ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 155

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
5 mei 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/723 van de Commissie van 26 februari 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het aanleggen van een openbaar register met de instanties die door elke lidstaat zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/724 van de Commissie van 3 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de mededelingen die de lidstaten aan de Commissie moeten doen met betrekking tot de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken en met betrekking tot de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van die verordening

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/725 van de Commissie van 4 mei 2021 tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2021, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) nr. 615/2014 en (EU) 2015/1368 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/726 van de Commissie van 4 mei 2021 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de geldigheidsduur van de goedkeuring voor de werkzame stoffen Adoxophyes orana granulovirus en flutriafol ( 1 )

20

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/727 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de indiening, namens de Europese Unie, van voorstellen tot wijziging van bijlagen A en B bij het Verdrag van Minamata inzake kwik, betreffende kwikhoudende producten en productieprocessen waarin kwik of kwikverbindingen worden gebruikt

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

5.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/723 VAN DE COMMISSIE

van 26 februari 2021

tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het aanleggen van een openbaar register met de instanties die door elke lidstaat zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (1), en met name artikel 19, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 13, lid 6, van Verordening (EU) 2019/787 is bepaald dat de handelingen om gedistilleerde dranken te doen rijpen, moeten plaatsvinden onder toezicht van de belastingautoriteiten van een lidstaat of onder toezicht dat gelijke waarborgen biedt.

(2)

Daartoe moet elke lidstaat de instanties aanwijzen die belast zijn met het toezicht op die rijpingsprocessen, en de Commissie daarvan in kennis stellen zodat zij een openbaar register van die aangewezen instanties kan aanleggen.

(3)

Het is daarom passend regels voor het aanleggen van dat openbaar register vast te stellen.

(4)

Deze verordening moet overeenkomstig artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) 2019/787 met ingang van 25 mei 2021 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Openbaar register van de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken

1.   Op basis van de kennisgevingen van de lidstaten overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/724van de Commissie (2) stelt de Commissie een lijst op van de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken, en werkt zij die lijst bij.

2.   De Commissie legt een openbaar register aan met de bijgewerkte lijst van de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen. Dat register heeft de vorm van een openbaar toegankelijke elektronische databank.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 mei 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 februari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/724 van de Commissie van 3 maart 2021 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de mededelingen die de lidstaten aan de Commissie moeten doen met betrekking tot de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken en met betrekking tot de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van die verordening (zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad).


5.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/724 VAN DE COMMISSIE

van 3 maart 2021

tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de mededelingen die de lidstaten aan de Commissie moeten doen met betrekking tot de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken en met betrekking tot de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van die verordening

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (1), en met name artikel 20, eerste alinea, onder a), en artikel 44, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 13, lid 6, van Verordening (EU) 2019/787 is bepaald dat de handelingen om gedistilleerde dranken te doen rijpen, moeten plaatsvinden onder toezicht van de belastingautoriteiten van een lidstaat of onder toezicht dat gelijke waarborgen biedt.

(2)

Daartoe moeten de lidstaten de instanties aanwijzen die belast zijn met het toezicht op die rijpingsprocessen, en de Commissie daarvan in kennis stellen zodat zij een openbaar register van die aangewezen instanties kan aanleggen.

(3)

In artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) 2019/787 is bepaald dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de controles van gedistilleerde dranken. Zij moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat die verordening wordt nageleefd en de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van die verordening.

(4)

Met het oog op een efficiënte communicatie tussen de Commissie, de instanties die belast zijn met het toezicht op de rijpingsprocessen en de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787, is het passend te eisen dat de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de contactgegevens van hun respectieve instanties die belast zijn met het toezicht op de rijpingsprocessen en van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van die verordening.

(5)

Om ervoor te zorgen dat de mededelingen van de lidstaten aan de Commissie op eenvoudige en efficiënte wijze worden gedaan, is het passend te eisen dat wanneer een lidstaat meer dan één instantie aanwijst die toezicht houdt op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken of meer dan één bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787, die lidstaat een verbindingsorgaan aanwijst als enig contactpunt voor de Commissie. De lidstaten moeten daarom ook de contactgegevens van hun verbindingsorganen aan de Commissie meedelen.

(6)

Met het oog op een efficiënte informatieverstrekking tussen de lidstaten en de Commissie moeten ook voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de vorm en de termijnen voor die mededelingen.

(7)

Deze verordening moet overeenkomstig artikel 51, lid 3, van Verordening (EU) 2019/787 met ingang van 25 mei 2021 van toepassing zijn.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor gedistilleerde dranken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de Commissie mee te delen informatie

1.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de volgende informatie over de instanties die overeenkomstig artikel 13, lid 6, van Verordening (EU) 2019/787 zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken:

(a)

naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de instantie die is aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken;

(b)

als meerdere instanties zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken, de specifieke verantwoordelijkheid van elk van hen;

(c)

naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van het overeenkomstig artikel 2, eerste alinea, aangewezen verbindingsorgaan.

2.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de volgende informatie over de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 43, lid 1, van die verordening verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787:

(a)

naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de bevoegde autoriteit;

(b)

als meerdere bevoegde autoriteiten zijn aangewezen, de specifieke verantwoordelijkheid van elk van hen;

(c)

naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van het overeenkomstig artikel 2, tweede alinea, aangewezen verbindingsorgaan.

Artikel 2

Aanwijzing van verbindingsorganen

Wanneer een lidstaat meer dan één instantie aanwijst om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken, wijst hij een verbindingsorgaan aan voor de instanties die toezicht houden op de rijpingsprocessen.

Wanneer een lidstaat meer dan één bevoegde autoriteit aanwijst die verantwoordelijk is voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787, wijst hij voor die bevoegde autoriteiten een verbindingsorgaan aan.

Beide verbindingsorganen zijn verantwoordelijk voor het verstrekken van informatie aan de Commissie.

Artikel 3

Termijn voor en wijze van kennisgeving van de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken en van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787

1.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 25 augustus 2021 in kennis van de in artikel 1 vastgestelde informatie.

2.   De lidstaten stellen de Commissie van elke wijziging van de in lid 1 bedoelde meegedeelde informatie in kennis binnen drie maanden na de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden.

3.   Voor de kennisgevingen wordt gebruikgemaakt van het formulier in bijlage I voor informatie over de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken, en van het formulier in bijlage II voor informatie over de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het doen naleven van Verordening (EU) 2019/787.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 mei 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 maart 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1.


