ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 222

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
22 juni 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/1005 van de Raad van 21 juni 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1006 van de Commissie van 12 april 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het model van het certificaat ten bewijze van de naleving van de regels inzake de biologische productie ( 1 )

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1007 van de Commissie van 18 juni 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 wat betreft de analytische databank van isotopische gegevens en de controles in de wijnsector

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1008 van de Commissie van 21 juni 2021 tot wijziging van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 wat betreft de ziektevrije status van Kroatië en een regio van Portugal ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij runderpopulaties, tot wijziging van bijlage VIII bij die verordening wat betreft de ziektevrije status van Litouwen en bepaalde regio’s van Duitsland, Italië en Portugal ten aanzien van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) en tot wijziging van bijlage XIII bij die verordening wat betreft de ziektevrije status van Denemarken en Finland ten aanzien van infectieuze hematopoëtische necrose ( 1 )

12

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1009 van de Raad van 18 juni 2021 tot wijziging van Besluit 2013/233/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië)

18

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1010 van de Raad van 21 juni 2021 tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol

20

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1011 van de Raad van 21 juni 2021 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio

21

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1012 van de Raad van 21 juni 2021 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika

27

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1013 van de Raad van 21 juni 2021 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

33

 

*

Besluit (GBVB) 2021/1014 van de Raad van 21 juni 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

38

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1015 van de Commissie van 17 juni 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wat betreft geharmoniseerde normen voor koelkasten, (room)ijsapparaten en ijsmakers, laboratoriumapparatuur voor het verhitten van materialen, automatische en semi-automatische laboratoriumapparatuur voor analyse en andere doeleinden, elektrische apparatuur met de nominale waarden betreffende de elektrische voeding, huidbestralingstoestellen met ultraviolette en infraroodstraling, toestellen voor ruimteverwarming, strijkijzers, fornuizen, komforen, ovens en soortgelijke toestellen, kledingpersen, elektromechanische stuurstroomkringen, dekens, kussens, kleding en vergelijkbare buigzame verwarmingstoestellen en ander elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen

40

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/1


VERORDENING (EU) 2021/1005 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2016/44 van de Raad (2) geeft uitvoering aan de maatregelen waarin is voorzien bij Besluit (GBVB) 2015/1333.

(2)

Op 16 april 2021 heeft de VN-Veiligheidsraad Resolutie 2571 (2021) aangenomen. De VN-Veiligheidsraad herinnerde aan Resolutie 2174 (2014), waarin werd besloten dat de maatregelen van Resolutie 1970 (2011) ook van toepassing zijn op personen en entiteiten die andere dan de in Resolutie 1970 (2011) genoemde handelingen verrichten of steunen die de vrede, stabiliteit of veiligheid in Libië bedreigen, of de succesvolle voltooiing van de politieke transitie in het land belemmeren of ondermijnen. De VN-Veiligheidsraad beklemtoonde ook dat onder zulke handelingen ook kan worden verstaan, het belemmeren of ondermijnen van de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen.

(3)

Op 21 juni 2021 stelde de Raad Besluit (GBVB) 2021/1014 (3) tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 vast, waarin is verduidelijkt dat de criteria voor het opleggen van beperkende maatregelen ook van toepassing zijn op natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen belemmeren of ondermijnen.

(4)

Sommige van die maatregelen vallen onder het toepassingsgebied van het Verdrag en bijgevolg is regelgeving op Unieniveau noodzakelijk, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform worden toegepast.

(5)

Verordening (EU) 2016/44 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6, lid 2, van Verordening (EU) 2016/44 wordt punt d) vervangen door:

“d)

die betrokken zijn bij of steun verlenen aan acties die de vrede, stabiliteit of veiligheid van Libië bedreigen of de succesvolle voltooiing van het politieke overgangsproces in Libië belemmeren of ondermijnen, bijvoorbeeld:

i)

door in Libië handelingen te plannen, aan te sturen of uit te voeren die een schending vormen van de toepasselijke internationale mensenrechtenwetgeving of het internationale humanitaire recht, of die een inbreuk op de mensenrechten vormen in Libië;

ii)

door aanvallen te plegen op een lucht-, binnen- of zeehaven in Libië, een Libische staatsinstelling of -installatie, of een buitenlandse missie in Libië;

iii)

door steun te verlenen aan gewapende groepen of criminele netwerken, onder meer door de illegale ontginning van ruwe aardolie of andere natuurlijke hulpbronnen in Libië;

iv)

door bedreigingen te uiten jegens of dwang uit te oefenen op financiële instellingen van de Libische staat en de Libische nationale oliemaatschappij, of door handelingen uit te voeren die kunnen leiden tot of resulteren in verduistering van fondsen van de Libische overheid;

v)

door de bepalingen van het wapenembargo tegen Libië, vastgesteld in Resolutie 1970 (2011) van de VN-Veiligheidsraad en in artikel 1 van deze verordening, te overtreden of door steun te verlenen aan het omzeilen ervan;

vi)

door de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen te belemmeren of te ondermijnen;

vii)

omdat zij personen, entiteiten of lichamen zijn die voor, namens of op aanwijzing van de hierboven genoemde personen, entiteiten of lichamen handelen, of doordat zij entiteiten of lichamen zijn die eigendom zijn van of onder zeggenschap staan daarvan of van de in de bijlagen II of III vermelde personen, entiteiten of lichamen; of”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34.

(2)  Verordening (EU) 2016/44 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (PB L 12 van 19.1.2016, blz. 1).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/1014 van de Raad van 21 juni 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende restrictieve maatregelen in het licht van de situatie in Libië (zie bladzijde 38 van dit Publicatieblad).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/1006 VAN DE COMMISSIE

van 12 april 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het model van het certificaat ten bewijze van de naleving van de regels inzake de biologische productie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 35, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/848 bevat het model van het certificaat dat moet worden verstrekt aan exploitanten of groepen exploitanten die hun activiteit hebben gemeld aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de activiteit wordt uitgeoefend, en die aan die verordening voldoen. Om te zorgen voor een geharmoniseerde uitvoering bevat het model van het certificaat gemeenschappelijke elementen die in alle lidstaten verplicht zijn, zoals naam en adres, activiteiten van exploitanten en productcategorieën. De bevoegde autoriteiten of, in voorkomend geval, de controleautoriteiten of controleorganen die dat certificaat afgeven, kunnen echter beslissen specifieke aanvullende informatie verplicht te stellen, zoals een gedetailleerde lijst van producten, informatie over de percelen en bedrijfsruimten, een lijst van onderaannemers en informatie over de accreditatie van het controleorgaan. Het is derhalve passend daartoe een specifiek onderdeel aan het certificaat toe te voegen.

(2)

Verordening (EU) 2018/848 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage VI bij Verordening (EU) 2018/848 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.


BIJLAGE

“BIJLAGE VI

MODEL VAN HET CERTIFICAAT

CERTIFICAAT ALS BEDOELD IN ARTIKEL 35, LID 1, VAN VERORDENING (EU) 2018/848 INZAKE DE BIOLOGISCHE PRODUCTIE EN DE ETIKETTERING VAN BIOLOGISCHE PRODUCTEN

Deel I: Verplichte elementen

1.

Documentnummer

2.

(kies wat van toepassing is)

Exploitant

Groep exploitanten — zie punt 9

3.

Naam en adres van de exploitant of groep exploitanten:

4.

Naam en adres van de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan van de exploitant of groep exploitanten en het codenummer in het geval van een controleautoriteit of controleorgaan:

5.

Activiteit(en) van de exploitant of groep exploitanten (kies wat van toepassing is)

Productie

Bereiding

Distributie/In de handel brengen

Opslag

Invoer

Uitvoer

6.

Categorie(ën) producten als bedoeld in artikel 35, lid 7, van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (1) en productiemethoden (kies wat van toepassing is)

a)

onverwerkte planten en plantaardige producten, met inbegrip van zaden en ander plantaardig teeltmateriaal

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

b)

dieren en onverwerkte dierlijke producten

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

c)

algen en onverwerkte aquacultuurproducten

Productiemethode:

biologische productie, behalve tijdens de omschakelingsperiode

productie tijdens de omschakelingsperiode

biologische productie met niet-biologische productie

d)

verwerkte landbouwproducten, waaronder aquacultuurproducten, voor gebruik als levensmiddel

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

e)

diervoeder

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

f)

wijn

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

g)

andere in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/848 opgenomen of niet onder de voorgaande categorieën vallende producten

Productiemethode:

productie van biologische producten

productie van omschakelingsproducten

biologische productie met niet-biologische productie

Dit document is conform Verordening (EU) 2018/848 afgegeven om te verklaren dat de exploitant of groep exploitanten (schrappen wat niet van toepassing is) voldoet aan die verordening.

7.

Datum, plaats

Naam en handtekening namens de bevoegde autoriteit van afgifte of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan van afgifte:

8.

Certificaat geldig van ……..…. [datum invoegen] tot en met ………… [datum invoegen]

9.

Lijst van leden van de groep exploitanten als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2018/848

Naam lid

Adres of andere vorm van identificatie lid

 

 

 

 

 

 

Deel II: Specifieke facultatieve elementen

Een of meer elementen invullen indien daartoe wordt besloten door de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit die of het controleorgaan dat het certificaat overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2018/848 aan de exploitant of groep exploitanten afgeeft.

1.

Lijst van producten

Naam van het product en/of code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) voor producten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 vallen

Biologisch

Omschakeling

 

 

 

 

 

 

2.

Hoeveelheid producten

Naam van het product en/of GN-code als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2658/87 voor producten die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2018/848 vallen

Biologisch

Omschakeling

Geraamde hoeveelheid in kilogram, liter of, waar van toepassing aantal eenheden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

3.

Informatie over de percelen

Naam van het product

Biologisch

Omschakeling

Niet-biologisch

Oppervlakte in hectare

 

 

 

 

 

 

 

 

 

4.

Lijst van bedrijfsruimten of -units waar de activiteit door de exploitant of groep exploitanten wordt uitgeoefend

Adres of geolocatie

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

5.

Informatie over de door de exploitant of groep exploitanten uitgeoefende activiteit(en) en vermelding of de exploitant of groep exploitanten de activiteiten ten eigen bate verricht dan wel als onderaannemer voor een andere exploitant, waarbij de onderaannemer verantwoordelijk blijft voor de uitgeoefende activiteit(en)

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

Activiteit(en) uitgeoefend ten eigen bate

Activiteit(en) uitgeoefend als onderaannemer voor een andere exploitant, waarbij de onderaannemer verantwoordelijk blijft voor de uitgeoefende activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

6.

Informatie over de activiteit(en) die is/zijn uitgeoefend door een derde waaraan de productie is uitbesteed overeenkomstig artikel 34, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

Exploitant of groep exploitanten blijft verantwoordelijk

Derde waaraan de activiteit(en) is/zijn uitbesteed, is verantwoordelijk

 

 

 

 

 

 

7.

Lijst van onderaannemers die een activiteit of activiteiten verrichten voor de exploitant of groep exploitanten overeenkomstig artikel 34, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 waarvoor de exploitant of groep exploitanten met betrekking tot de biologische productie verantwoordelijk blijft en waarvoor de verantwoordelijkheid niet aan de onderaannemer is overgedragen

Naam en adres

Beschrijving van de in deel I, punt 5, vermelde activiteit(en)

 

 

 

 

 

 

8.

Informatie over de accreditatie van het controleorgaan overeenkomstig artikel 40, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848

a)

naam van de accreditatie-instantie;

b)

hyperlink naar het accreditatiecertificaat.

9.

Andere informatie

 


(1)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1007 VAN DE COMMISSIE

van 18 juni 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 wat betreft de analytische databank van isotopische gegevens en de controles in de wijnsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 89, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De wijnsector van de Unie is zeer gevoelig voor fraude omdat het grootste deel van de productie van de Unie berust op gecertificeerde kwaliteitsregelingen, namelijk de beschermde oorsprongsbenaming (“BOB”) en de beschermde geografische aanduiding (“BGA”), die kwaliteitsproducten erkennen en producenten helpen om hun producten beter af te zetten. De vermoedelijke schendingen betreffen primair het misbruik van de oorsprong door bijvoorbeeld inferieure wijn opzettelijk en onrechtmatig op de markt te brengen en te etiketteren als wijn met een BOB of BGA of door wijn onrechtmatig te verdunnen of er onrechtmatig suiker aan toe te voegen. De economische gevolgen van de frauduleuze activiteiten in de wijnsector van de Unie worden geraamd op 1,3 miljard EUR per jaar ofwel 3,3 % van de omzet van de wijnsector van de Unie. Naast de evidente rechtstreekse economische gevolgen van dergelijke fraudegevallen voor de wijnsector is er nog een potentieel groter gevaar, namelijk dat de wijnsector reputatieschade oploopt wanneer een grote fraudezaak tot een verlies van vertrouwen bij de consument en tot handelsbeperkingen leidt en daarmee het algehele belang van de wijnsector van de Unie wordt geschaad.

(2)

Bijgevolg moet de strijd tegen fraude in de wijnsector van de Unie worden verbeterd en opgevoerd, met name wat betreft de werking van de analytische databank van isotopische gegevens als bedoeld in artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie (2), en wat betreft de coördinatie van de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden in de lidstaten en met het Europees referentiecentrum voor controles in de wijnsector (ERC-CWS). Dit past in de door de Commissie gevolgde “van-boer-tot-bordstrategie” voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem (3). Een van de prioriteiten van die strategie is namelijk de bestrijding van voedselfraude in de voedselvoorzieningsketen, in het kader waarvan de Commissie specifiek wordt opgeroepen om haar strijd tegen voedselfraude op te voeren om een gelijk speelveld voor exploitanten tot stand te brengen, en de bevoegdheden van de controle- en handhavingsinstanties te versterken.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (4) bevat de voorschriften voor de analytische databank van isotopische gegevens en specifieke controlebepalingen. De inhoud van de analytische databank van isotopische gegevens moet worden aangepast en beter aansluiten bij de realiteit van de wijnsector van de Unie. Het aandeel van wijnen met een BOB of BGA in de totale wijnproductie van de Unie vertoont een stijgende lijn en bedraagt als gemiddelde over de laatste vijf jaar 60 %. In het verkoopseizoen 2019/2020 kwam dit aandeel zelfs uit op bijna 70 %. Om die reden en gezien het hogere frauderisico bij wijnen met een BOB of een BGA moet het aandeel van deze wijnen in de databank, dat thans 40 % van de totale BOB- of BGA-wijnen in de Unie bedraagt, worden verhoogd.

(4)

Het nemen van druivenmonsters en de verrichtingen en analysen die nodig zijn voor de productie van gegevens voor de analytische databank van isotopische gegevens, vergen aanzienlijke middelen, waardoor vertraging kan ontstaan bij de aanlevering van deze gegevens. Gelet op de moeite die het kost om tijdig volledige informatie te leveren, moeten de lidstaten kunnen bepalen dat de entiteit die de BOB of de BGA beheert, de druiven die voor de productie van wijnen met een BOB of BGA worden geteeld, in overleg met de aangewezen laboratoria mag bemonsteren wanneer de aangewezen laboratoria niet over genoeg middelen beschikken om de bemonstering zelf uit te voeren. Voor de bestrijding van frauduleuze praktijken die gevolgen hebben voor wijnen met een BOB of BGA, die goed zijn voor het merendeel van de wijnproductie van de Unie, is samenwerking tussen deze instanties, het ERC-CWS en de aangewezen laboratoria van de lidstaten van essentieel belang.

