ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 374

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
10 november 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2020/1660 van de Commissie van 15 oktober 2020 tot vaststelling van een sluiting van de visserij op scharretongen in de gebieden 8a, 8b, 8d en 8e voor vaartuigen die de vlag van België voeren

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1661 van de Raad van 3 november 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

4

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1662 van de Raad van 3 november 2020 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

6

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1663 van de Commissie van 6 november 2020 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Besluit 2004/558/EG met betrekking tot de ziektevrije status van Tsjechië en de goedkeuring van het uitroeiingsprogramma van infectieuze boviene rhinotracheïtis in verscheidene regio’s van Frankrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 7578)  ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1664 van de Commissie van 9 november 2020 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Duitsland (Kennisgeving geschied onder nr. C(2020) 7887)  ( 1 )

11

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/1


VERORDENING (EU) 2020/1660 VAN DE COMMISSIE

van 15 oktober 2020

tot vaststelling van een sluiting van de visserij op scharretongen in de gebieden 8a, 8b, 8d en 8e voor vaartuigen die de vlag van België voeren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (1), en met name artikel 36, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2020/123 van de Raad (2) zijn quota voor 2020 vastgesteld.

(2)

Uit de door de Commissie ontvangen informatie blijkt dat, gezien de vangsten van scharretongen in de gebieden 8a, 8b, 8d en 8e door vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in België, het voor 2020 toegewezen quotum is opgebruikt.

(3)

Daarom moeten bepaalde visserijactiviteiten met betrekking tot dat bestand worden verboden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het opgebruiken van het quotum

Het vangstquotum dat voor 2020 is toegewezen aan België voor het in de bijlage vermelde bestand van scharretongen in de gebieden 8a, 8b, 8d en 8e wordt met ingang van de in die bijlage opgenomen datum als opgebruikt beschouwd.

Artikel 2

Verbodsbepalingen

1.   Met ingang van de in de bijlage opgenomen datum is het voor vaartuigen die de vlag voeren van of geregistreerd zijn in België, verboden te vissen op het in artikel 1 bedoelde bestand. Het is met name verboden naar vis te zoeken en vistuig te water te laten, uit te zetten of op te halen voor het bevissen van dat bestand.

2.   Het blijft toegestaan vis en visserijproducten van vangsten uit dat bestand die vóór die datum door die vaartuigen zijn gevangen, over te laden, aan boord te houden, aan boord te verwerken, over te brengen, te kooien, vet te mesten en aan te landen.

3.   Door die vaartuigen verrichte onbedoelde vangsten van soorten uit dat bestand worden overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) aan boord van de vissersvaartuigen gebracht en gehouden, geregistreerd, aangeland en in mindering gebracht op de quota.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 oktober 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Virginijus SINKEVIČIUS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2020/123 van de Raad van 27 januari 2020 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L 25 van 30.1.2020, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).


BIJLAGE

Nr.

24/TQ123

Lidstaat

België

Bestand

LEZ/*8ABDE (bijzondere voorwaarde voor LEZ/07.)

Soort

Scharretongen (Lepidorhombus spp.)

Gebied

8a, 8b, 8d en 8e

Datum van sluiting

1.10.2020


BESLUITEN

10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/4


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1661 VAN DE RAAD

van 3 november 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 287, punt 19, van Richtlijn 2006/112/EG kan Kroatië vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (“btw”) verlenen aan belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 35 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van Kroatiës toetreding geldende omrekeningskoers.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 van de Raad (2) werd Kroatië gemachtigd om tot en met 31 december 2020 of tot en met de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, indien die datum eerder zou vallen, een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de derogatiemaatregel” genoemd), teneinde belastingplichtigen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan de tegenwaarde van 45 000 EUR in de nationale munteenheid tegen de op de dag van Kroatiës toetreding geldende omrekeningskoers, van de btw vrij te stellen.

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 18 mei 2020, heeft Kroatië verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024, de datum waartegen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen om te voldoen aan Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (3), die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen en waarbij onder meer artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 wordt geschrapt.

