ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 183

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
25 mei 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/822 van de Commissie van 24 maart 2021 tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1003/2013 en (EU) 2019/360 wat betreft de door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters aangerekende jaarlijkse toezichtsvergoedingen voor 2021 ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/823 van de Commissie van 20 mei 2021 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/824 van de Commissie van 21 mei 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 540/2011 en (EU) nr. 820/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof terbutylazine ( 1 )

35

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/825 van de Raad van 20 mei 2021 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen

40

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

25.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 183/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/822 VAN DE COMMISSIE

van 24 maart 2021

tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1003/2013 en (EU) 2019/360 wat betreft de door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters aangerekende jaarlijkse toezichtsvergoedingen voor 2021

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 72, lid 3,

Gezien Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (2), en met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Door transactieregisters aan de ESMA betaalde vergoedingen worden berekend volgens een methode die is vastgesteld in de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1003/2013 (3) en (EU) 2019/360 (4) van de Commissie. De referentieperiode voor de toepasselijke omzet is in deze gedelegeerde verordeningen het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de inkomsten worden betaald.

(2)

Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk zich teruggetrokken uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Overeenkomstig de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 126 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, is het recht van de Unie sinds 31 december 2020 niet langer van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Twee in het Verenigd Koninkrijk gevestigde transactieregisters hebben een deel van hun diensten en activiteiten overgebracht naar de Unie om ze te kunnen blijven aanbieden aan in de Unie gevestigde tegenpartijen. Dit heeft het aantal in de Unie actieve transactieregisters aanzienlijk veranderd.

(4)

De nieuwe transactieregisters zijn daadwerkelijk met hun activiteit in de Unie begonnen in januari 2021, terwijl hun activiteitenniveau in 2020 vrijwel onbestaand was. Hun jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 zou dus verwaarloosbaar zijn, hoewel hun activiteiten waarschijnlijk aanzienlijk zullen zijn. Om ervoor te zorgen dat zij een vergoeding betalen die in verhouding staat tot hun werkelijke omzet in de Unie, moet hun jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 worden berekend op basis van hun toepasselijke omzet in de eerste helft van 2021.

(5)

Om de ESMA in staat te stellen transactieregisters in 2021 op evenredige wijze vergoedingen aan te rekenen en tegelijk al haar kosten in verband met het toezicht te dekken, moet de referentieperiode voor de berekening van door transactieregisters aan de ESMA in 2021 betaalde jaarlijkse vergoedingen worden gewijzigd. Aangezien de betrokken transactieregisters bij de ESMA zijn geregistreerd krachtens zowel Verordening (EU) nr. 648/2012 als Verordening (EU) 2015/2365, moeten de wijzigingen van die referentieperiode gelijktijdig worden aangebracht.

(6)

De Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1003/2013 en (EU) 2019/360 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Om effectieve en efficiënte toezichts- en handhavingsactiviteiten onmiddellijk te vergemakkelijken, moet deze verordening met spoed in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1003/2013

In Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1003/2013 wordt het volgende artikel 15 bis ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 voor per 31 december 2020 geregistreerde transactieregisters

1.   Aan transactieregisters die per 31 december 2020 reeds bij de ESMA waren geregistreerd, wordt een overeenkomstig artikel 7 berekende jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 aangerekend. Voor de toepassing van artikel 7, lid 2, onder c), wordt de toepasselijke omzet van transactieregisters echter berekend overeenkomstig lid 2.

2.   Voor de toepassing van lid 1 is de toepasselijke omzet van een transactieregister de som van een derde van elk van het volgende:

a)

de inkomsten die zijn gegenereerd door de kerntaken van het centraal verzamelen en in stand houden van vastleggingen van derivaten van het transactieregister gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, gedeeld door de totale inkomsten die zijn gegenereerd door de kerntaken van het centraal verzamelen en in stand houden van vastleggingen van derivaten van alle geregistreerde transactieregisters gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021;

b)

het aantal gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 aan het transactieregister gerapporteerde transacties, gedeeld door het totale aantal gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 aan alle geregistreerde transactieregisters gerapporteerde transacties;

c)

het aantal vastgelegde uitstaande transacties op 30 juni 2021, gedeeld door het totale aantal in alle geregistreerde transactieregisters vastgelegde uitstaande transacties op 30 juni 2021.

3.   Het bedrag van de in lid 1 bedoelde jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt verminderd met het reeds door het transactieregister krachtens artikel 11, lid 1, vóór 26 mei 2021 betaalde bedrag.

Is het bedrag dat door een transactieregister reeds vóór 26 mei 2021 is betaald overeenkomstig artikel 11, lid 1, hoger dan de overeenkomstig lid 1 berekende jaarlijkse toezichtsvergoeding, dan betaalt de ESMA het verschil terug aan het transactieregister.

4.   In afwijking van artikel 11, lid 1, is de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 voor de in lid 1 bedoelde transactieregisters verschuldigd op 31 oktober 2021.

5.   De ESMA zendt de factuur voor de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 ten minste dertig dagen vóór de betaaldatum aan de in lid 1 bedoelde transactieregisters.

6.   Wanneer de geaudite rekeningen voor 2021 beschikbaar komen, rapporteren de in lid 1 bedoelde transactieregisters de in artikel 3, lid 1, bedoelde indicatoren voor 2021 aan de ESMA.

Aan transactieregisters wordt het verschil aangerekend tussen de werkelijk betaalde jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 en de jaarlijkse toezichtsvergoeding die zou zijn verschuldigd voor 2021 als de berekening van de toepasselijke omzet was gebaseerd op de overeenkomstig de eerste alinea gerapporteerde indicatoren.

De ESMA zendt de facturen voor de bijkomende betalingen overeenkomstig de tweede alinea ten minste dertig dagen voor de betrokken betaaldatum.”.

Artikel 2

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/360

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/360 wordt het volgende artikel 15 bis ingevoegd:

“Artikel 15 bis

Jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 voor per 31 december 2020 geregistreerde transactieregisters

1.   Transactieregisters die reeds bij de ESMA zijn geregistreerd per 31 december 2020, wordt een overeenkomstig artikel 6 berekende jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 aangerekend. Voor de toepassing van artikel 6, lid 2, onder b), wordt de toepasselijke omzet van transactieregisters echter berekend overeenkomstig lid 2.

2.   Voor de toepassing van lid 1 is de toepasselijke omzet van een transactieregister de som van:

de inkomsten uit de kerntaken van het centraal verzamelen en bewaren van vastleggingen van SFT’s gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, en

de toepasselijke inkomsten uit nevendiensten van het transactieregister overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021,

gedeeld door de som van

de totale inkomsten uit de kerntaken van het centraal verzamelen en bewaren van vastleggingen van SFT’s gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 van alle geregistreerde transactieregisters, en

de toepasselijke inkomsten uit nevendiensten overeenkomstig artikel 2, leden 1 en 2, gedurende de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021 van alle geregistreerde transactieregisters.

3.   Het bedrag van de in lid 1 bedoelde jaarlijkse toezichtsvergoeding wordt verminderd met het reeds door het transactieregister krachtens artikel 10, lid 1, vóór 26 mei 2021 betaalde bedrag.

Wanneer het bedrag dat door een transactieregister reeds vóór 26 mei 2021 is betaald krachtens artikel 10, lid 1, hoger is dan de overeenkomstig lid 1 berekende jaarlijkse toezichtsvergoeding, betaalt de ESMA het verschil terug aan het transactieregister.

4.   In afwijking van artikel 10, lid 1, is de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 voor de in lid 1 bedoelde transactieregisters verschuldigd op 31 oktober 2021.

5.   De ESMA zendt de factuur voor de jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 ten minste dertig dagen vóór de betaaldatum aan de in lid 1 bedoelde transactieregisters.

6.   Wanneer de geaudite rekeningen voor 2021 beschikbaar komen, rapporteren de in lid 1 bedoelde transactieregisters aan de ESMA de in artikel 2, lid 3, bedoelde indicatoren voor 2021.

Aan transactieregisters wordt het verschil aangerekend tussen de werkelijk betaalde jaarlijkse toezichtsvergoeding voor 2021 en de jaarlijkse toezichtsvergoeding die zou zijn verschuldigd voor 2021 als de berekening van de toepasselijke omzet was gebaseerd op de overeenkomstig de eerste alinea gerapporteerde indicatoren.

De ESMA zendt de facturen voor de bijkomende betalingen overeenkomstig de tweede alinea ten minste dertig dagen voor de betrokken betaaldatum.”.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 maart 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)   PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1.

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1003/2013 van de Commissie van 12 juli 2013 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters aangerekende vergoedingen (PB L 279 van 19.10.2013, blz. 4).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/360 van de Commissie van 13 december 2018 tot aanvulling van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot door de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan transactieregisters aangerekende vergoedingen (PB L 81 van 22.3.2019, blz. 58).


25.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 183/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/823 VAN DE COMMISSIE

van 20 mei 2021

tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 18,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Voorafgaande onderzoeken en geldende maatregelen

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 (2) heeft de Commissie definitieve compenserende rechten ingesteld op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (“het oorspronkelijke onderzoek”).

(2)

Op 4 juni 2018 heeft de Commissie naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek naar subsidiëring van alle producenten-exporteurs besloten de oorspronkelijk vastgestelde maatregelen te handhaven (Uitvoeringsverordening (EU) 2018/823 van de Commissie (3)). Volgens haar rechtvaardigde de wijziging van de Turkse wettelijke voorschriften inzake subsidies aan forelproducenten, die voorwerp van het nieuwe onderzoek was, geen herziening van de compenserende rechten voor alle forelproducenten in Turkije. Zij merkte echter op dat de effecten van de wetswijziging varieerden voor de afzonderlijke ondernemingen naargelang van hun specifieke situatie (4).

(3)

Op 15 mei 2020 heeft de Commissie naar aanleiding van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek de hoogte van het compenserend recht ten aanzien van één producent-exporteur gewijzigd (Uitvoeringsverordening (EU) 2020/658 van de Commissie (5)).

(4)

De thans geldende definitieve compenserende rechten variëren van 1,5 % tot en met 9,5 %.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(5)

Na de bekendmaking van een bericht in verband met het vervallen van de maatregelen (6) heeft de Commissie een verzoek om een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening ontvangen.

(6)

Het verzoek werd op 25 november 2019 ingediend door The Danish Aquaculture Organisation (“TDAO” of “de indiener van het verzoek”) namens producenten die meer dan 40 % van de totale productie van bepaalde regenboogforel in de Unie voor hun rekening nemen. Het verzoek is ingediend op grond dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van subsidiëring en tot voortzetting of herhaling van schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(7)

Voorafgaand aan de opening van het nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen heeft de Commissie in overeenstemming met artikel 22, lid 1, en artikel 10, lid 7, van de basisverordening de Turkse overheid ervan in kennis gesteld dat zij een met het nodige bewijsmateriaal gestaafd verzoek om een nieuw onderzoek had ontvangen en heeft zij de Turkse overheid uitgenodigd voor overleg teneinde de in het verzoek om een nieuw onderzoek omschreven situatie op te helderen en overeenstemming over een oplossing te bereiken. Het overleg heeft op 20 februari 2020 plaatsgevonden.

(8)

Tijdens het aan de opening van het nieuwe onderzoek voorafgaand overleg heeft de Turkse overheid aangegeven dat de Turkse steunregelingen ingrijpend zijn gewijzigd, aangezien de totale steunbetalingen en de totale geproduceerde hoeveelheden die voor steun in aanmerking komen sinds 2013 aanzienlijk achteruit zijn gegaan. Daarom achtte de Turkse overheid het niet nodig een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen.

(9)

De Commissie was van oordeel dat het in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte bewijsmateriaal bestond uit de gegevens waarover de indiener van het verzoek in dat stadium redelijkerwijs kon beschikken. Zoals aangetoond in het memorandum over de toereikendheid van het bewijsmateriaal, met daarin de beoordeling door de Commissie van al het haar ter beschikking staande bewijsmateriaal inzake de vermeende subsidies en op basis waarvan de Commissie het onderzoek had geopend, was er in de fase van de opening van het onderzoek voldoende bewijs dat de vermeende subsidies, gezien het bestaan, de omvang en de aard ervan, aanleiding tot compenserende maatregelen konden geven.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(10)

Daar de Commissie, na raadpleging van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (7) ingestelde comité overeenkomstig artikel 25, lid 1, van de basisverordening, tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijs was om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, heeft zij bij een op 27 februari 2020 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt bericht (8) (“het bericht van opening”) de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 18 van de basisverordening. Gelet op artikel 18, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie een memorandum over de toereikendheid van het bewijsmateriaal opgesteld, dat haar beoordeling bevat van alle bewijzen waarover zij beschikt en op basis waarvan zij dit onderzoek heeft geopend.

1.4.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(11)

Het onderzoek naar de voortzetting of herhaling van subsidiëring had betrekking op de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of “TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2016 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”) (9).

1.5.   Belanghebbenden

(12)

In het bericht van opening is de belanghebbenden verzocht contact met de Commissie op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de Turkse overheid alsook de haar bekende importeurs en gebruikers specifiek van de opening van het onderzoek in kennis gesteld en hen verzocht mee te werken.

(13)

Alle belanghebbenden is verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen binnen de termijnen zoals vastgesteld in het bericht van opening. De belanghebbenden zijn ook in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

1.6.   Steekproef

(14)

In het bericht van opening heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 27 van de basisverordening.

1.6.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(15)

Volgens het bericht van opening heeft de Commissie een voorlopige steekproef van producenten in de Unie samengesteld. Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de basisverordening heeft zij een voorlopige steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve productie- en verkoophoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht, ook rekening houdend met de geografische spreiding. Deze steekproef bestond uit acht producenten in de Unie, allemaal kleine en middelgrote ondernemingen (“kmo’s”). De voorlopig in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 14 % van de productie in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht om opmerkingen over de voorlopige steekproef.