BIJLAGE I

Formulier voor de in artikel 1, lid 1, bedoelde kennisgeving

Lidstaat:

Datum van de kennisgeving:

Vul deel A in als één instantie is aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen van gedistilleerde dranken of deel B als daartoe meerdere instanties zijn aangewezen. Gelieve in het laatste geval ook deel C in te vullen.

DEEL A

INSTANTIE DIE IS AANGEWEZEN OM TOEZICHT TE HOUDEN OP DE RIJPINGSPROCESSEN VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

DEEL B

LIJST VAN INSTANTIES DIE ZIJN AANGEWEZEN OM TOEZICHT TE HOUDEN OP DE RIJPINGSPROCESSEN VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN

Geef voor elke instantie de volgende informatie:

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Specifieke verantwoordelijkheid:

DEEL C

VERBINDINGSORGAAN

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:


BIJLAGE II

Formulier voor de in artikel 1, lid 2, bedoelde kennisgeving

Lidstaat:

Datum van de kennisgeving:

Vul deel A in als één bevoegde autoriteit is aangewezen om ervoor te zorgen dat Verordening (EU) 2019/787 wordt nageleefd of deel B als daartoe meerdere bevoegde autoriteiten zijn aangewezen. Gelieve in het laatste geval ook deel C in te vullen.

DEEL A

BEVOEGDE AUTORITEIT DIE VERANTWOORDELIJK IS VOOR HET DOEN NALEVEN VAN VERORDENING (EU) 2019/787

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

DEEL B

LIJST VAN BEVOEGDE AUTORITEITEN DIE VERANTWOORDELIJK ZIJN VOOR HET DOEN NALEVEN VAN VERORDENING (EU) 2019/787

Geef voor elke bevoegde autoriteit de volgende informatie:

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Specifieke verantwoordelijkheid:

DEEL C

VERBINDINGSORGAAN

Naam:

Adres:

Telefoonnummer:

E-mailadres:


5.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/725 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2021

tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2021, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) nr. 615/2014 en (EU) 2015/1368 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 62, lid 2,

Gezien Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 247/2006 van de Raad (2), en met name artikel 8 en artikel 18, lid 1, tweede alinea,

Gezien Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (3), en met name artikel 7, artikel 11, lid 3, en artikel 14, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Als gevolg van de COVID-19-pandemie en de uitgebreide verplaatsingsbeperkingen die in de lidstaten zijn ingevoerd, ondervinden alle lidstaten uitzonderlijke administratieve problemen met de planning en tijdige uitvoering van het vereiste aantal controles ter plaatse. Door deze problemen dreigen de controles en de daaropvolgende betaling van de steun vertraging op te lopen. Tegelijk zijn landbouwers kwetsbaar voor de economische ontwrichting die de pandemie teweegbrengt, en kampen zij met financiële moeilijkheden en cashflowproblemen.

(2)

Gezien deze omstandigheden, die zonder weerga zijn, heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2020/532 van de Commissie (4) vastgesteld om die problemen te verlichten door wat de hoeveelheid en het tijdschema van bepaalde administratieve controles en controles ter plaatse betreft af te wijken van een aantal uitvoeringsverordeningen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Nu de COVID-19-pandemie in 2021 voortduurt en daarmee de problemen aanhouden, moeten soortgelijke maatregelen ook voor 2021 worden getroffen.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (5) bevat onder meer voorschriften voor het tijdschema van de controles ter plaatse, de controlepercentages van bepaalde controles ter plaatse in het geïntegreerd systeem, met inbegrip van steunregelingen voor dieren, en de verhoging van het controlepercentage bij bepaalde regelingen. Voorts bevat die verordening regels betreffende controles ter plaatse op de naleving van subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen inzake steunaanvragen voor vee en betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen, betreffende controlepercentages voor niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen en betreffende de minimumpercentages voor controles op het gebied van de randvoorwaarden.

(4)

Artikel 24, lid 4, artikel 48, lid 5, artikel 49, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 60, lid 2, en artikel 71, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bevatten bepaalde door de bevoegde autoriteit na te leven regels voor de uitvoering van administratieve controles en controles ter plaatse. Gezien de omstandigheden die het gevolg zijn van de COVID-19-pandemie, moet worden gestimuleerd dat deze controles worden verricht met teledetectie en nieuwe technologieën als onbemande luchtvaartuigsystemen, gegeotagde foto’s, GNSS-ontvangers (wereldwijd navigatiesatellietsysteem) gecombineerd met Egnos (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) en Galileo, met gegevens van de Copernicus-Sentinel-satellieten en met andere bewijsstukken die te gebruiken zijn voor controles op de naleving van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen of andere verplichtingen in het kader van de betrokken steunregeling of bijstandsmaatregel en op de naleving van de eisen en normen van de randvoorwaarden.

(5)

Artikel 26, lid 4, en artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bevatten regels voor de controles ter plaatse waarbij wordt nagegaan of aan alle subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen is voldaan, en die betrekking hebben op alle dieren waarvoor steunaanvragen of betalingsaanvragen zijn ingediend in het kader van de te controleren steunregelingen voor dieren of diergebonden bijstandsmaatregelen. Gezien de huidige situatie moet worden bepaald dat wanneer lidstaten die controles ter plaatse niet overeenkomstig die bepalingen kunnen uitvoeren en er geen alternatief bewijsmateriaal beschikbaar is, die lidstaten kunnen besluiten dergelijke controles voor het aanvraagjaar 2021 of het kalenderjaar 2021 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan na te gaan of de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn nageleefd.

(6)

Diverse verplichtingen op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 met betrekking tot de randvoorwaarden en op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) met betrekking tot steunregelingen voor dieren en diergebonden bijstandsmaatregelen steunen op specifieke en gedifferentieerde tijdskaders voor de nakoming ervan, waardoor het noodzakelijk is dat de controles ter plaatse binnen die tijdskaders worden uitgevoerd. Als gevolg van de maatregelen die de lidstaten hebben genomen om de COVID-19-pandemie te bestrijden, is het minder goed haalbaar om de vereiste controles ter plaatse nauwkeurig en binnen de voor die verplichtingen geldende termijnen uit te voeren. Voor sommige soorten controles kan mogelijk ook geen gebruik worden gemaakt van nieuwe technologieën die in de plaats komen van de bezoeken aan het landbouwbedrijf. Daarom moet voor bepaalde in 2021 te verrichten controles worden afgeweken van de artikelen 30 tot en met 33, 40 bis, 50 en 52 en artikel 68, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en moet het minimumpercentage van de controles ter plaatse op een lager niveau worden vastgesteld dan de normale controlepercentages voor respectievelijk areaal- en diergebonden steunregelingen en bijstandsmaatregelen, andere plattelandsontwikkelingsmaatregelen dan die in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, en de randvoorwaarden. Om de mogelijkheid tot beperking van de controlepopulatie zo efficiënt mogelijk te benutten, moet ook worden afgeweken van artikel 35, artikel 50, lid 5, en artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 en moet het de lidstaten worden toegestaan om de op grond van die bepalingen vereiste verhoging van de controlepercentages uit te stellen, met inbegrip van de controlepercentages die voortvloeien uit de afwijkingen waarin artikel 4, lid 4, artikel 7, tweede alinea, en artikel 9, tweede alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/532 voorzien.

