ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 49

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
12 februari 2021


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2021/167 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels

1

 

*

Verordening (EU) 2021/168 van het Europees Parlement en de Raad van 10 februari 2021 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 ( 1 )

6

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2021/169 van de Commissie van 11 februari 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza ( 1 )

18

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/1


VERORDENING (EU) 2021/167 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 februari 2021

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 654/2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) is een gemeenschappelijk wetgevingskader vastgesteld voor de uitoefening van de rechten die de Unie ontleent aan internationale handelsovereenkomsten in bepaalde specifieke situaties. Een van die situaties betreft de geschillenbeslechtingsmechanismen die zijn ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en bij andere internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten. Verordening (EU) nr. 654/2014 biedt de Unie de mogelijkheid om concessies of andere verplichtingen uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten op te schorten nadat een geschillenbeslechtingsprocedure is afgesloten.

(2)

Verordening (EU) nr. 654/2014 is niet van toepassing op situaties waarin de Unie een recht van handelen heeft in reactie op een maatregel die door een derde land wordt gehandhaafd, maar de geschillenbeslechting door middel van arbitrage is geblokkeerd of anderszins niet mogelijk is doordat het derde land dat de maatregel heeft vastgesteld, niet meewerkt.

(3)

Het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO is niet in staat geweest om de openstaande vacatures bij de WTO-beroepsinstantie (de “WTO-beroepsinstantie”) in te vullen. De WTO-beroepsinstantie kan haar taak niet meer verrichten wanneer er minder dan drie leden van de WTO-beroepsinstantie resteren. In afwachting van een oplossing voor die situatie, en met het oog op het behoud van de essentiële beginselen en kenmerken van de WTO-geschillenbeslechting en de procedurele rechten van de Unie in lopende en toekomstige geschillen, heeft de Commissie getracht om een voorlopige regeling voor beroepen tegen beslissingen in arbitragezaken in te stellen overeenkomstig artikel 25 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen (het “memorandum inzake geschillenbeslechting van de WTO”). Die aanpak werd op 27 mei 2019, 15 juli 2019 en 15 april 2020 bekrachtigd door de Raad en werd onderschreven in de resolutie van het Europees Parlement van 28 november 2019 over de crisis van de WTO-beroepsinstantie. Indien een WTO-lid weigert een dergelijke regeling aan te gaan en beroep instelt bij een WTO-beroepsinstantie die niet functioneert, wordt de oplossing van het geschil in feite geblokkeerd.

(4)

Een dergelijke situatie zou zich eveneens kunnen voordoen bij andere internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten, wanneer een derde land niet naar behoren meewerkt aan de beslechting van het geschil, bijvoorbeeld door geen arbiter te benoemen, en er niet is voorzien in een mechanisme om de goede werking van geschillenbeslechting in een dergelijke situatie te waarborgen.

(5)

Indien de geschillenbeslechting wordt geblokkeerd, is de Unie niet in staat om internationale handelsovereenkomsten te handhaven. Daarom moet het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 654/2014 worden uitgebreid tot dergelijke situaties.

(6)

Daartoe moet de Unie concessies of andere verplichtingen uit hoofde van internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten, snel kunnen opschorten indien een doeltreffend beroep op bindende geschillenbeslechting onmogelijk is omdat het derde land niet meewerkt aan een dergelijk beroep.

(7)

Het is ook passend te bepalen dat wanneer maatregelen worden genomen om de handel met een derde land te beperken, deze maatregelen niet verder mogen gaan dan de mate waarin de handelsbelangen van de Unie door de maatregelen van dat derde land worden tenietgedaan of uitgehold, in overeenstemming met de verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit internationaal recht.

(8)

De op grond van deze verordening vast te stellen maatregelen houden specifiek verband met het internationale handelsverkeer doordat zij in wezen tot doel hebben deze handel te regelen en daarop een rechtstreeks en onmiddellijk effect hebben, en vallen derhalve onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie krachtens artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (3).

(9)

Diensten en intellectuele-eigendomsrechten vormen een belangrijk en steeds groter wordend onderdeel van de wereldhandel en vallen onder internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten van de Unie. Daarom moeten maatregelen op het gebied van de handel in diensten en handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten worden opgenomen in het toepassingsgebied van de handelspolitieke maatregelen waarover de Unie beschikt om Verordening (EU) nr. 654/2014 consistenter en doeltreffender te maken.

(10)

Deze verordening moet de coherente toepassing van het handhavingsmechanisme waarborgen bij handelsgeschillen over internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten. Het handhavingsmechanisme van de hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling van de internationale handelsovereenkomsten van de Unie maakt integraal deel uit van het handelsbeleid van de Unie en deze verordening zou van toepassing zijn op de opschorting van concessies of andere verplichtingen en de vaststelling van maatregelen in reactie op inbreuken op die hoofdstukken, indien en voor zover dergelijke maatregelen zijn toegestaan en door de omstandigheden worden gerechtvaardigd.

(11)

De evaluatieclausule van Verordening (EU) nr. 654/2014 moet ook de toepassing van de door deze verordening aan die verordening aangebrachte wijzigingen omvatten.

(12)

Verordening (EU) nr. 654/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 654/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt punt b) vervangen door:

“b)

het evenwicht van concessies of andere verplichtingen te herstellen in de handelsbetrekkingen met derde landen, wanneer de behandeling van goederen of diensten uit de Unie zodanig wordt gewijzigd dat het de belangen van de Unie raakt.”.

2)

In artikel 2 wordt punt b) vervangen door:

“b)

“concessies of andere verplichtingen”: tariefconcessies of andere verplichtingen of voordelen op het gebied van de handel in goederen of diensten, of met betrekking tot handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten, ten aanzien waarvan de Unie de verbintenis is aangegaan deze toe te passen in haar handel met derde landen in het kader van internationale handelsovereenkomsten waarbij zij partij is;”.

3)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“a bis)

na de verspreiding van een verslag van het WTO-panel waarin door de Unie ingestelde vorderingen geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, indien een beroep op grond van artikel 17 van het memorandum inzake geschillenbeslechting van de WTO niet kan worden afgerond en het derde land niet heeft ingestemd met de instelling van een voorlopige voorziening in beroep overeenkomstig artikel 25 van het memorandum inzake geschillenbeslechting van de WTO;”;

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“b bis)

in handelsgeschillen over andere internationale handelsovereenkomsten, met inbegrip van regionale of bilaterale overeenkomsten, indien een uitspraak niet mogelijk is omdat het derde land niet de stappen onderneemt die nodig zijn om een geschillenbeslechtingsprocedure te laten functioneren, met inbegrip van het onnodig vertragen van de procedure, hetgeen neerkomt op niet-samenwerking in het proces;”;

c)

punt d) wordt vervangen door:

“d)

in geval van wijziging van concessies of verbintenissen door een WTO-lid overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 of artikel XXI van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), indien geen compenserende regeling is overeengekomen en, wat diensten betreft, indien geen compenserende regeling wordt getroffen in overeenstemming met de bevindingen van de arbitrage overeenkomstig artikel XXI van de GATS.”.

4)

Artikel 4, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“b bis)

wanneer maatregelen worden genomen om de handel met een derde land te beperken in situaties als bedoeld in artikel 3, onder a bis) of b bis), gaan deze maatregelen niet verder dan de mate waarin de handelsbelangen van de Unie als gevolg van de maatregelen van dat derde land worden tenietgedaan of uitgehold;”;

b)

punt d) wordt vervangen door:

“d)

indien concessies of verbintenissen in de handel met een derde land worden gewijzigd of ingetrokken in verband met artikel XXVIII van de GATT 1994 en het gerelateerde memorandum (*1), of met artikel XXI van de GATS en de gerelateerde toepassingsbepalingen, zijn zij in wezen gelijkwaardig aan de door dat derde land gewijzigde of ingetrokken concessies of verbintenissen, overeenkomstig de bepalingen van artikel XXVIII van de GATT 1994 en het gerelateerde memorandum, of artikel XXI van de GATS en de gerelateerde toepassingsbepalingen.

