ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 100

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
23 maart 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/484 van de Commissie van 16 maart 2021 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Burrata di Andria (BGA))

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/485 van de Commissie van 22 maart 2021 tot verlening van een vergunning als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor etherische gemberolie van Zingiber officinale Roscoe voor alle diersoorten, gember-oleohars van Zingiber officinale Roscoe voor mestkippen, legkippen, mestkalkoenen, biggen, mestvarkens, zeugen, melkkoeien, mestkalveren (melkvervangers), mestrunderen, schapen, geiten, paarden, konijnen, vissen en gezelschapsdieren, en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe voor paarden en honden ( 1 )

3

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2021/486 van de Raad van 15 maart 2021 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan bijlage III Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen die is opgenomen in bijlage III bij de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, ten aanzien van de gemeenschappelijke gedragslijn inzake tijdelijk uitstel van aflossing van de hoofdsom van de lening

11

 

*

Besluit (GBVB) 2021/487 van de Raad van 22 maart 2021 tot wijziging en verlenging van Besluit (GBVB) 2018/653 betreffende het opzetten van een depotcapaciteit voor civiele crisisbeheersingsmissies

13

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/488 van de Commissie van 22 maart 2021 tot wijziging van de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/174 en (EU) 2020/1167 wat betreft het gebruik van de goedgekeurde innoverende technologieën in bepaalde personenauto’s en in lichte bedrijfsvoertuigen die op vloeibaar petroleumgas, gecomprimeerd aardgas en E85 kunnen rijden ( 1 )

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

23.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/484 VAN DE COMMISSIE

van 16 maart 2021

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (“Burrata di Andria” (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Italië tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding “Burrata di Andria”, die bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2103 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam “Burrata di Andria” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 maart 2021.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2103 van de Commissie van 21 november 2016 tot inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Burrata di Andria (BGA)) (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 16).

(3)  PB C 408 van 27.11.2020, blz. 9.


23.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/485 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2021

tot verlening van een vergunning als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor etherische gemberolie van Zingiber officinale Roscoe voor alle diersoorten, gember-oleohars van Zingiber officinale Roscoe voor mestkippen, legkippen, mestkalkoenen, biggen, mestvarkens, zeugen, melkkoeien, mestkalveren (melkvervangers), mestrunderen, schapen, geiten, paarden, konijnen, vissen en gezelschapsdieren, en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe voor paarden en honden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de gronden en procedures voor het verlenen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003. Artikel 10, lid 2, van die verordening voorziet in de herbeoordeling van toevoegingsmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig Richtlijn 70/524/EEG van de Raad (2).

(2)

Voor etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe is bij Richtlijn 70/524/EEG een vergunning zonder tijdsbeperking verleend als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten. Vervolgens zijn deze toevoegingsmiddelen overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1831/2003 als bestaande producten opgenomen in het repertorium van toevoegingsmiddelen voor diervoeding.

(3)

Overeenkomstig artikel 10, lid 2, in samenhang met artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de herbeoordeling van etherische gemberolie van Zingiber officinale Roscoe als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten, van gember-oleohars van Zingiber officinale Roscoe als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, legkippen, mestkalkoenen, biggen, mestvarkens, zeugen, melkkoeien, mestkalveren (melkvervangers), mestrunderen, schapen, geiten, paarden, konijnen, vissen en gezelschapsdieren, en van gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor paarden en honden.

(4)

De aanvrager heeft ook een vergunning aangevraagd voor het gebruik van gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe in drinkwater. Verordening (EG) nr. 1831/2003 voorziet echter niet in de verlening van een vergunning voor het gebruik van “aromatische stoffen” in drinkwater. Daarom mag het gebruik van etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe in drinkwater niet worden toegestaan.

(5)

De aanvrager heeft verzocht om het toevoegingsmiddel in te delen in de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”. De krachtens artikel 7, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(6)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 7 mei 2020 (3) geconcludeerd dat etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen hebben voor de diergezondheid, de gezondheid van de consument of het milieu. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe als irriterend voor de huid, de ogen en de luchtwegen en als huidallergeen moeten worden beschouwd. De Commissie is daarom van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid — en met name de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel — te voorkomen.

