ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 14

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

64e jaargang
18 januari 2021


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/37 van de Commissie van 7 december 2020 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Mongolië uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel ( 1 )

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2021/38 van de Raad van 15 januari 2021 tot vaststelling van een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de elementen van eindgebruikerscertificaten in de context van de uitvoer van handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor

4

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

18.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2021/37 VAN DE COMMISSIE

van 7 december 2020

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad, met betrekking tot de schrapping van Mongolië uit de in punt I van de bijlage opgenomen tabel

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie moet zorgen voor een doeltreffende bescherming van de integriteit en de goede werking van haar financiële stelsel en van de interne markt tegen witwaspraktijken en terrorismefinanciering. In Richtlijn (EU) 2015/849 is bepaald dat de Commissie derde landen moet identificeren met in hun regelgeving voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering (“AML/CFT”) strategische tekortkomingen die een aanzienlijke bedreiging vormen voor het financiële stelsel van de Unie.

(2)

In Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie (2) worden derde landen met een hoog risico geïdentificeerd die strategische tekortkomingen vertonen. Deze verordening moet in voorkomend geval worden herzien, in het licht van de vooruitgang die deze derde landen met een hoog risico hebben geboekt bij het wegwerken van de strategische tekortkomingen in hun regelgeving voor de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. De Commissie moet in haar beoordelingen rekening houden met nieuwe informatie afkomstig van internationale organisaties en normgevers, zoals de Financial Action Task Force (FATF).

(3)

Rekening houdend met de hoge mate van integratie van het internationale financiële stelsel, de nauwe banden tussen marktdeelnemers, het hoge aantal grensoverschrijdende transacties naar/vanuit de Unie en de mate waarin de markt is opengesteld, wordt ervan uitgegaan dat elke AML/CFT-bedreiging voor het internationale financiële stelsel ook een bedreiging vormt voor het financiële stelsel van de Unie.

(4)

Overeenkomstig de criteria van Richtlijn (EU) 2015/849 houdt de Commissie, overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Richtlijn (EU) 2015/849, rekening met de recente beschikbare informatie, in het bijzonder de recent uitgebrachte publieke verklaringen (“Public Statements”) van de FATF, de documenten “Improving Global AML/CFT Compliance: on-going process” van de FATF en FATF-verslagen van de International Cooperation Review Group in verband met de risico’s van afzonderlijke derde landen.

(5)

In oktober 2019 heeft de FATF Mongolië geïdentificeerd als een land dat in zijn AML/CFT-regelgeving strategische tekortkomingen vertoont waarvoor Mongolië samen met de FATF een actieplan had ontwikkeld. Op basis hiervan en uitgaande van de recentste relevante informatie is de Commissie in haar beoordeling van mei 2020 tot de conclusie gekomen dat Mongolië moest worden beschouwd als een derde land dat in zijn AML/CFT-regelgeving strategische tekortkomingen vertoonde die een aanzienlijke bedreiging voor het financiële stelsel van de Unie vormden volgens de in artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 opgenomen criteria. Ook werd opgemerkt dat Mongolië schriftelijk een politieke toezegging op hoog niveau had gedaan om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken en samen met de FATF een actieplan had ontwikkeld.

(6)

Het is van het grootste belang dat de Commissie derde landen permanent monitort en de ontwikkelingen van hun juridische en institutionele kaders, de bevoegdheden en procedures van de bevoegde instanties en de doelgerichtheid van hun AML/CFT-regelgeving beoordeelt, met het oog op bijwerking van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675.

(7)

De FATF was ingenomen met de aanzienlijke vorderingen die Mongolië heeft gemaakt bij de verbetering van zijn AML/CFT-regelgeving en merkte op dat het land de nodige wet- en regelgevingskaders heeft vastgesteld om de toezeggingen die het in zijn actieplan heeft gedaan met betrekking tot de door de FATF vastgestelde strategische tekortkomingen, na te komen. Het land is dus niet langer onderworpen aan monitoring door de FATF in het kader van haar lopende wereldwijde nalevingsproces ten aanzien van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering. Het land zal zijn werkzaamheden met de met de FATF vergelijkbare regionale organisaties voortzetten om zijn AML/CFT-regelgeving verder te verbeteren.

