ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 416

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
11 december 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2034 van de Commissie van 6 oktober 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2035 van de Commissie van 7 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wat betreft het in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde formulier voor het indienen van een verzoek om optreden, teneinde de mogelijkheid te creëren om in Noord-Ierland om optreden te verzoeken

11

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2036 van de Commissie van 9 december 2020 houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de eisen inzake de bekwaamheid van en opleidingsmethoden voor cockpitbemanningen en het uitstel van de toepassingsdata van bepaalde maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2037 van de Commissie van 10 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten

32

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2038 van de Commissie van 10 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de formulieren voor de verbintenissen van de borg en de in de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten, teneinde rekening te houden met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

48

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/2039 van de Commissie van 9 december 2020 tot verlening van afwijkingen aan bepaalde lidstaten van de toepassing van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/2240 en (EU) 2019/2241 van de Commissie (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8602)

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/2034 VAN DE COMMISSIE

van 6 oktober 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (1), en met name artikel 7, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft, in nauwe samenwerking met de lidstaten en het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (“het Agentschap”) via het netwerk van luchtvaartveiligheidsanalisten, een methode ontwikkeld voor de indeling van voorvallen naar veiligheidsrisico, rekening houdend met de vereiste compatibiliteit met bestaande risicoclassificatiesystemen. Het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem (“ERCS”) is tegen 15 mei 2017 ontwikkeld overeenkomstig de in artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) nr. 376/2014 vastgestelde streefdatum. Het moet nu in deze verordening worden opgenomen.

(2)

Het ERCS moet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap ondersteunen bij de beoordeling van voorvallen, met als belangrijkste doelstelling zorgen voor een gestandaardiseerde identificatie en classificatie van het risiconiveau van elk vooral voor de luchtvaartveiligheid. Het is niet de bedoeling de gevolgen van een voorval te bepalen.

(3)

Het ERCS moet het ook mogelijk maken te bepalen welke snelle actie moet worden ondernomen in reactie op veiligheidsvoorvallen met een hoog risico. Het moet ook de mogelijkheid bieden de belangrijkste risicogebieden te identificeren op basis van geaggregeerde informatie en de risiconiveaus daarvan te bepalen en te vergelijken.

(4)

Het ERCS moet een geïntegreerde en gestandaardiseerde aanpak van het risicobeheer in het volledige Europese luchtvaartsysteem faciliteren en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap derhalve in staat stellen op gestandaardiseerde wijze te focussen op inspanningen om de veiligheid te verbeteren als onderdeel van het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(5)

In Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie (3) tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim is bepaald dat het percentage runway incursions en het percentage schendingen van separatieminima met gevolgen voor de veiligheid jaarlijks op EU-niveau moeten worden gemonitord tijdens de derde referentieperiode (RP3), die de kalenderjaren 2020 tot en met 2024 bestrijkt. Deze verordening moet vanaf 1 januari 2021 worden toegepast om het gebruik van het ERCS af te stemmen op de start van de tweede jaarlijkse monitoringperiode van RP3 en om een gestandaardiseerde beoordeling van voorvallen te waarborgen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem (ERCS) vastgesteld om het veiligheidsrisico van een voorval te bepalen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“Europees risicoclassificatiesysteem (ERCS)”: de methode die wordt toegepast voor de beoordeling van het risico van een voorval voor de burgerluchtvaart, door de toekenning van een veiligheidsrisicoscore;

2.

“ERCS-matrix”: een matrix van de in artikel 3, lid 3, beschreven variabelen waarmee de risicoscore wordt weergegeven;

3.

“veiligheidsrisicoscore”: het resultaat van de risicoclassificatie van een voorval door de waarden van de in artikel 3, lid 3, beschreven variabelen te combineren;

4.

“hoogrisicogebied” een gebied waar de impact van een luchtvaartuig talrijke gewonden en/of een groot aantal dodelijke slachtoffers zou veroorzaken vanwege de aard van de activiteiten in dat gebied, zoals nucleaire of chemische installaties;

5.

“bewoond gebied”: een gebied met geclusterde of verspreide gebouwen en permanente menselijke aanwezigheid, zoals een agglomeratie, vestiging, stad of dorp;

6.

“levensveranderend letsel”: een letsel dat de levenskwaliteit van de betrokkene aantast door een vermindering van de mobiliteit of van de cognitieve of fysieke vaardigheden in het dagelijkse leven.

Artikel 3

Gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem

1.   Het ERCS is omschreven in de bijlage.

2.   Het ERCS focust op het veiligheidsrisico van een voorval en niet op de feitelijke gevolgen ervan. Voor elk voorval wordt bepaald welke de ergste aannemelijke gevolgen zijn van een ongeval waartoe het voorval had kunnen leiden, en hoe dicht dat voorval die gevolgen van een dergelijk ongeval benaderde.

3.   Het ERCS wordt gebaseerd op de ERCS-matrix van de volgende twee variabelen:

a)

ernst: bepalen van de ergste aannemelijke gevolgen die het onderzochte voorval zou hebben veroorzaakt indien het tot een ongeval zou hebben geleid;

b)

waarschijnlijkheid: bepalen van de kans dat het onderzochte voorval zou leiden tot een ongeval met de ergste aannemelijke gevolgen als bedoeld onder a).

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 oktober 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18.

(2)  Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/317 van de Commissie van 11 februari 2019 tot vaststelling van een prestatie- en heffingsregeling in het gemeenschappelijk Europees luchtruim en tot intrekking van Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 390/2013 en (EU) nr. 391/2013 (PB L 56 van 25.2.2019, blz. 1).


BIJLAGE

Het gemeenschappelijk Europees risicoclassificatiesysteem

Het ERCS omvat de volgende twee stappen:

 

STAP 1: De waarden van de twee variabelen bepalen: ernst en waarschijnlijkheid.

 

STAP 2: Binnen de ERCS-matrix een veiligheidsrisico toekennen op basis van de waarden van de twee variabelen.

STAP 1: DE WAARDEN VAN DE TWEE VARIABELEN BEPALEN

1.   Ernst van de potentiële gevolgen van een ongeval

1.1.   Identificatie

De ernst van de potentiële gevolgen van ongevallen wordt bepaald aan de hand van de volgende twee stappen:

a)

bepalen van het meest aannemelijke type ongeval dat het onderzochte voorval kan veroorzaken (de belangrijkste risicogebieden);

b)

bepalen van de categorie van het potentiële verlies van mensenlevens op basis van de grootte van het vliegtuig en de nabijheid van bewoonde gebieden of hoogrisicogebieden.

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende belangrijke risicogebieden:

a.

botsing in de lucht: een botsing tussen twee luchtvaartuigen tijdens de vlucht, of tussen luchtvaartuigen en andere voorwerpen in de lucht (met uitzondering van vogels en wilde dieren);

b.

upset van een luchtvaartuig: een ongewenste toestand van het luchtvaartuig, gekenmerkt door onbedoelde afwijkingen van de normale tijdens de vluchtuitvoering geldende parameters, waardoor het luchtvaartuig uiteindelijk ongecontroleerd in aanraking kan komen met de grond;

c.

botsing op de start- of landingsbaan: een botsing tussen een luchtvaartuig en een ander voorwerp (andere luchtvaartuigen, voertuigen enz.) of personen die aanwezig zijn op een start- of landingsbaan van een luchtvaartterrein of een ander vooraf afgebakend landingsterrein. Botsingen met vogels of wilde dieren vallen hier niet onder;

d.

baanoverschrijdingen: een voorval waarbij een luchtvaartuig de start- of landingsbaan of het bewegingsgebied van een luchtvaartterrein, landingsoppervlak of een ander vooraf afgebakend landingsterrein verlaat zonder op te stijgen. Hieronder vallen harde verticale landingen van hefschroefvliegtuigen of verticale start- en landingsvliegtuigen en ballonnen of luchtschepen;

e.

vuur, rook en druk: een voorval waarbij sprake is van vuur, rook, dampen of drukomstandigheden die onverenigbaar kunnen worden met het menselijk leven. Daartoe behoren voorvallen waarbij, tijdens de vlucht of op de grond, in een willekeurig deel van een luchtvaartuig sprake is van vuur, rook of dampen, die niet het gevolg zijn van een botsing of kwaadwillige daad;

f.

grondschade: schade aan luchtvaartuigen veroorzaakt door de exploitatie van luchtvaartuigen op een ander terrein dan een start- of landingsbaan of vooraf afgebakende landingszone, alsook schade tijdens het onderhoud;

g.

botsing met een obstakel tijdens de vlucht: botsing tussen een luchtvaartuig in de lucht en uitstekende obstakels op het aardoppervlak, zoals hoge gebouwen, bomen, elektriciteitskabels, telegraafdraden en antennes, alsmede verankerde voorwerpen;

h.

terreinbotsing: een voorval waarbij een luchtvaartuig tijdens de vlucht in aanraking komt met het terrein, zonder indicatie dat het cockpitpersoneel het luchtvaartuig niet onder controle had. Daartoe behoren gevallen waarin de cockpitbemanning geconfronteerd werd met een visuele illusie of slechte zichtbaarheid;

i.

andere letsels: een voorval waarbij dodelijke of niet-dodelijke letsels worden veroorzaakt, die niet aan een ander belangrijk risicogebied kunnen worden toegeschreven;

j.

beveiliging: wederrechtelijke daden tegen de burgerluchtvaart. Hieronder vallen alle incidenten en inbreuken op het gebied van surveillance en bescherming, toegangscontrole, screening, veiligheidscontroles en alle andere handelingen die tot doel hebben kwaadwillig of opzettelijk vernieling van luchtvaartuigen of eigendom te veroorzaken, waarbij de burgerluchtvaart en haar faciliteiten in gevaar worden gebracht of wederrechtelijk worden belemmerd. Daartoe behoren zowel fysieke als cyberbeveiligingsincidenten.

Potentiële verliezen van mensenlevens worden als volgt gecategoriseerd:

a)

meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers — het te beoordelen voorval betreft ten minste één van de volgende gevallen:

één groot gecertificeerd luchtvaartuig dat meer dan 100 passagiers aan boord kan hebben;

een vrachtvliegtuig van een vergelijkbare omvang;

één luchtvaartuig van om het even welk type in dichtbevolkt gebied en/of een hoogrisicogebied;

elke situatie met een willekeurig luchtvaartuig waarbij meer dan 100 doden zouden kunnen vallen;

b)

tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers — het te beoordelen voorval betreft ten minste één van de volgende gevallen:

één middelgroot gecertificeerd vliegtuig met 20 tot 100 potentiële passagiers aan boord of een vrachtvliegtuig van een vergelijkbare omvang;

elke situatie waarbij 20 tot 100 dodelijke slachtoffers zouden kunnen vallen;

c)

tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers door een voorval waarbij ten minste één van de volgende is betrokken:

één klein gecertificeerd luchtvaartuig met maximaal 19 potentiële passagiers aan boord;

een vrachtvliegtuig van een vergelijkbare omvang;

elke situatie waarbij 2 tot 19 dodelijke slachtoffers zouden kunnen vallen;

d)

1 potentieel dodelijk slachtoffer — het te beoordelen voorval betreft ten minste één van de volgende gevallen:

een niet-gecertificeerd luchtvaartuig dat niet is onderworpen aan de certificeringsvereisten van het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart;

elke situatie waarbij één dodelijk slachtoffer zou kunnen vallen;

e)

0 potentiële dodelijke slachtoffers — het te beoordelen voorval veroorzaakt alleen lichamelijk letsel; niet het aantal lichte en ernstige verwondingen maar de afwezigheid van dodelijke slachtoffers is bepalend.

1.2.   Bepaling

Op basis van de ernst van het ongeval wordt een van de volgende ernstscores toegekend:

A ”: een ongeval is onwaarschijnlijk;

E ”: een ongeval met licht- en zwaargewonden (niet-levensveranderend) of lichte schade aan het luchtvaartuig;

I ”: een ongeval met één dodelijk slachtoffer, gewonde met levensveranderend letsel of aanzienlijke schade;

M ”: een zwaar ongeval met een beperkt aantal dodelijke slachtoffers, levensveranderende letsels of de vernieling van het luchtvaartuig;

S ”: een ernstig ongeval met potentiële doden en gewonden;

X ”: een uitzonderlijk rampzalig ongeval met potentieel grote aantallen dodelijke slachtoffers.

De ernstscore wordt berekend door de belangrijkste risicogebieden en het potentiële verlies van mensenlevens te combineren overeenkomstig onderstaande tabel:

BELANGRIJKSTE RISICOGEBIEDEN

CATEGORIE

ERNSTSCORE

Botsing in de lucht

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

Upset van het luchtvaartuig

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

Botsing op de start- of landingsbaan

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

0 potentiële dodelijke slachtoffers

E

Baanoverschrijdingen

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

0 potentiële dodelijke slachtoffers

E

Vuur, rook en druk

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

Grondschade

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

0 potentiële dodelijke slachtoffers

E

Botsing met een obstakel tijdens de vlucht

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

Terreinbotsing

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

Andere letsels

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

0 potentiële dodelijke slachtoffers

E

Beveiliging

Meer dan 100 potentiële dodelijke slachtoffers

X

Tussen 20 en 100 potentiële dodelijke slachtoffers

S

Tussen 2 en 19 potentiële dodelijke slachtoffers

M

1 potentieel dodelijk slachtoffer

I

0 potentiële dodelijke slachtoffers

E

2.   Waarschijnlijkheid van de potentiële gevolgen van een ongeval

De kans op de ergste aannemelijke gevolgen van een ongeval wordt bepaald aan de hand van het ERCS-barrièremodel als gedefinieerd in punt 2.1.

