ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 165

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
11 mei 2021


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad van 30 april 2021 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014

1

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU, Euratom) 2021/769 van de Raad van 30 april 2021 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

9

 

*

Verordening (EU, Euratom) 2021/770 van de Raad van 30 april 2021 betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen

15

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/771 van de Commissie van 21 januari 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke criteria en voorwaarden voor de controles van de administratie in het kader van de officiële controles op het gebied van biologische productie en de officiële controles van groepen exploitanten ( 1 )

25

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/772 van de Commissie van 10 mei 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 wat betreft de tijdelijke controlemaatregelen voor de productie van biologische producten, en met name de periode van toepassing ( 1 )

28

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/1


VERORDENING (EU, Euratom) 2021/768 VAN DE RAAD

van 30 april 2021

tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 311, vierde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (1), en met name artikel 10,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de berekening en budgettering van het saldo van de jaarlijkse begroting, de voorschriften en regelingen welke noodzakelijk zijn voor de controle en het toezicht op de inning van eigen middelen en eventuele toepasselijke rapportagevereisten zijn belangrijke elementen van het stelsel van eigen middelen van de Unie die de bepalingen van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 op een meer gedetailleerde wijze aanvullen. Voor dergelijke bepalingen van algemene aard die van toepassing zijn op alle categorieën eigen middelen, is passend parlementair toezicht als voorzien in de Verdragen vereist.

(2)

Om redenen van samenhang moeten de bepalingen inzake controles van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 (3) van de Raad in deze verordening worden opgenomen.

(3)

Om een evenwichtige begroting te waarborgen, dient het eventuele overschot van de ontvangsten van de Unie ten opzichte van de totale werkelijke uitgaven gedurende een begrotingsjaar naar het volgende begrotingsjaar te worden overgedragen. Het over te hevelen saldo dient daarom te worden vastgesteld.

(4)

De lidstaten dienen de nodige verificaties en onderzoeken met betrekking tot de berekening, de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen van de Unie verrichten. Om de toepassing van de financiële voorschriften betreffende de eigen middelen te vergemakkelijken, dienen de lidstaten met de Commissie samen te werken.

(5)

De transparantie van het stelsel van eigen middelen van de Unie moet worden gewaarborgd door de verstrekking van adequate informatie aan het Europees Parlement en de Raad. De lidstaten dienen daarom de documenten en inlichtingen ter beschikking te stellen aan de Commissie die nodig zijn voor de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie ten aanzien van de eigen middelen van de Unie, en die documenten en inlichtingen indien nodig aan haar toe te sturen.

(6)

Met het oog op duidelijkheid en consistentie dienen bepalingen te worden vastgesteld inzake de bevoegdheden en verplichtingen van ambtenaren, andere personeelsleden en gedetacheerde nationale deskundigen die deelnemen aan controles betreffende de eigen middelen van de Unie. Er dient met name te worden bepaald aan welke voorschriften alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie en gedetacheerde nationale deskundigen dienen te voldoen met betrekking tot het beroepsgeheim en de bescherming van persoonsgegevens. De status van gedetacheerde nationale deskundigen dient te worden bepaald en er dient te worden voorzien in de mogelijkheid dat een lidstaat bezwaar maakt tegen de aanwezigheid bij een controle van ambtenaren van andere lidstaten.

(7)

Het mechanisme voor de verslaglegging aan de Commissie door de lidstaten die met de inning van de eigen middelen belast zijn, moet de Commissie in staat stellen toezicht te houden op het optreden van de lidstaten ter inning van de eigen middelen, in het bijzonder wanneer sprake is van fraude of onregelmatigheden.

(8)

Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend met betrekking tot het vaststellen van nadere regels voor de melding van fraude en onregelmatigheden die van invloed zijn op rechten op traditionele eigen middelen en de goedkeuring van jaarverslagen van de lidstaten over door hen uitgevoerde controles. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(9)

Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen waarbij nadere regels worden vastgesteld voor de melding van fraude en onregelmatigheden die van invloed zijn op rechten op traditionele eigen middelen en de goedkeuring van jaarverslagen van de lidstaten over door hen uitgevoerde controles dient de raadplegingsprocedure te worden gevolgd, gezien de technische aard van die handelingen, die voor rapportagedoeleinden vereist zijn.

(10)

Voor bepalingen van algemene aard die van toepassing zijn op alle categorieën eigen middelen, is passend parlementair toezicht als voorzien in de Verdragen vereist.

(11)

Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad (5) dient te worden ingetrokken.

(12)

Om redenen van consistentie dient deze verordening op dezelfde dag in werking te treden als, Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 en dient zij vanaf dezelfde datum van toepassing als van dat besluit van toepassing te zijn, dat wil zeggen, met ingang van 1 januari 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VASTSTELLING VAN DE EIGEN MIDDELEN

Artikel 1

Berekening en opneming in de begroting van het saldo

1.   Voor de toepassing van artikel 8 van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 wordt het saldo van een begrotingsjaar gevormd door het verschil tussen de totale ontvangsten die uit hoofde van dat begrotingsjaar zijn geïnd en het bedrag van de uit de kredieten van dat begrotingsjaar verrichte betalingen, vermeerderd met het bedrag van de volgens artikel 12 van Verordening (EU, Euratom)2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (6) (“het Financieel Reglement”) overgedragen kredieten van hetzelfde begrotingsjaar.

Dat verschil wordt verhoogd of verlaagd met het nettobedrag dat voortvloeit uit het vervallen van kredieten die zijn overgedragen van eerdere begrotingsjaren. In afwijking van artikel 8, lid 1, van het Financieel Reglement wordt het verschil eveneens verhoogd of verlaagd met:

a)

overschrijdingen, als gevolg van veranderingen van de eurokoersen, bij het verrichten van betalingen uit niet-gesplitste kredieten die volgens artikel 12, leden 1 en 4, van het Financieel Reglement van het voorgaande begrotingsjaar zijn overgedragen;

b)

het saldo van de tijdens het begrotingsjaar behaalde koerswinsten en geleden koersverliezen.

2.   Vóór het einde van de maand oktober van elk begrotingsjaar stelt de Commissie aan de hand van de gegevens waarover zij op dat tijdstip beschikt, een raming op van de ontvangsten aan eigen middelen van het gehele jaar. Indien daarbij belangrijke verschillen ten opzichte van de oorspronkelijke ramingen naar voren komen, kunnen deze het voorwerp zijn van een nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar of van een gewijzigde begroting voor het lopende begrotingsjaar.

HOOFDSTUK II

Bepalingen op het gebied van controle en toezicht en relevante rapportagevereisten

Artikel 2

Controle- en toezichtmaatregelen

1.   De in artikel 2, lid 1, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van deze verordening, onverminderd Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 en Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad (7).

2.   De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat de eigen middelen bedoeld in artikel 2, lid 1, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

3.   Indien de controle- en toezichtmaatregelen betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1, punt a), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde traditionele eigen middelen:

a)

verrichten de lidstaten de verificaties en onderzoeken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van die eigen middelen;

b)

verrichten de lidstaten op verzoek van de Commissie aanvullende controles. De Commissie geeft in haar verzoek aan waarom een aanvullende controle gerechtvaardigd is. De Commissie kan tevens om de toezending van bepaalde stukken verzoeken;

c)

betrekken de lidstaten de Commissie op haar verzoek bij de controles die zij verrichten. Indien de Commissie bij een controle betrokken is, heeft zij, voor zover dit voor de toepassing van deze verordening vereist is, toegang tot de bewijsstukken betreffende de vaststelling en de terbeschikkingstelling van de eigen middelen en tot alle andere relevante documenten die op deze bewijsstukken betrekking hebben;

d)

mag de Commissie zelf controles ter plaatse verrichten. De personeelsleden die de Commissie tot dergelijke controles heeft gemachtigd, hebben toegang tot de documenten op dezelfde wijze als in het geval van de in punt c) bedoelde controles. De lidstaten faciliteren die controles.

4.   Indien de controle- en toezichtmaatregelen betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1, punt b), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053, bedoelde eigen middelen op basis van de btw worden de controles van de Commissie uitgevoerd samen met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Tijdens die controles verzekert de Commissie met name dat de verrichtingen ter berekening van de totale geïnde netto-opbrengsten uit btw correct werden uitgevoerd. Zij bevestigt tevens of de gebruikte gegevens geschikt waren en of de berekeningen om het bedrag te bepalen van die eigen middelen als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89, aan die verordening voldoen.

5.   Indien de controle- en toezichtmaatregelen betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, heeft de Commissie toegang tot de documenten betreffende de procedures en tot de in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) en Beschikking 2005/270/EG van de Commissie (9) bedoelde gegevens. De controles van de Commissie worden uitgevoerd samen met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Tijdens die controles verzekert de Commissie dat de verrichtingen ter berekening van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval als bedoeld in artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 correct werden uitgevoerd.

