ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 410I

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
7 december 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2020/1998 van de Raad van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten

13

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

7.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 410/1


VERORDENING (EU) 2020/1998 VAN DE RAAD

van 7 december 2020

betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,

Gezien Besluit (GBVB) 2020/1999 van de Raad van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten (1),

Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 7 december 2020 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2020/1999 aangenomen, waarin een kader is vastgesteld voor gerichte beperkende maatregelen om ernstige schendingen van de mensenrechten wereldwijd aan te pakken. Dit besluit voorziet in een reisverbod en in de bevriezing van tegoeden en economische middelen van en in een verbod op het beschikbaar stellen van tegoeden en economische middelen aan natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor, steun verlenen aan of anderszins betrokken zijn bij ernstige schendingen van de mensenrechten, alsook met hen geassocieerde personen, entiteiten en lichamen. Natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die onder de beperkende maatregelen vallen, zijn opgenomen in de lijst in de bijlage bij Besluit (GBVB) 2020/1999. Dat besluit benadrukt het belang van het internationaal recht inzake mensenrechten en van de interactie tussen dat recht en het internationaal humanitair recht bij besluiten over gerichte beperkende maatregelen.

(2)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, met name het recht op een effectief rechtsmiddel, de rechten van de verdediging, het recht op een eerlijk proces en het recht op bescherming van persoonsgegevens. Deze verordening moet worden toegepast overeenkomstig die rechten.

(3)

Met het oog op samenhang met de vaststellings-, wijzigings- en herzieningsprocedure voor de bijlage bij Besluit (GBVB) 2020/1999, dient de bevoegdheid om de lijst in bijlage I bij deze verordening vast te stellen en te wijzigen, te worden uitgeoefend door de Raad.

(4)

Met het oog op de uitvoering van deze verordening en op een zo groot mogelijke rechtszekerheid binnen de Unie moeten de namen en andere relevante gegevens over de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden en economische middelen overeenkomstig deze verordening moeten worden bevroren, openbaar worden gemaakt. De verwerking van persoonsgegevens moet voldoen aan de Verordeningen (EU) 2016/679 (2) en (EU) 2018/1725 (3) van het Europees Parlement en de Raad.

(5)

De lidstaten en de Commissie moeten elkaar in kennis stellen van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen, alsmede van andere relevante informatie waarover zij in verband met deze verordening beschikken.

(6)

De lidstaten moeten regels vaststellen voor sancties in geval van overtreding van de bepalingen van deze verordening en zij moeten ervoor zorgen dat die daadwerkelijk worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“vordering”: elke vóór, op of na de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingediende eis, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en met name:

i)

een vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;

ii)

een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm;

iii)

een vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;

iv)

een tegenvordering;

v)

een vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak;

b)

“contract of transactie”: elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder “contract” tevens begrepen alle — ook de uit juridisch oogpunt op zichzelf staande — met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen;

c)

“bevoegde autoriteiten”: de op de websites van bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten;

d)

“economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

e)

“bevriezing van economische middelen”: voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet daartoe beperkt, door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren;

f)

“bevriezing van tegoeden”: voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren of gebruiken van, toegang verschaffen tot of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken of bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

g)

“tegoeden”: financiële activa en voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

i)

contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

ii)

deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

iii)

in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

iv)

rente, dividenden of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

v)

krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

vi)

kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

vii)

bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen;

h)

“grondgebied van de Unie”: het grondgebied van alle lidstaten waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) van toepassing is, onder de in het VEU bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim.

Artikel 2

1.   Deze verordening is van toepassing op:

a)

genocide;

b)

misdaden tegen de menselijkheid;

c)

de volgende ernstige schendingen van de mensenrechten:

i)

foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing,

ii)

slavernij,

iii)

buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en moorden,

iv)

gedwongen verdwijning van personen,

v)

willekeurige arrestatie of detentie,

d)

andere schendingen van de mensenrechten, waaronder onderstaande, voor zover die wijdverbreid of systematisch van aard zijn of anderszins aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid in het licht van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 21 VEU:

i)

mensenhandel en mensenrechtenschendingen door migrantensmokkelaars als bedoel in dit artikel,

ii)

seksueel en gendergerelateerd geweld,

iii)

schendingen van de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging,

iv)

schendingen van de vrijheid van mening en meningsuiting,

v)

