ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 398

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
27 november 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1767 van de Commissie van 20 november 2020 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Rucola della Piana del Sele (BGA)

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1768 van de Commissie van 25 november 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1769 van de Commissie van 25 november 2020 inzake de terugbetaling, overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de kredieten die zijn overgedragen van het begrotingsjaar 2020

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1770 van de Commissie van 26 november 2020 betreffende types en soorten van voor opplant bestemde planten die niet zijn vrijgesteld van de vereiste van een traceerbaarheidscode voor plantenpaspoorten krachtens Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie

6

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1771 van de Commissie van 26 november 2020 tot goedkeuring van reactiemassa van perazijnzuur (PAA) en peroxycaprylzuur (POOA) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3 en 4 ( 1 )

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1772 van de Commissie van 26 november 2020 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor aanvragen bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen ( 1 )

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1773 van de Commissie van 26 november 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding ( 1 )

19

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2020/1774 van 24 november 2020 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) (EUAM RCA/1/2020)

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1775 van de Commissie van 25 november 2020 om Nederland toe te staan biociden die uit in situ gegenereerd stikstof bestaan, toe te laten voor de bescherming van cultureel erfgoed (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8052)

23

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1767 VAN DE COMMISSIE

van 20 november 2020

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Rucola della Piana del Sele” (BGA)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Italië ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Rucola della Piana del Sele” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Rucola della Piana del Sele” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam “Rucola della Piana del Sele” (BGA) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.6. (Groenten, fruit en granen, in ongewijzigde staat of verwerkt) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 november 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Janusz WOJCIECHOWSKI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 254 van 3.8.2020, blz. 17.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/2


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1768 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Wolfgang BURTSCHER

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong  (1)

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

175,9

42

AR

145,6

57

BR

245

17

CL

192,8

34

TH

1602 32 11

Bereidingen van pluimvee van de soort Gallus domesticus, niet gekookt en niet gebakken

167,3

41

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/4


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1769 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2020

inzake de terugbetaling, overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, van de kredieten die zijn overgedragen van het begrotingsjaar 2020

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (1), en met name artikel 26, lid 6,

Na raadpleging van het Comité voor de landbouwfondsen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 12, lid 2, eerste alinea, onder d), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (2) kunnen niet-vastgelegde kredieten voor uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) gefinancierde acties als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen. Een dergelijke overdracht mag niet hoger zijn dan 2 % van de oorspronkelijke door het Europees Parlement en door de Raad goedgekeurde kredieten en dan de in artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betalingen die in het vorige begrotingsjaar is toegepast.

(2)

Overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten, in afwijking van artikel 12, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, de in artikel 12, lid 2, eerste alinea, onder d), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bedoelde overdracht terugbetalen aan de eindontvangers op wie de aanpassingscoëfficiënt van toepassing zal zijn in het begrotingsjaar waarnaar de kredieten worden overgedragen. Deze terugbetaling geldt alleen voor eindontvangers in lidstaten waar in het voorgaande begrotingsjaar de financiële discipline is toegepast (4).

(3)

Bij de vaststelling van het terug te betalen bedrag van de overdracht moet overeenkomstig artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 rekening worden gehouden met de bedragen van de in artikel 25 van die verordening bedoelde reserve voor crises in de landbouwsector die aan het eind van het begrotingsjaar niet ter beschikking zijn gesteld voor crisismaatregelen.

(4)

Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1928 van de Commissie (5) is de financiële discipline op rechtstreekse betalingen voor het kalenderjaar 2019 toegepast om de crisisreserve aan te leggen. In het begrotingsjaar 2020 is geen beroep gedaan op de crisisreserve.

(5)

Om ervoor te zorgen dat de terugbetaling aan de eindontvangers van kredieten die als gevolg van de toepassing van de financiële discipline niet benut zijn, in verhouding blijft tot het bedrag van de aanpassing in het kader van de financiële discipline, moet de Commissie bepalen over welke bedragen de lidstaten met het oog op de terugbetaling zullen beschikken.

(6)

Om de lidstaten niet te verplichten tot een extra betaling in verband met deze terugbetaling, dient deze verordening van toepassing te zijn met ingang van 1 december 2020. Bijgevolg zijn de bij deze verordening vastgestelde bedragen definitief en gelden zij onverminderd de toepassing van verlagingen overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 1306/2013, onverminderd andere correcties die overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 in aanmerking worden genomen in het besluit over de maandelijkse betalingen voor de door de betaalorganen van de lidstaten voor oktober 2020 verrichte uitgaven, onverminderd overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening verrichte inhoudingen en aanvullende betalingen en onverminderd besluiten die in het kader van de goedkeuring van de rekeningen zullen worden genomen.

(7)

Overeenkomstig de inleidende zin van artikel 12, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kunnen de niet-vastgelegde kredieten uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen. Daarom moet de Commissie de data bepalen voor de subsidiabiliteit van de uitgaven van de lidstaten in verband met de terugbetaling overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013, en moet zij daarbij uitgaan van het landbouwbegrotingsjaar als bepaald in artikel 39 van die verordening.

(8)

Aangezien de over te dragen en ter beschikking te stellen bedragen betrekking hebben op de begroting 2021, volgt uit artikel 135, lid 1, van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie dat in deze verordening geen bedrag voor het Verenigd Koninkrijk dient te worden vastgesteld.

(9)

Gezien de korte tijdspanne tussen enerzijds de meldingen van de lidstaten over de besteding van de ELGF-kredieten 2020 in gedeeld beheer voor de periode van 16 oktober 2019 tot en met 15 oktober 2020 en anderzijds de datum waarop deze verordening van toepassing dient te worden, namelijk 1 december 2020, dient deze verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de bijlage bij deze verordening zijn de bedragen vastgesteld van de kredieten die overeenkomstig artikel 12, lid 2, eerste alinea, onder d), en derde alinea, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het begrotingsjaar 2020 worden overgedragen en die overeenkomstig artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 ter beschikking van de lidstaten worden gesteld voor terugbetaling aan de eindontvangers op wie in het begrotingsjaar 2021 de aanpassingscoëfficiënt van toepassing is.