(*1)  Understanding “Interpretation and Application of Article XXVIII”.”."

5)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 worden de volgende punten ingevoegd:

“b bis)

de opschorting van verplichtingen met betrekking tot de handel in diensten en de oplegging van beperkingen op de handel in diensten;

b ter)

de opschorting van verplichtingen met betrekking tot handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten die door een instelling of agentschap van de Unie zijn verleend en die in de hele Unie gelden, en de oplegging van beperkingen op de bescherming van dergelijke intellectuele-eigendomsrechten of de commerciële exploitatie ervan, ten aanzien van houders van rechten die onderdaan zijn van het betrokken derde land;”;

b)

de volgende leden worden ingevoegd:

“1 bis.

Bij de keuze van overeenkomstig lid 1, onder b bis), van dit artikel vast te stellen maatregelen neemt de Commissie altijd maatregelen in overweging in de volgende volgorde van stappen:

a)

maatregelen met betrekking tot de handel in diensten waarvoor een vergunning vereist is die voor de hele Unie geldig is en die gebaseerd is op afgeleid recht, of, indien dergelijke maatregelen niet beschikbaar zijn;

b)

maatregelen met betrekking tot andere diensten op gebieden waar uitgebreide Uniewetgeving bestaat, of, indien dergelijke maatregelen niet beschikbaar zijn;

c)

maatregelen waarvan bij het verzamelen van informatie overeenkomstig artikel 9, lid 1 bis, zoals bepaald in artikel 5, lid 1 ter, onder a), is gebleken dat zij geen onevenredige belasting zouden vormen voor het beheerproces van betreffende nationale regelgeving.

1 ter.

De maatregelen die op grond van lid 1, onder b bis) en b ter), worden vastgesteld:

a)

maken het voorwerp uit van informatieverzameling overeenkomstig artikel 9, lid 1 bis;

b)

worden zo nodig aangepast door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 4, lid 1, indien de Commissie na een evaluatie overeenkomstig artikel 9, lid 1 bis, tot de conclusie komt dat de maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn of een onredelijke belasting vormen voor het beheerproces van de betreffende nationale regelgeving. Deze evaluatie door de Commissie wordt voor het eerst zes maanden na de datum van toepassing van de maatregelen en vervolgens om de twaalf maanden uitgevoerd;

c)

maken zes maanden na de beëindiging ervan het voorwerp uit van een evaluatieverslag, dat onder meer wordt gebaseerd op de inbreng van belanghebbenden, waarin de doeltreffendheid en de werking van de maatregelen worden onderzocht en mogelijke conclusies voor toekomstige maatregelen worden getrokken.”.

6)

In artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.

Wat de handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten betreft, wordt de term “onderdanen” in dezelfde zin verstaan als in artikel 1, lid 3, van de WTO-overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom.”.

7)

In artikel 7, lid 2, eerste alinea, wordt punt c) vervangen door:

“c)

in geval van intrekking of wijziging van concessies of verbintenissen door een WTO-lid overeenkomstig artikel XXVIII van de GATT 1994 of artikel XXI van de GATS, indien het betrokken derde land de Unie na de vaststelling van een uitvoeringshandeling krachtens artikel 4, lid 1, adequate en evenredige compensatie biedt.”.

8)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.

De Commissie wint informatie en standpunten in over de economische belangen van de Unie in specifieke goederen- of dienstensectoren of over specifieke handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten, in het kader van de toepassing van deze verordening, door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie of door middel van andere geschikte openbare communicatiemiddelen, en geeft aan binnen welke termijn inbreng wordt verwacht. De Commissie houdt rekening met deze inbreng.”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“1 bis.

Wanneer de Commissie maatregelen overweegt op grond van artikel 5, lid 1, onder b bis) of b ter), informeert en raadpleegt zij belanghebbenden, met name brancheorganisaties, die gevolgen van mogelijke handelspolitieke maatregelen ondervinden en overheidsinstanties van de lidstaten die betrokken zijn bij het opstellen of ten uitvoer leggen van wetgeving ter regulering van de betreffende gebieden. Zonder de vaststelling van dergelijke maatregelen onnodig te vertragen, wint de Commissie met name informatie in over:

a)

het effect van dergelijke maatregelen op dienstverleners uit derde landen of houders van rechten die onderdaan zijn van het betrokken derde land en voor concurrenten, gebruikers of consumenten van dergelijke diensten of houders van intellectuele-eigendomsrechten in de Unie;

b)

de interactie van dergelijke maatregelen met de betreffende regelgeving van de lidstaten;

c)

de administratieve last die dergelijke maatregelen met zich mee zouden kunnen brengen.

De Commissie houdt zo veel mogelijk rekening met de informatie die tijdens dergelijke raadplegingen is verzameld.

De Commissie verstrekt de lidstaten een analyse van de voorgenomen maatregelen wanneer zij de ontwerpuitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 8 voorstelt.”.

9)

Artikel 10 wordt vervangen door:

Artikel 10

Evaluatie

1.

Bij de vroegst mogelijke gelegenheid na 13 februari 2021, maar niet later dan één jaar na die datum, evalueert de Commissie het toepassingsgebied van deze verordening, met name rekening houdend met de handelspolitieke maatregelen die kunnen worden vastgesteld, alsmede de uitvoering van deze verordening, en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

2.

Bij de toepassing van lid 1 verricht de Commissie een evaluatie om te bepalen of in het kader van deze verordening aanvullende handelspolitieke maatregelen kunnen worden overwogen waarbij concessies of andere verplichtingen op het gebied van handelsgerelateerde aspecten van intellectuele-eigendomsrechten worden opgeschort.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 13 februari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. P. ZACARIAS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 3 februari 2021.

(2)  Verordening (EU) nr. 654/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de uitoefening van de rechten van de Unie voor de toepassing en handhaving van de internationale handelsregels en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3286/94 van de Raad tot vaststelling van communautaire procedures op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek met het oog op de handhaving van de rechten die de Gemeenschap ontleent aan internationale regelingen voor het handelsverkeer, in het bijzonder die welke onder auspiciën van de Wereldhandelsorganisatie werden vastgesteld (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 50).

(3)  Advies 2/15 van het Hof van Justitie van 16 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:376, punt 36.


12.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/6


VERORDENING (EU) 2021/168 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 10 februari 2021

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1011 wat betreft de vrijstelling van bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen van valuta’s van derde landen en de aanwijzing van vervangingen voor bepaalde benchmarks die worden stopgezet, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om ongunstige wisselkoersbewegingen inzake valuta’s die niet eenvoudig kunnen worden omgezet in een basisvaluta of inzake valuta’s die aan deviezencontroles onderworpen zijn, af te dekken, sluiten ondernemingen in de EU niet-leverbare valutaderivatencontracten zoals termijncontracten en swaps af. De omstandigheid dat benchmarks voor contante wisselkoersen niet beschikbaar zijn om de uitbetalingen op grond van valutaderivaten te berekenen, zou negatief kunnen uitwerken op ondernemingen in de Unie die uitvoeren naar opkomende markten of die activa of passiva op die markten aanhouden, met als gevolg blootstelling aan fluctuaties van valuta’s van opkomende markten. Na het aflopen van de in Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad (4) vastgestelde periode die eindigt op 31 december 2021 (de “overgangsperiode”), zal het gebruik van benchmarks voor contante wisselkoersen die door een beheerder die in een derde land gevestigd is, niet zijnde een centrale bank, worden aangeboden, niet langer mogelijk zijn.