(7)

De EFSA heeft geconcludeerd dat etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe algemeen worden gebruikt als aroma in levensmiddelen en de functie ervan in diervoeders in wezen dezelfde zou zijn als in levensmiddelen, zodat de werkzaamheid ervan niet meer hoeft te worden aangetoond. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. Zij heeft ook het verslag over de analysemethoden voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(8)

Uit de beoordeling van etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan. Het gebruik van deze stoffen moet daarom worden toegestaan (zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening).

(9)

Om een betere controle mogelijk te maken, moeten beperkingen en voorwaarden worden vastgelegd. Het is vooral van belang dat er een aanbevolen gehalte vermeld wordt op het etiket van het toevoegingsmiddel. Indien dat gehalte wordt overschreden, moet bepaalde informatie op het etiket van de voormengsels worden vermeld.

(10)

Het feit dat etherische gemberolie, gember-oleohars en gembertinctuur van Zingiber officinale Roscoe niet als aromatische stof in drinkwater mogen worden gebruikt, sluit het gebruik ervan in mengvoeders die via water worden toegediend niet uit.

(11)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden voor de betrokken stoffen vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen van de vergunning te voldoen.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlening van een vergunning

Voor de in de bijlage gespecificeerde stoffen, die behoren tot de categorie “sensoriële toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “aromatische stoffen”, wordt onder de in die bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddelen voor diervoeding verleend.

Artikel 2

Gebruik in drinkwater

De in de bijlage vermelde stoffen waarvoor een vergunning is verleend, mogen niet worden gebruikt in drinkwater.

Artikel 3

Overgangsmaatregelen

1.   De in de bijlage gespecificeerde stoffen en de voormengsels die deze stoffen bevatten en die vóór 12 oktober 2021 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 12 april 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

2.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage gespecificeerde stoffen bevatten, en die vóór 12 april 2022 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 12 april 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

3   De mengvoeders en voedermiddelen die de in de bijlage gespecificeerde stof bevatten, en die vóór 12 april 2023 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 12 april 2021 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Richtlijn 70/524/EEG van de Raad van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (PB L 270 van 14.12.1970, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2020;18(6):6147.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Overige bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg werkzame stof/kg volledig voeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: sensoriële toevoegingsmiddelen.

Functionele groep: aromatische stoffen.

2b489-eo

Etherische gemberolie

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Etherische olie verkregen door stoomdestillatie van de gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe

Karakterisering van de werkzame stof

Etherische olie verkregen door stoomdestillatie van de gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe zoals gedefinieerd door de Raad van Europa (1)

α-zingibereen: 29-40 %

β-sesquifellandreen: 8-14 %

ar-curcumeen: 5-12 %

α-farneseen: 4-10 %

kamfeen: 2-10 %

β-bisaboleen: 2-9 %

CAS-nummer: 8007-08-7

EINECS-nummer: 283-634-2

FEMA-nummer: 2522

RvE-nr.: 489

Vloeibare vorm

Analysemethode  (2)

Voor de kwantificering van alpha-zingibereen, beta-sesquifellandreen en ar-curcumeen in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

gaschromatografie gekoppeld aan massaspectrometrie (GC-MS) (full-scanmodus) waarbij gebruik wordt gemaakt van de retentietijdvergrendelingsmethode (of ijkstoffen van de fytochemische merkers) met (of zonder) gaschromatografie gekoppeld aan vlamionisatiedetectie (GC-FID) gebaseerd op de standaardmethode ISO 11024.

Alle diersoorten

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %:

mestkalveren (melkvervangers): 80 mg;

andere diersoorten of -categorieën: 20 mg.”

4.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof moeten worden vermeld op het etiket van het voormengsel indien de gebruiksconcentratie op het etiket van het voormengsel zou leiden tot een overschrijding van de in punt 3 vermelde concentratie.

5.

Het mengsel van etherische gemberolie en andere toegestane toevoegingsmiddelen verkregen uit Zingiber officinale Roscoe, is niet toegestaan in diervoeders.

6.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels om met de mogelijke risico’s bij inademing, contact met de huid of contact met de ogen om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, moeten bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder bescherming van de luchtwegen, een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen.

