ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 124

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
12 april 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/580 van de Commissie van 1 februari 2021 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 wat betreft de grondslag voor de toewijzing van de financiële bijdrage in de bijenteeltsector

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/581 van de Commissie van 9 april 2021 betreffende de situatiebeelden van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/582 van de Commissie van 9 april 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China

40

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/583 van de Commissie van 9 april 2021 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 betreffende de gelijkwaardigheid van designated contract markets in de Verenigde Staten van Amerika overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

116

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 124/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/580 VAN DE COMMISSIE

van 1 februari 2021

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 wat betreft de grondslag voor de toewijzing van de financiële bijdrage in de bijenteeltsector

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 56, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie (2) bevat de grondslag voor de financiële bijdrage van de Unie aan de lidstaten voor hun bijenteeltprogramma’s. Deze moet worden toegewezen in verhouding tot het gemiddelde totale aantal bijenkasten waarvan de lidstaten hebben kennisgegeven in de loop van de twee kalenderjaren die onmiddellijk voorafgaan aan de kennisgeving aan de Commissie van het bijenteeltprogramma.

(2)

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (3) bevat het jaarlijkse maximum voor het Europees Landbouwgarantiefonds (“ELGF”). Binnen dat maximum zal dat fonds vanaf 2021 de Uniebijdrage voor de bijenteeltprogramma’s financieren. Het in het meerjarig financieel kader vastgelegde totale bedrag voor het ELGF houdt een stijging met 60 miljoen EUR per jaar voor bijenteeltprogramma’s in.

(3)

Voor de periode 2021-2027 heeft de Commissie voorgesteld om de verhoogde Uniebijdrage voor de bijenteeltprogramma’s toe te wijzen overeenkomstig bijlage VIII bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) en van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(4)

De grondslag voor de toewijzing van de bijdrage van de Unie aan de lidstaten in Commissievoorstel COM(2018) 392 final was de toewijzing van Uniemiddelen voor de bijenteeltprogramma’s van 2017-2019, die weer berustte op het aantal bijenkasten dat de lidstaten in 2013 in hun bijenteeltprogramma’s van 2014-2016 hadden meegedeeld, gecorrigeerd voor de toewijzingsaanvragen van de lidstaten voor de programmeringsperiode 2017-2019.

(5)

De verhoogde bijdrage van de Unie voor de bijenteeltprogramma’s moet vanaf 2021 van kracht worden, terwijl de strategische GLB-plannen van de lidstaten uit hoofde van het toekomstig GLB-wetgevingskader naar verwachting pas in 2023 van toepassing worden.

(6)

Omwille van de consistentie met Commissievoorstel COM(2018) 392 final en de coherentie tussen de toewijzingen voor de bijenteeltprogramma’s voor 2021 en 2022 en vanaf 2023 moeten de toewijzingen voor de bijenteeltprogramma’s voor 2021 en 2022 worden berekend op basis van het aantal bijenkasten dat de lidstaten in 2013 in hun respectieve bijenteeltprogramma’s van 2014-2016 hebben meegedeeld, gecorrigeerd voor de toewijzingsaanvragen van de lidstaten voor de programmeringsperiode 2017-2019.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 wordt de tweede alinea vervangen door:

“In afwijking van de eerste alinea wordt de bijdrage van de Unie voor de bijenteeltprogramma’s voor 2021 en 2022 aan de lidstaten met bijenteeltprogramma’s toegewezen op basis van het aantal bijenkasten dat die lidstaten in 2013 in hun respectieve bijenteeltprogramma’s van 2014-2016 hebben meegedeeld, gecorrigeerd voor de toewijzingsaanvragen van de lidstaten voor de programmeringsperiode 2017-2019. De minimumbijdrage van de Unie bedraagt 25 000 EUR per bijenteeltprogramma.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 februari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1366 van de Commissie van 11 mei 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft steun in de bijenteeltsector (PB L 211 van 8.8.2015, blz. 3).

(3)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433I van 22.12.2020, blz. 11).

(4)  Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).

(5)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).


12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 124/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/581 VAN DE COMMISSIE

van 9 april 2021

betreffende de situatiebeelden van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (1), en met name artikel 24, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2019/1896 wordt “situatiebeeld” gedefinieerd als een samenvoeging van gegeorefereerde bijna-realtime gegevens en informatie die zijn ontvangen van verschillende autoriteiten, sensoren, platforms en andere bronnen, die via beveiligde communicatie- en informatiekanalen worden doorgegeven en die kunnen worden verwerkt en selectief kunnen worden getoond aan en gedeeld met andere bevoegde autoriteiten om situationeel bewustzijn te creëren en het reactievermogen te ondersteunen aan, langs of nabij de buitengrenzen en in het gebied vóór de grens. Deze definitie is een ontwikkeling van het concept dat oorspronkelijk was vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2), en gaat uit van een meer “datacentrische” benadering, waardoor gebruikers de geschikte grafische weergave en gebruikersinterface kunnen selecteren, afhankelijk van de operationele situatie en hun behoeften inzake commando en controle.

(2)

Verordening (EU) 2019/1896 bepaalt dat nationale situatiebeelden, een Europees situatiebeeld en specifieke situatiebeelden worden verkregen door middel van verzameling, evaluatie, onderlinge vergelijking, analyse, interpretatie, productie, visualisatie en verspreiding van informatie. Situatiebeelden moeten bestaan uit drie afzonderlijke informatielagen, namelijk een gebeurtenissenlaag, een operationele laag en een analyselaag.

(3)

Het is noodzakelijk de nadere gegevens van elk van de informatielagen van de situatiebeelden en de regels voor het opstellen van specifieke situatiebeelden vast te stellen. Voorts moeten het soort informatie dat moet worden verstrekt en de processen voor het verstrekken van die informatie worden gespecificeerd, alsmede de mechanismen om de kwaliteitscontrole te waarborgen. Om te zorgen voor een gecoördineerde aanpak die de informatie-uitwisseling verbetert, moet de wijze waarop in het Europees grensbewakingssysteem (hierna “Eurosur” genoemd) meldingen worden gedaan, worden gespecificeerd en gestandaardiseerd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat de gebeurtenissenlaag van situatiebeelden voldoende uitgebreid en gedetailleerd is, moeten de nationale coördinatiecentra en, in voorkomend geval, het Europees Grens- en kustwachtagentschap (hierna “het agentschap” genoemd) en de internationale coördinatiecentra tijdig melding maken van gebeurtenissen die een impact kunnen hebben op de buitengrenzen.

(5)

Het melden van gebeurtenissen via indicatoren en het melden van afzonderlijke gebeurtenissen zijn complementair. De indicatoren dragen bij tot de beoordeling van de algemene ontwikkeling aan een grenssegment en tot een beter situationeel bewustzijn, terwijl meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen van belang zijn voor een tijdige reactie op een bepaalde gebeurtenis.

(6)

Bij meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen kan dringend optreden nodig zijn. Daarom moet het mogelijk zijn om afzonderlijke gebeurtenissen tijdig te melden, zodat tijdig op dergelijke gebeurtenissen kan worden gereageerd. Zodra de gebeurtenis is gedetecteerd, moet een eerste melding worden gedaan, die in de overeenkomstige situatiebeelden moet worden weergegeven. Om te vermijden dat vertraging het vermogen tot snelle reactie aantast, moet het valideringsproces de verzending een gedeeltelijk gevalideerde melding mogelijk maken.

(7)

Het verzenden van meldingen in dergelijke omstandigheden kan echter tot vals alarm leiden. De bron en de eigenaar van het situatiebeeld moeten het betrouwbaarheidsniveau beoordelen en aangeven in de meldingen en in de gebeurtenissen die in het situatiebeeld worden weergegeven. De eerste melding moet worden aangevuld met andere follow-upmeldingen zodra aanvullende informatie beschikbaar is.

(8)

Het melden van gebeurtenissen in verband met documentfraude en -criminaliteit in Eurosur zal een aanvulling vormen op de verplichtingen tot informatieverstrekking uit hoofde van Verordening (EU) 2020/493 van het Europees Parlement en de Raad (3) als onderdeel van het systeem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO).

(9)

Het melden van afzonderlijke gebeurtenissen in verband met grensoverschrijdend vervoer van goederen en daarmee verband houdende illegale handel uit hoofde van deze verordening mag geen afbreuk doen aan bestaande rapportageverplichtingen, -beperkingen of -bevoegdheden op douanegebied, noch aan systematische controlerapportage, met name in het kader van het invoercontrolesysteem 2 (“ICS2”) overeenkomstig artikel 186 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (4), of aan de uitwisseling van risicogerelateerde informatie in het kader van het douanerisicobeheersysteem (“CRMS”) overeenkomstig artikel 86 van die verordening en het douane-informatiesysteem (“DIS”) dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad (5). Het mag evenmin overlappen met bestaande mechanismen voor informatieverstrekking die door de lidstaten worden gebruikt in aangelegenheden betreffende de douane en de douanewerking. Indien beschikbaar, kan de relevante informatie worden verkregen uit bestaande bronnen van de Commissie.

(10)

Wat de operationele laag van situatiebeelden betreft, moet de eigenaar van situatiebeelden, om een voldoende uitgebreid overzicht te kunnen waarborgen, meldingen ontvangen over eigen middelen van de lidstaten, over operationele plannen en over milieu-informatie, waaronder met name meteorologische en oceanografische informatie. Ingeval het impactniveau aan een grenssegment hoog of kritiek is, vereist de behoefte aan coördinatie gedetailleerde meldingen over de operationele plannen om beter te kunnen anticiperen op de reactie van de verschillende betrokken autoriteiten.

(11)

Operationele meldingen die in het kader van een gezamenlijke grensoperatie of een snelle grensinterventie moet plaatsvinden, moeten in de operationele plannen van elke gezamenlijke grensoperatie of snelle grensinterventie worden beschreven.

(12)

De analyselaag van de situatiebeelden moet door de eigenaar ervan worden vastgesteld op basis van risicoanalysemeldingen. Deze meldingen zijn bedoeld om meer inzicht te krijgen in gebeurtenissen aan de buitengrens en zo de voorspelling van trends, de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties, en de strategische risicoanalyse te vergemakkelijken. De methoden voor het melden van risicoanalyses en de toekenning van betrouwbaarheidsniveaus moeten gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk model voor geïntegreerde risicoanalyse (CIRAM).

(13)

Om te zorgen voor consistentie en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken met behoud van de veiligheid, moet het agentschap zijn verschillende risicoanalysenetwerken en -instrumenten in het kader van Eurosur integreren en ontwikkelen, zoals het Frontex-netwerk voor risicoanalyse (FRAN), het European Document Fraud Risk Analysis Network (EDF-RAN) of het Maritime Intelligence Community Risk Analysis Network (MIC-RAN).

(14)

Bij het doen van meldingen in Eurosur moet rekening worden gehouden met het specifieke karakter van bepaalde grenstoezichtactiviteiten, zoals bewaking van de lucht- of zeegrenzen, maar ook met het specifieke karakter van bepaalde gerelateerde gebeurtenissen, zoals secundaire bewegingen of opsporings- en reddingsincidenten. Het melden van dergelijke informatie draagt bij tot het opstellen van het Europees situatiebeeld, met inbegrip van risicoanalyse en de toekenning van impactniveaus. Bovendien moeten meldingen van operaties om migranten op te sporen en te redden, zowel op het land als op zee, bijdragen tot de bescherming en het redden van levens van migranten.

(15)

De eigenaar van het situatiebeeld moet het situatiebeeld beheren met het doel een duidelijk inzicht te verschaffen in de situatie aan elk buitengrenssegment en voor elk bevoegdheidsdomein, en risicoanalyses en reactievermogens op het juiste niveau te bevorderen.

(16)

Bij het opstellen van specifieke situatiebeelden met partijen die ten aanzien van Eurosur derden zijn, moeten de lidstaten en het agentschap de door het agentschap ontwikkelde technische en operationele normen voor informatie-uitwisseling naleven en bevorderen.

(17)

De operationele verantwoordelijkheden moeten worden vastgesteld voor het doen van meldingen en voor het in stand houden van situatiebeelden, in verband met de technische verantwoordelijkheden voor de exploitatie en het onderhoud van de verschillende technische systemen en netwerken die de verwerking van informatie in Eurosur ondersteunen.

(18)

Om ervoor te zorgen dat de operationele verantwoordelijkheden voor de technische uitvoering van Eurosur voldoende gedetailleerd worden omschreven, moeten de technische componenten van Eurosur worden vastgesteld. Om de aanzienlijke hoeveelheid verwerkte informatie te beheren en de werklast van de operatoren te verminderen, moet de uitwisseling van informatie in Eurosur worden geautomatiseerd. De lidstaten en het agentschap moeten technische interfaces ontwikkelen om koppelingen tussen machines te bevorderen en beslissingsondersteunende instrumenten gebruiken om de Eurosur-operatoren bij te staan bij hun taken.

(19)

Bij het bepalen van het format van meldingen die betrekking hebben op verdachte vaartuigen, als onderdeel van de technische normen voor informatie-uitwisseling, dient het agentschap, in nauwe samenwerking met de betrokken nationale autoriteiten, gebruik te maken van internationaal overeengekomen formats die voortvloeien uit de desbetreffende internationale wetgeving, in de eerste plaats het VN-Verdrag inzake het recht van de zee, het gewoonterecht van de zee en de afgeleide instrumenten met name van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), alsmede de variaties daarop in de interne rechtsorde van de vlaggenstaten.

(20)

Bij het bepalen van het format van meldingen die betrekking hebben op verdachte luchtvaartuigen, als onderdeel van de technische normen voor informatie-uitwisseling, dient het agentschap, in nauwe samenwerking met de relevante nationale autoriteiten, te trachten gebruik te maken van internationaal overeengekomen formats, zoals die welke zijn vastgesteld door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO).

(21)

De gegevensbeveiliging in Eurosur heeft tot doel de authenticiteit, beschikbaarheid, integriteit, vertrouwelijkheid en onweerlegbaarheid van de meldingen en van alle andere in Eurosur verwerkte gegevens en informatie te waarborgen.

(22)

De gegevensbeveiliging van de technische componenten van Eurosur houdt in dat de technische componenten met een bepaald betrouwbaarheidsniveau elke handeling kunnen detecteren en weerstaan die een gevaar vormt voor de veiligheid van de verwerkte gegevens en informatie of de daarmee verband houdende diensten die worden aangeboden door of toegankelijk zijn via die netwerken en informatiesystemen.

(23)

De gegevensbeveiliging van Eurosur is een collectieve verantwoordelijkheid van de lidstaten en het agentschap.

(24)

De cyberdreigingen veranderen voortdurend en worden nu steeds betaalbaarder voor criminele en terroristische netwerken. Eurosur moet zowel op EU- als op nationaal niveau zorgen voor een adequate en homogene bescherming tegen cyberdreigingen. Eurosur is een kader voor de uitwisseling van informatie dat verschillende rubriceringsgraden dekt. Bij de uitvoering van de technische componenten van Eurosur moeten de relevante nationale autoriteiten en het agentschap ervoor zorgen dat elke gebruiker naar behoren toegang heeft tot de relevante informatie die overeenstemt met zijn homologatieniveau en zijn noodzaak tot kennisname.

(25)

Bij de uitrol van het communicatienetwerk tot het niveau “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” moet het agentschap een tijdelijke oplossing bieden voor de nationale componenten die nog slechts zijn gehomologeerd tot het niveau “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” of gelijkwaardige nationale rubriceringsgraden.

(26)

Als onderdeel van de regels voor gegevensbeveiliging van Eurosur en om een goede homologatieprocedure te waarborgen, wordt bij deze verordening binnen het agentschap een gezamenlijk veiligheidshomologatieorgaan (hier “homologatieorgaan” genoemd) opgericht. Overeenkomstig de bepalingen van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie (6) is een dergelijk orgaan in het geval van Eurosur nodig omdat Eurosur is samengesteld uit verschillende onderling verbonden systemen die verschillende partijen betreffen.

(27)

Het homologatieorgaan is een onafhankelijk technisch orgaan dat de functies van de raad van bestuur van het agentschap onverlet laat.

(28)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dienen veiligheidshomologatiebesluiten conform de in de veiligheidshomologatiestrategie vastgestelde procedure te worden gebaseerd op lokale veiligheidshomologatiebesluiten die worden genomen door de respectieve nationale veiligheidshomologatie-instanties van de lidstaten.

(29)

Om al zijn activiteiten snel en doeltreffend te kunnen uitvoeren, dient het homologatieorgaan de nodige ondergeschikte organen te kunnen oprichten die in opdracht van het homologatieorgaan werkzaamheden verrichten. Het dient derhalve een orgaan op te richten die hem bij de voorbereiding van zijn besluiten moet bijstaan.

(30)

Veiligheidshomologatieactiviteiten moeten worden gecoördineerd met de activiteiten van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de systemen en andere entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de veiligheidsvoorschriften.

(31)

Gelet op het specifieke karakter en de complexiteit van Eurosur is het van cruciaal belang dat de veiligheidshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd in een context van collectieve verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Unie en van de lidstaten, door te streven naar consensus en alle bij de veiligheid betrokken actoren daarbij te betrekken, en dat wordt voorzien in een permanente risicomonitoring. Het is eveneens onontbeerlijk dat technische veiligheidshomologatieactiviteiten worden toevertrouwd aan vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsverklaring van een passend niveau beschikken.

(32)

Om ervoor te zorgen dat het homologatieorgaan zijn taken kan vervullen, moet ook worden bepaald dat de lidstaten het orgaan alle nodige documentatie verstrekken, naar behoren gemachtigde personen toegang verlenen tot gerubriceerde informatie in het kader van Eurosur en ondersteunende systemen (waaronder het communicatienetwerk) en tot alle zones die onder hun jurisdictie vallen, en dat zij op lokaal niveau verantwoordelijk zijn voor de homologatie van de veiligheid van zones die zich op hun grondgebied bevinden.

(33)

Hoewel rechtstreekse toegang tot een nationaal systeem een exclusieve bevoegdheid van de betrokken lidstaat is, kan het personeel van het agentschap in het kader van Eurosur rechtstreekse toegang tot de nationale systemen worden verleend om nationale autoriteiten bij te staan bij hun taken.

(34)

De bepalingen inzake gegevensbeveiliging van de externe componenten van Eurosur moeten deel uitmaken van de bepalingen betreffende Eurosur in de overeenkomstige werkafspraken en modelstatusovereenkomsten. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2019/817 (7) en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Omdat Verordening (EU) 2019/817 echter voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken op 31 oktober 2019 overeenkomstig artikel 4 van dat protocol zijn besluit meegedeeld dat het Verordening (EU) 2019/817 in zijn nationale recht zal omzetten.

(35)

Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (8). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(36)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (9).

(37)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (10).

(38)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (11).

(39)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees comité voor de grens- en kustwacht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden vastgesteld:

a)

de regels om meldingen te doen in Eurosur, met inbegrip van het soort informatie dat moet worden verstrekt en de termijnen waarbinnen meldingen moeten plaatsvinden;

b)

de nadere gegevens van de informatielagen van de situatiebeelden;

c)

de regeling voor het opstellen van specifieke situatiebeelden;

d)

de verantwoordelijkheden in verband met de rapportage, het beheer van de situatiebeelden en de exploitatie en het onderhoud van de verschillende technische systemen en netwerken die Eurosur ondersteunen;

e)

de regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming van Eurosur;

f)

mechanismen om de kwaliteitscontrole te waarborgen.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de informatie-uitwisseling en samenwerking in het kader van Eurosur, onder meer ten behoeve van situationeel bewustzijn en risicoanalyse, en ter ondersteuning van de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“gebeurtenis”: een situatie die een impact kan hebben op de buitengrenzen wat betreft migratie, grensoverschrijdende criminaliteit of de bescherming en redding van de levens van migranten, met inbegrip van grensincidenten, of die gevolgen kan hebben voor de werking van Eurosur, met inbegrip van de technische componenten ervan;

2.

“beheer van een situatiebeeld”: het opstellen en in stand houden van het situatiebeeld en het verwerken van alle informatie die het bevat;

3.

“eigenaar”: de entiteit die, of het agentschap of orgaan dat het situatiebeeld en de bijbehorende meldingen beheert;

4.

“verwerking”: elke handeling met betrekking tot de gegevens, metagegevens en informatie in een melding, ongeacht of die handeling al dan niet geautomatiseerd is, met inbegrip van het verzamelen, vastleggen, ordenen, structureren, opslaan, wijzigen, raadplegen, gebruiken, doorzenden, publiceren, combineren, wissen, lager rubriceren en vernietigen van deze gegevens en metagegevens;

5.

“indicator”: een meting of waarde betreffende gebeurtenissen of taken die de situatie aan de buitengrenzen beschrijft en die bijdraagt tot situationeel bewustzijn en risicoanalyse of reactievermogens ondersteunt;

6.

“technische indicator”: een meting of waarde betreffende gebeurtenissen of taken die bijdraagt tot situationeel bewustzijn en risicoanalyse in verband met de werking van Eurosur of die overeenkomstige reactievermogens ondersteunt;

7.

“coördinatiecentrum voor redding op zee”: een centrum dat tot taak heeft een doeltreffende organisatie van de opsporings- en reddingsdiensten te bevorderen, alsmede de uitvoering te coördineren van opsporings- en reddingsoperaties binnen een opsporings- en reddingsgebied zoals bedoeld in het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee;

8.

“externe vlucht”: een vlucht van een bemand of onbemand luchtvaartuig en zijn passagiers en/of vracht naar of vanaf het grondgebied van de lidstaten, die geen interne vlucht is in de zin van artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (12);

9.

“internationaal coördinatiecentrum”: de coördinatiestructuur die is opgezet voor de coördinatie van een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie aan de buitengrenzen;

10.

“observatielijst”: een op basis van risicoanalyse opgestelde lijst van verdachte entiteiten, activa, gedragingen of profielen, teneinde de detectie- en risicoanalysevermogens van de Europese grens- en kustwacht te sturen en passende reactievermogens in gang te zetten;

11.

“de technische componenten”: de systemen en netwerken die voor Eurosur worden gebruikt, met inbegrip van de infrastructuur, de organisatie, het personeel en de informatiebronnen die nodig zijn voor de ondersteuning ervan;

12.

“hulpverlening”: hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/90/EG van de Raad (13);

13.

“weigering van toegang”: weigering van toegang aan een onderdaan van een derde land aan de buitengrenzen, overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2016/399, wegens het niet voldoen aan alle in artikel 6, lid 1, vermelde toegangsvoorwaarden en het niet behoren tot de in artikel 6, lid 5, van die verordening genoemde categorieën personen, en aan wie een standaardformulier voor weigering van toegang als bedoeld in bijlage V bij de Schengengrenscode is verstrekt;

14.

“mensenhandel”: een strafbaar feit als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (14);

15.

“veiligheidshomologatie”: de formele machtiging en goedkeuring die door de relevante veiligheidshomologatieautoriteit aan een Eurosursysteem of netwerk wordt verleend om Eurosur-gegevens te verwerken in zijn operationele milieu, na formele validering van een veiligheidsplan en de correcte uitvoering ervan;

16.

“operationele status”: het vermogen van een goed, eenheid, systeem of centrum om zijn operationele functie(s) te vervullen dat wordt aangemerkt als “volledig operationeel”, “beperkte operationele functies” of “niet beschikbaar”;

17.

“sublaag”: een informatielaag onder de gebeurtenissenlaag, de operationele laag of de risicoanalyselaag van een situatiebeeld.

HOOFDSTUK I

BEGINSELEN INZAKE MELDINGEN IN EUROSUR

AFDELING 1

Algemene beginselen

Artikel 4

Meldingen in Eurosur

1.   Tussen twee of meer entiteiten, eenheden, organen of agentschappen worden meldingen gedaan om de verschillende situatiebeelden te helpen opstellen, teneinde bij te dragen aan de risicoanalyse of het reactievermogen te ondersteunen.

2.   Meldingen bestaan uit:

a)

gegevens met de basisinformatie;

b)

metagegevens die aanvullende informatie bevatten die bijdraagt tot een beter inzicht in de dataset in een bredere context, en de verwerking ervan in Eurosur ondersteunt.

3.   Meldingen kunnen de vorm aannemen van:

a)

indicatoren als bedoeld in artikel 8;

b)

meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen als bedoeld in artikel 9;

c)

meldingen over eigen middelen als bedoeld in artikel 10;

d)

meldingen over operationele plannen als bedoeld in artikel 11;

e)

meldingen over milieu-informatie als bedoeld in artikel 12;

f)

meldingen over risicoanalyse als bedoeld in artikel 13;

g)

verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 14;

h)

observatielijsten als bedoeld in artikel 15.

Artikel 5

Meldingstaken

1.   De nationale coördinatiecentra, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, hierna “agentschap” genoemd, en de entiteiten die de specifieke situatiebeelden beheren, hierna “meldingsbronnen” genoemd, doen meldingen in Eurosur.

2.   De meldingen worden ontvangen door de eigenaars van de situatiebeelden, hierna “eigenaars” genoemd, die verantwoordelijk zijn voor de verwerking ervan overeenkomstig de toepasselijke regels.

3.   Meldingen in Eurosur kunnen afkomstig zijn van de in artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1896 bedoelde nationale bronnen of uit eigen bronnen van het agentschap.

Artikel 6

Koppelingen

1.   Wanneer de meldingsbron vaststelt dat de melding een verband vertoont met een andere melding of met andere elementen van het situatiebeeld dat het inzicht in de algemene situatie en context kan vergemakkelijken, koppelt zij deze melding met de relevante elementen.

2.   De eigenaars van een situatiebeeld kunnen koppelingen die verband houden met het door hen beheerde situatiebeeld toevoegen of wijzigen.

AFDELING 2

Melding van gebeurtenissen

Artikel 7

Melding van gebeurtenissen in Eurosur

1.   Elk nationaal coördinatiecentrum zorgt ervoor dat de nationale autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor grensbeheer, met inbegrip van de kustwachten voor zover deze grenstoezichttaken uitvoeren, in de gebeurtenissenlaag van relevante situatiebeelden melding maken van alle gebeurtenissen die tijdens de uitvoering van grenstoezichtactiviteiten zijn gedetecteerd en bijdragen aan het situationeel bewustzijn en risicoanalyse, alsook, indien beschikbaar, van gebeurtenissen in verband met niet-toegestane secundaire bewegingen.

2.   Bij de uitvoering van grenstoezichttaken zijn het agentschap en, in voorkomend geval, de internationale coördinatiecentra onderworpen aan de in lid 1 bedoelde verplichting.

3.   Gebeurtenissen in Eurosur worden gemeld hetzij als indicatoren, hetzij als afzonderlijke gebeurtenissen, hetzij als beide.

Artikel 8

Indicatoren van gebeurtenissen aan de buitengrenzen

1.   De nationale coördinatiecentra en, indien relevant en zoals bepaald in de operationele plannen, de internationale coördinatiecentra, melden indicatoren over gebeurtenissen aan de buitengrenzen aan het agentschap, zoals bepaald in bijlage 1 en op de in die bijlage gespecificeerde tijdstippen.

2.   De met de indicatoren overeenkomende gegevens kunnen worden afgeleid uit informatie en statistieken waarover de nationale autoriteiten beschikken, onder meer door het doorzoeken van relevante databanken en grootschalige informatiesystemen van de Unie, overeenkomstig het rechtskader dat op die databanken en systemen van toepassing is.

3.   Indicatoren met betrekking tot het illegale grensoverschrijdende vervoer van goederen en daarmee verband houdende illegale handel worden verkregen in samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten, waarbij terdege rekening wordt gehouden met andere meldingsverplichtingen of -beperkingen en met de rol van de Commissie.

4.   Naast de in lid 1 bedoelde meldingsverplichting kan een meldingsbron een specifieke melding doen:

a)

om te waarschuwen voor een abnormale verandering van de waargenomen waarden;

b)

om kennis te geven van een gedetecteerde specifieke modus operandi of een gedetecteerd specifiek patroon;

c)

en deze te koppelen met een specifieke risicoanalyse in het geval van situaties als bedoeld in punt b).

5.   Wanneer het agentschap een van de in lid 1 bedoelde indicatoren verkrijgt met eigen bewakingsmiddelen of door samenwerking van het agentschap met instellingen, organen en instanties van de Unie en internationale organisaties, of door samenwerking van het agentschap met derde landen, meldt het de indicatoren in het Europees situatiebeeld en stelt het de nationale coördinatiecentra daarvan in kennis. In dat geval en voor die indicatoren is de meldingsverplichting van artikel 7, lid 1, niet van toepassing.

Artikel 9

Meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen

1.   De nationale coördinatiecentra en, indien relevant en zoals bepaald in de operationele plannen, de internationale coördinatiecentra, melden de afzonderlijke gebeurtenissen aan het agentschap.

2.   Afzonderlijke gebeurtenissen worden in Eurosur gemeld wanneer:

a)

een tijdige reactie nodig is voor de afzonderlijke gebeurtenis;

b)

de specifieke gebeurtenis een grote of zeer grote impact heeft op de buitengrenzen, of

c)

de gebeurtenis is opgenomen in bijlage 2.

3.   Tenzij anders bepaald in bijlage 2, verzendt de meldingsbron de eerste melding van de gebeurtenis uiterlijk 24 uur nadat de relevante bevoegde autoriteit kennis heeft gekregen van het feit dat een gebeurtenis zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen.

4.   In voorkomend geval doet de meldingsbron aanvullende meldingen ter aanvulling of actualisering van een melding van een afzonderlijke gebeurtenis. Deze worden gekoppeld met de oorspronkelijke melding van een afzonderlijke gebeurtenis en met de in het situatiebeeld gemelde gebeurtenis.

5.   De uit hoofde van dit artikel opgestelde meldingen bevatten een beschrijving van de reactie van de autoriteiten op de gemelde gebeurtenissen, met inbegrip van alle genomen of geplande maatregelen.

6.   Onverminderd de eerste operationele reactie kunnen de eigenaar van de melding en de meldingsbron om nadere informatie en risicoanalyse verzoeken als bedoeld in artikel 14, teneinde:

a)

de informatie over de gebeurtenis aan te vullen;

b)

het in artikel 16 bedoelde betrouwbaarheidsniveau te verhogen;

c)

het toegekende impactniveau te actualiseren;

d)

de situatie in verband met de gebeurtenis te actualiseren.

7.   Op basis van de ontvangen meldingen kan de eigenaar van het situatiebeeld de gebeurtenis afsluiten wanneer wordt geoordeeld dat:

a)

de vermoede gebeurtenis niet heeft plaatsgevonden;

b)

de verwachte impact van de gebeurtenis de melding niet rechtvaardigt;

c)

de in de gebeurtenis beschreven situatie is beëindigd.

Wanneer een gebeurtenis wordt afgesloten, worden de gebeurtenis en de verschillende daarmee gekoppelde meldingen opgeslagen en blijven deze toegankelijk in het situatiebeeld ten behoeve van risicoanalyse.

8.   Wanneer het agentschap voldoende informatie over afzonderlijke gebeurtenissen verkrijgt met eigen bewakingsmiddelen of door samenwerking van het agentschap met instellingen, organen en instanties van de Unie en internationale organisaties, of door samenwerking van het agentschap met derde landen, meldt het deze informatie in het Europees situatiebeeld en stelt het de nationale coördinatiecentra daarvan in kennis. In dat geval is de meldingsverplichting van lid 1 niet van toepassing.

9.   Het agentschap neemt deze gebeurtenissen op of actualiseert ze in het Europees situatiebeeld, naargelang van het geval.

AFDELING 3

Operationele meldingen

Artikel 10

Meldingen over eigen middelen

1.   Elk nationaal coördinatiecentrum en, in voorkomend geval, het betrokken internationale coördinatiecentrum, alsmede het agentschap zorgen ervoor dat hun aan grenstoezichtoperaties deelnemende eenheden in het Europees situatiebeeld melding doen over eigen middelen.

2.   De meldingen over eigen middelen in Eurosur omvatten:

a)

de operationele status van de nationale coördinatiecentra, met inbegrip van hun vermogen om de in artikel 21, lid 3, van Verordening (EU) 2019/1896 genoemde taken uit te voeren en, in voorkomend geval, de operationele status van de internationale coördinatiecentra. Elke significante wijziging in de operationele status van het nationale coördinatiecentrum wordt realtime aan het agentschap gemeld;

b)

de positie en operationele status van de commando- en controlecentra die voor grenstoezichtoperaties worden gebruikt;

c)

de bevoegdheidsdomeinen voor grensbewaking en voor de controles aan de grensdoorlaatposten;

d)

het type en de verdeling van de grenstoezichteenheden en hun status.

Artikel 11

Meldingen over operationele plannen

1.   Elk nationaal coördinatiecentrum zorgt ervoor dat de aan grenstoezichtoperaties deelnemende eenheden hun operationele plannen in de nationale situatiebeelden kunnen melden.

2.   De nationale coördinatiecentra en, in voorkomend geval, de internationale coördinatiecentra, melden de operationele plannen in het Europees situatiebeeld wanneer de impactniveaus aan de grenssegmenten hoog of kritiek zijn of in het geval van gezamenlijke grensoperaties/snelle grensinterventies.

3.   De meldingen over operationele plannen bevatten:

a)

een beschrijving van de situatie;

b)

het operationele doel en de verwachte duur van de operatie;

c)

het geografisch gebied waarin de operatie plaatsvindt;

d)

een beschrijving van de taken, verantwoordelijkheden en speciale instructies voor de deelnemende teams en eenheden, met modus operandi en doelstellingen van de inzet;

e)

de samenstelling van het ingezette personeel, met inbegrip van het aantal ingezette personeelsleden en hun profielen;

f)

commando- en controleplannen, met inbegrip van de operationele status van de commando- en controlecentra, de uitgeoefende functie en de bijbehorende systemen en communicatiemiddelen;

g)

de in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten;

h)

het schema van grensbewakingspatrouilles, met inbegrip van het patrouillegebied en de ingezette middelen;

i)

gedetailleerde procedures betreffende melding van gebeurtenissen.

Artikel 12

Meldingen over milieu-informatie

1.   De relevante autoriteiten, diensten, agentschappen en programma’s op nationaal en EU-niveau kunnen milieu-informatie melden in de operationele laag van de relevante situatiebeelden.

2.   Meldingen over milieu-informatie in Eurosur kunnen het volgende omvatten:

a)

realtime beelden geleverd door videocamera’s, radarsystemen en andere detectieapparatuur;

b)

meteorologische waarnemingen en weersvoorspellingen;

c)

oceanografische informatie en aan driftmodellen ontleende gegevens;

d)

geospatiale producten;

e)

andere operationele beelden die kunnen helpen inzicht te krijgen in de situatie aan de buitengrenzen of een specifieke grensoperatie te monitoren.

AFDELING 4

Meldingen over risicoanalyse

Artikel 13

Meldingen in verband met risicoanalyse

1.   De nationale coördinatiecentra, het agentschap en, in voorkomend geval, de internationale coördinatiecentra zorgen ervoor dat risicoanalysemeldingen worden gedaan met het oog op de actualisering van de analyselagen van de situatiebeelden.

2.   De risicoanalysemeldingen bevatten een of meer van de volgende elementen: analytische producten zoals briefingnota’s, analytische verslagen, analyses en risicoprofielen van derde landen, en specifieke aardobservatieverslagen met behulp van geospatiale informatiesystemen.

3.   De risicoanalysemeldingen worden gebruikt om:

a)

het inzicht in gebeurtenissen en incidenten aan de buitengrenzen en, in voorkomend geval, het verband met niet-toegestane secundaire bewegingen en de analyse en voorspelling van daarmee verband houdende trends te faciliteren;

b)

de gerichte planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties te faciliteren;

c)

strategische risicoanalyse uit te voeren.

Artikel 14

Verzoek om informatie

1.   Wanneer het nodig is verdere meldingen over een specifieke gebeurtenis te ontvangen of het situatiebeeld te actualiseren, kunnen het agentschap of de entiteiten die de specifieke situatiebeelden beheren, een verzoek om informatie richten tot een of meer bronnen als bedoeld in artikel 25, lid 2, en artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2019/1896.

2.   Een verzoek om informatie overeenkomstig lid 1 kan onderworpen zijn aan een rubriceringsgraad of andere specifieke beperkingen in verband met het gegevensbeleid.

3.   De risicoanalysemeldingen naar aanleiding van een verzoek om informatie worden gekoppeld met het oorspronkelijke verzoek om informatie.

4.   Het beginsel inzake toestemming van de bron geldt zowel voor de verzoeken om informatie als voor de meldingen die naar aanleiding daarvan plaatsvinden.

Artikel 15

Observatielijsten

1.   Het agentschap stelt observatielijsten op en actualiseert deze met het oog op het verbeteren van de detectie- en risicoanalysecapaciteiten van de Europese grens- en kustwacht en het in gang zetten van passende reactievermogens.

2.   Meldingen bestaan uit:

a)

entiteiten, middelen, gedragingen of profielen waarvan op basis van een risicoanalyse wordt vermoed dat zij verband houden met illegale immigratie en grensoverschrijdende criminaliteit, of die de beveiliging van het leven van migranten in gevaar kunnen brengen;

b)

een voorgestelde reactie in het geval van detectie, met inbegrip van beperkingen in verband met het gegevensbeleid die van toepassing zijn op de meldingen.

3.   Observatielijsten kunnen het volgende omvatten:

a)

verdachte vaartuigen;

b)

verdachte luchtvaartuigen;

c)

verdachte luchthavens van herkomst en andere plaatsen waarvan bekend is of vermoed wordt dat zij plaatsen van herkomst van externe vluchten zijn;

d)

verdachte havens van herkomst, ankerplaatsen, aanlegplaatsen en andere plaatsen waarvan bekend is of vermoed wordt dat zij plaatsen van oorsprong van scheepvaartverkeer zijn;

e)

verdachte operatoren.

AFDELING 5

Gemeenschappelijke bepalingen voor de “gebeurtenissenlaag” en de “risicoanalyselaag”

Artikel 16

Betrouwbaarheidsniveaus

1.   De bron van een melding van een gebeurtenis of van een risicoanalysemelding beoordeelt het betrouwbaarheidsniveau van de gemelde informatie als onderdeel van de metagegevens die deel uitmaken van de melding.

2.   Het betrouwbaarheidsniveau wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a)

de geloofwaardigheid van de gemelde informatie;

b)

de betrouwbaarheid van de informatiebron:

c)

de valideringsstatus van de melding.

3.   De eigenaar houdt rekening met het aan de melding verbonden betrouwbaarheidsniveau om het situatiebeeld dienovereenkomstig te actualiseren.

Artikel 17

Toekenning van impactniveaus

1.   De bron van een melding van een gebeurtenis of van een risicoanalysemelding beoordeelt het impactniveau van de gemelde informatie als onderdeel van de metagegevens die deel uitmaken van de melding.

2.   Het impactniveau weerspiegelt de algemene impact van de gemelde informatie op:

a)

de opsporing, preventie en bestrijding van illegale immigratie;

b)

de opsporing, preventie en bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit;

c)

de bescherming van en het redden van de levens van migranten.

3.   De in lid 1 bedoelde meldingsbronnen kennen aan elke melding van een gebeurtenis en aan elke risicoanalysemelding een impactniveau toe.

4.   Wanneer een melding betrekking heeft op een gebeurtenis die reeds in het situatiebeeld is gemeld, koppelt de bron de melding aan die gebeurtenis.

5.   Eigenaars kennen aan de gebeurtenissen een impactniveau toe of wijzigen het op basis van de ontvangen meldingen en hun eigen risicoanalyse.

AFDELING 6

Meldingen in het kader van specifieke grenstoezichtactiviteiten

Artikel 18

Meldingen in verband met niet-toegestane secundaire bewegingen

Wanneer deze informatie beschikbaar is:

a)

laten de lidstaten de analyse met betrekking tot niet-toegestane secundaire bewegingen op hun grondgebied zien in een specifieke sublaag van het nationale situatiebeeld. Deze specifieke sublaag wordt gedeeld met het agentschap;

b)

melden de lidstaten afzonderlijke gebeurtenissen in verband met niet-toegestane secundaire bewegingen als bedoeld in artikel 9, overeenkomstig hun nationale procedures;

c)

melden de lidstaten specifieke indicatoren in verband met niet-toegestane secundaire bewegingen.

Artikel 19

Meldingen in verband met de bewaking van de zeegrenzen

1.   Elk nationaal coördinatiecentrum zorgt ervoor dat de aan de bewaking van de zeegrenzen deelnemende eenheden melding doen van vaartuigen:

a)

die ervan verdacht worden personen te vervoeren die de controles aan de grensdoorlaatposten omzeilen of voornemens zijn te omzeilen, wanneer die omzeiling verband houdt met illegale migratie;

b)

die ervan verdacht worden betrokken te zijn bij smokkelactiviteiten over zee of andere grensoverschrijdende activiteiten in verband met criminaliteit;

c)

in gevallen waarin het leven van migranten gevaar loopt;

d)

die op de observatielijsten staan of die het voorwerp uitmaken van verzoeken om informatie. In het geval van meldingen als bedoeld in punt d) wordt bij de melding rekening gehouden met de beperkingen van het gegevensbeleid als bedoeld in artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, punt b).

2.   De deelnemende eenheid zendt de informatie door aan haar eigen nationaal coördinatiecentrum en, in het geval van een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie, aan het overeenkomstige internationale coördinatiecentrum overeenkomstig het operationeel plan.

3.   De nationale coördinatiecentra en, in voorkomend geval, de internationale coördinatiecentra actualiseren hun respectieve situatiebeelden en melden deze informatie aan het agentschap met het oog op de actualisering van het Europees situatiebeeld.

Artikel 20

Gebeurtenissen in verband met opsporing en redding op zee

1.   Bij het uitvoeren van de bewaking van de zeegrenzen houden de autoriteiten van de lidstaten die hulp verlenen aan schepen of mensen in nood op zee, overeenkomstig hun verplichting naar internationaal zeerecht, rekening met alle relevante informatie en opmerkingen betreffende een mogelijk opsporings- en reddingsincident, zenden zij deze door aan het respectieve verantwoordelijke coördinatiecentrum voor redding op zee en stellen zij hun nationale coördinatiecentrum daarvan in kennis met het oog op het actualiseren van die gebeurtenis in de betrokken situatiebeelden.

2.   Indien de autoriteiten van de lidstaten duidelijk vaststellen dat het opsporings- en reddingsincident geen verband houdt met het beschermen en het redden van de levens van migranten of met grensoverschrijdende criminaliteit, kunnen zij besluiten het nationale coördinatiecentrum daarvan niet in kennis te stellen.

3.   Bij het uitvoeren van operaties ter bewaking van de zeegrenzen en overeenkomstig Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement (15) is het agentschap aan dezelfde verplichting onderworpen als de in lid 1 bedoelde verplichting.

4.   Tijdens een opsporings- en reddingsoperatie actualiseert het bevoegde nationale coördinatiecentrum het nationaal situatiebeeld en meldt het deze informatie aan het agentschap met het oog op de actualisering van het Europees situatiebeeld.

5.   De situatiebeelden worden regelmatig geactualiseerd:

a)

om de planning en uitvoering van de volgende operationele fase te ondersteunen zodra de opsporings- en reddingsoperatie is afgerond;

b)

om de impactniveaus te beoordelen die worden toegekend aan het desbetreffende incident en aan het zeegrenssegment in het algemeen;

c)

om de in artikel 8 bedoelde relevante indicatoren te actualiseren;

6.   Het bevoegde nationale coördinatiecentrum meldt het einde van een opsporings- en reddingsoperatie uiterlijk 24 uur nadat de operatie is beëindigd, aan het agentschap.

Artikel 21

Meldingen in verband met de bewaking van de luchtgrenzen

1.   Elk nationaal coördinatiecentrum zorgt ervoor dat de bij de bewaking van de luchtgrenzen betrokken nationale agentschappen en organen melding doen van externe vluchten:

a)

die ervan verdacht worden personen te vervoeren die de controles aan de grensdoorlaatposten omzeilen of voornemens zijn te omzeilen, wanneer het incident verband houdt met illegale migratie;

b)

die ervan verdacht worden betrokken te zijn bij smokkelactiviteiten door de lucht of andere grensoverschrijdende activiteiten in verband met criminaliteit;

c)

die het leven van migranten in gevaar kunnen brengen;

d)

die op de observatielijsten staan of die het voorwerp uitmaken van verzoeken om informatie. In het geval van meldingen als bedoeld in punt d) wordt bij de melding rekening gehouden met de beperkingen van het gegevensbeleid als bedoeld in artikel 14, lid 2, en artikel 15, lid 2, punt b).

2.   De bij de bewaking van de luchtgrenzen betrokken nationale agentschappen en organen zenden die informatie door aan hun eigen nationaal coördinatiecentrum of, in het geval van een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie, aan het overeenkomstige internationale coördinatiecentrum overeenkomstig het operationeel plan.

3.   Het nationale coördinatiecentrum of het internationaal coördinatiecentrum actualiseert zijn respectieve situatiebeeld en meldt deze informatie aan het agentschap met het oog op de actualisering van het Europees situatiebeeld.

AFDELING 7

Meldingen over kwaliteitscontrole in Eurosur

Artikel 22

Meldingen over de kwaliteit van de gegevens in Eurosur

Om de kwaliteit van de gegevens in Eurosur te monitoren, stelt het agentschap de volgende indicatoren vast en houdt deze in stand:

a)

het aantal en de frequentie van de ontvangen meldingen per grenssegment en per grensdoorlaatpost;

b)

de tijdigheid van de meldingen;

c)

de volledigheid en consistentie van de meldingen.

Artikel 23

Meldingen over de kwaliteit van de dienstverlening in Eurosur

1.   Bij de monitoring van de technische en operationele werking van Eurosur overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2019/1896 kan het agentschap, in nauwe samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten, technische indicatoren en de vereisten voor meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen vaststellen, teneinde toezicht te houden op de operationele status en de kwaliteit van de dienstverlening die wordt aangeboden door de verschillende systemen en netwerken van de lidstaten en van het agentschap die gekoppeld zijn met en deel uitmaken van de technische component van Eurosur als omschreven in artikel 27.

2.   De indicatoren worden gebruikt:

a)

om de status van de verschillende technische componenten van Eurosur realtime te monitoren;

b)

om de identificatie van en de respons op incidenten en storingen in de werking van Eurosur te ondersteunen;

c)

om de gegevensbeveiliging van Eurosur te waarborgen.

3.   De lidstaten en het agentschap melden elk afzonderlijk incident dat gevolgen heeft voor de technische componenten van Eurosur of de gegevensbeveiliging van Eurosur.

HOOFDSTUK II

SITUATIEBEELDEN

Artikel 24

Structuur van de situatiebeelden

1.   De gebeurtenissenlaag en de analyselaag van het Europees situatiebeeld bevatten een sublaag voor niet-toegestane secundaire bewegingen. Indien beschikbaar, bevatten de gebeurtenissenlaag en de analyselaag van het nationale situatiebeeld en van het specifieke situatiebeeld ook sublagen voor niet-toegestane secundaire bewegingen, teneinde inzicht te krijgen in migratietrends, -omvang en -routes.

2.   De operationele laag van het Europees situatiebeeld bevat sublagen voor de technische werking van Eurosur. Deze sublagen beschrijven:

a)

de operationele status van de nationale coördinatiecentra en de internationale coördinatiecentra;

b)

de belangrijkste technische elementen die bijdragen tot de werking van Eurosur en de status ervan;

c)

de kwaliteit van de gegevens en de kwaliteit van de dienstverlening in Eurosur;

d)

de incidenten en gebeurtenissen die van invloed zijn op de technische werking van Eurosur;

e)

de incidenten op het gebied van gegevensbeveiliging.

3.   Het situatiebeeld omvat andere specifieke sublagen van informatie om de weergave van informatie voor de gebruikers te vergemakkelijken.

4.   Elk situatiebeeld wordt opgesteld in een document waarin de laag en de sublagen en het toepasselijke gegevensbeleid worden gespecificeerd.