De bedragen die worden overgedragen, vallen onder het in artikel 12, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 bedoelde overdrachtbesluit van de Commissie.

Artikel 2

De uitgaven van de lidstaten in verband met de terugbetaling van de overgedragen kredieten komen enkel voor financiering door de Unie in aanmerking indien de desbetreffende bedragen vóór 16 oktober 2021 aan de begunstigden zijn betaald.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

WolfgangBURTSCHER

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(4)  Overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is de financiële discipline in het begrotingsjaar 2020 niet van toepassing in Kroatië.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1928 van de Commissie van 19 november 2019 tot aanpassing van de op grond van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad op de rechtstreekse betalingen toe te passen aanpassingscoëfficiënt voor het kalenderjaar 2019 en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/916 van de Commissie (PB L 299 van 20.11.2019, blz. 49).


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/6


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1770 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2020

betreffende types en soorten van voor opplant bestemde planten die niet zijn vrijgesteld van de vereiste van een traceerbaarheidscode voor plantenpaspoorten krachtens Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (1), en met name artikel 83, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2016/2031 bevat voorschriften voor de inhoud en de vorm van het plantenpaspoort dat vereist is voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie en naar en binnen beschermde gebieden van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen.

(2)

Het plantenpaspoort voor verkeer binnen het grondgebied van de Unie bevat een traceerbaarheidscode, behalve voor bepaalde voor opplant bestemde planten die klaar zijn voor verkoop aan eindgebruikers. Deze uitzondering geldt niet voor door de Commissie in een lijst op te nemen types en soorten van voor opplant bestemde planten.

(3)

Bepaalde voor opplant bestemde planten zijn onderworpen aan krachtens artikel 28 of artikel 30 van Verordening (EU) 2016/2031 vastgestelde maatregelen van de Unie voor specifieke plaagorganismen. Sommige van deze voor opplant bestemde planten — met name die waarvan bekend is dat zij vaker door die specifieke plaagorganismen worden aangetast of besmet, of die op de interne markt zijn onderschept wegens aantasting of besmetting door die specifieke plaagorganismen — kunnen bijdragen tot de verspreiding van die plaagorganismen binnen de Unie, waardoor het risico toeneemt dat die plaagorganismen op lange termijn sterke negatieve gevolgen hebben op die voor opplant bestemde planten.

(4)

Voor bepaalde voor opplant bestemde planten van oorsprong uit de Unie gelden bijzondere voorschriften voor bepaalde EU-quarantaineorganismen overeenkomstig artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) 2016/2031 en artikel 8, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie (2). Die voor opplant bestemde planten kunnen bijdragen tot de verspreiding van die plaagorganismen binnen de Unie, waardoor het risico toeneemt dat die plaagorganismen op lange termijn sterke negatieve gevolgen hebben op die voor opplant bestemde planten.

(5)

Sommige van die voor opplant bestemde planten zijn tijdens het verkeer binnen de Unie onderschept omdat in of op hen EU-quarantaineorganismen aanwezig waren.

(6)

Daarom moet voor alle plantenpaspoorten voor die voor opplant bestemde planten een traceerbaarheidscode verplicht worden gesteld, zodat zij sneller kunnen worden getraceerd.

(7)

Verordening (EU) 2016/2031, Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2313 van de Commissie (3) en deze verordening stellen nieuwe regels vast voor het gebruik en de inhoud van plantenpaspoorten. Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie (4) komt daarmee te vervallen en moet worden ingetrokken.

(8)

Om de professionele marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten voldoende tijd te geven om zich aan te passen aan deze vereisten, moet deze verordening met ingang van 31 december 2021 van toepassing worden.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Types en soorten van voor opplant bestemde planten die niet zijn vrijgesteld van de vereiste van een traceerbaarheidscode voor plantenpaspoorten

De vrijstelling van de vereiste van een traceerbaarheidscode voor plantenpaspoorten voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie, zoals bedoeld in artikel 83, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) 2016/2031, is niet van toepassing op de in de bijlage bij deze verordening opgenomen typen en soorten van voor opplant bestemde planten.

Artikel 2

Intrekking van Richtlijn 92/105/EEG

Richtlijn 92/105/EEG wordt ingetrokken.

Artikel 3

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2072 van de Commissie van 28 november 2019 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 690/2008 van de Commissie en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2019 van de Commissie (PB L 319 van 10.12.2019, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2313 van de Commissie van 13 december 2017 tot vaststelling van de vormvoorschriften voor het plantenpaspoort voor het verkeer binnen het grondgebied van de Unie en het plantenpaspoort voor het binnenbrengen in en het verkeer binnen een beschermd gebied (PB L 331 van 14.12.2017, blz. 44).

(4)  Richtlijn 92/105/EEG van de Commissie van 3 december 1992 tot een zekere mate van standaardisering van plantenpaspoorten voor het verkeer van bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen in de Gemeenschap, en tot vaststelling van nadere regels voor de afgifte van deze paspoorten en van de voorwaarden en nadere regels voor de vervanging ervan (PB L 4 van 8.1.1993, blz. 22).


BIJLAGE

Types en soorten van voor opplant bestemde planten die niet zijn vrijgesteld van de vereiste traceerbaarheidscode voor plantenpaspoorten

Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van:

Citrus

Coffea

Lavandula dentata L.

Nerium oleander L.

Olea europea L.

Polygala myrtifolia L.

Prunus dulcis (Mill.) D.A. Webb

Solanum tuberosum L.


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1771 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2020

tot goedkeuring van reactiemassa van perazijnzuur (PAA) en peroxycaprylzuur (POOA) als bestaande werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3 en 4

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 89, lid 1, derde alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (2) is een lijst vastgesteld van bestaande werkzame stoffen die moeten worden beoordeeld met het oog op de mogelijke goedkeuring ervan voor gebruik in biociden. Die lijst bevat peroxycaprylzuur, dat ingevolge de beoordeling ervan wordt hernoemd tot reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur.