12 april 2031

2b489-of

 

Gember-oleohars

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Gember-oleohars verkregen door stoomdestillatie en oplosmiddelextractie van de gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe

Karakterisering van de werkzame stof

Gember-oleohars verkregen door stoomdestillatie en oplosmiddelextractie van de gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe zoals gedefinieerd door de Raad van Europa (1)

Etherische olie: 25-30 % (m/m)

Totaal aan gingerolen: 0,5-8 % (m/m)

6-gingerol

8-gingerol

10-gingerol

Totaal aan shogaolen: 3-6 % (m/m)

6-shogaol

8-shogaol

Vochtigheid en vluchtige stoffen: 25-30 (m/m)

RvE-nr.: 489

Vloeibare vorm

Analysemethode  (2)

Voor de kwantificering van de fytochemische merkers: totaal aan gingerolen en shogaolen in het toevoegingsmiddel voor diervoeding (gember-oleohars):

hogedrukvloeistofchromatografie met spectrofotometrische detectie (HPLC-UV) — EN ISO 13685

Mestkippen

Legkippen

Mestkalkoenen

Biggen

Mestvarkens

Zeugen

Melkkoeien

Mestkalveren (melkvervanger)

Mestrunderen

Schapen en geiten

Paarden

Konijnen

Vissen

Gezelschapsdieren

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 % en voor melkvervangers met een vochtgehalte van 5,5 %:

mestkippen: 5 mg;

legkippen en konijnen: 7 mg;

mestkalkoenen: 6 mg;

biggen: 8 mg;

mestvarkens: 10 mg;

zeugen: 13 mg;

melkkoeien: 12 mg;

mestkalveren (melkvervangers): 21 mg;

mestrunderen: 19 mg;

schapen, geiten, paarden en vissen: 20 mg;

gezelschapsdieren: 1 mg.”.

4.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof moeten worden vermeld op het etiket van het voormengsel indien de gebruiksconcentratie op het etiket van het voormengsel zou leiden tot een overschrijding van de in punt 3 vermelde concentratie.

5.

Het mengsel van gember-oleohars en andere toegestane toevoegingsmiddelen verkregen uit Zingiber officinale Roscoe, is niet toegestaan in diervoeders.

6.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels om met de mogelijke risico’s bij inademing, contact met de huid of contact met de ogen om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, moeten bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder bescherming van de luchtwegen, een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen.

12 april 2031

2b489-t

 

Gembertinctuur

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Gembertinctuur, verkregen door extractie van gemalen gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe met een mengsel van ethanol en water

Karakterisering van de werkzame stof

Gembertinctuur wordt verkregen door extractie van gemalen gedroogde wortelstokken van Zingiber officinale Roscoe met een mengsel van ethanol en water zoals gedefinieerd door de Raad van Europa (1)

Oplosmiddel (ethanol/water, 90/10): 97-98 % (m/m)

Droge stof: 2-3 % (m/m)

Totaal aan gingerolen: 0,14-0,11 % (m/m)

6-gingerol

8-gingerol

10-gingerol

Totaal aan shogaolen: 0,043-0,031 % (m/m)

6-shogaol

8-shogaol

Analysemethode  (2)

Voor de kwantificering van de fytochemische merkers: totaal aan gingerolen en shogaolen in het toevoegingsmiddel voor diervoeding (gembertinctuur):

hogedrukvloeistofchromatografie met spectrofotometrische detectie (HPLC-UV) — EN ISO 13685

Paarden

Honden

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in het diervoeder worden verwerkt.

2.

In de aanwijzingen voor het gebruik van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de opslagomstandigheden en de stabiliteit bij warmtebehandeling worden vermeld.

3.

Op het etiket van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moet het volgende worden vermeld:

“Aanbevolen maximumgehalte van de werkzame stof/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %:

paarden 1,58 ml;

honden 1,81 ml.”.

4.

De functionele groep, het identificatienummer, de naam en de toegevoegde hoeveelheid van de werkzame stof moeten worden vermeld op het etiket van het voormengsel indien de gebruiksconcentratie op het etiket van het voormengsel zou leiden tot een overschrijding van de in punt 3 vermelde concentratie.

5.

Het mengsel van gembertinctuur en andere toegestane toevoegingsmiddelen verkregen uit Zingiber officinale Roscoe, is niet toegestaan in diervoeders.

6.