(8)

De Commissie heeft de informatie met betrekking tot de vorderingen bij de aanpak van de strategische tekortkomingen van Mongolië beoordeeld.

(9)

In haar beoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat Mongolië op basis van de beschikbare informatie geen strategische tekortkomingen meer vertoont in zijn AML/CFT-regelgeving. Mongolië heeft de doeltreffendheid van zijn AML/CFT-regelgeving versterkt en de daarmee verband houdende technische tekortkomingen aangepakt om de toezeggingen van zijn actieplan met betrekking tot de door de FATF vastgestelde strategische tekortkomingen na te komen. Deze maatregelen zijn voldoende uitgebreid en voldoen aan de nodige vereisten om te oordelen dat de uit hoofde van artikel 9 van Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde strategische tekortkomingen zijn aangepakt.

(10)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de tabel in punt I (“Derde landen met een hoog risico die schriftelijk een politieke toezegging op hoog niveau hebben gedaan om de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken en die samen met de FATF een actieplan hebben ontwikkeld”) van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 wordt de volgende regel geschrapt:

10

Mongolië

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/1675 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad door de identificatie van derde landen met een hoog risico die strategische tekortkomingen vertonen (PB L 254 van 20.9.2016, blz. 1).


BESLUITEN

18.1.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/4


BESLUIT (GBVB) 2021/38 VAN DE RAAD

van 15 januari 2021

tot vaststelling van een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot de elementen van eindgebruikerscertificaten in de context van de uitvoer van handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In zijn conclusies van 16 september 2019 met betrekking tot de evaluatie van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB (1) verbindt de Raad zich ertoe een besluit te overwegen over eindgebruikerscertificaten voor de uitvoer van handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor.

(2)

In Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB staat vermeld dat uitvoervergunningen uitsluitend mogen worden toegekend op basis van betrouwbare voorafgaande kennis betreffende het eindgebruik in het land van eindbestemming. In Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB wordt ook bepaald dat daartoe in het algemeen een grondig gecontroleerd eindgebruikerscertificaat of passende documentatie en/of een of andere, door het land van eindbestemming afgegeven, officiële machtiging vereist zal zijn.

(3)

Een gemeenschappelijke Uniebrede aanpak van eindgebruikerscontrole voor SALW en munitie daarvoor zal het omleidingsrisico beperken, een gelijk speelveld creëren en meer duidelijkheid scheppen voor de defensie-industrie en haar klanten over de relevante vereisten.

(4)

De geactualiseerde gids voor de gebruiker bij Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad, goedgekeurd door de Raad op 16 september 2019, bevat beste praktijken op het gebied van eindgebruikerscertificaten.

(5)

In de EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens en munitie daarvoor, die op 19 november 2018 is aangenomen, belooft de Raad zich te beraden over een besluit over certificaten voor eindgebruikers van uitgevoerde SALW, rekening houdend met de werkzaamheden die in dit verband door de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa zijn verricht.

(6)

Besluit (GBVB) 2020/979 van de Raad (2) ondersteunt de ontwikkeling van een internationaal erkend systeem voor de validering van het beheer van wapens en munitie dat onafhankelijke validering of certificering van de naleving van open internationale normen mogelijk maakt voor het veilige beheer van nationale voorraden SALW en munitie.

(7)

Overeenkomstig artikel 21, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie moet de Unie toezien op de samenhang tussen de diverse gebieden van haar externe optreden. In dit verband neemt de Raad onder meer nota van Verordening (EG) nr. 428/2009 (3) van de Raad en Verordeningen (EU) nr. 258/2012 (4) en (EU) 2019/125 (5) van het Europees Parlement en de Raad.

(8)

In de conclusies van de Raad over een EU-standpunt inzake de bestrijding van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens met het oog op de Derde Conferentie ter toetsing van de uitvoering van het VN-actieprogramma inzake SALW, zoals door de Raad aangenomen op 28 mei 2018, wordt gepleit voor de bevordering van de toepassing van eindgebruikerscertificaten bij de controle op de uitvoer van SALW.

(9)

In het actieprogramma van de Verenigde Naties (VN) ter voorkoming, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten, dat op 20 juli 2001 is aangenomen, verbinden de deelnemende staten zich ertoe passende wetten, regels en administratieve procedures in te voeren ter verzekering van daadwerkelijke controle op de uitvoer en doorvoer van SALW, met inbegrip van het gebruik van certificaten voor eindgebruikers en doeltreffende wettelijke en handhavingsmaatregelen.