6.   Indien de controle- en toezichtmaatregelen betrekking hebben op de in artikel 2, lid 1, punt d), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni):

a)

controleert de Commissie ieder jaar, samen met de betrokken lidstaat, met name in de gevallen die zijn gesignaleerd in het kader van de in artikel 4 van Verordening (EU) 2019/516 bedoelde deskundigengroep, of de toegezonden grootheden geen fouten bevatten; indien het haar onmogelijk is op een andere wijze tot een gedegen beoordeling te komen, kan zij berekeningen en statistische grondslagen in afzonderlijke gevallen onderzoeken, met uitzondering van gegevens over specifieke rechtspersonen of natuurlijke personen;

b)

krijgt de Commissie tevens toegang tot de documenten betreffende de bronnen en methoden bedoeld in artikel 3 van Verordening (EU) 2019/516.

7.   De in dit artikel bedoelde controle- en toezichtmaatregelen laten onverlet:

a)

de controles die de lidstaten uitvoeren overeenkomstig hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen;

b)

de maatregelen waarin de artikelen 287 en 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorzien;

c)

de controles die worden georganiseerd op grond van artikel 322, lid 1, punt b), VWEU.

8.   Met het oog op de controle- en toezichtmaatregelen uit hoofde van de leden 3 tot en met 6, kan de Commissie de lidstaten verzoeken haar de relevante documenten en verslagen met betrekking tot de systemen die gebruikt zijn voor de inning van eigen middelen toe te zenden of dergelijke documenten en verslagen aan de Commissie ter beschikking te stellen.

Artikel 3

Bevoegdheden en verplichtingen van de gemachtigde personeelsleden van de Commissie

1.   Voor het verrichten van de in artikel 2 bedoelde controles verleent de Commissie een specifieke machtiging aan enkele van haar ambtenaren of andere personeelsleden (“gemachtigde personeelsleden”).

De gemachtigde personeelsleden moeten voor elke controle in het bezit zijn van een door de Commissie afgegeven schriftelijk mandaat waarin hun identiteit en hoedanigheid zijn omschreven.

Deskundigen die door de lidstaten bij de Commissie als nationale deskundigen zijn gedetacheerd kunnen deelnemen aan de controles.

Indien de betrokken lidstaat daarmee van tevoren uitdrukkelijk instemt, mag de Commissie de hulp inroepen van functionarissen van andere lidstaten in de hoedanigheid van waarnemer. De Commissie ziet erop toe dat die functionarissen voldoen aan het bepaalde in lid 3.

2.   De gemachtigde personeelsleden gedragen zich bij de controles als bedoeld in artikel 2, op een wijze die verenigbaar is met de voorschriften die gelden voor de ambtenaren van de betrokken lidstaat. Zij zijn gebonden aan het beroepsgeheim onder de in lid 3 van dit artikel bepaalde voorwaarden.

De Commissie neemt het beginsel van statistische geheimhoudingsplicht als bepaald in Verordening (EG) nr. 223/2009 van de Raad en het Europees Parlement (10) in acht.

Een gemachtigd personeelslid mag, indien nodig, contact hebben met de belastingplichtigen, maar uitsluitend in het kader van de controles van traditionele eigen middelen en door tussenkomst van de bevoegde autoriteiten op wier procedures voor de inning van eigen middelen de controles betrekking hebben.

3.   De uit hoofde van deze verordening in welke vorm dan ook meegedeelde of ontvangen informatie valt onder het beroepsgeheim en geniet de bescherming die aan deze informatie wordt verleend door het recht van de lidstaat waar de informatie is verzameld en de overeenkomstige bepalingen die voor de instellingen van de Unie gelden.

De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt niet meegedeeld aan andere personen dan die personen welke in de instellingen van de Unie of in de lidstaten uit hoofde van hun functie bevoegd zijn daarvan kennis te hebben, noch gebruikt voor andere doeleinden dan die waarin is voorzien in deze verordening, tenzij met de voorafgaande toestemming van de lidstaat waar de informatie is verzameld.

De eerste en de tweede alinea zijn van toepassing op alle ambtenaren en andere personeelsleden van de Unie en op gedetacheerde nationale deskundigen.

4.   De Commissie ziet erop toe dat Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (11), Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (12) en andere voorschriften van de Unie en de lidstaten betreffende de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen door de gemachtigde personeelsleden en de andere personen die onder haar verantwoordelijkheid handelen.

Artikel 4

Voorbereiding en beheer van de controles

1.   De Commissie stelt een lidstaat waar een controle zal plaatsvinden, daarvan tijdig in kennis met een naar behoren gemotiveerde mededeling. Functionarissen van de betrokken lidstaat kunnen aan de controle deelnemen.

2.   Controles worden verricht door de gemachtigde personeelsleden. Met het oog op de organisatie van de werkzaamheden leggen de gemachtigde personeelsleden de nodige contacten met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

3.   Voor de controles waarbij de Commissie is betrokken, worden de organisatie van de werkzaamheden en de betrekkingen met de bij de controle betrokken diensten verzorgd door de dienst die door de betrokken lidstaat is aangewezen.

4.   De in artikel 2, lid 3, punt d), bedoelde controles ter plaatse met betrekking tot traditionele eigen middelen worden verricht door de gemachtigde personeelsleden. Met het oog op de organisatie van de werkzaamheden en de betrekkingen met de diensten en, in voorkomend geval, de bij de controle betrokken belastingplichtigen, leggen de gemachtigde personeelsleden, voordat een controle ter plaatse plaatsvindt, de nodige contacten met de door de betrokken lidstaat aangewezen functionarissen. Voor dit type controle wordt hun mandaat vastgelegd in een document waarin het voorwerp en het doel van de controle zijn vermeld.

5.   De lidstaten zien erop toe dat de diensten en instanties die verantwoordelijk zijn voor het berekenen, vaststellen, innen en ter beschikking stellen van de eigen middelen, alsmede de autoriteiten die zij met de controles ter zake hebben belast, de gemachtigde personeelsleden de nodige bijstand verlenen voor het vervullen van hun opdracht.

Ten behoeve van in artikel 2, lid 3, punt d), bedoelde controles ter plaatse met betrekking tot traditionele eigen middelen deelt de betrokken lidstaat de Commissie tijdig de identiteit en de hoedanigheid mede van de personen die zijn aangewezen om aan de controles deel te nemen en verleent hij de gemachtigde personeelsleden de nodige bijstand voor het vervullen van hun opdracht.

6.   De resultaten van de controles en het toezicht bedoeld in artikel 2, behalve die verricht door de lidstaten, worden binnen drie maanden langs de geëigende kanalen ter kennis gebracht van de betrokken lidstaat. De lidstaat dient binnen drie maanden na ontvangst van het verslag zijn opmerkingen in. De Commissie kan echter in een naar behoren gemotiveerd verzoek de lidstaat vragen zijn opmerkingen over specifieke punten binnen één maand na ontvangst van het verslag in te dienen. De lidstaat kan het verzoek van de Commissie afwijzen door middel van een mededeling waarin de redenen voor de afwijzing worden vermeld.

De in de eerste alinea bedoelde resultaten en opmerkingen worden ter kennis gebracht van de lidstaten, samen met het beknopt verslag dat is opgesteld naar aanleiding van de controles betreffende de eigen middelen bedoeld in artikel 2, lid 1, punten b) en c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

Als uit de controles ter plaatse of andere controles waarbij de Commissie de betrokken is, waar die controles betrekking hebben op traditionele eigen middelen, blijkt dat gegevens in de aan de Commissie gezonden verklaringen of declaraties inzake eigen middelen moeten worden gewijzigd of gecorrigeerd, en de correcties moeten worden aangebracht door middel van een actuele verklaring of declaratie, dan worden de aangebrachte wijzigingen in de daartoe opgestelde verklaring of declaratie aangeduid met een gepaste aantekening.

Artikel 5

Melding van fraude en onregelmatigheden die van invloed zijn op rechten op traditionele eigen middelen

1.   Met betrekking tot de in artikel 2, lid 1, punt a), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde traditionele eigen middelen verstrekt elke lidstaat de Commissie binnen twee maanden na afloop van elk kwartaal een beschrijving van de door hem ontdekte fraudegevallen en onregelmatigheden waarmee rechten ten bedrage van meer dan 10 000 EUR zijn gemoeid.

In de in de eerste alinea bedoelde periode geeft elke lidstaat een overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de reeds aan de Commissie medegedeelde fraudegevallen en onregelmatigheden waarvoor niet eerder is aangegeven dat de betrokken rechten zijn geïnd, vervallen of niet geïnd.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de nadere bepalingen betreffende de in lid 1 van dit artikel bedoelde beschrijvingen worden vastgelegd. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

3.   Een samenvatting van de in lid 1 van dit artikel bedoelde beschrijvingen wordt opgenomen in het verslag van de Commissie bedoeld in artikel 325, lid 5, VWEU.