(4)

Bij brief van 9 juni 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Kroatië in kennis gesteld. Bij brief van 11 juni 2020 heeft de Commissie Kroatië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Uit de door Kroatië verstrekte informatie blijkt dat de redenen voor de derogatiemaatregel grotendeels ongewijzigd blijven en dat de verhoogde drempel geen invloed had op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik. Belastingplichtigen kunnen nog altijd kiezen voor het normale btw-stelsel.

(6)

Gelet op het feit dat de derogatiemaatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten kan verlichten voor zowel kleine bedrijven als de belastingautoriteiten zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, moet Kroatië worden gemachtigd de derogatiemaatregel te blijven toepassen.

(7)

De machtiging voor de toepassing van de derogatiemaatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien wordt artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 geschrapt bij Richtlijn (EU) 2020/285. Het is derhalve passend Kroatië te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

(8)

De derogatiemaatregel heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Kroatië een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

(9)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel, 3 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1768 van de Raad van 25 september 2017 waarbij de Republiek Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 250 van 28.9.2017, blz. 71).

(3)  Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).


10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/6


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1662 VAN DE RAAD

van 3 november 2020

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 287, punt 13, van Richtlijn 2006/112/EG kan Malta vrijstelling van belasting over de toegevoegde waarde (“btw”) verlenen aan drie categorieën belastingplichtigen, namelijk degenen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan 37 000 EUR wanneer de economische activiteit voornamelijk bestaat uit goederenleveringen, degenen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan 24 300 EUR wanneer de economische activiteit voornamelijk bestaat uit diensten met een lage toegevoegde waarde (hoge inputs), en degenen met een jaaromzet die ten hoogste gelijk is aan 14 600 EUR in andere gevallen, meer bepaald diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs).

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 van de Raad (2) werd Malta gemachtigd om tot en met 31 december 2020 of tot en met de datum van inwerkingtreding van een richtlijn tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, indien die datum eerder zou vallen, een bijzondere maatregel in te voeren die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG (hierna “de derogatiemaatregel” genoemd), teneinde belastingplichtigen van wie de economische activiteit voornamelijk bestaat uit verlening van diensten met een hoge toegevoegde waarde (lage inputs) en de jaaromzet niet hoger is dan 20 000 EUR, van de btw vrij te stellen.

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 5 juni 2020, heeft Malta verzocht om machtiging tot verlenging van de derogatiemaatregel tot en met 31 december 2024, de datum waartegen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dienen vast te stellen om te voldoen aan Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad (3), die voorziet in eenvoudigere btw-regels voor kleine ondernemingen en waarbij onder meer artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 wordt geschrapt.

(4)

Bij brief van 12 juni 2020 heeft de Commissie de overige lidstaten overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG van het verzoek van Malta in kennis gesteld. Bij brief van 15 juni 2020 heeft de Commissie Malta meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Aangezien de derogatiemaatregel tot minder btw-verplichtingen en daarmee ook tot minder administratieve lasten en kosten voor kleine bedrijven heeft geleid, moet Malta worden gemachtigd de derogatiemaatregel te blijven toepassen.

(6)

De machtiging voor de toepassing van de derogatiemaatregel moet in de tijd worden beperkt. De periode moet lang genoeg zijn om te kunnen evalueren of de drempel doeltreffend en passend is. Bovendien wordt artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG met ingang van 1 januari 2025 geschrapt bij Richtlijn (EU) 2020/285. Het is derhalve passend Malta te machtigen de derogatiemaatregel toe te passen tot en met 31 december 2024.

(7)

De derogatiemaatregel heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat Malta een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

(8)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Het is van toepassing van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2024.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Republiek Malta.

Gedaan te Brussel, 3 november 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/279 van de Raad van 20 februari 2018 waarbij Malta wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 287 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 54 van 24.2.2018, blz. 14).

(3)  Richtlijn (EU) 2020/285 van de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (PB L 62 van 2.3.2020, blz. 13).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).


