ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 406

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
3 december 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld ( 1 )

12

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks

17

 

*

Verordening (EU) 2020/1819 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van kleurstoffen in zalmimitatie betreft ( 1 )

26

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1820 van de Commissie van 2 december 2020 tot toelating van het in de handel brengen van gedroogde Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

29

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1821 van de Commissie van 2 december 2020 tot toelating van het in de handel brengen van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

34

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1822 van de Commissie van 2 december 2020 tot toelating van het in de handel brengen van biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

39

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1823 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 234/2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s ( 1 )

43

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1824 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen ( 1 )

51

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1825 van de Commissie van 2 december 2020 tot wijziging van de artikelen 7 en 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wat betreft tijdelijke maatregelen voor het binnenbrengen in of het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen

58

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2020/1826 van 1 december 2020 houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2020/895 (ATALANTA/3/2020)

60

 

*

Besluit (EU) 2020/1827 van de Commissie van 26 mei 2020 betreffende de maatregelen SA.39990 — (2016/C) (ex 2016/NN) (ex 2014/FC) (ex 2014/CP) — door België ten gunste van Ducatt nv ten uitvoer gelegd (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020 3287)  ( 1 )

62

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1740 van de Commissie van 20 november 2020 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie ( PB L 392 van 23.11.2020 )

67

 

 

Rectificatie van Besluit (EU) 2020/1410 van de Raad van 25 september 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en van aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren ( PB L 327 van 8.10.2020 )

68

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2020/1532 van de Raad van 12 oktober 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren ( PB L 352 van 22.10.2020 )

74

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1816 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 27, lid 2 ter,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2)

Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal” goedgekeurd (3). Die Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3)

Volgens Verordening (EU) 2016/1011 moeten benchmarkbeheerders in de benchmarkverklaring toelichten op welke wijze in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) worden weerspiegeld.

(4)

Wanneer op verschillende manieren zou worden toegelicht hoe ESG-factoren worden weerspiegeld, zou dit leiden tot een gebrek aan vergelijkbaarheid tussen benchmarks en een gebrek aan duidelijkheid over de reikwijdte en doelstellingen van de ESG-factoren. Het is dan ook noodzakelijk de inhoud van die toelichting nader te omschrijven en een model vast te stellen dat moet worden gebruikt.

(5)

Om de informatie beter op de beleggers af te stemmen, moet de vereiste om toe te lichten hoe de ESG-factoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld, rekening houden met de onderliggende activa waarop de benchmarks zijn gebaseerd. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op benchmarks die geen onderliggende activa met gevolgen voor de klimaatverandering hebben, zoals rentevoetbenchmarks en valutawisselingsbenchmarks.

(6)

De toelichting over de wijze waarop ESG-factoren worden weerspiegeld, moet de score van de desbetreffende ESG-factoren weergeven ten opzichte van de benchmark, tegen een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde. Een dergelijke score mag niet openbaar worden gemaakt voor elk onderdeel van de benchmarks. Waar nodig en passend moeten benchmarkbeheerders aanvullende ESG-informatie kunnen verstrekken.

(7)

Vanwege hun kenmerken en doelstellingen moeten specifieke openbaarmakingsvereisten worden vastgesteld voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, alsook voor significante obligatie- en aandelenbenchmarks.

(8)

Om benchmarkgebruikers van nauwkeurige en actuele informatie te voorzien, moeten benchmarkbeheerders de verstrekte informatie actualiseren om eventuele in de benchmarkverklaring aangebrachte wijzigingen te weerspiegelen, en daarbij vermelden waarom en op welke data de informatie is geactualiseerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“aandelen”: beursgenoteerde aandelen;

b)

“vastrentende activa”: andere beursgenoteerde schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheidsemittent;

c)

“overheidsschuld”: door een overheidsemittent uitgegeven schuldbewijzen.

Artikel 2

Toelichting van de wijze waarop de ESG-factoren in elke benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld

1.   Benchmarkbeheerders lichten aan de hand van het model in bijlage I in de benchmarkverklaring toe hoe de in bijlage II genoemde ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) in elke door hen aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep worden weerspiegeld.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste is niet van toepassing op rentevoet- en valutawisselingsbenchmarks.

2.   De in lid 1 bedoelde toelichting omvat de score van de ESG-factoren ten opzichte van de desbetreffende benchmark en benchmarkgroep, tegen een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde.

3.   Voor afzonderlijke benchmarks mogen benchmarkbeheerders, in plaats van alle informatie te verstrekken die volgens het model in bijlage I bij deze verordening nodig is, die informatie vervangen door een hyperlink in de benchmarkverklaring naar een website die al die informatie bevat.

4.   Wanneer benchmarks een mengeling vormen van verschillende onderliggende activa, lichten de benchmarkbeheerders toe op welke wijze de ESG-factoren voor elk van de onderliggende activa worden weerspiegeld.

5.   Benchmarkbeheerders nemen in de verstrekte toelichting een verwijzing op naar de bronnen van de gegevens en normen die voor de openbaar gemaakte ESG-factoren zijn gebruikt.

6.   Benchmarkbeheerders die aanvullende ESG-factoren openbaar maken overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie (4), nemen de score van die aanvullende ESG-factoren op.

Artikel 3

Actualisering van de verstrekte toelichting

Benchmarkbeheerders actualiseren de verstrekte toelichting telkens wanneer zich ten aanzien van de ESG-factoren aanzienlijke veranderingen voordoen, en in ieder geval jaarlijks. Zij vermelden de redenen voor de actualisering.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3)  COM(2019) 640 final.

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1817 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld (zie bladzijde 12 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE I

MODEL VOOR DE TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN (ESG-FACTOREN) IN DE BENCHMARKVERKLARING TOT UITING KOMEN

TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ESG-FACTOREN IN DE BENCHMARKVERKLARING TOT UITING KOMEN

ONDERDEEL 1 — WEERSPIEGELING VAN ESG-FACTOREN

Punt 1. Naam van de benchmarkbeheerder

 

Punt 2. Soort benchmark of benchmarkgroep

Kies het betrokken onderliggende actief uit de lijst in bijlage II.

 

Punt 3. Naam van de benchmark of benchmarkgroep

 

Punt 4. Zijn er in de portefeuille van de benchmarkbeheerder EU-klimaattransitiebenchmarks, op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, benchmarks die ESG-doelstellingen nastreven of benchmarks die rekening houden met ESG-factoren?

☐ Ja ☐ Neen

Punt 5. Streeft de benchmark of benchmarkgroep ESG-doelstellingen na?

☐ Ja ☐ Neen

Punt 6. Indien het antwoord op punt 5 bevestigend is, vermeld hieronder dan de details (score) met betrekking tot de in bijlage II opgesomde ESG-factoren voor elke benchmarkgroep op geaggregeerd niveau.

De ESG-factoren worden openbaar gemaakt voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde op het niveau van de benchmarkgroep.

a)

Lijst van gecombineerde ESG-factoren:

Details over elke factor:

b)

Lijst van ecologische factoren:

Details over elke factor:

c)

Lijst van sociale factoren:

Details over elke factor:

d)

Lijst van governancefactoren:

Details over elke factor:

Punt 7. Indien het antwoord op punt 5 bevestigend is, vermeld hieronder dan de details (score) voor elke benchmark met betrekking tot de in bijlage II opgesomde ESG-factoren, naargelang van het onderliggende actief in kwestie.

Als alternatief mag al deze informatie worden verstrekt in de vorm van een in de benchmarkverklaring opgenomen hyperlink naar een website van de benchmarkbeheerder. De informatie op de website moet gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk zijn. Benchmarkbeheerders zorgen ervoor dat de op hun website gepubliceerde informatie vijf jaar lang beschikbaar blijft.

De score van de ESG-factoren wordt niet openbaar gemaakt voor elk onderdeel van de benchmark, maar voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde van de benchmark.

a)

Lijst van gecombineerde ESG-factoren:

Details over elke factor:

b)

Lijst van ecologische factoren:

Details over elke factor:

c)

Lijst van sociale factoren:

Details over elke factor:

d)

Lijst van governancefactoren:

Details over elke factor:

Hyperlink naar de informatie over ESG-factoren voor elke benchmark:

 

Punt 8. Gebruikte gegevens en normen

a)

Beschrijving van de gegevensbronnen die zijn gebruikt om informatie te verstrekken over de ESG-factoren in de benchmarkverklaring

Beschrijf hoe de gegevens zijn verkregen die zijn gebruikt om informatie te verstrekken over de ESG-factoren in de benchmarkverklaring, en of en in welke mate gegevens worden geraamd of gerapporteerd.

 

b)

Referentienormen

Vermeld de ondersteunende normen die voor de rapportage onder punt 6 en/of punt 7 worden gebruikt.

 

ONDERDEEL 2 — AANVULLENDE OPENBAARMAKINGSVEREISTEN VOOR EU-KLIMAATTRANSITIEBENCHMARKS EN OP DE OVEREENKOMST VAN PARIJS AFGESTEMDE EU-BENCHMARKS

Punt 9. Indien een benchmark wordt aangeduid als “EU-klimaattransitiebenchmark” of “op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark”, moeten benchmarkbeheerders ook de volgende informatie openbaar maken:

a)

toekomstgericht decarbonisatietraject van jaar tot jaar;

 

b)

mate waarin het IPCC-decarbonisatietraject (1,5 °C zonder of met een beperkte overschrijding) gemiddeld per jaar is bereikt sinds de invoering ervan;

 

c)

overlapping tussen die benchmarks en hun beleggingsuniversum als gedefinieerd in artikel 1, onder e), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie (1), met gebruikmaking van het actieve aandeel op het niveau van de activa.

 

ONDERDEEL 3 — OPENBAARMAKING VAN DE AFSTEMMING OP DE DOELSTELLINGEN VAN DE OVEREENKOMST VAN PARIJS

Punt 10. Uiterlijk op de datum van toepassing van deze verordening maken benchmarkbeheerders voor significante aandelen- en obligatiebenchmarks, EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks ook de volgende informatie openbaar.

Uiterlijk op 31 december 2021 maken benchmarkbeheerders voor elke benchmark of, in voorkomend geval, elke benchmarkgroep, de volgende informatie openbaar:

a)

Strookt de benchmark met de doelstelling om de koolstofemissies te verminderen of met de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs?

☐ Ja ☐ Neen

b)

het temperatuurscenario dat overeenkomstig internationale normen wordt gebruikt voor de afstemming op de doelstelling om de broeikasgasemissies te verminderen of de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen;

 

c)

de naam van de verstrekker van het temperatuurscenario dat wordt gebruikt voor de afstemming op de doelstelling om de broeikasgasemissies te verminderen of de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs;

 

d)

de methodologie die wordt gebruikt om de afstemming op het temperatuurscenario te meten;

 

e)

de hyperlink naar de website van het gebruikte temperatuurscenario.

 

Datum waarop de informatie voor het laatst is geactualiseerd en reden voor de actualisering:

 


(1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1818 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks (zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE II

IN AANMERKING TE NEMEN ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN (ESG-FACTOREN) PER ONDERLIGGEND ACTIEF

Onderdeel 1

AANDELEN

ESG-FACTOREN

OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren

Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Ecologische factoren

Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan hernieuwbare energie, gemeten in kapitaaluitgaven in die activiteiten (als percentage van de totale kapitaaluitgaven door energiebedrijven die deel uitmaken van de portefeuille) (vrijwillig).

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de productie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (1) genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen waarvan de activiteiten vallen onder de afdelingen 05 tot en met 09, 19 en 20 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan activiteiten die vallen onder de milieugoederen en -dienstensector als gedefinieerd in artikel 2, punt 5, van Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2).

Sociale factoren

Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “controversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controversiële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (absoluut aantal en relatief aantal gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen zonder zorgvuldigheidsbeleid ten aanzien van kwesties die aan de orde komen in de fundamentele verdragen 1 tot en met 8 van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Gewogen gemiddelde loonkloof tussen mannen en vrouwen.

Gewogen gemiddelde verhouding tussen vrouwelijke en mannelijke directieleden.

Gewogen gemiddeld percentage ongevallen, gewonden en doden.

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van de anticorruptie- en antiomkopingswetgeving.

Governancefactoren

Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Gewogen gemiddeld percentage onafhankelijke directieleden.

Gewogen gemiddelde percentage vrouwelijke directieleden.

Onderdeel 2

VASTRENTENDE ACTIVA

ESG-FACTOREN

OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren

Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Ecologische factoren

Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan hernieuwbare energie, gemeten in kapitaaluitgaven in die activiteiten (als percentage van de totale kapitaaluitgaven door energiebedrijven die deel uitmaken van de portefeuille) (vrijwillig).

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de productie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen waarvan de activiteiten vallen onder de afdelingen 05 tot en met 09, 19 en 20 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006.

Percentage groene obligaties in de benchmarkportefeuille.

Sociale factoren

Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “controversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controversiële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (absoluut aantal en gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht.

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan ondernemingen zonder zorgvuldigheidsbeleid ten aanzien van kwesties die aan de orde komen in de verdragen 1 tot en met 8 van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Gewogen gemiddelde loonkloof tussen mannen en vrouwen.

Gewogen gemiddelde verhouding tussen vrouwelijke en mannelijke directieleden.

Gewogen gemiddeld percentage ongevallen, gewonden en doden.

Aantal veroordelingen en bedrag van de boeten voor overtredingen van de anticorruptie- en antiomkopingswetgeving.

Governancefactoren

Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Onderdeel 3

OVERHEIDSSCHULD

ESG-FACTOREN

OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren

Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Totale ESG-rating van de tien belangrijkste benchmarkonderdelen naar gewicht in de benchmark (vrijwillig)

Percentage ondernemingen voor het beheer van onderliggende fondsen die internationale normen onderschrijven.

Ecologische factoren

Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Blootstelling van de benchmarkportefeuille aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de productie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (op basis van blootstelling van de emittent) (vrijwillig).

Tien belangrijkste en tien minst belangrijke onderdelen naar blootstelling aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s (vrijwillig).

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Gerapporteerde broeikasgasemissies als percentage van de geraamde.

Percentage groene obligaties in de benchmarkportefeuille.

Sociale factoren

Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Aantal benchmarkonderdelen dat te maken heeft met sociale overtredingen (absoluut aantal en relatief aantal gedeeld door alle benchmarkonderdelen), als bedoeld in internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationaal recht.

Gemiddelde prestaties van de emittenten op het gebied van de mensenrechten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde inkomensongelijkheidsscore, waarbij de inkomensverdeling en de economische ongelijkheid tussen de deelnemers aan een bepaalde economie wordt gemeten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde score voor de vrijheid van meningsuiting, waarbij wordt gemeten in welke mate politieke en maatschappelijke organisaties ongehinderd kunnen functioneren (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Governancefactoren

Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Gemiddelde corruptiescore, waarbij het waargenomen niveau van corruptie in de publieke sector wordt gemeten (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde score voor politieke stabiliteit, waarbij wordt gemeten hoe waarschijnlijk het is dat het huidige regime met geweld wordt omvergeworpen (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Gemiddelde score voor de rechtsstaat, op basis van de afwezigheid van corruptie, de eerbiediging van de grondrechten en de toestand van het civielrechtelijk en strafrechtelijk bestel (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Onderdeel 4

GRONDSTOFFEN

ESG-FACTOREN

OPENBAARMAKING

Ecologische factoren

Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan klimaatgerelateerde fysieke risico’s, waarbij de effecten van extreme weersomstandigheden op de activiteiten en de productie van ondernemingen of op de verschillende stadia van de toeleveringsketen worden gemeten (laag, gematigd of hoog) (vrijwillig).

De methode die wordt gebruikt om de klimaatgerelateerde fysieke risico’s te berekenen (vrijwillig).

Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan klimaattransitierisico’s, waarbij de financiële gevolgen worden gemeten van de effecten van de toepassing van koolstofarme strategieën (laag, gematigd of hoog).

Sociale factoren

Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan sociale risico’s (laag, gematigd of hoog)

Governancefactoren

Mate van blootstelling van de onderliggende grondstoffen aan governancerisico’s (laag, gematigd, hoog)

Gemiddelde score voor de rechtsstaat, op basis van de afwezigheid van corruptie, de eerbiediging van de grondrechten en de toestand van het civielrechtelijk en strafrechtelijk bestel (inclusief kwantitatieve indicator en de voor de berekening daarvan gebruikte methode).

Onderdeel 5

OVERIGE

ESG-FACTOREN

OPENBAARMAKING

Gecombineerde ESG-factoren

Gewogen gemiddelde ESG-rating van de benchmark (vrijwillig)

Ecologische factoren

Gewogen gemiddelde ecologische rating van de benchmark (vrijwillig)

Mate van blootstelling van de portefeuille aan klimaatgerelateerde kansen, waarbij beleggingskansen in verband met klimaatverandering worden gemeten of innoverende nieuwe beleggingsoplossingen, als percentage van het totale gewicht in de portefeuille (vrijwillig).

Broeikasgasintensiteit van de benchmark.

Mate van blootstelling van de portefeuille aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren als percentage van het totale gewicht in de portefeuille.

Sociale factoren

Gewogen gemiddelde sociale rating van de benchmark (vrijwillig)

Internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties of, in voorkomend geval, nationaal recht aan de hand waarvan is bepaald wat een “controversieel wapen” is.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de sector controversiële wapens.

Gewogen gemiddeld percentage van benchmarkonderdelen in de tabaksector.

Governancefactoren

Gewogen gemiddelde governancerating van de benchmark (vrijwillig)

Percentage onderliggende fondsen met bestaand beleid inzake goed beheer, inclusief maatregelen voor de planning en het beheer van middelen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 691/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2011 inzake Europese milieu-economische rekeningen (PB L 192 van 22.7.2011, blz. 1).


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/12


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1817 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de minimuminhoud van de toelichting over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 13, lid 2 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2)

Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal” goedgekeurd (3). De Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3)

Volgens Verordening (EU) 2016/1011 moeten benchmarkbeheerders toelichten hoe voor elke aangeboden en gepubliceerde benchmark de essentiële aspecten van de methodologie ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) weerspiegelen.

(4)

Wanneer voor elke benchmark of benchmarkgroep op verschillende wijze zou worden toegelicht hoe de essentiële aspecten van de benchmarkmethodologie ESG-factoren weerspiegelen, zou dit leiden tot een gebrek aan vergelijkbaarheid tussen benchmarks en een gebrek aan duidelijkheid over de reikwijdte en doelstellingen van de ESG-factoren. Het is derhalve noodzakelijk de minimuminhoud van dergelijke toelichtingen vast te stellen, alsook een model dat moet worden gebruikt.

(5)

Om de informatie beter op de beleggers af te stemmen, moet de vereiste om toe te lichten hoe de essentiële aspecten van de methodologie voor elke aangeboden en gepubliceerde benchmark of benchmarkgroep de ESG-factoren weerspiegelen, rekening houden met de onderliggende activa waarop de benchmarks zijn gebaseerd. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op benchmarks die geen onderliggende activa hebben met gevolgen voor de klimaatverandering, zoals rentevoetbenchmarks en valutawisselingsbenchmarks. Overeenkomstig artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1011 dient deze verordening niet van toepassing te zijn op grondstoffenbenchmarks.

(6)

De toelichting over de wijze waarop essentiële aspecten van de benchmarkmethodologie ESG-factoren weerspiegelen, moet betrekking hebben op een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde en mag niet openbaar worden gemaakt voor elk onderdeel van de benchmarks. Waar nodig en passend, moeten benchmarkbeheerders aanvullende ESG-informatie kunnen verstrekken.

(7)

Om benchmarkgebruikers van nauwkeurige en actuele informatie te voorzien, moeten benchmarkbeheerders de in het model verstrekte informatie actualiseren om eventuele in de methodologie aangebrachte wijzigingen te weerspiegelen, en daarbij vermelden waarom en op welke data de informatie is geactualiseerd.