(5)

Door het gebrek aan isotopische gegevens en door onvolledige datasets kan het resultaat van onderzoek naar gevallen van vermoedelijke wijnfraude langer op zich laten wachten en kan dergelijk onderzoek zelfs worden gefrustreerd, waardoor namaakwijn op de markt terecht kan komen. Dit gebrek aan gegevens vormt niet alleen een bedreiging voor de reputatie van de Uniewijnen, maar kan ook gevolgen hebben voor het bedrag aan accijnzen die worden geheven. Dan namelijk bestaat er gevaar dat accijnzen worden geheven op onjuist geëtiketteerde wijncategorieën. Daarom moet het huidige rechtskader voor de analytische databank van isotopische gegevens worden verbeterd en moet ervoor worden gezorgd dat deze binnen een bepaalde termijn wordt bijgewerkt zodat een betere bescherming tegen fraude in de wijnsector van de Unie kan worden geboden. Gezien de rechtentoekenningsproblemen in een aantal lidstaten moet ook worden verduidelijkt welke betrokken partijen recht op toegang tot de monsters en dossiers hebben.

(6)

Ter verbetering van de procedures voor onderzoek naar vermoedelijke fraude bij wijnzendingen moeten de huidige regels worden aangescherpt. Er moeten termijnen worden gesteld na afloop waarvan aan de bevoegde autoriteit van het grondgebied van de plaats van lossing alle beschikbare gegevens moeten worden verstrekt die nodig zijn om na te gaan of de verdachte wijn in overeenstemming is met de Unieregels voor de wijnsector. Er moet worden gepreciseerd welke rol de entiteiten spelen in de verschillende fasen van de onderzoeksprocedure.

(7)

Datasets van isotoopmetingen en de bijbehorende resultaten in de analytische databank van isotopische gegevens worden niet openbaar gemaakt. Er wordt namelijk gevreesd dat wanneer dergelijke informatie wel openbaar wordt gemaakt, fraudeurs met die informatie hun voordeel kunnen doen. Voorts zou misbruik van dergelijke informatie schadelijk zijn voor de reputatie van bepaalde wijnen. Wel moet het mogelijk zijn dat geanonimiseerde gegevens over fraudegevallen openbaar worden gemaakt in een te publiceren jaarverslag dat de voornaamste resultaten van controles in de wijnsector op basis van het gebruik van de databank bevat. Er moeten derhalve nadere regels worden vastgesteld voor de opstelling van het jaarverslag.

(8)

Bij het verrichten van controles van onverpakt vervoerde wijnbouwproducten doen zich problemen voor die het gevolg zijn van het feit dat deze producten gevoeliger zijn voor frauduleuze praktijken dan geëtiketteerde, gebottelde producten met een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt. Daarom moeten in gevallen waarin de bevoegde autoriteit niet via een geautomatiseerd systeem of informatiesysteem tijdig op de hoogte wordt gebracht van de aankomst van een zending van onverpakt vervoerde wijnbouwproducten, maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteit op de plaats van lossing de nodige controles kan verrichten voordat het product de bedrijfsruimte van de geadresseerde verlaat. Wanneer de bevoegde autoriteit besluit om af te zien van dergelijke controles, moeten geadresseerden het product onmiddellijk uit hun bedrijfsruimte kunnen verzenden.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Met het oog op de oprichting van de analytische databank van isotopische gegevens als bedoeld in artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273, zorgen de lidstaten ervoor dat de door de aangewezen laboratoria van de lidstaten te analyseren monsters van verse druiven genomen, behandeld en tot wijn verwerkt worden overeenkomstig de instructies van deel I van bijlage III bij deze verordening.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Voor de databank worden jaarlijks de in deel II van bijlage III vermelde aantallen monsters genomen. Het bemonsteringspatroon houdt rekening met de geografische ligging van de wijngaarden in de in deel II van bijlage III genoemde lidstaten en met het aandeel van de wijnen met een BOB of BGA per lidstaat of regio. Elk jaar wordt ten minste 25 % van de monsters genomen op reeds in het voorgaande jaar bemonsterde percelen.”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   De lidstaten kunnen in passende gevallen bepalen dat de entiteit die de BOB of de BGA beheert, de druiven die voor de productie van wijn met een BOB of BGA worden geteeld, mag bemonsteren. In dat geval wordt de bemonstering gecoördineerd met de aangewezen laboratoria van de lidstaten overeenkomstig de instructies van bijlage III, deel I, punt A.”;

d)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De laboratoria dienen de verzamelde gegevens, samen met een kopie van het analyseverslag met de resultaten en interpretatie van de analysen en een kopie van de signalementskaart uiterlijk op [31 oktober] van het jaar na de druivenoogst in elektronische vorm bij het ERC-CWS in.”;

e)

in lid 7 wordt punt e) vervangen door:

“degenen die de informatie in de dossiers hebben gegenereerd, zonder buitensporige kosten of wachttijden, inzage kunnen krijgen in de dossiers om eventueel foutieve informatie daarin te laten corrigeren.”.

2)

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

“Mededeling van de gegevens in de analytische databank in geval van vermoedelijke niet-naleving van de Unievoorschriften in de wijnsector”;

b)

lid 2 wordt vervangen door:

“2.   Wanneer zulks in naar behoren gemotiveerde gevallen nodig is voor wetenschappelijke, statistische, gerechtelijke of controledoeleinden, mogen de in lid 1 bedoelde gegevens, indien deze representatief zijn, op verzoek ook ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen om ervoor te zorgen dat de Unievoorschriften in de wijnsector worden nageleefd, en van de nationale rechtbanken. Deze gegevens worden alleen gebruikt voor de doeleinden waarvoor ze worden opgevraagd, en worden vertrouwelijk behandeld.”;

c)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 bis.   Bij een controle in een lidstaat waarvoor referentiegegevens uit de analytische databank van isotopische gegevens nodig zijn over wijn die in een andere lidstaat is geproduceerd, verzoekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat het ERC-CWS in contact te treden met het aangewezen laboratorium van de lidstaat waarin de onderzochte wijn is geproduceerd, teneinde aan de hand van alle beschikbare gegevens ter zake na te gaan of de verdenking terecht is. Dat aangewezen laboratorium gaat binnen één maand na de datum van ontvangst van het verzoek na of de wijn in kwestie in overeenstemming is met de Unievoorschriften in de wijnsector. Wanneer deze termijn om naar behoren gemotiveerde redenen niet kan worden geëerbiedigd, stelt het aangewezen laboratorium het ERC-CWS daarvan in kennis en moet het ERC-CWS vervolgens:

i)

de desbetreffende referentiegegevens van isotoopmetingen betreffende de wijn in kwestie uit de analytische databank van isotopische gegevens extraheren en aan de verzoekende instantie verstrekken, of

ii)

indien de desbetreffende referentiegegevens van isotoopmetingen niet uit de analytische databank van isotopische gegevens kunnen worden geëxtraheerd, maar de vereiste monsters op verzoek aan het ERC-CWS beschikbaar worden gesteld, de verzoekende instantie analytische ondersteuning bieden, met inbegrip van de resultaten van de desbetreffende isotoopmeetgegevens over de wijn in kwestie.

Dit geschiedt binnen één maand nadat duidelijk is geworden dat de oorspronkelijke termijn niet in acht kan worden genomen. In beide gevallen worden de desbetreffende isotoopmeetgegevens geïnterpreteerd en geleverd binnen twee maanden na de datum waarop het verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van productie van de verdachte wijn is ontvangen.”;

d)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“4.   Het ERC-CWS publiceert een jaarverslag in geanonimiseerde vorm over de voornaamste resultaten van de overeenkomstig de leden 1 en 2 ontvangen verzoeken en over de voornaamste bevindingen van de door de lidstaten op hun grondgebied verrichte controles waarbij gebruik is gemaakt van de analytische databank van isotopische gegevens. Het ERC-CWS zorgt ervoor dat dit verslag geen commercieel gevoelige informatie bevat. Die bevindingen worden vóór eind maart van het jaar dat volgt op de rapportageperiode, gemeld aan het ERC-CWS, dat het verslag binnen twee maanden publiceert.”;

e)

het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 32 bis

Controles van niet-verpakte wijnbouwproducten

Wanneer de invoer van niet-verpakte wijnbouwproducten niet in een in artikel 14, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 bedoeld geautomatiseerd systeem of informatiesysteem geregistreerd staat, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waarin de plaats van lossing is gelegen, geadresseerden van zendingen van niet-verpakte wijnbouwproducten verzoeken die zendingen gedurende een periode van ten hoogste tien werkdagen in hun bedrijfsruimte op de plaats van lossing te bewaren, zodat deze kunnen worden gecontroleerd. De geadresseerden mogen een in die periode door de bevoegde autoriteit bemonsterde zending niet verzenden, overdragen of bewerken voordat zij in kennis zijn gesteld van het resultaat van de controles.

Op verzoek van de geadresseerde staat de bevoegde autoriteit in gevallen waarin zij afziet van een controle van de zending in kwestie, toe dat de zending al vóór het eind van de in de eerste alinea genoemde periode wordt verzonden.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).

(3)  COM(2020) 381 final.

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/1008 VAN DE COMMISSIE

van 21 juni 2021

tot wijziging van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 wat betreft de ziektevrije status van Kroatië en een regio van Portugal ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij runderpopulaties, tot wijziging van bijlage VIII bij die verordening wat betreft de ziektevrije status van Litouwen en bepaalde regio’s van Duitsland, Italië en Portugal ten aanzien van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) en tot wijziging van bijlage XIII bij die verordening wat betreft de ziektevrije status van Denemarken en Finland ten aanzien van infectieuze hematopoëtische necrose

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 36, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2016/429 bevat ziektespecifieke voorschriften voor de overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die verordening in de lijst opgenomen ziekten (in de lijst opgenomen ziekten), en in artikel 9 van die verordening wordt de toepassing van die regels op verschillende categorieën van in de lijst opgenomen ziekten bepaald. Artikel 36 van die verordening voorziet in de goedkeuring door de Commissie van de ziektevrije status van lidstaten of zones daarvan ten aanzien van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten als bedoeld in artikel 9, lid 1, punten b), en c).

(2)

Bovendien voorziet Artikel 280 van Verordening (EU) 2016/429 in de handhaving van de bestaande ziektevrije status van lidstaten of zones of compartimenten daarvan voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten die onder andere overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG van de Raad (2) door de Commissie zijn goedgekeurd. Daarnaast worden door artikel 84 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie (3) de desbetreffende voorschriften van Verordening (EU) 2016/429 aangevuld, door overgangsmaatregelen ten aanzien van bepaalde bestaande ziektevrije statussen vast te stellen. In die bepaling is met name vastgesteld dat lidstaten of zones daarvan die vóór de datum van toepassing van die gedelegeerde verordening een goedgekeurde ziektevrije status hebben, moeten worden geacht een goedgekeurde ziektevrije status te hebben ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij runderpopulaties, als hun brucellosevrije status overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG werd verleend.

(3)

Beschikking 2003/467/EG van de Commissie (4) is vastgesteld op grond van Richtlijn 64/432/EEG en bevat onder andere de lijst van lidstaten en delen daarvan die officieel brucellosevrij zijn ten aanzien van de rundveebeslagen. Beschikking 2003/467/EG is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 van de Commissie (5) ingetrokken en vervangen. In die uitvoeringsverordening wordt onder meer bepaald dat de lidstaten of zones daarvan met de ziektevrije status ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis in runderpopulaties zijn opgenomen in de lijst in deel I, hoofdstuk 1, van bijlage I bij die verordening. Kroatië is in de lijst in Beschikking 2003/467/EG opgenomen als lidstaat met de brucellosevrije status ten aanzien van de rundveebeslagen. Kroatië moet daarom nu in deel I, hoofdstuk 1, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 worden opgenomen als een lidstaat met de ziektevrije status ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij runderpopulaties. Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Daarnaast heeft Portugal informatie bij de Commissie ingediend waaruit blijkt dat bepaalde zones van die lidstaat voldoen aan de voorschriften van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 om te kunnen worden erkend als zones met de ziektevrije status ten aanzien van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bij runderpopulaties. Deel I, hoofdstuk 1, van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 moet daarom worden gewijzigd om die zones van Portugal erin op te nemen.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 is ook bepaald dat lidstaten of zones daarvan met de ziektevrije status ten aanzien van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) (infectie met BTV) zijn opgenomen in de lijst in deel I van bijlage VIII bij die verordening.

(6)

Litouwen (betreffende zijn gehele grondgebied) en Duitsland, Italië en Portugal (betreffende verscheidene zones van die lidstaten) hebben informatie bij de Commissie ingediend waaruit blijkt dat aan de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 vastgestelde voorwaarden voor de erkenning van de ziektevrije status ten aanzien van infectie met BTV is voldaan. Deel I van bijlage VIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 moet daarom worden gewijzigd om het gehele grondgebied van Litouwen en die zones van Duitsland, Italië en Portugal erin op te nemen.

(7)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 is ook bepaald dat lidstaten of zones daarvan met de ziektevrije status ten aanzien van infectieuze hematopoëtische necrose (IHN) zijn opgenomen in de lijst in deel I van bijlage XIII bij die verordening. Momenteel is het gehele grondgebied van Denemarken en Finland met de ziektevrije status ten aanzien van IHN in de lijst in deel I van die bijlage opgenomen. Deze lidstaten hebben de Commissie echter onlangs in kennis gesteld van uitbraken van IHN. Deel I van bijlage XIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I, VIII en XIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 juni 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

(2)  Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma’s en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 211).

(4)  Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 van de Commissie van 15 april 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de goedkeuring van de ziektevrije en non-vaccinatiestatus van bepaalde lidstaten of zones of compartimenten daarvan ten aanzien van bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en de goedkeuring van uitroeiingsprogramma’s voor die in de lijst opgenomen ziekten (PB L 131 van 16.4.2021, blz. 78).


BIJLAGE

De bijlagen I, VIII en XIII bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/620 worden als volgt gewijzigd:

1)

In deel I van bijlage I wordt hoofdstuk 1 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende vermelding voor Kroatië wordt ingevoegd na de vermelding voor Frankrijk en voor de vermelding voor Italië:

“Kroatië

Het gehele grondgebied”;

b)

de vermelding voor Portugal wordt vervangen door:

“Portugal

Região Algarve: alle distritos

Região Autónoma dos Açores: Ilhas de Corvo, Faial, Flores, Graciosa, Pico, São Jorge, Santa Maria, Terceira

Região Centro: de distritos Aveiro, Viseu, Guarda, Coimbra, Leiria en Castelo Branco”.