10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/8


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1663 VAN DE COMMISSIE

van 6 november 2020

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Besluit 2004/558/EG met betrekking tot de ziektevrije status van Tsjechië en de goedkeuring van het uitroeiingsprogramma van infectieuze boviene rhinotracheïtis in verscheidene regio’s van Frankrijk

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 7578)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 betreffende veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Richtlijn 64/432/EEG zijn veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer in runderen binnen de Unie vastgesteld. In artikel 9 van de richtlijn wordt bepaald dat een lidstaat die een bindend nationaal programma voor de bestrijding van een van de in bijlage E (II) bij die richtlijn genoemde besmettelijke ziekten heeft, dat programma aan de Commissie ter goedkeuring kan voorleggen. In het artikel is ook vastgesteld dat aanvullende garanties voor het handelsverkeer in runderen binnen de Unie kunnen worden geëist. Infectieuze boviene rhinotracheïtis, een ziekte die wordt veroorzaakt door het boviene herpesvirus type 1 (BHV1), is voor runderen opgenomen in bijlage E (II) bij Richtlijn 64/432/EEG.

(2)

In februari 2020 heeft Frankrijk bij de Commissie bewijsstukken ingediend voor de goedkeuring van zijn nationale programma voor de bestrijding en uitroeiing van infectieuze boviene rhinotracheïtis dat betrekking heeft op de Franse departementen in het moederland, met uitzondering van Corsica, en verzocht om goedkeuring van aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG.

(3)

In artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG wordt bepaald dat, wanneer een lidstaat van oordeel is dat zijn grondgebied geheel of gedeeltelijk vrij is van een van de in bijlage E (II) bij die richtlijn genoemde ziekten, hij de Commissie in het bezit stelt van de nodige bewijsstukken. In het artikel is ook vastgesteld dat aanvullende garanties voor het handelsverkeer in runderen binnen de Unie kunnen worden geëist.

(4)

In januari 2020 heeft Tsjechië bij de Commissie bewijsstukken ingediend om zijn gehele grondgebied als vrij van BHV1 te beschouwen, en verzocht om goedkeuring van aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG.

(5)

Beschikking 2004/558/EG van de Commissie (2) bevat een lijst van de lidstaten en regio’s daarvan die overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van Richtlijn 64/432/EEG aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis mogen toepassen. Bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG bevat een lijst van de lidstaten en regio’s daarvan waarop aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis van toepassing zijn overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG, en bijlage II bij Beschikking 2004/558/EG bevat een lijst van de lidstaten en regio’s daarvan waarop aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis van toepassing zijn overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG.

(6)

Op grond van de evaluatie van de door Frankrijk ingediende bewijsstukken moeten de departementen van het moederland, met uitzondering van Corsica, worden opgenomen in bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG en moeten de aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis van toepassing zijn overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG.

(7)

Voorts moet Tsjechië na evaluatie van de door deze lidstaat ingediende bewijsstukken, niet langer opgenomen worden in bijlage I bij Beschikking 2004/558/EG, maar in bijlage II bij die beschikking, en moeten de aanvullende garanties voor infectieuze boviene rhinotracheïtis overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG van toepassing zijn.

(8)

De bijlagen I en II bij Beschikking 2004/558/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2004/558/EG worden vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  Beschikking 2004/558/EG van de Commissie van 15 juli 2004 tot uitvoering van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad voor wat betreft aanvullende garanties voor het intracommunautaire handelsverkeer in runderen ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis en de goedkeuring van de door sommige lidstaten ingediende uitroeiingsprogramma’s (PB L 249 van 23.7.2004, blz. 20).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

Lidstaten

Regio’s van de lidstaten waarop aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis van toepassing zijn overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 64/432/EEG

België

Alle regio’s

Frankrijk

De regio Auvergne en Rhône-Alpes

De regio Bourgogne-Franche-Comté

De regio Bretagne

De regio Centre-Val de Loire

De regio Grande Est

De regio Hauts-de-France

De regio Ile-de-France

De regio Bretagne

De regio Nouvelle-Aquitaine

De regio Bretagne

De regio Pays de la Loire

De regio Provence, Alpes, Côte d’Azur

Italië

De regio Friuli-Venezia Giulia

De autonome provincie Trento

Luxemburg

Alle regio’s

BIJLAGE II

Lidstaten

Regio’s van de lidstaten waarop aanvullende garanties ten aanzien van infectieuze boviene rhinotracheïtis van toepassing zijn overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 64/432/EEG

