ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 144

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
27 april 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/675 van de Raad van 20 april 2021 tot machtiging om onderhandelingen te openen tot wijziging van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010

1

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/676 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Malta om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

3

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/677 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 van de Raad tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Letland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

7

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/678 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 van de Raad tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Litouwen om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

12

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/679 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

16

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/680 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Cyprus om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

19

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/681 van de Raad van 23 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan het Koninkrijk België om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

24

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/682 van de Commissie van 26 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 wat de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 2744)

31

 

 

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

 

*

Besluit van de stuurgroep van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad van 11 december 2020 inzake interne voorschriften betreffende beperkingen van bepaalde rechten van betrokkenen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de door het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad uitgevoerde activiteiten

35

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/1


BESLUIT (EU) 2021/675 VAN DE RAAD

van 20 april 2021

tot machtiging om onderhandelingen te openen tot wijziging van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 3, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, leden 3 en 4,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is een overeenkomstsluitende partij bij de Internationale Cacao-overeenkomst 2010 (ICO) krachtens Besluit 2012/189/EU van de Raad (1) en lid van de Internationale Cacao-organisatie (ICCO).

(2)

Krachtens artikel 7 van de ICO vervult de Internationale Cacaoraad (ICR) alle functies, of zorgt hij ervoor dat alle functies vervuld worden die nodig zijn voor de uitvoering van de ICO. Krachtens artikel 12 daarvan worden besluiten van de ICR in beginsel bij consensus genomen. Indien er geen consensus is, worden de besluiten bij bijzondere meerderheid van stemmen genomen.

(3)

Krachtens artikel 10 van de ICO hebben de ICCO-leden in totaal tweeduizend stemmen in de ICR. Elk lid heeft een bepaald aantal stemmen dat jaarlijks wordt aangepast volgens de criteria die zijn vastgesteld in dat artikel.

(4)

Het is in het belang van de Unie om deel te nemen aan een internationale overeenkomst inzake cacao, gezien het belang van die sector voor een aantal lidstaten en voor de economie van de Europese cacaosector.

(5)

Een technische werkgroep die is samengesteld uit ICCO-leden, zowel producerende als exporterende landen, heeft aanzienlijke inspanningen gedaan om concrete voorstellen te doen voor de herziening van de ICO. Alle leden werden opgeroepen voorstellen in te dienen om deze technische analyse aan te vatten, zoals de Unie al heeft gedaan. De ICR moet de onderhandelingen voor een gedeeltelijke herziening van de ICO openen ruim vóór afloop van de geldigheidsduur ervan, namelijk 30 september 2022, onder leiding van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake handel en ontwikkeling (Unctad). Alle te herziene onderdelen van de ICO moeten het voorwerp van formele onderhandelingen vormen. Deze onderhandelingen moeten uiterlijk op 30 september 2022 worden afgerond.

(6)

In het kader van de formele onderhandelingen overeengekomen wijzigingen moeten worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 63 van de ICO vastgestelde procedure. Krachtens dat artikel kan de ICR, bij consensus of met een bijzondere meerderheid van stemmen, een wijziging van de ICO aanbevelen aan de overeenkomstsluitende partijen. De wijziging wordt van kracht overeenkomstig artikel 63, lid 1, van de ICO, waarbij kennisgeving van aanvaarding van een bepaald percentage van de overeenkomstsluitende partijen bij de ICO wordt vereist. Aangezien de Unie overeenkomstig artikel 4 daarvan lid is van de ICCO en overeenkomstsluitende partij is bij de ICO, moet zij aan onderhandelingen tot wijziging van de ICO kunnen deelnemen.

(7)

Het is derhalve passend dat de Commissie wordt gemachtigd om onderhandelingen te voeren over de gedeeltelijke herziening van de ICO,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De Commissie wordt gemachtigd om namens de Unie te onderhandelen over de herziening van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010.

2.   De onderhandelingen worden gevoerd op basis van de in het aanhangsel bij dit besluit vastgestelde onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad.

Artikel 2

De onderhandelingen worden gevoerd in overleg met de Werkgroep grondstoffen.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Commissie.

Gedaan te Brussel, 20 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Besluit 2012/189/EU van de Raad van 26 maart 2012 betreffende de sluiting van de Internationale Cacao-overeenkomst 2010 (PB L 102 van 12.4.2012, blz. 1).


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/3


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/676 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Malta om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van Malta op 7 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan Malta toegekend in de vorm van een lening van maximaal 243 632 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van Malta om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door Malta te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen, soortgelijke maatregelen en maatregelen op gezondheidsgebied als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 van de Raad (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Malta nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Malta ten aanzien van de in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 bedoelde maatregelen.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Malta in 2020 en 2021 heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Malta tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 9,4 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 55,2 % van het bbp hebben. In 2021 zal het overheidstekort van Malta naar verwachting dalen tot 6,3 % van het bbp, terwijl de overheidsschuld zal toenemen tot 60,0 % van het bbp. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Malta in 2021 met 4,5 % toenemen.

(5)

Op 10 maart 2021 heeft Malta de Unie om 177 185 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het met name om de in de overweging 6 beschreven maatregel.

(6)

Bij de “Malta Enterprise Act (Chap. 463 of the Laws of Malta)/L-Att dwar il-Korporazzjoni għall-Intrapriża ta” Malta (Kap. 463 tal-Liġijiet ta” Malta)” en de “Government Notice No. 389 van 13 april 2020/Notifikazzjoni tal-Gvern Nru 389 tat-13 ta” April 2020”, waarnaar in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 wordt verwezen, is een loontoeslag wegens COVID-19 ingevoerd voor werknemers en zelfstandigen om de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte verstoring op te vangen. In de periode maart-juni 2020 kwamen werknemers met een voltijdse baan uit de in bijlage A opgenomen lijst van sectoren die het hardst door de crisis zijn getroffen en waarnaar in “Government Notice nr. 389” werd verwezen, in aanmerking voor een loontoeslag van 800 EUR per maand. Werknemers met een voltijdse baan uit de in bijlage B opgenomen lijst van sectoren die minder hard getroffen zijn en waarnaar in “Government Notice nr. 389” werd verwezen, konden 160 EUR per maand ontvangen. Er was ook steun beschikbaar voor werknemers met een deeltijdse baan, voor een lager bedrag. In juli 2020 zijn de lijsten van sectoren in de twee bijlagen herzien. In sectoren die eerder onder de regeling vielen maar niet in de herziene bijlagen A of B zijn opgenomen, werd een loontoeslag van 600 EUR verleend voor werknemers met een voltijdse baan. De regeling, met deze voorwaarden, werd verlengd tot eind 2020. Sinds januari 2021 weerspiegelt de loontoeslag een daling van de verkoop tussen maart en oktober 2020 ten opzichte van de omzet die werd aangegeven voor de periode van zes maanden tussen maart en oktober 2019. Indien geen btw-gegevens beschikbaar zijn, wordt de loontoeslag uitgekeerd op basis van de criteria die van toepassing waren in 2020. De regeling zal naar verwachting lopen tot eind 2021. In de tweede helft van 2021 blijft de steun van kracht voor activiteiten inzake accommodatie en catering in overeenstemming met de vastgestelde parameters. Voor andere in aanmerking komende activiteiten daalt de steun tot 66 % in het derde kwartaal van 2021 en verder tot 33 % in het laatste kwartaal van het jaar. De regeling blijft enkel beschikbaar voor de ondernemingen die al bij de vorige regeling voor steun in aanmerking kwamen. Momenteel wordt de regeling in de praktijk toegepast door “Malta Enterprise” en zij zal worden gespecificeerd in een volgende “Government Notice”. Volgens de nieuwe regels dekt de regeling ook de vervanging van werknemers (d.w.z. de vervanging van werknemers die hun contract na juni 2020 vrijwillig beëindigd hebben), zolang het aantal werknemers van eind mei 2020 niet wordt overschreden. De autoriteiten hebben enkel een verzoek ingediend voor het gedeelte van de overheidsuitgaven in verband met de werknemers die ononderbroken in dienst bleven, zonder het gedeelte voor de nieuw in dienst genomen werknemers.

(7)

Malta voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Malta heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 427 961 805 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij rechtstreeks verband houdt met de verlenging van een bestaande nationale arbeidsmaatregel die vergelijkbaar is met de werktijdverkortingsregeling die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Malta bestrijken. Malta heeft 7 144 805 EUR van de extra overheidsuitgaven met eigen middelen gefinancierd.

(8)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Malta geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met een maatregel die vergelijkbaar is met de werktijdverkortingsregeling, waarvan sprake is in het verzoek van Malta van 10 maart 2021.

(9)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Malta te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(10)

Malta en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(11)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(12)

Malta moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Malta die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(13)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Malta en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Unie stelt Malta een lening van maximaal 420 817 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Malta mag de volgende maatregelen financieren:

a)

de loontoeslag wegens COVID-19, waarin wordt voorzien door de “Malta Enterprise Act (Chap 463. of the Laws of Malta)/L-Att dwar il-Korporazzjoni għall-Intrapriża ta” Malta (Kap. 463 tal-Liġijiet ta” Malta)” en “Government Notice nr. 389 van 13 april 2020/Notifikazzjoni tal-Gvern Nru. 389 tat-13 ta” April 2020”, zoals verlengd en gewijzigd in 2020 en 2021;

b)

de invaliditeitsuitkering wegens COVID-19, waarin wordt voorzien door “Government Notice nr. 331 van 25 maart 2020/Notifikazzjoni tal-Gvern Nru 331 tal-25 ta” Marzu 2020”;

c)

de ouderschapsuitkering wegens COVID-19, waarin wordt voorzien door “Government Notice nr. 330 van 25 maart 2020/Notifikazzjoni tal-Gvern Nru 330 tal-25 ta” Marzu 2020”;

d)

de uitkering op medische grond wegens COVID-19, waarin wordt voorzien door “Government Notice nr. 353 van 30 maart 2020/Notifikazzjoni tal-Gvern Nru 353 tat-30 ta” Marzu 2020”.”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   Malta stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

2.   Voor zover de in artikel 3 bedoelde maatregelen zijn gebaseerd op geplande overheidsuitgaven en onderworpen zijn aan een uitvoeringsbesluit tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352, stelt Malta de Commissie binnen zes maanden na de vaststelling van dat gewijzigde uitvoeringsbesluit, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Malta.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1352 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Malta om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 42).


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/7


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/677 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 van de Raad tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Letland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van Letland op 7 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan Letland toegekend in de vorm van een lening van maximaal 192 700 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van Letland om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door Letland te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen, soortgelijke en gezondheidsgerelateerde maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 van de Raad (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Letland nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Letland voor de nieuwe maatregelen, namelijk ziekte-uitkeringen voor ouders en zorgverleners en premies voor medisch personeel en werknemers die de COVID-19-crisis bestrijden, en voor maatregelen als bedoeld in artikel 3, punten a), c), d), f) en g) van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Letland in 2020 en 2021 heeft getroffen om die uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten ervan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Letland tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 7,4 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 47,5 % van het bbp hebben. In 2021 zullen het overheidstekort en de overheidsschuld van Letland naar verwachting teruglopen tot respectievelijk 3,5 % en 45,9 % van het bbp. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Letland in 2021 met 3,5 % toenemen.

(5)

Op 11 maart 2021 heeft Letland de Unie om 112 500 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de sociaal-economische gevolgen van die uitbraak voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 6 tot en met 8 beschreven maatregelen.

(6)

“Kabinetsverordening nr. 709 betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor belastingbetalers voor de voortzetting van hun activiteiten in de context van de COVID-19-crisis” (vastgesteld op 24 november 2020 (3) en gewijzigd op 12 januari 2021 (4)) houdt een uitbreiding en wijziging in van de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers als bedoeld in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351. Die regeling is van toepassing op ondernemingen, gewone zelfstandigen en zelfstandigen die voor het systeem van de licentievergoeding hebben geopteerd, wier inkomsten uit economische activiteiten met ten minste 20 % zijn gedaald in vergelijking met het gemiddelde van de periode augustus-oktober 2020. De regeling vergoedt tijdelijk werkloze werknemers of zelfstandigen met 50 % of 70 % van hun salaris of inkomen, afhankelijk van de belastingregeling waaronder zij werkzaam zijn. Het minimumniveau van de steun is vastgesteld op 500 EUR en het maximum op 1 000 EUR per werknemer per kalendermaand. Bij de regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers is ook de kinderbonus voor werknemers als bedoeld in artikel 3, punt c), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 gevoegd.

De bonus van 50 EUR per maand per kind biedt extra steun aan niet-actieve werknemers die recht hebben op een vermindering van de inkomstenbelasting voor personen ten laste. De steunmaatregel is verlengd bij “Kabinetsverordening nr. 706 van 1 december 2020 betreffende de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven” (5) en bij “Kabinetsverordening nr. 15 van 11 januari 2021 betreffende de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven” (6). De maatregel kan worden beschouwd als vergelijkbaar met werktijdverkortingsregelingen als bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien inkomenssteun wordt verstrekt aan werknemers en zelfstandigen.

(7)

De regeling voor loonsubsidies biedt steun voor werkgevers die geconfronteerd worden met een daling van de inkomsten uit een economische activiteit met ten minste 20 %. De regeling bedraagt 50 % van het gemiddelde brutomaandloon, met een maximum van 500 EUR per kalendermaand. De begunstigde werkgevers zijn verplicht het dienstverband van ondersteunde werknemers in stand te houden en de loonsubsidie aan te vullen tot het volledige reguliere loon; De regeling is vastgesteld bij “Kabinetsverordening nr. 675 betreffende regels inzake de verlening van steun aan belastingbetalers voor de voortzetting van hun activiteiten in de context van de COVID-19-crisis” (vastgesteld op 10 november 2020 (7) en gewijzigd op 12 januari 2021 (8)) en “Kabinetsbesluit nr. 128 van 26 februari 2021 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven” (9). De maatregel vormt een uitbreiding van de regeling voor loonsubsidies voor de toerisme- en de exportsector als bedoeld in artikel 3, punt d), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351, en breidt de dekking uit naar alle in aanmerking komende werkgevers.

