ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
63e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/1 |
BESLUIT Nr. 2/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ
van 17 december 2020
tot vaststelling van de datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het akkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat [2020/2246]
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), en met name artikel 33, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 33, lid 1, van het terugtrekkingsakkoord zijn de op de burgers van de Unie toepasselijke bepalingen van deel twee, titel III, van het akkoord (coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) van toepassing op onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, mits deze staten met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstige, op de burgers van de Unie toepasselijke akkoorden hebben gesloten en deze toepassen, enerzijds, en met de Unie overeenkomstige, op de burgers van het Verenigd Koninkrijk toepasselijke akkoorden hebben gesloten en deze toepassen. |
(2) |
Krachtens artikel 33, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord moet het Gemengd Comité na de kennisgeving van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de datum van inwerkingtreding van deze akkoorden bepalen vanaf welke datum de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, naargelang het geval. |
(3) |
De Unie heeft met IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen (2) en met de Zwitserse Bondsstaat (3) overeenkomstige akkoorden gesloten die van toepassing zijn op de onderdanen van het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk heeft met IJsland, het Vorstendom Liechtenstein en het Koninkrijk Noorwegen (4) en met de Zwitserse Bondsstaat (5) overeenkomstige akkoorden gesloten die van toepassing zijn op de burgers van de Unie. |
(4) |
Gezien de kennisgevingen van het Verenigd Koninkrijk en van de Unie van de datum van inwerkingtreding van de in overweging (3) bedoelde akkoorden moet de datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, 1 januari 2021 zijn, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De datum met ingang waarvan de bepalingen van deel twee, titel III, van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn op de onderdanen van IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat, is 1 januari 2021.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
(1) PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.
(2) Besluit nr. 210/2020 van 11 december 2020 van het Gemengd Comité van de EER houdende wijziging van bijlage VI (sociale zekerheid) bij de EER-Overeenkomst.
(3) Besluit nr. 1/2020 van 15 december 2020 van het Gemengd Comité dat is opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen, houdende wijziging van bijlage II (coördinatie van de socialezekerheidsstelsels) bij die overeenkomst.
(4) Overeenkomst over regelingen tussen IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, de EER-Overeenkomst en andere overeenkomsten die tussen het Verenigd Koninkrijk en de EER-EVA-staten van toepassing zijn op grond van het lidmaatschap van de Europese Unie van het Verenigd Koninkrijk (ondertekend te Londen op 28 januari 2020).
(5) Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de Zwitserse Bondsstaat over de rechten van burgers na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en de Overeenkomst over het vrije verkeer van personen (ondertekend te Bern op 25 februari 2019).
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/3 |
BESLUIT Nr. 3/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ
van 17 december 2020
tot wijziging van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het IE/NI-protocol”) [2020/2247]
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), en met name artikel 164, lid 5, punt d),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens artikel 164, lid 5, onder d), van het terugtrekkingsakkoord kan het bij artikel 164, lid 1, daarvan ingestelde Gemengd Comité (hierna “het Gemengd Comité” genoemd) besluiten vaststellen tot wijziging van het terugtrekkingsakkoord, mits dergelijke wijzigingen nodig zijn om fouten te corrigeren, omissies of andere tekortkomingen te verhelpen, of op te treden in verband met situaties die niet waren voorzien toen het akkoord werd ondertekend, en mits dergelijke besluiten geen wijzigingen inhouden van essentiële elementen van het akkoord. Krachtens artikel 166, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord zijn de besluiten van het Gemengd Comité bindend voor de Unie en het Verenigd Koninkrijk. De Unie en het Verenigd Koninkrijk moeten deze besluiten, die hetzelfde rechtsgevolg hebben als het terugtrekkingsakkoord, uitvoeren. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 182 van het terugtrekkingsakkoord maakt het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) integrerend deel uit van dat akkoord. |
(3) |
Twee rechtshandelingen betreffende de CO2-emissienormen van in de Unie geregistreerde nieuwe personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen, die zijn opgenomen in bijlage 2, punt 9, bij het protocol en krachtens artikel 5, lid 4, van het protocol op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland van toepassing zijn verklaard, hebben geen betrekking op het op de markt brengen van dergelijke voertuigen in de Unie. Zij moeten derhalve uit bijlage 2 bij het protocol worden geschrapt; |
(4) |
Acht rechtshandelingen die voor de toepassing van de internemarktregels voor goederen op Noord-Ierland van essentieel belang zijn, en die ten tijde van de vaststelling waren weggelaten, moeten aan bijlage 2 bij het protocol worden toegevoegd. |
(5) |
Ter verduidelijking van het toepassingsgebied van bepaalde handelingen die reeds in bijlage 2 bij het protocol zijn opgenomen, moeten drie noten aan die bijlage worden toegevoegd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage 2 bij het protocol wordt als volgt gewijzigd:
1. |
onder “9. Motorvoertuigen, met inbegrip van landbouw- en bosbouwtrekkers”, worden de volgende vermeldingen geschrapt:
|
2. |
onder “6. Verordeningen inzake bilaterale vrijwaring” wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
3. |
onder “23. Chemische stoffen en hetgeen daarmee verband houdt” wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
4. |
onder “25. Afvalstoffen” wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
5. |
onder “29. Voedsel – algemeen” wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