2)

In bijlage VIII wordt deel I als volgt gewijzigd:

a)

de vermelding voor Duitsland wordt vervangen door:

“Duitsland

Bundesland Baden-Württemberg:

Landkreis Lörrach,

Landkreis Waldshut,

Landkreis Konstanz,

Landkreis Tuttlingen,

Landkreis Sigmaringen,

Bodenseekreis,

Landkreis Ravensburg,

Landkreis Biberach,

Alb-Donau-Kreis,

Stadtkreis Ulm,

Landkreis Göppingen,

Landkreis Heidenheim,

Ostalbkreis,

Landkreis Schwäbisch Hall,

Main-Tauber-Kreis,

de volgende steden en gemeenten in Landkreis Esslingen: Altbach, Altdorf, Baltmannsweiler, Bempflingen, Beuren, Bissingen a.d. Teck, Deizisau, Dettingen unter Teck, Erkenbrechtsweiler, Frickenhausen, Großbettlingen, Hochdorf, Holzmaden, Kirchheim unter Teck, Köngen, Kohlberg, Lichtenwald, Neidlingen, Neuffen, Notzingen, Nürtingen, Oberboihingen, Ohmden, Owen, Plochingen, Reichenbach a.d. Fils, Unterensingen, Weilheim a.d. Teck, Wendlingen am Neckar, Wernau (Neckar), Lenningen,

de volgende steden en gemeenten in Rems-Murr-Kreis: Alfdorf, Allmersbach im Tal, Althütte, Auenwald, Großerlach, Kaisersbach, Murrhardt, Plüderhausen, Rudersberg, Schorndorf, Sulzbach a.d. Murr, Urbach, Weissach im Tal, Welzheim, Winterbach, Berglen, Remshalden,

de volgende steden en gemeenten in Hohenlohekreis: Dörzbach, Ingelfingen, Krautheim, Künzelsau, Kupferzell, Mulfingen, Neuenstein, Niedernhall, Waldenburg, Weißbach,

de volgende steden en gemeenten in Neckar-Odenwald-Kreis: Hardheim, Höpfingen, Rosenberg, Ravenstein,

de volgende steden en gemeenten in Landkreis Breisgau-Hochschwarzwald: Auggen, Badenweiler, Feldberg, Friedenweiler, Lenzkirch, Löffingen, Müllheim, Schluchsee, Sulzburg,

de volgende steden en gemeenten in Schwarzwald-Baar-Kreis: Bad Dürrheim, Blumberg, Bräunlingen, Donaueschingen, Hüfingen, Tuningen, Brigachtal,

de volgende steden en gemeenten in Landkreis Reutlingen: Dettingen a.d. Erms, Eningen unter Achalm, Gomadingen, Grabenstetten, Grafenberg, Hayingen, Hülben, Mehrstetten, Metzingen, Münsingen, Pfronstetten, Pfullingen, Riederich, Trochtelfingen, Bad Urach, Zwiefalten, Gutsbez, Münsingen, Römerstein, Engstingen, Hohenstein, Sonnenbühl, Lichtenstein, Sankt Johann,

de volgende steden en gemeenten in Landkreis Zollernalbkreis: Bitz, Burladingen, Hausen am Tann, Jungingen, Meßstetten, Nusplingen, Obernheim, Straßberg, Winterlingen, Albstadt

Bundesland Bayern

Bundesland Berlin

Bundesland Brandenburg

Bundesland Bremen

Bundesland Hamburg

Bundesland Hessen:

de volgende gemeenten in Lahn-Dill-Kreis: Dietzhölztal, Eschenburg, Siegbach, Mittenaar, Hohenahr, Bischoffen, Lahnau,

de volgende gemeenten in Landkreis Gießen: Stadt Allendorf, Biebertal, Buseck, Fernwald, Gießen, Grünberg, Heuchelheim, Hungen, Laubach, Lich, Linden, Lollar, Pohlheim, Rabenau, Reiskirchen, Staufenberg, Wettenberg,

de volgende gemeenten in Main-Kinzig-Kreis: Bad Orb, Bad Soden-Salmünster, Biebergemünd, Birstein, Brachttal, Bruchköbel, Erlensee, Flörsbachtal,Freigericht, Gelnhausen, Gründau, Gutsbezirk Spessart, Hammersbach, Hasselroth, Jossgrund, Langenselbold, Linsengericht, Neuberg, Nidderau, Rodenbach, Ronneburg, Schöneck, Schlüchtern, Sinntal, Steinau an der Straße, Wächtersbach,

de volgende gemeenten in Wetteraukreis: Altenstadt, Bad Nauheim, Büdingen, Echzell, Florstadt, Gedern, Glauburg, Hirzenhain, Kefenrod, Limeshain, Münzenberg, Nidda, Niddatal, Ortenberg, Ranstadt, Reichelsheim, Rockenberg, Wölfersheim, Wöllstadt,

Landkreis Hersfeld-Rotenburg,

Landkreis Kassel,

Landkreis Fulda,

Landkreis Waldeck-Frankenberg,

Schwalm-Eder-Kreis,

Stadt Kassel,

Vogelsbergkreis,

Werra-Meißner-Kreis,

Landkreis Marburg Biedenkopf

Bundesland Mecklenburg-Vorpommern

Bundesland Niedersachsen

Bundesland Nordrhein-Westfalen:

Landkreis Borken,

Landkreis Coesfeld,

Ennepe-Ruhr-Kreis,

Landkreis Gütersloh,

Stadt Hagen,

Landkreis Herford,

Hochsauerlandkreis,

Landkreis Höxter,

de volgende steden en gemeenten in Landkreis Kleve: Bedburg-Hau, Emmerich am Rhein, Geldern, Goch, Issum, Kalkar, Kerken, Kevelaer, Kleve, Kranenburg, Rees, Rheurdt, Uedem, Weeze,

Landkreis Lippe,

Märkischer Kreis,

de volgende gemeenten in Landkreis Mettman: Heiligenhaus, Velbert, Wülfrath,

Landkreis Minden-Lübbecke,

de volgende gemeenten in Oberbergischen Kreis: Bergneustadt, Radevormwald,

Landkreis Olpe,

Landkreis Paderborn,

Landkreis Recklinghausen,

de volgende gemeenten in Landkreis Siegen-Wittgenstein: Netphen, Kreuztal, Hilchenbach, Erndtebrüch, Bad Laasphe, Bad Berleburg,

Landkreis Soest,

Landkreis Steinfurt,

Landkreis Unna,

Landkreis Warendorf,

Landkreis Wesel,

Stadt Bielefeld,

Stadt Bochum,

Stadt Bottrop,

Stadt Dortmund,

Stadt Duisburg,

Stadt Essen,

Stadt Gelsenkirchen,

Stadt Hamm,

Stadt Herne,

Stad Mülheim an der Ruhr,

Stad Münster (Westfalen),

Stadt Oberhausen

Bundesland Sachsen

Bundesland Sachsen-Anhalt

Bundesland Schleswig-Holstein

Bundesland Thüringen”;

b)

de vermelding voor Italië wordt vervangen door:

“Italië

Provincia autonoma di Bolzano — Alto Adige

Regione Valle d’Aosta

Regione Friuli Venezia Giulia”;

c)

de volgende vermelding voor Litouwen wordt ingevoegd na de vermelding voor Letland en voor de vermelding voor Hongarije:

“Litouwen

Het gehele grondgebied”;

d)

de volgende vermelding voor Portugal wordt ingevoegd na de vermelding voor Polen en voor de vermelding voor Slovenië:

“Portugal

Het gehele grondgebied met uitzondering van de Região Algarve”.

3)

In bijlage XIII wordt deel I als volgt gewijzigd:

a)

de vermelding voor Denemarken wordt vervangen door:

“Denemarken

Het gehele grondgebied, met uitzondering van de stroomgebieden van de Rohden Å, Sneum Å, Vidå, Lindenborg Å en Århus Å”;

b)

de vermelding voor Finland wordt vervangen door:

“Finland

Het gehele grondgebied, met uitzondering van:

het kustcompartiment in Ii, Kuivaniemi,

het kustcompartiment dat bestaat uit de delen van de gemeenten Föglö, Lumparland, Lemland en Vårdö die zich bevinden binnen een cirkel met een straal van 11,466 km en met als middelpunt de WGS84-coördinaten breedte 60,013565060° — lengte 20,317617393°,

de stroomgebieden: 14.72 Virmasvesi, 14.73 Nilakka, 4.74 gebied Saarijärvi en 4.41 gebied Pielinen”.


BESLUITEN

22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/18


BESLUIT (GBVB) 2021/1009 VAN DE RAAD

van 18 juni 2021

tot wijziging van Besluit 2013/233/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 mei 2013 heeft de Raad Besluit 2013/233/GBVB (1) tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië) vastgesteld.

(2)

Op 19 januari 2020 is tijdens de conferentie van Berlijn over Libië een lijst van conclusies vastgesteld en is het kader tot stand gebracht voor de uitvoering daarvan via het “proces van Berlijn”, ter ondersteuning van het driepuntenplan dat door de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN, Ghassan Salamé, is ingediend bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN), met als enig doel de VN te helpen eensgezinde steun van de internationale gemeenschap te verkrijgen voor een vreedzame oplossing van de crisis in Libië.

(3)

Op 12 februari 2020 toonde de VN-Veiligheidsraad zich in zijn Resolutie 2510 (2020) ingenomen met de conferentie van Berlijn over Libië en bekrachtigde hij de conclusies ervan, met de opmerking dat ze een belangrijk element vormen van een alomvattende oplossing voor de situatie in Libië.

(4)

Op 29 juni 2020 heeft de Raad, in de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte omstandigheden, Besluit (GBVB) 2020/903 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van EUBAM Libië werd verlengd tot en met 30 juni 2021.

(5)

Op 2 maart 2021 heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) in het kader van de strategische evaluatie van EUBAM Libië besloten de missie met twee jaar te verlengen, namelijk tot en met 30 juni 2023. Tevens heeft het PVC op 30 maart 2021 besloten een tweede strategische doelstelling aan het mandaat van de missie toe te voegen ter ondersteuning van de door de VN geleide inspanningen voor vrede in Libië als onderdeel van het proces van Berlijn, met inachtneming van de belangrijkste actieterreinen van de missie (grensbeheer, rechtshandhaving en strafrechtspleging), en dat een besluit over potentiële toekomstige steun via de missie pas later zal worden genomen op basis van een specifieke strategische analyse van de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), indien de VN of de Libische autoriteiten daartoe een formeel verzoek indienen.

(6)

Op 16 april 2021 riep de VN-Veiligheidsraad in Resolutie 2571(2021) alle partijen op de staakt-het-vurenovereenkomst van 23 oktober 2020 volledig uit te voeren en vroeg hij de VN-lidstaten met aandrang de volledige uitvoering van die overeenkomst te eerbiedigen en te steunen, onder meer door onverwijld alle buitenlandse troepen en huurlingen uit Libië terug te trekken. Voorts riep hij de regering van Libië op de uitvoering van het wapenembargo, ook op alle punten van binnenkomst, te verbeteren zodra zij toezicht uitoefent, en riep hij alle VN-lidstaten op hieraan mee te werken.

(7)

Besluit 2013/233/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

EUBAM Libië zal worden uitgevoerd in een situatie die mogelijk zal verslechteren en die de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, zoals neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, in de weg kan staan.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2013/233/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Doelstellingen

1.   EUBAM Libië staat de Libische autoriteiten bij in de opbouw van structuren ter beveiliging van de staat, met name op het gebied van grensbeheer, rechtshandhaving en strafrechtspleging, om zo georganiseerde criminele netwerken te verstoren die betrokken zijn bij met name de smokkel van migranten, mensenhandel en terrorisme in Libië en in het centrale Middellandse Zeegebied.

2.   EUBAM Libië verleent steun aan de door de Verenigde Naties geleide inspanningen voor vrede in Libië op het gebied van grensbeheer, rechtshandhaving en strafrechtspleging.”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt de aanhef vervangen door:

“Om de doelstelling van artikel 2, lid 1, te verwezenlijken, zal EUBAM Libië:”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd

“1 bis.   De Raad neemt op basis van een specifieke strategische analyse van de Europese Dienst voor extern optreden een beslissing over de door EUBAM Libië te verlenen steun ter verwezenlijking van de in artikel 2, lid 2, bedoelde doelstelling, indien de Verenigde Naties of de Libische autoriteiten daartoe een formeel verzoek indienen.”.

3)

Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EUBAM Libië voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 juni 2023 moet dekken, bedraagt 84 850 000 EUR.”.

4)

In artikel 16 wordt het tweede lid vervangen door:

“Het is van toepassing tot en met 30 juni 2023.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2021.

Gedaan te Brussel, 18 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEÃO


(1)  Besluit 2013/233/GBVB van de Raad van 22 mei 2013 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië) (PB L 138 van 24.5.2013, blz. 15).

(2)  Besluit (GBVB) 2020/903 van de Raad van 29 juni 2020 tot wijziging van Besluit 2013/233/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandsverlening inzake geïntegreerd grensbeheer in Libië (EUBAM Libië) (PB L 207 van 30.6.2020, blz. 32).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/20


BESLUIT (GBVB) 2021/1010 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot wijziging van Besluit 2014/386/GBVB betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 23 juni 2014 Besluit 2014/386/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

De Raad erkent de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol door de Russische Federatie niet en blijft deze veroordelen; hij zal blijven vasthouden aan de volledige uitvoering van zijn beleid van niet-erkenning.

(3)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2014/386/GBVB dienen de beperkende maatregelen tot en met 23 juni 2022 te worden verlengd.

(4)

Besluit 2014/386/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 5 van Besluit 2014/386/GBVB wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing tot en met 23 juni 2022.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit 2014/386/GBVB van de Raad van 23 juni 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (PB L 183 van 24.6.2014, blz. 70).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/21


BESLUIT (GBVB) 2021/1011 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 december 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/2274 (1) vastgesteld, waarbij de heer Ángel LOSADA FERNÁNDEZ werd benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Sahelregio.

(2)

Op 25 juni 2018 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2018/906 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer LOSADA FERNÁNDEZ als de SVEU voor de Sahelregio werd verlengd. Dat besluit werd laatstelijk gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2021/283 van de Raad (3). Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2021.

(3)

Er moet een nieuwe SVEU voor de Sahelregio benoemd worden voor een periode van 14 maanden.

(4)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een situatie die mogelijk zal verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, in de weg kan staan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

1.   Mevrouw Emanuela DEL RE wordt benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Sahelregio voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2022. De Raad kan besluiten het mandaat van de SVEU te verlengen of eerder te beëindigen, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

2.   Voor het mandaat van de SVEU omvat de Sahelregio de regio die het belangrijkste geografisch kader vormt van de geïntegreerde strategie van de Europese Unie in de Sahelregio (de “strategie”), zoals vastgelegd in de Raadsconclusies van 16 april 2021: Burkina Faso, Tsjaad, Mali, Mauritanië en Niger. De SVEU pleegt waar nodig overleg met de landen van het Tsjaadmeerbekken en met andere landen en regionale of internationale entiteiten buiten de Sahelregio, waaronder de Maghreb, West-Afrika en de Golf van Guinee.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Op basis van de beleidsdoelstellingen van de strategie omvat het mandaat van de SVEU het actief bijdragen en voorrang geven aan regionale en internationale inspanningen voor blijvende vrede, veiligheid, stabiliteit en duurzame ontwikkeling in de regio. Voorts zet de SVEU zich in voor het verhogen van de kwaliteit, impact en zichtbaarheid van de veelzijdige betrokkenheid van de Unie in de Sahelregio.