(2)

Reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur is beoordeeld voor gebruik in biociden van productsoort 2 (desinfecteermiddelen en algiciden die niet rechtstreeks op mens of dier worden gebruikt), productsoort 3 (dierhygiëne) en productsoort 4 (voeding en diervoeders), zoals beschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

Frankrijk is aangewezen als de als rapporteur optredende lidstaat en zijn beoordelende bevoegde autoriteit heeft het beoordelingsrapport vergezeld van haar conclusies op 2 januari 2019 bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het Agentschap”) ingediend.

(4)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 heeft het Comité voor biociden, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit, op 4 maart 2020 de adviezen van het Agentschap (3) aangenomen.

(5)

Volgens die adviezen mag van biociden van de productsoorten 2, 3 en 4 met reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur worden verwacht dat zij voldoen aan de criteria van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012, mits bepaalde specificaties en voorwaarden voor het gebruik ervan in acht worden genomen.

(6)

Rekening houdend met de adviezen van het Agentschap moet reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3 en 4, mits bepaalde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

(7)

Er moet in een redelijke termijn worden voorzien voordat een werkzame stof wordt goedgekeurd, zodat de betrokken partijen de nodige voorbereidende maatregelen kunnen nemen om aan de nieuwe eisen te voldoen.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur wordt als werkzame stof voor gebruik in biociden van de productsoorten 2, 3 en 4 goedgekeurd, mits de in de bijlage vastgestelde specificaties en voorwaarden in acht worden genomen.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).

(3)  Adviezen van het Comité voor biociden over de aanvraag tot goedkeuring van reactiemassa van de werkzame stof perazijnzuur (PAA) en peroxycaprylzuur (POOA) voor de productsoorten 2, 3 en 4; ECHA/BPC/242, 243 en 244, goedgekeurd op 4 maart 2020.


BIJLAGE

Triviale naam

IUPAC-benaming

Identificatienummers

Minimale zuiverheidsgraad van de werkzame stof  (1)

Datum van goedkeuring

Datum van het verstrijken van de goedkeuring

Productsoort

Specifieke voorwaarden

Reactiemassa van perazijnzuur (PAA) en peroxycaprylzuur (POOA)

IUPAC-benaming: Reactiemassa van perazijnzuur (PAA) en peroxycaprylzuur (POOA)

EG-nr.: 201-186-8 en 450-280-7

CAS-nr.: 79-21-0 en 33734-57-5

De minimale zuiverheid van de werkzame stof is niet relevant, aangezien de werkzame stof een dubbel evenwicht is met waterstofperoxide, azijnzuur en octaanzuur als uitgangsmaterialen. De specificaties komen overeen met een concentratiebereik.

1 april 2022

31 maart 2032

2

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

a)

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstelling, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de beoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

b)

Gezien de risico’s die voor het beoordeelde gebruik zijn vastgesteld, moet bij de beoordeling van het product bijzondere aandacht worden geschonken aan professionele gebruikers.

Componenten

Specificaties gehaltebereik (% g/g)

Werkzame stof

Perazijnzuur

1,8-13,9

Werkzame stof

Peroxycaprylzuur

0,15-2,42

Relevante onzuiverheid

Waterstofperoxide

1,1-25,45

Relevante onzuiverheid

Azijnzuur

5,74-51

3

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

a)

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstelling, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de beoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

b)

Gezien de risico’s die voor het beoordeelde gebruik zijn vastgesteld, moet bij de beoordeling van het product bijzondere aandacht worden geschonken aan professionele gebruikers.

Relevante onzuiverheid

Octaanzuur

1,63-9,03

 

4

Aan toelatingen voor biociden worden de volgende voorwaarden verbonden:

a)

Bij de beoordeling van het product moet bijzondere aandacht worden besteed aan de blootstelling, de risico’s en de doeltreffendheid voor elk gebruik waarvoor toelating werd aangevraagd, maar dat geen voorwerp was van de beoordeling van de werkzame stof op het niveau van de Unie.

b)

Producten die reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur bevatten, mogen niet worden verwerkt in materialen en voorwerpen die bestemd zijn om met levensmiddelen in contact te komen in de zin van artikel 1, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad  (2), tenzij de Commissie specifieke grenswaarden heeft vastgesteld voor de migratie van reactiemassa van perazijnzuur en peroxycaprylzuur in levensmiddelen of overeenkomstig die verordening heeft vastgesteld dat dergelijke grenswaarden niet nodig zijn.

c)

Gezien de risico’s die voor het beoordeelde gebruik zijn vastgesteld, moet bij de beoordeling van het product bijzondere aandacht worden geschonken aan professionele gebruikers.


(1)  De in deze kolom vermelde zuiverheid is de minimale zuiverheidsgraad van de beoordeelde werkzame stof. De werkzame stof in het in de handel gebrachte product kan dezelfde of een andere zuiverheid hebben, mits bewezen is dat de werkzame stof technisch gelijkwaardig is aan de beoordeelde werkzame stof.

(2)  Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in contact te komen en houdende intrekking van de Richtlijnen 80/590/EEG en 89/109/EEG (PB L 338 van 13.11.2004, blz. 4).


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1772 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2020

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor aanvragen bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 13 en artikel 35, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2015/2283 stelt voorschriften vast voor het in de handel brengen en het gebruik van nieuwe voedingsmiddelen in de Unie.

(2)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 van de Commissie (2) stelt administratieve en wetenschappelijke voorschriften vast voor aanvragen bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283.

(3)

Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (3) wijzigde Verordening (EG) nr. 178/2002 (4) en Verordening (EU) 2015/2283. Die wijzigingen zijn gericht op het vergroten van de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling op alle onderdelen van de voedselketen waar de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (de “Autoriteit”) een wetenschappelijke risicobeoordeling uitvoert, ook op het gebied van nieuwe voedingsmiddelen.