6. |
onder “42. Teeltmateriaal” worden de volgende vermeldingen toegevoegd:
|
7. |
onder “47. Overig” wordt de volgende vermelding toegevoegd:
|
8. |
onder “4. Algemene handelsaspecten”, wordt na “Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad” de volgende noot ingevoegd: “Onverminderd het feit dat de tariefpreferenties voor de voor het stelsel van algemene preferenties van de Unie in aanmerking komende landen van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland:
|
9. |
onder “5. Handelsbeschermingsinstrumenten”, wordt direct onder de kop de volgende noot ingevoegd: “Onverminderd het feit dat de handelsbeschermingsinstrumenten van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in Verordening (EU) 2016/1036, Verordening (EU) 2016/1037, Verordening (EU) 2015/478, en Verordening (EU) 2015/755 wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen. Bovendien kunnen importeurs die antidumping- of compenserende rechten in de Unie hebben betaald op de invoer van goederen die in Noord-Ierland zijn ingeklaard, alleen op grond van artikel 11, lid 8, van Verordening (EU) 2016/1036 respectievelijk artikel 21 van Verordening (EU) 2016/1037 om terugbetaling van dergelijke rechten verzoeken.”; |
10. |
onder “6. Verordeningen inzake bilaterale vrijwaringsmaatregelen”, wordt direct onder de kop de volgende noot ingevoegd: “Onverminderd het feit dat de bilaterale vrijwaringsmaatregelen van de Unie van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland wordt, wanneer in de hierna vermelde verordeningen wordt verwezen naar “lidstaten” of “Unie”, daaronder niet het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland begrepen.”; |
11. |
onder “25. Afvalstoffen”, wordt na “Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu” de volgende noot ingevoegd: “Voor de toepassing van deze artikelen en delen op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland, moet de verwijzing naar “3 juli 2021” in artikel 4, lid 1), artikel 14 en artikel 17, lid 1) worden gelezen als “1 januari 2022”. De artikelen 2, 3, 14 en 17 en deel F van de bijlage zijn slechts van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de artikelen 4 tot en met 7.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
(1) PB L 53 van 22.2.2019, blz. 1.
(2) PB L 22 van 26.1.2005, blz. 1.
(3) PB L 155 van 12.6.2019, blz. 1.
(4) PB L 334 van 16.12.2011, blz. 1.
(5) PB 125 van 11.7.1966, blz. 2298.
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/6 |
BESLUIT Nr. 4/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ
van 17 december 2020
betreffende de bepaling van goederen waarvoor geen risico bestaat 2020/2248
HET GEMENGD COMITÉ
Gezien het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 2,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In dit besluit worden regels vastgesteld voor de uitvoering van artikel 5, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna “het protocol” genoemd) wat betreft:
(a) |
de voorwaarden op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat goederen die van buiten de Unie Noord-Ierland worden binnengebracht, in Noord-Ierland niet aan commerciële bewerking worden onderworpen; |
(b) |
de criteria op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat er voor goederen die van buiten de Unie Noord-Ierland worden binnengebracht, geen risico bestaat dat deze vervolgens naar de Unie worden gebracht. |
Artikel 2
Niet-commerciële bewerking
Er wordt van uitgegaan dat goederen niet aan commerciële bewerking worden onderworpen wanneer:
(a) |
de persoon die een aangifte voor het vrije verkeer indient met betrekking tot die goederen of namens wie een dergelijke aangifte wordt ingediend (hierna “de importeur” genoemd), in zijn meest recente volledige boekjaar een totale jaaromzet van minder dan 500 000 GBP had, of |
(b) |
de bewerking in Noord-Ierland plaatsvindt en uitsluitend bedoeld is voor:
|
Artikel 3
Criteria op basis waarvan ervan wordt uitgegaan dat er geen risico bestaat dat goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht
1. Er wordt van uitgegaan dat er geen risico bestaat dat goederen vervolgens naar de Unie worden gebracht, indien ervan wordt uitgegaan dat de goederen niet aan commerciële bewerking worden onderworpen overeenkomstig artikel 2 en indien:
(a) |
in het geval van goederen die via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland worden binnengebracht vanuit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk,
|
(b) |
in het geval van goederen die via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland worden binnengebracht, behalve uit de Unie of uit een ander deel van het Verenigd Koninkrijk,
|
2. Lid 1, punt a), ii), en lid 1, punt b), ii), zijn niet van toepassing op goederen waarvoor de Unie handelsbeschermingsmaatregelen heeft vastgesteld.
Artikel 4
Bepaling van de toepasselijke rechten
Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), i), en artikel 3, lid 1, punt b), gelden de volgende regels:
(a) |
de volgens het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie over goederen te betalen rechten worden bepaald overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de douanewetgeving van de Unie; |
(b) |
de volgens het douanetarief van het Verenigd Koninkrijk over goederen te betalen rechten worden bepaald overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in de douanewetgeving van het Verenigd Koninkrijk. |
Artikel 5
Toestemming voor de toepassing van artikel 3
1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), wordt bij de bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk een aanvraag ingediend voor een vergunning om goederen via rechtstreeks vervoer Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten.
2. De in lid 1 bedoelde aanvraag voor een vergunning bevat informatie over de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager en over de goederen die doorgaans Noord-Ierland worden binnengebracht, alsook een beschrijving van het soort registers, systemen en controles dat de aanvrager heeft ingesteld om ervoor te zorgen dat de onder de vergunning vallende goederen naar behoren worden aangegeven voor douanedoeleinden en dat er bewijs kan worden verstrekt ter staving van de verbintenis van artikel 6, punt b). De handelaar bewaart de bewijsstukken, zoals facturen, gedurende vijf jaar, en verstrekt deze desgevraagd aan de bevoegde autoriteiten. De gegevensvereisten inzake de aanvraag worden nader beschreven in de bijlage bij dit besluit.