(16)

Zij heeft opmerkingen ontvangen van TDAO. Op basis hiervan en met het oog op de grootste representatieve productiehoeveelheden heeft de Commissie besloten een producent van bevroren forel aan de definitieve steekproef toe te voegen en een van de voorlopig geselecteerde producenten door een andere producent te vervangen. Zij heeft verder geen opmerkingen ontvangen.

(17)

Bovendien heeft, zoals vermeld in overweging 24, een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de vragenlijst niet beantwoord, zodat hij van de steekproef werd uitgesloten. De overgebleven steekproef van producenten in de Unie vertegenwoordigde nog steeds 13 % van de productie in de Unie en was representatief voor de bedrijfstak van de Unie, gezien het grote aantal producenten in de Unie.

1.6.2.   Steekproef van importeurs

(18)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken.

(19)

Aangezien geen van de niet-verbonden importeurs zich heeft gemeld, was het niet nodig een steekproef samen te stellen.

1.6.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in Turkije

(20)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in Turkije verzocht de in het bericht van opening gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft zij de Vertegenwoordiging van de Republiek Turkije bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen.

(21)

Vijftien producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs in Turkije hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Het door deze ondernemingen aangegeven totale volume van de uitvoer van bepaalde regenboogforel naar de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek kwam overeen met 100 % van de uitvoer uit Turkije naar de Unie.

(22)

Overeenkomstig artikel 27, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie producenten-exporteurs/groepen producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve volume van uitvoer naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. De steekproef was goed voor meer dan 70 % van de aangegeven uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(23)

Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de Turkse autoriteiten geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

1.6.4.   Antwoorden op de vragenlijsten en niet-medewerking

(24)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig achtte, heeft de Commissie vragenlijsten gestuurd naar de negen in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de Turkse overheid. Een van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft de Commissie laten weten niet in staat te zijn de vragenlijst in te vullen. Ook een in de steekproef opgenomen producent-exporteur heeft de vragenlijst niet beantwoord. Als gevolg daarvan zijn de vragenlijsten ingevuld teruggestuurd door acht producenten in de Unie, twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de Turkse overheid.

(25)

Wat de in de steekproef opgenomen niet-medewerkende producent-exporteur betreft, heeft de Commissie beslist haar bevindingen overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de basisverordening op de beschikbare gegevens te baseren. De betrokken producent-exporteur werd hiervan in kennis gesteld. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen. De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs die de vragenlijst volledig hadden ingevuld, vertegenwoordigden nog steeds meer dan 60 % van de aangegeven uitvoer naar de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

1.6.5.   Controle

(26)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte voor het vaststellen van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van subsidiëring en schade en voor het vaststellen van het belang van de Unie, verzameld en gecontroleerd. Door het uitbreken van de COVID-19-pandemie en de maatregelen om de uitbraak in te dammen (10) kon de Commissie echter geen controlebezoeken in de bedrijfsruimten van alle ondernemingen uitvoeren in overeenstemming met artikel 26 van de basisverordening. In plaats daarvan heeft de Commissie kruislingse controles op afstand verricht van de door de volgende ondernemingen verstrekte informatie:

producenten in de Unie:

Az Agr Ittica Rio Selva Srl Soc Agr (Italië)

Danaqua Aps (Denemarken)

Gospodarstwo Rybackie Bytów (Polen)

Gruppo Sais (Italië)

Sas Lefevre Surgeles (Frankrijk)

Snaptun Frysehus A/S (Denemarken)

Tres Mares (Spanje)

Truite Service (Frankrijk)

producenten-exporteurs:

groep van verbonden ondernemingen “GMS”, Turkije:

Gümüşdoğa Su Ürünleri Üretim İhracat İthalat A.Ş., Muğla, Turkije

Dalga Seafood Ltd., Athene, Griekenland

groep van verbonden ondernemingen “Özpekler”, Turkije:

Özpekler İnşaat Taahhüd Dayanıklı Tüketim Malları Su Ürünleri Sanayi ve Ticaret Limited Şirketi, Denizli, Turkije

Özpekler İthalat İhracat Su Ürünleri Sanayi ve Ticaret Ltd. Şti., Denizli, Turkije

Turkse overheid:

Ministerie van Handel, Republiek Turkije

Ministerie van Land- en Bosbouw, Republiek Turkije

Agentschap voor bankregelgeving en bankentoezicht, Republiek Turkije

Ministerie van de Schatkist en van Financiën, Republiek Turkije

Coöperatieve landbouwkredietinstellingen, Republiek Turkije

Centrale Bank van de Republiek Turkije, Republiek Turkije

Eximbank, Republiek Turkije

Turkse Organisatie voor de ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (KOSGEB), Republiek Turkije

Landbouwverzekeringspool, Republiek Turkije

Ministerie van Industrie en Technologie, Republiek Turkije

1.6.6.   Vervolg van de procedure

(27)

Op 26 maart 2021 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de van kracht zijnde compenserende rechten te handhaven. Alle partijen konden binnen een bepaalde termijn opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen indienen.

(28)

Met inachtneming van bepaalde naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen ontvangen argumenten die van invloed waren op de uitkomst van het onderzoek, heeft de Commissie op 14 april 2021 de aanvullende feiten en overwegingen bekendgemaakt die haar ertoe brachten de definitieve bevindingen zoals eerder bekendgemaakt te wijzigen. Tevens konden de belanghebbenden hierover binnen een bepaalde termijn na die aanvullende mededeling opmerkingen maken.

(29)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden onderzocht en, indien passend, in aanmerking genomen. De partijen die hierom verzochten, werden gehoord.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(30)

Het betrokken product is hetzelfde als in het oorspronkelijke onderzoek, namelijk regenboogforel (Oncorhynchus mykiss) (“forel”):

levend, wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

vers, gekoeld, bevroren en/of gerookt:

in gehele staat (met kop (“with heads on”)), ook indien ontdaan van kieuwen (“whether or not gilled”), ook indien ontdaan van ingewanden (“whether or not gutted”), wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

ontdaan van de kop (“heads off”), ook indien ontdaan van kieuwen, ook indien ontdaan van ingewanden, wegende 1 kg of minder per stuk, dan wel

in de vorm van filets, wegende 400 g of minder per stuk,

van oorsprong uit de Republiek Turkije (“het betrokken land”) en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0301 91 90, ex 0302 11 80, ex 0303 14 90, ex 0304 42 90, ex 0304 82 90 en ex 0305 43 00 (Taric-codes 0301919011, 0302118011, 0303149011, 0304429010, 0304829010 en 0305430011) (“het betrokken product”).

(31)

Net als in het oorspronkelijke onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat het product dat in Turkije wordt geproduceerd en naar de Unie wordt uitgevoerd, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie in de Unie wordt geproduceerd en verkocht, dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen en dezelfde basisgebruiksdoeleinden hebben. Daarom werden deze producten beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 2, punt c), van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SUBSIDIËRING

(32)

Op basis van de subsidies die werden onderzocht in het kader van het oorspronkelijke onderzoek en van de in de overwegingen 2 en 3 genoemde gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoeken in verband met het betrokken product, de informatie in het verzoek om een nieuw onderzoek alsmede de door de Turkse overheid en de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs verstrekte informatie, is een onderzoek ingesteld naar de volgende maatregelen, in het kader waarvan subsidies zouden worden verstrekt:

rechtstreekse overdracht van middelen — subsidies:

steun voor de productie van forellen met een gewicht van minder dan 1 kg

steun voor de productie van forellen met een gewicht van meer dan 1 kg maar niet meer dan 1,2 kg

steun voor het kweken van forellen in tegen ziekten beschermde broedplaatsen

productie in gesloten systemen

viskweek in aarden vijvers

steunbetalingen voor publicatie- en adviesdiensten in de landbouw

steun voor de verwijdering van vissersvaartuigen

inkomsten waarvan afstand wordt gedaan:

restitutie van verbruiksbelasting op brandstof voor vaartuigen

steun voor investeringen in de aquacultuursector

rechtstreekse overdracht van middelen — preferentiële financiering:

gesteunde verzekering voor de aquacultuursector

preferentiële leningen

3.1.   Rechtstreekse overdracht van middelen — subsidies:

3.1.1.   Steun voor de productie van forellen met een gewicht van minder dan 1 kg

3.1.1.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(33)

Tijdens het TNO werd op grond van presidentieel besluit 2019/1691 (“besluit 1691”) (11) rechtstreekse steun verleend aan producenten van forellen met een gewicht van minder dan 1 kg. De procedures en beginselen met betrekking tot de uitvoering van het besluit zijn vastgelegd in communiqué 2019/56 (“communiqué 56”) van het Ministerie van Voedselvoorziening, Landbouw en Veeteelt (12). De steun bedroeg 0,75 TRY/kg voor de productie van maximaal 350 000 kg per jaar.

(34)

Deze steun wordt elk jaar herzien in het kader van de jaarlijkse herziening van de landbouwsteun. De Commissie heeft opgemerkt dat de steun na het TNO zonder merkbare wijziging werd voortgezet op basis van besluit 2020/3190 (13) en het desbetreffende communiqué tot vaststelling van de voorwaarden voor dergelijke steun (14).

3.1.1.2.   Conclusie

(35)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd bevestigd (15), komen die maatregelen neer op tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening, d.w.z. een overdracht van middelen van de Turkse overheid in de vorm van rechtstreekse subsidie aan de forelproducenten.

(36)

De rechtstreekse subsidies zijn specifiek en geven aanleiding tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 2, punt a), van de basisverordening, aangezien de subsidieverlenende autoriteit en de wetgeving op grond waarvan de subsidieverlenende autoriteit handelt, de mogelijkheid om deze subsidies te verkrijgen uitdrukkelijk beperken tot ondernemingen in de aquacultuursector. Aquacultuurondernemingen worden uitdrukkelijk genoemd en forel wordt duidelijk aangewezen als een van de soorten die in aanmerking komen voor deze subsidieregeling.

3.1.1.3.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(37)

De Commissie heeft vastgesteld dat de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek van deze regeling voordeel hebben gehad.

(38)

Het voordeel per onderneming bestond in het gemiddelde bedrag van de rechtstreekse steun die de ondernemingen in het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor de zelf gekweekte levende vis ontvingen. In beide gevallen verstrekten de ondernemingen informatie over het bedrag van de steun en lieten zij weten welke instantie die steun verleende. De ondernemingen boekten deze inkomsten ook meestal onder de rubriek “inkomsten uit subsidies” en lieten die boekhouding door een onafhankelijke instantie controleren. Dit werd beschouwd als positief bewijs van het bestaan van een subsidie waardoor een voordeel werd toegekend.

(39)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd bevestigd (16), gold het voordeel van deze subsidies ook voor ondernemingen die niet alleen forel kweekten, maar ook van niet-verbonden bedrijven aankochten voor de verwerking ervan, aangezien het betrokken product zowel het rechtstreeks gesubsidieerde basisproduct, namelijk levende forel, als de downstreamproducten, zoals verse of bevroren hele vis, filets en gerookte vis, omvat. Overeenkomstig de methode van het oorspronkelijke onderzoek werd het voordeel voor de aangekochte vis berekend op basis van de totale door de Turkse autoriteiten verleende subsidies gedeeld door de totale hoeveelheid forelproductie waarvoor in Turkije subsidie is verstrekt.

3.1.2.   Steun voor de productie van forellen met een gewicht van meer dan 1 kg maar niet meer dan 1,2 kg

3.1.2.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(40)

Tijdens het TNO werd op grond van besluit 1691 en communiqué 56 aan forelproducenten steun verleend voor de productie van forellen met een gewicht van meer dan 1 kg. De subsidie bedroeg 1,50 TRY/kg voor de productie van maximaal 350 000 kg per jaar.

3.1.2.2.   Conclusie

(41)

Zoals in het laatste tussentijdse nieuwe onderzoek werd bevestigd (17), was de subsidie voor forel van meer dan 1 kg in feite bedoeld ten behoeve van forel van meer dan 1,2 kg, d.w.z. forel die niet onder de definitie van het betrokken product valt. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat die steun niet kan worden beschouwd als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie voor de producenten van het betrokken product.

3.1.3.   Steun voor het kweken van forellen in tegen ziekten beschermde broedplaatsen

3.1.3.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(42)

Tijdens het TNO werd op grond van besluit 1691 en communiqué 56 aan forelproducenten steun verleend voor het kweken van forellen in tegen ziekten beschermde broedplaatsen. De subsidie bedroeg 1,50 TRY/kg voor de productie van maximaal 350 000 kg per jaar.

3.1.3.2.   Conclusie

(43)

Zoals in het laatste tussentijdse nieuwe onderzoek werd bevestigd (18), was de Commissie van oordeel dat het bij die steun (in de vorm van een rechtstreeks toegekend bedrag) ging om subsidies voor de forelproductie die vergelijkbaar zijn met rechtstreekse subsidies, namelijk een financiële bijdrage waarbij een voordeel wordt toegekend in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Aangezien de steun uitsluitend aan de forelproducenten werd verleend, heeft de Commissie geconcludeerd dat de regeling specifiek is in de zin van artikel 4, lid 2, punt a), van de basisverordening. Het voordeel bestond in bedragen die rechtstreeks werden toegekend aan forelproducenten die aan de subsidiabiliteitscriteria voldeden. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de steun kan worden beschouwd als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie.

3.1.3.3.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(44)

De Commissie heeft desalniettemin vastgesteld dat de twee in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs tijdens het TNO geen steun hebben ontvangen voor het kweken van forellen in tegen ziekten beschermde broedplaatsen.