2.1.   ERCS-barrièremodel

Het ERCS-barrièremodel heeft tot doel de effectiviteit (aantal en sterkte) te beoordelen van de in de tabel in punt 2.1.1 vastgestelde barrières binnen het veiligheidssysteem die zijn overgebleven tussen het feitelijke voorval en de ergste aannemelijke gevolgen van een ongeval. Uiteindelijk wordt via het ERCS-barrièremodel bepaald hoe dicht het onderzochte voorval het potentiële ongeval heeft benaderd.

2.1.1.   Barrières

Het ERCS-barrièremodel bestaat uit acht barrières in een logische volgorde en gewogen volgens de onderstaande tabel:

Barrièrenummer

Barrière

Gewicht van de barrière

1

“Luchtvaartuig, uitrusting en infrastructuur”: onderhoud en reparatie, operationele ondersteuning, preventie van problemen in verband met technische factoren die tot een ongeluk kunnen leiden.

5

2

“Tactische planning”: organisatorische en individuele planning voorafgaand aan de vlucht of andere operationele activiteiten die de oorzaken en factoren die bijdragen aan ongevallen helpen verminderen.

2

3

“Regelingen, procedures, processen”: effectieve, begrijpelijke en beschikbare regelingen, procedures en processen die worden nageleefd (met uitzondering van het gebruik van procedures voor herstelbarrières).

3

4

“Situationeel bewustzijn en actie”: menselijke waakzaamheid voor operationele dreigingen, waardoor operationele gevaren worden gedetecteerd en doeltreffende maatregelen worden genomen om ongevallen te voorkomen.

2

5

“Gebruik van waarschuwingssystemen en maatregelen” die een ongeval kunnen voorkomen en geschikt zijn voor het beoogde doel, functioneren en operationeel zijn en die in acht worden genomen.

3

6

“Laattijdig herstel na een potentiële ongevalssituatie”

1

7

“Beveiliging”: wanneer een gebeurtenis heeft plaatsgevonden, worden de gevolgen verzacht of wordt erger voorkomen door immateriële barrières of vooruitziendheid.

1

8

“Voorvallen met lage energie-intensiteit”: dezelfde score als “beveiliging”, maar uitsluitend voor belangrijke risicogebieden met een lage energie-intensiteit (grondschade, baanoverschrijdingen, letsels).

“Niet van toepassing” voor alle andere belangrijke risicogebieden.

1

2.1.2.   Doeltreffendheid van de barrières

De effectiviteit van elke barrière wordt als volgt geclassificeerd:

Gestopt ”: de barrière heeft het ongeval voorkomen;

Bevestigd intact ”: het is bekend dat de barrière tussen het te beoordelen voorval en de potentiële gevolgen van het ongeval stand heeft gehouden;

Verondersteld intact ”: er wordt aangenomen dat de barrière tussen het te beoordelen voorval en de potentiële gevolgen van een ongeval stand heeft gehouden;

Bekend falen ”: het is bekend dat de barrière heeft gefaald;

Verondersteld falen ”: er wordt aangenomen dat de barrière heeft gefaald, zelfs als er geen of onvoldoende informatie beschikbaar is om dit te bepalen;

Niet van toepassing ”: de barrière is niet relevant voor het te beoordelen voorval.

2.1.3.   Beoordeling van de barrière

De barrières worden in twee stappen beoordeeld:

Stap 1: Bepalen welke van de in de tabel in punt 2.1.1 (1-8) gedefinieerde barrières heeft voorkomen dat het voorval tot de potentiële gevolgen van het ongeval heeft geleid (de stopbarrière).

Stap 2: In overeenstemming met punt 2.1.2 de doeltreffendheid van de resterende barrières bepalen. De resterende barrières zijn de in de tabel in punt 2.1.1 genoemde barrières die tussen de stopbarrière en de potentiële gevolgen van een ongeval worden geplaatst. De in de tabel in punt 2.1.1 genoemde barrières die vóór de stopbarrière worden geplaatst, worden niet geacht te hebben bijgedragen tot het voorkomen van de gevolgen van het ongeval en worden bijgevolg niet aangemerkt als “gestopt” of “intact”.

2.2.   Berekening

De waarschijnlijkheid van de potentiële gevolgen van een ongeval is de numerieke waarde die aan de hand van de volgende stappen wordt berekend:

Stap 1: Een som het gewicht (1 tot 5) van alle barrières zoals beschreven in de tabel in punt 2.1.1 van alle beoordeelde barrières die werden aangemerkt als “gestopt”, “bekend intact” of “verondersteld intact”. De barrières “falen” en “niet van toepassing” tellen niet mee voor de eindscore aangezien die barrières het ongeval niet hadden kunnen voorkomen. De resulterende som van het gewicht van de barrières is een numerieke waarde tussen 0 en 18.

Stap 2: De som van het gewicht van de barrières stemt overeen met een barrièrescore tussen 0 en 9 volgens de onderstaande tabel, die het volledige spectrum tussen sterke en zwakke resterende barrières bestrijkt.

Totale gewicht van de barrières

Overeenkomstige barrièrescore

0 Er zijn geen barrières meer. De ergste aannemelijke gevolgen van een ongeval hebben zich voorgedaan.

0

1-2

1

3-4

2

5-6

3

7-8

4

9-10

5

11-12

6

13-14

7

15-16

8

17-18

9

STAP 2: TOEKENNEN VAN EEN VEILIGHEIDSRISICOSCORE IN DE ERCS-MATRIX

De veiligheidsrisicoscore is een 2-cijferige waarde: het eerste cijfer stemt overeen met de alfabetische waarde die wordt bepaald door de ernst van het voorval te berekenen (ernstscore A tot en met X); het tweede cijfer vertegenwoordigt de numerieke waarde die wordt verkregen door de overeenkomstige score van het voorval (0-9) te berekenen.

De veiligheidsrisicoscore wordt in de ERCS-matrix opgenomen.

Voor elke veiligheidsrisicoscore is er ook een numerieke equivalente score voor aggregatie- en analysedoeleinden, die hieronder wordt toegelicht onder de titel “ Numerieke equivalente score ”.

De ERCS-matrix weerspiegelt de veiligheidsrisicoscore en de overeenkomstige numerieke waarde van een voorval als volgt:

Image 1

Naast de veiligheidsrisicoscore en om de urgentie van de aanbevolen actie naar aanleiding van een voorval gemakkelijker te kunnen bepalen, kunnen in de ERCS-matrix de volgende drie kleuren worden gebruikt:

Kleur

ERCS-score

Betekenis

ROOD

X0, X1, X2, S0, S1, S2, M0, M1, I0

Hoog risico, voorvallen met het hoogste risico

GEEL

X3, X4, S3, S4, M2, M3, I1, I2, E0, E1

Verhoogd risico, voorvallen met een matig risico

GROEN

X5 t.e.m. X9, S5 t.e.m. S9, M4 t.e.m. M9, I3 t.e.m. I9, E2 t.e.m. E9

Voorvallen met een laag risico

Het groene deel van de matrix bevat lagere risicowaarden. Zij verschaffen gegevens voor een diepgaande analyse van veiligheidsvoorvallen die, hetzij afzonderlijk, hetzij samen met andere gebeurtenissen, de risicowaarde van voorvallen kunnen doen stijgen.

Numerieke equivalente score

Aan elke ERCS-score wordt een overeenkomstige numerieke waarde van de omvang van het risico toegekend om de aggregatie en numerieke analyse van meerdere voorvallen met een ERCS-score te vergemakkelijken:

ERCS-score

X9

X8

X7

X6

X5

X4

X3

X2

X1

X0

Overeenkomstige numerieke waarde

0,001

0,01

0,1

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

ERCS-score

S9

S8

S7

S6

S5

S4

S3

S2

S1

S0

Overeenkomstige numerieke waarde

0,0005

0,005

0,05

0,5

5

50

500

5000

50000

500000

ERCS-score

M9

M8

M7

M6

M5

M4

M3

M2

M1

M0

Overeenkomstige numerieke waarde

0,0001

0,001

0,01

0,1

1

10

100

1000

10000

100000

ERCS-score

I9

I8

I7

I6

I5

I4

I3

I2

I1

I0

Overeenkomstige numerieke waarde

0,00001

0,0001

0,001

0,01

0,1

1

10

100

1000

10000

ERCS-score

E9

E8

E7

E6

E5

E4

E3

E2

E1

E0

Overeenkomstige numerieke waarde

0,000001

0,00001

0,0001

0,001

0,01

0,1

1

10

100

1000

Zowel kolom 10 als rij A in de matrix hebben de waarde 0 als overeenkomstige numerieke waarde.


11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/11


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2035 VAN DE COMMISSIE

van 7 december 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wat betreft het in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde formulier voor het indienen van een verzoek om optreden, teneinde de mogelijkheid te creëren om in Noord-Ierland om optreden te verzoeken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (1), en met name artikel 6, lid 1,

Na raadpleging van het Comité douanewetboek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 (2) van de Commissie is het in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 608/2013 bedoelde formulier vastgesteld dat moet worden gebruikt om een verzoek tot optreden van de douaneautoriteiten in te dienen ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk heeft zich op 1 februari 2020 uit de Europese Unie teruggetrokken en is daarmee een “derde land” geworden. Het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna “het terugtrekkingsakkoord” genoemd) (3) voorziet in een overgangsperiode die op 31 december 2020 eindigt. Tot die datum is het Unierecht onverminderd van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Na het einde van de overgangsperiode is het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland (hierna “het IE/NI-protocol” genoemd), dat integrerend deel uitmaakt van het terugtrekkingsakkoord, van toepassing. Krachtens het IE/NI-protocol zijn sommige bepalingen van het Unierecht onder bepaalde voorwaarden ook van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland (4).

(4)

In het IE/NI-protocol is bepaald dat de verordeningen die zijn opgenomen in punt 45 van bijlage 2 bij dat protocol (Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5); Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad (6); Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7); deel II, titel II, hoofdstuk I, afdelingen 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), en Verordening (EU) nr. 608/2013), van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

(5)

Om de betreffende intellectuele-eigendomsrechten in Noord-Ierland te beschermen, moeten houders van een recht dus middels een daartoe strekkend Unieverzoek om een optreden van de douane in een lidstaat kunnen vragen.

(6)

Meer in het bijzonder moeten houders van een recht kunnen vragen dat de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 608/2013 vastgestelde procedure voor de vernietiging van goederen in kleine zendingen wordt toegepast in geval van goederen waarmee inbreuk wordt gemaakt op een geografische aanduiding, omdat deze goederen onder de definitie van namaakgoederen van artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 608/2013 vallen.

(7)

Het formulier voor het verzoek tot optreden moet derhalve worden aangepast en er moet een nieuw aankruisvakje “XI” voor Noord-Ierland worden toegevoegd aan vak “6. De lidstaat of, in het geval van een Unieverzoek, de lidstaten waarin om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht” en aan vak “10. Ik verzoek om toepassing van de procedure van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 608/2013 (kleine zendingen) in de volgende lidsta(a)t(en) en ga, indien de douaneautoriteiten hierom verzoeken, akkoord met het dekken van de kosten in verband met de vernietiging van goederen in het kader van deze regeling”.

(8)

In dezelfde vakken moet het aankruisvakje voor het Verenigd Koninkrijk worden geschrapt om rekening te houden met het einde van de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode.

(9)

De aanwijzingen voor het invullen van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013, die zijn opgenomen in bijlage III bij die verordening, moeten worden gewijzigd om te verduidelijken dat alleen om optreden in Noord-Ierland kan worden verzocht voor intellectuele-eigendomsrechten die in Noord-Ierland beschermd zijn op grond van het IE/NI-protocol.

(10)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Deze verordening moet van toepassing worden op de dag na die waarop de in het terugtrekkingsakkoord vastgestelde overgangsperiode eindigt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening.

2)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 van de Commissie van 4 december 2013 tot vaststelling van de formulieren waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 10).

(3)  Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7).

(4)  Artikel 5, lid 4, van het IE/NI-protocol.

(5)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14).

(8)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).


BIJLAGE I

“BIJLAGE I

Image 2

Image 3

Image 4

Image 5

Image 6

Image 7

Image 8

Image 9

Image 10

Image 11


BIJLAGE II

In deel I van bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wordt in de aanwijzingen voor het invullen van vak 6 (“De lidstaat of, in het geval van een Unieverzoek, de lidstaten waarin om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht”) de volgende alinea toegevoegd:

“Indien Noord-Ierland (XI) is aangekruist, is het verzoek een Unieverzoek en kan het alleen worden ingewilligd voor de bescherming van de volgende intellectuele-eigendomsrechten die in Noord-Ierland zijn beschermd op grond van het IE/NI-protocol:

a)

beschermde geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*);

b)

geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken overeenkomstig Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad (**);

c)

geografische aanduidingen van gearomatiseerde producten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad (***);

d)

oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen van wijn overeenkomstig deel II, titel II, hoofdstuk I, afdelingen 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (****).


(*)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(**)  Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008 (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 1).

(***)  Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14).

(****)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).”.”


11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2036 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2020

houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de eisen inzake de bekwaamheid van en opleidingsmethoden voor cockpitbemanningen en het uitstel van de toepassingsdata van bepaalde maatregelen in het kader van de COVID-19-pandemie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 31,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2) zijn de eisen vastgesteld waaraan exploitanten van luchtvaartuigen moeten voldoen met betrekking tot de periodieke operationele opleiding en toetsing van hun piloten.