Artikel 25

Beheer van de situatiebeelden

De eigenaar van het situatiebeeld:

a)

verwerkt de ontvangen meldingen;

b)

stelt de gebeurtenissenlaag van het situatiebeeld vast en houdt deze in stand, genereert en actualiseert de gebeurtenissen in de gebeurtenissenlaag van het situatiebeeld en kent overeenkomstige impactniveaus en betrouwbaarheidsniveaus toe;

c)

stelt de operationele laag van het situatiebeeld vast en houdt deze in stand op basis van de meldingen over eigen middelen en de meldingen over operationele plannen;

d)

stelt de analyselaag van het situatiebeeld vast en houdt deze in stand op basis van de risicoanalysemeldingen en kent overeenkomstige impactniveaus en betrouwbaarheidsniveaus toe;

e)

stelt de koppelingen tussen de verschillende elementen van het situatiebeeld vast en houdt deze in stand, rekening houdend met de koppelingen in de meldingen;

f)

beheert de toegang van gebruikers tot het situatiebeeld en draagt bij aan de gegevensbeveiliging van Eurosur;

g)

zendt de relevante meldingen en noodzakelijke informatie aan de eigenaars van andere situatiebeelden, overeenkomstig hoofdstuk I;

h)

archiveert en verwijdert de relevante informatie in overeenstemming met het toepasselijke gegevensbeleid.

Artikel 26

Regels voor het opstellen en delen van een specifiek situatiebeeld

1.   Bij het opstellen van een specifiek situatiebeeld overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2019/1896 zorgen de lidstaten en het agentschap ervoor dat dit in overeenstemming is met:

a)

de beginselen inzake meldingen van hoofdstuk I;

b)

de vereisten met betrekking tot de structuur en het beheer van situatiebeelden van de artikelen 24 en artikel 25;

c)

de algemene bepalingen van hoofdstuk III.

2.   De regels voor het opstellen en delen van een specifiek situatiebeeld bevatten:

a)

de inhoud en reikwijdte van het specifieke situatiebeeld, met inbegrip van:

i)

het doel van het specifieke situatiebeeld;

ii)

de informatielagen en sublagen;

iii)

het soort informatie dat moet worden gemeld in het specifieke situatiebeeld, met inbegrip van meldingen van gebeurtenissen, operationele meldingen en risicoanalysemeldingen;

b)

het beheer van het specifieke situatiebeeld, met inbegrip van:

i)

de eigenaar;

ii)

de organen, instanties en agentschappen die meldingen kunnen doen;

iii)

de regels om meldingen te doen;

iv)

bepalingen met betrekking tot gegevensbeveiliging, met inbegrip van gebruikerstoegang;

c)

de regels voor informatie-uitwisseling met de andere gebruikers van Eurosur, met inbegrip van:

i.

de mechanismen voor informatie-uitwisseling met nationale en Europese situatiebeelden en de mechanismen om de toestemming van de bron te waarborgen;

ii.

de regels voor het verstrekken van Fusion Services van Eurosur als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) 2019/1896 en de overeenkomstige procedures;

iii.

andere aspecten in verband met de technische werking van Eurosur, met inbegrip van de koppeling van de externe component die het opstellen van het specifieke situatiebeeld ondersteunt, met de relevante nationale of Europese componenten van Eurosur.

HOOFDSTUK III

ALGEMENE BEPALINGEN

AFDELING 1

Entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de technische aspecten

Artikel 27

Technische componenten van Eurosur

1.   De technische componenten van Eurosur omvatten nationale componenten en een Europese component.

2.   Elke nationale component bestaat uit de nationale systemen en netwerken die door de lidstaten worden gebruikt voor het opstellen van situatiebeelden, het doen van meldingen, situationeel bewustzijn, risicoanalyse en voor het ondersteunen van de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties, met inbegrip van de infrastructuur, de organisatie, het personeel en de informatiebronnen die nodig zijn om die component te ondersteunen. De koppelingen tussen componenten binnen een lidstaat en tussen lidstaten maken deel uit van de nationale componenten.

3.   De Europese component vormt een aanvulling op de nationale componenten. De Europese component omvat de koppeling met de nationale componenten. Hij omvat het communicatienetwerk en de systemen en netwerken die door het agentschap worden gebruikt voor het opstellen van situatiebeelden, meldingen, situationeel bewustzijn, risicoanalyse en voor het ondersteunen van de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties.

Artikel 28

Technische verantwoordelijkheden van het agentschap

Het agentschap is verantwoordelijk voor het beheer van de Europese component, waaronder:

a)

de vaststelling van technische normen voor de koppeling van netwerken, systemen, toepassingen en apparatuur van de nationale en externe componenten met die van de Europese component;

b)

het certificeringsproces van de netwerken, systemen, toepassingen en apparatuur met het oog op de koppeling ervan met Eurosur, in nauwe samenwerking met de verantwoordelijke autoriteiten;

c)

het servicebeheer van de systemen en netwerken die door het agentschap worden gebruikt voor het opstellen van situatiebeelden, meldingen, situationeel bewustzijn en risicoanalyse, en voor het ondersteunen van de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties;

d)

de meldingen over aspecten van de werking, de kwaliteit van de dienstverlening en het servicebeheer van de in punt c) bedoelde systemen en netwerken, zoals bepaald in artikel 23;

e)

de gegevensbeveiliging van de Europese component.

Artikel 29

Technische verantwoordelijkheden van de lidstaten

1.   Elke lidstaat is verantwoordelijk voor:

a)

het beheer van zijn nationale component, met inbegrip van het servicebeheer, en de coördinatie van de koppeling van nationale systemen en netwerken die worden gebruikt voor het opstellen van situatiebeelden, meldingen, situationeel bewustzijn en risicoanalyse, en voor het ondersteunen van de planning en uitvoering van grenstoezichtoperaties;

b)

de meldingen over aspecten van de werking, de kwaliteit van de dienstverlening en het servicebeheer van de in punt a) bedoelde systemen en netwerken, zoals bepaald in artikel 23;

c)

de naleving van de door het agentschap vastgestelde technische normen;

d)

de gegevensbeveiliging van de nationale component.

2.   Het nationaal coördinatiecentrum:

a)

ondersteunt de coördinatie, planning en uitvoering van de nationale component;

b)

draagt bij tot de regelmatige monitoring van de kwaliteit van de dienstverlening en de kwaliteit van de gegevens, en doet daarvan melding aan het agentschap;

c)

zorgt voor de operationele meldingen over de systemen en netwerken van de Europese component.

Artikel 30

Externe componenten

1.   Een externe component van Eurosur bestaat uit de systemen en netwerken, met inbegrip van de infrastructuur, de organisatie, het personeel en de informatiebronnen die nodig zijn voor de ondersteuning ervan, die geen deel uitmaken van Eurosur en door middel waarvan:

a)

gegevens en informatie worden uitgewisseld met Eurosur;

b)

het opstellen van een specifiek situatiebeeld wordt ondersteund.

2.   De koppeling van een externe component met Eurosur behoort tot de externe component. Dit wordt gespecificeerd in de regels voor het opstellen van het betrokken specifieke situatiebeeld.

AFDELING 2

Regels inzake gegevensbeveiliging en -bescherming voor Eurosur

Artikel 31

Algemene beginselen van de gegevensbeveiliging van Eurosur

1.   De gegevensbeveiliging van Eurosur omvat het beheer en de technische activiteiten die nodig zijn om een passend beschermingsniveau te bereiken voor de verwerking van Eurosur-gegevens en -informatie, het hoofd te bieden aan de veranderende dreigingsomgeving en de verschillende nationale organen en agentschappen die bij Eurosur en het agentschap betrokken zijn, in staat te stellen hun opdracht te vervullen. De gegevensbeveiliging van Eurosur bestaat uit informatieborging, fysieke beveiliging, persoonlijke beveiliging en industriële beveiliging.

2.   De gegevensbeveiliging van Eurosur omvat:

a)

het beheer van beveiligingsrisico’s, met inbegrip van beveiligingscontroles en -plannen, en de bijbehorende monitoring, evaluatie, actualisering, verbetering, rapportage, bewustmaking en opleiding;

b)

de bedrijfscontinuïteit en het herstel na rampen, met inbegrip van effectbeoordeling, continuïteits- en herstelcontroles en -plannen, en de bijbehorende monitoring, evaluatie, actualisering, verbetering, rapportage, bewustmaking en opleiding;

c)

de respons op beveiligingsincidenten en de gezamenlijke respons van het agentschap en de lidstaten op beveiligingsincidenten;

d)

de veiligheidshomologatie;

e)

de gebruikerstoegangscontrole;

f)

de gegevensbeveiligingsaspecten van de planning van grensoperaties en van de planning van informatiesystemen;

g)

de beveiligingsaspecten van de onderlinge verbindingen van componenten;

h)

de verwerking van gerubriceerde informatie ten behoeve van Eurosur.

Artikel 32

Beheer van de gegevensbeveiliging van Eurosur

1.   Het agentschap zorgt voor de algemene beveiliging van Eurosur, terdege rekening houdend met het belang van toezicht op en integratie in beveiligingsgebonden vereisten in elk onderdeel van Eurosur.

2.   Het agentschap is verantwoordelijk voor de gegevensbeveiliging van de Europese component.

3.   Elke lidstaat is verantwoordelijk voor de gegevensbeveiliging van zijn nationale component.

4.   Het agentschap en de lidstaten zorgen ervoor dat de controles, de procedures en de plannen op elkaar worden afgestemd, zodat de gegevensbeveiliging van Eurosur horizontaal en doeltreffend wordt gewaarborgd, op basis van een algemene procedure voor het beheer van beveiligingsrisico’s.

5.   De verantwoordelijkheden voor de gegevensbeveiliging van de externe component worden vastgelegd in de overeenkomsten, regelingen en operationele plannen tot vaststelling van het specifieke situatiebeeld, als bedoeld in artikel 26.

6.   Het agentschap stelt normen vast met de functionele beveiligingseisen en de eisen inzake beveiligingsborging voor het controleren van de toegang tot en het gebruik van technologieën ter beveiliging van Eurosur.

7.   Alle lidstaten en het agentschap zorgen ervoor dat de nodige stappen worden ondernomen om te voldoen aan de in lid 6 bedoelde normen, dat de naleving van de eisen en de beheersing van de risico’s met afdoende motivering worden gestaafd, en dat aan alle verdere eisen in verband met de beveiliging van de systemen wordt voldaan, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met deskundig advies.

8.   Alle lidstaten en het agentschap melden in Eurosur elk beveiligingsincident dat gevolgen heeft voor de gegevensbeveiliging van Eurosur, als onderdeel van de meldingen over de kwaliteit van de gegevens en van de dienstverlening.

9.   Wanneer de veiligheid van de Unie of haar lidstaten door de werking van Eurosur in het gedrang kan komen:

a)

stelt het agentschap de betrokken nationale coördinatiecentra daarvan onmiddellijk in kennis;

b)

kan de uitvoerend directeur van het agentschap, in nauwe samenwerking met de betrokken lidstaten, besluiten passende maatregelen te nemen om de situatie te verhelpen, met inbegrip van het loskoppelen van bepaalde systemen en netwerken van de Europese component van Eurosur.

Artikel 33

Toepassing van veiligheidsregels in Eurosur

1.   Bij de verwerking van Eurosur-gegevens en -informatie zorgen alle lidstaten en het agentschap ervoor dat er veiligheidscontroles, -procedures en -plannen voorhanden zijn, waarbij een niveau van bescherming wordt gewaarborgd dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt gewaarborgd door de veiligheidsvoorschriften van de Commissie die zijn vastgesteld in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 en Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (16).

2.   De lidstaten stellen de Commissie en het agentschap onmiddellijk in kennis van de vaststelling van nationale veiligheidsvoorschriften die relevant zijn voor Eurosur, zoals bedoeld in lid 1.

3.   Natuurlijke personen die ingezetene zijn van een derde land en juridische entiteiten die in een derde land zijn gevestigd, mogen alleen Eurosur-gegevens verwerken indien zij in dat land onderworpen zijn aan veiligheidsvoorschriften die een niveau van bescherming waarborgen dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt gewaarborgd door de gelijkwaardige veiligheidsvoorschriften van de Commissie.

4.   De gelijkwaardigheid van de veiligheidsvoorschriften die in een derde land worden toegepast, kan worden erkend in een overeenkomst met dat land.

5.   In het kader van de uitvoering van de Europese component van Eurosur ondersteunt het agentschap de overeenkomstige uitwisseling van Eurosur-meldingen en de onderlinge koppeling van nationale componenten, zowel op niet-gerubriceerd niveau als op gerubriceerd niveau.

Artikel 34

Beginselen van veiligheidshomologatie in Eurosur

De veiligheidshomologatieactiviteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de volgende beginselen:

a)

veiligheidshomologatieactiviteiten en -besluiten worden uitgevoerd in een context van collectieve verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Unie en de lidstaten;

b)

er wordt naar gestreefd besluiten bij consensus vast te stellen en alle bij de veiligheid betrokken actoren daarbij te betrekken;

c)

taken worden uitgevoerd met inachtneming van de toepasselijke veiligheidsvoorschriften en homologatienormen die van toepassing zijn op het agentschap, de autoriteiten van de lidstaten en de Commissie;

d)

een permanent monitoringproces zorgt ervoor dat veiligheidsrisico’s bekend zijn, dat er veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld om deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken conform de grondbeginselen en minimumnormen die zijn opgenomen in de toepasselijke veiligheidsvoorschriften, en dat deze maatregelen worden toegepast overeenkomstig het begrip “verdediging in de diepte”. De doeltreffendheid van deze maatregelen wordt constant geëvalueerd;

e)

veiligheidshomologatiebesluiten worden conform de in de veiligheidshomologatiestrategie vastgestelde procedure gebaseerd op lokale veiligheidshomologatiebesluiten die worden genomen door de respectieve nationale veiligheidshomologatieautoriteiten van de lidstaten;

f)

de technische veiligheidshomologatieactiviteiten worden toevertrouwd aan vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de homologatie van complexe systemen en over een veiligheidsverklaring op passend niveau beschikken, en op objectieve wijze optreden;

g)

veiligheidshomologatiebesluiten worden genomen onafhankelijk van het agentschap en van de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de nationale componenten van Eurosur. De veiligheidshomologatieautoriteit voor Eurosur is binnen het agentschap een autonoom orgaan dat onafhankelijk besluiten neemt;

h)

bij de uitvoering van de veiligheidshomologatieactiviteiten wordt de eis van onafhankelijkheid in overeenstemming gebracht met de noodzaak van adequate coördinatie tussen het agentschap en de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de veiligheidsvoorschriften in de lidstaten.

Artikel 35

Veiligheidshomologatieorgaan voor Eurosur

1.   Binnen het agentschap wordt een veiligheidshomologatieorgaan voor Eurosur (hierna “homologatieorgaan” genoemd) opgericht.

2.   Als veiligheidshomologatieautoriteit is het homologatieorgaan met betrekking tot de veiligheidshomologatie voor Eurosur verantwoordelijk voor:

a)

het vaststellen en goedkeuren van een veiligheidshomologatiestrategie voor Eurosur, met inbegrip van de Europese component;

b)

het nemen van relevante koppelingsbesluiten, waartoe de lidstaten het homologatieorgaan informeren over de homologatie van hun nationale componenten;

c)

het nemen van veiligheidshomologatiebesluiten voor de Europese component, rekening houdend met het advies van de nationale entiteiten die bevoegd zijn op het gebied van veiligheid en de algemene veiligheidsrisico’s;

d)

het goedkeuren van relevante documentatie met betrekking tot veiligheidshomologatie;

e)

het verstrekken, binnen zijn bevoegdheidsgebied, van advies aan het agentschap en de lidstaten bij de vaststelling van operationele beveiligingsprocedures (“SecOps”) en het verstrekken van een verklaring met zijn afsluitend standpunt;

f)

het bestuderen en goedkeuren van de beveiligingsrisicobeoordeling in samenwerking met het agentschap, de lidstaten en de Commissie teneinde risicobeperkende maatregelen vast te stellen;

g)

het controleren van de tenuitvoerlegging van beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de veiligheidshomologatie van de Europese component via het uitvoeren of steunen van beveiligingsbeoordelingen, -inspecties of -toetsingen;

h)

het bekrachtigen van de selectie van goedgekeurde producten en maatregelen, en van goedgekeurde encryptieproducten die worden gebruikt voor de beveiliging van de Europese component van Eurosur en van koppelingen;

i)

het goedkeuren of, in voorkomend geval, samen met de voor beveiligingsaangelegenheden bevoegde entiteit deelnemen aan de gezamenlijke goedkeuring van:

i.

de koppeling van de Europese component met nationale componenten;

ii.

de koppeling van de externe componenten aan Eurosur;

j)

het met de betrokken lidstaat overeenkomen van de procedures voor toegangscontrole;

k)

het op basis van de beveiligingsrisicoverslagen informeren van het agentschap over zijn risicobeoordeling en het verstrekken van advies aan het agentschap over opties voor de behandeling van residuele beveiligingsrisico’s voor een bepaald veiligheidshomologatiebesluit;

l)

het verrichten van de raadplegingen die nodig zijn voor het uitvoeren van zijn taken.

3.   In de in lid 2, punt a), bedoelde veiligheidshomologatiestrategie stelt het homologatieorgaan het volgende vast:

a)

de reikwijdte van de activiteiten die nodig zijn voor de uitvoering en het behoud van de homologatie van de Europese component van Eurosur, en de mogelijke koppeling ervan met andere componenten;

b)

een veiligheidshomologatieprocedure voor de Europese component met een mate van gedetailleerdheid die in verhouding staat tot het vereiste niveau van zekerheid en waarin duidelijk de goedkeuringsvoorwaarden zijn vermeld;

c)

de rol van de bij de homologatieprocedure betrokken relevante belanghebbenden;

d)

een tijdschema voor homologatie dat overeenstemt met toepassing van de Eurosur-normen, met name wat de stationering van infrastructuur, de dienstverlening en de evolutie betreft;

e)

de beginselen van de veiligheidshomologatie van de nationale componenten die moeten worden uitgevoerd door de nationale entiteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor veiligheidsaangelegenheden;

f)

de bepalingen betreffende gegevensbeveiliging van de externe componenten van Eurosur.

4.   Het homologatieorgaan voert zijn taken onafhankelijk uit bij het behandelen van dossiers, het uitvoeren van systeembeveiligingsaudits, het voorbereiden van besluiten en het organiseren van zijn vergaderingen.

Artikel 36

Werking van het veiligheidshomologatieorgaan

1.   Het homologatieorgaan bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie.

2.   de beveiligingsfunctionaris van het agentschap is de aangewezen secretaris van het homologatieorgaan.

3.   Het homologatieorgaan stelt zijn reglement van orde vast en benoemt zijn voorzitter.

4.   Indien er geen consensus is, besluit het homologatieorgaan bij meerderheid van stemmen.

5.   Het homologatieorgaan kan subgroepen oprichten om technische kwesties te onderzoeken.

6.   Het homologatieorgaan houdt de raad van bestuur van het agentschap en de uitvoerend directeur van het agentschap en de Commissie op de hoogte van zijn besluiten.

Artikel 37

Rol van de lidstaten en het agentschap ten aanzien van het homologatieorgaan

De lidstaten en de uitvoerend directeur van het agentschap:

a)

zenden het homologatieorgaan alle gegevens toe die zij van belang achten met het oog op de veiligheidshomologatie;

b)

verlenen naar behoren gemachtigde personen die door het homologatieorgaan zijn afgevaardigd, toegang tot gerubriceerde informatie en tot voor de veiligheid van systemen relevante plaatsen/locaties die onder hun rechtsmacht vallen, overeenkomstig hun nationale wetten en bestuursrechtelijke bepalingen en zonder discriminatie op grond van nationaliteit, mede met het oog op veiligheidsaudits en -tests waartoe het homologatieorgaan heeft besloten;

c)

zijn verantwoordelijk voor de homologatie van hun componenten van Eurosur en brengen daartoe verslag uit aan het homologatieorgaan.

Artikel 38

Toegang voor gebruikers

1.   Onverminderd artikel 35 beheert de entiteit die verantwoordelijk is voor een component van Eurosur de toegang van gebruikers tot haar systeemnetwerken en -toepassingen.

2.   Indien een nationaal personeelslid rechtstreeks toegang krijgt tot systemen of toepassingen van het agentschap die voor Eurosur worden gebruikt, coördineert het agentschap de toegangsrechten met het betrokken nationale coördinatiecentrum.

3.   Indien een personeelslid van het agentschap rechtstreeks toegang krijgt tot nationale systemen of toepassingen die voor Eurosur worden gebruikt, coördineert de verantwoordelijke lidstaat de toegangsrechten met de uitvoerend directeur van het agentschap.

Artikel 39

Gegevensbeveiliging van de externe componenten van Eurosur

1.   De externe componenten mogen alleen aan Eurosur worden gekoppeld als hun gegevensbeveiliging gelijkwaardig is aan de gegevensbeveiliging van Eurosur.

2.   De regels voor het opstellen en delen van een specifiek situatiebeeld als bedoeld in artikel 26 omvatten bepalingen inzake gegevensbeveiliging, waarin het soort informatie dat mag worden uitgewisseld en de rubriceringsgraad worden gespecificeerd.

3.   Voor elke koppeling van een externe component met Eurosur is de voorafgaande goedkeuring van het homologatieorgaan vereist.

Artikel 40

Gegevensbeschermingsregels voor Eurosur

1.   Hoewel de door Eurosur verwerkte gegevens bij wijze van uitzondering informatie kunnen bevatten over indirect identificeerbare natuurlijke personen, worden deze gegevens niet in het kader van Eurosur verwerkt om deze natuurlijke personen te identificeren.

2.   Wanneer de verwerking van gegevens in Eurosur bij wijze van uitzondering de verwerking van andere persoonsgegevens dan identificatienummers van schepen en luchtvaartuigen vereist, worden deze persoonsgegevens gewist zodra het doel waarvoor zij zijn verzameld, is bereikt.

Artikel 41

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel, 9 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1052/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot instelling van het Europees grensbewakingssysteem (Eurosur) (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 11).

(3)  Verordening (EU) 2020/493 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 over het systeem voor fraudedocumenten en authentieke documenten online (FADO) en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 98/700/JBZ van de Raad (PB L 107 van 6.4.2020, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(5)  Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften (PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1).

(6)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(7)  Verordening (EU) 2019/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot vaststelling van een kader voor interoperabiliteit tussen de Unie-informatiesystemen op het gebied van grenzen en visa en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1726 en (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad, Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (PB L 135 van 22.5.2019, blz. 27).

(8)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(9)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(10)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(11)  2011/350/EU: Besluit van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(12)  Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

(13)  Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17).

(14)  Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) nr. 656/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van regels voor de bewaking van de zeebuitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 93).

(16)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).


BIJLAGE 1

Lijst van indicatoren

1.   INDICATOR VOOR WEIGERINGEN VAN TOEGANG

Elk nationaal coördinatiecentrum meldt op de vijftiende dag van elke maand per grensdoorlaatpost het aantal weigeringen van toegang gedurende de afgelopen maand.

Deze indicator wordt uitgesplitst in de volgende subindicatoren:

a)

nationaliteit van de betrokken onderdanen van derde landen;

b)

land van herkomst;

c)

laatste land van inscheping (voor havens en luchthavens, doorreis niet meegerekend);

d)

leeftijdscategorie;

e)

geslacht;

f)

uitsplitsing van de redenen voor weigering overeenkomstig bijlage V, deel B, bij Verordening (EU) 2016/399;

g)

gronden voor weigering, intrekking of nietigverklaring van een Etias-reisautorisatie;

h)

aantal besluiten tot weigering van toegang die zijn uitgevaardigd ten aanzien van dezelfde personen met dezelfde identiteit;

i)

aantal besluiten tot weigering van toegang die zijn uitgevaardigd ten aanzien van dezelfde personen die meerdere identiteiten gebruiken.

2.   Indicator voor illegaal verblijf

Elk nationaal coördinatiecentrum meldt op de vijftiende dag van elke maand het aantal onderdanen van derde landen dat de afgelopen maand door de nationale autoriteiten is aangetroffen terwijl zij niet of niet langer voldeden aan de voorwaarden voor verblijf of vestiging in de lidstaat, ongeacht of zij in het binnenland zijn aangetroffen dan wel tijdens een poging het grondgebied te verlaten.

Deze indicator wordt uitgesplitst in de volgende subindicatoren:

a)

nationaliteit van de betrokken onderdanen van derde landen;

b)

leeftijdscategorie;

c)

geslacht;

d)

aantal niet-begeleide minderjarigen;

e)

reden (bv. overschrijding verblijfstermijn visum, verlopen verblijfsvergunning enz.);

f)

soort controle waarbij de betrokkenen werden aangetroffen (grenstoezicht; binnenlandse politiecontrole; criminaliteitspreventie; verkeerscontrole),

g)

belangrijkste gebieden waar de betrokkenen werden aangetroffen.

Wanneer deze informatie beschikbaar is; meldt elk nationaal coördinatiecentrum de overeenkomstige indicatoren met betrekking tot niet-toegestane secundaire bewegingen.

3.   Indicator voor verkeersstromen

1.

Elk nationaal coördinatiecentrum meldt op de vijftiende dag van elke maand per grensdoorlaatpost het aantal passagiers gedurende de afgelopen maand.

Wanneer deze informatie beschikbaar is, wordt deze indicator uitgesplitst in de volgende subindicatoren:

a)

nationaliteit;

b)

bestemming: Schengengebied binnenkomen of verlaten.

2.

Elk nationaal coördinatiecentrum meldt op de vijftiende dag van elke maand:

a)

het aantal voertuigen per doorlaatpost aan de landgrens;

b)

het aantal vaartuigen per doorlaatpost aan de zeegrens (havens);

c)

het aantal externe vluchten per doorlaatpost aan de luchtgrens (luchthavens).

Wanneer deze informatie beschikbaar is, worden deze indicatoren uitgesplitst naar bestemming: Schengengebied binnenkomen of verlaten.

4.   Indicatoren voor de smokkel van goederen

4.1.   Drugs

In beslag genomen drugs worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

1)

Cannabis

2)

Heroïne

3)

Andere opioïden

4)

Cocaïne

5)

Amfetaminederivaten (met inbegrip van amfetamine en methamfetamine)

6)

MDMA (ecstasy)

7)

Nieuwe psychoactieve stoffen

8)

Andere illegale drugs.

Op de vijftiende dag van elke maand meldt het nationaal coördinatiecentrum voor elk grenssegment, voor de afgelopen maand:

a)

de totale in beslag genomen hoeveelheid per categorie;

b)

het aantal inbeslagnamen per categorie;

c)

de uitsplitsing naar oorsprong, indien vastgesteld;

d)

de uitsplitsing naar herkomst, indien vastgesteld;

e)

de uitsplitsing naar bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend) en naar categorie;

f)

de uitsplitsing naar soort grenstoezichtactiviteit (grensbewaking of controle aan een grensdoorlaatpost) en naar categorie;

g)

de nationale autoriteit die de drugs heeft aangetroffen;

h)

het totale aantal aangehouden daders;

i)

de waarde van de in beslag genomen stoffen.

4.2.   Illegale handel in voertuigen

De illegale handel in voertuigen wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:

1)

Gestolen personenauto’s

2)

Gestolen bestelwagens

3)

Gestolen vrachtwagens

4)

Gestolen bouw- en landbouwmachines

5)

Andere gestolen voertuigen

6)

Gestolen voertuigonderdelen

7)

Vervalste kentekenbewijzen.

Op de vijftiende dag van elke maand meldt het nationaal coördinatiecentrum voor elk grenssegment:

a)

het aantal inbeslagnamen per categorie;

b)

de totale in beslag genomen hoeveelheid per categorie;

c)

de uitsplitsing naar oorsprong, indien vastgesteld;

d)

de uitsplitsing naar bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend) en naar categorie;

e)

de uitsplitsing naar soort grenstoezichtactiviteit (grensbewaking of controle aan een grensdoorlaatpost) en naar categorie;

f)

het totale aantal aangehouden daders.

4.3.   Wapens en explosieven

De indicatoren voor wapens en explosieven worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

1)

Vuurwapens (1)

Vuurwapens kunnen worden onderverdeeld in de volgende subcategorieën, voor zover beschikbaar:

a)

Handvuurwapen: revolver

b)

Handvuurwapen: pistool

c)

Lang vuurwapen: geweer

d)

Lang vuurwapen: hagelgeweer

e)

Lang vuurwapen: machinegeweer/100 % automatisch

f)

Lang vuurwapen: ander

g)

Zwaar vuurwapen (antitankwapen, raketwerper, mortier enz.)

2)

Essentiële onderdelen van vuurwapens

3)

Niet-dodelijke wapens: alarm- en seinwapens (niet om te bouwen tot vuurwapens)

4)

Niet-dodelijke wapens: airsoft-wapens

5)

Niet-dodelijke wapens: onbruikbaar gemaakte vuurwapens

6)

Explosieven

7)

Munitie

8)

Andere wapens.

Op de vijftiende dag van elke maand meldt het nationaal coördinatiecentrum voor elk grenssegment:

a)

het aantal inbeslagnamen per categorie;

b)

de totale in beslag genomen hoeveelheid per categorie;

c)

de uitsplitsing naar oorsprong, indien vastgesteld;

d)

de uitsplitsing naar bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend) en naar categorie;

e)

de uitsplitsing naar soort grenstoezichtactiviteit (grensbewaking of controle aan een grensdoorlaatpost) en naar categorie;

f)

de uitsplitsing naar vervoerswijze:

1)

container,

2)

vrachtwagen of bedrijfsvoertuig,

3)

personenauto,

4)

autobus of touringcar,

5)

trein,

6)

commerciële luchtvaart,

7)

algemene luchtvaart,

8)

vracht en postpakketten,

9)

voetganger;

g)

de nationale autoriteiten die de wapens en/of explosieven hebben aangetroffen;

h)

het totale aantal aangehouden daders.

4.4.   Andere goederen

De indicatoren voor andere goederen kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën:

1)

Tabak

2)

Sigaretten

3)

Alcohol

4)

Energieproducten (brandstoffen)

5)

Illegale handel in cultuurgoederen

6)

Andere goederen.

Op de vijftiende dag van elke maand meldt het nationaal coördinatiecentrum voor elk grenssegment:

a)

het aantal inbeslagnamen per categorie;

b)

de totale in beslag genomen hoeveelheid per categorie;

c)

de uitsplitsing naar oorsprong en naar categorie, indien vastgesteld;

d)

de uitsplitsing naar herkomst, indien vastgesteld;

e)

de uitsplitsing naar bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend) en naar categorie;

f)

de uitsplitsing naar soort grenstoezichtactiviteit (controle aan een grensdoorlaatpost, grensbewaking) en naar categorie;

g)

de nationale autoriteit die de goederen heeft aangetroffen;

h)

het totale aantal aangehouden daders;

i)

de waarde van de in beslag genomen goederen.

5.   Indicator voor andere grensoverschrijdende criminaliteit

Andere grensoverschrijdende criminaliteit wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:

1)

Ontvoering van een minderjarige

2)

Aanslagen op en bedreigingen van het personeel van de Europese grens- en kustwacht (personeel van nationale autoriteiten of van het agentschap)

3)

Kaping van vervoermiddelen

4)

Andere.

Op de vijftiende dag van elke maand meldt het nationaal coördinatiecentrum voor elk grenssegment:

a)

het aantal gevallen per categorie;

b)

de uitsplitsing naar soort grenstoezichtactiviteit (controle aan een grensdoorlaatpost, grensbewaking) en naar categorie;

c)

de nationale autoriteiten die het geval hebben vastgesteld;

d)

het totale aantal aangehouden daders.

6.   Andere indicatoren die zijn afgeleid van meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen

Op de vijftiende dag van elke maand stelt het agentschap voor elk grenssegment maandelijkse indicatoren vast.

Deze indicatoren hebben betrekking op:

1)

onrechtmatige grensoverschrijdingen, op basis van de in bijlage 2, punt 1, bedoelde meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen;

2)

opsporings- en reddingsacties, op basis van de in bijlage 2, punt 8, bedoelde meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen;

3)

hulpverlening en mensenhandel, op basis van de in bijlage 2, punt 2, bedoelde meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen;

4)

documentfraude op basis van de in bijlage 2, punt 4, bedoelde meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen.

Het agentschap kan op basis van beschikbare informatie andere indicatoren vaststellen die relevant worden geacht voor risicoanalyse of situationeel bewustzijn.


(1)  Inclusief wapens voor saluutschoten en akoestische signalen, en om te bouwen alarm- en seinwapens.


BIJLAGE 2

Meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen en bijbehorende informatie

Het melden van afzonderlijke gebeurtenissen in Eurosur bestaat uit het koppelen van verschillende hieronder opgesomde informatiebouwstenen die helpen de situatie aan de buitengrenzen van de EU te beschrijven.

De eerste melding bevat de reeks gegevens die zijn verzameld om de eerste reactie in gang te zetten. Op basis van deze eerste melding trachten de verschillende partijen bij Eurosur deze informatie aan te vullen zoals bepaald in deze bijlage.

1.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE ONRECHTMATIGE GRENSOVERSCHRIJDING, OF VERMOEDEN VAN POGING TOT ONRECHTMATIGE GRENSOVERSCHRIJDING

Het nationale coördinatiecentrum meldt elke gebeurtenis in verband met onrechtmatige grensoverschrijding. De melding van een onrechtmatige grensoverschrijding kan worden gekoppeld met hulpverlening of mensenhandel als bedoeld in punt 2 en met opsporings- en reddingsacties overeenkomstig punt 8.

De eerste melding van de gebeurtenis wordt uiterlijk 24 uur na de vaststelling ervan verzonden.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

1.1.   Soort gebeurtenis

a)

poging tot of daadwerkelijke illegale grensoverschrijding;

b)

open of clandestiene overschrijding.

1.2.   Omstandigheden van de gebeurtenis

a)

tijd en plaats;

b)

bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend);

c)

laatste land van inscheping (alleen van toepassing bij binnenkomst, voor havens en luchthavens aan zee- en luchtgrenssegmenten);

d)

land van bestemming;

e)

doel van de illegale grensoverschrijding;

f)

omstandigheden waarin de betrokkenen werden aangetroffen:

1)

tijdens een controle aan een grensdoorlaatpost,

2)

tijdens een grensbewakingsoperatie,

3)

andere (secundaire bewegingen, gebied vóór de grens);

g)

pogingen om zich aan het grenstoezicht te onttrekken;

h)

vervoermiddelen:

1)

vlucht (een melding van een vlucht wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 7),

2)

vaartuig (een melding van een vaartuig wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 1 of met de opsporings- en reddingsactie als bedoeld in punt 6),

3)

container,

4)

vrachtwagen of bedrijfsvoertuig,

5)

personenauto,

6)

autobus of touringcar,

7)

trein,

8)

voetganger.

1.3.   Betrokken personen

a)

totaal aantal betrokken personen;

b)

aantal minderjarigen;

c)

aantal personen dat internationale bescherming nodig heeft;

d)

uitgesplitst naar nationaliteit (verondersteld/bevestigd), staatsburgerschap;

e)

leeftijdscategorie.

2.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE HULPVERLENING OF MENSENHANDEL, OF VERMOEDEN VAN POGING TOT HULPVERLENING OF MENSENHANDEL

Het nationale coördinatiecentrum meldt elke gebeurtenis in verband met hulpverlening of vermoeden van poging tot hulpverlening, en mensenhandel of vermoeden van poging tot mensenhandel.

De eerste melding van de gebeurtenis wordt uiterlijk 24 uur na de vaststelling ervan verzonden.

De gebeurtenis kan worden gekoppeld met een gebeurtenis in verband met onrechtmatige grensoverschrijding.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

2.1.   Soort gebeurtenis

a)

hulpverlening, mensenhandel;

b)

stadium (vermoeden, poging, gepleegd feit).

2.2.   Omstandigheden van de gebeurtenis

a)

tijd en plaats;

b)

bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend);

c)

omstandigheden waarin de betrokkenen werden aangetroffen:

1)

tijdens een controle aan een grensdoorlaatpost,

2)

tijdens een grensbewakingsoperatie,

3)

andere (secundaire bewegingen, gebied vóór de grens);

d)

vervoermiddelen:

1)

vlucht (een melding van een vlucht wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 7),

2)

vaartuig (een melding van een vaartuig wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 1 of met de opsporings- en reddingsactie als bedoeld in punt 6),

3)

container,

4)

vrachtwagen of bedrijfsvoertuig,

5)

personenauto,

6)

autobus of touringcar,

7)

trein,

8)

voetganger.

2.3.   Daders

a)

totaal aantal betrokken personen;

b)

leeftijdscategorieën:

c)

uitgesplitst naar nationaliteit (verondersteld/bevestigd) en land van herkomst,

d)

vorm van uitbuiting (seksueel, arbeid, andere).

2.4.   Slachtoffers (indien de gebeurtenis geen verband houdt met onrechtmatige grensoverschrijding)

a)

totaal aantal slachtoffers;

b)

aantal minderjarigen;

c)

aantal niet-begeleide minderjarigen en aantal personen dat internationale bescherming nodig heeft;

d)

uitsplitsing van slachtoffers naar land van doorreis;

e)

uitgesplitst naar nationaliteit (verondersteld/bevestigd) en land van herkomst.

2.5.   Motivatie en werkwijze

a)

werkwijze;

b)

doel van de hulpverlening of gerichte uitbuiting in het geval van mensenhandel.

3.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE ILLEGALE HANDEL, OF VERMOEDEN VAN POGING TOT ILLEGALE HANDEL IN GOEDEREN

Naast de in bijlage 1, punt 4, bedoelde indicatoren meldt het nationale coördinatiecentrum afzonderlijke gebeurtenissen in verband met illegale handel, of vermoeden van poging tot illegale handel in goederen in de volgende gevallen:

1)

het in beslag genomen bedrag is hoger dan de in bijlage 3 vastgestelde drempelwaarden;

2)

de illegale handel of het vermoeden van poging tot illegale handel houdt verband met een potentiële terroristische activiteit of kan een bedreiging vormen voor de veiligheid van de Unie of haar lidstaten;

3)

de illegale handel of het vermoeden van poging tot illegale handel brengt een reactie mee van andere lidstaten en het agentschap, of heeft gevolgen voor grenstoezichtmaatregelen;

4)

de illegale handel of het vermoeden van poging tot illegale handel in goederen houdt verband met een specifieke werkwijze. In dat geval worden de meldingen gekoppeld met de risicoanalysemelding waarin die wordt beschreven;

5)

de inbeslagneming van goederen is abnormaal en kan duiden op een nieuw crimineel patroon.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

3.1.   Soort gebeurtenis

Bij de beschrijving van het soort gebeurtenis gebruikt de meldingsbron de categorieën en subcategorieën van bijlage 1, punt 4, en de in bijlage 3 bedoelde eenheden, naargelang van het geval.

3.2.   Omstandigheden van de gebeurtenis

a)

tijd en plaats;

b)

bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend);

c)

omstandigheden waarin de gebeurtenis werd vastgesteld:

1)

tijdens een controle aan een grensdoorlaatpost,

2)

tijdens een grensbewakingsoperatie,

3)

andere (secundaire bewegingen, gebied vóór de grens);

d)

vervoermiddelen:

1)

vlucht (een melding van een vlucht wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 7),

2)

vaartuig (een melding van een vaartuig wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 1 of met de opsporings- en reddingsactie als bedoeld in punt 6),

3)

container,

4)

vrachtwagen of bedrijfsvoertuig,

5)

personenauto,

6)

autobus of touringcar,

7)

trein,

8)

voetganger,

9)

vracht of postpakket;

e)

werkwijze of vermoedelijke werkwijze, met inbegrip van

1)

soort onttrekking;

2)

details onttrekking.

3.3.   Soort goederen

a)

categorie en subcategorie overeenkomstig bijlage 1, punt 4;

b)

bedrag (geraamd/in beslag genomen);

c)

geraamde waarde.

3.4.   Betrokken personen

a)

totaal aantal betrokken personen;

b)

rol van de persoon;

c)

aantal minderjarigen;

d)

uitgesplitst naar nationaliteit (verondersteld/bevestigd).

4.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE DOCUMENTFRAUDE

Het nationale coördinatiecentrum meldt elke afzonderlijke gebeurtenis in verband met documentfraude of documentcriminaliteit die tijdens een grenstoezichtoperatie is vastgesteld.

De eerste melding van de gebeurtenis wordt uiterlijk 24 uur na de vaststelling ervan verzonden.

De gebeurtenis kan worden gekoppeld met een gebeurtenis in verband met onrechtmatige grensoverschrijding, hulpverlening of mensenhandel, illegale handel in goederen of andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit.

De meldingsbronnen en de eigenaars melden de volgende informatie, voor zover die beschikbaar is.

4.1.   Soort documentfraude

4.2.   Omstandigheden van de gebeurtenis

a)

tijd en plaats;

b)

bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend);

c)

omstandigheden waarin de gebeurtenis werd vastgesteld:

1)

tijdens een controle aan een grensdoorlaatpost,

2)

tijdens een grensbewakingsoperatie,

3)

andere (secundaire bewegingen, gebied vóór de grens);

4.3.   Informatie over de betrokkene

a)

opgegeven nationaliteit van de betrokkene;

b)

geslacht;

c)

leeftijdscategorie.

4.4.   Informatie over het document

a)

documenttype en -subtype (paspoort, identiteitskaart, verblijfsvergunning, visum, grensstempel, andere);

b)

nationaliteit van het document;

c)

documentgebruik (gepresenteerd, verborgen, n.v.t.);

d)

grensdoorlaatpost van inscheping;

e)

grensdoorlaatpost van doorreis;

f)

grensdoorlaatpost van bestemming;

g)

chip;

h)

grensstempel.

5.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE ANDERE VORMEN VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE CRIMINALITEIT

Naast de in bijlage 1, punt 7, bedoelde indicatoren meldt het nationale coördinatiecentrum afzonderlijke gebeurtenissen in verband met andere criminaliteit in de volgende gevallen:

1)

de grensoverschrijdende criminaliteit, of het vermoeden van poging tot grensoverschrijdende criminaliteit, of de treffer in de databank van grootschalige IT-systemen houdt verband met een potentiële terroristische activiteit of kan een bedreiging vormen voor de veiligheid van de Unie of haar lidstaten;

2)

de grensoverschrijdende criminaliteit, of het vermoeden van poging tot grensoverschrijdende criminaliteit, of de treffer in de databank van grootschalige IT-systemen brengt een reactie mee van andere lidstaten en het agentschap, of heeft gevolgen voor grenstoezichtmaatregelen;

3)

de grensoverschrijdende criminaliteit, of het vermoeden van poging tot grensoverschrijdende criminaliteit houdt verband met een specifieke werkwijze. In dat geval worden de meldingen gekoppeld met de risicoanalysemelding waarin die wordt beschreven.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

5.1.   Soort gebeurtenis

Bij de beschrijving van het soort gebeurtenis gebruikt de meldingsbron de categorieën en subcategorieën van bijlage 1, punt 7.

5.2.   Omstandigheden van de gebeurtenis

a)

tijd en plaats;

b)

bestemming (Schengengebied binnenkomen of verlaten, of onbekend);

c)

omstandigheden waarin de gebeurtenis werd vastgesteld:

1)

tijdens een controle aan een grensdoorlaatpost,

2)

tijdens een grensbewakingsoperatie,

3)

andere (secundaire bewegingen, gebied vóór de grens);

d)

vervoermiddelen:

1)

vlucht (een melding van een vlucht wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 7),

2)

vaartuig (een melding van een vaartuig wordt gekoppeld met de melding als bedoeld in punt 1 of met de opsporings- en reddingsactie als bedoeld in punt 6),

3)

container,

4)

vrachtwagen of bedrijfsvoertuig,

5)

personenauto,

6)

autobus of touringcar,

7)

trein,

8)

voetganger,

9)

vracht of postpakket;

5.3.   Betrokken personen

a)

totaal aantal betrokken personen;

b)

rol van de persoon;

c)

aantal minderjarigen;

d)

uitgesplitst naar nationaliteit (verondersteld/bevestigd).

6.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE VERDACHTE VAARTUIGEN

Informatie betreffende verdachte vaartuigen wordt gemeld

1)

wanneer het gedetecteerde vaartuig op de observatielijst van verdachte vaartuigen staat; in dat geval wordt de melding gekoppeld met de overeenkomstige observatielijst;

2)

wanneer het vaartuig betrokken is bij een in deze bijlage vermelde gebeurtenis; in dat geval wordt de melding gekoppeld met de overeenkomstige gebeurtenis;

3)

wanneer het vaartuig door de meldingsbron als verdacht wordt beschouwd; in dat geval wordt de melding gekoppeld met een risicoanalysemelding.

De eerste melding van het vaartuig wordt verzonden uiterlijk 24 uur nadat het voor het eerst is gedetecteerd.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is:

6.1.   Positie en status van het vaartuig

Informatie over de positie van het verdachte vaartuig omvat:

a)

tijdstip van meting, positie en onzekerheidsradius, koers en snelheid indien het vaartuig in beweging is;

b)

status van het vaartuig (motor uit, rook gedetecteerd, voor anker enz.);

c)

bron van de meting of detectie (radar, positioneringssysteem enz.);

d)

vorige bekende posities van het vaartuig vóór de gebeurtenis.

De meldingsbronnen die informatie over het vaartuig kunnen verkrijgen, trachten de positie ervan zo spoedig mogelijk te actualiseren met behulp van de informatiebronnen waarover zij beschikken.

De informatie over de positie van een verdacht vaartuig op zee wordt, zodra het is gedetecteerd, ten minste om het uur geactualiseerd.

6.2.   Type vaartuig

Informatie over het type vaartuig helpt onderscheid te maken:

a)

tussen een passagiersschip, een zeilboot, een motorjacht, een vissersvaartuig, een containerschip, een bulkcarrier, een olietanker, een stukgoedschip, een hogesnelheidsvaartuig, een mobiele offshore-boorinstallatie, een schip voor speciale doeleinden;

b)

wat het gebruik betreft: tussen koopvaardij en pleziervaart.

6.3.   Identificatiegegevens van schepen

De informatie over de identificatiegegevens van een schip omvat:

a)

de vlag;

b)

de naam van het schip;

c)

het nummer van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), het identiteitsnummer voor maritieme mobiele diensten (MMSI) en andere visuele en radio-identificatiemiddelen die worden gebruikt om contact te leggen met vaartuigen en deze te typeren.

6.4.   Passagiers en vracht

De informatie over passagiers en vracht omvat:

a)

aantal bemanningsleden;

b)

uitsplitsing naar nationaliteit van de bemanningsleden;

c)

aantal passagiers;

d)

uitsplitsing naar nationaliteit van de passagiers;

e)

soort en hoeveelheid/gewicht van de vracht.

7.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE VERDACHTE EXTERNE VLUCHTEN

Informatie betreffende verdachte externe vluchten wordt gemeld:

1)

wanneer de gedetecteerde vlucht op de observatielijst van verdachte vluchten staat; in dat geval wordt de melding gekoppeld met de overeenkomstige observatielijst;

2)

wanneer de vlucht verband houdt met een in deze bijlage vermelde gebeurtenis; in dat geval wordt de melding gekoppeld met de overeenkomstige gebeurtenis;

3)

wanneer de vlucht door de meldingsbron als verdacht wordt beschouwd; in dat geval worden de meldingen gekoppeld met een risicoanalysemelding.

De eerste melding van de vlucht wordt verzonden uiterlijk 24 uur nadat die voor het eerst is gedetecteerd.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

7.1.   Positie van het verdachte luchtvaartuig

Informatie over de positie van de verdachte vlucht omvat:

a)

tijdstip van meting;

b)

positie met inbegrip van hoogte en graad van onzekerheid;

c)

koers en snelheid;

d)

bron van de meting of detectie (radar, positioneringssysteem enz.).