De exploitanten van diervoederbedrijven moeten operationele procedures en organisatorische maatregelen vaststellen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels om met de mogelijke risico’s bij inademing, contact met de huid of contact met de ogen om te gaan. Indien die risico’s met deze procedures en maatregelen niet kunnen worden geëlimineerd of tot een minimum kunnen worden teruggebracht, moeten bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt, waaronder bescherming van de luchtwegen, een veiligheidsbril en veiligheidshandschoenen.

12 april 2031


(1)  Natural sources of flavourings — Verslag nr. 2 (2007)

(2)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op de website van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports


BESLUITEN

23.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/11


BESLUIT (EU) 2021/486 VAN DE RAAD

van 15 maart 2021

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan bijlage III Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen die is opgenomen in bijlage III bij de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, ten aanzien van de gemeenschappelijke gedragslijn inzake tijdelijk uitstel van aflossing van de hoofdsom van de lening

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De richtsnoeren in de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten, met inbegrip van de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen (“Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen”) die is opgenomen in bijlage III ervan, zijn krachtens Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1) in de Unie van toepassing.

(2)

Op grond van artikel 28 van de Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen dienen voorstellen voor een gemeenschappelijke gedragslijn bij het secretariaat van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling te worden ingediend.

(3)

De COVID-19-pandemie en de economische neergang die daardoor ontstond, hebben ernstige gevolgen voor de burgerluchtvaartsector, waarvan de activiteiten worden bedreigd door liquiditeitsproblemen op korte termijn van de vliegtuigexploitanten en kopers van nieuwe vliegtuigen en motoren. In het licht van van de huidige en zich ontwikkelende economische neergang en om de ernstige gevolgen daarvan te beperken, moet de Unie een gemeenschappelijke gedragslijn voorstellen inzake tijdelijk uitstel van aflossing van de hoofdsom van de lening voor kopers van nieuwe vliegtuigen en motoren (de “voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn”).

(4)

Overeenkomstig deel 4, afdeling 3, van de Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen moeten de deelnemers aan de Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen via een schriftelijke procedure een besluit nemen over de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn.

(5)

De voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn zou kopers van nieuwe luchtvaartuigen zoals gedefinieerd in artikel 8, onder a), punt 1), van de Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen en kopers van reservemotoren en reserveonderdelen als gedefinieerd in artikel 20, onder a), b) en c), daarvan in staat stellen de terugbetaling van de hoofdsom van de lening tot twaalf maanden na de levering van de gekochte goederen of, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, tot 18 maanden na de levering van de gekochte goederen uit te stellen.

(6)

Het is passend het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen ten aanzien van de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan de Sectorovereenkomst voor luchtvaartuigen vast te stellen, aangezien, nadat over de voorgestelde gemeenschappelijke gedragslijn overeenstemming is bereikt, deze gedragslijn bindend zal zijn voor de Unie en beslissende invloed kan hebben op de inhoud van het recht van de Unie, namelijk Verordening (EU) nr. 1233/2011,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de schriftelijke procedure door de deelnemers aan de Sectorovereenkomst inzake exportkredieten voor burgerluchtvaartuigen opgenomen in bijlage III bij de regeling inzake door de overheid gesteunde exportkredieten ten aanzien van de gemeenschappelijke gedragslijn inzake tijdelijk uitstel van aflossing van de hoofdsom van de lening wordt gebaseerd op het voorgestelde ontwerp van gemeenschappelijke gedragslijn (*1).

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 15 maart 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Verordening (EU) nr. 1233/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de toepassing van bepaalde richtsnoeren op het gebied van door de overheid gesteunde exportkredieten en tot intrekking van de Beschikkingen 2001/76/EG en 2001/77/EG van de Raad (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 45).

(*1)  Zie document ST 5390/2021 op http://register.consilium.europa.eu


23.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/13


BESLUIT (GBVB) 2021/487 VAN DE RAAD

van 22 maart 2021

tot wijziging en verlenging van Besluit (GBVB) 2018/653 betreffende het opzetten van een depotcapaciteit voor civiele crisisbeheersingsmissies

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met het oog op de civiele crisisbeheersingsoperaties van de Unie moet aan de vereisten voor snelle inzetbaarheid en aan de operationele behoeften worden voldaan.

(2)

De Raad heeft op 26 april 2018 Besluit (GBVB) 2018/653 betreffende het opzetten van een depotcapaciteit voor civiele crisisbeheersingsmissies (1) vastgesteld.