(4)

Wat het in de handel brengen van nieuwe voedingsmiddelen betreft, zijn bij de wijzigingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 nieuwe bepalingen ingevoerd betreffende onder meer: algemeen advies door het personeel van de Autoriteit op verzoek van een potentiële aanvrager voorafgaand aan de indiening van een aanvraag en de verplichting kennis te geven van studies ter ondersteuning van een aanvraag die door exploitanten van bedrijven worden besteld of uitgevoerd, en de gevolgen van niet-naleving van die verplichting. Hierbij zijn ook bepalingen ingevoerd betreffende de openbaarmaking door de Autoriteit van alle wetenschappelijke gegevens, studies en andere informatie ter ondersteuning van aanvragen, met uitzondering van vertrouwelijke informatie, in een vroeg stadium van het risicobeoordelingsproces, gevolgd door een raadpleging van derden. De wijzigingen bevatten ook specifieke procedurele voorschriften voor de indiening van een verzoek om vertrouwelijke behandeling en de beoordeling daarvan door de Autoriteit met betrekking tot de door een aanvrager ingediende informatie, wanneer de Commissie het advies van de Autoriteit inwint.

(5)

Verordening (EU) 2019/1381 wijzigde ook Verordening (EU) 2015/2283 om daarin bepalingen op te nemen die de samenhang met de aanpassingen van Verordening (EG) nr. 178/2002 waarborgen en rekening houden met specifieke sectorale aspecten van vertrouwelijke informatie.

(6)

Gezien het toepassingsgebied en de toepassing van al die wijzigingen moet Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469, wat de inhoud, de formulering en de indiening van aanvragen bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2015/2283, de regelingen voor de verificatie van de geldigheid van aanvragen en de informatie die in het advies van de Autoriteit moet worden opgenomen, betreft, worden aangepast aan de wijzigingen. Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 moet met name verwijzen naar de gestandaardiseerde gegevensformaten en vereisen dat in aanvragen informatie wordt verstrekt waaruit blijkt dat aan de kennisgevingsverplichting van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002 is voldaan. In die verordening moet ook worden verduidelijkt dat de beoordeling van de naleving van de kennisgevingsverplichting deel uitmaakt van de beoordeling van de geldigheid van een aanvraag.

(7)

Gezien het feit dat de Autoriteit overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002 verantwoordelijk is voor het beheer van de databank met studies, moet het voor de Commissie ook mogelijk worden gemaakt de Autoriteit te raadplegen in het kader van de verificatie van de geldigheid van aanvragen om zich ervan te vergewissen dat de aanvraag aan de desbetreffende eisen van dat artikel voldoet.

(8)

Indien tijdens de risicobeoordeling overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 openbare raadplegingen worden uitgevoerd, moeten de resultaten van die raadplegingen ook in het advies van de Autoriteit worden opgenomen, overeenkomstig de voor de Autoriteit geldende transparantievoorschriften.

(9)

Deze verordening moet met ingang van 27 maart 2021 geldig zijn voor aanvragen die vanaf die datum worden ingediend; dit is de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/1381.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Een aanvraag bestaat uit het volgende:

a)

een begeleidende brief;

b)

een technisch dossier;

c)

een samenvatting van het dossier.

Vóór de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem in een elektronisch formaat dat het downloaden, printen en doorzoeken van documenten mogelijk maakt. Na de vaststelling van gestandaardiseerde gegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt de aanvraag ingediend overeenkomstig die gestandaardiseerde gegevensformaten via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem.”;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Behalve de in artikel 10, lid 2, onder a), b) en e), van Verordening (EU) 2015/2283 bedoelde informatie vermeldt de in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde samenvatting van het dossier de redenen waarom het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 7 van Verordening (EU) 2015/2283. De samenvatting van het dossier bevat geen enkele informatie die onder een verzoek om vertrouwelijke behandeling overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 39 bis van Verordening (EG) nr. 178/2002 valt.”.

2)

Artikel 4 wordt vervangen door:

Artikel 4

Voorschriften inzake administratieve gegevens

Behalve de in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 bedoelde informatie bevat de aanvraag de volgende administratieve gegevens:

a)

de naam van de producent(en) van het nieuwe voedingsmiddel, indien verschillend van die van de aanvrager, het adres en de contactgegevens;

b)

de naam, het adres en de contactgegevens van de voor het dossier verantwoordelijke persoon die gemachtigd is om namens de aanvrager met de Commissie en de Autoriteit in verbinding te treden;

c)

de datum van indiening van het dossier;

d)

een inhoudstafel van het dossier;

e)

een gedetailleerde lijst van de bij het dossier gevoegde documenten, met inbegrip van verwijzingen naar de titels, delen en bladzijden;

f)

indien de aanvrager overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 een verzoek indient om bepaalde delen van de informatie in het dossier, waaronder aanvullende informatie, vertrouwelijk te behandelen, een lijst van de delen waarvoor om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, met een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van die informatie de belangen van de aanvrager aanzienlijk zou kunnen schaden;

g)

indien bepaalde gegevens betreffende het productieproces vertrouwelijk zijn, een niet-vertrouwelijke samenvatting van het productieproces;

h)

apart opgenomen informatie en bewijsmateriaal betreffende het bestaan van het recht van de aanvrager om te mogen verwijzen naar door eigendomsrechten beschermde wetenschappelijke bewijzen of wetenschappelijke gegevens in de zin van artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283;

i)

een lijst van de studies die ter ondersteuning van de aanvraag worden ingediend, met inbegrip van informatie waaruit naleving van artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002 blijkt.”.

3)

Artikel 6 wordt vervangen door:

“Artikel 6

Beoordeling van de geldigheid van een aanvraag

1.   Na ontvangst van een aanvraag gaat de Commissie onverwijld na of de aanvraag binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/2283 valt en voldoet aan de eisen van artikel 10, lid 2, van die verordening, de artikelen 3 tot en met 5 van deze verordening en artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002.

2.   De Commissie kan de Autoriteit raadplegen over de vraag of de aanvraag aan de desbetreffende voorschriften van lid 1 voldoet. De Autoriteit deelt de Commissie binnen een termijn van dertig werkdagen haar standpunt mee.