De meldingsbronnen die informatie over het luchtvaartuig kunnen verkrijgen, trachten de positie ervan te actualiseren met behulp van de informatiebronnen waarover zij beschikken.

De informatie over de positie van verdachte luchtvaartuigen tijdens de vlucht wordt bijna-realtime geactualiseerd.

7.2.   Type van het verdachte luchtvaartuig

Informatie over het type luchtvaartuig helpt onderscheid te maken tussen luchtvaartuigen met vaste vleugels en luchtvaartuigen met roterende vleugels, straalvliegtuigen en propellervliegtuigen, en bemande en onbemande luchtvaartuigen, en kan, indien beschikbaar, informatie verstrekken over het exacte model.

7.3.   Luchtvaartuigidentificatiegegevens

De informatie over de identificatiegegevens van het luchtvaartuig omvat de verschillende visuele en radio-identificatiemiddelen die worden gebruikt om contact te leggen met het luchtvaartuig en het te typeren.

7.4.   Informatie over de vlucht

Informatie over de vlucht omvat:

a)

type vlucht (commercieel, particulier, overheid enz.);

b)

vluchtnummer, met inbegrip van de commerciële vluchtnummers;

c)

plaats van vertrek;

d)

bestemming;

e)

verwijzing naar het vliegplan.

7.5.   Passagiers en vracht

Informatie over passagiers en vracht omvat:

a)

aantal bemanningsleden;

b)

uitsplitsing naar nationaliteit van de bemanningsleden;

c)

aantal passagiers;

d)

uitsplitsing naar nationaliteit van de passagiers;

e)

soort vracht.

8.   MELDING VAN AFZONDERLIJKE GEBEURTENIS BETREFFENDE OPSPORINGS- EN REDDINGSACTIES

Het nationale coördinatiecentrum meldt alle met opsporing en redding verband houdende gebeurtenissen overeenkomstig artikel 21.

De meldingen betreffende mogelijke opsporings- en reddingsacties hebben betrekking op de duur van de actie vanaf de eerste detectie van het verdachte vaartuig of vanaf het ontvangen alarmsignaal over personen in nood op zee tot de voltooiing van de grensoverschrijdende gebeurtenis en de beëindiging van de daarmee verband houdende opsporings- en reddingsactie.

De meldingsbronnen en de eigenaars streven ernaar de volgende informatie te melden, voor zover die beschikbaar is.

8.1.   Koppelingen met meldingen betreffende het vaartuig in nood overeenkomstig punt 6

De melding kan ook worden gekoppeld met andere verdachte vaartuigen die bij de opsporings- en reddingsactie betrokken zijn, zoals moederschepen.

8.2.   Meldingen betreffende de status van de opsporings- en reddingsactie, met inbegrip van

a)

de fase waarin de opsporings- en reddingsactie zich bevindt (onzekerheid, alarm, noodtoestand, opsporings- en reddingsoperatie aan de gang, opsporings- en reddingsoperatie voltooid);

b)

het bevoegde coördinatiecentrum voor redding op zee;

c)

de veilige plaats of de geplande veilige plaats, wanneer de opsporings- en reddingsoperatie is voltooid.

8.3.   Koppelingen met de meldingen bedoeld in punt 1 en punt 2, naargelang van het geval


BIJLAGE 3

Drempelwaarden voor meldingen van afzonderlijke gebeurtenissen betreffende goederen

1.   ILLEGALE DRUGS

1)

Cannabis: 10 kg

2)

Heroïne: 500 gram

3)

Andere opioïden (bv. morfine, opium enz.): 500 gram

4)

Cocaïne: 10 kg

5)

Amfetaminederivaten (met inbegrip van amfetamine en methamfetamine) 100 gram

6)

MDMA (ecstasy): 5000 tabletten

7)

Nieuwe psychoactieve stoffen 500 tabletten of 100 gram

8)

Andere illegale drugs.

2.   WAPENS EN EXPLOSIEVEN

1)

Vuurwapens of onderdelen van wapens: 15 eenheden

2)

Explosieven: 3 kg

3)

Munitie: 10 000 stuks.

3.   ANDERE GOEDEREN

1)

Ruwe tabak: 500 kg

2)

Sigaretten: 1 miljoen eenheden

3)

Alcohol: 5 000 liter zuivere alcohol

4)

Energieproducten (brandstoffen): 10 000 liter

5)

Illegale handel in cultuurgoederen: geraamde waarde van meer dan 1 miljoen EUR.


12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 124/40


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/582 VAN DE COMMISSIE

van 9 april 2021

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 7, lid 4,

Na raadpleging van de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Opening van het onderzoek

(1)

Op 14 augustus 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van gewalste platte aluminiumproducten (“AFRP’s” (aluminium flat-rolled products) of “het betrokken product”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “het betrokken land”). De Commissie heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) (“het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 30 juni 2020 namens producenten van gewalste platte aluminiumproducten is ingediend door European Aluminium (“de klager”). De klager vertegenwoordigt meer dan 25 % van de totale productie van gewalste platte aluminiumproducten in de Unie. Zoals in de aantekening inzake representativiteit is aangegeven, werd de klacht bovendien gesteund door producenten die in het onderzoektijdvak goed waren voor meer dan 80 % van de totale productie in de Unie voor de vrije markt. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

1.2.   Registratie

(3)

Op grond van artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening moet de Commissie de aan een antidumpingonderzoek onderworpen invoer registeren gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving, tenzij zij over voldoende bewijs beschikt dat niet aan bepaalde vereisten is voldaan. Eén van deze vereisten, als aangegeven in artikel 10, lid 4, onder d), van de basisverordening, behelst dat er sprake moet zijn van een aanzienlijk toegenomen invoer naast de invoer die in het onderzoektijdvak schade heeft veroorzaakt. Zoals uit tabel 1 blijkt, is de invoer van gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de VRC in de vier maanden na de opening van het onderzoek met 26 % gedaald ten opzichte van het onderzoektijdvak. Aangezien er in het dossier geen aanwijzingen waren dat de invoer van gewalste platte aluminiumproducten, zoals gedefinieerd in overweging 55, onderhevig is aan seizoenschommelingen, achtte de Commissie het niet nodig ook het niveau van de invoer in de periode september tot en met december 2019 te vergelijken met het niveau van de invoer in dezelfde maanden van het voorgaande jaar. De na de opening van het onderzoek verzamelde gegevens waren gebaseerd op de Taric-codes die bij de opening van het onderzoek voor het betrokken product waren gecreëerd. Deze gegevens werden vergeleken met de maandelijkse gemiddelde invoer uit de VRC gedurende vier maanden in het OT.

Tabel 1

Invoer uit China in het OT en na de opening van het onderzoek (ton)

 

Onderzoektijdvak

Maandelijks gemiddelde in het OT

September-december 2020

September-december 2020 Maandelijks gemiddelde

Invoer uit China in de EU

265 727

22 144

88 576

16 382

Bron: Eurostat en databank Surveillance.

(4)

Bijgevolg heeft de Commissie de invoer van het betrokken product niet aan registratie onderworpen overeenkomstig artikel 14, lid 5 bis, van de basisverordening, aangezien niet was voldaan aan de voorwaarde van artikel 10, lid 4, onder d), namelijk een aanzienlijke toename van de invoer.

1.3.   Belanghebbenden

(5)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klagers, de haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs en de autoriteiten van de VRC, de haar bekende importeurs en gebruikers, alsmede de bekende betrokken verenigingen expliciet op de hoogte gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken.

(6)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(7)

Verschillende partijen verzochten om door de diensten van de Commissie te worden gehoord. De belanghebbenden die daartoe een verzoek hadden ingediend, zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

1.4.   Verzoek om anonimiteit

(8)

Een gebruiker, Onderneming A, verzocht om anonimiteit om mogelijke vergeldingsacties van sommige van de klagers, die ook haar leveranciers zijn, te voorkomen.

(9)

European Aluminium merkte op dat Onderneming A in deze procedure niet de vereiste representativiteit had, omdat zij zich volgens European Aluminium niet kenbaar had gemaakt of had aangetoond dat er een objectieve band was tussen haar activiteiten en het onderzochte product zoals gedefinieerd in punt 2.2. European Aluminium voerde ook aan dat het risico van vergeldingsmaatregelen van binnen de EU geen rechtvaardiging was om de identiteit van Onderneming A geheim te houden, omdat Onderneming A gevestigd is in de EU, waar Europese fundamentele waarden gelden, en omdat Europese producenten van het soortgelijke product zich niet met dergelijke praktijken zouden inlaten.

(10)

Uit de informatie in het dossier (3) en de vertrouwelijke informatie die Onderneming A met de Commissie heeft gedeeld, bleek dat Onderneming A zich tijdig als belanghebbende heeft geregistreerd en een objectieve band heeft aangetoond tussen haar activiteiten en het onderzochte product. Met betrekking tot de motivering van het verzoek om anonimiteit was de Commissie van oordeel dat de onderneming haar verzoek met voldoende redenen had omkleed. Onderneming A heeft met name naar behoren gedocumenteerde informatie verstrekt over haar vrees voor commerciële vergeldingsacties wegens de aard van haar activiteiten en haar zakelijke betrekkingen met andere partijen die op de betrokken markt actief zijn. Bijgevolg heeft de Commissie de anonimiteit van de betrokken onderneming in het kader van dit onderzoek gewaarborgd.

1.5.   Opmerkingen bij de opening van het onderzoek

1.5.1.   Opmerkingen inzake schade

(11)

Onderneming A en Shanghai Huafon Aluminium Corporation (“Huafon”) klaagden over het gebrek aan motivering met betrekking tot de uitsluiting van de in overweging 57 en in de definitie van het onderzochte product in het bericht van inleiding bedoelde producten.

(12)

Overeenkomstig de basisverordening moet de klacht een volledige omschrijving van het naar verluidt met dumping ingevoerde product bevatten. Zij voorziet niet in een verplichting voor de klager om een motivering te geven met betrekking tot de producten die hij niet in zijn klacht wenst op te nemen. Op grond hiervan werd het argument afgewezen.

(13)

Onderneming A voerde ook aan dat de klacht was ingediend door producenten die slechts 80 % van de productie in de Unie vertegenwoordigen, zodat kon worden aangenomen dat producenten die 20 % van de productie in de Unie voor hun rekening nemen, geen aanmerkelijke schade hadden geleden.

(14)

De mate van steun voor de opening van een onderzoek is geen aanwijzing voor de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. De wettelijke vereisten voor de opening van een onderzoek zijn vastgelegd in artikel 5 van de basisverordening. De klacht bevatte voldoende bewijsmateriaal om de opening van een onderzoek op grond van artikel 5, lid 2, te rechtvaardigen. Zoals Onderneming A in herinnering heeft gebracht, werd de klacht bovendien ingediend en gesteund door producenten in de Unie die goed zijn voor 80 % van de totale productie voor niet-ondernemingseigen gebruik in de Unie, wat duidelijk een groot deel van de bedrijfstak van de Unie is zoals vereist uit hoofde van artikel 5, lid 4. Op grond hiervan heeft de Commissie het argument afgewezen.

(15)

Dezelfde gebruiker voerde aan dat bepaalde in de klacht beschreven schade-indicatoren waren gebaseerd op producten die van het onderzoek waren uitgesloten. Aangezien dit argument niet voldoende specifiek was en in elk geval niet met bewijsmateriaal was onderbouwd, werd het evenwel afgewezen.

(16)

Een gebruiker, Valeo Systèmes Thermiques SAS (“Valeo”), voerde aan dat de klager een gesegmenteerde schadeanalyse had uitgevoerd en dat deze analyse, wat de in de klacht vermelde de-minimismarges inzake prijsonderbieding en prijsbederf betreft, geen schade aantoonde voor AFRP’s bestemd voor warmtewisselaars voor de automobielsector. Valeo verwees ook naar de jaarrekening van de belangrijkste producent van deze productcategorie en gaf aan dat deze in 2019 en de eerste helft van 2020 goede financiële prestaties had gerapporteerd en de invoer uit de VRC niet als een risico had genoemd.

(17)

De Commissie merkte op dat de klacht geen volledige schadeanalyse per segment bevatte, maar veeleer berekeningen met betrekking tot prijsonderbieding en prijsbederf voor drie representatieve productsoorten, waaronder AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector. Wat deze productsoort betreft, bevatte de klacht niet alle specifieke schade-indicatoren. De klacht bevatte veeleer één reeks indicatoren met betrekking tot het soortgelijke product als geheel, maar geen schadeanalyse per segment.

(18)

Wat de belangrijkste producent van AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector betreft, merkte de Commissie op dat zijn productassortiment niet uitsluitend beperkt is tot AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector, maar ook producten voor verwarming, ventilatie, klimaatregeling en koeling (“HVACR”, Heating, Ventilation, Air Conditioning and Refrigeration) omvat. Bovendien heeft de jaarrekening van die producent niet uitsluitend betrekking op zijn verkoop in de Unie, maar op zijn activiteiten in de hele wereld, wat verklaart waarom hij de VRC niet als een bijzonder risico aanmerkt. Bijgevolg werden die argumenten afgewezen.

(19)

Valeo en Onderneming A betoogden dat in de klacht geen bewijs was geleverd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade had geleden, omdat verscheidene indicatoren, zoals uitvoer, investeringen, capaciteit, voorraden, prijzen en werkgelegenheid, een positieve trend vertoonden.

(20)

De Commissie wees erop dat artikel 5, lid 2, onder d), van de basisverordening een onderzoek van, onder meer, de relevante schadefactoren in het stadium van de opening van het onderzoek voorschrijft. Artikel 5 van de basisverordening vereist niet specifiek dat alle in artikel 3, lid 5, genoemde schadefactoren een verslechtering te zien geven om aanmerkelijke schade te kunnen vaststellen. Artikel 5, lid 2, van de basisverordening bepaalt immers dat de klacht gegevens moet bevatten omtrent veranderingen in de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de daaruit voortvloeiende weerslag daarvan op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante (maar niet noodzakelijk alle) factoren en indicatoren met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, waaronder die welke zijn genoemd in artikel 3, leden 3 en 5, van de basisverordening. Uit de specifieke schadeanalyse in de klacht is zelfs gebleken dat er voldoende gegevens zijn die wijzen op een aanzienlijke penetratie van de EU-markt door invoer uit China tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie zelf aanzienlijk onderbieden en bederven. De klacht bevatte bewijs dat dit aanmerkelijke schadelijke gevolgen had voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie in de periode 2016 tot 2019, bijvoorbeeld voor het marktaandeel en de winstgevendheid. Bijgevolg werden die argumenten afgewezen.

(21)

Een andere belanghebbende, Nilo Asia PTE Ltd/Lodec Metall-Handel Niederlassung Bremen der O. Wilms GMBH (“Nilo”), voerde aan dat de voor de berekening van de prijsonderbieding en het prijsbederf gebruikte GN-codes het niet mogelijk maakten de platen en gewone bladen te identificeren en tot onnauwkeurigheden konden leiden. Deze belanghebbende betwistte ook de methode voor de berekening van het prijsbederf.

(22)

Wat de methode voor de berekening van het prijsbederf betreft, was de Commissie van oordeel dat de klager objectieve gegevens en methoden had gebruikt om de uitvoerprijs na inklaring in de EU vast te stellen. Bovendien waren de GN-codes, zoals geverifieerd door de Commissie, in dat stadium van de procedure correct. Overeenkomstig artikel 7 van de basisverordening was de streefprijs in de Unie gebaseerd op de productiekosten van de klager plus een nagestreefde winst van 6 %. Bijgevolg heeft de Commissie vastgesteld dat de klager het prijsbederf correct heeft berekend en werd het argument afgewezen.

(23)

Nilo en een producent-exporteur, Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co, Ltd (“Xiamen Xiashun”), voerden aan dat het totale verbruik in de Unie door de klager te hoog was geraamd. Zij verwezen naar het verslag van European Aluminium (4) van 2019, waarin sprake is van een verbruik van 5,447 miljoen ton.

(24)

De Commissie merkte op dat de reikwijdte van dit onderzoek verschilt van het verslag waarnaar werd verwezen. Zoals vermeld in het bericht van inleiding, werden immers verschillende producten van de productomschrijving uitgesloten. Bovendien heeft dit verslag niet alleen betrekking op de EU, maar ook op andere landen die lid zijn van de EVA, zoals Noorwegen, Zwitserland en Turkije. Vanwege deze verschillen werd dit argument afgewezen.

(25)

Een producent-exporteur, Xiamen Xiashun, betwistte de verklaring van de klager dat de prijzen bij invoer uit de VRC consequent lager zijn dan de prijzen bij invoer uit andere landen, met het argument dat een analyse op basis van alle bestreken GN-codes niet nauwkeurig genoeg was. Deze producent-exporteur heeft een analyse voor GN-code 7607 11 90 verstrekt waaruit bleek dat de Turkse prijzen de laagste waren en dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade dus te wijten was aan de invoer uit andere landen dan de VRC.

(26)

De Commissie wees erop dat een dergelijke analyse beperkt blijft tot één GN-code en niets afdoet aan de verklaring van de klager. Wat de algemene analyse van de invoer tijdens de beoordelingsperiode betreft, wordt verwezen naar de overwegingen 51 tot en met 59. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

(27)

Xiamen Xiashun voerde ook aan dat de klacht geen positief bewijsmateriaal bevatte inzake het bestaan van aanmerkelijke schade door invoer van oorsprong uit de VRC en verwees naar tekortkomingen in de beweringen betreffende macro- en micro-indicatoren. Deze partij betwistte de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de indicatoren in de klacht door te verwijzen naar een groot aantal op zichzelf staande elementen betreffende verschillende producenten in de Unie die de indicatoren zouden hebben beïnvloed. Zij heeft echter niet aangetoond hoe deze voorbeelden afbreuk zouden kunnen doen aan de algemene beoordeling van de Commissie dat de klacht voldoende bewijsmateriaal bevatte om de inleiding van deze procedure te rechtvaardigen.

(28)

Verscheidene belanghebbenden voerden aan dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector en basisaluminiumfolie van het onderzoek moesten worden uitgesloten of dat op zijn minst een afzonderlijke segmentspecifieke analyse nodig was.

(29)

Bij de opening van het onderzoek waren er geen aanwijzingen dat dergelijke segmenten afzonderlijk moesten worden geanalyseerd. In de loop van het onderzoek heeft de Commissie opmerkingen van belanghebbenden over het betrokken product verzameld, alsmede verzoeken om uitsluiting en de noodzaak van een analyse per segment. De verzoeken om uitsluiting worden geanalyseerd in de overwegingen 61 tot en met 105, terwijl de vermeende noodzaak van een analyse per segment wordt onderzocht in de overwegingen 38 tot en met 45.

1.5.2.   Opmerkingen over dumping

(30)

Een importeur, Nilo, trok de methode en de GN-codes in twijfel die de klager voor de dumpingberekeningen in verband met platen en gewone bladen heeft gebruikt en was van mening dat dit een belangrijke tekortkoming van de klacht vormde.

(31)

De Commissie was van oordeel dat de klager objectieve gegevens en methoden had gebruikt om de uitvoerprijs vast te stellen. Bovendien waren de GN-codes, zoals geverifieerd door de Commissie, in dat stadium van de procedure correct. Wat de berekening van de dumping betrof, zou, gezien de hoogte van de in de klacht vastgestelde normale waarde voor platen en gewone aluminiumbladen, de conclusie met betrekking tot de vaststelling van dumping bovendien identiek zijn geweest, namelijk dat de daaruit voortvloeiende dumpingmarge de de-minimisdrempel ruimschoots zou overschrijden. Het argument werd derhalve afgewezen.

(32)

Een van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, Xiamen Xiashun, voerde aan dat de klacht onvoldoende bewijsmateriaal inzake dumping bevatte. Volgens de onderneming was de prijs van de aluminiumingots excessief en dat gold ook voor de normale waarde. Deze onderneming was met name van mening dat de gemiddelde prijs van aluminiumingots over 2019 die voor het berekenen van de dumping was gebruikt 1 792 USD per ton bedroeg en niet 2 300 tot 2 700 EUR, zoals in de klacht was aangegeven. De onderneming was ook van mening dat het in de klacht vermelde verbruik van 1-2 aluminiumingots voor de productie van één ton gewoon aluminiumblad te hoog was. Xiamen Xiashun voerde verder aan dat de vrachtkosten voor gewoon blad van 107,77 EUR per ton, die in de klacht waren gebruikt voor het berekenen van de dumping, te hoog waren in vergelijking met haar eigen vervoerskosten voor hetzelfde product (5).

(33)

De Commissie heeft deze argumenten afgewezen. De door de klager voor de berekeningen gebruikte prijs voor aluminiumingots bedroeg 1 797 EUR per ton, niet 2 300 tot 2 700 EUR per ton zoals door Xiamen Xiashun werd aangevoerd (6). Bovendien was de Commissie van oordeel dat zowel het verbruik van aluminiumingots voor de productie van één ton gewoon blad als de door de klager gebruikte vrachtkosten met voldoende bewijsmateriaal waren gestaafd. Zelfs indien zij de normale waarde zou herberekenen met gebruikmaking van de door Xiamen Xiashun voorgestelde vrachtkosten, zou de daaruit voortvloeiende dumpingmarge de de-minimisdrempel ruimschoots overschrijden. Op grond hiervan was de Commissie van oordeel dat de klacht voldoende bewijsmateriaal inzake dumping omvatte om de procedure in te leiden.

1.6.   Steekproef

(34)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

1.6.1.   Steekproef van producenten in de Unie

(35)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie heeft de steekproef samengesteld op basis van het volume van de productie en verkoop van het soortgelijke product in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De steekproef bestond uit drie producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vertegenwoordigden 35 % van de geraamde totale productie en 35 % van de geraamde totale verkoop in de Unie van het soortgelijke product. De Commissie nodigde de belanghebbenden uit om opmerkingen over de voorlopige steekproef in te dienen. European Aluminium heeft opmerkingen ingediend namens twee van haar voor de steekproef geselecteerde leden. Een voorlopig in de steekproef opgenomen onderneming verzocht dat slechts één van haar fabrieken in de steekproef zou worden opgenomen, omdat deze fabriek precies de typische producten vervaardigt die uit de VRC worden ingevoerd. Zij voerde ook aan dat de opneming van slechts één fabriek de steekproef representatiever zou maken. De Commissie merkte op dat de in de steekproef opgenomen ondernemingen uit afzonderlijke juridische entiteiten bestaan en dat er geen onderscheid kan worden gemaakt op basis van de interne organisatie binnen de juridische entiteit indien alle subentiteiten tot dezelfde juridische entiteit behoren. Derhalve werd dit verzoek afgewezen.

(36)

Een andere in de steekproef opgenomen onderneming voerde aan dat de opneming in de steekproef van slechts één juridische entiteit binnen haar groep de controle zou bemoeilijken aangezien de IT- en boekhoudsystemen op groepsbasis worden bijgehouden. Gezien de beperkte beschikbare tijd heeft de Commissie besloten zich tot de juridische entiteit in kwestie te beperken. Gezien de verkoopkanalen van de door deze juridische entiteit vervaardigde producten en het feit dat de verbonden ondernemingen bij de verkoopstroom betrokken kunnen zijn, moesten echter ook andere entiteiten binnen de groep de desbetreffende delen van de vragenlijst invullen.

(37)

In het licht van het bovenstaande werd steekproef representatief geacht voor de bedrijfstak van de Unie.

1.6.2.   Steekproef van importeurs

(38)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(39)

Vier niet-verbonden importeurs hebben de gevraagde informatie geleverd en hebben ermee ingestemd om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie importeurs samengesteld op basis van de grootste invoerhoeveelheden. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening zijn alle bekende betrokken importeurs geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

1.6.3.   Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC

(40)

Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk is en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de Europese Unie verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, te achterhalen en/of met hen contact op te nemen.

(41)

24 producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de verlangde informatie verstrekt en ermee ingestemd in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie ondernemingen/groepen van ondernemingen samengesteld op basis van de grootste representatieve uitvoer naar de Unie die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs konden worden onderzocht. Deze ondernemingen/groepen van ondernemingen vertegenwoordigden 18,9 % van de geraamde totale uitvoer. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land in de gelegenheid gesteld op de samenstelling van de steekproef te reageren.

(42)

Bij brief van 27 augustus 2020 heeft de onderneming Yantai Jintai International Trade Co., Ltd (onderdeel van de “Nanshan Group”) haar opmerkingen ingediend en verzocht om in de steekproef te worden opgenomen. Bij e-mail van 2 september 2020 deelde een van de geselecteerde ondernemingen, de onderneming Tianjin Zhongwang Aluminium Co., de Commissie mee dat zij haar medewerking stopzette. Op grond hiervan heeft de Commissie besloten de onderneming Tianjin Zhongwang Aluminium Co. te vervangen door de Nanshan Group. De gewijzigde steekproef vertegenwoordigt ook 18,9 % van de geraamde totale uitvoer naar de Unie vanuit de VRC in het onderzoektijdvak. De Commissie heeft geen opmerkingen over de gewijzigde steekproef ontvangen.

1.7.   Individueel onderzoek

(43)

17 producenten-exporteurs in de VRC die op grond van artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek hadden verzocht, werden in het bericht van inleiding uitgenodigd de vragenlijst te beantwoorden. Geen enkele exporteur-producent heeft echter binnen de vastgestelde termijn een ingevulde vragenlijst ingediend. Derhalve is geen verzoek om individueel onderzoek ingewilligd.

1.8.   Vragenlijsten en controlebezoeken

(44)

De Commissie heeft de overheid van de Volksrepubliek China (“Chinese overheid”) een vragenlijst toegezonden over het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Zij heeft de Chinese overheid ook een vragenlijst over verstoringen van de grondstoffenmarkten in de zin van artikel 7, leden 2 bis en 2 ter, van de basisverordening toegezonden.

(45)

De Commissie heeft ook vragenlijsten gestuurd naar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de in de steekproef opgenomen importeurs, gebruikers en de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. Dezelfde vragenlijsten waren op de dag van de opening van het onderzoek ook online (7) beschikbaar gesteld.

(46)

De Commissie heeft antwoorden op de vragenlijst ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de vereniging van producenten in de Unie, de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs, vijf gebruikers en drie ondernemingen/groepen van producenten-exporteurs.

(47)

Een andere gebruiker gaf een onvolledig antwoord op de vragenlijst, dat evenmin een zinvolle niet-vertrouwelijke versie bevatte. Ondanks verscheidene verzoeken en herinneringen heeft deze gebruiker de gevraagde informatie niet verstrekt. Daarom is bij de analyse geen rekening gehouden met het antwoord van die gebruiker op de vragenlijst.

(48)

Gezien de uitbraak van COVID-19 en de inperkingsmaatregelen die door verschillende lidstaten en door verschillende derde landen zijn genomen, kon de Commissie in de voorlopige fase geen controlebezoeken op grond van artikel 16 van de basisverordening verrichten. In plaats daarvan heeft de Commissie alle informatie die zij voor haar vaststellingen nodig achtte, op afstand getoetst in overeenstemming met haar mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (8). De Commissie heeft toetsingen op afstand verricht bij de volgende ondernemingen/partijen:

Vereniging van producenten in de Unie

European Aluminium, Brussel, België

Producenten in de Unie

Hydro Group (“Hydro”):

Hydro Aluminium Rolled Products GmbH, Grevenbroich en Hamburg, Duitsland

Hydro Aluminium Dormagen GmbH, Dormagen, Duitsland

Aluminium Norf GmbH, Neuss, Duitsland

Elval Halcor Group:

ELVALHALCOR SA, Oinofyta, Griekenland

Symetal Aluminium Foil Industry Single Member SA, Athene, Griekenland

International Trade SA, Brussel, België

UACJ ELVAL HEX Materials GmbH, Düsseldorf, Duitsland

Vepal, Thiva, Griekenland

Aludium Group:

Aludium Transformacion de Productos S.L, Amorebieta en Alicante, Spanje

Aludium France SAS, Castelsarrasin, Frankrijk

Gebruikers

Onderneming A

Valeo Group:

Valeo Systèmes Thermiques, Le Mesnil-Saint-Denis, Frankrijk

Valeo Autosystemy Sp Zo.o, Skawina, Polen

Valeo Vymeniky Tepia s.r.o., Zebrak, Tsjechië

Producenten-exporteurs in de VRC

Jiangsu Alcha Aluminum Group Co., Ltd (“Jiangsu Alcha Group”)

Nanshan Group

Shandong Nanshan Aluminium Co., Ltd

Yantai Nanshan Aluminum New Material Co., Ltd

Longkou Nanshan Aluminum Rolling New Material Co., Ltd

Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd

1.9.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(49)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020 (“het onderzoektijdvak” of “OT”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2017 tot aan het einde van het onderzoektijdvak (“de beoordelingsperiode”).

1.10.   Terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU

(50)

Deze zaak is ingeleid op 14 augustus 2020, dat wil zeggen tijdens de tussen het Verenigd Koninkrijk (“VK”) en de EU overeengekomen overgangsperiode waarin het VK onderworpen bleef aan het Unierecht. Deze periode is op 31 december 2020 afgelopen. Bijgevolg komen ondernemingen en verenigingen uit het VK sinds 1 januari 2021 niet langer in aanmerking als belanghebbenden bij deze procedure.

(51)

In een nota bij het dossier (9) van 18 januari 2021 heeft de Commissie marktdeelnemers uit het Verenigd Koninkrijk die van mening waren dat zij nog steeds als belanghebbende in aanmerking kwamen, verzocht contact met haar op te nemen. Er hebben zich geen ondernemingen gemeld.

(52)

Om in de bij de belanghebbenden verzamelde gegevensreeks tot uiting te laten komen dat de overgangsperiode was afgelopen en het Verenigd Koninkrijk niet langer onderworpen was aan het Unierecht, werd de betrokken belanghebbenden verzocht een herziene vragenlijst op EU-27-basis in te vullen.

(53)

Een gebruiker, Valeo, voerde aan dat de klacht ernstige procedurefouten vertoonde omdat zij gebaseerd was op gegevens uit de EU-28, waartoe het VK behoorde, terwijl dit land op het ogenblik van de indiening van de klacht en de inleiding van de procedure niet langer een lidstaat was.

(54)

Wat dit punt betreft, waren het VK en de EU, zoals vermeld in overweging 50, een overgangsperiode overeengekomen tijdens welke het VK onderworpen bleef aan het Unierecht. Deze periode is op 31 december 2020 afgelopen (10). Aangezien de zaak tijdens de overgangsperiode werd ingeleid, was de klacht rechtsgeldig ingediend op EU-28-basis. Het argument werd derhalve afgewezen.

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(55)

Bij het betrokken product gaat het om gewalste platte aluminiumproducten, al dan niet gelegeerd, ook indien verder bewerkt dan het gewalste platte product, niet op een drager, zonder interne lagen van ander materiaal,

opgerold of in opgerolde strippen, als op maat gesneden bladen of in de vorm van cirkels, met een dikte van 0,2 mm of meer doch niet meer dan 6 mm;

in platen, met een dikte van meer dan 6 mm;

opgerold of in opgerolde strippen, met een dikte van 0,03 mm of meer doch minder dan 0,2 mm;

van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7606 11 10 (Taric-codes 7606111025, 7606111086), ex 7606 11 91 (Taric-codes 7606119125, 7606119186), ex 7606 11 93 (Taric-codes 7606119325, 7606119386), ex 7606 11 99 (Taric-codes 7606119925, 7606119986), ex 7606 12 20 (Taric-codes 7606122025, 7606122086), ex 7606 12 92 (Taric-codes 7606129225, 7606129295), ex 7606 12 93 (Taric-code 7606129386), ex 7606 12 99 (Taric-codes 7606129925 en 7606129986), ex 7606 91 00 (Taric-codes 7606910025, 7606910086), ex 7606 92 00 (Taric-codes 7606920025, 7606920086), ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119044, 7607119048, 7607119051, 7607119053, 7607119065, 7607119071, 7607119073, 7607119075, 7607119077, 7607119091, 7607119093) en ex 7607 19 90 (Taric-codes 7607199075, 7607199086) (“het betrokken product”). De GN- en Taric-codes worden slechts ter informatie vermeld.

(56)

Het betrokken product (11) wordt gewoonlijk “gewalste platte aluminiumproducten” of “AFRP’s” (aluminium flat-rolled products) genoemd. Het is het resultaat van vier opeenvolgende productieprocessen: smelten, gieten, walsen en afwerken. Sommige ondernemingen beginnen het productieproces mogelijk in een ander stadium, afhankelijk van hun niveau van integratie.

(57)

Van dit onderzoek zijn de volgende producten uitgesloten:

materiaal uit aluminium voor rompen van drankblikjes, voor bodems van drankblikjes en voor lipjes van drankblikjes;

gewalste platte aluminiumproducten, gelegeerd, ook indien verder bewerkt dan het gewalste platte product, met een dikte van 0,2 mm of meer doch niet meer dan 6 mm, voor gebruik als carrosseriepanelen in de automobielindustrie;

gewalste platte aluminiumproducten, gelegeerd, ook indien verder bewerkt dan het gewalste platte product, met een dikte van 0,8 mm of meer, voor gebruik bij de fabricage van onderdelen voor vliegtuigen.

(58)

Gewalste platte aluminiumproducten worden gebruikt in een breed scala van toepassingen in sectoren zoals de bouw, de vervaardiging van folie, technische toepassingen, vervoer en duurzame consumptiegoederen.

2.2.   Soortgelijk product

(59)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat wordt vervaardigd en verkocht op de binnenlandse markt van de VRC, en

het in de Unie door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en verkochte product.

(60)

De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(61)

Verschillende partijen hebben verzoeken ingediend om de volgende producten van de productomschrijving uit te sluiten: geplateerde buizen, geplateerde platen, geplateerd en ongeplateerd aluminium voor koelribben voor gebruik bij de vervaardiging van hardgesoldeerde aluminium warmtewisselaars voor motorvoertuigen en de vervaardiging van accukoelers voor elektrische voertuigen (“AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector”); rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen; lithografische platen; accuplaten; aluminium converterfolie van 30-60 micron dik (“ACF-30-60”) en gewalste platte aluminiumproducten voor gebruik bij de vervaardiging van lamellen voor jaloezieën.

2.3.1.   AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector

(62)

Verschillende belanghebbenden — Huafon, Valeo, Mahle GmbH, de Europese vereniging van toeleveranciers van de automobielsector (“Clepa”) en TitanX Holding AB (“TitanX”) — voerden aan dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector niet dezelfde fysische, technische en chemische basiskenmerken hadden. Het onderscheiden fabricageprocedé (specifieke apparatuur) en chemische bewerking (door het gebruik van gepatenteerde legeringen die verschillen van standaardlegeringen) leidt tot verschillen in hardsoldeerbaarheid, vervormbaarheid, sterkte, corrosiebestendigheid en plateringsverhouding, waardoor AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector volledig verschillen van andere AFRP’s die onder de productomschrijving vallen. Zij voerden ook aan dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector vanwege hun unieke fysische, mechanische en chemische kenmerken die samen met de up- en downstreamindustrie zijn ontwikkeld, niet uitwisselbaar waren met standaard-AFRP’s die binnen de productomschrijving vallen, die in andere toepassingen worden gebruikt. Ook werd aangevoerd dat zij voornamelijk op bestelling werden gemaakt, werden verhandeld in kleine hoeveelheden die minder dan 5 % van de totale markt voor AFRP’s in de EU vertegenwoordigen en voor hoge prijzen werden verkocht aan eersterangstoeleveranciers van de automobielsector die om technische en commerciële redenen en met het oog op risicobeperking alle categorieën AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector van dezelfde leverancier in een “one-stop-shop” betrekken.

(63)

De partijen voerden verder aan dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector bij de douane op dezelfde wijze konden worden herkend als de producten die door de klagers van de productomschrijving waren uitgesloten en die bestemd zijn voor de automobiel- (12) of de vliegtuigindustrie. Net als carrosseriepanelen voor de auto-industrie werd aangevoerd dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector dus ook moesten worden uitgesloten.

(64)

Huafon voerde verder aan dat zijn AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector verschilden van de in de Unie vervaardigde exemplaren vanwege een ander productieproces (continugieten), dat zijn producten unieke specificaties geeft voor verschillende aspecten, zoals korrelgrootte, sterkte, corrosiebestendigheid, vervormbaarheid, hardsoldeerbaarheid, toleranties en erosie. Het bedrijf voerde ook aan dat de meeste producenten in de Unie niet bereid zijn klantspecifieke AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector te leveren.

(65)

Deze partijen rechtvaardigden hun verzoeken ook met de volgende elementen:

een vermeend gebrek aan productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie en een gebrek aan bereidheid om in extra capaciteit te investeren;

de fusie tussen de twee producenten in de Unie Gränges en Impexmetal, wat zou leiden tot een prijsstijging;

een verwachte toename van de vraag;

een verwachte stijging van de kosten als gevolg van antidumpingrechten en nieuwe valideringskosten (13) wanneer hun prestaties negatief worden beïnvloed door de pandemie, met als gevolg een aantasting van hun winstgevendheid;

de negatieve gevolgen voor de toeleveringsketen als gevolg van de validering van nieuwe producten en legeringen, en

de noodzaak om de doelstelling van de Unie op het gebied van broeikasgasemissies te halen, wat anders zou worden belemmerd.

(66)

De Commissie merkte allereerst op dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector onderdeel zijn van de productgroep AFRP’s voor warmtewisselaars, die niet alleen warmtewisselaars voor de automobielsector omvat, maar ook warmtewisselaars voor HVACR en voor andere toepassingen zoals windmolens. Net als AFRP’s voor warmtewisselaars voor HVACR en andere toepassingen omvatten AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector producten die geplateerd (buizen, platen, ribben) of ongeplateerd (ribben) kunnen zijn. In tegenstelling tot wat de gebruiker Valeo beweert, blijkt uit het dossier dat de markt voor warmtewisselaars voor HVACR een aanzienlijke omvang heeft en goed is voor 20 % van de totale markt voor warmtewisselaars in de EU. Uit het dossier blijkt ook dat warmtewisselaars voor HVACR qua legering, harding en dikte vergelijkbaar zijn met die van warmtewisselaars voor de automobielsector.

(67)

Ten tweede vielen AFRP’s voor warmtewisselaars ongeacht hun toepassing onder de klacht van European Aluminium en vallen zij onder de productomschrijving zoals gedefinieerd in het bericht van inleiding en in de overwegingen 55 tot en met 58. Daarnaast kunnen AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector aan de hand van de in het onderzoek voorziene productcodering worden ingedeeld op basis van dikte, vorm, gebruikt materiaal, afwerking en harding.

(68)

Ten derde bleek uit het onderzoek dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector dezelfde chemische basiskenmerken hebben als andere AFRP’s. Zelfs als ze geplateerd zijn, bestaan zij net als andere AFRP’s voor meer dan 95 % uit zuiver aluminium. Daarnaast worden in AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector weliswaar zogenaamde gepatenteerde legeringen gebruikt, maar lijken deze sterk op andere legeringen, aangezien ze grotendeels zijn afgeleid van legeringen van de 3XXX-serie.

(69)

Wat de fysische en technische kenmerken betreft, hebben de meeste AFRP’s hun eigen specificaties, afhankelijk van de toepassing of de eisen van de betrokken eindgebruiker. Het feit dat AFRP-fabrikanten moeten voldoen aan specifieke wensen inzake hardsoldeerbaarheid, vervormbaarheid, sterkte, korrelgrootte of corrosie betekent niet dat zij niet dezelfde technische en fysische basiskenmerken hebben als andere AFRP’s. En zelfs al zouden zij dergelijke basiskenmerken niet delen met bepaalde AFRP’s die onder het onderzoek vallen — wat dus niet het geval is — dan zouden zij dergelijke basiskenmerken delen met AFRP’s die tot dezelfde productgroep behoren, namelijk AFRP’s voor warmtewisselaars bestemd voor HVACR en andere toepassingen.

(70)

Wat de uitwisselbaarheid betreft, kunnen AFRP’s die tot verschillende productgroepen behoren om verschillende redenen mogelijk niet onderling uitwisselbaar zijn, bijvoorbeeld door specifieke legeringsbehandelingen of het soort afwerking. Toch vallen deze producten binnen de reikwijdte van het onderzoek omdat zij dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben.

(71)

Wat het productieproces betreft, heeft de Commissie vastgesteld dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector voortkomen uit hetzelfde productieproces als beschreven in overweging 56, waarbij in grote mate dezelfde apparatuur wordt gebruikt als voor andere AFRP’s. Het feit dat bepaalde legeringen moeten worden ontwikkeld of dat de producten moeten worden gevalideerd hoort niet bij het productieproces, maar eerder bij de onderzoeks- en ontwikkelingsfase, die losstaat van het productieproces. Zelfs als voor AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector specifieke apparatuur (plateringsstation, slitapparatuur) zou worden gebruikt, kan dergelijke apparatuur ook voor de productie van andere AFRP’s voor warmtewisselaars worden gebruikt, of simpelweg voor andere AFRP’s met een bepaalde breedte. Ook het feit dat bepaalde AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector door continugieten worden vervaardigd, maakt dit product niet uniek, aangezien andere producten die binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen ook volgens hetzelfde soort procedé kunnen worden vervaardigd.

(72)

Ten derde heeft de Commissie met betrekking tot de commercialisering van AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector vastgesteld dat de meeste AFRP’s op bestelling worden gemaakt en dat het aandeel standaardproducten klein is. Wanneer in aanmerking wordt genomen dat dit product goed is voor ongeveer 9 % van het verbruik op de markt van de Unie, kan ook niet worden gesteld dat het in kleine hoeveelheden wordt verhandeld of een nichemarkt vormt.

(73)

Ten vierde heeft de Commissie ook vastgesteld dat warmtewisselaars voor de automobielsector niet de enige producten zijn die binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen en aan eersterangstoeleveranciers van de automobielsector worden verkocht. Ook andere producten, zoals chassis en onderdelen, zijn immers uiteindelijk bestemd voor de automobielsector, volgen hetzelfde verkoopkanaal en vereisen ook een valideringsproces. Bovendien kunnen fabrikanten van warmtewisselaars de verschillende categorieën AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector bij verschillende leveranciers betrekken, dus niet op “one-stop-shop”-basis, zoals ten onrechte werd beweerd. Tot slot heeft de Commissie ook vastgesteld dat de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie een aanzienlijk deel van de andere producten die onder de productomschrijving vallen tegen hogere prijzen verkochten dan AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector. Deze andere producten vertegenwoordigden meer dan 8 % van het totale verkoopvolume van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak.

(74)

Ten vijfde was de Commissie het er niet mee eens dat AFRP’s voor warmtewisselaars moeten worden uitgesloten omdat zij in de automobielsector worden gebruikt. Zij herinnerde eraan dat niet alle voor de automobielsector bestemde producten van het onderzoek zijn uitgesloten. Het onderzochte product omvat immers ook AFRP’s voor automobielproducten, zoals structurele onderdelen voor automobieltoepassingen (chassis, onderdelen).

(75)

Wat de argumenten inzake het belang van de Unie betreft, heeft de Commissie vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie over voldoende capaciteit beschikt om aan de huidige vraag te voldoen en dat er in het licht van de concurrentievoorwaarden en de beschikbare capaciteit in de EU geen risico bestaat van een structurele prijsstijging, zoals onlangs werd bevestigd door het besluit van de Commissie betreffende de fusie van Gränges en Impexmetal (14). Ook heeft de bedrijfstak van de Unie, volgens door de bedrijfstak zelf verstrekte en door de Commissie gecontroleerde informatie, onlangs in zijn productiecapaciteit geïnvesteerd en zijn er binnen de bedrijfstak andere lopende projecten om deze te vergroten. Uitgaande van de haar ter beschikking staande informatie verwachtte de Commissie dat deze toename, na de verwachte veranderingen in de productie van automodellen — namelijk de afname van verbrandingsmotoren en de toename van plug-in hybride/elektrische voertuigen — waarschijnlijk de verwachte stijging van de vraag zal absorberen.

(76)

Wat de stijging van de kosten betreft, was de Commissie van oordeel dat de vóór de pandemie behaalde winst de fabrikanten van warmtewisselaars voor de automobielsector in staat zou stellen extra kosten in de vorm van antidumpingrechten of valideringskosten te absorberen als zij opnieuw bij producenten in de Unie zouden willen inkopen. Bovendien wijst de algemene financiële situatie van deze ondernemingen en de groepen waartoe zij behoren en bijvoorbeeld hun ingehouden winsten niet op een dramatische financiële situatie die de voortzetting van hun activiteiten in de huidige context in gevaar zou brengen.

(77)

Wat de gevolgen voor de toeleveringsketen betreft, moet verder worden opgemerkt dat fabrikanten van warmtewisselaars voor de automobielsector doorgaans gebruikmaken van dubbele inkoopkanalen voor specifieke producten en dat zij gewoonlijk meerdere gevalideerde leveranciers hebben voor elke productcategorie (buizen, platen, ribben). Producenten in de Unie van AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector hebben in het verleden al ruimschoots aangetoond dat zij dergelijke specifieke producten in grote hoeveelheden kunnen leveren aan grote fabrikanten, zowel binnen als buiten de Unie. Daarom beschikken zij over de benodigde uitrusting en technische knowhow om dergelijke producten te ontwikkelen en te leveren en hebben zij vaak de status van voorgekwalificeerde leveranciers. Hoewel dit niet betekent dat gebruikers desgewenst onmiddellijk voor al hun producten van de ene AFRP-leverancier naar een andere kunnen overstappen, zou de bedrijfstak van de Unie in staat zijn de Chinese invoer snel te vervangen en een veilige alternatieve leveringsbron te bieden. Een van de producenten in de Unie voerde aan dat er al een vergelijkbare ontwikkeling had plaatsgevonden op de markt van de VS, waar bepaalde niet-Amerikaanse producenten de plaats van de invoer uit China hadden kunnen innemen nadat op Chinese AFRP’s antidumpingrechten waren ingesteld.

(78)

Hoewel niet wordt betwist dat de ontwikkeling van een nieuwe generatie elektrische voertuigen de uitstoot van broeikasgassen in de Unie zou verminderen, was de Commissie voorlopig van oordeel dat de productie van het voor dergelijke auto’s benodigde aluminium in de EU minder vervuilend zou zijn dan de invoer ervan uit de VRC. Nog afgezien van de transportkosten van de VRC naar de EU, genereert de aluminiumproductie in de Unie immers gemiddeld ongeveer drie keer minder CO2 dan in de VRC (15). Op basis hiervan was de Commissie van oordeel dat de instelling van rechten op AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector uit de VRC niet onverenigbaar is met het bredere beleid van de Unie. In dit verband voerde één producent-exporteur, Huafon, aan dat zijn CO2-uitstoot ruim onder het Chinese gemiddelde lag. Dit argument werd echter niet met bewijsmateriaal gestaafd en kon hoe dan ook niet naar de gehele Chinese aluminiumindustrie worden geëxtrapoleerd.

(79)

Bovendien wezen twee gebruikers, Mahle en Titanx, er ook op dat producenten van warmtewisselaars voor de automobielsector buiten de Europese Economische Ruimte (“EER”) een concurrentievoordeel zouden krijgen wanneer zij AFRP’s uit China zouden kopen zonder antidumpingrechten te betalen. Zij verwezen hierbij naar een in Marokko gevestigde Chinese producent van warmtewisselaars voor de automobielsector. De Commissie stelde vast dat de investering door de desbetreffende fabrikanten van warmtewisselaars voor de automobielsector was gedaan met het oog op de bevoorrading van een nieuwe productielocatie van auto’s buiten de EU, waarbij de beschikbare gegevens wijzen op een investering om de lokale markt te bevoorraden (16). Het argument werd derhalve afgewezen.

(80)

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie het verzoek om AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector van de omschrijving van het onderzochte product uit te sluiten, voorlopig afgewezen.