(3)

Artikel 6 van Besluit (GBVB) 2018/653, voorziet in een herziening ter beoordeling van het financiële referentiebedrag als bedoeld in artikel 4, lid 1, van dat besluit met betrekking tot het bedrag dat geacht wordt nodig te zijn om tegemoet te komen aan verzoeken door civiele missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en om rekening te houden met de veranderende behoeften van dergelijke missies, van ander operationeel optreden van de Unie en van speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie.De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) en de Commissie hebben een dergelijke beoordeling uitgevoerd. Het resultaat van die herziening is in december 2019 en januari 2020 besproken in de bevoegde voorbereidende instanties van de Raad, waarbij werd overeengekomen dat het financieel referentiebedrag niet hoefde te worden herzien.

(4)

Krachtens artikel 7 van Besluit (GBVB) 2018/653, dat voorziet in de mogelijkheid dat de Raad het besluit verlengt, hebben de hoge vertegenwoordiger en de Commissie in hun halfjaarlijks verslag aan de Raad aanbevolen Besluit (GBVB) 2018/653 met 18 maanden te verlengen, met inbegrip van een periode van zes maanden voor de administratieve en financiële afsluiting van de depotcapaciteit die door dat besluit is vastgesteld.

(5)

De hoge vertegenwoordiger en de Commissie zullen de nodige voorbereidingen treffen voor de toekomstige depotregeling en uiterlijk in juni 2021 bij de Raad hun oorspronkelijke aanbeveling indienen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2018/653 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 3 worden de volgende leden toegevoegd:

“5.   Het Zweedse agentschap voor civiele noodsituaties zorgt ervoor dat de depotcapaciteit volledig operationeel is totdat dit besluit verstrijkt. De gedetailleerde regelingen hiervoor worden overeengekomen door het Zweedse agentschap voor civiele noodsituaties, de Commandant civiele operaties en de bevoegde diensten van de Commissie.

6.   De depotcapaciteitbeheerder zorgt ervoor dat de overdracht en de overgang naar toekomstige depotregelingen naadloos verlopen, onder leiding van de Commandant civiele operaties en de bevoegde diensten van de Commissie.”;

2)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van dit besluit voor de periode van 54 maanden na de datum van sluiting van de in lid 3 bedoelde overeenkomst bedraagt 46 197 384,22 EUR.”;

3)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Inwerkingtreding en geldigheidsduur

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld. Het verstrijkt 54 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 4, lid 3, bedoelde overeenkomst.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  PB L 108 van 27.4.2018, blz. 22.


23.3.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/15


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/488 VAN DE COMMISSIE

van 22 maart 2021

tot wijziging van de Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/174 en (EU) 2020/1167 wat betreft het gebruik van de goedgekeurde innoverende technologieën in bepaalde personenauto’s en in lichte bedrijfsvoertuigen die op vloeibaar petroleumgas, gecomprimeerd aardgas en E85 kunnen rijden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 11, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 juli 2020 hebben de fabrikanten Škoda Auto a.s, Ford-Werke GmbH, Groupe Renault, FCA Italy S.p.A, SEAT SA, Volkswagen AG, Automobiles Citroen, Automobiles Peugeot, PSA Automobiles SA en OPEL Automobile GmbH gezamenlijk een verzoek overeenkomstig artikel 12 bis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2) en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 van de Commissie (3) ingediend om Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/174 van de Commissie (4) te wijzigen zodat efficiënte alternatoren van 12 V die in het kader van dat uitvoeringsbesluit als innoverende technologie zijn goedgekeurd, ook kunnen worden gebruikt in door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen die op vloeibaar petroleumgas (lpg), gecomprimeerd aardgas (cng) en E85 kunnen rijden.

(2)

Op 11 december 2020 hebben de fabrikanten Ford-Werke GmbH, Honda Motor Europe Ltd en Renault SA gezamenlijk een verzoek overeenkomstig artikel 12 bis van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 ingediend om Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 van de Commissie (5) te wijzigen zodat efficiënte motor-generatoren van 48 V met 48 V/12 V-gelijkstroomomzetter die in het kader van dat uitvoeringsbesluit als innoverende technologie zijn goedgekeurd, ook kunnen worden gebruikt in door een verbrandingsmotor aangedreven en bepaalde hybride elektrische personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen die op lpg, cng en E85 kunnen rijden.