Artikel 6

Rapportage door de lidstaten over de door hen uitgevoerde controles betreffende traditionele eigen middelen

1.   De lidstaten brengen aan de Commissie jaarlijks uitvoerig verslag uit over hun controles inzake de traditionele eigen middelen en van de resultaten van de controles, alsmede de algemene gegevens en de principekwesties betreffende de belangrijkste problemen die bij de toepassing van de relevante verordeningen tot uitvoering van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 zijn gerezen, vooral die welke aanleiding hebben gegeven tot geschillen. De verslagen worden vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar aan de Commissie toegezonden. Op basis van de ontvangen verslagen stelt de Commissie een samenvattend verslag op, dat zij onder de aandacht van alle lidstaten brengt.

2.   De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van het model van de in lid 1 van dit artikel bedoelde jaarlijkse verslagen van de lidstaten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 7, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

3.   De Commissie brengt om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het functioneren van het in artikel 2, lid 3, bedoelde controlestelsel voor de traditionele eigen middelen.

HOOFDSTUK III

COMITÉPROCEDURE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité voor de eigen middelen (RCEM) en, indien nodig, door andere comités. Het RCEM en de andere comités zijn comités in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 8

Slotbepalingen

Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1.

(2)  Goedkeuring van 25 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).

(4)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(5)  Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad van 26 mei 2014 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 29).

(6)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2019/516 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de harmonisatie van het bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen en tot intrekking van Richtlijn 89/130/EEG, Euratom van de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 1287/2003 van de Raad (bni-verordening) (PB L 91 van 29.3.2019, blz. 19).

(8)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(9)  Beschikking 2005/270/EG van de Commissie van 22 maart 2005 tot vaststelling van de tabellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 86 van 5.4.2005, blz. 6).

(10)  Verordening (EG) nr. 223/2009 van de Raad en het Europees Parlement van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).

(11)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014

Deze Verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 3, punt a)

Artikel 2, lid 3, punt a)

Artikel 2, lid 3, punt b)

Artikel 2, lid 3, punt b)

Artikel 2, lid 3, punt c)

Artikel 2, lid 3, punt c)

Artikel 2, lid 3, punt d)

Artikel 2, lid 3, punt d)

Artikel 2, lid 3 punt e)

Artikel 2,lid 7

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 6

Artikel 2, lid 8

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/9


VERORDENING (EU, Euratom) 2021/769 VAN DE RAAD

van 30 april 2021

tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), die werd vastgesteld bij Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (3) (de “eigen middelen op basis van de btw”) moeten onder de best mogelijke voorwaarden ter beschikking van de Unie worden gesteld. Met het oog daarop moeten regels worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling door de lidstaten van deze eigen middelen voor de Uniebegroting.

(2)

Ter wille van de eenvoud en de transparantie en om de administratieve lasten te verminderen, moeten de eigen middelen op basis van de btw worden berekend op basis van een definitief meerjarig gewogen gemiddeld tarief. De regeling voor de bepaling van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw moet op uniforme wijze worden vastgesteld, waarbij van de daadwerkelijk geïnde ontvangsten in een gegeven kalenderjaar wordt uitgegaan, wat de enige definitieve methode voor de bepaling van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw moet zijn.

(3)

Als definitief meerjarig gewogen gemiddeld tarief moet het definitieve gewogen gemiddelde btw-tarief voor het begrotingsjaar 2016 in elke lidstaat worden gebruikt.

(4)

Er moet een betrouwbare en snelle herzieningsprocedure worden ingesteld om geschillen op te lossen die tussen een lidstaat en de Commissie kunnen ontstaan over het bedrag van een correctie van de overzichten van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw zodat tijdrovende en kostbare inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden voorkomen.

(5)

Om uniforme voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Verordening (EU, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4) moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van de procedure voor de herziening van correcties van de overzichten van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw en met betrekking tot de door de lidstaten voorgestelde oplossingen en daarmee samenhangende wijzigingen teneinde rekening te houden met bepaalde bedragen voor de berekening van het totale bedrag van de netto btw-ontvangsten. Die bevoegdheden moeten uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(6)

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

Om redenen van consistentie moet deze verordening op dezelfde dag als Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 in werking treden en met ingang van dezelfde datum van toepassing als dat Besluit, dat wil zeggen, met ingang van 1 januari 2021, van toepassing zijn. De in deze verordening vervatte wijzigingen in tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 dienen evenwel niet van toepassing te zijn op de opstelling of correctie van overzichten van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw voor de begrotingsjaren vóór 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Voorafgaand aan artikel 1 worden de woorden “Titel I Algemene bepalingen” geschrapt.

2)

Artikel 1 wordt vervangen door:

“Artikel 1

De eigen middelen op basis van de btw worden berekend door het uniform afdrachtpercentage uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt b) van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 (*1) toe te passen op de overeenkomstig deze verordening bepaalde grondslag.

(*1)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).”."

3)

Voorafgaand aan artikel 2 worden de woorden “Titel II Toepassingsgebied” geschrapt.

4)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

De eigen middelen op basis van de btw worden berekend op basis van de belastbare handelingen als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (*2).

(*2)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).”."

5)

Voorafgaand aan artikel 3 worden de woorden “Titel III Berekeningsmethode” geschrapt.

6)

De artikelen 3 en 4 worden vervangen door:

“Artikel 3

1.   Voor een gegeven kalenderjaar wordt de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw bepaald door het bedrag van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel gecorrigeerde totale netto btw-ontvangsten die een lidstaat in dat jaar over de in artikel 2 bedoelde handelingen heeft geïnd, te delen door het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief, berekend volgens de methode van artikel 4.

Dit definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief wordt uitgedrukt als percentage volgens de methode van artikel 4.

2.   Het totale bedrag van netto btw-ontvangsten bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt gecorrigeerd om rekening te houden met het volgende:

a)

alle bedragen die voor de vaststelling van de eigen middelen als handelingen met als herkomst of bestemming een lidstaat moeten worden behandeld hoewel het handelingen met als herkomst of bestemming een in artikel 6 van Richtlijn 2006/112/EG genoemd gebied betreft;

b)

alle bedragen afkomstig van handelingen met als herkomst of bestemming een van de in artikel 7 van Richtlijn 2006/112/EG genoemde plaatsen, voor zover een lidstaat kan aantonen dat de opbrengsten naar die plaats zijn overgebracht;

c)

alle bedragen die verschuldigd zijn naar aanleiding van correcties die het gevolg zijn van inbreuken op Richtlijn 2006/112/EG.

3.   Het overeenkomstig lid 1 van dit artikel bepaalde bedrag wordt vermenigvuldigd met het uniforme afdrachtpercentage uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt b), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 voor de verkrijging van de ter beschikking van de begroting van de Unie te stellen eigen middelen op basis van de btw.

Artikel 4

1.   De eigen middelen op basis van de btw worden berekend per kalenderjaar.

2.   Het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief wordt berekend op basis van de in de leden 3 tot en met 8 bedoelde methode.

3.   Het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief is het percentage dat door respectievelijk elke lidstaat voor het begrotingsjaar 2016 wordt berekend overeenkomstig de bepalingen van dit artikel zoals die vóór 1 januari 2021 van toepassing waren.

4.   Het percentage waarin het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde wordt uitgedrukt, wordt berekend tot op vier decimalen.

5.   Het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief is gecontroleerd en is vrij van kennisgevingen betreffende openstaande punten als bedoeld in artikel 9, lid 2.

6.   Totdat de punten waarvan kennis is gegeven als bedoeld in artikel 9, lid 2, zijn opgelost wordt een gewogen gemiddeld tarief waarop kennisgevingen betrekking hebben gebruikt, wordt beschouwd als het voorlopig meerjarig gewogen gemiddeld tarief.

7.   Zodra de punten waarvan kennis is gegeven als bedoeld in artikel 9, lid 2, zijn opgelost, komt het resulterende percentage in de plaats van het voorlopige meerjarige gewogen gemiddelde tarief en wordt het met ingang van het begrotingsjaar 2021 het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief.

8.   De gevolgen voor de begroting van het eventuele verschil tussen het voorlopige en het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief worden behandeld volgens de procedure van artikel 10 ter, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (*3) (de “jaarlijkse bepaling van het saldo”).

(*3)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).”."

7)

De artikelen 5 en 6 worden geschrapt.

8)

Voorafgaand aan artikel 7 worden de woorden “Titel IV Bepalingen betreffende de boeking en de terbeschikkingstelling” geschrapt.