(8)

Ziekte-uitkeringen voor ouders en mantelzorgers verlenen steun aan werknemers die niet op afstand kunnen werken en moeten zorgen voor kinderen jonger dan 10 jaar of personen met een handicap, terwijl de scholen en dagverblijven gesloten zijn als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De maatregel kan worden beschouwd als vergelijkbaar met werktijdverkortingsregelingen als bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, aangezien inkomenssteun wordt verstrekt aan ouders en mantelzorgers, en de werkgelegenheid wordt beschermd door te voorkomen dat ouders en mantelzorgers die voor kinderen of personen met een handicap moeten zorgen terwijl de scholen en dagopvang gesloten zijn, hun dienstverband moeten beëindigen. Ziekte-uitkeringen zijn geregeld bij de “wijziging van de Wet op de moederschaps- en ziektekostenverzekering van 26 november 2020” (10) en “Kabinetsbesluit nr. 707 van 1 december 2020 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven” (11) en “Kabinetsbesluit nr. 13 van 11 januari 2021 inzake de toewijzing van financiële middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene uitgaven” (12).

(9)

Letland heeft ook een reeks gezondheidsgerelateerde maatregelen verder uitgebreid en een aantal nieuwe ingevoerd om de COVID-19-crisis aan te pakken. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 10 tot en met 12 beschreven maatregelen.

(10)

Een verlenging tot en met 30 juni 2021 van de COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen als bedoeld in artikel 3, punt g), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 is vastgesteld bij de “wijzigingen van de Wet betreffende moederschaps- en ziektekostenverzekering van 12 november 2020” (13). De overheid betaalt de volledige uitkering bij ziekteverlof voor mensen die niet konden werken omdat zij in zelfisolatie of zelfquarantaine moeten gaan, terwijl normaal gesproken de ziekte-uitkering wordt gedeeld met de werkgever;

(11)

Aanvullende steun wordt verleend voor gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals bedoeld in artikel 3, punt f), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351. De uitgaven zijn reeds in 2020 uitgevoerd, met inbegrip van die uitgaven die zijn vastgesteld bij “Kabinetsverordening nr. 380 van 9 juni 2020 betreffende voorschriften inzake de middelen om te zorgen voor de nodige epidemiologische veiligheid voor instellingen die op de lijst van prioritaire instellingen en behoeften zijn opgenomen” (14).

(12)

Premies voor medisch personeel en werknemers die de COVID-19-crisis bestrijden, van 20 % tot 100 % van het maandsalaris, belonen werk verricht in omstandigheden met grotere risico’s en hogere werkdruk, zoals bepaald in “Kabinetsbesluiten nr. 136 van 27 maart 2020 en nr. 656 van 6 november 2020 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen” (15), “Kabinetsbesluit nr. 743 van 8 december 2020 inzake wijzigingen van Kabinetsbesluit nr. 655 van 6 november 2020 inzake het uitroepen van de noodtoestand” (16) en “Kabinetsbesluit nr. 37 van 21 januari 2021 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen” (17). Die premies komen bovenop de maximumpremie die is vastgesteld in de “Wet op de bezoldiging van ambtenaren en werknemers van de staat en de lokale overheden”. De maatregel ondersteunt de werkgelegenheid door de gezondheidsveiligheid van werknemers en de continuïteit van essentiële openbare diensten te waarborgen.

(13)

Letland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Letland heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 405 297 901 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij zowel verband houdt met nieuwe maatregelen als met een verlenging van bestaande maatregelen die rechtstreeks verband houden met de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Letland bestrijken. Letland is voornemens 100 097 901 EUR van de extra overheidsuitgaven met eigen middelen te financieren.

(14)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Letland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsook de desbetreffende gezondheidsgerelateerde maatregelen in verband met de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake is in het verzoek van Letland van 11 maart 2021.

(15)

De maatregelen op gezondheidsgebied, als bedoeld in het verzoek van Letland van 11 maart 2021 en in de overwegingen 10 tot en met 12, komen neer op 22 304 365 EUR.

(16)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Letland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(17)

Letland en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(18)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(19)

Letland moet de Commissie regelmatig informeren over de uitvoering van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Letland die uitgaven heeft uitgevoerd.

(20)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Letland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Unie stelt Letland een lening van maximaal 305 200 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Letland mag de volgende maatregelen financieren:

a)

de verlengde en gewijzigde regeling voor de compensatie van inactiviteit voor werknemers, waarin wordt voorzien door “Kabinetsverordening nr. 179 (aangenomen op 31 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19” en Kabinetsverordening nr. 165 (aangenomen op 26 maart 2020) betreffende voorschriften inzake de werkgevers die worden getroffen door de door COVID-19 veroorzaakte crisis en die in aanmerking komen voor de toelage voor inactiviteit en de betaling van achterstallige belasting in termijnen of uitstel daarvan met maximaal drie jaar”;

b)

de inactiviteitstoelage, waarin wordt voorzien door “Kabinetsverordening nr. 236 (aangenomen op 23 april 2020) betreffende voorschriften inzake de toelage voor inactiviteit voor werknemers en zelfstandigen die worden getroffen door de verspreiding van COVID-19”;

c)

de verlengde kinderbonus voor werknemers, waarin wordt voorzien door “Kabinetsbesluit nr. 178 van 16 april 2020 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”;

d)

de verlengde regeling voor loonsubsidies voor de toerisme- en de exportsector, waarin wordt voorzien door het “Informatief verslag over maatregelen om de COVID-19-crisis aan te pakken en over het economisch herstel”;

e)

de loonondersteunende betalingen voor medisch personeel en werknemers in de culturele sector, waarin wordt voorzien door respectievelijk de “Wet inzake maatregelen voor de preventie en bestrijding van bedreigingen voor de staat en de gevolgen daarvan in verband met de verspreiding van COVID-19”, de “Wet inzake de bestrijding van de gevolgen van de verspreiding van besmettingen met COVID-19” respectievelijk “Kabinetsbesluit nr. 303 van 3 juni 2020 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”;

f)

de verlengde gezondheidsgerelateerde uitgaven voor persoonlijke beschermingsmiddelen, waarin wordt voorzien door “Kabinetsbesluiten nr. 79 van 3 maart 2020, nr. 118 van 20 maart 2020 en nr. 220 van 27 april 2020 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”, “Kabinetsverordening nr. 380 van 9 juni 2020 betreffende voorschriften inzake de middelen om te zorgen voor de nodige epidemiologische veiligheid voor instellingen die op de lijst van prioritaire instellingen en behoeften zijn opgenomen”;

g)

de verlengde COVID-19-gerelateerde ziekte-uitkeringen, waarin wordt voorzien door de “wijziging van de Wet betreffende moederschaps- en ziektekostenverzekering” (aangenomen op 20 maart 2020);

h)

ziekte-uitkeringen voor ouders en verzorgers, als bepaald in de “wijziging van de Wet betreffende moederschaps- en ziektekostenverzekering” (afdelingen 48 en 49 van de overgangsbepalingen), aangenomen op 26 november 2020, en “Kabinetsbesluit nr. 707 van 1 december 2020 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen” en “Kabinetsbesluit nr. 13 van 11 januari 2021 inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”;

i)

premies voor medisch personeel en werknemers die de COVID-19-crisis bestrijden, als bepaald in “Kabinetsbesluit nr. 136 (aangenomen op 27 maart 2020) inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”, “Kabinetsbesluit nr. 656 (aangenomen op 6 november 2020) inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”, “Kabinetsbesluit nr. 743 van 8 december 2020 tot wijziging van Kabinetsbesluit nr. 655 van 6 november 2020 inzake het uitroepen van de noodtoestand” en “Kabinetsbesluit nr. 37 (aangenomen op 21 januari 2021) inzake de toewijzing van middelen uit het staatsbegrotingsprogramma betreffende het fonds voor onvoorziene gebeurtenissen”.”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   Letland stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

2.   Als in artikel 3 bedoelde maatregelen gebaseerd zijn op geplande overheidsuitgaven en onderworpen zijn aan een uitvoeringsbesluit tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351, stelt Letland de Commissie uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van dat gewijzigde uitvoeringsbesluit, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Letland.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1351 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Letland om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 38).

(3)  Latvijas Vēstnesis, 230B van 27.11.2020.

(4)  Latvijas Vēstnesis, 9A van 14.1.2021.

(5)  Latvijas Vēstnesis, 234 van 3.12.2020.

(6)  Latvijas Vēstnesis, 9 van 14.1.2021.

(7)  Latvijas Vēstnesis, 222A van 16.11.2020.

(8)  Latvijas Vēstnesis, 9 van 14.1.2021.

(9)  Latvijas Vēstnesis, 42 van 2.3.2021.

(10)  Latvijas Vēstnesis, 230A van 27.11.2020.

(11)  Latvijas Vēstnesis, 234 van 3.12.2020.

(12)  Latvijas Vēstnesis, 9 van 14.1.2021.

(13)  Latvijas Vēstnesis, 221A van 13.11.2020.

(14)  Latvijas Vēstnesis, 113A van 12.6.2020.

(15)  Latvijas Vēstnesis, 62B van 27.3.2020, Latvijas Vēstnesis, 218 van 10.11.2020.

(16)  Latvijas Vēstnesis, 237A van 8.12.2020.

(17)  Latvijas Vēstnesis, 16 van 25.1.2021.


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/12


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/678 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 van de Raad tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Litouwen om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van Litouwen op 7 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan Litouwen toegekend in de vorm van een lening van maximaal 602 310 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van Litouwen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door Litouwen te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Litouwen nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Litouwen ten aanzien van de in artikel 3, punten a) en b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 bedoelde maatregelen.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Litouwen in 2020 en 2021 heeft getroffen om die uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Litouwen tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 8,4 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 47,2 % van het bbp hebben. In 2021 zullen het overheidstekort en de overheidsschuld van Litouwen naar verwachting respectievelijk 6,0 % en 50,7 % van het bbp bedragen. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Litouwen in 2021 met 2,2 % toenemen.

(5)

Op 11 maart 2021 heeft Litouwen de Unie om 354 950 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 6 tot en met 8 beschreven maatregelen.

(6)

In de “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020 (3), als bedoeld in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350, heeft Litouwen een subsidieregeling ingevoerd voor werkgevers die het geraamde loon dekt van elke werknemer die inactief is geworden. als ondersteuning tijdens de quarantaine en de noodtoestand. Vóór 1 januari 2021 kon een werkgever kiezen tussen een subsidie van 70 % van het loon, tot een maximum van anderhalve keer het minimumloon, of een subsidie van 90 % van het loon (100 % voor werknemers van 60 jaar en ouder), tot maximaal het minimumloon. Sinds 1 januari 2021 kan een werkgever een subsidie van 100 % van het loon ontvangen, tot een maximum van anderhalve keer het minimumloon. Werkgevers die gebruikmaken van de regeling, moeten ten minste 50 % van hun werknemers in dienst houden tot minstens drie maanden na het einde van de loonsubsidie.

(7)

Overeenkomstig de “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020, als bedoeld in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350, werden ook subsidies betaald voor werknemers die terugkeren na inactiviteit (4), tot een periode van zes maanden na hun terugkeer naar het werk. Met een begrenzing tot het minimumloon of twee keer het minimumloon afhankelijk van de economische activiteit van de werkgever, kan de steun in de eerste en tweede maand na de terugkeer naar het werk tot 100 %, in de derde en vierde maand tot 50 % en in de vijfde en de zesde maand tot 30 % van het werknemersloon bedragen. Die subsidies kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als een werktijdverkortingsregeling in de zin van Verordening (EU) 2020/672 omdat zij ertoe strekten inkomenssteun te verstrekken aan werknemers en bestaande banen in stand te houden.

(8)

De overheid heeft ook uitkeringen ingevoerd voor zelfstandigen, met inbegrip van zelfstandigen met een landbouwbedrijf of een boerderij van minstens vier economische grootte-eenheden, als bedoeld in artikel 3, punt b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350. Die maatregel is in 2020 gewijzigd (5). In 2020 bedroeg die uitkering 257 EUR en werd zij betaald tijdens de periode van quarantaine en noodtoestand en de daaropvolgende twee maanden. In 2021 bedraagt de uitkering 260 EUR en wordt zij betaald tijdens de periode van quarantaine en noodtoestand en de daaropvolgende maand. De uitkeringen voor zelfstandigen kunnen worden beschouwd als een soortgelijke maatregel als een werktijdverkortingsregeling in de zin van Verordening (EU) 2020/672 omdat zij ertoe strekken de zelfstandigen of daarmee gelijkgestelde categorieën van werkenden te beschermen tegen inkomensderving of -verlies.

(9)

Litouwen voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Litouwen heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 1 101 607 198 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij verband houdt met een verlenging van bestaande nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Litouwen bestrijken. Litouwen financierde 144 347 198 EUR van de stijging van het uitgavenbedrag uit Uniemiddelen.

(10)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Litouwen geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, waarvan sprake is in het verzoek van Litouwen van 11 maart 2021.

(11)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Litouwen te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(12)

Litouwen en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(13)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(14)

Litouwen moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Litouwen die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(15)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Litouwen en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Unie stelt Litouwen een lening van maximaal 957 260 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Litouwen mag de volgende maatregelen financieren:

a)

de loonsubsidies gedurende de periode van inactiviteit, waarin wordt voorzien door artikel 41 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020;

b)

de loonsubsidies na de periode van inactiviteit, waarin wordt voorzien door artikel 41 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020;

c)

de uitkeringen aan zelfstandigen, waarin wordt voorzien door artikel 5-1 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020;

d)

de uitkeringen aan zelfstandigen met een landbouwbedrijvigheid, waarin wordt voorzien door artikel 5-2 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd in 2020”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   Litouwen stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

2.   Als in artikel 3 bedoelde maatregelen gebaseerd zijn op geplande overheidsuitgaven en onderworpen zijn aan een uitvoeringsbesluit tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350, stelt Litouwen de Commissie uiterlijk zes maanden na de datum van vaststelling van dat gewijzigde uitvoeringsbesluit, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Litouwen.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1350 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Litouwen om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 35).

(3)  Artikel 41, deel 2-1 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd bij “Wet nr. XIII-2822” van 17 maart 2020, “Wet nr. XIII-2846” van 7 april 2020, “Wet nr. XIII-3005” van 4 juni 2020 en “Wet nr. XIV-131” van 23 december 2020.

(4)  Artikel 41, deel 2-4 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd bij “Wet nr. XIII-2822” van 7 mei 2020 en “Wet nr. XIII-3005” van 4 juni 2020.

(5)  Artikel 5-1 van “Arbeidswet nr. XII-2470” van 21 juni 2016, als gewijzigd bij Wet nr. XIII-2822 van 17 maart 2020, Wet nr. XIII-2846 van 7 april 2020, Wet nr. XIII-2877 van 30 april 2020 en Wet nr. XIV-35 van 3 december 2020.