(2)

In het Europees plan voor de veiligheid van de luchtvaart, dat door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (“het Agentschap”) is vastgesteld overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2018/1139, is bepaald dat het van cruciaal belang is dat luchtvaartpersoneel over de juiste vaardigheden beschikt en dat de opleidingsmethoden moeten worden aangepast om ervoor te zorgen dat het personeel in staat is om te gaan met de nieuwe opkomende technologieën en de toenemende complexiteit van het luchtvaartsysteem.

(3)

In 2013 heeft de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) de “Manual of evidence-based training” (Doc 9995 AN/497) gepubliceerd, die een kader bevat voor de vaardigheden (“kernvaardigheden”) die nodig zijn om veilig, effectief en efficiënt vluchten uit te voeren in een commerciële luchtvervoersomgeving, alsook de overeenkomstige beschrijvingen en bijbehorende gedragsindicatoren om die vaardigheden te beoordelen. De EBT-vaardigheden (“Evidence-Based Training”, empirisch onderbouwde opleiding) gaan verder dan wat voorheen in de pilotenopleiding bekend stond als technische en niet-technische kennis, vaardigheden en attitudes (“Knowledge, Skills and Attitudes”, KSA).

(4)

Het doel van EBT is de veiligheid te verbeteren en de vaardigheden van cockpitbemanningen om alle soorten vluchten met een luchtvaartuig veilig uit te voeren, te versterken en hen in staat te stellen onverwachte situaties te identificeren en te beheren. Het EBT-concept is bedoeld om het leren te maximaliseren en de formele controles te beperken.

(5)

Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve worden gewijzigd overeenkomstig ICAO Doc 9995 “Manual of evidence-based training”, om de eisen inzake het verstrekken van opleiding, controle en beoordeling van het EBT-programma erin op te nemen en om autoriteiten in staat te stellen de basis-EBT, die eerdere controles vervangt, namelijk de Operator Proficiency Check (OPC) en de Licence Proficiency Check (LPC) goed te keuren. Dit zal een uniforme aanpak van de periodieke opleiding bij de exploitant mogelijk maken.

(6)

De COVID-19-pandemie heeft de lidstaten en de luchtvaartsector ernstig gehinderd in de voorbereiding op de toepassing van een aantal recent vastgestelde uitvoeringsverordeningen op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart.

(7)

Verordening (EU) nr. 965/2012 schrijft voor dat vanaf 1 januari 2021 cockpitgeluidsrecorders (CVR, met een opnametijd van 25 uur) moeten worden geïnstalleerd en gebruikt. Om onevenredige financiële lasten te vermijden voor exploitanten van luchtvaartuigen en fabrikanten van vliegtuigen waarvan de levering aan exploitanten gepland was vóór 1 januari 2021, maar die vervolgens verstoord werd door de COVID-19-pandemie, moet de toepassing van die eis worden uitgesteld.

(8)

Het Agentschap heeft onderzocht of de toepassing van de in overweging 7 bedoelde eis gedurende beperkte tijd kan worden uitgesteld zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de veiligheid van de luchtvaart.

(9)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en deze als advies nr. 8/2019 (3) ingediend overeenkomstig artikel 75, lid 2, onder b) en c), en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 965/2012

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Datum van inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(3)  https://www.easa.europa.eu/document-library/opinions


BIJLAGE

De bijlagen I, II en III bij Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie worden als volgt gewijzigd:

(1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

 

De volgende definities worden ingevoegd:

“23 bis)

“competentie”: een dimensie van menselijke prestaties die wordt gebruikt om op betrouwbare wijze te voorspellen dat iemand een job met succes zal vervullen, en die tot uiting komt en wordt geobserveerd via gedragingen die zorgen voor de relevante kennis, vaardigheden en houdingen om de activiteiten of taken onder gespecificeerde omstandigheden uit te voeren;

23 ter)

“op competentie gebaseerde opleiding”: beoordelings- en opleidingsprogramma’s die worden gekenmerkt door prestatiegerichtheid, nadruk op prestatienormen en de meting daarvan, en de ontwikkeling van opleiding volgens de gespecificeerde prestatienormen;

23 quater)

“competentiekader”: de volledige reeks competenties die worden ontwikkeld, waarvoor opleiding wordt gegeven en die worden beoordeeld in het empirisch onderbouwd opleidingsprogramma (evidence-based training, EBT) van de exploitant, waarbij gebruik wordt gemaakt van scenario’s die relevant zijn voor vluchtuitvoeringen en dat breed genoeg is om de piloot voor te bereiden op zowel voorziene als onvoorziene bedreigingen en fouten;

42 quinquies)

“EBT-module”: een combinatie van sessies in een gekwalificeerde vluchtsimulator, als onderdeel van de 3-jarige periode van periodieke beoordeling en opleiding;

47 bis)

“inschrijving”: de administratieve actie die door de exploitant wordt ondernomen wanneer een piloot deelneemt aan het EBT-programma van de exploitant;

47 ter)

“ingeschreven piloot”: de piloot die deelneemt aan het periodieke EBT-programma;

47 quater)

“gelijkwaardigheid van naderingen”: alle naderingen die een vakkundige bemanning extra belasten, ongeacht of zij in de EBT-modules worden gebruikt of niet;

47 quinquies)

“gelijkwaardigheid van storingen”: alle storingen die een vakkundige bemanning in aanzienlijke mate belasten, ongeacht of zij in de EBT-modules worden gebruikt of niet;

47 sexies)

“evaluatiefase”: een van de fasen van een EBT-module die bestaat uit een lijngeoriënteerd vluchtscenario dat representatief is voor de omgeving van de exploitant en tijdens hetwelk zich een of meer voorvallen voordoen, teneinde essentiële elementen van het vastgestelde competentiekader te evalueren;

47 septies)

“empirisch onderbouwde opleiding (EBT)”: beoordeling en opleiding op basis van operationele gegevens, die wordt gekenmerkt door de ontwikkeling en beoordeling van de algemene bekwaamheid van een piloot in een reeks competenties (het competentiekader), in plaats van door de meting van de prestaties bij individuele gebeurtenissen of manoeuvres;

69 ter)

“opleiding vanop de pilotenstoel”: een techniek die wordt gebruikt in de fase van de manoeuvreopleiding of de scenariogebaseerde opleiding, waarbij de instructeurs:

(a)

eenvoudige instructies kunnen geven aan één piloot; of

(b)

vooraf bepaalde oefeningen kunnen uitvoeren waarbij zij, vanop een pilotenstoel, de rol vervullen van besturende piloot (pilot flying, PF) of toezichthoudende piloot (pilot monitoring, PM), om:

1)

technieken te demonstreren; en/of

2)

de andere piloot aan te zetten tot interventie of interactie;

69 quater)

“overeenstemming tussen instructeurs”: de consistentheid of stabiliteit van de score(s) die verschillende EBT-instructeurs geven, waaruit blijkt hoeveel homogeniteit of overeenstemming er is tussen de beoordelingen van instructeurs (beoordelaars);

72 bis)

“lijngeoriënteerd vluchtscenario”: de beoordeling en opleiding aan de hand van een realistische en een volledige simulatie van een real-timemissie met scenario’s die representatief zijn voor lijnvluchten;

76 ter)

“manoeuvre-opleidingsfase”: een fase van een EBT-module waarin bemanningen, al naargelang de generatie van het luchtvaartuig, tijd hebben om hun prestaties bij oefeningen die grotendeels gebaseerd zijn op psychomotorische vaardigheden te oefenen en te verbeteren door een voorgeschreven vliegpad te bereiken of een voorgeschreven gebeurtenis zodanig uit te voeren dat een voorgeschreven resultaat wordt bereikt;

76 quater)

“gemengd EBT-programma”: een programma van een exploitant voor periodieke opleiding en toetsing overeenkomstig ORO.FC.230, waarvan een gedeelte gewijd is aan de uitvoering van EBT, maar dat niet in de plaats komt van de bekwaamheidsproeven als bedoeld in aanhangsel 9 van bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011;

98 bis)

“vakkundig”: aangetoond hebbende over de vaardigheden, kennis en houdingen te beschikken die nodig zijn om vastgestelde taken volgens de voorgeschreven norm uit te voeren;

105ter)

“scenariogebaseerde opleidingsfase”: een fase van een EBT-module waarin de nadruk ligt op de ontwikkeling van competenties en waarbij de piloot wordt opgeleid om de meest kritieke risico’s voor de desbetreffende generatie luchtvaartuigen te beperken. Dit moet het beheer van specifieke dreigingen voor en fouten van de exploitant in een realtime lijngerichte omgeving omvatten;”

(2)

Bijlage II (deel-ARO) wordt als volgt gewijzigd:

 

het volgende punt ARO.OPS.226 wordt ingevoegd:

“ARO.OPS.226 Goedkeuring van en toezicht op empirisch onderbouwde opleidingsprogramma’s

(a)

Wanneer een bevoegde autoriteit goedkeuring verleent voor EBT-programma’s, moeten inspecteurs een kwalificatie en opleiding krijgen in de beginselen, de toepassing, de goedkeuringsprocessen en het permanent toezicht op het gebied van EBT.

(b)

De bevoegde autoriteit beoordeelt het EBT-programma en houdt er toezicht op, samen met de processen ter ondersteuning van de uitvoering van het EBT-programma en de doeltreffendheid ervan.

(c)

Wanneer de bevoegde autoriteit een aanvraag tot goedkeuring van een EBT-programma ontvangt:

(1)

zorgt zij ervoor dat de bevindingen van niveau 1 op de gebieden die de toepassing van het EBT-programma zullen ondersteunen, worden verholpen;

(2)

beoordeelt zij of de exploitant in staat is de uitvoering van het EBT-programma te ondersteunen. Dit heeft minstens betrekking op de volgende elementen:

(i)

de maturiteit en het vermogen van het beheersysteem van de exploitant op de gebieden die de toepassing van het EBT-programma ondersteunen — met name de opleiding van cockpitbemanningen;

(ii)

de geschiktheid van het EBT-programma van de exploitant — het EBT-programma moet zijn aangepast aan de grootte van de exploitant en de aard en complexiteit van zijn activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

(iii)

de geschiktheid van het systeem voor het bijhouden van gegevens van de exploitant, met name met betrekking tot de opleiding, toetsing en kwalificaties van cockpitbemanningen, in het bijzonder ORO.GEN.220 en ORO.MLR.115, punten c) en d);

(iv)

de geschiktheid van het scoresysteem van de exploitant om de competenties van de piloot te beoordelen;

(v)

de bekwaamheid en ervaring van de instructeurs en ander bij het EBT-programma betrokken personeel met betrekking tot het gebruik van de processen en procedures die de uitvoering van het EBT-programma ondersteunen; en

(vi)

het EBT-uitvoeringsplan van de exploitant en een veiligheidsrisicobeoordeling ter ondersteuning van het EBT-programma, om aan te tonen hoe een veiligheidsniveau kan worden bereikt dat gelijkwaardig is aan dat van het huidige opleidingsprogramma.

(d)

De bevoegde autoriteit keurt het EBT-programma goed wanneer uit de beoordeling blijkt dat de naleving van ten minste ORO.FC.146, ORO.FC.231 en ORO.FC.232 is gewaarborgd.

(e)

Onverminderd ARO.GEN.120, onder d) en e), stelt de bevoegde autoriteit het Agentschap in kennis wanneer zij begint met de evaluatie van een alternatieve wijze van naleving met betrekking tot EBT.”

(3)

Bijlage III (deel-ORO) wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt ORO.FC.145 wordt vervangen door:

“ORO.FC.145 Het uitvoeren van opleiding, toetsing en beoordeling

(a)

Alle uit hoofde van dit subdeel vereiste opleiding, toetsing en beoordeling wordt uitgevoerd in overeenstemming met de opleidingsprogramma’s en syllabi die door de exploitant in het vluchthandboek zijn vastgesteld;

(b)

Bij het vaststellen van de opleidingsprogramma’s en syllabi dient de exploitant rekening te houden met de verplichte elementen die zijn gedefinieerd in het verplichte gedeelte van de gegevens betreffende operationele geschiktheid die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 zijn vastgesteld.

(c)

In het geval van commerciële luchtvervoersactiviteiten dienen opleidings- en toetsingsprogramma’s, inclusief syllabi en het gebruik van individuele vluchtsimulatoren (FSTD’s), door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd.

(d)

De FSTD dient het door de exploitant gebruikte luchtvaartuig na te bootsen, voor zover dat praktisch haalbaar is. Verschillen tussen de FSTD en het luchtvaartuig dienen te worden beschreven en behandeld door middel van voorlichting of opleiding, voor zover passend.

(e)

De exploitant dient een systeem op te stellen om wijzigingen in de FSTD op passende wijze bij te houden en te waarborgen dat deze wijzigingen geen gevolgen hebben voor de geschiktheid van de opleidingsprogramma’s.”;

(b)

het volgende punt ORO.FC.146 wordt ingevoegd:

“ORO.FC.146 Personeel dat opleiding, toetsing en beoordeling uitvoert

(a)

Alle uit hoofde van dit subdeel vereiste opleiding, toetsing en beoordeling wordt uitgevoerd door passend gekwalificeerd personeel.

(b)

In het geval van opleiding en toetsing van vluchten en vluchtsimulaties dient het personeel dat de opleiding en toetsing uitvoert, te zijn gekwalificeerd overeenkomstig bijlage I (deel-FCL) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

(c)

Voor een EBT-programma moet het personeel dat beoordelingen uitvoert en opleidingen verstrekt:

1)

houder zijn van een in bijlage I (deel-FCL) bedoeld certificaat van instructeur of examinator;

2)

het normalisatieprogramma van de exploitant voor EBT-instructeurs voltooien. Dit omvat een initieel en een periodiek normalisatieprogramma.

