-2 |
Koperhydroxide |
overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt enkel gebruik dat aanleiding geeft tot een totale toepassing over een periode van 7 jaar van maximum 28 kg koper per hectare toegelaten |
10E |
1332-65-6 1332-40-7 |
Koperoxychloride |
|
10E |
1317-39-1 |
Koperoxide |
|
10E |
8011-63-0 |
Bordeauxse pap |
|
10E |
12527-76-3 |
Tribasisch kopersulfaat |
|
40A |
52918-63-5 |
Deltamethrin |
alleen in vallen met specifieke lokstoffen ter bestrijding van Bactrocera oleae en Ceratritis capitata |
5E |
91465-08-6 |
Lambda-cyhalothrin |
alleen in vallen met specifieke lokstoffen ter bestrijding van Bactrocera oleae en Ceratritis capitata |
(1) Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).
(2) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(3) Beschikbaar in de pesticidendatabank: https://ec.europa.eu/food/plant/pesticides/eu-pesticides-database/active-substances/?event=search.as
(4) Lijst overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, waarbij categorie A verwijst naar werkzame stoffen die geacht worden te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009, categorie B naar werkzame stoffen die zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009, categorie C naar basisstoffen, categorie D naar werkzame stoffen met een laag risico en categorie E naar stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen.
(5) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(6) Lijst overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, waarbij deel A verwijst naar werkzame stoffen die geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009, deel B naar uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde werkzame stoffen, deel C naar basisstoffen, deel D naar werkzame stoffen met een laag risico en deel E naar werkzame stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen.
(7) Lijst overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011, waarbij deel A verwijst naar werkzame stoffen die geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009, deel B naar uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde werkzame stoffen, deel C naar basisstoffen, deel D naar werkzame stoffen met een laag risico en deel E naar werkzame stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen.
BIJLAGE II
Toegelaten meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten als bedoeld in artikel 24, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2018/848
De in deze bijlage opgenomen meststoffen, bodemverbeteraars en nutriënten (1) mogen in de biologische productie worden gebruikt, mits zij voldoen aan:
— |
de desbetreffende wetgeving van de Unie en van de lidstaten inzake meststoffen, en met name — waar van toepassing — Verordening (EG) nr. 2003/2003 en Verordening (EU) 2019/1009, en |
— |
de wetgeving van de Unie inzake dierlijke bijproducten, en met name Verordening (EG) nr. 1069/2009 en Verordening (EU) nr. 142/2011, in het bijzonder de bijlagen V en XI. |
Overeenkomstig bijlage II, deel I, punt 1.9.6, van Verordening (EU) 2018/848 mag gebruik worden gemaakt van preparaten op basis van micro-organismen om de algemene bodemgesteldheid of de beschikbaarheid van nutriënten in de bodem of in de gewassen te verbeteren.
Zij mogen alleen worden gebruikt overeenkomstig de specificaties en gebruiksbeperkingen die zijn vastgelegd in bovengenoemde respectieve wetgeving van de Unie en de lidstaten. Als voor de biologische productie restrictievere voorwaarden gelden, zijn deze in de rechterkolom van de tabel vermeld.
Naam Samengestelde producten of producten die uitsluitend de hieronder genoemde stoffen bevatten |
Beschrijving, specifieke voorwaarden en beperkingen |
||||||||||||||||||||||||||||
Stalmest |
Product dat bestaat uit een mengsel van dierlijke mest en plantaardig materiaal (strooisel en voedermiddelen) Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij |
||||||||||||||||||||||||||||
Gedroogde stalmest en gedehydrateerde pluimveemest |
Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij |
||||||||||||||||||||||||||||
Gecomposteerde dierlijke mest, met inbegrip van pluimveemest en gecomposteerde stalmest |
Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij |
||||||||||||||||||||||||||||
Vloeibare dierlijke mest |
Mag worden gebruikt na gecontroleerde vergisting en/of adequate verdunning Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij |
||||||||||||||||||||||||||||
Gecomposteerd of vergist mengsel van huishoudelijk afval |
Product op basis van aan de bron gescheiden huishoudelijk afval dat is gecomposteerd of anaeroob is vergist voor de productie van biogas Alleen huishoudelijk afval van plantaardige en van dierlijke oorsprong Alleen wanneer het is geproduceerd in een door de lidstaat aanvaard gesloten en gecontroleerd verzamelsysteem Maximumconcentratie in mg/kg droge stof: cadmium: 0,7; koper: 70; nikkel: 25; lood: 45; zink: 200; kwik: 0,4; chroom (totaal): 70; chroom (VI): niet detecteerbaar |
||||||||||||||||||||||||||||
Turf |
Mag alleen worden gebruikt voor tuinbouw (groenteteelt, sierteelt, boomteelt, boomkwekerij) |
||||||||||||||||||||||||||||
Paddenstoelensubstraatafval |
Het oorspronkelijke substraat mag alleen producten bevatten die in deze bijlage voorkomen |
||||||||||||||||||||||||||||
Wormencompost en substraatmengsel met uitwerpselen van insecten |
in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1069/2009 (waar van toepassing) |
||||||||||||||||||||||||||||
Guano |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Gecomposteerd of vergist mengsel van plantaardig materiaal |
Product op basis van mengsels van plantaardig materiaal dat is gecomposteerd of anaeroob is vergist voor de productie van biogas |
||||||||||||||||||||||||||||
Biogasdigestaat dat dierlijke bijproducten bevat die zijn covergist met materiaal van plantaardige of dierlijke oorsprong als opgenomen in deze bijlage |
Dierlijke bijproducten (met inbegrip van bijproducten van wilde dieren) van categorie 3, en de inhoud van het maag-darmkanaal van categorie 2 (categorieën als omschreven in Verordening (EG) nr. 1069/2009) Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij De procedés moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EU) nr. 142/2011 Niet van toepassing op de eetbare delen van het gewas |
||||||||||||||||||||||||||||
De onderstaande producten of bijproducten van dierlijke oorsprong:
|
|
||||||||||||||||||||||||||||
Producten en bijproducten van plantaardige oorsprong voor bemesting |
Bijvoorbeeld: meel van koeken van oliehoudende zaden, cacaodoppen, moutkiemen |
||||||||||||||||||||||||||||
Gehydrolyseerde eiwitten van plantaardige oorsprong |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Algen en algenproducten |
Uitsluitend verkregen door:
Alleen afkomstig van de biologische productie of overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 2.4, van Verordening (EU) 2018/848 op duurzame wijze verzameld |
||||||||||||||||||||||||||||
Zaagsel en houtspaanders |
Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld |
||||||||||||||||||||||||||||
Gecomposteerde boomschors |
Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld |
||||||||||||||||||||||||||||
Houtas |
Van hout dat na de kap niet chemisch is behandeld |
||||||||||||||||||||||||||||
Zacht natuurlijk fosfaat |
Door vermaling van zachte natuurfosfaten verkregen product dat als hoofdbestanddelen tricalciumfosfaat en calciumcarbonaat bevat Minimumgehalte aan nutriënten (in massapercenten):
Deeltjesgrootte:
Tot 15 juli 2022: cadmiumgehalte ten hoogste 90 mg/kg P205; met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Aluminiumcalciumfosfaat |
Door thermische ontsluiting en vermaling verkregen amorf product dat als hoofdbestanddelen aluminium- en calciumfosfaten bevat Minimumgehalte aan nutriënten (in massapercenten):
Deeltjesgrootte:
Tot 15 juli 2022: cadmiumgehalte ten hoogste 90 mg/kg P205; met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing Mag alleen worden gebruikt op basische gronden (pH > 7,5) |
||||||||||||||||||||||||||||
Fosfaatslakken (thomasfosfaat of thomasslakken) |
In staalfabrieken door bewerking van fosforhoudend gietijzer verkregen product dat als hoofdbestanddeel calciumsilicofosfaat bevat Minimumgehalte aan nutriënten (in massapercenten):
of 10 % P2O5 Fosfor, uitgedrukt als fosforpentoxide, oplosbaar in 2 % citroenzuur Deeltjesgrootte:
Met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Ruw kalizout |
Door vermaling van ruwe kalizouten verkregen product Minimumgehalte aan nutriënten (in massapercenten):
|
||||||||||||||||||||||||||||
Kaliumsulfaat dat mogelijk magnesiumzout bevat |
Door een fysisch extractieprocedé uit ruw kalizout verkregen product, dat mogelijk ook magnesiumzouten bevat |
||||||||||||||||||||||||||||
Vinasse en vinasse-extracten |
Met uitsluiting van ammoniakhoudende vinasse |
||||||||||||||||||||||||||||
Calciumcarbonaat, bv.: krijt, mergel, gemalen kalksteen, kalkwier (maerl), fosfaathoudend krijt |
Uitsluitend van natuurlijke oorsprong |
||||||||||||||||||||||||||||
Schelpafval |
Uitsluitend van biologische aquacultuur of van duurzame visserij overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 |
||||||||||||||||||||||||||||
Eierschalen |
Het product mag niet afkomstig zijn van niet-grondgebonden veehouderij |
||||||||||||||||||||||||||||
Calcium- en magnesiumcarbonaat |
Uitsluitend van natuurlijke oorsprong (bv. magnesiumhoudend krijt, gemalen magnesium, kalksteen) |
||||||||||||||||||||||||||||
Magnesiumsulfaat (kieseriet) |
Uitsluitend van natuurlijke oorsprong |
||||||||||||||||||||||||||||
Calciumchlorideoplossing |
Uitsluitend voor bladbehandeling bij appelbomen om calciumtekort te voorkomen |
||||||||||||||||||||||||||||
Calciumsulfaat (gips) |
Natuurlijk product dat in verschillende mate gehydrateerd calciumsulfaat bevat Minimumgehalte aan nutriënten (in massapercenten):
Calcium en zwavel uitgedrukt als het totaal aan CaO + SO3 Korrelgrootte:
Met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Industriekalk afkomstig van de suikerproductie |
Bijproduct van de suikerproductie op basis van suikerbieten en suikerriet |
||||||||||||||||||||||||||||
Industriekalk afkomstig van de productie van vacuümzout |
Bijproduct van de productie van vacuümzout, verkregen uit pekel uit de bergen |
||||||||||||||||||||||||||||
Elementaire zwavel |
Tot en met 15 juli 2022: als vermeld overeenkomstig bijlage I, deel D, van Verordening (EG) nr. 2003/2003; met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Anorganische micronutriëntenmeststof |
Tot en met 15 juli 2022: als vermeld overeenkomstig bijlage I, deel E, van Verordening (EG) nr. 2003/2003; met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Natriumchloride |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Steenmeel, klei en kleimineralen |
|
||||||||||||||||||||||||||||
Leonardiet (ruw organisch sediment dat rijk is aan humuszuren) |
Alleen indien verkregen als bijproduct van mijnactiviteiten |
||||||||||||||||||||||||||||
Humus- en fulvinezuren |
Alleen indien verkregen uit anorganische zouten/oplossingen met uitzondering van ammoniumzouten; of verkregen uit drinkwaterzuivering |
||||||||||||||||||||||||||||
Xyliet |
Alleen indien verkregen als bijproduct van mijnactiviteiten (bv. bijproduct van de winning van bruinkool) |
||||||||||||||||||||||||||||
Chitine (polysacharide verkregen uit de schaal van schaaldieren) |
Verkregen van biologische aquacultuur of van duurzame visserij overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 |
||||||||||||||||||||||||||||
Uit zoetwaterlichamen afkomstig organisch (2) rijk sediment dat wordt gevormd in een zuurstofvrije omgeving (bv. sapropelium) |
Alleen organische sedimenten die bijproducten van het beheer van zoetwaterlichamen zijn of zijn geëxtraheerd uit voormalige zoetwatergebieden Het aquatische systeem dient zo weinig mogelijk gevolgen van de extractie te ondervinden Alleen sedimenten afkomstig van bronnen die vrij zijn van verontreiniging door pesticiden, persistente organische verontreinigende stoffen en op petroleum lijkende stoffen Tot en met 15 juli 2022: maximumconcentratie in mg/kg droge stof: cadmium: 0,7; koper: 70; nikkel: 25; lood: 45; zink: 200; kwik: 0,4; chroom (totaal): 70; chroom (VI): niet detecteerbaar Met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
||||||||||||||||||||||||||||
Biochar — pyrolyseproduct gemaakt van allerlei organische materialen van plantaardige oorsprong en toegepast als bodemverbeteringsmiddel |
Alleen van plantaardige materialen; behandeling na de oogst uitsluitend toegestaan met in bijlage I vermelde producten Tot en met 15 juli 2022: maximumwaarde van 4 mg polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s) per kg droge stof (DS) Met ingang van 16 juli 2022 zijn de desbetreffende in Verordening (EU) 2019/1009 vastgestelde grenswaarden voor contaminanten van toepassing |
(1) Waaronder met name alle productfunctiecategorieën die zijn opgenomen in deel I van bijlage I bij Verordening (EU) 2019/1009.
(2) “Organisch” is hier gebruikt in de zin van organische scheikunde en verwijst niet naar organische (biologische) landbouw.
BIJLAGE III
Toegelaten producten en stoffen voor gebruik als diervoeder of bij de productie van diervoeders
DEEL A
Toegelaten van planten, algen, dieren of gist afkomstig niet-biologisch voedermiddel of voedermiddel van microbiële of minerale oorsprong, zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2018/848
1) VOEDERMIDDELEN VAN MINERALE OORSPRONG
Nummer in de catalogus van voedermiddelen (1) |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
11.1.1 |
Calciumcarbonaat |
|
11.1.2 |
Kalkhoudende zeeschelpen |
|
11.1.4 |
Maerl (kalkwier) |
|
11.1.5 |
Lithothamne |
|
11.1.13 |
Calciumgluconaat |
|
11.2.1 |
Magnesiumoxide |
|
11.2.4 |
Watervrij magnesiumsulfaat |
|
11.2.6 |
Magnesiumchloride |
|
11.2.7 |
Magnesiumcarbonaat |
|
11.3.1 |
Dicalciumfosfaat |
|
11.3.3 |
Monocalciumfosfaat |
|
11.3.5 |
Calciummagnesiumfosfaat |
|
11.3.8 |
Magnesiumfosfaat |
|
11.3.10 |
Mononatriumfosfaat |
|
11.3.16 |
Calciumnatriumfosfaat |
|
11.3.17 |
Monoammoniumfosfaat (ammoniumdiwaterstoforthofosfaat) |
Alleen voor aquacultuur |
11.4.1 |
Natriumchloride |
|
11.4.2 |
Natriumbicarbonaat |
|
11.4.4 |
Natriumcarbonaat |
|
11.4.6 |
Natriumsulfaat |
|
11.5.1 |
Kaliumchloride |
|
2) ANDERE VOEDERMIDDELEN
Nummer in de catalogus van voedermiddelen (2) |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
||||||||||
10 |
Meel, olie en ander voedermateriaal afkomstig van vissen of andere waterdieren |
Mits afkomstig van visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft erkend Mits zonder chemisch gesynthetiseerde oplosmiddelen geproduceerd of bereid Gebruik enkel toegestaan in diervoeders voor niet-herbivoren Gebruik van eiwithydrolysaat van vis is enkel toegestaan in diervoeders voor jonge niet-herbivoren |
||||||||||
10 |
Meel, olie en ander voedermateriaal, afkomstig van vissen, weekdieren of schaaldieren |
Voor carnivore aquacultuurdieren Afkomstig van visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft erkend, overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.1, c), van Verordening (EU) 2018/848 Afkomstig van snijresten van vissen, schaaldieren of weekdieren die reeds voor menselijke consumptie zijn gevangen; overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.3., c), van Verordening (EU) 2018/848 of afkomstig van volledige vissen, schaaldieren of weekdieren die zijn gevangen en niet voor menselijke consumptie worden gebruikt, overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.3., d), van Verordening (EU) 2018/848 |
||||||||||
10 |
Vismeel en visolie |
In de opkweekfase voor vis in binnenwateren, peneïdegarnalen, zoetwatergarnalen en tropische zoetwatervis Afkomstig van visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft erkend, overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.1, c), van Verordening (EU) 2018/848 Enkel bij gebrek aan voldoende natuurlijk voeder in vijvers en meren mag het voederrantsoen van peneïdegarnalen en zoetwatergarnalen (Macrobrachium spp.) maximaal uit 25 % vismeel en 10 % visolie bestaan en mag het voederrantsoen van pangasius (Pangasius spp.) maximaal uit 10 % vismeel of visolie bestaan, overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.4, c), i) en ii) van Verordening (EU) 2018/848. |
||||||||||
ex 12.1.5 |
Gist |
Afkomstig van Saccharomyces cerevisiae of Saccharomyces carlsbergensis, geïnactiveerd zodat er geen levende micro-organismen meer aanwezig zijn Indien niet beschikbaar van biologische oorsprong |
||||||||||
ex 12.1.12 |
Gistproducten |
Fermentatieproduct afkomstig van Saccharomyces cerevisiae of Saccharomyces carlsbergensis, geïnactiveerd zodat er geen levende micro-organismen meer aanwezig zijn, en gistdeeltjes bevattend Indien niet beschikbaar van biologische oorsprong |
||||||||||
|
Cholesterol |
Product verkregen uit wolvet (lanoline) door verzeping, scheiding en kristallisatie, uit schaal- en schelpdieren of uit andere bronnen Om te voldoen aan de kwantitatieve voedingsbehoeften van peneïdegarnalen en zoetwatergarnalen (Macrobrachium spp.) in de opkweekfase en in eerdere levensstadia in kweek- en broedkamers Indien niet beschikbaar van biologische oorsprong |
||||||||||
|
Kruiden |
Overeenkomstig artikel 24, lid 3, punt e), iv), van Verordening (EU) 2018/848, en met name:
|
||||||||||
|
Melasse |
Overeenkomstig artikel 24, lid 3, punt e), iv), van Verordening (EU) 2018/848, en met name:
|
||||||||||
|
Fytoplankton en zoöplankton |
Alleen bij de larvenkweek van biologische juvenielen |
||||||||||
|
Specifieke eiwitsamenstellingen |
Overeenkomstig punt 1.9.3.1, c), en 1.9.4.2, c), van Verordening (EU) 2018/848, en met name
|
||||||||||
|
Specerijen |
Overeenkomstig artikel 24, lid 3, punt e), iv), van Verordening (EU) 2018/848, en met name:
|
DEEL B
Toegelaten diervoederadditieven en technische hulpstoffen voor diervoeding als bedoeld in artikel 24, lid 1, punt d), van Verordening (EU) 2018/848
De in dit deel opgenomen diervoederadditieven mogen slechts worden gebruikt indien daarvoor een vergunning is verleend op grond van Verordening (EG) nr. 1831/2003.
De hieronder vermelde specifieke voorwaarden moeten worden toegepast naast de voorwaarden van de vergunningen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1831/2003.