2.3.2.   Rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen

(81)

Eén gebruiker, Onderneming A, verzocht om de uitsluiting van rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen, op basis van de overweging dat deze rollen verschillende fysische, technische en chemische kenmerken hebben wat spanningsnivellering en uiterlijk betreft, aangezien zelfs kleine onvolkomenheden het product onbruikbaar maken voor het doel waarvoor het werd gekocht.

(82)

Gezien de strenge kwaliteitseisen voerde de onderneming aan dat dit product niet uitwisselbaar is met andere AFRP’s en niet door andere producten kan worden vervangen. Wat het productieproces betreft, voerde deze partij aan dat de Chinese producenten de productsoort in kwestie vervaardigen met geavanceerde apparatuur (warmwalsen, spanningsnivellering en tandemlijnen met meerdere stands voor warme afwerking), met als gevolg hogere kwaliteit, een hogere productiviteit en lagere kosten.

(83)

Dezelfde partij voerde ook aan dat zij aanzienlijke moeilijkheden ondervond, niet alleen om de desbetreffende, aan de vereiste normen beantwoordende productsoort te betrekken van de bedrijfstak van de Unie, maar ook bij het omschakelen van een deel van haar inkoop uit China naar inkoop in de Unie. Zij voerde ook aan dat de desbetreffende productsoort een aanzienlijk deel van haar productiekosten vertegenwoordigde en dat zij nieuwe leveranciers zou moeten valideren als er rechten worden ingesteld, wat tot hogere kosten zou leiden.

(84)

De Commissie stelde vast dat rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen onder de productomschrijving in de overwegingen 55 tot en met 58 vallen en dat ze aan de hand van de in het onderzoek voorziene productcodering kunnen worden ingedeeld op basis van dikte, vorm, gebruikt materiaal, afwerking en harding. Zij hebben ook dezelfde chemische, technische en fysische basiskenmerken als andere AFRP’s, aangezien zij, net als andere AFRP’s, voor meer dan 95 % uit zuiver aluminium bestaan. Bovendien zijn zij vervaardigd van vergelijkbare legeringen en hebben zij een vergelijkbare afwerking, harding en dikte als andere AFRP’s die binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen. Spanningsnivellering is geen proces dat uitsluitend op de desbetreffende productsoort wordt toegepast, maar wordt ook voor andere categorieën AFRP, zoals AFRP’s voor warmtewisselaars, gebruikt.

(85)

Wat de uitwisselbaarheid betreft, kunnen AFRP’s die tot verschillende productgroepen behoren om verschillende redenen mogelijk niet onderling uitwisselbaar zijn, bijvoorbeeld door specifieke legeringsbehandelingen of het soort afwerking. Toch vallen deze producten binnen de productomschrijving van het onderzoek omdat zij dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben.

(86)

Wat het productieproces betreft, gaat de Commissie er voorlopig van uit dat rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen voortkomen uit hetzelfde productieproces als beschreven in overweging 56, waarbij in grote mate dezelfde apparatuur wordt gebruikt als voor andere AFRP’s. Het feit dat Chinese producenten naar verluidt geavanceerde apparatuur zouden gebruiken, maakt het product niet anders. In elk geval beschikken sommige producenten in de Unie over vergelijkbare productieapparatuur.

(87)

De Commissie erkende echter de specificiteit van de producten die Onderneming A produceert en de moeilijkheden waarmee zij wordt geconfronteerd bij het betrekken van rollen aluminium voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen in de Unie. Tot dusver heeft de bedrijfstak van de Unie geen bewijs van het tegendeel geleverd. Bovendien heeft de Commissie met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voorlopig vastgesteld dat geen van hen dergelijke speciale productsoorten voor de vrije markt in voldoende hoeveelheden produceerde. Bovendien kan het aandeel van aluminium composietpanelen binnen de totale groep AFRP’s in de Unie worden geraamd op minder dan 2 %.

(88)

In het licht van de bovenstaande overwegingen en op basis van het haar ter beschikking staande bewijsmateriaal heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de invoer van rollen aluminium moet worden uitgesloten van de betaling van de rechten wanneer deze worden gebruikt voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen.

2.3.3.   Lithografische platen en batterijfolie

(89)

Eén producent-exporteur, Xiamen Xiashun, vroeg om opheldering over de vraag of lithografische platen en batterijfolie onder de productomschrijving vielen. In dit verband voerde hij aan dat deze producten qua toepassing, bestemmingsmarkt, fysische en chemische kenmerken en productieprocessen verschilden van aluminium voor koelribben.

(90)

In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat lithografische platen en batterijfolie onder de productomschrijving in de overwegingen 55 tot en met 58 vallen en dat ze aan de hand van de in het onderzoek voorziene productcodering kunnen worden ingedeeld op basis van dikte, vorm, gebruikt materiaal, afwerking en harding.

(91)

Ten tweede is de productomschrijving van dit onderzoek, in tegenstelling tot wat deze partij beweerde, veel ruimer en niet beperkt tot aluminium voor koelribben. Bovendien bleek uit het onderzoek dat lithografische platen en batterijfolie dezelfde chemische basiskenmerken hebben als andere AFRP’s, aangezien zij net als andere AFRP’s voor meer dan 95 % uit zuiver aluminium bestaan. Daarnaast zijn zij vervaardigd van vergelijkbare legeringen en hebben zij een vergelijkbare afwerking, harding en dikte als andere AFRP’s die binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen. Bovendien is het feit dat deze producten bestemd zijn voor specifieke toepassingen in specifieke sectoren niet uniek, aangezien de meeste AFRP’s hun eigen specificaties hebben die afhankelijk zijn van de toepassing of de eisen van de betrokken eindgebruiker.

(92)

Wat het productieproces betreft, was de Commissie van oordeel dat lithografische platen en batterijfolie voortkomen uit hetzelfde productieproces als beschreven in overweging 56, waarbij in grote mate dezelfde apparatuur wordt gebruikt als voor andere AFRP’s. Het feit dat voor deze producten specifieke apparatuur nodig is (ontvetting, spanningsnivellering) is niet uniek, aangezien dergelijke apparatuur voor de productie van andere AFRP’s kan worden gebruikt. Op basis hiervan heeft de Commissie voorlopig bevestigd dat lithografische platen en batterijfolie binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen.

2.3.4.   ACF-30-60

(93)

De producent-exporteur Nanshan Group verzocht om opheldering over de vraag of aluminium converterfolie met een dikte tussen 30 en 60 micrometer onder dit onderzoek viel en vroeg of deze producten van de productomschrijving konden worden uitgesloten. Hij voerde aan dat ACF-30-60 twee verschillende zijden heeft (mat en glanzend), dat het wordt vervaardigd met bepaalde legeringen (1xxx en 8xxx) en moet voldoen aan de EU-wetgeving inzake materialen die met levensmiddelen in contact komen (Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad (17), Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie (18), Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad (19), Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad (20) (de Reach-verordening) en de Europese norm CEN EN 602. De producent-exporteur verwees ook naar het feit dat de Commissie in een eerder antiontwijkingsonderzoek (21) aluminium converterfolie en bladaluminium voor huishoudelijke toepassingen als verschillende producten beschouwde op basis van kenmerken met betrekking tot aluminiumlegeringen, bevochtigbaarheid en perforatie.

(94)

Dezelfde partij verwees ook naar het eindgebruik en de toepassingen, en met name naar het feit dat het ACF-30-60 voornamelijk voor toepassingen voor levensmiddelen wordt gebruikt, terwijl de belangrijkste eindtoepassingen van het betrokken product naar verluidt verzegelfolie en farmaceutische folie zijn. Bovendien voerde zij aan dat ACF-30-60 niet concurreerde en niet uitwisselbaar was met het betrokken product, aangezien kopers van ACF-30-60 in tegenstelling tot kopers van AFRP’s actief zijn in de voedingsmiddelen- of farmaceutische industrie en ACF-30-60 tegen hogere prijzen wordt verkocht. Dezelfde partij voerde ook aan dat het productieproces verschillend was met het oog op de afwerkingswalsgang waardoor een matte en een glanzende zijde ontstaan, en dat de meeste “klagers” geen ACF-30-60 produceerden.

(95)

In dit verband moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat ACF-30-60 onder de productomschrijving in de overwegingen 55 tot en met 58 valt en dat het aan de hand van de in het onderzoek voorziene productcodering kan worden ingedeeld op basis van dikte, vorm, gebruikt materiaal, afwerking en harding. Bovendien heeft de Commissie vastgesteld dat ACF-30-60 dezelfde chemische basiskenmerken heeft als andere AFRP’s, aangezien het net als andere AFRP’s voor meer dan 95 % uit zuiver aluminium bestaat. Daarnaast is het vervaardigd van vergelijkbare legeringen en heeft het een vergelijkbare afwerking, harding en dikte als andere AFRP’s die binnen de reikwijdte van het onderzoek vallen.

(96)

Ten tweede is het niet uniek dat deze producten twee verschillende zijden hebben en aan bepaalde levensmiddelenwetgeving moeten voldoen, aangezien de meeste AFRP’s hun eigen specificaties hebben, afhankelijk van de toepassing of de eisen van de betrokken eindgebruiker, en aan bepaalde wettelijke voorschriften moeten voldoen. Dit geldt bijvoorbeeld voor andere producten voor levensmiddelentoepassingen die onder deze procedure vallen.

(97)

Wat het vorige antiontwijkingsonderzoek betreft, artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) 2017/271 sloot enkel aluminiumfolie bestemd voor andere doeleinden dan gebruik als huishoudfolie van de uitbreiding van de bestaande antidumpingrechten uit. Bladaluminium voor gebruik als converterfolie viel dus niet onder die maatregelen. In Verordening (EU) 2017/271 werd echter uiteindelijk erkend dat het onmogelijk is om op basis van de technische kenmerken legeringen, bevochtigbaarheid en perforatie onderscheid te maken tussen aluminium converterfolie en folie die onder dat onderzoek valt en daadwerkelijk voor huishoudelijke toepassing wordt gebruikt (zie overweging 72 van die verordening). De analyse werd hoe dan ook alleen uitgevoerd om in het kader van de vastgestelde ontwijkingspraktijken met betrekking tot enigszins gewijzigd bladaluminium voor huishoudelijke toepassingen, elementen te vinden die een onderscheid mogelijk zouden maken tussen bladaluminium voor huishoudelijke toepassingen en aluminium converterfolie. Daarom zijn de conclusies van dat onderzoek niet van invloed op het onderhavige onderzoek.

(98)

Wat het eindgebruik betreft, was de Commissie van oordeel dat dergelijke parameters niet relevant zijn als ondersteuning van een verzoek tot uitsluiting van producten wanneer de desbetreffende productsoort dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken heeft als andere AFRP’s. In elk geval bleek uit het onderzoek in deze zaak dat, anders dan deze partij beweert, AFRP’s niet alleen bestemd zijn voor verzegelfolie of farmaceutische folie, maar ook voor levensmiddelenverpakkingen, zoals in de klacht werd vermeld en door het onderzoek is bevestigd.

(99)

Wat de uitwisselbaarheid betreft, heeft de Commissie vastgesteld dat deze parameter geen relevant argument is ter ondersteuning van een verzoek tot uitsluiting van producten wanneer het desbetreffende product dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken heeft als andere AFRP’s. In het onderhavige geval kunnen AFRP’s die tot verschillende productgroepen behoren maar dezelfde basiskenmerken hebben en op dezelfde apparatuur worden vervaardigd, toch om verschillende redenen niet uitwisselbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege specifieke legeringsbehandelingen of het soort afwerking. Toch vallen deze producten binnen de productomschrijving van het onderzoek omdat zij dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken hebben.

(100)

Wat het productieproces betreft, komt ACF-30-60 voort uit hetzelfde productieproces als beschreven in overweging 56, waarbij in grote mate dezelfde apparatuur wordt gebruikt als voor andere AFRP’s. Het feit dat het product een bepaald afwerkingsproces moet doorlopen, maakt het product niet anders, mits het dezelfde fysische, chemische en technische basiskenmerken heeft als andere AFRP’s.

(101)

Ten slotte werd de bewering dat de meeste klagers geen ACF-30-60 produceerden niet met bewijsmateriaal gestaafd. Integendeel: de Commissie stelde vast dat de bedrijfstak van de Unie dergelijke producten vervaardigde.

(102)

In het licht van bovenstaande overwegingen heeft de Commissie het verzoek om ACF-30-60 van het onderzoek uit te sluiten voorlopig afgewezen.

2.3.5.   AFRP’s voor gebruik bij de vervaardiging van lamellen voor jaloezieën

(103)

Eén gebruiker, OPL System AB, vroeg om AFRP’s voor gebruik bij de vervaardiging van jaloezieën van het onderzoek uit te sluiten. De gebruiker voerde aan dat de markt van de Unie geen producent van dergelijk materiaal kent en verwees naar Verordening (EU) 2019/2220 van de Raad (22), die voorziet in een rechtenvrij invoercontingent voor stroken of folie van een legering van aluminium en magnesium bestemd voor de vervaardiging van lamellen voor jaloezieën. Hij voerde ook aan dat het desbetreffende product moest voldoen aan specificaties die zijn ontwikkeld voor zijn productieapparatuur.

(104)

De Commissie merkte op dat deze belanghebbende geen ondersteunend bewijsmateriaal had verstrekt waaruit bleek dat het desbetreffende product niet dezelfde chemische, fysische en technische basiskenmerken heeft als andere in het onderzoek opgenomen AFRP’s. Bovendien heeft deze belanghebbende geen bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot het vermeende onvermogen van de bedrijfstak van de Unie om het desbetreffende product te vervaardigen. De bedrijfstak van de Unie verklaarde op zijn beurt het desbetreffende product wel te kunnen vervaardigen.

(105)

Wegens het ontbreken van verder bewijsmateriaal wees de Commissie dit verzoek tot uitsluiting van een product voorlopig af.

3.   DUMPING

3.1.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(106)

Het bewijsmateriaal dat bij de opening van het onderzoek beschikbaar was, wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. De Commissie achtte het derhalve dienstig het onderzoek te openen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(107)

Om de benodigde gegevens voor een mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie alle producenten-exporteurs in het betrokken land verzocht informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van gewalste platte aluminiumproducten te verstrekken. 14 producenten-exporteurs hebben de desbetreffende informatie verstrekt.

(108)

De Commissie heeft, zoals vermeld in overweging 44, de Chinese overheid ook verzocht een vragenlijst over het vermeende bestaan van verstoringen in de VRC te beantwoorden. Hierop werd geen antwoord ontvangen. Vervolgens heeft de Commissie de Chinese overheid in kennis gesteld van haar voornemen om artikel 18 van de basisverordening toe te passen en gebruik te maken van de beschikbare gegevens om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC vast te stellen. Hierop werd geen antwoord ontvangen.

(109)

De Commissie heeft bovendien alle belanghebbenden verzocht om binnen 37 dagen na de bekendmaking van het bericht van inleiding in het Publicatieblad van de Europese Unie hun standpunt kenbaar te maken, informatie te verstrekken en bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. Hierop heeft Xiamen Xiashun opmerkingen ingediend.

(110)

In punt 5.3.2 van het bericht van inleiding deelde de Commissie de belanghebbenden mee dat volgens de in dat stadium beschikbare informatie Brazilië een mogelijk geschikt representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening zou zijn, indien de voorwaarden voor de toepassing van deze bepaling zouden worden bevestigd. De Commissie merkte tevens op dat zij andere mogelijk geschikte representatieve landen zou onderzoeken overeenkomstig de criteria als bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening.

(111)

Op 5 oktober 2020 heeft de Commissie de belanghebbenden door middel van een eerste mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 5 oktober” of “eerste mededeling”) op de hoogte gebracht van de relevante bronnen die zij voornemens was te gebruiken om de normale waarde vast te stellen. In die mededeling heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals grondstoffen, arbeid en energie die bij de productie van gewalste platte aluminiumproducten een rol spelen. Daarnaast heeft de Commissie Brazilië, Thailand en Turkije aangewezen als mogelijk geschikte representatieve landen. De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van de klager, de ondernemingen Airoldi Metalli Spa (“Airoldi”), Onderneming A, Jiangsu Alcha Group, Nilo, Nanshan Group en Xiamen Xiashun.

(112)

Op 25 november 2020 heeft de Commissie, na de ontvangen opmerkingen te hebben geanalyseerd, de tweede mededeling over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 25 november” of “tweede mededeling”) gepubliceerd. In die mededeling heeft de Commissie een voorlopige lijst van productiefactoren opgesteld en de belanghebbenden in kennis gesteld van haar voornemen om Brazilië te kiezen als representatief land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. Tevens deelde zij de belanghebbenden mee dat zij de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (“VAA-kosten”) en de winst zou vaststellen op basis van de publiek beschikbare jaarrekeningen van de Braziliaanse onderneming Novelis do Brasil Ltda. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken. Er werden opmerkingen ontvangen van de klager, en van de ondernemingen Airoldi, Onderneming A, Jiangsu Alcha Group, Lodec Metal, Nanshan Group en Xiamen Xiashun.

(113)

Na de ontvangen opmerkingen en informatie over de tweede mededeling te hebben geanalyseerd, kwam de Commissie voorlopig tot de conclusie dat Turkije een geschikte keuze was als representatief land waarvan de niet-verstoorde prijzen en kosten zouden worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. De onderliggende redenen voor die keuze worden nader beschreven in punt 3.3.

3.2.   Toepassing van artikel 18 van de basisverordening

(114)

Na de opening van het onderzoek op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening heeft de Commissie de Chinese overheid twee vragenlijsten over het bestaan van verstoringen toegezonden (23). De Chinese overheid heeft echter geen antwoorden ingediend. De Commissie heeft de Chinese overheid bij verbale nota van 28 september 2020 meegedeeld dat zij voornemens was in verband met de informatie in de twee vragenlijsten gebruik te maken van de bepaling van artikel 18 van de basisverordening en heeft de Chinese overheid verzocht haar opmerkingen over de toepassing van artikel 18 in te dienen. De Commissie heeft geen opmerkingen ontvangen.

3.3.   Normale waarde

(115)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.

(116)

Artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening bepaalt echter het volgende: “Wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”).

(117)

Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat, op basis van het beschikbare bewijs en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid, het passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.3.1.   Bestaan van verstoringen van betekenis

3.3.1.1.   Inleiding

(118)

Artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening bepaalt het volgende: “verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.”.

(119)

Aangezien de lijst in artikel 2, lid 6 bis, onder b), niet-cumulatief is, hoeft niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten echter worden getrokken op basis van al het voorhanden zijnde bewijsmateriaal. In de algehele beoordeling betreffende de aanwezigheid van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en situatie in het land van uitvoer, in het bijzonder wanneer de overheid op grond van fundamentele elementen van de economische en bestuursstructuur van het land van uitvoer over ruime bevoegdheden beschikt om zodanig in te grijpen in de economie dat prijzen en kosten niet het gevolg zijn van vrije marktwerking.

(120)

In artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening is bepaald: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.

(121)

Op grond van deze bepaling heeft de Commissie een landenrapport opgesteld met betrekking tot de VRC (hierna “het rapport” genoemd) (24), waaruit blijkt dat er sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) alsook met betrekking tot specifieke sectoren (zoals staal en chemische producten). Het rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek. De klacht bevatte tevens relevant bewijsmateriaal ter aanvulling van het rapport. De belanghebbenden werden uitgenodigd om het bewijsmateriaal dat zich ten tijde van de opening van het onderzoek in het onderzoeksdossier bevond, te weerleggen, aan te vullen of daarover opmerkingen te maken.

(122)

De klacht bevatte informatie over aanvullende studies en verslagen waarin de situatie van de aluminiumindustrie in de VRC werd geanalyseerd. Een eerste bron was het verslag over overcapaciteit in China van de Kamer van Koophandel van de Europese Unie in China (“EU-verslag van de Kamer van Koophandel”), dat werd gebruikt om het bestaan van overcapaciteit in China aan te tonen. Ten tweede noemde de klager het OESO-document “Measuring disruptions in international markets — The aluminium value chain” (“het OESO-onderzoek”) (25), waarin de kwestie van financiële subsidies aan ondernemingen in de aluminiumindustrie nauwkeurig wordt geanalyseerd, alsook het feit dat uitvoerheffingen op primair aluminium en onvolledige btw-aftrek op de uitvoer van bepaalde aluminiumproducten de uitvoer van primair aluminium ontmoedigden en de productie en uitvoer van halffabricaten en bewerkte voorwerpen van aluminium, waaronder aluminium extrusies, stimuleerden. Tot slot wees de klager erop dat de Commissie in een recent nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaald bladaluminium op rollen van oorsprong uit de VRC (26) het bestaan van verstoringen van betekenis heeft bevestigd, dat deze bevinding systemisch van aard was en niet beperkt was tot het betrokken product in dat specifieke onderzoek, en dat er geen reden was om van deze methode af te wijken.

(123)

Zoals vermeld in overweging 114, heeft de Chinese overheid geen opmerkingen gemaakt of bewijsmateriaal verstrekt ter ondersteuning of weerlegging van het bestaande bewijsmateriaal in het dossier in de fase van de opening van het onderzoek, waaronder het rapport, en het door de klager verstrekte aanvullende bewijsmateriaal over de aanwezigheid van verstoringen van betekenis en/of over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het onderhavige geval. De opmerkingen die in dit verband van een aantal belanghebbenden zijn ontvangen, worden behandeld in punt 3.3.1.11.

(124)

De Commissie heeft onderzocht of het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening al dan niet passend was om gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC. Daartoe heeft zij gebruikgemaakt van het beschikbare bewijsmateriaal in het dossier, met inbegrip van het bewijsmateriaal in het rapport, dat gebaseerd is op openbaar beschikbare bronnen. Bij deze analyse is niet alleen gekeken naar het aanzienlijke overheidsingrijpen in de economie van de VRC in het algemeen, maar ook naar de specifieke marktsituatie in de sector waar het betrokken product onder valt. De Commissie heeft deze bewijselementen verder aangevuld met haar eigen onderzoek naar de verschillende criteria die relevant zijn om het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC te bevestigen.

3.3.1.2.   Verstoringen van betekenis die de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC beïnvloeden

(125)

Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie is de “leidende kracht van de nationale economie” en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (27). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (28).

(126)

Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet. Na de reeds bestaande eerste zin van de bepaling: “Het socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt als volgt: “Het essentiële kenmerk van het socialisme met Chinese kenmerken is het leiderschap van de Communistische Partij van China.” (29) Dit illustreert de onbetwiste en steeds toenemende zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Dit leiderschap en deze zeggenschap is inherent aan het Chinese systeem en gaat veel verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen waar de regeringen algemene macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de limieten van de vrije marktwerking.

(127)

De Chinese staat voert een interventionistisch economisch beleid om zijn doelen na te streven, die niet zozeer een afspiegeling zijn van de heersende economische omstandigheden op een vrije markt, maar veeleer samenvallen met de politieke agenda van de CCP (30). De Chinese autoriteiten hanteren talrijke interventionistische economische instrumenten, waaronder het systeem van industriële planning, het financiële stelsel en het niveau van de regelgeving.

(128)

Ten eerste — op het niveau van de algemene administratieve zeggenschap — wordt de richting van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloed. Al deze plannen samen bestrijken een complete en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en zijn aanwezig op alle overheidsniveaus. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten nog steeds expliciete productiestreefcijfers, terwijl dit in eerdere planningscycli een vast onderdeel was. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Dit geldt niet slechts vanwege de bindende aard van de plannen, maar ook omdat de Chinese autoriteiten zich op alle overheidsniveaus aan het plansysteem houden en de aan hen verleende bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, en de marktdeelnemers er aldus toe bewegen zich te houden aan de prioriteiten die in de plannen zijn gesteld (zie ook punt 3.3.1.5) (31).

(129)

Ten tweede — op het niveau van de toewijzing van financiële middelen — wordt het financiële systeem van de VRC gedomineerd door de handelsbanken in staatseigendom. Bij het vaststellen en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid moeten deze banken niet zozeer de economische merites van een bepaald project beoordelen, maar zich in de eerste plaats voegen naar de doelstellingen van het industriële beleid van de overheid (zie ook punt 3.3.1.8) (32). Hetzelfde geldt voor de andere onderdelen van het Chinese financiële systeem, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ook deze niet-bancaire onderdelen van de financiële sector zijn institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar de zeggenschap van de staat en de CCP te waarborgen en hun ingrijpen mogelijk te maken (33).

(130)

Ten derde — op het niveau van de regelgeving — neemt het overheidsingrijpen in de economie verschillende vormen aan. Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (34). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (35).

(131)

Samengevat is het Chinese economische model gebaseerd op enkele fundamentele axioma’s die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (36).

3.3.1.3.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(132)

In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie.

(133)

De Chinese overheid en de CCP houden structuren in stand waarmee hun blijvende invloed op ondernemingen, en met name staatsondernemingen, wordt verzekerd. De staat (en in veel opzichten de CCP) speelt niet alleen een actieve rol in het formuleren en controleren van de uitvoering van algemeen bedrijfseconomisch beleid door individuele staatsondernemingen, maar eist ook het recht op om deel te nemen aan de operationele besluitvorming in staatsondernemingen. Dit gebeurt doorgaans door de roulatie van leidinggevend personeel tussen overheidsinstanties en staatsondernemingen, door de aanwezigheid van partijleden in de uitvoerende organen van staatsondernemingen en van partijcellen in ondernemingen (zie ook punt 3.3.1.4), alsook door het vormgeven van de bedrijfsstructuur van de sector staatsondernemingen (37). In ruil daarvoor genieten staatsondernemingen een bijzondere status binnen de Chinese economie, wat een aantal economische voordelen inhoudt, zoals met name afscherming tegen concurrentie en preferentiële toegang tot relevante basisproducten, waaronder financiële middelen (38). De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de overheid over ondernemingen in de aluminiumsector worden hieronder nader beschreven in punt 3.3.1.5.

(134)

In dit OESO-onderzoek, dat door de klager als bewijsmateriaal is ingediend, wordt verwezen naar overheidsbedrijven in de aluminiumsector die in hun verplichte documentatie uitdrukkelijk verklaren hoe staatseigendom het desbetreffende industriebeleid beïnvloedt en hoe staatseigendom zich in overheidssteun vertaalt. Meer bepaald vermeldt een staatsonderneming in haar obligatieprospectus van 2016 dat zij een van de 52 kernondernemingen van de staat vormt, dat zij een belangrijke rol speelt bij de formulering en uitvoering van beleid in de energiesector en dat zij omvangrijke en aanhoudende steun krijgt van de Chinese overheid. Een andere staatsonderneming verwijst in haar obligatieprospectus van 2017 naar het feit dat de respectieve provinciale overheid grote invloed op de groep kan uitoefenen (39).

(135)

De VRC is de grootste aluminiumproducent ter wereld, met verscheidene grote staatsondernemingen in de mondiale lijst van individuele topproducenten. Volgens schattingen zijn staatsondernemingen goed voor meer dan 50 % van de totale productie van primair aluminium in de VRC (40). Een onderzoek naar de non-ferrometaalsector in de VRC wijst eveneens in de richting van staatsondernemingen die een dominant aandeel op de binnenlandse markt hebben (41). Al wordt de groei in capaciteit in recente jaren deels toegeschreven aan particuliere bedrijven, een dergelijke groei is gewoonlijk deels ook te danken aan verschillende vormen van betrokkenheid van de (lokale) overheid, zoals het tolereren van illegale capaciteitsuitbreiding (42). Bovendien is de capaciteit van de aluminiumproductie onder de voornaamste staatsondernemingen eveneens gestegen, zij het in mindere mate (43).

(136)

De Chinese overheid heeft niet alleen zeggenschap over de staatsondernemingen, maar oefent ook invloed uit op de particuliere ondernemingen in de VRC. Tijdens het onderzoek is vastgesteld dat de producenten van gewalste platte aluminiumproducten subsidies ontvingen van de overheid. Een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen, Jiangsu Alcha Group, vermeldt bijvoorbeeld een aantal overheidssubsidies in het jaarverslag van de onderneming. Een aantal staatsondernemingen blijft behoren tot de exporteurs van gewalste platte aluminiumproducten, waaronder Chalco Ruimin en Southwest Aluminium Group, die dochterondernemingen zijn van Chalco, een staatsonderneming die onder toezicht van het SASAC staat (44).

(137)

Door de hoge mate van overheidsingrijpen in de aluminiumsector en het grote aandeel van staatsondernemingen in de sector, worden zelfs particuliere producenten verhinderd om onder marktvoorwaarden te opereren. Zowel staats- als particuliere ondernemingen in de aluminiumsector staan immers ook onder beleidstoezicht, zoals vermeld in punt 3.3.1.5.

3.3.1.4.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje, van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(138)

Naast de uitoefening van zeggenschap over de economie door staatsondernemingen in handen te hebben en andere instrumenten te gebruiken, kan de Chinese overheid zich ook in de prijzen en kosten mengen via overheidsdeelneming in ondernemingen. Het recht van overheidsinstanties om belangrijk leidinggevend personeel in staatsondernemingen te benoemen en te ontslaan, zoals bepaald in de Chinese wetgeving, kan worden beschouwd als afspiegeling van de corresponderende eigendomsrechten (45), maar daarnaast vormen de CCP-cellen in ondernemingen, niet alleen in staatsondernemingen maar ook in particuliere ondernemingen, een ander kanaal door middel waarvan de staat zich in de besluitvorming van bedrijven kan mengen. Overeenkomstig het Chinese vennootschapsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie worden opgezet (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP (46)) en moet de onderneming de noodzakelijke voorwaarden voor de activiteiten van de partijorganisatie scheppen. Deze eis lijkt in het verleden niet altijd te zijn gevolgd of strikt te zijn gehandhaafd. In elk geval sinds 2016 heeft de CCP haar aanspraken op zeggenschap bij zakelijke beslissingen in staatsondernemingen echter nadrukkelijk als politiek beginsel doen gelden. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (47). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (48). Deze regels zijn van algemene toepassing in de hele Chinese economie, in alle sectoren, ook bij fabrikanten van aluminiumproducten en de leveranciers van de basisproducten daarvoor.

(139)

Daarnaast werd op 15 september 2020 een document gepubliceerd met als titel “Richtsnoeren van het Algemeen Bureau van het Centraal Comité van de CCP om in het nieuwe tijdperk de activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector op te voeren” (49), waarin de rol van de partijcomités in particuliere ondernemingen verder werd uitgebreid. In afdeling II.4 van de richtsnoeren staat het volgende: “Wij moeten de totale capaciteit van de Partij om sturing te geven aan activiteiten van het Eenheidsfront in de particuliere sector vergroten en de werkzaamheden op dit gebied op doeltreffende wijze opvoeren.” In afdeling III.6 staat: “Wij moeten de aanwezigheid van de Partij in particuliere ondernemingen verder opvoeren en de partijcellen in staat stellen hun rol als bastion doeltreffend te vervullen en de partijleden in staat stellen hun rol als voorhoede en pioniers te spelen.” Met dit document benadrukte de Partij de rol van particuliere ondernemingen in de “activiteiten van het Eenheidsfront” in een poging om de rol van de CCP in niet-partijorganisaties en -entiteiten te vergroten (50).

(140)

De volgende voorbeelden illustreren op treffende wijze de bovengenoemde trend dat de Chinese overheid steeds meer ingrijpt in de aluminiumsector.

(141)

Zoals geconstateerd door de Commissie in een ander onderzoek naar bepaald bladaluminium op rollen van oorsprong uit China (51), heeft een Chinese publieke aluminiumproducent, China Aluminium International Engineering Corporation Limited (“Chalieco”), in 2017 zijn statuten zodanig gewijzigd dat de partijcellen nu een prominentere rol binnen de onderneming spelen. Zij bevatten een heel hoofdstuk over het partijcomité, waarbij artikel 113 als volgt luidt: “Bij de besluitvorming over belangrijke bedrijfsvraagstukken raadpleegt de raad van bestuur van tevoren het partijcomité van de onderneming.” (52) Voorts vermeldde de Aluminium Corporation of China (“Chalco”) in haar jaarverslag van 2017 (53) dat een aantal bestuurders, toezichthouders en de directie — inclusief de voorzitter en uitvoerend directeur en de voorzitter van het comité van toezicht — leden van de CCP zijn.

(142)

Wat betreft de ondernemingen die zich bezighouden met de vervaardiging van gewalste platte aluminiumproducten, waaronder Southwest Aluminium, Jiangsu Alcha Group en Chalco Ruimin, bleek uit het onderzoek dat leden van de CCP tot het management van deze drie ondernemingen behoren. Een aantal fabrikanten van gewalste platte aluminiumproducten organiseert ook partijopbouwende activiteiten voor hun werknemers, bijvoorbeeld Southwest Aluminium: “Om aan de eisen van secretaris-generaal Xi Jinping te voldoen, zal het partijcomité van de Southwest Aluminum (Group) Co, Ltd, in aansluiting op de inspanningen voor politieke opbouw, de opbouw van studieafdelingen van de partij krachtig bevorderen, zorgen voor een effectieve volledige dekking van partijorganisaties en partijwerk, de “dubbele promotie” van partijleden bevorderen, en partijleden beter betrekken als pioniers en modellen.” (54) Xiamen Xiashun legt de partijopbouwende activiteiten op de volgende manier uit: “Xiashun bevordert actief partijopbouw en vakbondswerk, en blijft zich inzetten voor het systeem van gezamenlijke bijeenkomsten tussen partij, regering en werknemers door de jaren heen, en biedt werknemers een belangrijk platform om aan de besluitvorming deel te nemen, hun rechten en belangen te beschermen, en een harmonieuze sfeer op te bouwen.” (55) Andere ondernemingen die bij de partijopbouwende activiteiten betrokken zijn, zijn onder meer Tianjin Zhongwang Aluminium Industry, Jiangsu Alcha Group en Chalco Ruimin.

(143)

De aanwezigheid van de staat op de financiële markten en het ingrijpen daarin door de staat (zie ook punt 3.3.1.8), alsmede het ingrijpen door de staat in de levering van grondstoffen en basisproducten, hebben een aanvullend verstorend effect op de markt (56). De aanwezigheid van de staat in ondernemingen, waaronder staatsondernemingen, in de aluminiumindustrie en andere sectoren (zoals de financiële sector en de sector voor basisproducten) maakt het de Chinese overheid dus mogelijk zich te mengen in de prijzen en kosten.

3.3.1.5.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje, van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(144)

De koers van de Chinese economie wordt in aanzienlijke mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten worden gesteld en waarin de doelstellingen worden voorgeschreven waar de centrale en lokale overheden zich op moeten concentreren. Op alle overheidsniveaus bestaan plannen die vrijwel alle economische sectoren bestrijken. De bij de planningsinstrumenten bepaalde doelstellingen zijn van bindende aard en de autoriteiten op elk bestuurlijk niveau houden toezicht op de uitvoering van de plannen door het desbetreffende lagere overheidsniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (57).

(145)

Zo speelt de overheid een cruciale rol in de ontwikkeling van de Chinese aluminiumsector. Dit wordt bevestigd in de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten die direct of indirect betrekking hebben op de sector en die op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau worden uitgegeven. Via deze en andere instrumenten geeft de overheid sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de aluminiumsector. Dit beleid heeft aanzienlijke directe of indirecte gevolgen voor de productiekosten van aluminiumproducten.

(146)

In overeenstemming met de bevindingen van de Commissie in de zaak betreffende bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit China (58) en in de zaak betreffende aluminium extrusies (voorlopige maatregelen) (59) zijn de volgende feiten eveneens van toepassing op het onderhavige betrokken product, dat eveneens een downstreamproduct van aluminium is.

(147)

Hoewel het 13e vijfjarenplan voor de economische en sociale ontwikkeling (60) geen specifieke bepalingen over aluminium bevat, is de daarin uiteengezette strategie voor de non-ferrometaalsector gericht op de bevordering van de samenwerking op het gebied van de internationale productiecapaciteit en de fabricage van apparatuur. Om deze doelen te bereiken, staat er in het plan dat de systemen ter ondersteuning van de platforms voor belastingen, financiën, verzekering, investeringen en financiering, en tevens risicobeoordeling, zullen worden versterkt (61).

(148)

In het bijbehorende sectorplan, het ontwikkelingsplan voor de non-ferrometaalsector (2016-2020) (“het plan”), worden specifiek beleid en doelen beschreven die de overheid wenst te bereiken voor een aantal non-ferrometaalsectoren (62), waaronder aluminium.

(149)

Het plan heeft tot doel de reeks productsoorten die de Chinese aluminiumindustrie vervaardigt, te verbeteren, onder meer door innovatie te ondersteunen. Er wordt een oproep gedaan om het gemengde eigendomssysteem snel te ontwikkelen en de vitaliteit van de staatsondernemingen te stimuleren. Voorts voorziet het plan in de mogelijkheid om voorraden van non-ferrometalen aan te leggen en het zeker stellen van hulpbronnen, waaronder aluminium, te verbeteren en worden er specifieke kwantitatieve doelen gesteld om het energieverbruik terug te dringen en het aandeel gerecycled aluminium in de productie en de bezettingsgraad te vergroten (63).

(150)

Daarnaast voorziet het plan in structurele aanpassingen met een strengere controle op nieuwe smeltfaciliteiten en de verwijdering van verouderde capaciteit. Het voorziet in de geografische spreiding van verwerkingsinstallaties, richt zich op projecten om de exploitatie van bauxiet en aluminiumoxide te vergroten en gaat in op het beleid inzake de levering en prijsstelling van elektriciteit (64).

(151)

Met dit brede scala aan maatregelen en beleidslijnen vormt het plan een voortzetting van het Plan voor de aanpassing en revitalisering van de non-ferrometaalsector uit 2009, dat werd opgesteld om de negatieve effecten van de financiële crisis op de non-ferrometaalsector te verzachten. De hoofddoelstellingen van dit plan omvatten onder meer controle op de productiehoeveelheden, herstructurering, betrekken van grondstoffen, beleid inzake uitvoerheffingen, zeker stellen van hulpbronnen, aanleggen van voorraden, technologische innovatie, financieel beleid en planning en uitvoering (65).

(152)

Een ander beleidsdocument voor de aluminiumsector, “Standard Conditions applicable to the Aluminium Industry”, (standaardvoorwaarden voor de aluminiumindustrie), is op 18 juli 2013 door het MIIT bekendgemaakt, met als doel de structurele aanpassing te versnellen en een wanordelijke uitbreiding van de smeltcapaciteiten voor aluminium tegen te gaan. De standaardvoorwaarden bevatten bepalingen over minimale productiehoeveelheden voor nieuwe fabrieken, kwaliteitsnormen en de leveringszekerheid van ingevoerd en in eigen land betrokken bauxiet en aluminiumoxide. In de standaardvoorwaarden staat dat het MIIT belast is met de standaardisering en het beheer van de aluminiumsector en met de bekendmaking van de lijst van bedrijven die in de aluminiumsector werkzaam mogen zijn (66).

(153)

In het in 2016 door het Algemeen Bureau van de Staatsraad uitgebrachte advies over het creëren van een uitstekend marktklimaat, het bevorderen van de structurele aanpassing en transformatie van de non-ferrometaalsector en het vergroten van de voordelen (2016/42) (67) formuleren de Chinese autoriteiten als belangrijkste doelstellingen: “de structuur van de non-ferrometaalsector optimaliseren; vraag en aanbod van de belangrijkste productcategorieën in balans brengen; de benuttingsgraad van de productiecapaciteit voor elektrolytisch aluminium boven 80 % houden; de voorzieningszekerheid van mineralen zoals koper en aluminium aanzienlijk vergroten” (68). Het document schrijft ook voor dat “de nieuwe productiecapaciteit strikt moet worden gecontroleerd”. Om dit te bereiken, moet de staat “zorgen voor de uitvoering van onontbeerlijke elektrolytische aluminiumprojecten voor nieuwe (hervormde, uitgebreide) bouwprojecten; […] gebruikmaken van sociaal toezicht en andere instrumenten; de inspanningen op het gebied van toezicht en inspectie intensiveren; streng onderzoek verrichten naar en aanpakken van nieuwe projecten inzake elektrolytisch aluminium die in strijd zijn met de regelgeving” (69). Uit deze bepalingen blijkt de hoge mate van inmenging van de Chinese overheid in de non-ferrometaalsector, met inbegrip van de aluminiumsector.

(154)

De bovengenoemde staatsinmenging in de werking van de aluminiumsector door middel van planningsdocumenten komt ook op provinciaal niveau tot uiting. Zo wordt in de mededeling van de regering van de provincie Shandong over het uitvoeringsplan voor de versnelling van de kwaliteitsontwikkeling van de zeven energie-intensieve sectoren (2018/248) van 6 november 2018 bijvoorbeeld bepaald dat “de uitbreiding van de elektrolytische aluminiumproductieketen” met de volgende maatregelen moet worden bevorderd: “het aandeel van de verfijnde en complexe verwerking van elektrolytische aluminiumvloeistof en aluminiumverwerkingsmaterialen verder vergroten; de uitbreiding van de aluminiumindustrie naar afgewerkte producten en hoogwaardige producten versnellen en bevorderen; het gebruik van hoogwaardige aluminiumproducten uitbreiden; de ontwikkelingsmogelijkheden van de aluminiumverwerkende industrie vergroten” (70).

(155)

De staat is al vele jaren in de werking van de aluminiumsector geïntervenieerd vóór de bekendmaking van de bovengenoemde beleidsdocumenten, hetgeen bijvoorbeeld wordt geïllustreerd door de richtsnoeren voor het versnellen van de herstructurering van de aluminiumindustrie (“herstructureringsrichtsnoeren”) (71), die in april 2006 door de NDRC zijn gepubliceerd. De laatstgenoemde beschouwde aluminium als een fundamenteel product voor de ontwikkeling van de nationale economie. In de genoemde herstructureringsrichtsnoeren werd verklaard dat er bij de uitvoering van het door de staatsraad goedgekeurde industriële ontwikkelingsbeleid op bepaalde gebieden specifieke doelstellingen zullen worden gerealiseerd. Deze gebieden waren: versterking van de concentratie in de sector; toegang tot financieel kapitaal (zie ook punt 3.3.1.8); organisatie van de sector; strenge controle op de uitvoer van elektrolytisch aluminium, en verwijdering van verouderde capaciteit.

(156)

Bovendien heeft de Chinese staat zich ingemengd in de vrije marktwerking in de sector van de upstreamaluminiumproducten, en dus in de productie van basisproducten en van basisproducten voor basisproducten, die door de producenten van het betrokken product worden gebruikt. In dit verband wordt bijvoorbeeld in de mededeling over de bevordering van de ordelijke ontwikkeling van de aluminiumindustrie ((EU) 2018/1655) van 28 december 2018 van het Bureau van het MIIT (72) — met betrekking tot aluminiumoxide (een belangrijk basisproduct voor de productie van primair aluminium) — het volgende bepaald: “Geleid door Xi Jinpings socialistische ideologie met Chinese kenmerken in een nieuw tijdperk [zullen alle betrokken partijen] de geest van het 19e Nationaal Congres van de partij volledig en grondig ten uitvoer leggen; vasthouden aan de algemene richting van stabiliteit in de lopende werkzaamheden; vasthouden aan het nieuwe ontwikkelingsconcept; zich richten op structurele hervormingen aan de aanbodzijde; ten volle gebruikmaken van de beslissende rol van de markt bij de toewijzing van middelen, de overheid beter betrekken, […] tegemoetkomen aan de binnenlandse ontwikkelingsbehoeften, en de ordelijke en gezonde ontwikkeling van de aluminiumoxide-industrie bevorderen.” (73) In hetzelfde document staat dat “de provinciale ontwikkelings- en hervormingscommissies en de MIIT-administraties: op de hoogte moeten blijven van de huidige ontwikkelingen in de aluminiumoxide-industrie in hun regio; een gecombineerde aanpak moeten hanteren voor de economische en sociale ontwikkeling, de industriële basis, de marktvraag, het energieverbruik en het milieu in hun regio; de wetenschappelijke planning voor de ontwikkeling van de aluminiumoxide-industrie moeten versterken; de schaal en opzet van de industriële ontwikkeling van hun regio moeten coördineren; moeten zorgen voor projectdemonstraties; de bouwvoorschriften strikt moeten toepassen; de ontwikkeling van projecten ordelijk moeten ondersteunen; het toezicht op het gehele proces moeten versterken; ervoor moeten zorgen dat de ontwikkelingsschaal van de industrie aansluit bij de vraag op de binnenlandse markt en de lokale dragende capaciteit; overhaaste bouw van projecten moet voorkomen” (74). Om dit laatste doel te bereiken, schrijft het document voor om het toezicht en de inspectie te versterken: “Overeenkomstig de eisen van deze mededeling gaan de National Development and Reform Commission, het Ministerie van Industrie en Informatietechnologie, de China Nonferrous Metals Industry Association en andere relevante partijen over tot inspecties van bouwprojecten voor de productie van aluminiumoxide in de vorm van verzoeken om informatie, onderzoek en steekproefsgewijze verificaties. Indien zich problemen voordoen, worden zij in strikte overeenstemming met de desbetreffende regelgeving behandeld.” (75) Uit de hierboven beschreven bepalingen blijkt de mate van overheidsinterventie en -controle op de Chinese markt voor aluminiumoxide — een belangrijk basisproduct voor de productie van primair aluminium, de grondstof die wordt gebruikt door producenten van gewalste platte aluminiumproducten.