3.   De Commissie kan de aanvrager verzoeken om aanvullende informatie met betrekking tot de geldigheid van de aanvraag en de aanvrager in kennis stellen van de termijn waarbinnen die informatie moet worden verstrekt.

4.   In afwijking van lid 1 van dit artikel en onverminderd artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 en artikel 32 ter, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 178/2002 kan een aanvraag ook als geldig worden beschouwd indien zij niet alle krachtens de artikelen 3 tot en met 5 van deze verordening vereiste elementen bevat, mits de aanvrager voor elk ontbrekend element een afdoende motivering verstrekt.

5.   De Commissie deelt de aanvrager, de lidstaten en de Autoriteit mee of de aanvraag als geldig wordt beschouwd. Indien de aanvraag niet als geldig wordt beschouwd, vermeldt de Commissie de redenen voor die vaststelling.”.

4)

In artikel 7, lid 1, wordt het volgende punt n) toegevoegd:

“n)

de resultaten van de raadplegingen die overeenkomstig artikel 32 quater, lid 2, van Verordening (EG) nr. 178/2002 tijdens het risicobeoordelingsproces zijn uitgevoerd.”.

5)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

6)

Bijlage II wordt geschrapt.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 27 maart 2021 en op aanvragen die vanaf die datum bij de Commissie worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2469 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor aanvragen bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 64).

(3)  Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009 en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


BIJLAGE

“BIJLAGE

Model van een begeleidende brief bij een aanvraag voor een nieuw voedingsmiddel

EUROPESE COMMISSIE

Directoraat-generaal

Directoraat

Eenheid

Datum: …

Betreft: Aanvraag voor de toelating van een nieuw voedingsmiddel overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283

(Gelieve een van de vakjes aan te kruisen)

Aanvraag voor toelating van een nieuw voedingsmiddel.

Aanvraag voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van de gebruiksvoorwaarden van een reeds toegelaten nieuw voedingsmiddel. Vermeld de referentie van die toelating.

Aanvraag voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van de specificaties van een reeds toegelaten nieuw voedingsmiddel. Vermeld de referentie van die toelating.

Aanvraag voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften van een reeds toegelaten nieuw voedingsmiddel. Vermeld de referentie van die toelating.

Aanvraag voor het toevoegen, schrappen of wijzigen van voorschriften voor monitoring na het in de handel brengen van een reeds toegelaten nieuw voedingsmiddel. Vermeld de referentie van die toelating.

De aanvrager(s) of zijn/hun vertegenwoordiger(s) in de Unie

(naam/namen, adres(sen), …)

dient (dienen) deze aanvraag in met het oog op de bijwerking van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen.

Identiteit van het nieuwe voedingsmiddel (verstrek informatie over de identiteit van het nieuwe voedingsmiddel al naargelang van de categorie(ën) waartoe het nieuwe voedingsmiddel behoort):

Vertrouwelijkheid. Vermeld in voorkomend geval of de aanvraag vertrouwelijke gegevens in de zin van artikel 23 van Verordening (EU) 2015/2283 bevat:

Ja

Neen

Gegevensbescherming (*1). Vermeld in voorkomend geval of de aanvraag een verzoek om bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens in de zin van artikel 26 van Verordening (EU) 2015/2283 bevat:

Ja

Neen

Levensmiddelencategorieën, gebruiksvoorwaarden en etiketteringsvoorschriften

Levensmiddelencategorie

Specifieke gebruiksvoorwaarden

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

 

 

 

 

 

 

Hoogachtend,

Handtekening …

Bijlagen:

Volledig dossier

Samenvatting van het dossier (niet vertrouwelijk)

Lijst van de delen van het dossier waarvoor om vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, met een verifieerbare motivering waaruit blijkt hoe de openbaarmaking van die informatie de belangen van de aanvrager aanzienlijk zou kunnen schaden

Informatie tot staving van de bescherming van door eigendomsrechten beschermde gegevens betreffende de aanvraag voor het nieuwe voedingsmiddel

Kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s)

Lijst van studies en alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002


(*1)  De aanvrager moet specificeren welk deel of welke delen van de aanvraag door eigendomsrechten beschermde gegevens bevatten waarvoor om bescherming wordt verzocht, onder duidelijke vermelding van de afdeling(en) en de bladzijde(n). De aanvrager moet een verifieerbare motivering/verklaring voor dat verzoek verstrekken.


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/19


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1773 VAN DE COMMISSIE

van 26 november 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 7, lid 4,

Na raadpleging van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie (2) bevat bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 wat betreft de opstelling en indiening van vergunningsaanvragen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding en de beoordeling van dergelijke aanvragen.

(2)

Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft tot doel de transparantie en duurzaamheid van de risicobeoordeling van de Unie in de voedselketen te vergroten. Daartoe worden Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Verordening (EG) nr. 1831/2003 gewijzigd om de procedures voor het verlenen van vergunningen voor toevoegingsmiddelen transparanter te maken.

(3)

Om rekening te houden met specifieke sectorale kenmerken zijn bij Verordening (EU) 2019/1381 de bepalingen inzake transparantie en vertrouwelijkheid van Verordening (EG) nr. 1831/2003 gewijzigd.

(4)

Wat de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding betreft, hebben de wijzigingen die bij Verordening (EU) 2019/1381 in Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn aangebracht, ook rechtstreekse gevolgen voor de voorschriften van Verordening (EG) nr. 429/2008 wat betreft de opstelling en de indiening van aanvraagdossiers, waardoor deze voorschriften omwille van de consistentie en de rechtszekerheid moeten worden aangepast. Verordening (EG) nr. 429/2008 moet worden gewijzigd om de nodige aanvullende bepalingen vast te stellen met betrekking tot de opstelling en de indiening van aanvraagdossiers.