9)

De artikelen 7, 8 en 9 worden vervangen door:

“Artikel 7

1.   Elk jaar zenden de lidstaten de Commissie uiterlijk op 31 juli een overzicht waarin het totale bedrag wordt vermeld van de overeenkomstig artikel 3 voor het voorgaande kalenderjaar bepaalde grondslag van de eigen middelen op basis van de btw waarop het in artikel 1 bedoelde uniforme afdrachtpercentage moet worden toegepast.

2.   In het in lid 1 van dit artikel bedoelde overzicht worden alle gegevens vermeld die voor het bepalen van de grondslag zijn gebruikt en die vereist zijn voor de in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad (*4) bedoelde controles.

3.   De gegevens die moeten worden gebruikt voor de bepaling van de grondslag voor de eigen middelen op basis van de btw zijn de meest recente gegevens die ten tijde van de opstelling van het overzicht beschikbaar zijn.

4.   De lidstaten kunnen om verlenging van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn verzoeken indien uitzonderlijke omstandigheden waarop zij geen invloed hebben het onmogelijk maken de berekeningen overeenkomstig artikel 3 uit te voeren en derhalve die termijn in acht te nemen. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk bij de Commissie ingediend en vermeldt de redenen die aan de uitzonderlijke omstandigheden ten grondslag liggen.

5.   De Commissie kan, na onderzoek van het verzoek als bedoeld in lid 4 van dit artikel, de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn één keer met ten hoogste twee maanden verlengen. De Commissie meldt jaarlijks aan het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité het aantal verzoeken en de overeenkomstige besluiten.

Artikel 8

De lidstaten doen de Commissie voor begrotingsdoeleinden jaarlijks uiterlijk op 15 april een raming van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw voor het volgende begrotingsjaar toekomen.

Artikel 9

1.   Correcties in de in artikel 7, lid 1, van deze verordening bedoelde overzichten betreffende voorgaande begrotingsjaren worden, ongeacht de reden ervoor, in overleg tussen de Commissie en de betrokken lidstaat aangebracht.

Indien de betrokken lidstaat en de Commissie het niet eens zijn over een correctie, stelt de Commissie deze lidstaat per brief in kennis van de noodzakelijke correctie. Deze brief omvat “maatregelen” in de zin van artikel 12, lid 2, punt c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

1 bis.   De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de in de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bedoelde brief meegedeelde correctie binnen twee maanden na ontvangst van die brief te herzien. De herzieningsprocedure wordt afgesloten met een besluit dat uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld.

Indien de met de in de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bedoelde brief meegedeelde correctie overeenkomende bedragen door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de correctie, noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de correctie overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen.

Alle correcties van de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten worden samengevoegd in een verzameloverzicht die de oorspronkelijke overzichten voor de betrokken begrotingsjaren wijzigt.

1 ter.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere bepaling van de procedure voor de in lid 2 bedoelde herziening. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 13, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Na 31 juli van het vierde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden de in artikel 7, lid 1, bedoelde overzichten niet meer gecorrigeerd, tenzij die correcties betrekking hebben op punten waarvan door de Commissie of de betrokken lidstaat vóór die datum kennis is gegeven.

(*4)  Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad van 30 april 2021 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 (PB L 165 1).”."

10)

Voorafgaand aan artikel 10 worden de woorden “Titel V Bepalingen betreffende de controle” geschrapt.

11)

De artikelen 10 tot en met 13 worden vervangen door:

“Artikel 10

1.   De lidstaten deelt de Commissie elk jaar uiterlijk op 30 april alle oplossingen en de daarmee samenhangende wijzigingen mee die hij voorstelt voor de bepaling van de in artikel 3, lid 2, punten a) en b), bedoelde bedragen. Bij de voorgestelde oplossing wordt, in voorkomend geval, vermeld welke soort gegevens de lidstaat geschikt acht, samen met voor elke wijziging een raming van de waarde van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw.

Uiterlijk op 31 mei van hetzelfde jaar deelt de Commissie de in de eerste alinea van dit lid bedoelde inlichtingen die zij van een lidstaat ontvangt, aan de overige lidstaten mee.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de lidstaten voorgestelde oplossingen daarmee samenhangende wijzigingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, binnen 60 dagen nadat het in artikel 13, lid 1, bedoelde comité advies heeft uitgebracht.

Artikel 11

1.   Naar aanleiding van de in artikel 2, lid 4, Verordening (EU, Euratom) 2021/768 bedoelde controles wordt het artikel 7, lid 1, van deze verordening bedoelde overzicht betreffende een bepaald begrotingsjaar gecorrigeerd overeenkomstig artikel 9 van deze verordening.

2.   Met betrekking tot het in artikel 4, lid 2, bedoelde definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief beoordeelt de Commissie de door de lidstaten ingediende correcties als bedoeld in artikel 9, teneinde eventuele kennisgevingen betreffende openstaande punten met betrekking tot het gewogen gemiddelde tarief op te lossen.

Artikel 12

1.   De lidstaten stellen de Commissie elk jaar, in vergelijking met de informatie die ze eerder hebben verstrekt, in kennis van alle relevante wijzigingen in de door hen toegepaste administratieve processen en procedures voor de inning van de btw.

2.   De Commissie gaat in samenwerking met de afzonderlijke betrokken lidstaten na of de in lid 1 bedoelde processen en procedures kunnen worden verbeterd.

3.   De Commissie stelt om de vijf jaar een verslag op over de door de lidstaten genomen maatregelen en gemaakte vorderingen op het gebied van de inning van de btw en over eventuele verbeteringen.

De Commissie dient het verslag voor het eerst uiterlijk op 31 december 2025 bij het Europees Parlement en de Raad in.

Artikel 13

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 7, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 opgerichte Raadgevend Comité voor de eigen middelen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*5).

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

12)

Na artikel 13 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 13 bis

1.   De Commissie stelt uiterlijk op 1 januari 2025 een verslag op over de werking van het stelsel van eigen middelen op basis van de btw. In het verslag wordt het volgende vermeld:

a)

het aantal lidstaten dat nog een gewogen gemiddeld tarief toepast in verband waarmee een of meer kennisgevingen betreffende openstaande punten zijn gedaan;

b)

eventuele wijzigingen van de nationale btw-tarieven.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag bevat een beoordeling van de doeltreffendheid en adequaatheid van het stelsel van de eigen middelen op basis van de btw, en met name van het meerjarige gewogen gemiddelde tarief. In voorkomend geval gaat het verslag vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening met het oog op de berekening van het definitieve meerjarige gewogen gemiddelde tarief op basis van recentere gegevens.”.

13)

Voorafgaand aan artikel 14 worden de woorden “Titel VI Slotbepalingen” geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 1 is evenwel niet van toepassing op het opstellen of corrigeren van overzichten van de grondslag van de eigen middelen op basis van de btw voor de begrotingsjaren vóór 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Advies van 25 maart 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 8 december 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).


11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/15


VERORDENING (EU, Euratom) 2021/770 VAN DE RAAD

van 30 april 2021

betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 2,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van de Europese Rekenkamer (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie moet onder de best mogelijke voorwaarden kunnen beschikken over de in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (3) bedoelde eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en met het oog daarop dienen regels te worden vastgesteld voor de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen door de lidstaten aan de Commissie.

(2)

Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (4) bevat regels voor de terbeschikkingstelling van de in artikel 2, lid 1, punten a), b) en d), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde eigen middelen van de Unie aan de Commissie, en betreffende administratieve regelingen die gemeenschappelijk zijn aan andere eigen middelen en die in voorkomend geval dienovereenkomstig kunnen worden toegepast bij gebrek aan één enkele verordening betreffende de terbeschikkingstelling van alle eigen middelen van de Unie.

(3)

De lidstaten dienen de documenten en inlichtingen ter beschikking te stellen aan de Commissie die nodig zijn voor de uitoefening van de aan haar toegekende bevoegdheden ten aanzien van de eigen middelen van de Unie. De lidstaten moeten met name periodieke overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval aan de Commissie toezenden.

(4)

De lidstaten moeten te allen tijde in staat zijn de Commissie de documenten te doen toekomen die het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat was berekend, staven.

(5)

Het in artikel 2, lid 1, punt d), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde toepasselijk uniform afdrachtpercentage van de op het bruto nationaal inkomen (bni) gebaseerde eigen middelen moet worden vastgesteld nadat de som is gemaakt van de ontvangsten uit alle andere in artikel 2, lid 1, punten a), b) en c), van dat besluit bedoelde eigen middelen en ontvangsten uit financiële bijdragen aan de aanvullende programma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling en van overige ontvangsten.

