ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274 |
|
![]() |
||
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
63e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1211 van de Commissie van 20 augustus 2020 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5802) ( 1 ) |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
21.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/1 |
Informatie over de inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, ondertekend te Brussel op 22 juli 2015, is overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het protocol op 2 augustus 2020 in werking getreden, aangezien de laatste kennisgeving op 2 juli 2020 is neergelegd.
21.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/2 |
Informatie over de inwerkingtreding van het Protocol tot wijziging van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Het Protocol tot wijziging van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie, ondertekend te Brussel op 3 mei 2016, is overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het protocol op 2 augustus 2020 in werking getreden, aangezien de laatste kennisgeving op 2 juli 2020 is neergelegd.
VERORDENINGEN
21.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1209 VAN DE COMMISSIE
van 13 augustus 2020
houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 tot vaststelling van de formulieren waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (1), en met name artikel 6, lid 1, en artikel 12, lid 7,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 van de Commissie (2) zijn de formulieren vastgesteld die moeten worden gebruikt voor de indiening van een verzoek tot optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht, als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) nr. 608/2013, en voor de indiening van een verzoek om verlenging van de termijn waarbinnen de douaneautoriteiten moeten optreden, als bedoeld in artikel 12 van die verordening (“de formulieren”). |
(2) |
De formulieren moeten worden aangepast om rekening te houden met de invoering van het EU-douaneportaal voor handelaren voor de elektronische indiening van de formulieren. Met het oog op een veilige toegang tot dit portaal is het belangrijk dat de aanvragers en hun vertegenwoordigers op unieke wijze worden geïdentificeerd. Daartoe wordt het registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (Economic Operator Registration and Identification Number, EORI-nr.) een verplicht veld in het vak voor de aanvrager en de vertegenwoordiger in de formulieren. |
(3) |
Het EORI-systeem voorziet reeds in unieke identificatienummers voor marktdeelnemers. Het is passend dat systeem ook toe te passen op andere personen dan marktdeelnemers in de zin van artikel 6, lid 1, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (3). |
(4) |
Bij Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4), en met name artikel 2, lid 2, onder b), is het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) belast met de taak om relevante objectieve, vergelijkbare en betrouwbare gegevens met betrekking tot inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten te verzamelen, te analyseren en te verspreiden. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 386/2012 zendt de Commissie aan het EUIPO alle door de lidstaten overeenkomstig artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 608/2013 verstrekte relevante informatie die verband houdt met de schorsing van de vrijgave of de vasthouding van de goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op intellectuele-eigendomsrechten door. |
(6) |
Om een grondiger analyse van de inbreukgegevens mogelijk te maken en het begrip van de geografische reikwijdte en het effect van de inbreuken te verbeteren, is het belangrijk dat de schorsing van de vrijgave en de vasthouding van dergelijke goederen aan de houder van het besluit kunnen worden toegeschreven. Het is ook belangrijk dat deze persoon, reeds bij de indiening van de formulieren, ervan in kennis wordt gesteld dat zijn persoonsgegevens aan het EUIPO zullen worden verstrekt en met die gegevensoverdracht instemt. De formulieren moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(7) |
Na de inwerkingtreding van de Verordeningen (EU) 2016/679 (5) en (EU) 2018/1725 (6) van het Europees Parlement en de Raad moeten de verwijzingen in de formulieren naar de bepalingen inzake gegevensbescherming worden geactualiseerd. |
(8) |
Rekening houdend met het feit dat, overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 608/2013, alle uitwisselingen van gegevens met betrekking tot besluiten inzake verzoeken en vasthoudingen tussen de lidstaten en de Commissie verlopen via de centrale gegevensbank van de Commissie en dat die gegevensbank moet worden aangepast aan de nieuwe formulieren, moeten de wijzigingen in de bijlagen I, II en III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 van toepassing zijn met ingang van 15 september 2020. |
(9) |
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 24 juni 2020 heeft hij een advies uitgebracht. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité Douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij deze verordening. |
2) |
Bijlage II wordt vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening. |
3) |
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 15 september 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 augustus 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15.