3.1.4.   Productie in gesloten systemen

3.1.4.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(45)

Tijdens het TNO werd op grond van besluit 1691 en communiqué 56 steun verleend voor het kweken van vis in gesloten systemen (19); forel is een van de in gesloten systemen geproduceerde soorten. De subsidie bedroeg 1,50 TRY/kg voor de productie van maximaal 350 000 kg per jaar.

3.1.4.2.   Conclusie

(46)

De Commissie was van oordeel dat het bij die steun (in de vorm van een rechtstreeks toegekend bedrag) ging om subsidies voor de forelproductie die vergelijkbaar zijn met rechtstreekse subsidies, namelijk een financiële bijdrage waarbij een voordeel wordt toegekend in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Aangezien de steun werd verleend aan de producenten van forel (een van de in gesloten systemen geproduceerde soorten), heeft de Commissie geconcludeerd dat de regeling specifiek is in de zin van artikel 4, lid 2, punt a), van de basisverordening. Het voordeel bestond in bedragen die rechtstreeks werden toegekend aan forelproducenten die aan de subsidiabiliteitscriteria voldeden. Zij heeft derhalve geconcludeerd dat de steun kan worden beschouwd als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie.

3.1.4.3.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(47)

De Commissie heeft vastgesteld dat de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs tijdens het TNO evenmin steun hebben ontvangen voor de productie in gesloten systemen.

3.1.5.   Viskweek in aarden vijvers

3.1.5.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(48)

Tijdens het TNO werd op grond van besluit 1691 en communiqué 56 steun verleend voor het kweken van vis in aarden vijvers. De subsidie bedroeg 1,50 TRY/kg voor de productie van maximaal 300 000 kg per jaar. Die steun wordt verleend aan producenten die voor de – grotendeels voor binnenlands verbruik bestemde – kweekactiviteiten in aarden vijvers gebruikmaken van grondwater dat met behulp van elektriciteit wordt opgepompt of van bronwater dat zonder energieverbruik wordt verkregen. Deze producenten komen mogelijk niet in aanmerking voor de in de punten 3.1.1 en 3.1.4 genoemde regelingen.

3.1.5.2.   Conclusie

(49)

De Commissie heeft geconcludeerd dat die steun uiteindelijk als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie voor de producenten van het betrokken product kan worden beschouwd, maar hoe dan ook niet beschikbaar was voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, aangezien zij reeds steun voor de forelproductie als bedoeld in punt 3.1.1 hebben ontvangen.

3.1.6.   Steunbetalingen voor publicatie- en adviesdiensten in de landbouw

3.1.6.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(50)

Tijdens het TNO werden op grond van besluit 1691 en communiqué 56 steunbetalingen voor publicatie- en adviesdiensten in de landbouw verricht. Overeenkomstig artikel 6, lid 7, van besluit 1691 werd de steun rechtstreeks verstrekt aan de ondernemingen die adviesdiensten verlenen en niet aan de aquacultuurproducenten.

3.1.6.2.   Conclusie

(51)

Tijdens het oorspronkelijke onderzoek werden de steunbetalingen voor publicatie- en adviesdiensten in de landbouw (20) rechtstreeks aan de forelproducenten verricht. Uit het huidige onderzoek is echter gebleken dat die steun momenteel rechtstreeks wordt verleend aan de ondernemingen die adviesdiensten verrichten. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat de regeling de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs geen voordeel had opgeleverd en daarom geen aanleiding tot compenserende maatregelen gaf.

3.1.7.   Steun voor de verwijdering van vissersvaartuigen

(52)

Uit het onderzoek is gebleken dat de steunbetalingen voor de verwijdering van vissersvaartuigen in 2018 zijn stopgezet.

3.1.8.   Opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen

(53)

Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben de Turkse overheid en de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs opgemerkt dat, wat de berekening van de onrechtstreekse subsidies betreft, de door de Commissie in het kader van het onderhavige nieuwe onderzoek toegepaste methode niet in overeenstemming was met de methode die zij in het oorspronkelijke onderzoek had toegepast. In het oorspronkelijke onderzoek werd het voordeel voor de aangekochte forel namelijk berekend door het totaal van de door de Turkse autoriteiten verleende subsidies te delen door de totale forelproductie in Turkije en niet door de gesubsidieerde forelproductie in Turkije.

(54)

De Commissie heeft derhalve de wijze van berekening van het bedrag van de onrechtstreekse subsidies, namelijk op basis van de hoeveelheid forel die de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van niet-verbonden leveranciers hadden gekocht, herzien om deze in overeenstemming te brengen met de in het oorspronkelijke onderzoek gebruikte methode. Bovendien hebben de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen gewezen op een fout in het inhoudingspercentage voor aan ondernemersverenigingen betaalde vergoedingen. Hoewel de Commissie akkoord is gegaan met het argument, heeft de correctie evenwel geen materiële impact op het totale subsidiepercentage gehad.

(55)

De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben ook opmerkingen gemaakt over de methode voor berekening van de rechtstreekse subsidies. Zij hebben aangevoerd dat niet alle forel waarvoor rechtstreekse subsidies werden ontvangen, tijdens het TNO ook daadwerkelijk werd verkocht. Volgens hen moet de Commissie met de voorraden van de ondernemingen rekening houden en het voordeel alleen berekenen over de hoeveelheden die deze producenten-exporteurs in het TNO naar de Unie hebben uitgevoerd.

(56)

Er moet op worden gewezen dat de subsidiebedragen werden ontvangen op basis van de hoeveelheid forelproductie, ongeacht of deze vervolgens in het TNO werd verkocht of niet. Het argument van de producenten-exporteurs is daarom afgewezen.

(57)

Rekening houdend met de door de belanghebbenden gemaakte opmerkingen bedraagt het subsidiepercentage met betrekking tot de rechtstreekse en onrechtstreekse subsidies dat in het TNO voor de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is vastgesteld, voor Özpekler 2,38 % en voor GMS 2,84 %.

3.1.9.   Conclusie inzake subsidies

(58)

Het totale subsidiepercentage dat voor alle in het TNO ontvangen subsidies voor de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is vastgesteld, bedraagt:

Tabel 1

Subsidies

Naam van de onderneming

Subsidiepercentage

Özpekler

2,38 %

GMS

2,84 %

3.2.   Inkomsten waarvan afstand wordt gedaan

3.2.1.   Restitutie van verbruiksbelasting op brandstof voor vaartuigen

3.2.1.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(59)

In het Algemeen Communiqué betreffende lijst nr. 1 van de bijzondere verbruiksbelastingen (21) worden de belangrijkste beginselen en voorwaarden voor de restitutie van verbruiksbelasting op brandstof voor vaartuigen vastgesteld. Vissersvaartuigen die bij de Turkse internationale scheepsregistratiedienst of de nationale scheepsregistratiedienst zijn geregistreerd, kunnen in aanmerking komen voor van de bijzondere verbruiksbelasting vrijgestelde dieselolie voor de zeescheepvaart.

3.2.1.2.   Conclusie

(60)

Het onderzoek heeft bevestigd dat de producenten van het betrokken product waarschijnlijk niet voor de steun voor vissersvaartuigen voor de aankoop van brandstof in aanmerking zullen komen, en dat de twee in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs voor hun productie van forel inderdaad niet voor die steun in aanmerking zijn gekomen. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat die steun niet kan worden beschouwd als een tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie voor de producenten van het betrokken product.

3.2.2.   Steun voor investeringen in de aquacultuursector

3.2.2.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(61)

Besluit nr. 2012/3305 (22) en uitvoeringscommuniqué nr. 2012/1 (23) liggen ten grondslag aan de staatssteun voor investeringen in de aquacultuursector (24) en leggen de basis voor het investeringsstimuleringsprogramma van Turkije. Dit programma omvat twee stimuleringsregelingen:

regionale investeringsstimulansen, waaronder steun voor btw-vrijstelling, vrijstelling van douanerechten, belastingaftrek, steun voor socialezekerheidspremies (werkgeversaandeel), rentesubsidies, toewijzing van grond, inhouding op vennootschapsbelasting aan de bron en steun voor socialezekerheidspremies (werknemersaandeel), alsmede

algemene investeringsstimulansen, waaronder steun voor btw-vrijstelling, vrijstelling van douanerechten en inhouding op vennootschapsbelasting aan de bron.

(62)

Ondernemingen die niet kunnen voldoen aan de criteria inzake minimuminvesteringsbedragen in het kader van de regionale investeringsstimuleringsregeling, kunnen in aanmerking komen voor de algemene investeringsstimuleringsregeling, die beschikbaar is voor alle zes in besluit nr. 2012/3305 vastgelegde regio’s. De steunintensiteit is gebaseerd op de economischeontwikkelingsgraad van de zes regio’s en kan dus variëren. Zowel het besluit als het communiqué is nog steeds geldig, en de zes regio’s zijn sinds het oorspronkelijke onderzoek niet gewijzigd.

3.2.2.2.   Conclusie

(63)

Tijdens het TNO heeft GMS geprofiteerd van verlagingen van de vennootschapsbelasting en Özpekler van de btw-vrijstelling en de vrijstelling van douanerechten in het kader van de regionale investeringsstimulansen. Zoals bevestigd in het oorspronkelijke onderzoek (25), wordt de steun voor investeringen beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening, wanneer de steun een fiscale stimulus is, dat wil zeggen wanneer de overheid afstand doet van inkomsten die haar normaal toekomen of deze niet int.

(64)

De subsidie is specifiek en geeft aanleiding tot compenserende maatregelen aangezien zij expliciet beperkt is tot een lijst van regio’s. De subsidie is bovendien enkel toegankelijk voor bepaalde ondernemingen in bepaalde sectoren. Daarnaast voldoet de subsidie niet aan de niet-specificiteitsvereisten van artikel 4, lid 2, punt b), van de basisverordening, gezien het aantal en de aard van de beperkingen die van toepassing zijn op bepaalde sectoren, voornamelijk de beperkingen waardoor slechts bepaalde soorten ondernemingen toegang tot de subsidie hebben of bepaalde sectoren volledig worden uitgesloten.

(65)

Aquacultuur is in bijlage 2A bij besluit 2012/3305 uitdrukkelijk vermeld als een van de activiteiten waarvoor dergelijke belastingvrijstellingen kunnen worden verleend. In bijlage 4 bij het besluit zijn de sectoren opgesomd die voor geen enkele stimulans op grond van deze regeling in aanmerking kunnen komen.

3.2.2.3.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(66)

Om het bedrag van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidie vast te stellen, is het tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek aan de ontvangers toegekende voordeel berekend als het verschil tussen de totale verschuldigde belasting tegen het normale belastingtarief en de totale verschuldigde belasting tegen het verlaagde belastingtarief. Het voordeel voor Özpekler is echter verwaarloosbaar gebleken. Het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek voor GMS vastgestelde subsidiepercentage bedroeg 0,7 %.

3.2.2.4.   Opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen

(67)

De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben ook opmerkingen gemaakt over de steun voor investeringen. Zij hebben aangevoerd dat de Commissie in verband met de btw-vrijstelling geen voordeel had mogen berekenen, aangezien alle ondernemingen de door hen betaalde btw in dezelfde maand of in de daaropvolgende maanden verrekenen aan de hand van hun saldo van te betalen en te ontvangen btw. Het enige voordeel voor de onderneming bestond in de mogelijkheid om de vooruitbetaling van btw te ontlopen.

(68)

Het feit dat de btw-schulden boekhoudkundig gezien met de btw-vorderingen worden verrekend, betekent niet dat er geen sprake is van voordeel in termen van kasstroom doordat de producenten-exporteurs geen voorafgaande betalingen in contanten hoeven te verrichten en vervolgens in afwachting zijn van teruggaaf door de belastingdienst op basis van de verwerking van hun maandelijkse btw-aangiften, zoals het geval is voor ondernemingen die geen gebruik van de regeling maken. Zoals de producenten-exporteurs zelf hebben bevestigd, bestaat namelijk “het enige voordeel voor de deelnemers aan de regeling in de mogelijkheid om btw-betaling te ontlopen, terwijl bij andere ondernemingen die niet over een Investment Incentive Certificate (investeringsstimuleringscertificaat) beschikken, de btw eerst moet worden betaald en later wordt gecrediteerd” (26). De argumenten van de producenten-exporteurs zijn daarom afgewezen.

3.3.   Rechtstreekse overdracht van middelen — preferentiële financiering

3.3.1.   Gesteunde verzekering voor de aquacultuursector

3.3.1.1.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(69)

Volgens landbouwverzekeringswet nr. 5363 (27) en besluit nr. 2018/380 (28) betreffende door de landbouwverzekeringspool en de premieondersteuning voor het jaar 2019 te bestrijken risico’s, gewassen en regio’s, kunnen producenten van aquacultuurproducten in aanmerking komen voor een lagere verzekeringspremie ter dekking van verlies van visbestanden en opbrengsten voor forel als gevolg van talrijke mogelijke ziekten, natuurrampen, incidenten, enz. De steun van de Turkse overheid bedraagt 50 % van de verzekeringspremie.

3.3.1.2.   Conclusie

(70)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd bevestigd (29), bestaat het in het kader van deze regeling toegekende voordeel in een verlaging van de financiële kosten voor een levensverzekeringsdekking van aquacultuurbestanden. Bij deze regeling gaat het om een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), i), van de basisverordening in de vorm van een door de Turkse overheid rechtstreeks uitbetaald bedrag aan forelproducenten, alsmede om een financiële bijdrage omdat de ontvangers van de subsidie een gunstige verzekeringspremie krijgen aangeboden, die een flink stuk onder de op de markt beschikbare verzekeringspremies voor de dekking van vergelijkbare risico's ligt. De regeling kent een voordeel toe in de zin van artikel 3, lid 2, van de basisverordening. Het voordeel is gelijk aan het verschil tussen de in de context van een commerciële verzekeringspolis aangeboden premies en de gesubsidieerde premie.