(157)

Een ander basisproduct voor de productie van het betrokken product is elektriciteit, die tot 4 % van de productiekosten van gewalste platte aluminiumproducten van de medewerkende producenten-exporteurs uitmaakt. In dit verband heeft de Commissie bewijzen gevonden van door de staat veroorzaakte verstoringen die van invloed zijn op de elektriciteitsprijs die aan Chinese aluminiumproducenten werd geleverd. Met name werd vastgesteld dat de staat heeft geïntervenieerd ten gunste van Chinese producenten door middel van gedifferentieerde, gunstigere energieprijzen. In het eerder genoemde advies over het creëren van een uitstekend marktklimaat, het bevorderen van de structurele aanpassing en transformatie van de non-ferrometaalsector en het vergroten van de voordelen, hebben de Chinese autoriteiten erkend dat het een beleidsdoelstelling is om “door te gaan met de tenuitvoerlegging van het beleid inzake gedifferentieerde elektriciteitsprijzen; in aanmerking komende elektriciteitsverbruikers aan te moedigen om directe overeenkomsten met elektriciteitsopwekkingsbedrijven af te sluiten; prijzen vast te stellen door middel van onderhandelingen” (76). De Commissie heeft ook vastgesteld dat soortgelijke beleidsmaatregelen op provinciaal niveau werden uitgevoerd. Bijvoorbeeld in de provincie Yunnan volgens informatie die in november 2019 door het China Industry Journal is gerapporteerd: “Met het oog op de uitvoering van het plan heeft Yunnan achtereenvolgens specifieke beleidslijnen uitgevaardigd, zoals hetUitvoeringsadvies over de bevordering van de geïntegreerde ontwikkeling van waterkracht en aluminiumproductenen hetPlan voor de tenuitvoerlegging van preferentiële prijzen ter bevordering van het gebruik van waterkracht”. Het blijkt duidelijk dat elke onderneming die haar capaciteitsquota naar Yunnan overbrengt, profiteert van het beleid vanpreferentiële prijs, volledige overbrenging, hetgeen betekent dat elektrolytisch aluminium gedurende de eerste vijf jaar in aanmerking komt voor een speciale preferentiële elektriciteitsprijs van 0,25 RMB per kWh. Voor de complexe verwerking van materialen wordt een speciale preferentiële elektriciteitsprijs van 0,20 RMB per kWh toegekend. Volgens verslagen hebben de geïntegreerde projecten van Henan Shenhuo en Sichuan Qiya om in Yunnan quota op te bouwen reeds geprofiteerd van het integratiebeleid en hebben zij relevante overeenkomsten gesloten met lokale overheden, elektriciteitsnetbedrijven en elektriciteitsopwekkingsbedrijven.” (77)

(158)

Een ander voorbeeld van staatsinmenging op provinciaal niveau is, dat de autoriteiten in de reeds genoemde mededeling van de provinciale regering van Shandong over het uitvoeringsplan voor het versnellen van de kwaliteitsontwikkeling van de zeven energie-intensieve industrieën streefdoelen hebben vastgesteld voor de transformatie en verbetering van de elektrolytisch-aluminiumindustrie met betrekking tot energieverbruik: “Tegen 2022 moet het elektriciteitsverbruik van elektrolytisch aluminium per ton aluminium dalen tot ongeveer 12 800 kWh, moet het aandeel van elektrolytische complexe verwerking van elektrolytisch aluminium in de provincie ongeveer 50 % bedragen en moet de toegevoegde waarde van aluminium per ton met gemiddeld meer dan 30 % zijn toegenomen.” (78)

(159)

Bij de handhaving van de bepalingen in de bovengenoemde planningsdocumenten spelen de Chinese brancheorganisaties een belangrijke rol. Deze entiteiten moeten garanderen dat de industrie het beleid van de Chinese overheid uitvoert. Deze verantwoordelijkheid wordt bevestigd door het feit dat zij bij hun activiteiten nauw samenwerken met overheidsinstanties, hetgeen tot uiting komt in hun statuten. In het geval van de aluminiumsector wordt in de statuten van de China Non-Ferrous Metals Industry Association met name het volgende bepaald: “De vereniging houdt zich aan de basislijn en diverse beginselen en beleidslijnen van de partij, houdt zich aan de grondwet, de wetten, de regelgeving en het nationale beleid, en eerbiedigt de sociale en morele waarden. Zij houdt zich aan het doel om de overheid, de sector, de ondernemingen en bedrijfsleiders te dienen; zij zal het mechanisme voor zelfdiscipline in de sector tot stand brengen en verbeteren; zij zorgt dat het personeel van de regering volledig wordt betrokken bij het verkrijgen van bijstand; zij vervult een brugfunctie tussen de overheid en de ondernemingen.” (Artikel 3.) In dezelfde zin bepaalt artikel 25 dat de voorzitter, de vicevoorzitter en de secretaris-generaal van de vereniging in de eerste plaats moeten voldoen aan de volgende voorwaarde: “Houd u aan de lijn, principes en beleidslijnen van de partij en beschik over goede politieke kwaliteiten.” (79)

(160)

Evenzo wordt in de statuten van de China Non-Ferrous Fabrication Industry Association het volgende bepaald: “De vereniging aanvaardt bedrijfsrichtsnoeren, toezicht en beheer van de commissie voor toezicht op en administratie van staatsactiva van de Staatsraad, het Ministerie van Civiele Zaken en de China Nonferrous Metals Industry Association” (artikel 4). Een ander vast element van het werkterrein van de vereniging is: “actief voorstellen doen en adviezen geven over de ontwikkeling van de industrie, het industriebeleid, de wet- en regelgeving, overeenkomstig de algemene beginselen en taken van de partij en de staat met betrekking tot de opbouw van een socialistisch markteconomiestelsel en rekening houdend met de feitelijke situatie van de bedrijfstak” (artikel 6). Tot slot bepaalt artikel 22 ook dat de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de secretaris-generaal van de vereniging onder meer moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: “Houd u aan de lijn, principes en beleidslijnen van de partij en beschik over goede politieke kwaliteiten.” (80)

(161)

Uit de talrijke plannen, richtlijnen en andere documenten met betrekking tot aluminium op nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau blijkt dus duidelijk hoe groot het ingrijpen van de Chinese overheid in de aluminiumsector is (81). Via deze en andere instrumenten geeft de overheid sturing aan en oefent zij controle uit op vrijwel elk aspect van de ontwikkeling en het functioneren van de sector.

(162)

Buiten deze plannen heeft het overheidsingrijpen in de sector onder meer de vorm aangenomen van maatregelen die met uitvoer verband houden, waaronder uitvoerrechten, uitvoerquota, vereisten voor de uitvoerprestaties en voor de minimale uitvoerprijzen voor verschillende grondstoffen voor aluminium.

(163)

Voorts ontmoedigt de Chinese overheid de uitvoer van primair aluminium en de basisproducten daarvoor, omdat zij de aluminiumproducten een hogere toegevoegde waarde wenst te geven. Deze doelstelling wordt nagestreefd door volledige of gedeeltelijke btw-teruggave voor downstreamaluminiumproducten toe te kennen in combinatie met onvolledige btw-teruggave en uitvoerheffingen op primair aluminium (82).

(164)

De prijs van belangrijke basisproducten als energie en elektriciteit wordt beïnvloed door verschillende soorten overheidsingrijpen (83). Andere soorten overheidsingrijpen die tot marktverstoringen leiden, zijn het beleidsmatig aanleggen van voorraden via het State Reserve Bureau en de rol die wordt gespeeld door de Shanghai Futures Exchange (SHFE) (84). Daarnaast hebben verscheidene handelsbeschermingsonderzoeken aan het licht gebracht dat de Chinese overheid consequent verschillende soorten overheidssteun aan aluminiumproducenten heeft verleend (85). Het uitvoerige ingrijpen van de Chinese overheid in de aluminiumsector heeft tot overcapaciteit geleid (86), hetgeen misschien wel de duidelijkste illustratie van de implicaties van het beleid van de regering en de daaruit voortvloeiende verstoringen is.

(165)

Tijdens het OESO-onderzoek bleek ook dat de overheid aanvullende steun verleent die de marktwerking in de aluminiumsector beïnvloedt. Deze steun neemt gewoonlijk de vorm aan van basisproducten, met name elektriciteit en primair aluminiumoxide, die onder de marktprijs worden verkocht (87). In het OESO-onderzoek wordt voorts beschreven hoe de doelstellingen van de Chinese overheid voor de aluminiumsector worden vertaald naar industriebeleid en specifieke acties op provinciaal en lokaal niveau, waaronder kapitaalinjecties, prioritaire eigendomsrechten op minerale hulpbronnen, (overheids)subsidies of belastingprikkels (88).

(166)

Samengevat heeft de Chinese overheid maatregelen getroffen om marktdeelnemers ertoe te bewegen zich te houden aan de doelstellingen van het overheidsbeleid inzake de ondersteuning van belangrijke bedrijfstakken, waaronder de aluminiumsector, die de vervaardiging van gewalste platte aluminiumproducten omvat, alsmede de productie van primair aluminium als belangrijkste grondstof voor de vervaardiging van het betrokken product (meer dan 50 % van de productiekosten). Dergelijke maatregelen belemmeren de vrije marktwerking.

3.3.1.6.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje, van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(167)

Volgens de informatie in het dossier is het met het Chinese systeem voor faillissementen niet gelukt de belangrijkste doelstellingen ervan te verwezenlijken, zoals een billijke vereffening van vorderingen en schulden en de bescherming van de wettelijke rechten en belangen van crediteuren en debiteuren. Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat het Chinese faillissementsrecht, ook al berust het formeel op beginselen die gelijkenis vertonen met de beginselen van het overeenkomstige recht in andere landen dan de VRC, wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen blijft notoir laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats omdat de insolventieprocedures te kampen hebben met een aantal tekortkomingen, die in feite een ontmoedigend effect hebben op het indienen van faillissementsaanvragen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (89).

(168)

Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (90). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing van grond blijft uitsluitend een zaak van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van aanbestedingsprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (91). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (92).

(169)

Net als andere sectoren in de Chinese economie zijn de producenten van gewalste platte aluminiumproducten onderworpen aan de gewone regels van de Chinese faillissements-, vennootschaps- en eigendomswetgeving. Dit heeft tot gevolg dat ook deze ondernemingen te maken hebben met verstoringen van bovenaf die het gevolg zijn van de discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving. Uit het onderhavige onderzoek is niets naar voren gekomen dat deze bevindingen ter discussie stelt. Derhalve heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren functioneert en dus verstoringen veroorzaakt wanneer in de VRC insolvente ondernemingen op de been worden gehouden en grondrechten worden toegewezen. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal lijken deze overwegingen ook volledig van toepassing te zijn op de sector gewalste platte aluminiumproducten.

(170)

Deze bevinding wordt ondersteund door de voorlopige vaststelling van het Amerikaanse Ministerie van Handel in het antisubsidieonderzoek naar aluminiumfolie uit de VRC; deze vaststelling behelst, op basis van de beschikbare feiten, dat het feit dat de overheid van de VRC grond voor een ontoereikende prijs verstrekt, een financiële bijdrage vormt in de zin van Section 771 (5)(D) van de gewijzigde “Tariff Act” van 1930 (93).

(171)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetgeving in de aluminiumsector, ook ten aanzien van het betrokken product.

3.3.1.7.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje, van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(172)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. De VRC heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, niet geratificeerd (94). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (95). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in China beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (96). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC.

(173)

Er is geen bewijsmateriaal ingediend waaruit blijkt dat de aluminiumsector, met inbegrip van de producenten van gewalste platte aluminiumproducten, niet onderworpen zou zijn aan het beschreven Chinese arbeidsrechtstelsel. De aluminiumsector staat derhalve bloot aan verstoringen van de loonkosten, zowel direct (bij het vervaardigen van het betrokken product of de belangrijkste grondstof voor de vervaardiging ervan) als indirect (bij het krijgen van toegang tot kapitaal of basisproducten van ondernemingen die in de VRC aan hetzelfde arbeidsrechtstelsel onderworpen zijn).

3.3.1.8.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje, van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(174)

Wat betreft de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC, is er sprake van diverse verstoringen.

(175)

Ten eerste wordt het Chinese financiële systeem gekenmerkt door de sterke positie van staatsbanken (97), die bij het verschaffen van toegang tot kapitaal andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project hanteren. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de staat worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (98), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (99). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (100).

(176)

Hoewel in diverse wettelijke bepalingen wordt gewezen op de noodzaak om normaal bankgedrag en de prudentiële regels te eerbiedigen, zoals de noodzaak om de kredietwaardigheid van de kredietnemer te onderzoeken, duidt het overgrote deel van het bewijsmateriaal, waaronder de bevindingen van handelsbeschermingsonderzoeken, erop dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende rechtsinstrumenten slechts een secundaire rol spelen.

(177)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid. Schattingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings (101).

(178)

Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (102). Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

(179)

Wat dit betreft, wordt in het OESO-onderzoek verwezen naar anekdotisch bewijs dat bepaalde aluminiumproducenten in de VRC op preferentiële voorwaarden financiering hebben gekregen, waarbij de kosten van die financiering kennelijk werden losgekoppeld van het bijbehorende niveau van de bedrijfsschuld. Volgens dat onderzoek heeft één staatsproducent van aluminium in 2016 expliciet in zijn obligatieprospectus verklaard dat hij aanzienlijke financiële steun van Chinese beleidsbanken krijgt tegen een rente die onder de benchmark ligt. Ook worden in de obligatieprospectus van 2017 van een andere staatsproducent de sterke banden genoemd die het bedrijf met Chinese banken onderhoudt, waaronder de beleidsbanken die dat bedrijf tegen lage kosten hebben gefinancierd. In het OESO-onderzoek wordt in dit verband geconcludeerd dat, hoewel er veel redenen kunnen zijn waarom de rente voor deze ondernemingen laag is, uit het contrast tussen slechte financiële indicatoren en lage rentepercentages kan worden opgemaakt dat er mogelijk een te lage prijsstelling van het risico met betrekking tot deze leningnemers heeft plaatsgevonden (103).

(180)

Ten tweede worden de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schulden van de ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

(181)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel leningen tegen of onder de benchmarkrente vormt namelijk nog steeds 45 % van alle leningen en het lijkt erop dat er steeds meer van gerichte kredieten gebruik wordt gemaakt, omdat het aandeel daarvan sinds 2015 fors is toegenomen ondanks verslechterende economische omstandigheden. Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

(182)

De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietrestricties die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Geconfronteerd met een situatie van toenemende risicovolle schulden, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen wanbetalingen te voorkomen. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van zogeheten “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen.

(183)

In essentie wordt het stelsel voor ondernemingskredieten in de VRC, ondanks de stappen die onlangs zijn genomen om de markt te liberaliseren, beïnvloed door verstoringen van betekenis als gevolg van de voortdurende en alomtegenwoordige rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(184)

Er werd geen bewijs overgelegd dat de aluminiumsector, waaronder de producenten van gewalste platte aluminiumproducten, van het hierboven beschreven overheidsingrijpen in het financiële stelsel zou zijn vrijgesteld. Daarom leidt het aanzienlijke overheidsingrijpen in het financiële stelsel ertoe dat de marktomstandigheden op alle niveaus sterk worden beïnvloed.

3.3.1.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(185)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het rapport beschreven verstoringen kenmerkend zijn voor de Chinese economie. Uit het beschikbare bewijs blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem zoals hierboven beschreven in de punten 3.3.1.1 tot en met 3.3.1.5 van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie. Hetzelfde geldt voor de beschrijving van de productiefactoren in de punten 3.3.1.6 tot en met 3.3.1.8.

(186)

De Commissie roept in herinnering dat voor de productie van gewalste platte aluminiumproducten een breed spectrum aan basisproducten benodigd is. Wanneer de producenten van gewalste platte aluminiumproducten deze basisproducten aankopen/bestellen, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als kosten registreren) duidelijk blootgesteld aan dezelfde systeemverstoringen die hierboven zijn vermeld. Zo maken leveranciers van basisproducten gebruik van arbeid die aan de verstoringen onderhevig is. Mogelijk lenen zij geld dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/bij de kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat op alle niveaus van de overheid en op alle sectoren van toepassing is.

(187)

Dientengevolge zijn niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van gewalste platte aluminiumproducten ongeschikt om te worden gebruikt in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, maar zijn ook alle kosten voor basisproducten (waaronder grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) onbetrouwbaar omdat de prijsvorming daarvan door aanzienlijk overheidsingrijpen wordt beïnvloed, zoals beschreven in de delen A en B van het rapport. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf door een combinatie van productiefactoren in de VRC is geproduceerd, aan verstoringen van betekenis onderhevig is. Hetzelfde geldt voor de basisproducten van die basisproducten enz. De argumenten en bewijzen die de producenten-exporteurs in dit verband hebben aangevoerd, worden in het volgende punt behandeld.

3.3.1.10.   Conclusie

(188)

Uit de bovenstaande analyse, waarbij al het beschikbare bewijsmateriaal over het ingrijpen van de overheid in de Chinese economie in het algemeen en in de aluminiumsector (met inbegrip van het betrokken product) is onderzocht, is gebleken dat de prijzen en kosten van het betrokken product, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door vrije marktwerking tot stand zijn gekomen doordat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, zoals blijkt uit de daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van een of meer van de daarin genoemde factoren. Op grond daarvan en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid heeft de Commissie geconcludeerd dat het in dit geval niet passend is om voor het vaststellen van de normale waarde gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten.

3.3.1.11.   Opmerkingen van de belanghebbenden

(189)

In zijn opmerkingen wees een producent-exporteur, Xiamen Xiashun, er in de eerste plaats op dat artikel 2, lid 6 bis, niet in overeenstemming is met de antidumpingovereenkomst van de WTO (“WTO-ADO). Ten eerste worden in artikel 2.2 van de WTO-ADO drie scenario’s erkend voor de berekening van de normale waarde: i) bij gebrek aan verkoop in het kader van normale handelstransacties, ii) er heerst een bijzondere marktsituatie of iii) dergelijke verkoop is wegens het geringe verkoopvolume op de binnenlandse markt niet representatief. Xiamen Xiashun voerde aan dat verstoringen van betekenis aan geen van de drie criteria voldoen. Voorts voerde de producent-exporteur aan dat, zelfs indien het begrip “verstoringen van betekenis” eventueel geacht zou kunnen worden onder het tweede van bovenstaande criteria te vallen, het panel in WTO DS529 Australië — Antidumpingmaatregelen voor A4-kopieerpapier bevestigde dat het feit dat de binnenlandse prijs van het betrokken product en zijn basisproducten beïnvloed worden door verstoringen van overheidswege, niet voldoende was om te veronderstellen dat de deugdelijke vergelijking tussen de binnenlandse verkoop en de uitvoer beïnvloed wordt “vanwege de bijzondere marktsituatie”. Bovendien merkte Xiamen Xiashun op dat de Commissie de berekening van de normale waarde systematisch heeft toegepast, terwijl per geval moet worden nagegaan of aan de voorwaarden van artikel 2.2 van de WTO-ADO is voldaan. Xiamen Xiashun voerde voorts aan dat volgens artikel 2.2 van die overeenkomst bij de berekening van de normale waarde rekening moet worden gehouden met “kosten in het land van oorsprong”, zoals bevestigd in de zaken WTO DS529 Australië — Antidumpingmaatregelen voor A4-kopieerpapier en WTO DS473 EU — Biodiesel. Bovendien voerde Xiamen Xiashun aan dat de berekening van de normale waarde moet voldoen aan de eisen van artikel 2.2.1.1 van de WTO-ADO en DS473. De producent-exporteur voegde eraan toe dat de onderzoekende autoriteiten op grond van de bevindingen in de zaak WTO DS427 China — Antidumpingmaatregelen en compenserende rechten ten aanzien van slachtkuikenproducten uit de Verenigde Staten rekening moesten houden met de in de administratie opgenomen kosten van de producenten-exporteurs, tenzij deze niet in overeenstemming zijn met de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen of geen redelijk beeld geven van de aan de productie en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten. Zelfs indien de in de administratie opgenomen kosten aan deze twee voorwaarden zouden voldoen, is artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volgens Xiamen Xiashun niet in overeenstemming met artikel 2.2.1.1 van de WTO-ADO omdat de kosten van de producent-exporteur systematisch buiten beschouwing worden gelaten.

(190)

De Commissie was van oordeel dat de bepalingen in artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening volledig in overeenstemming zijn met de WTO-verplichtingen van de Europese Unie. Zoals door de WTO-Beroepsinstantie uitdrukkelijk is verduidelijkt in de zaak DS473 Europese Unie — Antidumpingmaatregelen ten aanzien van biodiesel uit Argentinië, staat het WTO-recht het gebruik van gegevens van een derde land toe, naar behoren gecorrigeerd indien een dergelijke correctie noodzakelijk en onderbouwd is. De Commissie herinnerde eraan dat de zaken DS529 Australië — Antidumpingmaatregelen voor A4-kopieerpapier en DS427 China — Slachtkuikenproducten geen betrekking hadden op de interpretatie van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening en op de voorwaarden voor de toepassing ervan. Bovendien verschillen de onderliggende feiten in die zaken allemaal van de onderliggende feiten en criteria die aanleiding geven tot de toepassing van de methode uit hoofde van deze bepaling van de basisverordening, die betrekking heeft op het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer. Volgens artikel 2, lid 6 bis, wordt de normale waarde alleen berekend aan de hand van niet-verstoorde kosten en prijzen uit een representatief land of aan de hand van een internationale benchmark wanneer verstoringen van betekenis worden vastgesteld die van invloed zijn op kosten en prijzen. In elk geval biedt artikel 2, lid 6 bis, tweede alinea, derde streepje, van de basisverordening nog steeds de mogelijkheid om gebruik te maken van binnenlandse kosten, voor zover is vastgesteld dat die niet verstoord zijn. De Commissie wees deze argumenten daarom af.

(191)

Ten tweede voerde Xiamen Xiashun aan dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar is met artikel 2.2.2 van de WTO-ADO. Voorts voerde de onderneming aan dat de WTO-Beroepsinstantie in DS219 EC — Hulpstukken voor buisleidingen heeft bevestigd dat de onderzoekende autoriteit verplicht is gebruik te maken van de werkelijke VAA-kosten en winst van de producenten-exporteurs, voor zover dergelijke gegevens voorhanden zijn. Daarom voerde Xiamen Xiashun aan dat artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening onverenigbaar is met artikel 2.2.2 van de WTO-ADO.

(192)

De Commissie merkte op dat zodra is vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, de normale waarde voor elke producent-exporteur overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening wordt vastgesteld door berekening aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks in een geschikt representatief land. Zoals uiteengezet in overweging 190 staat dezelfde bepaling van de basisverordening ook het gebruik van binnenlandse kosten toe indien met positief bewijs is vastgesteld dat deze niet verstoord zijn. In dat verband hadden de producenten-exporteurs de mogelijkheid om bewijs aan te dragen blijkens hetwelk hun individuele VAA-kosten en/of andere kosten voor basisproducten daadwerkelijk niet verstoord waren. Zoals blijkt uit de punten 3.3.1.2 tot en met 3.3.1.9 heeft de Commissie echter vastgesteld dat er sprake is van verstoringen in de Chinese bedrijfstak van gewalste platte aluminiumproducten en was er geen positief bewijs waaruit bleek dat de productiefactoren van individuele producenten-exporteurs niet verstoord waren. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(193)

Ten derde voerde Xiamen Xiashun aan dat de Commissie overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening verplicht was een ondernemingsspecifieke en kostenspecifieke analyse uit te voeren. Daarom had er een specifieke analyse van Xiamen Xiashun moeten plaatsvinden op basis van de door de onderneming ingediende vragenlijst.

(194)

De Commissie merkte op dat het bestaan van verstoringen van betekenis die aanleiding zijn voor de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, wordt vastgesteld voor het gehele land. Als het bestaan van verstoringen van betekenis wordt vastgesteld, is artikel 2, lid 6 bis, in beginsel van toepassing op alle producenten-exporteurs in de VRC en heeft het betrekking op alle kosten in verband met hun productiefactoren. In elk geval voorziet dezelfde bepaling van de basisverordening in het gebruik van binnenlandse kosten waarvan met positief bewijs is vastgesteld dat zij niet onderhevig zijn aan verstoringen van betekenis. Er is echter niet op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal aangetoond dat de binnenlandse kosten niet verstoord zijn. De producenten-exporteurs hebben met name geen nauwkeurig en passend bewijsmateriaal over niet-verstoorde prijzen en kosten verstrekt.

(195)

Voorts zijn de berekeningen betreffende het antidumpingrecht van Xiamen Xiashun gebaseerd op de door de onderneming zelf verstrekte gegevens, die zijn berekend overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening, met name artikel 2, lid 6 bis. Er was geen bewijs dat de prijzen en kosten van Xiamen Xiashun niet werden verstoord door de wijdverbreide verstoringen die op basis van het beschikbare bewijsmateriaal waren vastgesteld. De voorlopige dumpingmarges weerspiegelen derhalve de specifieke situatie van de onderneming, met inbegrip van de productiefactoren en hoeveelheden die door de onderneming in de vragenlijst zijn vermeld, maar naar behoren rekening houdend met het bestaan van verstoringen van betekenis in de VRC en de gevolgen daarvan. Deze argumenten werden derhalve afgewezen.

(196)

Wat de individuele situatie van de onderneming betreft, voerde Xiamen Xiashun eerst aan dat de onderneming een geheel in buitenlandse handen zijnde onderneming (“WOFE” — wholly owned foreign enterprise) was en onder de Chinese wetgeving viel. De aandeelhouder was Daching Enterprises Limited, een in Hongkong geregistreerde onderneming. Voorts voerde de onderneming aan dat haar jaarrekening werd gecontroleerd volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen, aangezien zij deel uitmaakt van een internationale groep. Xiamen Xiashun verklaarde een particuliere onderneming te zijn en voerde aan dat er geen bewijs was dat zij een onderneming in handen van de Chinese staat was of een onderneming waarover de staat zeggenschap had of waarop de staat beleidstoezicht uitoefende zoals bij een staatsonderneming, en dat zij niet onderworpen was aan overheidsdeelneming met inmenging in prijzen en kosten. Zij verklaarde derhalve dat zij geen onderneming was “in handen van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen”, zoals bedoeld in artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje.

(197)

De Commissie herhaalde dat zodra de verstoringen van betekenis zijn vastgesteld, de methode van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in het gehele land van toepassing is, tenzij met positief bewijs wordt vastgesteld dat bepaalde kosten niet door verstoringen worden beïnvloed. Xiamen Xiashun heeft geen dergelijk bewijs verstrekt, maar slechts enkele algemene argumenten met betrekking tot bepaalde in artikel 2, lid 6 bis, onder b), genoemde criteria voor het bestaan van verstoringen van betekenis in het land van uitvoer als geheel, die geen verband houden met het feit dat specifieke kostenposten van de onderneming niet verstoord zouden zijn. Het bewijs in verband met de specifieke situatie van Xiamen Xiashun waarmee de vermeende onafhankelijkheid van staatstoezicht van die onderneming wordt onderbouwd, is in dit verband dus niet relevant. In elk geval merkte de Commissie op dat, zelfs indien deze argumenten in deze context relevant zouden zijn (wat niet het geval is), het argument van Xiamen Xiashun dat het vrij is van enige overheidsinvloed, met inbegrip van eigendom, zeggenschap of beleidstoezicht door de Chinese autoriteiten, in wezen niet overeenstemt met de realiteit. Het omvangrijke bewijsmateriaal en de conclusies in de punten 3.3.1.3 tot en met 3.3.1.5 tonen de omvang en de alomtegenwoordigheid van de invloed van de overheid en de CCP in de Chinese economie, ook in de aluminiumsector. Xiamen Xiashun heeft onvoldoende bewijsmateriaal verstrekt om deze bevindingen in twijfel te trekken. Bovendien beschikt de overheid, zoals aangegeven in punt 3.3.1.8, over een groot aantal instrumenten en financiële stimulansen om bedrijven, ook die in particulier bezit, ertoe aan te zetten haar richtsnoeren te volgen. Zoals in hetzelfde hoofdstuk is beschreven, worden financiële instellingen, met inbegrip van die in particulier bezit, gestimuleerd om de toegang tot financiering voor projecten die in overeenstemming zijn met de regeringsplannen te vergemakkelijken, hetgeen een aanzienlijke invloed heeft op de particuliere ondernemingen die moeten voldoen aan de richtsnoeren van de overheid om hun financiële liquiditeit te waarborgen.

(198)

Specifiek wat Xiamen Xiashun betreft, merkte de Commissie op dat de onderneming formeel is erkend als: een belangrijke high-techonderneming op nationaal niveau, door de Staatsraad; een kernonderneming voor strategische en opkomende bedrijfstakken van de provincie Fujian, door de commissie voor economie en IT van de provincie Fujian; een vernieuwende onderneming van de provincie Fujian, door het Wetenschaps- en Technologiebureau van de provincie Fujian, de commissie voor economie en IT van de provincie Fujian, de Federatie van vakbonden van de provincie Fujian en door de commissie voor toezicht op en beheer van staatsactiva van de regering van de provincie Fujian (104). Om deze formele erkenningen te ontvangen, moet de onderneming hebben voldaan aan de desbetreffende voorwaarden, waaronder het volgen van het officiële standpunt van de Chinese overheid en het naleven van de officiële overheidsstrategieën en -beleidslijnen. Dit is ook nodig om dergelijke erkenningen te kunnen behouden en verder te kunnen profiteren van de directe of indirecte overheidssteun die eraan is verbonden. Enkele van de specifieke beleidslijnen, doelstellingen en voordelen in verband met de erkenning als kernonderneming in strategische en opkomende bedrijfstakken in de provincie Fujian, een titel die Xiamen Xiashun draagt, zijn bijvoorbeeld: “kernondernemingen betrekken als leiders en voorbeelden, de sprongsgewijze wetenschappelijke ontwikkeling van strategische opkomende bedrijfstakken in Fujian bevorderen, en de doelstellingen en taken verwezenlijken die zijn vastgesteld in het “Uitvoeringsplan voor de versnelling van de ontwikkeling van strategische opkomende bedrijfstakken in de provincie Fujian””; “ondersteuning van de verschillende soorten risicokapitaalfondsen van Fujian voor strategische opkomende bedrijfstakken om investeringen in eigen vermogen uit te voeren om sleutelprojecten van kernondernemingen te ontwikkelen”; “de kernondernemingen in de strategische opkomende bedrijfstakken van de provincie aanmoedigen en ondersteunen om naar de beurs te gaan voor financiering en om bedrijfsobligaties, kortlopende financieringsbewijzen enz. uit te geven, en relevante steun en diensten voor ondernemingsfinanciering verlenen”; “samen met de economische en handelsdepartementen van de districten, steden, de uitgebreide experimentele zone van Pingtan en ondernemingen uit de provinciale groep (holding) heeft het Provinciaal Economisch en Handelscomité een werk- en contactsysteem opgezet met kernondernemingen in opkomende bedrijfstakken om te helpen bij de coördinatie en de oplossing van de moeilijkheden en problemen die zich voordoen bij de bedrijfsontwikkeling en om te zorgen voor toezicht op en analyse van de ontwikkeling van de kernondernemingen” (105). De Commissie aanvaardde derhalve het specifieke verweer van Xiamen Xiashun niet dat de onderneming vrij zou zijn van zeggenschap of beleidstoezicht door de autoriteiten van de VRC.

(199)

Voorts voerde Xiamen Xiashun aan dat zij was opgericht op basis van de wet op de buitenlandse handel van de Volksrepubliek China, de wet op de buitenlandse investeringen van de Volksrepubliek China, het vennootschapsrecht van de Volksrepubliek China en onderworpen was aan de faillissementswet van de Volksrepubliek China. Krachtens deze wetten werd zij beschermd door de faillissementswet en konden ingaande en uitgaande kapitaalsoverdrachten vrijelijk plaatsvinden overeenkomstig de wet. Voorts voerde de onderneming aan dat haar jaarrekening werd gecontroleerd volgens de internationale standaarden voor jaarrekeningen, door Ernst & Young, en dat indien haar financiële gezondheid in gevaar zou komen, zij de internationale normen zou moeten volgen en eventueel failliet zou worden verklaard.

(200)

De Commissie herinnerde eraan dat, zoals beschreven in punt 3.3.1.6, de verstoringen in de VRC op het gebied van wetgeving niet voortvloeien uit het feit dat de Chinese wetten ontoereikend zouden zijn voor hun doel. Integendeel, de Chinese wetten zijn gemodelleerd naar soortgelijke wetten in andere landen en er is dus geen kwaliteitsprobleem met de wetten als zodanig. Het probleem ligt in de gebrekkige handhaving van die wetten en de rol van de staat in de insolventieprocedures. Op grond van de bevindingen in punt 3.3.1.6 en bij gebrek aan bewijs dat Xiamen Xiashun niet onderhevig zou zijn aan de verstoringen in het hele land in verband met faillissementsprocedures, werd dit argument afgewezen.

(201)

Xiamen Xiashun merkte verder op dat zij onafhankelijke prijsonderhandelingen met haar afnemers in de EU of elders voerde op basis van de productiekosten en de heersende marktvoorwaarden. Zij voegde eraan toe dat de prijs bij verkoop aan afnemers in de EU gebaseerd was op een conversiepremie plus de aluminiumprijs voor verkoop aan de EU zoals genoteerd op de London Metal Exchange (LME).

(202)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde worden berekend aan de hand van niet-verstoorde prijzen of benchmarks wanneer wordt vastgesteld dat het niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in het land van uitvoer wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in dat land. De in de vorige overweging samengevatte argumenten zijn gebaseerd op de productiekosten en de heersende marktvoorwaarden bij verkoop aan afnemers in de EU (of elders). Hun context en feitelijke situatie betreft derhalve de uitvoerprijs naar de EU (en elders) en niet de normale waarde, die het voorwerp van deze bepaling is. De Commissie verwierp dit argument dan ook.

(203)

Wat grondstoffen betreft, voerde Xiamen Xiashun aan dat er geen discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen zijn die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden in de VRC. Volgens haar heeft zij de vrije keuze om haar eigen leveranciers, hetzij producenten of distributeurs, te kiezen tegen prijzen waarover vrij is onderhandeld. Zij voegde eraan toe dat de aankoopprijs van de grondstoffen en andere basisproducten werd vastgelegd via onderhandelingen en biedprocedures met verschillende leveranciers. Xiamen Xiashun voegde daaraan toe dat zij sommige van haar grondstoffen in het buitenland aankocht. Dat is met name het geval voor staven titanium-boor-aluminium, die zij volledig uit het Verenigd Koninkrijk betrekt.

(204)

In dit verband herinnerde de Commissie eraan dat Xiamen Xiashun volgens de bevindingen in de punten 3.3.1.2 tot en met 3.3.1.9 geen positief bewijs heeft geleverd waaruit blijkt dat zijn kosten met betrekking tot in het binnenland ingekochte basisproducten niet door het aanzienlijke overheidsingrijpen werden beïnvloed. Het onderzoek vond verstoringen in de gehele keten van de sector gewalste platte aluminiumproducten. Deze verstoringen hebben ook betrekking op de leveranciers van grondstoffen, die onderhevig zijn aan alle soorten verstoringen die in de VRC zijn vastgesteld, waaronder de kosten van elektriciteit, arbeid, toegang tot financiering enz. In het geval van de buitenlandse aankopen van Xiamen Xiashun werd daarentegen op basis van het ingediende en vervolgens op afstand gecontroleerde bewijsmateriaal, waaronder de antwoorden op de vragenlijst, de desbetreffende contracten, een prijsanalyse van deze aankopen (waaruit bleek dat de prijzen vergelijkbaar zijn met de prijzen bij aankoop in het representatieve land), en bij gebrek aan enig bewijs van verstoringen voor deze basisproducten in het Verenigd Koninkrijk, met positief bewijs vastgesteld dat de aankoopprijs van de staven titanium-boor-aluminium uit het Verenigd Koninkrijk (die een klein deel van de totale kosten van grondstoffen van deze onderneming vertegenwoordigen) niet verstoord is en niet door gegevens uit een representatief land hoeft te worden vervangen.

(205)

Voorts bleek uit het onderzoek dat Xiamen Xiashun samen met de staatsonderneming Yunlu Aluminum Co. een onderneming oprichtte onder de naam Yunnan Yongshun Aluminium Co., Ltd in Jianshui County, provincie Yunnan. De hoofdactiviteit van die onderneming is de productie van grote plakken (“slabs”) gelegeerd aluminium en zij is een leverancier van Xiamen Xiashun. Uit bovenstaand voorbeeld blijkt ten eerste dat Xiamen Xiashun nauw samenwerkt met de Chinese staat door een joint venture met een staatsonderneming op te richten, en ten tweede dat de verstoringen in het hele land ook betrekking hebben op haar leveranciers.

(206)

Xiamen Xiashun voerde voorts aan dat de overheid geen invloed had op haar vermogen om toegang te krijgen tot krediet of op de kredietvoorwaarden die de onderneming kreeg en dat de kredietvoorwaarden, zoals de rentevoet, worden bepaald door de geldende marktkoers. Daarnaast voerde Xiamen Xiashun aan dat haar VAA-kosten niet-verstoord en redelijk waren en in aanmerking moesten worden genomen.

(207)

De Commissie herinnerde eraan dat om vast te stellen of er sprake is van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, de mogelijke gevolgen van een of meer van de in die bepaling genoemde factoren worden geanalyseerd met betrekking tot de prijzen en kosten in het land van uitvoer. En zelfs al zou de producent-exporteur geen directe aanmerkelijke overheidsfinanciering ontvangen — wat dus wel het geval was — dan nog kwam Xiamen Xiashun in aanmerking voor financiële steun, zoals beschreven in punt 3.3.1.8 in samenhang met punt 3.3.1.5. Zoals uiteengezet in punt 3.3.1.5 moest de producent-exporteur namelijk, net als alle ondernemingen in de aluminiumsector, rekening houden met planningsdocumenten en richtsnoeren van de Chinese staat en kreeg hij toegang tot financiering via het in punt 3.3.1.8 beschreven Chinese financiële stelsel. In dit verband verlenen banken en andere financieringsinstellingen volgens de richtsnoeren van de Chinese overheid toegang tot financiering voor marktspelers, met inbegrip van producenten van aluminiumproducten, waardoor een financieel vangnet voor deze ondernemingen wordt gecreëerd en deze ondernemingen een extra voordeel krijgen ten opzichte van hun buiten de VRC gevestigde wederpartijen. Voorts geniet Xiamen Xiashun, zoals uiteengezet in overweging 198, door zijn status binnen een strategische opkomende bedrijfstak (“SEI”, Strategic Emerging Industry) van de financiële steun die beschikbaar wordt gesteld aan ondernemingen met SEI-status, zoals beschreven in de genoemde overweging.

(208)

Wat arbeid betreft, verklaarde Xiamen Xiashun dat zij een gezond en normaal loonkostensysteem hanteerde. Zij onderhandelde onafhankelijk met haar werknemers over de individuele lonen op basis van de markttarieven en hun persoonlijke deskundigheid en prestaties. Zij voegde daaraan toe dat er in de VRC geen looncontroles zijn vanuit de overheid.

(209)

De Commissie herinnerde eraan dat verstoringen op de arbeidsmarkt in punt 3.3.1.7 voor het hele land werden vastgesteld. De problemen die inherent zijn aan de Chinese arbeidsmarkt, waaronder de afwezigheid van vakbonden die onafhankelijk zijn van de overheid en de beperkingen op de mobiliteit van arbeidskrachten als gevolg van het in overweging 172 beschreven registratiesysteem voor huishoudens, hebben een verstorend effect op de loonvorming in de VRC. In dit verband is er geen bewijs waaruit zou blijken dat de verstorende gevolgen van het ontbreken van onafhankelijke vakbonden in het hele land en de kwestie van het registratiesysteem voor huishoudens niet van toepassing zijn op Xiamen Xiashun. Het argument werd derhalve afgewezen.

(210)

Ten slotte voerde Xiamen Xiashun aan dat zijn VAA-kosten en winst om alle hierboven vermelde redenen niet-verstoord en ook redelijk waren en bij de berekeningen in aanmerking moesten worden genomen.

(211)

Wat het argument over de VAA-kosten en de winst betreft, merkte de Commissie in de eerste plaats op dat dit algemeen en ongefundeerd was, aangezien het gewoon verwees naar de andere argumenten van deze producent-exporteur die allemaal zijn afgewezen. Bovendien is in artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening specifiek bepaald dat als verstoringen van betekenis worden vastgesteld, de door berekening vastgestelde normale waarde een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en voor winst moet omvatten. Aangezien dit in het onderhavige onderzoek het geval is en zowel de producent-exporteur als zijn leveranciers door deze verstoringen worden getroffen, zijn deze argumenten afgewezen.

(212)

Als reactie op de opmerkingen van Xiamen Xiashun diende Airoldi een reeks opmerkingen in over verstoringen van betekenis met betrekking tot informatie die door andere belanghebbenden was ingediend overeenkomstig punt 8, onder i), van het bericht van inleiding.

(213)

Ten eerste sprak Airoldi haar steun uit voor de opmerkingen van Xiamen Xiashun die bij de inleiding van de procedure zijn ingediend met betrekking tot de onverenigbaarheid van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening met verschillende bepalingen van de antidumpingovereenkomst van de WTO.

(214)

De kwestie van de verenigbaarheid van artikel 2, lid 6 bis, van de antidumpingbasisverordening met het WTO-recht is reeds besproken in de overwegingen 189 tot en met 195. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(215)

Verder voerde Airoldi aan dat indien de Commissie tot de conclusie zou komen dat er in de VRC sprake is van verstoringen van betekenis, zij toch een specifieke analyse van de kosten van de producent-exporteur zou moeten maken en rekening zou moeten houden met de eigen binnenlandse kosten van de producent-exporteur waarvan is vastgesteld dat deze niet verstoord zijn.

(216)

De Commissie heeft in overweging 195 uitgelegd dat alle berekeningen gebaseerd waren op de specifieke gegevens van de onderneming en dat zowel de soorten productiefactoren als de bijbehorende hoeveelheden werden gebruikt zoals zij door de onderneming waren gemeld, waarbij alleen de waarden werden vervangen door een niet-verstoorde benchmark. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(217)

Ten derde merkte Airoldi op dat de klacht van de European Aluminium Association in feite een antisubsidieklacht was, aangezien in de klacht een aantal keer werd verwezen naar subsidies die beschikbaar waren gesteld aan de producenten van gewalste platte aluminiumproducten in de VRC. Airoldi voerde aan dat de klager, door de antidumpingklacht in te dienen en ervan uit te gaan dat de methode van het representatieve land automatisch van toepassing was, de essentie van de verschillende doelstellingen van de antisubsidie- en antidumpingonderzoeken trachtte te omzeilen. In het antisubsidieonderzoek ging het om oneerlijke handelspraktijken, die hun oorsprong vonden in het door de staat toegekende voordeel. Het antidumpingonderzoek betrof oneerlijke handelspraktijken van de individuele exporteurs. Airoldi merkte op dat de aanvaarding van dergelijke argumenten neerkomt op een schending van de eigenlijke doelstellingen van de basisverordeningen inzake antidumping en antisubsidie (106).

(218)

De Commissie herinnerde eraan dat overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening moet worden aangetoond dat verstoringen van betekenis in het betrokken land aanwezig zijn. In de klacht werd verwezen naar subsidies om het bestaan aan te tonen van verstoringen van betekenis in de VRC, overeenkomstig de eis in artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje (discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden). Het valt niet te ontkennen dat subsidies slechts één van de middelen zijn die overheden gebruiken om zich te mengen in de vrije marktwerking; zij vormen dan ook een aanzienlijk overheidsingrijpen volgens deze bepaling van de antidumpingbasisverordening. De klacht was bijgevolg volledig in overeenstemming met de bepalingen en de doelstellingen van de antidumpingbasisverordening. Het argument werd derhalve afgewezen.

(219)

Ten vierde merkte Airoldi op dat de klager had gesuggereerd dat de Commissie gebonden was door het beginsel van stare decisis met betrekking tot haar eerdere onderzoeken, volgens de punten 85 tot en met 87 van de klacht. Airoldi verklaarde dat een dergelijke redenering duidelijk onaanvaardbaar was met betrekking tot de basisnormen van bewijslast volgens de basisverordeningen inzake antidumping en antisubsidie. Volgens Airoldi berustte de toepassing van de methode van het representatieve land in haar geheel op slechts twee bewijsstukken: i) het verslag van de Commissie van 2017 en ii) het OESO-verslag. De klager heeft niet de nodige zorgvuldigheid betracht om het bestaan van specifieke regelingen vast te stellen, maar verwees naar specifieke maatregelen zoals die in de VRC van toepassing zijn en die uitsluitend de aluminiumsector in de VRC ten goede zouden komen. De argumenten waren niet onderbouwd en werden niet met bewijsmateriaal gestaafd. Daarom verzocht Airoldi dat de klacht zou worden verworpen omdat de klager niet had voldaan aan de eis inzake de bewijslast.

(220)

De Commissie herinnerde eraan dat de vaststelling van het bestaan van verstoringen van betekenis en de daaruit voortvloeiende toepassing van de in artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening voorgeschreven methode pas gebeurt op het moment van de voorlopige en/of definitieve mededeling en niet op het moment van inleiding. Op basis van het in de klacht opgenomen bewijsmateriaal, waaronder de twee verslagen, namelijk het landenrapport en het OESO-verslag, en de reeks objectieve bronnen waarnaar in die verslagen wordt verwezen, achtte de Commissie het door de klager overgelegde voorlopige bewijsmateriaal inzake de verstoringen van betekenis voldoende om het onderzoek op basis daarvan te openen, volledig in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, onder d), van de basisverordening, waarin de klagers specifiek de mogelijkheid krijgen om het landenrapport als bewijsmateriaal te gebruiken bij het indienen van een klacht. Met betrekking tot het landenrapport herinnerde de Commissie eraan dat dit een veelomvattend document is dat gestoeld is op uitgebreid objectief bewijsmateriaal, met inbegrip van wetgeving, verordeningen en andere officiële door de Chinese overheid gepubliceerde beleidsdocumenten, rapporten van derden zoals internationale organisaties, wetenschappelijke studies en artikelen van wetenschappers, en andere betrouwbare onafhankelijke bronnen. Het verslag is in december 2017 gepubliceerd en alle partijen hadden ruim de gelegenheid om het te weerleggen, aan te vullen of opmerkingen erover te maken overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening, maar de Commissie heeft geen opmerkingen of bewijsmateriaal ontvangen die het verslag ongeldig zouden maken. Wat de bevindingen uit eerdere onderzoeken betreft, zoals die in de punten 85 tot en met 87 van de klacht: deze vormen relevant bewijs, vooral omdat zij niet alleen betrekking hadden op de algemene verstoringen in hetzelfde land, maar specifiek op de verstoringen en situaties in de aluminiumsector, die zeer waarschijnlijk ook gevolgen hebben voor de producenten-exporteurs in dit onderzoek. Derhalve werden deze argumenten afgewezen.

(221)

Ten slotte ondersteunde Airoldi het argument van Xiamen Xiashun dat de prijzen voor aluminiumingots in China worden bepaald door de marktwerking, hetzij door de LME of de Shanghai Futures Exchange, plus een conversiepremie. Een soortgelijke opmerking werd ook ontvangen van de Jiangsu Alcha Group, die in haar antwoord op de vragenlijst verklaarde dat al haar aankopen gebaseerd waren op marktconforme onderhandelingen met haar leveranciers, en dat er geen sprake was van enige verstoringen van betekenis. De Jiangsu Alcha Group toonde bijvoorbeeld aan dat haar aankoopprijs voor aluminiumingots tijdens het onderzoektijdvak hoger lag dan de LME-prijs.

(222)

De Commissie merkte op dat aluminiumingots in de VRC aan een uitvoerheffing onderworpen zijn. De werking van deze specifieke uitvoerheffing verstoort de normale marktwerking doordat de uitvoer wordt beperkt en daardoor het binnenlandse aanbod van aluminiumingots voor aluminiumproducenten in China toeneemt. De Commissie verwierp derhalve het argument dat de prijzen van aluminiumingots in China vrij waren van staatsinmenging en door marktwerking tot stand kwamen. In dit verband is de werkelijk betaalde prijs niet doorslaggevend. Volgens de bevindingen in de punten 3.3.1.2 tot en met 3.3.1.9 werd niet met positief bewijs vastgesteld dat aluminiumingots niet door overheidsingrijpen werden beïnvloed. Deze verstoringen hebben ook betrekking op de binnenlandse leveranciers van aluminiumingots, die onderhevig zijn aan alle soorten verstoringen die in de VRC zijn vastgesteld, waaronder de kosten van elektriciteit, arbeid, toegang tot financiering enz.

3.3.1.12.   Algemene conclusie inzake verstoringen van betekenis

(223)

Aangezien de Commissie alle bovenstaande argumenten heeft verworpen, herbevestigt zij haar conclusie zoals vermeld in overweging 188 dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening niet passend was gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC.

(224)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Tegelijkertijd aanvaardde zij de prijzen voor staven titanium-boor-aluminium van één producent-exporteur die deze specifieke grondstof volledig van het Verenigd Koninkrijk betrok, zoals uiteengezet in overweging 204.

3.4.   Representatief land

3.4.1.   Algemene opmerkingen

(225)

De keuze van het representatieve land overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening werd gebaseerd op de volgende criteria:

1.

een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC. Hiervoor heeft de Commissie landen gekozen met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat volgens de database van de Wereldbank (107) vergelijkbaar is met dat van de VRC;

2.

productie van het betrokken product in dat land;

3.

beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land;

4.

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(226)

Zoals vermeld in de overwegingen 111 tot en met 113 heeft de Commissie in het dossier twee mededelingen over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde beschikbaar gesteld, waarover belanghebbenden om opmerkingen werd verzocht: de mededeling van 5 oktober (“eerste mededeling”) en die van 25 november (“tweede mededeling”). In deze mededelingen werden de feiten en het bewijsmateriaal beschreven die aan de relevante criteria ten grondslag liggen en werd ingegaan op de opmerkingen die van de partijen over deze elementen en de relevante bronnen waren ontvangen. De beoordeling door de Commissie van de feiten, het bewijsmateriaal en de conclusies kan als volgt worden samengevat.