(2)

Om ondernemingen in de Unie in staat te stellen hun zakelijke activiteiten voort te zetten en tegelijk hun valutarisico te mitigeren, moeten bepaalde in financiële instrumenten gebruikte benchmarks voor contante wisselkoersen voor het berekenen van contractuele uitbetalingen die overeenkomstig bepaalde criteria door de Commissie zijn aangewezen, van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011 worden uitgesloten.

(3)

Gezien de noodzaak van een grondige evaluatie van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011 en de bepalingen ervan betreffende door in derde landen gevestigde beheerders aangeleverde benchmarks (“benchmarks van derde landen”) moet de huidige overgangsperiode voor benchmarks van derde landen worden verlengd. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om de overgangsperiode door middel van een gedelegeerde handeling met maximaal twee jaar te verlengen indien uit de beoordeling die heeft gediend als basis voor die evaluatie blijkt dat de beoogde afloop van de overgangsperiode nadelig zou zijn voor het voortgezette gebruik van benchmarks van derde landen in de Unie of een bedreiging zou vormen voor de financiële stabiliteit.

(4)

Een verlenging van de overgangsperiode voor benchmarks van derde landen zou voor benchmarkbeheerders uit de Unie een stimulans kunnen vormen om hun activiteiten naar een derde land te verplaatsen om niet onder de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 te vallen. Om dergelijke omzeiling te voorkomen, mogen beheerders die zich tijdens de overgangsperiode vanuit de Unie in een derde land vestigen, op grond van de overgangsbepaling geen toegang tot de markt van de Unie krijgen indien zij de vereisten van Verordening (EU) 2016/1011 niet naleven.

(5)

Vanaf 31 december 2020, aan het einde van de overgangsperiode waarin het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (5) voorziet, kan de rentebenchmark London Interbank Offered Rate (Libor) niet langer worden aangemerkt als een cruciale benchmark uit hoofde van Verordening (EU) 2016/1011. De Financial Conduct Authority van het Verenigd Koninkrijk (FCA) kondigde in 2017 bovendien aan dat zij de panelbanken niet zou overtuigen of dwingen om na 2021 inputgegevens voor Libor aan te leveren. Nadien gedane aankondigingen door de FCA en de beheerder van Libor hebben het duidelijk gemaakt dat Libor waarschijnlijk tegen het einde van 2021 afgewikkeld zal zijn voor de meeste looptijden en valuta waarvoor Libor wordt berekend, terwijl de andere Libor-looptijden en -valuta zullen volgen in 2023. De stopzetting of afwikkeling van de Libor zou negatieve effecten kunnen sorteren die voor een aanzienlijke verstoring van de werking van financiële markten in de Unie kunnen zorgen. Er is een groot volume contracten die marktdeelnemers in de Unie raken en die betrekking hebben op schulden, leningen, termijndeposito’s, effecten en derivaten met allemaal een referentie aan de Libor, die aflopen na 31 december 2021 en die geen voldoende robuuste contractuele terugvalbepalingen bevatten wat betreft de stopzetting of de afwikkeling van de Libor als berekend voor de desbetreffende berekende valuta dan wel voor een aantal looptijden ervan. Over sommige van deze contracten, en sommige financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), kan niet vóór 31 december 2021 opnieuw worden onderhandeld om daarin een contractuele terugvalbepaling op te nemen.

(6)

Om te kunnen voorzien in de voortgezette gecontroleerde afwikkeling van uitstaande contracten die refereren aan een op grote schaal gebruikte benchmark waarvan de stopzetting negatieve effecten zou kunnen opleveren die de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk verstoren, en indien over dergelijke contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, niet opnieuw kan worden onderhandeld zodat deze een contractuele terugvalbepaling bevatten tegen het ogenblik dat die benchmark wordt stopgezet, moet een raamwerk worden vastgesteld voor de stopzetting of de gecontroleerde afwikkeling van die benchmarks. Dat raamwerk moet een mechanisme bevatten waarmee dergelijke contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, de transitie naar een aangewezen vervanging voor een benchmark kunnen maken. Een vervanging voor een benchmark moet ervoor zorgen dat niet-naleving van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden (“frustration”) die de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk verstoort, wordt vermeden.

(7)

Het ontbreken van een kader op het niveau van de Unie voor de stopzetting of de gecontroleerde afwikkeling van een benchmark zou kunnen leiden tot uiteenlopende regelgevingsoplossingen in de lidstaten, hetgeen ertoe zou leiden dat de belanghebbenden in de Unie worden blootgesteld aan de risico’s van rechtsonzekerheid en niet-nakoming van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden. Naast de omvang van de blootstelling aan dergelijke benchmarks van uitstaande contracten, en financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU kunnen de grotere kans op niet-nakoming van contracten als gevolg van onvoorziene omstandigheden en het verhoogde risico op rechtsgeschillen de werking van de financiële markten aanzienlijk verstoren. In die buitengewone omstandigheden en om de betrokken systeemrisico’s aan te pakken is het noodzakelijk een geharmoniseerde aanpak vast te stellen voor de stopzetting of afwikkeling van bepaalde benchmarks die voor de Unie systeemrelevant zijn. Deze verordening laat de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking tot benchmarks die niet vallen binnen de werkingssfeer van de aan de Commissie verleende bevoegdheden, onverlet.

(8)

Op grond van Verordening (EU) 2016/1011 moeten onder toezicht staande entiteiten, anders dan benchmarkbeheerders, noodplannen hebben voor het geval een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden. Waar mogelijk moeten in deze noodplannen een of meer potentiële vervangingen voor benchmarks worden aangemerkt. Zoals blijkt uit de ervaring met de Libor, is het belangrijk dat er noodplannen worden opgesteld voor gevallen waarin een benchmark inhoudelijk verandert of niet langer wordt aangeboden. Bevoegde autoriteiten moeten erop toezien of aan die verplichting wordt voldaan, en het moet hun mogelijk zijn dit steekproefsgewijs te controleren. Daarom moeten onder toezicht staande entiteiten hun noodplannen en eventuele actualiseringen daarvan onmiddellijk beschikbaar houden, zodat zij ze desgevraagd onverwijld aan de bevoegde autoriteiten kunnen verstrekken.

(9)

Andere contracten dan financiële contracten als gedefinieerd in Verordening (EU) 2016/1011, of financiële instrumenten die niet vallen onder de definitie van financieel instrument van die verordening, maar die ook refereren aan benchmarks die worden stopgezet of afgewikkeld, zouden tevens de werking van de financiële markten in de Unie aanzienlijk kunnen verstoren. Veel entiteiten gebruiken dergelijke benchmarks, maar zij worden niet aangemerkt als onder toezicht staande entiteiten. Bijgevolg zouden de partijen bij dergelijke contracten en houders van dergelijke financiële instrumenten niet in aanmerking komen voor een vervanging voor een benchmark. Om de potentiële effecten op de marktintegriteit en de financiële stabiliteit zo veel mogelijk te beperken en bescherming tegen rechtsonzekerheid te bieden, moet het mandaat van de Commissie om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen van toepassing zijn op alle contracten, en financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, die onder het recht van een lidstaat vallen. Bovendien moet de aangewezen vervanging voor een benchmark gelden voor contracten die onder het recht van een derde land vallen maar waarvan de contractpartijen alle in de Unie zijn gevestigd, in gevallen waarin het contract aan de vereisten van deze verordening voldoet en het recht van dat derde land niet voorziet in een gecontroleerde afwikkeling van een benchmark. Deze uitbreiding van het toepassingsgebied mag geen afbreuk doen aan de bepalingen van Verordening (EU) 2016/1011 die niet worden gewijzigd door onderhavige verordening.