1) TECHNOLOGISCHE TOEVOEGINGSMIDDELEN
a) Conserveermiddelen
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
E 200 |
Sorbinezuur |
|
E 236 |
Mierenzuur |
|
E 237 |
Natriumformiaat |
|
E 260 |
Azijnzuur |
|
E 270 |
Melkzuur |
|
E 280 |
Propionzuur |
|
E 330 |
Citroenzuur |
|
b) Antioxidanten
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
1b306(i) |
Tocoferolextracten van plantaardige oliën |
|
1b306(ii) |
Tocoferolrijke extracten van plantaardige oliën (rijk aan delta-tocoferol) |
|
c) Emulgatoren, stabilisatoren, verdikkingsmiddelen en geleermiddelen
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
1c322, 1c322i |
Lecithinen |
Alleen wanneer afkomstig van biologische grondstoffen Alleen voor gebruik in diervoeders voor aquacultuurdieren |
d) Bindmiddelen en antiklontermiddelen
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
E 412 |
Guargom |
|
E 535 |
Natriumferrocyanide |
Maximumgehalte: 20 mg/kg NaCl (berekend als ferrocyanideanion) |
E 551b |
Coloïdale siliciumdioxide |
|
E 551c |
Kiezelgoer (diatomeeënaarde, gezuiverd) |
|
1m558i |
Bentoniet |
|
E 559 |
Kaoliniethoudende klei, vrij van asbest |
|
E 560 |
Natuurlijke mengsels van steatiet en chloriet |
|
E 561 |
Vermiculiet |
|
E 562 |
Sepioliet |
|
E 566 |
Natroliet-fonoliet |
|
1g568 |
Clinoptiloliet van sedimentaire oorsprong |
|
E 599 |
Perliet |
|
(e) Toevoegingsmiddelen voor kuilvoer
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
1k |
Enzymen, micro-organismen |
Enkel toegelaten om toereikende gisting te waarborgen |
1k236 |
Mierenzuur |
|
1k237 |
Natriumformiaat |
|
1k280 |
Propionzuur |
|
1k281 |
Natriumpropionaat |
2) SENSORIËLE TOEVOEGINGSMIDDELEN
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
ex2a |
Astaxanthine |
Alleen indien afkomstig van biologische bronnen, zoals schalen van biologische schaaldieren Alleen in het voederrantsoen van zalm en forel binnen de grenzen van de fysiologische behoeften van deze dieren Indien geen astaxanthine van biologische bronnen beschikbaar is, mag astaxanthine van natuurlijke bronnen (zoals astaxanthinerijke Phaffia rhodozyma) worden gebruikt. |
ex2b |
Aromatische stoffen |
Alleen extracten van landbouwproducten, met inbegrip van extract van tamme kastanje (Castanea sativa Mill.) |
3) NUTRITIONELE TOEVOEGINGSMIDDELEN
a) Vitaminen, provitaminen en in chemische termen gedefinieerde stoffen met een soortgelijke werking
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
||||
ex3a |
Vitaminen en provitaminen |
Afgeleid van landbouwproducten Indien niet beschikbaar van landbouwproducten:
|
||||
3a920 |
Watervrije betaïne |
Alleen voor niet-herkauwers Afkomstig van biologische productie; indien niet beschikbaar, van natuurlijke oorsprong |
b) Verbindingen van sporenelementen
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
3b101 |
IJzer(II)carbonaat (sideriet) |
|
3b103 |
IJzer(II)sulfaat-monohydraat |
|
3b104 |
IJzer(II)sulfaat-heptahydraat |
|
3b201 |
Kaliumjodide |
|
3b202 |
Calciumjodaat, watervrij |
|
3b203 |
Gecoate korrels watervrij calciumjodaat |
|
3b301 |
Kobalt(II)acetaat-tetrahydraat |
|
3b302 |
Kobalt(II)carbonaat |
|
3b303 |
Kobalt(II)carbonaathydroxide (2:3)-monohydraat |
|
3b304 |
Gecoate korrels kobalt(II)carbonaat |
|
3b305 |
Kobalt(II)sulfaat-heptahydraat |
|
3b402 |
Koper(II)carbonaatdihydroxide-monohydraat |
|
3b404 |
Koper(II)oxide |
|
3b405 |
Koper(II)sulfaat-pentahydraat |
|
3b409 |
Dikoperchloridetrihydroxide |
|
3b502 |
Mangaan(II)oxide |
|
3b503 |
Mangaansulfaat, monohydraat |
|
3b603 |
Zinkoxide |
|
3b604 |
Zinksulfaat-heptahydraat |
|
3b605 |
Zinksulfaat-monohydraat |
|
3b609 |
Zinkchloridehydroxide-monohydraat |
|
3b701 |
Natriummolybdaatdihydraat |
|
3b801 |
Natriumseleniet |
|
3b802 3b803 |
Gecoate korrels natriumseleniet Natriumselenaat |
|
3b810 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist, Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3060 |
|
3b811 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist, Saccharomyces cerevisiae NCYC R397 |
|
3b812 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist, Saccharomyces cerevisiae CNCM I-3399 |
|
3b813 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist, Saccharomyces cerevisiae NCYC R646 |
|
3b817 |
Geïnactiveerde geseleniseerde gist, Saccharomyces cerevisiae NCYC R645 |
|
c) Aminozuren, de zouten en de analogen daarvan
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
3c3.5.1 en 3c352 |
L-histidinemonohydrochloride-monohydraat |
Via fermentatie verkregen Mag in het voederrantsoen voor zalmachtigen worden gebruikt wanneer in de in deel II, punt 3.1.3.3., van bijlage II bij Verordening (EU) 2018/848 vermelde voederbronnen onvoldoende histidine aanwezig is om aan de voedingsbehoeften van de vis te voldoen |
4) ZOÖTECHNISCHE TOEVOEGINGSMIDDELEN
Code of functionele groep |
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
4a, 4b, 4c en 4d |
Enzymen en micro-organismen |
|
(1) Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 29 van 30.1.2013, blz. 1).
(2) Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 68/2013.
BIJLAGE IV
Toegelaten producten voor reiniging en ontsmetting als bedoeld in artikel 24, lid 1, punten e), f) en g), van Verordening (EU) 2018/848
DEEL A
Producten voor het reinigen en ontsmetten van vijvers, kooien, tanks, doorstroomsystemen, gebouwen of installaties voor dierlijke productie
DEEL B
Producten voor het reinigen en ontsmetten van gebouwen en installaties voor plantaardige productie, waaronder voor opslag in een landbouwbedrijf
DEEL C
Producten voor het reinigen en ontsmetten van verwerkings- en opslagfaciliteiten
DEEL D
In artikel 12, lid 1, van deze verordening bedoelde producten
De volgende producten of producten die de volgende in bijlage VII bij Verordening (EG) nr. 889/2008 opgenomen actieve stoffen bevatten, mogen niet als biociden worden gebruikt:
— |
bijtende soda, |
— |
bijtende potas, |
— |
oxaalzuur, |
— |
natuurlijke plantenextracten, met uitzondering van lijnzaadolie, lavendelolie en pepermuntolie, |
— |
salpeterzuur, |
— |
fosforzuur, |
— |
natriumcarbonaat, |
— |
kopersulfaat, |
— |
kaliumpermanganaat, |
— |
uit natuurlijk Camelia-zaad vervaardigde theezaadpellets, |
— |
humuszuur, |
— |
peroxyazijnzuren, met uitzondering van perazijnzuur |
BIJLAGE V
Toegelaten producten en stoffen voor gebruik in de productie van verwerkte biologische levensmiddelen en voor de productie van als levensmiddel of diervoeder gebruikte gist
DEEL A
Toegelaten levensmiddelenadditieven en technische hulpstoffen als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2018/848
DEEL A1 — LEVENSMIDDELENADDITIEVEN, INCLUSIEF DRAGERS
Voor de biologische levensmiddelen waaraan levensmiddelenadditieven mogen worden toegevoegd, gelden de in Verordening (EG) nr. 1333/2008 vastgelegde grenswaarden.
De hieronder vermelde specifieke voorwaarden en beperkingen moeten worden toegepast naast de voorwaarden van de vergunningen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1333/2008.
Bij de berekening van de in artikel 30, lid 5, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde percentages worden levensmiddelenadditieven die in de kolom met het codenummer met een asterisk zijn aangemerkt, meegerekend als ingrediënten van agrarische oorsprong.
Code |
Naam |
Biologische levensmiddelen waaraan de stof mag worden toegevoegd |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
E 153 |
Plantaardige koolstof |
Eetbare kaaskorsten van met een laagje gemalen houtskool bedekte geitenkaas “Morbier”-kaas |
|
E 160b(i)* |
Annatto bixine |
“Red Leicester”-kaas “Double Gloucester”-kaas Cheddar “Mimolette”-kaas |
|
E 160b(ii)* |
Annatto norbixine |
“Red Leicester”-kaas “Double Gloucester”-kaas cheddarkaas “Mimolette”-kaas |
|
E 170 |
Calciumcarbonaat |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Mag niet als kleurstof worden gebruikt en mag niet worden gebruikt om producten met calcium te verrijken |
E 220 |
Zwaveldioxide |
Vruchtenwijn (wijn die is bereid uit andere vruchten dan druiven, met inbegrip van cider en perenwijn) en honingwijn met of zonder toegevoegde suiker |
100 mg/l (maximumgehalte aan de stof uit alle bronnen, uitgedrukt als SO2 in mg/l) |
E 223 |
Natriummetabisulfiet |
Schaaldieren |
|
E 224 |
Kaliummetabisulfiet |
Vruchtenwijn (wijn die is bereid uit andere vruchten dan druiven, met inbegrip van cider en perenwijn) en honingwijn met of zonder toegevoegde suiker |
100 mg/l (maximumgehalte aan de stof uit alle bronnen, uitgedrukt als SO2 in mg/l) |
E 250 |
Natriumnitriet |
Vleesproducten |
Mag uitsluitend worden gebruikt wanneer ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat er geen technologisch alternatief is dat dezelfde garanties biedt en/of de specifieke kenmerken van het product handhaaft Niet in combinatie met E 252 Toegevoegde hoeveelheid, uitgedrukt als NaNO2: 80 mg/kg, maximaal toegestaan residu, uitgedrukt als NaNO2: 50 mg/kg |
E 252 |
Kaliumnitraat |
Vleesproducten |
Mag uitsluitend worden gebruikt wanneer ten genoegen van de bevoegde autoriteit is aangetoond dat er geen technologisch alternatief is dat dezelfde garanties biedt en/of de specifieke kenmerken van het product handhaaft Niet in combinatie met E 250 Toegevoegde hoeveelheid, uitgedrukt als NaNO3: 80 mg/kg, maximaal toegestaan residu, uitgedrukt als NaNO3: 50 mg/kg |
E 270 |
Melkzuur |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 290 |
Koolstofdioxide |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 296 |
Appelzuur |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 300 |
Ascorbinezuur |
Producten van plantaardige oorsprong Vleesproducten |
|
E 301 |
Natriumascorbaat |
Vleesproducten |
Mag alleen worden gebruikt in verband met nitrieten of nitraten |
E 306* |
Tocoferolrijk extract |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Antioxidanten |
E 322* |
Lecithinen |
Producten van plantaardige oorsprong Zuivelproducten |
Uitsluitend van biologische productie |
E 325 |
Natriumlactaat |
Producten van plantaardige oorsprong Producten op basis van melk en vleesproducten |
|
E 330 |
Citroenzuur |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 331 |
Natriumcitraten |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 333 |
Calciumcitraten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 334 |
Wijnsteenzuur (L(+)-) |
Producten van plantaardige oorsprong Honingwijn |
|
E 335 |
Natriumtartraten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 336 |
Kaliumtartraten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 341(i) |
Monocalcium-fosfaat |
Zelfrijzend bakmeel |
Rijsmiddel |
E 392* |
Extracten van rozemarijn |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Uitsluitend van biologische productie |
E 400 |
Alginezuur |
Producten van plantaardige oorsprong Zuivelproducten |
|
E 401 |
Natriumalginaat |
Producten van plantaardige oorsprong Zuivelproducten Worst op basis van vlees |
|
E 402 |
Kaliumalginaat |
Producten van plantaardige oorsprong Producten op basis van melk |
|
E 406 |
Agaragar |
Producten van plantaardige oorsprong Producten op basis van melk en vleesproducten |
|
E 407 |
Carrageen |
Producten van plantaardige oorsprong Producten op basis van melk |
|
E 410* |
Johannesbroodpitmeel |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Uitsluitend van biologische productie |
E 412* |
Guargom |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Uitsluitend van biologische productie |
E 414* |
Arabische gom |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Uitsluitend van biologische productie |
E 415 |
Xanthaangom |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 417 |
Taragom |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Verdikkingsmiddel Uitsluitend van biologische productie |
E 418 |
Gellangom |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Enkel variant met een hoog acylgehalte Uitsluitend van biologische productie, van toepassing vanaf 1 januari 2023 |
E 422 |
Glycerol |
Plantenextracten Aroma’s |
Alleen van plantaardige oorsprong Oplosmiddel en drager in plantenextracten, aroma’s Bevochtigingsmiddel in gelcapsules Filmomhulsel van tabletten Uitsluitend van biologische productie |
E 440(i)* |
Pectine |
Producten van plantaardige oorsprong Producten op basis van melk |
|
E 460 |
Cellulose |
Gelatine |
|
E 464 |
Hydroxypropylmethylcellulose |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Materiaal voor het omhulsel van capsules |
E 500 |
Natriumcarbonaten |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 501 |
Kaliumcarbonaten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 503 |
Ammoniumcarbonaten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 504 |
Magnesiumcarbonaten |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
E 509 |
Calciumchloride |
Producten op basis van melk |
Coagulatiemiddel |
E 516 |
Calciumsulfaat |
Producten van plantaardige oorsprong |
Drager |
E 524 |
Natriumhydroxide |
“Laugengebäck” Aroma’s |
Oppervlaktebehandeling Zuurteregelaar |
E 551 |
Siliciumdioxide |
Kruiden en specerijen in poedervorm Aroma’s Propolis |
|
E 553b |
Talk |
Worst op basis van vlees |
Oppervlaktebehandeling |
E 901 |
Bijenwas |
Suikergoed |
Glansmiddel Uitsluitend van biologische productie |
E 903 |
Carnaubawas |
Suikergoed Citrusvruchten |
Glansmiddel Verzachtende methode voor verplichte extreme koudebehandeling van fruit als verplichte quarantainemaatregel tegen schadelijke organismen overeenkomstig Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2017/1279 van de Commissie (1) Uitsluitend van biologische productie |
E 938 |
Argon |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 939 |
Helium |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 941 |
Stikstof |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 948 |
Zuurstof |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
E 968 |
Erytritol |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Alleen van biologische productie zonder gebruikmaking van ionenuitwisselingtechnologie |
DEEL A2 — TECHNISCHE HULPSTOFFEN EN ANDERE PRODUCTEN DIE MOGEN WORDEN GEBRUIKT VOOR DE VERWERKING VAN BIOLOGISCH GEPRODUCEERDE INGREDIËNTEN VAN AGRARISCHE OORSPRONG
De hieronder vermelde specifieke voorwaarden en beperkingen moeten worden toegepast naast de voorwaarden van de vergunningen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1333/2008.