(8)

Om beleggers maximale transparantie te bieden, moeten benchmarkbeheerders duidelijk vermelden of zij al dan niet ESG-doelstellingen nastreven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toelichting over de wijze waarop de ESG-factoren in de benchmarkmethodologie worden weerspiegeld

1.   Benchmarkbeheerders lichten aan de hand van het model in de bijlage bij deze verordening toe met welke van de in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2020/1816 (4) bedoelde ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren) zij rekening hebben gehouden bij het ontwerpen van hun benchmarkmethodologie. Zij lichten ook toe hoe die factoren tot uiting komen in de essentiële aspecten van die methodologie, waaronder voor de selectie van onderliggende activa, wegingsfactoren, maatstaven en indicatoren.

De in de eerste alinea vastgestelde vereiste is niet van toepassing op grondstoffenbenchmarks.

2.   Voor afzonderlijke benchmarks mogen benchmarkbeheerders, in plaats van alle informatie te verstrekken die volgens het model in de bijlage bij deze verordening nodig is, die informatie vervangen door een hyperlink in de verstrekte toelichting naar een website die al die informatie bevat.

3.   Wanneer benchmarks een mengeling vormen van verschillende soorten onderliggende activa, lichten de benchmarkbeheerders toe op welke wijze de ESG-factoren voor elk van de onderliggende activa worden weerspiegeld.

4.   Benchmarkbeheerders mogen in de verstrekte toelichting aanvullende ESG-factoren en gerelateerde informatie opnemen.

5.   Benchmarkbeheerders vermelden in de verstrekte toelichting duidelijk of zij al dan niet ESG-doelstellingen nastreven.

6.   Benchmarkbeheerders nemen in de verstrekte toelichting een verwijzing op naar de bronnen van de gegevens en normen die voor elke openbaar gemaakte ESG-factor zijn gebruikt.

Artikel 2

Actualisering van de verstrekte toelichting

Benchmarkbeheerders actualiseren de verstrekte toelichting telkens wanneer de benchmarkmethodologie wordt gewijzigd, en in ieder geval jaarlijks. Zij vermelden de redenen voor de actualisering.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3)  COM(2019) 640 final.

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816 van de Commissie van 17 juli 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toelichting in de benchmarkverklaring over de wijze waarop de ecologische, sociale en governancefactoren in elke aangeboden en gepubliceerde benchmark worden weerspiegeld (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

MODEL VOOR DE TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP DE ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE ECOLOGISCHE, SOCIALE EN GOVERNANCEFACTOREN (ESG-FACTOREN) WEERSPIEGELEN

TOELICHTING OVER DE WIJZE WAAROP ESG-FACTOREN TOT UITING KOMEN IN DE ESSENTIËLE ELEMENTEN VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE

Punt 1. Naam van de benchmarkbeheerder

 

Punt 2. Soort benchmark of benchmarkgroep

Kies het onderliggende actief uit de lijst in bijlage II bij GedelegeerdeVerordening (EU)2020/1816.

 

Punt 3. Naam van de benchmark of benchmarkgroep

 

Punt 4. Houdt de benchmarkmethodologie voor de benchmark of benchmarkgroep rekening met ESG-factoren?

☐ Ja ☐ Neen

Punt 5. Indien het antwoord op punt 4 bevestigend is, vermeld hieronder dan voor elke benchmarkgroep de ESG-factoren die in de benchmarkmethodologie in aanmerking zijn genomen, rekening houdend met de ESG-factoren die vermeld zijn in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816.

Licht toe hoe die ESG-factoren worden gebruikt voor de selectie, weging of uitsluiting van onderliggende activa.

De ESG-factoren worden openbaar gemaakt voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde op het niveau van de benchmarkgroep.

a)

Lijst van in aanmerking genomen ecologische factoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

b)

Lijst van in aanmerking genomen sociale factoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

c)

Lijst van in aanmerking genomen governancefactoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

Punt 6. Indien het antwoord op punt 4 bevestigend is, vermeld hieronder dan voor elke benchmark de ESG-factoren die in de benchmarkmethodologie in aanmerking zijn genomen, rekening houdend met de ESG-factoren die vermeld zijn in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1816, naargelang van het onderliggende actief in kwestie.

Licht toe hoe die ESG-factoren worden gebruikt voor de selectie, weging of uitsluiting van onderliggende activa.

De ESG-factoren worden niet openbaar gemaakt voor elk onderdeel van de benchmark, maar voor een geaggregeerde gewogen gemiddelde waarde van de benchmark.

Als alternatief mag al deze informatie worden verstrekt in de vorm van een in deze toelichting opgenomen hyperlink naar een website van de benchmarkbeheerder. De informatie op de website moet gemakkelijk beschikbaar en toegankelijk zijn. Benchmarkbeheerders zorgen ervoor dat de op hun website gepubliceerde informatie vijf jaar lang beschikbaar blijft.

a)

Lijst van in aanmerking genomen ecologische factoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

b)

Lijst van in aanmerking genomen sociale factoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

c)

Lijst van in aanmerking genomen governancefactoren:

Selectie, weging of uitsluiting:

Hyperlink naar de informatie over ESG-factoren voor elke benchmark:

 

Punt 7. Gebruikte gegevens en normen

a)

Gegevensinvoer

i)

Beschrijf of de gegevens intern of extern worden gerapporteerd, gemodelleerd of verkregen.

ii)

Indien de gegevens extern worden gerapporteerd, gemodelleerd of verkregen, vermeld dan de naam van de derde partij die de gegevens verstrekt.

 

b)

Verificatie en kwaliteit van gegevens

Beschrijf hoe de gegevens worden geverifieerd en hoe de kwaliteit van die gegevens wordt gewaarborgd.

 

c)

Referentienormen

Beschrijf de internationale normen die in de benchmarkmethodologie worden gebruikt.

 

Datum waarop de informatie voor het laatst is geactualiseerd en reden voor de actualisering:

 


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/17


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1818 VAN DE COMMISSIE

van 17 juli 2020

tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1011 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende indices die worden gebruikt als benchmarks voor financiële instrumenten en financiële overeenkomsten of om de prestatie van beleggingsfondsen te meten en tot wijziging van Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 (1), en met name artikel 19 bis, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering aangenomen Overeenkomst van Parijs, die op 5 oktober 2016 door de Unie is goedgekeurd (2), heeft als doel de reactie op de klimaatverandering te versterken, onder meer door investeringsstromen in lijn te brengen met een traject naar broeikasgasarme emissies en klimaatveerkrachtige ontwikkeling.

(2)

Op 11 december 2019 heeft de Commissie haar mededeling aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal” goedgekeurd (3). De Europese Green Deal omvat een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. Bij de uitvoering van de Europese Green Deal moeten beleggers duidelijke, op de lange termijn gerichte signalen krijgen om gestrande activa te voorkomen en duurzame financiering aan te trekken.

(3)

Bij Verordening (EU) 2016/1011 zijn EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks ingevoerd. De methodologie van die benchmarks is gebaseerd op de verbintenissen van de Overeenkomst van Parijs. Het is noodzakelijk voor beide soorten benchmarks minimumnormen vast te stellen. EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks hebben vergelijkbare doelstellingen maar verschillen qua ambitieniveau. De meeste minimumnormen moeten derhalve voor beide soorten benchmarks gelden, maar de drempels moeten per soort benchmark variëren.

(4)

Er zijn momenteel niet voldoende gegevens om de koolstofvoetafdruk te beoordelen die het gevolg is van beslissingen van overheidsentiteiten. Uitgiften van overheidsentiteiten moeten derhalve geen onderdeel van EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks kunnen vormen.

(5)

Omdat de methodologie van EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks gebaseerd is op de verbintenissen van de Overeenkomst van Parijs, moet het 1,5 °C-scenario, zonder of met een beperkte overschrijding, worden gebruikt als bedoeld in het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 °C (4) (hierna “IPCC-scenario” genoemd). Dat IPCC-scenario strookt met de in de Europese Green Deal opgenomen doelstelling van de Commissie om tegen 2050 een nettonuluitstoot van broeikasgassen te bewerkstelligen. Om met het IPCC-scenario te stroken, moeten beleggingen in activiteiten die van fossiele brandstoffen afhankelijk zijn, worden verplaatst naar groene of hernieuwbare activiteiten en moet het klimaateffect van die beleggingen elk jaar verbeteren.

(6)

De in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (5) genoemde sectoren, waaronder de olie-, gas-, mijnbouw- en vervoersector, dragen in hoge mate bij aan klimaatverandering. Om ervoor te zorgen dat EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks een realistisch beeld geven van de reële economie, inclusief sectoren die de broeikasgasemissies actief moeten reduceren om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs haalbaar te maken, mag de blootstelling van die benchmarks aan die sectoren niet minder zijn dan de blootstelling van hun onderliggende beleggingsuniversum. Die vereiste moet echter alleen gelden voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die aandelenbenchmarks zijn, om ervoor te zorgen dat aandelenbeleggers die de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs steunen, via betrokkenheid en stemming invloed houden op de transitie van de onderneming naar duurzamere activiteiten.

(7)

De berekening van broeikasgasemissies moet vergelijkbaar en consistent zijn. Het is derhalve noodzakelijk regels vast te stellen over de frequentie waarmee die berekeningen moeten worden geactualiseerd en, in voorkomend geval, over de te gebruiken valuta.

(8)

Een alleen op Scope 1 en Scope 2-broeikasgasemissies gebaseerde decarbonisatie zou tot contra-intuïtieve resultaten kunnen leiden. Daarom moet worden verduidelijkt dat de minimumnormen voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks niet alleen rekening moeten houden met directe emissies van ondernemingen, maar ook met emissies op basis van levenscyclus, die dus ook Scope 3-broeikasgasemissies omvatten. Gezien de ontoereikende kwaliteit van de gegevens die momenteel voor Scope 3-broeikasgasemissies beschikbaar zijn, is het noodzakelijk een passend tijdschema voor de infasering vast te stellen en het gebruik van fossielebrandstofreserves gedurende een beperkte periode toe te staan. Dat tijdschema voor de infasering moet gebaseerd zijn op de lijst van economische activiteiten in Verordening (EG) nr. 1893/2006.

(9)

Benchmarkbeheerders moeten de mogelijkheid hebben aan sommige ondernemingen meer gewicht toe te kennen op grond van de decarbonisatiedoelstellingen van die ondernemingen. Er moeten dus specifieke regels worden vastgesteld met betrekking tot de door afzonderlijke ondernemingen gerapporteerde decarbonisatiedoelstellingen.

(10)

EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks moeten hun vermogen aantonen om zichzelf van jaar tot jaar te decarboniseren. Dat minimumdecarbonisatietraject moet worden berekend aan de hand van het IPCC-scenario. Voorts moeten, om groenwassen te voorkomen, voorwaarden worden gespecificeerd voor afwijking van het decarbonisatietraject en voor het recht om een benchmark als EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark te blijven aanmerken.

(11)

De belangrijkste parameter voor de berekening van het decarbonisatietraject moet de broeikasgasintensiteit zijn, omdat die parameter de vergelijkbaarheid tussen sectoren waarborgt en geen afzonderlijke sectoren bevoordeelt of benadeelt. Om de broeikasgasintensiteit te berekenen is de marktkapitalisatie van de betrokken onderneming nodig. Wanneer benchmarks betrekking hebben op vastrentende door ondernemingen uitgegeven instrumenten, is de marktkapitalisatie wellicht niet beschikbaar voor ondernemingen die geen beursgenoteerde effecten met een aandelenkarakter hebben. Er moet dus worden bepaald dat wanneer EU-klimaattransitiebenchmarks of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks betrekking hebben op vastrentende door ondernemingen uitgegeven instrumenten, benchmarkbeheerders de mogelijkheid moeten hebben om broeikasgasemissies te gebruiken die zijn berekend in absolute cijfers in plaats van op basis van broeikasgasintensiteit.

(12)

Om de vergelijkbaarheid en consistentie van gegevens over broeikasgasemissies te waarborgen, moeten regels over de wijze van berekening van veranderingen in broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies worden vastgesteld.

(13)

Om de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs te halen, is het nodig dat zowel EU-klimaattransitiebenchmarks als op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks een procentuele basisreductie in blootstelling aan broeikasgasintensieve activa hebben ten opzichte van de moederbenchmarks of onderliggende beleggingsuniversums. Die procentuele reductie moet echter significanter zijn voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, die qua opzet ambitieuzer zijn dan EU-klimaattransitiebenchmarks.

(14)

Op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks mogen er niet toe bijdragen dat beleggingen worden gestimuleerd in financiële instrumenten van ondernemingen die wereldwijde normen overtreden als de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (UNGC). Het is dus noodzakelijk specifieke uitsluitingscriteria vast te stellen die gebaseerd zijn op klimaatgerelateerde of andere ESG-overwegingen. EU-klimaattransitiebenchmarks moeten uiterlijk op 31 december 2022 aan die uitsluitingscriteria voldoen, overeenkomstig het in Verordening (EU) 2016/1011 opgenomen tijdschema.

(15)

Om een afname in het gebruik van vervuilende energiebronnen en een echte transitie naar hernieuwbare bronnen te stimuleren, is het ook passend dat ondernemingen die meer dan een bepaald percentage van hun inkomsten uit kolen, olie of gas halen, worden uitgesloten van de op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks. Met de veranderingen in het aandeel van die energiebronnen in de wereldwijde primaire energievoorziening van 2020 tot 2050, zoals verwacht in het IPCC-scenario, moet rekening worden gehouden bij de vaststelling van die specifieke uitsluitingen. Volgens tabel 2.6 van het speciaal verslag over de opwarming van de aarde met 1,5 °C van de IPCC zal het gebruik van kolen naar verwachting met 57 % tot 99 % en het gebruik van olie met 9 % tot 93 % dalen, terwijl het gebruik van gas naar verwachting zal stijgen met 85 % of dalen met 88 %. Gas kan tijdens de transitie naar een koolstofarme economie worden gebruikt, met name als vervanging van kolen, wat de meer uiteenlopende ontwikkelingsrange verklaart, hoewel de verwachte mediane afname van het gebruik 40 % is. Om dezelfde reden is het noodzakelijk ondernemingen uit te sluiten die meer dan een bepaald percentage van hun inkomsten uit elektriciteitsopwekkingsactiviteiten halen.

(16)

Om de transparantie over de methodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks te waarborgen, is het passend regels vast te stellen inzake de noodzakelijke openbaarmaking met betrekking tot het decarbonisatietraject en de gegevensbronnen voor beide categorieën benchmarks. Om dezelfde reden is het passend openbaarmakingsvereisten vast te stellen voor benchmarkbeheerders die ramingen voor gegevens over broeikasgasemissies gebruiken, ongeacht of die door externe gegevensverstrekkers worden verstrekt.

(17)

Om de harmonisatie van de methodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks te ondersteunen, is het passend regels vast te stellen voor de kwaliteit en de nauwkeurigheid van gegevensbronnen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DEFINITIES

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“broeikasgasemissies”: broeikasgasemissies als gedefinieerd in artikel 3, punt 1, van Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad (6);

b)

“absolute broeikasgasemissies”: ton CO2-equivalent als gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Verordening (EU) 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7);

c)

“broeikasgasintensiteit”: absolute broeikasgasemissies gedeeld door ondernemingswaarde inclusief kasmiddelen in miljoenen euro;

d)

“ondernemingswaarde inclusief kasmiddelen” of “EVIC” (enterprise value including cash): de som, aan het einde van het boekjaar, van de marktkapitalisatie van gewone aandelen, de marktkapitalisatie van preferente aandelen, en de boekwaarde van de totale schuld en de belangen zonder zeggenschap, zonder de aftrek van kasmiddelen of equivalente middelen;

e)

“beleggingsuniversum”: alle beleggingsinstrumenten in een bepaalde activaklasse of groep activaklassen;

f)

“basisjaar”: het eerste van een reeks jaren in een benchmark.

HOOFDSTUK II

MINIMUMNORMEN VOOR HET ONTWERP VAN DE BENCHMARKMETHODOLOGIE

AFDELING 1

GEMEENSCHAPPELIJKE MINIMUMNORMEN VOOR EU-KLIMAATTRANSITIEBENCHMARKS EN OP DE OVEREENKOMST VAN PARIJS AFGESTEMDE BENCHMARKS

Artikel 2

Referentietemperatuurscenario

Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks gebruiken het 1,5 °C-scenario, zonder of met een beperkte overschrijding, als bedoeld in het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change — IPCC) over de opwarming van de aarde met 1,5 °C als het referentietemperatuurscenario om de methodologie voor de opstelling van die benchmarks te ontwerpen.

Artikel 3

Aandelenallocatiebeperking

EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die zijn gebaseerd op tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten toegelaten effecten met een aandelenkarakter, hebben een geaggregeerde blootstelling aan de in de secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 genoemde sectoren die ten minste gelijk is aan de geaggregeerde blootstelling van het onderliggende beleggingsuniversum aan die sectoren.

Artikel 4

Berekening van de broeikasgasintensiteit of de absolute broeikasgasemissies

1.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks berekenen de broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, de absolute broeikasgasemissies van die benchmarks met gebruikmaking van dezelfde valuta voor alle onderliggende activa.

2.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks berekenen de broeikasgasintensiteit en de broeikasgasemissies van die benchmarks jaarlijks opnieuw.

Artikel 5

Infasering van Scope 3-broeikasgasemissiegegevens in de benchmarkmethodologie

1.   In de benchmarkmethodologie voor EU-klimaattransitiebenchmarks of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks worden als volgt Scope 3-broeikasgasemissiegegevens opgenomen:

a)

vanaf 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor ten minste de in de afdelingen 05 tot en met 09 en 19 en 20 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren energie en mijnbouw;

b)

binnen twee jaar na 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor ten minste de in de afdelingen 10 tot en met 18, 21 tot en met 33, 41, 42 en 43, 49 tot en met 53 en 81 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren vervoer, bouwnijverheid, gebouwen, materialen en industrie;

c)

binnen vier jaar na 23 december 2020, Scope 3-broeikasgasemissiegegevens voor alle andere in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 bedoelde sectoren.

2.   Voor de toepassing van lid 1, onder a), mogen beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks van 23 december 2020 tot en met 31 december 2021 fossielebrandstofreserves gebruiken wanneer zij aantonen dat zij geen Scope 3-broeikasgasemisssiegegevens kunnen berekenen of ramen.

Artikel 6

Ondernemingen die broeikasgasemissiereductiedoelstellingen vaststellen en publiceren

Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks mogen in die benchmarks het gewicht verhogen van de emittenten van tot de benchmark behorende effecten die emissiereductiedoelstellingen voor broeikasgassen vaststellen en publiceren, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de emittenten van de betrokken effecten publiceren consequent en nauwgezet hun Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies;

b)

de emittenten van de betrokken effecten hebben hun broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, hun absolute broeikasgasemissies, waaronder Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies, gereduceerd met gemiddeld ten minste 7 % per jaar gedurende ten minste drie opeenvolgende jaren.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden Scope 3-broeikasgasemissies geconstrueerd overeenkomstig de in artikel 5 vastgestelde infaseringsperiode.

Artikel 7

Vaststelling van een decarbonisatietraject

1.   Het decarbonisatietraject voor EU-klimaattransitiebenchmarks en op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks heeft de volgende doelstellingen:

a)

voor effecten met een aandelenkarakter die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de broeikasgasintensiteit met ten minste 7 %;

b)

voor andere schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheidsemittent, wanneer de emittent van die schuldbewijzen effecten met een aandelenkarakter heeft die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de broeikasgasintensiteit met ten minste 7 % of een gemiddelde jaarlijkse reductie van de absolute broeikasgasemissies met ten minste 7 %;

c)

voor andere schuldbewijzen dan die welke zijn uitgegeven door een overheidsemittent, wanneer de emittent van die schuldbewijzen geen effecten met een aandelenkarakter heeft die zijn toegelaten tot een publieke markt in de Unie of daarbuiten, een gemiddelde jaarlijkse reductie van de absolute broeikasgasemissies met ten minste 7 %.