Als een instructeur het initieel normalisatieprogramma van de exploitant heeft voltooid, mag hij in de praktijk EBT-beoordelingen uitvoeren.

(d)

Onverminderd punt b) hierboven wordt de lijnbeoordeling van de bekwaamheid uitgevoerd door een passend gekwalificeerde door de exploitant aangewezen gezagvoerder die genormaliseerd is op het gebied van EBT-concepten en de beoordeling van competenties (lijnbeoordelaar).”;

(c)

het volgende punt ORO.FC.231 wordt ingevoegd:

“ORO.FC.231 Empirisch onderbouwde opleiding

a)

EBT-PROGRAMMA

(1)

De exploitant mag de eisen van ORO.FC.230 vervangen door een door de bevoegde autoriteit goedgekeurd geschikt EBT-programma vast te stellen, uit te voeren en te onderhouden.

De exploitant moet aantonen dat hij in staat is de uitvoering van het EBT-programma (aan de hand van een uitvoeringsplan) te ondersteunen en moet een veiligheidsrisicobeoordeling uitvoeren waaruit blijkt hoe een gelijkwaardig veiligheidsniveau wordt bereikt.

(2)

Het EBT-programma moet:

(i)

zijn aangepast aan de grootte van de exploitant en de aard en complexiteit van zijn activiteiten, rekening houdend met de gevaren en bijbehorende risico’s die inherent zijn aan die activiteiten;

(ii)

ervoor zorgen dat de piloot bekwaam is, door de competenties van piloten die vereist zijn voor een veilige, effectieve en efficiënte vluchtuitvoering met luchtvaartuigen te beoordelen en te ontwikkelen;

(iii)

ervoor zorgen dat elke piloot wordt blootgesteld aan de overeenkomstig ORO.FC.232 afgeleide beoordelings- en opleidingsthema’s;

(iv)

minstens zes EBT-modules omvatten, verdeeld over een 3-jarig programma; elke EBT-module bestaat uit een evaluatiefase en een opleidingsfase. De geldigheidsduur van een EBT-module bedraagt 12 maanden;

(A)

De evaluatiefase omvat een lijngeoriënteerd vluchtscenario (of -scenario’s) om alle competenties te beoordelen en individuele opleidingsbehoeften te identificeren.

(B)

De opleidingsfase omvat:

(a)

de manoeuvreeropleidingsfase, bestaande uit opleiding om bekwaamheid te verwerven voor bepaalde gedefinieerde manoeuvres;

(b)

de scenariogebaseerde opleidingsfase, bestaande uit een lijngeoriënteerd vluchtscenario (of -scenario’s) om competenties te ontwikkelen en tegemoet te komen aan individuele opleidingsbehoeften.

De opleidingsfase wordt tijdig na de evaluatiefase uitgevoerd.

(3)

De exploitant ziet erop toe dat elke in het EBT-programma ingeschreven piloot het volgende voltooit:

(i)

minstens twee EBT-modules binnen de geldigheidsperiode van de typebevoegdverklaring, met minstens 3 maanden tussentijd. De EBT-module is voltooid wanneer:

(A)

de inhoud van het EBT-programma is voltooid voor die EBT-module (blootstelling van de piloot aan de beoordelings- en opleidingsthema’s); en

(B)

een aanvaardbaar prestatieniveau is aangetoond voor alle geobserveerde competenties;

(ii)

lijnevaluatie(s) van bekwaamheid; en

(iii)

opleiding op de grond.

(4)

De exploitant stelt een normaliserings- en concordantieborgingsprogramma voor EBT-instructeurs vast, om te garanderen dat de bij EBT betrokken instructeurs voldoende gekwalificeerd zijn om hun taken uit te voeren.

(i)

Alle instructeurs moeten onder dit programma vallen;

(ii)

De exploitant moet passende methoden en maatstaven gebruiken om de overeenstemming met het programma te beoordelen;

(iii)

De exploitant moet aantonen dat de instructeurs in voldoende mate overeenstemmen met het programma.

(5)

Het EBT-programma kan noodprocedures voor onvoorziene omstandigheden bevatten, die de uitvoering van de EBT-modules kunnen beïnvloeden. De exploitant moet aantonen dat dergelijke procedures noodzakelijk zijn. De procedures moeten waarborgen dat een piloot geen lijnvluchten meer uitvoert als de geconstateerde prestaties onder het aanvaardbare minimumniveau lagen. Het kan gaan om:

(i)

een andere scheidingsperiode tussen EBT-modules; en

(ii)

een verschillende volgorde van de fasen van de EBT-module.

b)

COMPETENTIEKADER

De exploitant gebruikt een competentiekader voor alle aspecten van de beoordeling en opleiding in het kader van een EBT-programma. Dit competentiekader moet:

(1)

alomvattend, nauwkeurig en bruikbaar zijn;

(2)

betrekking hebben op waarneembare gedragingen die nodig zijn voor veilige, effectieve en efficiënte vluchtuitvoeringen;

(3)

een welomschreven reeks competenties omvatten, alsook hun beschrijving en de bijbehorende waarneembare gedragingen.

c)

PRESTATIES VAN HET OPLEIDINGSSYSTEEM

1)

De prestaties van het EBT-systeem worden gemeten en geëvalueerd door middel van een feedbackproces, teneinde:

(i)

het EBT-programma van de exploitant te valideren en te verfijnen;

(ii)

te verifiëren of het EBT-programma van de exploitant zorgt voor de ontwikkeling van pilootcompetenties.

(2)

Het feedbackproces wordt opgenomen in het beheersysteem van de exploitant.

(3)

De exploitant moet procedures ontwikkelen voor het beheer van de bescherming van EBT-gegevens.

d)

SCORESYSTEEM

(1)

De exploitant gebruikt een scoresysteem om de pilootcompetenties te beoordelen. Dit scoresysteem zorgt voor:

(i)

een voldoende mate van gedetailleerdheid om nauwkeurige en bruikbare metingen van individuele prestaties mogelijk te maken;

(ii)

een prestatiecriterium en een schaal voor elke competentie, waarbij het aanvaardbare minimumniveau voor het uitvoeren van lijnvluchten wordt bepaald door een punt op de schaal. De exploitant ontwikkelt procedures om slechte prestaties van de piloot aan te pakken;

(iii)

gegevensintegriteit;

(iv)

gegevensbeveiliging.

(2)

De exploitant verifieert op gezette tijden de nauwkeurigheid van het scoresysteem in vergelijking met een systeem met referentiecriteria.

e)

GESCHIKTE OPLEIDINGSINSTRUMENTEN EN AANTAL UREN OM HET EBT-PROGRAMMA VAN DE EXPLOITANT TE VOLTOOIEN

1)

Elke EBT-module wordt uitgevoerd in een FSTD met een kwalificatieniveau dat toereikend is om te zorgen voor de correcte uitvoering van de beoordelings- en opleidingsthema’s.

2)

De exploitant verstrekt een voldoende aantal uren opleiding in het geschikte opleidingstoestel om de piloot in staat te stellen het EBT-programma van de exploitant te voltooien. De volgende criteria worden gebruikt om het volume van het EBT-programma te bepalen:

(i)

het volume stemt overeen met de omvang en complexiteit van het EBT-programma;

(ii)

het volume volstaat om het EBT-programma te voltooien;

(iii)

het volume zorgt voor een effectief EBT-programma, rekening houdend met de aanbevelingen van de ICAO, het Agentschap en de bevoegde autoriteit;

(iv)

het volume stemt overeen met de technologie van de gebruikte opleidingstoestellen.

f)

GELIJKWAARDIGHEID VAN STORINGEN

(1)

Elke piloot krijgt een beoordeling en opleiding in het beheer van storingen in het luchtvaartuigsysteem.

(2)

Storingen in het luchtvaartuigsysteem die een vakkundige bemanning in aanzienlijke mate belasten, worden georganiseerd door te verwijzen naar de volgende kenmerken:

(i)

urgentie;

(ii)

complexiteit;

(iii)

verslechtering van de besturing van het luchtvaartuig;

(iv)

verlies van instrumenten;

(v)

beheer van gevolgen.

(3)

Elke piloot wordt blootgesteld aan ten minste één storing voor elk kenmerk, met de frequentie die is vastgesteld in de tabel van beoordelings- en opleidingsthema’s.

(4)

Aangetoonde bekwaamheid in het beheer van één storing wordt als gelijkwaardig beschouwd aan aangetoonde bekwaamheid in het beheer van andere storingen met dezelfde kenmerken.

g)

GELIJKWAARDIGHEID VAN NADERINGEN DIE RELEVANT ZIJN VOOR VLUCHTUITVOERINGEN

(1)

De exploitant zorgt ervoor dat elke piloot regelmatig opleiding krijgt in de uitvoering van naderingstypes en -methoden die relevant zijn voor vluchtuitvoeringen.

(2)

Deze opleiding omvat naderingen die een vakkundige bemanning extra belasten.

(3)

Deze opleiding omvat de naderingen waarvoor specifieke goedkeuring nodig is overeenkomstig bijlage V (deel-SPA) bij deze verordening.

h)

LIJNEVALUATIE VAN BEKWAAMHEID

1)

Elke piloot voert periodiek een lijnevaluatie uit om aan te tonen dat hij bekwaam is om in een luchtvaartuig veilige, effectieve en efficiënte lijnvluchten uit te voeren, zoals beschreven in het vluchthandboek.

2)

De geldigheidsduur van een lijnevaluatie van bekwaamheid bedraagt 12 maanden.

3)

De voor EBT erkende exploitant mag, met goedkeuring van de bevoegde autoriteit, de geldigheid van de lijnevaluatie van bekwaamheid verlengen tot:

i)

2 jaar, op voorwaarde dat een risicobeoordeling wordt uitgevoerd;

ii)

of 3 jaar, op voorwaarde dat een feedbackproces voor het toezicht op lijnvluchtuitvoeringen wordt toegepast, waarin bedreigingen voor de vluchten worden geïdentificeerd, het risico van dergelijke bedreigingen tot een minimum wordt beperkt, en maatregelen worden genomen om menselijke fouten tijdens vluchtuitvoeringen te beheren.

4)

Om de lijnevaluatie van de bekwaamheid met succes af te ronden, moet de piloot aantonen dat zijn prestatieniveau voor alle geobserveerde competenties aanvaardbaar is.

i)

OPLEIDING OP DE GROND

1)

Om de 12 kalendermaanden moet elke piloot:

(i)

technische opleiding op de grond volgen;

(ii)

een beoordeling en opleiding volgen met betrekking tot de plaats en het gebruik van alle nood- en veiligheidsuitrusting die in het luchtvaartuig wordt meegenomen.

2)

Met goedkeuring van de bevoegde autoriteit, en op voorwaarde dat een risicobeoordeling wordt uitgevoerd, mag de exploitant de periode voor het volgen van de beoordeling en opleiding met betrekking tot de plaats en het gebruik van alle nood- en veiligheidsuitrusting die in het luchtvaartuig wordt meegenomen, verlengen tot 24 maanden.”;

(d)

het volgende punt ORO.FC.232 wordt ingevoegd:

“ORO.FC.232 Beoordelings- en opleidingsthema’s van het EBT-programma

(a)

De exploitant ziet erop toe dat elke piloot wordt blootgesteld aan de beoordelings- en opleidingsthema’s.

(b)

De beoordelings- en opleidingsthema’s:

(1)

zijn afgeleid van veiligheids- en operationele gegevens die worden gebruikt om te bepalen op welke gebieden de pilotenopleiding moet worden verbeterd en geprioriteerd, als leidraad bij het opzetten van geschikte EBT-programma’s;

(2)

zijn verspreid over een periode van 3 jaar, met een vastgestelde frequentie;

(3)

zijn relevant voor het type of de variant van het luchtvaartuig waarmee de piloot vluchten uitvoert.”;

(e)

punt ORO.FC.235, onder a), wordt vervangen door:

“ORO.FC.235 Bevoegdheid van een piloot om vanuit beide pilotenstoelen te werken

a)

Gezagvoerders die voor hun werkzaamheden vanuit beide stoelen moeten werken en de taken van de tweede piloot uitvoeren, of gezagvoerders die opleiding- of toetsingstaken moeten uitvoeren, dienen aanvullende opleiding te volgen en toetsing te ondergaan zoals vermeld in het vluchthandboek. De toetsing mag samen met de in punt ORO.FC.230(b) voorgeschreven bekwaamheidsproef van de exploitant worden uitgevoerd, of in het volgens punt ORO.FC.231 voorgeschreven EBT-programma.”.

(4)

Bijlage IV (deel-CAT) wordt als volgt gewijzigd:

 

punt c), onder 1), van CAT.IDE.A.185 wordt vervangen door:

(1)

“de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2022; of”.

(5)

Bijlage VI (deel-NCC) wordt als volgt gewijzigd:

 

punt b), onder 1), van NCC.IDE.A.160 wordt vervangen door:

(1)

“de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2022; of”.

(6)

Bijlage VIII (deel-SPO) wordt als volgt gewijzigd:

 

punt b), onder 1), van SPO.IDE.A.140 wordt vervangen door:

“1)

de voorafgaande 25 uur, in het geval van vliegtuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 27 000 kg en waarvoor het individuele bewijs van luchtwaardigheid voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2022; of”.