Tsjechië

Alle regio’s

Denemarken

Alle regio’s

Duitsland

Alle regio’s

Italië

De regio Valle d’Aosta

De autonome provincie Bolzano

Oostenrijk

Alle regio’s

Finland

Alle regio’s

Zweden

Alle regio’s

Verenigd Koninkrijk

Jersey


10.11.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 374/11


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1664 VAN DE COMMISSIE

van 9 november 2020

tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in Duitsland

(Kennisgeving geschied onder nr. C(2020) 7887)

(Alleen de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 3,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aviaire influenza is een virale infectieziekte bij vogels, waaronder pluimvee. Infecties met aviaire-influenzavirussen bij gedomesticeerd pluimvee veroorzaken twee hoofdvormen van de ziekte met een verschillende virulentie. De laagpathogene vorm leidt in de regel slechts tot milde symptomen, terwijl de hoogpathogene vorm bij de meeste pluimveesoorten een zeer hoge sterfte veroorzaakt. De ziekte kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de pluimveehouderij, waardoor de handel binnen de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Sinds 2005 is gebleken dat hoogpathogene aviaire-influenzavirussen (HPAI-virussen) van subtype H5 trekvogels kunnen besmetten, die deze virussen over lange afstanden kunnen verspreiden tijdens de trek in de herfst en in de lente.

(3)

De aanwezigheid van HPAI-virussen bij wilde vogels vormt een voortdurende bedreiging wat betreft de directe en indirecte insleep van deze virussen in bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden.

(4)

Bij een uitbraak van HPAI bestaat het risico dat de ziekteverwekker wordt verspreid naar andere bedrijven waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden.

(5)

Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (3) bevat bepaalde preventieve maatregelen inzake het toezicht op en de vroegtijdige detectie van aviaire influenza, alsook de minimale bestrijdingsmaatregelen die bij een uitbraak van aviaire influenza onder pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels moeten worden genomen. Die richtlijn voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij een uitbraak van HPAI. Deze regionalisering wordt met name toegepast om de gezondheidsstatus van vogels in de rest van het grondgebied van de lidstaat te vrijwaren door te voorkomen dat de ziekteverwekker wordt binnengebracht en erop toe te zien dat de ziekte in een vroeg stadium wordt opgespoord.

(6)

Duitsland heeft de aanwezigheid van HPAI van het subtype H5N8 bij wilde stand- en trekvogels op zijn grondgebied recentelijk bevestigd.

(7)

Duitsland heeft de Commissie tevens onlangs in kennis gesteld van een uitbraak van HPAI van het subtype H5N8 op zijn grondgebied, in een bedrijf waar pluimvee of andere in gevangenschap levende vogels worden gehouden in het district Nordfriesland (Landkreis Nordfriesland), en heeft onmiddellijk de krachtens Richtlijn 2005/94/EG vereiste maatregelen genomen, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden.

(8)

De Commissie heeft die maatregelen in samenwerking met Duitsland bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteit in die lidstaat ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van het bedrijf waar de uitbraak is bevestigd.

(9)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de in Duitsland ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden met betrekking tot HPAI snel op het niveau van de Unie worden omschreven.

(10)

Dienovereenkomstig moeten, in afwachting van de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, de beschermings- en toezichtsgebieden in Duitsland, waarin de veterinaire bestrijdingsmaatregelen van Richtlijn 2005/94/EG worden toegepast, in de bijlage bij dit besluit worden vastgesteld en moet de duur van die regionalisering worden vastgesteld.

(11)

Dit besluit moet opnieuw worden bekeken tijdens de volgende vergadering van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Duitsland ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de delen A en B van de bijlage bij dit besluit worden vermeld.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2021.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 9 november 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).


BIJLAGE

DEEL A

Beschermingsgebied als bedoeld in artikel 1:

Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

SCHLESWIG-HOLSTEIN

Landkreis Nordfriesland

Hallig Oland

1.12.2020

DEEL B

Toezichtsgebied als bedoeld in artikel 1:

Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

SCHLESWIG-HOLSTEIN

Landkreis Nordfriesland

Gemeinde Galmsbüll

Gemeinde Dagebüll

Gemeinde Ockholm

Hallig Gröde

Hallig Langeneß

Gemeinde Wyk auf Föhr

Gemeinde Wrixum

Gemeinde Oevenum

10.12.2020

Landkreis Nordfriesland

Hallig Oland

Van 2.12.2020 tot en met 10.12.2020