schendingen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

2.   Voor de toepassing van lid 1 moet passend rekening worden gehouden met het internationaal gewoonterecht en de algemeen aanvaarde instrumenten van internationaal recht, zoals:

a)

het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

b)

het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;

c)

het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide;

d)

het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

e)

het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie;

f)

het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

g)

het Verdrag inzake de rechten van het kind;

h)

het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning;

i)

het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

j)

het Protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, dat het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad aanvult;

k)

het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof;

l)

het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

3.   Voor de toepassing van deze verordening kunnen onder natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden verstaan:

a)

overheidsactoren;

b)

andere actoren die effectieve controle of gezag uitoefenen over een grondgebied;

c)

andere niet-overheidsactoren onder voorbehoud van artikel 1, lid 4, van Besluit (GBVB) 2020/1999.

Artikel 3

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan of eigendom zijn, in het bezit zijn of onder zeggenschap staan van een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   Bijlage I omvat de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen waarvoor de Raad overeenkomstig artikel 3 van Besluit (GBVB) 2020/1999 heeft vastgesteld dat zij:

a)

verantwoordelijk zijn voor in artikel 2, lid 1, beschreven handelingen;

b)

financiële, technische of materiële ondersteuning bieden aan of anderszins betrokken zijn bij in artikel 2, lid 1, beschreven handelingen, met inbegrip van het plannen en aansturen van, opdracht geven tot, meewerken aan, voorbereiden, faciliteren en aanmoedigen van dergelijke handelingen;

c)

geassocieerd zijn met de onder de punten a) en b) vallende natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

Artikel 4

1.   In afwijking van artikel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria of het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend, of

e)

gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 5

1.   In afwijking van artikel 3 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening van hulp of het vergemakkelijken daarvan, met inbegrip van medische benodigdheden, levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire hulpverleners en daarmee verband houdende hulp, of bijstand voor evacuaties.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen vier weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 6

1.   In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitrale beslissing die is gegeven voor de datum waarop de in artikel 3 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 3 bedoelde lichaam is opgenomen in bijlage I, of van een rechterlijke of administratieve beslissing die in de Unie is gegeven, of van een rechterlijke beslissing die in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en die van voor of na die datum dateert;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, en

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 7

1.   In afwijking van artikel 3, lid 1, en mits een betaling verschuldigd is door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam op grond van een contract of overeenkomst dat of die is gesloten of een verplichting die is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het betrokken lichaam in bijlage I werd opgenomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:

a)

de tegoeden of economische middelen zullen worden gebruikt voor een betaling door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam, en

b)

de betaling niet in strijd is met artikel 3, lid 2.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke op grond van lid 1 verleende toestemming, binnen twee weken na het verlenen van de toestemming.

Artikel 8

1.   Artikel 3, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon, rechtspersoon of entiteit of een in bijlage I vermeld lichaam zijn overgemaakt, mits de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de relevante bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

2.   Artikel 3, lid 2, is niet van toepassing op bijboekingen op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 3 bedoelde natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het in artikel 3 bedoelde lichaam is opgenomen in bijlage I, of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitrale beslissingen die in een lidstaat zijn gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de maatregelen van artikel 3, lid 1.

Artikel 9

1.   Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:

a)

alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 3, lid 1, zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie, direct of via de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen, en

b)

samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van de onder a) bedoelde informatie.

2.   Alle rechtstreeks door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de lidstaten.

3.   Overeenkomstig dit artikel verstrekte en ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor de doeleinden waarvoor de informatie is verstrekt of ontvangen.

Artikel 10

Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat de in artikel 3 bedoelde maatregelen worden omzeild.

Artikel 11

1.   De bevriezing van tegoeden en economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die plaatsvindt in het vertrouwen dat die maatregel in overeenstemming is met deze verordening, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die die maatregel uitvoeren, of van directeuren of werknemers daarvan, tenzij het bewijs wordt geleverd dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren of ingehouden.

2.   Acties van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen geven geen aanleiding tot aansprakelijkheid van deze natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, indien zij niet wisten en niet redelijkerwijs konden vermoeden dat hun acties een inbreuk zouden vormen op de maatregelen in deze verordening.

Artikel 12

1.   Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie of van een garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

de in bijlage I vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de in punt a) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

2.   In de procedure waartoe een vordering aanleiding geeft, wordt het bewijs dat de vordering niet op grond van lid 1 hoort te worden afgewezen, door de eisende natuurlijke persoon, rechtspersoon, de eisende entiteit of het eisende lichaam geleverd.