(10)

In het Wapenhandelsverdrag, dat op 2 april 2013 door de Algemene Vergadering van de VN is aangenomen, staat dat de uitvoerende staat die partij is, moet trachten de omleiding van de overdracht van conventionele wapens te voorkomen door onderzoek naar partijen betrokken bij de uitvoer, door het eisen van aanvullende documentatie, door certificaten, door waarborgen, door het niet toestaan van export of door andere passende maatregelen, al naargelang het geval.

(11)

In de Agenda 2030 van de VN voor duurzame ontwikkeling wordt bevestigd dat de bestrijding van de illegale handel in SALW noodzakelijk is voor de verwezenlijking van veel duurzameontwikkelingsdoelstellingen, waaronder doelstellingen met betrekking tot vrede, justitie en sterke publieke diensten, armoedebestrijding, economische groei, gezondheid, gendergelijkheid en veilige steden. Daarom hebben alle VN-lidstaten met duurzameontwikkelingsdoelstelling 16.4 van die Agenda toegezegd de illegale stromen van geldmiddelen en wapens aanzienlijk te verminderen.

(12)

In de op 24 mei 2018 voorgestelde VN-Agenda voor ontwapening, met als titel “Securing our Common Future” (Onze gezamenlijke toekomst veiligstellen), heeft de secretaris-generaal van de VN opgeroepen tot het aanpakken van de buitensporige accumulatie van en de illegale handel in conventionele wapens.

(13)

Ongeoorloofde wederuitvoer blijft een omleidingsbron van SALW en munitie daarvoor naar de illegale markt.

(14)

Eindgebruikerscertificaten zijn een belangrijk element om doeltreffende eindgebruikerscontroles tot stand te brengen en het risico van ongewenste omleiding van SALW en munitie daarvoor tot een minimum te beperken. Dergelijke certificaten komen echter niet in de plaats van een vooraf te verrichten volledige risicobeoordeling per geval die wordt uitgevoerd voordat wordt besloten of er een vergunning wordt verleend,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het doel van dit besluit is om de omleiding van handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor naar onbedoelde eindgebruikers of eindgebruiken te voorkomen door overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke elementen voor eindgebruikerscertificaten in de context van de uitvoering van de gemeenschappelijke Unievoorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing op de permanente uitvoer van SALW en onderdelen, toebehoren en munitie daarvan, zoals omschreven in de bijlage.

Artikel 3

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

1)

“eindgebruiker”: de eindontvanger en eigenaar van de uitgevoerde goederen die bekend is op het moment van de aanvraag van de uitvoervergunning, overeenkomstig de contractuele voorwaarden van de transactie;

2)

“uitvoer”: elk vertrek van goederen uit het douanegebied van de Unie, met inbegrip van het vertrek van goederen waarvoor een douaneaangifte vereist is en het vertrek van goederen na de opslag ervan in een vrije zone in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6);

3)

“exporteur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of een in de Unie gevestigd partnerschap dat, een aanvraag voor een uitvoervergunning indient of namens wie of waarvoor een dergelijke aanvraag wordt ingediend, zijnde de persoon die of het partnerschap dat op het tijdstip waarop de aanvraag wordt aanvaard, partij is bij het contract met de ontvanger in het betrokken derde land en voldoende gemachtigd is te beslissen dat de goederen naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie wordt verzonden. Indien er niet een dergelijk uitvoercontract is gesloten of indien de partij bij dat contract niet namens zichzelf handelt, wordt onder de exporteur verstaan de persoon, entiteit of instantie die gemachtigd is te beslissen dat de goederen naar een bestemming buiten het douanegebied van de Unie worden verzonden. Indien het recht over de goederen te beschikken, toekomt aan een persoon, entiteit of instantie die blijkens dat contract buiten de Unie verblijft of is gevestigd, wordt de exporteur geacht de in de Unie verblijvende of gevestigde contractpartij te zijn.

Artikel 4

Voor een machtiging van een lidstaat voor de uitvoer van goederen als bedoeld in artikel 2 is een eindgebruikerscertificaat of passende documentatie vereist, grondig gecontroleerd en ondertekend door de eindgebruiker voordat die machtiging werd verleend.