2.   De SVEU draagt bij aan de ontwikkeling en uitvoering van de inspanningen van de Unie in de regio volgens een geïntegreerde benadering, onder meer op politiek, veiligheids- en ontwikkelingsgebied, en aan de coördinatie van alle relevante instrumenten en belanghebbenden voor acties van de Unie. De SVEU draagt bij aan het intensiveren van de betrokkenheid en de coördinatie van de Unie met nationale, regionale en internationale mechanismen, met name het Partnerschap voor veiligheid en stabiliteit in de Sahel (Partnership for Security and Stability in the Sahel, P3S), de Sahel Alliance en de Coalitie voor de Sahel, als kader voor de politieke en strategische samenwerking met de Sahelregio.

3.   Het optreden van de SVEU gebeurt in nauwe samenwerking en coördinatie met de Europese Dienst voor extern optreden, de delegaties van de Unie, de Commissie, de lidstaten en andere relevante belanghebbenden. Bijzondere aandacht gaat uit naar het versterken en verdiepen van het partnerschap met de Sahel G5, en het bijdragen aan internationale reflectie over een duurzame en voorspelbare financiering ter ondersteuning van de gemeenschappelijke strijdkrachten van de Sahel G5.

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen in de Sahelregio krijgt de SVEU het mandaat om:

a)

actief bij te dragen aan de uitvoering van de strategie, en de geïntegreerde benadering van de Unie van de crises in de regio te coördineren en verder te ontwikkelen, met als doel de algehele samenhang en effectiviteit van de activiteiten van de Unie in de Sahelregio te vergroten;

b)

overleg te plegen, onder meer via pendeldiplomatie, met alle belanghebbenden in de regio, zijnde overheden, regionale organisaties, met name de Sahel G5 en de gemeenschappelijke strijdkrachten ervan, de ondertekenaars van het uit het proces van Algiers resulterende akkoord voor vrede en verzoening in Mali (het “Malinese vredesakkoord”), internationale organisaties, de civiele samenleving en de diaspora, en met de landen van de Maghreb, de Golf van Guinee en het Tsjaadmeerbekken. Doel van dit overleg is de doelstellingen van de Unie vooruit te helpen en bij te dragen tot een beter begrip van de rol van de Unie in de Sahelregio. Met de Sahel G5 wordt onder meer aandacht besteed aan het bevorderen van de eerbiediging van de mensenrechten en aan niet-militaire elementen van de gemeenschappelijke strijdkrachten, zoals de politiecomponent;

c)

de belangen en de zichtbaarheid van de Unie in de relevante regionale en internationale fora te behartigen en te bevorderen, door deel te nemen aan het Comité de Suivi van het Malinese vredesakkoord, en andere nationale processen die van belang zijn voor de stabiliteit in de regio;

d)

een volledig gecoördineerd en alomvattend optreden van de Unie in de regio te faciliteren, met gebruikmaking van alle relevante instrumenten, met inbegrip van de Europese Vredesfaciliteit, ontwikkelingssamenwerking, de activiteiten van de lidstaten en de steun van de Unie voor crisisbeheersing en conflictpreventie via de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali), de GVDB-missie van de Europese Unie in Mali (EUCAP Sahel Mali), de GVDB-missie van de Europese Unie in Niger (EUCAP Sahel Niger), en de stabiliserende inspanningen in het kader van de Coalitie voor de Sahel, met name het P3S en de Sahel Alliance en hun respectieve secretariaten;

e)

nauw samen te werken met de Verenigde Naties (VN), met name met de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal voor West-Afrika en de Sahel, de speciale coördinator voor ontwikkeling in de Sahel, de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal en het hoofd van de Multidimensionale Geïntegreerde Stabilisatiemissie van de VN in Mali (MINUSMA), de Afrikaanse Unie, met name met de hoge vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie voor Mali en de Sahel, de Sahel G5, met name met het voorzitterschap van de G5 en de uitvoerend secretaris, de hoge vertegenwoordiger van de Coalitie voor de Sahel, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (Ecowas), de Commissie van het Tsjaadmeerbekken, de Liptako-Gourma Authority, en met andere vooraanstaande nationale, regionale en internationale belanghebbenden, waaronder andere speciale gezanten voor de Sahel, alsook met de betrokken autoriteiten, met name in de Maghreb, de Hoorn van Afrika, de Golf van Guinee en het Midden-Oosten;

f)

de gevolgen van de onderliggende oorzaken van instabiliteit en langetermijntrends in de regio nauwlettend te volgen, te analyseren en te rapporteren, met name klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, nomadische veeteelt, toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals land en water, en duurzaam beheer van en samenwerking op het vlak van natuurlijke hulpbronnen die de stabiliteit versterken, te promoten, en ook inspanningen te ondersteunen om de verspreiding van instabiliteit te beperken, door bijzondere aandacht te besteden aan de meest kwetsbare regio’s op veiligheidsgebied, met name de regio’s van Liptako-Gourma en van het Tsjaadmeer;

g)

andere regionale en grensoverschrijdende dimensies van de uitdagingen waar de regio mee kampt nauwlettend te volgen, zoals pandemieën, terrorisme, radicalisering, georganiseerde misdaad, cyberdreigingen, wapensmokkel, mensenhandel en -smokkel, drugssmokkel, maritieme onveiligheid, vluchtelingen- en migratiestromen en de daarmee verband houdende illegale financiële stromen;

h)

nauwlettend de gevolgen op humanitair, politiek, veiligheids- en ontwikkelingsgebied van grootschalige vluchtelingenstromen en migratiestromen, inclusief intern ontheemden, in het oog te houden. Desgevraagd met de betrokken partijen dialogen aan te gaan over migratie en in het algemeen meer bij te dragen aan het beleid van de Unie inzake migratie en vluchtelingen in de regio, overeenkomstig de politieke prioriteiten van de Unie, teneinde de vruchtbare samenwerking op migratiegebied te blijven bevorderen, voortbouwend op de constructieve partnerschappen die de afgelopen jaren zijn aangegaan;

i)

in nauwe samenwerking met de EU-coördinator voor terrorismebestrijding bij te dragen aan de verdere uitvoering van de terrorismebestrijdingsstrategie van de EU en de desbetreffende conclusies van de Raad over het voorkomen en bestrijden van terrorisme en gewelddadig extremisme. Regelmatig politieke contacten op hoog niveau te onderhouden met de landen in de regio die getroffen worden door terrorisme en internationale georganiseerde misdaad, en ervoor te zorgen dat de Unie een belangrijke rol vervult bij de inspanningen voor de bestrijding van terrorisme en internationale georganiseerde misdaad en de oorzaken daarvan. Dit omvat onder meer de inspanningen van de Unie voor een betere ondersteuning van de regionale capaciteit van de veiligheidssector door middel van regionalisering van missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en actieve steun aan regionale capaciteitsopbouw, in het bijzonder de gemeenschappelijke strijdkrachten van de Sahel G5, de coördinatie met internationale actoren zoals de MINUSMA, en de betrekkingen met de lokale bevolking, overeenkomstig Resoluties 2359 (2017) en 2391 (2017) van de VN-Veiligheidsraad;

j)

de gevolgen op politiek, veiligheids- en ontwikkelingsgebied van humanitaire crises in de regio nauwlettend in het oog te houden;

k)

bij te dragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie in de regio, in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, in overeenstemming met het actieplan van de Unie inzake mensenrechten en democratie, de richtsnoeren van de Unie inzake mensenrechten, in het bijzonder de richtsnoeren van de Unie inzake kinderen en gewapende conflicten, alsmede de richtsnoeren van de Unie inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie, en het beleid van de Unie inzake vrouwen, vrede en veiligheid in overeenstemming met het actieplan van de Unie inzake vrouwen, vrede en veiligheid (2019-2024), en het bevorderen van inclusiviteit en gendergelijkheid in de staatsopbouw, overeenkomstig Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad en daaropvolgende resoluties inzake vrouwen, vrede en veiligheid, waaronder Resolutie 2242 (2015) van de VN-Veiligheidsraad, en het ondersteunen van de uitvoering van Resolutie 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad;

l)

bijzondere aandacht te blijven besteden aan de justitiële sector als geheel en aan verantwoordingsmechanismen om straffeloosheid te bestrijden en het vertrouwen van het publiek in het rechtsstelsel te herstellen. De bijdrage van de SVEU bestaat er onder meer in regelmatig de ontwikkelingen te volgen, erover te rapporteren, en aanbevelingen ter zake te doen, alsmede door regelmatige contacten te onderhouden met de betrokken autoriteiten in de regio, met het bureau van de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof, met het bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en met pleitbezorgers en waarnemers van mensenrechten in de regio;

m)

door frequente contacten in de regio, ook met lokale actoren, de kennis van de Unie over lokale verwachtingen en lokale contexten te vergroten. Op basis van een grondige en continue analyse van de situatie de reflectie te faciliteren over en bij te dragen tot de vroegtijdige respons en de strategische en langetermijnvisie van de Unie in de Sahel;

n)

toe te zien op en te rapporteren over de naleving van relevante resoluties van de VN-Veiligheidsraad, meer bepaald de Resoluties 2056 (2012), 2071 (2012), 2085 (2012), 2100 (2013), 2227 (2015), 2295 (2016), 2364 (2017), 2374 (2017), 2359 (2017), 2391 (2017), 2423 (2018), 2432 (2018), 2480 (2019), 2484 (2019), 2531 (2020) en 2541 (2020).

2.   Ter vervulling van zijn mandaat moet de SVEU onder meer:

a)

waar passend adviseren en verslag uitbrengen over de formulering van de standpunten van de Unie in regionale en internationale fora, teneinde proactief een optreden gebaseerd op partnerschap en wederzijdse verantwoording te bevorderen en de geïntegreerde benadering van de Unie ten aanzien van de Sahel te versterken;

b)

bijdragen aan het bijhouden van een overzicht van alle activiteiten van de Unie en nauw samenwerken met de relevante delegaties van de Unie en de lidstaten.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat, onder het gezag van de HV.

2.   Het PVC onderhoudt een bijzondere relatie met de SVEU en is het voornaamste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV, biedt het PVC de SVEU strategische en politieke sturing in het kader van diens mandaat.

3.   De SVEU werkt nauw samen en coördineert zijn werkzaamheden met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen daarvan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2022 bedraagt 1 588 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het beheer van de uitgaven wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de bijbehorende financiële middelen die hem ter beschikking zijn gesteld, is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie zonder verwijl op de hoogte van de samenstelling van het team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen om personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van de lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, al naargelang de detachering. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of bij de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een lidstaat te hebben.

3.   Gedetacheerd personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, de detacherende instelling van de Unie of de EDEO, en verricht zijn werkzaamheden en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de betrokken afdelingen van de EDEO of de delegaties van de Unie gehuisvest ten behoeve van de samenhang en consistentie van de werkzaamheden van alle betrokkenen.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en het goede functioneren van de missie van de SVEU en van zijn personeel, worden met de ontvangende landen geregeld, voor zover noodzakelijk. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van zijn team nemen de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging van Besluit 2013/488/EU van de Raad (4) in acht.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle informatie die voor hem van belang is.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten — argelang van het geval — verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met het mandaat van de SVEU en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

a)

een specifiek veiligheidsplan op te stellen op basis van richtsnoeren van de EDEO, met inbegrip van specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor veilige verplaatsingen van personeel naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is en voor het beheer van veiligheidsincidenten, en met inbegrip van een noodplan en een evacuatieplan;

b)

er voor te zorgen dat alle personeelsleden die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, gedekt zijn door een verzekering tegen grote risico’s — zoals vereist door de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is;

c)

er voor te zorgen dat alle leden van zijn team die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, inclusief het ter plaatse aangeworven personeel, vóór of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een goede veiligheidsopleiding hebben gehad die gebaseerd is op de risicoklasse waarin het gebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

er voor te zorgen dat alle aanbevelingen waartoe naar aanleiding van regelmatige veiligheidsevaluaties wordt besloten, worden uitgevoerd, en daarover en over andere veiligheidskwesties schriftelijk te rapporteren aan de HV, de Raad en de Commissie in de regelmatige voortgangsrapporten en in een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU rapporteert regelmatig zowel mondeling als schriftelijk aan de HV en aan het PVC. De SVEU rapporteert zo nodig tevens aan werkgroepen van de Raad. Er worden op regelmatige basis rapporten verspreid via het Coreu-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken rapporten voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan hij worden ingeschakeld bij het verstrekken van informatie aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   In het kader van de strategie draagt de SVEU bij tot de eenheid, samenhang en effectiviteit van de acties van de Unie en zorgt hij er mee voor dat alle instrumenten van de Unie en acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Indien nodig wordt overlegd met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met de activiteiten van de delegaties van de Unie en van de Commissie, alsook met de activiteiten van de andere SVEU’s in de regio. De SVEU rapporteert regelmatig aan de delegaties van de Unie en aan de missies van de lidstaten in de regio.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de relevante missiehoofden van de lidstaten, de hoofden van de delegaties van de Unie en de hoofden van de GVDB-missies. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. In nauwe samenwerking met de relevante delegaties van de Unie geeft de SVEU aan de hoofden van de missies EUCAP Sahel Niger en EUCAP Sahel Mali en aan de commandant van EUTM Mali plaatselijke politieke aansturing. De SVEU, de missiecommandant van EUTM Mali en de commandant van de civiele operatie plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en zijn medewerkers bieden ondersteuning bij het verstrekken van gegevens voor reacties op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU’s voor de Sahelregio, en in dat verband bieden zij administratieve ondersteuning en geven zij inzage in relevante dossiers.

Artikel 14

Evaluatie

De uitvoering van dit besluit en de samenhang van dit besluit met andere bijdragen van de Unie in de regio worden regelmatig geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie regelmatig voortgangsrapporten voor, en uiterlijk op 31 mei 2022 een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (GBVB) 2015/2274 van de Raad van 7 december 2015 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio (PB L 322 van 8.12.2015, blz. 44).

(2)  Besluit (GBVB) 2018/906 van de Raad van 25 juni 2018 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio (PB L 161 van 26.6.2018, blz. 22).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/283 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/906 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Sahelregio (PB L 62 van 23.2.2021, blz. 47).

(4)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/27


BESLUIT (GBVB) 2021/1012 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 8 december 2011 heeft de Raad Besluit 2011/819/GBVB (1) vastgesteld, waarbij de heer Alexander RONDOS werd benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Hoorn van Afrika.

(2)

Op 25 juni 2018 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2018/905 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer RONDOS als de SVEU voor de Hoorn van Afrika werd verlengd. Dat besluit werd laatstelijk gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2021/352 van de Raad (3). Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2021.

(3)

Er moet een nieuwe SVEU voor de Hoorn van Afrika benoemd worden voor een periode van 14 maanden.