3.   Dit artikel geldt onverminderd het recht van de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen op toetsing door de rechter van de rechtmatigheid van de niet-nakoming van contractuele verplichtingen in overeenstemming met onderhavige verordening.

Artikel 13

1.   De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie met betrekking tot:

a)

tegoeden die zijn bevroren krachtens artikel 3 en toestemmingen die zijn verleend krachtens de artikelen 4, 5, 6 en 7;

b)

inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

2.   De lidstaten stellen elkaar en de Commissie onverwijld in kennis van alle andere relevante informatie waarover zij beschikken, en die van invloed kan zijn op de doeltreffende uitvoering van deze verordening.

Artikel 14

1.   Indien de Raad besluit een natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of lichaam te onderwerpen aan de in artikel 3 bedoelde maatregelen, wijzigt hij bijlage I dienovereenkomstig.

2.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het betrokken lichaam in kennis van het in lid 1 bedoelde besluit en van de motivering voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij door de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad de in lid 1 bedoelde besluiten en brengt hij de betrokken natuurlijke persoon, rechtspersoon, entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte.

4.   De lijst in bijlage I wordt regelmatig, en ten minste om de twaalf maanden, geëvalueerd.

5.   De Commissie is bevoegd om bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

Artikel 15

1.   In bijlage I worden de redenen vermeld voor het op de lijst plaatsen van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

2.   Bijlage I bevat de informatie, indien deze beschikbaar is, die nodig is om de betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres, indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging.

Artikel 16

1.   De lidstaten stellen de regels vast voor sancties die van toepassing zijn in geval van overtreding van de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat die daadwerkelijk worden toegepast. De vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld in kennis van de in lid 1 bedoelde regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 17

1.   De Raad, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) verwerken voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van deze verordening persoonsgegevens. Deze taken omvatten het volgende:

a)

wat betreft de Raad, het opstellen en wijzigen van bijlage I;

b)

wat betreft de hoge vertegenwoordiger, het opstellen van wijzigingen van bijlage I;

c)

wat betreft de Commissie:

i)

het toevoegen van de inhoud van bijlage I aan de elektronische geconsolideerde lijst van personen, groepen en entiteiten waarop financiële sancties van de Europese Unie van toepassing zijn, en aan de interactieve sanctiekaart, die beide openbaar worden gemaakt;

ii)

het verwerken van informatie over de gevolgen van de maatregelen van deze verordening, zoals de waarde van bevroren tegoeden, alsook informatie over door de bevoegde autoriteiten verleende toestemming.

2.   De Raad, de Commissie en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, op strafrechtelijke veroordelingen van die personen of veiligheidsmaatregelen betreffende die personen, doch uitsluitend voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van bijlage I.

3.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de Raad, de in bijlage II bij deze verordening vermelde dienst van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger als “verwerkingsverantwoordelijke” in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725, teneinde te verzekeren dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 kunnen uitoefenen.

Artikel 18

1.   De lidstaten wijzen de in deze verordening bedoelde bevoegde autoriteiten aan en identificeren deze op de in bijlage II vermelde websites. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van de in bijlage II genoemde websites.

2.   De lidstaten delen de Commissie na de inwerkingtreding van deze verordening onverwijld mede wie hun bevoegde autoriteiten zijn en hoe contact met hen kan worden opgenomen, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

3.   Wanneer in deze verordening een meldingsplicht is vastgesteld, of een verplichting om de Commissie te informeren of op een andere wijze met haar te communiceren, wordt daartoe gebruikgemaakt van het adres en de andere contactgegevens die zijn vermeld in bijlage II.

Artikel 19

Deze verordening is van toepassing:

a)

op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;

b)

aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

c)

op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

d)

op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;

e)

op alle rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Zie bladzijde 13 van dit Publicatieblad.

(2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen, bedoeld in artikel 3

A.

Natuurlijke personen

B.