11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2037 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (1), en met name de artikelen 16 en 20,

Gezien Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (2), en met name de artikelen 13 en 16,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   CHRONOLOGISCH OVERZICHT

(1)

De Commissie heeft op 31 januari 2019 definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten ingesteld (“de verordening definitieve vrijwaringsmaatregelen”) (3).

(2)

De Commissie heeft de maatregelen tweemaal gewijzigd op grond van respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1590 van de Commissie (4) en Uitvoeringsverordening (EU) 2020/894 van de Commissie (5).

(3)

Overeenkomstig het terugtrekkingsakkoord (6) tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk (VK) zal het VK vanaf 1 januari 2021 niet langer deel uitmaken van het douanegebied van de Unie. Het territoriale toepassingsgebied waar vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn, zal derhalve met ingang van die datum veranderen. Aangezien het niveau van de vrijwaringsmaatregelen op bepaalde staalproducten werd vastgesteld op basis van de gemiddelde invoer in de Unie met 28 lidstaten, d.w.z. met inbegrip van de invoer in het VK, in de referentieperiode 2015-2017, acht de Commissie het passend de omvang van tariefcontingenten dienovereenkomstig aan te passen, evenals de lijst van ontwikkelingslanden waarop de huidige vrijwaringsmaatregelen van toepassing zijn.

(4)

Op 30 oktober 2020 heeft de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie (7) een bericht gepubliceerd waarin zij de redenen voor het voorstel en de methode die zij voornemens was toe te passen, uiteenzet, en de belanghebbenden verzocht opmerkingen te maken. De mededeling bevatte ook de hoeveelheid herberekende tariefcontingenten die van toepassing zou zijn voor de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2021.

2.   EERLIJKE RECHTSBEDELING

(5)

De Commissie heeft binnen de gestelde termijn negentien opmerkingen van belanghebbenden ontvangen. De Commissie heeft ook overleg gepleegd met negen regeringen van derde landen.

3.   BEOORDELING VAN DE ONTVANGEN OPMERKINGEN

(6)

De Commissie heeft de ontvangen opmerkingen over specifieke productcategorieën of algemene aspecten van de aanpassing als volgt behandeld:

3.1.   Categorie 4 — metalen beklede platen

(7)

Verschillende belanghebbenden hebben opmerkingen ingediend over de hoeveelheden die zijn berekend voor de categorieën 4A en 4B (met inbegrip van automobielkwaliteiten) en hebben de Commissie verzocht haar berekening te herzien. Tijdens overleg met autoriteiten van derde landen wees een belanghebbende met name op een schrijffout in de berekening. Een andere belanghebbende wees op een specifieke kwestie met betrekking tot de berekening of stelde een enigszins verschillende verdeling tussen de twee productcategorieën voor, die beter aansluit bij de omvang van zijn landspecifieke tariefcontingenten, gelet op het nulscenario in dit geval, namelijk hoe tariefcontingenten zouden zijn toegewezen indien het VK geen deel zou hebben uitmaakt van het douanegebied op het moment dat de oorspronkelijke vrijwaringsmaatregelen werden vastgesteld. Na beoordeling van deze argumenten heeft de Commissie vastgesteld dat deze gegrond waren en heeft zij de in het bericht van 30 oktober vermelde hoeveelheden dienovereenkomstig herzien.

(8)

Er zij op gewezen dat deze aanpassingen alleen betrekking hebben op de verdeling van de tariefcontingenten over de subproductcategorieën 4A en 4B, maar geen invloed hebben op het niveau van de tariefcontingenten voor de totale productcategorie 4.

(9)

De bijgewerkte volumes zijn weergegeven in de tariefcontingenten in bijlage I.

3.2.   Effect van de aanpassing op de tariefcontingenten

(10)

Sommige partijen voerden aan dat de Commissie de bestaande tariefcontingenten moet handhaven en bovendien het VK zijn eigen landspecifieke tariefcontingent moet toekennen of, indien het onder de residuele tariefcontingenten valt, de volumes van deze tariefcontingenten zou moeten verhogen om de traditionele handelsstromen van het VK erin op te nemen.

(11)

Sommige partijen voerden ook aan dat zij negatieve gevolgen zouden ondervinden van de opneming van het VK in het restgedeelte van bepaalde tariefcontingenten, aangezien dit de concurrentie voor een kleiner tariefcontingent zou vergroten.

(12)

Andere partijen merkten op dat voor bepaalde landen van oorsprong het totale berekende volume van de tariefcontingenten zou worden verlaagd, waardoor de maatregel restrictiever zou worden.

(13)

Tot slot klaagden bepaalde exporterende landen dat zij volgens het voorstel van de Commissie hun landspecifieke tariefcontingent voor bepaalde specifieke productcategorieën zouden verliezen. Deze partijen voerden aan dat de Commissie hun landspecifieke tariefcontingent moet handhaven en dat als dit niet zou gebeuren, de maatregelen restrictiever zouden worden gemaakt, wat in strijd zou zijn met de WTO-regels.

(14)

De Commissie was het er niet mee eens dat de voorgestelde aanpassing de maatregel strenger zou maken. Zoals vermeld in het bericht van 30 oktober zou het resultaat van de aanpassing in zeer weinig gevallen ertoe leiden dat sommige landen hun landspecifieke tariefcontingenten voor bepaalde productcategorieën kwijtraken (en vice versa). De Commissie is echter van mening dat dit als zodanig niet tot een restrictievere maatregel leidt. De Commissie heeft in het ebricht van 30 oktrober de ratio van de aanpassing uiteengezet, namelijk een hoeveelheid tariefcontingenten (zowel globaal als per productcategorie) die evenredig is met de beperking van het geografische toepassingsgebied waar de vrijwaringsmaatregel van de Unie vanaf 1 januari 2021 van kracht is. Voorts merkt de Commissie op dat de totale omvang van het tariefcontingent als gevolg van de aanpassing 3 % hoger is dan de momenteel geldende tariefcontingenten, en dat dit niet kan worden beschouwd als een restrictievere maatregel.

(15)

Bovendien wenst de Commissie te benadrukken dat, indien zij de claims van de landen die een bepaald landspecifiek tariefcontingent zouden verliezen, zou aanvaarden, zij hen zou discrimineren ten opzichte van andere belanghebbenden door af te wijken van haar basisbeginsel om een landspecifiek tariefcontingent alleen toe te kennen wanneer in een bepaalde periode aan een bepaalde drempel (5 % van de invoer) is voldaan (8). Uit de toepassing van het nulscenario vloeit voort dat landen met een landspecifiek tariefcontingent niet langer aan het objectieve criterium voldoen, terwijl andere landen er wel aan voldoen.

(16)

De onbenutte hoeveelheden van de in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/894 vastgestelde contingenten van de landen die als gevolg van de aanpassing hun landspecifieke contingenten in een productcategorie zouden verliezen, worden toegewezen aan de residuele tariefcontingenten in de betrokken productcategorieën.

3.3.   Verzoek om een analyse uit te voeren op basis van gegevens van de EU-27

(17)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat indien de Unie haar maatregelen aanpast, zij opnieuw moet beoordelen of in een EU-27-scenario nog steeds aan alle vereisten voor het instellen van vrijwaringsmaatregelen wordt voldaan. Eén belanghebbende merkte met name op dat een dergelijke aanpak de EU ertoe zou brengen te bepalen dat er voor verschillende productcategorieën geen toename van de invoer zou zijn geweest, en dat deze derhalve van de maatregelen moeten worden uitgesloten.

(18)

De Commissie merkte in dit verband op dat de voorwaarden voor het instellen van een vrijwaringsmaatregel vervuld moeten zijn wanneer voor het eerst een vrijwaringsmaatregel wordt ingesteld. In het geval van deze maatregel werd aan de voorwaarden voldaan, zoals in detail uiteengezet in de definitieve vrijwaringsverordening.

(19)

De Commissie is het niet eens met de standpunten van sommige belanghebbenden dat in een situatie als de onderhavige een volledige analyse vereist is. Zoals uiteengezet in het bericht van 30 oktober is de huidige procedure beperkt tot het aanpassen van de tariefcontingenten aan de wijziging van het toepassingsgebied waar de vrijwaringsmaatregel van de Unie wordt ingesteld. In dit verband benadrukt de Commissie dat deze procedure geenszins een volwaardige herziening van de maatregelen inhoudt en dat zij derhalve niet wettelijk verplicht is de analyse uit te voeren die sommige belanghebbenden hebben gevraagd.

3.4.   Categorie 18 — damwandplaten

(20)

Sommige belanghebbenden betwistten het voorstel van de Commissie om het VK een landspecifiek tariefcontingent voor deze productcategorie toe te kennen op grond van het feit dat deze productcategorie niet zou worden geproduceerd in het Verenigd Koninkrijk. Als gevolg daarvan zouden de aan het VK toegewezen volumes niet worden gebruikt. Deze ondernemingen voerden ook aan dat de verlaging van de tariefcontingenten als gevolg van de aanpassing niet gerechtvaardigd was en dat de Commissie hetzelfde niveau van tariefcontingenten moest handhaven als in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/894.

(21)

In dit verband merkte de Commissie in de eerste plaats op dat zij in haar bericht van 30 oktober de methodologie en de redenen voor de aanpassing en de gevolgen daarvan had uiteengezet. Als er sprake is van een algemene daling van de totale omvang van het tariefcontingent in deze categorie, is dit omdat de invoer in het VK in de referentieperiode van de omvang van het tariefcontingent is afgetrokken. Bovendien heeft de Commissie in haar bericht van 30 oktober uitgelegd hoe zij de omvang van de invoer uit het VK in de EU27 tijdens de referentieperiode heeft vastgesteld. Het argument met betrekking tot het ontbreken van productie in het VK werd niet naar behoren onderbouwd en stemt niet overeen met de door de Commissie gebruikte statistieken. Geen enkele belanghebbende heeft gegevens verstrekt over de vraag of de invoer in het VK later binnen de EU werd verbruikt, verder verwerkt of verkocht. Hoe dan ook kon het aan het VK toegewezen volume niet worden overgedragen naar andere landen van oorsprong, omdat dit het volume van het tariefcontingent kunstmatig zou opdrijven. Dit argument doet dus niet ter zake voor de gebruikers. De Commissie verwierp ook het argument om de huidige tariefcontingenten te handhaven, aangezien hierdoor de beperking van het geografische toepassingsgebied waar de vrijwaringsmaatregel geldt, zou worden genegeerd en dit ook zou leiden tot een kunstmatig opgedreven volume tariefcontingenten. De Commissie wijst deze argumenten dan ook af.

3.5.   Productcategorie 9 — koudgewalste platte producten van roestvrij staal

(22)

Sommige belanghebbenden merkten op dat Vietnam als gevolg van het voorstel van de Commissie zijn landspecifieke tariefcontingent voor deze productcategorie zou verliezen. Deze partijen hebben de Commissie gewaarschuwd dat deze hoeveelheden, die dus tot het deel “andere landen” van het tariefcontingent zullen behoren, waarschijnlijk snel zullen worden gebruikt, met name door een bepaalde oorsprong. Daarom verzochten deze partijen de Commissie de hoeveelheden die een land in het kader van het residuele tariefcontingent in deze categorie zou kunnen gebruiken, te beperken.

(23)

De Commissie merkte op dat het verzoek om de toegang tot gevestigde exporterende landen in het kader van het residuele tariefcontingent (9) te beperken buiten het toepassingsgebied van deze aanpassing valt, aangezien dit zou neerkomen op een wijziging van de werking van de maatregelen. De Commissie herinnerde er hoe dan ook aan dat hetzelfde argument in eerdere procedures was aangevoerd en werd afgewezen. Daarom gaat de Commissie niet verder in op de gegrondheid van dit argument.

3.6.   Bijwerking van de lijst van ontwikkelingslanden waarvoor maatregelen gelden

(24)

De lijst van productcategorieën van oorsprong uit ontwikkelingslanden waarop de definitieve maatregelen van toepassing zijn, moet worden bijgewerkt om rekening te houden met de territoriale aanpassing. De Commissie baseerde haar berekening op de geactualiseerde gegevens met betrekking tot de invoer voor het jaar 2019 (d.w.z. dezelfde periode als die welke is gebruikt in Uitvoeringsverordening (EU) 2020/894, maar met uitzondering van de invoer in het VK).

(25)

Wat de categorieën 4A en 4B betreft, heeft de Commissie in deel 4, punt 3, van het bericht van 30 oktober haar voorlopige aanpak met betrekking tot de behandeling van de invoer uit het Verenigd Koninkrijk ten behoeve van de berekening van de respectieve tariefcontingenten beschreven. Na de beoordeling van de ontvangen opmerkingen en het overleg met derde landen over deze aanpak heeft de Commissie besloten dezelfde methode toe te passen voor het bijwerken van de lijst van ontwikkelingslanden waarvoor maatregelen in bijlage II bij deze verordening gelden. Bij gebrek aan andere betrouwbare informatie of een gedocumenteerd alternatief voorstel van een belanghebbende is de Commissie ervan uitgegaan dat de invoer uit het Verenigd Koninkrijk in 2019 gelijkelijk over de twee productcategorieën moest worden verdeeld.

(26)

De delen van landspecifieke tariefcontingenten die zijn toegewezen aan ontwikkelingslanden die bij de inwerkingtreding van deze verordening zullen worden uitgesloten van de vrijwaringsmaatregel als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159, zijn toegewezen aan de residuele tariefcontingenten in de desbetreffende productcategorieën.