Artikel 5

1.   De lidstaten eisen dat de volgende essentiële elementen met betrekking tot identificatie worden opgenomen in de in artikel 4 bedoelde eindgebruikerscertificaten:

a)

gegevens van de exporteur (waaronder naam, adres, handelsnaam en, indien beschikbaar, registratienummer van de onderneming);

b)

gegevens van de eindgebruiker (waaronder naam, adres, handelsnaam en, indien beschikbaar, registratienummer van de onderneming). In het geval van uitvoer naar een particuliere onderneming die de goederen op een lokale markt doorverkoopt, wordt die onderneming voor de toepassing van dit besluit als de eindgebruiker aangemerkt. Dit belet de lidstaten niet vergunningaanvragen die betrekking hebben op uitvoer naar wederverkopers anders te beoordelen dan vergunningaanvragen voor uitvoer naar eindgebruikers;

c)

land van eindbestemming;

d)

een beschrijving van de goederen waaronder, indien beschikbaar, het contractnummer of het ordernummer;

e)

indien van toepassing, hoeveelheid of waarde van de voor uitvoer bestemde goederen;

f)

handtekening, naam en titel van de eindgebruiker en, indien nodig geacht door de betrokken lidstaat, naam van de bevoegde overheidsinstantie in het land van eindbestemming;

g)

indien van toepassing, certificering door de bevoegde overheidsinstanties, overeenkomstig de nationale praktijk (waaronder de datum, de naam, de titel en de originele handtekening van de met de afgifte belaste ambtenaar);

h)

de uitgiftedatum van de eindgebruikerscertificaten;

i)

indien van toepassing, een uniek identificatienummer of contractnummer dat betrekking heeft op het eindgebruikerscertificaat;

j)

het beoogde eindgebruik van de goederen;

k)

indien van toepassing, gegevens van de betrokken bemiddelaar (waaronder naam, adres, handelsnaam en, indien beschikbaar, registratienummer van de onderneming).

2.   De lidstaten eisen dat de volgende essentiële toezeggingen van de eindgebruiker met betrekking tot de goederen waarop het eindgebruikerscertificaat betrekking heeft, worden opgenomen in de in artikel 4 bedoelde eindgebruikerscertificaten, door de ondertekening daarvan door de eindgebruiker:

a)

dat de goederen niet voor een ander dan het genoemde gebruik zullen worden aangewend, en,

b)

dat de wederuitvoer van de goederen:

i)

buiten het land van invoer of de overdracht van eigendom van de goederen binnen het land van invoer verboden is, of

ii)

beperkt is tot een lijst van landen die in het eindgebruikerscertificaat zijn vermeld, of dat de overdracht van eigendom van de goederen binnen het land van invoer beperkt is tot een lijst of categorie van entiteiten die in het eindgebruikerscertificaat zijn vermeld, of

iii)

buiten het land van invoer, of de overdracht van eigendom van de goederen binnen het land van invoer, moet worden voorafgegaan door de schriftelijke toestemming van de autoriteiten van de lidstaat van uitvoer. Een lidstaat kan besluiten de bevoegdheid om deze toestemming te verlenen over te dragen aan de bevoegde autoriteiten van het land van invoer.

Artikel 6

De lidstaten kunnen eisen dat de volgende optionele elementen in het eindgebruikerscertificaat als bedoeld in artikel 4 worden opgenomen:

a)

een toezegging van de eindgebruiker om de lidstaat van uitvoer te informeren in geval van verlies of diefstal van de goederen waarop het eindgebruikerscertificaat betrekking heeft;

b)

een toezegging van de eindgebruiker om de ontvangst van de goederen waarop het eindgebruikerscertificaat betrekking heeft, te bevestigen, met inbegrip van de exacte hoeveelheid;

c)

een toezegging van de eindgebruiker om na verzending een controle ter plaatse van de uitgevoerde goederen toe te staan door vertegenwoordigers van de lidstaat van uitvoer, waaronder gedetailleerde regelingen voor de controlebezoeken;

d)

garanties van de eindgebruiker waaruit blijkt dat hij in staat is veilig en beveiligd wapen- en munitiebeheer te voeren, met inbegrip van zijn capaciteit voor een veilig en beveiligd beheer van de depots waar de goederen zullen worden opgeslagen;

e)

een toezegging van de eindgebruiker om de overtollige militaire uitrusting te ontmantelen, waaronder:

i)

“nieuw voor oud”: de toezegging om de oude goederen die worden vervangen door de ingevoerde goederen, te vernietigen, en/of

ii)

“vernietiging na buitengebruikstelling”: de toezegging om de ingevoerde goederen na ontmanteling te vernietigen.