(71)

De steun is specifiek, aangezien de subsidieverlenende autoriteit en de wetgeving op grond waarvan de subsidieverlenende autoriteit handelt, de toegang tot deze verlaagde premie uitdrukkelijk beperken tot ondernemingen in de landbouwsector en zich zelfs uitdrukkelijk richten op de risico’s die de aquacultuurproducenten lopen.

3.3.1.3.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(72)

De Commissie heeft vastgesteld dat een van de in de steekproef opgenomen producenten, Özpekler, van deze regeling gebruik heeft gemaakt. Het subsidiepercentage in het tijdvak van het nieuwe onderzoek bedroeg 0,1 %.

3.3.2.   Preferentiële leningen

(73)

Tijdens het oorspronkelijke onderzoek heeft de Commissie vastgesteld dat Turkse forelproducenten preferentiële leningen hebben ontvangen, zoals:

laagrentende of renteloze landbouwkredieten,

door de Turkse Eximbank verleende laagrentende uitvoerkredieten.

3.3.2.1.   Landbouwkredieten

3.3.2.2.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(74)

In de eerste plaats bepaalt besluit nr. 2018/1188 dat coöperatieve landbouwkredietinstellingen en Ziraat Bankasi A.S. aan producenten in de aquacultuursector laagrentende leningen en bedrijfskredieten kunnen verstrekken. De forelproducenten kunnen kortingen op de toepasselijke rentetarieven krijgen die liggen tussen 50 % en 100 %. De aan het krediet gestelde bovengrens bedraagt 5 000 000 TRY. De geldigheidsduur van het besluit strek zich uit van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 (met inbegrip van deze data).

(75)

De in het besluit genoemde coöperatieve landbouwkredietinstellingen zijn privaatrechtelijke entiteiten die door landbouwproducenten (d.w.z. natuurlijke personen of rechtspersonen die landbouwproducten produceren) in Turkije zijn opgericht ter ondersteuning van hun financiële bedrijfsbehoeften.

(76)

Ziraat Bankasi A.S. is de Landbouwbank van de Republiek Turkije, een 100 % staatsbank. Tijdens het oorspronkelijke onderzoek waren de aandelen ervan in handen van het Staatssecretariaat van Financiën. In 2018 werd het kapitaal ervan echter overgedragen aan het Turkse Staatsinvesteringsfonds. Overeenkomstig artikel 2 van wet nr. 6741 betreffende de oprichting van de beheermaatschappij van het Turkse Staatsinvesteringsfonds en houdende wijziging van bepaalde wetten, is het Turkse Staatsinvesteringsfonds een aan het presidentschap gelieerde instelling. De voorzitter van de raad van bestuur van het Fonds is de president van de Republiek Turkije. Deze kan een van de leden van de raad van bestuur aanwijzen als vicevoorzitter. Derhalve is Ziraat Bankasi A.S. ondanks de formele wijziging van de eigendomsverhoudingen van haar kapitaal nog steeds met overheidsgezag bekleed en wordt zij als een overheidsorgaan beschouwd.

(77)

In de tweede plaats bepaalt besluit nr. 2010/27612 (30) dat renteloze leningen aan kmo’s kunnen worden verstrekt.

3.3.2.3.   Bevindingen

(78)

Tijdens het TNO hadden de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs uitsluitend uitstaande laagrentende leningen van Ziraat Bankasi A.S., maar maakten zij geen gebruik van laagrentende leningen van coöperatieve landbouwkredietinstellingen of van renteloze leningen voor kmo’s.

3.3.2.4.   Uitvoerkredieten

3.3.2.5.   Omschrijving en rechtsgrondslag

(79)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld, werd Türkiye İhracat Kredi Bankası A.Ş (“Eximbank”) op 21 augustus 1987 door de Turkse overheid bij besluit nr. 87/11914 opgericht op grond van wet nr. 3332 inzake uitvoerkredieten (31); zij is voor 100 % een staatsbank die fungeert als het instrument waarmee de Turkse overheid in het kader van haar uitvoerstrategie de uitvoer stimuleert. Eximbank heeft van de overheid de opdracht gekregen om de buitenlandse handel en Turkse contractanten/investeerders die in het buitenland actief zijn, te ondersteunen (32) met het oog op een grotere uitvoer door Turkse bedrijven en een sterker internationaal concurrentievermogen. Daarom wordt ervan uitgegaan dat Eximbank met overheidsgezag is bekleed en wordt zij als een overheidsorgaan beschouwd.

(80)

Wet nr. 3332 en resolutie nr. 2013/4286 (33) betreffende de oprichting van Eximbank vormen de rechtsgrondslag voor de uitvoerkredieten die via Eximbank worden verstrekt. Eximbank verleent financiële steun (hetzij rechtstreeks, hetzij via correspondentbanken die op commissiebasis werken), zoals uitvoerafhankelijke uitvoerkredieten vóór of na verzending en uitvoergerichte investeringskredieten voor exporteurs, met als doel het concurrentievermogen van Turkse exporteurs op buitenlandse markten te versterken.

(81)

Bovendien wordt van zogeheten “verdisconteringskredieten” gebruikgemaakt om de exporteurs contante voorschotten te verstrekken op basis van de verdiscontering van aan de verkopen voor uitvoer gerelateerde wissels en documenten. De rechtsgrondslag voor deze kredieten zijn de “Uitvoeringsbepalingen voor verdisconteringskredieten voor diensten in verband met de uitvoer en buitenlandse valuta”(Implementation Instructions for Rediscount Credit for Exports and Foreign Exchange Earning Services) (34). De verdisconteringskredieten worden gefinancierd door de Centrale Bank van de Republiek Turkije (“CBRT”), maar worden afgewikkeld via de Turkse financiële instellingen (zowel overheidsbanken als particuliere banken) die als correspondentbank van de CBRT optreden. De rentetarieven worden vastgesteld door de CBRT, en de correspondentbanken worden vergoed via een commissie die aan de ontvangers in rekening wordt gebracht.

3.3.2.6.   Bevindingen

(82)

Tijdens het TNO hadden de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs uitstaande laagrentende uitvoerkredieten die hetzij rechtstreeks door Eximbank, hetzij via andere overheidsbanken of particuliere banken die als correspondentbank van Eximbank optreden, waren verstrekt. De ondernemingen hadden eveneens verdisconteringskredieten ontvangen die via Eximbank of via andere overheidsbanken of particuliere banken werden verstrekt.

3.3.2.7.   Algemene conclusie inzake preferentiële leningen

(83)

Zoals in het oorspronkelijke onderzoek werd bevestigd (35), wordt de bovengenoemde preferentiële financiering (landbouwkredieten en uitvoerkredieten) beschouwd als een subsidie in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 2, van de basisverordening.

(84)

Op basis van de bevindingen van het lopende onderzoek heeft de Commissie geconcludeerd dat de bovengenoemde preferentiële-financieringsregelingen de ontvangers ervan voordelen toekennen, aangezien dergelijke financiering tegen een lagere rente dan de marktrente wordt verstrekt, dat wil zeggen tegen voorwaarden die niet overeenstemmen met de marktvoorwaarden voor financieringen met een vergelijkbare looptijd.

(85)

Deze preferentiële-financieringsregelingen zijn specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, punt a), van de basisverordening wat de landbouwkredieten betreft, aangezien de financiering verlenende autoriteiten of de wetgeving op grond waarvan deze autoriteiten handelen, de mogelijkheid daartoe uitdrukkelijk tot bepaalde ondernemingen beperken. De uitvoergerelateerde kredieten zijn specifiek in de zin van artikel 4, lid 4, punt a), van de basisverordening, aangezien zij van uitvoerprestaties afhankelijk zijn.

(86)

Alle bovengenoemde preferentiële-financieringsregelingen worden derhalve beschouwd als tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies.

3.3.2.8.   Opmerkingen na de mededeling van feiten en overwegingen

(87)

Na de mededeling van feiten en overwegingen hebben de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs opmerkingen gemaakt over de methode voor berekening van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies waar het de preferentiële leningen betreft; volgens hen waren alleen de van Eximbank ontvangen leningen preferentiële leningen, terwijl de van andere commerciële banken ontvangen leningen tegen marktvoorwaarden waren verstrekt, ook al lag de daadwerkelijk rentevoet onder de door de Commissie gebruikte benchmark. Bijgevolg was volgens de producenten-exporteurs de lagere ontvangen rente geen reden om die leningen als tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies te beschouwen.

(88)

Zoals uiteengezet in overweging 80, heeft het onderhavige onderzoek bevestigd dat uitvoerkredieten niet alleen rechtstreeks door Eximbank werden verstrekt, maar ook via andere overheidsbanken of particuliere banken die als correspondentbank van Eximbank optreden. Verder hebben de omstandigheden als vastgesteld in de overwegingen 83 tot en met 85 bevestigd dat deze leningen tot compenserende maatregelen aanleiding geven. Bovendien werden de verdisconteringskredieten, zoals uiteengezet in overweging 81, gefinancierd door de CBRT, maar afgewikkeld via de Turkse financiële instellingen (zowel overheidsbanken als particuliere banken) die optreden als correspondentbank van de CBRT.

(89)

De Commissie heeft de leningen die volgens de in de steekproef opgenomen ondernemingen niet-preferentieel waren, in detail onderzocht. De verstrekte informatie was echter ontoereikend om te concluderen dat deze leningen geen verband met de preferentiële regelingen hielden. Uit de tijdens het onderzoek verstrekte bewijsstukken voor deze leningen bleek duidelijk dat de verstrekte financiering aan uitvoerverplichtingen gekoppeld was. Bovendien werd in veel gevallen alleen een in het Turks gestelde brief overgelegd door de onderneming die de banken om middelen verzocht. Verder omvatten de algemene kaderovereenkomsten van de banken altijd bepalingen waarin een koppeling werd aangebracht tussen de uitvoerkredieten die werden verstrekt en de stimuleringspraktijken van Eximbank en de CBRT. De argumenten van de producenten-exporteurs zijn daarom afgewezen.

(90)

De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben ook aangevoerd dat bepaalde leningen niet uitvoerafhankelijk waren en dus geen aanleiding tot compenserende maatregelen gaven. Na het nieuwe onderzoek ging de Commissie er op basis van de verstrekte bewijsstukken mee akkoord dat bepaalde leningen noch met de uitvoer verband hielden, noch tot de gesubsidieerde landbouwkredieten konden worden gerekend, en dus onder geen enkele subsidieregeling vielen. Zij heeft deze leningen derhalve bij de berekening van het voordeel buiten beschouwing gelaten.

(91)

Een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs heeft informatie verstrekt waaruit bleek dat een van de leningen die hij had ontvangen, geen verband met het betrokken product hield en dat er derhalve geen voordeel voor kon worden berekend. De Commissie heeft de ontvangen informatie beoordeeld, maar kon niet bevestigen dat de lening beperkt was tot andere producten dan het betrokken product. Het argument van de producent-exporteur is daarom afgewezen.

(92)

Na de mededeling van feiten en overwegingen en na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen heeft dezelfde in de steekproef opgenomen producent-exporteur aangevoerd dat een aantal uitvoerafhankelijke leningen niet alleen met het betrokken product, maar ook met andere uitgevoerde vis verband hield. De Commissie heeft deze leningen onderzocht en kon op basis van de door de onderneming verstrekte informatie voor sommige van de leningen waarvan werd beweerd dat ze uitvoerafhankelijk waren, bevestigen dat die op verschillende soorten uitgevoerde vis betrekking hadden. Daarom werden de berekeningen dienovereenkomstig aangepast.

(93)

Voorts hebben de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aangevoerd dat de Commissie rekening moet houden met het benchmarkrentetarief op de dichtstbijzijnde datum vóór of na de aanvangsdatum van de lening. In dit verband heeft de Commissie opgemerkt dat de vanaf een bepaalde datum verstrekte benchmarkgegevens worden geacht vanaf die datum geldig te zijn totdat nieuwe gegevens worden gepubliceerd. Daarom heeft de Commissie stelselmatig rekening gehouden met de benchmark op de dichtstbijzijnde datum vóór de aanvangsdatum van de lening. Dit argument is derhalve afgewezen.

(94)

De twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben ook gewezen op een aantal fouten bij de berekening van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies voor de preferentiële leningen, en wel wat betreft de kapitaalaflossingen in het TNO, het aantal dagen dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de rente in het TNO en de op de verkeerde data gekozen benchmarktarieven. Deze fouten zijn gecorrigeerd. Na de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen heeft één in de steekproef opgenomen producent-exporteur verzocht om bijkomende kleine wijzigingen in drie leningen aan te brengen. Eén lening is gecorrigeerd. Aangezien het voordeel voor de twee andere leningen reeds op basis van eerdere correcties was weggevallen, werden verdere wijzigingen echter niet nodig geacht.

(95)

Rekening houdend met de door de belanghebbenden gemaakte opmerkingen bedraagt het subsidiepercentage met betrekking tot de preferentiële-financieringsregelingen dat in het TNO voor de twee in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is vastgesteld, voor Özpekler 0,75 % en voor GMS 0,72 %.

3.3.2.9.   Berekening van de hoogte van de subsidie

(96)

Overeenkomstig artikel 6, punt b), van de basisverordening werd het voordeel van de preferentiële financiering berekend als het verschil tussen de betaalde rente en de rente die zou worden betaald voor een vergelijkbare commerciële lening. Als benchmark paste de Commissie de gewogen gemiddelde rentevoet voor commerciële leningen op de Turkse binnenlandse markt toe; hiervoor baseerde zij zich op van de CBRT afkomstige gegevens (36). De Commissie rekende het voordeel in verband met de uitvoerkredieten aan de verkoop bij uitvoer toe, terwijl de landbouwkredieten aan de totale verkoop werden toegerekend.