(6)

Bij de boeking van de eigen middelen op basis van het bni op grond van artikel 6, lid 3, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 en de terbeschikkingstelling van deze eigen middelen op grond van artikel 10 bis van die verordening moet rekening worden gehouden met de brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen uit hoofde van artikel 2, lid 4, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 die aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden zijn toegestaan.

(7)

Opdat de begroting van de Unie in alle omstandigheden wordt gefinancierd, dient de procedure te worden vastgelegd volgens welke de lidstaten de in de begroting opgenomen eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de vorm van maandelijkse twaalfden ter beschikking van de Unie stellen, en de ter beschikking gestelde bedragen vervolgens aanpassen.

(8)

De methode voor de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moet duidelijk worden vastgelegd rekening houdend met het toepasselijke uniforme afdrachtpercentage, uit hoofde van artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

(9)

De eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moeten ter beschikking worden gesteld in de vorm van een boeking van de verschuldigde bedragen op het credit van de rekening die daartoe uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 op naam van de Commissie is geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij het orgaan dat de lidstaat aanwijst.

(10)

In het belang van vereenvoudiging moet de procedure voor de aanpassing van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden afgestemd op de aanpassingsbepalingen voor de bestaande eigen middelen. Het totale bedrag van de aanpassingen moet onmiddellijk over de lidstaten worden herverdeeld.

(11)

De Commissie moet over voldoende kasmiddelen beschikken om te voldoen aan de betalingsverplichtingen die voornamelijk in de eerste maanden van het begrotingsjaar moeten worden nagekomen, voor zover de behoefte aan kasmiddelen dit rechtvaardigt.

(12)

Om de doelstellingen van de Unie te verwezenlijken, moet de procedure voor de berekening van de rente er met name voor zorgen dat eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval tijdig en volledig ter beschikking worden gesteld. Indien de lidstaten die eigen middelen met vertraging boeken, zijn zij hierover rente verschuldigd. Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer dient ervoor te worden gezorgd dat de kosten van de inning van de rente die is verschuldigd over de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval die te laat ter beschikking waren gesteld niet hoger zijn dan de te betalen rente.

(13)

Er moet een betrouwbare en snelle herzieningsprocedure worden ingesteld om mogelijke geschillen op te lossen die tussen een lidstaat en de Commissie kunnen ontstaan over het bedrag van een aanpassing van de overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval of betreffende de vraag of een beweerdelijk verzuim om gegevens te verstrekken een lidstaat kan worden aangerekend, zodat tijdrovende en kostbare inbreukprocedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie worden voorkomen.

(14)

Om de juiste toepassing van de financiële regels betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval te vergemakkelijken, is het noodzakelijk bepalingen op te nemen om nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie te waarborgen.

(15)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval en betreffende de nadere invulling van de herzieningsprocedure voor het oplossen van mogelijke geschillen tussen een lidstaat en de Commissie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(16)

De uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de formulieren voor de overzichten betreffende de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dienen volgens de raadgevingsprocedure te worden vastgesteld, gezien de technische aarde van deze handelingen.

(17)

Om de invoering van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval te vergemakkelijken, moeten de lidstaten uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de inwerkingtreding van deze verordening prognoses verstrekken. Deze prognoses moeten zijn gebaseerd op de beste schatting van het gewicht aan niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval berekend overeenkomstig de herziene methode bepaald in Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en van de Raad (6), als gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en van de Raad (7), en Beschikking 2005/270/EG van de Commissie (8), als gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/665 van de Commissie (9) (de “herziene methode”). Om de transitie naar de herziene methode te vergemakkelijken, zouden de lidstaten hun prognoses in de jaren 2021 en 2022 moeten kunnen verstrekken op basis van de vorige methode.

(18)

Om redenen van consistentie dient deze verordening in werking te treden op dezelfde datum als Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 en vanaf dezelfde datum als dat besluit van toepassing te zijn, dat wil zeggen, met ingang van 1 januari 2021,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, bedoeld in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053, voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen aan de Commissie, voor de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en voor specifieke gevolgen voor de berekening van het toepasselijke uniforme afdrachtspercentage van de in artikel 2, lid 1, punt d), van dat besluit bedoelde eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni).

Artikel 2

Bewaring van bewijsstukken

1.   De bewijsstukken die betrekking hebben op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moeten door de lidstaten worden bewaard tot en met 31 juli van het vijfde jaar dat volgt op het desbetreffende begrotingsjaar.

2.   Indien bij een overeenkomstig artikel 2, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad (10) verricht onderzoek betreffende de in het lid 1 van dit artikel bedoelde bewijsstukken een correctie of een aanpassing noodzakelijk mocht blijken, worden deze bewijsstukken zolang na het verstrijken van de in het lid 1 van dit artikel genoemde termijn bewaard als nodig is voor het aanbrengen van de correctie of aanpassing en voor de controle daarop.

3.   Indien een geschil tussen een lidstaat en de Commissie over de verplichting om een bepaald bedrag aan eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval ter beschikking te stellen, of over aantijgingen omtrent controles of een verzuim om gegevens te verstrekken, wordt beslecht in onderling overleg, door een besluit van de Commissie of door een beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dient de lidstaat de bewijsstukken die nodig zijn voor de financiële voortgangsbewaking binnen twee maanden nadat het geschil is beslecht, in bij de Commissie.

Artikel 3

Administratieve samenwerking

1.   Elke lidstaat doet de Commissie mededeling van:

a)

de naam van de diensten of agentschappen die belast zijn met de berekening, de vaststelling, de terbeschikkingstelling en de controle van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, en van de basisbepalingen met betrekking tot de rol en het functioneren van deze diensten en agentschappen;

b)

de wettelijke, bestuursrechtelijke of comptabiliteitsbepalingen van algemene aard betreffende de berekening, de vaststelling, de terbeschikkingstelling en de controle door de Commissie van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval;

c)

de exacte benaming van alle administratieve en boekhoudkundige bestanden waarin de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden geregistreerd, met name de bestanden die worden gebruikt bij de boekingen als bedoeld in artikel 5.

Elke wijziging van de in punt a) van de eerste alinea bedoelde namen of in punt b) van de eerste alinea bedoelde bepalingen wordt onverwijld aan de Commissie meegedeeld.

2.   De Commissie deelt op verzoek van een lidstaat de in lid 1 bedoelde gegevens mee aan alle andere lidstaten.

Artikel 4

Specifieke gevolgen voor de eigen middelen op basis van het bni

1.   Met het oog op de vaststelling van het in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde uniforme percentage moeten de in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde ontvangsten worden toegevoegd aan de in artikel 2, lid 1, punten a) en b), van dat besluit bedoelde ontvangsten om het onderdeel van de begroting te berekenen dat wordt gedekt door de eigen middelen op basis van het bni.

2.   Artikel 6, lid 3, derde alinea, en artikel 10 bis van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van toepassing op de in artikel 2, lid 4, van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 bedoelde brutoverlagingen van de jaarlijkse bni-bijdragen die aan Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden zijn toegestaan.

HOOFDSTUK II

BOEKHOUDING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 5

Boeking en verslaglegging

1.   Bij de schatkist van iedere lidstaat of een publiekrechtelijke entiteit die vergelijkbare functies uitoefent (“schatkist”) of de nationale centrale bank van iedere lidstaat wordt een boekhouding van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval gevoerd.

2.   Ten behoeve van de boekhouding van de eigen middelen eindigt de boekmaand niet eerder dan om 13.00 uur op de laatste werkdag van de maand van de berekening of de vaststelling.

3.   De twaalfden van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden geboekt op de eerste werkdag van elke maand.

Het resultaat van de in artikel 9 bedoelde berekening wordt jaarlijks in de boekhouding opgenomen.

4.   Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 15 april van elk jaar prognoses toe van het gewicht van kunststof verpakkingsafval dat niet was gerecycled, voor het lopende en het volgende jaar.

5.   Elke lidstaat zendt de Commissie uiterlijk op 31 juli van elk jaar een jaaroverzicht voor het jaar twee jaar voorafgaand aan het lopende jaar (“n-2”) met statistische gegevens over het gewicht in kilogram van het kunststof verpakkingsafval dat in de lidstaat is gegenereerd en over het gewicht in kilogram van dit kunststof verpakkingsafval dat is gerecycled, en een jaaroverzicht voor het jaar n-2 met de berekening van de bedragen van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval overeenkomstig artikel 6.

6.   De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling formulieren vast voor de in lid 5 van dit artikel bedoelde overzichten met betrekking tot de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

BEREKENING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 6

Berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

1.   De eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval worden berekend zoals bepaald in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053. Het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval wordt berekend overeenkomstig artikel 6 bis van Richtlijn 94/62/EG en volgens de methode die is vermeld in Beschikking 2005/270/EG, meer bepaald in artikel 6 quater.