Naam |
Alleen toegelaten voor de verwerking van de volgende biologische levensmiddelen |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
Water |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Drinkwater in de zin van Richtlijn 98/83/EG van de Raad (2) |
Calciumchloride |
Producten van plantaardige oorsprong Worst op basis van vlees |
Coagulatiemiddel |
Calciumcarbonaat |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Calciumhydroxide |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Calciumsulfaat |
Producten van plantaardige oorsprong |
Coagulatiemiddel |
Magnesiumchloride (of nigari) |
Producten van plantaardige oorsprong |
Coagulatiemiddel |
Kaliumcarbonaat |
Druiven |
Droogmiddel |
Natriumcarbonaat |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
Melkzuur |
Kaas |
Voor de regeling van de pH van het pekelbad bij de kaasbereiding |
L(+)-melkzuur, via gisting verkregen |
Eiwithoudende extracten van planten |
|
Citroenzuur |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
Natriumhydroxide |
Suiker(s) Olie van plantaardige oorsprong, met uitzondering van olijfolie Eiwithoudende extracten van planten |
|
Zwavelzuur |
Gelatine Suiker(s) |
|
Hopextract |
Suiker |
Alleen voor antimicrobiële doeleinden Van biologische productie, indien beschikbaar |
Pijnharsextract |
Suiker |
Alleen voor antimicrobiële doeleinden Van biologische productie, indien beschikbaar |
Zoutzuur |
Gelatine Gouda, edammer, maasdammer, Boerenkaas, Friese en Leidse Nagelkaas |
Gelatineproductie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad (3) Voor de regeling van de pH van het pekelbad bij de bereiding van kaas |
Ammoniumhydroxide |
Gelatine |
Gelatineproductie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 |
Waterstofperoxide |
Gelatine |
Gelatineproductie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 853/2004 |
Koolstofdioxide |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
Stikstof |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
Ethanol |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Oplosmiddel |
Looizuur |
Producten van plantaardige oorsprong |
Hulpstof bij filtreren |
Ovoalbumine |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Caseïne |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Gelatine |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Vislijm |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Plantaardige oliën |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Plaatsmeermiddel, losmiddel of antischuimmiddel; alleen wanneer afkomstig van de biologische productie |
Siliciumdioxide (gel of colloïdale oplossing) |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Actieve kool (CAS-7440-44-0) |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
|
Talk |
Producten van plantaardige oorsprong |
In overeenstemming met de bijzondere zuiverheidseisen voor het levensmiddelenadditief E 553b |
Bentoniet |
Producten van plantaardige oorsprong Honingwijn |
Klaringsmiddel voor honingwijn |
Cellulose |
Producten van plantaardige oorsprong Gelatine |
|
Diatomeeënaarde |
Producten van plantaardige oorsprong Gelatine |
|
Perliet |
Producten van plantaardige oorsprong Gelatine |
|
Hazelnootdoppen |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Rijstmeel |
Producten van plantaardige oorsprong |
|
Bijenwas |
Producten van plantaardige oorsprong |
Losmiddel Uitsluitend van biologische productie |
Carnaubawas |
Producten van plantaardige oorsprong |
Losmiddel Uitsluitend van biologische productie |
Azijnzuur/azijn |
Producten van plantaardige oorsprong Vis |
Uitsluitend van biologische productie Van natuurlijke gisting |
Thiaminehydrochloride |
Vruchtenwijn, cider, perenwijn en honingwijn |
|
Diammoniumfosfaat |
Vruchtenwijn, cider, perenwijn en honingwijn |
|
Houtvezel |
Producten van plantaardige of van dierlijke oorsprong |
Alleen wanneer afkomstig van gecertificeerd, duurzaam gekapt hout Het gebruikte hout mag geen toxische bestanddelen (behandeling na de oogst, van nature voorkomende toxines of toxines uit micro-organismen) bevatten |
DEEL B
Toegelaten niet-biologische ingrediënten van agrarische oorsprong voor gebruik bij de productie van verwerkte biologische levensmiddelen, als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2018/848
Naam |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
Alga Arame (Eisenia bicyclis), onbewerkt, alsmede producten in eerste graad van bewerking die met deze algen rechtstreeks verband houden |
|
Alga Hijiki (Hizikia fusiforme), onbewerkt, alsmede producten in eerste graad van bewerking die met deze algen rechtstreeks verband houden |
|
Schors van de Pau d’arco Handroanthus impetiginosus (“lapacho”) |
Enkel voor gebruik in kombucha en theemengsels |
Darmen |
Van natuurlijke grondstoffen van dierlijke oorsprong of van materialen van plantaardige oorsprong |
Gelatine |
Niet afkomstig van varkens |
Melkmineralen in poeder- of vloeibare vorm |
Alleen wanneer het om de sensorische functie ervan wordt gebruikt om natriumchloride geheel of gedeeltelijk te vervangen |
Wilde vissen en wilde waterdieren, onverwerkt en via verwerking daarvan afgeleide producten |
Alleen afkomstig van visserijen die als duurzaam zijn gecertificeerd in het kader van een regeling die de bevoegde autoriteit overeenkomstig de beginselen van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft erkend, overeenkomstig bijlage II, deel III, punt 3.1.3.1, c), van Verordening (EU) 2018/848 Alleen indien niet beschikbaar in de biologische aquacultuur |
DEEL C
Toegelaten technische hulpstoffen voor de productie van gist en gistproducten als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2018/848
Naam |
Primaire gist |
Productie/bereiding/formulering van gist |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
Calciumchloride |
X |
|
|
Koolstofdioxide |
X |
X |
|
Citroenzuur |
X |
|
Voor het regelen van de pH-waarde bij de gistproductie |
Melkzuur |
X |
|
Voor het regelen van de pH-waarde bij de gistproductie |
Stikstof |
X |
X |
|
Zuurstof |
X |
X |
|
Aardappelzetmeel |
X |
X |
Voor het filteren Uitsluitend van biologische productie |
Natriumcarbonaat |
X |
X |
Voor het regelen van de pH-waarde |
Plantaardige oliën |
X |
X |
Plaatsmeermiddel, losmiddel of antischuimmiddel Uitsluitend van biologische productie |
DEEL D
Producten en stoffen die zijn toegelaten voor de productie en bewaring van wijnbouwproducten als bedoeld in bijlage II, deel VI, punt 2.2., van Verordening (EU) 2018/848
Naam |
ID-nummers |
Verwijzingen in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/934 |
Specifieke voorwaarden en beperkingen |
Lucht |
|
Deel A, tabel 1, punten 1 en 8 |
|
Gasvormige zuurstof |
E 948 CAS 17778- 80-2 |
Deel A, tabel 1, punt 1 Deel A, tabel 2, punt 8.4 |
|
Argon |
E 938 CAS 7440-37-1 |
Deel A, tabel 1, punt 4 Deel A, tabel 2, punt 8.1 |
mag niet worden gebruikt voor doorborrelen |
Stikstof |
E 941 CAS 7727-37-9 |
Deel A, tabel 1, punten 4, 7 en 8 Deel A, tabel 2, punt 8.2 |
|
Koolstofdioxide |
E 290 CAS 124-38-9 |
Deel A, tabel 1, punten 4 en 8 Deel A, tabel 2, punt 8.3 |
|
Stukjes eikenhout |
|
Deel A, tabel 1, punt 11 |
|
Wijnsteenzuur (L(+)-) |
E 334 CAS 87-69-4 |
Deel A, tabel 2, punt 1.1 |
|
Melkzuur |
E 270 |
Deel A, tabel 2, punt 1.3 |
|
Kalium-L(+)-tartraat |
E 336 (ii) CAS 921- 53-9 |
Deel A, tabel 2, punt 1.4 |
|
Kaliumbicarbonaat |
E 501 (ii) CAS 298- 14-6 |
Deel A, tabel 2, punt 1.5 |
|
Calciumcarbonaat |
E 170 CAS 471-34-1 |
Deel A, tabel 2, punt 1.6 |
|
Calciumsulfaat |
E 516 |
Deel A, tabel 2, punt 1.8 |
|
Zwaveldioxide |
E 220 CAS 7446-09-5 |
Deel A, tabel 2, punt 2.1 |
het maximale zwaveldioxidegehalte mag niet hoger liggen dan 100 milligram per liter voor rode wijn die wordt vermeld in bijlage I, deel B, punt A, 1, a), van Verordening (EU) 2019/934 en die een restsuikergehalte van minder dan 2 gram per liter heeft het maximale zwaveldioxidegehalte mag niet hoger liggen dan 150 milligram per liter voor witte en roséwijn die wordt vermeld in bijlage I, deel B, punt A, 1, b), van Verordening (EU) 2019/934 en die een restsuikergehalte van minder dan 2 gram per liter heeft voor alle andere wijnen moet het overeenkomstig bijlage I, deel B bij Verordening (EU) 2019/934 toegepaste maximale zwaveldioxidegehalte worden verminderd met 30 milligram per liter |
Kaliumbisulfiet |
E 228 CAS 7773-03-7 |
Deel A, tabel 2, punt 2.2 |
|
Kaliummetabisulfiet |
E 224 CAS 16731-55-8 |
Deel A, tabel 2, punt 2.3 |
|
L-ascorbinezuur |
E 300 |
Deel A, tabel 2, punt 2.6 |
|
Kool voor oenologisch gebruik |
|
Deel A, tabel 2, punt 3.1 |
|
Diammoniumhydrogeenorthofosfaat |
E 342/CAS 7783-28-0 |
Deel A, tabel 2, punt 4.2 |
|
Thiaminehydrochloride |
CAS 67-03-8 |
Deel A, tabel 2, punt 4.5 |
|
Gistautolysaat |
|
Deel A, tabel 2, punt 4.6 |
|
Gistcelwanden |
|
Deel A, tabel 2, punt 4.7 |
|
Geïnactivateerde gist |
|
Deel A, tabel 2, punt 4.8 Deel A, tabel 2, punt 10.5 Deel A, tabel 2, punt 11.5 |
|
Voedselgelatine |
CAS 9000-70-8 |
Deel A, tabel 2, punt 5.1 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Tarwe-eiwit |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.2 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Eiwit uit erwten |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.3 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Eiwit uit aardappelen |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.4 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Vislijm |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.5 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Caseïne |
CAS 9005-43-0 |
Deel A, tabel 2, punt 5.6 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Kaliumcaseïnaten |
CAS 68131-54-4 |
Deel A, tabel 2, punt 5.7 |
|
Ovoalbumine |
CAS 9006-59-1 |
Deel A, tabel 2, punt 5.8 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Bentoniet |
E 558 |
Deel A, tabel 2, punt 5.9 |
|
Siliciumdioxide (gel of colloïdale oplossing) |
E 551 |
Deel A, tabel 2, punt 5.10 |
|
Tannine |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.12 Deel A, tabel 2, punt 6.4 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Chitosan uit Aspergillus niger |
CAS 9012-76-4 |
Deel A, tabel 2, punt 5.13 Deel A, tabel 2, punt 10.3 |
|
Gisteiwitextracten |
|
Deel A, tabel 2, punt 5.15 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Kaliumalginaat |
E 402/CAS 9005-36-1 |
Deel A, tabel 2, punt 5.18 |
|
Kaliumhydrogeentartraat |
E336(i)/CAS 868-14-4 |
Deel A, tabel 2, punt 6.1 |
|
Citroenzuur |
E 330 |
Deel A, tabel 2, punt 6.3 |
|
Metawijnsteenzuur |
E 353 |
Deel A, tabel 2, punt 6.7 |
|
Arabische gom |
E 414/CAS 9000-01-5 |
Deel A, tabel 2, punt 6.8 |
afkomstig van biologische grondstoffen indien deze beschikbaar zijn |
Mannoproteïnen uit gist |
|
Deel A, tabel 2, punt 6.10 |
|
Pectinelyasen |
EC 4.2.2.10 |
Deel A, tabel 2, punt 7.2 |
uitsluitend voor oenologisch gebruik bij de klaring |
Pectinemethylesterase |
EC 3.1.1.11 |
Deel A, tabel 2, punt 7.3 |
uitsluitend voor oenologisch gebruik bij de klaring |
Plygalacturonase |
EC 3.2.1.15 |
Deel A, tabel 2, punt 7.4 |
uitsluitend voor oenologisch gebruik bij de klaring |
Hemicellulase |
EC 3.2.1.78 |
Deel A, tabel 2, punt 7.5 |
uitsluitend voor oenologisch gebruik bij de klaring |
Cellulase |
EC 3.2.1.4 |
Deel A, tabel 2, punt 7.6 |
uitsluitend voor oenologisch gebruik bij de klaring |
Wijngist |
|
Deel A, tabel 2, punt 9.1 |
voor de afzonderlijke giststammen: biologisch indien beschikbaar |
Melkzuurbacteriën |
|
Deel A, tabel 2, punt 9.2 |
|
Kopercitraat |
CAS 866-82-0 |
Deel A, tabel 2, punt 10.2 |
|
Hars van Aleppo-pijnbomen |
|
Deel A, tabel 2, punt 11.1 |
|
Verse wijnmoer |
|
Deel A, tabel 2, punt 11.2 |
uitsluitend van biologische productie |
(1) Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2017/1279 van de Commissie van 14 juli 2017 tot wijziging van de bijlagen I tot en met V bij Richtlijn 2000/29/EG van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 184 van 15.7.2017, blz. 33).
(2) Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).
(3) Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55).
BIJLAGE VI
Producten en stoffen die op grond van artikel 45, lid 2, van Verordening (EU) 2018/848 in bepaalde gebieden van derde landen in de biologische productie mogen worden gebruikt
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/49 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1166 VAN DE COMMISSIE
van 15 juli 2021
tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 wat betreft het uitstel van de toepassingsdatum voor standaardscenario’s voor vluchtuitvoeringen binnen of buiten zicht
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 216/2008 en (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 57,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 23, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie (2) mogen de lidstaten met ingang van 2 december 2021 alleen verklaringen van UAS-exploitanten aanvaarden die overeenkomstig artikel 5, lid 5, van die uitvoeringsverordening zijn ingediend voor een vluchtuitvoering die voldoet aan een van de twee standaardscenario’s als gedefinieerd in aanhangsel 1 van de bijlage bij die uitvoeringsverordening. |
(2) |
Geharmoniseerde normen zijn voor UAS-fabrikanten belangrijk om hen in staat te stellen conforme UAS in de handel te brengen. |
(3) |
Een aantal van de geharmoniseerde normen betreffende de eisen die van toepassing zijn op UAS van de klassen C5 en C6 zal nog niet beschikbaar zijn op 2 december 2021. |
(4) |
Daarom moet de toepassingsdatum worden uitgesteld om ervoor te zorgen dat de geharmoniseerde normen voor de eisen die van toepassing zijn op UAS van de klassen C5 en C6 beschikbaar zijn voordat de lidstaten de mogelijkheid krijgen aangiften te aanvaarden die voldoen aan de standaardscenario’s als gedefinieerd in aanhangsel 1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947. Tot dan moeten de lidstaten verklaringen van UAS-exploitanten kunnen aanvaarden overeenkomstig artikel 5, lid 5, van die uitvoeringsverordening, op basis van nationale standaardscenario’s of gelijkwaardige scenario’s. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 23 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 worden de leden 2, 3 en 4 vervangen door de volgende tekst:
“2. Artikel 5, lid 5, is van toepassing met ingang van 3 december 2023.
3. Punt UAS.OPEN.060, punt 2, g), van de bijlage en UAS.SPEC.050, punt 1, l), van de bijlage zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2022.
4. Onverminderd artikel 21, lid 1, kunnen de lidstaten tot 2 december 2023 verklaringen aanvaarden van UAS-exploitanten overeenkomstig artikel 5, lid 5, op basis van nationale standaardscenario’s of gelijkwaardig, op voorwaarde dat die nationale scenario’s voldoen aan de eisen van UAS.SPEC.020 van de bijlage.
Dergelijke verklaringen zijn niet langer geldig vanaf 2 december 2025.”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 15 juli 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PB L 152 van 11.6.2019, blz. 45).
BESLUITEN
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/51 |
GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2021/1167 VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2021
tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (1), en met name artikel 4, lid 1, eerste en tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten de lidstaten biologische, ecologische, technische en sociaal-economische gegevens verzamelen die nodig zijn voor het visserijbeheer. |
(2) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1004 is bepaald dat de Commissie een meerjarenprogramma van de Unie (MJP EU) moet vaststellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector. |
(3) |
Het MJP EU is noodzakelijk voor de lidstaten om hun activiteiten op het gebied van gegevensverzameling te specificeren en te plannen in hun nationale werkprogramma’s, bevat een gedetailleerde lijst van gegevensvereisten voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische en socio-economische gegevens en de lijst van verplichte surveys op zee en stelt drempels voor gegevensverzameling vast. Het MJP EU 2020-2021 werd vastgesteld bij Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 van de Commissie (3) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 van de Commissie (4). Beide besluiten verstrijken op 31 december 2021. |
(4) |
Dit besluit bevat derhalve nadere regelingen voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens door de lidstaten, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/1004, voor de periode vanaf 1 januari 2022. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1004 heeft de Commissie de desbetreffende regionale coördinatiegroepen en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij geraadpleegd. |
(6) |
Dit besluit moet worden gelezen in samenhang met Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 van de Commissie (5), waarbij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 wordt ingetrokken en dat, voor de periode vanaf 1 januari 2022, de lijst bevat van verplichte surveys op zee en de drempels beneden welke het voor de lidstaten niet verplicht is om gegevens van hun visserij- en aquacultuuractiviteiten te verzamelen of surveys op zee te verrichten, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) 2017/1004. Ook legt dit besluit de gebieden van de mariene regio’s vast waar gegevens moeten worden verzameld zoals bedoeld in artikel 9, lid 11, van die Verordening (EU) 2017/1004. |
(7) |
Omwille van de rechtszekerheid moet Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 met ingang van 1 januari 2022 worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector vanaf 2022, met de gedetailleerde lijst van gegevensvereisten als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/1004, is vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.
Gedaan te Brussel, 27 april 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(3) Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 van de Commissie van 13 maart 2019 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector (PB L 145 van 4.6.2019, blz. 27).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 van de Commissie van 18 februari 2019 tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoekssurveys en drempels voor de toepassing van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector (PB L 145 van 4.6.2019, blz. 21).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoekssurveys op zee en de drempels als onderdeel van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (zie bladzijde 92 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
HOOFDSTUK I
Definities
Voor de toepassing van deze bijlage gelden de definities in de volgende verordeningen: Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (1), Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (2), Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (3), Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5). Daarnaast gelden tevens de volgende definities:
1. |
“actief vaartuig”: een vaartuig dat gedurende ten minste één dag in een kalenderjaar een visserijactiviteit heeft verricht; |
2. |
“vangstdeel”: deel van de totale vangst, zoals het deel van de vangst dat bestaat uit aangelande exemplaren die groter zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, aangelande exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, en de legale teruggooi, uitgesplitst naar de teruggegooide exemplaren die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en de teruggegooide exemplaren die groter zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte; |
3. |
“zeedag”: elke doorlopende periode van 24 uur (of een deel daarvan) gedurende welke een vaartuig buitengaats is en aanwezig in een afgebakend visserijgebied; |
4. |
“recreatievangsten”: alle bewaarde, teruggegooide en vrijgelaten delen van de vangst, dood of levend, die tijdens de recreatievisserij zijn gevangen; |
5. |
“diadrome soorten”: vissoorten die in het kader van hun levenscyclus tussen de zee en zoet water migreren; |
6. |
“visdag”: elke zeedag (kalenderdag) waarop een visserijactiviteit wordt verricht, onverminderd de internationale verplichtingen van de Unie en de lidstaten. Een visreis kan bijdragen aan zowel de som van de visdagen voor passief vistuig als aan de som van de visdagen voor actief vistuig gebruikt tijdens die reis; |
7. |
“visgrond”: een geografische eenheid waar wordt gevist. De eenheden worden overeengekomen op het niveau van mariene regio’s op basis van bestaande, door regionale organisaties voor visserijbeheer of wetenschappelijke instanties gedefinieerde gebieden; |
8. |
“vlootsegment”: een groep vaartuigen van dezelfde lengteklasse (LOA, lengte over alles) en met hetzelfde belangrijkste vistuig gedurende een bepaald kalenderjaar; |
9. |
“inactief vaartuig”: een vaartuig dat gedurende een bepaald kalenderjaar geen visserijactiviteiten heeft verricht; |
10. |
“metier”: een geheel van visserijactiviteiten die gericht zijn op soortgelijke soorten of verzamelingen van soorten, met behulp van soortgelijk vistuig (6), in dezelfde periode van het jaar en/of in hetzelfde gebied, en die een vergelijkbaar exploitatiepatroon hebben; |
11. |
“onderzoekssurvey op zee”: activiteiten in verband met de monitoring van visbestanden en/of biologische rijkdommen van de zee en het ecosysteem, die worden uitgevoerd op een vaartuig dat voor dergelijk wetenschappelijk onderzoek is bestemd en door een lidstaat voor deze taak is aangewezen. |
HOOFDSTUK II
Gegevensverzamelingsmethoden en gegevensvereisten
1. Algemene beginselen
1.1. |
Overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1004 ontwikkelen de lidstaten nationale werkprogramma’s waarin de te verzamelen gegevens en gegevensverzamelingsmethoden worden gespecificeerd. |
1.2. |
De gegevensverzamelingsmethoden en -kwaliteit moeten geschikt zijn voor de beoogde doeleinden die zijn omschreven in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. De toegepaste methoden moeten stroken met ter zake relevante wetenschappelijke adviezen en beste praktijken. De lidstaten kunnen studies uitvoeren om gegevensverzamelingsmethoden verder te onderzoeken, te ontwikkelen en te testen. De methoden en de toepassing ervan worden regelmatig door onafhankelijke wetenschappelijke instanties beoordeeld om na te gaan of zij geschikt zijn voor de beoogde doeleinden. De lidstaten passen de planning en uitvoering van hun gegevensverzameling aan overeenkomstig de resultaten van deze beoordelingen. |
1.3. |
Wat de in de punten 2 tot en met 5 hieronder gespecificeerde gegevens betreft, worden de krachtens Verordening (EG) nr. 1224/2009 gerapporteerde en toegezonden gegevens, met inbegrip van, maar niet beperkt tot logboeken, verkoopdocumenten en positiegegevens, zoals VMS-gegevens, in primaire vorm ter beschikking gesteld van de nationale instellingen die de nationale werkprogramma’s uitvoeren. |
1.4. |
Wat de in de punten 2, 3 en 4 hieronder gespecificeerde gegevens betreft, komen de lidstaten op het niveau van de mariene regio’s overeen welke gegevens moeten worden verzameld, op basis van de vastgestelde behoeften van de eindgebruikers van wetenschappelijke gegevens (“behoeften van de eindgebruikers”), met inbegrip van, in voorkomend geval, de soorten, bestanden, regio’s, variabelen, methoden en frequentie van gegevensverzameling overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1004. De aldus verzamelde gegevens moeten de eindgebruikers in staat stellen de nodige beoordelingen af te leiden voor alle relevante soorten visserijen, tijdsperioden en gebieden. Indien geen regionale coördinatie kan worden bereikt, voeren de lidstaten nationale gegevensverzameling in op basis van de behoeften van de eindgebruikers. |
1.5. |
Voor de in de punten 5, 6 en 7 hieronder gespecificeerde sociale en economische gegevens gelden de definities van de verordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken (7). Aanvullende definities van variabelen, strata en, in voorkomend geval, verzamelmethoden worden tussen de betrokken lidstaten gecoördineerd. |
1.6. |
Bij het specificeren van de te verzamelen gegevens houden de lidstaten rekening met de drempels die zijn vastgesteld in hoofdstuk II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 van de Commissie (8) tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoeken en drempels als onderdeel van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector. |
1.7. |
De te verzamelen gegevens zijn onderverdeeld in reeksen, die worden gespecificeerd in de punten 2 tot en met 7 van dit hoofdstuk. |
2. Biologische gegevens over geëxploiteerde biologische rijkdommen gevangen in de commerciële en recreatievisserij van de Unie
2.1. |
Wat de commerciële visserij betreft:
|
2.2. |
Wat de recreatievisserij betreft, passen de lidstaten statistisch robuuste meersoortensteekproefschema’s toe die het mogelijk maken de vangsthoeveelheden te ramen voor bestanden die op regionaal niveau zijn overeengekomen, in overeenstemming met de relevante behoeften van de eindgebruikers. Indien dergelijke regelingen niet bestaan, verzamelen de lidstaten gegevens die het mogelijk maken de vangsthoeveelheden voor de in tabel 4 vermelde soorten en gebieden te ramen.