2.   De in lid 1 genoemde doelstellingen worden geometrisch berekend, dat wil zeggen dat de jaarlijkse minimale reductie van de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies met 7 % voor het jaar n wordt berekend op grond van de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies voor het jaar n-1, in een meetkundige reeks vanaf het basisjaar.

3.   Wanneer de gemiddelde EVIC van de tot de benchmark behorende effecten tijdens het laatste kalenderjaar is toegenomen of afgenomen, wordt de EVIC van elk onderdeel aangepast door deze te delen door een inflatiecorrectiefactor voor de ondernemingswaarde. De inflatiecorrectiefactor voor de ondernemingswaarde wordt berekend door de gemiddelde EVIC van de benchmarkonderdelen aan het einde van een kalenderjaar te delen door de gemiddelde EVIC van de benchmarkonderdelen aan het einde van het vorige kalenderjaar.

4.   Voor elk jaar waarin de in lid 1 vastgestelde doelstellingen niet zijn gehaald, compenseren beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die niet-gehaalde doelstellingen door de doelstellingen in hun decarbonisatietraject voor het volgende jaar naar boven bij te stellen.

5.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks duiden hun benchmarks niet langer als zodanig aan wanneer:

a)

de in lid 1 vastgestelde doelstellingen in een bepaald jaar niet worden gehaald en dit in het volgende jaar niet wordt gecompenseerd, of

b)

de in lid 1 vastgestelde doelstellingen drie keer niet worden gehaald in een periode van 10 opeenvolgende jaren.

Benchmarkbeheerders mogen een benchmark opnieuw als EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark aanmerken wanneer die benchmark na het verlies van het label twee opeenvolgende jaren aan het decarbonisatietraject voldoet, tenzij die benchmark dat label twee keer heeft verloren.

Artikel 8

Verandering in broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies

1.   De verandering in broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies wordt berekend als de procentuele verandering tussen, enerzijds, de gewogen gemiddelde broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies van alle onderdelen van de EU-klimaattransitiebenchmark of op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmark aan het einde van jaar n en, anderzijds, de gewogen gemiddelde broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies van alle onderdelen van de benchmarks aan het einde van het jaar n-1.

2.   Telkens wanneer zich significante veranderingen in de methode van berekening van de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies voordoen, gebruiken benchmarkbeheerders een nieuw basisjaar.

Voor de toepassing van de eerste alinea betekent een nieuw basisjaar het jaar ten opzichte waarvan het in artikel 7 bedoelde decarbonisatietraject wordt berekend.

De selectie van een nieuw basisjaar laat de in artikel 7, lid 5, vervatte regels onverlet.

AFDELING 2

MINIMUMNORMEN VOOR EU-KLIMAATTRANSITIEBENCHMARKS

Artikel 9

Basisreductie van de broeikasgasintensiteit of de absolute broeikasgasemissies voor EU-klimaattransitiebenchmarks

De broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, de absolute broeikasgasemissies voor EU-klimaattransitiebenchmarks, inclusief Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies, zijn ten minste 30 % lager dan de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies van het beleggingsuniversum.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden Scope 3-broeikasgasemissies geconstrueerd overeenkomstig de in artikel 5 vastgestelde infaseringsperiode.

Artikel 10

Uitsluitingen voor EU-klimaattransitiebenchmarks

1.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks maken in hun methodologie bekend of en hoe zij ondernemingen uitsluiten.

2.   Uiterlijk op 31 december 2022 voldoen beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks aan de vereisten van artikel 12, lid 1, onder a), b) en c), en artikel 12, lid 2.

AFDELING 3

MINIMUMNORMEN VOOR OP DE OVEREENKOMST VAN PARIJS AFGESTEMDE EU-BENCHMARKS

Artikel 11

Basisreductie van de broeikasgasintensiteit of de absolute broeikasgasemissies voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks

De broeikasgasintensiteit of, in voorkomend geval, de absolute broeikasgasemissies voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks, inclusief Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies, zijn ten minste 50 % lager dan de broeikasgasintensiteit of absolute broeikasgasemissies van het beleggingsuniversum.

Voor de toepassing van de eerste alinea worden Scope 3-broeikasgasemissies geconstrueerd overeenkomstig de in artikel 5 vastgestelde infaseringsperiode.

Artikel 12

Uitsluitingen voor op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks

1.   Beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks sluiten alle volgende ondernemingen van die benchmarks uit:

a)

ondernemingen die betrokken zijn bij activiteiten in verband met controversiële wapens;

b)

ondernemingen die betrokken zijn bij de teelt en productie van tabak;

c)

ondernemingen die volgens de bevindingen van de benchmarkbeheerders de beginselen van het Global Compact van de Verenigde Naties (UNGC) of de richtsnoeren voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) overtreden;

d)

ondernemingen die 1 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, ontginning, winning, distributie of raffinage van steen- en bruinkool;

e)

ondernemingen die 10 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, winning, distributie of raffinage van oliebrandstoffen;

f)

ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit de exploratie, winning, vervaardiging of distributie van gasvormige brandstoffen;

g)

ondernemingen die 50 % of meer van hun inkomsten halen uit elektriciteitsopwekking met een broeikasgasintensiteit van meer dan 100 g CO2e/kWh.

Voor de toepassing van punt a) worden onder “controversiële wapens” verstaan controversiële wapens in de zin van internationale verdragen en overeenkomsten, beginselen van de Verenigde Naties en, in voorkomend geval, nationale wetgeving.

2.   Beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks sluiten van die benchmarks alle ondernemingen uit die volgens hun bevindingen of ramingen of die van externe gegevensverstrekkers in aanzienlijke mate afbreuk doen aan een of meer milieudoelstellingen als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (8), overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, van deze Verordening vervatte regels inzake ramingen.

3.   Beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks maken in hun benchmarkmethodologie alle aanvullende uitsluitingscriteria bekend die zij gebruiken en die gebaseerd zijn op klimaatgerelateerde of andere ecologische, sociale en governancefactoren (ESG-factoren).

HOOFDSTUK III

TRANSPARANTIE EN NAUWKEURIGHEID

Artikel 13

Transparantievereisten voor ramingen

1.   Naast de vereisten van bijlage III bij Verordening (EU) 2016/1011 voldoen beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks aan de volgende vereisten:

a)

beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die niet op gegevens van een externe gegevensverstrekker berustende ramingen gebruiken, formaliseren, documenteren en publiceren de methodologie waarop dergelijke ramingen berusten, inclusief:

i)

de aanpak die zij hebben gevolgd om de broeikasgasemissies te berekenen en de belangrijkste aannamen en voorzorgsbeginselen die aan die ramingen ten grondslag liggen;

ii)

de onderzoeksmethodologie om ontbrekende, niet-gerapporteerde of ondergerapporteerde broeikasgasemissies te ramen;

iii)

de externe gegevensreeksen die zijn gebruikt bij het ramen van ontbrekende, niet-gerapporteerde of ondergerapporteerde broeikasgasemissies;

b)

beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die op gegevens van een externe gegevensverstrekker berustende ramingen gebruiken, formaliseren, documenteren en publiceren alle volgende informatie:

i)

de naam en contactgegevens van de gegevensverstrekker;

ii)

de gebruikte methodologie en de belangrijkste aannamen en voorzorgsbeginselen, indien beschikbaar;

iii)

een hyperlink naar de website van de gegevensverstrekker en naar de gebruikte methodologie, indien beschikbaar.

2.   Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, voldoen beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks aan de volgende vereisten:

a)

beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die niet op gegevens van een externe gegevensverstrekker berustende ramingen gebruiken, formaliseren, documenteren en publiceren de methodologie waarop dergelijke ramingen berusten, inclusief:

i)

de aanpak en onderzoeksmethodologie die zij hebben gevolgd, en de belangrijkste aannamen en voorzorgsbeginselen die aan die ramingen ten grondslag liggen;

ii)

de externe gegevensreeksen die bij de raming zijn gebruikt;

b)

beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks die op gegevens van een externe gegevensverstrekker berustende ramingen gebruiken, formaliseren, documenteren en publiceren alle volgende informatie:

i)

de naam en contactgegevens van de gegevensverstrekker;

ii)

de gebruikte methodologie en de belangrijkste aannamen en voorzorgsbeginselen, indien beschikbaar;

iii)

een hyperlink naar de website van de gegevensverstrekker en naar de gebruikte methodologie, indien beschikbaar.

Artikel 14

Openbaarmaking van het decarbonisatietraject

Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks formaliseren, documenteren en publiceren de decarbonisatietrajecten van die benchmarks, het voor de vaststelling van die decarbonisatietrajecten gebruikte basisjaar, en, wanneer de in het decarbonisatietraject vastgestelde doelstellingen niet zijn gehaald, de redenen daarvoor en de stappen die zij zullen ondernemen om de bijgestelde doelstelling als bedoeld in artikel 7, lid 4, te halen.

Artikel 15

Nauwkeurigheid van de gegevensbronnen

1.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks zorgen ervoor dat de gegevens over Scope 1, 2 en 3-broeikasgasemissies nauwkeurig zijn, overeenkomstig mondiale of Europese normen, zoals de methoden milieuvoetafdruk van een product (Product Environmental Footprint, PEF) en milieuvoetafdruk van een organisatie (Organisation Environmental Footprint, OEF) (9), de Corporate Value Chain (Scope 3) Accounting and Reporting Standard (10), EN ISO 14064 of EN ISO 14069.

2.   Voor de toepassing van lid 1 maken beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks in hun methodologie de gebruikte norm bekend.

3.   Beheerders van EU-klimaattransitiebenchmarks en beheerders van op de Overeenkomst van Parijs afgestemde EU-benchmarks waarborgen de vergelijkbaarheid en kwaliteit van de gegevens over broeikasgasemissies.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 171 van 29.6.2016, blz. 1.

(2)  Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 1).

(3)  COM(2019) 640 final.

(4)  IPCC, 2018: Global Warming of 1.5 °C. An IPCC Special Report on the impacts of global warming of 1.5 °C above pre-industrial levels and related global greenhouse gas emission pathways, in the context of strengthening the global response to the threat of climate change, sustainable development, and efforts to eradicate poverty.

(5)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26).

(7)  Verordening (EU) nr. 517/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende gefluoreerde broeikasgassen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 842/2006 (PB L 150 van 20.5.2014, blz. 195).

(8)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(9)  Aanbeveling 2013/179/EU van de Commissie van 9 april 2013 over het gebruik van gemeenschappelijke methoden voor het meten en bekendmaken van de milieuprestatie van producten en organisaties gedurende hun levenscyclus (PB L 124 van 4.5.2013, blz. 1).

(10)  Value Chain (Scope 3) Accounting and Reporting Standard (september 2011), aanvulling op de GHG Protocol Corporate Accounting and Reporting Standard.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/26


VERORDENING (EU) 2020/1819 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat het gebruik van kleurstoffen in zalmimitatie betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (1), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 bevat een EU-lijst van voor gebruik in levensmiddelen goedgekeurde levensmiddelenadditieven en de desbetreffende gebruiksvoorwaarden.

(2)

Die lijst kan volgens de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde uniforme procedure worden bijgewerkt, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij ingevolge een aanvraag.

(3)

Op grond van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 232/2012 van de Commissie (3), is het gebruik van zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) als levensmiddelenadditief momenteel toegestaan in levensmiddelencategorie 09.2 “Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” in een maximale concentratie van 200 mg/kg en alleen in zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma en Pollachius virens. Op 15 juli 2014 en 23 september 2009 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) adviezen uitgebracht waarin zij de aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) voor zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) heeft vastgesteld op 4 mg/kg lichaamsgewicht/dag (4) en die voor ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) op 0,7 mg/kg lichaamsgewicht/dag (5). In haar adviezen van 15 juli 2014 en 21 april 2015 (6) heeft de EFSA geconcludeerd dat de blootstellingsschattingen voor die levensmiddelenadditieven hun respectieve ADI in geen enkele bevolkingsgroep overschrijden.

(4)

Op 4 februari 2019 is een aanvraag ingediend tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden voor zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) in levensmiddelencategorie 09.2 “Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” om het gebruik van die stoffen in zalmimitaties op basis van Clupea harengus toe te staan. In de aanvraag wordt het huidige maximumgehalte van 200 mg/kg vereist, maar wordt verduidelijkt dat de feitelijke gebruiksniveaus veel lager zijn en voor beide stoffen tussen een en twee tiende van het maximumgehalte bedragen. De aanvraag is krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 toegankelijk gemaakt voor de lidstaten.

(5)

Wanneer zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) als kleurstof worden gebruikt, geven zij de gewenste stabiele schakering, verbeteren zij de organoleptische eigenschappen en maken zij zalmimitaties op basis van Clupea harengus visueel aantrekkelijker.

(6)

Krachtens artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 moet de Commissie voor het bijwerken van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 het advies van de EFSA inwinnen, tenzij de bijwerking geen gevolgen voor de gezondheid van de mens kan hebben.

(7)

Het gebruik van zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) is toegestaan voor een uitgebreid gamma levensmiddelen. De meest recente blootstellingsschattingen van de EFSA, zoals bedoeld in overweging 3, hebben bevestigd dat de totale blootstelling ver onder de ADI ligt, zelfs in het regelgevingsscenario met de meest conservatieve maximumgehalten. Die blootstellingsschattingen omvatten het toegestane gebruik in zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma en Pollachius virens. Aangezien zalmimitaties op basis van Clupea harengus als alternatief voor zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma en Pollachius virens bedoeld zijn, zou de consumptie van zalmimitaties door de consument niet noemenswaardig mogen veranderen. Bovendien zijn de gebruiksconcentraties van zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) die nodig zijn om het gewenste effect te bereiken in zalmimitaties op basis van Clupea harengus, aanzienlijk lager dan de toegestane maximumconcentraties. Bijgevolg zal het voorgestelde gebruik naar verwachting geen noemenswaardige gevolgen hebben voor de totale blootstelling van de consument aan die levensmiddelenadditieven, die dus onder de ADI zou moeten blijven.

(8)

In de vermeldingen voor groep II, groep III en lycopeen (E 160d) in levensmiddelencategorie 09.2 “Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” wordt momenteel alleen naar “zalmimitatie” verwezen. Om duidelijkheid en rechtszekerheid te verschaffen wat deze uitdrukking betreft, moet de bewoording van die vermeldingen worden gewijzigd om aan te geven dat het toegestane gebruik betrekking heeft op zalmimitaties op basis van de vissoorten Theragra chalcogramma, Pollachius virens of Clupea harengus.

(9)

Derhalve moet levensmiddelencategorie 09.2 “Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” in bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 worden gewijzigd om het gebruik van zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) in zalmimitaties op basis van Clupea harengus toe te staan en om in de vermeldingen voor groep II, groep III en lycopeen (E 160d) de vissoorten op te nemen waarop de zalmimitaties gebaseerd mogen zijn.

(10)

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16.

(2)  Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 232/2012 van de Commissie van 16 maart 2012 tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de gebruiksvoorwaarden en gebruiksniveaus voor chinolinegeel (E 104), zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) en ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) (PB L 78 van 17.3.2012, blz. 1).

(4)  EFSA Journal 2014;12(7):3765.

(5)  EFSA Journal 2009;7(11):1328.

(6)  EFSA Journal 2015;13(4):4073.


BIJLAGE

In bijlage II, deel E, bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 wordt levensmiddelencategorie 09.2 “Verwerkte vis en visserijproducten, inclusief schaal- en weekdieren” als volgt gewijzigd:

1)

De vermeldingen voor groep II en groep III worden vervangen door:

 

“Groep II

Kleurstoffen in quantum satis-hoeveelheid

quantum satis

 

alleen surimi en soortgelijke producten en zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma, Pollachius virens en Clupea harengus

 

Groep III

Kleurstoffen met een gecombineerd maximum

500

(84)

alleen surimi en soortgelijke producten en zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma, Pollachius virens en Clupea harengus

2)

De vermelding voor zonnegeel FCF/oranjegeel S (E 110) wordt vervangen door:

 

“E 110

Zonnegeel FCF/oranjegeel S

200

(63)

alleen zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma, Pollachius virens en Clupea harengus

3)

De vermelding voor ponceau 4R, cochenillerood A (E 124) wordt vervangen door:

 

“E 124

Ponceau 4R, cochenillerood A

200

(63)

alleen zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma, Pollachius virens en Clupea harengus

4)

De eerste vermelding voor lycopeen (E 160d) wordt vervangen door:

 

“E 160d

Lycopeen

10

 

alleen zalmimitaties op basis van Theragra chalcogramma, Pollachius virens en Clupea harengus


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/29


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1820 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot toelating van het in de handel brengen van gedroogde Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

Op 20 december 2018 heeft de onderneming Kemin Foods L.C. (“de aanvrager”) overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 bij de Commissie een aanvraag ingediend om gedroogde hele cellen Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen. De aanvraag betrof het gebruik van gedroogde hele cellen Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel in de volgende levensmiddelencategorieën voor de algemene bevolking: ontbijt-, granola- en eiwitrepen; yoghurt; yoghurtdranken; vruchtensappen, -smoothies en -nectars, groentesappen; dranken met vruchtensmaak; maaltijdvervangende dranken. De aanvrager verzocht tevens het gebruik van gedroogde hele cellen Euglena gracilis toe te laten in voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen, en in de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), met uitzondering van de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing voor zuigelingen.

(4)

De aanvrager heeft de Commissie ook verzocht om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens voor een aantal studies die ter ondersteuning van de aanvraag zijn ingediend, te weten in-vitrofermentatieonderzoek (5), een terugmutatietest met bacteriën (6), een in-vivomicronucleustest (7), een acute-toxiciteitsproef bij ratten (8), een 14-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel/smakelijkheid bij ratten (9) en een 90-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel bij ratten (10).

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2283 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 13 mei 2019 verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen op basis van de beoordeling van gedroogde Euglena gracilis als nieuw voedingsmiddel.

(6)

Op 25 maart 2020 heeft de EFSA haar wetenschappelijk advies over “Safety of dried whole cell Euglena gracilis as a novel food pursuant to Regulation (EU) 2015/2283” (11) uitgebracht. Dat advies voldoet aan de vereisten van artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283.

(7)

In dat advies heeft de EFSA geconcludeerd dat gedroogde Euglena gracilis bij de voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties veilig is. Derhalve worden in het advies van de EFSA voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat gedroogde Euglena gracilis onder de beoordeelde gebruiksvoorwaarden voldoet aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(8)

Overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1798 van de Commissie (12) zijn de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing bestemd voor gezonde volwassenen met overgewicht of obesitas die een gewichtsvermindering voor ogen hebben. Daarom mag gedroogde Euglena gracilis alleen worden toegelaten voor gebruik in de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing voor volwassenen, en niet voor zuigelingen, kinderen en adolescenten.

(9)

In haar advies heeft de EFSA opgemerkt dat de gegevens van de 90-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel bij ratten als basis voor de vaststelling van de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel hebben gediend. Daarom is geoordeeld dat de conclusies over de veiligheid van gedroogde Euglena gracilis niet mogelijk waren geweest zonder de gegevens van de ongepubliceerde verslagen van die studie.

(10)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht de rechtvaardiging voor zijn verzoek om gegevensbescherming voor de 90-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel bij ratten nader toe te lichten en zijn claim op het exclusieve recht om naar die studie te verwijzen, zoals bedoeld in artikel 26, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2015/2283, te verduidelijken.

(11)

De aanvrager heeft aangevoerd dat hij op het moment van de indiening van de aanvraag op grond van nationaal recht het exclusieve eigendomsrecht om naar die studie te verwijzen bezat en dat derden dus geen rechtmatige toegang tot die studie kunnen hebben, er geen rechtmatig gebruik van kunnen maken of rechtmatig naar die gegevens mogen verwijzen.

(12)

De Commissie heeft alle door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld en heeft geoordeeld dat de aanvrager de vervulling van de voorschriften van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 voldoende heeft onderbouwd. De in het dossier van de aanvrager opgenomen 90-daagse studie naar toxiciteit bij ratten mag derhalve gedurende vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet door de EFSA worden gebruikt ten behoeve van latere aanvragers. Het in de Unie in de handel brengen van gedroogde Euglena gracilis moet derhalve gedurende die periode tot de aanvrager worden beperkt.