(7)

De afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten de lidstaten in staat stellen vertragingen bij de controlemaatregelen en de verwerking van de steunaanvragen en zo vertragingen bij de betalingen aan de begunstigden voor 2021 te voorkomen. Het is evenwel van essentieel belang dat die afwijkingen het goede financiële beheer en het vereiste van voldoende zekerheid niet in het gedrang brengen. Daarom zijn de lidstaten die van die afwijkingen gebruikmaken, verantwoordelijk voor het nemen van alle nodige maatregelen om te waarborgen dat te hoge betalingen worden voorkomen en dat wordt overgegaan tot terugvordering van onverschuldigde bedragen. Bovendien moet het gebruik van die afwijkingen onder de in artikel 7, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde beheersverklaring vallen voor de begrotingsjaren 2021 en 2022.

(8)

In de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 180/2014 (7) en (EU) nr. 181/2014 van de Commissie (8) zijn controlepercentages vastgesteld voor controles in het kader van de specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee. Omdat de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie ook de ultraperifere gebieden van de Unie en de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee treffen, moet van die verordeningen worden afgeweken door verlenging van de mogelijkheid om nieuwe technologieën als alternatieve bewijsbronnen voor controles te gebruiken, en door aanpassing van de percentages controles ter plaatse voor 2021.

(9)

Krachtens artikel 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie (9) moeten de lidstaten controles, ook ter plaatse, verrichten om na te gaan of producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector voldoen aan de erkenningscriteria. Vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie moeten controles ter plaatse op de naleving van de erkenningscriteria in 2021 vervallen.

(10)

In artikel 27, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat de controles ter plaatse betrekking moeten hebben op een steekproef van ten minste 30 % van de aangevraagde totale steun en dat elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector die een operationeel programma uitvoert, ten minste om de drie jaar moet worden bezocht. In artikel 27, lid 7, van die verordening is verder bepaald dat acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in artikel 27, lid 2, van die verordening bedoelde steekproef vallen, ten minste eenmaal moeten worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren. Omdat de lidstaten vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie mogelijk niet aan die eisen kunnen voldoen, moet het hun worden toegestaan om in 2021 een lager percentage van die controles te verrichten en mogen zij in 2021 niet worden onderworpen aan de eisen inzake de frequentie van de bezoeken aan producentenorganisaties.

(11)

In artikel 29, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat de eerstelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten betrekking moeten hebben op 100 % van de hoeveelheid uit de markt genomen producten, behalve wanneer het gaat om voor gratis verstrekking bestemde producten, waarvoor de lidstaten op grond van artikel 29, lid 3, van die verordening een lager percentage mogen controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. Vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie kunnen de lidstaten mogelijk niet aan die eis voldoen en moet het hun worden toegestaan om in 2021 ook voor alle andere uit de markt genomen producten, ongeacht de bestemming ervan, een lager percentage te controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd.

(12)

In artikel 30, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 is bepaald dat elke controle een steekproef moet omvatten van ten minste 5 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen uit de markt heeft genomen. Vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie kunnen de lidstaten mogelijk niet aan die eis voldoen en moet het hun worden toegestaan om in 2021 gebruik te maken van steekproeven van ten minste 3 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen 2020 uit de markt heeft genomen.

(13)

Vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie zal het voor de lidstaten materieel onmogelijk blijven om in 2021 systematische en steekproefgebaseerde controles ter plaatse van de jaarlijkse steunaanvragen, eerste en tweedelijnscontroles op het uit de markt nemen van producten en controles op het groen oogsten en niet oogsten te verrichten, als bedoeld in respectievelijk artikel 27, lid 7, artikel 29, lid 2, artikel 30, lid 3, en artikel 31, leden 2 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892. Daarom moet het de lidstaten worden toegestaan om te voorzien in controles die gelijkwaardig zijn aan systematische controles ter plaatse, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

(14)

Vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie was en is het voor de lidstaten materieel onmogelijk om in respectievelijk 2020 en 2021 systematische en steekproefgebaseerde controles ter plaatse te verrichten van concrete acties waarvoor steun wordt verleend op grond van de artikelen 45 tot en met 52 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10). Daarom was voor het begrotingsjaar 2020 voorzien in een afwijking van artikel 32, lid 1, en artikel 42, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie (11) en moet deze afwijking worden gehandhaafd voor het begrotingsjaar 2021 zodat de lidstaten ook voor dit jaar kunnen voorzien in controles die gelijkwaardig zijn aan systematische controles ter plaatse, zoals gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden, en die waarborgen dat alleen betalingen worden gedaan als de wetgeving inzake de steunprogramma’s in de wijnsector wordt nageleefd.

(15)

Het zal voor de lidstaten ook materieel onmogelijk zijn om met betrekking tot het begrotingsjaar 2021 binnen de in artikel 43, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 vastgestelde termijn systematische controles ter plaatse te verrichten voor concrete groenoogstacties waarvoor steun wordt verleend op grond van artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Daarom moet in een afwijking worden voorzien om de voltooiing van de controles uit te stellen tot 15 september 2021.

(16)

In artikel 27, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (12) is bepaald hoeveel monsters verse druiven in de periode waarin de druiven van het betrokken perceel worden geoogst, in de wijngaarden moeten worden genomen met het oog op de oprichting van de analytische databank van isotopische gegevens als bedoeld in artikel 39 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie (13). Wanneer lidstaten dergelijke controles vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet kunnen verrichten, moet het hun worden toegestaan van het minimumaantal monsters af te wijken.

(17)

In artikel 31, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 is bepaald dat de lidstaten jaarlijkse controles ter plaatse moeten verrichten bij ten minste 5 % van alle in het wijnbouwkadaster vermelde wijnbouwers. Aangezien dergelijke controles in diverse wijnproducerende lidstaten gedurende een lange tijd niet mogelijk zijn vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie, moet dit percentage voor 2021 worden verlaagd. Om dezelfde reden moet het de lidstaten worden toegestaan de in artikel 31, lid 2, punt c), van die verordening bedoelde systematische controles ter plaatse van met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in enig dossier over de wijnbouwer zijn opgenomen, in 2021 tijdelijk op te schorten.