(27)

De wijzigingen in de lijst van ontwikkelingslanden ten aanzien waarvan de maatregelen van toepassing zijn, zijn als volgt:

ten aanzien van China worden de maatregelen van productcategorie 22 van toepassing;

Turkije wordt uitgesloten van de maatregelen van productcategorie 25A;

de Verenigde Arabische Emiraten worden uitgesloten van de maatregelen van de productcategorieën 21 en 26.

(28)

Geen enkele belanghebbende heeft opmerkingen over deze aanpassing gemaakt.

(29)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) 2015/478 respectievelijk artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2015/755 ingestelde Comité vrijwaringsmaatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 wordt als volgt gewijzigd:

bijlage IV wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening;

bijlage III.2 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op vrijdag 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.

(2)   PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1590 van de Commissie van 26 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 248 van 27.9.2019, blz. 28).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/894 van de Commissie van 29 juni 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 206 van 30.6.2020, blz. 27).

(6)  Besluit (EU) 2020/135 van de Raad van 30 januari 2020 betreffende de sluiting van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 1).

(7)  Bericht 2020/C 366/12 betreffende de aanpassing van het niveau van de tariefcontingenten in het kader van de vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van bepaalde staalproducten naar aanleiding van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie per 1 januari 2021 (PB C 366 van 30.10.2020, blz. 36).

(8)  In dit specifieke geval verwijst de drempel naar het aandeel van 5 % van de invoer in de referentieperiode in een bepaalde productcategorie om in aanmerking te komen voor een landspecifiek tariefcontingent.

(9)  Gevestigde landen van uitvoer die onder het residuele tariefcontingent vallen, zijn landen die niet in aanmerking komen voor een landspecifiek tariefcontingent in een bepaalde productcategorie.


BIJLAGE I

“BIJLAGE IV

IV.1   — Omvang tariefcontingenten

Productnummer

Productcategorie

GN-codes

Toewijzing per land (indien van toepassing)

Van 1.1.2021 t.e.m. 31.3.2021

Van 1.4.2021 t.e.m. 30.6.2021

Aanvullend recht

Volgnummers

Omvang tariefcontingent (ton netto)

1

Bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst

7208 10 00 , 7208 25 00 , 7208 26 00 , 7208 27 00 , 7208 36 00 , 7208 37 00 , 7208 38 00 , 7208 39 00 , 7208 40 00 , 7208 52 99 , 7208 53 90 , 7208 54 00 , 7211 14 00 , 7211 19 00 , 7212 60 00 , 7225 19 10 , 7225 30 10 , 7225 30 30 , 7225 30 90 , 7225 40 15 , 7225 40 90 , 7226 19 10 , 7226 91 20 , 7226 91 91 , 7226 91 99

Russische Federatie

395 909,00

400 307,98

25 %

09.8966

Turkije

313 791,59

317 278,16

25 %

09.8967

India

161 191,83

162 982,85

25 %

09.8968

Korea, Republiek

129 042,60

130 476,40

25 %

09.8969

Verenigd Koninkrijk

114 460,48

115 732,26

25 %

09.8976

Servië

113 624,87

114 887,37

25 %

09.8970

Andere landen

969 690,07

980 464,41

25 %

 (1)

2

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde koudgewalste platen

7209 15 00 , 7209 16 90 , 7209 17 90 , 7209 18 91 , 7209 25 00 , 7209 26 90 , 7209 27 90 , 7209 28 90 , 7209 90 20 , 7209 90 80 , 7211 23 20 , 7211 23 30 , 7211 23 80 , 7211 29 00 , 7211 90 20 , 7211 90 80 , 7225 50 20 , 7225 50 80 , 7226 20 00 , 7226 92 00

India

143 355,40

144 948,24

25 %

09.8801

Korea, Republiek

83 143,26

84 067,08

25 %

09.8802

Verenigd Koninkrijk

76 842,60

77 696,41

25 %

09.8977

Oekraïne

63 833,81

64 543,07

25 %

09.8803

Brazilië

40 842,75

41 296,56

25 %

09.8804

Servië

36 193,20

36 595,35

25 %

09.8805

Andere landen

252 391,11

255 195,45

25 %

 (2)

3.A

Elektroplaten (andere dan met gerichte korrels)

7209 16 10 , 7209 17 10 , 7209 18 10 , 7209 26 10 , 7209 27 10 , 7209 28 10

Russische Federatie

333,03

336,73

25 %

09.8808

Verenigd Koninkrijk

285,37

288,54

25 %

09.8978

Iran, Islamitische Republiek

145,80

147,42

25 %

09.8809

Korea, Republiek

118,68

119,99

25 %

09.8806

Andere landen

719,47

727,46

25 %

 (3)

3.B

7225 19 90 , 7226 19 80

Russische Federatie

33 685,76

34 060,05

25 %

09.8811

Korea, Republiek

20 132,89

20 356,59

25 %

09.8812

China

15 498,07

15 670,27

25 %

09.8813

Taiwan

11 627,43

11 756,62

25 %

09.8814

Andere landen

6 024,76

6 091,70

25 %

 (4)

4.A

Metallisch beklede bladen

Taric-codes:

7210 41 00 20, 7210 49 00 20,

7210 61 00 20, 7210 69 00 20,

7212 30 00 20, 7212 50 61 20,

7212 50 69 20, 7225 92 00 20,

7225 99 00 11, 7225 99 00 22,

7225 99 00 45, 7225 99 00 91,

7225 99 00 92, 7226 99 30 10,

7226 99 70 11, 7226 99 70 91,

7226 99 70 94

Korea (Republiek)

32 981,94

33 348,41

25 %

09.8816

India

47 144,92

47 668,75

25 %

09.8817

Verenigd Koninkrijk

31 075,99

31 421,28

25 %

09.8979

Andere landen

417 545,50

422 184,90

25 %

 (5)

4.B

GN-codes:

7210 20 00 , 7210 30 00 ,

7210 90 80 , 7212 20 00 ,

7212 50 20 , 7212 50 30 ,

7212 50 40 , 7212 50 90 ,

7225 91 00 , 7226 99 10

Taric-codes:

7210 41 00 30, 7210 41 00 80,

7210 49 00 30, 7210 49 00 80, 7210 61 00 30, 7210 61 00 80, 7210 69 00 30, 7210 69 00 80, 7212 30 00 30, 7212 30 00 80, 7212 50 61 30, 7212 50 61 80, 7212 50 69 30, 7212 50 69 80, 7225 92 00 30, 7225 92 00 80, 7225 99 00 23, 7225 99 00 41, 7225 99 00 93, 7225 99 00 95, 7226 99 30 30, 7226 99 30 90, 7226 99 70 13, 7226 99 70 19, 7226 99 70 93, 7226 99 70 96

China

112 702,10

113 954,34

25 %

09.8821

Korea (Republiek)

146 267,74

147 892,93

25 %

09.8822

India

67 313,85

68 061,78

25 %

09.8823

Verenigd Koninkrijk

31 075,99

31 421,28

25 %

09.8980

Andere landen

94 312,94

95 360,86

25 %

 (6)

5

Organisch beklede platen

7210 70 80 , 7212 40 80

India

69 079,96

69 847,51

25 %

09.8826

Korea, Republiek

62 432,08

63 125,77

25 %

09.8827

Verenigd Koninkrijk

30 651,88

30 992,45

25 %

09.8981

Taiwan

20 009,20

20 231,52

25 %

09.8828

Turkije

13 814,36

13 967,85

25 %

09.8829

Andere landen

37 843,96

38 264,44

25 %

 (7)

6

Blik

7209 18 99 , 7210 11 00 , 7210 12 20 , 7210 12 80 , 7210 50 00 , 7210 70 10 , 7210 90 40 , 7212 10 10 , 7212 10 90 , 7212 40 20

China

97 495,49

98 578,77

25 %

09.8831

Verenigd Koninkrijk

35 561,84

35 956,97

25 %

09.8982

Servië

19 570,13

19 787,58

25 %

09.8832

Korea, Republiek

14 156,15

14 313,44

25 %

09.8833

Taiwan

11 769,81

11 900,58

25 %

09.8834

Andere landen

32 623,10

32 985,58

25 %

 (8)

7

Kwartoplaten van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal

7208 51 20 , 7208 51 91 , 7208 51 98 , 7208 52 91 , 7208 90 20 , 7208 90 80 , 7210 90 30 , 7225 40 12 , 7225 40 40 , 7225 40 60 , 7225 99 00

Oekraïne

209 860,26

212 192,04

25 %

09.8836

Korea, Republiek

85 938,89

86 893,77

25 %

09.8837

Russische Federatie

72 574,83

73 381,22

25 %

09.8838

India

47 696,17

48 226,13

25 %

09.8839

Verenigd Koninkrijk

47 679,95

48 209,72

25 %

09.8983

Andere landen

289 237,24

292 450,99

25 %

 (9)

8

Roestvrije warmgewalste platen en banden

7219 11 00 , 7219 12 10 , 7219 12 90 , 7219 13 10 , 7219 13 90 , 7219 14 10 , 7219 14 90 , 7219 22 10 , 7219 22 90 , 7219 23 00 , 7219 24 00 , 7220 11 00 , 7220 12 00

Andere landen

90 629,91

91 636,90

25 %

 (10)

9

Roestvrije koudgewalste platen en banden

7219 31 00 , 7219 32 10 , 7219 32 90 , 7219 33 10 , 7219 33 90 , 7219 34 10 , 7219 34 90 , 7219 35 10 , 7219 35 90 , 7219 90 20 , 7219 90 80 , 7220 20 21 , 7220 20 29 , 7220 20 41 , 7220 20 49 , 7220 20 81 , 7220 20 89 , 7220 90 20 , 7220 90 80

Korea, Republiek

43 629,00

44 113,77

25 %

09.8846

Taiwan

40 458,63

40 908,18

25 %

09.8847

India

27 041,19

27 341,65

25 %

09.8848

Verenigde Staten

22 000,76

22 245,21

25 %

09.8849

Turkije

18 307,38

18 510,79

25 %

09.8850

Maleisië

11 598,54

11 727,41

25 %

09.8851

Andere landen

46 526,20

47 043,16

25 %

 (11)

10

Roestvrije warmgewalste kwartoplaten

7219 21 10 , 7219 21 90

China

4 320,80

4 368,81

25 %

09.8856

India

1 832,92

1 853,28

25 %

09.8857

Verenigd Koninkrijk

756,12

764,53

25 %

09.8984

Taiwan

698,09

705,84

25 %

09.8858

Andere landen

915,93

926,11

25 %

 (12)

12

Niet-gelegeerd en ander gelegeerd staafstaal, waaronder lichte profielen

7214 30 00 , 7214 91 10 ,

7214 91 90 , 7214 99 31 ,

7214 99 39 , 7214 99 50 ,

7214 99 71 , 7214 99 79 ,

7214 99 95 , 7215 90 00 ,

7216 10 00 , 7216 21 00 ,

7216 22 00 , 7216 40 10 ,

7216 40 90 , 7216 50 10 ,

7216 50 91 , 7216 50 99 ,

7216 99 00 , 7228 10 20 ,

7228 20 10 , 7228 20 91 ,

7228 30 20 , 7228 30 41 ,

7228 30 49 , 7228 30 61 ,

7228 30 69 , 7228 30 70 ,

7228 30 89 , 7228 60 20 ,

7228 60 80 , 7228 70 10 ,

7228 70 90 , 7228 80 00

China

103 601,87

104 753,01

25 %

09.8861

Verenigd Koninkrijk

86 672,43

87 635,46

25 %

09.8985

Turkije

62 288,24

62 980,33

25 %

09.8862

Russische Federatie

57 825,56

58 468,06

25 %

09.8863

Zwitserland

46 358,90

46 874,00

25 %

09.8864

Belarus

37 104,08

37 516,35

25 %

09.8865

Andere landen

47 142,12

47 665,92

25 %

 (13)

13

Betonstaal

7214 20 00 , 7214 99 10

Turkije

58 826,75

59 480,38

25 %

09.8866

Russische Federatie

56 951,11

57 583,90

25 %

09.8867

Oekraïne

28 798,84

29 118,83

25 %

09.8868

Bosnië en Herzegovina

25 219,87

25 500,09

25 %

09.8869

Moldavië, Republiek

18 125,11

18 326,50

25 %

09.8870

Andere landen

109 637,11

110 855,30

25 %

 (14)

14

Staven en lichte profielen van roestvrij staal

7222 11 11 , 7222 11 19 ,

7222 11 81 , 7222 11 89 ,

7222 19 10 , 7222 19 90 ,

7222 20 11 , 7222 20 19 ,

7222 20 21 , 7222 20 29 ,

7222 20 31 , 7222 20 39 ,

7222 20 81 , 7222 20 89 ,

7222 30 51 , 7222 30 91 ,

7222 30 97 , 7222 40 10 ,

7222 40 50 , 7222 40 90

India

27 892,96

28 202,88

25 %

09.8871

Verenigd Koninkrijk

4 076,21

4 121,51

25 %

09.8986

Zwitserland

4 012,28

4 056,86

25 %

09.8872

Oekraïne

3 098,90

3 133,33

25 %

09.8873

Andere landen

4 521,80

4 572,05

25 %

 (15)

15

Walsdraad van roestvrij staal

7221 00 10 , 7221 00 90

India

6 487,41

6 559,49

25 %

09.8876

Taiwan

4 182,82

4 229,30

25 %

09.8877

Verenigd Koninkrijk

3 360,43

3 397,77

25 %

09.8987

Korea, Republiek

2 088,34

2 111,54

25 %

09.8878

China

1 414,37

1 430,08

25 %

09.8879

Japan

1 403,63

1 419,23

25 %

09.8880

Andere landen

698,10

705,85

25 %

 (16)