(4)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een situatie die mogelijk zal verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, in de weg kan staan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

1.   Mevrouw Annette WEBER wordt benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de Hoorn van Afrika voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2022. De Raad kan besluiten het mandaat van de SVEU te verlengen of eerder te beëindigen, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

2.   Voor het mandaat van de SVEU omvat de Hoorn van Afrika de landen waarnaar de grootste aandacht uitgaat in de strategie van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (de “strategie”), zoals vastgelegd in de Raadsconclusies van 10 mei 2021: Djibouti, Eritrea, Ethiopië, Kenia, Somalië, Zuid-Sudan, Sudan en Uganda. De SVEU pleegt waar nodig ook overleg met de landen rond de Rode Zee en in het Nijlbekken, alsook met andere landen in de regio, en met relevante regionale of internationale entiteiten in en buiten de Hoorn van Afrika, waaronder het Arabische schiereiland en Noord-Afrika.

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

1.   Op basis van de beleidsdoelstellingen van de strategie omvat het mandaat van de SVEU het actief bijdragen aan regionale en internationale inspanningen voor vreedzame co-existentie en duurzame vrede en voor veiligheid en ontwikkeling in en tussen de landen in de regio. Voorts zet de SVEU zich in voor het verhogen van de kwaliteit, de intensiteit, het effect en de zichtbaarheid van de veelzijdige betrokkenheid van de Unie in de Hoorn van Afrika.

2.   De SVEU draagt bij aan de ontwikkeling en uitvoering van de inspanningen van de Unie in de regio in een geïntegreerde aanpak, onder meer op politiek, veiligheids- en ontwikkelingsgebied, en hij coördineert alle relevante instrumenten en belanghebbenden in het kader van acties van de Unie. De SVEU verricht zijn werkzaamheden in nauwe samenwerking en coördinatie met de relevante hoofden van de delegaties van de Unie, de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO), de Commissie, de lidstaten en andere relevante actoren en belanghebbenden van de Unie. De SVEU vergroot de invloed van de Unie in de regio en zorgt voor de samenhang van het beleid van de Unie op regionaal niveau.

3.   De SVEU draagt bij tot de belofte van de Unie om haar strategische betrekkingen en partnerschap met de regio van de Hoorn van Afrika en de landen daarin te verdiepen, met als doel steun te verlenen aan vrede en veiligheid, democratie, mensenrechten, de rechtsstaat, gendergelijkheid, humanitaire beginselen en internationaal humanitair recht (IHR), duurzame ontwikkeling, economische groei, klimaatactie en regionale samenwerking.

4.   De beleidsdoelstellingen waartoe de SVEU bijdraagt, omvatten onder meer:

a)

stabilisering van de Hoorn van Afrika, met aandacht voor bredere regionale dynamiek, ook op landelijk niveau, waar dit relevant is voor de stabiliteit van de regio;

b)

politieke transities, bijvoorbeeld in Ethiopië en Sudan, vredes- en staatsopbouw in Somalië en Zuid-Sudan, en het voorkomen en vroegtijdig signaleren van mogelijke conflicten tussen of binnen landen in de regio, waaronder grensoverschrijdende geschillen, en bijdragen aan de bemiddeling en oplossing daarvan;

c)

regionale samenwerking op het gebied van politiek, veiligheid en duurzame economie, en gezamenlijk multilateraal optreden, met name met de Verenigde Naties (VN), de Afrikaanse Unie en de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit (IGAD);

d)

een oplossing via onderhandelingen voor de Grote Ethiopische Renaissancedam en het bevorderen van samenwerking over de grenzen heen in het gehele Nijlbekken;

e)

veiligheid, stabiliteit en samenwerking in het gebied rond de Rode Zee.

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen in verband met de Hoorn van Afrika heeft de SVEU het volgende mandaat:

a)

hij draagt actief bij tot de uitvoering van de strategie en vergroot de algehele samenhang en effectiviteit van de activiteiten van de Unie, teneinde zo de betrekkingen en het partnerschap van de Unie met de Hoorn van Afrika en de landen en organisaties aldaar te verdiepen en te versterken;

b)

hij overlegt met alle relevante belanghebbenden in de regio, nationale gouvernementele en niet-gouvernementele actoren, regionale autoriteiten, internationale en regionale organisaties, het maatschappelijk middenveld, jongeren, het bedrijfsleven en de diaspora, om zo de doelstellingen van de Unie vooruit te helpen en bij te dragen aan een beter begrip van de rol van de Unie in de regio. In dat verband reist hij regelmatig naar alle landen in de regio;

c)

hij overlegt met relevante actoren buiten de regio, ten behoeve van bredere regionale stabiliteit, onder meer met betrekking tot de Grote Ethiopische Renaissancedam, de Rode Zee, het westelijk deel van de Indische Oceaan, de financiering van de missie van de Afrikaanse Unie in Somalië (Amisom) en het daaropvolgende optreden van de Afrikaanse Unie om de veiligheid in Somalië te verbeteren. Zijn contacten omvatten, waar passend, bilaterale contacten met de Verenigde Staten van Amerika, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, de landen van de Golf, Egypte, regionale contacten met de Raad voor Samenwerking van de Arabische Golfstaten, de Raad van Arabische en Afrikaanse staten aan de Rode Zee en de Golf van Aden, en andere internationale actoren;

d)

hij vertegenwoordigt en bevordert de belangen en de zichtbaarheid van de Unie in de relevante regionale en internationale fora;

e)

hij zet aan tot en ondersteunt effectieve politieke en veiligheidssamenwerking en duurzame economische integratie in de regio via het partnerschap van de EU met de Afrikaanse Unie en met regionale organisaties, met name de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit. Hij initieert/stuurt, ondersteunt en bevordert mechanismen voor conflictoplossingen, met name mechanismen die uit Afrika zelf voortkomen en ook uit het Midden-Oosten/Noord-Afrika, met als doel het stimuleren van effectieve preventie, de-escalatie en vreedzame regeling van geschillen en verzoening door partijen aan te sporen tot dialoog, onderhandeling en bemiddeling;

f)

hij volgt de politieke en veiligheidsontwikkelingen in de regio en draagt bij tot de ontwikkeling van het Uniebeleid voor de regio; doel hiervan is het verstrekken van advies over en het formuleren van concrete actievoorstellen voor Eritrea, Ethiopië, Somalië, Sudan, Zuid-Sudan, het grensconflict tussen Sudan en Eritrea, de spanningen tussen Somalië en Kenia, de regionale rol van Kenia, het conflict in het Nijlbekken, de veiligheid rond de Rode Zee, de bevordering van regionale integratie, en andere problemen in de regio die gevolgen hebben voor de veiligheid, stabiliteit en vreedzame inclusieve ontwikkeling. De SVEU draagt ook bij aan de vroegtijdige respons van de Unie en de strategische langetermijnvisie van de Unie voor de Hoorn van Afrika;

g)

hij continueert het mobiliseren van regionale en internationale steun voor politieke transities, bijvoorbeeld in Ethiopië en Sudan, in nauwe samenwerking met de delegatiehoofden van de Unie en de missies van de lidstaten. Hij draagt bij tot pogingen om tot brede nationale vrede en verzoening te komen op basis van een inclusieve en transparante dialoog. Hij zet zich in om de regionale gevolgen van de meervoudige crises in Ethiopië, inclusief de regio Tigray, aan te pakken, met name door aan te sporen tot een vreedzame oplossing van de grensspanningen met Sudan. Wat Sudan betreft, zijn de inspanningen van de SVEU ook gericht op ondersteuning van de uitvoering van het vredesakkoord van Juba en de onderhandelingen over en de uitvoering van daaropvolgende akkoorden;

h)

hij blijft zich beijveren voor meer steun van regionale en internationale belanghebbenden voor de cruciale vredes- en staatsopbouw in Somalië en Zuid-Sudan. In aanvulling op de inspanningen van het hoofd van de delegatie van de Unie en de lidstaten, ondersteunt hij de inspanningen van de Unie voor staatsopbouw in Somalië, waaronder de ontwikkeling van de veiligheidssector. In dit verband levert de SVEU input voor de besprekingen over het gebruik van de Europese Vredesfaciliteit en voor de missies en operaties in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) in de regio. Wat Zuid-Sudan betreft, blijft hij in nauw overleg met het hoofd van de delegatie van de Unie intensief samenwerken met de VN, de Intergouvernementele Ontwikkelingsautoriteit, de Afrikaanse Unie en andere internationale partners om hun steun voor de vredesinspanningen en de algehele stabilisatie van Zuid-Sudan zeker te stellen;

i)

hij gaat in gesprek met Eritrea en dringt aan op een constructieve agenda op regionaal niveau, waaronder de terugtrekking van Eritrese troepen uit Ethiopië;

j)

hij blijft de Unie vertegenwoordigen als waarnemer bij de door de Afrikaanse Unie geleide besprekingen over de Grote Ethiopische Renaissancedam. In nauwe samenwerking met de hoofden van de delegaties van de Unie en de missies van de lidstaten in Egypte, Sudan en Ethiopië draagt hij bij tot de ondersteuning van de dialoog en de samenwerking tussen de partijen en tot het opbouwen van vertrouwen en het ontwikkelen van vertrouwenwekkende maatregelen die zouden kunnen bijdragen tot een oplossing van het geschil over de dam. Meer in het algemeen zet hij zich in voor een grotere betrokkenheid van de Unie bij de waterdiplomatie in het gehele Nijlbekken;

k)

hij beijvert zich voor samenwerking, dialoog en vreedzame geschillenbeslechting in het gebied rond de Rode Zee en voor speciale relaties met initiatieven die uit de regio’s zelf voortkomen. In nauwe samenwerking met de delegaties van de Unie en de missies van de lidstaten in de regio draagt hij bij aan een geïntegreerde benadering van de ruimere regio van de Rode Zee en aan een inclusieve agenda voor samenwerking betreffende de Rode Zee tussen de relevante regionale en internationale actoren;

l)

hij volgt de grensoverschrijdende problemen in de Hoorn van Afrika op de voet en bevordert de samenwerking om hier iets aan te doen, met name op het gebied van radicalisering en terrorisme, maritieme veiligheid en piraterij, grensgeschillen, alle vormen van illegale handel, waaronder mensenhandel, illegale geldstromen, en de politieke en veiligheidsgevolgen van humanitaire crises;

m)

hij bevordert de humanitaire toegang, de eerbiediging van het IHR en de bescherming van burgers;

n)

hij draagt, in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten, bij tot de bevordering van de mensenrechten via de uitvoering van Besluit 2011/168/GBVB van de Raad (4) en van het mensenrechtenbeleid van de Unie, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie voor de mensenrechten, in het bijzonder de richtsnoeren van de Unie inzake kinderen en gewapende conflicten, alsmede de richtsnoeren van de Unie inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad en daaropvolgende resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid, evenals Resolutie 2250 (2015) van de VN-Veiligheidsraad over jongeren, vrede en veiligheid. Dit houdt onder meer uitwisselingen met het Internationaal Strafhof, het Bureau van de Hoge Commissaris voor de mensenrechten en mensenrechtenverdedigers in;

o)

hij pakt de toenemende gevolgen van de klimaatverandering voor vrede en veiligheid aan. Dit houdt onder meer in dat bij preventie- en vredesopbouwactiviteiten rekening wordt gehouden met aan klimaat en milieu gerelateerde veiligheidsrisico’s.

2.   Ter vervulling van zijn mandaat moet de SVEU onder meer:

a)

waar passend adviseren en verslag uitbrengen over de formulering van de standpunten van de Unie in regionale en internationale fora, teneinde proactief een optreden gebaseerd op partnerschap en wederzijdse verantwoording te bevorderen en de geïntegreerde benadering van de Unie ten aanzien van de Hoorn van Afrika te versterken;

b)

bijdragen aan het bijhouden van een overzicht van alle activiteiten van de Unie en nauw samenwerken en coördineren met de relevante delegaties van de Unie en de lidstaten.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat, onder het gezag van de HV.

2.   Het PVC onderhoudt een bijzondere relatie met de SVEU en is het voornaamste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV, biedt het PVC de SVEU strategische en politieke sturing in het kader van diens mandaat.

3.   De SVEU werkt nauw samen en coördineert zijn werkzaamheden met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen daarvan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 augustus 2022 bedraagt 2 750 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het beheer van de uitgaven wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de bijbehorende financiële middelen die hem ter beschikking zijn gesteld, is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie zonder verwijl op de hoogte van de samenstelling van het team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen om personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van de lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, al naargelang de detachering. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of bij de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een lidstaat te hebben.

3.   Gedetacheerd personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, de detacherende instelling van de Unie of de EDEO, en verricht zijn werkzaamheden en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de betrokken afdelingen van de EDEO of de delegaties van de Unie gehuisvest ten behoeve van de samenhang en consistentie van de werkzaamheden van alle betrokkenen.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en het goede functioneren van de missie van de SVEU en van zijn personeel, worden met de ontvangende landen geregeld, voor zover noodzakelijk. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van zijn team nemen de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging van Besluit 2013/488/EU van de Raad (5) in acht.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle informatie die voor hem van belang is.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten — naargelang van het geval — verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met het mandaat van de SVEU en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

a)

een specifiek veiligheidsplan op te stellen op basis van richtsnoeren van de EDEO, met inbegrip van specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor veilige verplaatsingen van personeel naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is en voor het beheer van veiligheidsincidenten, en met inbegrip van een noodplan en een evacuatieplan;

b)

ervoor te zorgen dat alle personeelsleden die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, gedekt zijn door een verzekering tegen grote risico’s — zoals vereist door de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is;

c)

ervoor te zorgen dat alle leden van zijn team die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, inclusief het ter plaatse aangeworven personeel, vóór of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een goede veiligheidsopleiding hebben gehad die gebaseerd is op de risicoklasse waarin het gebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

ervoor te zorgen dat alle aanbevelingen waartoe naar aanleiding van regelmatige veiligheidsevaluaties wordt besloten, worden uitgevoerd, en daarover en over andere veiligheidskwesties schriftelijk te rapporteren aan de HV, de Raad en de Commissie in de regelmatige voortgangsrapporten en in een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU rapporteert regelmatig zowel mondeling als schriftelijk aan de HV en aan het PVC. De SVEU rapporteert zo nodig tevens aan werkgroepen van de Raad. Er worden op regelmatige basis rapporten verspreid via het Coreu-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken rapporten voorleggen. Overeenkomstig artikel 36 van het Verdrag kan hij worden ingeschakeld bij het verstrekken van informatie aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   In het kader van de strategie draagt de SVEU bij tot de eenheid, samenhang en effectiviteit van de acties van de Unie en zorgt hij er mee voor dat alle instrumenten van de Unie en acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Indien nodig wordt overlegd met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met de activiteiten van de EDEO, de delegaties van de Unie en de Commissie, alsook met de activiteiten van de andere SVEU’s in de regio. De SVEU rapporteert regelmatig aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de relevante missiehoofden van de lidstaten, de hoofden van de delegaties van de Unie en de hoofden van GVDB-missies en -operaties. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. In nauwe coördinatie met relevante de delegaties van de Unie geeft de SVEU aan de commandant van EUNAVFOR Atalanta, de commandant van de missie EUTM Somalia en het hoofd van de missie EUCAP Somalia plaatselijke politieke aansturing. De SVEU, de operationele commandanten van de Unie en de commandant van de civiele operatie plegen indien nodig overleg. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en zijn medewerkers bieden ondersteuning bij het verstrekken van gegevens voor reacties op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU’s voor de Hoorn van Afrika, en in dat verband bieden zij administratieve ondersteuning en geven zij inzage in relevante dossiers.