(18)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 van de Commissie (14) met betrekking tot de activiteitenprogramma’s ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven bevat regels voor controles ter plaatse op de naleving van de voorwaarden voor de toekenning van Uniefinanciering. De maatregelen tegen de COVID-19-pandemie kunnen het moeilijk maken om dergelijke op grond van artikel 6 van die verordening vereiste controles uit te voeren. Daarom moet de lidstaten flexibiliteit worden geboden door toe te staan dat de controles ter plaatse in het kalenderjaar 2021 worden vervangen door alternatieve controles.

(19)

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie (15), die betrekking heeft op steun in de bijenteeltsector, bevat voorschriften voor de monitoring en controles op de correcte uitvoering van de nationale bijenteeltprogramma’s, de daadwerkelijk verrichte uitgaven en het juiste aantal door de bijenhouders gerapporteerde bijenkasten. Overeenkomstig artikel 8, lid 3, van die verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat controles ter plaatse worden verricht bij ten minste 5 % van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma’s. De maatregelen tegen de COVID-19-pandemie kunnen het moeilijk maken om het aantal controles ter plaatse uit te voeren dat nodig is om die drempel te bereiken. Daarom moet de lidstaten flexibiliteit worden geboden door toe te staan dat van die eis wordt afgeweken. Die afwijking mag echter niet leiden tot een hoger risico op onverschuldigde betalingen. Daarom moet elke verlaging van het aantal controles ter plaatse zo veel mogelijk door alternatieve controles worden vervangen.

(20)

Aangezien de maatregelen van deze verordening voor de lidstaten nodig zijn om controlecampagnes te organiseren zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie, moet deze verordening op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden en voor de gehele duur van de controlecampagnes met terugwerkende kracht van toepassing zijn: de maatregelen van de hoofdstukken I en II en van hoofdstuk III, afdelingen 3 en 4, moeten met ingang van 1 januari 2021 van toepassing zijn voor het aanvraagjaar in het geïntegreerd beheers- en controlesysteem of het kalenderjaar voor niet-areaal- en niet-diergebonden steunmaatregelen inzake plattelandsontwikkeling en voor maatregelen in de wijnsector, terwijl de maatregelen van hoofdstuk III, afdelingen 1 en 2, met ingang van 16 oktober 2020 van toepassing moeten zijn voor het begrotingsjaar en de maatregelen van hoofdstuk III, afdeling 5, met ingang van 1 augustus 2020 van toepassing moeten zijn voor het bijenteeltjaar.

(21)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de landbouwfondsen, het Comité voor rechtstreekse betalingen, het Comité voor plattelandsontwikkeling en het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

AFWIJKINGEN VAN UITVOERINGSVERORDENING (EU) NR. 809/2014

Artikel 1

In afwijking van artikel 24, lid 4, artikel 48, lid 5, artikel 49, lid 1, artikel 52, lid 1, artikel 60, lid 2, derde alinea, en artikel 71, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten, vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie, voor de met betrekking tot het aanvraagjaar 2021 respectievelijk het kalenderjaar 2021 te verrichten controles besluiten om de op grond van die verordening uit te voeren fysieke inspecties, met name veldbezoeken en controles ter plaatse, volledig te vervangen door foto-interpretatie van door satelliet- of luchtfotografie verkregen orthobeelden of door het gebruik van nieuwe technologieën zoals gegeotagde foto’s, of ander bewijsmateriaal, waaronder bewijsstukken die de begunstigde op verzoek van de bevoegde autoriteit aanlevert, aan de hand waarvan definitieve conclusies kunnen worden getrokken ten genoegen van de bevoegde autoriteit.

Indien de bezoeken aan de gesteunde concrete actie of de locatie van de investering als bedoeld in artikel 48, lid 5, van Verordening (EU) nr. 809/2014, niet kunnen worden vervangen door bewijsstukken, verrichten de lidstaten die bezoeken nadat de eindbetaling is gedaan.

Artikel 2

In afwijking van artikel 26, lid 4, en artikel 42, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen, wanneer lidstaten vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om de controles ter plaatse binnen het in die bepalingen voorgeschreven tijdskader uit te voeren, en met de alternatieve methoden, zoals het gebruik van nieuwe technologieën, niet het nodige bewijsmateriaal kan worden geleverd, die lidstaten besluiten dergelijke controles voor het aanvraagjaar 2021 respectievelijk het kalenderjaar 2021 op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan na te gaan of de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn nageleefd.

Artikel 3

1.   Wanneer lidstaten vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om in het aanvraagjaar 2021 respectievelijk het kalenderjaar 2021 controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 33, artikel 35, artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, punt c), artikel 40 bis, lid 2, punt b), artikel 50, lid 1, eerste alinea, artikel 50, lid 5, artikel 52, lid 2, artikel 60, lid 2, derde alinea, artikel 68, lid 1, eerste alinea, en artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, kunnen die lidstaten besluiten om de leden 2 tot en met 13 van dit artikel toe te passen.

2.   In afwijking van artikel 30 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het aanvraagjaar 2021 ten minste:

a)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling;

b)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de herverdelingsbetaling;

c)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor gebieden met natuurlijke beperkingen;

d)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling voor jonge landbouwers;

e)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor areaalgebonden betalingen in het kader van vrijwillige gekoppelde steun;

f)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de betaling in het kader van de regeling voor kleine landbouwbedrijven;

g)

10 % van de arealen die voor de productie van hennep zijn aangegeven;

h)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen voor de gewasspecifieke betaling voor katoen.

Lidstaten die reeds hebben besloten de controlepercentages voor bepaalde regelingen tot 3 % te verlagen overeenkomstig artikel 36 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014, mogen de voor die regelingen in dit lid vermelde percentages verder verlagen tot 1 %.