3. De vergunning vermeldt ten minste het volgende:
(a) |
de naam van de persoon aan wie de vergunning is verleend (hierna “de vergunninghouder” genoemd); |
(b) |
het enkele referentienummer waarvan het besluit door de bevoegde douaneautoriteit wordt voorzien (hierna “het referentienummer vergunning” genoemd); |
(c) |
de autoriteit die de vergunning heeft verleend; |
(d) |
de datum waarop de vergunning van kracht wordt. |
4. De bepalingen van de douanewetgeving van de Unie inzake beschikkingen over de toepassing van de douanewetgeving gelden voor de in dit artikel bedoelde aanvragen en vergunningen, ook inzake toezicht.
5. In gevallen waarin de bevoegde douaneautoriteit van het Verenigd Koninkrijk vaststelt dat er opzettelijk misbruik wordt gemaakt van een vergunning of dat de in dit besluit vervatte voorwaarden voor de afgifte van een vergunning worden geschonden, wordt de vergunning door de autoriteit opgeschort of ingetrokken.
Artikel 6
Algemene voorwaarden voor de afgifte van vergunningen
Voor de toepassing van de artikelen 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), kan een vergunning worden verleend aan aanvragers die:
(a) |
voldoen aan de volgende vestigingscriteria:
|
(b) |
zich ertoe verbinden goederen uitsluitend Noord-Ierland binnen te brengen voor verkoop aan of eindgebruik door eindconsumenten, ook indien die goederen voorafgaand aan de verkoop aan of het eindgebruik door eindconsumenten aan niet-commerciële bewerking overeenkomstig artikel 2 zijn onderworpen; en zich er, ingeval van een verkoop aan eindconsumenten in Noord-Ierland, toe verbinden dat de verkoop verloopt via een of meer fysieke verkooppunten in Noord-Ierland van waaruit fysieke rechtstreekse verkoop aan eindconsumenten plaatsvindt. |
Artikel 7
Specifieke voorwaarden voor de afgifte van vergunningen
1. Voor de toepassing van artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), wordt een vergunning om goederen Noord-Ierland binnen te brengen uitsluitend verleend aan aanvragers die voldoen aan de in artikel 6 vervatte voorwaarden alsook aan de navolgende voorwaarden:
(a) |
de aanvrager verklaart ten aanzien van goederen die Noord-Ierland worden binnengebracht overeenkomstig artikel 3, lid 1, punt a), ii), en artikel 3, lid 1, punt b), ii), aangifte voor het vrije verkeer te zullen doen; |
(b) |
de aanvrager mag geen ernstige overtreding of herhaalde overtredingen van de douanewetgeving en belastingvoorschriften hebben begaan en mag geen strafblad met zware misdrijven in verband met zijn economische activiteit hebben; |
(c) |
ten aanzien van goederen die moeten worden aangegeven als zijnde zonder risico, toont de aanvrager aan zijn handelingen en de goederenstroom goed onder controle te hebben dankzij een handels- en, in voorkomend geval, vervoersadministratie waarmee passende controles kunnen worden verricht en bewijs kan worden verstrekt ter staving van de verbintenis van artikel 6, punt b). |
2. Vergunningen worden uitsluitend verleend indien de douaneautoriteit van oordeel is dat zij zonder een buitensporige administratieve inspanning controles kan uitvoeren, met inbegrip van controle van bewijzen dat de goederen werden verkocht aan eindconsumenten of zijn onderworpen aan eindgebruik door eindconsumenten.
3. Gedurende de periode die twee maanden na de inwerkingtreding van dit besluit afloopt, kan een vergunning op voorlopige basis worden verleend indien de aanvrager een volledige aanvraag heeft ingediend, voldoet aan lid 1, punt b), en verklaart de overige voorwaarden voor de afgifte van een vergunning te vervullen. De geldigheidsduur van de voorlopige vergunning is beperkt tot vier maanden, waarna de handelaar een permanente vergunning moet zijn verleend, wil hij toestemming houden.
Artikel 8
Uitwisseling van informatie over de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol
1. Onverminderd zijn verplichtingen krachtens artikel 5, lid 4, van het protocol, gelezen in samenhang met Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad (1) en Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2), verstrekt het Verenigd Koninkrijk de Unie maandelijks informatie over de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol, alsook van dit besluit. Die informatie betreft volumes en waarden, in geaggregeerde vorm en per zending, en het vervoermiddel, in verband met:
(a) |
goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor geen douanerechten hoefden te worden betaald overeenkomstig artikel 5, lid 1, eerste alinea, van het protocol; |
(b) |
goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor de te betalen douanerechten de rechten waren die toepasselijk waren in het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 5, lid 1, tweede alinea, van het protocol; en |
(c) |
goederen die Noord-Ierland zijn binnengebracht en waarvoor de te betalen douanerechten in overeenstemming waren met het gemeenschappelijk douanetarief van de Unie. |
2. Het Verenigd Koninkrijk verstrekt de in lid 1 bedoelde informatie op de vijftiende werkdag van de maand die volgt op de maand waarop de verstrekte informatie betrekking heeft.