(97)

Aan de hand van deze methode werden voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de volgende subsidiepercentages berekend:

Tabel 2

Preferentiële financiering

Naam van de onderneming

Subsidiepercentage

Özpekler

0,75 %

GMS

0,72 %

3.4.   Definitieve hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

(98)

Op basis van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie vastgesteld dat de totale hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs 4,2 % respectievelijk 3,2 % ad valorem bedroeg, waarmee werd aangetoond dat de subsidiëring tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek is voortgezet.

Tabel 3

Percentages voor individuele subsidies ten aanzien waarvan compenserende maatregelen worden genomen

Steunregeling

GMS

Özpekler

Rechtstreekse steun voor de forelproductie

2,84 %

2,38 %

Preferentiële leningen

0,72 %

0,75 %

Steun voor verzekeringspremies

0,0 %

0,10 %

Steun voor investeringen

0,70 %

0,0 %

Totale subsidiepercentage

4,2 %

3,2 %

3.5.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van subsidiëring

(99)

Overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening is onderzocht of het vervallen van de geldende maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting van subsidiëring zal leiden.

(100)

In de overwegingen 33 tot en met 97 werd vastgesteld dat de Turkse producenten-exporteurs van het betrokken product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek nog steeds voordeel haalden uit tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies van de Turkse autoriteiten.

(101)

Er worden in het kader van de subsidieprogramma’s nog steeds voordelen toegekend, en niets wijst erop dat deze voordelen in de nabije toekomst zullen worden afgeschaft. Bovendien komen de exporteurs doorgaans in aanmerking voor meerdere subsidies.

(102)

Voorts is onderzocht of er aanzienlijke hoeveelheden naar de Unie zouden worden uitgevoerd als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(103)

Turkije is een grote producent van het betrokken product. Op basis van de tijdens het onderzoek verzamelde gegevens en zoals uiteengezet in overweging 165, produceerde Turkije in het tijdvak van het nieuwe onderzoek 95 000 ton forel (37). Zoals vermeld in overweging 112, werden in dat tijdvak met ongeveer 20 500 ton helevisequivalenten aanzienlijke hoeveelheden forel uit Turkije ingevoerd, die goed waren voor een marktaandeel van ongeveer 14 % in de Unie. Er waren geen aanwijzingen dat deze hoeveelheden zouden afnemen als de maatregelen zouden worden ingetrokken.

(104)

In die omstandigheden is het waarschijnlijk dat de uitvoer met subsidiëring van het betrokken product naar de Unie, die tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek reeds aanzienlijk was, omvangrijk zou blijven als de maatregelen zouden worden ingetrokken. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat voortzetting van subsidiëring waarschijnlijk is.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(105)

Het soortgelijke product werd in het tijdvak van het nieuwe onderzoek door meer dan 700 producenten in de Unie geproduceerd. Zij vormen de “bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 8, lid 1, van de basisverordening.

(106)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd, op basis van gegevens van de indiener van het verzoek en van de individuele in de steekproef opgenomen ondernemingen, geraamd op ongeveer 129 miljoen kg “helevisequivalenten”. De acht medewerkende producenten in de Unie die voor de steekproef werden geselecteerd, vertegenwoordigden 13 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie.

4.2.   Verbruik in de Unie

(107)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld door het totale geraamde verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie (zie overweging 118) op te tellen bij het totale invoervolume zoals vastgesteld door Eurostat (zie overweging 91 en de tabellen 6 en 8).

(108)

Voor het invoervolume geeft Eurostat de nettogewichten voor zes verschillende GN-codes aan, te weten levende, verse, gekoelde, bevroren en/of gerookte vis in gehele staat en/of vis ontdaan van ingewanden of filets. Het bij Eurostat vastgelegde nettogewicht werd voor vergelijkingsdoeleinden omgerekend in “helevisequivalenten”, aangezien de productie- en verkoopgegevens van de bedrijfstak van de Unie in helevisequivalenten werden gerapporteerd. Dit gebeurde door het bij Eurostat vastgelegde invoervolume te delen door de onderstaande omrekeningsfactoren. De gebruikte omrekeningsfactoren waren die welke door de indiener van het verzoek werden verstrekt en in het oorspronkelijke onderzoek waren gebruikt:

Tabel 4

Omrekeningsfactoren (in ton helevisequivalent

Levend

1,00

Vers/gekoeld/bevroren (ontdaan van ingewanden)

0,85

Filets: vers/gekoeld/bevroren

0,47

Filets: gerookt

0,40

(109)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Verbruik in de Unie (in ton helevisequivalent)

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Markt van de Unie

150 175

147 069

157 078

147 603

Index

100

98

105

98

Bron: antwoorden op de vragenlijst over macro-indicatoren en Eurostat

(110)

Het verbruik in de Unie was in de beoordelingsperiode aan lichte schommelingen onderhevig. In totaal is het verbruik in de Unie in de beoordelingsperiode met 2 % gedaald, van 150 175 ton helevisequivalent in 2016 tot 147 603 ton helevisequivalent in het TNO.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(111)

De Commissie heeft de omvang en het marktaandeel van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat, uitgedrukt in ton helevisequivalent, zoals aangegeven in overweging 92. Het marktaandeel van de invoer is vastgesteld op basis van de omvang van de invoer en het totale verbruik in de Unie.

(112)

Op basis hiervan hebben de invoer uit Turkije en het marktaandeel daarvan zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Omvang van de invoer (in ton helevisequivalent) en marktaandeel

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Omvang van de invoer uit Turkije

21 684

19 523

17 831

20 466

Index

100

90

82

94

Marktaandeel

14,4 %

13,3 %

11,4 %

13,9 %

Index

100

92

79

96

Bron: Eurostat

(113)

De omvang van de invoer uit Turkije is in de periode 2016-2018 gestaag afgenomen, om in het TNO weer toe te nemen. In totaal is de omvang van de invoer in de beoordelingsperiode met 6 % gedaald, veel minder dan de 13 % waarmee de invoer uit andere landen in dezelfde periode achteruit is gegaan (zie overweging 106). De omvang van de invoer van forel uit Turkije was met 20 446 ton helevisequivalent in het TNO nog steeds aanzienlijk.

(114)

Het marktaandeel heeft zich op dezelfde wijze als de omvang van de invoer ontwikkeld: het is in de periode 2016-2018 gedaald van 14,4 % tot 11,4 %, d.w.z. met 3 procentpunten, en vervolgens in het TNO weer gestegen tot 13,9 %. Het marktaandeel van de invoer uit Turkije is tijdens de beoordelingsperiode over het geheel genomen redelijk stabiel gebleven, behalve in 2018, toen het met 1,9 procentpunt is gedaald ten opzichte van 2017.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(115)

De Commissie heeft de gemiddelde prijzen van de invoer vastgesteld op basis van gegevens van Eurostat door de totale omvang van de invoer uit Turkije, uitgedrukt in ton helevisequivalent, te delen door de totale waarde van die invoer.

(116)

Op basis hiervan heeft de gewogen gemiddelde prijs van de invoer uit Turkije zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Invoerprijzen (EUR/ton helevisequivalent)

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Turkije

2 940

2 803

2 789

2 887

Index

100

95

95

98

Bron: Eurostat

(117)

De prijs bij invoer uit Turkije is in de periode 2016-2018 met 5 % gedaald en vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 3,5 % gestegen. In totaal is de prijs bij invoer uit Turkije tijdens de beoordelingsperiode met 2 % gedaald. In vergelijking met de prijzen van de verkoop in de Unie, zoals vermeld in tabel 12, lag de prijs van de invoer uit Turkije gedurende de gehele beoordelingsperiode ruim onder de prijzen van de Unie.

(118)

De Commissie heeft de prijsonderbieding in het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werden gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, met

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de in de steekproef opgenomen medewerkende Turkse producenten werden berekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis (kosten, verzekering en vracht), met inbegrip van het compenserende recht, met de nodige correcties voor kosten na invoer.

(119)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de producenten in de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Hieruit bleek dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer uit Turkije tussen 13,7 % en 32,2 % bedroeg.

(120)

In het TNO bedroeg de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge 14,5 % (inclusief compenserende rechten).

4.3.3.   Invoer uit andere derde landen dan Turkije

(121)

Andere derde landen dan Turkije waaruit forel werd ingevoerd, waren hoofdzakelijk Noorwegen en Bosnië en Herzegovina.

(122)

Zoals beschreven in overweging 108, werd de omvang van de invoer uit andere derde landen zoals gerapporteerd in Eurostat uitgedrukt in ton helevisequivalent. Op basis hiervan hebben de omvang van de invoer alsmede het marktaandeel en de prijstrends voor de invoer van forel uit andere derde landen zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Invoer uit derde landen

Land

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Totaal van alle derde landen behalve Turkije

Omvang (ton helevisequivalent)

2 431

1 402

1 844

2 118

Index

100

58

76

87

Marktaandeel

1,6 %

1,0 %

1,2 %

1,4 %

Index

100

59

72

89

Gemiddelde prijs (EUR/ton helevisequivalent)

3 279

3 332

3 519

3 336

Index

100

102

107

102

Bron: Eurostat

(123)

De omvang van de invoer uit andere derde landen was in de gehele beoordelingsperiode gering en is over het algemeen licht gedaald van 2 432 ton in 2016 tot 2 118 ton in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, dat wil zeggen een daling met 13 % in de beoordelingsperiode. Het overeenkomstige marktaandeel is tijdens de gehele beoordelingsperiode onder de 2 % gebleven en in totaal van 1,6 % tot 1,4 % gedaald. Over het algemeen zijn de prijzen van de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode met 2 % gestegen, en zij waren gemiddeld aanzienlijk hoger dan de prijzen van de invoer uit het betrokken land (15 % hoger in het TNO).

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(124)

De beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie omvatte een evaluatie van alle economische indicatoren die in de beoordelingsperiode op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed waren.

(125)

Zoals in overweging 15 vermeld, is voor de beoordeling van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie gebruikgemaakt van een steekproef.

(126)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens van de indiener van het verzoek en van de individuele in de steekproef opgenomen ondernemingen, die betrekking hadden op alle producenten in de Unie. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens uit de antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst, die uitsluitend betrekking hadden op de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(127)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de subsidiemarge en herstel van subsidiëring in het verleden.

(128)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(129)

De indiener van het verzoek had het productievolume van de bedrijfstak van de Unie afgeleid aan de hand van de gegevens van het verslag van de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (“FEAP”) (38). De FEAP-gegevens worden verzameld af kwekerij en hebben betrekking op in elke lidstaat geproduceerde levende vis. Het verslag van de FEAP bestreek eveneens de gegevens voor het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

(130)

Op basis hiervan hebben de totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Productievolume (ton helevisequivalent)

133 129

131 518

141 841

128 988

Index

100

99

107

97

Productiecapaciteit (ton helevisequivalent)

196 211

188 879

206 760

193 133

Index

100

96

105

98

Bezettingsgraad

68 %

70 %

69 %

67 %

Index

100

103

101

98

Bron: indiener van het verzoek en antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(131)

Het productievolume was in de beoordelingsperiode aan schommelingen onderhevig. Terwijl het in de periode 2016-2017 met 1 % is gedaald, is het in de periode 2017-2018 met 8 % gestegen, om vervolgens in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer met 10 % te dalen. Tijdens de beoordelingsperiode is het productievolume in totaal met 3 % gedaald.

(132)

De productiecapaciteit (39) volgde een soortgelijk patroon als het productievolume; zij is in de periode 2016-2017 met 4 % gedaald, in 2018 met 8 % gestegen en in het tijdvak van het nieuwe onderzoek weer met 7 % gedaald. In totaal is de productiecapaciteit tijdens de beoordelingsperiode met 2 % gedaald.

(133)

De bezettingsgraad is relatief stabiel gebleven en is in de beoordelingsperiode in totaal met 2 % gedaald.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(134)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd op basis van de door de indiener van het verzoek verstrekte informatie vastgesteld door het totale uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie af te trekken van het totale productievolume van de bedrijfstak van de Unie, zoals beschreven in de overwegingen 129 en 130.

(135)

Op basis hiervan hebben het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton helevisequivalent)

126 060

126 143

137 403

125 020

Index

100

100

109

99

Marktaandeel

84 %

86 %

88 %

85 %

Index

100

102

104

101

Bron: antwoorden op de vragenlijst over macro-indicatoren

(136)

Het verkoopvolume is in de beoordelingsperiode licht gedaald met 1 %. Het is eerst in de periode 2016-1027 stabiel gebleven en vervolgens in de periode 2017-2018 met 9 % gestegen, terwijl het in het tijdvak van het nieuwe onderzoek met 10 % is gedaald en op een lager niveau dan in 2016 is uitgekomen. De in overweging 110 beschreven parallelle daling van het verbruik heeft ertoe geleid dat het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie licht is gestegen van 84 % in 2016 tot 85 % in het tijdvak van het nieuwe onderzoek, d.w.z. een stijging van 1 % in de beoordelingsperiode.

4.4.2.3.   Groei

(137)

Terwijl het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 2 % is gedaald, is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie met 1 % gedaald, wat zich heeft vertaald in een stijging van het marktaandeel met 1 %.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(138)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Aantal werknemers

2 216

2 050

2 210

2 174

Index

100

92

100

98

Productiviteit (ton helevisequivalent/werknemer)

60

64

64

59

Index

100

107

107

99

Bron: antwoorden op de vragenlijst over macro-indicatoren

(139)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie was tijdens de beoordelingsperiode aan schommelingen onderhevig; zij is in de periode 2016-2017 met 8 % gedaald, vervolgens in 2018 weer met 8 % gestegen en ten slotte in de periode 2018-einde tijdvak van het nieuwe onderzoek met 2 % gedaald. In totaal is zij met 2 % gedaald.