(10)

De wettelijke vervanging van een benchmark moet worden beperkt tot contracten, en tot financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, waarover vóór de datum van stopzetting van de betrokken benchmark niet opnieuw is onderhandeld. Wanneer gebruik wordt gemaakt van raamcontracten, is de aangewezen vervanging voor een benchmark alleen van toepassing op transacties die vóór de relevante vervangingsdatum zijn gesloten, ook al kunnen latere transacties technisch deel uitmaken van hetzelfde contract. Door de aanwijzing van de vervanging voor een benchmark mogen geen contracten of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU worden geraakt die reeds een geschikte contractuele terugvalbepaling bevatten waarin de definitieve stopzetting van een benchmark aan bod komt.

(11)

De vaststelling door de Commissie van een uitvoeringshandeling tot aanwijzing van een vervanging voor een benchmark de partijen bij een contract er niet van weerhouden ermee in te stemmen een andere vervanging voor die benchmark toe te passen.

(12)

Benchmarks en de desbetreffende contractueel overeengekomen terugvaltarieven zouden in de loop der tijd aanzienlijk en onverwacht van elkaar kunnen verschillen, waardoor zij niet langer dezelfde onderliggende economische realiteit zouden vertegenwoordigen en evenmin tot commercieel onaanvaardbare resultaten leiden. Dergelijke gevallen kunnen de aanzienlijke toename van de spread tussen de benchmark en het contractueel overeengekomen terugvaltarief in de loop der tijd omvatten, of situaties waarin de contractueel overeengekomen terugvalbepaling de basis van de benchmark wijzigt van een variabele rente naar een vaste rente. Aangezien deze kwestie zich in een aantal lidstaten kan voordoen, en in dergelijke gevallen vaak ook contractpartijen uit verschillende lidstaten zouden worden getroffen, moet deze kwestie op geharmoniseerde wijze worden aangepakt om rechtsonzekerheid, onnodige rechtszaken en bijgevolg mogelijke aanzienlijke negatieve effecten op de interne markt of gevolgen voor de financiële stabiliteit in afzonderlijke lidstaten of de Unie te vermijden. Bijgevolg moet de vervanging voor een benchmark die bij de uitvoeringshandeling is vastgesteld, onder bepaalde voorafgaande voorwaarden als een vervanging dienen wanneer de relevante nationale autoriteiten, bijvoorbeeld macroprudentiële autoriteiten, systeemrisicoraden of centrale banken, hebben vastgesteld dat de oorspronkelijk overeengekomen terugvalbepaling geen afspiegeling meer vormt van de economische realiteit die de benchmark die wordt stopgezet wordt geacht te meten of dat dergelijke bepaling een bedreiging zou kunnen vormen voor de financiële stabiliteit. De relevante nationale autoriteiten moeten een beoordeling uitvoeren wanneer zij in kennis worden gesteld van de mogelijke ongeschiktheid van een veel gebruikte terugvalbepaling door een of meer partijen die in hun belangen kunnen worden geraakt. Een dergelijke beoordeling dient evenwel niet per contract te worden uitgevoerd. De betrokken relevante nationale autoriteiten moeten de Commissie en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) van die beoordeling in kennis stellen.

(13)

De contractpartijen zijn verantwoordelijk voor het analyseren van hun contractuele regeling om te bepalen in welke situaties een contractuele terugvalbepaling van toepassing is. Indien uit de interpretatie van een contract of financieel instrument als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU blijkt dat de partijen niet van plan waren de definitieve stopzetting van een gekozen benchmark te regelen, moet de wettelijke vervanging voor een benchmark die overeenkomstig deze verordening is aangewezen, een veilige haven bieden om de definitieve stopzetting van die benchmark te regelen.

(14)

Aangezien de vervanging van een benchmark wijzigingen van contracten, of van financiële instrumenten als gedefinieerd in Richtlijn 2014/65/EU, die refereren aan dergelijke benchmarks zou kunnen vereisen wanneer die wijzigingen noodzakelijk zijn voor het praktische gebruik of de toepassing van een dergelijke vervanging voor een benchmark, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de overeenkomstige essentiële tot overeenstemming strekkende wijzigingen in de uitvoeringshandeling vast te stellen.

(15)

Voor benchmarks die door de Commissie overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1011 als cruciaal in één lidstaat zijn aangemerkt en indien de stopzetting of afwikkeling van een dergelijke benchmark de werking van financiële markten in die lidstaat aanzienlijk zou kunnen verstoren, moet de relevante bevoegde autoriteit overeenkomstig zijn nationale recht de nodige maatregelen nemen om dergelijke verstoring te voorkomen.

(16)

Wanneer een lidstaat toetreedt tot de eurozone en een daaruit voortvloeiend gebrek aan inputgegevens voor de berekening van een nationale benchmark de vervanging van die benchmark vereist, moet het voor die lidstaat mogelijk zijn te voorzien in de overgang van die nationale benchmark naar een vervanging voor die benchmark. In dat geval moet die lidstaat rekening houden met de status van consumenten als contractpartijen en ervoor zorgen dat zijn niet meer dan nodig negatief wordt getroffen door die overgang.

(17)

Teneinde bepaalde benchmarks voor contante wisselkoersen voor valuta’s van derde landen aan te wijzen als zijnde uitgesloten van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de vrijstelling van benchmarks voor contante wisselkoersen voor niet-inwisselbare valuta’s wanneer die benchmarks voor contante wisselkoersen worden gebruikt om de uitbetalingen te berekenen die voortvloeien uit niet-leverbare valutaderivatencontracten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (7). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(18)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen om alle referenties aan die benchmark te vervangen in contracten, of financiële instrumenten als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU, waarover niet opnieuw is onderhandeld tegen de datum waarop de uitvoeringshandeling van toepassing wordt. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (8). Rechtszekerheid vereist dat de Commissie die uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefent na nauwkeurig omschreven triggerevents waaruit duidelijk blijkt dat het beheer en de publicatie van de te vervangen benchmark definitief zal worden stopgezet.

(19)

De Commissie mag haar uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefenen in situaties waarin, naar haar inschatting, de stopzetting of afwikkeling van de benchmark negatieve effecten kan opleveren die de werking van financiële markten of de reële economie in de Unie aanzienlijk zouden kunnen verstoren. Voorts mag de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden alleen uitoefenen indien duidelijk is geworden dat de representativiteit van de betrokken benchmark niet valt te herstellen of dat de benchmark permanent zal worden stopgezet.

(20)

Alvorens haar uitvoeringsbevoegdheden uit te oefenen om een vervanging voor een benchmark aan te wijzen, moet de Commissie een openbare raadpleging houden en rekening houden met aanbevelingen van relevante belanghebbenden en met name werkgroepen uit de particuliere sector die opereren onder het toezicht van overheidsinstanties of de centrale bank. Die aanbevelingen moeten zijn gebaseerd op uitgebreide openbare raadplegingen en bijzondere expertise over het meest geschikte vervangingstarief voor de rentebenchmark die wordt stopgezet. De Commissie moet ook rekening houden met de aanbevelingen van andere relevante belanghebbenden, waaronder de bevoegde autoriteit van de benchmarkbeheerder en de ESMA.