3. De informatie wordt verstrekt met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.
4. Op verzoek van de in Besluit nr. 6/2020 van 17 december 2020 van het Gemengd Comité houdende praktische werkafspraken inzake de uitoefening van de rechten van de in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bedoelde vertegenwoordigers van de Unie en ten minste tweemaal per jaar verstrekken de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk voornoemde vertegenwoordigers deze informatie in geaggregeerde vorm en per vergunning wat betreft de krachtens de artikelen 5 tot en met 7 verleende vergunningen, met inbegrip van de aantallen ingewilligde en afgewezen aanvragen en het aantal ingetrokken vergunningen.
5. De hierboven bedoelde regelmatige doorgifte van informatie begint zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 15 april 2021. De eerste doorgifte betreft informatie over de periode van 1 januari 2021 tot en met het einde van de maand vóór de doorgifte.
Artikel 9
Toetsing en beëindiging
Indien een van beide partijen van oordeel is dat er sprake is van een aanzienlijke verlegging van de handel, van fraude of van andere illegale activiteiten, informeert die partij de andere partij uiterlijk op 1 augustus 2023 in het Gemengd Comité en stellen partijen alles in het werk om tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor de kwestie te komen. Indien partijen niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing komen, zijn artikel 3, lid 1, punt a), ii), artikel 3, lid 1, punt b), ii), en de artikelen 5 tot en met 8 van dit besluit niet langer van kracht vanaf 1 augustus 2024, tenzij het Gemengd Comité vóór 1 april 2024 besluit de toepassing ervan te handhaven.
Ingeval artikel 3, lid 1, punt a), ii), artikel 3, lid 1, punt b), ii), en de artikelen 5 tot en met 8 van dit besluit ophouden van toepassing te zijn overeenkomstig de eerste alinea, wijzigt het Gemengd Comité dit besluit uiterlijk op 1 augustus 2024 in die zin dat vanaf 1 augustus 2024 een geschikte alternatieve bepaling van toepassing wordt, gezien de specifieke omstandigheden in Noord-Ierland en met volledige inachtneming van de plaats van Noord-Ierland in het douanegebied van het Verenigd Koninkrijk.
Artikel 10
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
(1) Verordening (EG) nr. 638/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de communautaire statistieken van het goederenverkeer tussen de lidstaten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 3330/91 van de Raad (PB L 102 van 7.4.2004, blz. 1).
(2) Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1172/95 van de Raad (PB L 152 van 16.6.2009, blz. 23).
BIJLAGE
Aanvraag van een vergunning om goederen Noord-Ierland binnen te brengen voor eindconsumenten (bedoeld in artikel 5 van het besluit)
INFORMATIE IN VERBAND MET DE AANVRAAG
1. Bewijsstukken
Door alle aanvragers te verstrekken verplichte bewijsstukken en informatie:
Akte van oprichting/bewijs van een vaste inrichting
2. Overige door de aanvrager te verstrekken bewijsstukken en informatie
Overige bewijsstukken of informatie die relevant worden geacht voor de controle of de aanvrager de in de artikelen 6 en 7 van het besluit bedoelde voorwaarden vervult.
Verstrek informatie over het soort en, indien van toepassing, het identificatienummer en/of de datum van afgifte van het(de) bewijsstuk(ken) dat(die) bij de aanvraag is(zijn) gevoegd. Vermeld ook het totale aantal bijgevoegde stukken.
3. Datum en handtekening van de aanvrager
Door middel van een elektronische gegevensverwerkingstechniek ingediende aanvragen worden geauthenticeerd door de persoon die de aanvraag indient.
De datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft ondertekend of op andere wijze heeft geauthenticeerd.
Gegevens over de aanvrager
4. Aanvrager
De aanvrager is degene die bij de douaneautoriteiten een beschikking aanvraagt.
Vermeld de naam en adresgegevens van de betrokkene.
5. Identificatienummer van aanvrager
De aanvrager is degene die bij de douaneautoriteiten een beschikking aanvraagt.
Vermeld het EORI-nummer (registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer) van de betrokkene, overeenkomstig artikel 1, lid 18, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (1).
6. Rechtsvorm van de aanvrager
De rechtsvorm zoals vermeld in de akte van oprichting.
7. Btw-identificatienummer(s)
Vermeld het btw-identificatienummer, indien toegekend.
8. Bedrijfsactiviteiten
Verstrek informatie over de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. Geef een beknopte beschrijving van uw handelsactiviteit en vermeld uw rol in de toeleveringsketen (bv. fabrikant van goederen, importeur, detailhandelaar enz.). Gelieve deze factoren te beschrijven:
— |
het beoogde gebruik van de ingevoerde goederen, met vermelding van het soort goederen en het feit of deze enige vorm van bewerking ondergaan; |
— |
een raming van het aantal douaneaangiften voor het vrije verkeer dat jaarlijks zal worden ingediend voor de betrokken goederen; |
— |
het soort registers, systemen en controles dat is ingesteld ter ondersteuning van de verbintenis van artikel 6, punt b). |
9. Jaaromzet
Vermeld, voor de toepassing van artikel 2 van het besluit, de jaaromzet in het meest recente volledige boekjaar. Indien de onderneming pas is opgericht: verstrek de administratie en informatie die relevant is voor het beoordelen van de verwachte omzet, bv. de meest recente kasstroom, balans en winst- en verliesprognoses, zoals goedgekeurd door de directeurs/partners/enig eigenaar.
10. Contactpersoon verantwoordelijk voor de aanvraag
De contactpersoon is verantwoordelijk voor het onderhouden van het contact met de douane met betrekking tot de aanvraag.
Vermeld de naam van de contactpersoon en diens telefoonnummer en e-mailadres (bij voorkeur een functionele mailbox).