Wanneer recreatieve vangsten van invloed zijn op de ontwikkeling van visbestanden, voeren de lidstaten biologische bemonstering uit overeenkomstig de behoeften van de eindgebruikers, zoals overeengekomen op het niveau van de mariene regio. |
2.3. |
Daarnaast geldt het volgende:
De aanwijzing van waterlichamen, met inbegrip van rivieren, de selectie van te verzamelen en te monitoren bestandsgerelateerde variabelen, en de bemonsteringsfrequentie voor zalm, zeeforel en aal worden op regionaal niveau vastgesteld en gecoördineerd, afhankelijk van de behoeften van de eindgebruikers. Wanneer er geen regionale coördinatie is, stellen de lidstaten nationale steekproefschema’s vast op basis van de behoeften van de eindgebruikers. |
3. Gegevens over de activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie (9) in de wateren van de Unie en daarbuiten
3.1. |
De gegevens hebben betrekking op de in tabel 6 opgenomen variabelen op het laagste relevante geografische niveau per vlootsegment (tabel 8) en op metierniveau 6 (tabel 5). Dergelijke gegevens, met inbegrip van positiegegevens, zoals VMS (10)-gegevens of AIS (11)-gegevens, die worden geregistreerd, gerapporteerd en verzonden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009, worden in primaire vorm ter beschikking gesteld van de nationale instellingen die de nationale werkprogramma’s uitvoeren. Indien het krachtens Verordening (EG) nr. 1224/2009 niet verplicht is deze gegevens te registreren, of indien deze gegevens niet aan de dekkings-, resolutie- en/of kwaliteitsvereisten van de eindgebruikers voldoen, worden alternatieve passende steekproefmethoden toegepast. |
3.2. |
De gegevens over de commerciële binnenvisserij op aal hebben betrekking op de in tabel 6 vermelde variabelen. Krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1100/2007 geregistreerde gegevens worden in primaire vorm ter beschikking gesteld van de nationale instellingen die de werkprogramma’s uitvoeren. Indien het krachtens Verordening (EG) nr. 1100/2007 niet verplicht is deze gegevens te registreren, of indien deze gegevens niet aan de dekkings-, resolutie- en/of kwaliteitsvereisten van de eindgebruikers voldoen, worden alternatieve passende steekproefmethoden toegepast. |
4. Gegevens over de impact van de visserijen van de Unie op de biologische rijkdommen van de zee en mariene ecosystemen in de wateren van de Unie en daarbuiten
4.1. |
Er worden gegevens (minimaal het gewicht en/of het aantal van de individuele exemplaren per soort, afhankelijk van de passende eenheid voor een bepaalde soort) verzameld over incidentele vangsten van alle beschermde zeevogels, zoogdieren, reptielen en vissoorten, als bedoeld in de wetgeving van de Unie en in het kader van internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke in tabel 2 zijn vermeld, en als KME (12)-indicator (13) geïdentificeerde ongewervelde bentische soorten. Die gegevens worden geregistreerd tijdens wetenschappelijke waarnemersreizen op vissersvaartuigen of door de vissers zelf, met behulp van logboeken of andere passende middelen. Indien deze gegevens ontoereikend zijn voor de behoeften van de eindgebruikers, worden op basis van de beschikbare wetenschappelijke kennis, met inbegrip van risicobeoordelingen, andere complementaire methoden en waarnemingen gebruikt. |
4.2. |
De gegevens die nodig zijn om de impact van de visserij op mariene habitats en op soorten die worden geregistreerd krachtens Verordening (EG) nr. 1224/2009 en andere ter zake relevante EU-wetgeving te beoordelen, worden op een passend aggregatieniveau ter beschikking gesteld van de nationale instellingen die de nationale werkprogramma’s uitvoeren. Indien het krachtens Verordening (EG) nr. 1224/2009 niet verplicht is deze gegevens te registreren, of indien deze gegevens niet aan de dekkings-, resolutie- en/of kwaliteitsvereisten van de eindgebruikers voldoen, worden alternatieve passende steekproefmethoden toegepast, waaronder via gerichte studies vastgestelde methoden. |
4.3. |
De verzameling van gegevens over de impact van visserijactiviteiten op voedselwebben omvat maagbemonstering en -analyse. |
5. Socio-economische gegevens over de visserij
5.1. |
Economische gegevens worden verzameld over alle actieve en inactieve vaartuigen die op 31 december van het verslagjaar in het vissersvlootregister van de Unie (14) zijn opgenomen, en over andere vaartuigen die gedurende ten minste één dag hebben gevist tijdens het verslagjaar. Wat actieve vaartuigen betreft, hebben de verzamelde gegevens betrekking op de in tabel 7 vermelde variabelen overeenkomstig de in tabel 8 vermelde vlootsegmentatie en de in tabel 2 van hoofdstuk III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 gedefinieerde supraregio’s. In het geval van inactieve vaartuigen worden gegevens over kapitaalwaarde en kapitaalkosten verzameld.
Economische gegevens worden verzameld op jaarbasis. Gegevens over economische variabelen kunnen worden geaggregeerd om redenen van vertrouwelijkheid of indien nodig om een statistisch deugdelijk steekproefplan op te stellen. Een dergelijke aggregatie moet consistent in de tijd zijn. |
5.2. |
Sociale gegevens hebben betrekking op de in tabel 9 vermelde variabelen en worden om de drie jaar verzameld, te rekenen vanaf 2017 als het eerste referentiegegevensjaar. |
6. Socio-economische en milieugegevens over aquacultuur
6.1. |
Economische gegevens worden verzameld voor alle ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit onder de codes 03.21, “mariene aquacultuur”, en 03.22, “zoetwateraquacultuur”, van de Europese classificatie van economische activiteiten (NACE) valt. De verzamelde gegevens hebben betrekking op de in tabel 10 vermelde economische variabelen overeenkomstig de sectorsegmentering in tabel 11.
Economische gegevens worden verzameld op jaarbasis. Gegevens over economische variabelen kunnen worden geaggregeerd om redenen van vertrouwelijkheid of indien nodig om een statistisch deugdelijk steekproefplan op te stellen. Een dergelijke aggregatie moet consistent in de tijd zijn. |
6.2. |
Sociale gegevens hebben betrekking op de in tabel 9 vermelde variabelen en worden om de drie jaar verzameld, te rekenen vanaf 2017 als het eerste referentiegegevensjaar. |
6.3. |
Milieugegevens, zoals gegevens over waterkwaliteit, ontsnappingen, het gebruik van antibiotica en andere medicijnen, en de ziektestatus, die vereist zijn krachtens de desbetreffende EU- en nationale wetgeving, worden ter beschikking gesteld van de nationale instellingen die de nationale werkprogramma’s uitvoeren. |
7. Socio-economische gegevens over de visverwerkende sector
Naast de door Eurostat gepubliceerde gegevens, die door de lidstaten overeenkomstig de verordening betreffende Europese bedrijfsstatistieken en Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (15) worden verzameld, kunnen de lidstaten aanvullende socio-economische gegevens over de visverwerkende sector verzamelen.
Tabel 1 (voorheen tabellen 1A, B en C)
Soorten en gebieden in de wateren van de Unie en alle mariene regio’s die vallen onder regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV’s) en ultraperifere gebieden (16)
Regio |
Oostzee |
||
Gebied |
Oostzee (ICES-gebieden 3b-d, FAO-gebied 27) |
||
RCG |
Oostzee |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
ICES-gebied |
|
Europese aal |
Anguilla anguilla |
22-32 |
|
Haring |
Clupea harengus |
22-24; 25-27, 28.2, 29, 32; 28.1; 30-31 |
|
Kleine marene |
Coregonus albula |
22-32 |
|
Marene/houting |
Coregonus lavaretus |
3d |
|
Kabeljauw |
Gadus morhua |
22-24; 25-32 |
|
Schar |
Limanda limanda |
22-32 |
|
Baars |
Perca fluviatilis |
3d |
|
Bot |
Platichthys flesus |
22-32 |
|
Schol |
Pleuronectes platessa |
21-23; 24-32 |
|
Zalm |
Salmo salar |
22-31; 32 |
|
Zeeforel |
Salmo trutta |
22-32 |
|
Snoekbaars |
Sander lucioperca |
3d |
|
Tarbot |
Scophthalmus maximus |
22-32 |
|
Griet |
Scophthalmus rhombus |
22-32 |
|
Tong |
Solea solea |
20-24 |
|
Sprot |
Sprattus sprattus |
22-32 |
|
|
|||
Regio |
Noordzee en oostelijk deel van de Noordelijke IJszee |
||
Gebied |
Oostelijk deel van de Noordelijke IJszee, Noorse Zee en Barentszzee (ICES-gebieden 1, 2, FAO-gebied 27) |
||
RCG |
NANS&EA |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
ICES-gebied |
|
Europese aal |
Anguilla anguilla |
1, 2 |
|
Grote zilvervis |
Argentina silus |
1, 2, 5a, 14 |
|
Lom |
Brosme brosme |
1, 2 |
|
Haring |
Clupea harengus |
1, 2 |
|
Kabeljauw |
Gadus morhua |
1, 2 |
|
Ruwe haai |
Galeorhinus galeus |
1, 2 |
|
Lange schar |
Hippoglossoides platessoides |
1, 2 |
|
Lodde |
Mallotus villosus |
1, 2 |
|
Schelvis |
Melanogrammus aeglefinus |
1, 2 |
|
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
1, 2 |
|
Blauwe leng |
Molva dypterygia |
2 |
|
Leng |
Molva molva |
1, 2 |
|
“Smooth-hound” (familie gladde haaien) |
Mustelus spp. |
1, 2, 14 |
|
Noordse garnaal |
Pandalus borealis |
1, 2 |
|
Zwarte koolvis |
Pollachius virens |
1, 2 |
|
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Reinhardtius hippoglossoides |
1, 2 |
|
Zalm |
Salmo salar |
1, 2 |
|
Zeeforel |
Salmo trutta |
1, 2 |
|
Makreel |
Scomber scombrus |
2 |
|
Diepzeeroodbaars |
Sebastes mentella |
1, 2 |
|
Roodbaars |
Sebastes norvegicus |
1, 2 |
|
Doornhaai |
Squalus acanthias |
Alle gebieden |
|
Horsmakreel |
Trachurus trachurus |
2a |
|
|
|||
Regio |
Noordzee en oostelijk deel van de Noordelijke IJszee |
||
Gebied |
Noordzee en oostelijk deel van het Kanaal (ICES-gebieden 3a, 4 en 7d, FAO-gebied 27) |
||
RCG |
NANS&EA |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
ICES-gebied |
|
Zandspieringen |
Ammodytidae |
3a, 4 |
|
Zeewolven |
Anarhichas spp. |
4 |
|
Europese aal |
Anguilla anguilla |
3a, 4, 7d |
|
Grote zilvervis |
Argentina silus |
3a, 4 |
|
Zilversmelten |
Argentina spp. |
4 |
|
Engelse poon |
Aspitrigla cuculus |
3a |
|
Lom |
Brosme brosme |
3a, 4 |
|
Haring |
Clupea harengus |
3a, 4, 7d |
|
Rondneusgrenadier |
Coryphaenoides rupestris |
3a |
|
Noordzeegarnaal |
Crangon crangon |
4, 7d |
|
Zeebaars |
Dicentrarchus labrax |
4, 7d |
|
Grauwe poon |
Eutrigla gurnardus |
3a, 4 |
|
Kabeljauw |
Gadus morhua |
3aN; 3aS; 4, 7d |
|
Ruwe haai |
Galeorhinus galeus |
3a, 4, 7d |
|
Witje |
Glyptocephalus cynoglossus |
3a, 4 |
|
Blauwkeeltje |
Helicolenus dactylopterus |
4 |
|
Viervlekkige scharretong |
Lepidorhombus boscii |
4, 7d |
|
Scharretong |
Lepidorhombus whiffiagonis |
4, 7d |
|
Grootoogrog |
Leucoraja naevus |
3a, 4 |
|
Schar |
Limanda limanda |
3a, 4, 7d |
|
Zwarte zeeduivel |
Lophius budegassa |
4, 7d |
|
Zeeduivel |
Lophius piscatorius |
4 |
|
Noordelijke grenadiervis |
Macrourus berglax |
4 |
|
Schelvis |
Melanogrammus aeglefinus |
3a, 4 |
|
Wijting |
Merlangius merlangus |
3a, 4, 7d |
|
Heek |
Merluccius merluccius |
3a, 4, 7 |
|
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
3a, 4, 7d |
|
Tongschar |
Microstomus kitt |
4, 7d |
|
Blauwe leng |
Molva dypterygia |
3a, 4 |
|
Leng |
Molva molva |
3a, 4 |
|
Zeebarbeel |
Mullus barbatus |
4, 7d |
|
Mul |
Mullus surmuletus |
4, 7d |
|
“Smooth-hound” (familie gladde haaien) |
Mustelus spp. |
3a, 4, 7d |
|
Langoustine |
Nephrops norvegicus |
Wateren van de Unie van 3a, 4 en 2a |
|
Noordse garnaal |
Pandalus borealis |
Wateren van de Unie van 3a, 4 en 2a; 4 Noorse wateren bezuiden 62° N.B. |
|
Grote mantel |
Pecten maximus |
4, 7d |
|
Gaffelkabeljauw |
Phycis blennoides |
4 |
|
Mediterrane gaffelkabeljauw |
Phycis phycis |
4 |
|
Bot |
Platichthys flesus |
4 |
|
Schol |
Pleuronectes platessa |
3aN; 3aS; 4, 7d |
|
Zwarte koolvis |
Pollachius virens |
3a, 4 |
|
Tarbot |
Scophthalmus maximus |
3a, 4, 7d |
|
Blonde rog |
Raja brachyura |
4a, 4c, 7d |
|
Stekelrog |
Raja clavata |
3a, 4, 7d |
|
Kleinoogrog |
Raja microocellata |
7de |
|
Gevlekte rog |
Raja montagui |
3a, 4, 7d |
|
Golfrog |
Raja undulata |
7de |
|
Alle roggen |
Rajidae |
3a |
|
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Reinhardtius hippoglossoides |
4 |
|
Zalm |
Salmo salar |
3a, 4, 7d |
|
Zeeforel |
Salmo trutta |
3a, 4, 7d |
|
Makreel |
Scomber scombrus |
3a, 4, 7d |
|
Griet |
Scophthalmus rhombus |
3a, 4, 7d |
|
Hondshaai |
Scyliorhinus canicula |
3a, 4, 7d |
|
Tong |
Solea solea |
Wateren van de Unie van 2a, 3a en 4; 7d |
|
Sprot |
Sprattus sprattus |
Wateren van de Unie van 2a, 3a en 4; 7d |
|
Doornhaai |
Squalus acanthias |
Alle gebieden |
|
Horsmakreel |
Trachurus trachurus |
Wateren van de Unie van 4b, 4c en 7d |
|
Rode poon |
Trigla lucerna |
4 |
|
Kever |
Trisopterus esmarki |
3a, 4 |
|
Zonnevis |
Zeus faber |
4, 7d |
|
|
|||
Regio |
Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan |
||
Gebied |
Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en westelijk deel van het Kanaal (ICES-gebieden 5, 6, 7 (excl. 7d), 8, 9, 10, 12 en 14, FAO-gebied 27) |
||
RCG |
NANS&EA |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
ICES-gebied |
|
Wijde mantel |
Aequipecten opercularis |
7 |
|
Glijkop |
Alepocephalus bairdii |
6, 12 |
|
Zandspieringen |
Ammodytidae |
6a |
|
Europese aal |
Anguilla anguilla |
Alle gebieden |
|
Zwarte haarstaartvis |
Aphanopus carbo |
5, 6, 7, 12; 9, 10, 13 |
|
Diepzeekathaaien |
Apristurus spp. |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Grote zilvervis |
Argentina silus |
5, 6, 7 |
|
Ombervis |
Argyrosomus regius |
Alle gebieden |
|
Engelse poon |
Aspitrigla cuculus |
Alle gebieden |
|
Alfonsino’s |
Beryx spp. |
3-14 |
|
Lom |
Brosme brosme |
5, 6, 7 |
|
Noordzeekrab |
Cancer pagurus |
Alle gebieden |
|
Evervis |
Capros aper |
6, 7, 8 |
|
Zwelghaaien |
Centrophorus spp. |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Portugese ijshaai |
Centroscymnus coelolepis |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Langsnuitijshaai |
Centrocymnus crepidater |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Zwarte lantaarnhaai |
Centroscyllium fabricii |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Franjehaai |
Chlamydoselachus anguineus |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Haring |
Clupea harengus |
5a; 5b, 6b; 7aN; 6a, 7bc; 7aS, 7gh, 7jk |
|
Congeraal |
Conger conger |
Alle gebieden |
|
Rondneusgrenadier |
Coryphaenoides rupestris |
5b, 6, 7; 8, 9, 10, 12, 14 |
|
Zwarte haai |
Dalatias licha |
Alle gebieden |
|
Pijlstaartrog |
Dasyatis pastinaca |
7, 8 |
|
Spitssnuitsnavelhaai |
Deania calcea |
5, 6, 7, 9, 10, 12 |
|
Zeebaars |
Dicentrarchus labrax |
Alle gebieden |
|
Wigtong |
Dicologlossa cuneata |
8c, 9 |
|
Vleet |
Dipturus batis, Dipturis intermedius |
6, 7a, 7e-k; 8, 9a |
|
Ansjovis |
Engraulis encrasicolus |
8; 9, 10 |
|
Grote lantaarnhaai |
Etmopterus princeps |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Zwarte doornhaai |
Etmopterus spinax |
6, 7, 8, 10 |
|
Grauwe poon |
Eutrigla gurnardus |
7de |
|
Kabeljauw |
Gadus morhua |
5b; 6a; 6b; 7a; 7b, 7c, 7e-k, 8, 9, 10; 5, 14 |
|
Ruwe haai |
Galeorhinus galeus |
5-10, 12 |
|
Zwartmondhondshaai |
Galeus melastomus |
6, 7; 8, 9a |
|
Muiskathaai |
Galeus murinus |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Witje |
Glyptocephalus cynoglossus |
6, 7 |
|
Stompsnuitzeskieuwshaai |
Hexanchus griseus |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Blauwkeeltje |
Helicolenus dactylopterus |
Alle gebieden |
|
Heilbot |
Hippoglossus hippoglossus |
5, 14 |
|
Kreeft |
Homarus gammarus |
Alle gebieden |
|
Atlantische slijmkop |
Hoplostethus atlanticus |
Alle gebieden |
|
Zilveren haarstaart |
Lepidopus caudatus |
9a |
|
Viervlekkige scharretong |
Lepidorhombus boscii |
8c, 9a |
|