(2) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 van de Commissie van 4 december 2013 tot vaststelling van de formulieren waarin is voorzien in Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane (PB L 341 van 18.12.2013, blz. 10).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(4) Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot toewijzing aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken die verband houden met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en private sector als Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
BIJLAGE I
“BIJLAGE I
BIJLAGE II
“BIJLAGE II
BIJLAGE III
“BIJLAGE III
Bijlage III bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1352/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel I wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Deel II wordt vervangen door: “II. SPECIFICATIES VAN DE DOOR DE HOUDER VAN HET BESLUIT IN TE VULLEN VAKKEN VAN HET IN BIJLAGE II VERMELDE FORMULIER VOOR EEN VERZOEK OM VERLENGING Velden met een asterisk (*) moeten verplicht worden ingevuld. In vakken met velden met een plusteken (+), moet ten minste één van deze velden worden ingevuld. Vul geen gegevens in de vakken “voor intern gebruik van de douane” in. Vak 1:Gegevens over de houder van het besluit In dit vak moeten gegevens over de houder van het besluit worden ingevuld. Vak 2: Vertegenwoordiger van de houder van het besluit Indien het verzoek door de houder van het besluit wordt ingediend door middel van een vertegenwoordiger, moeten de gegevens van deze vertegenwoordiger in dit vak worden vermeld. Deze gegevens moeten informatie bevatten over de naam en het volledige adres van de vertegenwoordiger, zijn registratie- en identificatienummer van marktdeelnemer (Economic Operator Registration and Identification Number, EORI-nr.), wat een nummer is dat uniek is in de hele Unie en dat door een douaneautoriteit in een lidstaat wordt toegekend aan de vertegenwoordiger, zijn telefoonnummer, mobiele telefoonnummer of faxnummer en zijn e-mailadres. De vertegenwoordiger kan in voorkomend geval ook de naam van de onderneming waar hij werkt en het adres van de website van de onderneming vermelden. Indien die niet bij het initiële verzoek zijn gevoegd, moet het verzoek bewijsstukken omvatten van diens bevoegdheid om als vertegenwoordiger op te treden, in overeenstemming met de wetgeving in de lidstaat waar het initiële besluit werd aangenomen, en moet het bijbehorende vakje worden aangekruist. Vak 3: Verzoek om verlenging In dit vak moet het registratienummer van het verzoek worden ingevuld, inclusief de eerste twee cijfers met de ISO alpha 2 code van de lidstaat die het verzoek heeft ingewilligd. Door het juiste vakje aan te kruisen, moet de houder van het besluit eveneens aangeven of hij de in het verzoek vervatte informatie wenst te wijzigen. Vak 4: Handtekening In vak 4 moeten de houder van het besluit of de vertegenwoordiger van de houder van het besluit de plaats en de datum van de voltooiing van het verzoek vermelden en een handtekening zetten. De naam van de ondertekenaar moet in blokletters worden vermeld.” |
21.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/20 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1210 VAN DE COMMISSIE
van 20 augustus 2020
betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd, naar aanleiding van het arrest van het Gerecht in zaak T‐650/17
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 14, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
1. PROCEDURE
(1) |
Op 13 mei 2013 heeft de Raad Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2013 (2) tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC”) en Thailand en tot beëindiging van de procedure ten aanzien van Indonesië (“het oorspronkelijke onderzoek”), vastgesteld. |
(2) |
Op 12 juni 2013 stelde een van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs, Jinan Meide Castings Co., Ltd (“Jinan Meide” of “verzoekster”), bij het Gerecht van de Europese Unie (“het Gerecht”) beroep in tot nietigverklaring van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2013 voor zover die van toepassing is op verzoekster. |