11. Persoon die aan het hoofd staat van het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, of die zeggenschap uitoefent over het beheer ervan
Vermeld, voor de toepassing van artikel 7, punt b), van het besluit, de naam/namen en volledige contactgegevens van de betrokkene(n) overeenkomstig de wettelijke vestiging/vorm van het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, met name: de directeur/leidinggevende van de onderneming en de bestuurders, indien van toepassing. De gegevens moeten ten minste de volledige naam en adresgegevens, de geboortedatum en het nationale identificatienummer bevatten.
Data, tijden, termijnen en plaatsen
12. Datum van oprichting
In cijfers: de dag, de maand en het jaar van oprichting.
13. Vestigingsadres/woonadres
Volledig adres van de plaats waar de persoon is gevestigd/woont, met inbegrip van de identificator van het land of gebied.
14. Plaats van administratievoering
Vermeld het volledige adres van de locatie(s) waar de administratie van de aanvrager wordt gevoerd of zal worden gevoerd. De UN/LOCODE kan het adres vervangen als die de betrokken locatie ondubbelzinnig weergeeft.
15. Plaats(en) van bewerking of gebruik
Vermeld het adres van de plaats(en) waar de goederen zullen worden bewerkt, indien van toepassing, en aan de eindconsumenten zullen worden verkocht.
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 28.12.2015, blz. 1).
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/13 |
BESLUIT Nr. 5/2020 VAN HET GEMENGD COMITÉ DAT IS INGESTELD BIJ HET AKKOORD OVER DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE
van 17 december 2020
tot vaststelling van het initiële maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun en het initiële minimumpercentage als bedoeld in artikel 10, lid 2, van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie[2020/2249]
HET GEMENGD COMITÉ
Gezien het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 10, lid 2, en bijlage 6,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Totaal jaarlijks niveau van de steun voor andere landbouwproducten dan visserij- en aquacultuurproducten
1. Het in artikel 10, lid 2, van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bedoelde initiële maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun voor andere landbouwproducten dan visserij- en aquacultuurproducten bedraagt 382,2 miljoen GBP (1).
2. Het Verenigd Koninkrijk kan het in lid 1 bedoelde maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun in een bepaald jaar verhogen met het gedeelte van het bedrag van het maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun dat in het voorgaande kalenderjaar niet is uitgegeven, tot een extra bedrag van 25,03 miljoen GBP.
3. Het in lid 1 bedoelde maximale vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun wordt verhoogd met een bedrag van 6,8 miljoen GBP voor een bepaald jaar:
a) |
indien de Europese Unie in dat jaar maatregelen heeft genomen op grond van deel II, titel I, hoofdstuk I of artikel 219, 220 of 221 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (2) die betrekking hebben op de Republiek Ierland; of |
b) |
wegens:
|
Punt b) is enkel van toepassing als het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie ten minste 10 dagen vóór de toepassing van het verhoogde algemene jaarlijkse steunniveau op de hoogte heeft gebracht.
Artikel 2
Totaal jaarlijks niveau van de steun voor visserij- en aquacultuurproducten
1. Het in artikel 10, lid 2, van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bedoelde initiële maximale vrijgestelde totale niveau van de steun voor visserij- en aquacultuurproducten bedraagt 16,93 miljoen GBP tijdens de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van dit besluit, alsook tijdens elke daaropvolgende periode van vijf jaar. Het vrijgestelde totale jaarlijkse niveau van de steun voor deze producten mag echter niet meer bedragen dan 4,01 miljoen GBP per jaar.
2. De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor financiering uit de in lid 1 bedoelde bedragen:
a) |
concrete acties die de vangstcapaciteit van een vaartuig vergroten of uitrusting waarmee het vermogen van het vaartuig om vis op te sporen, wordt vergroot; |
b) |
de bouw van nieuwe vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen; |
c) |
de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten; |
d) |
de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten, tenzij deze verband houden met:
|
e) |
verkennende visserij; |
f) |
de overdracht van de eigendom van een bedrijf; en |
g) |
het rechtstreeks uitzetten van vis, tenzij daarin is voorzien in maatregelen van de overheid van het Verenigd Koninkrijk of het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland met het oog op de instandhouding van visbestanden of het mariene ecosysteem, of in geval van experimentele uitzetting. |
Voor de in punt d) bedoelde uitzonderingen geldt de voorwaarde dat de door het betrokken vissersvaartuig of door de betrokken visser verrichte visserijactiviteiten daadwerkelijk worden opgeschort en dat de financiering wordt toegekend voor een periode van ten hoogste zes maanden per vaartuig.
Artikel 3
Minimumpercentage
Het in artikel 10, lid 2, van het protocol bedoelde initiële minimumpercentage is 83 % en is van toepassing op de bedragen van het in artikel 1 bedoelde vrijgestelde totale jaarlijkse steunniveau.
Artikel 4
Beoordeling
Het Gemengd Comité beoordeelt dit besluit en de uitvoering ervan op gezette tijden.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
(1) Voor de omzetting in EUR van alle berekeningen en hoeveelheden die in dit besluit in GBP zijn vastgesteld, moet gebruik worden gemaakt van de wisselkoers van de rechtstreekse betalingen van 2019 (€1 = £0,89092).