Artikel 14

Evaluatie

De uitvoering van dit besluit en de samenhang van dit besluit met andere bijdragen van de Unie in de regio worden regelmatig geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie regelmatig voortgangsrapporten voor, en uiterlijk op 31 mei 2022 een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit 2011/819/GBVB van de Raad van 8 december 2011 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 327 van 9.12.2011, blz. 62).

(2)  Besluit (GBVB) 2018/905 van de Raad van 25 juni 2018 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 161 van 26.6.2018, blz. 16).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/352 van de Raad van 25 februari 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/905 houdende verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de Hoorn van Afrika (PB L 68 van 26.2.2021, blz. 187).

(4)  Besluit 2011/168/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende het Internationaal Strafhof en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 56).

(5)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/33


BESLUIT (GBVB) 2021/1013 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 33 en artikel 31, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 april 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/598 (1) vastgesteld, waarbij de heer Peter BURIAN werd benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië.

(2)

Op 25 juni 2018 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2018/904 (2) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer BURIAN als de SVEU voor Centraal-Azië werd verlengd. Dat besluit werd laatstelijk gewijzigd bij Besluit (GBVB) 2021/282 van de Raad (3). Het mandaat van de SVEU verstrijkt op 30 juni 2021.

(3)

Er moet een nieuwe SVEU voor Centraal-Azië benoemd worden voor een periode van twintig maanden.

(4)

De SVEU zal het mandaat uitvoeren in een situatie die mogelijk zal verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als neergelegd in artikel 21 van het Verdrag, in de weg kan staan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie

Mevrouw Terhi HAKALA wordt benoemd tot de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor Centraal-Azië voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 28 februari 2023. De Raad kan besluiten het mandaat van de SVEU te verlengen of eerder te beëindigen, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en op voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV).

Artikel 2

Beleidsdoelstellingen

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de beleidsdoelstellingen van de Unie in Centraal-Azië. Die beleidsdoelstellingen omvatten:

a)

het bevorderen van goede en nauwe betrekkingen tussen de Unie en de landen van Centraal-Azië, op basis van gemeenschappelijke waarden en belangen, zoals opgenomen in de overeenkomsten tussen beide partijen;

b)

bijdragen aan het versterken van de stabiliteit en de samenwerking tussen de landen in de regio;

c)

bijdragen aan het versterken van de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden in Centraal-Azië;

d)

een respons bieden bij grote bedreigingen, vooral die met rechtstreekse gevolgen voor de Unie;

e)

het vergroten van de werkzaamheid en de zichtbaarheid van het optreden van de Unie in de regio, onder meer door nauwere coördinatie met andere betrokken partners en internationale organisaties, zoals de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en de Verenigde Naties (VN).

Artikel 3

Mandaat

1.   Ter verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen heeft de SVEU het volgende mandaat:

a)

het bevorderen van de algemene politieke coördinatie van de Unie in Centraal-Azië en mee zorgen voor de samenhang in het externe optreden van de Unie in de regio;

b)

bijdragen aan het uitvoeringsproces van de strategie van de Unie voor een nieuw partnerschap met Centraal-Azië, zoals aangevuld door de relevante Raadsconclusies en de daaropvolgende voortgangsrapporten over de uitvoering van de strategie van de Unie voor Centraal-Azië; aanbevelingen doen, en regelmatig daarover rapporteren aan de bevoegde Raadsinstanties;

c)

het assisteren van de Raad bij de verdere ontwikkeling van een alomvattend beleid voor Centraal-Azië;

d)

het op de voet volgen van de politieke ontwikkelingen in Centraal-Azië door nauwe contacten te leggen en te onderhouden met overheden, volksvertegenwoordigingen, de rechterlijke macht, het maatschappelijk middenveld en de massamedia;

e)

Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Turkmenistan en Oezbekistan aansporen om samen te werken bij regionale vraagstukken van gemeenschappelijk belang;

f)

de juiste contacten leggen en samenwerking tot stand brengen tussen de belangrijkste partijen in de regio, waaronder alle relevante regionale en internationale organisaties;

g)

in samenwerking met de SVEU voor de mensenrechten bijdragen aan de uitvoering van het mensenrechtenbeleid van de Unie in de regio, mede door ontwikkelingen op dit terrein te volgen, erover te rapporteren en aanbevelingen te doen, met inbegrip van de richtsnoeren van de Unie inzake mensenrechten, in het bijzonder de richtsnoeren van de Unie inzake kinderen en gewapende conflicten, alsook inzake geweld tegen vrouwen en meisjes en de bestrijding van alle vormen van tegen hen gerichte discriminatie, en het beleid van de Unie inzake Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad met betrekking tot vrouwen, vrede en veiligheid;

h)

in nauwe samenwerking met de VN en de OVSE bijdragen tot conflictpreventie en conflictoplossing, door contact te leggen met de autoriteiten en andere lokale actoren zoals niet-gouvernementele organisaties, politieke partijen, minderheden, religieuze groeperingen, en leiders van die entiteiten;

i)

een bijdrage leveren aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid ten aanzien van Centraal-Azië op de terreinen energiezekerheid, grensbewaking, bestrijding van zware misdaad zoals drugs- en mensenhandel, en beheer van watervoorraden, milieubeleid en klimaatverandering;

j)

regionale veiligheid in Centraal-Azië bevorderen, gelet op de afbouw van de internationale aanwezigheid in Afghanistan.

2.   De SVEU steunt de werkzaamheden van de HV en houdt zicht op alle activiteiten van de Unie in de regio.

Artikel 4

Uitvoering van het mandaat

1.   De SVEU is verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat, onder het gezag van de HV.

2.   Het PVC onderhoudt een bijzondere relatie met de SVEU en is het voornaamste contactpunt van de SVEU met de Raad. Onverminderd de bevoegdheden van de HV, biedt het PVC de SVEU strategische en politieke sturing in het kader van diens mandaat.

3.   De SVEU werkt nauw samen en coördineert zijn werkzaamheden met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en de bevoegde afdelingen daarvan.

Artikel 5

Financiering

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 28 februari 2023 bedraagt 1 885 000 EUR.

2.   De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.

3.   Voor het beheer van de uitgaven wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.

Artikel 6

Vorming en samenstelling van het team

1.   Binnen de grenzen van zijn mandaat en de bijbehorende financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor de samenstelling van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie zonder verwijl op de hoogte van de samenstelling van het team.

2.   De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen om personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van de lidstaat, de instelling van de Unie of de EDEO, al naargelang de detachering. Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of bij de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel dient de nationaliteit van een lidstaat te hebben.

3.   Gedetacheerd personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende lidstaat, de detacherende instelling van de Unie of de EDEO, en verricht zijn werkzaamheden en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.

4.   Het personeel van de SVEU wordt op dezelfde locatie als de betrokken afdelingen van de EDEO of de delegaties van de Unie gehuisvest ten behoeve van de samenhang en consistentie van de werkzaamheden van alle betrokkenen.

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn personeel

De voorrechten, immuniteiten en andere waarborgen die nodig zijn voor de uitvoering en het goede functioneren van de missie van de SVEU en van zijn personeel, worden met de ontvangende landen geregeld, voor zover noodzakelijk. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.

Artikel 8

Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie

De SVEU en de leden van zijn team nemen de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging van Besluit 2013/488/EU van de Raad (4) in acht.

Artikel 9

Toegang tot informatie en logistieke steun

1.   De lidstaten, de Commissie, de EDEO en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle informatie die voor hem van belang is.

2.   De delegaties van de Unie in de regio en/of de lidstaten — naargelang van het geval — verlenen logistieke steun in de regio.

Artikel 10

Veiligheid

Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat op grond van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder zijn gezag staat, in overeenstemming met het mandaat van de SVEU en de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, met name door:

a)

een specifiek veiligheidsplan op te stellen op basis van richtsnoeren van de EDEO, met inbegrip van specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen voor veilige verplaatsingen van personeel naar en binnen het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is en voor het beheer van veiligheidsincidenten, en met inbegrip van een noodplan en een evacuatieplan;

b)

ervoor te zorgen dat alle personeelsleden die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, gedekt zijn door een verzekering tegen grote risico’s — zoals vereist door de omstandigheden in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is;

c)

ervoor te zorgen dat alle leden van zijn team die buiten het grondgebied van de Unie worden ingezet, inclusief het ter plaatse aangeworven personeel, vóór of bij aankomst in het gebied waarvoor hij verantwoordelijk is, een goede veiligheidsopleiding hebben gehad die gebaseerd is op de risicoklasse waarin het gebied door de EDEO is ingedeeld;

d)

ervoor te zorgen dat alle aanbevelingen waartoe naar aanleiding van regelmatige veiligheidsevaluaties wordt besloten, worden uitgevoerd, en daarover en over andere veiligheidskwesties schriftelijk te rapporteren aan de HV, de Raad en de Commissie in de regelmatige voortgangsrapporten en in een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 11

Rapportage

De SVEU rapporteert regelmatig aan de HV en aan het PVC. De SVEU rapporteert zo nodig tevens aan werkgroepen van de Raad. Er worden op regelmatige basis rapporten verspreid via het Coreu-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken rapporten voorleggen. De SVEU kan worden ingeschakeld bij het verstrekken van informatie aan het Europees Parlement.

Artikel 12

Coördinatie

1.   De SVEU draagt bij tot de eenheid, samenhang en effectiviteit van de acties van de Unie en zorgt er mee voor dat alle instrumenten van de Unie en acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet om de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Indien nodig wordt overlegd met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden gecoördineerd met de activiteiten van de betrokken geografische afdeling van de EDEO en met de Commissie. De SVEU rapporteert regelmatig aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties van de Unie.

2.   Ter plaatse worden nauwe contacten onderhouden met de relevante missiehoofden van de lidstaten en de hoofden van de delegaties van de Unie. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van zijn mandaat. De SVEU onderhoudt tevens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.

Artikel 13

Ondersteuning bij vorderingen

De SVEU en zijn medewerkers bieden ondersteuning bij het verstrekken van gegevens voor reacties op alle vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit de mandaten van de vorige SVEU’s voor Centraal-Azië, en in dat verband bieden zij administratieve ondersteuning en geven zij inzage in relevante dossiers.

Artikel 14

Evaluatie

De uitvoering van dit besluit en de samenhang van dit besluit met andere bijdragen van de Unie in de regio worden regelmatig geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie regelmatig voortgangsrapporten voor, en uiterlijk op 30 november 2022 een uitvoerig eindverslag over de uitvoering van zijn mandaat.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (GBVB) 2015/598 van de Raad van 15 april 2015 tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (PB L 99 van 16.4.2015, blz. 25).

(2)  Besluit (GBVB) 2018/904 van de Raad van 25 juni 2018 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (PB L 161 van 26.6.2018, blz. 12).

(3)  Besluit (GBVB) 2021/282 van de Raad van 22 februari 2021 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2018/904 tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor Centraal-Azië (PB L 62 van 23.2.2021, blz. 45).

(4)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/38


BESLUIT (GBVB) 2021/1014 VAN DE RAAD

van 21 juni 2021

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 31 juli 2015 Besluit (GBVB) 2015/1333 (1) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Op 16 april 2021 heeft de VN-Veiligheidsraad UNSCR 2571 (2021) aangenomen. De VN-Veiligheidsraad herinnerde aan UNSCR 2174 (2014), waarin werd besloten dat de maatregelen van UNSCR 1970 (2011) ook van toepassing zijn op personen en entiteiten die andere dan de in UNSCR 1970 (2011) genoemde handelingen verrichten of steunen die de vrede, stabiliteit of veiligheid in Libië bedreigen, of de succesvolle voltooiing van de politieke transitie in het land belemmeren of ondermijnen. De VN-Veiligheidsraad beklemtoonde ook dat onder zulke handelingen ook kan worden verstaan, het belemmeren of ondermijnen van de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen.

(3)

Na evaluatie van de situatie in Libië, ook met betrekking tot de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen, acht de Raad het noodzakelijk te verduidelijken dat de criteria voor het opleggen van beperkende maatregelen ook van toepassing zijn op natuurlijke personen of rechtspersonen en entiteiten die deze verkiezingen belemmeren of ondermijnen.

(4)

Besluit (GBVB) 2015/1333 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2015/1333 wordt als volgt gewijzigd:

1)

in artikel 8 wordt lid 2, punt c), vervangen door:

“c)

die betrokken zijn bij of steun verlenen aan handelingen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië bedreigen, of die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie in het land belemmeren of ondermijnen, onder meer door:

i)

handelingen te plannen, aan te sturen of uit te voeren die een schending vormen van het toepasselijk internationaal recht inzake de mensenrechten of internationaal humanitair recht, of een inbreuk op de mensenrechten vormen, in Libië;

ii)

aanvallen uit te voeren tegen lucht-, land- en zeehavens in Libië, of tegen een Libische staatsinstelling of -installatie, of tegen een buitenlandse missie in Libië;

iii)

steun te verlenen aan gewapende groepen of criminele netwerken, onder meer door de illegale ontginning van ruwe aardolie of andere natuurlijke hulpbronnen in Libië;

iv)

bedreigingen te uiten jegens of dwang uit te oefenen op financiële instellingen van de Libische staat of de Libische nationale oliemaatschappij, of door handelingen uit te voeren die kunnen leiden tot of resulteren in verduistering van fondsen van de Libische overheid;

v)

de bepalingen van het wapenembargo tegen Libië, vastgesteld in UNSCR 1970 (2011) en in artikel 1 van dit besluit, te overtreden of door steun te verlenen aan het omzeilen ervan;

vi)

de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen te belemmeren of te ondermijnen;

vii)

op te treden voor, namens of op aanwijzing van op de lijst geplaatste personen of entiteiten;”;

2)

in artikel 9 wordt lid 2, punt c), vervangen door:

“c)

die betrokken zijn bij of steun verlenen aan handelingen die de vrede, de stabiliteit of de veiligheid van Libië bedreigen, of die de succesvolle voltooiing van de politieke transitie in het land belemmeren of ondermijnen, onder meer door:

i)

handelingen te plannen, aan te sturen of uit te voeren die een schending vormen van het toepasselijk internationaal recht inzake de mensenrechten of internationaal humanitair recht, of een inbreuk op de mensenrechten vormen, in Libië;

ii)

aanvallen uit te voeren tegen lucht-, land- en zeehavens in Libië, of tegen een Libische staatsinstelling of -installatie, of tegen een buitenlandse missie in Libië;

iii)

steun te verlenen aan gewapende groepen of criminele netwerken, onder meer door de illegale ontginning van ruwe aardolie of andere natuurlijke hulpbronnen in Libië;

iv)

bedreigingen te uiten jegens of dwang uit te oefenen op financiële instellingen van de Libische staat of de Libische nationale oliemaatschappij, of door handelingen uit te voeren die kunnen leiden tot of resulteren in verduistering van fondsen van de Libische overheid;

v)

de bepalingen van het wapenembargo tegen Libië, vastgesteld in UNSCR 1970 (2011) en in artikel 1 van dit besluit, te overtreden of door steun te verlenen aan het omzeilen ervan;

vi)

de in de routekaart van het Libisch Forum voor politieke dialoog geplande verkiezingen te belemmeren of te ondermijnen;

vii)

op te treden voor, namens of op aanwijzing van op de lijst geplaatste personen of entiteiten;”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Besluit (GBVB) 2015/1333 van de Raad van 31 juli 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Besluit 2011/137/GBVB (PB L 206 van 1.8.2015, blz. 34).