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/16


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/679 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van Griekenland van 6 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan Griekenland toegekend in de vorm van een lening van maximaal 2 728 000 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van Griekenland om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door Griekenland ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Griekenland nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Griekenland ten aanzien van de in artikel 3, punten a) en b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 bedoelde maatregelen.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Griekenland in 2020 en 2021 heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Griekenland tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 6,9 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 207,1 % van het bbp hebben. In 2021 zullen het overheidstekort en de overheidsschuld van Griekenland naar verwachting teruglopen tot respectievelijk 6,3 % en 200,7 % van het bbp. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Griekenland in 2021 met 3,5 % toenemen.

(5)

Op 9 maart 2021 heeft Griekenland de Unie om 2 537 000 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 6 en 7 beschreven maatregelen.

(6)

Meer bepaald betreft het verzoek van Griekenland de wetgevingshandeling van 14 maart 2020 (3), als genoemd in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346, waarmee een bijzondere uitkering is ingevoerd voor werknemers in de particuliere sector van wie het arbeidscontract is geschorst. Die maatregel moet de werkgelegenheid beschermen in ondernemingen die hun activiteiten stopzetten op last van de overheid of die behoren tot economische sectoren die zwaar door de COVID-19-uitbraak zijn getroffen. Daarbij gaat het om een bijzondere maandelijkse uitkering van 534 EUR voor werknemers van wie de arbeidscontracten zijn geschorst. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst. De maatregel is verlengd tot en met 31 maart 2021 voor reguliere werknemers en tot en met 31 oktober 2021 voor seizoenwerkers. In de komende maanden kunnen verdere verlengingen van toepassing zijn op een afnemend aantal in aanmerking komende economische sectoren.

(7)

De autoriteiten hebben daarnaast financiering door de overheid ingevoerd van de socialezekerheidsdekking van werknemers die de in overweging 6 bedoelde bijzondere uitkering ontvangen, zoals bedoeld in artikel 3, punt b), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346. Voorwaarde om voor de regeling in aanmerking te komen, is dat de werkgever hetzelfde aantal werknemers (dat wil zeggen dezelfde werknemers) behoudt voor een periode die gelijk is aan de periode waarin het arbeidscontract was geschorst.

(8)

Griekenland voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Griekenland heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 6 071 899 097 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij verband houdt met een verlenging van bestaande nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Griekenland bestrijken. Griekenland is voornemens 806 899 097 EUR van de extra overheidsuitgaven met eigen middelen te financieren.

(9)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Griekenland geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen waarvan sprake is in het verzoek van Griekenland van 9 maart 2021.

(10)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Griekenland te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(11)

Griekenland en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(12)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(13)

Griekenland moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Griekenland die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(14)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Griekenland en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Unie stelt Griekenland een lening van maximaal 5 265 000 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Griekenland mag de volgende maatregelen financieren:

a)

een bijzondere uitkering voor werknemers van wie de arbeidscontracten zijn geschorst, waarin wordt voorzien door artikel 13 van de “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020”, zoals uitgebreid;

b)

de socialezekerheidsdekking van werknemers in het kader van de in punt a) van dit artikel bedoelde maatregel, waarin wordt voorzien door artikel 13 van de “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020”, zoals uitgebreid;

c)

een bijzondere uitkering voor zelfstandige beroepsbeoefenaren, waarin wordt voorzien door artikel 8 van de “Wetgevingshandeling van 20 maart 2020”;

d)

een regeling voor werktijdverkorting, waarin wordt voorzien door artikel 31 van “Wet 4690/2020”;

e)

de werkgeverspremies voor werknemers in seizoensgebonden ondernemingen in de tertiaire sector, waarin wordt voorzien door artikel 123 van “Wet 4714/2020”.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1346 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Helleense Republiek om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 21).

(3)  “Wetgevingshandeling van 14 maart 2020” (Staatscourant A’ 64), bekrachtigd bij artikel 3 van “wet nr. 4682/2020” (Staatscourant A’ 76); “ministeriële regeling nr. 12998/232” (Staatscourant B’ 1078/28 maart 2020), “ministeriële regeling nr. 16073/287/22 april 2020” (Staatscourant B’ 1547/22 april 2020), “ministeriële regeling nr. 17788/346/8 mei 2020” (Staatscourant B’ 1779/10 mei 2020), “ministeriële regeling nr. 23102/477/2020” (Staatscourant B’ 2268/13 juni 2020), “ministeriële regeling 49989/1266/2020” (Staatscourant B’ 5391/7 december 2020); en “ministeriële regeling 45742/1748” (Staatscourant B' 5515/16 december 2020).


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/19


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/680 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan de Republiek Cyprus om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van Cyprus van 6 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan Cyprus toegekend in de vorm van een lening van maximaal 479 070 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van Cyprus om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door Cyprus te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen, soortgelijke maatregelen en maatregelen op gezondheidsgebied als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 van de Raad (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in Cyprus nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in Cyprus ten aanzien van de in artikel 3, punten a tot en met e), g) en h), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 bedoelde maatregelen.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die Cyprus in 2020 en 2021 heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou Cyprus tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 6,1 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 112,6 % van het bbp hebben. In 2021 zullen het overheidstekort en de overheidsschuld van Cyprus naar verwachting teruglopen tot respectievelijk 2,3 % en 108,2 % van het bbp. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van Cyprus in 2021 met 3,2 % toenemen.

(5)

Op 10 maart 2021 heeft Cyprus de Unie om 124 700 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 6 tot en met 13 beschreven maatregelen.

(6)

“Wet nr. 27(I)/2020” (3), “Wet nr. 49(I)/2020” (4), “Wet nr. 140(I)/2020” (5) en “Wet 36(I)2021” (6) waren de grondslag voor de invoering van een reeks maandelijkse bestuurlijke besluiten (7) waarin maatregelen werden uiteengezet om aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Op basis van die wetten hebben de autoriteiten een “bijzondere verlofregeling” ingevoerd, als bedoeld in artikel 3, punt a), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344, waarmee wordt voorzien in looncompensatie voor ouders die in de particuliere sector werken en kinderen tot 15 jaar of kinderen — ongeacht de leeftijd — met een handicap hebben. Die bijzondere verlofregeling kan worden beschouwd als een maatregel die vergelijkbaar is met werktijdverkortingsregelingen, als bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, omdat daarmee wordt voorzien in inkomenssteun voor werknemers en die regeling helpt werkgelegenheid te behouden doordat wordt voorkomen dat ouders die voor hun kinderen moeten zorgen omdat scholen gesloten zijn, het dienstverband moeten opzeggen. De maatregel, die oorspronkelijk gold voor de periode van februari tot en met juni 2020, is uitgebreid om ook de periode januari tot en met juli 2021 te dekken.

(7)

Bovendien waren wet nr. 27(I)/2020, Wet nr. 49(I)/2020, Wet nr. 140(I)/2020 en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal maandelijkse bestuurlijke besluiten (8) de grondslag voor de invoering van een regeling ter ondersteuning van ondernemingen die hun activiteiten volledig moesten schorsen, als bedoeld in artikel 3, punt b), van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344. Met die regeling wordt voorzien in looncompensatie voor 97 % van de werknemers van ondernemingen die gedwongen zijn hun activiteiten te schorsen, op voorwaarde dat de werkgelegenheid behouden blijft. De compensatie dekt 60 % van het salaris van de werknemer of 60 % van de socialezekerheidsrechten die de werknemer heeft opgebouwd in 2018 (in 2019 voor de periode van juli en augustus 2020), afhankelijk van wat het grootst is. Het bedrag van de compensatie ligt tussen maximaal 1 214 EUR en minimaal 360 EUR per maand. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode van maart tot en met augustus 2020 en werd verlengd om ook de periode van september 2020 tot en met juli 2021 te dekken.

(8)

Bovendien waren “Wet nr. 27(I)/2020”,“Wet nr. 49(I)/2020”, “Wet nr. 140(I)/2020” en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal maandelijkse bestuurlijke besluiten (9) de grondslag voor de invoering van een regeling ter ondersteuning van ondernemingen die hun activiteiten gedeeltelijk moesten schorsen, als bedoeld in artikel 3, punt b), van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344. Die regeling voorziet in looncompensatie voor werknemers van ondernemingen die als gevolg van de COVID-19-crisis hun omzet zien dalen, op voorwaarde dat de werkgelegenheid behouden blijft. De compensatie dekt 60 % van het salaris van de werknemer of 60 % van de socialezekerheidsrechten die de werknemer heeft opgebouwd in 2018, afhankelijk van wat het grootst is. Het bedrag van de compensatie ligt tussen maximaal 1 214 EUR en minimaal 360 EUR per maand. De maatregel, die oorspronkelijk gold voor de periode maart-juni 2020, is uitgebreid om ook de periode januari-mei 2021 te dekken.

(9)

“Wet nr. 27(I)/2020”, “Wet nr. 49(I)/2020”, “Wet nr. 140(I)/2020” en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal maandelijkse bestuurlijke besluiten (10) waren de grondslag voor de invoering van een “bijzondere regeling voor zelfstandigen”, als bedoeld in artikel 3, punt c), van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344. Die regeling voorziet in compensatie voor zelfstandigen die geen activiteiten kunnen uitoefenen overeenkomstig het decreet van de minister van Gezondheid of een kabinetsbesluit. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode maart-juni 2020, en werd uitgebreid om ook de periode juli 2020 tot en met juli 2021 te dekken.

(10)

“Wet nr. 27(I)/2020”, “Wet nr. 49(I)/2020”, “Wet nr. 140(I)/2020” en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal maandelijkse bestuurlijke besluiten (11) waren de grondslag voor de invoering van een “bijzondere regeling voor hotels en toeristische accommodatie”, als bedoeld in artikel 3, punt d), van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344. Die regeling voorziet in looncompensatie ter ondersteuning van werknemers in de hotelsector en andere bedrijven die toeristische accommodatie aanbieden, en van wie de werkgever zijn activiteiten volledig heeft geschorst of die zijn omzet met meer dan 40 % zag terugvallen. Voorwaarde om de aan de regeling te kunnen deelnemen, is het behoud van werkgelegenheid. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode juni tot en met oktober 2020, en werd uitgebreid om ook de periode november 2020 tot en met juli 2021 te dekken.

(11)

“Wet nr. 27(I)/2020”, “Wet nr. 49(I)/2020”, “Wet nr. 140(I)/2020” en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal maandelijkse bestuurlijke besluiten (12) waren de grondslag voor de invoering van een “bijzondere regeling ter ondersteuning van bedrijven uit de toeristische sector of getroffen door het toerisme of verbonden met bedrijven die hun activiteiten volledig moeten schorsen”, als bedoeld in artikel 3, punt e), van uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344. Die regeling voorziet in looncompensatie voor werknemers in de hotelsector en andere bedrijven die toeristische accommodatie aanbieden, die hun activiteiten volledig hebben geschorst of die hun omzet met meer dan 40 % zagen terugvallen, tegenover 55 % in de oorspronkelijke regeling, op voorwaarde dat de werkgelegenheid behouden blijft. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode juni tot en met augustus 2020 en werd uitgebreid en gewijzigd om ook de periode september 2020 tot en met 2021 te dekken.

(12)

Voorts worden met de “subsidieregeling” van “Aanvullende begroting, Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak”, waarnaar in artikel 3, punt g), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 wordt verwezen, subsidies ingevoerd voor zeer kleine en kleine ondernemingen en zelfstandigen die tot 50 werknemers in dienst hebben. Het verzoek ziet alleen op het deel van de uitgaven met betrekking tot de steun aan de zelfstandigen en eenmansbedrijven. Met die subsidies wordt een vast subsidiebedrag toegekend om de exploitatiekosten van kleine ondernemingen en zelfstandigen te ondersteunen. Voor verschillende categorieën ondernemingen zijn de vaste subsidiebedragen herzien op basis van het aantal werknemers. Daarnaast zijn er voor ondernemingen die hun activiteiten sinds maart 2020 hebben geschorst subsidies overeengekomen voor een bedrag van 10 000 EUR voor maximaal 9 werknemers en 15 000 EUR voor meer dan 9 werknemers. Die subsidieregeling kan worden beschouwd als een maatregel die vergelijkbaar is met werktijdverkortingsregelingen, als bedoeld in Verordening (EU) 2020/672, omdat die bedoeld is om zelfstandigen of gelijksoortige categorieën werknemers tegen inkomensdaling of -verlies te beschermen. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode april en mei 2020 en werd uitgebreid en gewijzigd voor november 2020.

(13)

Cyprus heeft tevens een bij “Wet nr. 27(I)/2020”, “Wet nr. 49(I)/2020”, “Wet nr. 140(I)/2020” en “Wet 36(I)2021” alsook een aantal bestuurlijke besluiten (13) ingevoerde maatregel op gezondheidsgebied ter bestrijding van de COVID-19-crisis verlengd. Met name wordt met de “regeling ziekte-uitkeringen”, als bedoeld in artikel 3, punt h), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344, voorzien in looncompensatie voor werknemers van de particuliere sector en voor zelfstandigen, op voorwaarde dat zij zijn ingedeeld bij kwetsbare personen overeenkomstig een door het ministerie van Gezondheid bekendgemaakte lijst, zij door de autoriteiten in quarantaine zijn geplaatst of zij met COVID-19 besmet zijn. De maatregel gold oorspronkelijk voor de periode van maart tot en met juni 2020, en werd uitgebreid om ook de periode van november 2020 tot en met juli 2021 te dekken.

(14)

Cyprus voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. Cyprus heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 742 040 000 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij verband houdt met een verlenging van bestaande nationale maatregelen die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in Cyprus bestrijken. Cyprus is voornemens om 138 270 000 EUR van de stijging van het uitgavenbedrag uit Uniemiddelen te financieren.

(15)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, Cyprus geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, alsmede het beroep dat wordt gedaan op maatregelen op gezondheidsgebied die verband houden met de COVID-19-uitbraak, waarvan sprake is in het verzoek van Cyprus van 10 maart 2021.

(16)

De maatregel op gezondheidsgebied, als bedoeld in het verzoek van Cyprus van 10 maart 2021 in overweging 13, bedraagt 440 000 EUR.

(17)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om Cyprus te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(18)

Cyprus en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(19)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(20)

Cyprus moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre Cyprus die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(21)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van Cyprus en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.

De Unie stelt Cyprus een lening van maximaal 603 770 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.