(5)

Met name moeten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 429/2008 worden aangepast wat betreft verzoeken om vertrouwelijke behandeling, het formaat van de ondersteunende informatie en gegevens bij aanvragen, dat elektronisch moet zijn en moet overeenkomen met gestandaardiseerde gegevensformaten, het concept van de samenvatting van het dossier vanwege het transparantiebeginsel van Verordening (EU) 2019/1381 en de verwijzing naar studies waarvan overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002, artikel 32 ter, kennis is gegeven.

(6)

Deze verordening moet van toepassing zijn met ingang van 27 maart 2021 en op aanvragen en dossiers die vanaf die datum, de datum van toepassing van Verordening (EU) 2019/1381, worden ingediend.

(7)

Verordening (EG) nr. 429/2008 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 429/2008

Verordening (EG) nr. 429/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Vóór de vaststelling van standaardgegevensformaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (*1), artikel 39 septies, worden de aanvraag en het dossier ingediend via het door de Commissie ter beschikking gestelde elektronische indieningssysteem, in een elektronisch formaat dat het downloaden, afdrukken en doorzoeken van documenten mogelijk maakt. Na de vaststelling van de standaardgegevensformaten overeenkomstig artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002 worden de aanvraag en het dossier ingediend via het elektronische indieningssysteem dat door de Commissie overeenkomstig die standaardgegevensformaten wordt verstrekt.

(*1)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).”."

(2)

De bijlagen I en II worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 27 maart 2021 en op aanvragen en dossiers die vanaf die datum worden ingediend.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 november 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Verordening (EG) nr. 429/2008 van de Commissie van 25 april 2008 tot vaststelling van voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de opstelling en indiening van aanvragen en de beoordeling van en de verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2019/1381 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparantie en duurzaamheid van de EU-risicobeoordeling in de voedselketen en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 1829/2003, (EG) nr. 1831/2003, (EG) nr. 2065/2003, (EG) nr. 1935/2004, (EG) nr. 1331/2008, (EG) nr. 1107/2009 en (EU) 2015/2283 en Richtlijn 2001/18/EG (PB L 231 van 6.9.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 429/2008 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I, punt 1.5, komt als volgt te luiden:

“1.5.

Bijlagen:

volledig dossier;

samenvatting van het dossier overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt h, van Verordening (EG) nr. 1831/2003;

wetenschappelijke samenvatting van het dossier;

alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002;

vertrouwelijkheidsaanvraag overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1831/2003;

kopie van de administratieve gegevens van de aanvrager(s);

drie monsters van het toevoegingsmiddel voor diervoeding voor het CRL overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt f, van Verordening (EG) nr. 1831/2003;

voor het CRL: veiligheidsinformatieblad;

voor het CRL: identiteits- en analysecertificaat, en

bevestiging dat de bijdrage in de kosten aan het CRL is betaald (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (*1)).

(*1)  Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie van 4 maart 2005 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de verplichtingen en taken van het communautaire referentielaboratorium betreffende vergunningsaanvragen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).”."

2)

Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:

a)

in het deel “ALGEMEEN” wordt de voorlaatste alinea vóór het kopje “Beoordeling van de veiligheid” vervangen door:

“Ieder dossier moet een samenvatting en een wetenschappelijke samenvatting bevatten aan de hand waarvan het toevoegingsmiddel in kwestie kan worden geïdentificeerd en gekarakteriseerd.”;

b)

in punt 1.1 van sectie I wordt de titel vervangen door:

“1.1.

Samenvatting overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt h, van Verordening (EG) nr. 1831/2003”;

c)

punt 1.1.1, onder d), wordt vervangen door:

“d)

onderzoeken naar de veiligheid en werkzaamheid van het toevoegingsmiddel, samen met alle informatie betreffende de kennisgeving van de studies overeenkomstig artikel 32 ter van Verordening (EG) nr. 178/2002;”.


(*1)  Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie van 4 maart 2005 tot vaststelling van gedetailleerde voorschriften voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de verplichtingen en taken van het communautaire referentielaboratorium betreffende vergunningsaanvragen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 8).”.”


BESLUITEN

27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/22


BESLUIT VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ (GBVB) 2020/1774

van 24 november 2020

tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) (EUAM RCA/1/2020)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit (GBVB) 2019/2110 van de Raad van 9 december 2019 betreffende de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) (1), en met name artikel 8, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 8, lid 1, van Besluit (GBVB) 2019/2110 is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag betreffende de Europese Unie gemachtigd om de noodzakelijke besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van de politieke controle en de strategische leiding van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA), met inbegrip van het besluit om een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Op 17 december 2019 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2019/2189 (2) vastgesteld, waarbij de heer Paulo SOARES werd benoemd tot hoofd van de missie EUAM RCA voor de periode van 9 december 2019 tot en met 8 december 2020.

(3)

De Raad heeft op 30 juli 2020 Besluit (GBVB) 2020/1131 (3) vastgesteld, waarbij EUAM RCA op 9 augustus 2020 van start is gegaan.

(4)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld het mandaat van de heer Paulo SOARES als hoofd van de missie EUAM RCA te verlengen van 9 december 2020 tot en met 8 december 2021,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Paulo SOARES als hoofd van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) wordt verlengd tot en met 8 december 2021.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 9 december 2020.

Gedaan te Brussel, 24 november 2020.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 318 van 10.12.2019, blz. 141.

(2)  Besluit (GBVB) 2019/2189 van het Politiek en Veiligheidscomité van 17 december 2019 betreffende de benoeming van het hoofd van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) (EUAM RCA/1/2019) (PB L 330 van 20.12.2019, blz. 51).

(3)  Besluit (GBVB) 2020/1131 van de Raad van 30 juli 2020 betreffende de aanvang van de GVDB-adviesmissie van de Europese Unie in de Centraal-Afrikaanse Republiek (EUAM RCA) (PB L 247 van 31.7.2020, blz. 16).