16

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad

7213 10 00 , 7213 20 00 ,

7213 91 10 , 7213 91 20 ,

7213 91 41 , 7213 91 49 ,

7213 91 70 , 7213 91 90 ,

7213 99 10 , 7213 99 90 ,

7227 10 00 , 7227 20 00 ,

7227 90 10 , 7227 90 50 ,

7227 90 95

Verenigd Koninkrijk

133 112,45

134 591,48

25 %

09.8988

Oekraïne

93 132,26

94 167,07

25 %

09.8881

Zwitserland

90 980,58

91 991,47

25 %

09.8882

Russische Federatie

78 745,32

79 620,26

25 %

09.8883

Turkije

76 362,96

77 211,44

25 %

09.8884

Belarus

62 438,46

63 132,22

25 %

09.8885

Moldavië, Republiek

46 799,56

47 319,56

25 %

09.8886

Andere landen

77 881,71

78 747,06

25 %

 (17)

17

Walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7216 31 10 , 7216 31 90 ,

7216 32 11 , 7216 32 19 ,

7216 32 91 , 7216 32 99 ,

7216 33 10 , 7216 33 90

Oekraïne

27 500,57

27 806,14

25 %

09.8891

Verenigd Koninkrijk

23 890,85

24 156,31

25 %

09.8989

Turkije

19 883,09

20 104,02

25 %

09.8892

Korea, Republiek

4 633,85

4 685,34

25 %

09.8893

Andere landen

10 905,03

11 026,20

25 %

 (18)

18

Damwandprofielen

7301 10 00

China

6 151,98

6 220,33

25 %

09.8901

Verenigde Arabische Emiraten

3 044,65

3 078,48

25 %

09.8902

Verenigd Koninkrijk

789,54

798,32

25 %

09.8990

Andere landen

224,06

226,55

25 %

 (19)

19

Spoorwegmateriaal

7302 10 22 , 7302 10 28 ,

7302 10 40 , 7302 10 50 ,

7302 40 00

Verenigd Koninkrijk

3 788,71

3 830,80

25 %

09.8991

Russische Federatie

1 375,95

1 391,24

25 %

09.8906

Turkije

1 117,60

1 130,02

25 %

09.8908

China

989,92

1 000,92

25 %

09.8907

Andere landen

1 024,65

1 036,04

25 %

 (20)

20

Gasbuizen

7306 30 41 , 7306 30 49 ,

7306 30 72 , 7306 30 77

Turkije

43 450,18

43 932,96

25 %

09.8911

India

16 721,00

16 906,78

25 %

09.8912

Noord-Macedonië

6 175,81

6 244,43

25 %

09.8913

Verenigd Koninkrijk

5 874,82

5 940,09

25 %

09.8992

Andere landen

12 635,26

12 775,65

25 %

 (21)

21

Holle profielen

7306 61 10 , 7306 61 92 ,

7306 61 99

Turkije

66 577,91

67 317,67

25 %

09.8916

Verenigd Koninkrijk

40 001,61

40 446,07

25 %

09.8993

Russische Federatie

22 664,34

22 916,17

25 %

09.8917

Noord-Macedonië

21 621,70

21 861,94

25 %

09.8918

Oekraïne

16 174,57

16 354,29

25 %

09.8919

Zwitserland

13 600,58

13 751,70

25 %

09.8920

Belarus

13 392,20

13 541,00

25 %

09.8921

Andere landen

15 230,42

15 399,64

25 %

 (22)

22

Naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal

7304 11 00 , 7304 22 00 ,

7304 24 00 , 7304 41 00 ,

7304 49 10 , 7304 49 93 ,

7304 49 95 , 7304 49 99

India

5 168,74

5 226,17

25 %

09.8926

Oekraïne

3 236,47

3 272,43

25 %

09.8927

Verenigd Koninkrijk

1 642,83

1 661,08

25 %

09.8994

Korea, Republiek

1 017,41

1 028,71

25 %

09.8928

Japan

946,14

956,65

25 %

09.8929

China

811,77

820,79

25 %

09.8931

Andere landen

2 360,85

2 387,08

25 %

 (23)

24

Andere naadloze buizen

7304 19 10 , 7304 19 30 ,

7304 19 90 , 7304 23 00 ,

7304 29 10 , 7304 29 30 ,

7304 29 90 , 7304 31 20 ,

7304 31 80 , 7304 39 10 ,

7304 39 52 , 7304 39 58 ,

7304 39 92 , 7304 39 93 ,

7304 39 98 , 7304 51 81 ,

7304 51 89 , 7304 59 10 ,

7304 59 92 , 7304 59 93 ,

7304 59 99 , 7304 90 00

China

30 152,17

30 487,19

25 %

09.8936

Oekraïne

23 541,21

23 802,78

25 %

09.8937

Belarus

12 595,36

12 735,31

25 %

09.8938

Verenigd Koninkrijk

9 557,38

9 663,58

25 %

09.8995

Verenigde Staten

6 714,21

6 788,82

25 %

09.8940

Andere landen

35 461,44

35 855,45

25 %

 (24)

25.A

Grote belaste buizen

7305 11 00 , 7305 12 00

Andere landen

106 330,19

107 511,63

25 %

 (25)

25.B

Grote belaste buizen

7305 19 00 , 7305 20 00 ,

7305 31 00 , 7305 39 00 ,

7305 90 00

Turkije

9 347,69

9 451,55

25 %

09.8971

China

6 323,27

6 393,53

25 %

09.8972

Russische Federatie

6 278,07

6 347,83

25 %

09.8973

Verenigd Koninkrijk

4 248,97

4 296,18

25 %

09.8996

Korea, Republiek

2 488,39

2 516,04

25 %

09.8974

Andere landen

5 771,54

5 835,67

25 %

 (26)

26

Andere gelaste buizen

7306 11 10 , 7306 11 90 ,

7306 19 10 , 7306 19 90 ,

7306 21 00 , 7306 29 00 ,

7306 30 11 , 7306 30 19 ,

7306 30 80 , 7306 40 20 ,

7306 40 80 , 7306 50 20 ,

7306 50 80 , 7306 69 10 ,

7306 69 90 , 7306 90 00

Zwitserland

40 668,04

41 119,90

25 %

09.8946

Turkije

31 126,18

31 472,03

25 %

09.8947

Verenigd Koninkrijk

9 655,60

9 762,88

25 %

09.8997

Taiwan

7 510,15

7 593,59

25 %

09.8950

China

6 540,69

6 613,37

25 %

09.8949

Russische Federatie

6 402,83

6 473,97

25 %

09.8952

Andere landen

20 849,11

21 080,77

25 %

 (27)

27

Staven van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, door koud nabewerken verkregen

7215 10 00 , 7215 50 11 ,

7215 50 19 , 7215 50 80 ,

7228 10 90 , 7228 20 99 ,

7228 50 20 , 7228 50 40 ,

7228 50 61 , 7228 50 69 ,

7228 50 80

Russische Federatie

74 594,12

75 422,94

25 %

09.8956

Zwitserland

17 399,98

17 593,32

25 %

09.8957

Verenigd Koninkrijk

13 012,46

13 157,05

25 %

09.8998

China

12 561,01

12 700,58

25 %

09.8958

Oekraïne

10 233,14

10 346,84

25 %

09.8959

Andere landen

9 702,37

9 810,18

25 %

 (28)

28

Draad van niet-gelegeerd staal

7217 10 10 , 7217 10 31 ,

7217 10 39 , 7217 10 50 ,

7217 10 90 , 7217 20 10 ,

7217 20 30 , 7217 20 50 ,

7217 20 90 , 7217 30 41 ,

7217 30 49 , 7217 30 50 ,

7217 30 90 , 7217 90 20 ,

7217 90 50 , 7217 90 90

Belarus

56 580,19

57 208,86

25 %

09.8961

China

39 836,99

40 279,62

25 %

09.8962

Russische Federatie

26 657,35

26 953,54

25 %

09.8963

Turkije

21 490,10

21 728,87

25 %

09.8964

Oekraïne

17 144,99

17 335,49

25 %

09.8965

Andere landen

29 751,08

30 081,65

25 %

 (29)

IV.2   — Omvang globale tariefcontingenten per kwartaal

productnummer

 

Van 1.1.2021 t.e.m. 31.3.2021

Van 1.4.2021 t.e.m. 30.6.2021

Omvang tariefcontingent (ton netto)

1

Andere landen

969 690,07

980 464,41

2

Andere landen

252 391,11

255 195,45

3A

Andere landen

719,47

727,46

3B

Andere landen

6 024,76

6 091,70

4A

Andere landen

417 545,50

422 184,90

4B

Andere landen

94 312,94

95 360,86

5

Andere landen

37 843,96

38 264,44

6

Andere landen

32 623,10

32 985,58

7

Andere landen

289 237,24

292 450,99

8

Andere landen

90 629,91

91 636,90

9

Andere landen

46 526,20

47 043,16

10

Andere landen

915,93

926,11

12

Andere landen

47 142,12

47 665,92

13

Andere landen

109 637,11

110 855,30

14

Andere landen

4 521,80

4 572,05

15

Andere landen

698,10

705,85

16

Andere landen

77 881,71

78 747,06

17

Andere landen

10 905,03

11 026,20

18

Andere landen

224,06

226,55

19

Andere landen

1 024,65

1 036,04

20

Andere landen

12 635,26

12 775,65

21

Andere landen

15 230,42

15 399,64

22

Andere landen

2 360,85

2 387,08

24

Andere landen

35 461,44

35 855,45

25A

Andere landen

106 330,19

107 511,63

25B

Andere landen

5 771,54

5 835,67

26

Andere landen

20 849,11

21 080,77

27

Andere landen

9 702,37

9 810,18

28

Andere landen

29 751,08

30 081,65

IV.3   — Maximumomvang van het residuele contingent waartoe landen met een landspecifiek contingent van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021 toegang hebben

Productcategorie

Nieuw toegewezen contingent voor de periode van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021 (in ton)

1

Speciale regeling

2

255 195,45

3.A

727,46

3.B

6 091,70

4.A

422 184,90

4.B

Speciale regeling

5

Geen toegang tot het residuele contingent in vierde kwartaal

6

32 985,58

7

292 450,99

8

Niet van toepassing

9

47 043,16

10

277,83

12

28 599,55

13

28 822,38

14

2 514,63

15

522,33

16

Geen toegang tot het residuele contingent in vierde kwartaal

17

11 026,20

18

226,55

19

1 036,04

20

Geen toegang tot het residuele contingent in vierde kwartaal

21

3 233,93

22

1 933,53

24

35 855,45

25.A

Niet van toepassing

25.B

5 835,67

26

21 080,77

27

Geen toegang tot het residuele contingent in vierde kwartaal

28

21 357,97


(1)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8601

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8602

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: voor Rusland*: 09.8571, voor Turkije*: 09.8572, voor India*: 09.8573, voor Korea (Republiek)*: 09.8574, voor Servië*: 09.8575 en voor het Verenigd Koninkrijk*: 09.8599

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(2)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8603

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8604

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor India*, Korea (Republiek)*, Oekraïne*, Brazilië*, Servië* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8567

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(3)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8605

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8606

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Korea (Republiek)*, Rusland*, Iran (Islamitische Republiek)* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8568

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(4)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8607

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8608

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Rusland*, Korea (Republiek)*, China* en Taiwan*: 09.8569

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(5)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8609

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8610

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor India*, Korea (Republiek)* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8570

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(6)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8611

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8612

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*: 09.8581, voor Korea (Republiek)*: 09.8582, voor India*: 09.8583, voor het Verenigd Koninkrijk*: 09.8584

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(7)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8613

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8614

(8)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8615

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8616

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*, Korea (Republiek)*, Taiwan*, Servië* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8576

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(9)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8617

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8618

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Oekraïne*, Korea (Republiek)*, Rusland*, India* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8577

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(10)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8619

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8620

(11)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8621

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8622

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Korea (Republiek)*, Taiwan*, India*, Verenigde Staten van Amerika*, Turkije* en Maleisië*: 09.8578

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(12)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8623

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8624

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*, India*, Taiwan* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8591

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(13)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8625

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8626

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*, Turkije*, Rusland*, Zwitserland*, Belarus* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8592

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(14)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8627

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8628

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Turkije*, Rusland*, Oekraïne*, Bosnië en Herzegovina* en Moldavië*: 09.8593

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(15)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8629

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8630

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor India*, Zwitserland*, Oekraïne* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8594

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(16)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8631

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8632

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor India*, Taiwan*, Korea (Republiek)*, China*, Japan* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8595

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(17)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8633

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8634

(18)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8635

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8636

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Turkije*, Oekraïne*, Korea (Republiek)* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8579

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(19)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8637

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8638

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*, de Verenigde Arabische Emiraten* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8580

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(20)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8639

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8640

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Rusland*, China*, Turkije* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8585

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(21)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8641

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8642

(22)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8643

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8644

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Turkije*, Rusland*, Oekraïne*, Noord-Macedonië*, Zwitserland*, Belarus* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8596

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(23)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8645

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8646

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor India*, Oekraïne*, Korea (Republiek)*, Japan*, China* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8597

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(24)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8647

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8648

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor China*, Oekraïne*, Belarus*, Verenigde Staten van Amerika* en Verenigd Koninkrijk*: 09.8586

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(25)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8657

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8658

(26)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8659

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8660

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Turkije*, China*, Rusland*, Korea (Republiek)* en Verenigd Koninkrijk*: 09.8587

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(27)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8651

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8652

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Zwitserland*, Turkije*, Taiwan*, China*, Rusland* en het Verenigd Koninkrijk*: 09.8588

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.