3.   In afwijking van artikel 31 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het aanvraagjaar 2021 ten minste:

a)

3 % van alle begunstigden die de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken in acht moeten nemen;

b)

1 % van:

i)

hetzij alle voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45 van die verordening bedoelde verplichtingen onderworpen zijn;

ii)

hetzij, in de jaren waarin artikel 44 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (16) niet van toepassing is in een lidstaat, de voor de vergroeningsbetaling in aanmerking komende begunstigden die zowel van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie als van de verplichtingen inzake ecologische aandachtsgebieden zijn vrijgesteld doordat zij de in artikel 44 en 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 genoemde drempelwaarden niet halen, en die niet aan de in artikel 45, lid 1, van die verordening bedoelde verplichting onderworpen zijn;

c)

3 % van alle begunstigden die de vergroeningspraktijken in acht moeten nemen en gebruikmaken van nationale of regionale milieucertificeringsregelingen als bedoeld in artikel 43, lid 3, punt b), van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

Het in de eerste alinea, punt a), genoemde controlepercentage omvat tegelijk ten minste 3 % van alle begunstigden met gebieden met ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in zones als bedoeld in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (17) of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) en andere kwetsbare gebieden als bedoeld in artikel 45, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.

4.   In afwijking van artikel 32 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het aanvraagjaar 2021 ten minste:

a)

3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van een plattelandsontwikkelingsmaatregel;

b)

3 % van alle collectieven die een collectieve aanvraag indienen.

Wat betreft het in de eerste alinea, punt a), genoemde controlepercentage voor de in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19) bedoelde maatregelen moet het controlepercentage van 3 % op het niveau van de individuele maatregel worden gehaald.

5.   In afwijking van artikel 33 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het aanvraagjaar 2021 ten minste 3 % van alle begunstigden die een aanvraag indienen in het kader van steunregelingen voor dieren en ten minste 3 % van de dieren.

6.   In afwijking van artikel 35 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten besluiten om de verhoging van het controlepercentage die in het aanvraagjaar 2021 had moeten worden toegepast voor de in de leden 2 tot en met 5 van dit artikel bedoelde steunregelingen en bijstandsmaatregelen, uit te stellen en te vervangen door eenzelfde verhoging voor het aanvraagjaar 2022.

7.   In afwijking van artikel 40 bis, lid 1, eerste alinea, punt c), eerste zin, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 worden de controles in het kader van de subsidiabiliteitscriteria, verbintenissen en andere verplichtingen verricht voor ten minste 3 % van de betrokken begunstigden.

8.   In afwijking van artikel 40 bis, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 vinden de verificaties van het tetrahydrocannabinolgehalte van hennep plaats voor ten minste 10 % van het areaal.

9.   In afwijking van artikel 50, lid 1, eerste alinea, en artikel 60, lid 2, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het kalenderjaar 2021 ten minste 3 %.

10.   In afwijking van artikel 50, lid 5, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten besluiten om de verhoging van het controlepercentage die in het kalenderjaar 2021 had moeten worden toegepast, uit te stellen en te vervangen door eenzelfde verhoging voor het kalenderjaar 2022.

11.   In afwijking van artikel 52, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het controlepercentage in het kalenderjaar 2021 bij de controles achteraf ten minste 0,6 %.

12.   In afwijking van artikel 68, lid 1, eerste alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 bedraagt het minimumpercentage controles in het aanvraagjaar 2021 bij de randvoorwaarden ten minste 0,5 %.

13.   In afwijking van artikel 68, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 kunnen de lidstaten besluiten om de verhoging van de controlepercentages die in het aanvraagjaar 2021 had moeten worden toegepast, uit te stellen en te vervangen door eenzelfde verhoging voor het aanvraagjaar 2022.

Artikel 4

Voor lidstaten die de artikelen 1, 2 en 3 toepassen, omvat de op grond van artikel 7, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 op te stellen beheersverklaring voor de begrotingsjaren 2021 en 2022 een bevestiging, op basis van de verificatie van alle nodige informatie, dat te hoge betalingen aan begunstigden zijn voorkomen en dat is overgegaan tot terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen.

HOOFDSTUK II

AFWIJKINGEN VAN DE SPECIFIEKE MAATREGELEN TEN BEHOEVE VAN DE ULTRAPERIFERE GEBIEDEN VAN DE UNIE EN DE KLEINERE EILANDEN IN DE EGEÏSCHE ZEE

AFDELING 1

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014

Artikel 5

1.   In afwijking van artikel 16, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 kunnen lidstaten die vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om in 2021 fysieke controles in de ultraperifere gebieden te verrichten overeenkomstig die bepaling, besluiten om de fysieke controles te organiseren overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel.

2.   De in het betrokken ultraperifere gebied verrichte fysieke controles bij de invoer, het binnenbrengen, de uitvoer en de verzending van landbouwproducten hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de certificaten die overeenkomstig artikel 9 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 worden overgelegd.

3.   In afwijking van artikel 22 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 kunnen lidstaten die vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om in 2021 controles ter plaatse in de ultraperifere gebieden te verrichten overeenkomstig dat artikel, besluiten om de controles ter plaatse te organiseren overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel.

4.   Aan de hand van een risicoanalyse overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 controleren de bevoegde autoriteiten ter plaatse een steekproef van ten minste 3 % van de steunaanvragen. De steekproef vertegenwoordigt ook voor elke actie ten minste 3 % van de bedragen waarop de steun betrekking heeft.

5.   In afwijking van artikel 16, lid 2, en artikel 22 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 kunnen lidstaten die vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat zijn om met betrekking tot de specifieke maatregelen ten behoeve van de ultraperifere gebieden voor 2021 controles ter plaatse uit te voeren overeenkomstig die bepalingen, besluiten:

a)

de controles ter plaatse te vervangen door het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, videoconferenties met de begunstigden of elk bewijsstuk dat ter staving kan dienen bij het verifiëren van de correcte uitvoering van de maatregelen;

b)

die controles op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan de naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden te verifiëren, ook nadat de eindbetaling is gedaan.

6.   In afwijking van artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kunnen de lidstaten besluiten om de verhoging van het controlepercentage die in het aanvraagjaar 2021 had moeten worden toegepast voor de in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel bedoelde steunregelingen en bijstandsmaatregelen, uit te stellen en te vervangen door eenzelfde verhoging voor het aanvraagjaar 2022.

AFDELING 2

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 13, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 kan Griekenland, wanneer het vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat is om in 2021 fysieke controles te verrichten overeenkomstig die bepaling, besluiten om de fysieke controles te organiseren overeenkomstig lid 2 van het onderhavige artikel.

2.   De op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee verrichte fysieke controles bij het binnenbrengen van landbouwproducten hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de certificaten die overeenkomstig artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 worden overgelegd. De op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee verrichte fysieke controles bij uitvoer of verzending als bedoeld in sectie 3 van die verordening, hebben betrekking op een representatieve steekproef van ten minste 3 % van de concrete acties op basis van de door Griekenland opgestelde risicoprofielen.