(3)

De Commissie heeft beide verzoeken beoordeeld overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2019/631, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 en de “Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009 and Regulation (EU) No 510/2011” (herziene versie van juli 2018) (6).

(4)

Aangezien in beide verzoeken wordt gevraagd om verduidelijking van het gebruik van de innovatieve technologieën in voertuigen die op lpg, cng en E85 kunnen rijden, is het passend die verzoeken in één uitvoeringsbesluit te behandelen.

(5)

Wat beide verzoeken betreft, moet worden verduidelijkt dat de CO2-besparingen als gevolg van de innoverende technologieën ook kunnen worden bepaald wanneer zij in lpg-, cng- en E85-voertuigen zijn gemonteerd. Onder voorbehoud van de toevoeging van bepaalde brandstofspecifieke factoren worden de methoden voor het bepalen van de CO2-besparingen zoals uiteengezet in Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/174 en (EU) 2020/1167 passend geacht voor het bepalen van de CO2-besparingen als gevolg van het gebruik van de respectieve innoverende technologieën voor voertuigen die op die brandstoffen rijden.

(6)

Gezien de beperkte beschikbaarheid van E85 op de markt van de Unie als geheel is het echter niet passend om voor de testmethoden deze brandstof te onderscheiden van benzine om de CO2-besparingen te bepalen.

(7)

De Uitvoeringsbesluiten (EU) 2020/174 en (EU) 2020/1167 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/174

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/174 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

de technologie is gemonteerd in door een verbrandingsmotor aangedreven personenauto’s (M1) en lichte bedrijfsvoertuigen (N1) die op benzine, diesel, vloeibaar petroleumgas (lpg), gecomprimeerd aardgas (cng) of E85 of op een combinatie van deze brandstoffen kunnen rijden;”;

b)

punt c) wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten i) en ii) worden vervangen door:

“i)

73,8 % voor andere benzine- of E85-voertuigen dan die met turbomotor,

ii)

73,4 % voor benzine- of E85-voertuigen met turbomotor,”;

ii)

de volgende punten iv) tot en met vii) worden toegevoegd:

“iv)

74,6 % voor andere lpg-voertuigen dan die met turbomotor,

v)

74,1 % voor lpg-voertuigen met turbomotor,

vi)

76,3 % voor andere cng-voertuigen dan die met turbomotor,

vii)

75,7 % voor cng-voertuigen met turbomotor.”.

2)

In artikel 3 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:

“3 bis.   Indien de innoverende technologie in een bifuelvoertuig of flexfuelvoertuig wordt gemonteerd, registreert de typegoedkeuringsinstantie de gecertificeerde CO2-besparingen als volgt:

a)

voor een bifuelvoertuig op benzine en gasvormige brandstoffen wordt de CO2-besparingswaarde voor lpg of cng geregistreerd;

b)

voor een flexfuelvoertuig op benzine en E85 wordt de CO2-besparingswaarde voor benzine geregistreerd.”.

3)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

ze wordt gemonteerd in personenauto’s (M1) of lichte bedrijfsvoertuigen (N1) met de volgende kenmerken:

i)

door een verbrandingsmotor aangedreven voertuigen (voertuigen met conventionele ICE-aandrijving) die op benzine, diesel, vloeibaar petroleumgas (lpg), gecomprimeerd aardgas (cng) of E85 of op een combinatie van deze brandstoffen kunnen rijden;

ii)

niet-extern oplaadbare hybride elektrische voertuigen die op de in punt i) bedoelde brandstoffen kunnen rijden en waarvoor overeenkomstig bijlage XXI, subbijlage 8, aanhangsel 2, punt 1.1.4, bij Verordening (EU) 2017/1151 de ongecorrigeerde gemeten waarden voor brandstofverbruik en CO2-emissie mogen worden gebruikt;”;

b)

punt b) wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten en iworden vervangen door:

“i)

73,8 % voor andere benzine- of E85-voertuigen dan die met turbomotor,

ii)

73,4 % voor benzine- of E85-voertuigen met turbomotor,”;

ii)

de volgende punten iv) tot en met vii) worden toegevoegd:

“iv)

74,6 % voor andere lpg-voertuigen dan die met turbomotor,

v)

74,1 % voor lpg-voertuigen met turbomotor,

vi)

76,3 % voor andere cng-voertuigen dan die met turbomotor,

vii)

75,7 % voor cng-voertuigen met turbomotor.”.