(28)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8653

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8654

(29)  Van 1.1.2021 tot en met 31.3.2021: 09.8655

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8656

Van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Turkije*, Rusland*, Oekraïne*, China* en Belarus*: 09.8598

*In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5.


BIJLAGE II

Lijst van productcategorieën uit ontwikkelingslanden ten aanzien waarvan de definitieve maatregelen gelden

Bijlage III.2 wordt als volgt gewijzigd:

“Lijst van productcategorieën uit ontwikkelingslanden ten aanzien waarvan de definitieve maatregelen gelden

Land/Productgroep

1

2

3A

3B

4A

4B

5

6

7

8

9

10

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25A

25B

26

27

28

Brazilië

 

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

China

 

 

 

X

 

X

 

X

 

X

 

X

X

 

 

X

 

 

X

X

 

X

X

X

X

X

X

X

X

India

X

X

 

X

X

X

X

X

X

 

X

X

 

 

X

X

 

 

 

 

X

 

X

X

 

 

X

 

 

Indonesië

 

 

 

 

 

 

 

 

X

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Maleisië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Mexico

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Moldavië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

X

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Noord-Macedonië

 

 

 

 

 

 

X

 

X

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

X

X

 

X

 

 

 

 

 

Thailand

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Tunesië

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Turkije

X

X

 

 

X

X

X

X

 

 

X

 

X

X

 

 

X

X

 

X

X

X

 

X

 

X

X

X

X

Oekraïne

 

X

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

X

X

 

X

X

 

 

X

X

X

X

 

 

 

X

X

Verenigde Arabische Emiraten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

X

 

X

 

 

X

 

 

 

 

 

Vietnam

 

X

 

 

 

 

X

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

Alle andere ontwikkelingslanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X”

 

 

 

 

 


11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/48


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/2038 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft de formulieren voor de verbintenissen van de borg en de in de douanewaarde op te nemen luchtvrachtkosten, teneinde rekening te houden met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (1), en met name artikel 126 en artikel 127, lid 1, alsook artikel 5, lid 3, en artikel 13, lid 1, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (2), en met name artikel 8, lid 1, onder b), artikel 76, onder a), en artikel 100, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(2)

Op 1 februari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk zich teruggetrokken uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Overeenkomstig de artikelen 126 en 127 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“het terugtrekkingsakkoord”) is het recht van de Unie van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk tijdens een overgangsperiode die eindigt op 31 december 2020 (“de overgangsperiode”).

(3)

Overeenkomstig artikel 185 van het terugtrekkingsakkoord en artikel 5, lid 3, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland is de douanewetgeving als omschreven in artikel 5, punt 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland (exclusief de territoriale wateren van het Verenigd Koninkrijk) na afloop van de overgangsperiode.

(4)

Na afloop van de overgangsperiode is Verordening (EU) nr. 952/2013 niet langer van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, en moeten douanerechten worden geheven op goederen die vanuit het Verenigd Koninkrijk het douanegebied van de Unie worden binnengebracht. Overeenkomstig artikel 71, lid 1, onder e), van Verordening (EU) nr. 952/2013 moeten de kosten voor het vervoer naar de plaats waar goederen het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, in de douanewaarde van de ingevoerde goederen worden opgenomen. De percentages van de in de douanewaarde op te nemen totale luchtvrachtkosten zijn opgenomen in bijlage 23-01 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (3). Na afloop van de overgangsperiode moet het Verenigd Koninkrijk worden toegevoegd aan de passende lijst van derde landen in die bijlage.

(5)

De formulieren voor de verbintenissen van de borg zijn te vinden in de bijlagen 32-01, 32-02 en 32-03 en in de hoofdstukken VI en VII van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447. Die formulieren bevatten de lijst met de lidstaten van de Unie en de andere overeenkomstsluitende partijen bij de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (4), als gewijzigd bij Besluit nr. 1/2019 van de Gemengde Commissie EU-CTC “Gemeenschappelijk douanevervoer” (5) (“de overeenkomst”). Wanneer Verordening (EU) nr. 952/2013 niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, hoeft het Verenigd Koninkrijk niet langer te worden opgenomen in de lijst van lidstaten in die formulieren. Het Verenigd Koninkrijk is echter uitgenodigd om vanaf het einde van de overgangsperiode toe te treden tot de overeenkomst als een afzonderlijke overeenkomstsluitende partij en heeft zijn akte van toetreding neergelegd. Als het Verenigd Koninkrijk toetreedt tot de overeenkomst, moet het in de formulieren voor de verbintenissen van de borg worden vermeld bij de andere overeenkomstsluitende partijen bij de overeenkomst. Ten gevolge van de toepassing van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland moet Noord-Ierland, voor Uniedouanevervoer, worden vermeld op een wijze waaruit blijkt dat elke zekerheid die geldig is in de lidstaten ook geldig moet zijn in Noord-Ierland.

(6)

Gezien het nakende einde van de overgangsperiode moet deze verordening met spoed in werking treden. Aangezien de overgangsperiode op 31 december 2020 afloopt, moeten de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op het in de douanewaarde opnemen van kosten voor het luchtvervoer vanuit het Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland, en op het schrappen van de vermelding van het Verenigd Koninkrijk uit het voor de lidstaten bestemde deel van de formulieren voor de verbintenissen van de borg, van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2021. De bepalingen betreffende het opnemen van de vermeldingen van het Verenigd Koninkrijk in de lijst van de andere overeenkomstsluitende partijen bij de overeenkomst in de formulieren voor de verbintenissen van de borg moeten van toepassing zijn vanaf de datum dat het Verenigd Koninkrijk toetreedt tot de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage 23-01 wordt in de tabel, in de laatste rij van de eerste kolom (“Zone Q”), het volgende toegevoegd:

“, Verenigd Koninkrijk, met uitzondering van Noord-Ierland”.

2)

In bijlage 32-01, deel I (Verbintenis van de borg), wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

a)

na de tekst “het Koninkrijk Zweden”, wordt de volgende tekst geschrapt:

“en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland”;

b)

na de tekst “de Republiek Turkije (56)”, wordt de volgende tekst ingevoegd:

“, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (*)

(*)  Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid. Derhalve moet een op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde borg een domicilie kiezen of een agent aanwijzen in Noord-Ierland als de zekerheid aldaar kan worden gebruikt. Als de zekerheid, in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, echter geldig wordt gesteld in de Europese Unie en in het Verenigd Koninkrijk, mag één domicilie of een aangewezen agent in het Verenigd Koninkrijk betrekking hebben op alle delen van het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van Noord-Ierland.”."

3)

In bijlage 32-02, deel I (Verbintenis van de borg), wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

a)

na de tekst “het Koninkrijk Zweden”, wordt de volgende tekst geschrapt:

“en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland”;

b)

na de tekst “de Republiek Turkije”, wordt de volgende tekst ingevoegd:

“, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (**)

(**)  Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid. Derhalve moet een op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde borg een domicilie kiezen of een agent aanwijzen in Noord-Ierland als de zekerheid aldaar kan worden gebruikt. Als de zekerheid, in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, echter geldig wordt gesteld in de Europese Unie en in het Verenigd Koninkrijk, mag één domicilie of een aangewezen agent in het Verenigd Koninkrijk betrekking hebben op alle delen van het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van Noord-Ierland.”."

4)

In bijlage 32-03, deel I (Verbintenis van de borg), wordt punt 1 als volgt gewijzigd:

a)

na de tekst “het Koninkrijk Zweden”, wordt de volgende tekst geschrapt:

“en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland”;

b)

na de tekst “de Republiek Turkije (71)”, wordt de volgende tekst ingevoegd:

“, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (***)

(***)  Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid. Derhalve moet een op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde borg een domicilie kiezen of een agent aanwijzen in Noord-Ierland als de zekerheid aldaar kan worden gebruikt. Als de zekerheid, in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, echter geldig wordt gesteld in de Europese Unie en in het Verenigd Koninkrijk, mag één domicilie of een aangewezen agent in het Verenigd Koninkrijk betrekking hebben op alle delen van het Verenigd Koninkrijk, met inbegrip van Noord-Ierland.”."

5)

In bijlage 72-04 wordt deel II als volgt gewijzigd:

a)

in hoofdstuk VI, in rij 7 van de tabel, wordt de volgende tekst ingevoegd na de tekst “Turkije —”:

“Verenigd Koninkrijk (*)

(*)  Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid.”;"

b)

in hoofdstuk VII, in rij 6 van de tabel, wordt de volgende tekst ingevoegd na de tekst “Turkije —”:

“Verenigd Koninkrijk (*)

(*)  Krachtens het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland bij het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie wordt Noord-Ierland als deel van de Europese Unie beschouwd voor de toepassing van deze zekerheid.”."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 1, lid 2, onder b), artikel 1, lid 3, onder b), artikel 1, lid 4, onder b), en artikel 1, lid 5, zijn evenwel van toepassing vanaf de dag waarop het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer toetreedt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)   PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7.

(2)   PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(4)   PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.

(5)  Besluit nr. 1/2019 van de Gemengde Commissie EU-CTC “Gemeenschappelijk douanevervoer” van 4 december 2019 tot wijziging van de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (PB L 103 van 3.4.2020, blz. 47).


BESLUITEN

11.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 416/52


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/2039 VAN DE COMMISSIE

van 9 december 2020

tot verlening van afwijkingen aan bepaalde lidstaten van de toepassing van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/2240 en (EU) 2019/2241 van de Commissie

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8602)

(Slechts de teksten in de Deense, de Kroatische, de Nederlandse en de Poolse taal zijn authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 19, lid 5, van Verordening (EU) 2019/1700 hebben Denemarken, Kroatië, Nederland en Polen binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/2240 (2) en (EU) 2019/2241 (3) van de Commissie een verzoek om afwijking ingediend.

(2)

Uit de aan de Commissie verstrekte informatie blijkt dat de verzoeken van Denemarken, Kroatië, Nederland en Polen gerechtvaardigd zijn omdat de nationale administratieve en statistische systemen ingrijpend zouden moeten worden aangepast om aan de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/2240 en (EU) 2019/2241 te voldoen.

(3)

De gevraagde afwijkingen moeten daarom worden toegestaan aan Denemarken, Kroatië, Nederland en Polen.

(4)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan de in de bijlage genoemde lidstaten worden afwijkingen van de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2019/2240 en (EU) 2019/2241 toegestaan.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Denemarken, de Republiek Kroatië, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 9 december 2020.

Voor de Commissie

Paolo GENTILONI

Lid van de Commissie


(1)   PB L 261 I van 14.10.2019, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2240 van de Commissie van 16 december 2019 tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen, de technische modellen voor het toezenden van gegevens en de nadere bepaling van de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen over de organisatie van een steekproefenquête in het domein beroepsbevolking in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 336 van 30.12.2019, blz. 59).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2241 van de Commissie van 16 december 2019 houdende beschrijving van de variabelen, de duur, de kwaliteitseisen en de mate van gedetailleerdheid van de tijdreeksen voor de indiening van maandelijkse werkloosheidsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 336 van 30.12.2019, blz. 125).


BIJLAGE

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2240

Bepaling

Lidstaat

Toegestane afwijkingsperiode

Omvang van de vrijstelling

Artikel 3 (Beschrijving van variabelen) en bijlage I

Kroatië

1 jaar (2021)

Indiening van de variabelen INCGROSS (Bruto maandloon in voornaamste baan) en INCGROSS_F (Vlag op bruto maandloon in voornaamste baan) als netto- in plaats van als brutobedrag

Artikel 3 (Beschrijving van variabelen) en bijlage I

Kroatië

1 jaar (2021)

Indiening van de variabele HATFIELD (Onderwerp/inhoud van het hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding) overeenkomstig ISCED-F 2013, 2-cijferige codering in plaats van 3-cijferige codering.

Artikel 6, lid 2 (Gedetailleerde kenmerken van de steekproef)

Nederland

1 jaar (2021)

Uniforme verdeling van de monsters:

De volledige nationale steekproef van het referentiejaar zal niet gelijkmatig over alle referentiekwartalen van het jaar worden verdeeld.

In elk referentiekwartaal wordt de volledige driemaandelijkse steekproef niet gelijkmatig verdeeld over alle referentieweken van het kwartaal.

Artikel 9, lid 2 (Gemeenschappelijke normen voor bewerking, imputatie, weging en raming)

Polen

2 jaar (2021-2022)

Indiening van de variabele INCGROSS (Bruto maandloon in voornaamste baan) zonder statistische imputatie voor non-respons van item.

De indiening van gecorrigeerde gegevens met imputatie voor de jaren 2021 en 2022 zal samen met de indiening van de gegevens voor 2023 plaatsvinden, namelijk in maart 2025.

Afwijkingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2241

Bepaling

Lidstaat

Toegestane afwijkingsperiode

Omvang van de vrijstelling

Artikel 4, lid 1, onder a) (Indieningstermijnen)

Denemarken

3 jaar (2021-2023)

De maandelijkse werkloosheidsgegevens voor de maand november worden uiterlijk op 4 januari van het daaropvolgende jaar verstrekt.

Artikel 6, lid 1 (Bronnen en methoden)

Kroatië

1 jaar (2021)

De beschrijving van de bronnen en methoden die voor de opstelling van de maandelijkse werkloosheidsinputs zijn gebruikt, wordt uiterlijk op 31 december 2021 verstrekt.