Scharretong |
Lepidorhombus whiffiagonis |
6; 7, 8abd; 8c, 9a |
|
Zandrog |
Leucoraja circularis |
6, 7 |
|
Kaardrog |
Leucoraja fullonica |
6, 7 |
|
Grootoogrog |
Leucoraja naevus |
6, 7, 8ab; 8c; 9a |
|
Schar |
Limanda limanda |
7a, 7f-h; 7e |
|
Gewone pijlinktvis |
Loligo vulgaris |
Alle gebieden |
|
Zwarte zeeduivel |
Lophius budegassa |
6; 7b-k, 8abd; 8c, 9a |
|
Zeeduivel |
Lophius piscatorious |
6; 5b, 12, 14; 7, 8abd; 8c, 9a |
|
Noordelijke grenadiervis |
Macrourus berglax |
8, 9, 10, 12, 14 |
|
Spinkrab |
Maja brachydactyla |
5, 6, 7 |
|
Lodde |
Mallotus villosus |
14 |
|
Schelvis |
Melanogrammus aeglefinus |
5b, 6a; 6b, 12, 14; 7a; 7b-k, 8, 9, 10 |
|
Wijting |
Merlangius merlangus |
8, 9, 10; 5b, 6, 12, 14; 7a; 7b-k |
|
Heek |
Merluccius merluccius |
5b, 6, 7, 12, 14; 8abde; 8c, 9, 10 |
|
Wigtong |
Microchirus variegatus |
Alle gebieden |
|
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
1-9, 12, 14 |
|
Tongschar |
Microstomus kitt |
Alle gebieden |
|
Blauwe leng |
Molva dypterygia |
5b, 6, 7; 12 internationale wateren |
|
Middellandse Zeeleng |
Molva macrophthalma |
10 |
|
Leng |
Molva molva |
5; 6-14 |
|
Mul |
Mullus surmuletus |
Alle gebieden |
|
Gevlekte gladde haai |
Mustelus asterias |
6, 7, 8, 9 |
|
Gladde haai |
Mustelus mustelus |
6, 7, 8, 9 |
|
Zwartvlektoonhaai |
Mustelus punctulatus |
6, 7, 8, 9 |
|
Smooth-hound (familie gladde haaien) |
Mustelus spp. |
5-10, 12, 14 |
|
Langoustine |
Nephrops norvegicus |
5b, 6; 7; 8abde; 8c; 9 |
|
Octopus |
Octopus vulgaris |
Alle gebieden |
|
Zeilvinruwhaai |
Oxynotus paradoxus |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Rode zeebrasem |
Pagellus bogaraveo |
6, 7, 8; 9; 10 |
|
Noordse garnaal |
Pandalus borealis |
5, 14 |
|
Pandalide garnalen |
Pandalus spp. |
5, 14 |
|
Roze diepzeegarnaal |
Parapenaeus longirostris |
9a |
|
Grote mantel |
Pecten maximus |
6, 7 |
|
Gaffelkabeljauw |
Phycis blennoides |
Alle gebieden |
|
Mediterrane gaffelkabeljauw |
Phycis phycis |
Alle gebieden |
|
Schol |
Pleuronectes platessa |
5b, 6, 12, 14; 7a; 7bc; 7de; 7fg; 7h-k; 8, 9, 10 |
|
Witte koolvis |
Pollachius pollachius |
5b, 6, 12, 14; 7; 8abde; 8c; 9, 10 |
|
Zwarte koolvis |
Pollachius virens |
5b, 6, 12, 14; 7, 8, 9, 10 |
|
Wrakbaars |
Polyprion americanus |
10 |
|
Blonde rog |
Raja brachyura |
4a, 6; 7a, 7fg; 7e; 9a |
|
Stekelrog |
Raja clavata |
6; 7a, 7fg; 7e; 8; 9a; 10, 12 |
|
Kleinoogrog |
Raja microocellata |
7de; 7fg |
|
Gevlekte rog |
Raja montagui |
6, 7b, 7j; 7a, 7e-h; 8; 9a |
|
Golfrog |
Raja undulata |
7b, 7j; 7de; 8ab; 8c; 9a |
|
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Reinhardtius hippoglossoides |
5a, 14; 5b, 6 |
|
Witte rog |
Rostroraja alba |
Alle gebieden |
|
Zalm |
Salmo salar |
Alle gebieden |
|
Zeeforel |
Salmo trutta |
Alle gebieden |
|
Sardine |
Sardina pilchardus |
8abd; 8c, 9a |
|
Atlantic chub mackerel (familie makrelen) |
Scomber colias |
8, 9, 10 |
|
Makreel |
Scomber scombrus |
5, 6, 7, 8, 9 |
|
Tarbot |
Scophthalmus maximus |
Alle gebieden |
|
Griet |
Scophthalmus rhombus |
Alle gebieden |
|
Hondshaai |
Scyliorhinus canicula |
6, 7a-c, 7e-j; 8abd; 8c, 9a |
|
Kathaai |
Scyliorhinus stellaris |
6, 7 |
|
Mestandijshaai |
Scymnodon ringenes |
5, 6, 7, 8, 9, 10 |
|
Diepzeeroodbaars |
Sebastes mentella |
5, 12, 14 (ondiep pelagisch); 5, 12, 14 (diep pelagisch); 5, 14 (demersaal) |
|
Roodbaars |
Sebastes norvegicus |
5, 14 |
|
Gewone zeekat |
Sepia officinalis |
Alle gebieden |
|
Tong |
Solea solea |
5b, 6, 12, 14; 7a; 7bc; 7d; 7e; 7fg; 7hjk; 8ab; 8cde, 9, 10 |
|
Groenlandse haai |
Somniosus microcephalus |
Alle gebieden |
|
Zeebrasems |
Sparidae |
Alle gebieden |
|
Doornhaai |
Squalus acanthias |
Alle gebieden |
|
Middellandse Zeehorsmakreel |
Trachurus mediterraneus |
8, 9 |
|
Blauwe horsmakreel |
Trachurus picturatus |
8, 9, 10 |
|
Horsmakreel |
Trachurus trachurus |
4a, 5b, 6a, 7a-c, 7e-k, 8; 9a |
|
Steenbolk |
Trisopterus spp. |
Alle gebieden |
|
Zonnevis |
Zeus faber |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Middellandse Zee en Zwarte Zee |
||
Gebied |
Middellandse Zee en Zwarte Zee (GFCM GDG 1-29, FAO-gebied 37) |
||
RCG |
Middellandse Zee en Zwarte Zee |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
GFCM-subregio |
|
Zwarte-Zee-elft |
Alosa immaculata |
GDG’s 28-29 |
|
Europese aal |
Anguilla anguilla |
GDG’s 1-27 |
|
Glasgondel |
Aphia minuta |
GDG’s 9, 10, 16 en 19 |
|
Rode diepzeegarnaal |
Aristaeomorpha foliacea |
GDG’s 1-16, 19-21 en 22-27 |
|
Blauwrode diepzeegarnaal |
Aristeus antennatus |
GDG’s 1-16, 19-21 en 22-27 |
|
Koornaarvis |
Atherina spp. |
GDG’s 9, 10, 16 en 19 |
|
Bokvis |
Boops boops |
GDG’s 1-27 |
|
Blauwe krab |
Callinectes sapidus |
GDG’s 8-10, 11.2, 12-16, 18-21 |
|
Venusschelp |
Chamelea gallina |
GDG’s 17-18 |
|
Rood koraal |
Corallium rubrum |
GDG’s 1-27 |
|
Goudmakreel |
Coryphaena hippurus |
GDG’s 12-27 |
|
Zeebaars |
Dicentrarchus labrax |
GDG’s 1-27 |
|
Ringbrasem |
Diplodus annularis |
GDG’s 12-16, 19-21 |
|
Kleine octopus |
Eledone cirrhosa |
GDG’s 1-23 |
|
Muskusoctopus |
Eledone moschata |
GDG’s 8-23 |
|
Ansjovis |
Engraulis encrasicolus |
GDG’s 1-29 |
|
Grauwe poon |
Eutrigla gurnardus |
GDG’s 13-16, 18-23 |
|
Zwartmondhondshaai |
Galeus melastomus |
GDG’s 1-11 |
|
Pijlinktvis |
Illex spp., Todarodes spp. |
GDG’s 1-27 |
|
“Silver-cheeked toadfish” (familie kogelvissen) |
Lagocephalus sceleratus |
GDG’s 1-27 |
|
Gewone pijlinktvis |
Loligo vulgaris |
GDG’s 1-27 |
|
Zwarte zeeduivel |
Lophius budegassa |
GDG’s 1-16, 19-21, 22-23 |
|
Zeeduivel |
Lophius piscatorius |
GDG’s 1-16, 18-23 |
|
Wijting |
Merlangius merlangus |
GDG’s 28-29 |
|
Heek |
Merluccius merluccius |
GDG’s 1-27 |
|
Blauwe wijting |
Micromesistius poutassou |
GDG’s 1-11, 22-23 |
|
Harders |
Mugilidae |
GDG’s 8-10, 11.2, 12-23 |
|
Zeebarbeel |
Mullus barbatus |
GDG’s 1-29 |
|
Mul |
Mullus surmuletus |
GDG’s 1-16, 19-21 en 22-27 |
|
Langoustine |
Nephrops norvegicus |
GDG’s 1-21 |
|
Octopus |
Octopus vulgaris |
GDG’s 1-27 |
|
Rode zeebrasem |
Pagellus bogaraveo |
GDG’s 1-11 |
|
Gewone zeebrasem |
Pagellus erythrinus |
GDG’s 1-27 |
|
Caramotegarnaal |
Penaeus kerathurus |
GDG’s 22-23 |
|
Roze diepzeegarnaal |
Parapenaeus longirostris |
GDG’s 1-27 |
|
Blauwe krab |
Portunus segnis |
GDG’s 8-10, 11.2, 12-16, 18-21 |
|
Indische koraalduivel |
Pterois miles |
GDG’s 1-27 |
|
Middellandse Zeesterrog |
Raja asterias |
GDG’s 1-11 |
|
Stekelrog |
Raja clavata |
GDG’s 1-16, 19-21 |
|
Geaderde stekelhoren |
Rapana venosa |
GDG’s 28-29 |
|
Sardine |
Sardina pilchardus |
GDG’s 1-27 |
|
Oorsardientje |
Sardinella aurita |
GDG’s 1-16, 19-21 en 22-27 |
|
“Lizardfish” (familie hagedisvissen) |
Saurida lessepsianus |
GDG’s 22-27 |
|
Groteschubbenhagedisvis |
Saurida undosquamis |
GDG’s 22-27 |
|
Tarbot |
Scophthalmus maximus |
GDG’s 28-29 |
|
Atlantic chub mackerel (familie makrelen) |
Scomber colias |
GDG’s 1-11, 22-27 |
|
Makreel |
Scomber scombrus |
GDG’s 1-16, 19-21 |
|
Alle commerciële haaien en roggen (4) |
Selachii, Rajidae |
GDG’s 1-29 |
|
Gewone zeekat |
Sepia officinalis |
GDG’s 1-21 |
|
Bruine konijnvis |
Siganus luridus |
GDG’s 22-27 |
|
Konijnvis |
Siganus rivulatus |
GDG’s 22-27 |
|
Tong |
Solea solea (Solea vulgaris) |
GDG’s 17-18, 22-27 |
|
Goudbrasem |
Sparus aurata |
GDG’s 7, 22-23 |
|
Middellandse Zeebarracuda |
Sphyraena sphyraena |
GDG’s 12-16, 19-21 |
|
Pikarel |
Spicara smaris |
GDG’s 17-18, 22-27 |
|
Sprot |
Sprattus sprattus |
GDG’s 28-29 |
|
Doornhaai |
Squalus acanthias |
GDG’s 28-29 |
|
Bidsprinkhaankreeft |
Squilla mantis |
GDG’s 17-18 |
|
Middellandse Zeehorsmakreel |
Trachurus mediterraneus |
GDG’s 1-29 |
|
Blauwe horsmakreel |
Trachurus picturatus |
GDG’s 1-11 |
|
Horsmakreel |
Trachurus trachurus |
GDG’s 1-29 |
|
Dwergbolk |
Trisopterus minutus |
GDG’s 1-29 |
|
Tweekleppigen |
Veneridae |
GDG’s 6, 13-21 |
|
|
|||
Regio |
De ultraperifere gebieden |
||
Gebied |
EU-wateren rond de Azoren (FAO-gebied 27.10.a.2), Madeira en de Canarische Eilanden (FAO-gebied 34.1.2) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
|
|
Schaalhoorns |
Patellidae |
EEZ Azoren, EEZ Canarische Eilanden/Madeira |
|
Sardine |
Sardina pilchardus |
EEZ Azoren, EEZ Canarische Eilanden/Madeira |
|
Oorsardientje |
Sardinella aurita |
EEZ Canarische Eilanden/Madeira |
|
Madeira-sardinella |
Sardinella maderensis |
EEZ Azoren |
|
Griekse papegaaivis |
Sparisoma cretense |
EEZ Azoren, EEZ Canarische Eilanden/Madeira |
|
|
|||
Regio |
De ultraperifere gebieden |
||
Gebied |
EU-wateren rond Frans-Guyana, Martinique en de Guadeloupe-eilanden (FAO-gebied 31) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
|
|
“Softhead sea catfish” (familie christusvissen) |
Amphiarius rugispinis |
EEZ Frans-Guyana |
|
“Kumakuma” (antennemeervallen) |
Brachyplatystoma filamentosum |
EEZ Frans-Guyana |
|
Paardenhorsmakreel |
Caranx hippos |
EEZ Frans-Guyana |
|
Zeesnoeken, n.e.g. |
Centropomus spp. |
EEZ Frans-Guyana |
|
Acoupa ombervis |
Cynoscion acoupa |
EEZ Frans-Guyana |
|
Steindachners ombervis |
Cynoscion steindachneri |
EEZ Frans-Guyana |
|
Adelaarsvis |
Cynoscion virescens |
EEZ Frans-Guyana |
|
Reuzenzaagbaars |
Epinephelus itajara |
EEZ Frans-Guyana |
|
“Torroto grunt” (familie grombaarzen) |
Genyatremus luteus |
EEZ Frans-Guyana |
|
“Tripletail” (familie zeebladvissen) |
Lobotes surinamensis |
EEZ Frans-Guyana |
|
Zuidelijke rode snapper |
Lutjanus purpureus |
EEZ Frans-Guyana |
|
Zuid-Amerikaanse koningsombervis |
Macrodon ancylodon |
EEZ Frans-Guyana |
|
Tarpoen |
Megalops atlanticus |
EEZ Frans-Guyana |
|
Penaeus subtilis |
Penaeus subtilis |
EEZ Frans-Guyana |
|
“South American silver croaker” (familie antennemeervallen) |
Plagioscion squamosissimus |
EEZ Frans-Guyana |
|
Geelbagger |
Sciades parkeri |
EEZ Frans-Guyana |
|
Christusvis |
Sciades proops |
EEZ Frans-Guyana |
|
Koningsmakrelen n.e.g. |
Scomberomorus spp. |
EEZ Frans-Guyana |
|
“Honeycomb cowfish” (familie koffervissen) |
Acanthostracion polygonius |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Scrawled cowfish” (familie koffervissen) |
Acanthostracion quadricornis |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Bahiadoktersvis |
Acanthurus bahianus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Gestreepte doktersvis |
Acanthurus chirurgus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Lettervijlvis |
Aluterus scriptus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Black margate” (familie grombaarzen) |
Anisotremus surinamensis |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Batoidea n.e.g. |
Batoidimorpha (Hypotremata) |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Koningstrekkervis |
Balistes vetula |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Jolthead porgy” (familie zeebaarzen) |
Calamus bajonado |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“American whitespotted filefish” (familie vijlvissen) |
Cantherhines macrocerus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Ocean triggerfish” (familie trekkervissen) |
Canthidermis sufflamen |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Yellow jack” (familie horsmakrelen) |
Caranx bartholomaei |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Horse-eye jack” (familie horsmakrelen) |
Caranx latus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Zwarte horsmakreel |
Caranx ruber |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Bloedrode juweelbaars |
Cephalopholis cruentata |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Coney” (familie zaag- of zeebaarzen) |
Cephalopholis fulva |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Katvis |
Epinephelus adscensionis |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Rode katvis |
Epinephelus guttatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Nassau zaagbaars |
Epinephelus striatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Queen snapper” (familie snappers) |
Etelis oculatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Caesar grunt” (familie grombaarzen) |
Haemulon carbonarium |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Roodbekje |
Haemulon flavolineatum |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Sailor’s grunt” (familie grombaarzen) |
Haemulon parra |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Knorvis |
Haemulon plumierii |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Neertje |
Haemulon sciurus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Mutton snapper” (familie snappers) |
Lutjanus analis |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Baarsje |
Lutjanus apodus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Bastaardbaars |
Lutjanus jocu |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Silk snapper” (familie snappers) |
Lutjanus vivanus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Yellow goatfish” (familie zeebarbelen) |
Mulloidichthys martinicus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Geelstaartsnapper |
Ocyurus chrysurus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Caraïbische langoest |
Panulirus argus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Spotted spiny lobster” (familie “Palinuridae”) |
Panulirus guttatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Keeltail needlefish” (familie gepen) |
Platybelone argalus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Grootoog |
Priacanthus arenatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Spotted goatfish” (familie zeebarbelen) |
Pseudupeneus maculatus |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Gewone koraalduivel |
Pterois volitans |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Haaien n.e.g. |
Selachimorpha (Pleurotremata) |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Redband parrotfish” (familie papegaaivissen) |
Sparisoma aurofrenatum |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Redtail parrotfish” (familie papegaaivissen) |
Sparisoma chrysopterum |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
“Redfin parrotfish” (familie papegaaivissen) |
Sparisoma rubripinne |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
Karko of roze vleugelhoorn |
Strombus gigas |
EEZ Guadeloupe en Martinique |
|
|
|||
Regio |
De ultraperifere gebieden |
||
Gebied |
EU-wateren rond Mayotte en de Réunion-eilanden (FAO-gebied 51) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
|
|
“Green jobfish” (familie snappers) |
Aprion virescens |
EEZ Mayotte en Réunion |
|
“Bluefin trevally” (familie horsmakrelen) |
Caranx melampygus |
EEZ Mayotte en Réunion |
|
Maanstaartjuweelbaars |
Variola louti |
EEZ Mayotte en Réunion |
|
“Rusty jobfish” (familie snappers) |
Aphareus rutilans |
EEZ Réunion |
|
“Golden hind” (familie zaag- of zeebaarzen) |
Cephalopholis aurantia |
EEZ Réunion |
|
Gouden zaagbaars |
Epinephelus fasciatus |
EEZ Réunion |
|
Alpinotandbaars |
Epinephelus radiatus |
EEZ Réunion |
|
“Deep water red snapper” (familie snappers) |
Etelis carbunculus |
EEZ Réunion |
|
“Deep water longtail red snapper” (familie snappers) |
Etelis coruscans |
EEZ Réunion |
|
“Brilliant pomfret” (zilvervissen) |
Eumegistus illustris |
EEZ Réunion |
|
“Spotcheek emperor” (familie straatvegers) |
Lethrinus rubrioperculatus |
EEZ Réunion |
|
“Common bluestrip snapper” (familie snappers) |
Lutjanus kasmira |
EEZ Réunion |
|
“Bluestrip snapper” (familie snappers) |
Lutjanus notatus |
EEZ Réunion |
|
“Ornate jobfish” (familie snappers) |
Pristipomoides argyrogrammicus |
EEZ Réunion |
|
“Goldbanded jobfish” (familie snappers) |
Pristipomoides multidens |