2)

In artikel 3 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:

“3 bis.   Indien de innoverende technologie in een bifuelvoertuig of flexfuelvoertuig wordt gemonteerd, registreert de typegoedkeuringsinstantie de gecertificeerde CO2-besparingen als volgt:

a)

voor een bifuelvoertuig op benzine en gasvormige brandstoffen wordt de CO2-besparingswaarde voor lpg of cng geregistreerd;

b)

voor een flexfuelvoertuig op benzine en E85 wordt de CO2-besparingswaarde voor benzine geregistreerd.”.

3)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 22 maart 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 427/2014 van de Commissie van 25 april 2014 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 125 van 26.4.2014, blz. 57).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/174 van de Commissie van 6 februari 2020 betreffende de goedkeuring van de in efficiënte alternatoren van 12 V gebruikte technologie voor bepaalde personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 7.2.2020, blz. 13).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 van de Commissie van 6 augustus 2020 betreffende de goedkeuring van de in een efficiënte motorgenerator van 48 V met 48V/12V-gelijkstroomomzetter gebruikte technologie voor door een conventionele verbrandingsmotor aangedreven en bepaalde hybride elektrische personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen als innoverende technologie uit hoofde van Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 258 van 7.8.2020, blz. 15).

(6)  https://circabc.europa.eu/sd/a/a19b42c8-8e87-4b24-a78b-9b70760f82a9/July%202018%20Technical%20Guidelines.pdf


BIJLAGE I

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/174 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

tabel 2 wordt vervangen door:

“Tabel 2

Verbruik van effectief vermogen

Motortype

Verbruik van effectief vermogen (VPe) [l/kWh]

Benzine/E85

0,264

Benzine/E85 turbo

0,280

Diesel

0,220

Lpg

0,342

Lpg turbo

0,363

 

Verbruik van effectief vermogen (VPe) [m3/kWh]

Cng (G20)

0,259

Cng (G20) turbo

0,275”;

b)

tabel 3 wordt vervangen door:

“Tabel 3

Omrekeningsfactor voor brandstof (CF)

Brandstoftype

Omrekeningsfactor (CF) [g CO2/l]

Benzine/E85

2 330

Diesel

2 640

Lpg

1 629

 

Omrekeningsfactor (CF) [g CO2/m3]

Cng (G20)

1 795 ”.

2)

Punt 8 wordt als volgt gewijzigd:

tabel 4 wordt vervangen door:

“Tabel 4

CO2-correctiecoëfficiënt vanwege de extra massa

Benzine/E85 (ΔCO2mP) [g CO2/km]

0,0277•Δm

Diesel (ΔCO2mD) [g CO2/km]

0,0383•Δm

Lpg (ΔCO2mLPG) [g CO2/km]

0,0251•Δm

Cng (ΔCO2mCNG(G20)) [g CO2/km]

0,0209•Δm”.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1167 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In punt 3.2 worden de tabellen 2 en 3 vervangen door:

“Tabel 2

Verbruik van effectief vermogen

Motortype

Verbruik van effectief vermogen (VPe) [l/kWh]

Benzine/E85

0,264

Benzine/E85 turbo

0,280

Diesel

0,220

Lpg

0,342

Lpg turbo

0,363

 

Verbruik van effectief vermogen (VPe) [m3/kWh]

Cng (G20)

0,259

Cng (G20) turbo

0,275


Tabel 3

Omrekeningsfactor voor brandstof (CF)

Brandstoftype

Omrekeningsfactor (CF) [g CO2/l]

Benzine/E85

2 330

Diesel

2 640

Lpg

1 629

 

Omrekeningsfactor (CF) [g CO2/m3]

Cng (G20)

1 795 ”;

2)

In punt 3.5 wordt tabel 4 vervangen door:

“Tabel 4

CO2-correctiecoëfficiënt vanwege de extra massa

Benzine/E85 (ΔCO2mP) [g CO2/km]

0,0277•Δm

Diesel (ΔCO2mD) [g CO2/km]

0,0383•Δm

Lpg (ΔCO2mLPG) [g CO2/km]

0,0251•Δm

Cng (ΔCO2mCNG(G20)) [g CO2/km]

0,0209•Δm”.