(2) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/16 |
BESLUIT Nr. 1/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ
van 17 december 2020
tot vaststelling van de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van vertegenwoordigers van de Unie als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland [2020/2250]
HET GEMENGD COMITÉ
Gezien het bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie gevoegde Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland en met name artikel 12, lid 3,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
1. Bij dit besluit worden de praktische werkafspraken voor de uitoefening van de rechten van de Unie, via haar vertegenwoordigers, als bedoeld in artikel 12, lid 2, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (“het protocol”) vastgesteld.
2. In dit besluit wordt onder “onder dit besluit vallende activiteiten” verstaan alle activiteiten van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot de uitvoering en toepassing van bepalingen van het recht van de Unie die krachtens het protocol van toepassing zijn geworden, alsmede activiteiten in verband met de uitvoering en toepassing van artikel 5 van het protocol, inclusief op grond daarvan door het Gemengd Comité vastgestelde besluiten, overeenkomstig artikel 12, lid 2, van het protocol.
Artikel 2
Vertegenwoordigers van de Unie
1. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers die de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uitoefenen, te goeder trouw handelen en nauw samenwerken met de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, en dat zij nauw met hen communiceren.
2. Vertegenwoordigers van de Unie die de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uitoefenen, mogen geen activiteiten ontplooien die geen verband houden met de uitoefening van die rechten.
3. Vertegenwoordigers van de Unie houden bij de uitoefening van hun recht om aanwezig te zijn rekening met de richtsnoeren die hun door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk zijn meegedeeld met betrekking tot hun veiligheid en de veiligheid van anderen. Zij nemen alle vereisten in acht die wettelijk zijn opgelegd door de voor rechtshandhaving bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk krachtens titel XII en titel XIII (artikelen 120 en 121) van deel drie van het terugtrekkingsakkoord.
4. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers informatie waarvan zij kennis hebben door de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol, niet delen met anderen dan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, tenzij een bevoegde instelling, orgaan of instantie van de Unie hiervoor toestemming heeft verleend.
5. Vertegenwoordigers van de Unie hebben het recht om bij de onder dit besluit vallende activiteiten in het Verenigd Koninkrijk aanwezig te zijn, inclusief op alle plaatsen waar goederen of dieren Noord-Ierland via havens of luchthavens binnenkomen of verlaten. Vertegenwoordigers van de Unie mogen alleen in artikel 3, lid 1, bedoelde faciliteiten betreden wanneer de vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk aanwezig zijn en deze gebruiken voor de uitvoering van onder dit besluit vallende activiteiten, of als een faciliteit anderszins operationeel moet zijn voor dat doel. Vertegenwoordigers van de Unie mogen elke vertegenwoordiger van het Verenigd Koninkrijk vergezellen wanneer deze een onder dit besluit vallende activiteit uitvoert, inclusief bij inspecties van andere dan de in de vorige zin bedoelde locaties.
6. Het Verenigd Koninkrijk faciliteert de aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Unie die de onder artikel 12, lid 2, van het protocol bedoelde rechten uitoefenen en stelt alle uitrusting, infrastructuur en andere faciliteiten ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, zoals goed uitgeruste werkstations en adequate IT-verbindingen.
7. De archieven van de Unie met informatie over alle onder dit besluit vallende activiteiten zijn onschendbaar.
8. In het Verenigd Koninkrijk aanwezige vertegenwoordigers van de Unie mogen niet worden verhinderd zich vrij in het Verenigd Koninkrijk te verplaatsen voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2 van het protocol.
9. Bij de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol dragen vertegenwoordigers van de Unie een identiteitsbewijs bij zich met hun foto, naam, functie en instelling, orgaan of instantie van de Unie. De Unie geeft dergelijke identiteitskaarten af op basis van een model dat de Unie uiterlijk een maand na de inwerkingtreding van dit besluit met het Verenigd Koninkrijk deelt.
10. Na aankomst op een plaats waar rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol worden uitgeoefend, vertoont elke vertegenwoordiger van de Unie het in lid 9 bedoelde identiteitsbewijs. Met inachtneming van lid 3 wordt die vertegenwoordiger van de Unie, zodra diens identiteit naar behoren is vastgesteld, onmiddellijk toegang tot de faciliteit verleend.
11. Vertegenwoordigers van de Unie hebben het recht zonder voorafgaande kennisgeving of goedkeuring naar het Verenigd Koninkrijk te reizen met het oog op de uitoefening van de rechten van artikel 12, lid 2, van het protocol. Zij mogen naar het Verenigd Koninkrijk reizen met behulp van het door de Unie afgegeven laissez-passer.
12. Voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol zijn vertegenwoordigers van de Unie in het Verenigd Koninkrijk en hun echtgenoten en gezinsleden te hunnen laste niet onderworpen aan immigratiebeperkingen of formaliteiten voor de registratie van vreemdelingen.
13. Zolang zij voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol in het Verenigd Koninkrijk verblijven, hebben vertegenwoordigers van de Unie dezelfde faciliteiten met betrekking tot deviezen- of wisselkoersvoorschriften als die welke gewoonlijk gelden voor ambtenaren van internationale organisaties die in het Verenigd Koninkrijk verblijven, en zijn zij vrijgesteld van nationale belasting op hun door de Unie of de lidstaten betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Deze fiscale voorrechten en immuniteiten zijn niet van toepassing op vertegenwoordigers van de Unie die Brits onderdaan zijn (met uitzondering van Britse onderdanen die ook onderdaan zijn van een lidstaat van de Unie en op het moment van aanstelling niet in het Verenigd Koninkrijk woonachtig zijn) of die hun vaste woonplaats in het Verenigd Koninkrijk hebben.