3.   In afwijking van artikel 20 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 kan Griekenland, wanneer het vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat is om in 2021 controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig dat artikel, besluiten om de controles ter plaatse te organiseren overeenkomstig lid 4 van het onderhavige artikel.

4.   Aan de hand van een risicoanalyse overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 controleren de bevoegde autoriteiten ter plaatse voor elke actie een steekproef van ten minste 3 % van de steunaanvragen. De steekproef vertegenwoordigt ook voor elke actie ten minste 3 % van de bedragen waarop de steun betrekking heeft.

5.   In afwijking van artikel 13, lid 2, en artikel 20 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 kan Griekenland, wanneer het vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet in staat is om in 2021 in het kader van de specifieke maatregelen ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee controles ter plaatse te verrichten overeenkomstig die bepalingen, besluiten:

a)

de controles ter plaatse te vervangen door het gebruik van nieuwe technologieën, waaronder gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, videoconferenties met de begunstigden of elk bewijsstuk dat ter staving kan dienen bij het verifiëren van de correcte uitvoering van de maatregelen;

b)

die controles op om het even welk moment van het jaar uit te voeren, voor zover het mogelijk blijft om aan de hand daarvan de naleving van de subsidiabiliteitsvoorwaarden te verifiëren, ook nadat de eindbetaling is gedaan.

6.   In afwijking van artikel 59, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 kan Griekenland besluiten om de verhoging van het controlepercentage die in het aanvraagjaar 2021 had moeten worden toegepast voor de in de leden 1 tot en met 5 van dit artikel bedoelde steunregelingen en bijstandsmaatregelen, uit te stellen en te vervangen door eenzelfde verhoging voor het aanvraagjaar 2022.

HOOFDSTUK III

AFWIJKINGEN VAN DE UITVOERINGSBEPALINGEN VOOR DE GEMEENSCHAPPELIJKE MARKTORDENING

AFDELING 1

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 gelden de controles ter plaatse op de naleving van de erkenningscriteria niet voor 2021.

2.   In afwijking van artikel 27, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892:

a)

hebben de in artikel 27 van die verordening bedoelde controles ter plaatse in 2021 betrekking op een steekproef van ten minste 10 % van de voor 2020 aangevraagde totale steun;

b)

geldt de regel dat elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties die een operationeel programma uitvoert, ten minste om de drie jaar moet worden bezocht, niet voor de controles ter plaatse die in 2021 worden verricht.

3.   In afwijking van artikel 27, lid 7, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 geldt de regel dat acties in individuele bedrijven van leden van producentenorganisaties die onder de in artikel 27, lid 2, van die verordening bedoelde steekproef vallen, ten minste eenmaal op de plaats van uitvoering van de actie moeten worden bezocht om de uitvoering ervan te verifiëren, niet voor de controles ter plaatse die in 2021 worden verricht. Dergelijke bezoeken kunnen worden vervangen door door de lidstaten te bepalen andere soorten controles, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

4.   In afwijking van artikel 29, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 mogen de lidstaten in 2021 voor alle uit de markt genomen producten, ongeacht de bestemming ervan, een lager dan het in die bepaling vastgelegde percentage controleren, mits per verkoopseizoen en per producentenorganisatie niet minder dan 10 % van de betrokken hoeveelheden wordt gecontroleerd. De controles mogen worden verricht op de locatie van de producentenorganisatie of die van de ontvangers van de producten. Wanneer bij de controles onregelmatigheden aan het licht komen, voeren de lidstaten aanvullende controles uit. Dergelijke controles kunnen worden vervangen door door de lidstaten te bepalen andere soorten controles, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

5.   In afwijking van artikel 30, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 omvat elke controle in 2021 een steekproef van ten minste 3 % van de hoeveelheden die de producentenorganisatie in de loop van het verkoopseizoen 2020 uit de markt heeft genomen. Dergelijke controles kunnen worden vervangen door door de lidstaten te bepalen andere soorten controles, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

6.   In afwijking van artikel 31, leden 1 en 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 mogen de controles ter plaatse in 2021 worden vervangen door door de lidstaten te bepalen andere soorten controles, zoals gegeotagde foto’s, gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden.

AFDELING 2

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150

Artikel 8

1.   In afwijking van artikel 32, lid 1, en artikel 42, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 mogen, wanneer lidstaten vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie geen controles ter plaatse kunnen verrichten overeenkomstig die bepalingen, dergelijke controles tijdens het begrotingsjaar 2021 worden vervangen door door de lidstaten te bepalen andere soorten controles, zoals gedagtekende foto’s, gedagtekende rapporten over dronebewaking, administratieve controles of videoconferenties met de begunstigden, die garanderen dat de voorschriften inzake de steunprogramma’s in de wijnsector worden nageleefd.

2.   In afwijking van artikel 43, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 mogen, wanneer lidstaten vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie geen controles ter plaatse kunnen verrichten overeenkomstig die bepaling, dergelijke controles van concrete groenoogstacties tijdens het begrotingsjaar 2021 uiterlijk op 15 september 2021 plaatsvinden.

AFDELING 3

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274

Artikel 9

1.   In afwijking van artikel 27, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 mogen lidstaten die in 2021 vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie tijdens de periode van de wijnoogst geen verse druiven kunnen inzamelen en verwerken volgens het in deel II van bijlage III bij die verordening vermelde aantal monsters, afwijken van dat aantal monsters.

2.   In afwijking van artikel 31, lid 2, punt b), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 verrichten lidstaten die in 2021 vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie geen controles ter plaatse kunnen verrichten overeenkomstig die bepaling, dergelijke controles bij ten minste 3 % van alle in het wijnbouwkadaster vermelde wijnbouwers.

3.   In afwijking van artikel 31, lid 2, punt c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 mogen lidstaten de systematische controles ter plaatse van met wijnstokken beplante oppervlakten die niet in enig dossier over de wijnbouwer zijn opgenomen, in 2021 tijdelijk opschorten wanneer zij dergelijke controles vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet kunnen verrichten.

AFDELING 4

Afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014

Artikel 10

In afwijking van artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 mogen lidstaten die de controles ter plaatse in het kalenderjaar 2021 vanwege de maatregelen tegen de COVID-19-pandemie niet tijdig kunnen verrichten, besluiten om de controles ter plaatse geheel of gedeeltelijk te vervangen door administratieve controles of door het gebruik van bewijsmateriaal als gegeotagde foto’s, videogesprekken of ander bewijsmateriaal in elektronische vorm.