3.4.2.   Een niveau van economische ontwikkeling vergelijkbaar met dat van de VRC

(227)

In de eerste mededeling identificeerde de Commissie 55 landen met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling als China. In het onderzoektijdvak heeft de Wereldbank deze landen op basis van het bruto nationaal inkomen ingedeeld als “hogermiddeninkomenslanden”. Zoals in de klacht werd vermeld, was echter bekend dat het onderzochte product slechts in zes van deze landen in aanzienlijke hoeveelheden werd geproduceerd, namelijk Brazilië, Indonesië, Rusland, Zuid-Afrika, Thailand en Turkije.

(228)

Indonesië, Zuid-Afrika en Rusland kenden in het onderzoektijdvak uitvoerbeperkingen voor aluminium, een van de belangrijkste grondstoffen voor de vervaardiging van het onderzochte product (108). Aangezien die beperkingen ook de invoerprijzen van deze grondstof zouden kunnen beïnvloeden en verstoren, heeft de Commissie geconcludeerd dat zij deze landen niet als geschikte representatieve landen zou beschouwen en heeft zij derhalve de beschikbaarheid van relevante openbare gegevens alleen voor Brazilië, Thailand en Turkije verder beoordeeld.

3.4.3.   Beschikbaarheid van relevante openbare gegevens in het representatieve land

(229)

In de eerste mededeling heeft de Commissie informatie verstrekt over relevante openbare gegevens, met name over de beschikbaarheid van financiële informatie van ondernemingen die het onderzochte product in Brazilië, Thailand en Turkije produceren, en over de invoer in deze landen van de grondstof voor de vervaardiging van het onderzochte product die door de belanghebbenden was geïdentificeerd.

(230)

Volgens de databank van de Global Trade Atlas (“GTA”) voerden Brazilië, Thailand en Turkije de meeste relevante grondstoffen in representatieve hoeveelheden in, zodat deze invoer als benchmark kon worden gebruikt om de normale waarde vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening. De Commissie heeft met openbaar beschikbare informatie (109) ook producenten in deze landen gevonden.

(231)

Na opmerkingen over de eerste mededeling te hebben ontvangen, heeft de Commissie de haar ter beschikking staande informatie geanalyseerd en kwam zij tot de conclusie dat de meest geschikte openbare gegevens beschikbaar waren voor de Braziliaanse onderneming Novelis do Brazil Ltda (“Novelis do Brasil”). In tegenstelling tot de in Thailand en Turkije gevonden producenten beschikte deze onderneming over volledige gecontroleerde jaarrekeningen op haar website (110), waarbij de financiële informatie negen maanden met het OT overlapte.

(232)

Daarom heeft de Commissie in de tweede mededeling voorgesteld Brazilië als geschikt representatief land voor de vaststelling van niet-verstoorde prijzen en benchmarks te selecteren en de gegevens van de Braziliaanse onderneming Novelis do Brasil te gebruiken om niet-verstoorde en redelijke bedragen aan VAA-kosten en winst vast te stellen voor de berekening van de normale waarde.

(233)

Verschillende belanghebbenden (111) maakten bezwaar tegen Brazilië als geschikt representatief land. Zij voerden voornamelijk aan dat het overheidsbeleid, het bestaan van verschillende belastingen (112) op ingevoerde producten en inefficiënties in verband met de productie van het onderzochte product in Brazilië tot uitzonderlijk hoge prijzen van het onderzochte product op de Braziliaanse markt en tot een onredelijke hoge winst van de Braziliaanse onderneming hebben geleid. Daarom zou de winst van de Braziliaanse onderneming Novelis do Brasil geen geschikte benchmark vormen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), laatste alinea, van de basisverordening (113).

(234)

Daarnaast wezen sommige belanghebbenden (Airoldi Metalli Spa en Xiamen Xiashun) er ook op dat de Braziliaanse autoriteiten op 29 juli 2020 een antidumpingonderzoek hebben geopend naar de invoer van Chinese aluminiumproducten in Brazilië (circulaire nr. 46 van 28 juli 2020 — “Circulaire 46” — van het Braziliaanse secretariaat voor buitenlandse handel — “Secex”) (114).

(235)

De productomschrijving van het in Circulaire 46 genoemde onderzoek overlapte grotendeels met de omschrijving van het betrokken product in het huidige onderzoek volgens de definitie in punt 2. In Circulaire 46 werden in geïndexeerde vorm ook bedrijfsresultaten van de klagers gepubliceerd (drie ondernemingen waaronder Novelis do Brasil), waaruit bleek dat de klagers in de periode 2015-2019 verliezen hebben geleden (115).

(236)

Op basis van dit nieuwe bewijsmateriaal, en ondanks het feit dat Circulaire 46 geconsolideerde geïndexeerde cijfers voor de drie klagende producenten bevat, achtte de Commissie het onwaarschijnlijk dat de gerapporteerde winst van Novelis do Brasil (19,4 % in de laatste financiële periode (116)) met betrekking tot het onderzochte product was behaald. Aangezien de onderneming een breed scala aan producten produceert (117), was de Commissie in dit verband van oordeel dat een dergelijke winst zeer waarschijnlijk, en grotendeels, werd behaald met andere door Novelis do Brasil vervaardigde producten, zoals producten voor de lucht- en ruimtevaartindustrie, de automobielsector en voor drankblikjes.

(237)

De Commissie kwam derhalve tot het voorlopige oordeel dat de gegevens van Novelis do Brasil geen geschikte benchmark vormden om redelijke cijfers voor VAA-kosten en winst voor het onderzochte product vast te stellen.

(238)

De Commissie heeft derhalve de respectieve verdiensten van Thailand en Turkije als mogelijk geschikte representatieve landen opnieuw beoordeeld. De enige openbaar beschikbare financiële gegevens van ondernemingen in Thailand en Turkije overlapten echter slechts ten dele met het OT. Bovendien lagen de operationele resultaten van deze ondernemingen in de meest recente financiële periode dicht bij de rentabiliteitsdrempel (118). Daarom was de Commissie van oordeel dat de gegevens van deze ondernemingen geen geschikte benchmark vormden voor de vaststelling van niet-verstoorde en redelijke cijfers voor winst en VAA-kosten.

(239)

Gezien deze situatie was de Commissie van oordeel dat gegevens van ondernemingen in een sector die een soortgelijk product produceert, in deze omstandigheden geschikt kunnen zijn. Deze conclusie werd niet lang voor de vaststelling van voorlopige maatregelen bereikt. In het licht van de beperkingen die voortvloeien uit de in de basisverordening vastgestelde dwingende termijnen heeft de Commissie derhalve besloten haar analyse voorlopig te baseren op de kennis en informatie die reeds beschikbaar waren in een ander lopend antidumpingonderzoek in dezelfde sector (aluminium), dat betrekking had op een soortgelijk product en een soortgelijke periode — aluminium extrusies (119). Aluminium extrusies zijn producten met dezelfde technische en fysieke kenmerken als gewalste platte aluminiumproducten. Wat het productieproces betreft, kan aluminium door extrusie, walsen of gieten tot verschillende producten worden gevormd. Geëxtrudeerd aluminium wordt gevormd tot aluminiumprofielen van verschillende vormen. Gewalste platte aluminiumproducten omvatten vlakke bladen, opgerolde bladen, plaat en folie. Bovendien worden deze producten vaak geproduceerd door dezelfde ondernemingen als die welke gewalste platte aluminiumproducten vervaardigen, of binnen dezelfde groep.

(240)

De Commissie zal haar onderzoek voortzetten en indien zij nieuwe en geschikte gegevens van de potentiële representatieve landen verkrijgt, kan de situatie opnieuw worden beoordeeld.

(241)

Gezien de gelijkenissen tussen de AFRP’s en de aluminiumextrusieproducten, en gezien het feit dat de desbetreffende gegevens openbaar beschikbaar waren (120), heeft de Commissie derhalve voorlopig besloten gebruik te maken van gegevens van de ondernemingen die aluminium extrusies produceren, aangezien die gegevens volgens de Commissie representatief waren voor de situatie van ondernemingen die gewalste platte aluminiumproducten vervaardigen.

3.4.4.   Niveau van sociale en milieubescherming

(242)

Aangezien was vastgesteld dat Turkije in dit stadium van het onderzoek op grond van alle voornoemde factoren het geschikte representatieve land was, hoefde er geen beoordeling van het niveau van sociale en milieubescherming plaats te vinden conform artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, laatste zin, van de basisverordening.

3.4.5.   Conclusie

(243)

In het licht van bovenstaande analyse heeft de Commissie voorlopig besloten Turkije te beschouwen als het geschikte representatieve land in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening.

3.5.   Bronnen aan de hand waarvan niet-verstoorde kosten voor productiefactoren worden vastgesteld

(244)

Op basis van de informatie die belanghebbenden hebben verstrekt en andere relevante informatie over het dossier, heeft de Commissie, in de eerste mededeling, een initiële lijst opgesteld van productiefactoren zoals materialen, energie en arbeid die bij de productie van het onderzochte product worden gebruikt.

(245)

Overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening heeft de Commissie ook bronnen vastgesteld die moeten worden gebruikt voor de berekening van niet-verstoorde prijzen en benchmarks. De voornaamste bron die de Commissie voorstelde te gebruiken was de Global Trade Atlas (de “GTA”). Tot slot stelde de Commissie in dezelfde mededeling de codes van het geharmoniseerd systeem (GS-codes) voor productiefactoren vast, die op basis van de door de belanghebbenden verstrekte informatie aanvankelijk bedoeld waren om te worden gebruikt voor de GTA-analyse.

(246)

De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken en openbaar beschikbare informatie voor te stellen over niet-verstoorde waarden voor elk van de in die mededeling genoemde productiefactoren.

(247)

Vervolgens heeft de Commissie in de tweede mededeling de lijst van productiefactoren bijgewerkt op basis van de opmerkingen van de partijen en de informatie die de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de antwoorden op de vragenlijst hebben verstrekt.

(248)

Aan de hand van alle door de belanghebbenden verstrekte informatie werden de volgende productiefactoren en hun bronnen vastgesteld met betrekking tot Turkije om de normale waarde vast te stellen overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening:

Tabel 2

Productiefactoren en informatiebronnen

Grondstoffen

Goederencodes in Turkije

Waarde

Meeteenheid

Aluminiumlegeringen

760120800000

14,01

kg

Aluminiumpoeder

281820

6,94

kg

Aluminiumingot

760110

12,73

kg

Vloeibaar aluminium

760110000000 — verwerkingskosten

12,20

kg

Aluminiumfluoride

282612

10,37

kg

Resten en afval van aluminium

760200190000

11,01

kg

Aluminium slabs

760120200000

13,91

kg

Kathodenkoper

740329

39,47

kg

Koudgewalste rollen

760612920000

26,06

kg

Warmgewalste rollen

760612930000

760612990000

31,86

kg

Warmgewalste platen

760612990000

36,02

kg

Magnesiumingot

810411

19,50

kg

Smeltmiddel koper voor legeringen

740329

39,47

kg

Smeltmiddel ijzer voor legeringen

720299300000

720299800000

10,88

kg

Smeltmiddel mangaan voor legeringen

811100

15,59

kg

Petroleumcokes

271311

0,42

kg

Pek

270810

3,82

kg

Walsolie

271012110000

3,17

kg

Ketelkolen

270119000000

0,59

kg

Titanium-koolstofdraad

760521

21,77

kg

Zinkingot

790111

15,93

kg

Snelsmeltmiddel silicium voor legeringen

280469

18,38

kg

IJzer voor legeringen

732690

37,13

kg

Chroom voor legeringen

811221

54,20

kg

Aluminiumslakken

262040

7,59

kg

Afvalolie

340399

33,3

kg

Arbeid

Arbeid

N.v.t.

42,21

uur

Energie

Elektriciteit

N.v.t.

0,62

KWh

Gas

N.v.t.

1,95

m3

Water

N.v.t.

5,21

m3

Bijproduct/afval

Resten en afval van aluminium

760200190000

11,01

kg

3.5.1.   In het productieproces gebruikte grondstoffen

(249)

Om de niet-verstoorde prijs van grondstoffen vast te stellen, is de Commissie uitgegaan van de gewogen gemiddelde invoerprijs (cif) in het representatieve land, zoals gerapporteerd in de GTA, uit alle derde landen, met uitzondering van de VRC en de landen die geen lid zijn van de WTO en die zijn opgenomen in bijlage 1 bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad (121). De Commissie heeft besloten de invoer uit de VRC uit te sluiten, omdat zij tot de conclusie was gekomen dat het wegens de aanwezigheid van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten in China te gebruiken (zie de overwegingen 188 tot en met 224 hierboven). Aangezien er geen bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat dezelfde verstoringen niet gelijkelijk gevolgen hebben voor de voor de uitvoer bestemde producten, was de Commissie van mening dat die verstoringen gevolgen hebben gehad voor de uitvoer. De gewogen gemiddelde invoerprijs werd, waar nodig, gecorrigeerd voor invoerrechten.

(250)

Voor een klein aantal productiefactoren vertegenwoordigden de werkelijk gemaakte kosten door de medewerkende producenten-exporteurs een verwaarloosbaar percentage van de totale grondstofkosten in het tijdvak van het nieuwe onderzoek. Aangezien de voor deze factoren gebruikte waarde geen merkbare invloed had op de berekeningen van de dumpingmarge, ongeacht de gebruikte bron, behandelde de Commissie deze productiefactoren als hulpstoffen, zoals uiteengezet in overweging 13.

(251)

De Commissie heeft de vervoerskosten van de meewerkende producenten-exporteurs voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde kosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming.

(252)

De Commissie merkte op dat aluminiumvloeistof, wat door een van de ondernemingen binnen de Nanshan-groep als basisproduct werd gebruikt, niet over lange afstanden kon worden vervoerd en dat voor deze grondstof geen internationale benchmark bestond. Daarom besloot de Commissie als alternatief de niet-verstoorde prijs van aluminiumingots, ingedeeld onder GS-code 7601 10, als benchmark te gebruiken, na aftrek van de verwerkingskosten die de betrokken onderneming maakt om de aluminiumvloeistof om te zetten in ingots (122), uitgedrukt als percentage.

(253)

Na de bekendmaking van de tweede mededeling herhaalde de Nanshan Group het argument dat zij na de bekendmaking van de eerste mededeling had aangevoerd, namelijk dat de resten en afval van aluminium die zij gebruikte om het onderzochte product te produceren dezelfde aluminiumzuiverheid hadden als afgewerkte goederen en dat dit product, wat het gebruik betreft, in het gietstadium op dezelfde wijze werd gerecycled als aluminiumingots. Volgens de Nanshan Group had de door de Commissie in de eerste en tweede mededeling vermelde GS-code dus betrekking op een ander product, namelijk op resten en afval van aluminium van verschillende bronnen, met een lagere zuiverheid en een anders samengestelde legering.

(254)

De Commissie heeft dit argument onderzocht. Op basis van het door de Nanshan Group tijdens de controles op afstand overgelegde bewijsmateriaal merkte de Commissie op dat de resten en afval van aluminium die door de verschillende ondernemingen binnen de Nanshan Group werden gebruikt (en verkocht), niet op hetzelfde niveau werden geprijsd als aluminiumingots, maar dat afhankelijk van de kwaliteit een korting van 2-9 % werd toegepast om de zuiverheid van het materiaal weer te geven. Daarmee werd dus bevestigd dat de prijs van de aluminiumingots hoger was dan de prijs van resten en afval van aluminium.

(255)

De Commissie merkte ook op dat de relevante goederencode in de Turkse nomenclatuur een categorie met de naam fabricageresten en -afval kende (met een meer specifieke goederencode 760200190000), die in vergelijking met de resten en het afval met de goederencode 760200 900000 beter het soort resten en afval leek weer te geven dat door de Nanshan Group wordt verbruikt en geproduceerd. Tot slot herhaalde de Commissie dat zij geen bewijsmateriaal had ontvangen over de bijzondere samenstelling van de resten en afval van aluminium die onder de genoemde GS-code worden ingevoerd om de bewering te staven dat het om materiaal gaat met een lagere zuiverheid en een anders samengestelde legering. Daarom besloot de Commissie als benchmark de invoerprijs onder goederencode 760200190000 te gebruiken, en niet de invoerprijs voor een ingot zoals door de onderneming was voorgesteld.

(256)

De Nanshan Group voerde ook aan dat de GTA-prijs op basis van de GS-codes geen onderscheid maakte naar eindgebruik en legering van de rollen aluminium, terwijl een zeer groot deel van de ingevoerde rollen, gezien de hoeveelheid, kon worden gebruikt voor producten die niet onder de productomschrijving vielen, namelijk voor de automobielsector, de lucht- en ruimtevaartindustrie of als materiaal voor conservenblikken. De Nanshan Group voerde aan dat de prijzen van de verschillende legeringen en eindgebruiken aanzienlijk varieerden, en dat de gemiddelde prijs in de GTA volgens haar daarom geen specifieke vervangende waarde bood voor de rollen aluminium die de Nanshan Group voor de productie van het onderzochte product had verbruikt. De Nanshan Group stelde voor om, in plaats van de GTA-prijzen als benchmark te nemen, uit te gaan van de in de CRU-verslagen vermelde prijzen wat betreft de prijs van de basisaluminiumfolie van legering 1050, die naar haar mening qua chemische samenstelling veel gelijkenis vertoont met de basisaluminiumfolie van legering 8079.

(257)

De Commissie heeft dit argument onderzocht. Ten eerste merkte zij op dat volgens de Turkse nomenclatuur de GS-code die als maatstaf voor de berekening van de voorlopige marge werd gebruikt, in tegenstelling tot wat Nanshan beweerde, de grootste groep producten die buiten de productomschrijving viel uitsloot, namelijk producten die bestemd zijn voor de conservenindustrie. Ten tweede werd in de Turkse nomenclatuur aan de hand van de specifieke goederencodes een onderscheid gemaakt tussen verschillende diktes en kon derhalve een nauwkeuriger uitsplitsing worden gemaakt tussen de verschillende productsoorten, in vergelijking met de prijzen in het CRU-verslag die slechts betrekking hadden op één bepaalde dikte. Ten derde hadden de prijzen in de CRU-verslagen betrekking op markten in de Unie en kwamen zij dus niet overeen met de prijzen in een land met een vergelijkbaar niveau van economische ontwikkeling. Daarom oordeelde de Commissie dat de in de GTA vermelde prijzen voor de ingevoerde rollen geschikter waren als benchmark voor de vaststelling van de normale waarde dan de prijzen die in het CRU-verslag werden vermeld. De Commissie verwierp derhalve het argument en besloot als benchmark de invoerprijs onder goederencode 760612920000 voor koudgewalste rollen, het gemiddelde van goederencode 760612930000 en goederencode 760612990000 voor warmgewalste rollen en goederencode 760612990000 voor platen te gebruiken.

(258)

De Nanshan Group voerde ook aan dat de Commissie voor ketelkolen niet mocht afgaan op de invoerprijzen van kolen in de GTA-databank, aangezien de in Turkije ingevoerde hoeveelheden voor 2019 verwaarloosbaar waren. In plaats daarvan zou de Commissie de prijzen van thermische cokes en petroleumcokes in het verslag van het IHS (123) in aanmerking kunnen nemen.

(259)

De Commissie merkte in de eerste plaats op dat er geen aanwijzingen waren dat de prijs in de GTA-databank van de ingevoerde hoeveelheid (van meer dan 500 ton) niet representatief was voor een marktprijs of dat de prijs in de GTA-databank wezenlijk anders zou zijn geweest indien de ingevoerde hoeveelheid groter was geweest. Ten tweede hadden de prijzen in het voorgelegde verslag, behalve op China, slechts betrekking op vijf andere landen, namelijk Australië, India, Rusland, Zuid-Afrika en Indonesië. Deze prijzen varieerden afhankelijk van de regio en het land. De Commissie vond geen overtuigend bewijs dat de prijzen in die landen representatiever zouden zijn voor een internationale niet-verstoorde prijs dan de prijzen in het representatieve land. De Commissie verwierp derhalve dit argument en besloot de invoerprijs van de kolen in Turkije als benchmark te gebruiken.

3.5.2.   Arbeid

(260)

Om de benchmark voor loonkosten vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de meest recente, door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde statistieken (124). Dit instituut publiceert uitvoerige informatie over lonen in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft de benchmark vastgesteld op basis van de loonkosten per uur voor de economische activiteit C.24 (vervaardiging van metalen in primaire vorm) (125). De waarden werden gecorrigeerd voor inflatie met behulp van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde binnenlandse-producentenprijsindex (126).

3.5.3.   Elektriciteit

(261)

Om de benchmarkprijs voor elektriciteit vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde elektriciteitsprijzen voor bedrijven (industriële gebruikers) in Turkije (127). De benchmark is vastgesteld op basis van de op 25 maart 2020 gepubliceerde elektriciteitsprijs. De prijs heeft betrekking op het tweede semester van 2019. De Commissie heeft gebruikgemaakt van de gegevens over de industriële elektriciteitsprijzen in de overeenkomstige verbruikscategorie, namelijk respectievelijk 2 000 ≤ T < 20 000 MWh voor middelgrote verbruikers en > 150 000 MWh voor zeer grote verbruikers.

3.5.4.   Gas

(262)

Om de benchmark voor gas vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde gasprijzen voor bedrijven (industriële gebruikers) in Turkije. De prijzen verschilden per verbruiksvolume (128). De Commissie heeft gebruikgemaakt van de desbetreffende prijzen voor middelgrote of grote verbruikers. De Commissie gebruikte als benchmark de meest recente gegevens met betrekking tot het tweede semester van 2019.

(263)

Voor zowel elektriciteit als gas gebruikte de Commissie nettoprijzen (zonder btw).

3.5.5.   Water

(264)

De prijs van water in Turkije wordt gepubliceerd door de Water- en Rioleringsadministratie van Istanbul (ISKI), de Water- en Rioleringsadministratie van Eskişehir en de Water- en Rioleringsadministratie van Antalya (129). Om de benchmarkprijs voor water vast te stellen, maakte de Commissie gebruik van een gemiddelde industrieprijs in de regio Istanbul, de Georganiseerde Industriële Zone van Eskişehir en van prijzen in de Georganiseerde Industriële Zone van Antalya waarvoor de relevante informatie openbaar beschikbaar was.

3.5.6.   VAA-kosten en winst

(265)

Volgens artikel 2, lid 6 bis, onder a) van de basisverordening geldt het volgende: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”

(266)

Om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de VAA-kosten en de winst van de vijf ondernemingen in Turkije die waren gevonden in het antidumpingonderzoek voor het soortgelijke product, namelijk aluminiumextrusieproducten, zoals uiteengezet in de overwegingen 239 tot en met 241. Daarom heeft de Commissie voor de financiële gegevens over 2018 dezelfde cijfers gebruikt als in de recente verordening tot instelling van voorlopige maatregelen ten aanzien van dat product in het kader van de lopende antidumpingprocedure met betrekking tot aluminium extrusies (130). De vijf gebruikte bedrijven zijn:

1.

Alugen Aluminyum Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi;

2.

Eksal Aluminyum Kalip Sanayi Ve Ticaret Limited Sirketi;

3.

Gensa Aluminyum Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi;

4.

Onat Aluminyum Sanayi Ticaret Anonim Sirketi, en

5.

Okyanus Aluminyum Sanayi Ticaret Anonim Sirketi.

(267)

In dit onderzoek werd uitgegaan van dezelfde gewogen gemiddelde winst van 7,2 % en van hetzelfde gewogen gemiddelde aandeel aan VAA-kosten van 12,2 %.

3.5.7.   Berekening van de normale waarde

(268)

Op basis van de hierboven beschreven niet-verstoorde prijzen en benchmarks heeft de Commissie de normale waarde per productsoort in het stadium af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening.

(269)

Om de niet-verstoorde productiekosten vast te stellen voor elke rechtspersoon die het betrokken product vervaardigt en uitvoert, heeft de Commissie voor elke producent de zowel van verbonden als van niet-verbonden partijen aangekochte productiefactoren vervangen door de in tabel 2 vermelde productiefactoren.

(270)

Volgens de Nanshan Group moest de normale waarde voor de groep op geconsolideerde wijze worden berekend, d.w.z. de Commissie zou alleen moeten overwegen de prijzen van de productiefactoren die de groep aan het begin van het productieproces van een niet-verbonden partij kocht, te vervangen door de benchmarkprijzen. Daarom was zij van mening dat de Commissie de verkoop van tussenproducten binnen de groep buiten beschouwing moest laten. De Nanshan Group verwees in het bijzonder naar de praktijk van de Commissie met betrekking tot het begrip “één enkele economische eenheid” voor de vaststelling van de uitvoerprijs. De groep voerde met name aan dat alle ondernemingen binnen de groep onder het zeggenschap stonden van één rechtspersoon, dat er geen schriftelijk contract voor de verkoop tussen de ondernemingen bestond, dat de ondernemingen in dezelfde fabriek of in de nabijheid daarvan waren gevestigd, dat de productietypen elkaar niet overlapten, dat de downstreamproductie afhankelijk is van de upstreamproductie, en ten slotte dat de ondernemingen geen onafhankelijke uitvoer hebben.

(271)

De Commissie merkte op dat de productie van verschillende productsoorten en/of verschillende stappen in het productieproces binnen de groep inderdaad was opgesplitst tussen de ondernemingen binnen de groep, en dat de afzonderlijke ondernemingen voor hun productie gebruikmaakten van de basisproducten die afkomstig waren van een verbonden onderneming binnen de groep. De verkoop binnen de groep omvatte de verkoop van grondstoffen (bijvoorbeeld aluminiumvloeistof), energie (bijvoorbeeld elektriciteit) en ook het betrokken product dat verder werd gebruikt als basisproduct door een downstreamonderneming (bijvoorbeeld koudgewalste rollen die door een van de ondernemingen werd gebruikt voor de productie van aluminiumfolie).

(272)

In antwoord hierop merkte de Commissie op dat het argument van de Nanshan Group verband houdt met de berekening van een normale waarde voor de verschillende producenten-exporteurs binnen de groep. Wanneer het betrokken product door verschillende entiteiten binnen een groep wordt geproduceerd en uitgevoerd, is het de praktijk van de Commissie om voor elke afzonderlijke onderzochte productsoort die binnen een groep ondernemingen naar de Unie wordt uitgevoerd, voor elke individuele producent-exporteur afzonderlijk een normale waarde vast te stellen op basis van de specifieke gegevens (hier de productiefactoren) van die producent-exporteur. In het verzoek om de normale waarde op geconsolideerde basis vast te stellen, wordt op kunstmatige wijze aangenomen dat de groep één enkele geïntegreerde producent vormt. Zoals hierboven uiteengezet, is dit niet het geval. De verschillende producerende ondernemingen van de groep produceren het betrokken product afzonderlijk. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.

(273)

Ten eerste heeft de Commissie de niet-verstoorde productiekosten vastgesteld op basis van productiefactoren die door elk van de ondernemingen zijn aangekocht. De niet-verstoorde kosten per eenheid zijn vervolgens toegepast op het werkelijke verbruik van de individuele productiefactoren van elk van de medewerkende producenten-exporteurs. De Commissie verminderde de productiekosten met de niet-verstoorde kosten van bijproducten die in het productieproces werden hergebruikt.

(274)

Ten tweede heeft de Commissie, om tot de totale niet-verstoorde productiekosten te komen, de algemene productiekosten erbij opgeteld. De algemene productiekosten van de medewerkende producenten-exporteurs werden verhoogd met de kosten van grondstoffen en hulpstoffen waarnaar in overweging 250 wordt verwezen, en vervolgens uitgedrukt als percentage van de werkelijke productiekosten van elk van de producenten-exporteurs. Dit percentage werd toegepast op de niet-verstoorde productiekosten.

(275)

Tot slot telde de Commissie de VAA-kosten en de winst daarbij op, zoals vastgesteld op basis van de vijf Turkse ondernemingen (zie punt 3.5.6). De VAA-kosten, uitgedrukt als percentage van de productiekosten en toegepast op de niet-verstoorde totale productiekosten, kwamen uit op 15,16 %. De winst, uitgedrukt als percentage van de kosten van de verkochte goederen en toegepast op de niet-verstoorde totale productiekosten, bedroeg 9,07 %.

(276)

Op basis daarvan heeft de Commissie de normale waarde per productsoort af fabriek berekend overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening.

3.5.8.   Uitvoerprijs

(277)

Wanneer de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs van de Nanshan Group het betrokken product naar de Unie uitvoerden, hetzij direct naar onafhankelijke afnemers of via verbonden ondernemingen in China of in derde landen, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(278)

Twee ondernemingen binnen de Nanshan Group verkochten het betrokken product ook aan de Unie via een andere verbonden onderneming in de Unie die als importeur optrad. Voor deze verkoop werd de uitvoerprijs berekend overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst werd doorverkocht aan onafhankelijke afnemers in de Unie. De gemaakte correcties hielden verband met alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten en de winst, om een betrouwbare uitvoerprijs, grens Unie, vast te stellen.

(279)

Een andere in de steekproef opgenomen onderneming, Xiamen Xiashun, voerde alle betrokken producten direct naar onafhankelijke afnemers in de Unie uit. Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening was de uitvoerprijs voor deze verkoop dus de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het betrokken product dat met het oog op uitvoer naar de Unie werd verkocht.

3.5.9.   Vergelijking

(280)

De normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(281)

Met het oog op een billijke vergelijking heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. De uitvoerprijs werd gecorrigeerd voor vervoer, verzekering, laden, overlading en lossing, verpakking, kortingen, kredietkosten, bankkosten en andere invoerheffingen.

(282)

Alle uitvoer van het betrokken product door de Nanshan Group vond plaats via een binnenlandse handelsonderneming in China die zij volledig in eigendom had; die handelsonderneming verkocht het product rechtstreeks aan onafhankelijke afnemers of via een verbonden handelsonderneming in Singapore. De Nanshan Group voerde aan dat deze binnenlandse handelsonderneming fungeerde als de interne verkoopafdeling van de productieondernemingen. Op basis van een beoordeling van het thans beschikbare bewijsmateriaal heeft de Commissie het argument voorlopig aanvaard en heeft zij geen correctie ingevolge artikel 2, lid 10, onder i), toegepast.

(283)

De Jiangsu Alcha Group voerde haar volledige productie van het betrokken product via verbonden handelaars in China en Hongkong uit. Een van de ondernemingen binnen de Nanshan Group verkocht het betrokken product ook deels aan de Unie via een verbonden handelaar in Singapore, zoals vermeld in de vorige overweging. Voor deze verkopen corrigeerde de Commissie derhalve de uitvoerprijzen van deze ondernemingen overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening, aangezien deze handelaars optraden als op commissiebasis werkende agenten. De correctie kwam overeen met de VAA-kosten en de winst van de handelaar.

3.5.10.   Dumpingmarges

(284)

Overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening heeft de Commissie voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product om de dumpingmarge te berekenen.

(285)

Voor de ondernemingen binnen de Nanshan Group berekende zij individuele dumpingmarges voor elk van de ondernemingen binnen de groep, om vervolgens een gewogen dumpingmarge voor de hele groep te berekenen.

(286)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend op grond van artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs.

(287)

Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 67,1 %.

(288)

Wat alle andere producenten-exporteurs in de VRC betreft, werd de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat — van het betrokken land.

(289)

De mate van medewerking is in dit geval laag, aangezien de uitvoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor slechts ongeveer 40 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie achtte het derhalve passend de dumpingmarge voor het hele land, die voor alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs geldt, vast te stellen op het niveau van de hoogste marge die was vastgesteld voor productsoorten die in representatieve hoeveelheden werden verkocht, op basis van de gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs. De op deze wijze vastgestelde dumpingmarge bedraagt 183,3 %.

(290)

De voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring, zijn als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Jiangsu Alcha Aluminum Group Co., Ltd

88,3 %

Nanshan Group

122,1 %

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd

30,0 %

Andere medewerkende ondernemingen

68,5 %

Alle andere ondernemingen

183,7 %

4.   SCHADE

4.1.   Inleidende opmerking

(291)

Zoals aangegeven in overwegingen 50 tot en met 52, eindigde de overgangsperiode voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk op 31 december 2020 en was het Verenigd Koninkrijk vanaf 1 januari 2021 niet langer onderworpen aan het recht van de Unie. Daarom heeft de Commissie de belanghebbenden verzocht bijgewerkte informatie op EU-27-basis te verstrekken. Gezien het vergevorderde stadium van de voorlopige fase waarin om deze bijgewerkte gegevens werd verzocht, werden de voorlopige bevindingen van de Commissie, met uitzondering van de prijsonderbieding, gebaseerd op gegevens van de EU-28, om redenen die in de volgende overweging worden uiteengezet.

(292)

De Commissie kwam na een analyse van de informatie in het dossier tot de voorlopige conclusie dat de gegevens van de EU-28 in dit stadium passend waren. De reden hiervoor is dat de gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de Unie voor de schadeanalyse beperkt leken te zijn. De verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie aan het VK vertegenwoordigde minder dan 5 % van hun totale verkoop aan niet-verbonden afnemers in de EU. Er is slechts één producent van AFRP’s in het VK. De Chinese uitvoer naar het VK bleef stabiel en hield gelijke tred met de uitvoer naar de EU, en ook de uitvoer van het VK naar de EU bleef stabiel.

(293)

In elk geval zullen de bevindingen inzake schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie in het definitieve stadium opnieuw worden beoordeeld op basis van gegevens van de EU-27, en zo nodig worden gewijzigd. Deze bevindingen zullen openbaar worden gemaakt en de partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld opmerkingen te maken.

4.2.   Omschrijving van de bedrijfstak van de Unie en productie in de Unie

(294)

Tijdens het onderzoektijdvak werd het soortgelijke product door meer dan twintig producenten in de Unie vervaardigd. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(295)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 1 907 127 ton. De Commissie heeft dat cijfer vastgesteld op basis van de gegevens van European Aluminium over de productie in de Unie, die op betrouwbaarheid en volledigheid zijn getoetst aan informatie die door producenten in de Unie is verstrekt, waaronder de gegevens van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Zoals vermeld in overweging 35 werd een steekproef samengesteld van drie producenten in de Unie die meer dan 35 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

4.3.   Vaststelling van de relevante markt van de Unie

(296)

Om vast te stellen of de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden en om het verbruik en de verschillende economische indicatoren betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie vast te stellen, heeft de Commissie onderzocht of en in welke mate bij de analyse rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde soortgelijke product.

(297)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, heeft de Commissie gegevens verzameld over de volledige activiteit van AFRP’s en heeft zij bepaald of de productie voor intern gebruik dan wel voor de vrije markt bestemd was.

(298)

De Commissie heeft geconstateerd dat een zeer klein deel van de productie van de producenten in de Unie bestemd was voor de markt voor intern gebruik, zoals blijkt uit tabel 3 hieronder. De markt voor intern gebruik groeide in de beoordelingsperiode, maar bleef op een zeer laag niveau, namelijk minder dan 1,5 % van het verbruik. In voorkomend geval worden de cijfers voor de markt voor intern gebruik afzonderlijk verstrekt en beoordeeld. Voor andere indicatoren, zoals productie, capaciteit, productiviteit, werkgelegenheid en lonen, hebben de hieronder vermelde cijfers betrekking op de activiteit in haar geheel en was een scheiding van de cijfers derhalve niet gerechtvaardigd.

(299)

Zoals vermeld in punt 2.3.1 verzocht de niet in de steekproef opgenomen producent-exporteur Huafon om AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector uit te sluiten van de productomschrijving van dit onderzoek. Bij gebrek aan een dergelijke uitsluiting verzocht hij om een segmentspecifieke analyse met betrekking tot dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie voor AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector. Om zijn verzoek te ondersteunen, voerde de producent-exporteur aan dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector gelijkenissen vertoonden met de zaken betreffende aluminium wielen (131), waarin verschillende distributiekanalen werden vastgesteld (“Original Equipment Manufacturer” vs. “aftermarket”), zodat een analyse per segment gerechtvaardigd was. Hij verwees ook naar de verslagen van de Beroepsinstantie in de zaak China — HP-SSST (Japan)/China — HP-SSST (EU) (132), zonder evenwel uit te leggen hoe deze rechtspraak precies van toepassing zou zijn op de feiten van deze zaak.

(300)

Zoals in de overwegingen 62 tot en met 80 is uiteengezet, werd geconstateerd dat AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector dezelfde fysische, technische en chemische basiskenmerken hebben als andere AFRP’s en dus onder de productomschrijving van het onderzoek vallen. De Commissie concludeerde ook dat er geen redenen in het belang van de Unie waren om het product van het onderzoek uit te sluiten.

(301)

Wat de verwijzing naar de zaken betreffende aluminium wielen betreft, zijn er geen duidelijke grenzen tussen AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector en andere AFRP’s wat de distributiekanalen betreft. Zoals in overweging 74 is uiteengezet, zijn AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector immers niet de enige producten die voor de automobielindustrie bestemd zijn. Het onderzochte product omvat andere automobielproducten, zoals structurele onderdelen voor automobieltoepassingen (chassis, componenten), die ook worden verkocht aan eersterangstoeleveranciers.

(302)

En hoewel deze producent-exporteur niet verwees naar specifieke elementen van het verslag van de Beroepsinstantie in HP-SSST waarnaar in overweging 299 wordt verwezen, zijn de feiten in het onderhavige onderzoek anders. In de genoemde zaak waren de prijsverschillen tussen de verschillende klassen in kwestie zeer aanzienlijk (+ 100 of + 200 %). In de onderhavige zaak is er daarentegen geen significant prijsverschil tussen AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector en andere AFRP’s dat op een duidelijke scheidingslijn tussen dit product en andere AFRP’s zou hebben gewezen. De analyse in HP-SSST is dus van toepassing op een specifieke feitelijke situatie in die zaak en kan niet worden geëxtrapoleerd naar de onderhavige zaak, waarvoor de analyse plaatsvond op basis van PCN’s. Er wordt aan herinnerd dat de Chinese onderzoekende autoriteit geen vergelijkingsmethode op basis van PCN’s toepast. Hoe dan ook bestaat er geen wettelijke verplichting voor de Commissie om in alle gevallen een segmentanalyse uit te voeren — noch in de basisverordening, noch in de antidumpingovereenkomst van de WTO — en wijst niets in de HP-SSST-verslagen erop dat de Beroepsinstantie een dergelijk standpunt heeft ingenomen. De Commissie heeft dit verzoek om een segmentspecifieke analyse derhalve afgewezen.

(303)

De in de steekproef opgenomen producent-exporteur Xiamen Xiashun voerde aan dat de klacht geen betrekking had op basisaluminiumfolie. De producent-exporteur verzocht om een segmentspecifieke analyse omdat basisaluminiumfolie verschilde van de andere producten die als gewone bladen werden omschreven en via een ander distributiekanaal werd verkocht. Hij voerde ook aan dat basisaluminiumfolie door zeer weinig ondernemingen werd verkocht en hoofdzakelijk op de markt voor intern gebruik werd geproduceerd en verbruikt. Om zijn verzoek te ondersteunen, voerde de producent-exporteur aan dat basisaluminiumfolie voor de automobielsector gelijkenissen vertoonde met de zaken betreffende aluminium wielen (133), waarin verschillende distributiekanalen werden vastgesteld (“Original Equipment Manufacturer” vs. “aftermarket”), zodat een analyse per segment gerechtvaardigd was. Hij verwees ook naar de rechtspraak van de Beroepsinstantie in de zaak China — HP-SSST (Japan)/China — HP-SSST (EU) (134), zonder daar nader op in te gaan. Ten slotte voerde zij aan dat zij in de klacht niet als producent werd vermeld en dat haar producten niet duidelijk werden genoemd.

(304)

Het feit dat een producent door de klager niet als een producent-exporteur werd vermeld, betekent niet dat zij niet bij een procedure is betrokken of dat zijn producten niet onder de procedure vallen. Het is immers normaal dat klagers niet op de hoogte zijn van alle bestaande producenten in een bepaald land en derhalve kan niet worden verwacht dat de lijst die daarbij wordt verstrekt volledig is.

(305)

Basisaluminiumfolie valt onder de productomschrijving in de overwegingen 55 tot en met 61 en kan aan de hand van de in het onderzoek voorziene productcodering worden ingedeeld op basis van dikte, vorm, gebruikt materiaal, afwerking en harding. Het heeft dezelfde chemische, technische en fysische basiskenmerken als andere AFRP’s, aangezien zij voor meer dan 95 % uit zuiver aluminium bestaan. Voorts zijn zij vervaardigd van dezelfde of soortgelijke legeringen en hebben zij dezelfde of een soortgelijke afwerking, harding en dikte als andere AFRP’s.

(306)

Wat de distributiekanalen betreft, zijn er geen duidelijke grenzen tussen basisaluminiumfolie en andere AFRP’s. In zijn argument verwees Xiamen Xiashun naar de zaak van de aluminium wielen (135) waar een onderscheid werd gemaakt tussen de marktsegmenten “OEM” en “aftermarket”. In het onderhavige geval is de situatie echter anders, aangezien basisaluminiumfolie niet wordt verkocht aan een ander marktsegment dan andere AFRP’s. Omdat basisaluminiumfolie, zoals andere AFRP’s, specifieke kenmerken heeft, wordt dit product verkocht aan industriële gebruikers die het verwerken tot een ander product. Dit geldt bijvoorbeeld voor PP-capsules, die van AFRP’s worden gemaakt. Uit het onderzoek bleek ook dat de producenten in de Unie dergelijke producten in aanzienlijke hoeveelheden verkochten. Op vergelijkbare wijze verkochten de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie ook de door de andere in de steekproef opgenomen producenten uitgevoerde producten, ongeacht hun vermeende segment. Daarnaast is er, in tegenstelling tot in het verslag van de Beroepsinstantie over HP-SSST beschreven situatie, in het onderhavige geval geen significant prijsverschil tussen basisaluminiumfolie en andere AFRP’s, wat dit product ondubbelzinnig van andere AFRP’s had kunnen onderscheiden. Er wordt ook aan herinnerd dat de Chinese onderzoekende autoriteit geen vergelijkingsmethode op basis van PCN’s toepast. Bovendien bestaat er, zoals vermeld in overweging 302, geen wettelijke verplichting voor de Commissie om in alle gevallen een segmentanalyse uit te voeren — noch in de basisverordening, noch in de antidumpingovereenkomst van de WTO — en wijst niets in HP-SSST erop dat de Beroepsinstantie een dergelijk standpunt heeft ingenomen. Op basis hiervan heeft de Commissie het verzoek om een segmentspecifieke analyse afgewezen.

(307)

De importeur Airoldi verzocht een segmentspecifieke analyse van zachte en harde legeringen met het argument dat er talrijke producenten van AFRP’s met zachte legeringen waren en slechts een paar producenten voor harde legeringen. De onderneming voerde ook aan dat er onvoldoende productiecapaciteit voor harde legeringen was.

(308)

Airoldi heeft geen bewijs geleverd dat er sprake was van een tekort aan aanbod voor AFRP’s met harde legeringen. Uit het onderzoek is ook gebleken dat AFRP’s vervaardigd van harde legeringen dezelfde fysische, technische en chemische basiseigenschappen hebben als andere AFRP’s die onder de definitie vallen. In ieder geval vervaardigen de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zowel zachte als harde legeringen in aanzienlijke hoeveelheden. Ook is harding als kenmerk opgenomen in de definitie van de verschillende productsoorten van dit onderzoek. Bijgevolg waren de vermeende verschillen tussen deze producten in ieder geval in de prijsvergelijking verwerkt. De Commissie heeft ook dit verzoek om een analyse per segment derhalve afgewezen.

4.4.   Verbruik in de Unie

(309)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de gegevens van European Aluminium over de verkoop op de markt van de Unie en van invoercijfers van Eurostat, zoals gedefinieerd in overweging 312.

(310)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Verbruik in de Unie (ton)

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Totaal verbruik in de Unie

2 623 119

2 772 585

2 659 616

2 403 637

Index

100

106

101

92

Markt voor intern gebruik

19 347

29 987

34 953

33 204

Index

100

155

181

172

Vrije markt

2 603 772

2 742 598

2 624 664

2 370 433

Index

100

105

101

91

Bron: European Aluminium en Eurostat.

(311)

Het verbruik op de vrije markt van de Unie is in de beoordelingsperiode met 9 % gedaald. Van 2017 tot 2018 groeide de markt van de Unie met 6 % van ongeveer 2,6 tot 2,7 miljoen ton, waarna in 2019 een daling volgde met 4 procentpunt en de markt in het onderzoektijdvak verder kromp tot 2,4 miljoen ton. Het totale verbruik in de Unie volgde een soortgelijke trend met een stijging in 2018 gevolgd door een daling in 2019, die in het onderzoektijdvak aanhield als gevolg van de COVID-19-pandemie.

4.5.   Invoer uit het betrokken land

4.5.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(312)

De Commissie heeft de omvang van de invoer vastgesteld op basis van gecorrigeerde Eurostat-gegevens voor de GN-codes volgens de door de klager voorgestelde niet-betwiste methode. De ramingen van de klager met betrekking tot het aandeel van het betrokken product in de hoeveelheden die onder de in het bericht van inleiding vermelde GN-codes (136) werden ingevoerd, zijn door de Commissie gecontroleerd en bevestigd.

(313)

Na de bekendmaking van het in voetnoot 11 genoemde bericht tot wijziging werd voor de vaststelling van de omvang van de invoer uit het betrokken land ook rekening gehouden met de invoer onder GN-code 7607 19 90. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het invoervolume van het betrokken land in vergelijking met het totale verbruik in de Unie in tabel 3.

(314)

Naast de analyse van de totale invoer heeft de Commissie ook de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling afzonderlijk geanalyseerd, gezien het aanzienlijke deel van laatstgenoemde in het onderhavige geval.

(315)

De invoer uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Volume van de invoer uit het betrokken land (ton)

160 869

321 851

345 720

265 727

Index

100

200

215

165

Volume van de invoer uit het betrokken land in het kader van de regeling actieve veredeling (ton)

15 588

108 188

104 054

60 824

Index

100

694

668

390

Omvang van de invoer uit het betrokken land uitgezonderd actieve veredeling

145 281

213 662

241 666

204 904

Index

100

147

166

141

Marktaandeel van de invoer uit het betrokken land (%)

6,2

11,7

13,2

11,2

Index

100

190

213

181

Marktaandeel van de invoer uit het betrokken land in het kader van de regeling actieve veredeling (%)

0,6

3,9

3,9

2,5

Index

100

657

658

426

Marktaandeel van de invoer uit het betrokken land uitgezonderd actieve veredeling (%)

5,5

7,7

9,1

8,5

Index

100

139

164

154

Bron: Eurostat.

(316)

De invoer uit het betrokken land is tussen 2017 en 2019 meer dan verdubbeld tot 345 720 ton, alvorens tussen 2019 en het onderzoektijdvak met 23 % af te nemen. Over de gehele beoordelingsperiode steeg de invoer van AFRP’s uit de VRC met 65 %.

(317)

De invoer uit het betrokken land in het kader van de regeling actieve veredeling steeg in 2018 aanzienlijk tot 108 188 ton, alvorens in 2019 licht en in het onderzoektijdvak in veel grotere mate (met 278 procentpunt) te dalen. Over de gehele beoordelingsperiode steeg de invoer van AFRP’s uit China in het kader van de regeling actieve veredeling met 290 %.

(318)

De invoer uit het betrokken land, zonder actieve veredeling, nam tussen 2017 en 2018 sterk toe van 145 281 ton tot 213 662 ton. In 2019 is de invoer, in tegenstelling tot die in het kader van de regeling actieve veredeling en de totale invoer uit het betrokken land, opnieuw met 19 procentpunt toegenomen in vergelijking met 2018. In het onderzoektijdvak daalde de invoer met 36 762 ton. Over de gehele beoordelingsperiode nam de invoer met 41 % toe.

(319)

De producent-exporteur Xiamen Xiashun maakte opmerkingen over de evolutie van de invoer onder GN-code 7606 11 99 in Griekenland tussen 2019 en 2020 en vroeg zich af of de onder deze code gerapporteerde producten, voor zover het de invoer in Griekenland betrof, daadwerkelijk onder de productomschrijving vielen.