(3) |
Op 30 juni 2016 heeft het Gerecht in zijn arrest (3) (“het eerste arrest”) vastgesteld dat de rechten van verdediging van Jinan Meide waren geschonden door de afwijzing van haar verzoek om inzage in de berekening van de normale waarde met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens van een producent in het referentieland. Daarom verklaarde het Gerecht Uitvoeringsverordening (EU) nr. 430/2013 nietig voor zover daarbij een antidumpingrecht was ingesteld op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, vervaardigd door Jinan Meide. |
(4) |
Na dit eerste arrest heeft de Commissie een mededeling (4) over de gedeeltelijke heropening van het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de VRC, bekendgemaakt. De heropening was beperkt tot de uitvoering van het arrest van het Gerecht met betrekking tot Jinan Meide. |
(5) |
Op 26 juni 2017 heeft de Commissie Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1146 (5) betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de VRC en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd, vastgesteld (“de bestreden verordening”). |
1.1. Arrest van het Gerecht van de Europese Unie
(6) |
Jinan Meide Castings Co., Ltd (“Jinan Meide”) heeft tegen de bestreden verordening beroep ingesteld bij het Gerecht. Op 20 september 2019 wees het Gerecht zijn arrest in zaak T‐650/17 (6) betreffende de bestreden verordening (“het tweede arrest”). |
(7) |
Het Gerecht heeft geoordeeld dat de Commissie niet heeft voldaan aan de bepalingen van artikel 2, lid 10, onder a), van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (7) betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (“de basisverordening”) door de marktwaarde van de fysieke verschillen tussen de soortgelijke productsoorten te bepalen op basis van de uitvoerprijs van de niet-overeenstemmende productsoorten, die de prijs was die door de eerste onafhankelijke afnemer in de Europese Unie voor dat product werd betaald. |
(8) |
Volgens het Gerecht kan het feit dat de uitvoerprijs van de niet-overeenstemmende productsoorten de door de eerste onafhankelijke afnemer in de Unie betaalde prijs vormt, niet volstaan om deze prijs als een redelijke raming van de marktwaarde te kunnen aanmerken. Gezien het doel van artikel 2, lid 7, onder a), en artikel 2, lid 10, van de basisverordening impliceert dit niet alleen dat de desbetreffende prijs door een onafhankelijke afnemer in het kader van een marktconforme transactie wordt betaald, maar ook dat het mogelijk moet zijn te waarborgen dat die prijs het normale resultaat van marktwerking is. Volgens het Gerecht kan dit echter niet het geval zijn wanneer die prijs mogelijk door dumping wordt beïnvloed. |
(9) |
Naar het oordeel van het Gerecht heeft de Commissie een onredelijke methode gebruikt om de verschillen in fysieke kenmerken tussen de in het referentieland (India) geproduceerde productsoorten en de uit de VRC uitgevoerde productsoorten tot uitdrukking te brengen. Bij gebrek aan gegevens over de binnenlandse productie in het referentieland heeft de Commissie gebruikgemaakt van het prijsverschil dat is geconstateerd voor de uitvoer van de verschillende productsoorten uit de VRC. Het Gerecht was van oordeel dat de prijzen die mogelijk door dumping worden beïnvloed en in een land zonder markteconomie tot stand komen, niet de grondslag kunnen vormen voor een redelijke raming van de marktwaarde van de verschillen in fysieke kenmerken, aangezien dergelijke prijzen mogelijk niet het resultaat van een normale marktwerking zijn. |
(10) |
Hoewel het Gerecht niet heeft gepreciseerd welke methode had moeten worden gebruikt om de verschillen in fysieke kenmerken tussen de soortgelijke productsoorten tot uitdrukking te brengen, heeft het wel aangegeven dat de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het soortgelijke product in de Europese Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge, onder bepaalde voorwaarden als een redelijke grondslag voor de vaststelling van de normale waarde kan dienen (8). |
(11) |
In het licht van bovengenoemde overwegingen heeft het Gerecht de bestreden verordening nietig verklaard. |