AFDELING 5

Afwijking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368

Artikel 11

In afwijking van artikel 8, lid 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 kunnen lidstaten besluiten om in het bijenteeltjaar 2021 van de drempel van 5 % voor controles ter plaatse van de aanvragers van steun in het kader van hun bijenteeltprogramma af te wijken voor zover zij de geplande controles ter plaatse vervangen door alternatieve controles zoals het opvragen van foto’s, videogesprekken of enig ander middel dat ter staving kan dienen bij het verifiëren van de correcte uitvoering van de maatregelen van het bijenteeltprogramma.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De hoofdstukken I en II en de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk III zijn met ingang van 1 januari 2021 van toepassing.

De afdelingen 1 en 2 van hoofdstuk III zijn met ingang van 16 oktober 2020 van toepassing.

Afdeling 5 van hoofdstuk III is met ingang van 1 augustus 2020 van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  PB L 78 van 20.3.2013, blz. 23.

(3)  PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41.

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/532 van de Commissie van 16 april 2020 tot afwijking, met betrekking tot het jaar 2020, van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 809/2014, (EU) nr. 180/2014, (EU) nr. 181/2014, (EU) 2017/892, (EU) 2016/1150, (EU) 2018/274, (EU) 2017/39, (EU) 2015/1368 en (EU) 2016/1240 wat betreft bepaalde in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toe te passen administratieve controles en controles ter plaatse (PB L 119 van 17.4.2020, blz. 3).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).

(6)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 180/2014 van de Commissie van 20 februari 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 228/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de ultraperifere gebieden van de Unie (PB L 63 van 4.3.2014, blz. 13).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 181/2014 van de Commissie van 20 februari 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee (PB L 63 van 4.3.2014, blz. 53).

(9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/892 van de Commissie van 13 maart 2017 tot vaststelling van voorschriften voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit (PB L 138 van 25.5.2017, blz. 57).

(10)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(11)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie van 15 april 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat de nationale steunprogramma’s in de wijnsector betreft (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 23).

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).

(13)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1).

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 615/2014 van de Commissie van 6 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de activiteitenprogramma’s ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven (PB L 168 van 7.6.2014, blz. 95).

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1368 van de Commissie van 6 augustus 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (PB L 211 van 8.8.2015, blz. 9).

(16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die Verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).

(17)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(18)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(19)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).


5.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/726 VAN DE COMMISSIE

van 4 mei 2021

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de geldigheidsduur van de goedkeuring voor de werkzame stoffen Adoxophyes orana granulovirus en flutriafol

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die geacht worden te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(2)

De goedkeuringsperiode van de werkzame stof flutriafol is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1266 van de Commissie (3) verlengd van 31 mei 2021 tot en met 31 mei 2024, en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2007 van de Commissie (4) is zij verder verlengd tot en met 31 augustus 2024. De goedkeuringsperiode van de werkzame stof Adoxophyes orana granulovirus is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2007 van de Commissie verlengd van 31 januari 2023 tot en met 31 januari 2024.

(3)

De aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van de betrokken werkzame stoffen zijn ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5). Voor de werkzame stoffen Adoxophyes orana granulovirus en flutriafol hebben de aanvragers echter bevestigd dat zij de aanvraag tot verlenging van de goedkeuring niet langer steunen.

(4)

Gezien de doelstelling van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is de verlenging van de goedkeuringsperiode van die werkzame stoffen, zoals vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2007, niet langer gerechtvaardigd. Daarom moet worden bepaald dat de goedkeuringen van Adoxophyes orana granulovirus en flutriafol verstrijken op de data waarop zij zonder de verlenging zouden verstrijken.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 mei 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1266 van de Commissie van 20 september 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode voor de werkzame stoffen 1-decanol, 6-benzyladenine, aluminiumsulfaat, azadirachtin, bupirimaat, carboxin, clethodim, cycloxydim, dazomet, diclofop, dithianon, dodine, fenazaquin, fluometuron, flutriafol, hexythiazox, hymexazool, indolylboterzuur, isoxaben, Californische pap, metaldehyde, paclobutrazool, pencycuron, sintofen, tau-fluvalinaat en tebufenozide (PB L 238 van 21.9.2018, blz. 81).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2007 van de Commissie van 8 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode van de werkzame stoffen 1-decanol, 1,4-dimethylnaftaleen, 6-benzyladenine, acequinocyl, Adoxophyes orana granulovirus, aluminiumsulfaat, amisulbrom, Aureobasidium pullulans (stammen DSM 14940 en DSM 14941), azadirachtine, Bacillus pumilus QST 2808, benalaxyl-M, bixafen, bupirimaat, Candida oleophila stam O, chlorantraniliprole, dinatriumfosfonaat, dithianon, dodine, emamectine, flubendiamide, fluometuron, fluxapyroxad, flutriafol, hexythiazox, imazamox, ipconazool, isoxaben, L-ascorbinezuur, Californische pap, sinaasappelolie, Paecilomyces fumosoroseus stam FE9901, pendimethalin, penflufen, penthiopyrad, kaliumfosfonaten, prosulfuron, Pseudomonas sp. stam DSMZ 13134, pyridalyl, pyriofenon, pyroxsulam, quinmerac, S-abscisinezuur, sedaxaan, sintofen, natriumzilver-thiosulfaat, spinetoram, spirotetramaat, Streptomyces lydicus stam WYEC 108, tau-fluvalinaat, tebufenozide, tembotrion, thiencarbazon, valifenalaat, zinkfosfide (PB L 414 van 9.12.2020, blz. 10).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).


BIJLAGE

Deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In rij 26 (Adoxophyes orana granulovirus), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 januari 2023”.

2)

In rij 353 (Flutriafol), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 mei 2021”.


BESLUITEN

5.5.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 155/23


BESLUIT (EU) 2021/727 VAN DE RAAD

van 29 april 2021

betreffende de indiening, namens de Europese Unie, van voorstellen tot wijziging van bijlagen A en B bij het Verdrag van Minamata inzake kwik, betreffende kwikhoudende producten en productieprocessen waarin kwik of kwikverbindingen worden gebruikt

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van Minamata inzake kwik (het “verdrag”) is door de Unie bij Besluit (EU) 2017/939 van de Raad (1) gesloten en is op 16 augustus 2017 in werking getreden.

(2)

Ingevolge Besluit MC-1/1 betreffende het reglement van orde, dat de Conferentie van de partijen op de eerste vergadering heeft aangenomen, stellen de partijen bij het verdrag (de “partijen”) alles in het werk om over alle inhoudelijke kwesties bij consensus overeenstemming te bereiken.