27.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 398/23


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1775 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2020

om Nederland toe te staan biociden die uit in situ gegenereerd stikstof bestaan, toe te laten voor de bescherming van cultureel erfgoed

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 8052)

(Slechts de tekst in de Nederlandse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 55, lid 3,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 zijn werkzame stoffen met een gunstiger profiel voor het milieu of voor de gezondheid van mens of dier opgenomen. Producten die deze werkzame stoffen bevatten, mogen daarom volgens een vereenvoudigde procedure worden toegelaten. Stikstof is opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 onder de voorwaarde dat het alleen in beperkte hoeveelheden in gebruiksklare patronen wordt gebruikt.

(2)

Stikstof is krachtens artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 18 (insecticiden) (2). Biociden die bestaan uit stikstof, zoals goedgekeurd, zijn toegelaten in verschillende lidstaten en worden geleverd in gascilinders (3).

(3)

Stikstof kan ook in situ uit de lucht worden gegenereerd. In situ gegenereerd stikstof is momenteel niet goedgekeurd voor gebruik in de Unie en is noch opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012, noch in de lijst van werkzame stoffen die deel uitmaken van het beoordelingsprogramma van bestaande werkzame stoffen in biociden in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie (4).

(4)

Overeenkomstig artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 heeft Nederland op 9 juli 2020 bij de Commissie een aanvraag ingediend om in afwijking van artikel 19, lid 1, onder a), van die verordening een toelating te mogen verlenen voor biociden die bestaan uit in situ uit de lucht gegenereerd stikstof voor de bescherming van cultureel erfgoed (“de aanvraag”).

(5)

Cultureel erfgoed kan worden beschadigd door een breed scala aan schadelijke organismen, van insecten tot micro-organismen. De aanwezigheid van deze organismen kan niet alleen leiden tot verval van het cultuurgoed zelf, maar houdt ook het risico in dat deze schadelijke organismen naar andere objecten in de omgeving worden verspreid. Zonder een passende behandeling zouden objecten onherstelbaar beschadigd kunnen worden, waardoor het cultureel erfgoed ernstig in gevaar komt.

(6)

In situ gegenereerd stikstof wordt gebruikt om een gecontroleerde atmosfeer met een zeer lage concentratie zuurstof (anoxie) te creëren in permanente of tijdelijke verzegelde behandelingstenten of -kamers voor de bestrijding van schadelijke organismen op cultureel erfgoed. Het stikstof wordt gescheiden van de omgevingslucht en in de behandelingstent of -kamer gepompt, waarbij het stikstofgehalte van de atmosfeer wordt opgevoerd tot ongeveer 99 % en de zuurstof dus nagenoeg volledig uitgeput is. De vochtigheid van het stikstof dat in de behandelingsruimte wordt gepompt, wordt aangepast aan de eisen van het te behandelen object. In de aldus geschapen omstandigheden in de behandelingstent of -kamer kunnen schadelijke organismen niet overleven.

(7)

Volgens de door Nederland verstrekte informatie lijkt het gebruik van in situ gegenereerd stikstof de enige doeltreffende techniek voor de bestrijding van schadelijke organismen die zonder risico op beschadiging kan worden gebruikt voor alle soorten materialen en combinaties van materialen in culturele instellingen, en is het doeltreffend in alle ontwikkelingsstadia van plaagorganismen in cultureel erfgoed.

(8)

Zoals in de aanvraag is vermeld, gebruiken erfgoedinstellingen in Nederland al meer dan 25 jaar strategieën voor de geïntegreerde bestrijding van plaagorganismen, waarbij een laagtoxische aanpak wordt gebruikt en wordt afgestapt van de zeer giftige stoffen die voorheen werden gebruikt.

(9)

De methode van anoxie of gemodificeerde of gecontroleerde atmosfeer is opgenomen in norm EN 16790:2016, “Instandhouding van cultureel erfgoed — Geïntegreerde bestrijding (IPM) voor bescherming van cultureel erfgoed”, en stikstof wordt in deze norm beschreven als “meest gebruikt” voor het creëren van anoxie.

(10)

Er bestaan andere technieken voor de bestrijding van schadelijke organismen, zoals thermische schoktechnieken (hoge of lage temperaturen) en gammastraling. Daarnaast kunnen ook biociden worden gebruikt die andere werkzame stoffen bevatten. Volgens Nederland heeft elk van deze technieken echter beperkingen wat betreft schade die zich tijdens de behandeling aan bepaalde materialen kan voordoen.

(11)

Volgens de informatie in de aanvraag hebben thermische schokken (vries- of warmtebehandelingen) ongewenste effecten op verschillende materialen. Lagetemperatuurbehandelingen zijn niet geschikt voor voorwerpen met een gelaagde structuur of voorwerpen die vervaardigd zijn van anisotrope materialen vanwege verschillen in de uitzettingscoëfficiënt van materialen of een verschillende uitzettingscoëfficiënt in verschillende richtingen, hetgeen leidt tot spanning en delaminatie (zoals schilderijen, meubelen met fineer of inlegwerk, muziekinstrumenten), noch voor voorwerpen die olie, vet of was bevatten die kan uitkristalliseren en een witte waas op het oppervlak van de voorwerpen kan vormen.

(12)

Hogetemperatuurbehandelingen kunnen leiden tot migratie van harsen en kleurverandering in hout, het verweken van vernissen en veranderingen in de vochtigheidsverdeling in materialen. Dergelijke behandelingen zijn niet geschikt voor voorwerpen met een gelaagde structuur of voorwerpen die vervaardigd zijn van anisotrope materialen (zoals schilderijen, meubelen met fineer of inlegwerk, muziekinstrumenten), leder, materialen die bij verhoogde temperaturen verweken, vervormen of smelten (zoals verven, vernissen, composietvoorwerpen die kunststoffen bevatten, wassen, harsen, bepaalde lijmen), natuurhistorische specimens en voorwerpen die in het verleden zijn behandeld met biociden die bepaalde werkzame stoffen zoals dichloordifenyltrichloorethaan (DDT) of lindaan bevatten, omdat door de hitte de residuen daarvan verdampen.