1.2. Uitvoering van het tweede arrest van het Gerecht
(12) |
Ingevolge artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) moeten de instellingen van de Unie de maatregelen nemen die nodig zijn om het arrest van het Gerecht uit te voeren. Indien een door de instellingen van de Unie in het kader van een bestuurlijke procedure, zoals het antidumpingonderzoek in casu, vastgestelde handeling nietig wordt verklaard, wordt aan een arrest van het Gerecht uitvoering gegeven door de nietig verklaarde handeling te vervangen door een nieuwe waarin de door het Gerecht vastgestelde onwettigheid wordt opgeheven (9). |
(13) |
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie mag de procedure ter vervanging van een nietig verklaarde handeling worden hervat op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan (10). Dit houdt met name in dat wanneer een handeling tot afsluiting van een bestuurlijke procedure nietig wordt verklaard, de nietigverklaring niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de voorbereidende handelingen, zoals die tot inleiding van de antidumpingprocedure. Wanneer bijvoorbeeld een verordening tot instelling van definitieve antidumpingmaatregelen nietig wordt verklaard, blijft de procedure hangende omdat alleen de handeling tot afsluiting van de procedure uit de rechtsorde van de Unie is verdwenen (11), tenzij de onwettigheid al in het stadium van de inleiding is ontstaan. De hervatting van de administratieve procedure en het opnieuw instellen van antidumpingrechten op goederen die tijdens de toepassingsperiode van de nietig verklaarde verordening zijn ingevoerd, kan niet worden geacht in strijd te zijn met het verbod van terugwerkende kracht (12). |
(14) |
In de onderhavige zaak heeft het Gerecht de bestreden verordening nietig verklaard op grond dat de Commissie een onredelijke methode heeft gebruikt om de verschillen in fysieke kenmerken tussen de in het referentieland geproduceerde productsoorten en de uit de VRC uitgevoerde productsoorten tot uitdrukking te brengen. Volgens het Gerecht kan niet worden uitgesloten dat de vergissing een belangrijke invloed heeft gehad op de dumpingmarge van Jinan Meide. |
(15) |
De conclusies van de bestreden verordening, waartegen beroep is ingesteld, dat door het Gerecht is verworpen, en die derhalve niet tot de nietigverklaring van de bestreden verordening hebben geleid, blijven volledig van kracht en worden opgenomen en bevestigd (13). |
(16) |
Na het tweede arrest van het Gerecht heeft de Commissie bij een bericht (14) (“het bericht van heropening”) besloten het antidumpingonderzoek betreffende de invoer van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de VRC en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd, dat tot de vaststelling van de bestreden verordening heeft geleid, te heropenen en het onderzoek te hervatten op het punt waarop de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. De heropening was beperkt tot de uitvoering van het tweede arrest van het Gerecht. |
(17) |
Vervolgens heeft de Commissie op 29 november 2019 besloten de invoer van gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de VRC en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd, aan registratie te onderwerpen (15) en de nationale douaneautoriteiten verzocht de bekendmaking van de uitvoeringsverordening van de Commissie tot het opnieuw instellen van de rechten af te wachten alvorens een besluit te nemen over verzoeken om terugbetaling of kwijtschelding van antidumpingrechten voor zover die betrekking hebben op invoer die in verband staat met Jinan Meide (de “registratieverordening”). |
(18) |
De Commissie heeft de belanghebbenden van de heropening in kennis gesteld en hen verzocht opmerkingen te maken. |
1.3. Opmerkingen van belanghebbenden
(19) |
De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van de klagers in het oorspronkelijke onderzoek, vier niet-verbonden importeurs en Jinan Meide. |
(20) |
Een van de twee oorspronkelijke klagers heeft zijn steun uitgesproken voor de heropening en de registratie van de invoer van Jinan Meide. |
(21) |