(3)

Conform artikel 4, lid 8, en artikel 5, lid 10, van het verdrag moet de Conferentie van de partijen uiterlijk op 16 augustus 2022 de bijlagen A en B bij het verdrag in overweging nemen op basis van drie elementen: ten eerste voorstellen die door de partijen zijn ingediend conform artikel 4, lid 7, en artikel 5, lid 9 van het verdrag, ten tweede informatie die door het secretariaat van het verdrag (het “secretariaat”) conform artikel 4, lid 4, en artikel 5, lid 4 van het verdrag, ter beschikking is gesteld, en ten derde de beschikbaarheid van technisch en economisch haalbare kwikvrije alternatieven, daarbij rekening houdend met de risico’s en de baten voor het milieu en de menselijke gezondheid.

(4)

De Unie heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de verdragsbepalingen inzake kwikhoudende producten en productieprocessen waarin kwik of kwikverbindingen worden gebruikt (“kwikprocessen”), alsmede aan de werkzaamheden van deskundigen die tussen de vergaderingen van de partijen zijn verricht en die zijn geïnitieerd bij Besluit MC-3/1, dat is vastgesteld door de Conferentie van de partijen in haar derde vergadering.

(5)

Bijlage II bij Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad (2), waarbij bijlage A bij het verdrag in het recht van de Unie is omgezet, heeft betrekking op een extra aantal kwikhoudende producten, en andere kwikhoudende producten mogen op grond van wetgeving van de Unie niet op de interne markt in de handel worden gebracht.

(6)

De voorstellen tot wijziging van bijlage A bij het verdrag hebben tot doel het toepassingsgebied ervan uit te breiden tot extra kwikhoudende producten. Bij iedere uitbreiding hoort/horen een datum van uitfasering of kwikregulerende maatregelen.

(7)

Bijlage III bij Verordening (EU) 2017/852, waarbij bijlage B bij het verdrag in het recht van de Unie is omgezet, heeft betrekking op een extra aantal kwikprocessen en bevat data van uitfasering voor deze processen.

(8)

Het voorstel tot wijziging van bijlage B bij het verdrag heeft tot doel het toepassingsgebied ervan uit te breiden door een datum van uitfasering in te voeren voor een kwikproces dat onder die bijlage valt.

(9)

In overeenstemming met artikel 26, lid 2, en artikel 27 wordt de tekst van voorgestelde wijzigingen uiterlijk zes maanden vóór de vergadering waarop zij ter aanneming worden voorgelegd, door het secretariaat aan de partijen toegezonden. Voorgestelde wijzigingen dienen door het secretariaat ook te worden toegezonden aan de ondertekenaren van het verdrag en ter informatie aan de depositaris van het verdrag. Aangezien de vierde vergadering van de Conferentie van de partijen gepland is voor 1 tot en met 5 november 2021, moet de Unie uiterlijk op 30 april 2021 haar voorstellen tot wijziging van de bijlagen A en B bij het verdrag bij het secretariaat indienen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Unie dient voorstellen in tot wijziging van de bijlagen A en B bij het verdrag, zoals opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

De Commissie brengt namens de Europese Unie deze wijzigingsvoorstellen ter kennis van het secretariaat.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 29 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Besluit (EU) 2017/939 van de Raad van 11 mei 2017 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Verdrag van Minamata inzake kwik (PB L 142 van 2.6.2017, blz. 4).

(2)  Verordening (EU) 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 (PB L 137 van 24.5.2017, blz. 1).


BIJLAGE

I.   VOORGESTELDE WIJZIGINGEN VAN DEEL I VAN BIJLAGE A BIJ HET VERDRAG

De Unie stelt voor om de volgende vermeldingen in deel I van bijlage A toe te voegen:

Kwikhoudende producten

Datum waarna de productie, import of export van het product verboden is (datum van uitfasering)

“Zink-zilveroxide-knoopcellen met een kwikgehalte van < 2 % en zink-lucht-knoopcellen met een kwikgehalte van < 2 %

2023

De volgende lineaire fluorescentielampen (LFL) met halofosfaten voor algemene verlichtingsdoeleinden

2023

De volgende niet-elektronische meetinstrumenten:

a)

rekstrookjes voor gebruik in plethysmografen

b)

tensiemeters

2023

De volgende elektrische en elektronische meetinstrumenten:

a)

smeltdrukomvormers, transmitters en sensoren

b)

kwikvacuümpompen

2023

Polyurethaan, met inbegrip van bussen voor het aanbrengen van polyurethaan

2023”

II.   VOORGESTELDE WIJZIGINGEN VAN DEEL II VAN BIJLAGE A BIJ HET VERDRAG

De Unie stelt voor om de volgende tekst in deel II van bijlage A toe te voegen:

“Uiterlijk op 1 januari 2024:

i)

zorgen de verdragspartijen ervoor dat tandheelkundig amalgaam uitsluitend wordt gebruikt in vooraf gedoseerde capsulevorm (1);

ii)

verbieden de verdragspartijen het gebruik van kwik in losse vorm door tandheelkundigen;

iii)

zorgen de verdragspartijen ervoor dat tandheelkundige faciliteiten waarin tandheelkundig amalgaam wordt gebruikt of waarin vullingen van tandheelkundig amalgaam of tanden met deze vullingen worden verwijderd, zijn uitgerust met amalgaamafscheiders die een retentie-efficiëntie van minimaal 95 % (2) hebben om amalgaamdeeltjes, waaronder amalgaamdeeltjes in gebruikt water, vast te houden en te verzamelen;

iv)

verbieden de verdragspartijen het gebruik van tandheelkundig amalgaam voor tandheelkundige behandelingen van melktanden van kinderen jonger dan 15 jaar en van zwangere of zogende vrouwen, tenzij dit wegens specifieke medische behoeften van de patiënt strikt noodzakelijk wordt geacht door de betrokken beoefenaar van de tandheelkunde.

III.   VOORGESTELDE WIJZIGING VAN BIJLAGE B BIJ HET VERDRAG

De Unie stelt voor om de volgende vermelding in deel I van bijlage B toe te voegen:

Fabricageprocedé waarbij kwik of kwikverbindingen worden gebruikt

Datum van uitfasering

“Productie van polyurethaan met kwikhoudende katalysatoren

2023”


(1)  Amalgaamcapsules zoals beschreven in de internationale normen ISO 13897:2018 en ISO 24234:2015 worden geacht geschikt te zijn voor gebruik door tandheelkundigen.

(2)  Of amalgaamafscheiders hieraan voldoen, dient te worden bepaald op basis van internationale normen, zoals ISO 11143:2008.””