EEZ Réunion |
|
Grootoogselar |
Selar crumenophthalmus |
EEZ Réunion |
|
“Amber jacks” (familie horsmakrelen) |
Seriola riviolana |
EEZ Réunion |
|
“White-edge lyretail” (familie zaag- of zeebaarzen) |
Variola albimarginata |
EEZ Réunion |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 21) |
||
RCG |
NANS&EA |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
NAFO-verdragsgebied |
|
Sterrog |
Amblyraja radiata |
3LNOPs |
|
Diepzeekathaaien |
Apristurus spp. |
SA1-6 |
|
Alfonsino’s |
Beryx sp. |
6G |
|
Rondneusgrenadier |
Coryphaenoides rupestris |
SA 1-3 |
|
Zwelghaaien |
Centrophorus spp. |
SA1-6 |
|
Portugese ijshaai |
Centroscymnus coelolepis |
SA1-6 |
|
Langsnuitijshaai |
Centrocymnus crepidater |
SA1-6 |
|
Zwarte lantaarnhaai |
Centroscyllium fabricii |
SA1-6 |
|
Franjehaai |
Chlamydoselachus anguineus |
SA1-6 |
|
Zwarte haai |
Dalatias licha |
SA1-6 |
|
Spitssnuitsnavelhaai |
Deania calcea |
SA1-6 |
|
Grote lantaarnhaai |
Etmopterus princeps |
SA1-6 |
|
Zwarte doornhaai |
Etmopterus spinax |
SA1-6 |
|
Kabeljauw |
Gadus morhua |
3M; 3NO; 3Ps; SA1 |
|
Muiskathaai |
Galeus murinus |
SA1-6 |
|
Witje |
Glyptocephalus cynoglossus |
3NO; 2J3KL |
|
Stompsnuitzeskieuwshaai |
Hexanchus griseus |
SA1-6 |
|
Lange schar |
Hippoglossoides platessoides |
3LNO; 3M |
|
Kortvinpijlinktvis |
Illex illecebrosus |
SA 3-4 |
|
Geelstaartschar |
Limanda ferruginea |
3LNO |
|
Noordelijke grenadiervis |
Macrourus berglax |
SA 1-3 |
|
Lodde |
Mallotus villosus |
3NO |
|
Zeilvinruwhaai |
Oxynotus paradoxus |
SA1-6 |
|
Noordse garnaal |
Pandalus borealis |
SA1; 3LNO; 3M |
|
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Reinhardtius hippoglossoides |
3KLMNO; SA1 |
|
Zalm |
Salmo salar |
NAFO SA1 + ICES-deelgebied 14, NEAFC, Nasco |
|
Mestandijshaai |
Scymnodon ringenes |
SA1-6 |
|
Diepzeeroodbaars |
Sebastes mentella |
SA1 |
|
Roodbaarzen |
Sebastes spp. |
3LN; 3M; 3O |
|
Groenlandse haai |
Somniosus microcephalus |
SA1-6 |
|
Witte heek |
Urophycis tenuis |
3NO |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 34) |
||
RCG |
LDF |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
Cecaf-verdragsgebied |
|
Zwarte haarstaartvis |
Aphanopus carbo |
Alle gebieden |
|
“Intermediate scabbardfish” (familie haarstaarten) |
Aphanopus intermedius |
Alle gebieden |
|
Diepzeekathaaien |
Apristurus spp. |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Rode gestreepte garnaal |
Aristeus varidens |
Alle gebieden |
|
Grombaarzen |
Brachydeuterus spp. |
Alle gebieden |
|
Braam |
Brama brama |
Alle gebieden |
|
Paardenhorsmakreel |
Caranx spp. |
34.3.1, 34.3.3-6 |
|
Zwelghaaien |
Centrophorus spp. |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Portugese ijshaai |
Centroscymnus coelolepis |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Langsnuitijshaai |
Centrocymnus crepidater |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Zwarte lantaarnhaai |
Centroscyllium fabricii |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Franjehaai |
Chlamydoselachus anguineus |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Hondstongen |
Cynoglossus spp. |
Alle gebieden |
|
Zwarte haai |
Dalatias licha |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Spitssnuitsnavelhaai |
Deania calcea |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Stekelmakreel |
Decapterus spp. |
34.3.1, 34.3.3-6 |
|
Grootoogtandbrasem |
Dentex macrophthalmus |
Alle gebieden |
|
Ansjovis |
Engraulis encrasicolus |
Alle gebieden |
|
Witte zaagbaars |
Epinephelus aeneus |
34.1.3, 34.3.1, 34.3.3-6 |
|
Bonga-elft |
Ethmalosa fimbriata |
34.3.1, 34.3.3-6 |
|
Grote lantaarnhaai |
Etmopterus princeps |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Zwarte doornhaai |
Etmopterus spinax |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Roze garnaal |
Farfantepenaeus notialis |
Alle gebieden |
|
“Lesser African threadfin” (familie draadvinnigen) |
Galeoides decadactylus |
34.1.3, 34.3.1, 34.3.3-6 |
|
Muiskathaai |
Galeus murinus |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Stompsnuitzeskieuwshaai |
Hexanchus griseus |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Gewone pijlinktvis |
Loligo vulgaris |
Alle gebieden |
|
Benguelaheek |
Merluccius polli |
Alle gebieden |
|
Senegalese heek |
Merluccius senegalensis |
Alle gebieden |
|
Octopus |
Octopus vulgaris |
Alle gebieden |
|
Zeilvinruwhaai |
Oxynotus paradoxus |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Spaanse zeebrasem |
Pagellus acarne |
34.1.1 |
|
Rode pandora |
Pagellus bellottii |
Alle gebieden |
|
Blauwgevlekte zeebrasem |
Pagrus caeruleostictus |
Alle gebieden |
|
Roze diepzeegarnaal |
Parapenaeus longirostris |
Alle gebieden |
|
Grombaarzen |
Pomadasys spp. |
Alle gebieden |
|
Ombervissen |
Pseudotolithus spp. |
34.1.1 |
|
Sardine |
Sardina pilchardus |
34.1.1, 34.1.3 |
|
Oorsardientje |
Sardinella aurita |
Alle gebieden |
|
Madeira-sardinella |
Sardinella maderensis |
Alle gebieden |
|
Atlantic chub mackerel (familie makrelen) |
Scomber colias |
Alle gebieden |
|
Mestandijshaai |
Scymnodon ringenes |
34.1.1, 34.1.2, 34.2 |
|
Inktvis |
Sepia hierredda |
Alle gebieden |
|
Gewone zeekat |
Sepia officinalis |
Alle gebieden |
|
Zeebrasems |
Sparus spp. |
34.1.1 |
|
Horsmakreel |
Trachurus spp. |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Zuidelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebieden 81 en 87) |
||
RCG |
LDF |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
SPRFMO-verdragsgebied |
|
Chileense horsmakreel |
Trachurus murphyi |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën (FAO-gebieden 21, 27, 31, 37, 41, 47, 34, 48) (17) |
||
RCG |
LP |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
Iccat-verdragsgebied |
|
Wahoo |
Acanthocybium solandri |
Alle gebieden |
|
Grootoogvoshaai |
Alopias superciliosus |
Alle gebieden |
|
Voshaai |
Alopias vulpinus |
Alle gebieden |
|
Kogeltonijn |
Auxis rochei |
Alle gebieden |
|
Fregattonijn |
Auxis thazard |
Alle gebieden |
|
Zijdehaai |
Carcharhinus falciformis |
Alle gebieden |
|
Oceanische witpunthaai |
Carcharhinus longimanus |
Alle gebieden |
|
Requiemhaaien |
Carcharhinus spp. |
Alle gebieden |
|
Goudmakreel |
Coryphaena hippurus |
Alle gebieden |
|
Kleine tonijn |
Euthynnus alleteratus |
Alle gebieden |
|
Atlantische zeilvis |
Istiophorus albicans |
Alle gebieden |
|
Makreelhaai |
Isurus oxyrinchus |
Alle gebieden |
|
Langvinmakreelhaai |
Isurus paucus |
Alle gebieden |
|
Witte marlijn |
Kajikia albida |
Alle gebieden |
|
Gestreepte tonijn |
Katsuwonus pelamis |
Alle gebieden |
|
Haringhaai |
Lamna nasus |
Alle gebieden |
|
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans (of mazara) |
Alle gebieden |
|
Mobulidae-manta’s |
Mobula spp. |
Alle gebieden |
|
Ongestreepte bonito |
Orcynopsis unicolor |
Alle gebieden |
|
Blauwe haai |
Prionace glauca |
Alle gebieden |
|
Walvishaai |
Rhincodon typus |
Alle gebieden |
|
Bonito |
Sarda sarda |
Alle gebieden |
|
Serramakreel |
Scomberomorus brasiliensis |
Alle gebieden |
|
Koningsmakreel |
Scomberomorus cavalla |
Alle gebieden |
|
Gevlekte koningsmakreel |
Scomberomorus maculatus |
Alle gebieden |
|
Valse koningsmakreel |
Scomberomorus regalis |
Alle gebieden |
|
Oost-Atlantische koningsmakreel |
Scomberomorus tritor |
Alle gebieden |
|
Geschulpte hamerhaai |
Sphyrna lewini |
Alle gebieden |
|
Grote hamerhaai |
Sphyrna mokarran |
Alle gebieden |
|
Gladde hamerhaai |
Sphyrna zygaena |
Alle gebieden |
|
Speervis |
Tetrapturus belone |
Alle gebieden |
|
Degenspeervis |
Tetrapturus georgii |
Alle gebieden |
|
Langbekspeervis |
Tetrapturus fluegeri |
Alle gebieden |
|
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
Alle gebieden |
|
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
Alle gebieden |
|
Zwartvintonijn |
Thunnus atlanticus |
Alle gebieden |
|
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
Alle gebieden |
|
Blauwvintonijn |
Thunnus thynnus |
Alle gebieden |
|
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Indische Oceaan (FAO-gebieden 51 en 57) |
||
RCG |
LP |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
IOTC-verdragsgebied |
|
Wahoo |
Acanthocybium solandri |
Alle gebieden |
|
Kleintand-voshaai |
Alopias pelagicus |
Alle gebieden |
|
Grootoogvoshaai |
Alopias superciliosus |
Alle gebieden |
|
Kogeltonijn |
Auxis rochei |
Alle gebieden |
|
Fregattonijn |
Auxis thazard |
Alle gebieden |
|
Zijdehaai |
Carcharhinus falciformis |
Alle gebieden |
|
Oceanische witpunthaai |
Carcharhinus longimanus |
Alle gebieden |
|
Requiemhaaien |
Carcharhinus spp. |
Alle gebieden |
|
Goudmakreel |
Coryphaena hippurus |
Alle gebieden |
|
Oostdwergtonijn |
Euthynnus affinis |
Alle gebieden |
|
Zwarte marlijn |
Istiompax indica |
Alle gebieden |
|
Pacifische zeilvis |
Istiophorus platypterus |
Alle gebieden |
|
Makreelhaai |
Isurus oxyrinchus |
Alle gebieden |
|
Langvinmakreelhaai |
Isurus paucus |
Alle gebieden |
|
Gestreepte tonijn |
Katsuwonus pelamis |
Alle gebieden |
|
Haringhaai |
Lamna nasus |
Alle gebieden |
|
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans (of mazara) |
Alle gebieden |
|
Mobulidae-manta’s |
Mobula spp. |
Alle gebieden |
|
Blauwe haai |
Prionace glauca |
Alle gebieden |
|
Walvishaai |
Rhincodon typus |
Alle gebieden |
|
Indo-Pacifische koningsmakreel |
Scomberomorus guttatus |
Alle gebieden |
|
Indische koningsmakreel |
Scomberomorus commerson |
Alle gebieden |
|
Tongoltonijn |
Thunnus tonggol |
Alle gebieden |
|
Geschulpte hamerhaai |
Sphyrna lewini |
Alle gebieden |
|
Grote hamerhaai |
Sphyrna mokarran |
Alle gebieden |
|
Gladde hamerhaai |
Sphyrna zygaena |
Alle gebieden |
|
Gestreepte marlijn |
Tetrapturus audax |
Alle gebieden |
|
Kortbekspeervis |
Tetrapturus angustirostris |
Alle gebieden |
|
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
Alle gebieden |
|
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
Alle gebieden |
|
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
Alle gebieden |
|
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebied 71) |
||
RCG |
LP |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
WCPFC-verdragsgebied |
|
Kleintand-voshaai |
Alopias pelagicus |
Alle gebieden |
|
Grootoogvoshaai |
Alopias superciliosus |
Alle gebieden |
|
Voshaai |
Alopias vulpinus |
Alle gebieden |
|
Zijdehaai |
Carcharhinus falciformis |
Alle gebieden |
|
Oceanische witpunthaai |
Carcharhinus longimanus |
Alle gebieden |
|
Zwarte marlijn |
Istiompax indica |
Alle gebieden |
|
Makreelhaai |
Isurus oxyrinchus |
Alle gebieden |
|
Langvinmakreelhaai |
Isurus paucus |
Alle gebieden |
|
Gestreepte tonijn |
Katsuwonus pelamis |
Alle gebieden |
|
Haringhaai |
Lamna nasus |
Alle gebieden |
|
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans (of mazara) |
Alle gebieden |
|
Blauwe haai |
Prionace glauca |
Alle gebieden |
|
Walvishaai |
Rhincodon typus |
Alle gebieden |
|
Geschulpte hamerhaai |
Sphyrna lewini |
Alle gebieden |
|
Grote hamerhaai |
Sphyrna mokarran |
Alle gebieden |
|
Gladde hamerhaai |
Sphyrna zygaena |
Alle gebieden |
|
Gestreepte marlijn |
Tetrapturus audax |
Alle gebieden |
|
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
Alle gebieden |
|
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
Alle gebieden |
|
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
Alle gebieden |
|
Pacifische blauwvintonijn |
Thunnus orientalis |
Alle gebieden |
|
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
Alle gebieden |
|
Mobulidae-manta’s |
Mobula spp. |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Centraal-oostelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebieden 77 en 87) |
||
RCG |
LP |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
IATTC-verdragsgebied |
|
Zijdehaai |
Carcharhinus falciformis |
Alle gebieden |
|
Oceanische witpunthaai |
Carcharhinus longimanus |
Alle gebieden |
|
Zwarte marlijn |
Istiompax indica |
Alle gebieden |
|
Makreelhaaien |
Isurus spp. |
Alle gebieden |
|
Gestreepte tonijn |
Katsuwonus pelamis |
Alle gebieden |
|
Haringhaai |
Lamna nasus |
Alle gebieden |
|
Blauwe marlijn |
Makaira nigricans (of mazara) |
Alle gebieden |
|
Walvishaai |
Rhincodon typus |
Alle gebieden |
|
Geschulpte hamerhaai |
Sphyrna lewini |
Alle gebieden |
|
Grote hamerhaai |
Sphyrna mokarran |
Alle gebieden |
|
Gladde hamerhaai |
Sphyrna zygaena |
Alle gebieden |
|
Gestreepte marlijn |
Tetrapturus audax |
Alle gebieden |
|
Witte tonijn |
Thunnus alalunga |
Alle gebieden |
|
Geelvintonijn |
Thunnus albacares |
Alle gebieden |
|
Grootoogtonijn |
Thunnus obesus |
Alle gebieden |
|
Pacifische blauwvintonijn |
Thunnus orientalis |
Alle gebieden |
|
Zwaardvis |
Xiphias gladius |
Alle gebieden |
|
Mobulidae-manta’s |
Mobula spp. |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Centraal-westelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 31) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
WECAFC-verdragsgebied |
|
Acoupa ombervis |
Cynoscion acoupa |
Noord-Braziliaans continentaal plat |
|
Rode katvis |
Epinephelus guttatus |
Alle gebieden |
|
Penaeus subtilis |
Farfantepenaeus subtilis |
Noord-Braziliaans continentaal plat |
|
Vliegende vis |
Hirundichthys affinis |
Alle gebieden |
|
Karko of roze vleugelhoorn |
Lobatus gigas |
Alle gebieden |
|
“Blackfin snapper” (familie snappers) |
Lutjanus buccanella |
Alle gebieden |
|
Rode snapper |
Lutjanus campechanus |
Alle gebieden |
|
Zuidelijke rode snapper |
Lutjanus purpureus |
Noord-Braziliaans continentaal plat |
|
“Silk snapper” (familie snappers) |
Lutjanus vivanus |
Alle gebieden |
|
Caraïbische langoest |
Panulirus argus |
Alle gebieden |
|
|
|||
Gebied |
Zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 47) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
Seafo-verdragsgebied |
|
Alfonsino’s |
Beryx spp. |
Alle gebieden |
|
Diepzeekrabben |
Chaceon spp. |
Alle gebieden |
|
Antarctische diepzeeheek |
Dissostichus eleginoides |
Alle gebieden |
|
Blauwkeeltje |
Helicolenus spp. |
Alle gebieden |
|
Atlantische slijmkop |
Hoplostethus atlanticus |
Alle gebieden |
|
“Pelagic armourhead”/“Southern boarfish” (familie harnashoofdvissen) |
Pseudopentaceros richardsoni |
Alle gebieden |
|
Makreel |
Scomber spp. |
Alle gebieden |
|
Horsmakreel |
Trachurus spp. |
Alle gebieden |
|
|
|||
Regio |
Andere regio’s |
||
Gebied |
Zuidelijke IJszee (FAO-gebieden 48, 58 en 88) |
||
RCG |
Geen |
||
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
CCAMLR-verdragsgebied |
|
Alfonsino’s |
Beryx spp. |
Alle gebieden |
|
IJsvis |
Champsocephalus gunnari |
Alle gebieden |
|
IJsheken |
Dissostichus spp. (Dissostichus eleginoides en Dissostichus mawsoni) |
Alle gebieden |
|
Antarctisch krill |
Euphausia superba |
Alle gebieden |
|
Atlantische slijmkop |
Hoplostethus atlanticus |
Alle gebieden |
|
Zuidpoolkabeljauwen |
Lepidonotothen spp. |
Alle gebieden |
|
Grenadiervissen |
Macrourus spp. |
Alle gebieden |
|
Roggen |
Rajiformes |
Alle gebieden |
|
Diepzeehaaien |
Alle soorten |
Alle gebieden |
Tabel 2 (voorheen tabel 1D)
Regelgevende teksten en instanties met betrekking tot soorten die moeten worden gemonitord in het kader van beschermingsprogramma’s in de Unie of in het kader van internationale verplichtingen
Wetgevingshandelingen van de EU |
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (18), alle in de bijlagen II, IV en V vermelde soorten |
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (19), alle watervogels en zeevogels, met inbegrip van trekvogels |
Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) (20) |