14. Zolang zij voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol in het Verenigd Koninkrijk verblijven, hebben vertegenwoordigers van de Unie het recht hun meubels en andere bezittingen, met inbegrip van motorvoertuigen, vrij van rechten in te voeren en opnieuw uit te voeren.
15. De activiteiten van vertegenwoordigers van de Unie in het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol worden voor de toepassing van titel XII en titel XIII (artikelen 120 en 121) van deel drie van het terugtrekkingsakkoord beschouwd als activiteiten van de Unie in het kader van het terugtrekkingsakkoord.
Artikel 3
Contactpunten
1. Het Verenigd Koninkrijk verstrekt de Unie een lijst van autoriteiten die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, en van hun faciliteiten.
Het Verenigd Koninkrijk wijst voor elke van de in de eerste alinea bedoelde autoriteiten een contactpunt aan en verstrekt de Unie de nodige contactgegevens.
2. Het Verenigd Koninkrijk stelt de Unie onverwijld in kennis van elke wijziging van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde lijst, en van elke wijziging van het contactpunt of de contactgegevens.
3. Voor de toepassing van lid 2 wijst de Unie een contactpunt aan.
Artikel 4
Modaliteiten voor het opvragen van informatie
1. De vertegenwoordiger c.q. het contactpunt van het Verenigd Koninkrijk beantwoordt elk verzoek om informatie snel en geeft de vertegenwoordiger van de Unie voldoende tijd om de informatie te beoordelen voor het doel van de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol.
2. Zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat een verzoek om informatie of de relevantie van zo'n verzoek onduidelijk is, of dat de omvang van de gevraagde informatie de inwilliging van zo'n verzoek te belastend zou maken, mogen zij de vertegenwoordiger van de Unie die het verzoek heeft ingediend, vragen het verzoek te verduidelijken of te beperken.
3. Bij de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol en met inachtneming van hun verplichtingen op grond van artikel 2, lid 1, van dit besluit, hebben de vertegenwoordigers van de Unie het recht om documenten en bescheiden die in het bezit zijn van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en die informatie bevatten over de onder dit besluit vallende activiteiten, te onderzoeken en indien nodig te kopiëren. De Unie beschermt deze informatie overeenkomstig artikel 2, lid 4.
4. Vertegenwoordigers van de Unie mogen autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die onder dit besluit vallende activiteiten uitvoeren, verzoeken relevante informatie over die activiteiten te verstrekken.
Artikel 5
Elektronische toegang tot relevante informatiesystemen, databanken en netwerken
1. Op verzoek van de Unie verleent het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigers van de Unie doorlopend en continu elektronische toegang in realtime tot relevante informatie in de netwerken, informatiesystemen en databanken van het Verenigd Koninkrijk en tot nationale modules van het VK in systemen van de Unie (hierna: "IT-systemen") genoemd in bijlage 1, voor zover dat nodig is voor de vertegenwoordigers van de Unie om hun rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uit te oefenen. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers deze informatie overeenkomstig de leden 3 en 4 beschermen.
2. Op verzoek van de Unie verleent het Verenigd Koninkrijk vertegenwoordigers van de Unie ook toegang tot relevante informatie in de in bijlage 2 genoemde IT-systemen, voor zover dat nodig is voor de vertegenwoordigers van de Unie om hun rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol uit te oefenen. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers deze informatie overeenkomstig de leden 3 en 4 beschermen.
3. Bij de toegang die hun, eventueel op afstand, wordt verleend, zijn vertegenwoordigers van de Unie gehouden tot naleving van alle veiligheids- en overige gebruikersvoorwaarden van elk van deze IT-systemen.
4. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers de in de leden 1 en 2 bedoelde informatie alleen gebruiken voor de uitoefening van de rechten uit hoofde van artikel 12, lid 2, van het protocol. De Unie ziet erop toe dat haar vertegenwoordigers informatie waarvan zij kennis hebben op grond van de leden 1 en 2, niet delen met anderen dan de instellingen, organen en instanties van de Unie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, tenzij de douaneautoriteiten van het Verenigd Koninkrijk en een bevoegde instelling, orgaan of instantie van de Unie hiervoor toestemming heeft verleend. De douaneautoriteiten van het Verenigd Koninkrijk mogen het delen van dergelijke kennis uitsluitend om naar behoren gemotiveerde redenen weigeren.
5. Het Verenigd Koninkrijk deelt elke wijziging betreffende het bestaan, de reikwijdte of de werking van de in de bijlagen 1 en 2 vermelde IT-systemen tijdig vóór de inwerkingtreding van die wijziging aan de Unie mee.
Artikel 6
Modaliteiten voor verzoeken om controlemaatregelen
1. Vertegenwoordigers van de Unie mogen in individuele gevallen zowel mondeling als schriftelijk om controlemaatregelen verzoeken. Dergelijke verzoeken om specifieke controlemaatregelen dienen naar behoren te worden gemotiveerd. Verzoeken worden gewoonlijk gericht aan de bevoegde contactpersoon van het Verenigd Koninkrijk, maar mondelinge verzoeken mogen ook worden gericht aan een vertegenwoordiger van de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk.
2. Het Verenigd Koninkrijk voert de gevraagde controlemaatregel onverwijld uit.
3. Zijn de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk van oordeel dat het verzoek van de vertegenwoordigers van de Unie onduidelijk of onvoldoende gemotiveerd is, dan mogen de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk de vertegenwoordigers van de Unie vragen hun verzoek te verduidelijken of zorgvuldiger te motiveren.