2.   Voor elke lidstaat worden het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval berekend in euro.

3.   Het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval voor een gegeven jaar wordt bepaald op basis van de in artikel 5, lid 4, bedoelde prognose bedoeld.

HOOFDSTUK IV

TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE EIGEN MIDDELEN OP BASIS VAN NIET-GERECYCLED KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Artikel 7

Schatkist en boekingsregels

Artikel 9 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 is van overeenkomstige toepassing op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Artikel 8

Terbeschikkingstelling van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

1.   De overeenkomstig artikel 6 voor elk kalenderjaar berekende bedragen worden op de eerste werkdag van elke maand geboekt. Deze bedragen zijn één twaalfde van de desbetreffende uit de begroting voortvloeiende bedragen, omgerekend in nationale valuta tegen de wisselkoers op de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde bedragen worden op de eerste werkdag van de maand op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekt.

3.   Iedere wijziging van het uniforme afdrachtpercentage van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval gerechtvaardigd door de definitieve vaststelling van een gewijzigde begroting; de sedert het begin van het begrotingsjaar op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekte twaalfden worden dienovereenkomstig aangepast.

Deze aanpassingen geschieden bij de eerste boeking na de definitieve vaststelling van de gewijzigde begroting indien deze vaststelling vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschieden deze aanpassingen bij de tweede boeking na de voornoemde definitieve vaststelling. In afwijking van artikel 10 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (11) worden deze aanpassingen in de rekening van het begrotingsjaar van de betreffende gewijzigde begroting opgenomen.

4.   De twaalfden voor de maand januari van elk begrotingsjaar worden berekend op basis van de bedragen die zijn opgenomen in de ontwerpbegroting, bedoeld in artikel 314, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en omgerekend in nationale valuta’s tegen de wisselkoers op de eerste noteringsdag na 15 december van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het begrotingsjaar; deze bedragen worden bij de boeking van de volgende maand aangepast.

5.   Indien de begroting uiterlijk twee weken vóór de boeking van januari van het volgende begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, boeken de lidstaten op de eerste werkdag van elke maand, met inbegrip van de maand januari, één twaalfde van het in de laatste definitief vastgestelde begroting opgenomen bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval; de aanpassing geschiedt dan op de eerste vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting, indien deze vóór de zestiende van de maand plaatsvindt. In het andere geval geschiedt de aanpassing op de tweede vervaldag na de definitieve vaststelling van de begroting.

Artikel 9

Aanpassingen van de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval van voorgaande begrotingsjaren

1.   Op basis van het in artikel 5, lid 5, bedoelde jaaroverzicht met de berekening van het bedrag van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval wordt elke lidstaat in het jaar dat volgt op dat waarin het overzicht was verzonden, gedebiteerd of gecrediteerd voor een bedrag dat is berekend als het verschil tussen de bedragen in de prognose voor een bepaald jaar en de reële bedragen in het overzicht voor hetzelfde jaar.

2.   De Commissie berekent voor elke lidstaat het verschil tussen de bedragen die voortvloeien uit de in de lid 1 bedoelde aanpassingen en het resultaat van de vermenigvuldiging van de totale bedragen van de aanpassingen met het percentage dat het bni van die lidstaat vertegenwoordigt in het bni van alle lidstaten, zoals van toepassing op 15 januari op de geldende begroting voor het jaar dat volgt op dat waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt (“het nettobedrag”).

Voor de in de eerste alinea bedoelde berekening geschiedt de omrekening van de bedragen tussen de nationale valuta’s en de euro tegen de wisselkoers op de laatste noteringsdag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van boeking, zoals bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie.

De Commissie deelt de lidstaten de uit de in de eerste alinea van dit lid bedoelde berekening voortvloeiende bedragen mee vóór 1 februari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de gegevens voor de aanpassingen zijn verstrekt. Elke lidstaat boekt het nettobedrag op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening op de eerste werkdag van de maand juni van hetzelfde jaar.

3.   Aanpassingen van de in artikel 5, lid 5, van deze verordening bedoelde overzichten voor voorgaande begrotingsjaren die resulteren uit controles geven aanleiding tot een specifieke aanpassing van de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde boekingen. De Commissie stelt de betrokken lidstaat per brief in kennis van de noodzakelijke aanpassing. Het met die aanpassing overeenstemmende bedrag wordt op de door de Commissie in die brief gespecificeerde datum beschikbaar gesteld.

4.   De betrokken lidstaat kan de Commissie verzoeken de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis gesteld binnen twee maanden na de dag van ontvangst van die brief te herzien. De herziening wordt gesloten met een besluit dat uiterlijk drie maanden vanaf de dag van ontvangst van het verzoek van de lidstaat door de Commissie moet worden vastgesteld.

Indien de bedragen die overeenkomen met de aanpassing waarvan het met de in lid 3 bedoelde brief in kennis is gesteld door het besluit van de Commissie geheel of gedeeltelijk worden herzien, stelt de lidstaat het overeenkomstige bedrag ter beschikking. Noch het verzoek van de lidstaat tot herziening van de aanpassing noch een beroep tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie doet afbreuk aan de verplichting van de lidstaat om het met de aanpassing overeenkomende bedrag ter beschikking te stellen.

5.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen tot nadere invulling van de in lid 4 van dit artikel bedoelde herzieningsprocedure. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

6.   Na 31 juli van het vijfde jaar volgende op een bepaald begrotingsjaar worden geen wijzigingen meer in aanmerking genomen, behalve ter zake van punten waarvan vóór het verstrijken van die termijn door de Commissie of door de lidstaat kennis is gegeven.

7.   De in dit artikel bedoelde verrichtingen zijn ontvangsten van het begrotingsjaar waarin zij op de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening moeten worden geboekt.

Artikel 10

Vervroegde boeking van twaalfden

1.   Voor de specifieke betalingsbehoeften van het Europees Landbouwgarantiefonds op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12), en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, kan de Commissie de lidstaten verzoeken de boeking van een twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen als eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, of een fractie daarvan, met maximaal twee maanden in de loop van het eerste kwartaal van het begrotingsjaar te vervroegen.

2.   Onverminderd lid 3 kan de Commissie, voor de specifieke betalingsbehoeften van de Europese structuur- en investeringsfondsen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (13), en afhankelijk van de kaspositie van de Unie, de lidstaten verzoeken de boeking van maximaal één bijkomende helft van een twaalfde van de bedragen die in de begroting zijn opgenomen als eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval in de loop van de eerste zes maanden van het begrotingsjaar te vervroegen.

3.   Het totale bedrag van de boeking die de Commissie de lidstaten kan vragen in eenzelfde maand te vervroegen uit hoofde van leden 1 en 2, is in geen geval hoger dan een bedrag dat overeenstemt met twee bijkomende twaalfden.

4.   Na de eerste zes maanden mag de gevraagde maandelijkse boeking niet hoger zijn dan een twaalfde van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, steeds binnen de grenzen van de daartoe in de begroting opgenomen bedragen.

5.   De Commissie stelt de lidstaten hiervan vooraf en uiterlijk twee weken vóór een op grond van leden 1 en 2 gevraagde boeking, in kennis.

6.   De Commissie informeert de lidstaten ruim van tevoren en uiterlijk zes weken vóór een op grond van lid 2 gevraagde boeking, over haar voornemen om te verzoeken om die boeking.

7.   Artikel 8, lid 4, betreffende de boeking in de maand januari van elk jaar, en artikel 8, lid 5, dat van toepassing is indien de begroting vóór het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, zijn op de in de leden 1 en 2 bedoelde vervroegde boekingen van toepassing.

Artikel 11

Rente over te laat ter beschikking gestelde bedragen

1.   Voor de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval moet alleen rente worden betaald met betrekking tot vertragingen bij de boeking van de volgende bedragen:

a)

de in artikel 8 bedoelde bedragen;

b)

de bedragen die voortvloeien uit de berekening als bedoeld in artikel 9, lid 1, op het tijdstip dat is bepaald in artikel 9, lid 2, derde alinea;

c)

de bedragen die voortvloeien uit de in artikel 9, lid 3, bedoelde specifieke aanpassingen;

d)

bedragen die voortvloeien uit het verwijtbaar verzuim van een lidstaat om de krachtens deze verordening gevraagde gegevens te verstrekken.

Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea wordt de rente over de aanpassingen die voortvloeien uit de correcties die noodzakelijk waren als gevolg van het verzuim van een lidstaat gegevens te verstrekken, berekend vanaf de eerste werkdag van juni van het jaar dat volgt op dat waarin de door de Commissie vastgestelde termijn verstreek.

Een lidstaat wordt van de verplichting tot rentebetaling voor het in punt d) van de eerste alinea bedoeld verzuim ontslagen indien dat verzuim te wijten is aan hetzij overmacht hetzij andere redenen die niet aan de betrokken lidstaat kunnen worden toegerekend.