(13)

De beperking van de toelating van Euglena gracilis en van het verwijzen naar de studie in het dossier van de aanvrager tot uitsluitend de aanvrager verhindert evenwel niet dat andere aanvragers kunnen vragen om toelating om hetzelfde nieuwe voedingsmiddel in de handel te brengen, op voorwaarde dat hun aanvraag is gebaseerd op rechtmatig verkregen gegevens ter ondersteuning van de toelating krachtens Verordening (EU) 2015/2283.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Gedroogde Euglena gracilis, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, wordt opgenomen in de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

2.   Gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening heeft alleen de oorspronkelijke aanvrager:

de onderneming Kemin Foods L.C.,

op het adres 2100 Maury Street Des Moines, IA 50317, VS,

de toelating om het in lid 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen, tenzij een volgende aanvrager toelating verkrijgt voor het nieuwe voedingsmiddel zonder te verwijzen naar de op grond van artikel 2 van deze verordening beschermde gegevens of met toestemming van Kemin Foods L.C.

3.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften als vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De gegevens in het aanvraagdossier op basis waarvan het in artikel 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel door de EFSA is beoordeeld, die volgens de aanvrager door eigendomsrechten worden beschermd en zonder welke het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen worden toegelaten, worden gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet zonder toestemming van Kemin Foods L.C. ten voordele van een volgende aanvrager gebruikt.

Artikel 3

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(4)  Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).

(5)  Prebiotische effecten van algenmeel en algenglucaan. Onderzoek van het groeiprofiel van probiotische bacteriën bij aanwezigheid van algenmeel en algenglucaan. Kemin Corporation, 2016 (niet gepubliceerd).

(6)  Gedroogde algen (Euglena gracilis). Terugmutatietest met bacteriën (Ames-test). Product Safety Labs, 2015a (niet gepubliceerd).

(7)  Gedroogde algen (Euglena gracilis). Micronucleustest (perifeer bloedbeeld, doorstroomcytometrie — muis). Product Safety Labs, 2015b (niet gepubliceerd).

(8)  Algamune™ algenmeel: procedure voor orale toxiciteit bij ratten. Product Safety Labs, 2014 (niet gepubliceerd).

(9)  Gedroogde algen (Euglena gracilis). Een 14-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel/smakelijkheid bij ratten. Product Safety Labs, 2015c (niet gepubliceerd).

(10)  Gedroogde algen (Euglena gracilis). Een 90-daagse studie naar toxiciteit bij opname via voedsel bij ratten. Product Safety Labs, 2015d (niet gepubliceerd).

(11)  EFSA Journal 2020;18(5):6100.

(12)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1798 van de Commissie van 2 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de bijzondere samenstellings- en informatievoorschriften voor de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing (PB L 259 van 7.10.2017, blz. 2).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermelding wordt in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

Gegevensbescherming

“Gedroogde Euglena gracilis

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “gedroogde biomassa van Euglena gracilis-algen”.

Op de etikettering van voedingssupplementen die gedroogde Euglena gracilis bevatten, wordt vermeld dat die voedingssupplementen niet mogen worden geconsumeerd door zuigelingen/kinderen jonger dan 3 jaar/kinderen jonger dan 10 jaar/kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar  (*1).

 

Toelating verleend op 23 december 2020. Deze opname in de Unielijst is gebaseerd op door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke bewijzen en wetenschappelijke gegevens die overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 zijn beschermd.

Aanvrager: Kemin Foods L.C., 2100 Maury Street Des Moines, IA 50317, VS.

Tijdens de termijn van gegevensbescherming mag het nieuwe voedingsmiddel uitsluitend door Kemin Foods L.C. in de Unie in de handel worden gebracht, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor het nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 beschermde wetenschappelijke bewijzen of wetenschappelijke gegevens te verwijzen of met toestemming van Kemin Foods L.C.

Einddatum van de gegevensbescherming: 23 december 2025.

Ontbijtgraanrepen, granolarepen en eiwitrepen

630 mg/100 g

Yoghurt

150 mg/100 g

Yoghurtdranken

95 mg/100 g

Vruchten- en groentesappen, -nectars, gemengde groente-/vruchtendranken

120 mg/100 g

Dranken met vruchtensmaak

40 mg/100 g

Maaltijdvervangende dranken

75 mg/100 g

Voedingssupplementen, zoals omschreven in Richtlijn 2002/46/EG, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen

100 mg/dag voor peuters

150 mg/dag voor kinderen van 3 tot en met 9 jaar

225 mg/dag voor kinderen vanaf 10 jaar en adolescenten (tot en met 17 jaar)

375 mg/dag voor volwassenen

De dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013

190 mg/maaltijd

2)

De volgende vermelding wordt in tabel 2 (Specificaties) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificatie

Gedroogde Euglena gracilis

Omschrijving/definitie:

Het nieuwe voedingsmiddel is Euglena van gedroogde volledige cellen, d.w.z. de gedroogde biomassa van de microalg Euglena gracilis.

Het nieuwe voedingsmiddel wordt geproduceerd door fermentatie, gevolgd door filtratie en doding door verhitting van de microalg om ervoor te zorgen dat zich in het nieuwe voedingsmiddel geen levensvatbare cellen van Euglena gracilis bevinden.

Kenmerken/Samenstelling:

Totaal koolhydraten: ≤ 75 %

β-glucaan: > 50 %

Eiwitten: ≥ 15 %

Vetten: ≤ 15 %

As: ≤ 10 %

Vocht: ≤ 6 %

Zware metalen:

Lood: ≤ 0,5 mg/kg

Cadmium: ≤ 0,5 mg/kg

Kwik: ≤ 0,05 mg/kg

Arseen: ≤ 0,02 mg/kg

Microbiologische criteria:

Aeroob kiemgetal: ≤ 10 000 kve/g

Coliformen: ≤ 100 MWA/g

Gisten en schimmels: ≤ 500 kve/g

Escherichia coli: afwezig in 10 g

Stafylococcus aureus: afwezig in 10 g

Salmonella: afwezig in 25 g

Listeria monocytogenes: afwezig in 25 g

Kve: kolonievormende eenheden.

MWA: meest waarschijnlijke aantal”


(*1)  Afhankelijk van de leeftijdsgroep waarvoor het voedingssupplement bestemd is.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1821 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot toelating van het in de handel brengen van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

De Commissie moet ingevolge artikel 12 van Verordening (EU) 2015/2283 een ontwerpuitvoeringshandeling tot toelating van het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel en tot bijwerking van de Unielijst indienen.

(4)

Op 7 juni 2018 heeft de onderneming NuLiv Science (“de aanvrager”) overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 bij de Commissie een aanvraag ingediend om een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus als nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen. De aanvrager verzocht het gebruik van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus toe te laten als nieuw voedingsmiddel in voedingssupplementen in de zin van Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) voor de algemene volwassen bevolking, behalve in voedingssupplementen voor zwangere vrouwen. De aanvrager heeft de Commissie ook verzocht om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens die ter ondersteuning van de aanvraag zijn ingediend.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2283 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 22 oktober 2018 verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen op basis van de beoordeling van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus als nieuw voedingsmiddel.

(6)

Op 24 maart 2020 heeft de EFSA haar wetenschappelijk advies over “Safety of a botanical extract derived from Panax notoginseng and Astragalus membranaceus (AstraGinTM) as a novel food pursuant to Regulation (EU) 2015/2283” (4) uitgebracht. Dat advies voldoet aan de vereisten van artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283.

(7)

De EFSA heeft in haar advies geconcludeerd dat een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus veilig is bij een innameniveau van 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per dag wat overeenkomt met een maximuminname van 35 mg/dag voor de doelpopulatie, d.w.z. volwassenen met uitzondering van zwangere vrouwen.

(8)

In het advies van de EFSA worden voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus onder de beoordeelde gebruiksvoorwaarden voldoet aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(9)

In haar advies heeft de EFSA opgemerkt dat de toxicologische gegevens van het onderzoek naar orale toxiciteit van AstraGinTM bij herhaalde toediening per sonde gedurende 28 dagen bij ratten (5), van de terugmutatietest met bacteriën (Ames-test) met AstraGinTM (6), van de 90-daagse studie naar orale toxiciteit bij herhaalde toediening van Astragin® bij wistarratten (7), van de in‐vitromicronucleustest in CHO‐K1-cellen van het gepatenteerde extract van Panax notoginseng (8) en van de in‐vitromicronucleustest in CHO‐K1-cellen van het extract van Astragalus membranaceus (9) als basis dienden om de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel vast te stellen. Daarom is geoordeeld dat de conclusies over de veiligheid van extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus niet mogelijk waren geweest zonder de gegevens van de niet-gepubliceerde verslagen van die studies.

(10)

Naar aanleiding van het advies van de EFSA heeft de Commissie de aanvrager verzocht de rechtvaardiging voor zijn verzoek om gegevensbescherming voor het onderzoek naar orale toxiciteit van AstraGinTM bij herhaalde toediening per sonde gedurende 28 dagen bij ratten, de terugmutatietest met bacteriën (Ames-test) met AstraGinTM, de 90‐daagse studie naar orale toxiciteit bij herhaalde toediening van Astragin® bij wistarratten, de in‐vitromicronucleustest in CHO‐K1-cellen van het gepatenteerde extract van Panax notoginseng en de in‐vitromicronucleustest in CHO‐K1-cellen van het extract van Astragalus membranaceus nader toe te lichten en zijn claim op het exclusieve recht om naar die gegevens te verwijzen, zoals bedoeld in artikel 26, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2015/2283, te verduidelijken.

(11)

De aanvrager heeft aangevoerd dat hij op het moment van de indiening van de aanvraag het exclusieve eigendomsrecht om naar die studies te verwijzen bezat en dat derden dus geen rechtmatige toegang tot die studies kunnen hebben, er geen rechtmatig gebruik van kunnen maken of rechtmatig naar die gegevens mogen verwijzen.

(12)

De Commissie heeft alle door de aanvrager ingediende informatie beoordeeld en heeft geoordeeld dat de aanvrager de vervulling van de voorschriften van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 voldoende heeft onderbouwd. De toxicologische gegevens uit de onderzoeken in het dossier van de aanvrager die voor de EFSA als basis dienden om de veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel vast te stellen en haar conclusies te trekken over de veiligheid van extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus, en zonder welke het nieuwe voedingsmiddel niet door de EFSA had kunnen worden beoordeeld, mogen derhalve gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet door de EFSA ten voordele van een volgende aanvrager worden gebruikt. Het in de Unie in de handel brengen van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus moet derhalve gedurende die periode tot de aanvrager worden beperkt.

(13)

De beperking van de toelating van een extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus en van het verwijzen naar de studies in het dossier van de aanvrager tot uitsluitend de aanvrager verhindert evenwel niet dat andere aanvragers kunnen vragen om toelating om hetzelfde nieuwe voedingsmiddel in de handel te brengen, op voorwaarde dat hun aanvraag is gebaseerd op rechtmatig verkregen gegevens ter ondersteuning van de toelating krachtens Verordening (EU) 2015/2283.

(14)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, wordt opgenomen in de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

2.   Gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening heeft alleen de oorspronkelijke aanvrager:

de onderneming NuLiv Science;

adres: 1050 W. Central Ave., Building C, Brea, CA 92821, VS,

de toelating om het in lid 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen, tenzij een volgende aanvrager toelating verkrijgt voor dat nieuwe voedingsmiddel zonder te verwijzen naar de op grond van artikel 2 van deze verordening beschermde gegevens of met toestemming van NuLiv Science.

3.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften als vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De gegevens in het aanvraagdossier op basis waarvan het in artikel 1 bedoelde nieuwe voedingsmiddel door de EFSA is beoordeeld, die volgens de aanvrager door eigendomsrechten worden beschermd en zonder welke het nieuwe voedingsmiddel niet had kunnen worden toegelaten, worden gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet zonder toestemming van NuLiv Science ten voordele van een volgende aanvrager gebruikt.

Artikel 3

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(4)  EFSA Journal 2020;18(5):6099.

(5)  Pasics Szakonyiné, I., 2011 (niet-gepubliceerd studieverslag), Repeated dose 28‐day oral gavage toxicity study with AstraGinTM in rats, Study No: 413.407.3084, Toxi-Coop Zrt., Hongarije.

(6)  Zin HM, 2016 (niet-gepubliceerd studieverslag), Bacterial reverse mutation test (Ames test) for AstraGinTM, Study code: GLP/J165/2016/48), Environmental Technology Research Centre (ETRC), Shah Alam, Selangor, Maleisië.

(7)  Upadhyaya, S. and Wang, R., 2017 (niet-gepubliceerd studieverslag), 90‐days repeated dose oral toxicity study of Astragin® in Wistar rats, 161101/NVS/PC, July 2017, 319 blz., Vedic Life Sciences Pvt, Ltd, Mumbai, India.

(8)  Vedic Lifesciences, 2019a (niet-gepubliceerd studieverslag), Panax notoginseng proprietary extract: in vitro micronucleus test in CHO‐K1 cells, Study Nr. 190503/NL/PC, Mumbai, India.

(9)  Vedic Lifesciences, 2019b (niet-gepubliceerd studieverslag), Astragalus membranaceus extract: in vitro micronucleus test in CHO‐K1 cells, Study Nr. 190502/NL/PC, Mumbai, India.


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermelding wordt in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

Gegevensbescherming

Extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus”.

Op de etikettering van voedingssupplementen die extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus bevatten, wordt vermeld dat die voedingssupplementen niet mogen worden geconsumeerd door bevolking jonger dan 18 jaar, noch door zwangere vrouwen.

 

Toelating verleend op 23 december 2020. Deze opname in de Unielijst is gebaseerd op door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke bewijzen en wetenschappelijke gegevens die overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 zijn beschermd.

Aanvrager: NuLiv Science, 1050 W. Central Ave., Building C, Brea, CA 92821, VS.

Tijdens de termijn van gegevensbescherming mag het nieuwe voedingsmiddel uitsluitend door NuLiv Science in de Unie in de handel worden gebracht, tenzij een volgende aanvrager een toelating voor het nieuwe voedingsmiddel verkrijgt zonder naar de overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 beschermde wetenschappelijke bewijzen of wetenschappelijke gegevens te verwijzen of met toestemming van NuLiv Science.

Einddatum van de gegevensbescherming: 23 december 2025.”

Voedingssupplementen, zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG voor de algemene volwassen bevolking, met uitzondering van voedingssupplementen voor zwangere vrouwen

35 mg/dag

2)

De volgende vermelding wordt in tabel 2 (Specificaties) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificatie

Extract van Panax notoginseng en Astragalus membranaceus

Omschrijving/definitie:

Het nieuwe voedingsmiddel bevat twee extracten. Eén is een ethanolextract van de wortels van Astragalus membranaceus (Fisch.) Bunge. Het andere is een door middel van warm water verkregen extract van de wortels van Panax notoginseng (Burkill) F.H. Chen dat verder is geconcentreerd door absorptie op een hars en achtereenvolgende elutie met 60 % ethanol. Aan het einde van het productieproces worden beide extracten (45 tot 47,5 % van elk extract) met maltodextrine (5 tot 10 %) vermengd.

Kenmerken/Samenstelling:

Totaal saponinen: 1,5‐5 %

Ginsenoside Rb1: 0,1‐0,5 %

Astragaloside I: 0,01‐0,1 %

Koolhydraten: ≥ 90 %

Eiwitten: ≤ 4,5 %

As: ≤ 1 %

Vocht: ≤ 5 %

Vetten: ≤ 1,5 %

Zware metalen:

Arseen: ≤ 0,3 mg/kg

Microbiologische criteria:

Totaal kiemgetal: ≤ 5 000 kve/g

Totaal kiemgetal gisten en schimmels: ≤ 500 kve/g

Enterobacteriaceae: < 10 kve/g

Escherichia coli: afwezig in 25 g

Salmonella: afwezig in 375 g

Stafylococcus aureus: afwezig in 25 g

Kve: kolonievormende eenheden.”.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/39


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1822 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot toelating van het in de handel brengen van biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/760 van de Commissie (3) is overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 het in de handel brengen van biomassa van de gist Yarrowia lipolytica als nieuw voedingsmiddel voor gebruik in voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) toegelaten, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters.

(4)

Op 22 augustus 2018 heeft de onderneming Skotan SA (“de aanvrager”) overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 bij de Commissie een aanvraag ingediend om met chroom verrijkte biomassa van de gist Yarrowia lipolytica als nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen. De aanvrager verzocht met chroom verrijkte biomassa van de gist Yarrowia lipolytica toe te laten als nieuw voedingsmiddel in voedingssupplementen, behalve in voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters. De door de aanvrager voorgestelde maximale gebruiksconcentraties bedragen 2 g per dag voor kinderen van 3 tot en met 9 jaar en 4 g per dag voor adolescenten en volwassenen.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2283 heeft de Commissie de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) op 18 februari 2019 verzocht een wetenschappelijk advies uit te brengen op basis van de beoordeling van biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) als nieuw voedingsmiddel.

(6)

Op 23 januari 2020 heeft de EFSA haar wetenschappelijk advies over “Safety of chromium-enriched biomass of Yarrowia lipolytica as a novel food pursuant to Regulation (EU) 2015/2283” (5) uitgebracht. Dat advies voldoet aan de vereisten van artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283.

(7)

De EFSA heeft in haar advies geconcludeerd dat biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) bij de voorgestelde toepassingen en gebruiksconcentraties veilig is bij gebruik in voedingssupplementen voor de algemene bevolking vanaf de leeftijd van drie jaar.

(8)

In het advies van de EFSA worden voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden voldoet aan artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(9)

Verordening (EU) 2017/2470 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica), zoals gespecificeerd in de bijlage bij de onderhavige verordening, wordt opgenomen in de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

2.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/760 van de Commissie van 13 mei 2019 tot toelating van het in de handel brengen van biomassa van de gist Yarrowia lipolytica als nieuw voedingsmiddel krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (PB L 125 van 14.5.2019, blz. 13).

(4)  Richtlijn 2002/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake voedingssupplementen (PB L 183 van 12.7.2002, blz. 51).

(5)  EFSA Journal 2020;18(3):6005.


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermelding wordt in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

“Biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica)

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica)”.

Op de etikettering van voedingssupplementen die biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica) bevatten, wordt vermeld dat die voedingssupplementen niet mogen worden geconsumeerd door zuigelingen en peuters (kinderen jonger dan 3 jaar)/kinderen van 3 tot en met 9 jaar  (*1).

 

Voedingssupplementen zoals gedefinieerd in Richtlijn 2002/46/EG, met uitzondering van voedingssupplementen voor zuigelingen en peuters

2 g/dag voor kinderen van 3 tot en met 9 jaar, met als resultaat 46 μg chroom per dag

4 g/dag voor kinderen vanaf 10 jaar, adolescenten en volwassenen, met als resultaat 92 μg chroom per dag

2)

De volgende vermelding wordt in tabel 2 (Specificaties) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificatie

“Biomassa van chroomhoudende gist (Yarrowia lipolytica)

Omschrijving/definitie:

Het nieuwe voedingsmiddel is de gedroogde en door verhitting gedode chroomhoudende biomassa van de gist Yarrowia lipolytica.

Het nieuwe voedingsmiddel wordt geproduceerd door fermentatie in de aanwezigheid van chroomchloride, gevolgd door een aantal zuiveringsstappen en doding door verhitting van de gist om ervoor te zorgen dat zich in het nieuwe voedingsmiddel geen levensvatbare cellen van Yarrowia lipolytica bevinden.