(21)

Ten tijde van de vaststelling van Verordening (EU) 2016/1011 was de verwachting dat derde landen tegen eind 2021 soortgelijke regelgevingsstelsels voor financiële benchmarks zouden vaststellen en dat het gebruik in de Unie door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen, zou worden gewaarborgd door gelijkwaardigheidsbesluiten van de Commissie of middels erkenning of bekrachtiging door bevoegde autoriteiten. Op dat vlak is echter maar beperkte vooruitgang geboekt. Het toepassingsgebied van het regelgevingsstelsel voor financiële benchmarks verschilt aanzienlijk tussen de Unie en derde landen. Om derhalve de soepele werking van de interne markt en de beschikbaarheid van benchmarks van derde landen voor gebruik in de Unie na het einde van de overgangsperiode te waarborgen, moet de Commissie uiterlijk op 15 juni 2023 een verslag indienen over de evaluatie van het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, als gewijzigd bij onderhavige verordening, met bijzondere aandacht voor het effect ervan op het gebruik in de Unie van benchmarks van derde landen. De Commissie moet in dat verslag de gevolgen analyseren van het verstrekkende toepassingsgebied van dergelijke regelgeving voor beheerders en gebruikers van benchmarks in de Unie, ook met betrekking tot het voortgezette gebruik van benchmarks van derde landen. De Commissie moet beoordelen of Verordening (EU) 2016/1011 nog meer moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied ervan te beperken tot uitsluitend beheerders van slechts bepaalde soorten benchmarks of beheerders waarvan de benchmarks in de Unie op grote schaal worden gebruikt.

(22)

Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9) is recent gewijzigd om voor marktdeelnemers te verduidelijken dat contracten die zijn gesloten of verlengd voordat clearing- of marginvereisten voor “over the counter” (otc)-derivatencontracten die refereren aan een benchmark (“legacycontracten”) toepasselijk worden, niet aan deze vereisten zullen worden onderworpen indien deze contracten worden gewijzigd met betrekking tot de benchmark waaraan zij refereren en indien die wijzigingen uitsluitend dienen om een vervanging voor een benchmark uit te voeren of de uitvoering ervan voor te bereiden of terugvalbepalingen in te voeren tijdens de overgang naar een nieuwe benchmark in het kader van een benchmarkhervorming. Benchmarkhervormingen vloeien voort uit internationaal gecoördineerde werkstromen en initiatieven ter hervorming van benchmarks om te voldoen aan de door de Internationale organisatie van effectentoezichthouders gepubliceerde internationale beginselen voor financiële benchmarks. Verordening (EU) 2016/1011 vereist dat onder toezicht staande entiteiten solide schriftelijke plannen opstellen en bijhouden waarin de maatregelen zijn vermeld die zij nemen indien een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden, en dat zij die plannen weergeven in de contractuele verhouding met klanten. Om de naleving van die verplichtingen door marktdeelnemers te vergemakkelijken en maatregelen van marktdeelnemers te ondersteunen ter versterking van de robuustheid van otc-derivatencontracten die refereren aan benchmarks die mogelijk aan hervormingen onderhevig zijn, moet Verordening (EU) nr. 648/2012 verder worden gewijzigd om te verduidelijken dat legacycontracten niet onderworpen zullen zijn aan clearing- of marginvereisten indien die contracten worden gewijzigd met als enig doel de benchmark waaraan zij refereren, te vervangen tegen de achtergrond van een benchmarkhervorming.

Deze uitzondering is derhalve alleen van toepassing op contractuele wijzigingen die nodig zijn om een vervanging voor een benchmark ten uitvoer te leggen of de tenuitvoerlegging ervan voor te bereiden als gevolg van een benchmarkhervorming, of die noodzakelijk zijn om terugvalbepalingen met betrekking tot een benchmark in te voeren om de robuustheid van de desbetreffende contracten te versterken. Deze wijzigingen moeten dienen om de marktdeelnemers duidelijkheid te verschaffen en moeten het toepassingsgebied van de clearing- en marginverplichtingen met betrekking tot wijzigingen van otc-derivatencontracten voor andere doeleinden of met betrekking tot vervangingen of vernieuwingen, zoals wijzigingen van tegenpartijen, onverlet laten.

(23)

Verordeningen (EU) 2016/1011 en (EU) nr. 648/2012 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(24)

Gezien het feit dat de Libor vanaf 1 januari 2021 niet langer een cruciale benchmark in de zin van Verordening (EU) 2016/1011 zal zijn, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) 2016/1011

Verordening (EU) 2016/1011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:

“i)

een benchmark voor contante wisselkoersen die door de Commissie in overeenstemming met artikel 18 bis, lid 1, is aangewezen.”.

2)

In artikel 3 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a)

het volgende punt wordt ingevoegd:

“22 bis)

“benchmark voor contante wisselkoersen”: een benchmark die de in een bepaalde valuta uitgedrukte prijs weergeeft van een andere valuta of een mandje van andere valuta voor levering op de vroegst mogelijke valutadatum;”;

b)

in punt 24, onder a), wordt punt i) vervangen door:

“i)

een handelsplatform in de zin van artikel 4, lid 1, punt 24, van Richtlijn 2014/65/EU of een handelsplatform in een derde land ten aanzien waarvan de Commissie bij uitvoeringsbesluit heeft vastgesteld dat het wettelijke en toezichtkader van dat land wordt geacht een gelijkwaardig effect in de zin van artikel 28, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*1) of artikel 25, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad te hebben, of een gereglementeerde markt die wordt geacht gelijkwaardig te zijn uit hoofde van artikel 2 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012, maar in elk geval uitsluitend met betrekking tot transactiegegevens over financiële instrumenten;

(*1)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).”."

3)

In Titel III wordt de titel van Hoofdstuk 2 vervangen door:

“Rentevoetbenchmarks en benchmarks voor contante wisselkoersen”.

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 18 bis

Benchmarks voor contante wisselkoersen

1.   De Commissie kan een benchmark voor contante wisselkoersen aanwijzen die door buiten de Unie gevestigde beheerders wordt beheerd, indien aan de twee volgende criteria is voldaan:

a)

de benchmark voor contante wisselkoersen refereert aan een contante wisselkoers van een valuta van een derde land die niet vrij inwisselbaar is, en

b)

de benchmark voor contante wisselkoersen wordt frequent, stelselmatig en regelmatig gebruikt om ongunstige wisselkoersbewegingen af te dekken.

2.   De Commissie houdt uiterlijk op 31 december 2022 een openbare consultatie om benchmarks voor contante wisselkoersen vast te stellen die aan de in lid 1 vastgestelde criteria voldoen.

3.   De Commissie stelt uiterlijk op 15 juni 2023 in overeenstemming met artikel 49 een gedelegeerde handelingen vast om een lijst op te stellen van benchmarks voor contante wisselkoersen die aan de in lid 1 van dit artikel vastgestelde criteria voldoen. Wanneer dat noodzakelijk is, werkt de Commissie die lijst bij.”.

5)

In Titel III wordt het volgende hoofdstuk ingevoegd:

Hoofdstuk 4 bis

Wettelijke vervanging van een benchmark

Artikel 23 bis

Reikwijdte van de wettelijke vervanging van een benchmark

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

a)

ieder contract, of financieel instrument in de zin van Richtlijn 2014/65/EU, waarin wordt gerefereerd aan een benchmark en waarop het recht van een van de lidstaten van toepassing is, en

b)

ieder contract waarvan de partijen in de Unie zijn gevestigd, waarin wordt gerefereerd aan een benchmark en waarop het recht van een derde land van toepassing is, wanneer dat recht niet voorziet in de gecontroleerde afwikkeling van een benchmark.