(140)

De productiviteit is licht afgenomen als gevolg van een daling van de werkgelegenheid in combinatie met een nog snellere daling van het productievolume, zoals uiteengezet in overweging 115.

4.4.2.5.   Hoogte van de subsidiemarge en herstel van subsidiëring in het verleden

(141)

De tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek vastgestelde subsidiemarges lagen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel, zoals aangegeven in overweging 98. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke subsidiemarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit Turkije.

(142)

De bedrijfstak van de Unie kon zich als gevolg van de voortdurende oneerlijke prijsstelling door de producenten-exporteurs uit Turkije niet volledig van de eerdere subsidiepraktijken herstellen.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(143)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Verkoopprijzen en kosten in de Unie

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid (EUR/ton helevisequivalent)

3 538

3 826

3 717

3 621

Index

100

108

105

102

Productiekosten per eenheid (EUR/ton helevisequivalent)

3 612

3 848

3 697

3 650

Index

100

107

102

101

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(144)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid die de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie in rekening brengt, is in de beoordelingsperiode met 2 % licht gestegen tot 3 621 EUR/ton helevisequivalent in het TNO. Die prijs is in de periode 2016-2017 met 8 % gestegen om vervolgens geleidelijk tot het tijdvak van het nieuwe onderzoek te dalen.

(145)

De productiekosten per eenheid lagen in de beoordelingsperiode boven de gemiddelde verkoopprijs, behalve in 2018. Over het geheel genomen zijn de productiekosten per eenheid in de beoordelingsperiode met 1 % gestegen en uitgekomen op 3 650 EUR/ton helevisequivalent in het TNO, wat hoger is dan de gemiddelde verkoopprijs per eenheid.

4.4.3.2.   Loonkosten

(146)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

35 538

36 031

37 042

37 861

Index (BJ 2016 = 100)

100

101

104

107

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(147)

De gemiddelde loonkosten per werknemer hebben in de beoordelingsperiode een geleidelijk stijgende lijn vertoond. In totaal zijn zij in de beoordelingsperiode met 7 % toegenomen.

4.4.3.3.   Voorraden

(148)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Voorraden

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Eindvoorraden (ton helevisequivalent)

3 304

3 336

4 776

4 852

Index (BJ 2016 = 100)

100

101

145

147

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(149)

De eindvoorraden zijn in de beoordelingsperiode in totaal met 47 % gestegen.

(150)

Forel is een beperkt houdbaar product en heeft, tenzij bevroren, een houdbaarheid van minder dan twee weken. Met uitzondering van één onderneming houden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie na de oogst geen forel in voorraad en vriezen zij evenmin aanzienlijke hoeveelheden van hun productie in. Derhalve worden de voorraden in dit onderzoek niet als een zinvolle schade-indicator worden beschouwd.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(151)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 15

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2016

2017

2018

Tijdvak van het nieuwe onderzoek

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

-2,1 %

-0,6 %

0,5 %

-0,8 %

Kasstroom (in 1 000  EUR)

-521 095

55 338

834 534

575 407

Investeringen (in 1 000  EUR)

1 685 452

1 367 957

1 793 453

2 136 870

Index

100

81

106

127

Rendement van investeringen

-12,2 %

-3,8 %

3,6 %

-5,5 %

Bron: antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijst

(152)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. De winstgevendheid was tijdens de beoordelingsperiode negatief, met uitzondering van 2018, toen deze licht positief was (0,5 %). Over de gehele beoordelingsperiode gezien heeft de winstgevendheid, die in 2016 bij rond -2,1 % lag, zich in de periode tot 2018 geleidelijk verbeterd, om vervolgens in het TNO weer licht te dalen tot -0,8 %.

(153)

De nettokasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De kasstroom volgde een soortgelijke trend als de winstgevendheid, d.w.z. is in de periode 2016-2018 gestegen en in het TNO gedaald.

(154)

De investeringen zijn in de periode 2016-2017 gedaald, maar zijn in 2018 weer gestegen en zijn in het TNO verder toegenomen. De investeringen zijn in de beoordelingsperiode in totaal met 27 % gestegen. Ondanks deze stijging is de omvang van de investeringen tijdens de beoordelingsperiode gering gebleven (gemiddeld 1,7 miljoen euro per jaar voor alle acht in de steekproef opgenomen ondernemingen) en hielden zij meestal verband met regelnaleving.

(155)

Het rendement van de investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Net als de andere financiële indicatoren is het rendement van de investeringen in de periode 2016-2018 gestegen en in het TNO gedaald.

4.5.   Conclusie inzake schade

(156)

Ondanks de geldende compenserende maatregelen is de invoer van forel uit Turkije op een aanzienlijk niveau gebleven met een stabiel marktaandeel van tussen ongeveer 11 % en meer dan 14 % tijdens de beoordelingsperiode. Tijdens het TNO bedroeg het marktaandeel 13,9 %. Tegelijkertijd hebben de invoerprijzen een dalende trend laten zien en de prijzen van de Unie tijdens het TNO met gemiddeld 14,5 % onderboden, hoewel er compenserende maatregelen van kracht waren.

(157)

De ontwikkeling van de macro-economische indicatoren, met name het productie- en het verkoopvolume, de werkgelegenheid en de productiviteit, heeft een stabiele of licht neergaande trend vertoond. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode licht toegenomen, hoewel het in het TNO tot een vergelijkbaar niveau als in 2016 is gedaald. Dat het marktaandeel in de periode 2017-2018 ondanks het relatief stabiele verkoopvolume is gestegen, is het gevolg van het dalende verbruik in die periode. Hoewel de bedrijfstak van de Unie erin is geslaagd zijn verkoopvolume en marktaandeel grotendeels te handhaven, is dit ten koste van zijn winstgevendheid en andere financiële indicatoren gegaan, zoals wordt uiteengezet in de volgende overweging.

(158)

Ook al is de gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode licht gestegen, de bedrijfstak van de Unie is er niet in geslaagd duurzame winstmarges te realiseren. Wegens de uit de invoer uit Turkije resulterende prijsdruk heeft de bedrijfstak van de Unie niet eens zijn verkoopprijzen kunnen verhogen om gelijke tred te houden met de gemiddelde productiekosten, zodat hij gedurende de gehele beoordelingsperiode verlies heeft geleden (met uitzondering van 2018, toen er nagenoeg sprake was van een break-evensituatie). De invoer uit Turkije heeft dus ook aanzienlijke prijsdruk uitgeoefend op de verkoop van de producenten in de Unie tijdens het TNO. Andere financiële indicatoren (kasstroom, rendement van investeringen) hebben een soortgelijke trend als de winstgevendheid gevolgd en hebben tijdens de gehele beoordelingsperiode negatieve of lage waarden vertoond. De investeringen zijn in de periode 2017-2018 weliswaar toegenomen, maar waren in het algemeen gering en hielden verband met regelnaleving. De bedrijfstak van de Unie heeft zich niet van de schade kunnen herstellen en heeft bijna gedurende de gehele beoordelingsperiode verlies geleden.

(159)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden, wat met name blijkt uit de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(160)

Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van de basisverordening is de Commissie nagegaan of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met subsidie uit Turkije aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 8, lid 6, van de basisverordening heeft zij tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met subsidie uit het betrokken land, niet aan de invoer met subsidie werd toegeschreven.

(161)

De invoer van forel uit Turkije is met een marktaandeel van boven de 10 % gedurende de gehele beoordelingsperiode aanzienlijk gebleven en heeft zich tijdens het TNO op een laag prijsniveau gesitueerd, ondanks de geldende antisubsidiemaatregelen. Wegens de aanzienlijke prijsdruk door de invoer uit Turkije heeft de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kunnen verhogen naarmate de kosten zijn gestegen, wat voor vrijwel de gehele beoordelingsperiode voor verliezen heeft gezorgd.

(162)

Er konden geen andere factoren worden opgespoord die de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade zouden hebben kunnen veroorzaakt. De uit andere derde landen dan Turkije ingevoerde hoeveelheden (2 188 ton helevisequivalenten in het TNO) waren namelijk goed voor slechts 1,4 % van het marktaandeel in het TNO (in vergelijking met de 20 446 ton helevisequivalenten uit Turkije, die neerkomen op een marktaandeel van 13,9 %). Bovendien was de gemiddelde prijs bij invoer uit andere derde landen dan Turkije (3 336 EUR/ton helevisequivalent) in het TNO 16 % hoger dan de gemiddelde prijs bij invoer uit Turkije (2 884 EUR/ton helevisequivalent).

6.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN SCHADE

6.1.   Waarschijnlijkheid van voortzetting van door Turkije veroorzaakte schade

(163)

Gezien bovenstaande conclusies dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer uit Turkije, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 18, lid 2, van de basisverordening beoordeeld of voortzetting van de door de invoer met subsidiëring uit Turkije veroorzaakte schade waarschijnlijk is als de maatregelen zouden komen te vervallen.

(164)

In dit verband heeft de Commissie de volgende elementen onderzocht: het productievolume en de reservecapaciteit in Turkije, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor de Turkse producenten-exporteurs, het waarschijnlijke prijsniveau van de invoer uit Turkije bij het ontbreken van antisubsidiemaatregelen en de gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie.

6.1.1.   Productiecapaciteit, reservecapaciteit in Turkije en aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(165)

De totale forelproductie in Turkije in het TNO bedroeg 95 000 ton (40). Hiervan werd een groot deel uitgevoerd omdat de visconsumptie per hoofd van de bevolking in Turkije (ongeveer 6 kg) zeer laag is in vergelijking met de Unie (ongeveer 24 kg) (41).

(166)

Bovendien is het huidige productievolume in Turkije geen afspiegeling van de werkelijke productiecapaciteit die zou kunnen worden geactiveerd als de maatregelen werden ingetrokken. De in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs en de producenten-exporteurs die bij de opening van het onderzoek de steekproefformulieren volledig hadden ingevuld, meldden inderdaad een gemiddelde bezettingsgraad van 48 % respectievelijk 47 %. In de wetenschap dat de totale Turkse forelproductie in het TNO 95 000 ton bedroeg, zou de totale productiecapaciteit door middel van extrapolatie op tussen de 197 000 en 202 000 ton kunnen worden bepaald.

(167)

Op basis van de door de medewerkende producenten-exporteurs opgegeven gemiddelde bezettingsgraad zou de gemiddelde reservecapaciteit tussen de 101 000 en 102 000 ton liggen. Dit zou goed zijn voor 70 % van het totale verbruik in de Unie. Dit zou betekenen dat ook al werd slechts een deel van de capaciteit op de markt van de Unie gericht, er aanzienlijke hoeveelheden zouden kunnen worden uitgevoerd en, zoals uiteengezet in de overwegingen 115 tot en met 120, tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderbieden, hetgeen een aanzienlijke negatief effect op de bedrijfstak van de Unie zou hebben.

6.1.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(168)

De markt van de Unie is aantrekkelijk qua omvang en prijzen. Het is verreweg de belangrijkste uitvoermarkt voor forelproducenten in Turkije, waar 55 % van hun totale uitvoer van forel naar toe gaat. Er wordt 59 % meer uitgevoerd naar de Unie dan naar de op een na grootste uitvoermarkt, namelijk Rusland, die goed is voor 33 % van de Turkse foreluitvoer (42). De markt van de Unie en Rusland namen ongeveer 85 % van alle Turkse uitvoer van forel voor hun rekening. De prijzen van de invoer uit Turkije op de markt van de Unie lagen tijdens het TNO iets hoger dan die van de invoer in Rusland, waardoor de markt van de Unie iets lucratiever was dan de Russische markt. Van de tien belangrijkste uitvoerbestemmingen voor Turkse forel hanteren slechts twee markten – Vietnam en Japan – prijzen die hoger zijn dan die in de Unie. Deze twee markten waren met 5 % respectievelijk 2 % van de Turkse uitvoer echter relatief onbeduidend.

(169)

De geografische nabijheid is een van de redenen voor de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie. Forel leent zich met name niet voor lang vervoer over grote afstanden. De Turkse exporteurs beschikken immers reeds over goed ontwikkelde distributiekanalen in de Unie, wat de uitvoer naar de Unie vanuit logistiek oogpunt vergemakkelijkt.

(170)

Ondanks de bestaande maatregelen heeft Turkije tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijke hoeveelheden forel naar de Unie verkocht en had het in het TNO nog steeds een aanzienlijk marktaandeel (bijna 14 %). De forel werd verkocht tegen prijzen die, zelfs met toepassing van compenserende rechten, de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aanzienlijk onderboden.

(171)

De markt van de Unie wordt derhalve aantrekkelijk geacht voor de Turkse producenten, en er kan worden geconcludeerd dat de beschikbare reservecapaciteit in Turkije ten minste gedeeltelijk op de markt van de Unie zal worden gericht. In dit verband wordt eraan herinnerd dat het marktaandeel van de Turkse invoer in het onderzoektijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, d.w.z. vóór de instelling van de compenserende rechten, maar liefst 17 % bedroeg.

6.1.3.   Gevolgen van de invoer uit Turkije voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie mochten de maatregelen komen te vervallen

(172)

Gezien de waarschijnlijke gevolgen van deze invoer heeft de Commissie de waarschijnlijke prijsniveaus ervan onderzocht indien de maatregelen zouden komen te vervallen. In dit verband achtte de Commissie de prijsniveaus van de invoer in het tijdvak van het nieuwe onderzoek zonder antisubsidierecht een redelijke en conservatieve benadering. De gemiddelde prijsonderbiedingsmarge bleek aanzienlijk te zijn en bedroeg 19,8 %.