Kenmerken/Samenstelling:

 

Totaal chroom: 18-23 μg/g

 

Chroom (VI): < 10 μg/kg (d.w.z. detectiegrens)

 

Eiwitten: 40-50 g/100 g

 

Voedingsvezels: 24-32 g/100 g

 

Suikers: < 2 g/100 g

 

Vetten: 6-12 g/100 g

 

Totaal as: ≤ 15 %

 

Water: ≤ 5 %

 

Droge stof: ≥ 95 %

Zware metalen:

 

Lood: ≤ 3,0 mg/kg

 

Cadmium: ≤ 1,0 mg/kg

 

Kwik: ≤ 0,1 mg/kg

Microbiologische criteria:

 

Totaal aeroob kiemgetal: ≤ 5 × 103 kve/g

 

Totaal kiemgetal gisten en schimmels: ≤ 102 kve/g

 

Levensvatbare cellen van Yarrowia lipolytica  (*2): < 10 kve/g (d.w.z. detectiegrens)

 

Coliformen: ≤ 10 kve/g

 

Salmonella spp.: afwezig in 25 g

 

Kve: kolonievormende eenheden.


(*1)  Afhankelijk van de leeftijdsgroep waarvoor het voedingssupplement bestemd is.”

(*2)  Van toepassing op alle stadia na de warmtebehandeling om de afwezigheid van levensvatbare cellen Yarrowia lipolytica te waarborgen en onmiddellijk na de warmtebehandeling voor het eerst te testen. Er moeten maatregelen worden genomen om tijdens de verpakking en/of de opslag van het nieuwe voedingsmiddel kruisbesmetting met levensvatbare cellen van Yarrowia lipolytica te voorkomen.”


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/43


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1823 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 234/2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1331/2008 stelt de procedurele regelingen vast voor de bijwerking van de lijst van stoffen die in de Unie in de handel mogen worden gebracht overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 1333/2008 (2), (EG) nr. 1332/2008 (3) en (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) (hierna de “sectorale levensmiddelenwetten” genoemd).

(2)

Verordening (EU) nr. 234/2011 van de Commissie (5) bevat bepalingen betreffende de inhoud, de opstelling en de indiening van aanvragen tot bijwerking van de Unielijsten in het kader van elke sectorale levensmiddelenwet. Die verordening voorziet in gedetailleerde regelingen voor de controle van de geldigheid van aanvragen voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s en de aard van de informatie die in het advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moet worden opgenomen.

(3)

Bij Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn Verordening (EG) nr. 178/2002 (7) en Verordening (EG) nr. 1331/2008 gewijzigd. Die wijzigingen zijn gericht op het vergroten van de transparantie en de duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling op alle gebieden van de voedselketen waar de EFSA een wetenschappelijke risicobeoordeling uitvoert, onder meer op het gebied van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s.

(4)

Met betrekking tot het in de handel brengen van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s en ingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in en op levensmiddelen zijn bij de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 nieuwe bepalingen ingevoerd met betrekking tot onder meer: algemeen advies van het personeel van de EFSA voorafgaand aan de indiening op verzoek van een potentiële aanvrager en de verplichting om kennis te geven van studies die exploitanten van bedrijven hebben verricht of hebben laten verrichten ter ondersteuning van een aanvraag en de gevolgen van niet-naleving van die verplichting. Ook werden bepalingen ingevoerd over de openbaarmaking door de EFSA van alle wetenschappelijke gegevens, studies en andere informatie ter ondersteuning van aanvragen, met uitzondering van vertrouwelijke informatie, in een vroeg stadium van het risicobeoordelingsproces, gevolgd door een raadpleging van derden. De wijzigingen bevatten ook specifieke procedurele voorschriften voor de indiening van verzoeken om vertrouwelijke behandeling en de beoordeling daarvan door de EFSA met betrekking tot de door een aanvrager ingediende informatie, wanneer de Commissie om een advies van de EFSA verzoekt.

(5)

Verordening (EU) 2019/1381 omvatte ook wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1331/2008 om daarin bepalingen op te nemen ter waarborging van de samenhang met de aanpassingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 en om specifieke sectorale aspecten van vertrouwelijke informatie in aanmerking te nemen.

(6)

Gezien het toepassingsgebied en de toepassing van al die wijzigingen moet Verordening (EU) nr. 234/2011 worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen met betrekking tot de inhoud, de opstelling en de indiening van aanvragen tot bijwerking van de Unielijsten in het kader van elke sectorale levensmiddelenwet, de regelingen voor de controle van de geldigheid van aanvragen en de informatie die in de adviezen van de EFSA moet worden opgenomen. In Verordening (EU) nr. 234/2011 moet met name worden verwezen naar de gestandaardiseerde gegevensformaten en moet worden vereist dat de aanvragen informatie bevatten waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de kennisgevingsverplichting van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002. In die verordening moet ook worden verduidelijkt dat de beoordeling van de naleving van de kennisgevingsverplichting deel uitmaakt van de verificatie van de geldigheid van een aanvraag.

(7)

Voorts moet de Commissie, rekening houdend met het feit dat de EFSA verantwoordelijk is voor het beheer van de gegevensbank van studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002, de EFSA kunnen raadplegen in het kader van de verificatie van de geldigheid van aanvragen om zich ervan te vergewissen dat de aanvraag aan de desbetreffende eisen van dat artikel voldoet.

(8)

Wanneer tijdens de risicobeoordeling overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 openbare raadplegingen worden gehouden, moet het advies van de EFSA ook de resultaten van die raadplegingen bevatten, in overeenstemming met de transparantievereisten waaraan de EFSA is onderworpen.

(9)

Deze verordening moet van toepassing zijn met ingang van 27 maart 2021 en op aanvragen die vanaf die datum, te weten de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/1381, worden ingediend.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 234/2011

Verordening (EU) nr. 234/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   De in artikel 1 bedoelde aanvraag omvat het volgende:

a)

een brief;

b)

een technisch dossier;

c)

een gedetailleerde samenvatting en een openbare samenvatting van het dossier.”;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Het in lid 1, onder b), bedoelde technische dossier bevat:

a)

de administratieve gegevens, als bedoeld in artikel 4;

b)

de voor de risicobeoordeling vereiste gegevens als bedoeld in de artikelen 5, 6, 8 en 10 en informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002, en

c)

de voor het risicobeheer vereiste gegevens, als bedoeld in de artikelen 7, 9 en 11, en informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.”;

c)

lid 6 wordt vervangen door:

“6.   De samenvatting van het dossier, als bedoeld in lid 1, onder c), omvat een met redenen omklede verklaring dat het gebruik van het product voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in:

a)

artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1332/2008, of

b)

de artikelen 6, 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1333/2008, of

c)

artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1334/2008.

De openbare samenvatting van het dossier bevat geen informatie die het voorwerp vormt van een verzoek om vertrouwelijke behandeling overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 en 39 bis van Verordening (EG) nr. 178/2002.”.

2)

Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

“1.   Vóór de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem, in een elektronisch formaat dat het downloaden, afdrukken en doorzoeken van documenten mogelijk maakt. Na de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem en overeenkomstig de gestandaardiseerde gegevensformaten. De aanvrager houdt rekening met de praktische richtsnoeren voor de indiening van aanvragen, die door de Commissie zijn opgesteld (website van directoraat-generaal Gezondheid en Voedselveiligheid (*1)).

(*1)  https://ec.europa.eu/food/safety_en”."

3)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt m) wordt vervangen door:

“m)

wanneer de aanvrager overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1331/2008 een verzoek indient om bepaalde delen van de informatie van het dossier, met inbegrip van aanvullende informatie, vertrouwelijk te behandelen, een lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens zijn belangen aanzienlijk zou kunnen schaden;”;

b)

het volgende punt n) wordt toegevoegd:

“n)

een lijst van de studies die ter ondersteuning van de aanvraag zijn ingediend, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat aan artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002 is voldaan.”.

4)

Artikel 12 wordt vervangen door:

Artikel 12

Procedure

1.   Bij ontvangst van een aanvraag gaat de Commissie onverwijld na of het levensmiddelenadditief, voedingsenzym of aroma onder de werkingssfeer van de desbetreffende sectorale levensmiddelenwet valt, of de aanvraag alle in hoofdstuk II vereiste elementen bevat en of de aanvraag voldoet aan de voorschriften van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De Commissie kan de EFSA raadplegen over de geschiktheid van de gegevens voor risicobeoordeling overeenkomstig de wetenschappelijke adviezen over de gegevensvereisten voor de evaluatie van aanvragen in verband met stoffen en over de vraag of de aanvraag voldoet aan de eisen van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002. De EFSA verstrekt de Commissie haar standpunt binnen 30 werkdagen.

3.   Indien de aanvraag door de Commissie als geldig wordt beschouwd, gaat de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 bedoelde beoordelingsperiode in op de datum van ontvangst van het in lid 2 van dit artikel bedoelde antwoord van de EFSA.

Overeenkomstig artikel 17, lid 4, tweede alinea, onder a), van Verordening (EG) nr. 1332/2008 is bij vaststelling van de EU-lijst van voedingsenzymen artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1331/2008 niet van toepassing.

4.   Bij indiening van een aanvraag tot bijwerking van de EU-lijst van levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen of aroma’s kan de Commissie de aanvrager verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over zaken in verband met de geldigheid van de aanvraag en de aanvrager in kennis stellen van de termijn voor de verstrekking van die informatie. Bij overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1332/2008 ingediende aanvragen stelt de Commissie die termijn tezamen met de aanvrager vast.

5.   De aanvraag wordt niet als geldig beschouwd indien:

a)

de aanvraag niet onder de desbetreffende sectorale levensmiddelenwetgeving valt;

b)

de aanvraag niet alle op grond van hoofdstuk II vereiste elementen bevat;

c)

de aanvraag niet voldoet aan artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002, of

d)

de EFSA van oordeel is dat de gegevens voor risicobeoordeling niet geschikt zijn.

In dat geval stelt de Commissie de aanvrager, de lidstaten en de EFSA hiervan in kennis, onder opgave van de redenen waarom de aanvraag niet als geldig wordt beschouwd.

6.   In afwijking van lid 5 en onverminderd artikel 32 ter, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002 kan een aanvraag als geldig worden beschouwd, ook al bevat zij niet alle krachtens hoofdstuk II vereiste elementen, als de aanvrager passende bewijsstukken voor elk ontbrekend element heeft verstrekt.

5)

Aan artikel 13, lid 1, wordt het volgende punt g) toegevoegd:

“g)

de resultaten van de raadplegingen tijdens het risicobeoordelingsproces overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002.”.

6)

De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 27 maart 2021 en op aanvragen die vanaf die datum bij de Commissie worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 354 van 31.12.2008, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

(3)  Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).

(4)  Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma’s en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

(5)  Verordening (EU) nr. 234/2011 van de Commissie van 10 maart 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1331/2008 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een uniforme goedkeuringsprocedure voor levensmiddelenadditieven, voedingsenzymen en levensmiddelenaroma’s (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 15).

(6)  Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009 en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


BIJLAGE

“BIJLAGE

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN LEVENSMIDDELENADDITIEVEN

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: ....................

Betreft:

Aanvraag tot goedkeuring van een levensmiddelenadditief overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw levensmiddelenadditief

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd levensmiddelenadditief

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient deze aanvraag tot goedkeuring van een of meer levensmiddelenadditieven in.

Naam van het levensmiddelenadditief:

ELINCS- of Einecs-nummer (indien toegekend):

CAS-nr. (indien van toepassing):

Functionele klasse(n) van levensmiddelenadditieven (*1):

(lijst)

Levensmiddelencategorieën en vereiste niveaus:

Levensmiddelencategorie

Normaal gebruiksniveau

Maximaal voorgesteld gebruiksniveau

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: ....................

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier (niet-vertrouwelijk)

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens zijn belangen aanzienlijk zou kunnen schaden

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN VOEDINGSENZYMEN

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: ....................

Betreft:

Aanvraag tot goedkeuring van een voedingsenzym overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw voedingsenzym

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd voedingsenzym

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd voedingsenzym

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient deze aanvraag tot goedkeuring van een of meer voedingsenzymen in.

Naam van het voedingsenzym:

Enzymclassificatienummer van de Enzymcommissie van de IUBMB:

Uitgangsmaterialen:

Naam

Specificaties

Levensmiddelen

Gebruiksvoorwaarden

Beperkingen op de verkoop van het voedingsenzym aan de eindverbruiker

Specifiek voorschrift ten aanzien van de etikettering van levensmiddelen

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: ....................

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier (niet-vertrouwelijk)

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens zijn belangen aanzienlijk zou kunnen schaden

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

MODELBRIEF TER BEGELEIDING VAN EEN AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN LEVENSMIDDELENAROMA’S

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: ....................

Betreft:

Aanvraag tot goedkeuring van een levensmiddelenaroma overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1331/2008

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuwe aromastof

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw aromatiserend preparaat

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuwe aromaprecursor

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw via een thermisch procedé verkregen aroma

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw overig aroma

Aanvraag tot goedkeuring van een nieuw uitgangsmateriaal

Aanvraag tot wijziging van de gebruiksvoorwaarden van een reeds goedgekeurd levensmiddelenaroma

Aanvraag tot wijziging van de specificaties van een reeds goedgekeurd levensmiddelenaroma

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

De aanvrager(s) en/of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam, adres, …)

dient deze aanvraag tot goedkeuring van een of meer levensmiddelenaroma’s in.

Naam van het aroma of uitgangsmateriaal:

FL-, CAS-, JECFA-, CoE-nummer (indien toegekend):

Organoleptische eigenschappen van het aroma

Levensmiddelencategorieën en vereiste niveaus:

Levensmiddelencategorie

Normaal gebruiksniveau

Maximaal voorgesteld gebruiksniveau

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: ....................

Bijlagen:

Volledig dossier

Openbare samenvatting van het dossier (niet-vertrouwelijk)

Gedetailleerde samenvatting van het dossier

Lijst van de delen van het dossier waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens zijn belangen aanzienlijk zou kunnen schaden

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s).


(*1)  De functionele klassen van levensmiddelenadditieven in levensmiddelen en van levensmiddelenadditieven in levensmiddelenadditieven en voedselenzymen staan vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1333/2008. Als het additief niet tot een van de vermelde klassen behoort, kan een nieuwe naam en definitie van de functionele klasse worden voorgesteld.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/51


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1824 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 20 en artikel 35, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2015/2283 stelt voorschriften vast voor het in de handel brengen en het gebruik van nieuwe voedingsmiddelen in de Unie.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 van de Commissie (2) stelt administratieve en wetenschappelijke voorschriften vast voor traditionele levensmiddelen uit derde landen.

(3)

Bij Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EU) 2015/2283 gewijzigd. Die wijzigingen zijn gericht op versterking van de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling op alle gebieden van de voedselketen waar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijke risicobeoordeling uitvoert, onder meer op het gebied van traditionele levensmiddelen uit derde landen.

(4)

Bij de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 werden nieuwe bepalingen geïntroduceerd inzake het in de handel brengen van traditionele voedingsmiddelen uit derde landen met betrekking tot onder andere de volgende kwesties: algemeen advies van het personeel van de EFSA voorafgaand aan de indiening op verzoek van een potentiële aanvrager of kennisgever en de verplichting om kennis te geven van studies die exploitanten van bedrijven hebben verricht of hebben laten verrichten ter ondersteuning van een aanvraag of kennisgeving en de gevolgen van niet-naleving van die verplichting. Ook werden bepalingen ingevoerd over de openbaarmaking door de EFSA van alle wetenschappelijke gegevens, studies en andere informatie ter ondersteuning van aanvragen, met uitzondering van vertrouwelijke informatie, in een vroeg stadium van het risicobeoordelingsproces, gevolgd door een raadpleging van derden. De wijzigingen bevatten ook specifieke procedurele voorschriften voor de indiening van verzoeken om vertrouwelijke behandeling en de beoordeling daarvan door de EFSA met betrekking tot de door een aanvrager ingediende informatie, wanneer de Commissie om een advies van de EFSA verzoekt.

(5)

Verordening (EU) 2019/1381 omvatte ook wijzigingen van Verordening (EU) 2015/2283 om bepalingen vast te stellen betreffende de openbaarmaking door de EFSA van kennisgevingen indien zij daartegen naar behoren met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid indient, alsmede om daarin bepalingen op te nemen ter waarborging van de samenhang met de aanpassingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 en om specifieke sectorale aspecten van vertrouwelijke informatie in aanmerking te nemen.

(6)

Gezien het toepassingsgebied en de toepassing van al die wijzigingen moet Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen met betrekking tot de inhoud, de opstelling en de indiening van kennisgevingen en aanvragen als bedoeld in de artikelen 14 en 16 van Verordening (EU) 2015/2283, de regelingen voor de controle van de geldigheid van kennisgevingen en aanvragen en de informatie die in de adviezen van de EFSA moet worden opgenomen. In Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 moet met name worden verwezen naar de gestandaardiseerde gegevensformaten en moet worden vereist dat de aanvragen informatie bevatten waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de kennisgevingsverplichting van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002. In die verordening moet ook worden verduidelijkt dat de beoordeling van de naleving van de kennisgevingsverplichting deel uitmaakt van de verificatie van de geldigheid van een aanvraag.

(7)

Voorts moet de Commissie, rekening houdend met het feit dat de EFSA verantwoordelijk is voor het beheer van de gegevensbank van studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002, de EFSA kunnen raadplegen in het kader van de verificatie van de geldigheid van kennisgevingen en aanvragen om zich ervan te vergewissen dat de kennisgeving of aanvraag aan de desbetreffende eisen van dat artikel voldoet.

(8)

Wanneer tijdens de risicobeoordeling overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 openbare raadplegingen worden gehouden, moet het advies van de EFSA ook de resultaten van die raadplegingen bevatten, in overeenstemming met de transparantievereisten waaraan de EFSA is onderworpen.

(9)

Deze verordening moet van toepassing zijn met ingang van 27 maart 2021 en op kennisgevingen en aanvragen die vanaf die datum, te weten de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/1381, worden ingediend.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Een kennisgeving omvat het volgende:

a)

een begeleidende brief;

b)

een technisch dossier;

c)

een samenvatting van het dossier.

Vóór de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de kennisgeving ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem, in een elektronisch formaat dat het downloaden, afdrukken en doorzoeken van documenten mogelijk maakt. Na de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de kennisgeving ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem en overeenkomstig de gestandaardiseerde gegevensformaten.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De in lid 1, onder c), bedoelde samenvatting van het dossier bevat bewijs waaruit blijkt dat het gebruik van een traditioneel levensmiddel uit een derde land voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) 2015/2283. De samenvatting van het dossier bevat geen informatie die het voorwerp vormt van een verzoek om vertrouwelijke behandeling overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 39 bis van Verordening (EG) nr. 178/2002.”.

2)

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Een aanvraag omvat het volgende:

a)

een begeleidende brief;

b)

een technisch dossier;

c)

een samenvatting van het dossier;

d)

in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 bedoelde naar behoren met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid;

e)

het antwoord van de aanvrager op naar behoren met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid.

Vóór de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem, in een elektronisch formaat dat het downloaden, afdrukken en doorzoeken van documenten mogelijk maakt. Na de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem en overeenkomstig de gestandaardiseerde gegevensformaten.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   De in lid 1, onder c), bedoelde samenvatting van het dossier bevat bewijs waaruit blijkt dat het gebruik van een traditioneel levensmiddel uit een derde land voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) 2015/2283. De samenvatting van het dossier bevat geen informatie die het voorwerp vormt van een verzoek om vertrouwelijke behandeling overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 39 bis van Verordening (EG) nr. 178/2002.”.

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt e) wordt vervangen door:

“e)

wanneer de aanvrager overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 een verzoek indient om bepaalde delen van de informatie van het dossier, met inbegrip van aanvullende informatie, vertrouwelijk te behandelen, een lijst van de delen van het dossier die als vertrouwelijk moeten worden behandeld, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens zijn belangen aanzienlijk zou kunnen schaden;”;

b)

het volgende punt f) wordt toegevoegd:

“f)

een lijst van de studies die ter ondersteuning van de kennisgeving of aanvraag zijn ingediend, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat aan artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002 is voldaan.”.