(320)

De Commissie heeft de kwestie onderzocht, maar kon in de voorlopige fase geen zinvolle conclusies trekken. Hoe dan ook blijkt dat een aanzienlijk deel van de Chinese invoer onder GN-code 7606 11 99 in Griekenland, en meer in het algemeen in de EU, in de periode 2018-2019 plaatsvond onder de regeling actieve veredeling en in het onderzoektijdvak aanzienlijk is afgenomen. De Commissie zal deze kwestie verder onderzoeken in de definitieve fase.

(321)

Het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land steeg eerst van 6,1 % in 2017 naar 11,6 % in 2018 en steeg daarmee sterker dan het verbruik. Hoewel het verbruik in 2019 daalde, nam de invoer uit het betrokken land verder toe, wat leidde tot een marktaandeel van 13,2 %. Het marktaandeel daalde in het onderzoektijdvak met 11,2 %. Over het geheel genomen steeg het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land in de beoordelingsperiode echter met 5 procentpunt, wat overeenkomt met een stijging van 81 %.

(322)

Het marktaandeel van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling uit het betrokken land steeg van 0,6 % in 2017 naar 3,9 % in 2018 en 2019, alvorens naar 2,5 % te dalen in het onderzoektijdvak.

(323)

Het marktaandeel van de invoer uitgezonderd actieve veredeling uit het betrokken land nam toe van 5,5 % in 2017 tot 9,1 % in 2019. In het onderzoektijdvak daalde het marktaandeel van de invoer uitgezonderd actieve veredeling in sterkere mate, namelijk tot 8,5 %, als gevolg van een daling van deze invoer en van het verbruik. Over de gehele beoordelingsperiode nam het marktaandeel met 54 % toe.

4.5.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(324)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van Eurostat-gegevens en aan de hand van de in de overwegingen 312 en 313 vermelde GN-codes en methode.

(325)

De gewogen gemiddelde prijzen van de invoer uit het betrokken land ontwikkelden zich als volgt:

Tabel 5

Prijzen van de invoer uit het betrokken land (EUR/ton)

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Gehele invoer

2 437

2 296

2 177

2 205

Index

100

94

89

91

Actieve veredeling

2 856

2 139

1 968

2 098

Index

100

75

69

73

Invoer uitgezonderd actieve veredeling

2 391

2 376

2 266

2 237

Index

100

99

95

94

Driemaandelijks vastgestelde LME-prijs — vraag (EUR/ton)

1 752

1 791

1 617

1 535

Index

100

102

92

88

Bron: Eurostat, LME.

(326)

De gemiddelde invoerprijzen uit China daalden in de beoordelingsperiode met 9 %, namelijk van 2 437 tot 2 205 EUR/ton. Deze prijzen bleven aanzienlijk onder de verkoopprijzen van de Unie tijdens de beoordelingsperiode, zoals blijkt uit tabel 9.

(327)

De prijs van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling daalde in 2018 aanzienlijk toen het volume van die invoer aanzienlijk toenam. In totaal daalde de prijs met 27 % en bleef deze vanaf 2018 aanzienlijk onder de gemiddelde invoerprijs uitgezonderd actieve veredeling.

(328)

De prijs van de invoer uitgezonderd actieve veredeling daalde voortdurend, van 2 391 EUR/ton in 2017 tot 2 237 EUR in het onderzoektijdvak (– 6 %).

(329)

Deze ontwikkelingen moeten worden gezien in het licht van de evolutie van de wereldaluminiumindexen, zoals de driemaandelijks vastgestelde LME-prijs (“LME”) (EUR/ton), die de prijs van aluminium als grondstof weergeeft en vaak als referentiepunt wordt gebruikt tijdens onderhandelingen over de eindprijs van AFRP’s. In dit verband blijkt dat de correlatie tussen de LME en de Chinese prijzen van de invoer onder andere regelingen het hoogst was (0,97). De correlatie tussen de LME en de prijs van de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling was het laagst (0,5). Tijdens het onderzoektijdvak was er op basis van de gemiddelde prijzen in de Unie in tabel 9 een prijsverschil tussen de invoer uit China en de prijzen in de Unie van ongeveer 18 % in vergelijking met de gemiddelde prijs van de invoer uit China, en van ongeveer 17 % in vergelijking met de gemiddelde invoerprijs uit China exclusief actieve veredeling.

(330)

De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak (137) vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:

a)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

b)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijzen per productsoort die door de VRC aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie werden berekend, op basis van de cif-prijs, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer (138).

(331)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie, en met aftrek van kortingen en rabatten. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge tussen 4,6 % en 11,2 % van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie. De gewogen gemiddelde prijsonderbieding bedroeg 7,5 %.

(332)

De producent-exporteur Xiamen Xiashun voerde aan dat, op basis van de kenmerken van het PCN, basisaluminiumfolie vergelijkbaar zou zijn met aluminium voor koelribben, PP-capsules en lithografische platen. Zij voerde ook aan dat dit product, gezien het gebruik ervan als grondstof voor walserijen, een andere prijs vereiste dan de bovenvermelde productsoorten. Xiamen Xiashun verzocht de Commissie om de contracten en prijzen van de producenten in de Unie te ontvangen, specifiek wat betreft de verkoop van basisaluminiumfolie en deze prijzen te vergelijken met de prijzen die Xiamen Xiashun aanrekende voor de door haar aan de EU verkochte basisaluminiumfolie.

(333)

Xiamen Xiashun heeft echter geen bewijsmateriaal verstrekt met betrekking tot het vermeende prijsverschil tussen de verschillende toepassingen (koelribben, PP-capsules en lithografische platen) en de modellen die het naar de EU heeft uitgevoerd. Bovendien heeft zij dergelijke verschillen niet gekwantificeerd. Hoe dan ook werden de producten van Xiamen Xiashun niet vergeleken met aluminium voor koelribben of lithografische platen omdat dergelijke producten door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie niet onder dezelfde productcodering werden verkocht als basisaluminiumfolie. De Commissie heeft dit argument derhalve afgewezen.

4.6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.6.1.   Algemene opmerkingen

(334)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie van de invoer met dumping een evaluatie van alle economische indicatoren die van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode.

(335)

Zoals vermeld in de overwegingen 35 tot en met 37, werd voor het vaststellen van de mogelijk door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(336)

Voor de schadevaststelling maakte de Commissie onderscheid tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van gegevens in het antwoord van de European Aluminium Association, waarin gegevens met betrekking tot alle producenten in de Unie waren opgenomen. Bij het beoordelen van de micro-economische indicatoren ging de Commissie uit van de gegevens die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in hun antwoorden op de vragenlijst hadden verstrekt. Beide gegevensreeksen bleken representatief te zijn voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(337)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(338)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.6.2.   Macro-economische indicatoren

4.6.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(339)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 6

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Productievolume (ton)

2 130 916

2 164 561

2 104 231

1 907 127

Index

100

102

99

89

Productiecapaciteit (ton)

2 471 262

2 528 879

2 522 331

2 509 831

Index

100

102

102

102

Bezettingsgraad (%)

86,2

85,6

83,4

76,0

Index

100

99

97

88

Bron: European Aluminium, in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(340)

Het productievolume nam in 2018 voor het eerst toe als gevolg van een toename van de uitvoer en de verkoop op de markt voor intern gebruik. In 2019 en later tijdens het onderzoektijdvak is het productievolume gedaald. Het productievolume daalde tijdens de beoordelingsperiode met 11 %.

(341)

De productiecapaciteit steeg licht in de loop van de beoordelingsperiode. Aangezien het productievolume over het geheel genomen daalde en de capaciteit licht toenam, blijkt uit de bezettingsgraad in de beoordelingsperiode een dalende trend (– 12 %).

4.6.2.2.   Verkoop en marktaandeel

(342)

De verkoophoeveelheden en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Totale verkochte hoeveelheid op de markt van de Unie — zowel vrij als voor intern gebruik (ton)

1 742 739

1 726 391

1 650 249

1 518 343

Index

100

99

95

87

Verkoop en gebruik op de markt voor intern gebruik

19 347

29 987

34 953

33 204

Index

100

155

181

172

Verkoop en gebruik op de markt voor intern gebruik als % van totale verkoop op markt

0,7

1,1

1,3

1,4

Index

100

147

178

187

Verkoop op de vrije markt

1 723 392

1 696 403

1 615 297

1 485 139

Index

100

98

94

86

Marktaandeel (van de verkoop op de vrije markt (%))

66,2

61,9

61,5

62,7

Index

100

93

93

95

Bron: European Aluminium, Eurostat en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(343)

De totale verkoop in de EU vertoonde in de beoordelingsperiode een neerwaartse trend (– 13 %) en was in 2019 al met 5 % gedaald.

(344)

Zoals vermeld in overweging 298 was een zeer klein deel van de productie van de producenten in de Unie bestemd voor de markt voor intern gebruik. Dit deel vertegenwoordigde minder dan 1,5 % van het verbruik in de Unie.

(345)

De totale verkoop op de vrije markt door de bedrijfstak van de Unie daalde in de beoordelingsperiode met bijna 240 000 ton. Hoewel het verbruik in 2018 tot het hoogste niveau was gestegen (+ 5 %), vertoonde die verkoop al een neerwaartse trend (– 2 %), die in 2019 en in het onderzoektijdvak aanhield. De totale verkoop op de vrije EU-markt daalde met 14 %.

(346)

Het marktaandeel van de verkoop op de vrije markt van de bedrijfstak van de Unie daalde van 66,2 % in 2017 tot 62,7 % in het onderzoektijdvak. Na een daling met 7 % in 2018-2019 steeg het met 1,2 procentpunt.

4.6.2.3.   Groei

(347)

In een context van afnemend verbruik verloor de bedrijfstak van de Unie niet alleen verkoopvolumes in de EU, maar ook marktaandeel op de vrije markt.

4.6.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(348)

De werkgelegenheid en de productiviteit ontwikkelden zich in de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers (voltijdequivalent of “VTE”)

9 025

8 518

8 644

8 240

Index

100

94

96

91

Productiviteit (ton/VTE)

236

254

243

231

Index

100

108

103

98

Bron: European Aluminium en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(349)

De werkgelegenheid daalde tijdens de beoordelingsperiode met 9 % omdat de bedrijfstak van de Unie zijn duurzaamheid trachtte te garanderen en die af te stemmen op de vraag op de binnenlandse markt.

(350)

Bijgevolg verbeterde de productiviteit in 2018 aanvankelijk van 236 tot 254 ton/VTE, alvorens te dalen als gevolg van het lagere productievolume. De totale productiviteit ging met 2 % achteruit.

4.6.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(351)

Alle dumpingmarges lagen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(352)

Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen.

4.6.3.   Micro-economische indicatoren

4.6.3.1.   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

(353)

De gewogen gemiddelde verkoopprijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Verkoopprijzen in de Unie

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt (EUR/ton)

2 792

2 888

2 752

2 680

Index

100

103

99

96

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

2 712

2 854

2 762

2 739

Index

100

105

102

101

Driemaandelijks vastgestelde LME-prijs — vraag (EUR/ton)

1 752

1 791

1 617

1 535

Index

100

102

92

88

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie en LME.

(354)

De verkoopprijzen op de markt van de Unie aan niet-verbonden partijen (de vrije markt) stegen in 2018 eerst van 2 792 tot 2 888 EUR/ton. Vervolgens daalden ze in 2019 met 4 procentpunt, alvorens in het onderzoektijdvak te dalen tot 2 680 EUR/ton.

(355)

Deze trend moet worden gezien in het licht van ontwikkelingen in de bedrijfstak. Ten eerste probeerden de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens de beoordelingsperiode hetzelfde productievolume aan te houden om hun kosten te spreiden, en tegelijkertijd hun productmix aan te passen om de verkoop van producten met een hoge toegevoegde waarde op te voeren. Hun prijzen vertoonden vervolgens een neerwaartse trend die gelijke tred hield met de evolutie van de LME-prijs van aluminium als grondstof, zoals blijkt uit tabel 9.

(356)

De productiekosten per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten werden ook zwaar beïnvloed door de LME-prijsontwikkeling; hierin waren bijkomende kosten opgenomen die de in de steekproef opgenomen producenten hadden gemaakt bij de overgang naar producten met een hogere toegevoegde waarde. De daling van het productievolume vanaf 2019 had tevens een negatief effect op de productiekosten per eenheid. Over het geheel stegen de productiekosten met 1 %, terwijl de gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de vrije markt in de beoordelingsperiode met 4 % daalde. Tegelijkertijd daalde de LME-prijs van aluminium met 12 %.

(357)

Een importeur, Nilo, voerde aan dat de Duitse producenten voordeel haalden uit lagere kosten voor elektriciteit. De Commissie stelde vast dat de producenten in de Unie de hogere directe en indirecte elektriciteitskosten moesten opvangen die het gevolg waren van het emissiehandelssysteem van de EU (“EU-ETS”) (139), waardoor EU-ondernemingen minder gratis CO2-emissierechten zullen ontvangen en dus extra EU-emissierechten moeten kopen om hetzelfde volume AFRP’s te produceren. In het onderhavige geval was het nettoverschil tussen de stijging van de elektriciteitskosten voor de Duitse producenten en de ontvangen compensatie een nettoverlies en is de bewering van de importeur derhalve feitelijk onjuist. Op grond hiervan heeft de Commissie dit argument afgewezen.

4.6.3.2.   Loonkosten

(358)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

70 255

72 448

72 523

73 430

Index

100

103

103

105

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(359)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen in de beoordelingsperiode met 5 %. Een in de steekproef opgenomen onderneming heeft herstructureringskosten gemaakt die tot uiting komen in de loonkosten.

4.6.3.3.   Voorraden

(360)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Voorraden

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden (ton)

63 273

66 879

65 204

65 455

Index

100

106

103

103

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie

7,8

8,3

8,4

9,2

Index

100

106

108

118

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(361)

De eindvoorraden bleven tijdens de gehele beoordelingsperiode op een redelijk niveau. Aangezien de AFRP-sector over het algemeen op bestelling produceert, is deze indicator van minder belang voor de algemene schadeanalyse.

(362)

Uit het percentage eindvoorraden uitgedrukt in productie blijkt een algemene stijging die hoofdzakelijk is toe te schrijven aan de daling van het productievolume.

4.6.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(363)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

2,8

1,2

– 0,4

– 2,2

Index

100

42

– 13

– 78

Kasstroom (EUR)

97 502 816

82 877 851

92 397 462

43 585 647

Index

100

85

95

45

Investeringen (EUR)

64 646 226

73 447 421

160 412 341

141 607 601

Index

100

114

248

219

Rendement van investeringen (%)

12,0

7,3

3,6

– 2,8

Index

100

60

30

– 23

Bron: In de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(364)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(365)

De verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers evolueerde van winstgevend in 2017 naar verliesgevend in 2019 en in de beoordelingsperiode. De winstgevendheid volgde in de beoordelingsperiode dan ook een gestage neerwaartse trend, van 2,8 % in 2017 tot – 2,2 % in het onderzoektijdvak.

(366)

Daarbij is belangrijk dat de kosten van de producenten in de Unie, zoals uiteengezet in overweging 356, sterker stegen dan hun prijzen, wat leidde tot de dalende winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. De bedrijfstak van de Unie kon de prijzen niet in dezelfde mate verhogen als de kosten vanwege de neerwaartse druk veroorzaakt door de invoer uit de VRC (zowel qua volume als qua prijsniveau). Gedurende de gehele beoordelingsperiode waren de Chinese prijzen namelijk constant laag op een niveau dat aanzienlijk onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lag (zie de tabellen 5 en 9), waardoor prijsstijgingen, die te verwachten waren in de context van een stijgende vraag (tot 2019) en een verandering in de productmix (meer hoogwaardige producten), werden beperkt. Dit leidde tot een verhindering van prijsverhogingen en een daling van de winstgevendheid. De verhindering van prijsverhogingen bleef het hele onderzoektijdvak bestaan, want hoewel de Chinese prijzen licht stegen, bleven zij ver onder het door de bedrijfstak van de Unie bereikte prijsniveau. Dit blijkt ook uit de aanzienlijke prijsonderbiedingsmarges die in overweging 331 zijn vermeld.

(367)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom liet in de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling optekenen, in overeenstemming met de evolutie van de winstgevendheid. De kasstroom daalde over de beoordelingsperiode met 55 %.

(368)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 119 %. Zij werden bepaald door de investeringsplannen die door twee in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden uitgevoerd. De investeringen werden gedaan om aan efficiëntie te winnen en de ondernemingen ertoe te bewegen om te kiezen voor producten met een hoge toegevoegde waarde en een klantgerichte aanpak. Dit werd als essentieel beschouwd voor de in de steekproef opgenomen producenten om hun concurrentievermogen op de markt te handhaven en om in staat te zijn de meest recente productontwikkelingen te volgen en kwaliteitsproducten aan te bieden.

(369)

Het rendement van de investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Die heeft zich tijdens de beoordelingsperiode negatief ontwikkeld van 12 % in 2017 tot – 2,8 % in het onderzoektijdvak. Deze ontwikkeling volgt de dalende winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(370)

De drie de in de steekproef opgenomen producenten maken deel uit van grotere groepen ondernemingen en zij zijn in de beoordelingsperiode kapitaal blijven aantrekken voor investeringen. Aangezien het rendement van investeringen echter zo snel daalt, komt het vermogen van de in de steekproef opgenomen producerende entiteiten om in de toekomst kapitaal aan te trekken duidelijk in gedrang.

4.6.4.   Conclusie inzake schade

(371)

Tijdens de beoordelingsperiode is de invoer van AFRP’s uit China zowel in absolute (+ 65 %) als in relatieve (+ 5 procentpunt in marktaandeel) cijfers aanzienlijk gestegen, terwijl het verbruik in de EU met 8 % is gedaald. De stijging van de invoer betrof zowel de invoer in het kader van de regeling actieve veredeling als de totale invoer uitgezonderd de regeling actieve veredeling. De Chinese invoerprijzen waren gedurende de beoordelingsperiode constant laag en aanzienlijk lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie. Tijdens het onderzoektijdvak onderboden de invoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de prijzen in de Unie met gemiddeld 7,5 %. Ongeacht de specifieke prijsonderbieding die met betrekking tot de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd vastgesteld, merkte de Commissie ook op dat de Chinese prijzen gedurende de gehele beoordelingsperiode constant laag waren en aanzienlijk onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lagen (zie de tabellen 5 en 9). Vanwege de neerwaartse druk veroorzaakt door de invoer uit de VRC (zowel qua volume als qua prijsniveau) kon de bedrijfstak van de Unie de prijzen niet in dezelfde mate verhogen als de mate waarin de kosten stegen.

(372)

De meeste macro-economische indicatoren, zoals productie, bezettingsgraad, verkoopvolume op de EU-markt, marktaandeel, werkgelegenheid en productiviteit, vertoonden in de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling. Alleen de bezettingsgraad liet een licht positieve trend optekenen. Ook de meeste micro-economische indicatoren vertoonden in de beoordelingsperiode een negatieve trend, zoals de verkoopprijzen op de vrije markt van de EU, de productiekosten, de arbeidskosten, de winstgevendheid, de eindvoorraden, de cashflow en het rendement op investeringen. Alleen de investeringen vertoonden een positieve trend nadat de in de steekproef opgenomen producenten investeringen hadden gedaan om hun concurrentievermogen te handhaven en de laatste productontwikkelingen te volgen. Dezelfde schade-indicatoren vertoonden ook een negatieve lijn wanneer werd gekeken naar de periode 2017-2019, dat wil zeggen vóór het begin van de COVID-19-pandemie.

(373)

De bedrijfstak van de Unie heeft zijn productmix aangepast om in de beoordelingsperiode betere marges te kunnen behalen op producten met een hogere toegevoegde waarde en toch voldoende volume te behouden om de vaste kosten te spreiden. In deze context zijn de kosten van de bedrijfstak van de Unie natuurlijk gestegen. Voorts kon de bedrijfstak van de Unie niet profiteren van de stijging van het verbruik in 2018-2019 en moesten de vaste kosten worden afgezwakt met een lager productievolume (– 11 %), wat leidde tot een algemene stijging van de productiekosten (+ 1 %), terwijl de driemaandelijks vastgestelde LME-prijs voor aluminium was gedaald (– 12 %). Wat de verkoopprijzen betreft, had de bedrijfstak van de Unie ook te kampen met zware concurrentie op de markten voor producten met een hogere toegevoegde waarde en konden de prijzen niet tot het verwachte niveau worden verhoogd (– 4 %). Gezien de kosten- en prijsontwikkelingen ging de winstgevendheid geleidelijk achteruit om al in 2019 verliesgevend te worden, waarna de situatie in het onderzoektijdvak nog verslechterde.

(374)

Rekening houdend met het bovenstaande heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(375)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. De volgende potentiële factoren werden geïdentificeerd: COVID-19-pandemie, inkrimping van de vraag, invoer uit derde landen, commerciële strategie van de bedrijfstak van de Unie, uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie, invoer uit het betrokken land door de bedrijfstak van de Unie en contractuele verplichtingen in verband met de LME-aluminiumprijs.

5.1.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(376)

De verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie viel samen met de aanzienlijke marktpenetratie door de invoer uit de VRC, waarmee de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend werden onderboden en de prijzen op de markt van de Unie werden gedrukt. Zoals in overweging 371 is vermeld, onderboden de invoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs de prijzen in de Unie met gemiddeld 7,5 %.

(377)

De omvang van de invoer uit de VRC is (zoals blijkt uit tabel 4) gestegen van ongeveer 161 000 ton in 2017 naar ongeveer 266 000 ton in het onderzoektijdvak; dit is een stijging van 65 %. Het marktaandeel steeg met 81 % van 6,2 % naar 11,2 %. In diezelfde periode (zoals blijkt uit tabel 7) daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de vrije markt met 14 % en daalde het marktaandeel op de vrije markt van 66,2 % tot 62,7 %, een daling van 5 %. In afwachting van de analyse van de invoer in Griekenland in het kader van de regeling actieve veredeling, heeft de Commissie de invoer ook zonder de Griekse invoer onderzocht. In dat geval zou de trend vergelijkbaar moeten zijn en een toename van de Chinese invoer met 41 % en een toename van het marktaandeel met 54 % van 5,5 % tot 8,5 % te zien geven.

(378)

De situatie in de periode 2017-2019 is nog veelzeggender, aangezien de Chinese invoer meer dan verdubbelde (van 161 000 ton naar 354 000 ton) en een marktaandeel van 13,2 % bereikte, terwijl het vrije marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie daalde tot 61,5 % (– 4,7 procentpunt). Ondanks een daling van het verbruik tussen 2018 en 2019 bleef de Chinese invoer inderdaad toenemen en marktaandeel winnen ten nadele van de bedrijfstak van de Unie.

(379)

Tot het begin van de COVID-19-pandemie in de eerste helft van 2020 nam de invoer met dumping op jaarbasis gestaag toe, zowel in absolute als in relatieve cijfers (dit wordt in het volgende punt geanalyseerd). Zoals blijkt uit de tabellen 3 en 4, kwam de stijging van het verbruik in 2018 en 2019 vooral de Chinese invoer ten goede. De schijnbare “verzwakking” van de penetratie van de invoer uit China die tijdens het onderzoektijdvak werd waargenomen, is misleidend. Bij nadere beschouwing van de trends in de beoordelingsperiode blijkt duidelijk het verband tussen de invoer en de door de bedrijfstak geleden schade. Het beeld dat tijdens het onderzoektijdvak te zien was, is inderdaad slechts een verlenging van de waargenomen trend, enigszins afgezwakt door de algemene effecten van de pandemie op de Chinese productie, de uitvoer naar de Unie en het verbruik in de EU.

(380)

De prijzen van de invoer met dumping daalden in de beoordelingsperiode met 9 % (zie tabel 5) van 2 437 naar 2 205 EUR/ton. Ter vergelijking, tijdens dezelfde periode daalden de prijzen van producten uit de bedrijfstak van de Unie met slechts 4 %; d.w.z. van 2 792 EUR/ton in 2017 tot 2 680 EUR/ton in het onderzoektijdvak. Hoewel zij in 2017 van een lager prijsniveau vertrokken, daalden de Chinese prijzen tijdens de beoordelingsperiode dus meer (– 232 EUR/ton) dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie (– 112 EUR/ton). Tevens daalden de Chinese prijzen met 11 % in de periode 2017-2019, terwijl de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 1 % waren gedaald.

(381)

De invoer in het kader van de regeling actieve veredeling vond plaats tegen lagere prijzen dan de invoer zonder regeling actieve veredeling. De prijzen van de invoer uit China in het kader van de regeling actieve veredeling waren ook veel lager dan de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. Deze prijzen kenden een grillig verloop en leken volledig los te staan van de evolutie van de aluminiumprijzen op de wereldmarkt, zoals de LME. Die daalden tijdens de beoordelingsperiode met 27 %.

(382)

De prijzen van de invoer met dumping, uitgezonderd actieve veredeling, die gemiddeld meer dan 70 % van de invoer uit de VRC uitmaakt, zijn in de beoordelingsperiode gestaag gedaald van 2 391 EUR/ton in 2017 tot 2 237 EUR/ton in het onderzoektijdvak of met 6 % in totaal.

(383)

Uit de prijsontwikkeling van de invoer met dumping blijkt een aanzienlijke verhindering van een prijsverhoging. De bedrijfstak van de Unie kon de prijzen niet in dezelfde mate verhogen als de kosten vanwege de neerwaartse druk veroorzaakt door de invoer uit de VRC (zowel qua volume als qua prijsniveau). Gedurende de gehele beoordelingsperiode waren de Chinese prijzen namelijk constant laag op een niveau dat aanzienlijk onder de prijzen van de bedrijfstak van de Unie lag, waardoor prijsstijgingen, die te verwachten waren in de context van een stijgende vraag (tot 2019) en een verandering in de productmix (meer hoogwaardige producten), werden beperkt. Dit leidde tot prijsverlaging en drukte de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(384)

Bovendien bleek uit het onderzoek dat de penetratie van de invoer uit de VRC in de beoordelingsperiode niet alleen werd opgetekend in de marktsegmenten voor basisproducten waar gewoonlijk kortetermijncontracten gelden, maar ook in andere marktsegmenten waar producten met een hogere toegevoegde waarde worden verkocht in het kader van contracten op middellange/lange termijn. In dergelijke contracten is prijs niet het enige belangrijke element, maar het is duidelijk dat de lage prijzen (zoals hierboven vermeld met prijsonderbiedingsmarges van gemiddeld 7,5 %) een belangrijke rol spelen in de besluitvorming van de afnemers.

(385)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de voorlopige conclusie gekomen dat de invoer uit China aanmerkelijke schade aan de bedrijfstak van de Unie heeft toegebracht. Deze schade had zowel gevolgen voor het volume als voor de prijs.

5.1.2.   Gevolgen van andere factoren

5.1.2.1.   Teruglopende vraag

(386)

Een importeur, Airoldi, voerde aan dat de daling van het verbruik verband hield met een daling van de vraag in de luchtvaartsector. Deze importeur verzocht derhalve deze sector op te nemen in de schadeanalyse.

(387)

Zoals aangegeven in overweging 57, zijn producten voor gebruik bij de fabricage van onderdelen voor vliegtuigen van dit onderzoek uitgesloten. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(388)

Een andere importeur, Nova Trading SA (“Nova Trading”), voerde aan dat de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit had verhoogd om tegemoet te komen aan een verwachte groei in de markt van elektrische voertuigen, die zich niet heeft voorgedaan, wat tot lagere prijzen en een lagere winstgevendheid heeft geleid. AFRP’s voor gebruik als carrosseriepanelen in de automobielsector zijn echter van de productomschrijving uitgesloten en eventuele schade die daardoor is ontstaan, valt derhalve buiten het toepassingsgebied van dit onderzoek. Dit argument werd afgewezen.

(389)

De producent-exporteur Xiamen Xiashun voerde aan dat de stijging van de invoer in 2019 gematigder was dan de daling van het verbruik in 2019 en dat de bedrijfstak van de Unie meer te lijden had onder de daling van het verbruik dan onder de stijging van de invoer uit de VRC. Dezelfde producent-exporteur voerde aan dat de macro-economische indicatoren tot de helft/het einde van 2019 stabiel waren en dat de daling van de vraag de oorzaak van de schade was.

(390)

De extra toename van de invoer uit China in 2019, die zich voordeed in een periode waarin het verbruik daalde, moet worden gezien als een ander bewijs van schade. Bij een dalende vraag zou men immers normaal verwachten dat alle producenten op dezelfde wijze worden getroffen of zelfs dat de uitvoer sterker daalt dan de binnenlandse verkoop (verkoop in de Unie), gezien de nabijheid tussen binnenlandse producenten en afnemers. Toch bleef de invoer uit China in 2019 in absolute cijfers toenemen, wat leidde tot een stijging van het marktaandeel met 1,5 procentpunt ten opzichte van 2018, ten nadele van de bedrijfstak van de Unie. Toen het verbruik met ongeveer 113 000 ton daalde, daalde de verkoop van de bedrijfstak van de Unie inderdaad met ongeveer 76 000 ton. Dat betekent dat de bedrijfstak van de Unie 67 % van de daling heeft opgevangen, terwijl de invoer uit China met ongeveer 24 000 ton steeg. Tegelijkertijd daalden de reeds lage Chinese invoerprijzen verder met 5 %.

(391)

Wat de ontwikkeling van de macro-economische indicatoren betreft, waren in de jaren 2018 en 2019 al tekenen van schade te merken, aangezien de verkoop, het marktaandeel en de werkgelegenheid al aanzienlijk waren verslechterd. Hoe dan ook mag de schadeanalyse niet alleen worden gebaseerd op de ontwikkeling van de macro-economische indicatoren, maar op een algemene beoordeling van micro- en macro-economische indicatoren. Voor 2018 en 2019 in hun geheel wezen beide soorten indicatoren er al op dat schade was geleden.

5.1.2.2.   De COVID-19-pandemie

(392)

De COVID-19-pandemie die in de eerste helft van 2020 uitbrak, heeft de situatie op de EU-markt op verschillende manieren beïnvloed. Er was een daling van het verbruik op de EU-markt, die gepaard ging met een daling van de invoer uit China.

(393)

Zoals uiteengezet in overweging 379, was de invoer met dumping uit China in de periode 2017-2019 op jaarbasis al gestaag toegenomen, wat uiteindelijk neerkwam op een stijging van meer dan 100 % tot aan het begin van de COVID-19-pandemie in de eerste helft van 2020. Met andere woorden, de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping heeft geleden, had zich al gemanifesteerd, zoals blijkt uit de negatieve ontwikkeling van de meeste macro- en micro-economische indicatoren in de periode 2017-2019, op het moment dat COVID-19 een rol begon te spelen.

(394)

In dit verband kan niet worden ontkend dat de COVID-19-pandemie en de daaropvolgende daling van het verbruik hebben bijgedragen tot een verdere achteruitgang van de reeds verslechterde situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(395)

Deze ontwikkeling doet echter niets af aan het oorzakelijk verband tussen de vastgestelde aanmerkelijke schade en de invoer met dumping uit China. Zoals hierboven is opgemerkt, heeft de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade geleden door de invoer met dumping uit de VRC, die tijdens de periode van drie jaar vóór de uitbraak van de pandemie meer dan verdubbelde, waardoor het duidelijk is dat de aanmerkelijke schade zich al vóór en ongeacht de pandemie heeft voorgedaan.

5.1.2.3.   Invoer uit derde landen

(396)

Het volume van de invoer uit andere derde landen heeft zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 13

Invoer uit derde landen

Land

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Totaal van alle derde landen behalve het betrokken land

Omvang (ton)

719 511

724 344

663 648

619 566

 

Index

100

101

92

86

 

Marktaandeel op de vrije markt (%)

27,6

26,4

25,3

26,1

 

Index

100

96

92

95

 

Gemiddelde prijs

3 091

3 075

2 924

2 887

 

Index

100

99

95

93

Waarvan Turkije

Omvang (ton)

165 649

173 429

189 574

184 824

 

Index

100

105

114

112

 

Marktaandeel op de vrije markt (%)

6,4

6,3

7,2

7,8

 

Index

100

98

113

122

 

Gemiddelde prijs

2 622

2 714

2 517

2 443

 

Index

100

103

96

93

Bron: Eurostat.

(397)

De in de steekproef opgenomen producent-exporteur Xiamen Xiashun gaf aan dat de invoer uit China in het onderzoektijdvak was gedaald ten gunste van de bedrijfstak van de Unie en andere landen. Tevens werd aangegeven dat de invoerprijzen uit China in die periode waren gestegen. Voorts wees zij erop dat de bedrijfstak van de Unie zelf oneerlijke concurrentie van invoer uit landen als India, Egypte en Turkije erkende.

(398)

De gebruiker, Onderneming A, voerde aan dat China een laag marktaandeel had in vergelijking met dat van de bedrijfstak van de Unie en verzocht om een analyse van de invoer uit andere landen.

(399)

Ondanks de daling van het volume was de Chinese invoer tijdens het onderzoektijdvak nog steeds goed voor een marktaandeel van 11,1 %, hetgeen neerkomt op een stijging met 80 % tijdens de beoordelingsperiode. En hoewel de Chinese prijzen in het onderzoektijdvak stegen, onderboden de Chinese uitvoerprijzen die van de bedrijfstak van de Unie in die periode nog steeds met gemiddeld 7,5 %.

(400)

Voorts daalde de invoer uit andere landen in de beoordelingsperiode met 14 %. Gezien het dalende verbruik (– 8 %) daalde ook het overeenkomstige marktaandeel van 27,6 % tot 26,1 %. Dit betekent dat ook de invoer uit andere landen marktaandeel verloor aan de invoer uit China.

(401)

Met name de invoer uit Turkije, die qua volume alleen de invoer uit China in de EU moest laten voorgaan, steeg in de beoordelingsperiode met 12 % en zag zijn marktaandeel met 1,2 procentpunt stijgen. De invoerprijzen van Turkije bleven echter veel hoger dan die van China en volgden de ontwikkeling van de LME.

(402)

Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat de ontwikkeling van de invoer uit andere landen en de lichte daling van de invoer uit China in het onderzoektijdvak niet hebben bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.1.2.4.   Commerciële strategie van de bedrijfstak van de Unie

(403)

De producent-exporteur Xiamen Xiashun voerde aan dat de bedrijfstak van de Unie zich toespitste op bepaalde segmenten met hoger geprijsde producten, die tijdens de beoordelingsperiode een dalende vraag kenden, en dat dit een factor was die het oorzakelijke verband kon verbreken. De producent-exporteur voerde ook aan dat de bedrijfstak van de Unie, door zich te concentreren op duurdere producten, zijn beschikbare capaciteit voor afnemers van basisaluminiumfolie had verminderd, waardoor deze zich tot andere leveringsbronnen moesten wenden. Voorts verklaarde hij na de bedrijfstak van de Unie verreweg de belangrijkste leverancier van de EU-markt te zijn, en voerde hij aan dat de Chinese prijzen en de prijzen van de Unie van voor basisaluminiumfolie bestemde AFRP’s vergelijkbaar waren.

(404)

De bedrijfstak van de Unie heeft wat zijn commerciële strategie betreft, zoals aangegeven in overweging 355, geprobeerd hetzelfde productievolume aan te houden (dat tussen 2017 en 2019 slechts met 1 % daalde), en tegelijkertijd zijn productmix aan te passen om meer producten met een hogere toegevoegde waarde te verkopen.

(405)

Zoals blijkt uit tabel 3, is de vraag naar AFRP’s waarop dit onderzoek betrekking heeft in de periode 2017-2019 stabiel gebleven of zelfs gestegen. Ook is uit het onderzoek geen daling gebleken van de vraag naar producten waarvoor hogere prijzen gerechtvaardigd zijn. Zoals aangegeven in overweging 384 bleek uit het onderzoek veeleer dat de bedrijfstak van de Unie ook in het topsegment van de markt zware concurrentie ondervond van de invoer uit de VRC. De invoer met dumping leidde derhalve tot een daling van de verkoop zonder dat de verwachte hogere prijzen konden worden bereikt. Daardoor verslechterde de situatie van de industrie aanzienlijk.

(406)

Wat de foliesector betreft, werd een analyse per segment, zoals aangegeven in de overwegingen 303 tot en met 306, niet gerechtvaardigd geacht om dezelfde redenen als in overweging 405 uiteengezet. Bovendien was de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade ook het gevolg van de schade veroorzakende prijzen die werden aangerekend door Xiamen Xiashun, dat alleen aan de foliesector verkocht en de prijzen in de Unie onderbood op een niveau dat vergelijkbaar was met de tijdens het onderzoektijdvak vastgestelde gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 7,5 %. Het argument werd daarom afgewezen.

(407)

Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat de commerciële strategie van de bedrijfstak van de Unie niet heeft bijgedragen aan de door die bedrijfstak geleden aanmerkelijke schade.

5.1.2.5.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(408)

De uitvoer van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 14

Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2017

2018

2019

Onderzoektijdvak

Volume van de uitvoer (ton)

315 664

370 316

387 640

328 898

Index

100

117

123

104

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

2 855

2 996

2 902

2 794

Index

100

105

102

98

Bron: European Aluminium en in de steekproef opgenomen producenten in de Unie.

(409)

De uitvoer van de bedrijfstak van de Unie steeg in de beoordelingsperiode met 4 %, van 315 664 ton in 2017 tot ongeveer 328 898 ton in het onderzoektijdvak.

(410)

De gemiddelde prijs van deze uitvoer is in 2018 eerst met 5 % gestegen en daarna geleidelijk gedaald tot een lager niveau dan in 2017 (– 2 %). De gemiddelde prijs van deze uitvoer bleef consequent boven de prijs die de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt kon behalen.

(411)

Een importeur, Nova Trading, voerde aan dat de handelsoorlog tussen de VS en China een negatief effect had op de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie.

(412)

Zoals blijkt uit tabel 14, werd de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie niet negatief beïnvloed door de verslechtering van de handelsbetrekkingen tussen de VS en China. Dit argument is derhalve afgewezen.

(413)

Tegen de achtergrond van hun bijdrage aan de totale productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie, en gezien de hoge prijs van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie naar derde landen en de stabiele omvang ervan, concludeerde de Commissie voorlopig dat de exportprestaties niet hebben bijgedragen aan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.1.2.6.   Efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie

(414)

Verschillende belanghebbenden, Xiamen Xiashun, Airoldi, Nilo en Onderneming A, hebben verschillende argumenten aangevoerd met betrekking tot de efficiëntie van de bedrijfstak van de Unie. Die argumenten kunnen als volgt worden samengevat:

De productieapparatuur van de bedrijfstak van de Unie is oud en wordt gekenmerkt door een laag gebruik. In tegenstelling tot de Chinese bedrijfstak kan de bedrijfstak van de Unie slechts een beperkte hoeveelheid producten met een grote breedte leveren. De bedrijfstak van de Unie heeft onvoldoende capaciteit. Bovendien beschikt de bedrijfstak van de Unie niet over voldoende capaciteit voor harde legeringen.

De productie- en verkoopvolumes in het segment folie werden nadelig beïnvloed door herstructureringen.

De daling van de winstgevendheid was mede het gevolg van een stijging van de loonkosten en de servicekosten.

(415)

Hoewel sommige producenten in de Unie wellicht nog steeds achterlopen op het gebied van apparatuur, bleek uit het onderzoek dat de bedrijfstak van de Unie dynamisch is en zijn investeringen in een moeilijke periode aanzienlijk heeft verhoogd om zijn capaciteit te vergroten, zijn productieapparatuur aan te passen om zijn productieproces te rationaliseren en de nieuwste technologie aan te schaffen om aan de behoeften van de klanten te kunnen blijven voldoen. Uit de analyse van de capaciteit en de bezettingsgraad in tabel 6 blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zijn capaciteit heeft verhoogd en een hogere bezettingsgraad heeft kunnen bereiken. Met betrekking tot harde legeringen werd geen bewijsmateriaal verstrekt voor de bewering dat de capaciteit ontoereikend was. Harde legeringen vertegenwoordigden in ieder geval 20-30 % van de totale verkoop van de in de steekproef opgenomen producenten op de EU-markt. Gezien de omvang van de steekproef, de verkoop van harde legeringen door de bedrijfstak van de Unie en het feit dat door Airoldi geen bewijsmateriaal was verstrekt, werd voorlopig geconcludeerd dat er voldoende capaciteit was voor dergelijke producten. Daarom werd dit argument verworpen.

(416)

Wat de specifieke situatie in het segment folie betreft, werd een afzonderlijke analyse van dat segment niet gerechtvaardigd geacht. Zoals vermeld in de overwegingen 303 tot en met 306, valt folie immers onder de productomschrijving en zijn er geen duidelijke scheidslijnen met betrekking tot het distributiekanaal of de prijs van dit product. Dit argument werd derhalve ongegrond bevonden.

(417)

Hoewel niet kan worden uitgesloten dat aanvullende investeringen in de modernste technologie nodig kunnen zijn om de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie op lange termijn te waarborgen, is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de staat van de productieapparatuur van de bedrijfstak van de Unie en de ontwikkeling van zijn exploitatiekosten het vastgestelde oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade niet afzwakken.

(418)

De Commissie stelde vast dat de vermeende stijging van de kosten voor dienstverlening verwaarloosbaar was, terwijl de bedrijfstak van de Unie zijn loonkosten ondanks de herstructureringskosten onder controle heeft kunnen houden. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(419)

Eén importeur, Nova Trading, voerde ook aan dat de prestaties van de bedrijfstak van de Unie werden beïnvloed door een cyberaanval op Hydro en een milieugeschil in Brazilië met betrekking tot dezelfde producent.

(420)

Ten eerste hebben dergelijke elementen geen betrekking op de activiteiten van de bedrijfstak van de Unie, aangezien zij verband houden met de moederonderneming van de in Noorwegen gevestigde producent in de Unie en met een in Zuid-Amerika gevestigde gelieerde onderneming. Hoe dan ook hebben dergelijke elementen, gezien de aard ervan, betrekking op buitengewone uitgaven waarmee geen rekening wordt gehouden bij de beoordeling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(421)

Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat geen van de bovengenoemde factoren heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.1.2.7.   Invoer door de bedrijfstak van de Unie

(422)

De producent-exporteur Xiamen Xiashun voerde aan dat de vermeende schade werd veroorzaakt door de aankoop van het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie zelf.

(423)

De invoer door de bedrijfstak van de Unie werd verricht door een onderneming die verbonden was met een producent in de Unie en die op semi-onafhankelijke basis werkte, waarbij zij een klein deel van haar behoeften uit China betrok. Deze invoer was marginaal en nam in de loop van de beoordelingsperiode af; tijdens het onderzoektijdvak vertegenwoordigde deze invoer slechts 1 tot 4 % van de totale invoer uit China. Gezien hun geringe omvang concludeerde de Commissie dat deze aankopen de bedrijfstak van de Unie geen schade hadden kunnen berokkenen.

5.1.2.8.   LME-aluminiumprijs

(424)

De importeur Nova Trading voerde aan dat de daling van de LME-prijs vanaf juli 2018 tot de periode vóór de COVID-19-pandemie een rechtstreekse invloed had op de winstgevendheid van de producenten in de Unie.

(425)

De bedrijfstak van de Unie verkoopt AFRP’s gewoonlijk aan de hand van contracten waarbij de meest recente LME-prijs of de 3-maands-LME-prijs als referentie worden genomen. Producenten in de Unie maken daarbij gebruik van hedgingfaciliteiten die hen indekken in geval van een verschil tussen de in het contract vermelde aluminiumprijs en de daadwerkelijke aankoopprijs van aluminium.

(426)

Gelet op de wijze waarop de prijzen van aluminium met behulp van contracten worden vastgesteld, en het feit dat de bedrijfstak van de Unie zichzelf beschermt tegen schommelingen in de prijs van grondstoffen, kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat dalingen van de grondstofprijzen de bedrijfstak van de Unie geen schade zouden hebben berokkend.

5.1.3.   Conclusie inzake oorzakelijk verband

(427)

De Commissie heeft de gevolgen van alle bekende factoren die invloed hebben op de situatie van de bedrijfstak van de Unie afzonderlijk bekeken en deze losgekoppeld van het schadelijke effect van de invoer met dumping. Met uitzondering van de COVID-19-pandemie, die de reeds door aanmerkelijke schade gekenmerkte situatie van de bedrijfstak van de Unie nog heeft verslechterd, droeg geen van de factoren alleen of in combinatie bij tot de negatieve ontwikkeling van de schade-indicatoren die in de beoordelingsperiode werden waargenomen.

(428)

Op basis van het voorgaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de invoer met dumping uit het betrokken land de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft berokkend en dat de COVID-19-pandemie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de aanmerkelijke schade niet heeft afgezwakt.

6.   BELANG VAN DE UNIE

6.1.   Belang van de bedrijfstak en leveranciers in de EU

(429)

Er zijn ongeveer twintig groepen van ondernemingen bekend die AFRP’s produceren in de Unie. Het instellen van maatregelen zou de bedrijfstak van de Unie in staat stellen verloren marktaandeel terug te winnen en tegelijkertijd zijn winstgevendheid naar als duurzaam beschouwde niveaus op te trekken.

(430)

De bedrijfstak van de Unie stelt meer dan 8 000 werknemers direct te werk en nog veel meer werknemers hangen er indirect van af. De producenten zijn wijdverspreid over de hele Unie.

(431)

Het ontbreken van maatregelen zal naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijke negatieve effecten hebben op de bedrijfstak van de Unie in termen van verdere verhindering van een prijsverhoging, een verkoopdaling en een verdere verslechtering van de winstgevendheid op een moment dat de industrie zwaar heeft geïnvesteerd om zijn duurzaamheid veilig te stellen. De maatregelen zullen de bedrijfstak van de Unie in staat stellen zijn potentieel op de markt van de Unie te benutten, verloren marktaandeel terug te winnen en de winstgevendheid te verbeteren tot het niveau dat onder normale concurrentievoorwaarden te verwachten is.

(432)

European Aluminium vertegenwoordigt niet alleen de bedrijfstak van de Unie, maar ook een groot deel van de primaire aluminiumsector in de Unie die ingots/slabs aan de bedrijfstak van de Unie levert. De primaire aluminiumsector is ook een grote werkgever in de Unie en is afhankelijk van de gezondheid van zijn downstreamklanten. De levensvatbaarheid van deze toeleveranciers, die werk bieden aan ongeveer 2 800 werknemers, zal ook in gevaar worden gebracht als de bedrijfstak van de Unie verder krimpt.

(433)

Daarom concludeerde de Commissie dat de instelling van maatregelen in het belang van de bedrijfstak van Unie en van de toeleveranciers zou zijn.

6.2.   Belang van importeurs

(434)

Van alle importeurs hebben slechts vier niet-verbonden ondernemingen een steekproefformulier ingediend; zij vertegenwoordigden minder dan 2 % van de invoer uit China. De importeurs kochten ook AFRP’s van andere bronnen.

(435)

De in de steekproef opgenomen importeurs waren actief in verschillende sectoren binnen en buiten de Unie. Over het geheel genomen vertegenwoordigden AFRP’s minder dan 30 % van hun omzet en 10-15 % van hun gemiddelde omzet. Deze importeurs voerden AFRP’s in vanuit het betrokken land, vanuit derde landen en vanuit de bedrijfstak van de Unie. De importeurs gaven te kennen het niet eens te zijn met de instelling van antidumpingrechten omdat gebruikers en importeurs nadelige gevolgen zouden ondervinden van een kunstmatige prijsverhoging voor AFRP’s.

(436)

Een importeur, Nilo, verwees naar de situatie op de Amerikaanse markt en gaf aan dat de invoering van antidumpingrechten op Chinese AFRP’s tot een prijsstijging en tot vervanging van de Chinese invoer door invoer uit andere landen, zoals de EU, heeft geleid. Deze importeur voerde aan dat een dergelijk scenario zich waarschijnlijk op de EU-markt zou herhalen. Dezelfde importeur voerde ook aan dat de prijzen op de EU-markt zouden stijgen gezien het gebrek aan reservecapaciteit bij de bedrijfstak van de Unie.