Rechtspersonen, entiteiten en lichamen


BIJLAGE II

Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Commissie

BELGIË

https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/beleidsthemas/vrede_en_veiligheid/sancties

https://diplomatie.belgium.be/fr/politique/themes_politiques/paix_et_securite/sanctions

https://diplomatie.belgium.be/en/policy/policy_areas/peace_and_security/sanctions

BULGARIJE

https://www.mfa.bg/en/101

TSJECHIË

www.financnianalytickyurad.cz/mezinarodni-sankce.html

DENEMARKEN

http://um.dk/da/Udenrigspolitik/folkeretten/sanktioner/

DUITSLAND

http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html

ESTLAND

http://www.vm.ee/est/kat_622/

IERLAND

http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519

GRIEKENLAND

http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html

SPANJE

http://www.exteriores.gob.es/Portal/en/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Paginas/SancionesInternacionales.aspx

FRANKRIJK

http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/autorites-sanctions/

KROATIË

http://www.mvep.hr/sankcije

ITALIË

https://www.esteri.it/mae/it/politica_estera/politica_europea/misure_deroghe

CΥΡRUS

http://www.mfa.gov.cy/mfa/mfa2016.nsf/mfa35_en/mfa35_en?OpenDocument

LETLAND

http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539

LITOUWEN

http://www.urm.lt/sanctions

LUXEMBURG

https://maee.gouvernement.lu/fr/directions-du-ministere/affaires-europeennes/mesures-restrictives.html

HONGARIJE

https://kormany.hu/kulgazdasagi-es-kulugyminiszterium/ensz-eu-szankcios-tajekoztato

MALTA

https://foreignandeu.gov.mt/en/Government/SMB/Pages/SMB-Home.aspx

NEDERLAND

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties

OOSTENRIJK

https://www.bmeia.gv.at/europa-aussenpolitik/aussenpolitik/europa/eu-sanktionen-nationale-behoerden/

POLEN

https://www.gov.pl/web/dyplomacja

PORTUGAL

http://www.portugal.gov.pt/pt/ministerios/mne/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx

ROEMENIË

http://www.mae.ro/node/1548

SLOVENIË

http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi

SLOWAKIJE

https://www.mzv.sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu

FINLAND

http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet

ZWEDEN

http://www.ud.se/sanktioner

Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Financiële Stabiliteit, Financiële Diensten en Kapitaalmarktenunie (DG FISMA)

Spastraat 2

1049 Brussel, België

E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu


BESLUITEN

7.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 410/13


BESLUIT (GBVB) 2020/1999 VAN DE RAAD

van 7 december 2020

betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is gegrondvest op de waarden eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten; zij is vastbesloten deze waarden, die een sleutelrol spelen bij het waarborgen van vrede en duurzame veiligheid, als hoekstenen van haar externe optreden te beschermen.

(2)

Mensenrechten zijn universeel, ondeelbaar, onderling afhankelijk en met elkaar verbonden. Staten hebben de primaire verantwoordelijkheid de mensenrechten te eerbiedigen, te beschermen en na te komen, onder meer door ervoor te zorgen dat het internationaal recht inzake de mensenrechten wordt nageleefd. Schendingen van de mensenrechten overal ter wereld, met name de aanzienlijke betrokkenheid van niet-statelijke actoren bij mensenrechtenschendingen wereldwijd en het ernstige karakter van vele zulke daden, blijven grote zorgen baren. Dergelijke handelingen zijn in strijd met de beginselen van en vormen een bedreiging voor de doelstellingen van het externe optreden van de Unie als omschreven in artikel 21, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

(3)

Op 9 december 2019 heeft de Raad er zijn tevredenheid over uitgesproken dat de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de “hoge vertegenwoordiger”) het startsein heeft gegeven voor de voorbereidende werkzaamheden met het oog op de instelling van een alomvattende Unieregeling voor beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten.

(4)

Onderhavig besluit stelt een kader vast voor gerichte beperkende maatregelen om ernstige schendingen van de mensenrechten wereldwijd tegen te gaan. In dat verband onderstreept de Raad het belang van het internationaal recht inzake de mensenrechten en van de interactie tussen dat recht en het internationaal humanitair recht wanneer de toepassing van gerichte beperkende maatregelen uit hoofde van dit besluit wordt overwogen. Dit besluit laat andere bestaande of toekomstige besluiten van de Raad in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid tot instelling van beperkende maatregelen in het licht van de situatie in bepaalde derde landen met betrekking tot schendingen van de mensenrechten onverlet.

(5)

Met de hiervoor beschreven gerichte beperkende maatregelen zullen de doelstellingen worden nagestreefd van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 21 van het VEU; deze maatregelen zullen bijdragen aan het optreden van de Unie ter consolidering en ondersteuning van de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en de beginselen van het internationaal recht overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b), van het VEU. De toepassing van deze gerichte beperkende maatregelen zal in overeenstemming zijn met de algemene strategie van de Unie op dit gebied en versterken het vermogen van de Unie om de eerbiediging van de mensenrechten te bevorderen.