Artikel 23 ter

Vervanging van een benchmark op grond van het Unierecht

1.   Dit artikel is van toepassing op:

a)

benchmarks die bij een op grond van artikel 20, lid 1, onder a) of onder b), vastgestelde uitvoeringshandeling als cruciaal zijn aangemerkt;

b)

benchmarks die op de aanlevering van inputgegevens gebaseerd zijn indien de stopzetting of afwikkeling ervan in de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk zou verstoren, en

c)

benchmarks van derde landen indien de stopzetting of afwikkeling ervan de werking van financiële markten in de Unie aanzienlijk zou verstoren of een systeemrisico voor het financiële stelsel in de Unie zou vormen.

2.   De Commissie kan een of meer vervangingen voor een benchmark aanwijzen, op voorwaarde dat een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:

a)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, waarin wordt aangekondigd dat die benchmark niet langer de onderliggende markt of economische realiteit weerspiegelt; in het geval van een benchmark die bij een op grond van artikel 20, lid 1, onder a) of onder c), vastgestelde uitvoeringshandeling als cruciaal is aangemerkt, doet de bevoegde autoriteit dergelijke aankondiging uitsluitend indien, nadat de in artikel 23 bedoelde bevoegdheden zijn uitgeoefend, de benchmark de onderliggende markt of economische realiteit nog altijd niet weerspiegelt;

b)

de beheerder van die benchmark, of een persoon die namens die beheerder handelt, heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, of er is een publieke verklaring in die zin gedaan of informatie in die zin gepubliceerd, waarin wordt aangekondigd dat die beheerder met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden of bepaalde valuta waarvoor die benchmark wordt berekend definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten, op voorwaarde dat er op het moment van het uitgaan van de verklaring of de publicatie van de informatie geen opvolger-beheerder is die die benchmark verder zal blijven aanbieden;

c)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit of enige entiteit met insolventie- of afwikkelingsbevoegdheid ten aanzien van dergelijke beheerder heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, waarin wordt verklaard dat de beheerder met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden of bepaalde valuta waarin die benchmark wordt berekend, definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten, op voorwaarde dat er op het moment van het uitgaan van de verklaring of de publicatie van de informatie geen opvolger-beheerder is die de benchmark verder zal blijven aanbieden, of

d)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit trekt de vergunning in of schort deze op krachtens artikel 35, trekt de erkenning in of schort deze op krachtens artikel 32, lid 8, of eist de stopzetting van de bekrachtiging krachtens artikel 33, lid 6, op voorwaarde dat er op het moment van de intrekking of opschorting of de stopzetting van de bekrachtiging geen opvolger-beheerder is die de benchmark verder zal blijven aanbieden en de beheerder ervan met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden of bepaalde valuta waarvoor die benchmark wordt berekend, definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten.

3.   Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel vervangt de vervanging voor een benchmark alle referenties aan die benchmark in contracten en financiële instrumenten als bedoeld in artikel 23 bis, indien die contracten en instrumenten:

a)

geen terugvalbepaling bevatten, of

b)

geen geschikte terugvalbepalingen bevatten.

4.   Voor de toepassing van lid 3, onder b), wordt een terugvalbepaling ongeschikt geacht indien:

a)

deze niet voorziet in een definitieve vervanging voor de benchmark die wordt stopgezet, of

b)

de toepassing ervan toestemming van derden vereist die geweigerd is, of

c)

deze voorziet in een vervanging door een benchmark die geen afspiegeling meer vormt of aanzienlijk afwijkt van de onderliggende markt of economische realiteit die de benchmark die wordt stopgezet wordt geacht te meten, en de toepassing ervan een negatief effect zou kunnen hebben op de financiële stabiliteit.

5.   De vervanging van een benchmark die wordt overeengekomen als een contractueel terugvaltarief vormt geen afspiegeling meer of wijkt aanzienlijk af van de onderliggende markt of de economische realiteit die de benchmark die wordt stopgezet wordt geacht te meten, en zou een negatief effect kunnen hebben op de financiële stabiliteit, indien:

a)

dat is vastgesteld door de relevante nationale autoriteit op basis van een horizontale beoordeling van een specifiek type contractuele regeling die is uitgevoerd naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van minstens één belanghebbende, en na raadpleging van de relevante belanghebbenden;

b)

een van de partijen bij het contract of het financiële instrument, naar aanleiding van een beoordeling overeenkomstig punt a), ten laatste drie maanden voor de stopzetting van de benchmark bezwaar heeft aangetekend tegen de contractueel overeengekomen terugvalbepaling, en

c)

de partijen bij het contract of het financiële instrument, naar aanleiding van het bezwaar dat uit hoofde van punt b) is aangetekend, uiterlijk één werkdag voor de stopzetting van de benchmark geen overeenstemming hebben bereikt over een alternatieve vervanging voor die benchmark.

6.   Voor de toepassing van lid 4, onder c), brengt de relevante nationale autoriteit de Commissie en de ESMA zonder onnodige vertraging op de hoogte van haar, in lid 5, onder a) bedoelde, beoordeling. Indien de beoordeling consequenties kan hebben voor entiteiten in meer dan één lidstaat, voeren de relevante autoriteiten van al die lidstaten de beoordeling gezamenlijk uit.

7.   De lidstaten wijzen een relevante autoriteit aan die de beoordeling uit hoofde van lid 5, onder a) kan uitvoeren. De lidstaten brengen de Commissie en de ESMA uiterlijk op 14 augustus 2021 op de hoogte van de aanwijzing van de relevante autoriteiten.

8.   De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 50, lid 2, bedoelde onderzoekprocedure, uitvoeringshandelingen vast om een of meer vervangingen voor een benchmark aan te wijzen indien een van de in lid 2 van dit artikel bedoelde gebeurtenissen zicht hebben voorgedaan.

9.   Een in lid 8 bedoelde uitvoeringshandeling omvat het volgende:

a)

de vervanging of vervangingen voor een benchmark;

b)

de spreadaanpassing, met inbegrip van de methode voor de bepaling van een dergelijke spreadaanpassing, die op de datum van de vervanging voor elke specifieke termijn moet worden toegepast op de vervanging voor een benchmark die wordt stopgezet, om rekening te houden met de effecten van de overstap of wijziging van de benchmark die wordt afgewikkeld naar de vervanging ervan;

c)

de overeenkomstige essentiële tot overeenstemming strekkende wijzigingen die verband houden met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor het gebruik of de toepassing van een vervanging voor een benchmark, en

d)

de datum waarop de vervanging of vervangingen voor een benchmark van toepassing is.

10.   Wanneer een in lid 8 bedoelde uitvoeringshandeling wordt vastgesteld, houdt de Commissie rekening met de beschikbare aanbevelingen inzake de vervanging voor een benchmark, de overeenkomstige tot overeenstemming strekkende wijzigingen en de spreadaanpassing die zijn aangebracht door de centrale bank die verantwoordelijk is voor het valutagebied waar de desbetreffende benchmark wordt afgewikkeld, of door de werkgroep voor alternatieve referentietarieven die onder toezicht van overheidsinstanties of de centrale bank werkt. Voordat zij de uitvoeringshandeling vaststelt, houdt de Commissie een openbare raadpleging en neemt zij de aanbevelingen van andere relevante belanghebbenden, met inbegrip van de voor de benchmarkbeheerder bevoegde autoriteit en de ESMA, in acht.

11.   Niettegenstaande lid 5, onder c), van dit artikel is een vervanging voor een benchmark die door de Commissie wordt aangewezen overeenkomstig lid 2 van dit artikel niet van toepassing indien alle partijen of de vereiste meerderheid van de partijen bij een in artikel 23 bis bedoeld contract of financieel instrument al dan niet vóór of na de datum van toepassing van de in lid 8 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandeling zijn overeengekomen een andere vervanging voor een benchmark toe te passen.