Artikel 7

De lidstaten houden registers bij van de in artikel 4 bedoelde afgegeven eindgebruikerscertificaten overeenkomstig de nationale wetgeving en de nationale praktijk.

Artikel 8

Indien dit nodig wordt geacht, verifiëren de lidstaten de echtheid van de handtekening op het eindgebruikerscertificaat en, indien van toepassing, de bevoegdheid van de ondertekenaar om namens de eindgebruiker verbintenissen aan te gaan. In geval van twijfel over de echtheid van het eindgebruikerscertificaat kunnen de lidstaten het met alle nodige middelen controleren overeenkomstig de nationale praktijk. Indien de echtheid van het eindgebruikerscertificaat niet kan worden geverifieerd, verlenen de lidstaten de vergunning niet.

Artikel 9

Indien een lidstaat vaststelt dat er sprake is van fraude met, van vervalsing van of van inbreuk op een eindgebruikerscertificaat, deelt hij deze informatie met de andere lidstaten via het Coarm-onlinesysteem, rekening houdend met relevante nationale overwegingen.

Artikel 10

De lidstaten delen hun modellen van hun eindgebruikerscertificaten, indien beschikbaar, met de andere lidstaten, via het Coarm-onlinesysteem.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking op 31 december 2021.

Gedaan te Brussel, 15 januari 2021.

Voor de Raad

De voorzitter

A.P. ZACARIAS


(1)  Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB van de Raad van 8 december 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 99).

(2)  Besluit (GBVB) 2020/979 van de Raad van 7 juli 2020 ter ondersteuning van de ontwikkeling van een internationaal erkend systeem voor de validering van het beheer van wapens en munitie volgens open internationale normen (PB L 218 van 8.7.2020, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009 tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik (PB L 134 van 29.5.2009, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 258/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot uitvoering van artikel 10 van het Protocol van de Verenigde Naties tegen de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (VN-protocol inzake vuurwapens), en tot vaststelling van uitvoervergunningen voor vuurwapens, hun onderdelen, componenten en munitie en maatregelen betreffende de invoer en doorvoer ervan (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2019/125 van het Europees Parlement en de Raad van 16 januari 2019 met betrekking tot de handel in bepaalde goederen die gebruikt zouden kunnen worden voor de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (PB L 30 van 31.1.2019, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE

Dit besluit is van toepassing op de hieronder vermelde categorieën van militaire uitrusting, voor zover deze categorieën zijn opgenomen in de categorieën ML1, ML2, ML3 en ML4 van de gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen.

De hieronder vermelde categorieën lopen niet vooruit op een toekomstige internationaal overeengekomen definitie van handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en kunnen nog verder worden verduidelijkt, en kunnen worden herzien in het licht van een toekomstige internationaal overeengekomen definitie van SALW.

Categorieën van militaire uitrusting waarop dit besluit van toepassing is:

a)

handvuurwapens:

aanvalsgeweren;

semiautomatische geweren en karabijnen die speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik;

revolvers en semiautomatische pistolen die speciaal zijn ontworpen voor militair gebruik;

lichte machinegeweren;

pistoolmitrailleurs, waaronder machinepistolen;

b)

lichte wapens:

zware machinegeweren;

vuurmonden, houwitsers en mortieren met een kaliber van minder dan 100 mm;

granaatwerpers;

terugstootloze kanonnen;

door een of meer personen te dragen raketwerpers en andere antitank- en luchtafweersystemen die projectielen afvuren, met inbegrip van MANPADS;

c)

onderdelen die speciaal zijn ontworpen voor de in de punten a) en b) genoemde uitrusting;

d)

toebehoren (zoals nachtkijkers, geluiddempers enz.), die speciaal zijn ontworpen voor de in de punten a) en b) genoemde uitrusting;

e)

munitie die is ontworpen om door de in de punten a) en b) genoemde uitrusting te worden afgevuurd.