Verordening (EG) nr. 734/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (21) |
Verordening (EU) 2016/2336 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, tot vaststelling van bepalingen voor de visserij in de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad (22) |
Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (23) |
Verordening (EU) 2017/2107 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2017 tot vaststelling van in het verdragsgebied van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) geldende beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1936/2001, (EG) nr. 1984/2003 en (EG) nr. 520/2007 van de Raad (24) |
Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (25) |
Verordening (EU) 2019/833 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van instandhoudings- en handhavingsmaatregelen die van toepassing zijn in het gereglementeerde gebied van de Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1627 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2115/2005 en (EG) nr. 1386/2007 van de Raad (26) |
Verordening (EU) 2018/975 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van de beheers-, instandhoudings- en controlemaatregelen die gelden in het verdragsgebied van de regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) (27) |
Internationale verdragen |
Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van het mariene milieu en de kustgebieden van de Middellandse Zee (28) |
Verdrag van Oslo/Parijs inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (29) |
Verdrag van Helsinki ter bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied (30) |
Regionale organisaties voor visserijbeheer |
Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) (31) |
Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan (Iccat) (32) |
Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan (IOTC) (33) |
Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (IATTC) (34) |
Visserijorganisatie voor het noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (NAFO) (35) |
Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) (36) |
Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) (37) |
Visserijcommissie voor het centraal-westelijke deel van de Atlantische Oceaan (WECAFC) (38) |
Visserijorganisatie voor het zuidoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (Seafo) (39) |
Commissie voor de visserij in het westelijke en het centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC) (40) |
Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (SPRFMO) (41) |
Visserijovereenkomst voor de Zuid-Indische Oceaan (42) |
Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) (43) |
Tabel 3 (voorheen tabel 1E)
Diadrome zoetwatersoorten
Soort (gewone naam) |
Soort (wetenschappelijke naam) |
Niet-mariene gebieden waar het bestand aanwezig is/bestandscode |
Europese aal |
Anguilla anguilla |
Beheerseenheden voor aal zoals omschreven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad (44) |
Zalm |
Salmo salar |
Alle natuurlijke verspreidingsgebieden |
Zeeforel |
Salmo trutta |
Alle natuurlijke verspreidingsgebieden |
Tabel 4 (voorheen tabel 3)
Soorten waarvoor gegevens moeten worden verzameld voor de recreatievisserij
Gebied |
Soort |
Oostzee (ICES-deelsectoren 22-32) |
Zalm, aal en zeeforel (ook in zoet water), kabeljauw |
Noordzee (ICES-gebieden 3a, 4 en 7d) |
Zalm en aal (ook in zoet water), zeebaars, kabeljauw, witte koolvis, Elasmobranchii |
Oostelijk deel van de Noordelijke IJszee (ICES-gebieden 1 en 2) |
Zalm en aal (ook in zoet water), kabeljauw, witte koolvis, Elasmobranchii |
Noordelijk deel van de Atlantische Oceaan (ICES-gebieden 5-14 en NAFO-gebieden) |
Zalm en aal (ook in zoet water), zeebaars, kabeljauw, witte koolvis, Elasmobranchii, over grote afstanden trekkende Iccat-soorten |
Middellandse Zee |
Aal (ook in zoet water), Elasmobranchii en over grote afstanden trekkende Iccat-soorten |
Zwarte Zee |
Aal (ook in zoet water), Elasmobranchii en over grote afstanden trekkende Iccat-soorten |
Tabel 5 (voorheen tabel 2)
Visserijactiviteit (metier)
Niveau 1 |
Niveau 2 |
Niveau 3 |
Niveau 4 |
Niveau 5 |
Niveau 6 |
Activiteit |
Vistuigcategorieën |
Groepen vistuig |
Vistuigtype |
Verzameling van doelsoorten (45) |
Maaswijdte en andere selectieve voorzieningen |
Visserijactiviteit |
Korren |
Korren |
Door een vaartuig gesleepte dreg [DRB] |
Anadrome soorten (ANA) Bentische soorten (DES) Catadrome soorten (CAT) Koppotigen (CEP) Schaaldieren (CRU) Demersale soorten (DEF) Diepzeesoorten (DWS) Vinvissen (FIF) Zoetwatersoorten (FWS) Diverse (MIS) Gemengd koppotigen en demersale soorten (MCF) Gemengd schaaldieren en demersale soorten (MCD) Gemengd diepzeesoorten en demersale soorten (MDD) Gemengd pelagische en demersale soorten (MPD) Weekdieren (MOL) Grote pelagische vissen (LPF) Kleine pelagische vissen (SPF) |
Overeenkomstig bestaande coderingen in ter zake relevante verordeningen. |
Gemechaniseerde dreg/dreg met zuiger [DRM] [DRH] |
|||||
Trawls |
Bodemtrawls |
Bodemottertrawl [OTB] |
|||
Ottertrawl met meervoudige optuiging [OTT] [OTP] |
|||||
Bodemtrawls voor de kreeftenvisserij [TBN] |
|||||
Bodemtrawls voor de garnalenvisserij [TMS] |
|||||
Bodemspantrawl [PTB] |
|||||
Boomkor [TBB] |
|||||
Pelagische trawls |
Zwevende ottertrawl [OTM] |
||||
Zwevende spantrawl [PTM] |
|||||
Zwevende trawls voor de garnalenvisserij [TMS] |
|||||
Semipelagische trawls [TSP] |
|||||
Haken en lijnen |
Hengels en lijnen |
Handlijnen en hengelsnoeren [LHP] [LHM] |
|||
Sleeplijnen [LTL] |
|||||
Verticale lijnen [LVT] |
|||||
Beuglijnen |
Drijvende beugen [LLD] |
||||
Grondbeugen [LLS] |
|||||
Vallen |
Vallen |
Luchtnetten [FAR] |
|||
Korven en vallen [FPO] |
|||||
Fuiken [FYK] |
|||||
Vaste onbedekte kommen [FPN] |
|||||
Ankerkuilen [FSN] |
|||||
Vaste installaties voor vangstkeerschutten en weren [FWR] |
|||||
Barrières [FWR] |
|||||
Netten |
Kruisnetten |
Draagbare kruisnetten [LNP] |
|||
Vanaf een schip bediende kruisnetten [LNB] |
|||||
Vanaf de oever bediende kruisnetten [LNS] |
|||||
Vallende netten |
Werpnetten [FCN] |
||||
Kooien/lantaarnnetten [FCO] |
|||||
Netten |
Schakels [GTR] |
||||
Geankerde kieuwnetten [GNS] |
|||||
Drijfnetten [GND] |
|||||
Gecombineerde kieuwnetten en schakels [GTN] |
|||||
Omringende kieuwnetten [GNC] |
|||||
Staande kieuwnetten (met palen) [GNF] |
|||||
Zegens |
Omsluitingsnetten |
Ringzegen [PS] |
|||
Lampara’s [LA] |
|||||
Zegens (46) |
Schotse zegen [SSC] |
||||
Ankerzegen [SDN] |
|||||
Spanzegen [SPR] |
|||||
Strand- en bootzegen [SB] [SV] |
|||||
Kleinschalige kustmetiers |
Kleinschalige kustmetiers |
Duiken [DIV] |
|||
Visserij te voet [FOO] |
|||||
Kruisnetten [LN] |
|||||
Ander vistuig |
Ander vistuig |
Glasaalvisserij [GES] |
Glasaal |
||
Tuig voor het oogsten van zeewier [HMS] |
Zeewier (SWD) |
||||
Diversen |
Diversen (specificeren) |
|
|
||
Andere activiteit dan visserij |
|||||
Inactief |
Tabel 6 (voorheen tabel 4)
Variabelen van visserijactiviteiten
Variabelen (47) |
Eenheid |
Mariene wateren |
|
Capaciteit |
|
Aantal vaartuigen |
Aantal |
GT, kW, leeftijd vaartuig |
Getal |
Inspanning |
|
Zeedagen |
Dagen |
Visuren (facultatief) |
Uren |
Visdagen (48) |
Dagen |
kW * zeedagen (49) |
Getal |
GT * zeedagen (50) |
Getal |
kW * visdagen (51) |
Getal |
GT * visdagen (52) |
Getal |
Aantal reizen (53) |
Aantal |
Aantal visserijactiviteiten |
Aantal |
Lengte van de netten (m) * uitzettijd (dagen) |
Meter-dagen |
Aantal netten/lengte (54) |
Aantal/meter |
Aantal haken, aantal lijnen (55) |
Aantal |
Aantal korven, vallen (56) |
Aantal |
Aantal FAD’s/boeien |
Aantal |
Aantal ondersteuningsvaartuigen |
Aantal |
Aanlandingen |
|
Waarde van de aangelande vangsten (totaalwaarde en waarde per commerciële soort) |
EUR |
Levend gewicht van aangelande hoeveelheden (totaalwaarde en waarde per soort) (57) |
Ton |
Gemiddelde prijs per soort |
EUR/kg |
|
|
Binnenwateren (aal) |
|
Capaciteit |
|
Aantal vergunningen |
Aantal |
Inspanning |
|
Visdagen (58) |
Aantal |
Aantal reizen (59) |
Aantal |
Aanlandingen |
|
Levend gewicht van aangelande hoeveelheden (totaalwaarde en waarde per levensfase) (60) |
kg |
Tabel 7 (voorheen tabel 5A)
Economische variabelen vloot
Groep variabelen |
Variabele |
Eenheid |
Inkomsten |
Brutowaarde van aangelande vangsten |
EUR |
Inkomsten uit de verhuur van quota of andere visrechten |
EUR |
|
Exploitatiesubsidies |
EUR |
|
Investeringssubsidies |
EUR |
|
Overige inkomsten |
EUR |
|
Bedrijfskosten |
Personeelskosten |
EUR |
Waarde van niet-betaalde arbeid |
EUR |
|
Energiekosten |
EUR |
|
Reparatie- en onderhoudskosten |
EUR |
|
Overige variabele kosten |
EUR |
|
Overige niet-variabele kosten |
EUR |
|
Betalingen in verband met de (ver)huur van quota of andere visrechten |
EUR |
|
Kapitaalkosten |
Verbruik van vaste activa |
EUR |
Investeringen (stroom) |
Investeringen in materiële activa (nettoaankoop van activa) |
EUR |
Financiële positie (activa en passiva) |
Totaal activa |
EUR |
Waarde van het fysieke kapitaal |
EUR |
|
Waarde van de quota en andere visrechten |
EUR |
|
Brutoschuld |
EUR |
|
Werkgelegenheid |
Betaalde arbeid |
Aantal |
Niet-betaalde arbeid |
Aantal |
|
Fulltime-equivalent (fte) |
Aantal |
|
Totale aantal gewerkte uren per jaar (facultatief) |
Aantal |
|
Vloot |
Aantal vaartuigen |
Aantal |
Gemiddelde LOA van de vaartuigen |
Meter |
|
Totaal tonnage van de vaartuigen |
GT |
|
Totaal vermogen van de vaartuigen |
kW |
|
Gemiddelde leeftijd van de vaartuigen |
Jaren |
|
Inspanning |
Zeedagen |
Dagen |
Energieverbruik |
Liter |
|
Aantal visserijondernemingen/eenheden |
Aantal visserijondernemingen/eenheden |
Aantal |
Tabel 8 (voorheen tabel 5B)
Vlootsegmentering
|
Lengteklassen (LOA) (61) |
||||||
Actieve vaartuigen (62) |
0-< 6/8/10 m |
6/8/10-< 12 m |
12-< 18 m |
18-< 24 m |
24-< 40 m |
40 m of langer |
|
die gebruikmaken van “actief” vistuig |
Boomkorvaartuigen |
|
|
|
|
|
|
Demersale trawlers en/of demersale zegenvaartuigen |
|
|
|
|
|
|
|
Pelagische trawlers |
|
|
|
|
|
|
|
Ringzegenvaartuigen |
|
|
|
|
|
|
|
Vaartuigen voor de korvisserij |
|
|
|
|
|
|
|
Vaartuigen die gebruikmaken van ander actief vistuig |
|
|
|
|
|
|
|
Vaartuigen die uitsluitend gebruikmaken van polyvalent “actief” vistuig |
|
|
|
|
|
|
|
die gebruikmaken van “passief” vistuig |
Vaartuigen die gebruikmaken van haken |
|
|
|
|
||
Vaartuigen die gebruikmaken van drijfnetten en/of vaste netten |
|
|
|
|
|||
Vaartuigen die gebruikmaken van korven en/of vallen |
|
|
|
|
|||
Vaartuigen die gebruikmaken van ander passief vistuig |
|
|
|
|
|||
Vaartuigen die uitsluitend gebruikmaken van polyvalent “passief” vistuig |
|
|
|
|
|||
die gebruikmaken van polyvalent vistuig |
Vaartuigen die gebruikmaken van actief en passief vistuig |
|
|
|
|
|
|
Inactieve vaartuigen |
|
|
|
|
|
|
Tabel 9 (voorheen tabel 6)
Sociale variabelen voor de visserij- en de aquacultuursector
Variabele |
Eenheid |
Werkgelegenheid naar geslacht |
Aantal |
Fte’s naar geslacht |
Aantal |
Niet-betaalde arbeid naar geslacht |
Aantal |
Werkgelegenheid naar leeftijd |
Aantal |
Werkgelegenheid naar opleidingsniveau |
Aantal |
Werkgelegenheid naar nationaliteit |
Aantal |
Werkgelegenheid naar beroepsstatus |
Aantal |
Tabel 10 (voorheen tabel 7)
Economische variabelen in de aquacultuursector
Groep variabelen |
Variabele |
Eenheid |
Inkomsten |
Bruto omzet per soort |
EUR |
Exploitatiesubsidies |
EUR |
|
Investeringssubsidies |
EUR |
|
Overige inkomsten |
EUR |
|
Bedrijfskosten |
Personeelskosten |
EUR |
Waarde van niet-betaalde arbeid |
EUR |
|
Energiekosten |
EUR |
|
Grondstoffen: kweekkosten |
EUR |
|
Grondstoffen: voederkosten |
EUR |
|
Reparatie en onderhoud |
EUR |
|
Overige bedrijfskosten |
EUR |
|
Kapitaalkosten |
Verbruik van vaste activa |
EUR |
Investeringen (stroom) |
Investeringen in materiële activa (nettoaankoop van activa) |
EUR |
Financiële positie (activa en passiva) |
Totale waarde van de activa |
EUR |
Brutoschuld |
EUR |
|
Financiële resultaten |
Financiële opbrengsten |
EUR |
Financiële uitgaven |
EUR |
|
Grondstofgewicht |
Gebruikte dieren |
kg |
Gebruikt visvoeder |
kg |
|
Verkoopgewicht |
Verkoopgewicht per soort |
kg |
Werkgelegenheid |
Betaalde arbeid |
Aantal |
Niet-betaalde arbeid |
Aantal |
|
Fulltime-equivalent (fte) |
Aantal |
|
Aantal door werknemers en niet-betaalde arbeidskrachten gewerkte uren (facultatief) |
Uren |
|
Aantal ondernemingen |
Aantal ondernemingen naar grootteklasse |
Aantal |
Tabel 11 (voorheen tabel 9)
Voor de verzameling van aquacultuurgegevens toe te passen segmentering (65)
|
Visteelttechnieken (66) |
Polycultuur |
Kweek- en opkweekkamers (67) |
Schelpdierenteelttechnieken |
||||||||
Vijvers |
Waterreservoirs en langwerpige bassins |
Omheinde percelen (68) |
Recirculatiesystemen (69) |
Overige methoden |
Kooien (70) |
Alle methoden |
Hangcultuur |
Bodemcultuur (71) |
Overig |
|||
Vlotten |
Beug |
|||||||||||
Zalm |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Forel |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zeebaars en zeebrasem |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Karper |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tonijn |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aal |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Steur (voor menselijke consumptie bestemde eieren) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere zoetwatervissen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere zeevissen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Mosselen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Oester |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Venusschelp |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schaaldieren |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere weekdieren |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gemengd |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Macroalgen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Microalgen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere aquatische organismen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(1) Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(3) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(5) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(6) Zoals gespecificeerd in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.
(7) Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1).
(8) Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoekssurveys op zee en de drempels als onderdeel van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (PB L 253 92).
(9) Met inbegrip van specifieke voorschriften voor regionale organisaties voor visserijbeheer.
(10) Gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen — gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.
(11) Automatisch identificatiesysteem — als bedoeld in Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart.
(12) Kwetsbaar marien ecosysteem — gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 734/2008 van de Raad van 15 juli 2008 betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen in volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig.
(13) KME-indicatoren — als bedoeld in Verordening (EU) 2016/2336 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de visserij op diepzeebestanden in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, tot vaststelling van bepalingen voor de visserij in de internationale wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan.