Artikel 23 quarter

Vervanging van een benchmark op grond van het nationale recht

1.   De nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het merendeel van de contribuanten gevestigd is, kan een of meer vervangingen aanwijzen voor een benchmark als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder b), op voorwaarde dat een van de volgende gebeurtenissen zich heeft voorgedaan:

a)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, waarin wordt aangekondigd dat die benchmark niet langer de onderliggende markt of economische realiteit weerspiegelt; de bevoegde autoriteit doet dergelijke aankondiging uitsluitend indien, nadat de in artikel 23 bedoelde bevoegdheden zijn uitgeoefend, de benchmark de onderliggende markt of economische realiteit nog altijd niet weerspiegelt;

b)

de beheerder van die benchmark, of een persoon die namens die beheerder handelt, heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, of er is een publieke verklaring in die zin gedaan of informatie in die zin gepubliceerd, waarin wordt aangekondigd dat die beheerder met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden van die benchmark of bepaalde valuta waarvoor die benchmark wordt berekend definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten, op voorwaarde dat er op het moment van het uitgaan van de verklaring of de publicatie van de informatie geen opvolger-beheerder is die die benchmark verder zal blijven aanbieden;

c)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit of enige entiteit met insolventie- of afwikkelingsbevoegdheid ten aanzien van dergelijke beheerder heeft een publieke verklaring doen uitgaan, of heeft informatie gepubliceerd, waarin wordt verklaard dat die beheerder met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden of bepaalde valuta waarvoor die benchmark wordt berekend, definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten, op voorwaarde dat er op het moment van het uitgaan van de verklaring of de publicatie van de informatie geen opvolger-beheerder is die de benchmark verder zal blijven aanbieden, of

d)

de voor de beheerder van die benchmark bevoegde autoriteit trekt de vergunning in of schort deze op overeenkomstig artikel 35, op voorwaarde dat er op het moment van de intrekking of opschorting geen opvolger-beheerder is die de benchmark verder zal blijven aanbieden en de beheerder ervan met de gecontroleerde afwikkeling van die benchmark zal beginnen of het aanbieden van die benchmark of bepaalde looptijden of bepaalde valuta waarvoor die benchmark wordt berekend, definitief of voor onbepaalde tijd zal stopzetten.

2.   Indien een lidstaat een of meer vervangingen voor een benchmark aanwijst overeenkomstig lid 1, brengt de bevoegde autoriteit van die lidstaat de Commissie en de ESMA onmiddellijk daarvan op de hoogte.

3.   De vervanging voor een benchmark vervangt alle referenties aan die benchmark in contracten en financiële instrumenten als bedoeld in artikel 23 bis, indien aan beide volgende voorwaarden is voldaan:

a)

in die contracten of financiële instrumenten wordt gerefereerd aan de benchmark die wordt stopgezet op de datum waarop de nationale wetgeving waarin de vervanging voor een benchmark wordt aangewezen van toepassing wordt, en

b)

die contracten of financiële instrumenten bevatten geen terugvalbepaling of bevatten een terugvalbepaling waarin niet wordt voorzien in een definitieve vervanging voor de benchmark die wordt stopgezet.

4.   Een vervanging voor een benchmark die door een bevoegde autoriteit wordt aangewezen overeenkomstig lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien alle partijen of de vereiste meerderheid van de partijen bij een contract of financieel instrument als bedoeld in artikel 23 bis al dan niet voor of na de datum van toepassing van de desbetreffende nationaalrechtelijke bepaling zijn overeengekomen een andere vervanging voor een benchmark toe te passen.”.

6)

In artikel 28 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Onder toezicht staande entiteiten, anders dan een beheerder als bedoeld in lid 1, die een benchmark gebruiken, stellen solide schriftelijke plannen op en houden deze bij waarin de maatregelen zijn vermeld die zij nemen indien een benchmark inhoudelijk wordt gewijzigd of niet langer wordt aangeboden. Waar mogelijk en passend, worden in die plannen een of meer alternatieve benchmarks aangewezen die als referentie kunnen worden gebruikt ter vervanging van benchmarks die niet meer worden aangeboden, waarbij wordt aangegeven waarom die benchmarks geschikte alternatieven zouden zijn. De onder toezicht staande entiteiten verstrekken de relevante bevoegde autoriteit op verzoek en zonder onnodige vertraging die plannen en alle actualiseringen en geven deze weer in hun contractuele verhouding met klanten.”.

7)

In artikel 29 wordt het volgende lid ingevoegd:

“1 bis.   Een onder toezicht staande entiteit mag ook de overeenkomstig artikel 23 ter of artikel 23 quater aangewezen vervanging voor een benchmark gebruiken.”.

8)

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“2 ter.   De in artikel 18 bis, lid 3, en artikel 54, lid 7, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 13 februari 2021.”;

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“3 bis.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 18 bis, lid 3, en artikel 54, lid 7, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“6 bis.   Een overeenkomstig artikel 18 bis, lid 3, of artikel 54, lid 7, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.”.

9)

In artikel 51 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   Tenzij de Commissie een in artikel 30, lid 2 of 3, bedoeld gelijkwaardigheidsbesluit heeft genomen, een beheerder overeenkomstig artikel 32 is erkend of een benchmark overeenkomstig artikel 33 is bekrachtigd, is het gebruik in de Unie door onder toezicht staande entiteiten van een benchmark van een derde land uitsluitend toegestaan voor financiële instrumenten, financiële overeenkomsten en prestatiemetingen van een beleggingsfonds die reeds aan die benchmark refereren op 31 december 2023 of die vóór die datum een referentie aan die benchmark toevoegen.

De eerste alinea is niet van toepassing op benchmarks die worden aangeboden door beheerders die zich tijdens de overgangsperiode vanuit de Unie in een derde land vestigen. De bevoegde autoriteit stelt de ESMA in kennis overeenkomstig artikel 35. De ESMA stelt een lijst op van benchmarks van derde landen, waarop de eerste alinea niet van toepassing is.”.

10)

In artikel 54 wordt lid 6 vervangen door:

“6.   Uiterlijk op 15 juni 2023 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over het toepassingsgebied van deze verordening, met name wat betreft het voortgezette gebruik door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen, en over mogelijke tekortkomingen van het huidige kader. In dat verslag wordt met name beoordeeld of deze verordening moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied ervan te beperken tot het aanbieden van bepaalde soorten benchmarks of tot het aanbieden van benchmarks die in de Unie op grote schaal worden gebruikt; het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

7.   De Commissie is bevoegd om uiterlijk op 15 juni 2023 overeenkomstig artikel 49 een gedelegeerde handeling vast te stellen om de in artikel 51, lid 5, bedoelde overgangsperiode tot uiterlijk op 31 december 2025 te verlengen indien uit het in lid 6 van dit artikel bedoelde verslag blijkt dat anders het voortgezette gebruik in de Unie van bepaalde benchmarks van derde landen door onder toezicht staande entiteiten aanzienlijk zou worden belemmerd of dit een bedreiging voor de financiële stabiliteit zou vormen.”.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012

Artikel 13 bis van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt vervangen door:

“Artikel 13 bis

Wijzigingen van legacycontracten met het oog op de uitvoering van benchmarkhervormingen

1.   Tegenpartijen kunnen de in artikel 11, lid 3, bedoelde risicobeheerprocedures blijven toepassen waarover zij op 13 februari 2021 beschikken met betrekking tot otc-derivatencontracten die niet door een CTP zijn gecleard en die zijn gesloten of verlengd vóór de datum waarop de verplichting om over risicobeheerprocedures te beschikken op grond van artikel 11, lid 3, in werking treedt, indien, na 13 februari 2021, die contracten vervolgens uitsluitend worden gewijzigd of verlengd om een referentiebenchmark te vervangen of een terugvalbepaling in verband met een benchmark waaraan in dat contract wordt gerefereerd in te voeren.