De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”;

2)

artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Cyprus mag de volgende maatregelen financieren:

a)

de bijzondere regeling ouderschapsverlof, waarin wordt voorzien door “Wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 127/148/151/184/192/212/213/235/2020”, zoals uitgebreid;

b)

de regelingen ter ondersteuning van ondernemingen wegens de volledige schorsing van hun activiteiten, waarin door “wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 130/148/151/187/212/213/238/243/271/273/2020”, wordt voorzien, zoals uitgebreid;

c)

de regelingen ter ondersteuning van ondernemingen wegens de gedeeltelijke schorsing van hun activiteiten, waarin door “wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 131/148/151/188/212/213/239/2020” wordt voorzien, zoals uitgebreid;

d)

de bijzondere regeling voor zelfstandigen, waarin door “wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 129/148/151/186/213/237/322/2020” wordt voorzien, zoals uitgebreid;

e)

de bijzondere regeling voor hotels en toeristische accommodatie, waarin wordt voorzien door “Wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 269/317/2020”, zoals uitgebreid;

f)

de bijzondere regeling ter ondersteuning van bedrijven uit de toeristische sector of getroffen door het toerisme of verbonden met bedrijven die hun activiteiten volledig moeten schorsen, waarin wordt voorzien door “Wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 270/318/2020”, zoals uitgebreid en gewijzigd;

g)

de bijzondere regeling ter ondersteuning van bedrijven die vooraf omschreven activiteiten uitoefenen, waarin wordt voorzien door “Wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 272/320/396/420/500/535/633/2020”;

h)

de subsidieregeling voor zeer kleine en kleine ondernemingen en zelfstandigen, waarin wordt voorzien door de “Aanvullende begroting, Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak”, voor het gedeelte van de uitgaven met betrekking tot de steun aan zelfstandigen en eenmansbedrijven, zoals uitgebreid en gewijzigd;

i)

de regeling ziekte-uitkeringen, waarin wordt voorzien door “Wet nr. 27(I)/2020” en “bestuurlijke besluiten 128/148/151/185/212/236/2020”, zoals uitgebreid.”;

3)

artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   Cyprus stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

2.   Voor zover de in artikel 3 bedoelde maatregelen zijn gebaseerd op geplande overheidsuitgaven en onder een uitvoeringsbesluit tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 vallen, stelt Cyprus de Commissie zes maanden na de vaststelling van dat wijzigingsuitvoeringsbesluit, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Cyprus.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1344 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan Cyprus om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 13).

(3)  Ε.Ε., Παρ.Ι(I), Αρ.4748, 27.3.2020

(4)  Ε.Ε., Παρ.Ι(I), Αρ.4756, 26.5.2020

(5)  Ε.Ε., Παρ.Ι(I), Αρ.4780, 12.10.2020

(6)  Ε.Ε., Παρ.Ι(I), Αρ.4823, 30.3.2021

(7)  “Bestuurlijke besluiten 127/148/151/184/192/212/213/235/2020”, en uitgebreid met “bestuurlijke besluiten 20/88/2021”.

(8)  “Bestuurlijke besluiten 130/148/151/187/212/213/238/243/271/273/2020”, en uitgebreid met “bestuurlijke besluiten 319/395/421/501/536/634/2020 en 15/83/2021”.

(9)  “Bestuurlijke besluiten 131/148/151/188/212/213/239/2020”, en uitgebreid met “bestuurlijke besluiten 16/84/2021”.

(10)  “Bestuurlijke besluiten 129/148/151/186/213/237/322/2020”, zoals uitgebreid door “bestuurlijke besluiten 398/423/503/538/636/2020 en 18/86/2021”.

(11)  “Bestuurlijke besluiten 269/317/2020”, zoals uitgebreid door “bestuurlijke besluiten 393/418/498/533/631/2020 en 13/81/2021”.

(12)  “Bestuurlijke besluiten 270/318/2020”, zoals uitgebreid door “bestuurlijke besluiten 394/419/499/534/632/2020 en 14/82/2021”.

(13)  “Bestuurlijke besluiten 128/148/151/185/212/236/2020”, zoals uitgebreid door “bestuurlijke besluiten 637/2020 en 19/87/2021”.


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/24


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/681 VAN DE RAAD

van 23 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan het Koninkrijk België om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2020/672 van de Raad van 19 mei 2020 betreffende de instelling van een Europees instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid te beperken in een noodtoestand (SURE) als gevolg van de COVID-19-uitbraak (1), en met name artikel 6, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Naar aanleiding van een verzoek van België van 7 augustus 2020 heeft de Raad op 25 september 2020 financiële bijstand aan België toegekend in de vorm van een lening van maximaal 7 803 380 000 EUR met een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar, als aanvulling op de nationale inspanningen van België om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen.

(2)

De lening diende door België te worden gebruikt ter financiering van de werktijdverkortingsregelingen, soortgelijke maatregelen en gezondheidsgerelateerde maatregelen als bedoeld in artikel 3 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 van de Raad (2).

(3)

Door de COVID-19-uitbraak is een aanzienlijk deel van de beroepsbevolking in België nog steeds inactief. Dit heeft geleid tot een plotse en sterke stijging van de overheidsuitgaven in België ten aanzien van een nieuwe maatregel, namelijk een nieuwe steunregeling voor kleine ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en andere bestaande regionale maatregelen, waarvan sommige zijn uitgebreid, als bedoeld in artikel 3, punt d), i) tot en met iv), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342.

(4)

De COVID-19-uitbraak en de buitengewone maatregelen die België in 2020 en 2021 heeft getroffen om de uitbraak en de sociaal-economische en gezondheidseffecten daarvan in te perken, hadden en hebben nog steeds een dramatisch effect op de overheidsfinanciën. Volgens de najaarsprognose 2020 van de Commissie zou België tegen het einde van 2020 een overheidstekort van 11,2 % van het bruto binnenlands product (bbp) en een overheidsschuld van 117,7 % van het bbp hebben. In 2021 zullen het overheidstekort en de overheidsschuld van België naar verwachting respectievelijk 7,1 % en 117,8 % van het bbp bedragen. Volgens de tussentijdse winterprognose 2021 van de Commissie zou het bbp van België in 2021 met 3,9 % toenemen.

(5)

Op 11 maart 2021 heeft België de Unie om 394 150 000 EUR aan verdere financiële bijstand verzocht als aanvulling op zijn in 2020 en 2021 gedane nationale inspanningen om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de COVID-19-uitbraak en aan de sociaal-economische gevolgen daarvan voor werknemers en zelfstandigen. Hierbij gaat het met name om de in de overwegingen 6 en 7 beschreven maatregelen.

(6)

Hierbij gaat het om een verzoek om steun voor een uitbreiding van bestaande regionale en gemeenschapsregelingen inzake inkomenssteun als bedoeld in artikel 3, punt d), i) tot en met iv), van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap:

“Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering nr. 2020/019 van 23 april 2020/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/019 du 23 avril 2020” (3);

“Bijzonderemachtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 28 mei 2020/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/030 du 28 mai 2020” (4), zoals uitgebreid bij “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 15 oktober 2020 betreffende steun aan de evenementen-, uitgaans-, toeristische en culturele sector in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 15 octobre 2020 relatif à une aide aux secteurs de l'événementiel, du monde de la nuit, du tourisme et de la culture dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19” en “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 12 november 2020 betreffende steun aan de eet- en drankgelegenhedenondernemingen in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 novembre 2020 relatif à une aide aux entreprises débits de boissons et restaurants dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19”. De twee uitgebreide regelingen voorzien in compensatiepremies voor zelfstandigen en eenmanszaken in sectoren die in de context van de COVID-19-crisis moesten sluiten;

“Betekening van de vergadering van de Ministerraad van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van donderdag 14 mei 2020/Notification de la réunion du conseil des ministres du gouvernement de la région de Bruxelles-Capitale du jeudi 14 mai 2020”, zoals omgezet in “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 24 juli 2020 houdende invoering van uitzonderlijke steun voor de cultuurwerkers/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 24 juillet 2020 instaurant une aide exceptionnelle pour les travailleurs intermittents de la culture” (5);

“Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020” (6);

“Besluit van de Vlaamse regering van 10 april 2020” (7);

“Besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 2020” (8) tot vaststelling van een “ondersteuningspremie” ter ondersteuning van ondernemingen die open zijn maar een vermindering van omzet van tenminste 60 % ondervinden of hun bedrijf hebben moeten sluiten vanwege federale veiligheidsmaatregelen; “Besluit van de Vlaamse regering van 7 augustus 2020” (9) en “Besluit van de Vlaamse regering van 23 oktober 2020” (10) en “Besluit van de Vlaamse regering van 13 november 2020” (11).

Deze drie besluiten van de Vlaamse regering, die ook respectievelijk “Vlaams beschermingsmechanisme 1, 2 en 3” worden genoemd en enkele van voornoemde besluiten wijzigen, voorzien in ondersteuning aan ondernemingen die open zijn maar een omzetdaling van ten minste 60 % kennen of die moesten sluiten als gevolg van federale veiligheids- en beveiligingsmaatregelen;

“Arrêté du Gouvernement de la Communauté française de pouvoirs spéciaux n° 4 du 23 avril 2020” (12), “Arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 avril 2020” (13); “Arrêté ministériel du 8 avril 2020 portant exécution de l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 mars 2020” (14); “Arrêté du Gouvernement wallon du 19 juin 2020” (15).

De bovengenoemde maatregelen hebben betrekking op regelingen inzake inkomenssteun voor zelfstandigen, eenmanszaken en andere soorten werknemers die niet in aanmerking komen voor andere vormen van inkomenssteun. Met name de compensatiepremie voor bedrijven en voor ondernemers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de corona-hinderpremie, de compensatiepremie en de ondersteuningspremie in het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap en de compensatievergoeding voor sluiting van de onderneming in het Waalse Gewest vormen veralgemeende eenmalige steun voor ondernemingen en zelfstandigen die hun activiteiten moesten stopzetten of een aanzienlijke omzetdaling hadden ten gevolge van COVID-19.

Wanneer de maatregelen gericht zijn op een breder scala aan begunstigden, worden alleen de bedragen gevraagd voor de uitgaven voor de steun aan zelfstandigen en eenmanszaken. Andere maatregelen (de compensatiepremie voor cultuurwerkers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de subsidie voor opvangvoorzieningen en de subsidie voor culturele operatoren in de Franse Gemeenschap, de opleidingsactiviteiten in het Waalse Gewest en de subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen) zijn gericht op de zelfstandigen en werknemers die geen toegang hebben tot de regeling voor tijdelijke werkloosheid in specifieke sectoren (culturele sector en zorgsector, opleidingsactiviteiten).

(7)

Ook wordt steun gevraagd voor een nieuwe maatregel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hierbij gaat het om “Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 3 décembre 2020 concernant l’octroi d’une subvention de 1 625 000,00 EUR à la SA Brusoc dans le cadre de l’octroi de micro-crédits de trésorerie pour les indépendants et les micro-entreprises en raison de la crise sanitaire du COVID-19/Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 3 december 2020 betreffende de toekenning van micro-kaskredieten voor zelfstandigen en zko’s”. De maatregel voorziet met name in microkredieten voor ondernemers en eenmanszaken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er wordt alleen gevraagd om het deel van de overheidsuitgaven dat verband houdt met de verwachte verliezen op leningen. Het gevraagde bedrag voor uitgaven heeft uitsluitend betrekking op de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken.

(8)

België voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 van Verordening (EU) 2020/672 om financiële bijstand te kunnen aanvragen. België heeft de Commissie het nodige bewijsmateriaal verschaft dat de werkelijke en geplande overheidsuitgaven sinds 1 februari 2020 met 10 103 933 459 EUR zijn gestegen als gevolg van de nationale maatregelen om de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-uitbraak het hoofd te bieden. Dit is een plotse en sterke stijging omdat zij betrekking heeft op zowel nieuwe maatregelen als bestaande maatregelen die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, waarvan sommige zijn uitgebreid, die een aanzienlijk deel van de ondernemingen en de beroepsbevolking in België bestrijken. België is voornemens 1 906 403 459 EUR van de extra overheidsuitgaven met eigen middelen te financieren.

(9)

De Commissie heeft, overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2020/672, België geraadpleegd en heeft de plotse en sterke stijging geverifieerd van de werkelijke en geplande overheidsuitgaven die rechtstreeks verband houden met werktijdverkortingsregelingen en soortgelijke maatregelen, waarvan sprake is in het verzoek van België van 11 maart 2021.

(10)

Daarom moet financiële bijstand worden verleend om België te helpen het hoofd te bieden aan de sociaal-economische gevolgen van de ernstige economische verstoring als gevolg van de COVID-19-uitbraak. De Commissie moet de besluiten inzake de looptijd, omvang en vrijgave van de tranches en deeltranches in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten nemen.

(11)

België en de Commissie moeten in de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst met dit besluit rekening houden.

(12)

Dit besluit moet de uitkomst onverlet laten van eventuele procedures met betrekking tot verstoringen van de werking van de interne markt, met name uit hoofde van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag. Het doet geen afbreuk aan het vereiste dat de lidstaten, uit hoofde van artikel 108 van het Verdrag, de Commissie op de hoogte brengen van voorgenomen steunmaatregelen.

(13)

België moet de Commissie op regelmatige basis informeren over de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven, zodat de Commissie kan beoordelen in hoeverre België die uitgaven ten uitvoer heeft gelegd.

(14)

Bij het nemen van het besluit om financiële bijstand te verlenen is rekening gehouden met de bestaande en verwachte behoeften van België en met verzoeken om financiële bijstand op grond van Verordening (EU) 2020/672 die reeds door andere lidstaten zijn ingediend of gepland, met toepassing van de beginselen inzake gelijke behandeling, solidariteit, evenredigheid en transparantie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De Unie stelt België een lening van maximaal 8 197 530 000 EUR beschikbaar. De lening heeft een gemiddelde looptijd van ten hoogste 15 jaar.”;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   De vrijgave van de eerste tranche hangt af van de inwerkingtreding van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2020/672 bedoelde leningsovereenkomst. Eventuele verdere tranches worden vrijgegeven overeenkomstig de voorwaarden van die leningsovereenkomst of zijn, in voorkomend geval, onderworpen aan de inwerkingtreding van een addendum bij die overeenkomst of van een gewijzigde leningsovereenkomst.”.