Geschillen tussen een lidstaat en de Commissie over de vraag of het in punt d) van de eerste alinea van dit lid bedoelde beweerdelijke verzuim aan de lidstaat ka worden toegerekend worden opgelost door de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening.

2.   Indien een lidstaat de in artikel 9, lid 4, bedoelde herziening inleidt, wordt rente berekend vanaf de door de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 3, vastgestelde datum.

3.   Wanneer het rentebedrag minder dan 500 EUR bedraagt, wordt afgezien van de inning.

4.   Rente wordt geheven tegen de in artikel 12, leden 4 en 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bepaalde tarieven en voorwaarden.

5.   Met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel bedoelde betaling van rente is artikel 9, leden 2 en 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK V

BEHEER VAN DE KASMIDDELEN

Artikel 12

Vereisten voor het beheer van kasmiddelen en uitvoering van betalingsopdrachten

De artikelen 14 en 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 zijn van overeenkomstige toepassing op de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 13

Deskundigengroep

De Commissie richt een formele deskundigengroep op die bestaat uit vertegenwoordigers van alle lidstaten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De taken van de formele deskundigengroep bestaan erin om de Commissie te adviseren en zijn standpunt kenbaar te maken ten aanzien van de vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de statistieken over gegenereerd en gerecycled kunststof verpakkingsafval, en om de Commissie te adviseren bij het voorbereiden van maatregelen die de gegevens vergelijkbaarder en betrouwbaarder moeten maken en om jaarlijks advies uit te brengen over de geschiktheid van gegevens inzake kunststof verpakkingsafval van de lidstaten met het oog op de vaststelling van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval. De formele deskundigengroep wordt opgenomen in het register van deskundigengroepen van de Commissie, en de transparantie van zijn samenstelling en werkzaamheden wordt gewaarborgd.

Artikel 14

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Richtlijn 94/62/EG ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15

Overgangsbepalingen

Ten behoeve van de uitvoering van de in artikel 6 bedoelde berekening verstrekt elke lidstaat uiterlijk op de laatste dag van de tweede maand na de inwerkingtreding van deze verordening de Commissie prognoses van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, en wel voor de periode vanaf 2021 en tot het jaar dat volgt op de inwerkingtreding van deze verordening. Voor de jaren 2021 en 2022 kunnen de lidstaten hun prognoses van het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval verstrekken, berekend overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad (14), en de methode bepaald in Beschikking 2005/270/EG, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/896 van de Commissie (15), en met name artikel 5 van die beschikking.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Advies van 25 maart 2021 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 9 oktober 2018 (PB C 431 van 29.11.2018, blz. 1).

(3)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1).

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 39).

(5)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(6)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(7)  Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 141).

(8)  Beschikking 2005/270/EG van de Commissie van 22 maart 2005 tot vaststelling van de tabellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 86 van 5.4.2005, blz. 6).

(9)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/665 van de Commissie van 17 april 2019 tot wijziging van Beschikking 2005/270/EG tot vaststelling van de verslagleggingsmodellen voor het databanksysteem overeenkomstig Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 112 van 26.4.2019, blz. 26).

(10)  Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad van 30 april 2021 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Richtlijn (EU, Euratom) nr. 608/2014 (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(13)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(14)  Richtlijn (EU) 2015/720 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende de vermindering van het verbruik van lichte plastic draagtassen (PB L 115 van 6.5.2015, blz. 11).

(15)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/896 van de Commissie van 19 juni 2018 tot vaststelling van de methode voor de berekening van het jaarlijkse verbruik van lichte plastic draagtassen en tot wijziging van Beschikking 2005/270/EG (PB L 160 van 25.6.2018, blz. 6).


11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/25


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/771 VAN DE COMMISSIE

van 21 januari 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad met specifieke criteria en voorwaarden voor de controles van de administratie in het kader van de officiële controles op het gebied van biologische productie en de officiële controles van groepen exploitanten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1), en met name artikel 38, lid 8, onder a), i) en ii),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de integriteit van de biologische productie te waarborgen, zijn er specifieke criteria en voorwaarden nodig voor het verrichten van officiële controles om de traceerbaarheid te verzekeren gedurende alle stadia van de productie, bereiding en distributie, en om de naleving van Verordening (EU) 2018/848 te waarborgen, met name wat betreft de in artikel 38, lid 3, van die verordening bedoelde fysieke inspectie ter plaatse van de biologische exploitanten of groepen exploitanten. Om doeltreffend te zijn, moet die fysieke inspectie ter plaatse ten minste een controle op de traceerbaarheid en een massabalanscontrole omvatten door middel van controles van de administratie. De controle op de traceerbaarheid heeft tot doel na te gaan of de producten die door de exploitant of groep exploitanten zijn ontvangen of verzonden biologische of omschakelingsproducten zijn. Het doel van de massabalanscontrole is om de balans tussen de input en de output van de exploitant of groep exploitanten te bepalen en in het bijzonder de plausibiliteit van de volumes van biologische of omschakelingsproducten. Er moet worden bepaald welke elementen onder de traceerbaarheidscontrole en de massabalanscontrole moeten vallen.

(2)

Met het oog op officiële controles omvat het begrip “groep exploitanten” in de context van artikel 36, lid 1, van Verordening (EU) 2018/848 een specifieke categorie exploitanten die landbouwers zijn of exploitanten die algen of aquacultuurdieren produceren, en die voorts betrokken kunnen zijn bij het verwerken, bereiden of in de handel brengen van levensmiddelen en diervoeders. Elke groep moet een systeem voor interne controle (ICS) instellen dat bestaat uit een gedocumenteerde reeks controleactiviteiten. De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan moet over de passende kwalificaties beschikken om het ICS te beoordelen en herinspecties uit te voeren op basis van een risicogebaseerde steekproef van de leden van de groep exploitanten, teneinde een conclusie te kunnen trekken over de algehele mate van naleving in de groep. Daarom is het nodig vereisten inzake de competenties van de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan vast te stellen, om de specifieke samenstelling van exploitanten binnen een groep en het ICS te beoordelen en voor een geharmoniseerd kader voor de beoordeling van het ICS en voor de selectie van de steekproef van de leden voor de herinspecties.

(3)

Omwille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet deze verordening van toepassing zijn met ingang van de datum van toepassing van Verordening (EU) 2018/848,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Controles van de administratie

1.   De fysieke inspectie ter plaatse uit hoofde van artikel 38, lid 3, van Verordening (EU) 2018/848 omvat een traceerbaarheidscontrole en een massabalanscontrole van de exploitant of groep exploitanten door middel van controles van de administratie.

2.   De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan verricht de traceerbaarheidscontrole en de massabalanscontrole overeenkomstig het standaardmodel dat bij de in artikel 38, lid 6, van Verordening (EU) 2018/848 bedoelde schriftelijke gegevens is gevoegd.

3.   Voor de toepassing van de traceerbaarheidscontrole en de massabalanscontrole worden de te verifiëren producten, groepen producten en perioden op risicobasis geselecteerd.

4.   De traceerbaarheidscontrole betreft ten minste de volgende elementen, aangetoond door de nodige documenten, waaronder voorraadboekhouding en financiële boekhouding:

a)

de naam en het adres van de leverancier en, wanneer dat iemand anders is, van de eigenaar, verkoper of exporteur van de producten;

b)

de naam en het adres van de geadresseerde en, wanneer dat iemand anders is, van de koper of importeur van het product;

c)

het certificaat van de leverancier overeenkomstig artikel 35, lid 6, van Verordening (EU) 2018/848;

d)

de in bijlage III, punt 2.1, eerste alinea, bij Verordening (EU) 2018/848 bedoelde informatie;

e)

de desbetreffende identificatiecode van de partij.

5.   De massabalanscontrole betreft in voorkomend geval ten minste de volgende elementen, aangetoond door de nodige documenten, waaronder voorraadboekhouding en financiële boekhouding:

a)

de aard en de hoeveelheden van de producten die aan de eenheid zijn geleverd, en, in voorkomend geval, van aangekochte materialen en het gebruik daarvan alsmede, in voorkomend geval, de samenstelling van producten;

b)

de aard en de hoeveelheid van de producten die in de bedrijfsruimten zijn opgeslagen;

c)

de aard en de hoeveelheden van producten die de eenheid van de exploitant of groep exploitanten hebben verlaten en aan de bedrijfsruimten of opslaginstallaties van de geadresseerde zijn geleverd;

d)

in het geval van exploitanten die het product (de producten) kopen en verkopen zonder het product (de producten) op te slaan of fysiek te behandelen, de aard en de hoeveelheden van de producten die zijn gekocht en verkocht, en de leveranciers, en wanneer dat iemand anders is, de verkopers of de exporteurs en de kopers, en wanneer dat iemand anders is, de ontvangers;

e)

de opbrengst van de producten die in het voorgaande jaar zijn verkregen, verzameld of geoogst;

f)

de reële opbrengst van de producten die dit jaar zijn verkregen, verzameld of geoogst;

g)

het aantal en/of gewicht van het dit jaar en het voorgaande jaar beheerde vee;

h)

eventuele verliezen, toenames of afnames van de hoeveelheden producten in om het even welk stadium van de productie, bereiding en distributie;

i)

biologische of omschakelingsproducten die als niet-biologisch in de handel worden gebracht.