22.6.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 222/40


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/1015 VAN DE COMMISSIE

van 17 juni 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wat betreft geharmoniseerde normen voor koelkasten, (room)ijsapparaten en ijsmakers, laboratoriumapparatuur voor het verhitten van materialen, automatische en semi-automatische laboratoriumapparatuur voor analyse en andere doeleinden, elektrische apparatuur met de nominale waarden betreffende de elektrische voeding, huidbestralingstoestellen met ultraviolette en infraroodstraling, toestellen voor ruimteverwarming, strijkijzers, fornuizen, komforen, ovens en soortgelijke toestellen, kledingpersen, elektromechanische stuurstroomkringen, dekens, kussens, kleding en vergelijkbare buigzame verwarmingstoestellen en ander elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 12 van Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) worden elektrisch materiaal dat in overeenstemming is met geharmoniseerde normen of delen daarvan waarvan de referentienummers in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geacht in overeenstemming te zijn met de in artikel 3 van die richtlijn bedoelde en in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde veiligheidsdoeleinden die door die geharmoniseerde normen of delen daarvan worden bestreken.

(2)

Bij brief M/511 van 8 november 2012 heeft de Commissie het Europees Comité voor Normalisatie (CEN), het Europees Comité voor Elektrotechnische Normalisatie (Cenelec) en het Europees Instituut voor telecommunicatienormen (ETSI) verzocht om de eerste volledige lijst van de titels van geharmoniseerde normen op te stellen en geharmoniseerde normen op te stellen, te herzien en te vervolledigen voor elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU. De in artikel 3 van Richtlijn 2014/35/EU bedoelde en in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde veiligheidsdoeleinden zijn ongewijzigd gebleven sinds het verzoek aan het CEN, het Cenelec en het ETSI.

(3)

Op basis van verzoek M/511 hebben het CEN en het Cenelec geharmoniseerde normen en wijzigingen daarvan opgesteld, met name EN 60335-2-24:2010, EN 60335-2-24:2010/A1:2019, EN 60335-2-24:2010/A2:2019 en EN 60335-2-24:2010/A11:2020, voor koelkasten, (room)ijsapparaten en ijsmakers.

(4)

Op basis van verzoek M/511 hebben het CEN en het Cenelec de geharmoniseerde normen EN 61010-2-010:2014 en EN 61293:1994, waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt bij Mededeling 2018/C 326/02 van de Commissie (3), herzien. Dit heeft geleid tot de vaststelling van respectievelijk geharmoniseerde normen EN IEC 61010-2-010:2020 voor laboratoriumapparatuur voor het verhitten van materialen en EN IEC 61293:2020 voor elektrische apparatuur met de nominale waarden betreffende de elektrische voeding.

(5)

Op basis van verzoek M/511 hebben het CEN en het Cenelec de geharmoniseerde normen EN 60335-2-17:2013 voor dekens, kussens, kleding en vergelijkbare buigzame verwarmingstoestellen en EN 60335-2-85:2003 voor kledingpersen, waarvan de referentienummers zijn opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 van de Commissie (4), gewijzigd. Dit heeft geleid tot de vaststelling van respectievelijk de wijzigende geharmoniseerde normen EN 60335-2-17:2013/A1:2020 en EN 60335-2-85:2003/A2:2020. Het CEN en het Cenelec hebben ook de volgende geharmoniseerde normen gewijzigd, waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in Mededeling 2018/C 326/02: EN 60335-2-27:2013 voor huidbestralingstoestellen met ultraviolette en infraroodstraling; EN 60335-2-30:2009 voor toestellen voor ruimteverwarming, en EN 60335-2-6:2015 voor fornuizen, komforen, ovens en soortgelijke toestellen. Dit heeft geleid tot de vaststelling van respectievelijk de volgende wijzigende geharmoniseerde normen: EN 60335-2-27:2013/A1:2020 en EN 60335-2-27:2013/A2:2020; EN 60335-2-30:2009/A12:2020 en EN 60335-2-30:2009/A1:2020, en EN 60335-2-6:2015/A11:2020 en EN 60335-2-6:2015/A1:2020.

(6)

Op basis van verzoek M/511 hebben het CEN en het Cenelec ook geharmoniseerde norm EN 61010-2-081:2015 voor automatische en semi-automatische laboratoriumapparatuur voor analyse- en andere doeleinden herzien, en geharmoniseerde norm EN 60335-2-3:2016 voor strijkijzers gewijzigd. Dit heeft geleid tot de vaststelling van respectievelijk geharmoniseerde norm EN IEC 61010-2-081:2020 en de wijzigende geharmoniseerde norm EN 60335-2-3:2016/A1:2020.

(7)

Samen met het CEN en het Cenelec heeft de Commissie onderzocht of die geharmoniseerde normen en de wijzigingen daarvan voldoen aan verzoek M/511.

(8)

De geharmoniseerde normen EN IEC 61010-2-010:2020, EN IEC 61010-2-081:2020, EN IEC 61293:2020, EN 60335-2-17:2013 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-17:2013/A1:2020), EN 60335-2-27:2013 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-27:2013/A1:2020 en EN 60335-2-27:2013/A2:2020), EN 60335-2-30:2009 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-30:2009/A12:2020 en EN 60335-2-30:2009/A1:2020), EN 60335-2-3:2016 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-3:2016/A1:2020), EN 60335-2-6:2015 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-6:2015/A11:2020 en EN 60335-2-6:2015/A1:2020) en EN 60335-2-85:2003 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-85:2003/A2:2020), en zoals gewijzigd of gecorrigeerd bij eventuele andere normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, voldoen aan de in Richtlijn 2014/35/EU vastgestelde veiligheidsdoeleinden die zij beogen te bestrijken. Het is daarom passend de referentienummers van die normen in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken, samen met de referentienummers van eventuele relevante wijzigende of corrigerende normen daarvan.

(9)

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 bevat de referentienummers van geharmoniseerde normen die een vermoeden van overeenstemming met Richtlijn 2014/35/EU vestigen. Om ervoor te zorgen dat de referentienummers van de geharmoniseerde normen die ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU zijn opgesteld, in één handeling worden vermeld, moeten de referentienummers van die normen in Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 worden opgenomen.

(10)

Tabel ZZA.1 van geharmoniseerde norm EN 60335-2-24:2010 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-24:2010/A1:2019, EN 60335-2-24:2010/A2:2019 en EN 60335-2-24:2010/A11:2020) bevat een toelichting op de tekst “een oppervlak dat groter is dan 75 cm2” in de punten 30.2 en 30.2.101. Met het oog op de duidelijkheid en de samenhang moet het referentienummer van die norm, samen met de referentienummers van de desbetreffende wijzigingsnormen, met een beperking wat die tekst betreft, worden bekendgemaakt.

(11)

Artikel 1 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 bepaalt dat de referentienummers van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde geharmoniseerde normen voor elektrisch materiaal zijn opgenomen in bijlage I bij dat besluit. Om ervoor te zorgen dat de referentienummers van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde geharmoniseerde normen die met beperkingen worden bekendgemaakt, in dezelfde handeling worden vermeld, moet dat artikel worden gewijzigd en moet een afzonderlijke bijlage worden toegevoegd met de referentienummers van die geharmoniseerde normen.

(12)

Het CEN en het Cenelec hebben ook corrigendum EN 60947-5-1:2017/AC:2020-05 opgesteld ter correctie van geharmoniseerde norm EN 60947-5-1:2017 voor stuurstroomkringen en schakelelementen, waarvan het referentienummer is opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956. Aangezien bij dit corrigendum technische correcties van de norm worden aangebracht en om ervoor te zorgen dat geharmoniseerde normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt, correct en consequent worden toegepast, is het aangewezen het referentienummer van die geharmoniseerde norm samen met het referentienummer van het corrigendum ervan in bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 op te nemen.

(13)

Daarom moeten de referentienummers van de volgende geharmoniseerde normen uit de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie worden geschrapt — aangezien ze zijn herzien of gewijzigd —, samen met de referentienummers van eventuele wijzigende of corrigerende normen daarvan die in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt: EN 61010-2-010:2014; EN 61293:1994; EN 60335-2-27:2013; EN 60335-2-30:2009, en EN 60335-2-6:2015.

(14)

Bijlage II bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 bevat een lijst van de referentienummers van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde geharmoniseerde normen die uit de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie zijn geschrapt. Daarom is het passend die referentienummers in die bijlage op te nemen.

(15)

Ook de referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 60335-2-17:2013, EN 60335-2-85:2003 en EN 60947-5-1:2017 moeten, samen met de referentienummers van eventuele wijzigende of corrigerende normen daarvan die in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geschrapt uit de L-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie, aangezien ze zijn gewijzigd of gecorrigeerd. Het is daarom passend die referentienummers uit bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 te schrappen.

(16)

Om fabrikanten voldoende tijd te geven om zich voor te bereiden op de toepassing van de geharmoniseerde normen EN IEC 61010-2-010:2020, EN IEC 61293:2020, EN 60335-2-17:2013 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-17:2013/A1:2020), EN 60335-2-27:2013 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-27:2013/A1:2020 en EN 60335-2-27:2013/A2:2020), EN 60335-2-30:2009 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-30:2009/A12:2020 en EN 60335-2-30:2009/A1:2020), EN 60335-2-6:2015 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-6:2015/A11:2020 en EN 60335-2-6:2015/A1:2020), EN 60335-2-85:2003 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-85:2003/A2:2020), en EN 60947-5-1:2017 (zoals gecorrigeerd bij EN 60947-5-1:2017/AC:2020-05), en zoals gewijzigd of gecorrigeerd bij enige andere normen waarvan de referentienummers zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, moet de intrekking van de referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 61010-2-010:2014, EN 61293:1994, EN 60335-2-27:2013, EN 60335-2-30:2009, EN 60335-2-6:2015, EN 60335-2-85:2003, EN 60335-2-17:2013 en EN 60947-5-1:2017, samen met de referentienummers van eventuele wijzigende of corrigerende normen daarvan die zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, worden uitgesteld.

(17)

Het referentienummer van geharmoniseerde norm EN 61010-2-081:2015 is voor het eerst bekendgemaakt in Mededeling 2016/C 249/03 van de Commissie (5), maar is per vergissing weggelaten uit de Mededelingen 2018/C 209/04 (6) en 2018/C 326/02 van de Commissie. Het referentienummer van die norm moet daarom worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met verlening van terugwerkende kracht. De werking van die bekendmaking moet worden gehandhaafd gedurende een periode die de fabrikanten in staat stelt zich voor te bereiden op de toepassing van geharmoniseerde norm EN IEC 61010-2-081:2020.

(18)

Het referentienummer van geharmoniseerde norm EN 60335-2-3:2016 is voor het eerst bekendgemaakt in Mededeling 2016/C 249/03 van de Commissie, maar is per vergissing weggelaten uit Mededeling 2018/C 326/02. Het referentienummer van die norm moet daarom worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met verlening van terugwerkende kracht. Die bekendmaking moet van kracht blijven gedurende een periode die de fabrikanten in staat stelt zich voor te bereiden op de toepassing van geharmoniseerde norm EN 60335-2-3:2016 (zoals gewijzigd bij EN 60335-2-3:2016/A1:2020).

(19)

De referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 60664-1:2007, EN 60051-1:1998, EN 60127-3:1996, EN 60664-3:2003, EN 60695-10-3:2002, EN 60695-11-2:2014, EN 60695-11-5:2005, EN ISO 11252:2013, HD 597 S1:1992, EN 60664-4:2006, EN 60695-2-10:2013, EN 60695-2-11:2014, EN 60695-10-2:2014, EN 60695-11-3:2012, EN 60695-11-4:2011, EN 60695-11-10:2013, EN 60695-11-20:2015, EN 61010-2-091:2012, EN 61557-8:2015, EN 61557-15:2014 en EN 61557-16:2015, en de referentienummers van eventuele wijzigingen of correcties daarop, zijn voor het eerst bekendgemaakt bij Mededeling 2016/C 249/03, maar zijn per vergissing niet opgenomen in de Mededelingen 2018/C 209/04 en 2018/C 326/02. De referentienummers van de geharmoniseerde normen EN 50288-2-1:2013, EN 50288-2-2:2013, EN 50288-3-1:2013, EN 50288-3-2:2013, EN 50288-4-1:2013, EN 50288-4-2:2013, EN 50288-5-1:2013, EN 50288-5-2:2013, EN 50288-6-1:2013, EN 50288-6-2:2013, EN 50288-10-2:2015, EN 50288-11-2:2015, EN 62493:2010, EN 50288-1:2013, EN 61010-2-061:2015, EN 61230:2008 en EN 62026-7:2013, en de referentienummers van eventuele wijzigingen of correcties daarop, zijn voor het eerst bekendgemaakt bij Mededeling 2016/C 249/03, maar zijn per vergissing niet opgenomen in Mededeling 2018/C 326/02. De referentienummers van die normen moeten daarom worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met verlening van terugwerkende kracht.

(20)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1146 van de Commissie (7) is het referentienummer van geharmoniseerde norm EN 50178:1997 opgenomen in bijlage II bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956, waarin de referentienummers zijn opgenomen van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde geharmoniseerde normen die uit de C-serie zijn geschrapt, zonder vermelding van de datum van intrekking. Daarom moet de desbetreffende vermelding in bijlage II bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 worden vervangen door een nieuwe vermelding met een verwijzing naar EN 50178:1997 en de datum van intrekking. Aangezien EN 50178:1997 is herzien bij EN 62477-1:2012 en de wijziging daarvan EN 62477-1:2012/A11:2014, waarvan de referenties in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt bij Mededeling 2018/C 326/02, moeten de fabrikanten meer tijd krijgen om zich voor te bereiden op de toepassing van geharmoniseerde norm EN 62477-1:2012 en de wijziging daarvan. De intrekking van EN 50178:1997 moet daarom worden uitgesteld.

(21)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(22)

Het voldoen aan een geharmoniseerde norm vestigt een vermoeden van conformiteit met de overeenstemmende essentiële eisen, met inbegrip van de veiligheidsdoeleinden, die in de harmonisatiewetgeving van de Unie zijn opgenomen, vanaf de datum van bekendmaking van het referentienummer van die norm in het Publicatieblad van de Europese Unie. Daarom moeten verscheidene referentienummers van geharmoniseerde normen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, met verlening van terugwerkende kracht. Dit besluit moet derhalve in werking treden op de datum van de bekendmaking ervan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 1 worden de volgende leden toegevoegd:

“Het referentienummer van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde en in bijlage IA bij dit besluit vermelde geharmoniseerde norm EN 60335-2-24:2010 wordt hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De referentienummers van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde en in bijlage IB bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die referentienummers worden geacht te zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie vanaf de in die bijlage vermelde data.