2)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

België mag de volgende maatregelen financieren:

a)

de regeling voor “tijdelijke werkloosheid/chômage temporaire” waarin wordt voorzien door het “Koninklijk Besluit van 30 maart 2020 tot aanpassing van de procedures in het kader van tijdelijke werkloosheid omwille van het Covid-19-virus en tot wijziging van artikel 10 van het Koninklijk Besluit van 6 mei 2019 tot wijziging van de artikelen 27, 51, 52 bis, 58, 58/3 en 63 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en tot invoeging van de artikelen 36sexies, 63 bis en 124 bis in hetzelfde besluit/Arrêté royal du 30 mars 2020 visant à adapter les procédures dans le cadre du chômage temporaire dû au virus Covid-19 et à modifier l’article 10 de l’arrêté royal du 6 mai 2019 modifiant les articles 27, 51, 52 bis, 58, 58/3 et 63 de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation du chômage et insérant les articles 36sexies, 63 bis et 124 bis dans le même arrêté”;

b)

het COVID-19-vervangingsinkomen voor zelfstandigen (het “corona-overbruggingsrecht”/”droit passerelle corona”) waarin wordt voorzien door de “Wet van 23 maart 2020 tot wijziging van de wet van 22 december 2016 houdende invoering van een overbruggingsrecht ten gunste van zelfstandigen en tot invoering van tijdelijke maatregelen in het kader van COVID-19 ten gunste van zelfstandigen/Loi du 23 mars 2020 modifiant la loi du 22 décembre 2016 instaurant un droit passerelle en faveur des travailleurs indépendants et introduisant les mesures temporaires dans le cadre du COVID-19 en faveur des travailleurs indépendants”;

c)

het corona-ouderschapsverlof waarin wordt voorzien door het “Koninklijk Besluit nr. 23 van 13 mei 2020, tot uitvoering van artikel 5, § 1, 5°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) houdende het corona ouderschapsverlof/Arrêté royal n° 23 du 13 mai 2020 pris en exécution de l’article 5, § 1, 5°, de la loi du 27 mars 2020 accordant des pouvoirs au Roi afin de prendre des mesures dans la lutte contre la propagation du coronavirus COVID-19 (II) visant le congé parental corona”;

d)

regionale en gemeenschapsregelingen inzake inkomenssteun, met name:

i)

voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:

de compensatiepremie voor bedrijven die gedwongen zijn geweest om te sluiten vanwege maatregelen die zijn uitgevoerd om de pandemie te bestrijden, waarin wordt voorzien door het “Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering nr. 2020/019 van 23 april 2020/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/019 du 23 avril 2020”, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

de compensatiepremie voor ondernemers van wie de activiteiten zwaar zijn teruggelopen vanwege maatregelen die zijn uitgevoerd om de pandemie te bestrijden, waarin wordt voorzien door “Bijzonderemachtenbesluit nr. 2020/030 van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 28 mei 2020/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/030 du 28 mai 2020”, voor het deel van de uitgaven in verband met de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

een compensatiepremie voor ondenemers in de evenementen-, uitgaans-, toeristische en culturele sector, waarin wordt voorzien door “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 15 oktober 2020 betreffende steun aan de evenementen-, uitgaans-, toeristische en culturele sector in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 15 octobre 2020 relatif à une aide aux secteurs de l'événementiel, du monde de la nuit, du tourisme et de la culture dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19”, voor het deel van de uitgaven in verband met de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

een compensatiepremie voor restaurants en cafés, waarin wordt voorzien door “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 12 november 2020 betreffende steun aan de eet- en drankgelegenhedenondernemingen in het kader van de gezondheidscrisis COVID-19/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 12 novembre 2020 relatif à une aide aux entreprises débits de boissons et restaurants dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19”, voor het deel van de uitgaven in verband met de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

de compensatiepremie voor cultuurwerkers waarin wordt voorzien door het “Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 24 juli 2020 houdende invoering van uitzonderlijke steun voor de cultuurwerkers/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 24 juillet 2020 instaurant une aide exceptionnelle pour les travailleurs intermittents de la culture”;

een noodsteunregeling bestaande uit de verstrekking van micro-kaskredieten voor zelfstandigen en zeer kleineondernemingen waarin wordt voorzien door “Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 3 décembre 2020 concernant l’octroi d’une subvention de 1 625 000,00 EUR à la SA Brusoc dans le cadre de l’octroi de micro-crédits de trésorerie pour les indépendants et les micro-entreprises en raison de la crise sanitaire du COVID-19/Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 3 december 2020 betreffende de toekenning van micro-kaskredieten voor zelfstandigen en zko’s”, voor het deel van de overheidsuitgaven dat verband houdt met de verwachte verliezen op leningen aan zelfstandigen en eenmanszaken;

ii)

voor het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap:

de corona-hinderpremie waarin wordt voorzien door het “Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020”, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

de compensatiepremie waarin wordt voorzien door het “Besluit van de Vlaamse regering van 10 april 2020”, voor het deel van de uitgaven in verband met de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

de ondersteuningspremie waarin wordt voorzien door het “Besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 2020”, voor het deel van de uitgaven in verband met de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

een Vlaams beschermingsmecaisme, zoals voorzien in “Besluit van de Vlaamse regering van 7 augustus 2020”, “Besluit van de Vlaamse regering van 23 oktober 2020” en “Besluit van de Vlaamse regering van 13 november 2020” (Vlaams beschermingsmechanisme 1, 2, 3), voor het deel van de uitgaven in verband met steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

iii)

voor de Franse Gemeenschap:

een subsidie voor culturele operatoren waarin wordt voorzien door het “Arrêté du Gouvernement de la Communauté française de pouvoirs spéciaux n° 4 du 23 avril 2020”;

een subsidie voor opvangvoorzieningen waarin wordt voorzien door het “Arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 avril 2020”, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

iv)

voor het Waals Gewest:

een compensatievergoeding voor de sluiting van ondernemingen waarin wordt voorzien door het “Arrêté ministériel du 8 avril 2020 portant exécution de l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 mars 2020”, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

opleidingsactiviteiten waarin wordt voorzien door het “Arrêté du Gouvernement wallon du 19 juin 2020”;

v)

voor de Duitstalige Gemeenschap:

een subsidie voor culturele operatoren en zelfstandigen waarin wordt voorzien door artikel 7 van het “Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft, Corona-Krisendekret I vom 6. April 2020”, voor het deel van de uitgaven voor leningen die in subsidies worden omgezet;

een subsidie voor toeristische operatoren waarin wordt voorzien door artikel 4 van het “Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft, Corona-Krisendekret III vom 20. Juli 2020”, voor het deel van de uitgaven voor de steun voor zelfstandigen en eenmanszaken;

e)

maatregelen op gezondheidsgebied in de Duitstalige Gemeenschap waarin wordt voorzien door artikel 7 van het “Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft, Corona-Krisendekret I vom 6. April 2020”.”.

3)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

1.   België stelt de Commissie uiterlijk op 30 maart 2021, en nadien om de zes maanden, in kennis van de tenuitvoerlegging van de geplande overheidsuitgaven totdat die geplande overheidsuitgaven volledig ten uitvoer zijn gelegd.

2.   Wanneer in artikel 3 bedoelde maatregelen gebaseerd zijn op geplande overheidsuitgaven en onderworpen zijn aan een uitvoeringsbesluit tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342, informeert België de Commissie binnen zes maanden na de datum van vaststelling van dat wijzigingsuitvoeringsbesluit, en daarna elke zes maanden, over de uitvoering van de geplande overheidsuitgaven totdat de geplande overheidsuitgaven volledig zijn uitgevoerd.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan aan de geadresseerde.

Artikel 3

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 23 april 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  PB L 159 van 20.5.2020, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1342 van de Raad van 25 september 2020 tot toekenning van tijdelijke steun uit hoofde van Verordening (EU) 2020/672 aan het Koninkrijk België om het risico op werkloosheid in de noodtoestand als gevolg van de COVID-19-uitbraak te beperken (PB L 314 van 29.9.2020, blz. 4).

(3)  Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering nr. 2020/019 van 23 april 2020 tot wijziging van het bijzonderemachtenbesluit nr. 2020/013 van 7 april 2020 betreffende de steun tot vergoeding van de ondernemingen getroffen door de dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID-19 te beperken/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/019 du 23 avril 2020 modifiant l’arrêté de pouvoirs spéciaux n° 2020/013 du 7 avril 2020 relatif à une aide en vue de l’indemnisation des entreprises affectées par les mesures d’urgence pour limiter la propagation du coronavirus COVID-19.

(4)  Bijzonderemachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering nr. 2020/030 van 28 mei 2020 betreffende de steun aan ondernemingen die een terugval van hun activiteit ondergaan als gevolg van de gezondheidscrisis COVID-19/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale de pouvoirs spéciaux n° 2020/030 du 28 mai 2020 relatif à l’aide aux entreprises qui subissent une baisse d’activité en raison de la crise sanitaire du COVID-19.

(5)  Betekening van de vergadering van de Ministerraad van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van donderdag 14 mei 2020, punt 25/Notification de la réunion du conseil des ministres du gouvernement de la région de Bruxelles-Capitale du jeudi 14 mai 2020, point 25. Dit politiek besluit is omgezet in een rechtshandeling via het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 24 juli 2020 houdende invoering van uitzonderlijke steun voor de cultuurwerkers/Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 24 juillet 2020 instaurant une aide exceptionnelle pour les travailleurs intermittents de la culture.

(6)  Besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

(7)  Besluit van de Vlaamse regering van 10 april 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de exploitatiebeperkingen opgelegd door de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

(8)  Besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ondanks de versoepelde coronavirusmaatregelen, tot wijziging van de artikelen 1, 9 en 11 van het besluit van de Vlaamse regering van 10 april 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de exploitatiebeperkingen opgelegd door de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus, en tot wijziging van de artikelen 1, 6, 9 en 12 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

(9)  Besluit van de Vlaamse regering van 7 augustus 2020 betreffende het Vlaams Beschermingsmechanisme voor ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van verstrengde coronavirusmaatregelen genomen vanaf 29 juli 2020, tot wijziging van artikel 10 en 21 van het besluit van de Vlaamse regering van 12 juni 2020 inzake de corona ondersteuningspremie en tot wijziging van artikel 1 en tot toevoeging van een bijlage aan het besluit van de Vlaamse regering van 29 mei 2020 inzake de corona handelshuurlening.

(10)  Besluit van de Vlaamse regering van 23 oktober 2020 betreffende het Vlaams Beschermingsmechanisme voor ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de verstrengde coronavirusmaatregelen genomen op 6 en 16 oktober 2020 en tot wijziging van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

(11)  Besluit van de Vlaamse regering van 13 november 2020 betreffende het Vlaams Beschermingsmechanisme voor ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de verstrengde coronavirusmaatregelen van 28 oktober 2020 en tot wijziging van artikel 1, 3 en 4 van en toevoeging van een bijlage aan het besluit van de Vlaamse regering van 23 oktober 2020 betreffende het Vlaams Beschermingsmechanisme voor ondernemingen die een omzetdaling hebben ten gevolge van de verstrengde coronavirusmaatregelen genomen op 6 en 16 oktober 2020 en tot wijziging van artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 maart 2020 tot toekenning van steun aan ondernemingen die verplicht moeten sluiten ten gevolge van de maatregelen genomen door de Nationale Veiligheidsraad vanaf 12 maart 2020 inzake het coronavirus.

(12)  Arrêté du Gouvernement de la Communauté française de pouvoirs spéciaux n° 4 du 23 avril 2020 relatif au soutien du secteur culturel et du cinéma dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19.

(13)  Arrêté du Gouvernement de la Communauté française du 7 avril 2020 relatif au soutien des milieux d’accueil dans le cadre de la crise sanitaire du COVID-19.

(14)  Arrêté ministériel du 8 avril 2020 portant exécution de l’arrêté du Gouvernement wallon du 20 mars 2020 relatif à l’octroi d’indemnités compensatoires dans le cadre des mesures contre le coronavirus COVID-19 en Arrêté du Gouvernement wallon du 20 mars 2020 relatif à l’octroi d’indemnités compensatoires dans le cadre des mesures contre le coronavirus COVID-19.

(15)  Arrêté du Gouvernement wallon du 19 juin 2020 portant des dispositions diverses relatives aux formateurs et au subventionnement des activités de formation des centres de formation du réseau IFAPME.


27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/31


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/682 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 wat de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 2744)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 41, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie (2) zijn maatregelen neergelegd met betrekking tot vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka (“de vruchten in kwestie”), van oorsprong uit Argentinië, Brazilië, Zuid-Afrika of Uruguay, om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen.

(2)

In 2020 hebben de lidstaten op basis van hun invoerinspecties in totaal negentig onderscheppingen van Phyllosticta citricarpa op vruchten van Citrus limon (L.) N. Burm.f. en Citrus sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Argentinië gemeld. Dit ongekende aantal gevallen van niet-naleving heeft twijfel doen rijzen over de betrouwbaarheid van het Argentijnse uitvoercertificeringssysteem.

(3)

Bijgevolg is Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1199 van de Commissie (3) vastgesteld, waarbij het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van Citrus limon (L.) N. Burm.f. en Citrus sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Argentinië tot en met 30 april 2021 wordt verboden.

(4)

Tijdens een in februari 2021 uitgevoerde audit heeft Argentinië de Commissie gedetailleerde informatie verstrekt over de redenen voor het falen van zijn uitvoercertificeringssysteem voor de uitvoer van citrusvruchten in het uitvoerseizoen 2020 en over zijn maatregelen om dit systeem te versterken voor het groeiseizoen en het uitvoerseizoen in 2021.

(5)

Aangezien Argentinië maatregelen heeft genomen om zijn systeem te versterken, zoals meegedeeld tijdens de audit, mag het tijdelijke verbod op het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van Citrus limon (L.) N. Burm.f. en Citrus sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Argentinië niet worden verlengd. Aangezien Argentinië nog niet al deze maatregelen gedurende het hele groeiseizoen en uitvoerseizoen volledig heeft uitgevoerd, kunnen zij voor toekomstige seizoenen worden herzien en kan het risico dat Phyllosticta citricarpa van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië op het grondgebied van de Unie wordt binnengebracht, desalniettemin nog niet volledig worden beoordeeld. Bijgevolg moeten gedetailleerde en op risico’s gebaseerde maatregelen worden vastgesteld voor het binnenbrengen van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië op het grondgebied van de Unie.