(6)

Meer optreden van de Unie is nodig om bepaalde maatregelen uit te voeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Onderhavig besluit stelt een kader vast voor gerichte beperkende maatregelen om ernstige schendingen van de mensenrechten wereldwijd tegen te gaan. Het is van toepassing op:

a)

genocide;

b)

misdaden tegen de menselijkheid;

c)

de volgende ernstige schendingen van de mensenrechten:

i)

foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

ii)

slavernij;

iii)

buitengerechtelijke, standrechtelijke en willekeurige executies en moorden;

iv)

gedwongen verdwijning van personen;

v)

willekeurige arrestatie of detentie;

d)

andere schendingen van de mensenrechten, waaronder onderstaande, voor zover die wijdverbreid of systematisch van aard zijn of anderszins aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid in het licht van de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 21 VEU:

i)

mensenhandel en mensenrechtenschendingen door migrantensmokkelaars als bedoel in dit artikel;

ii)

seksueel en gendergerelateerd geweld;

iii)

schendingen van de vrijheid van vreedzame vergadering en vereniging;

iv)

schendingen van de vrijheid van mening en meningsuiting;

v)

schendingen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

2.   Voor de toepassing van lid 1 moet passend rekening worden gehouden met het internationaal gewoonterecht en de algemeen aanvaarde instrumenten van internationaal recht, zoals:

a)

het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten;

b)

het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten;

c)

het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide;

d)

het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing;

e)

het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie;

f)

het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

g)

het Verdrag inzake de rechten van het kind;

h)

het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen gedwongen verdwijning;

i)

het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap;

j)

het protocol inzake de voorkoming, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel, dat het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad aanvult;

k)

het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof;

l)

het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

3.   Voor de toepassing van deze verordening kunnen onder natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen worden verstaan:

a)

statelijke actoren;

b)

andere actoren die effectieve controle of gezag uitoefenen over een grondgebied;

c)

andere niet-statelijke actoren.

4.   Bij het opstellen of wijzigen van de lijst in de bijlage met betrekking tot andere niet-statelijke actoren als bedoeld in lid 3, onder c), houdt de Raad met name rekening met de volgende specifieke elementen:

a)

de doelstellingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid als omschreven in artikel 21 van het VEU, en

b)

de ernst en/of de impact van de schendingen.

Artikel 2

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de inreis in of de doorreis door hun grondgebied te voorkomen van:

a)

natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 1, lid 1, beschreven handelingen;

b)

natuurlijke personen die financiële, technische of materiële ondersteuning bieden aan of anderszins betrokken zijn bij in artikel 1, lid 1, beschreven handelingen, daaronder begrepen het plannen en aansturen van, opdracht geven tot, meewerken aan, voorbereiden, faciliteren en aanmoedigen van dergelijke handelingen;

c)

natuurlijke personen die banden hebben met de onder a) en b) vallende personen,

die in de bijlage worden genoemd.

2.   Lid 1 houdt niet in dat de lidstaten verplicht zijn de inreis van eigen onderdanen in hun grondgebied te weigeren.

3.   Lid 1 laat de gevallen onverlet waarin de lidstaten gebonden zijn aan een verplichting uit hoofde van internationaal recht, en wel:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op de gevallen waarin een lidstaat als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) optreedt.

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd indien een lidstaat een vrijstelling op grond van lid 3 of lid 4 verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die gerechtvaardigd zijn om dringende humanitaire redenen of voor het bijwonen van intergouvernementele bijeenkomsten of bijeenkomsten die worden geïnitieerd of georganiseerd door de Unie of waarvoor een lidstaat als voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, indien daar een politieke dialoog wordt gevoerd die rechtstreeks bijdraagt tot de beleidsdoelstellingen van de beperkende maatregelen, zoals beëindiging van ernstige schendingen van de mensenrechten en de bevordering van de mensenrechten.

7.   De lidstaten kunnen ook vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen indien inreis of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure.

8.   Een lidstaat die de in lid 6 of lid 7 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij een of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. In dat geval kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

9.   Wanneer een lidstaat krachtens lid 3, 4, 6, 7 of 8 machtiging verleent tot inreis in of doorreis door zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de rechtstreeks daarbij betrokken personen.