(13)

Zoals in de aanvraag is vermeld, worden andere werkzame stoffen vanwege hun risicoprofiel zelden gebruikt in culturele instellingen. Na behandeling met die stoffen kunnen de op de behandelde voorwerpen achtergebleven residuen geleidelijk in het milieu terechtkomen, wat een risico vormt voor de menselijke gezondheid. Daarenboven kunnen deze stoffen reageren met de materialen van de erfgoedobjecten en leiden tot onaanvaardbare veranderingen zoals verkleuring en vlekvorming.

(14)

Volgens de aanvraag kan het gebruik van gammastraling ongewenste reacties en een verhoogde degradatie van cellulosematerialen zoals papier, eiwithoudende materialen zoals leder en synthetische polymeren zoals kunststoffen veroorzaken. Bovendien moeten de voorwerpen en verzamelingen hiervoor naar specifieke behandelingsfaciliteiten worden vervoerd.

(15)

Volgens de informatie in de aanvraag is het gebruik van stikstof in cilinders vanwege een aantal praktische nadelen geen geschikt alternatief voor culturele instellingen. Gezien de beperkte inhoud van de cilinders moeten zij frequent worden aangevoerd en in een aparte ruimte worden opgeslagen. De behandeling met stikstof in cilinders zou ook hoge kosten voor de culturele instellingen met zich brengen.

(16)

Zoals in de aanvraag is vermeld, hebben verscheidene culturele instellingen tijdens de afgelopen decennia geïnvesteerd in de bouw van behandelingskamers en de aankoop van stikstofgeneratoren. Vanwege de veelzijdigheid en geschiktheid voor de behandeling van alle materialen wordt anoxie op basis van in situ gegenereerd stikstof op grote schaal gebruikt voor de instandhouding van cultureel erfgoed.

(17)

Als van culturele instellingen zou worden gevraagd om verschillende technieken te gebruiken om schadelijke organismen te bestrijden — elk geschikt voor specifieke materialen en objecten — in plaats van één techniek die zij al eerder hebben gebruikt en die geschikt is voor alle materialen, zou dat hen op kosten jagen en het voor hen moeilijker maken erin te slagen af te stappen van het gebruik van gevaarlijkere werkzame stoffen bij hun geïntegreerde bestrijding. Bovendien zou het niet langer gebruiken van faciliteiten en uitrusting die voor anoxie op basis van in situ gegenereerd stikstof zijn verworven, een verlies van eerdere investeringen vormen.

(18)

De discussies over een mogelijke afwijking op grond van artikel 55, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 voor in situ gegenereerd stikstof vonden in 2019 plaats in verschillende vergaderingen (5) van de deskundigengroep van de Commissie van de autoriteiten die bevoegd zijn voor biociden.

(19)

Na een eerste soortgelijke aanvraag van Oostenrijk voor een afwijking voor producten bestaande uit in situ gegenereerd stikstof, heeft het Europees Agentschap voor chemische stoffen op verzoek van de Commissie een openbare raadpleging over die aanvraag gehouden waarin alle belanghebbenden hun standpunt kenbaar konden maken. De overgrote meerderheid van de 1487 ontvangen opmerkingen was positief over de afwijking. Veel respondenten gaven aan welke nadelen aan de beschikbare alternatieve technieken verbonden zijn: thermische behandelingen kunnen bepaalde materialen beschadigen; het gebruik van andere werkzame stoffen laat toxische residuen op kunstvoorwerpen achter die geleidelijk in het milieu terechtkomen; bij gebruik van stikstof in cilinders kan de relatieve vochtigheidsgraad in de behandelingsruimte niet worden gereguleerd, wat nodig is voor de behandeling van bepaalde materialen.

(20)

Twee internationale organisaties die musea en cultureelerfgoedlocaties vertegenwoordigen — de Internationale Museumraad en de Internationale Raad voor Monumenten en Landschappen — hebben aangegeven dat zij een aanvraag zullen indienen om in situ gegenereerd stikstof te laten opnemen in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012, hetgeen de lidstaten in staat zou stellen producten die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof toe te laten zonder dat een afwijking overeenkomstig artikel 55, lid 3, van die verordening nodig is. Het kost echter tijd om een dergelijke aanvraag te beoordelen, de stof in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 op te nemen en producttoelatingen te verkrijgen.

(21)

Uit de aanvraag blijkt dat er in Nederland geen geschikte alternatieven voorhanden zijn, aangezien alle momenteel beschikbare alternatieve technieken zich niet lenen voor de behandeling van alle materialen of andere praktische nadelen hebben.

(22)

Op grond van al deze argumenten moet worden geconcludeerd dat in situ gegenereerd stikstof essentieel is voor de bescherming van cultureel erfgoed in Nederland en dat er geen geschikte alternatieven voorhanden zijn. Nederland moet dan ook toestemming krijgen om het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof toe te staan voor de bescherming van cultureel erfgoed.

(23)

De eventuele opneming van in situ gegenereerd stikstof in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 en de daaropvolgende toelating door de lidstaten van producten die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof, vergen tijd. Het is daarom wenselijk een afwijking toe te staan voor een termijn die zou volstaan voor de afronding van de onderliggende procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Nederland mag het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden die bestaan uit in situ gegenereerd stikstof voor de bescherming van cultureel erfgoed tot en met 31 december 2024 toestaan.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk der Nederlanden.

Gedaan te Brussel, 25 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/89/EG van de Commissie van 30 juli 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde stikstof als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 199 van 31.7.2009, blz. 19).

(3)  Lijst van toegelaten producten, beschikbaar op https://echa.europa.eu/nl/information-on-chemicals/biocidal-products

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2014 van de Commissie van 4 augustus 2014 over het in Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde werkprogramma voor het systematische onderzoek van alle bestaande werkzame stoffen van biociden (PB L 294 van 10.10.2014, blz. 1).

(5)  83e, 84e, 85e en 86e vergadering van de deskundigengroep van de Commissie van vertegenwoordigers van de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) nr. 528/2012, gehouden in respectievelijk mei 2019, juli 2019, september 2019 en november 2019. De notulen van de vergaderingen zijn te vinden op https://ec.europa.eu/health/biocides/events_en#anchor0