2.   Contracten die zijn gesloten of verlengd vóór de datum waarop de clearingverplichting op grond van artikel 4 in werking treedt en die, na 13 februari 2021, vervolgens uitsluitend worden gewijzigd of verlengd om een referentiebenchmark te vervangen of een terugvalbepaling in verband met een benchmark waaraan in dat contract wordt gerefereerd in te voeren, worden niet om die reden onderworpen aan de in artikel 4 bedoelde clearingverplichting.

3.   De leden 1 en 2 zijn alleen van toepassing op otc-derivatencontracten waarvan de wijziging of verlenging:

a)

noodzakelijk is met het oog op de vervanging van benchmarks in het kader van benchmarkhervormingen;

b)

de economische substantie of de risicofactor die door de referentie aan een benchmark van dergelijk contract wordt vertegenwoordigd, niet wijzigt, en

c)

geen andere wijzigingen omvat van juridische voorwaarden van dat contract die geen betrekking hebben op de benchmark waaraan wordt gerefereerd en het contract dus mogelijk zodanig wijzigen dat het daadwerkelijk als een nieuw contract moet worden beschouwd.”.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 februari 2021.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

A. P. ZACARIAS


(1)   PB C 366 van 30.10.2020, blz. 4.

(2)   PB C 10 van 11.1.2021, blz. 35.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 19 januari 2021 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 2 februari 2021.

(4)  Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1).

(5)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

(6)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(7)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(8)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(9)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

12.2.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 49/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2021/169 VAN DE COMMISSIE

van 11 februari 2021

tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren (2), en met name artikel 23, lid 1, artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie (3) zijn de voorschriften vastgesteld inzake veterinaire certificering voor de invoer in en de doorvoer door de Unie, met inbegrip van de opslag tijdens de doorvoer, van pluimvee en pluimveeproducten (“de producten”). In die verordening is bepaald dat de producten alleen mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie uit de derde landen, gebieden, zones of compartimenten die zijn opgenomen in de kolommen 1 en 3 van de tabel in bijlage I, deel 1, bij die verordening.

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 798/2008 zijn ook de voorwaarden vastgesteld waaronder een derde land, gebied, zone of compartiment als vrij van hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) mag worden beschouwd.

(3)

Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn de Richtlijnen 2002/99/EG en 2009/158/EG en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

(4)

In de tabel in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 is het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, daarom opgenomen als derde land waarvoor de invoer in en de doorvoer door de Unie van bepaalde pluimveeproducten vanuit bepaalde delen van het grondgebied zijn toegestaan, afhankelijk van de aanwezigheid van HPAI. De regionalisering van het Verenigd Koninkrijk is vastgesteld in bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008, zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/130 van de Commissie (4).

(5)

Op 8 februari 2021 heeft het Verenigd Koninkrijk de aanwezigheid van HPAI van het subtype H5N8 op een pluimveebedrijf in Redcar in Cleveland in Engeland bevestigd.

(6)

De veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben een controlegebied met een straal van 10 km rond het getroffen bedrijf ingesteld en een ruimingsbeleid ingevoerd om de aanwezigheid van HPAI te beheersen en de verspreiding van die ziekte te beperken. Voorts hebben de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk bevestigd dat zij de afgifte van veterinaire certificaten voor zendingen van voor uitvoer naar de Unie bestemde producten uit het gehele grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, onmiddellijk hebben opgeschort.

(7)

Het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie informatie verstrekt over de epidemiologische situatie op zijn grondgebied en de maatregelen die het heeft genomen ter voorkoming van de verdere verspreiding van HPAI, en de Commissie heeft deze informatie nu geëvalueerd. Op basis van die evaluatie moeten beperkingen worden ingesteld op het binnenbrengen in de Unie van producten uit het door HPAI getroffen gebied in Engeland, waarvoor de veterinaire autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk wegens de huidige uitbraak beperkende maatregelen hebben ingesteld.

(8)

De gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de tabel in deel 1 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moeten daarom worden gewijzigd om rekening te houden met de huidige epidemiologische situatie in dat derde land.

(9)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I, deel 1, bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 februari 2021.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(2)   PB L 343 van 22.12.2009, blz. 74.

(3)  Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/130 van de Commissie van 3 februari 2021 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor het Verenigd Koninkrijk in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie in verband met hoogpathogene aviaire influenza (PB L 40 van 4.2.2021, blz. 16).


BIJLAGE

In deel I van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008 wordt de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk vervangen door:

“GB — Verenigd Koninkrijk (*1)

GB-0

Het hele land

SPF

 

 

 

 

 

 

 

EP, E

 

 

 

 

 

 

 

GB-1

Geheel het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van gebied GB-2

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

 

 

A

 

 

WGM

 

 

 

 

 

 

 

POU, RAT

 

N

 

 

 

 

 

GB-2

Gebied van het Verenigd Koninkrijk dat overeenkomt met:

 

 

 

 

 

 

 

 

GB-2.1

North Yorkshire County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.30 en W1.47

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

6.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

6.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

6.1.2021

 

 

 

GB-2.2

North Yorkshire County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.29 en W1.45

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

8.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

8.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

8.1.2021

 

 

 

GB-2.3

Norfolk County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.49 en E0.95

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

10.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

10.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

10.1.2021

 

 

 

GB-2.4

Norfolk County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.72 en E0.15

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

11.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

11.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

11.1.2021

 

 

 

GB-2.5

Derbyshire County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.93 en W1.57

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

17.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

17.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

17.1.2021

 

 

 

GB-2.6

North Yorkshire County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.37 en W2.16

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

19.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

19.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

19.1.2021

 

 

 

GB-2.7

Orkney Islands:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N59.28 en W2.44

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

20.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

20.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

20.1.2021

 

 

 

GB-2.8

Dorset County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N51.06 en W2.27

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

20.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

20.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

20.1.2021

 

 

 

GB-2.9

Norfolk County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.52 en E0.96

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

23.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

23.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

23.1.2021

 

 

 

GB-2.10

Norfolk County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.52 en E0.95

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

28.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

28.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

28.1.2021

 

 

 

GB-2.11

Norfolk County:

Het gebied binnen een straal van 10,4 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N52.53 en E0.66

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

7.2.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

7.2.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

7.2.2021

 

 

 

GB-2.12

Devon County:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N50.70 en W3.36

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

1.1.2021

31.1.2021

A

 

 

WGM

 

P2

1.1.2021

31.1.2021

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

1.1.2021

31.1.2021

 

 

 

GB-2.13

Omgeving van Amlwch, het eiland Anglesey, Wales:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N53.38 en W4.30

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

27.1.2021

 

A

 

 

WGM

 

P2

27.1.2021

 

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

27.1.2021

 

 

 

 

GB-2.14

Omgeving van Redcar, Redcar en Cleveland, Engeland:

Het gebied binnen een straal van 10 km rond het punt met de WGS84 — decimale coördinaten N54.57 en W1.07

BPP, BPR, DOC, DOR, HEP, HER, SRP, SRA, LT20

 

N

P2

8.2.2021

 

A

 

 

WGM

 

P2

8.2.2021

 

 

 

 

POU, RAT

 

N

P2

8.2.2021

 

 

 

 


(*1)  Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, gelden vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk in deze bijlage niet voor Noord-Ierland.”.