4)

Artikel 7 wordt vervangen door:

“Artikel 7

Beoordeling van de geldigheid van een kennisgeving

1.   Na ontvangst van een kennisgeving inzake een traditioneel levensmiddel uit een derde land gaat de Commissie onverwijld na of het betrokken levensmiddel binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/2283 valt en of de kennisgeving voldoet aan de voorschriften van de artikelen 3, 5 en 6 van deze verordening en van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De Commissie kan de lidstaten en de EFSA raadplegen om na te gaan of een kennisgeving voldoet aan de in lid 1 bedoelde vereisten. De lidstaten en de EFSA verstrekken de Commissie hun standpunten binnen dertig werkdagen.

3.   De Commissie kan de aanvrager verzoeken om aanvullende informatie met betrekking tot de geldigheid van de kennisgeving en de aanvrager in kennis stellen van de termijn waarbinnen die informatie moet worden verstrekt.

4.   In afwijking van lid 1 van dit artikel en onverminderd artikel 14 van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 32 ter, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002 kan een kennisgeving als geldig worden beschouwd, ook al bevat zij niet alle krachtens de artikelen 3, 5 en 6 van deze verordening vereiste elementen, als de aanvrager passende bewijsstukken voor elk ontbrekend element heeft verstrekt.

5.   De Commissie deelt de aanvrager, de lidstaten en de EFSA mee of de kennisgeving als geldig wordt beschouwd. Indien de kennisgeving niet als geldig wordt beschouwd, vermeldt de Commissie de motivering hiervoor.”.

5)

Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Beoordeling van de geldigheid van een aanvraag

1.   Na ontvangst van een aanvraag voor de toelating van een traditioneel levensmiddel uit een derde land gaat de Commissie onverwijld na of de aanvraag voldoet aan de voorschriften van de artikelen 4 tot en met 6 van deze verordening en van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De Commissie kan de EFSA raadplegen om na te gaan of een kennisgeving voldoet aan de in lid 1 bedoelde vereisten. De EFSA verstrekt de Commissie haar standpunt binnen dertig werkdagen.

3.   De Commissie kan de aanvrager verzoeken aanvullende informatie te verstrekken over zaken in verband met de geldigheid van de aanvraag en de aanvrager in kennis stellen van de termijn voor de verstrekking van die informatie.

4.   In afwijking van lid 1 van dit artikel en onverminderd artikel 16 van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 32 ter, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002, kan een kennisgeving als geldig worden beschouwd, ook al bevat zij niet alle krachtens de artikelen 4 tot en met 6 van deze verordening vereiste elementen, als de aanvrager passende bewijsstukken voor elk ontbrekend element heeft verstrekt.

5.   De Commissie deelt de aanvrager, de lidstaten en de EFSA mee of de aanvraag als geldig wordt beschouwd. Indien de aanvraag niet als geldig wordt beschouwd, vermeldt de Commissie de motivering hiervoor.”.

6)

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

het volgende punt e) wordt toegevoegd:

“e)

de uitkomsten van de tijdens het risicobeoordelingsproces uitgevoerde raadplegingen overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002.”.

7)

De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

8)

Bijlage III wordt geschrapt.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De verordening is van toepassing met ingang van 27 maart 2021 en op kennisgevingen en aanvragen die vanaf die datum bij de Commissie worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 55).

(3)  Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009, en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Verordening (EU) 2017/2468 worden als volgt vervangen:

1)

Bijlage I wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

MODEL VAN EEN BEGELEIDENDE BRIEF BIJ EEN KENNISGEVING VOOR EEN TRADITIONEEL LEVENSMIDDEL UIT EEN DERDE LAND OVEREENKOMSTIG DE VOORSCHRIFTEN VAN ARTIKEL 14 VAN VERORDENING (EU) 2015/2283

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Kennisgeving voor de toelating van een traditioneel levensmiddel uit een derde land overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

Kennisgeving voor toelating van een nieuw traditioneel levensmiddel.

Kennisgeving voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van de gebruiksvoorwaarden van een reeds toegelaten traditioneel levensmiddel. Vermeld de referentie van de kennisgeving in kwestie.

Kennisgeving voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van de specificaties van een reeds toegelaten traditioneel levensmiddel. Vermeld de referentie van de kennisgeving in kwestie.

Kennisgeving voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften van een reeds toegelaten traditioneel levensmiddel. Vermeld de referentie van de kennisgeving in kwestie.

Kennisgeving voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen van een reeds toegelaten traditioneel levensmiddel. Vermeld de referentie van de kennisgeving in kwestie.

De aanvrager(s) of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Unie

(naam/namen, adres(sen), …)

dient (dienen) deze kennisgeving in met het oog op het bijwerken van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen.

Identiteit van het traditionele levensmiddel:

Vertrouwelijkheid. Vermeld in voorkomend geval of de aanvraag vertrouwelijke gegevens in de zin van artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 bevat

Ja

Neen

Levensmiddelencategorieën, gebruiksvoorwaarden en etiketteringsvoorschriften

Levensmiddelencategorie

Specifieke gebruiksvoorwaarden

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: …

Bijlagen:

Volledig technisch dossier

Samenvatting van het dossier (niet vertrouwelijk)

Lijst van de delen van het dossier waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens de belangen van de aanvrager aanzienlijk zou kunnen schaden

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgevingen van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2)

Bijlage II wordt vervangen door:

“BIJLAGE II

MODEL VAN EEN BEGELEIDENDE BRIEF BIJ EEN AANVRAAG VOOR DE TOELATING VAN EEN TRADITIONEEL LEVENSMIDDEL UIT EEN DERDE LAND OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 16 VAN VERORDENING (EU) 2015/2283

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Aanvraag voor de toelating van een traditioneel levensmiddel uit een derde land overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2015/2283

De aanvrager(s) of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Europese Unie

(naam/namen, adres(sen), …)

dient (dienen) deze aanvraag in met het oog op het bijwerken van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen.

Identiteit van het traditionele levensmiddel:

Vertrouwelijkheid. Vermeld in voorkomend geval of de aanvraag vertrouwelijke gegevens in de zin van artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 bevat

Ja

Neen

Levensmiddelencategorieën, gebruiksvoorwaarden en etiketteringsvoorschriften

Levensmiddelencategorie

Specifieke gebruiksvoorwaarden

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening: …

Bijlagen:

Volledige aanvraag

Samenvatting van het dossier (niet vertrouwelijk)

Lijst van de delen van de aanvraag waarvan om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, vergezeld van een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van dergelijke gegevens de belangen van de aanvrager aanzienlijk zou kunnen schaden

Gedocumenteerde gegevens over de naar behoren met redenen omklede bezwaren in verband met de veiligheid

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgevingen van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/58


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1825 VAN DE COMMISSIE

van 2 december 2020

tot wijziging van de artikelen 7 en 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wat betreft tijdelijke maatregelen voor het binnenbrengen in of het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten (1), en met name artikel 40, lid 2, en artikel 41, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen waarvan het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie verboden is, en van de derde landen, groepen van derde landen of specifieke gebieden van derde landen waarop het verbod van toepassing is, als bedoeld in artikel 40, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031, is vastgesteld in artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2), in samenhang met bijlage VI bij die verordening.

(2)

Een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit derde landen, en de overeenkomstige bijzondere voorschriften voor het binnenbrengen ervan op het grondgebied van de Unie, als bedoeld in artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031, is vastgesteld in artikel 8, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie, in samenhang met bijlage VII bij die verordening.

(3)

Een lijst van planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit het grondgebied van de Unie en de overeenkomstige bijzondere voorschriften voor het verkeer ervan binnen het grondgebied van de Unie, als bedoeld in artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031, is vastgesteld in artikel 8, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie, in samenhang met bijlage VIII bij die verordening.

(4)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 is duidelijk geworden dat in bepaalde uitzonderlijke gevallen bepaalde uitvoeringshandelingen tot vaststelling van tijdelijke verbodsbepalingen of bijzondere voorschriften voor het binnenbrengen in of het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen moeten worden vastgesteld overeenkomstig artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 1, artikel 40, lid 2, artikel 41, lid 2, artikel 42, leden 3 en 4, of artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031 om specifieke fytosanitaire risico’s die niet voldoende zijn beoordeeld, aan te pakken. Op die manier kunnen de fytosanitaire risico’s die met die verbodsbepalingen of bijzondere voorschriften worden aangepakt, verder worden beoordeeld om de fytosanitaire status ervan te bepalen.

(5)

De artikelen 7 en 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 moeten derhalve bepalen dat de respectieve verbodsbepalingen of bijzondere voorschriften onverminderd die handelingen moeten worden toegepast.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 7 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De eerste alinea is van toepassing onverminderd alle andere handelingen tot vaststelling van tijdelijke verbodsbepalingen, vastgesteld krachtens artikel 40, lid 2, artikel 42, lid 3, of artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, en betreffende het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen om specifieke fytosanitaire risico’s die nog niet volledig zijn beoordeeld, aan te pakken.”.

2)

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a)

aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De eerste alinea is van toepassing onverminderd alle andere handelingen tot vaststelling van tijdelijke bijzondere voorschriften, vastgesteld krachtens artikel 41, lid 2, artikel 42, lid 4, of artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, en betreffende het binnenbrengen op het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen om specifieke fytosanitaire risico’s die nog niet volledig zijn beoordeeld, aan te pakken.”;

b)

aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De eerste alinea is van toepassing onverminderd alle andere handelingen tot vaststelling van tijdelijke bijzondere voorschriften, vastgesteld krachtens artikel 28, lid 1, artikel 30, lid 1, artikel 41, lid 2, artikel 42, lid 4, of artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2016/2031, en betreffende het verkeer binnen het grondgebied van de Unie van bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen om specifieke fytosanitaire risico’s die nog niet volledig zijn beoordeeld, aan te pakken.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).


BESLUITEN

3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/60


BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ (GBVB) 2020/1826

van 1 december 2020

houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2020/895 (ATALANTA/3/2020)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB van de Raad van 10 november 2008 inzake de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, het voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (1), en met name artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2008/851/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (“Atalanta”).

(2)

Het Politiek en Veiligheidscomité heeft op 25 juni 2020 Besluit (GBVB) 2020/895 (2) vastgesteld, waarbij schout-bij-nacht Riccardo MARCHIÒ tot commandant van Atalanta werd benoemd.

(3)

De operationeel commandant van de EU heeft aanbevolen kapitein Diogo ARROTEIA met ingang van 3 december 2020 te benoemen tot nieuwe commandant van de EU-strijdkrachten van Atalanta.

(4)

Het Militair Comité van de EU heeft op 22 oktober 2020 zijn steun voor die aanbeveling uitgesproken.

(5)

Besluit (GBVB) 2020/895 moet derhalve worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Kapitein Diogo ARROTEIA wordt met ingang van 3 december 2020 benoemd tot commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta).

Artikel 2

Besluit (GBVB) 2020/895 (ATALANTA/2/2020) wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 3 december 2020.

Gedaan te Brussel, 1 december 2020.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 301 van 12.11.2008, blz. 33.

(2)  Besluit (GBVB) 2020/895 van het Politiek en Veiligheidscomité van 25 juni 2020 houdende benoeming van de commandant van de EU-strijdkrachten voor de militaire operatie van de Europese Unie teneinde bij te dragen tot het ontmoedigen, voorkomen en bestrijden van piraterij en gewapende overvallen voor de Somalische kust (Atalanta), en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2020/401 (ATALANTA/2/2020) (PB L 206 van 30.6.2020, blz. 63).


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/62


BESLUIT (EU) 2020/1827 VAN DE COMMISSIE

van 26 mei 2020

betreffende de maatregelen SA.39990 — (2016/C) (ex 2016/NN) (ex 2014/FC) (ex 2014/CP) — door België ten gunste van Ducatt nv ten uitvoer gelegd

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020 3287)

(Slechts de teksten in de Nederlandse en Franse taal zijn authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1), en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 28 november 2014 heeft de Commissie een formele klacht ontvangen van de Duitse glasproducent GMB Glasmanufaktur Brandenburg GmbH (GMB) en van zijn Luxemburgse moedermaatschappij Interfloat Corporation (Interfloat) (hierna tezamen “klager” genoemd). Volgens klager zou zijn directe concurrent Ducatt nv (hierna “Ducatt” genoemd) onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun hebben ontvangen van het Vlaams Gewest (België).

(2)

Bij brief van 19 mei 2016 heeft de Commissie België meegedeeld dat zij had besloten de procedure van artikel 108, lid 2, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna “VWEU” genoemd) in te leiden ten aanzien van de mogelijke steun aan Ducatt (hierna “het inleidingsbesluit” genoemd).

(3)

Het inleidingsbesluit is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen te maken over de in het inleidingsbesluit beschreven maatregelen.

(4)

Op 20 juni 2016 (3) en 19 juli 2016 hebben de Belgische autoriteiten hun opmerkingen bij het inleidingsbesluit gemaakt.

(5)

Op 17 juni 2016, 18 augustus 2016, 13 september 2016 en 6 oktober 2016 heeft de Commissie van klager opmerkingen ontvangen. Zij heeft deze doorgeleid naar de Belgische autoriteiten, die bij brief van 23 januari 2017 opmerkingen hebben gemaakt.

(6)

Op 30 januari 2017 heeft de Commissie België om aanvullende informatie verzocht, die op 27 maart 2017 door de Belgische autoriteiten is verschaft.

(7)

Op 14 juni 2017 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie geïnformeerd over het faillissement van Ducatt per 20 mei 2017, waarna de Commissie op 23 juni 2017 een bijeenkomst met de vertegenwoordigers van België heeft gehad.

(8)

Op 5 juli 2017 heeft de Commissie een bijeenkomst gehad met klager en diens raadslieden.

(9)

Op 10 juli 2017 hebben de Belgische autoriteiten de Commissie de aanvullende informatie verschaft waar deze op de bijeenkomst van 23 juni 2017 om had gevraagd.

(10)

De Commissie heeft België op 20 november 2017, 22 juni 2018 en 31 januari 2020 om aanvullende informatie verzocht. De Belgische autoriteiten hebben op 15 december 2017, 27 augustus 2018, 4 maart en 12 mei 2020 geantwoord.

(11)

De Commissie heeft ook de curatoren van het faillissement van Ducatt om verdere informatie verzocht op 18 juli 2017, 25 juli 2017, 7 en 9 maart 2018, 16 mei 2018 en 28 januari 2019. De curatoren van het faillissement van Ducatt hebben geantwoord op 22 juli 2017, 6 maart 2018, 9 maart 2018, 30 maart 2018, 30 mei 2018 en 29 januari 2019.

(12)

De Commissie had ook de volgende communicatie met klager: zij ontving brieven van klager op 3 april 2018, 2 april 2019 en 26 januari 2020, waarop zij op 24 april 2018, 6 mei 2019 en 10 februari 2020 heeft geantwoord. De Commissie heeft ook twee telefoongesprekken gevoerd met klager, op 26 juli 2018 en op 27 maart 2019.

(13)

Op 26 maart 2020 heeft de Commissie van klager een brief ontvangen met een formeel verzoek om te handelen in overeenstemming met de tweede alinea van artikel 265 VWEU.

2.   ACHTERGROND

2.1.   De begunstigde

(14)

Ducatt is een spin-off van Emgo nv (“Emgo”), een 50/50-gemeenschappelijke onderneming van Philips en Osram die in 1966 is opgericht als producent van glasballonnen voor de productie van gloeilampen en glasbuizen voor de productie van buislampen. Ducatt is in november 2010 opgericht door de (toenmalige) Innovation Manager bij Emgo (via Vercundus bvba) en de (toenmalige) Finance & Accounting Manager bij Emgo (via ArsiCO bvba).

(15)

Door veranderingen in Uniewetgeving, waardoor de verkoop van gloeilampen na 1 september 2009 werd verboden, werd de afdeling glasballonnen van Emgo afgesplitst en in januari 2011 gefuseerd met Ducatt, om de werkgelegenheid en knowhow in de sector glasproductie veilig te stellen. Het management van Ducatt had de ambitie om de markt voor zonneglas te betreden en investeerde vanaf 2011 zwaar in de machines daarvoor.

(16)

Naast de twee stichtende ondernemingen, Verecundus bvba en ArsiCo bvba, is of was Ducatt eigendom van de volgende rechtspersonen: Limburgse Reconversie Maatschappij (“LRM”), Participatie Maatschappij Vlaanderen (“PMV”), Capricorn Cleantech Fund (CCF), Quest for Growth (QFG), Belfius, VF Capital (VFC), VMF en Aro. Daarnaast werd een deel van de aandelen van de onderneming gedurende een bepaalde tijd gehouden door een privépersoon, […] (1).

2.2.   De klacht

(17)

Klager is een producent van zonneglas en een directe concurrent van de begunstigde van de mogelijke steun, Ducatt. Klager stelt dat Ducatt rond 70 miljoen EUR aan onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun toegekend had gekregen van staatsbank Belfius en van LRM en PMV, twee investeringsmaatschappijen van het Vlaams Gewest.

(18)

Volgens klager had de mogelijke steun de vorm van leningen en kapitaalverhogingen die op niet-marktconforme voorwaarden zijn toegekend sedert de oprichting van Ducatt in 2011 en werden gebruikt om de onderneming en haar productie op te starten en om haar verliezen te blijven dekken.

3.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGELEN EN INHOUD VAN HET INLEIDINGSBESLUIT

(19)

De Commissie heeft de formele onderzoekprocedure ingeleid om na te gaan of de volgende maatregelen ten faveure van Ducatt staatssteun vormden in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en, zo ja, of deze met de interne markt verenigbaar waren.

3.1.   Kapitaalverhogingen

(20)

In het inleidingsbesluit was er twijfel of de volgende kapitaalverhogingen waarop LRM en PMV voor in totaal […] EUR hebben ingeschreven, op marktvoorwaarden waren toegekend:

a)

[…] EUR afkomstig van een kapitaalverhoging op 28 februari 2014 door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR);

b)

[…] EUR afkomstig van een kapitaalverhoging op 4 juli 2014 door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR);

c)

[…] EUR aan leningen die nadien in aandelenkapitaal zijn omgezet:

i)

[…] EUR aan leningen (tegen een rente van […] % op jaarbasis) op 21 december 2012 toegekend door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR), die op 5 december 2013 met rente zijn omgezet in aandelenkapitaal (“lening nr. 4”);

ii)

[…] EUR aan leningen (tegen een rente van […] % op jaarbasis) op 27 september 2013 toegekend door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR), die op 13 december 2013 zijn omgezet in aandelenkapitaal (“lening nr. 5”);

iii)

[…] EUR aan leningen (tegen een rente van […] % op jaarbasis) op 28 november 2013 toegekend door LRM, die op 28 februari 2014 zijn omgezet in aandelenkapitaal (“lening nr. 6”);

iv)

[…] EUR aan leningen (tegen een rente van […] % op jaarbasis) op 16 december 2013 toegekend door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR), die eveneens op 28 februari 2014 zijn omgezet in aandelenkapitaal (“lening nr. 7”);

v)

[…] EUR van de bruglening van […] EUR die medio september 2015 is toegekend door LRM (deel van lening nr. 13);

d)

[…] EUR aan warrants, uitgeoefend voor:

i)

[…] EUR op 30 september 2014 door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR);

ii)

[…] EUR op 27 oktober 2014 door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR);

iii)

[…] EUR op 28 november 2014 door LRM;

iv)

[…] EUR op 28 januari 2015 door LRM.

3.2.   Leningen

(21)

In het inleidingsbesluit was er twijfel of, naast de reeds genoemde leningen die nadien, zoals in overweging (20) is vermeld, in aandelenkapitaal zijn omgezet, de volgende leningen die door LRM en PMV voor […] EUR zijn toegekend, op marktvoorwaarden zijn verstrekt:

a)

een door LRM op 10 en 19 februari 2014 toegekende bruglening van […] EUR, terugbetaald op 28 februari 2014 (“leningen nr. 8” en “lening nr. 9”);

b)

een lening van […] EUR toegekend op 16 mei 2014 door LRM ([…] EUR) en PMV ([…] EUR) (“lening nr. 10”);

c)

een lening van […] EUR op 29 april 2015 toegekend door LRM (“lening nr. 11”);

d)

een bruglening van […] EUR in juli en augustus 2015 toegekend door LRM (“lening nr. 12”);

e)

[…] EUR van de bruglening van […] EUR die medio september 2015 is toegekend door LRM (deel van “lening nr. 13”).