De referentienummers van de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU opgestelde en in bijlage IC bij dit besluit vermelde geharmoniseerde normen voor elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen worden hierbij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die referentienummers worden geacht te zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie voor de in die bijlage vermelde perioden.”.

2)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

3)

De in bijlage II bij dit besluit opgenomen bijlage IA wordt ingevoegd.

4)

De in bijlage III bij dit besluit opgenomen bijlage IB wordt ingevoegd.

5)

De in bijlage IV bij dit besluit opgenomen bijlage IC wordt ingevoegd.

6)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 1 van bijlage I is van toepassing met ingang van 22 december 2022.

Punt 3 van bijlage I is van toepassing met ingang van 22 december 2021.

Punt 5 van bijlage I is van toepassing met ingang van 22 december 2022.

Gedaan te Brussel, 17 juni 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12.

(2)  Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 96 van 29.3.2014, blz. 357).

(3)  Mededeling 2018/C 326/02 van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB C 326 van 14.9.2018, blz. 4).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 van de Commissie van 26 november 2019 betreffende de ter ondersteuning van Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad opgestelde geharmoniseerde normen voor elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB L 306 van 27.11.2019, blz. 26).

(5)  Mededeling 2016/C 249/03 van de Commissie in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB C 249 van 8.7.2016, blz. 62).

(6)  Mededeling van de Commissie 2018/C 209/04 in het kader van de uitvoering van Richtlijn 2014/35/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (PB C 209 van 15.6.2018, blz. 37).

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1146 van de Commissie van 31 juli 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wat betreft geharmoniseerde normen voor bepaalde huishoudelijke toestellen, smeltpatronen, apparatuur in kabelnetwerken voor televisiesignalen, geluidssignalen en interactieve diensten, beveiligingsschakelaars, vlamboogdoven en booglassen, toestelverbindingsstopcontacten bestemd voor vaste aansluiting in vaste installaties, transformatoren, smoorspoelen, voedingseenheden en combinaties daarvan, laden via een geleidende verbinding van elektrische voertuigen, bevestigingsbandjes en beheer, stuurstroomkringen, schakelelementen, noodverlichting, elektronische circuits voor gebruik in verlichtingsarmaturen en ontladingslampen (PB L 250 van 3.8.2020, blz. 121).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Rij 11 wordt geschrapt.

2)

De volgende rij 11 bis wordt ingevoegd:

“11 bis.

EN 60335-2-85:2003

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-85: Bijzondere eisen voor kledingpersen

EN 60335-2-85:2003/A1:2008

EN 60335-2-85:2003/A11:2018

EN 60335-2-85:2003/A2:2020”

3)

Rij 18 wordt geschrapt.

4)

De volgende rij 18 bis wordt ingevoegd:

“18 bis.

EN 60947-5-1:2017

Laagspanningsschakelaars — Deel 5-1: Stuurstroomkringen en schakelelementen — Elektromechanische stuurstroomkringen

EN 60947-5-1:2017/AC:2020-05”

5)

Rij 33 wordt geschrapt.

6)

De volgende rij 33 bis wordt ingevoegd:

“33 bis.

EN 60335-2-17:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-17: Bijzondere eisen voor dekens, kussens, kleding en vergelijkbare buigzame verwarmingstoestellen

EN 60335-2-17:2013/A11:2019

EN 60335-2-17:2013/A1:2020”

7)

De volgende rijen worden toegevoegd:

Nr.

Referentienummer van de norm

“73.

EN IEC 61010-2-010:2020

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-010: Bijzondere eisen voor laboratoriumapparatuur voor het verhitten van materialen

74.

EN IEC 61010-2-081:2020

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-081: Bijzondere eisen voor automatische en semi-automatische laboratoriumapparatuur voor analyse en andere doeleinden

75.

EN IEC 61293:2020

Markering van elektrische apparatuur met de nominale waarden betreffende de elektrische voeding — Veiligheidseisen

76.

EN 60335-2-27:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-27: Bijzondere eisen voor huidbestralingstoestellen met ultraviolette en infraroodstraling

EN 60335-2-27:2013/A1:2020

EN 60335-2-27:2013/A2:2020

77.

EN 60335-2-3:2016

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-3: Bijzondere eisen voor strijkijzers

EN 60335-2-3:2016/A1:2020

78.

EN 60335-2-30:2009

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-30: Bijzondere eisen voor toestellen voor ruimteverwarming

EN 60335-2-30:2009/A11:2012

EN 60335-2-30:2009/AC:2010

EN 60335-2-30:2009/AC:2014

EN 60335-2-30:2009/A1:2020

EN 60335-2-30:2009/A12:2020

79.

EN 60335-2-6:2015

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-6: Bijzondere eisen voor fornuizen, komforen, ovens en soortgelijke toestellen

EN 60335-2-6:2015/A11:2020

EN 60335-2-6:2015/A1:2020”


BIJLAGE II

“BIJLAGE IA

Referentienummer van de norm

EN 60335-2-24:2010

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-24: Bijzondere eisen voor koelkasten, (room)ijsapparaten en ijsmakers

EN 60335-2-24:2010/A1:2019

EN 60335-2-24:2010/A2:2019

EN 60335-2-24:2010/A11:2020

Opmerking: Wat het vermoeden van conformiteit met de in artikel 3 van Richtlijn 2014/35/EU bedoelde en in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde overeenkomstige veiligheidsdoeleinden betreft:

a)

de tekst “een oppervlak dat groter is dan 75 cm2” in punt 30.2 moet worden gelezen als “een totaaloppervlak dat groter is dan 75 cm2 (75 cm2 wordt beschouwd als de som van alle gaten aan de achterzijde van een toestel)”;

b)

de tekst “een oppervlak dat niet groter is dan 75 cm2” in punt 30.2.101 moet worden gelezen als “een totaaloppervlak dat niet groter is dan 75 cm2 (75 cm2 wordt beschouwd als de som van alle gaten aan de achterzijde van een toestel).


BIJLAGE III

“BIJLAGE IB

Nr.

Referentienummer van de norm

Van

01.

HD 597 S1:1992

Koppelcondensatoren en capacitieve spanningsdelers

HD 597 S1:1992/AC:1992

15 juni 2018

02.

EN 50288-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 1: Algemene specificatie

14 september 2018

03.

EN 50288-2-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 2-1: Sectie specificatie voor afgeschermde kabels tot 100 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

04.

EN 50288-2-2:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 2-2: Groepsspecificatie voor afgeschermde kabels van 1 Mhz tot 100 MHz — Werkplek- en schakelkabels

14 september 2018

05.

EN 50288-3-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 3-1: Groepsspecificatie voor niet-afgeschermde kabels tot 100 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

06.

EN 50288-3-2:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 3-2: Groepsspecificatie voor niet-afgeschermde kabels tot 100 MHz — Werkplek- en schakelkabels

14 september 2018

07.

EN 50288-4-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 4-1: Sectie specificatie voor afgeschermde kabels tot 600 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

08.

EN 50288-4-2:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 4-2: Groepsspecificatie voor afgeschermde kabels tot 600 MHz — Werkplek- en schakelkabels

14 september 2018

09.

EN 50288-5-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 5-1: Groepsspecificatie voor afgeschermde kabels tot 250 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

10.

EN 50288-5-2:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 5-2: Groepsspecificatie voor niet-afgeschermde kabels tot 250 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

11.

EN 50288-6-1:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 6-1: Groepsspecificatie voor niet-afgeschermde kabels tot 250 MHz — Horizontale kabels en hoofdkabels voor gebouwen

14 september 2018

12.

EN 50288-6-2:2013

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 6-2: Groepsspecificatie voor niet-afgeschermde kabels tot 250 MHz — Werkplek- en schakelkabels

14 september 2018

13.

EN 50288-10-2:2015

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 10-2: Groepsspecificatie voor afgeschermde kabels van 1 MHz tot 500 MHz voor werkplek, schakel en datacenter toepassingen

14 september 2018

14.

EN 50288-11-2:2015

Meeraderige metaalkabels voor analoge en digitale communicatie en besturing — Deel 11-2: Sectie specificatie voor niet-afgeschermde kabels 1 MHz tot 500 MHz voor werkplek, schakel en datacenter toepassingen

14 september 2018

15.

EN 60051-1:1998

Direct werkende aanwijzende analoge elektrische meetinstrumenten en hun toebehoren — Deel 1: Definities en algemene eisen voor alle delen

15 juni 2018

16.

EN 60127-3:1996

Miniatuur smeltveiligheden — Deel 3: Subminiatuur(smelt)patronen

EN 60127-3:1996/A2:2003

EN 60127-3:1996/AC:1996

15 juni 2018

17.

EN 60664-1:2007

Coördinatie van isolatie voor inrichtingen binnen laagspanningssystemen — Deel 1: Uitgangspunten, eisen en beproevingen

15 juni 2018

18.

EN 60664-4:2006

Coördinatie van isolatie voor inrichtingen binnen laagspanningssystemen — Deel 4: Overweging aangaande hoogfrequente spanning

EN 60664-4:2006/AC:2006

15 juni 2018

19.

EN 60695-2-10:2013

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 2-10: Beproevingsmethoden met gloeidraad/hete draad — Gloeidraadtoestellen en algemene beproevingsprocedure

15 juni 2018

20.

EN 60695-2-11:2014

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 2-11: Beproevingsmethoden met gloeidraad/hete draad — Gloeidraadbrandbaarheidsproef op eindproducten (GWEPT) (IEC 60695-2-11:2014)

15 juni 2018

21.

EN 60695-10-2:2014

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 10-2: Abnormale hitte — Kogeldrukproefmethode

15 juni 2018

22.

EN 60695-10-3:2002

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 10-3: Abnormale hitte — Vervormingsproef n.a.v. het vrijkomen van spanningen in het materiaal na spuitgieten

15 juni 2018

23.

EN 60695-11-2:2014

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-2: Beproevingsvlammen — 1 kW nominale vlam/gasluchtmengsel: Apparatuur en bevestigingsproeven indeling en richtlijn

15 juni 2018

24.

EN 60695-11-3:2012

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-3: Beproevingsvlammen — 500 W vlammen — Apparatuur en beproevingsmethoden ten behoeve van goedkeuring

15 juni 2018

25.

EN 60695-11-4:2011

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-4: Beproevingsvlammen — Apparatuur en beproevingsmethoden ten behoeve van goedkeuring

15 juni 2018

26.

EN 60695-11-5:2005

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-5: Beproevingsvlammen — Naaldvlambeproevingsmethode — Apparatuur, beproevingsopstelling en richtlijn

15 juni 2018

27.

EN 60695-11-10:2013

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-10: Beproevingsvlammen — Beproevingsmethoden voor horizontale en verticale 50 W-vlammen

EN 60695-11-10:2013/AC:2014

15 juni 2018

28.

EN 60695-11-20:2015

Brandbaarheid van elektrotechnische producten — Deel 11-20: Beproevingsvlammen — Beproevingsmethode voor 500 W-vlammen

EN 60695-11-20:2015/AC:2016

15 juni 2018

29.

EN 61010-2-061:2015

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-061: Bijzondere eisen voor atomaire spectrometers met thermische automatisering en ionisering voor laboratoriumgebruik

14 september 2018

30.

EN 61010-2-091:2012

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-091: Bijzondere eisen voor kasten met röntgensystemen

EN 61010-2-091:2012/AC:2013

15 juni 2018

31.

EN 61230:2008

Onder spanning werken — Draagbare toestellen voor aarding of aarding en kortsluiting

14 september 2018

32.

EN 61557-8:2015

Elektrische veiligheid in laagspanningsverdeelnetten tot 1 000 V a.c en 1 500 V d.c — Apparatuur voor beproeven, meten of bewaken van veiligheidsmaatregelen — Deel 8: Isolatiebewakingsinrichtingen voor IT-stelsels

15 juni 2018

33.

EN 61557-15:2014

Elektrische veiligheid in laagspanningsverdeelnetten tot 1 000 V a.c en 1 500 V d.c — Apparatuur voor beproeven, meten of bewaken van veiligheidsmaatregelen — Deel 15: Functionele veiligheidseisen voor toestellen voor isolatiebewaking in IT-stelsels en materieel voor plaatsbepaling van isolatiefouten in IT-stelsels

15 juni 2018

34.

EN 61557-16:2015

Elektrische veiligheid in laagspanningsverdeelnetten tot 1 000 V a.c en 1 500 V d.c — Apparatuur voor beproeven, meten of bewaken van veiligheidsmaatregelen — Deel 16: Apparatuur voor het testen van veiligheidsmaatregelen van elektrische apparatuur en/of medische elektrische apparatuur

15 juni 2018

35.

EN 62026-7:2013

Laagspanningsschakel- en verdeelinrichtingen — Besturingsinterfaces (CDI’s) — Deel 7: CompoNet

14 september 2018

36.

EN 60664-3:2003

Coördinatie van isolatie voor inrichtingen binnen laagspanningssystemen — Deel 3: Gebruik van coating, inbranden of spuitgieten voor bescherming tegen verontreiniging

EN 60664-3:2003/A1:2010

15 juni 2018

37.

EN 60664-1:2007

Coördinatie van isolatie voor inrichtingen binnen laagspanningssystemen — Deel 1: Uitgangspunten, eisen en beproevingen

14 september 2018

38.

EN ISO 11252:2013

Lasers en laserapparatuur — Lasertoestel — Minimumeisen voor documentatie (ISO 11252:2013)

15 juni 2018


BIJLAGE IV

“BIJLAGE IC

Nr.

Referentienummer van de norm

Van

Tot en met

1.

EN 61010-2-081:2015

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-081: Bijzondere eisen voor automatische en semi-automatische laboratoriumapparatuur voor analyse en andere doeleinden

15 juni 2018

22 december 2022

2.

EN 60335-2-3:2016

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-3: Bijzondere eisen voor strijkijzers

14 september 2018

22 december 2022


BIJLAGE V

Bijlage II bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1956 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

Rij 64 wordt vervangen door:

Nr.

Referentienummer van de norm

Datum van schrapping

“64.

EN 50178:1997

Elektronische apparatuur voor gebruik in sterkstroominstallaties

22 december 2021”

2)

De volgende rijen worden toegevoegd:

Nr.

Referentienummer van de norm

Datum van schrapping

“72.

EN 61010-2-010:2014

Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik — Deel 2-010: Bijzondere eisen voor laboratoriumapparatuur voor het verhitten van materialen

22 december 2022

73.

EN 61293:1994

Markering van elektrische apparatuur met de nominale waarden betreffende de elektrische voeding — Veiligheidseisen

22 december 2022

74.

EN 60335-2-27:2013

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-27: Bijzondere eisen voor huidbestralingstoestellen met ultraviolette en infraroodstraling

22 december 2022

75.

EN 60335-2-30:2009

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-30: Bijzondere eisen voor toestellen voor ruimteverwarming

EN 60335-2-30:2009/A11:2012

EN 60335-2-30:2009/AC:2010

EN 60335-2-30:2009/AC:2014

22 december 2022

76.

EN 60335-2-6:2015

Huishoudelijke en soortgelijke elektrische toestellen — Veiligheid — Deel 2-6: Bijzondere eisen voor fornuizen, komforen, ovens en soortgelijke toestellen

22 december 2022”