(6)

Dergelijke maatregelen moeten de verplichte registratie van de productiepercelen en de productie-eenheden daarvan in Argentinië waar de vruchten in kwestie worden geteeld, omvatten, alsmede de toewijzing van unieke identificatiecodes (“traceerbaarheidscodes”) aan die productiepercelen en productie-eenheden, de uitvoering van officiële inspecties om vast te stellen dat Phyllosticta citricarpa niet aanwezig is in die productiepercelen en productie-eenheden, aangescherpte bemonsteringsprocedures en voorafgaande mededeling van de lijst van goedgekeurde productiegebieden met de goedgekeurde productie-eenheden ervan om de traceerbaarheid te waarborgen.

(7)

Bij die maatregelen moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van de officiële controles van zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie tijdens het uitvoerseizoen van het desbetreffende jaar, en mogen de vruchten in kwestie alleen op het grondgebied van de Unie worden binnengebracht wanneer zij afkomstig zijn uit een productie-eenheid waar op basis van die officiële controles geen Phyllosticta citricarpa is aangetroffen. Een dergelijke maatregel zal in overeenstemming zijn met de gevestigde praktijk van Argentinië, dat de Commissie officieel heeft meegedeeld dat het een productiegebied opschort wanneer de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa op de vruchten in kwestie is bevestigd op basis van controles op de punten van binnenkomst in de Unie.

(8)

Bij die maatregelen moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van de onderzoeken die Argentinië heeft uitgevoerd in de goedgekeurde productie-eenheden die tot hetzelfde productieperceel behoren als de productie-eenheid waar de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa is bevestigd tijdens inspecties door Argentinië in de verpakkingsfaciliteiten, en voorafgaand aan de uitvoer, en tijdens de officiële controles op zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie. Het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit die productie-eenheden mag pas worden toegestaan nadat die onderzoeken zijn afgerond en Phyllosticta citricarpa niet is aangetroffen. Dergelijke maatregelen zullen in overeenstemming zijn met de gevestigde praktijk van Argentinië, dat de Commissie officieel heeft meegedeeld dat het bij wijze van voorzorgsmaatregel de uitvoer naar de Unie opschort van de vruchten in kwestie afkomstig van de productie-eenheden die tot hetzelfde productieperceel behoren als de productie-eenheid waar de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa op de vruchten in kwestie is bevestigd tijdens inspecties in de verpakkingsfaciliteiten, en voorafgaand aan de uitvoer, en tijdens de officiële controles op zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie, en dat het onderzoeken uitvoert in die productie-eenheden en de hervatting van de uitvoer vanuit die eenheden alleen toestaat wanneer bij die onderzoeken de afwezigheid van Phyllosticta citricarpa is bevestigd.

(9)

Bij de maatregelen moet ook rekening worden gehouden met de resultaten van de inspecties in Argentinië en met de resultaten van de officiële controles op zendingen die tijdens het voorgaande groeiseizoen en uitvoerseizoen op de punten van binnenkomst in de Unie zijn uitgevoerd, en moet het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit productie-eenheden waar tijdens dat voorafgaande groeiseizoen en het uitvoerseizoen geen Phyllosticta citricarpa is aangetroffen, worden toegelaten. Dergelijke maatregelen zullen naar verwachting doeltreffend zijn, aangezien Argentinië de Commissie officieel heeft meegedeeld dat het een productie-eenheid opschort wanneer de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa op de vruchten in kwestie die van die productie-eenheid afkomstig zijn tijdens het voorgaande groeiseizoen en uitvoerseizoen, bij controles op de punten van binnenkomst in de Unie wordt bevestigd.

(10)

Om de bron van de vruchten in kwestie die besmet zijn te identificeren, moeten de lidstaten de traceerbaarheidscode van de productie-eenheid verstrekken wanneer zij de desbetreffende gevallen van niet-naleving melden.

(11)

Om de bevoegde autoriteiten en de professionele exploitanten van Argentinië in staat te stellen zich aan de nieuwe eisen aan te passen, moet dit besluit van toepassing zijn met ingang van 1 mei 2021.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715

Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Artikel 5 bis wordt als volgt gewijzigd:

i)

de titel wordt vervangen door:

Binnenbrengen in de Unie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Brazilië”;

ii)

de inleidende zin wordt vervangen door:

“De vruchten in kwestie van oorsprong uit Brazilië gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat, dat onder de rubriek “Aanvullende verklaring” de volgende elementen bevat:”.

b)

Het volgende artikel 5 ter wordt ingevoegd:

“Artikel 5 ter

Binnenbrengen in de Unie van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië

1.   De vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië mogen alleen in de Unie worden binnengebracht als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de vruchten in kwestie zijn geteeld op productiepercelen die bestaan uit een of meer productie-eenheden die zijn geïdentificeerd als unieke en fysiek afzonderlijke delen van een productieperceel, en zowel het productieperceel als de productie-eenheden ervan zijn door de nationale plantenziektekundige dienst van Argentinië officieel goedgekeurd met het oog op uitvoer naar de Unie;

b)

de goedgekeurde productiepercelen en de productie-eenheden daarvan zijn door de nationale plantenziektekundige dienst van Argentinië geregistreerd onder de respectieve unieke identificatiecodes (“traceerbaarheidscodes”);

c)

de vruchten in kwestie zijn geteeld in een goedgekeurde productie-eenheid die sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus op geschikte tijdstippen behandelingen en teeltmaatregelen die doeltreffend zijn tegen Phyllosticta citricarpa heeft ondergaan, en de toepassing van die maatregelen is gecontroleerd onder officieel toezicht van de nationale plantenziektekundige dienst van Argentinië;

d)

tijdens het groeiseizoen zijn in de goedgekeurde productie-eenheden officiële inspecties uitgevoerd, bestaande uit visuele waarnemingen en, indien symptomen worden ontdekt, bemonstering om de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa te bepalen, en sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus zijn op de vruchten in kwestie geen symptomen van Phyllosticta citricarpa waargenomen;

e)

er is een monster genomen:

i)

bij binnenkomst in de verpakkingsfaciliteiten, voorafgaand aan de verwerking, van 200-400 vruchten per zending van de vruchten in kwestie, gedefinieerd bij aankomst in de verpakkingsfaciliteit;

ii)

op de lijn tussen binnenkomst en verpakking in de verpakkingsfaciliteiten, van ten minste 1 % per partij van de vruchten in kwestie in de verpakkingslijn;

iii)

vóór vertrek uit de verpakkingsinstallatie, ten minste 1 % per partij van de vruchten in kwestie, gedefinieerd na verpakking;

iv)

voorafgaand aan de uitvoer, in het kader van de officiële eindinspectie voor de afgifte van het fytosanitair certificaat, ten minste 1 % per voor uitvoer voorbereide partij van de vruchten in kwestie;

f)

alle in punt e) bedoelde vruchten in kwestie zijn, voor zover mogelijk, bemonsterd op basis van mogelijke symptomen van Phyllosticta citricarpa, alle in punt e), i), bedoelde bemonsterde vruchten zijn op basis van visuele inspecties vrij bevonden van Phyllosticta citricarpa, en alle in punt e), ii), iii) en iv), bedoelde bemonsterde vruchten die symptomen van Phyllosticta citricarpa vertoonden, zijn getest en vrij bevonden van Phyllosticta citricarpa;

g)

de vruchten in kwestie zijn vervoerd in verpakkingen waarbij elke verpakking voorzien is van een etiket met de traceerbaarheidscode van de productie-eenheid waarvan zij afkomstig zijn;

h)

vóór het begin van het uitvoerseizoen van de vruchten in kwestie heeft de nationale plantenziektekundige dienst van Argentinië de Commissie in kennis gesteld van de lijst van goedgekeurde productie-eenheden per productieperceel, alsmede van de namen van de professionele exploitanten die voor elk goedgekeurd productieperceel verantwoordelijk zijn, en eventuele bijwerkingen in verband met de wijzigingen in die lijst, met inbegrip van de reden voor die wijzigingen, zijn onmiddellijk aan de Commissie meegedeeld;

i)

de vruchten in kwestie gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat, waarop het aantal verpakkingen van elke productie-eenheid is vermeld alsmede, in de rubriek “Aanvullende verklaring”, de relevante traceerbaarheidscodes en de volgende verklaring: “De zending voldoet aan artikel 5 ter van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie”.

2.   In aanvulling op het bepaalde in lid 1 mogen de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië alleen in de Unie worden binnengebracht als aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

a)

zij zijn afkomstig van een goedgekeurde productie-eenheid waar Phyllosticta citricarpa niet op de vruchten in kwestie is aangetroffen tijdens officiële inspecties die in Argentinië in de in lid 1, punt d), bedoelde goedgekeurde productie-eenheden of op de in lid 1, punt e), bedoelde vruchten in kwestie, en tijdens de officiële controles die tijdens het groeiseizoen en het uitvoerseizoen op zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie zijn verricht;

b)

zij zijn afkomstig van productie-eenheden waar Phyllosticta citricarpa niet is aangetroffen tijdens door Argentinië verricht onderzoek nadat de aanwezigheid van Phyllosticta citricarpa is bevestigd in een productie-eenheid die tot hetzelfde productieperceel behoort als die productie-eenheden, tijdens officiële inspecties in Argentinië van de vruchten in kwestie als bedoeld in lid 1, punt e), of tijdens de officiële controles die tijdens het groeiseizoen en het uitvoerseizoen op zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie zijn verricht;

c)

zij zijn afkomstig van productie-eenheden waar Phyllosticta citricarpa tijdens het voorgaande groeiseizoen en uitvoerseizoen bij inspecties in Argentinië of bij officiële controles op zendingen in de Unie niet is aangetroffen.”.

c)

Aan artikel 6 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4.   In het geval van de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië raadplegen de lidstaten de respectieve gemelde gevallen van niet-naleving als gevolg van de officiële controles die op zendingen op de punten van binnenkomst in de Unie zijn uitgevoerd en de bijgewerkte lijst als bedoeld in artikel 5 ter, lid 1, punt h), om de in artikel 5 ter, lid 2, punten a) en b), bedoelde productie-eenheden te identificeren.”.

d)

Aan artikel 19 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In geval van niet-naleving van artikel 5 ter door de vruchten in kwestie van oorsprong uit Argentinië verstrekken de lidstaten in de kennisgeving van niet-naleving de traceerbaarheidscode van de respectieve productie-eenheid als bedoeld in artikel 5 ter, lid 1, punt b).”.

Artikel 2

Toepassingsdatum

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 mei 2021.

Artikel 3

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 april 2021.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/715 van de Commissie van 11 mei 2016 inzake maatregelen met betrekking tot bepaalde vruchten van oorsprong uit bepaalde derde landen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa te voorkomen (PB L 125 van 13.5.2016, blz. 16).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1199 van de Commissie van 13 augustus 2020 tot wijziging van bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 om het binnenbrengen in de Unie van bepaalde vruchten van oorsprong uit Argentinië tijdelijk te verbieden ter voorkoming van het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa (PB L 267 van 14.8.2020, blz. 3).


REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

27.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 144/35


BESLUIT VAN DE STUURGROEP VAN HET UITVOEREND AGENTSCHAP EUROPESE ONDERZOEKSRAAD

van 11 december 2020

inzake interne voorschriften betreffende beperkingen van bepaalde rechten van betrokkenen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de door het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad uitgevoerde activiteiten

DE STUURGROEP,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 249, lid 1,

Gezien Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (1) (hierna “de verordening” genoemd), en in het bijzonder artikel 25,

Gezien Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma’s worden gedelegeerd (2),

Gezien Uitvoeringsbesluit C(2013)9048 van de Commissie tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en tot intrekking van Besluit 2008/37/EG (3),

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (hierna “EDPS” genoemd),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (hierna “het Agentschap” genoemd) werd opgericht bij Besluit C(2013)9048 van de Commissie met het oog op het verrichten van taken in verband met de tenuitvoerlegging van EU-programma’s op het gebied van grensverleggend onderzoek, met name wat betreft de besteding van de in de algemene begroting van de Unie opgenomen kredieten (4).

(2)

In het kader van zijn administratieve en operationele werking is het Agentschap bevoegd om administratieve onderzoeken, inleidende tuchtprocedures, tucht- en schorsingsprocedures uit te voeren overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) van de Raad nr. 259/68 (5) (hierna “Statuut van de ambtenaren”), en overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften voor het uitvoeren van administratieve onderzoeken en tuchtprocedures. Indien nodig kan het Agentschap voorbereidende activiteiten verrichten in verband met mogelijke gevallen van fraude en onregelmatigheden en kan het gevallen melden aan het OLAF.

(3)

Personeelsleden van het Agentschap zijn verplicht om beschuldigingen van mogelijk illegale activiteiten te melden en te beoordelen, met inbegrip van fraude en corruptie en wetenschappelijk wangedrag, die de belangen van de Unie schaden. De personeelsleden zijn ook verplicht om gedrag te melden dat verband houdt met de uitvoering van de taken van het ambt, die een ernstig plichtsverzuim van de ambtenaren van de Unie kunnen opleveren. Dit wordt geregeld door de interne regels of beleidsmaatregelen inzake klokkenluiden.

(4)

Het Agentschap heeft een beleid opgezet om feitelijke of potentiële gevallen van psychologische of seksuele intimidatie op de werkplek te voorkomen en doeltreffend aan te pakken overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen op grond van het Statuut van de ambtenaren die voorzien in een informele procedure volgens welke het vermeende slachtoffer van de intimidatie contact kan opnemen met de vertrouwenspersonen van het Agentschap.

(5)

Het Agentschap kan ook interne (IT-)veiligheidsonderzoeken uitvoeren en onderzoek doen naar mogelijke inbreuken op de beveiligingsvoorschriften voor gerubriceerde informatie van de Europese Unie (“EUCI”).

(6)

De activiteiten van het Agentschap worden onderworpen aan interne en externe audits, waaronder audits die worden uitgevoerd door de interne auditdiensten van de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer.

(7)

Het Agentschap kan verzoeken van het Europees openbaar ministerie (EPPO) en verzoeken om toegang tot medische dossiers van personeelsleden van het Agentschap behandelen en onderzoeken uitvoeren via de functionaris voor gegevensbescherming in overeenstemming met artikel 45, lid 2, van de verordening.

(8)

In het kader van dergelijke administratieve onderzoeken, audits, onderzoeken of verzoeken werkt het Agentschap samen met andere instellingen, organen en instanties van de Unie.

(9)

Het Agentschap kan op verzoek of op eigen initiatief samenwerken met nationale autoriteiten en internationale organisaties van derde landen.

(10)

Het Agentschap kan op verzoek of op eigen initiatief ook samenwerken met de overheidsinstanties van de EU-lidstaten.