3.3.   De herkapitalisatieronde van november 2015

(22)

In het inleidingsbesluit was er verder twijfel of de kapitaalverhoging en de herschikking van aandeelhoudersleningen in november 2015 op marktvoorwaarden hadden plaatsgevonden. Hierbij ging het, enerzijds, om de kapitaalverhoging waarop LRM voor […] EUR heeft ingeschreven (naast de omzetting van de […] EUR van lening nr. 13) en, anderzijds, de overname door LRM van de uitstaande delen van lening nr. 10 van andere partijen en de afschrijving door LRM van delen van de hoofdsom en de rente van de leningen nrs. 10, 11 en 12.

4.   HET FAILLISSEMENT VAN DE BEGUNSTIGDE

(23)

Op 11 mei 2017 geraakte het faillissement bekend van Solarworld, de belangrijkste klant van Ducatt; de verkopen aan deze klant waren goed voor zo’n 30 % van de inkomsten van Ducatt.

(24)

Vervolgens besloot de raad van bestuur van Ducatt op 20 mei 2017 de faillissementsprocedure in te leiden voor Ducatt. Ducatt werd per 20 mei 2017 in staat van faillissement verklaard door het faillissementsvonnis van de Rechtbank van Koophandel van Hasselt van 23 mei 2017; in dat vonnis werden ook drie curatoren van het faillissement aangesteld.

4.1.   Staking van de economische activiteiten en verkoop van activa van de begunstigde

(25)

Tegen juli 2017 waren alle economische activiteiten van Ducatt onherroepelijk gestaakt nadat contracten met alle arbeiders van Ducatt waren opgezegd en de productie was stopgezet (4).

(26)

Toen er in augustus 2017 geen biedingen waren gekomen voor de verkoop van de activiteiten van Ducatt “in going concern”, hebben de curatoren de activa van Ducatt die niet voor de productie dienden (meubilair, computers, reserveonderdelen, vervoersuitrusting, voorraden, verpakkingsmateriaal, schoonmaakmachines enz.) via een onlineveiling verkocht aan talrijke verschillende kopers.

(27)

De belangrijkste productieactiva van Ducatt werden door Ducatt geleased van derden, die als gevolg van het faillissement van Ducatt deze productieactiva hebben gerevindiceerd. Meer bepaald heeft LRM Lease nv de bedrijfsgebouwen en een deel van de machines (productiehal met de glasoven, kantoren en logistieke gebouwen) gerevindiceerd, terwijl ING Equipment Lease, KBC Lease en ES Finance de lijnen voor de behandeling van het glas (voor glas dat uit de glasoven komt) hebben gerevindiceerd.

(28)

Volgens de door België verstrekte informatie staan de productiehallen en de kantoren momenteel leeg, terwijl delen van de logistieke gebouwen als opslagruimte zijn verhuurd aan diverse logistieke ondernemingen. Het voornemen is om de productiehal samen met de kantoren te slopen, de onderliggende gronden te herontwikkelen en de gebouwen die momenteel aan logistieke ondernemingen zijn verhuurd, te behouden. De glasoven is uit de productiehal weggehaald en is ontmanteld, waarbij de stenen onderdelen van de oven via een onlineveiling aan de hoogste bieders zijn verkocht, en de overige onderdelen van de oven zijn verschroot na mislukte pogingen om deze via een onlineveiling te verkopen.

4.2.   Saldo van activa en passiva van de begunstigde en diens vereffening

(29)

België heeft aangetoond dat de passiva van Ducatt in staat van faillissement circa 33,8 miljoen EUR bedragen, waarvan de verplichtingen tegenover bevoorrechte schuldeisers (vooral personeel, sociale zekerheid, banken en leasemaatschappijen) 14,3 miljoen EUR bedragen, terwijl de activa van Ducatt in staat van faillissement circa 3,6 miljoen EUR bedragen.

(30)

Voorts zou, mocht de Commissie tot de bevinding komen dat door België onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun aan Ducatt is verleend en zij de terugvordering van die staatssteun zou gelasten, de Belgische eis tot terugvordering van staatssteun in de faillissementsprocedure van Ducatt volgens het Belgische faillissementsrecht niet-bevoorrecht zou zijn. Aangezien activa om de bevoorrechte schuldeisers terug te betalen veruit ontoereikend zijn, bestaat er geen realistische kans dat niet-bevoorrechte vorderingen kunnen worden voldaan, zelfs niet gedeeltelijk.

(31)

De onvermijdelijke vereffening van Ducatt wordt alleen vertraagd door diverse lopende juridische procedures, die verband houden met vorderingen van schuldeisers en een deel van de werknemers. De uitkomst van deze procedures zal niets afdoen aan het feit dat de bevoorrechte vorderingen hoger uitkomen dan de activa van Ducatt.

5.   CONCLUSIE

(32)

De Commissie herhaalt dat de overeenkomstig de artikelen 107 en 108 VWEU aan de Commissie verleende bevoegdheden zijn bedoeld om te voorkomen dat met de interne markt onverenigbare steun wordt toegekend. Wat terugvordering betreft, heeft het Hof van Justitie steeds verklaard dat de bevoegdheid van de Commissie om de lidstaten te gelasten door de Commissie als onverenigbaar met de interne markt beschouwde steun terug te vorderen, is bedoeld om de toestand te herstellen zoals die vóór de toekenning van de met de interne markt onverenigbare staatssteun bestond (5).

(33)

Met andere woorden, een van de doelstellingen van het staatssteuntoezicht is te voorkomen dat onrechtmatige of met de interne markt onverenigbare staatssteun wordt toegekend. De andere doelstelling is om ervoor te zorgen dat de situatie wordt hersteld zoals die bestond vóór de door de met de interne markt onverenigbare staatssteun veroorzaakte verstoring van de mededinging.

(34)

In het onderhavige geval kan niet langer steun aan Ducatt worden toegekend. Een besluit waarin wordt verklaard dat de reeds toegekende maatregelen staatssteun vormen die onverenigbaar is met de interne markt en waarin de terugvordering daarvan wordt gelast, resulteert niet in een terugvordering (terugvordering is vanzelfsprekend onmogelijk) en zou geen invloed hebben op het voldoen van de vorderingen van andere schuldeisers.

(35)

Meer bepaald constateert de Commissie dat de economische activiteiten van Ducatt onomkeerbaar zijn stopgezet als gevolg van i) de opzegging van alle contracten met de arbeiders van Ducatt, van wie de meesten nu in dienst zijn bij andere werkgevers, en ii) de ontmanteling van de productiefaciliteiten van Ducatt en de verkoop van alle niet-productieactiva van Ducatt aan talrijke verschillende kopers.

(36)

Voorts tekent de Commissie aan dat het belangrijkste productieactief van Ducatt — de glasoven die LRM Lease heeft gerevindiceerd — is ontmanteld en dus niet meer aan enige marktdeelnemer kan worden aangeboden, terwijl de panden die LRM Lease heeft gerevindiceerd, niet worden gebruikt voor doeleinden die verband houden met de economische activiteiten van Ducatt. Ten slotte merkt de Commissie op dat de lijnen voor de behandeling van het glas eigendom zijn van particuliere ondernemingen, die onafhankelijk zijn van Ducatt en het Vlaams Gewest, en wier bedrijfsstrategie erin bestaat activa te leasen — en niet productieactiviteiten uit te oefenen die vergelijkbaar zijn met die van Ducatt. Om de bovenstaande redenen is de Commissie van oordeel dat enige kans dat een andere onderneming de economische activiteiten van Ducatt voortzet, is uitgesloten.

(37)

Voorts tekent de Commissie aan dat een terugvorderingsbevel geen invloed zou hebben op het voldoen van de staatssteunvorderingen, noch op enige andere vordering. Naar Belgisch faillissementsrecht zou de vordering om staatssteun terug te eisen in het geval van een negatief besluit van de Commissie waarin terugvordering wordt gelast, als een vordering van een niet-bevoorrechte schuldeiser worden opgenomen op de lijst van schuldvorderingen op Ducatt. De bevoorrechte vorderingen van de schuldeisers van Ducatt in de faillissementsprocedure zijn aanzienlijk hoger dan het bedrag van de activa van Ducatt in staat van faillissement. Daarom zou, zelfs al zou de Commissie tot de bevinding komen dat Ducatt onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun had ontvangen, de terugvordering op grond van dat besluit onmogelijk zijn en hoe dan ook niet van invloed zijn op de uitkomst van de terugbetaling van de vorderingen van de niet-bevoorrechte schuldeisers van Ducatt.

(38)

De enige reden dat Ducatt blijft voortbestaan, zonder enige economische activiteit, is dat de uitkomst wordt afgewacht van diverse aanhangige juridische procedures met betrekking tot vorderingen van schuldeisers en werknemers. Zodra deze procedures zijn afgesloten, zal Ducatt onvermijdelijk worden vereffend en uit het ondernemingsregister worden geschrapt.

(39)

Onder deze omstandigheden zou een besluit van de Commissie over de kwalificatie van de betrokken maatregelen als met de interne markt onverenigbare steun geen praktisch effect hebben, en is de formele onderzoekprocedure die op grond van artikel 108, lid 2, eerste alinea, VWEU ten aanzien van de betrokken maatregelen is ingeleid, zonder voorwerp geraakt,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De procedure die op 19 mei 2016 op grond van artikel 108, lid 2, eerste alinea, VWEU ten aanzien van Ducatt nv is ingeleid, wordt bij dezen beëindigd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 26 mei 2020.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Uitvoerend vicevoorzitter


(1)  PB C 369 van 7.10.2016, blz. 27.

(2)  Cf. voetnoot 1.

(3)  Tijdens de bijeenkomst van 20 juni 2016 met de Commissie.

(1)  Vertrouwelijke informatie.

(4)  Door de specifieke kenmerken van het functioneren van de glasoven kon deze niet meteen worden afgeschakeld en moest deze geleidelijk worden afgekoeld, hetgeen een bepaalde mankracht vereiste. Daarom is een aantal arbeiders van Ducatt in dienst gehouden tot de oven begin juli 2017 volledig was afgekoeld.

(5)  Arrest van het Hof van Justitie van 14 september 1994, Spanje/Commissie, C-278/92, C-279/92 en C-280/92, ECLI:EU:C:1994:325, punt 75.


Rectificaties

3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/67


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1740 van de Commissie van 20 november 2020 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie

( Publicatieblad van de Europese Unie L 392 van 23 november 2020 )

Bladzijde 20, overweging 3, eerste zin:

in plaats van:

“Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Raad …”,

lezen:

“Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie …”.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/68


Rectificatie van Besluit (EU) 2020/1410 van de Raad van 25 september 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en van aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren

( Publicatieblad van de Europese Unie L 327 van 8 oktober 2020 )

De bijlage wordt als volgt gelezen:

“BIJLAGE

IV.   VERSLAG VAN HET WETENSCHAPPELIJK SUBCOMITÉ: Doc. NS0456Eb (SSC/35 — verslag)

(1)

Te nemen besluiten (doc. NC2708Ea)

a)

Bijlagen A/1 en C/1 — Indeling van nieuwe INN’s (lijst 120). De Unie hecht haar goedkeuring aan de 125 indelingen (GS-uitgave 2017) en de drie daaruit voortvloeiende herindelingen (GS-uitgave 2022) die door het wetenschappelijk subcomité zijn voorgesteld.

b)

Bijlagen A/2 en C/2 — Indeling van nieuwe INN’s (lijst 121). De Unie hecht haar goedkeuring aan de 143 indelingen (GS-uitgave 2017) en de 15 daaruit voortvloeiende herindelingen (GS-uitgave 2022) die door het wetenschappelijk subcomité zijn voorgesteld.

c)

Bijlagen A/3 en C/3 — Mogelijke herindeling van bepaalde INN’s, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 23 juni 2019. De Unie hecht haar goedkeuring aan de uit het GS-uitgave 2022 voortvloeiende herindelingen van de 143 INN’s die door het wetenschappelijk subcomité zijn overeengekomen.

d)

Bijlagen B/1 en C/6 — Besluiten van het GS-Comité tijdens zijn 63e en 64e zitting en de WDO-Raad tijdens zijn 133e en 134e zitting die van invloed zijn op de werkzaamheden van het wetenschappelijk subcomité. De Unie hecht haar goedkeuring aan de herindelingen van “zilucoplan” en “etryptamine” die door het wetenschappelijk subcomité zijn overeengekomen, respectievelijk onder onderverdelingen 2 933,79 en 2 939,80.

De Unie stemt met alle voorgestelde indelingen in, aangezien zij in overeenstemming zijn met het huidige indelingsbeleid in de Unie.

(2)

Mogelijke wijziging van de toelichtingen bij hoofdstuk 29 ten aanzien van de lijst van verdovende middelen, psychotrope stoffen en precursoren, doc. NC2738Ea

De Unie stemt in met het voorstel om de toelichting bij het geharmoniseerd systeem bij hoofdstuk 29 te wijzigen, conform het advies van het wetenschappelijk subcomité.

V.   VERSLAG VAN HET SUBCOMITÉ VOOR DE HERZIENING VAN HET GS (doc. NR1403E)

(1)

Te nemen besluiten (doc. NC2709Ea)

a)

Bijlagen D/6 en G/11 — Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 85.24 (GS-2022)

b)

Bijlagen D/7 en G/12 — Mogelijke wijzigingen van de toelichting bij het GS-2022 ten aanzien van 3D-printers

c)

Bijlagen E/14 en G/19 — Wijziging van de toelichting bij post 70.19 ten aanzien van glasvezels (GS-2022)

d)

Bijlagen E/1 tot en met E/6, E/8 tot en met E/13, E/15 tot en met E/18, E/20, E/23 en G/1 tot en met G/6, G/8, G/13 tot en met G/18, G/21, G/22, G/24, G/27 — Mogelijke wijziging van de toelichtingen bij afdelingen I, II, III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XI, XII, XIII, XIV, XV, XVI, XVII, XVIII, XX en XXI.

e)

Bijlagen E/23 en G/27 — Wijzigingen van de toelichting bij hoofdstuk 97 ten aanzien van bepaalde voorwerpen van culturele aard (GS-2022)

f)

Bijlagen E/24 en G/28 — Wijzigingen van de toelichting (indelingsregels)

De Unie stemt met alle voorgestelde wijzigingen in het stuk in, aangezien zij het huidige indelingsbeleid in de Unie weergeven.

(2)

Indeling onder GS-2022 van bepaalde wegwerp- of oplaadbare elektrische personal vaporisers (verzoek van het secretariaat), doc. NC2710Eb

Unie zou product 1 onder onderverdeling 8 543,70 in het GS-2017 en onder onderverdeling 8 543,40 in het GS-2022 indelen. Product 2 wordt ingedeeld onder post 24.04 in het GS-2022 volgens indelingsregel 3b, op basis van het wezenlijke karakter van de e-vloeistof.

(3)

Indeling in het GS-2022 van bepaalde verzamelingen en voorwerpen van verzamelingen met een numismatisch belang (verzoek van het secretariaat), doc. NC2711Ea

De Unie geeft aan dat aanvullende informatie over de producten nodig is om de indeling vast te stellen.

De Unie is het niet eens met het voorstel tot wijziging van de toelichting bij het geharmoniseerd systeem, in afwachting van de toelichting bij en richtsnoeren inzake het onderscheid tussen de nieuwe onderverdelingen onder post 97.05.

(4)

Indeling onder GS-2022 van cartridges voor 3D-printers (verzoek van het secretariaat), doc. NC2712Ea

De Unie zou de producten onder hoofdstuk 39 indelen naar de stof waaruit het voorwerp is vervaardigd, overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-276/00. Er is aanvullende informatie nodig voor de indeling van de producten op onderverdelingniveau. Het voorstel tot wijziging van de toelichting bij het geharmoniseerd systeem wordt niet gesteund, aangezien volgens de huidige praktijk in de Unie printercartridges niet als onderdelen van printers worden ingedeeld.

(5)

Indeling in het GS-2022 van een vellenlamineermachine voor additieve productie, doc. NC2744Ea

De Unie zou het product indelen onder post 84.85 (optie II).

VI.   VERSLAG VAN DE WERKGROEP VOORAFGAAND AAN DE ZITTING, doc. NC2714Ea en bijlagen A t/m T

Behoudens enkele redactionele wijzigingen stelt de Unie de tekst van de bijlagen A tot en met T vast, met de volgende opmerkingen:

(1)

Wijziging van de verzameling van tariferingen naar aanleiding van het besluit om een product onder post 18.06 (onderverdeling 1 806,32) in te delen.

De Unie stelt voor de lijst van ingrediënten te schrappen, aangezien die niet nodig is voor de indeling.

(2)

Wijziging van de verzameling van tariferingen naar aanleiding van het besluit om twee soorten tabak (“gesneden, gerolde, geëxpandeerde tabaksstengels (CRES)” en “geëxpandeerde tabaksstengels (ETS)”) onder post 24.03 (onderverdeling 2 403,99) in te delen.

De Unie dringt erop aan dat de tekst “kan niet rechtstreeks worden gerookt” behouden blijft, aangezien die het beslissende criterium voor de tariefindeling vormde.

(3)

Wijziging van de verzameling van tariferingen naar aanleiding van het besluit om vasteoxidebrandstofcel (SOFC) onder post 85.01 (onderverdeling 8 501,62) in te delen.

De Unie stelt voor gebruik te maken van de productomschrijving in de omkaderde tekst van het eerste werkdocument (doc. NC2655E1b).

VII.   VERZOEKEN OM HERZIENING (VOORBEHOUDEN)

(1)

Herziening van bepaalde voedingssupplementen (producten 1 tot en met 5) (verzoek van de Verenigde Staten), doc. NC2715Ea

De Unie zou de producten als drank indelen onder post 22.02, overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-114/80 en indelingsadviezen 2 202,99/2-4.

(2)

Herziening van de indeling van een “gps running watch with wrist-based heart rate monitor” (verzoek van de Verenigde Staten en Japan), doc. NC2716Ea

De Unie zou het product indelen onder onderverdeling 9 102,12 als polshorloge, conform de toelichting bij de gecombineerde nomenclatuur voor post 91.02.

(3)

Herziening van de indeling van Sterilizer (verzoek van Oekraïne), doc. NC2717Ea

De Unie zou het product onder post 84.19 indelen, aangezien die post speciaal voor sterilisatoren is. De temperatuurverandering vindt plaats en heeft een belangrijk effect op het sterilisatieproces. Het apparaat vervult geen mechanische functies.

(4)

Herziening van de indeling van twee producten, genaamd “RF Generators and RF Matching Networks” (verzoek van Zuid-Korea), doc. NC2718Ea, NC2745Eb, NC2747Ea

De Unie zou de producten onder post 84.86 indelen, aangezien het identificeerbare machines betreft die uitsluitend of hoofdzakelijk worden gebruikt voor de vervaardiging van halfgeleidermateriaal.

VIII.   AANVULLEND ONDERZOEK

(1)

Indeling van eetbare insecten (voorstel van het secretariaat), doc. NC2719Ea

De Unie ondersteunt mogelijke overdrachten van posten 02.10 en 04.10 voor product 1. Product 2 kan worden overgeheveld van hetzij post 04.10, hetzij hoofdstuk 16. Product 3 kan worden overgeheveld van hoofdstuk 16. Product 4 kan worden overgeheveld van hetzij hoofdstuk 16, hetzij hoofdstuk 21.

(2)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 27.11 ter verduidelijking van de indeling van vloeibaar petroleumgas (LPG) (voorstel van het secretariaat), doc. NC2720Ea

De Unie ondersteunt de uitwerking van een aanvullende toelichting bij onderverdeling 2 711,19.

(3)

Wijziging van de toelichting bij regel 3b ter verduidelijking van de indeling van samenstellingen, doc. NC2721Ea

De Unie ondersteunt de handhaving van de status quo en de huidige indelingspraktijken.