(173)

De bedrijfstak van de Unie is er weliswaar in geslaagd de gemiddelde prijzen per eenheid tijdens de beoordelingsperiode te verhogen zonder marktaandeel te verliezen, maar dit is ten koste van zijn winstgevendheid gegaan. Daarom kan een dergelijke strategie niet als een optie worden beschouwd indien de maatregelen zouden worden ingetrokken, met name omdat de prijsdruk op de markt van de Unie in dat geval aanzienlijk zou toenemen. Zonder beperkingen van de toegang tot de markt van de Unie zal het volume van de Turkse uitvoer tegen nog lagere prijzen dan in het TNO dus waarschijnlijk toenemen. Met deze druk op de prijzen bij grote hoeveelheden zal de bedrijfstak van de Unie worden gedwongen zijn verkoopprijzen te verlagen in een poging om het verkoopvolume te behouden. Bijgevolg zal de winstgevendheid, die al negatief is, waarschijnlijk nog verder verslechteren. Er kan immers een correlatie worden vastgesteld tussen de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie en de ontwikkeling van de omvang van de invoer uit Turkije. Toen de omvang van de invoer in de periode 2016-2018 afnam, was de bedrijfstak van de Unie in staat zijn winstgevendheid te verbeteren, terwijl de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in het TNO, toen het invoervolume weer toenam, daalde.

(174)

Als de bedrijfstak van de Unie daarentegen zou proberen zijn verkoopprijzen op het huidige niveau te handhaven, is het zeer waarschijnlijk dat de Turkse producenten-exporteurs hun verkoopvolume en marktaandeel ten koste van de bedrijfstak van de Unie zullen vergroten tot het niveau vóór de instelling van de maatregelen. Een dergelijke situatie zou eveneens een negatief effect op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie hebben, aangezien deze niet langer in staat zou zijn zijn vaste kosten te dekken.

(175)

Bijgevolg zouden de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie en zijn algehele economische situatie negatieve gevolgen ondervinden en verslechteren. Tegelijkertijd zou de bedrijfstak van de Unie niet de nodige investeringen kunnen doen om aan de milieu- en gezondheidsnormen te voldoen.

(176)

Gezien de schade die de bedrijfstak van de Unie momenteel lijdt, zou het rampzalig zijn als de maatregelen zouden komen te vervallen.

6.1.4.   Conclusie

(177)

Gezien bovenstaande bevindingen, namelijk de enorme reservecapaciteit in Turkije, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, het prijsniveau van de invoer uit Turkije en de waarschijnlijke gevolgen daarvan voor de bedrijfstak van de Unie, heeft de Commissie geconcludeerd dat de schade waarschijnlijk zal voortduren als de maatregelen zouden komen te vervallen.

7.   BELANG VAN DE UNIE

(178)

Overeenkomstig artikel 31 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of handhaving van de bestaande compenserende maatregelen in strijd zou zijn met het belang van de Unie in haar geheel. Het belang van de Unie werd vastgesteld op basis van een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers.

7.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(179)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en dat intrekking van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot een toename van de oneerlijke concurrentie door invoer met subsidiëring uit Turkije.

(180)

Op basis hiervan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat handhaving van de compenserende maatregelen in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

7.2.   Belang van gebruikers en niet-verbonden importeurs

(181)

Geen van de niet-verbonden importeurs of de gebruikers heeft zich gemeld of de vragenlijst in het kader van dit nieuwe onderzoek beantwoord.

(182)

Bij gebrek aan bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de geldende maatregelen aanzienlijke gevolgen voor de importeurs of de gebruikers hebben gehad, wordt geconcludeerd dat voortzetting van de maatregelen voor hen geen significante gevolgen zal hebben.

7.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(183)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande maatregelen ten aanzien van de invoer van forel van oorsprong uit het betrokken land niet te handhaven.

8.   COMPENSERENDE MAATREGELEN

(184)

Op basis van de conclusies van de Commissie over de waarschijnlijkheid van de voortzetting van subsidiëring, de waarschijnlijkheid van de voortzetting van schade en het belang van de Unie, moeten de antisubsidiemaatregelen ten aanzien van de invoer van forel van oorsprong uit Turkije worden gehandhaafd.

(185)

De individuele compenserende rechten voor ondernemingen die in deze verordening worden genoemd, zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product voor zover het van oorsprong is uit Turkije en is geproduceerd door de genoemde rechtspersonen. Ten aanzien van de invoer van het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele compenserende rechten.

(186)

Een onderneming die later haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele compenserende rechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie. Dit verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(187)

Indien een bedrag moet worden terugbetaald naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, geldt ingevolge artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (43) als rentevoet de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(188)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het comité dat is ingesteld bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036.

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief compenserend recht ingesteld op regenboogforel (Oncorhynchus mykiss):

levend, wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

vers, gekoeld, bevroren en/of gerookt:

in gehele staat (met kop (“with heads on”)), ook indien ontdaan van kieuwen (“whether or not gilled”), ook indien ontdaan van ingewanden (“whether or not gutted”), wegende 1,2 kg of minder per stuk, of

ontdaan van de kop (“heads off”), ook indien ontdaan van kieuwen, ook indien ontdaan van ingewanden, wegende 1 kg of minder per stuk, dan wel

in de vorm van filets, wegende 400 g of minder per stuk, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 0301 91 90, ex 0302 11 80, ex 0303 14 90, ex 0304 42 90, ex 0304 82 90 en ex 0305 43 00 (Taric-codes 0301919011, 0302118011, 0303149011, 0304429010, 0304829010 en 0305430011) en van oorsprong uit Turkije.

2.   Het definitieve compenserende recht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, is als volgt:

Onderneming

Compenserend recht (%)

Aanvullende Taric-code

BAFA Su Ürünleri Yavru Üretim Merkezi Sanayi Ticaret AŞ

1,5 %

B965

Akyol Su Ürn.Ürt.Taş.Kom.İth.İhr.Paz.San. ve Tic. Ltd Şti

Asya Söğüt Su Ürünleri Üretim Dahili Paz.ve İhr. LtdŞti

GMS Su Ürünleri Üretim İth. Paz. San. ve Tic. Ltd Şti

Gümüşdoga Su Ürünleri Üretim Ihracat Ithalat AŞ

Gümüş-Yel Su Ürünleri üretim İhracat ve İthalat Ltd Şti

Hakan Komandit Şirketi

İskele Su Ürünleri Hayv.Gida Tur.Inş.Paz.Ihr.LtdŞti

Karaköy Su Ürünleri Üretim Paz.Tic.İhr. ve İth.LtdŞti

Özgü Su Ürün. Üret. Taş. Komis. İth. İhr. Paz. San. ve Tic. Ltd Şti

6,9 %

B964

Özpekler İnşaat Taahhüd Dayanıklı Tüketim Malları Su Ürünleri Sanayi ve Ticaret Limited Şirketi

6,7 %

B966

Ternaeben Gida ve Su Ürünleri Ithalat ve Ihracat Sanayi Ticaret AŞ

8,0 %

B967

In de bijlage vermelde ondernemingen

7,6 %

 

Alle andere ondernemingen

9,5 %

B999

3.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 van de Commissie van 26 februari 2015 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 56 van 27.2.2015, blz. 12).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/823 van de Commissie van 4 juni 2018 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de compenserende maatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit de Republiek Turkije (PB L 139 van 5.6.2018, blz. 14).

(4)  Zie overweging 49 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/823.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/658 van de Commissie van 15 mei 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 155 van 18.5.2020, blz. 3).

(6)  Bericht van het vervallen van bepaalde compenserende maatregelen (PB C 209 van 20.6.2019, blz. 34).

(7)  Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).

(8)  Bericht van opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antisubsidiemaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde regenboogforel van oorsprong uit de Republiek Turkije (PB C 64 van 27.2.2020, blz. 22).

(9)  Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaten. De Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk zijn het eens geworden over een overgangsperiode waarin het Verenigd Koninkrijk onderworpen bleef aan het recht van de Unie en die op 31 december 2020 afliep. Het Verenigd Koninkrijk is geen lidstaat van de Unie meer en wordt daarom als een derde land behandeld waar het de cijfers, bevindingen en conclusies in deze verordening betreft.

(10)  Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).

(11)  Presidentieel besluit 2019/1691 van 23 oktober 2019 betreffende de landbouwsubsidies in 2019 (met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 januari 2019), bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 30928 van 24 oktober 2019.

(12)  Communiqué 2019/56, bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 30956 van 22 november 2019.

(13)  Presidentieel besluit 2020/3190 van 5 november 2020 betreffende de landbouwsteun in 2019.

(14)  Communiqué 2020/39, bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 31321 van 1 december 2020.

(15)  Overwegingen 61 en 62 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(16)  Overwegingen 61 en 62 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(17)  Overweging 67 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/658 van de Commissie van 15 mei 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 155 van 18.5.2020, blz. 3).

(18)  Overwegingen 40 tot en met 43 van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/658 van de Commissie van 15 mei 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/309 tot instelling van een definitief compenserend recht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije naar aanleiding van een tussentijds nieuw onderzoek op grond van artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 155 van 18.5.2020, blz. 3).

(19)  Bij de productie in gesloten systemen wordt de gekweekte vis van de omgeving gescheiden en kunnen de input en de output worden gecontroleerd, waardoor schade aan ecosystemen en wilde bestanden wordt weggenomen.

(20)  Overweging 91 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(21)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 29286 van 5 maart 2015.

(22)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 28328 van 19 juni 2012.

(23)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 28329 van 20 juni 2012.

(24)  De aquacultuurproductie is uitdrukkelijk opgenomen in bijlage 2/A bij besluit nr. 2012/3305 als een van de sectoren die in aanmerking kunnen komen voor stimulansen zoals btw-vrijstelling, vrijstelling van douanerechten, belastingvermindering, bijdragen voor investeringen, steun voor socialezekerheidspremies (werkgeversaandeel), toewijzing van grond, rentesubsidies, steun voor vennootschapsbelasting en steun voor socialezekerheidspremies (werknemersaandeel).

(25)  Overwegingen 45 tot en met 48 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(26)  Punt 103 van de opmerkingen van GMS over de mededeling van de definitieve bevindingen

(27)  Artikelen 12 en 13, Turkse Staatsblad nr. 25852 van 21 juni 2005.

(28)  Turkse Staatsblad nr. 30608 van 27 november 2018.

(29)  Overwegingen 88 en 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(30)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad op 15 juni 2010.

(31)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 19417 (bis) op 31 maart 1987.

(32)  Verstrekt door de Centrale Bank van de Republiek Turkije op 20 juli 2018.

(33)  Bekendgemaakt in Turkse Staatsblad nr. 28568 op 23 februari 2013.

(34)  Verstrekt op 20 juli 2018 door het directoraat-generaal Bancaire en Financiële Instellingen en het directoraat Deviezenwetgeving van de CBRT.

(35)  Overwegingen 75 tot en met 78 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1195/2014 van de Commissie van 29 oktober 2014 tot instelling van een voorlopig compenserend recht op bepaalde regenboogforel van oorsprong uit Turkije (PB L 319 van 6.11.2014, blz. 1).

(36)  Rente op commerciële leningen in TRY (met uitsluiting van zakelijke rekening-courantkredieten en zakelijke creditcards) voor de in TRY ontvangen leningen en rente op commerciële leningen in EUR voor de in EUR ontvangen leningen.

(37)  European Aquaculture Production Report 2014-2019, Secretariaat van de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (FEAP), september 2020. European Aquaculture Production Report 2014-2019, opgesteld door de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (FEAP). Openbaar beschikbaar op: http://feap.info/wp-content/uploads/2020/12/20201218_feap-production-report-2020.pdf

(38)  European Aquaculture Production Report 2014-2019, opgesteld door het Secretariaat van de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (september 2019). Beschikbaar op de website: http://feap.info/wp-content/uploads/2020/10/20201007_feap-production-report-2020.pdf.

(39)  De productiecapaciteit is gebaseerd op de gemiddelde bezettingsgraad die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoord op de vragenlijst hebben meegedeeld, omgerekend in helevisequivalenten en toegepast op de totale productie in de Unie tijdens het TNO zoals aangegeven in het productieverslag van de FEAP (http://feap.info/wp-content/uploads/2020/10/20201007_feap-production-report-2020.pdf).

(40)  European Aquaculture Production Report 2014-2019, opgesteld door de Federatie van Europese Aquacultuurproducenten (FEAP). Openbaar beschikbaar op: http://feap.info/wp-content/uploads/2020/12/20201218_feap-production-report-2020.pdf

(41)  Eumofa, The EU Fish Market, uitgave 2018, blz. 23; artikel van Euronews over de Turkse aquacultuur (beschikbaar op: https://tr.euronews.com/2018/08/31/balik-tuketmeyen-turkiye-avrupanin-8-inci-buyuk-deniz-urunleri-ureticisi ).

(42)  Bron: Global Trade Atlas-databank: https://www.worldtradestatistics.com/gta/

(43)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


BIJLAGE

Medewerkende Turkse producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen en waaraan geen individueel onderzoek is toegekend in het kader van het oorspronkelijke onderzoek:

Naam

Aanvullende Taric-code

Lezita Balik A.Ş.

B968

Ada Su Ürünleri Turizm İnşaat ve Ticaret Ltd. Şti.

B969

Ahmet Aydeniz Gıda San. ve Tic. A.Ş.

B970

Alba Lojistik İhracat İthalat Ltd. Şti.

B971

Alba Su Ürünleri A.Ş.

B972

Alfam Su Ürünleri A.Ş.

B973

Alima Su Ürünleri ve Gida San. Tic. A.Ş.

B974

Alka Su Ürünleri A.Ş.

B975

Azer Altin Su Ürünleri

B976

Bağcı Balık Gıda ve Enerji Üretimi San ve Tic. A.Ş.

B977

Çamlı Yem Besicilik Sanayii ve Ticaret A.Ş

B978

Çirçir Su Ürünleri Ltd. Şti.