(437)

In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de instelling van maatregelen niet noodzakelijkerwijs in het belang van de importeurs zou zijn. Bij de afweging van de verschillende belangen die op het spel staan, heeft zij echter de waarschijnlijke gevolgen ervan nader beoordeeld (zie punt 6.5).

6.3.   Belang van de gebruikers

(438)

Het betrokken product wordt afgenomen door verschillende verwerkende bedrijfstakken, voornamelijk bouw en constructie, de automobiel- en vervoersector, duurzame consumptiegoederen, energie, techniek en basisaluminiumfolie. AFRP’s kunnen direct in een afgewerkt product worden gebruikt of worden verwerkt en verkocht aan een andere industriële gebruiker.

(439)

Zoals vermeld in overweging 46, hebben vijf gebruikers de vragenlijst beantwoord. Deze gebruikers vertegenwoordigden slechts 12 % van de Chinese invoer en waren actief in de volgende sectoren: bouw en bouwnijverheid (meer in het bijzonder de productie van gecoate producten en ACP’s), aluminiumfolie (meer in het bijzonder flexibele verpakkingen), technische warmtewisselaars (meer in het bijzonder warmtewisselaars voor de automobielsector). In de voorlopige fase zijn slechts twee ondernemingen geverifieerd door middel van controles op afstand. De Commissie zal de volledigheid van de antwoorden van de gebruikers verder beoordelen en nagaan of meer ondernemingen aan controles op afstand moeten worden onderworpen. Dit kan van invloed zijn op de definitieve bevindingen betreffende de gebruikers.

6.3.1.   Bouw en constructie

(440)

Twee ondernemingen die actief zijn in de bouwsector hebben een vragenlijst voor gebruikers ingevuld. Een gebruiker, Multilaque SAS, kocht AFRP’s uitsluitend bij de bedrijfstak van de Unie aan en gaf aan dat eerlijke marktprijzen moeten gelden.

(441)

De andere gebruiker, Onderneming A, kocht AFRP’s van het betrokken land, de bedrijfstak van de Unie en andere landen. Onderneming A sprak zich uit tegen de instelling van antidumpingmaatregelen voor het betrokken product. Voorts heeft Onderneming A, zoals in punt 2.3.2 is uiteengezet, verzocht om aluminiumrollen voor de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen uit te sluiten. Dit verzoek werd ingewilligd. De opmerkingen van Onderneming A met betrekking tot het belang van de Unie werden in dat deel behandeld. Op andere opmerkingen van deze partij werd ingegaan waar dat relevant was.

6.3.2.   Basisaluminiumfolie

(442)

Een gebruiker, Amcor Flexibles Singen GmbH (“Amcor”), die actief is in de sector van flexibele verpakking, beantwoordde de vragenlijst voor gebruikers. Deze gebruiker nam evenwel geen standpunt in ten aanzien van de instelling van maatregelen en maakte geen zinvolle niet-vertrouwelijke opmerkingen.

(443)

Op basis van zijn antwoord op de vragenlijst zou deze gebruiker, indien hij niet in staat zou zijn een kostenstijging te verrekenen, de mogelijkheid hebben om deze te absorberen gezien de winstgevendheid die hij rapporteerde.

6.3.3.   Technisch

(444)

Twee ondernemingen, Valeo en TitanX, die actief zijn in de sector van warmtewisselaars voor de automobielsector, hebben de vragenlijst voor gebruikers beantwoord. Beide ondernemingen betrokken AFRP’s uit het betrokken land en uit de Unie. Valeo betrok ook AFRP’s uit andere landen. Terwijl Valeo zich verzette tegen mogelijke antidumpingmaatregelen, nam TitanX geen standpunt in. Beide ondernemingen dienden verzoeken om uitsluiting in, zoals beschreven in punt 2.3.1. Deze verzoeken werden afgewezen. De opmerkingen van deze gebruikers en van andere belanghebbenden die verzoeken om AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector uit te sluiten en die betrekking hebben op het belang van de Unie, zijn in dat deel behandeld.

(445)

Zoals in punt 2.3.1 is uiteengezet, beschikt de bedrijfstak van de Unie over voldoende capaciteit om aan de huidige en toekomstige vraag te voldoen en bestaat er, gezien de concurrentievoorwaarden en de beschikbare capaciteit in de EU, geen risico op een structurele prijsstijging. De Commissie concludeerde ook dat het winstniveau van voor de pandemie de fabrikanten van warmtewisselaars voor de automobielsector in staat zou stellen extra kosten in de vorm van antidumpingrechten of validatiekosten te absorberen, mochten zij weer op producenten in de Unie willen overschakelen. Wat de gevolgen van de maatregelen voor de toeleveringsketen betreft, concludeerde de Commissie dat de overgang van de ene AFRP-leverancier naar de andere belastend zou kunnen zijn, maar dat de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn de Chinese invoer snel te vervangen en een veilige alternatieve leveringsbron te bieden.

(446)

Bovendien moet worden opgemerkt dat, afgezien van Mahle, een andere gebruiker in deze sector, verscheidene andere ondernemingen die samen meer dan 50 % van het geschatte verbruik van AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector voor hun rekening nemen, zich niet hebben gemeld om zich tegen het onderzoek of tegen mogelijke antidumpingmaatregelen te verzetten.

(447)

Op basis van de door de gebruikers in kwestie verstrekte informatie concludeerde de Commissie bijgevolg voorlopig dat de instelling van maatregelen niet zou indruisen tegen het belang van gebruikers die actief zijn in de sector van warmtewisselaars voor de automobielsector.

6.3.4.   Andere sectoren

(448)

Er werden geen verifieerbare gegevens ontvangen voor de andere gebruikerssectoren, zoals duurzame consumptiegoederen en energie. Het kan niet worden uitgesloten dat sommige gebruikers die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt, bepaalde nadelige gevolgen van de maatregelen kunnen ondervinden. Er is echter geen informatie in het dossier om deze effecten te onderbouwen of te kwantificeren.

6.3.5.   Conclusie over het belang van de gebruikers

(449)

De Commissie heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een uniform belang van de gebruikers voor of tegen de instelling van maatregelen. De gebruikers die zich tegen de opgelegde maatregelen hebben uitgesproken, kunnen evenwel bepaalde beperkte negatieve gevolgen ondervinden.

6.4.   Andere belangen

(450)

Aluminium is veel lichter dan staal en wordt in de Unie beschouwd als een essentiële grondstof om vooruitgang te boeken met het oog op het behalen van de uitstootstreefcijfers van de Overeenkomst van Parijs (2015) en de eigen emissiedoelstellingen van de Europese Unie, zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad van 10/11 december 2020. Zo worden AFRP’s die binnen en buiten de productomschrijving vallen steeds vaker gebruikt in de automobielsector. Zij zijn essentieel voor de lancering van de sector elektrische voertuigen in de Unie. Zowel binnen als buiten de productomschrijving vallende AFRP’s die in de automobielsector worden gebruikt, worden door de bedrijfstak van de Unie geproduceerd. Het ontbreken van maatregelen voor onder de productomschrijving vallende AFRP’s zou ook een negatief effect hebben op de productie van buiten de productomschrijving vallende AFRP’s, aangezien de vaste kosten zouden moeten worden gespreid over een lager productievolume, hetgeen eveneens zou leiden tot kosten- en prijsstijgingen voor dergelijke producten.

(451)

Voorts is de bedrijfstak van de Unie in het kader van een schone en circulaire economie meer gebruik gaan maken van gerecyclede materialen in het productieproces om de koolstofvoetafdruk te verkleinen. Dit draagt bij tot het behalen van de emissiedoelstellingen van de EU. Ook veroorzaakt de aluminiumproductie in de EU, zoals aangegeven in overweging 78, gemiddeld bijna drie keer minder CO2 dan in de VRC.

(452)

De Commissie heeft dan ook geconcludeerd dat de instelling van maatregelen bijdraagt tot de verwezenlijking van het beleid van de Unie om de CO2-uitstoot te verminderen.

6.5.   Afweging van tegenstrijdige belangen

(453)

Overeenkomstig artikel 21, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie de verschillende tegenstrijdige belangen beoordeeld en bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om de handelsverstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en daadwerkelijke mededinging te herstellen. Zij beoordeelde met name het argument van de importeur Nilo dat hij onevenredig hard zou worden getroffen door de instelling van maatregelen, zoals blijkt uit een soortgelijke ontwikkeling op de Amerikaanse markt na de instelling van maatregelen door de Amerikaanse overheid.

(454)

De Commissie heeft in dit verband opgemerkt dat de marktdeelnemers (producenten, gebruikers en importeurs) niet dezelfde zijn. Ten tweede had het onderzoek in de VS niet precies dezelfde productomschrijving en was het niveau van de in de VS ingestelde rechten veel hoger.

(455)

Wat de prijsstijging betreft, bleek uit het onderzoek dat de Chinese prijzen de prijzen in de Unie gemiddeld met 7,5 % onderboden en dat de verhindering van een prijsverhoging tot een verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie heeft geleid. Ook als de prijzen weer tot een duurzaam niveau zouden stijgen, en gezien het aanzienlijke marktaandeel van andere landen zoals aangegeven in punt 5.1.2.3, was de Commissie van oordeel dat die stijging beperkt zou blijven vanwege de mate van concurrentie op de markt van de Unie. Zoals reeds vermeld in punt 4.6.2.1, beschikt de bedrijfstak van de Unie over voldoende reservecapaciteit. Bijgevolg zouden ook de negatieve gevolgen voor de gebruikers beperkt blijven.

(456)

Bij de beoordeling van het belang van dergelijke negatieve gevolgen voor de importeurs stelde de Commissie in de eerste plaats vast dat de mate van medewerking uiterst laag was. Op basis van deze beperkte informatie in het dossier gaat de Commissie er in ieder geval voorlopig van uit dat de importeurs het recht aan hun afnemers zullen kunnen doorberekenen, gezien hun winstmarges van ongeveer 5 % tot 8 % op het betrokken product. Zij hebben ook de mogelijkheid alternatieve leveringsbronnen te vinden, waaronder leveranciers uit andere derde landen en de bedrijfstak van de Unie, waarmee zij reeds samenwerken. De in de steekproef opgenomen importeurs hebben immers een evenwichtige aanbodstructuur en zijn niet uitsluitend van Chinese invoer afhankelijk. Bovendien hebben de in de steekproef opgenomen importeurs aanzienlijke activiteiten die geen verband houden met het betrokken product en waarop de instelling van de rechten geen invloed heeft.

(457)

De Commissie was derhalve van oordeel dat niet-verbonden importeurs door de instelling van de maatregelen niet onevenredig hard zouden worden getroffen dankzij hun andere activiteiten, de beschikbaarheid van andere leveringsbronnen voor het onderzochte product en de mogelijkheid om het effect van de rechten gedeeltelijk aan hun afnemers door te berekenen. Hoe dan ook zal de situatie van de importeurs in de definitieve fase verder worden beoordeeld.

(458)

Tot slot voerde een importeur, Airoldi, aan dat de bedrijfstak van de Unie het antidumpinginstrument gebruikt om een dominante positie in te nemen, wat volgens de rechtspraak van de Unierechter neerkomt op rechtsmisbruik. Er zijn echter geen aanwijzingen in het dossier over huidig of toekomstig concurrentieverstorend gedrag of een oneerlijk oligopolie van de bedrijfstak van de Unie. Bijgevolg was er volgens de Commissie geen hoger belang om daadwerkelijke mededinging in de Unie in stand te houden dat kon gelden als reden om geen maatregelen in te stellen.

6.6.   Conclusie inzake belang van de Unie

(459)

Op basis van het voorgaande is de Commissie tot de voorlopige conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat de instelling van voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van AFRP’s van oorsprong uit de VRC niet in het belang van de Unie zou zijn.

7.   NIVEAU VAN DE MAATREGELEN

(460)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie beoordeeld of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om de schade voor de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping op te heffen.

(461)

In het onderhavige geval hebben de klagers het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkten in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening aangevoerd. Om het geschikte niveau van de maatregelen te beoordelen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen. Vervolgens onderzocht zij of dit recht toereikend zou zijn om de schade op te heffen, rekening houdend met de vermeende aanwezigheid van verstoringen van de grondstoffenmarkten overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

7.1.   Prijsbederfmarge

(462)

De Commissie bepaalde eerst het bedrag aan rechten dat noodzakelijk was om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade weg te nemen bij ontbreken van verstoringen als bedoeld in artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening. In dit geval zou de schade worden weggenomen indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken, met inbegrip van de kosten die voortvloeien uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde IAO-verdragen, en een redelijke winst te boeken (“nagestreefde winst”).

(463)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater, van de basisverordening hield de Commissie bij de bepaling van de nagestreefde winst rekening met de volgende factoren:

de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer uit het betrokken land;

de mate van winstgevendheid die nodig is om de volledige kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (R&D) en innovatie te dekken, en

het onder normale concurrentievoorwaarden te verwachten rentabiliteitsniveau.

(464)

Die winstmarge mag niet lager zijn dan 6 %.

(465)

European Aluminium voerde aan dat de nagestreefde winst, gezien het kapitaalintensieve en op innovatie gerichte karakter van de sector, op ten minste 12 % zou moeten worden vastgesteld. Een producent, Hydro, verwees naar een winstmarge “tussen 5 en 10 %” en verwees tevens naar de winst die werd behaald in een andere sector (0-15 %) waar geen sprake was van invoer met dumping.

(466)

In deze fase van het onderzoek heeft geen van de in de steekproef opgenomen producenten bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat hij in de beoordelingsperiode of in de tien jaar voorafgaand aan het einde van het onderzoektijdvak de door European Aluminium opgegeven nagestreefde winst heeft behaald. Zoals aangegeven in tabel 10 bleef de gemiddelde winst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak bovendien onder de nagestreefde winst overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater. Bovendien was de Commissie van oordeel dat het niet nodig was gebruik te maken van de winst die werd behaald in een andere sector die van het toepassingsgebied van dit onderzoek was uitgesloten.

(467)

Gezien het bovenstaande werd de winstmarge vastgesteld op 6 % overeenkomstig artikel 7, lid 2 quater.

(468)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 quinquies, van de basisverordening beoordeelde de Commissie als laatste stap de toekomstige kosten voortvloeiend uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, en uit de in bijlage I bis vermelde verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken. De Commissie heeft extra kosten van ongeveer 0,5 tot 8 EUR per ton vastgesteld, die aan de geen schade veroorzakende prijs voor de betrokken in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden toegevoegd. Een aantekening op het dossier over de wijze waarop de Commissie deze extra kosten heeft vastgesteld, is beschikbaar in het dossier voor inzage door belanghebbenden.

(469)

Deze kosten omvatten de toekomstige aanvullende kosten om te voldoen aan het emissiehandelssysteem van de EU (EU-ETS). Het EU-ETS is een hoeksteen van het EU-beleid om te voldoen aan multilaterale milieuovereenkomsten. Deze extra kosten werden berekend op basis van de gemiddelde geraamde extra EU-emissierechten die tijdens de periode van toepassing van de maatregelen (2021-2025) zullen moeten worden aangekocht. De bij de berekening gebruikte EU-emissierechten waren exclusief gratis ontvangen emissierechten en werden aangepast om ervoor te zorgen dat zij uitsluitend betrekking hadden op het onderzochte product. Bij de extra kosten is ook rekening gehouden met indirecte CO2-kosten als gevolg van een stijging van de elektriciteitsprijzen in de periode 2021 tot 2025 in verband met het EU-ETS. Dergelijke indirecte CO2-kosten waren eveneens gebaseerd op de EU-emissierechten en na aftrek van eventuele van nationale autoriteiten ontvangen compensaties.

(470)

De kosten van de EU-emissierechten werden geëxtrapoleerd om rekening te houden met de verwachte prijsschommelingen voor de duur van de maatregelen. Voor deze verwachte prijzen zijn gegevens van Bloomberg New Energy Finance van 8 februari 2021 gebruikt. De gemiddelde geraamde prijs van EU-emissierechten voor deze periode bedraagt 35,51 EUR per ton uitgestoten CO2.

(471)

Op deze grondslag berekende de Commissie een niet-schadelijke prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie.

(472)

De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer.

(473)

Wat de residuele marge betreft, achtte de Commissie het vanwege de lage mate van medewerking van Chinese exporteurs en andere in overweging 289 uiteengezette overwegingen passend de residuele prijsbederfmarge op basis van beschikbare feiten vast te stellen. Deze marge werd vastgesteld op het niveau van de hoogste prijsbederfmarge die was vastgesteld voor productsoorten die in representatieve hoeveelheden werd verkocht, op basis van de gegevens van de medewerkende producenten-exporteurs. De aldus berekende residuele prijsbederfmarge werd vastgesteld op 46,7 %.

(474)

Het resultaat van deze berekeningen is te vinden in onderstaande tabel.

Onderneming

Dumpingmarge (%)

Prijsbederfmarge (%)

Jiangsu Alcha Aluminum Group Co., Ltd.

88,3 %

28,3 %

Nanshan Group

122,1 %

19,3 %

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd.

30,0 %

21,4 %

Andere medewerkende ondernemingen

68,5 %

22,6 %

Alle andere ondernemingen

183,7 %

46,7 %

(475)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat moest worden nagegaan of er ten aanzien van het betrokken product sprake is van een verstoring van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening, waardoor een recht lager dan de dumpingmarge ontoereikend zou zijn om een einde te maken aan de schade die door de invoer met dumping van het betrokken product is veroorzaakt.

7.2.   Verstoringen van de grondstoffenmarkt

(476)

De klager voerde aan dat een van de grondstoffen die in de VRC voor de vervaardiging van het betrokken product worden gebruikt, aan een uitvoerheffing onderworpen en derhalve verstoord is. Bij de verstoorde grondstof ging het om aluminiumingots, die volgens de klager meer dan 17 % van de productiekosten van het betrokken product uitmaken.

(477)

Daarom heeft de Commissie, zoals aangekondigd in het bericht van inleiding, overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening de vermeende verstoringen onderzocht in de zin van artikel 7, lid 2 bis van de basisverordening.

(478)

Het onderzoek heeft bevestigd dat de VRC in het onderzoektijdvak een uitvoerheffing had geheven op aluminiumingots. Deze heffing bedraagt 15 % van de uitvoerprijs van de ingots. De Commissie concludeerde derhalve dat deze maatregel valt onder de lijst van maatregelen die neerkomen op een verstoring van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening.

(479)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2 bis, tweede alinea, heeft de Commissie verder onderzocht of de prijs van deze grondstof aanmerkelijk lager was dan die op de representatieve internationale markten. Voor deze vergelijking maakte de Commissie voorlopig gebruik van de referentieprijs die was vastgesteld voor de berekening van de normale waarde, namelijk de invoerprijs van aluminiumingots in Turkije zoals aangegeven in tabel 2 in overweging 248, aangezien die prijs in dit geval ook werd beschouwd als een prijs van representatieve internationale markten. De Commissie heeft de referentieprijs vergeleken met de prijs van de aluminiumingots die daadwerkelijk door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs is betaald, en heeft op basis daarvan vastgesteld dat de prijs van deze grondstof in de VRC bij aankoop door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs niet aanmerkelijk lager was dan de representatieve internationale referentieprijs, namelijk gemiddeld minder dan [6 %]. Uit het dossier bleek ook dat de binnenlandse prijzen voor aluminiumingots boven en onder de internationale prijzen schommelden.

(480)

De Commissie kwam derhalve tot de voorlopige conclusie dat de prijs van aluminiumingots niet aanmerkelijk lager was dan de prijzen op de representatieve internationale markten. In dit stadium was de Commissie derhalve van mening dat niet was voldaan aan de voorwaarden van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening en dat de bepalingen van artikel 7, lid 2, dus van toepassing waren om de hoogte van het voorlopige recht vast te stellen.

8.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(481)

Op basis van de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

(482)

Gezien de voorlopige conclusie in overweging 480 over de mogelijke toepassing van artikel 7, lid 2 bis, van de basisverordening, moeten de voorlopige antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China worden ingesteld in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening.

(483)

De Commissie heeft de prijsbederfmarges en de dumpingmarges vergeleken (overweging 474). Het bedrag van de rechten werd vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de prijsbederfmarge indien deze lager is.

(484)

Op basis van het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt worden vastgesteld:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

Jiangsu Alcha Aluminum Group Co., Ltd

28,3 %

Nanshan Group

19,3 %

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd

21,4 %

Andere medewerkende ondernemingen

22,6 %

Alle andere ondernemingen

46,7 %

(485)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen is vastgesteld. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde rechtspersonen. Op het betrokken product dat is geproduceerd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet uitdrukkelijk worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen verbonden zijn, is het recht van toepassing dat voor “alle andere ondernemingen” geldt. Die invoer mag niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(486)

Wanneer de uitvoer van een van de ondernemingen die van een lager individueel recht profiteren na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan, mits aan de voorwaarden is voldaan, een onderzoek naar ontwijking van maatregelen worden geopend. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(487)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

9.   INFORMATIE OVER VOORLOPIGE MAATREGELEN

(488)

Overeenkomstig artikel 19 bis van de basisverordening heeft de Commissie de belanghebbenden op de hoogte gebracht van de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze informatie is ook openbaar gemaakt op de website van DG Handel. Belanghebbenden hebben drie werkdagen de tijd gekregen om opmerkingen in te dienen over de juistheid van de berekeningen die specifiek aan hen zijn meegedeeld.

(489)

Jiangsu Alcha, Nanshan Group en Xiamen Xiashun hebben opmerkingen ingediend over de nauwkeurigheid van de berekeningen. De bedrijfstak van de Unie heeft geen opmerkingen over de nauwkeurigheid van de berekeningen ingediend. De Commissie heeft de opmerkingen in overweging genomen en waar nodig administratieve rekenfouten gecorrigeerd.

10.   SLOTBEPALINGEN

(490)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(491)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onverminderd artikel 2 wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op gewalste platte aluminiumproducten, al dan niet gelegeerd, ook indien verder bewerkt dan het gewalste platte product, niet op een drager, zonder interne lagen van ander materiaal,

opgerold of in opgerolde strippen, als op maat gesneden bladen of in de vorm van cirkels; met een dikte van 0,2 mm of meer doch niet meer dan 6 mm;

in platen, met een dikte van meer dan 6 mm;

opgerold of in opgerolde strippen, met een dikte van 0,03 mm of meer doch minder dan 0,2 mm;

momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 7606 11 10 (Taric-codes 7606111025, 7606111086), ex 7606 11 91 (Taric-codes 7606119125, 7606119186), ex 7606 11 93 (Taric-codes 7606119325, 7606119386), ex 7606 11 99 (Taric-codes 7606119925, 7606119986), ex 7606 12 20 (Taric-codes 7606122025, 7606122088), ex 7606 12 92 (Taric-codes 7606129225, 7606129293), ex 7606 12 93 (Taric-code 7606129386), ex 7606 12 99 (Taric-codes 7606129925 en 7606129986), ex 7606 91 00 (Taric-codes 7606910025, 7606910086), ex 7606 92 00 (Taric-codes 7606920025, 7606920092), ex 7607 11 90 (Taric-codes 7607119044, 7607119048, 7607119051, 7607119053, 7607119065, 7607119071, 7607119073, 7607119075, 7607119077, 7607119091, 7607119093) en ex 7607 19 90 (Taric-codes 7607199075, 7607199094) en van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht (%)

Aanvullende Taric-code

Jiangsu Alcha Aluminum Group Co., Ltd

28,3

C610

Nanshan Group

Shandong Nanshan Aluminium Co., Ltd,

Yantai Nanshan Aluminum New Material Co., Ltd,

Longkou Nanshan Aluminum Rolling New Material Co., Ltd,

Yantai Donghai Aluminum Foil Co., Ltd.

19,3

C611

Xiamen Xiashun Aluminium Foil Co., Ltd

21,4

C612

Andere medewerkende ondernemingen (bijlage)

22,6

 

Alle andere ondernemingen

46,7

C999

3.   De individuele rechten die zijn vastgesteld voor de in lid 2 vermelde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die als volgt luidt: “Ondergetekende verklaart dat de [hoeveelheid] [betrokken product] die naar de Europese Unie is uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.” Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Bij het in de Unie in het vrije verkeer brengen van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   De volgende producten zijn uitgesloten van het in artikel 1, lid 1, omschreven product:

materiaal uit aluminium voor rompen van drankblikjes, voor bodems van drankblikjes en voor lipjes van drankblikjes;

aluminiumproducten, gelegeerd, met een dikte van 0,2 mm of meer doch niet meer dan 6 mm, voor gebruik als carrosseriepanelen in de automobielindustrie;

aluminiumproducten, gelegeerd, met een dikte van 0,8 mm of meer, voor gebruik bij de fabricage van onderdelen voor vliegtuigen.

2.   Het in artikel 1, lid 1, omschreven product wordt vrijgesteld van het voorlopige antidumpingrecht indien het wordt ingevoerd voor gebruik bij de productie van gecoate rollen en aluminium composietpanelen en aan de volgende technische kenmerken voldoet:

Rollen aluminium met genivelleerde spanning

Warmgewalste rollen

Breedte: van 800 mm tot 2 050 mm

Dikte: 0,20 mm tot 1,5 mm

Tolerantie op de dikte:

+/– 0,01 mm voor een dikte van 0,20 tot 0,50 mm

+/– ½ norm voor diktes van 0,51 mm tot 1,50 mm

Tolerantie op de breedte: + 1,50/– 0,00 mm

Legeringen: 5005, 3005, 3105

Harding: h14, h16, h24, h26

Maximale golfhoogte: max. 3 op 1 000 mm

3.   De in lid 1, tweede en derde streepje, bedoelde uitsluitingen en de in lid 2 bedoelde vrijstelling zijn onderworpen aan de voorwaarden van de douanebepalingen van de Unie inzake de regeling bijzondere bestemming, met name artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (140) (het douanewetboek van de Unie).

Artikel 3

1.   Belanghebbenden moeten hun schriftelijke opmerkingen inzake deze verordening binnen 15 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie indienen.

2.   Belanghebbenden die om een hoorzitting bij de Commissie willen verzoeken, moeten dit binnen vijf kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening doen.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van gewalste platte aluminiumproducten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 268 van 14.8.2020, blz. 5).

(3)  Tron-document T20.006896.

(4)  https://www.european-aluminium.eu/activity-report-2019-2020/market-overview/, geraadpleegd op 25 januari 2021.

(5)  De onderneming beschouwde haar vervoerskosten als vertrouwelijk.

(6)  Zie punt 105 van de klacht.

(7)  https://trade.ec.europa.eu/tdi/case_details.cfm?id=2475

(8)  Mededeling over de gevolgen van de uitbraak van COVID-19 voor antidumping- en antisubsidieonderzoeken (PB C 86 van 16.3.2020, blz. 6).

(9)  Tron-document t21.000574.

(10)  Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).

(11)  Zoals gedefinieerd in het bericht tot wijziging van het bericht van inleiding (PB C 36 van 2.2.2021, blz. 18).

(12)  Zoals gedefinieerd door de partij en onder verwijzing naar de productomschrijving zoals bekendgemaakt in het in voetnoot 2 vermelde bericht van inleiding.

(13)  De validering garandeert dat het ontwikkelde product voldoet aan de eisen van de klant. De validering heeft betrekking op de warmtewisselaar voor motorvoertuigen zelf en op de AFRP’s voor warmtewisselaars voor de automobielsector. Dit proces kan tot twee jaar duren en omvat laboratoriumtests en de validering van materialen en processen.

(14)  Zaak M.9560 — Gränges/Impexmetal; besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1) en artikel 57 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (23.9.2020 C(2020) 6652 final), beschikbaar op: https://ec.europa.eu/competition/mergers/cases1/202050/m9560_488_3.pdf

(15)  https://www.world-aluminium.org/media/filer_public/2018/02/19/lca_report_2015_final_26_june_2017.pdf, tabel 10, blz. 34, en https://www.european-aluminium.eu/media/2052/european-aluminium-environmental-profile-report-2018-executive-summary.pdf, blz. 6, geraadpleegd op 18 februari 2020.

(16)  https://www.ecofinagency.com/finance/2007-34929-morocco-car-manufacturer-nanjing-xiezhong-to-build-at-kenitra; https://autotechinsight.ihsmarkit.com/news/36512/nanjing-xiezhong-auto-airconditioner-to-set-up-a-new-plant-in-morocco-report; https://www.usinenouvelle.com/article/automobile-au-maroc-une-usine-en-vue-pour-le-chinois-xiezhong-specialiste-de-la-clim-a-proximite-du-futur-site-psa.N402812, geraadpleegd op 15 februari 2020.

(17)  Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).

(18)  Verordening (EG) nr. 2023/2006 van de Commissie van 22 december 2006 betreffende goede fabricagemethoden voor materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 75).

(19)  Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).

(20)  Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

(21)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/271 van de Commissie van 16 februari 2017 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Verordening (EG) nr. 925/2009 van de Raad is ingesteld op bepaald bladaluminium van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van bepaald enigszins gewijzigd bladaluminium (PB L 40 van 17.2.2017, blz. 51), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2213 (PB L 316 van 1.12.2017, blz. 17).

(22)  Verordening (EU) 2019/2220 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1388/2013 betreffende de opening en het beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouw- en industrieproducten (PB L 333 van 27.12.2019, blz. 33).

(23)  “Vragenlijst voor de regering van de Volksrepubliek China over het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, van Verordening (EU) 2016/1036” en “Vragenlijst over het bestaan van verstoringen van de grondstoffenmarkt in de zin van artikel 7, lid 2 bis, van Verordening (EU) 2016/1036 voor de regering van de Volksrepubliek China”.

(24)  Werkdocument van de diensten van de Commissie, “Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations”, 20 december 2017, SWD(2017) 483 final/2 (“het rapport”).

(25)  OESO (2019), “Measuring distortions in international markets: the aluminium value chain”, OECD Trade Policy Papers, No. 218, OECD Publishing, Parijs: https://doi.org/10.1787/c82911ab-en (laatst geraadpleegd op 3 september 2020).

(26)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/915 van de Commissie van 4 juni 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde aluminiumfolie op rollen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 146 van 5.6.2019, blz. 63).

(27)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 6-7.

(28)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 10.

(29)  Beschikbaar op http://www.fdi.gov.cn/1800000121_39_4866_0_7.html (laatst geraadpleegd op 8 september 2020).

(30)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 20-21.

(31)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 41, 73-74.

(32)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120-121.

(33)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 122-135.

(34)  Rapport — hoofdstuk 7, blz. 167-168.

(35)  Rapport — hoofdstuk 8, blz. 169, 170, 200 en 201.

(36)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 15-16; hoofdstuk 4, blz. 50 en 84; hoofdstuk 5, blz. 108-109.

(37)  Rapport — hoofdstuk 3, blz. 22-24 en hoofdstuk 5, blz. 97-108.

(38)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 104-109.

(39)  OESO-onderzoek, blz. 29.

(40)  Australian Anti-Dumping Commission, Aluminium Extrusions from China, REP 248, blz. 79 (13 juli 2015).

(41)  Taube, M. (2017), Analysis of Market Distortions in the Chinese Non-Ferrous Metals Industry, Think!Desk, 24 april 2017, blz. 51.

(42)  Zie bijvoorbeeld een verslag over het falen van de provinciale overheid van Shandong om de uitbreiding van de capaciteit van de aluminiumproductie te beperken: https://mp.weixin.qq.com/s?__biz=MzI2OTUyMzA0Nw==&mid=2247494318&idx=1&sn=9690ca50845c19f38eafff659516817a&chksm=eaddaba6ddaa22b071a5e2588aa787ed6f6a1a964ccae55c4d85c6f7ccbfcb5cedd3cdceac9d&scene=0&pass_ticket=JFplYZoDqNTFmOPYUGJbMwF0XlC1N3hAJ3EYPpsKx6rkt4fSeZ4TwIvB5BffX4du#rd (geraadpleegd op 7 september 2020).

(43)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 387-388.

(44)  Zie positie 35 van de Sasac-lijst: http://www.sasac.gov.cn/n2588035/n2641579/n2641645/index.html

(45)  Rapport — hoofdstuk 5, blz. 100-101.

(46)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 26.

(47)  Rapport — hoofdstuk 2, blz. 31-32.

(48)  Beschikbaar op https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU (laatst geraadpleegd op 9 september 2020).

(49)  Beschikbaar op www.gov.cn/zhengce/2020-09/15/content_5543685.htm (laatst geraadpleegd op 10 maart 2021).

(50)  Financial Times (2020) “Chinese Communist Party asserts greater control over private enterprise” (Chinese Communistische Partij vergroot controle over particuliere ondernemingen), beschikbaar op: https://on.ft.com/3mYxP4j

(51)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/915.

(52)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 388.

(53)  http://www.chalco.com.cn/chalcoen/rootfiles/2018/04/19/1524095189602052-1524095189604257.pdf (geraadpleegd op 8 maart 2019).

(54)  Zie China Non Ferrous Metal Journal, 20 oktober 2020: https://www.cnmn.com.cn/ShowNews1.aspx?id=423470

(55)  http://act.chinatt315.org.cn/hy/tthy/2014/0906/13763.html

(56)  Rapport — hoofdstukken 14.1 tot en met 14.3.

(57)  Rapport — hoofdstuk 4, blz. 41, 42 en 83.

(58)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/915.

(59)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1428 van de Commissie van 12 oktober 2020 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op aluminium extrusies van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 336 van 13.10.2020, blz. 8).

(60)  Het 13e vijfjarenplan voor economische en sociale ontwikkeling van de Volksrepubliek China (2016-2020); http://en.ndrc.gov.cn/newsrelease/201612/P020161207645765233498.pdf

(61)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 377.

(62)  Rapport — hoofdstuk 12, blz. 275-282 en hoofdstuk 15, blz. 378-382.

(63)  Rapport — hoofdstuk 12, blz. 275-282.

(64)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 378-382, 390.

(65)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 384-385.

(66)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 382-383.

(67)  Zie http://www.gov.cn/zhengce/content/2016-06/16/content_5082726.htm (geraadpleegd op 20 juli 2020).

(68)  Ibid., afdeling 3.

(69)  Ibid., afdeling 4.

(70)  Zie: http://gxt.shandong.gov.cn/art/2018/11/6/art_15681_3450015.html (geraadpleegd op 20 juli 2020), punt 13.

(71)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 386.

(72)  Zie http://miit.gov.cn/n1146285/n1146352/n3054355/n3057569/n3057572/c6566256/content.html (geraadpleegd op 20 juli 2020).

(73)  Ibid, afdeling I.

(74)  Ibid, afdeling II.

(75)  Ibid, afdeling VII.

(76)  Zie: http://www.gov.cn/zhengce/content/2016-06/16/content_5082726.htm, afdeling 10.

(77)  Zie: https://finance.sina.com.cn/money/future/indu/2019-11-26/doc-iihnzahi3508583.shtml (geraadpleegd op 20 juli 2020).

(78)  Zie: http://gxt.shandong.gov.cn/art/2018/11/6/art_15681_3450015.html, afdeling 6.

(79)  Zie: http://www.chinania.org.cn/html/introduce/xiehuizhangcheng/ (geraadpleegd op 21 juli 2020).

(80)  Zie: http://www.cnfa.net.cn/about/1546.aspx (geraadpleegd op 21 juli 2020).

(81)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 377-387.

(82)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 378 en 389; OESO-onderzoek, blz. 25 en 26.

(83)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 390-391. Levering van elektriciteit met korting wordt ook door andere bronnen gemeld. Zie bijvoorbeeld: Economic Information Daily: Zorgen over afnemende groei, een westelijke regio die een voorkeursbeleid instelt ter ondersteuning van bedrijfstakken die grootverbruikers van energie zijn http://jjckb.xinhuanet.com/2012-07/24/content_389459.htm (geraadpleegd op 4 september 2020), verslaglegging over hoe Chinese provincies als Shaanxi, Ningxia, Qinghai en Gansu nog steeds goedkope elektriciteit leveren om meer investeringen aan te trekken.

(84)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 392-393.

(85)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 393-394.

(86)  Rapport — hoofdstuk 15, blz. 395-396.

(87)  Ibid, blz. 16 en30. De Chinese autoriteiten bemoeien zich echter ook met andere basisproducten. Een typisch voorbeeld is steenkool, een sector waarin de overheid nog steeds de bevoegdheid heeft om prijsstijgingen te beperken. Zie: https://policycn.com/policy_ticker/coal-price-unlikely-to-jump-during-heating-season/?iframe=1&secret=c8uthafuthefra4e (geraadpleegd op 4 september 2020).

(88)  Ibid. blz. 16-18.

(89)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 138-149.

(90)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 216.

(91)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 213-215.

(92)  Rapport — hoofdstuk 9, blz. 209-211.

(93)  Besluitvormingsmemorandum voor de voorlopige vaststelling: antisubsidieonderzoek naar bepaalde aluminiumfolie uit de Volksrepubliek China, gepubliceerd door de Dienst voor Internationale Handel, Ministerie van Handel op 7 augustus 2017, IX.E. blz. 30, beschikbaar op https://enforcement.trade.gov/frn/summary/prc/2017-17113-1.pdf (laatst geraadpleegd op 11 maart 2019).

(94)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 332-337.

(95)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 336.

(96)  Rapport — hoofdstuk 13, blz. 337-341.

(97)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 114-117.

(98)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 119.

(99)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 120.

(100)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121 en 122, 126-128, 133-135.

(101)  Zie IMF Working Paper “Resolving China’s Corporate Debt Problem”, door Wojciech Maliszewski, Serkan Arslanalp, John Caparusso, José Garrido, Si Guo, Joong Shik Kang, W. Raphael Lam, T. Daniel Law, Wei Liao, Nadia Rendak, Philippe Wingender, Jiangyan, oktober 2016, WP/16/203.

(102)  Rapport — hoofdstuk 6, blz. 121 en 122, 126-128, 133-135.

(103)  OESO-onderzoek, blz. 21.

(104)  Zie website Xiamen Xiashun: http://www.xiashun.com/about/awards.htm

(105)  Zie de mededeling van de provincie Fujian van 2012 over de ontwikkeling van de erkenning van kernondernemingen in strategische en opkomende bedrijfstakken, delen II en VI: http://www.fjmtxh.com/NewsInfo.aspx?Id=11101

(106)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21, en PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55.

(107)  World Bank Open Data — Upper Middle Income; https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income

(108)  Uitgaande van de in de klacht en door verschillende belanghebbenden verstrekte gegevens kan aluminium, d.w.z. niet-gelegeerd, ruw aluminium (GS-code 7601 10) en/of aluminiumlegeringen, ruw (GS-code 7601 20) en/of resten en afval van aluminium (GS-code 7602 00), afhankelijk van de productsoort tot 80 % van de totale productiekosten van het betrokken product uitmaken. Resten en afval van aluminium vormen een belangrijk bijproduct dat tot op zekere hoogte in het productieproces kan worden hergebruikt. Volgens de klacht kan de totale hoeveelheid resten en afval die tijdens de productie wordt gegenereerd tot 50 % van de totale productiehoeveelheid uitmaken.

(109)  In Brazilië was slechts voor een van de twee ondernemingen waarvan de financiële gegevens beschikbaar waren, een recente jaarrekening (2019) beschikbaar. In Turkije was slechts voor een van de vier ondernemingen waarvan de financiële gegevens beschikbaar waren, een recente jaarrekening (2019) beschikbaar. In Thailand was slechts voor drie van de vijf ondernemingen waarvan de financiële gegevens beschikbaar waren, een recente jaarrekening (2019) beschikbaar.

(110)  http://www.hindalco.com/investor-cetre/reports-and-presentations

(111)  De ondernemingen Airoldi, Onderneming A, Jiangsu Alcha Group, Lodec Metal, Nanshan Group en Xiamen Xiashun.

(112)  Invoerheffing, belasting op geïndustrialiseerde producten (“IPI”), zogeheten “PIS-import” (PIS verwijst naar het programma voor sociale integratie) en “COFINS-invoerheffing” (COFINS verwijst naar bijdrage voor de financiering van de sociale zekerheid), extra vrachtheffing voor de renovatie van de koopvaardij en de belasting op het goederenverkeer.

(113)  Volgens de basisverordening moet de door berekening vastgestelde normale waarde “een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” omvatten.

(114)  Circulaire nr. 46 van 28 juli 2020 van het Braziliaanse secretariaat voor buitenlandse handel, http://www.in.gov.br/en/web/dou/-/circular-n-46-de-28-de-julho-de-2020-269159613

(115)  Punt 6.1.6.3 van Circulaire 46.

(116)  April 2019 tot maart 2020.

(117)  In de jaarrekening van Novelis do Brasil en op de website van Novelis do Brasil wordt melding gemaakt van de productie van aluminium voor de sectoren lucht- en ruimtevaart, auto’s en drankblikjes, https://pt-br.novelis.com.

(118)  D.w.z. de inkomsten waren gelijk aan het totaal van de vaste en variabele kosten.

(119)  Zie Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1428.

(120)  Dergelijke gegevens zijn openbaar beschikbaar in het kader van het onderzoek naar aluminiumextrusieproducten, zie Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1428.

(121)  Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33)

(122)  Het exacte percentage van de verwerkingskosten is vertrouwelijk.

(123)  IHS Markit; https://ihsmarkit.com/index.html, in het niet-vertrouwelijke dossier.

(124)  De loonkosten zijn beschikbaar op http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2088

(125)  De categorie “metalen in primaire vorm” omvat aluminium onder code C24.4.2.

(126)  https://data.tuik.gov.tr/Bulten/DownloadIstatistikselTablo?p=RQJc6lWaNMpivNV6h1MxkWk9ycHqk1cNqZM2UJkJfMUYAmenKIIz/lKzy74RY7Y2

(127)  https://data.tuik.gov.tr/Bulten/DownloadFile?p=RitGfpW8hZZnYLLz6NVmT9EdA97OcZ4kN3AGp97wTnz8hDUuqKcBcTsov5HkqdePBK2GLKg1cJVUEzIPmlerlcsrW7chIl366PgstWPx188=

(128)  http://www.turkstat.gov.tr/HbGetir.do?id=33646&tb_id=1

(129)  https://www.invest.gov.tr/en/investmentguide/pages/cost-of-doing-business.aspx

(130)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1428, overwegingen 185 en 186.

(131)  PB L 282 van 28.10.2010, blz. 1, overweging 83, en PB L 18 van 24.1.2017, blz. 1, overweging 28.

(132)  China — Measures imposing anti-dumping duties on high-performance stainless steel seamless tubes (“HP-SSST”) from Japan en China — Measures imposing anti-dumping duties on high-performance stainless steel seamless tubes (“HP-SSST”) from the European Union, WT/DS454/AB/R; WT/DS460/AB/R.

(133)  PB L 282 van 28.10.2010, blz. 1, overweging 83 en PB L 18 van 24.1.2017, blz. 1, overweging 28.

(134)  China — Measures imposing anti-dumping duties on high-performance stainless steel seamless tubes (“HP-SSST”) from Japan en China — Measures imposing anti-dumping duties on high-performance stainless steel seamless tubes (“HP-SSST”) from the European Union, WT/DS454/AB/R; WT/DS460/AB/R.

(135)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/353 van de Commissie van 3 maart 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op stalen wielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 65 van 4.3.2020, blz. 9).

(136)  GN-codes 7606 11 10, 7606 11 91, 7606 11 93, 7606 11 99, 7606 12 20, 7606 12 92, 7606 12 93, 7606 12 99, 7606 91 00, 7606 92 00 en 7606 11 90.

(137)  Zoals uiteengezet in overweging 291, werden de prijsonderbiedingsmarges berekend op EU-27-basis.

(138)  In gevallen waarin de verkoop van de Chinese producent aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie plaatsvond via een in de Unie gevestigde verbonden onderneming, werd de invoerprijs op cif-basis overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld door een correctie toe te passen op de verkoopprijs aan de eerste onafhankelijke afnemer, rekening houdend met alle kosten tussen de invoer en de wederverkoop, met inbegrip van de VAA-kosten van de verbonden importeur en de winst op basis van de gewogen gemiddelde winstmarge tijdens het onderzoektijdvak, zoals gerapporteerd door de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs.

(139)  Het EU-ETS is een hoeksteen van het EU-beleid om te voldoen aan multilaterale milieuovereenkomsten.

(140)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs

Naam

Aanvullende Taric-code

Southwest Aluminium (Group) Co., Ltd

C613

Jiangsu Dingsheng New Materials Joint-Stock Co., Ltd

C614

Shanghai Huafon Aluminium Corporation

C615

Alnan Aluminium Inc.

C616

Yinbang Clad Material Co., Ltd

C617

Jiangsu Metcoplus Industry Intl. Co., Ltd

C618

Dalishen Aluminum CO.,Ltd

C619

Binzhou Hongbo Aluminium Foil Technology Co., Ltd

C620

Yong Jie New Material Co., Ltd

C621

Chalco Ruimin Co., Ltd

C622

Luoyang Wanji Aluminium Processing Co., Ltd

C623

Jiangyin Dolphin Pack Limited Company

C624

Henan Xindatong Aluminum Industry Co., Ltd

C625

Zhejiang Yongjie Aluminum Co., Ltd

C626

Jiangsu Zhongji Lamination Materials Co., Ltd

C627

Zhengzhou Guandong Aluminum Industry Co., Ltd

C628


BESLUITEN

12.4.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 124/116


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/583 VAN DE COMMISSIE

van 9 april 2021

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 betreffende de gelijkwaardigheid van designated contract markets in de Verenigde Staten van Amerika overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 2 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 van de Commissie (2) heeft de Commissie bepaald dat het juridische en toezichtsraamwerk dat van toepassing is op designated contract markets (“DCM’s”) in de Verenigde Staten van Amerika (“VS”), die onder regelgevingstoezicht van de Commodity Futures Trading Commission (“CFTC”) staan, borgt dat DCM’s de juridisch bindende vereisten in acht nemen die gelijkwaardig zijn aan die welke op gereglementeerde markten in de Unie van toepassing zijn, en dat die DCM’s doorlopend onderworpen zijn aan effectief toezicht en effectieve handhaving.

(2)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 heeft nog een aantal in de VS gevestigde DCM’s van de CFTC een vergunning gekregen om in derivaten te handelen. In het licht van de van de CFTC ontvangen informatie nemen die aanvullende DCM’s de juridisch bindende vereisten in acht die gelijkwaardig zijn aan de in titel III van Richtlijn 2014/65/EU (3) vastgestelde vereisten voor gereglementeerde markten in de Unie. Daarnaast hebben sommige van de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 genoemde DCM’s hun vergunning opgegeven of hun naam veranderd. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 9 april 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1073 van de Commissie van 1 juli 2016 betreffende de gelijkwaardigheid van designated contract markets in de Verenigde Staten van Amerika overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 178 van 2.7.2016, blz. 24).

(3)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).


BIJLAGE

“BIJLAGE

Designated contract markets in de Verenigde Staten van Amerika als bedoeld in artikel 1:

(a)

Bitnomial Exchange, LLC

(b)

Cantor Futures Exchange, L.P.

(c)

Cboe Futures Exchange, LLC

(d)

Chicago Board of Trade (Board of Trade of the City of Chicago, Inc.)

(e)

Chicago Mercantile Exchange, Inc.

(f)

Commodity Exchange, Inc.

(g)

ELX Futures, L.P.

(h)

Eris Exchange, LLC

(i)

ICE Futures U.S., Inc.

(j)

KalshiEX, LLC

(k)

LedgerX, LLC

(l)

LMX Labs, LLC

(m)

Minneapolis Grain Exchange, Inc.

(n)

New York Mercantile Exchange, Inc.

(o)

Nodal Exchange, LLC

(p)

North American Derivatives Exchange, Inc.

(q)

OneChicago LLC

(r)

Small Exchange, Inc.

(s)

TrueEX LLC