(11)

Het Agentschap kan het voorwerp uitmaken van klachten, beschuldigingen, procedures of onderzoeken of deze ontvangen via klokkenluiders, derde partijen of de Europese Ombudsman.

(12)

Het Agentschap kan betrokken zijn bij zaken die aanhangig zijn bij het Hof van Justitie van de Europese Unie wanneer het een zaak aan het Hof voorlegt, een beslissing verdedigt die het heeft genomen en waartegen bij het Hof is opgekomen, of wanneer het intervenieert in voor zijn taken relevante gevallen. In dit verband kan het Agentschap verplicht zijn de vertrouwelijkheid van de persoonsgegevens in door de partijen of interveniënten verstrekte documenten te bewaren.

(13)

In het kader van zijn activiteiten verwerkt het Agentschap verschillende categorieën persoonsgegevens, waaronder identificatiegegevens van natuurlijke personen, contactinformatie, professionele rollen en taken, informatie over privé- en professioneel gedrag en prestaties, en financiële gegevens, alsook in sommige specifieke gevallen, gevoelige gegevens (bv. gezondheidsgegevens). Persoonsgegevens omvatten feitelijke “harde” gegevens en “zachte” beoordelingsgegevens.

“Harde gegevens” zijn objectieve feitelijke gegevens zoals identificatiegegevens, contactgegevens, professionele gegevens, administratieve gegevens, metagegevens met betrekking tot elektronische communicatie en verkeersgegevens.

“Zachte gegevens” zijn subjectieve gegevens en omvatten met name de beschrijving en beoordeling van situaties en omstandigheden, adviezen, opmerkingen met betrekking tot betrokkenen, evaluatie van het gedrag en de prestaties van betrokkenen en de motivering van individuele besluiten in verband met het voorwerp van de procedure of de activiteit die door het Agentschap overeenkomstig het toepasselijke wettelijke kader wordt uitgevoerd.

Beoordelingen, opmerkingen en adviezen worden beschouwd als persoonsgegevens in de zin van artikel 3, lid 1, van de verordening.

(14)

Krachtens de verordening is het Agentschap derhalve verplicht de betrokkenen informatie over deze verwerkingsactiviteiten te verstrekken en hun rechten als betrokkenen te eerbiedigen.

(15)

Het Agentschap verbindt zich ertoe de fundamentele rechten van de betrokkenen zoveel mogelijk te eerbiedigen, met name het recht op informatieverstrekking, toegang en rectificatie, het recht op verwijdering, beperking van de verwerking, het recht op mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene of de vertrouwelijkheid van communicatie, zoals vastgelegd in de verordening. Het Agentschap kan echter ook worden verplicht de rechten en plichten van de betrokkene te beperken met het oog op de bescherming van zijn activiteiten en de fundamentele rechten en vrijheden van anderen.

(16)

Daarom biedt artikel 25, leden 1 en 5, van de verordening het Agentschap de mogelijkheid om onder voorwaarden de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en artikel 4 voor zover de bepalingen daarvan overeenstemmen met de rechten en verplichtingen waarin de artikelen 14 tot en met 20 voorzien, te beperken door middel van interne regels die op het hoogste bestuursniveau van het Agentschap worden vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Unie moeten worden bekendgemaakt, voor zover zij niet gebaseerd zijn op rechtshandelingen die zijn vastgesteld op basis van de Verdragen.

(17)

Er kunnen beperkingen van toepassing zijn op verschillende rechten van de betrokkenen, waaronder het verstrekken van informatie aan de betrokkenen, het recht op toegang, rectificatie, uitwissing, beperking van verwerking, mededeling van een inbreuk op de persoonsgegevens aan de betrokkene of vertrouwelijkheid van communicatie zoals vastgelegd in de verordening.

(18)

Het Agentschap kan gehouden zijn deze rechten te in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van administratieve onderzoeken, audits, onderzoeken en gerechtelijke procedures. Het kan ook nodig zijn om de rechten van de betrokkene in evenwicht te brengen met de fundamentele rechten en vrijheden van andere betrokkenen.

(19)

Zo kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn dat het Agentschap de informatie die het aan een betrokkene over de verwerking van zijn of haar persoonsgegevens verstrekt, beperkt tijdens de inleidende fase van een administratief onderzoek of tijdens het onderzoek zelf, voorafgaand aan een eventuele seponering van een zaak of in de fase voorafgaand aan de tuchtprocedure. In bepaalde omstandigheden kan het verstrekken van dergelijke informatie ernstig afbreuk doen aan het vermogen van het Agentschap om een doeltreffend onderzoek te verrichten, wanneer er bijvoorbeeld een risico bestaat dat de betrokkene bewijsmateriaal vernietigt of mogelijke getuigen beïnvloedt voordat zij worden gehoord. Tevens kan het Agentschap gehouden zijn de rechten en vrijheden van getuigen en andere betrokkenen te beschermen.

(20)

Mogelijk is het Agentschap verplicht de anonimiteit van een getuige, een informant of een klokkenluider te beschermen die heeft gevraagd om niet geïdentificeerd te worden. In dat geval kan het Agentschap besluiten een beperking op te leggen voor de toegang tot de identiteit, verklaringen en andere persoonsgegevens van zulke personen of de verdachte, teneinde hun rechten en vrijheden te beschermen.

(21)

Het Agentschap kan verplicht zijn de vertrouwelijkheid te beschermen van een personeelslid dat de vertrouwenspersonen van het Agentschap heeft benaderd in verband met een intimidatieprocedure. In zulke gevallen moet het Agentschap mogelijk een beperkingen opleggen voor de toegang tot de identiteit, verklaringen en andere persoonsgegevens van het vermeende slachtoffer, de vermeende dader en andere betrokkenen, teneinde hun rechten en vrijheden te beschermen.

(22)

Met betrekking tot de selectie- en aanwervingsprocedures, de evaluatie van het personeel en de procedures voor overheidsopdrachten kan het recht op toegang, rectificatie, uitwissing en beperking slechts op bepaalde momenten en onder de voorwaarden zoals bepaald in de relevante procedures worden uitgeoefend om de rechten van andere betrokkenen te waarborgen en de beginselen van gelijke behandeling en geheimhouding van beraadslagingen in acht te nemen.

(23)

Het Agentschap kan ook de toegang van personen tot hun medische gegevens van bijvoorbeeld psychologische of psychiatrische aard beperken, vanwege de mogelijke gevoeligheid van deze gegevens, en de medische dienst van de Commissie kan beslissen om de betrokkenen slechts indirect toegang te geven via hun eigen arts. De betrokkene kan gebruik maken van het recht op rectificatie van beoordelingen of adviezen van de medische dienst van de Commissie door zijn opmerkingen of een verslag van een arts van zijn keuze te verstrekken.

(24)

Het Agentschap, vertegenwoordigd door zijn directeur, treedt op als de verwerkingsverantwoordelijke ongeacht verdere delegaties van deze rol van verwerkingsverantwoordelijke binnen het Agentschap aan “gedelegeerde verwerkingsverantwoordelijken” voor de specifieke operationele verwerking van persoonsgegevens.

(25)

De persoonsgegevens worden veilig opgeslagen in een elektronische omgeving die voldoet aan Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (6) betreffende de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen in de Europese Commissie of op papier, om onrechtmatige toegang of doorgifte van gegevens aan personen die niet beantwoorden aan het “need-to-know”-criterium, te voorkomen. De verwerkte persoonsgegevens worden niet langer bewaard dan noodzakelijk en passend voor de doeleinden waarvoor de gegevens worden verwerkt gedurende de periode die is gespecificeerd in de gegevensbeschermingsmededelingen en het register van het Agentschap.

(26)

Het Agentschap legt enkel beperkingen op wanneer deze de essentie van de grondrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigen, strikt noodzakelijk zijn en een evenredige maatregel vormen in een democratische samenleving. Het Agentschap motiveert de redenen voor deze beperkingen en brengt de betrokkenen op de hoogte van deze redenen en van hun recht om een klacht in te dienen bij de EDPS, zoals bepaald in artikel 25, lid 6, van de verordening.

(27)

Overeenkomstig het verantwoordingsbeginsel houdt het Agentschap een register bij van de toepassing van de beperkingen.

(28)

Bij de verwerking van administratieve persoonsgegevens die het Agentschap met andere organisaties in het kader van zijn taken uitgewisseld, pleegt het met die organisaties overleg plegen over mogelijke redenen voor het opleggen van beperkingen en de noodzaak en evenredigheid van deze beperkingen, tenzij dit de activiteiten van het Agentschap in gevaar zou brengen.

(29)

Deze interne regels zijn dus van toepassing op alle verwerkingsactiviteiten van het Agentschap met betrekking tot persoonsgegevens in het kader van administratieve onderzoeken, tuchtprocedures, voorbereidende activiteiten in verband met aan OLAF gemelde mogelijke onregelmatigheden, onderzoeken van het Europees openbaar ministerie (EPPO), klokkenluidersprocedures, (formele en informele) procedures voor gevallen van intimidatie, verwerking van interne en externe klachten, verzoeken om toegang tot of rectificatie van eigen medische dossiers, de onderzoeken die de functionaris voor gegevensbescherming overeenkomstig artikel 45, lid 2, van de verordening uitvoert, (IT-)veiligheidsonderzoeken die intern of met externe betrokkenen (bijv. CERT-EU) worden uitgevoerd, audits, procedures voor het Hof van Justitie van de Europese Unie of nationale overheden, selectie- en aanwervingsprocedures, personeelsevaluatie en overheidsopdrachten, zoals hierboven opgesomd.

(30)

Deze interne voorschriften zijn van toepassing op verwerkingsactiviteiten voorafgaand aan het instellen van de bovengenoemde procedures, tijdens deze procedures en tijdens het toezicht op de follow-up van deze procedures. Hieronder valt ook bijstand door het Agentschap aan, en zijn samenwerking met, andere EU-instellingen, nationale autoriteiten en internationale organisaties buiten het kader van zijn administratieve onderzoeken.

(31)

Ingevolge artikel 25, lid 8, van de verordening heeft het Agentschap het recht om het verstrekken van informatie over de redenen voor de toepassing van een beperking aan de betrokkene op te schorten, achterwege te laten of te weigeren, indien dit het effect van de beperking op enigerlei wijze teniet zou doen. Het Agentschap beoordeelt per geval of een mededeling van de beperking het effect ervan tenietdoet.

(32)

Het Agentschap heft de beperking op zodra de beperkingsvoorwaarden niet langer van toepassing zijn, en deze voorwaarden regelmatig beoordelen.

(33)

Teneinde de maximale bescherming van de rechten en vrijheden van betrokkenen te waarborgen en in overeenstemming met artikel 44, lid 1, van de verordening, wordt de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap tijdig geraadpleegd over enigerlei beperkingen die kunnen worden toegepast of beoordeeld en zal hij/zij te controleren of deze in overeenstemming zijn met dit besluit.

(34)

De artikelen 16, lid 5 en 17, lid 4 van de verordening voorzien in uitzonderingen op het recht van de betrokkene op informatie en het recht van toegang. Indien deze uitzonderingen gelden, hoeft het Agentschap geen beperking in het kader van dit besluit toe te passen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij dit besluit worden de regels vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden waaronder het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA) of zijn rechtsopvolger (hierna “het Agentschap” genoemd) de toepassing van de artikelen 4, 14 tot en met 22, 35 en 36 kan beperken overeenkomstig artikel 25 van de verordening.

2.   Het Agentschap wordt in zijn hoedanigheid van verwerkingsverantwoordelijke vertegenwoordigd door de directeur van het Agentschap, die de functie van verwerkingsverantwoordelijke verder kan delegeren.

Artikel 2

Toepasselijke beperkingen

1.   Het Agentschap kan de toepassing van de artikelen 14 tot en met 22, 35 en 36, en artikel 4 voor zover de bepalingen daarvan overeenstemmen met de rechten en verplichtingen waarin de artikelen 14 tot en met 20 voorzien, beperken.

2.   Dit besluit is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap in het kader van zijn administratieve en operationele werking:

a)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b), c), f), g) en h), van de verordening bij het verrichten van interne onderzoeken, onder meer op basis van externe klachten, beschuldigingen, administratieve onderzoeken, pre-tuchtrechtelijke, tuchtrechtelijke of schorsingsprocedures op grond van artikel 86 en bijlage IX van het Statuut van de ambtenaren en de uitvoeringsvoorschriften daarvan, veiligheidsonderzoeken of onderzoeken van het OLAF;

b)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder h), van de verordening bij het waarborgen dat de personeelsleden van het Agentschap de feiten vertrouwelijk kunnen rapporteren wanneer zij van mening zijn dat er sprake is van ernstige onregelmatigheden, zoals bepaald in de interne regels of het beleid inzake klokkenluiden;

c)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder h), van de verordening, bij het waarborgen dat de personeelsleden van het Agentschap zich in het kader van een intimidatieprocedure, zoals gedefinieerd in de interne regels, kunnen melden bij vertrouwelijke vertrouwenspersonen;

d)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c), g) en h), van de verordening, bij het verrichten van interne of externe audits in verband met activiteiten of de werking van het Agentschap;

e)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder d) en h), van de verordening, bij het waarborgen van veiligheidsanalyses, met inbegrip van cyberveiligheid en misbruik van IT-systemen, die intern of met externe betrokkenen (bv. CERT-EU) worden uitgevoerd, bij het waarborgen van de interne veiligheid door middel van videobewaking, toegangscontrole en onderzoek, bij het beveiligen van communicatie- en informatiesystemen en bij het uitvoeren van technische beveiligingsmaatregelen;

f)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder g) en h), van de verordening, wanneer de functionaris voor gegevensbescherming (hierna “DPO” genoemd) van het Agentschap zaken onderzoekt die rechtstreeks verband houden met zijn of haar taken;

g)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder b), g) en h), van de verordening, in het kader van de onderzoeken van het Europees openbaar ministerie (EPPO);

h)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder h), van de verordening, wanneer personen verzoeken om toegang tot of rectificatie van hun medische gegevens, onder meer als deze in het bezit zijn van de medische dienst van de Commissie;

i)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c), d), g) en h), van de verordening, bij het verlenen of ontvangen van bijstand aan of van andere instellingen, organen en instanties van de Unie of bij samenwerking met hen in het kader van de onder a) tot en met h) van dit lid bedoelde activiteiten en uit hoofde van relevante overeenkomsten inzake het dienstverleningsniveau, memoranda van overeenstemming en samenwerkingsovereenkomsten waarin hun respectieve oprichtingshandeling voorziet;

j)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c), g) en h), van de verordening, bij het verlenen aan of het ontvangen van bijstand van nationale autoriteiten en internationale organisaties van derde landen of bij het samenwerken met deze autoriteiten en organisaties, op hun verzoek of op eigen initiatief;

k)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c), g) en h), van de verordening, bij het verlenen aan of het ontvangen van bijstand van de overheidsinstanties van de EU-lidstaten en bij het samenwerken met hen, op hun verzoek of op eigen initiatief;

l)

overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder e), van de verordening, bij het verwerken van persoonsgegevens in door partijen of interveniënten in het kader van een procedure bij het Hof van Justitie van de Europese Unie verkregen documenten.