(4)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 91.02, doc. NC2722Ea

De Unie zou er de voorkeur aan geven te wachten op een definitief besluit over de indeling in punt VII.2, alvorens over te gaan tot wijziging van de toelichting bij het geharmoniseerd systeem.

(5)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 87.03 met betrekking tot microhybride voertuigen, doc. NC2723Ea

De Unie steunt de wijziging van de toelichting bij het geharmoniseerd systeem, aangezien daarin de indeling van het nieuwe type voertuigen wordt verduidelijkt.

(6)

Indeling van half-hybride voertuigen, doc. NC2724Ea

De Unie zou het product indelen onder onderverdeling 8 703,40, aangezien de elektromotor ontworpen is om bij te springen bij vermogenstekort.

(7)

Indeling van een wasachtig product (verzoek van Ecuador), doc. NC2725Ea

De Unie zou het product onder post 34.04 indelen, aangezien bij de laboratoriumanalyse werd bevestigd dat het product een wasachtig karakter had.

(8)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 95.03 (voorstel van de Unie), doc. NC2667Ea

De Unie blijft flexibel ten aanzien van aanvullende redactionele wijzigingen bij het oorspronkelijke voorstel van de EU.

(9)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 95.05 (voorstel van de Unie), doc. NC2668Ea

De Unie blijft flexibel ten aanzien van aanvullende redactionele wijzigingen bij het oorspronkelijke voorstel van de EU.

(10)

Indeling van bepaalde etherische oliën voor de verkoop in het klein (verzoek van Costa Rica), doc. NC2672Ea

De Unie zou het product indelen onder post 33.01. Dit product is een etherische lavendelolie met monoterpeenalcohol; de terpenen zijn dus niet afgesplitst en het valt onder post 33.01. Het wordt verkregen door middel van stoomdestillatie, en is dus conform de toelichting bij het geharmoniseerd systeem bij post 33.01.

(11)

Indeling van twee vloerwrijvers (verzoek van Costa Rica), doc. NC2673Ea

De Unie zou de producten indelen onder post 84.79. Vanwege de technische kenmerken ervan zijn zij niet het soort dat gewoonlijk voor huishoudelijke doeleinden wordt gebruikt en gezien aantekening 4a bij hoofdstuk 85 moeten zij onder post 84.79 worden ingedeeld.

(12)

Indeling van een “autohoogwerker met knikarm” (verzoek van Zuid-Korea), doc. NC2674Ea

De Unie zou het product indelen onder post 84.28, op basis van Verordening (EG) nr. 738/2000 voor een soortgelijk product.

(13)

Indeling van bepaalde voor voeding bestemde bereidingen (verzoek van de Verenigde Staten), doc. NC2676Ea, NC2742Ea

De Unie verzoekt om aanvullende informatie over alle vier de producten om de indeling vast te stellen.

Product 1: eiwitten. indien zeer hoog (meer dan 85 %) kan post 35.04 worden overwogen. Op basis van de huidige informatie kan het product worden ingedeeld onder onderverdeling 2 106,10, conform indelingsadvies 2 106,90/5.

Product 2: de Unie zou het onder post 22.02 indelen, indien het rechtstreeks kan worden gedronken, of onder post 21.06, als het eerst moet worden verdund.

Product 3: de Unie zou het onder onderverdeling 2 101,20 indelen; aanvullende informatie over het cafeïnegehalte zou evenwel nuttig zijn.

Product 4: de productomschrijving is verwarrend, aangezien niet duidelijk is wat het belangrijkste ingrediënt is. Indien het cacao bevat, kan het onder post 18.06 worden ingedeeld, anders onder 19.05.

(14)

Indeling van een “machine voor egaliseren en voor land-, tuin- of bosbouw” (verzoek van de Russische Federatie), doc. NC2677Ea

De Unie tekent aan dat de machine door zijn vele functies moeilijk is in te delen, en dat zij kan worden ingedeeld onder de posten 84.30 en 84.32, en dus onder post 84.32, volgens indelingsregel 3c.

(15)

Indeling van bepaalde nieuwe luchtbanden van rubber, voor voertuigen voor goederenvervoer in de mijn- en wegenbouw of de industrie (verzoek van de Russische Federatie), doc. NC2678Ea, NC2748Ea

De Unie deelt het advies van het WDO-secretariaat, en deelt beide producten in onder onderverdeling 4 011,20.

(16)

Indeling van bepaalde bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren (verzoek van Canada), doc. NC2679Ea, NC2743Ea

Overeenkomstig het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-144/15 zou de Unie het product indelen onder post 23.09.

(17)

Indeling van een product, genaamd “Tracing Light Box” (verzoek van Japan), doc. NC2681Ea

De Unie zou het product indelen onder post 94.05, aangezien het verschillende functies heeft en niet van een tekeninstrument is voorzien.

(18)

Indeling van een elektronische snelheidsregelaar (verzoek van Tunesië), doc. NC2682Ea

De Unie zou het product onder post 85.04 indelen, zoals het WDO-secretariaat heeft voorgesteld.

(19)

Mogelijke wijziging van de toelichting bij post 27.10 (voorstel van Japan), doc. NC2641Ea, NC2739Ea

De Unie onthoudt zich van het debat, aangezien het indelingsadvies dat de grondslag voor deze wijziging vormde wegens het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-330/13 niet in de Unie kan worden toegepast. Het zou beter zijn na te denken over een wijziging van het GS in de toekomst, en om aantekening 2 bij hoofdstuk 27 te herschikken.

(20)

Mogelijke discrepantie tussen de Engelse en Franse teksten in de toelichting bij post 85.01, doc. NC2688Ea

De Unie stemt in met de voorgestelde wijziging om de Franse term “onduleur” te gebruiken, als in andere delen van de GS-nomenclatuur.

IX.   NIEUWE VRAGEN

(1)

Indeling van bepaalde afvalcontainers op straat (verzoek van Tunesië), doc. NC2726Ea

De Unie zou het product indelen onder post 39.26, vanwege de grotere omvang van de containers, niet voor huishoudelijk gebruik. De Unie merkt op dat de productbeschrijving de capaciteit van de containers in liters moet omvatten.

(2)

Indeling van bepaalde voor voeding bestemde bereidingen in vloeibare vorm (verzoek van Tunesië), doc. NC2727Ea

De Unie verzoekt om meer informatie over de inhoud van de producten (water of sap, olieachtige stoffen, andere ingrediënten naast vitaminen, dosering).

(3)

Indeling van twee producten die cannabidiol (CBD) bevatten (verzoek van het secretariaat), doc. NC2728Ea

De Unie stelt voor de zaak naar het wetenschappelijk subcomité te verwijzen, met een verzoek om informatie over i) de vraag of de producten voldoende actieve bestanddelen hebben om een therapeutische of profylactische werking te hebben, en ii) het minimale gehalte van het werkzame bestanddeel CBD in enig product met het oog op een therapeutische of profylactische werking.

(4)

Indeling van gedroogde vis die vervolgens met water is behandeld (gerehydrateerde gedroogde vis) (verzoek van Noorwegen), doc. NC2729Ea

De Unie kan het product onder hoofdstuk 3 indelen, maar er is meer informatie nodig over de vraag of de smaak en de textuur van het product van gedroogde of verse vis zijn.

(5)

Indeling van bepaalde stoomgeneratoren voor stoomruimten (verzoek van Egypte), doc. NC2730Ea

De Unie zou de producten onder post 84.02 indelen, zoals voorgesteld door het WDO-secretariaat, conform de tekst van de post en de toelichting bij het geharmoniseerd systeem bij post 84.02.

(6)

Indeling van een product, genaamd “Soy bean flakes” (verzoek van Madagaskar), doc. NC2731Ea

De Unie zou het product onder post 23.04 indelen, vergelijkbaar met het product van indelingsadvies 2 304,00/1.

(7)

Indeling van een 2-pits ethanolkooktoestel (verzoek van Kenia), doc. NC2732Ea

De Unie zou het product indelen onder onderverdeling 7 321,12, aangezien ethanol bij kamertemperatuur vloeibare brandstof is en daarom past bij de tekst van de onderverdeling.

(8)

Indeling van een interactieve kiosk voor klachten (verzoek van Egypte), doc. NC2733Ea

De Unie verzoekt om aanvullende informatie: of en hoe het product kan functioneren, met een USB-stick of alleen via touchscreen.

XI.   AANVULLENDE LIJST

(1)

Indeling van een product, genaamd “baby corn cobs” (verzoek van de EU), doc. NC2736Ea

De Unie heeft om een indelingsadvies verzocht.

(2)

Indeling van een dieselgeneratoraggregaat met dubbel vermogen (verzoek van Ghana), doc. NC2737Ea

De Unie zou het product onder onderverdeling 8 502,13 indelen.

(3)

Indeling van een TFT-LCD-module (verzoek van Zuid-Korea), doc. NC2740Ea

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 957/2006 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1201/2011 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1202/2011 van de Commissie, en gezien aantekening 2b bij afdeling XVI zou de Unie het product onder onderverdeling 8 529,90 indelen.

(4)

Schrapping van de indelingsadviezen 8 528,69/1 en 8 528,69/2, doc. NC2741Ea

Aangezien de producten niet meer op de markt zijn, ondersteunt de Unie de schrapping van deze indelingsadviezen.

(5)

Indeling van een product, genaamd “partially defatted coconut powder” (verzoek van de Unie), doc. NC2746Ea

De Unie heeft om een indelingsadvies verzocht.


3.12.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 406/74


Rectificatie van Besluit (EU) 2020/1532 van de Raad van 12 oktober 2020 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 66e zitting van het Comité voor het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie met betrekking tot de beoogde vaststelling van indelingsadviezen, indelingsbesluiten, wijzigingen van de toelichting bij het geharmoniseerde systeem of andere adviezen voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem en aanbevelingen teneinde de uniformiteit in de interpretatie van het geharmoniseerde systeem in het kader van het Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem te verzekeren

( Publicatieblad van de Europese Unie L 352 van 22 oktober 2020 )

De bijlage wordt als volgt gelezen:

“BIJLAGE

Deze bijlage vormt een aanvulling op de bijlage bij Besluit (EU) 2020/1410 van de Raad.

II.2   Opstelling van concordantietabellen voor de versies van 2017 en 2022 van het geharmoniseerd systeem (doc. NC2704, NC2749 en NC2753).

Wat betreft de concordantietabel voor de onderverdelingen 4407 13 en 4407 14 (mengsels van S-P-F (sparhout (spruce), dennenhout (pine) en zilverspar (fir)) en Hem-fir (van hout van de Westerse hemlock en de zilverspar) steunt de Unie de door het WDO-secretariaat in punt 20 van document NC2753 voorgestelde concordantie.

Wat betreft de concordantietabel voor onderverdeling 4418 83 (I-balken) steunt de Unie de door Japan in punt 14 van document NC2753 voorgestelde concordantie.

Wat betreft de concordantietabel voor onderverdeling 7019 71 (vliezen van glasvezels) merkt de Unie op dat de enige overdracht uit het GS-2017 onderverdeling 7019 32 zou betreffen.

Wat betreft de concordantietabel voor de onderverdelingen 8462 62 en 8462 63 (smeedmachines) steunt de Unie de handhaving van alle onder het GS-2017 voor overdracht voorgestelde onderverdelingen, met inbegrip van die tussen vierkante haken.

Wat betreft de concordantietabel voor onderverdeling 851981 (telefoonantwoordapparaten) steunt de Unie het voorstel van het WDO-secretariaat in punt 26 van document NC2704.

Wat betreft de concordantietabel voor onderverdeling 8539 51 (LED) steunt de Unie de conclusie van het WDO-secretariaat in punt 24 van document NC2704.

Wat betreft de concordantietabel voor de nieuwe onderverdeling 8541 51 (op halfgeleiders gebaseerde meetwaarde-omvormers) merkt de Unie op dat er geen aanwijzingen zijn voor afzonderlijk ingedeelde onderdelen in het GS-2017. Daarom zijn er geen extra overdrachten nodig.

Wat betreft de concordantietabel voor onderverdeling 88 06 (onbemande luchtvaartuigen), steunt de Unie de in punt 25 van document NC2704 vermelde optie (i).

Tot slot steunt de Unie de correctie van bepaalde redactionele fouten in de ontwerpconcordantietabellen I en II, zoals uiteengezet in de bijlage bij document NC 2753.

III.4   Indeling in het GS-2022 van bepaalde verzamelingen en voorwerpen van verzamelingen met een numismatisch belang (verzoek van het secretariaat) (doc. NC2711, NC2754)

De Unie zou de drie producten onder de nieuwe onderverdeling 9705 31 in het GS-2022 indelen. De Unie merkt op dat Canada en het WDO-secretariaat het voorstel van de Unie steunen om de vermelding “munten die in de handel algemeen bekend zijn als “oude munten”” te schrappen uit de tweede alinea van punt (4) van het nieuwe deel (A) van de GS-toelichtingen op post 97 05.

III.5   Indeling in het GS-2022 van patronen voor 3D-printers (verzoek van het secretariaat) (doc. NC2712, NC2755)

De Unie steunt het voorstel tot wijziging van de GS-toelichtingen, waarin is bepaald dat patronen voor 3D-printerpatronen met elektronische componenten of mechanische mechanismen moeten worden ingedeeld als delen van 3D-printers.

De Unie zou producten die in de documenten NC2712 en NC2755 worden gepresenteerd indelen onder post 84 85 in het HS-2022 als delen van 3D-printers, rekening houdend met de aanwezigheid van elektronische componenten voor aansluiting op een 3D-printer.

III.7   Verslag van de 57e vergadering van het subcomité voor de herziening van het GS (doc. NR1434)

III.8   Te nemen besluiten. (doc. NC2709)

a)

Bijlagen C/4 en D/8 — Wijzigingen van de toelichtingen (GS-2022) (deel VI)

b)

Bijlagen C/5, D/9 en D/22 — Wijzigingen van de toelichtingen (GS-2022) (deel VII)

c)

Bijlagen C/8 en D/12 — Wijzigingen van de toelichtingen, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 28 juni 2019 (deel XIII)

d)

Bijlagen C/13 en D/17 — Wijzigingen van de toelichtingen, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 28 juni 2019 (deel XX)

e)

Bijlagen C/14 en D/18 — Mogelijke wijzigingen van de toelichtingen met betrekking tot bepaalde attractie- en speeltoestellen (voorstel van de Verenigde Staten)

De Unie stemt in met alle voorgestelde wijzigingen in deze documenten.

f)

Bijlagen C/1 en D/5 — Mogelijke wijzigingen van de toelichting op post 15 09 wat betreft andere olijfolie verkregen bij de eerste persing, en post 15 15 wat betreft voorbeelden van microbiële vetten en oliën

Wat betreft de GS-toelichtingen op post 15 09 steunt de Unie het voorstel van de Unie (optie 2) en het nieuwe voorstel van Canada (optie 3). In punt (D) (2) steunt de Unie het gebruik van “of” (optie 2) in plaats van “en/of”.

Wat betreft de GS-toelichtingen op post 15 15 steunt de Unie het gebruik van de uitdrukking “eencellig organisme” (optie 1) en het gebruik van “of” (optie 2) in plaats van “en/of”. In de voorbeelden (a) en (b) steunt de Unie het gebruik van de uitdrukking “verkregen uit” (optie 2).

g)

Bijlagen C/3 en D/7 — Mogelijke wijzigingen van de toelichtingen met betrekking tot “placebo’s” en “dubbelblinde klinische proefpakketten” in post 30 06 (verzoek van Australië)

Wat betreft de zin “De placebo’s van deze post omvatten ook [controlevaccins] [gecontroleerde vaccins] [vaccins die als controlestoffen worden gebruikt en] waarvoor een vergunning is verleend voor gebruik in erkende klinische proeven.” steunt de Unie de toevoeging van deze zin aan de tekst van punt (12) van de GS‐toelichtingen op post 30 06 niet, aangezien niet duidelijk is welke soorten stoffen erdoor worden beschreven. Indien de andere overeenkomstsluitende partijen besluiten de zin toe te voegen, steunt de Unie “vaccins die als controlestoffen worden gebruikt” (optie 3) of, indien flexibiliteit nodig is, “controlevaccins” (optie 1).

Met betrekking tot de zin “[De te onderzoeken werkzame bestanddelen kunnen kruidengeneesmiddelen [voor therapeutisch of profylactisch gebruik] omvatten.]” blijft de Unie flexibel wat betreft de toevoeging ervan aan de tekst, maar steunt zij een open lijst van voorbeelden, zoals voorgesteld door de Verenigde Staten, niet.

h)

Bijlagen C/6 en D/10 — Wijzigingen van de toelichtingen, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 28 juni 2019 (deel IX)

De Unie ondersteunt het voorstel om aanvullende toelichtingen toe te voegen aan onderverdelingen 4412 41, 4412 42 en 4412 49. De Unie verzoekt nader onderzoek en verbetering van de voorgestelde tekst om deze in overeenstemming te brengen met de huidige indelingspraktijken in de Unie (bijvoorbeeld de oriëntatie van de fineerlagen).

i)

Bijlagen C/7 en D/11 — Wijzigingen van de toelichtingen, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 28 juni 2019 (delen XI en XII)

De Unie steunt de toevoeging van “paraseismische wandbekleding” en “geotextiel” aan de lijst van voorbeelden van elektronisch textiel. In de tekst over “geotextiel” steunt de Unie de tekst “een sensor die van vezels vervaardigd of ten minste volledig in de vezels geïntegreerd is” (optie 2), zoals eerder door de Unie is voorgesteld.

De Unie steunt de voorlopige vaststelling van de door het subcomité voor de GS‐herziening goedgekeurde teksten.

j)

Bijlagen C/12 en D/16 — Wijzigingen van de toelichtingen, voortvloeiend uit de artikel 16-aanbeveling van 28 juni 2019 (deel XVII)

De Unie steunt de toevoeging van de verwijzing naar permanent geïntegreerde camera’s in punt 3 van de GS-toelichtingen op post 88 06, op voorwaarde dat het indelingsadvies waarin een drone met geïntegreerde camera onder post 85 25 wordt ingedeeld, wordt herzien en in overeenstemming wordt gebracht met het GS-2022 en de GS-toelichtingen.

Met betrekking tot punt 4 van de GS-toelichtingen op post 88 06 steunt de Unie het voorstel van China met aanvullende, door de Unie toegevoegde technische criteria (tweede optie).

k)

Bijlagen C/15 en D/19 — Mogelijke wijzigingen van de toelichtingen op hoofdstuk 97 ten aanzien van bepaalde voorwerpen van culturele aard (voorstel van de Verenigde Staten)

De Unie steunt de lijst van artikelen die als voorbeeld worden genoemd niet, aangezien deze zeer specifiek zijn en beperkt zijn tot het verklaren van het toepassingsgebied van de artikelen die onder onderverdeling 9705 10 moeten worden ingedeeld.

De Unie merkt voorts op dat de gegeven definities en voorbeelden geen duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop bijvoorbeeld “traditionele nationale kostuums” of “oude auto’s” moeten worden ingedeeld.

l)

Bijlagen C/16 en D/20 — Wijzigingen van de toelichting op de indelingsregels (GS‐2022)

De Unie steunt het oorspronkelijke voorstel van het WDO-secretariaat (optie 1, waarbij de term “enkel” wordt gebruikt, maar flexibel wordt omgegaan met de uitdrukking “niet verder bewerkt dan”) en verzoekt erom de teksten in het Engels en het Frans op elkaar af te stemmen.

III.9   Mogelijke wijziging van de toelichting op post 71 04 ten aanzien van synthetische diamanten (voorstel van het Kimberleyproces) (doc. NC2757)

De Unie stemt in met de voorgestelde wijzigingen van de nieuwe derde alinea van post 71 04 en met de invoering van een nieuw punt (3) van de toelichting op onderverdeling 7104 91.

III.10   Indeling van een micro-elektromechanisch systeemelement (MEMS) in het GS‐2022 (voorstel van het secretariaat)

De Unie zou het product indelen onder post 85 41.