B979

Ipaş Su Ürünleri A.Ş.

B980

Kemal Balıkçılık Ihr. Ltd. Şti.

B981

Liman Entegre Balıkçılık San ve Tic. Ltd. Şti.

B982

Miray Su Ürünleri

B983

Önder Su Ürünleri San. ve Tic. Ltd. Şti.

B984

Fishark Su Ürünleri Üretim Sanayi ve Ticaret A.Ş.

B985

Tai Su Ürünleri Ltd. Şti.

B986

TSM Deniz Ürünleri San. Tic. A.Ş.

B987

Ugurlu Balık A.Ş.

B988

Yaşar Dış Tic. A.Ş.

B989


25.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 183/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/824 VAN DE COMMISSIE

van 21 mei 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 540/2011 en (EU) nr. 820/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stof terbutylazine

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 van de Commissie (2) voorziet in de goedkeuring van de werkzame stof terbutylazine en de daaruit voortvloeiende opneming van terbutylazine in de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (3).

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 voorziet ook in de indiening van verdere bevestigende informatie over de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, waaronder informatie over de relevantie van de onzuiverheden, de gelijkwaardigheid tussen de specificaties van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, en die van het in de toxiciteitsonderzoeken gebruikte testmateriaal, en de beoordeling van de blootstelling van het grondwater aan de ongeïdentificeerde metabolieten LM1, LM2, LM3, LM4, LM5 en LM6.

(3)

Bovendien moest de aanvrager uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 bevestigende informatie indienen over de relevantie van de metabolieten MT1, MT13 en MT14, en van de ongeïdentificeerde metabolieten LM1, LM2, LM3, LM4, LM5 en LM6 ten aanzien van kanker, indien terbutylazine krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) werd ingedeeld als “verdacht van het veroorzaken van kanker”.

(4)

De aanvrager heeft binnen de in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 vastgestelde termijnen aanvullende informatie ingediend. Met betrekking tot de relevantie van specifieke metabolieten van terbutylazine, indien terbutylazine krachtens Verordening (EG) nr. 1272/2008 werd ingedeeld als “verdacht van het veroorzaken van kanker”, heeft het Comité risicobeoordeling van het Europees Agentschap voor chemische stoffen op 5 juni 2015 een advies (5) uitgebracht waarin wordt bevestigd dat terbutylazine niet als “verdacht van het veroorzaken van kanker” moet worden ingedeeld, waardoor de desbetreffende bevestigende informatie overbodig wordt.

(5)

De lidstaat-rapporteur, het Verenigd Koninkrijk, heeft de door de aanvrager ingediende aanvullende informatie beoordeeld. Op 6 augustus 2015 heeft de lidstaat-rapporteur zijn beoordeling, in de vorm van een addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft de andere lidstaten, de aanvrager en de EFSA geraadpleegd en hun verzocht opmerkingen over het addendum bij het ontwerp-beoordelingsverslag in te dienen. De EFSA heeft op 20 januari 2016 een technisch verslag (6) met een samenvatting van het resultaat van dit overleg over terbutylazine bekendgemaakt.

(7)

Rekening houdend met de beoordeling van de lidstaat-rapporteur en het technisch verslag is de Commissie van oordeel dat de eis om bevestigende informatie te verstrekken over de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, waaronder informatie over de relevantie van de onzuiverheden en over de gelijkwaardigheid tussen de specificaties van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, en die van het in de toxiciteitsstudies gebruikte testmateriaal, als behandeld kan worden beschouwd, mits de momenteel vastgestelde maximumgehalten van de relevante onzuiverheden propazine en simazine in het technische materiaal zoals vervaardigd worden verlaagd.

(8)

De Commissie heeft de EFSA ook geraadpleegd over de blootstelling van het grondwater aan metabolieten van terbutylazine. De EFSA heeft op 29 juni 2017 (7) en op 19 september 2019 (8) haar geactualiseerde conclusies over de beoordeling van de aanvullende informatie bekendgemaakt. Overeenkomstig de aanvullende informatie van de aanvrager en uitgaande van een hoeveelheid terbutylazine van 850 g/ha jaarlijks op hetzelfde perceel, heeft de EFSA bij bepaalde gebruiksvoorwaarden een risico voor zuigelingen en peuters op blootstelling aan metabolieten van terbutylazine via levensmiddelen en water vastgesteld. Indien terbutylazine jaarlijks in een maximumhoeveelheid van 850 g/ha wordt toegepast, wordt bovendien in alle scenario’s voorspeld dat twee metabolieten van terbutylazine, LM3 en LM6, in een concentratie van meer dan 0,75 μg/l in grondwater zullen voorkomen, waardoor een beoordeling van de risico’s voor de consument nodig is die echter niet kon worden uitgevoerd, omdat op basis van de beschikbare gegevens geen gezondheidskundige referentiewaarden konden worden afgeleid.

(9)

Het ontwerpbeoordelingsverslag, het addendum bij het ontwerpbeoordelingsverslag en de conclusies van de EFSA zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders onderzocht en op 24 maart 2021 afgerond in de vorm van het bijgewerkte evaluatieverslag voor terbutylazine.

(10)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen over het bijgewerkte evaluatieverslag in te dienen.

(11)

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de door de aanvrager verstrekte aanvullende informatie niet volstaat om een risico voor de consument van blootstelling aan metabolieten van terbutylazine uit te sluiten, indien deze stof jaarlijks met een maximumhoeveelheid van 850 g/ha op hetzelfde perceel wordt toegepast.

(12)

Daarom is het noodzakelijk en passend de goedkeuring van terbutylazine te beperken tot het gebruik van maximaal 850 g/ha om de drie jaar op hetzelfde perceel. Ook moeten de toegestane maximumgehalten van de relevante onzuiverheden propazine en simazine in het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, worden gewijzigd.

(13)

De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 820/2011 en (EU) nr. 540/2011 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(14)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die terbutylazine bevatten en die niet aan de beperkte goedkeuringsvoorwaarden voldoen, in te trekken of te wijzigen.

(15)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die terbutylazine bevatten, moet die periode uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening aflopen.

(16)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Overgangsmaatregelen

De lidstaten zorgen ervoor dat de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die terbutylazine als werkzame stof bevatten, in voorkomend geval op 14 december 2021 worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en op 14 juni 2022 aflopen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 van de Commissie van 16 augustus 2011 tot goedkeuring van de werkzame stof terbutylazine overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie en bij Beschikking 2008/934/EG van de Commissie (PB L 209 van 17.8.2011, blz. 18).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(5)  Opinion proposing harmonised classification and labelling at EU level of Terbuthylazine (ISO); N-tert-butyl-6-chloor-N′-ethyl-1,3,5-triazine-2,4-diamine EG-nummer: 227-637-9 CAS-nummer: 5915-41-3 CLH-O-0000001412-86-66/F.

(6)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2016, Technical report on the outcome of the consultation with Member States, the applicant and EFSA on the pesticide risk assessment for terbuthylazine in light of confirmatory data, EFSA supporting publication 2016:EN-919, 54 blz.

(7)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2017, Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment for the active substance terbuthylazine in light of confirmatory data submitted, EFSA Journal 2017;15(6):4868, 20 blz., https://doi.org/10.2903/j.efsa.2017.4868

(8)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2019, Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment for the active substance terbuthylazine in light of confirmatory data submitted, EFSA Journal 2019;17(9):5817, 21 blz., https://doi.org/10.2903/j.efsa.2019.5817


BIJLAGE I

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 820/2011 wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid  (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Terbutylazine

CAS-nr. 5915-41-3

CIPAC-nr. 234

N2-tert-butyl-6-chloor-N4-ethyl-1,3,5-triazine-2,4-diamine

≥ 950 g/kg

De volgende onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen in het technische materiaal de volgende niveaus niet overschrijden:

propazin: maximaal 9 g/kg

atrazine: maximaal 1 g/kg

simazine: maximaal 9 g/kg

1 januari 2012

31 december 2024

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Het gebruik moet worden beperkt tot één toepassing om de drie jaar op hetzelfde veld met een maximale dosis van 850 g terbutylazine per hectare.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over terbutylazine (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond en op 24 maart 2021 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is bijgewerkt.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan:

de beoordeling van de risico’s voor de consument als gevolg van blootstelling aan metabolieten van terbutylazine;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

het risico voor zoogdieren en aardwormen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten, alsook de verplichting om bewakingsprogramma’s uit te voeren om mogelijke grondwaterverontreinigingen in kwetsbare gebieden te onderzoeken.


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.”


BIJLAGE II

Vermelding 16 over terbutylazine, in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt vervangen door:

Nummer

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid  (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

“16

Terbutylazine

CAS-nr. 5915-41-3

CIPAC-nr. 234

N2-tert-butyl-6-chloor-N4-ethyl-1,3,5-triazine-2,4-diamine

≥ 950 g/kg

De volgende onzuiverheden zijn uit toxicologisch oogpunt van belang en mogen in het technische materiaal de volgende niveaus niet overschrijden:

propazin: maximaal 9 g/kg

atrazine: maximaal 1 g/kg

simazine: maximaal 9 g/kg

1 januari 2012

31 december 2024

DEEL A

De stof mag alleen worden toegelaten voor gebruik als herbicide.

Het gebruik moet worden beperkt tot één toepassing om de drie jaar op hetzelfde veld met een maximale dosis van 850 g terbutylazine per hectare.

DEEL B

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over terbutylazine (met name de aanhangsels I en II), dat op 17 juni 2011 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is afgerond en op 24 maart 2021 door het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders is bijgewerkt.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht schenken aan:

de beoordeling van de risico’s voor de consument als gevolg van blootstelling aan metabolieten van terbutylazine;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden;

het risico voor zoogdieren en aardwormen.

De gebruiksvoorwaarden moeten, indien nodig, risicobeperkende maatregelen omvatten, alsook de verplichting om bewakingsprogramma’s uit te voeren om mogelijke grondwaterverontreinigingen in kwetsbare gebieden te onderzoeken.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BESLUITEN

25.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 183/40


BESLUIT (EU) 2021/825 VAN DE RAAD

van 20 mei 2021

tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 240, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit (EU) 2020/430 van de Raad (1) is een afwijking voor de duur van één maand van artikel 12, lid 1, eerste alinea, van het reglement van orde van de Raad (2) ingevoerd voor besluiten om gebruik te maken van de gewone schriftelijke procedure, wanneer die besluiten worden genomen door het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper). Die afwijking gold tot en met 23 april 2020.

(2)

Bij Besluit (EU) 2020/430 is bepaald dat, indien voortdurende uitzonderlijke omstandigheden dat rechtvaardigen, de Raad dat besluit kan verlengen. Op 21 april 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/556 (3) de afwijking in artikel 1 van Besluit (EU) 2020/430 met één maand verlengd, namelijk tot en met 23 mei 2020. Op 20 mei 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/702 (4) de afwijking in artikel 1 van Besluit (EU) 2020/430 verlengd tot en met 10 juli 2020. Op 3 juli 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/970 (5) die afwijking verlengd tot en met 10 september 2020. Op 4 september 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/1253 (6) die afwijking verlengd tot en met 10 november 2020. Op 6 november 2020 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2020/1659 (7) die afwijking verlengd tot en met 15 januari 2021. Op 12 januari 2021 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2021/2026 (8) die afwijking verlengd tot en met 19 maart 2021. Op 12 maart 2021 heeft de Raad bij Besluit (EU) 2021/454 (9) die afwijking verlengd tot en met 21 mei 2021.

(3)

Aangezien de uitzonderlijke omstandigheden als gevolg van de COVID-19-pandemie voortduren en een aantal door de lidstaten genomen buitengewone preventie- en inperkingsmaatregelen nog steeds van kracht zijn, moet de afwijking in artikel 1 van Besluit (EU) 2020/430, als verlengd bij Besluiten (EU) 2020/556, (EU) 2020/702, (EU) 2020/970, (EU) 2020/1253, (EU) 2020/1659, (EU) 2021/2026 en (EU) 2021/454, verder voor een beperkte duur worden verlengd tot en met 16 juli 2021,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De afwijking in artikel 1 van Besluit (EU) 2020/430 wordt opnieuw verlengd tot en met 16 juli 2021.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 20 mei 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A. SANTOS SILVA


(1)  Besluit (EU) 2020/430 van de Raad van 23 maart 2020 betreffende een tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 88 I van 24.3.2020, blz. 1).

(2)  Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).

(3)  Besluit (EU) 2020/556 van de Raad van 21 april 2020 tot verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 128 I van 23.4.2020, blz. 1).

(4)  Besluit (EU) 2020/702 van de Raad van 20 mei 2020 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluit (EU) 2020/556 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 165 van 27.5.2020, blz. 38).

(5)  Besluit (EU) 2020/970 van de Raad van 3 juli 2020 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluiten(EU) 2020/556 en (EU) 2020/702 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 216 van 7.7.2020, blz. 1).

(6)  Besluit (EU) 2020/1253 van de Raad van 4 september 2020 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluiten (EU) 2020/556, (EU) 2020/702 en (EU) 2020/970 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 294 van 8.9.2020, blz. 1).

(7)  Besluit (EU) 2020/1659 van de Raad van 6 november 2020 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluiten (EU) 2020/556, (EU) 2020/702, (EU) 2020/970 en (EU) 2020/1253 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 376 van 10.11.2020, blz. 3).

(8)  Besluit (EU) 2021/2026 van de Raad van 12 januari 2021 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluiten (EU) 2020/556, (EU) 2020/702, (EU) 2020/970, (EU) 2020/1253 en (EU) 2020/1659, in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 11 van 14.1.2021, blz. 19).

(9)  Besluit (EU) 2021/454 van de Raad van 12 maart 2021 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het reglement van orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen (PB L 89 van 16.3.2021, blz. 15).