Artikel 3

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van:

a)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor de in artikel 1, lid 1, beschreven handelingen;

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die financiële, technische of materiële ondersteuning bieden aan of anderszins betrokken zijn bij in artikel 1, lid 1, beschreven handelingen, daaronder begrepen het plannen en aansturen van, opdracht geven tot, meewerken aan, voorbereiden, faciliteren en aanmoedigen van dergelijke handelingen;

c)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die banden hebben met de onder a) en b) vallende natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen,

die worden genoemd in de bijlage, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen op directe of indirecte wijze ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave of beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor het betalen van redelijke honoraria of het vergoeden van andere kosten van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het routinematig houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend, of

e)

gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de vrijgave van bepaalde bevroren geldmiddelen of economische middelen toestaan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitrale beslissing die is gegeven voor de datum waarop de in lid 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen zijn opgenomen in de bijlage, of van een rechterlijke of administratieve beslissing die in de Unie is gegeven, of van een rechterlijke beslissing die in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en die van voor of na die datum dateert;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van titularissen van dergelijke vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, en

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 1 belet niet dat een op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam betalingen verricht die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat/overeenkomst die is gesloten vóór, of een verbintenis die is ontstaan vóór, de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam op de lijst werd geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betalingen niet direct of indirect worden ontvangen door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen die verschuldigd zijn overeenkomstig contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 vervatte maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden, of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitrale beslissingen die in de Unie zijn gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn, mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de maatregelen van lid 1.

Artikel 4

1.   In afwijking van artikel 3, leden 1 en 2, kunnen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, of voor de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, nadat zij hebben vastgesteld dat het verstrekken van die tegoeden of economische middelen noodzakelijk is voor humanitaire doeleinden, zoals de verlening van hulp of het vergemakkelijken daarvan, met inbegrip van medische benodigdheden, levensmiddelen, of de overbrenging van humanitaire hulpverleners en daarmee verband houdende hulp, of bijstand voor evacuaties.

2.   De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit artikel is verleend, binnen vier weken na de verlening van de toestemming.

Artikel 5

1.   De lijst in de bijlage wordt met eenparigheid van stemmen vastgesteld en gewijzigd door de Raad op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger.

2.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van het in lid 1 bedoelde besluit en van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks (indien het adres bekend is), hetzij door de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke persoon of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of belangrijk nieuw bewijsmateriaal wordt gepresenteerd, toetst de Raad de in lid 1 bedoelde besluiten en brengt hij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam op de hoogte van het resultaat van de toetsing.

Artikel 6

1.   In de bijlage wordt de opneming van de in de artikelen 2 en 3 bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in de lijst gemotiveerd.

2.   De bijlage bevat de informatie, indien deze beschikbaar is, die nodig is om de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit: namen en aliassen; geboortedatum en geboorteplaats; nationaliteit; paspoort- en identiteitskaartnummers; geslacht; adres indien bekend; en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan dergelijke informatie bestaan uit: namen; plaats en datum van registerinschrijving; registratienummer; en plaats van vestiging.

Artikel 7

1.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger verwerken voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit persoonsgegevens, met name:

a)

wat betreft de Raad, bij het opstellen en wijzigen van de bijlage;

b)

wat betreft de hoge vertegenwoordiger, bij het opstellen van wijzigingen van de bijlage.

2.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, en op strafrechtelijke veroordelingen of veiligheidsmaatregelen betreffende dergelijke personen, doch uitsluitend voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van de bijlage.

3.   Voor de toepassing van dit besluit worden de Raad en de hoge vertegenwoordiger aangewezen als “verwerkingsverantwoordelijken” in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1), om ervoor te zorgen dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 kunnen uitoefenen.

Artikel 8

Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavig besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie of van een garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

Artikel 9

Opdat de in dit besluit opgenomen maatregelen een maximaal effect zouden hebben, moedigt de Unie derde landen aan beperkende maatregelen in de zin van de in dit besluit genoemde maatregelen te treffen.

Artikel 10

Dit besluit is van toepassing tot en met 8 december 2023 en wordt voortdurend geëvalueerd. De maatregelen van de artikelen 2 en 3 zijn tot en met 8 december 2021 van toepassing op de in de bijlage vermelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen.

Artikel 11

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 7 december 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BORRELL FONTELLES


(1)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

Lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen als bedoeld in de artikelen 2 en 3

A.

Natuurlijke personen

B.

Rechtspersonen, entiteiten en lichamen