Voor de toepassing van dit besluit omvatten de bovengenoemde activiteiten ook de voorbereidende en vervolgactiviteiten die rechtstreeks verband houden met dezelfde activiteit.

3.   Het Agentschap kan ook in de volgende omstandigheden per geval beperkingen opleggen aan de in dit besluit bedoelde rechten van betrokkenen:

a)

wanneer de diensten van de Commissie of andere instellingen, organen en instanties van de Unie het recht hebben de uitoefening van de opgesomde rechten te beperken en het doel van een dergelijke beperking door die dienst van de Commissie, die instelling, dat orgaan of dat agentschap van de Unie in gevaar zou komen wanneer het Agentschap met betrekking tot dezelfde persoonsgegevens geen gelijkwaardige beperking toepast;

b)

wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten het recht hebben de uitoefening van de opgesomde rechten te beperken en het doel van een dergelijke beperking door die autoriteit van de lidstaat in gevaar zou komen wanneer het Agentschap met betrekking tot dezelfde persoonsgegevens geen gelijkwaardige beperking toepast;

c)

wanneer de uitoefening van die rechten en verplichtingen de samenwerking van het Agentschap met derde landen of internationale organisaties bij de uitvoering van zijn taken in gevaar zou brengen, tenzij de belangen of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene deze noodzaak tot samenwerking tenietdoen.

Alvorens beperkingen op grond van dit lid toe te passen, raadpleegt het Agentschap zo nodig de betrokken diensten van de Commissie, andere instellingen, organen, agentschappen, bureaus, internationale organisaties of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, tenzij het duidelijk is dat de beperking voortvloeit uit een van de bovengenoemde handelingen of dat een dergelijke raadpleging de activiteiten van het Agentschap in gevaar zou brengen.

4.   De categorieën persoonsgegevens die in verband met de bovengenoemde activiteiten worden verwerkt, kunnen feitelijke “harde” gegevens en “zachte” beoordelingsgegevens bevatten.

5.   Iedere beperking moet de essentie van grondrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigen en een noodzakelijke en evenredige maatregel vormen in een democratische samenleving.

Artikel 3

Registratie van beperkingen

1.   De verwerkingsverantwoordelijke stelt een registratiedossier van de beperking op met beschrijving van:

a)

de redenen voor elke op grond van dit besluit toegepaste beperking;

b)

welke van de in artikel 2 genoemde gronden van toepassing zijn;

c)

op welke wijze de uitoefening van het recht een risico voor de betrokkene zou inhouden of het doel van de taken van het Agentschap in gevaar zou brengen of de rechten en vrijheden van andere betrokkenen zou aantasten;

d)

het resultaat van de beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid van de beperking, rekening houdend met de relevante elementen in artikel 25, lid 2, van de verordening.

2.   Voordat er beperkingen kunnen worden opgelegd, wordt iedere zaak onderzocht op de noodzakelijkheid en evenredigheid van een beperking. De verwerkingsverantwoordelijke zal rekening houden met de mogelijke risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkene. Er worden enkel beperkingen opgelegd die strikt noodzakelijk zijn om hun doel te bereiken.

3.   Het registratiedossier van de beperking en, indien van toepassing, de documenten met onderliggende feitelijke en juridische elementen worden geregistreerd. Zij zullen desgevraagd aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming beschikbaar worden gesteld.

Artikel 4

Risico’s voor de rechten en vrijheden van betrokkenen

1.   De beoordeling van de risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen om beperkingen op te leggen en van de duur van de toepassing van deze beperkingen wordt geregistreerd in het register van de verwerkingsactiviteiten dat door de verwerkingsverantwoordelijke op grond van artikel 31 van de verordening wordt bijgehouden. Zij worden ook opgenomen in eventuele effectbeoordelingen van de gegevensbescherming met betrekking tot die beperkingen die krachtens artikel 39 van de verordening worden uitgevoerd, indien van toepassing.

2.   Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke overweegt een beperking toe te passen wordt het risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkene afgewogen, in het bijzonder tegen het risico voor de rechten en vrijheden van andere betrokkenen en het risico dat de onderzoeken of procedures negatief worden beïnvloed, in het bijzonder door bewijsmateriaal te vernietigen. De risico’s voor de rechten en vrijheden van de betrokkene betreffen in de eerste plaats, maar zijn niet beperkt tot, reputatierisico’s en risico’s voor het recht op verdediging en het recht om te worden gehoord.

Artikel 5

Waarborgen en bewaartermijnen

1.   Het Agentschap voert specifieke waarborgen in om misbruik of onrechtmatige toegang tot, of onrechtmatige doorgifte van persoonsgegevens waarvoor beperkingen gelden of kunnen worden toegepast, te voorkomen. Deze waarborgen omvatten technische en organisatorische maatregelen en worden voor zover noodzakelijk uitvoerig vastgelegd in interne besluiten, procedures en uitvoeringsvoorschriften van het Agentschap. Deze waarborgen omvatten:

a)

een duidelijke definitie van rollen, verantwoordelijkheden en procedurele stappen;

b)

indien van toepassing, een beveiligde elektronische omgeving die onwettige en toevallige toegang tot of overdracht van elektronische gegevens aan onbevoegden voorkomt;

c)

indien van toepassing, veilige opslag en verwerking van papieren documenten;

d)

de naleving van de vertrouwelijkheidsverplichtingen voor alle personen die toegang hebben tot de persoonsgegevens.

2.   De bewaartermijn van persoonsgegevens die onder een beperking vallen, wordt vastgesteld in het desbetreffende register overeenkomstig artikel 31 van de verordening, rekening houdend met het doel van de verwerking, en omvat het tijdsbestek dat nodig is voor administratieve en gerechtelijke toetsing. Na afloop van de bewaartermijn worden de persoonsgegevens gewist, geanonimiseerd of overgebracht naar archieven overeenkomstig artikel 13 van de verordening.

Artikel 6

Duur van beperkingen

1.   De in artikel 2 bedoelde beperkingen blijven van toepassing zolang de redenen daarvoor blijven bestaan.

2.   Wanneer de redenen voor een beperking niet langer van toepassing zijn, heft de verwerkingsverantwoordelijke de beperking op indien de uitoefening van het beperkte recht geen negatieve gevolgen meer zou hebben voor de desbetreffende toepasselijke procedure en niet langer de rechten of vrijheden van andere betrokkenen nadelig zou beïnvloeden.

3.   Indien de betrokkene opnieuw om toegang tot de betrokken persoonsgegevens heeft verzocht, deelt de verwerkingsverantwoordelijke aan de betrokkene de belangrijkste redenen voor de beperking mee. Tegelijkertijd stelt het Agentschap de betrokkene in kennis van de mogelijkheid om te allen tijde een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of om beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4.   Het Agentschap evalueert de toepassing van de in artikel 2 bedoelde beperkingen om de zes maanden.

Artikel 7

Betrokkenheid door de functionaris voor gegevensbescherming

1.   De verwerkingsverantwoordelijke van het Agentschap stelt de DPO van het Agentschap onverwijld in kennis van elke beslissing tot beperking van de rechten van de betrokkene overeenkomstig dit besluit of tot verlenging van de toepassing van de beperking. De verwerkingsverantwoordelijke verleent aan de DPO toegang tot de bijbehorende registers en tot alle documenten die betrekking hebben op de feitelijke of juridische context.

2.   De DPO kan de verwerkingsverantwoordelijke verzoeken de toepassing van een beperking opnieuw te beoordelen. De verwerkingsverantwoordelijke informeert de DPO schriftelijk over de uitkomst van de gevraagde beoordeling.

3.   De verwerkingsverantwoordelijke documenteert de betrokkenheid van de DPO bij de toepassing van de beperking, met inbegrip van de informatie die wordt gedeeld. De documenten uit hoofde van dit artikel maken deel uit van het registratiedossier met betrekking tot de beperking en worden op verzoek aan de EDPS ter beschikking gesteld.

Artikel 8

Informatie aan betrokkenen over beperkingen van hun rechten

1.   De verwerkingsverantwoordelijke neemt in de in artikel 31 van de verordening bedoelde kennisgevingen en registraties inzake gegevensbescherming, die op zijn website en op het intranet worden gepubliceerd, algemene informatie op over de mogelijke beperkingen van de rechten van de betrokkenen op grond van artikel 2, lid 2, van dit besluit. De informatie heeft betrekking op de rechten en verplichtingen die kunnen worden beperkt, de redenen waarvoor beperkingen kunnen worden toegepast en op de potentiële duur ervan.

2.   De verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkenen individueel, schriftelijk en onverwijld over bestaande of toekomstige beperkingen van hun rechten. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene in kennis van de voornaamste redenen waarop de toepassing van de beperking is gebaseerd, van zijn recht om de DPO te raadplegen teneinde de beperking te betwisten, en van zijn/haar recht om een klacht in te dienen bij de EDPS.

3.   De verwerkingsverantwoordelijke kan het verstrekken van informatie over de redenen voor een beperking en het recht om een klacht bij de EDPS in te dienen opschorten, achterwege laten of weigeren, zolang dit het effect van de beperking teniet zou doen. De beoordeling van deze motivering vindt per geval plaats en de verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de informatie aan de betrokkene, zodra het effect van de beperking daardoor niet langer teniet wordt gedaan.

Artikel 9

Recht van de betrokkene op toegang

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kan het recht op toegang uit hoofde van artikel 17 van de verordening door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt, indien dit noodzakelijk is en in verhouding staat tot de activiteiten in het kader van dit besluit.

2.   Wanneer betrokkenen om toegang verzoeken tot hun persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van een specifieke verwerkingsactiviteit als bedoeld in artikel 2, lid 2, van dit besluit, beperkt het Agentschap zijn antwoord tot de voor die activiteit verwerkte persoonsgegevens.

3.   De rechten van de betrokkenen op directe toegang tot documenten van psychologische of psychiatrische aard kunnen worden beperkt. Noch de indirecte toegang, noch het recht op rectificatie en op mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens wordt met deze interne voorschriften beperkt. Daarom dient een als tussenpersoon aangewezen arts op verzoek van de betrokkene toegang te krijgen tot alle gerelateerde informatie en discretionaire bevoegdheid te hebben om te bepalen hoe en welke toegang aan de betrokkene verstrekt moet worden.

4.   Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke het recht van toegang tot persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17 van de verordening geheel of gedeeltelijk beperkt, stelt hij de betrokkene in zijn antwoord op het verzoek om toegang schriftelijk in kennis van de toegepaste beperking en van de voornaamste redenen daarvoor en van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de EDPS of een beroep in te stellen bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

5.   De informatie over de beperking van de toegang kan worden uitgesteld, achterwege gelaten of geweigerd als daardoor de gevolgen van de beperking overeenkomstig artikel 25, lid 8, van de verordening teniet zouden worden gedaan.

6.   Een beperking op grond van dit artikel wordt toegepast in overeenstemming met dit besluit.

Artikel 10

Recht op rectificatie, uitwissing en beperking van verwerking

1.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kan het recht op rectificatie, uitwissing en beperking van de verwerking uit hoofde van artikel 18, artikel 19, lid 1, en artikel 20, lid 1 van de verordening door de verwerkingsverantwoordelijke worden beperkt indien dit noodzakelijk en gepast is in verband met de in artikel 2, lid 2, van dit besluit genoemde activiteiten.

2.   Met betrekking tot medische gegevens kunnen betrokkenen het recht op rectificatie van de beoordeling of het advies van de medische dienst van de Commissie uitoefenen door hun opmerkingen of een verslag van een arts van hun keuze rechtstreeks aan de medische dienst van de Commissie te doen toekomen.

3.   Een beperking op grond van dit artikel wordt toegepast in overeenstemming met dit besluit.

Artikel 11

Mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan de betrokkene

1.   Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke verplicht is een inbreuk in verband met persoonsgegevens uit hoofde van artikel 35, lid 1, van de verordening mee te delen, kan hij/zij deze mededeling in uitzonderlijke omstandigheden geheel of gedeeltelijk beperken. Hij/zij documenteert de redenen voor de beperking, de rechtsgrond ervoor als vermeld in artikel 2 van dit besluit en een beoordeling van de noodzaak en de evenredigheid ervan in een nota. De nota wordt aan de EDPS meegedeeld op het tijdstip van de kennisgeving van de inbreuk in verband met persoonsgegevens.

2.   Wanneer de redenen voor de beperking niet langer van toepassing zijn, deelt het Agentschap de betrokken inbreuk in verband met persoonsgegevens mee aan de betrokkene en stelt het hem of haar in kennis van de voornaamste redenen voor de beperking en van zijn recht om een klacht in te dienen bij de EDPS.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid van elektronische communicatie

1.   In uitzonderlijke omstandigheden kan het Agentschap het in artikel 36 van de verordening bedoelde recht op vertrouwelijkheid van elektronische communicatie beperken. Dergelijke beperkingen voldoen aan Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (7).

2.   Onverminderd artikel 8, lid 3, stelt het Agentschap, wanneer het het recht op vertrouwelijkheid van elektronische communicatie beperkt, de betrokkene in zijn antwoord op diens verzoek in kennis van de voornaamste redenen waarop de toepassing van de beperking berust, en van zijn of haar recht een klacht in te dienen bij de EDPS.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 december 2020.

Voor de stuurgroep van het ERCEA

De voorzitter

Jean-Eric PAQUET


(1)  PB L 295 van 21.11. 2018, blz. 39.

(2)  PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsbesluit C(2013)9048) van de Commissie tot oprichting van het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad en tot intrekking van Besluit 2008/37/EG.

(4)  Besluit C(2013)9428 van de Commissie waarbij bevoegdheden aan het Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad worden gedelegeerd met het oog op het verrichten van taken in verband met de tenuitvoerlegging van EU-programma’s inzake grensverleggend onderzoek, met name wat betreft de besteding van de in de algemene begroting van de Unie opgenomen kredieten.

(5)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(6)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).

(7)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).