Artikel 7
Het Gemengd Comité herziet dit besluit uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding op verzoek van de Unie of van het Verenigd Koninkrijk.
Artikel 8
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
Gedaan te Brussel, 17 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
BIJLAGE 1
IT-systemen die gegevens bevatten die nodig zijn voor de uitvoering van Uniewetgeving als bedoeld in de eerste zin van artikel 5, lid 3, van het protocol en artikel 5, leden 1 en 2, van het protocol
— |
Customs Declarations Service (CDS), met inbegrip van risicoprofielen en informatie over de aanbrenging en tijdelijke opslag van goederen, indien beschikbaar |
— |
Goods Vehicle Movement Service (GVMS) |
— |
Freight Targeting System, met inbegrip van informatie die op alternatieve wijze is verzameld in verband met aangiften tot uitvoer van het VK |
— |
Nationale module voor Noord-Ierland van het invoercontrolesysteem (ICS), met inbegrip van risicoprofielen |
— |
Nationale module voor Noord-Ierland van het nieuw geautomatiseerd systeem voor douanevervoer (NCTS) |
Andere systemen die door de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk worden gebruikt voor de uitvoering van artikel 5, leden 2 en 4, en artikel 6, lid 1, van het protocol, met inbegrip van informatie over vergunningen (voor het DW en het protocol relevante vergunningen en besluiten)
BIJLAGE 2
Overige IT-systemen met informatie die nodig is voor de uitvoering van de onder dit besluit vallende activiteiten
— |
Nationale module van het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (EMCS) |
— |
Nationale module van het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES) en alle Britse databanken die rechtstreeks relevant zijn voor de raadpleging van registratiegegevens van Noord-Ierse handelaren en van door die handelaren aan de belastingdienst van het Verenigd Koninkrijk verstrekte gegevens over belastbare transacties met betrekking tot intra-EU-verwervingen van goederen binnen Noord-Ierland die door Noord-Ierse handelaren aangegeven moeten worden. |
— |
Nationaal eenloketsysteem (voor invoer) (IOSS en OSS) |
— |
Nationaal systeem voor btw-teruggave |
30.12.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 443/22 |
BESLUIT nr. 7/2020 VAN HET BIJ HET AKKOORD INZAKE DE TERUGTREKKING VAN HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND UIT DE EUROPESE UNIE EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE INGESTELDE GEMENGD COMITÉ
van 22 december 2020
tot vaststelling van een lijst van 25 personen die bereid en in staat zijn om als leden van een uit hoofde van het Akkoord ingesteld arbitragepanel op te treden [2020/2251]
HET GEMENGD COMITÉ,
Gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1) (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd), en met name artikel 171, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overeenkomstig artikel 171, lid 1, van het Terugtrekkingsakkoord stelt het Gemengd Comité uiterlijk aan het eind van de overgangsperiode een lijst vast van 25 personen die bereid en in staat zijn om als leden van een arbitragepanel op te treden, |
(2) |
Overeenkomstig artikel 171, lid 2, van het Terugtrekkingsakkoord omvat de lijst enkel personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekendstaan als kundige rechtsgeleerden, en die beschikken over gespecialiseerde kennis van of ervaring met het recht van de Unie of internationaal publiekrecht. Deze personen zijn geen leden, ambtenaren of andere personeelsleden van de instellingen van de Unie of van de overheid van een lidstaat of van de overheid van het Verenigd Koninkrijk, |
(3) |
Gezien het gezamenlijke voorstel van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van vijf personen voor de functie van voorzitter van het arbitragepanel, en de respectieve voorstellen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk van tien personen elk voor de functie van lid van het arbitragepanel, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lijst van 25 personen die bereid en in staat zijn om in het kader van het Terugtrekkingsakkoord als arbiters op te treden, is opgenomen in bijlage I.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
Gedaan te Brussel, 22 december 2020.
Voor het Gemengd Comité
De medevoorzitters
Maroš ŠEFČOVIČ
Michael GOVE
BIJLAGE I
bij Besluit nr. 7/2020 van het Gemengd Comité
Voorzitters voor het uit hoofde van het Terugtrekkingsakkoord ingestelde arbitragepanel
|
Mevrouw Corinna WISSELS |
|
Mevrouw Angelika Helene Anna NUSSBERGER |
|
De heer Jan KLUCKA |
|
Sir Daniel BETHLEHEM |
|
Mevrouw Gabrielle KAUFMANN-KOHLER |
Gewone leden voor het uit hoofde van het Terugtrekkingsakkoord ingestelde arbitragepanel
EU:
|
De heer Hubert LEGAL |
|
Mevrouw Helena JÄDERBLOM |
|
Mevrouw Ursula KRIEBAUM |
|
De heer Jan WOUTERS |
|
De heer Christoph Walter HERRMANN |
|
De heer Javier DIEZ-HOCHLEITNER |
|
Mevrouw Alice GUIMARAES-PUROKOSKI |
|
De heer Barry DOHERTY |
|
De heer Tamara ĆAPETA |
|
De heer Nico SCHRIJVER |
VK:
|
Sir Gerald BARLING |
|
Sir Christopher BELLAMY |
|
De heer Zachary DOUGLAS |
|
Sir Patrick ELIAS |
|
Dame Elizabeth GLOSTER |
|
Sir Peter GROSS |
|
De heer Toby LANDAU QC |
|
De heer Dan SAROOSHI QC |
|
Mevrouw Jemima STRATFORD QC |
|
Sir Michael WOOD |