Artikel 2

Officiële controles van groepen exploitanten

1.   Om de naleving door een groep exploitanten te certificeren en verifiëren, wijst de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan inspecteurs aan die bevoegd zijn voor het beoordelen van systemen voor interne controle (ICS).

2.   Met het oog op de beoordeling van de opzet, de werking en het behoud van het ICS van een groep exploitanten verifieert de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan ten minste of:

a)

de gedocumenteerde procedures van het ICS die zijn opgezet, voldoen aan de vereisten van Verordening (EU) 2018/848;

b)

de lijst van leden van de groep exploitanten met de daarin vereiste informatie voor elk lid voortdurend wordt bijgewerkt en afgestemd op het toepassingsgebied van het certificaat;

c)

alle leden van de groep exploitanten tijdens hun lidmaatschap van de groep exploitanten voldoen aan de criteria van artikel 36, lid 1, onder a), b) en e), van Verordening (EU) 2018/848;

d)

het aantal ICS-inspecteurs en hun opleiding en competenties evenredig en adequaat zijn en de ICS-inspecteurs geen belangenconflicten hebben;

e)

alle leden van de groep exploitanten en hun activiteiten en productie-eenheden of bedrijfsruimten, met inbegrip van aankoopcentra of verzamelplaatsen ten minste eenmaal per jaar een interne inspectie krijgen, die gedocumenteerd wordt;

f)

nieuwe leden of nieuwe productie-eenheden en nieuwe activiteiten van bestaande leden, met inbegrip van nieuwe aankoopcentra en verzamelplaatsen, pas worden aanvaard ná goedkeuring door de ICS-beheerder op basis van het interne inspectierapport volgens de gedocumenteerde procedures van het ICS die zijn opgezet;

g)

de ICS-beheerder bij niet-naleving passende maatregelen neemt, met inbegrip van de follow-up daarvan, volgens de gedocumenteerde procedures van het ICS die zijn opgezet;

h)

de kennisgevingen van ICS-beheerder aan de bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan geschikt en toereikend zijn;

i)

de interne traceerbaarheid voor alle producten en leden van de groep exploitanten gewaarborgd wordt door het ramen van de hoeveelheden en vergelijken van de opbrengsten van ieder lid van de groep exploitanten;

j)

de leden van de groep exploitanten een adequate opleiding krijgen over de ICS-procedures en de vereisten van Verordening (EU) 2018/848.

3.   De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan voert een risicobeoordeling uit om de steekproef van leden van de groep exploitanten te selecteren voor herinspecties overeenkomstig artikel 38, lid 4, onder d), van Verordening (EU) 2018/848. Daarbij houdt die autoriteit rekening met het volume en de waarde van de productie en met de beoordeling van de waarschijnlijkheid van niet-naleving van de voorschriften van Verordening (EU) 2018/848. Herinspecties worden fysiek ter plaatse verricht in aanwezigheid van de geselecteerde leden.

4.   De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan maakt voldoende tijd vrij voor de controle van een groep exploitanten in verhouding tot het type, de structuur, de omvang, de producten, de activiteiten en de opbrengst van de groep exploitanten.

5.   De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan verricht getuigenaudits om de competenties en kennis van ICS-inspecteurs te verifiëren.

6.   De bevoegde autoriteit of, in voorkomend geval, de controleautoriteit of het controleorgaan beoordeelt of er sprake is van een tekortkoming van het ICS op basis van het aantal gevallen van niet-naleving die niet zijn opgemerkt door de ICS-inspecteurs en de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak en de aard van de niet-nalevingen.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2022.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 januari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1.


11.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/772 VAN DE COMMISSIE

van 10 mei 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 wat betreft de tijdelijke controlemaatregelen voor de productie van biologische producten, en met name de periode van toepassing

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 28, lid 6, artikel 30, lid 2, derde alinea, en artikel 38, punten c), d), en e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als gevolg van de COVID-19-pandemie en de ingrijpende verplaatsingsbeperkingen die in de lidstaten en in derde landen in de vorm van nationale maatregelen zijn opgelegd, ondervinden de lidstaten en de marktdeelnemers uitzonderlijke en ongekende problemen bij de uitvoering van de controles zoals nader bepaald in Verordening (EG) nr. 834/2007 en in de Verordeningen (EG) nr. 889/2008 (2) en (EG) nr. 1235/2008 (3) van de Commissie.

(2)

Om het hoofd te kunnen bieden aan de specifieke omstandigheden die het gevolg zijn van de huidige crisis in verband met de COVID-19-pandemie, kunnen de lidstaten op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 van de Commissie (4) tijdelijke maatregelen toepassen die afwijken van de Verordeningen (EG) nr. 889/2008 en (EG) nr. 1235/2008 wat betreft het controlesysteem voor de productie van biologische producten en wat betreft bepaalde procedures van Traces (Trade Control and Expert System).

(3)

De lidstaten hebben de Commissie meegedeeld dat de werking van hun controlesystemen in de biologische sector ook na 1 februari 2021 op bepaalde punten nog ernstig is ontregeld als gevolg van de crisis in verband met de COVID-19-pandemie.

(4)

Daarnaast kunnen de lidstaten wat de officiële controles en andere officiële activiteiten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (5) betreft, op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/466 van de Commissie (6) tijdelijke maatregelen toepassen om ernstige risico’s voor de gezondheid van het personeel van de bevoegde autoriteiten te voorkomen, gelet op de moeilijkheden die worden ondervonden om die controles en activiteiten te verrichten, en voor zover nodig om de daarmee samenhangende ernstige ontregeling van de controlesystemen van de lidstaten het hoofd te bieden. De periode van toepassing van die verordening is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/83 van de Commissie (7) verlengd tot 1 juli 2021. Daarom moeten de afwijkingen waarin Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 voorziet, voor dezelfde periode van toepassing blijven als die van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/466.

(5)

Bij artikel 1, punt 6, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 is voor de inspecties en bezoeken die overeenkomstig artikel 65, leden 1 en 4, van Verordening (EG) nr. 889/2008 onaangekondigd worden uitgevoerd, een lager percentage vastgesteld dan in artikel 92 quater, lid 2, tweede alinea, punt c), van Verordening (EG) nr. 889/2008. Om ervoor te zorgen dat die inspecties en bezoeken daadwerkelijk en onder veilige omstandigheden kunnen plaatsvinden, moet de mogelijkheid worden geschapen om die inspecties en bezoeken ten hoogste 24 uur van tevoren aan te kondigen.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De toepassing van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977, die bij de onderhavige verordening wordt verlengd, mag niet worden onderbroken. Daarom moet worden voorzien in een retroactieve toepassing van de onderhavige verordening vanaf 1 februari 2021 op dat punt.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan punt 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Om ervoor te zorgen dat de inspecteurs de bedrijfsruimten van de exploitant onder veilige omstandigheden kunnen betreden, mogen dergelijke inspecties en bezoeken echter ten hoogste 24 uur van tevoren worden aangekondigd.”;

b)

in punt 7 wordt “1 februari 2021” vervangen door “1 juli 2021”.

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede, de derde en de vijfde zin wordt “1 februari 2021” vervangen door “1 juli 2021”;

b)

in de vierde zin wordt “31 december 2020” vervangen door “1 juli 2021”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 1, b), en artikel 2 zijn met ingang van 1 februari 2021 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/977 van de Commissie van 7 juli 2020 tot afwijking, wegens de COVID-19-pandemie, van de Verordeningen (EG) nr. 889/2008 en (EG) nr. 1235/2008 wat betreft controles op de productie van biologische producten (PB L 217 van 8.7.2020, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/466 van de Commissie van 30 maart 2020 betreffende tijdelijke maatregelen ter beperking van risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren en planten en voor het dierenwelzijn tijdens bepaalde ernstige storingen van de controlesystemen van de lidstaten als gevolg van de coronavirusziekte (COVID-19) (PB L 98 van 31.3.2020, blz. 30).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/83 van de Commissie van 27 januari 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/466 wat betreft de uitvoering van officiële controles en andere officiële activiteiten door specifiek gemachtigde natuurlijke personen, en de periode waarin tijdelijke maatregelen van toepassing zijn (PB L 29 van 28.1.2021, blz. 23).