(14) Gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).
(15) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(16) Bij het opstellen van een steekproefplan voor het verzamelen van biologische informatie overeenkomstig hoofdstuk II van deze bijlage, moet rekening worden gehouden met door de betrokken eindgebruiker vastgestelde bestandsgrenzen en moet ervoor worden gezorgd dat elk bestand met de passende inspanning wordt bemonsterd.
(17) Over grote afstanden trekkende soorten en tonijnachtigen die in de delen met betrekking tot de Iccat en de IOTC worden vermeld, moeten voor alle betrokken gebieden worden opgenomen in de steekproefplannen.
(18) PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.
(19) PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7.
(20) PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.
(21) PB L 201 van 30.7.2008, blz. 8.
(22) PB L 354 van 23.12.2016, blz. 1.
(23) PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11.
(24) PB L 315 van 30.11.2017, blz. 1.
(25) PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.
(26) PB L 141 van 28.5.2019, blz. 1.
(27) PB L 179 van 16.7.2018, blz. 30.
(28) https://web.unep.org/unepmap/who-we-are/legal-framework
(29) https://www.ospar.org/convention/text
(30) http://www.helcom.fi/about-us/convention
(31) http://www.fao.org/gfcm/activities/environment-and-conservation/en
(32) https://www.iccat.int/en/bycatch.html
(33) https://iotc.org/cmms
(34) https://www.iattc.org/ResolutionsActiveENG.htm
(35) https://www.nafo.int/Fisheries/Conservation
(36) https://www.neafc.org/basictexts
(37) http://www.fao.org/fishery/rfb/cecaf
(38) http://www.fao.org/fishery/rfb/wecafc/en
(39) http://www.seafo.org/Documents/Conservation-Measures
(40) https://www.wcpfc.int/conservation-and-management-measures
(41) https://www.sprfmo.int/measures
(42) https://www.apsoi.org/cmm
(43) https://www.ccamlr.org/en/conservation-and-management/conservation-and-managment
(44) Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).
(45) Overeenkomstig bestaande coderingen in ter zake relevante verordeningen.
(46) Voor tropische tonijnen moet een onderscheid worden gemaakt tussen ringzegens gebruikt bij visaantrekkende voorzieningen (FAD’s) en in vrije scholen.
(47) Alle variabelen moeten worden gerapporteerd op het aggregatieniveau (metier en vlootsegment) als gespecificeerd in tabel 5 en tabel 8 en per subregio/visgrond als gespecificeerd in tabel 2 van hoofdstuk III in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1168 van de Commissie. Waar passend worden voor vistuig specifieke aantallen activiteiten en/of vistuigelementen gebruikt.
(48) De gegevens worden geregistreerd per vistuigtype (internationale statistische standaardindeling van vistuig van de FAO) en per beheereenheid voor aal zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007.
(49) kW * zeedagen; kW * visdagen — alleen gebruik van actief vistuig.
(50) GT * zeedagen; GT * visdagen — alleen gebruik van passief vistuig.
(51) kW * zeedagen; kW * visdagen — alleen gebruik van actief vistuig.
(52) GT * zeedagen; GT * visdagen — alleen gebruik van passief vistuig.
(53) De gegevens worden geregistreerd per vistuigtype (internationale statistische standaardindeling van vistuig van de FAO) en per beheereenheid voor aal zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007.
(54) Het verzamelen van deze variabelen voor vaartuigen van minder dan tien meter moet worden overeengekomen op het niveau van de mariene regio’s.
(55) Het verzamelen van deze variabelen voor vaartuigen van minder dan tien meter moet worden overeengekomen op het niveau van de mariene regio’s.
(56) Het verzamelen van deze variabelen voor vaartuigen van minder dan tien meter moet worden overeengekomen op het niveau van de mariene regio’s.
(57) Voor bepaalde soorten (zalm, tonijn) moet waar passend het aantal exemplaren worden gebruikt.
(58) De gegevens worden geregistreerd per vistuigtype (internationale statistische standaardindeling van vistuig van de FAO) en per beheereenheid voor aal zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007.
(59) De gegevens worden geregistreerd per vistuigtype (internationale statistische standaardindeling van vistuig van de FAO) en per beheereenheid voor aal zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007.
(60) De gegevens worden geregistreerd per vistuigtype (internationale statistische standaardindeling van vistuig van de FAO) en per beheereenheid voor aal zoals omschreven in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1100/2007.
(61) Voor vaartuigen in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee met een lengte over alles van minder dan 12 m zijn de lengtecategorieën 0-< 6 en 6-< 12 m. Voor vaartuigen in de Oostzee met een lengte over alles van minder dan 12 m zijn de lengtecategorieën 0-< 8 en 8-< 12 m. Voor alle overige gebieden zijn de lengtecategorieën 0-< 10 en 10-< 12 m.
(62) Aan de hand van de dominantiecriteria moeten de vaartuigen worden ingedeeld in segmenten die zijn gebaseerd op het aantal visdagen met elk onderscheiden vistuig. Als het gebruik van een vistuig dat van alle andere vistuigen tezamen overschrijdt (dat wil zeggen dat een vaartuig dat vistuig meer dan 50 % van zijn vistijd inzet), wordt het vaartuig in het overeenkomstige segment ingedeeld. Zo niet, wordt het vaartuig in het volgende vlootsegment ingedeeld: a) “vaartuigen die uitsluitend gebruikmaken van polyvalent“ actief “vistuig”, wanneer uitsluitend actief vistuig wordt gebruikt; b) “vaartuigen die uitsluitend gebruikmaken van polyvalent “passief” vistuig”, wanneer uitsluitend passief vistuig wordt gebruikt; c) “vaartuigen die gebruikmaken van actief en passief vistuig”.
(63) Vaartuigen met een lengte van minder dan 12 meter die gebruikmaken van passief vistuig in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, kunnen worden ingedeeld naar type vistuig. De omschrijving van het vlootsegment moet ook een aanduiding van de supraregio omvatten en, indien beschikbaar, een geografische indicator ter identificatie van vaartuigen die in de ultraperifere gebieden en uitsluitend buiten de EU-wateren vissen.
(64) Vaartuigen met een lengte van minder dan 12 meter die gebruikmaken van passief vistuig in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, kunnen worden ingedeeld naar type vistuig. De omschrijving van het vlootsegment moet ook een aanduiding van de supraregio omvatten en, indien beschikbaar, een geografische indicator ter identificatie van vaartuigen die in de ultraperifere gebieden en uitsluitend buiten de EU-wateren vissen.
(65) Voor definities van teelttechnieken, zie Verordening (EG) nr. 762/2008.
(66) Ondernemingen moeten worden gesegmenteerd volgens hun belangrijkste teelttechnieken.
(67) Onder kweek- en opkweekkamers wordt verstaan ruimten voor het kunstmatig kweken, uitbroeden en opkweken van waterdieren in vroege levensstadia. Om statistische redenen beperken kweekkamers zich tot de productie van bevruchte eieren. Latere levensstadia van waterdieren worden in opkweekkamers doorgebracht. Wanneer kweek- en opkweekkamers nauw met elkaar verbonden zijn, verwijzen de statistieken alleen naar de laatste levensstadia (Verordening (EG) nr. 762/2008).
(68) Onder omheinde percelen wordt verstaan delen water die zijn afgezet door netten, roosters of andere omheiningen waardoor een ongestoorde wateruitwisseling mogelijk is. Kenmerkend voor omheinde percelen is dat zij de hele waterkolom van de bodem tot de oppervlakte beslaan, zodat zij doorgaans een relatief groot watervolume hebben (Verordening (EG) nr. 762/2008).
(69) “Recirculatiesystemen”: systemen waarbij het water na een of andere behandeling (zoals filteren) opnieuw wordt gebruikt.
(70) Onder kooien wordt verstaan open of overdekte omheinde voorzieningen vervaardigd van netten, roosters of ander doorlatend materiaal waardoor een natuurlijke wateruitwisseling mogelijk is. Deze voorzieningen kunnen drijven, hangen of aan de bodem zijn vastgemaakt, waarbij echter een wateruitwisseling van onderen mogelijk blijft (Verordening (EG) nr. 762/2008).
(71) Bodemcultuurtechnieken hebben betrekking op de schelpdierenteelt in getijdegebieden (rechtstreeks op de bodem of op een verhoging).
16.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 253/92 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1168 VAN DE COMMISSIE
van 27 april 2021
tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoekssurveys op zee en de drempels als onderdeel van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (1), en met name artikel 4, lid 1, eerste en derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten de lidstaten biologische, ecologische, technische en sociaaleconomische gegevens verzamelen die nodig zijn voor het visserijbeheer. |
(2) |
In artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1004 is bepaald dat de Commissie een meerjarenprogramma van de Unie (MJP EU) moet vaststellen voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector. |
(3) |
Het MJP EU is noodzakelijk voor het omschrijven en plannen van de activiteiten op het gebied van gegevensverzameling in de nationale werkprogramma’s van de lidstaten. Het bevat een gedetailleerde lijst van gegevensvereisten voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische en socio-economische gegevens, lijsten van verplichte surveys op zee en drempels voor de gegevensverzameling. Het MJP EU 2020-2021 werd vastgesteld bij Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 van de Commissie (3) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 van de Commissie (4). Beide besluiten lopen op 31 december 2021 af. |
(4) |
Het onderhavige besluit bevat derhalve de lijst van verplichte onderzoekssurveys op zee en de drempels beneden welke het voor de lidstaten niet verplicht is om vanaf 1 januari 2022 gegevens van hun visserij- en aquacultuuractiviteiten te verzamelen of surveys op zee te verrichten, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) 2017/1004. Ook legt dit besluit de gebieden van de mariene regio’s vast waar gegevens moeten worden verzameld zoals bedoeld in artikel 9, lid 11, van die Verordening (EU) 2017/1004. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EU) 2017/1004 heeft de Commissie de desbetreffende regionale coördinatiegroepen en het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij geraadpleegd. |
(6) |
Dit besluit moet worden gelezen in samenhang met Gedelegeerd Besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie (5), dat Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 intrekt en nadere regelingen voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens door de lidstaten, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2017/1004, voor de periode vanaf 1 januari 2022 bevat. |
(7) |
Omwille van de rechtszekerheid moet Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 met ingang van 1 januari 2022 worden ingetrokken. |
(8) |
De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor visserij en aquacultuur, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van verplichte onderzoekssurveys op zee, de omschrijvingen van de geografische gebieden die van toepassing zijn voor de verzameling van visserijgegevens van de Unie, en de drempels beneden welke het voor de lidstaten niet verplicht is om vanaf 2022 gegevens van hun visserij- en aquacultuuractiviteiten te verzamelen of surveys op zee te verrichten, zijn vastgelegd in de bijlage bij dit besluit. De lijst van surveys en de drempels maken deel uit van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserijsector, als bedoeld in artikel 5, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) 2017/1004.
Artikel 2
Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Het is met ingang van 1 januari 2022 van toepassing.
Gedaan te Brussel, 27 april 2021.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(3) Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/910 van de Commissie van 13 maart 2019 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector (PB L 145 van 4.6.2019, blz. 27).
(4) Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/909 van de Commissie van 18 februari 2019 tot vaststelling van de lijst van verplichte onderzoekssurveys en drempels voor de toepassing van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van gegevens in de visserij- en de aquacultuursector (PB L 145 van 4.6.2019, blz. 21).
(5) Gedelegeerd Besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (zie bladzijde 51 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
HOOFDSTUK I
Onderzoekssurveys op zee
1. |
Ten minste de in de onderstaande tabel 1 vermelde onderzoekssurveys op zee moeten worden uitgevoerd tenzij in een wetenschappelijke surveyevaluatie wordt geconcludeerd dat een of meer surveys niet meer geschikt zijn voor het verzamelen van informatie ten behoeve van de beoordeling van bestanden en visserijbeheer. Op basis van dezelfde evaluatiecriteria kunnen nieuwe surveys aan de tabel worden toegevoegd.
De lidstaten nemen de op zee uit te voeren onderzoekssurveys op in de in artikel 21 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) bedoelde nationale werkprogramma’s en zijn verantwoordelijk voor die surveys. De lidstaten waarborgen in hun nationale werkprogramma of, in voorkomend geval, regionale werkprogramma’s de continuïteit met eerdere surveys. |
2. |
Lidstaten hoeven (fysiek of financieel) niet deel te nemen aan op één soort gerichte onderzoekssurveys op zee wanneer:
|
3. |
Voor meersoorten- en ecosysteemsurveys mogen drempels worden vastgesteld op het niveau van mariene regio’s. |
4. |
De lidstaten die bijdragen aan internationale onderzoekssurveys, coördineren hun inspanningen binnen eenzelfde mariene regio.
Tabel 1 Onderzoekssurveys op zee
|
HOOFDSTUK II
Drempels voor gegevensverzameling.
1. |
Dit hoofdstuk betreft de drempels voor de verzameling van Unievisserijgegevens die zijn gespecificeerd in Gedelegeerd Besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie (2). |
2. |
Lidstaten hoeven geen biologische gegevens voor bepaalde bestanden te verzamelen wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
Wanneer de in punt a) bedoelde collectieve drempel van 25 % wordt bereikt, delen de betrokken lidstaten hun taken op het gebied van de verzameling van biologische gegevens op het niveau van mariene regio’s om te waarborgen dat de desbetreffende bestanden door steekproeftrekking worden bestreken overeenkomstig de behoeften van de eindgebruikers. |
3. |
Voor soorten die onder een ROVB (regionale organisatie voor visserijbeheer) voor tonijn vallen, gelden de drempels zoals vastgelegd in de ROVB-eisen. |
4. |
Er gelden geen drempels voor:
|
5. |
Er gelden geen drempels voor de opstelling van ramingen van vangsten in de recreatievisserij. De drempels voor de verzameling van biologische gegevens over vangsten in de recreatievisserij worden overeengekomen en gecoördineerd op het niveau van mariene regio’s en berusten op de behoeften van de eindgebruikers. |
6. |
Onverminderd specifieke internationale verplichtingen in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer hoeven geen biologische gegevens te worden verzameld wanneer het aandeel van de Unie in een internationaal geëxploiteerd bestand minder dan 10 % bedraagt. |
7. |
Voor de verzameling van sociale, economische en ecologische gegevens over de aquacultuur geldt het volgende:
De in de punten a), b) en c) genoemde drempels worden berekend op basis van de meest recente publicatie van Eurostat van de desbetreffende gegevens van de lidstaat. Onverminderd de punten a), b) en c) verzamelen de lidstaten jaarlijks gegevens over de waarde en het gewicht van hun aquacultuurproductie. |
HOOFDSTUK III
Geografische stratificatie naar regio
Voor de verzameling van Unievisserijgegevens als gespecificeerd in de bijlage bij Gedelegeerd Besluit (EU) 2021/1167, gelden de definities van de geografische gebieden van mariene regio’s als vermeld in de onderstaande tabel 2.
Tabel 2
Geografische stratificatie naar regio
Gebieden die moeten worden bestreken voor DCF-doeleinden |
Regio |
Supraregio (4) |
|
Oostzee (FAO-gebied 27) |
ICES-gebieden 3b-d |
Oostzee |
Oostzee; Noordzee; oostelijk deel van de Noordelijke IJszee; NAFO; uitgebreide noordwestelijke wateren (ICES-gebieden 5, 6 en 7) en uitgebreide zuidelijke westelijke wateren (ICES-gebieden 10, 12 en 14) |
Oostelijk deel van de Noordelijke IJszee, Noorse Zee, Barentszzee, Skagerrak en Kattegat, Noordzee en oostelijk deel van het Kanaal, noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en westelijk deel van het Kanaal (FAO-gebied 27) |
ICES-gebieden 1, 2, 3a, 4 en 7d |
Noordzee en oostelijk deel van de Noordelijke IJszee |
|
ICES-gebieden 5, 6, 7 (exclusief 7d), 8, 9, 10, 12 en 14 |
Noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan |
||
Noordwestelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 21) |
NAFO-verdragsgebied |
Andere regio’s waar buiten de EU-wateren visserij wordt bedreven door vaartuigen van de Gemeenschap waarvoor rapportageverplichtingen gelden jegens regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) of regionale visserijorganen waarbij de Gemeenschap overeenkomstsluitende partij of waarnemer is |
|
Centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 34) |
Cecaf-verdragsgebied |
Andere regio’s |
|
Centraal-westelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 31) |
WECAFC-verdragsgebied (*1) |
||
Zuidoostelijk deel van de Atlantische Oceaan (FAO-gebied 47) |
Seafo-verdragsgebied |
||
Zuidelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebieden 81 en 87) |
SPRFMO-verdragsgebied |
||
Atlantische Oceaan en aangrenzende zeeën (FAO 21, 27, 31, 37, 41, 47, 34, 48) |
Iccat-verdragsgebied |
||
Indische Oceaan (FAO-gebieden 51 en 57) |
IOTC-verdragsgebied |
||
Indische Oceaan (FAO-gebieden 51 en 57) |
Siofa-verdragsgebied |
||
Indische Oceaan (FAO-gebieden 51 en 57) |
CCSBT-verdragsgebied |
||
Centraal-westelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebied 71) |
WCPFC-verdragsgebied |
||
Centraal-oostelijk deel van de Stille Oceaan (FAO-gebieden 77 en 87) |
IATTC-verdragsgebied |
||
Zuidelijke IJszee (FAO-gebieden 48, 58 en 88) |
CCAMLR-verdragsgebied |
||
Ultraperifere regio’s van de EU |
EU-wateren rond Mayotte en de Réunion-eilanden |
Ultraperifere regio’s |
|
EU-wateren rond Frans-Guyana, Martinique en de Guadeloupe-eilanden |
|||
EU-wateren rond de Azoren (FAO 27.10.a.2) |
Oostzee; Noordzee; oostelijk deel van de Noordelijke IJszee; NAFO; uitgebreide noordwestelijke wateren (ICES-gebieden 5, 6 en 7) en uitgebreide zuidelijke westelijke wateren (ICES-gebieden 10, 12 en 14) |
||
EU-wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden (FAO 34.1.2) |
|||
Middellandse Zee en Zwarte Zee (FAO-gebied 37) |
GFCM GSA 1-29 |
Middellandse Zee en Zwarte Zee |
Middellandse Zee en Zwarte Zee |
(1) Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(2) Gedelegeerd Besluit (EU) 2021/1167 van de Commissie van 27 april 2021 tot vaststelling van het meerjarenprogramma van de Unie voor de verzameling en het beheer van biologische, ecologische, technische en socio-economische gegevens in de visserij- en de aquacultuursector vanaf 2022 (PB L 253 51).
(3) Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).
(4) Elk vaartuig dat geen visserij op lange afstand uitoefent, wordt in een supraregio ingedeeld op basis van het aantal dagen op zee (meer dan 50 %) dat in de supraregio is doorgebracht.
(*1) Exclusief EU-wateren.