Vier niet-verbonden importeurs hebben zich kenbaar gemaakt. Alle importeurs hebben hun teleurstelling geuit over het feit dat de Commissie na een tweede arrest tot nietigverklaring van de antidumpingrechten het oorspronkelijke onderzoek heropent. Zij hebben ook opmerkingen gemaakt over de gestelde onrechtmatigheid van de registratie van de invoer en het mogelijke voornemen van de Commissie om de rechten met terugwerkende kracht opnieuw in te stellen. Ook hebben zij hun teleurstelling geuit over het verzoek aan de douaneautoriteiten om de terugbetaling van de eerder geïnde rechten op te schorten. Naar hun mening mag er geen antidumpingrecht worden geheven op producten van Jinan Meide. Een van de vier importeurs verzocht om een gemeenschappelijke hoorzitting met Jinan Meide, waar de twee partijen gezamenlijk hun opmerkingen indienden. |
(22) |
Eén importeur liet weten het niet eens te zijn met het besluit van de Commissie om registratie van de invoer te gelasten en baseerde zich daarbij op een aantal elementen. Ten eerste voerde hij aan dat er onvoldoende gronden voor registratie waren en dat er geen sprake was van evenredigheid. De importeur stelde met name dat de door de Commissie aangevoerde gronden voor registratie van de invoer niet overeenstemden met de omstandigheden van de onderhavige zaak. In overweging 17 van de registratieverordening verklaarde de Commissie dat de registratie van de invoer kan worden doorgevoerd, bijvoorbeeld “voor het garanderen van de betaling van rechten of in antiontwijkingszaken”, terwijl de registratie in de onderhavige procedure tot doel heeft de heffing van antidumpingrechten na de heropening van het onderzoek te vergemakkelijken. |
(23) |
In dit verband wijst de Commissie erop dat in overweging 17 van de registratieverordening wordt verwezen naar de lijst van redenen voor registratie in artikel 14, lid 5, van de basisverordening, die niet-limitatief is, waardoor de Commissie de discretionaire bevoegdheid heeft om te bepalen of registratie van de invoer in een concreet geval is gerechtvaardigd. Voorts wordt in overweging 18 van de registratieverordening duidelijk uiteengezet waarom de invoer wordt geregistreerd, namelijk om de doeltreffendheid van de maatregelen te garanderen: “het [is] passend […] ervoor te zorgen dat op de invoer […] de juiste antidumpingrechten worden geheven, zonder ongerechtvaardigde onderbreking tussen de datum van inwerkingtreding van de litigieuze antidumpingverordening en het eventuele opnieuw instellen van de gecorrigeerde rechten”. In overweging 18 van de registratieverordening wordt uiteengezet dat de voorwaarden van artikel 10, lid 4, van de basisverordening niet van toepassing zijn op het onderhavige geval, aangezien de registratie niet de retroactieve inning van rechten tot doel heeft, maar bedoeld is om de doeltreffendheid van de maatregelen te garanderen. |
(24) |
Ten tweede is volgens de importeur de loutere reden dat registratie de inning van rechten vergemakkelijkt onevenredig, aangezien de importeurs er overmatig door worden belast. |
(25) |
De Commissie wijst erop dat de registratieverordening specifiek bepaalt dat het recht dat als gevolg van de heropening is verschuldigd, niet hoger kan zijn dan het bedrag dat bij de gedeeltelijk nietig verklaarde verordening oorspronkelijk is vastgesteld voor de periode tussen de heropening van het onderzoek en de datum van inwerkingtreding van de resultaten van het heropende onderzoek. Bovendien is de registratieverordening beperkt in de tijd om de importeurs niet onredelijk lang aan registratie te onderwerpen, juist om een onnodige belasting te voorkomen. Voorts brengt de registratie technisch gezien geen lasten met zich mee voor de importeurs, maar alleen voor de nationale autoriteiten die het registratiesysteem moeten invoeren, en derhalve kan de registratie voor hen niet onevenredig zijn. |
(26) |
Ten derde stelde de importeur dat de onderbrekingen in de onderhavige zaak ongerechtvaardigd zijn, aangezien zij het gevolg zijn van onwettigheden in de door het Gerecht vastgestelde uitvoeringsverordening. |
(27) |
De Commissie wijst erop dat de heropening van de zaak om de door het Gerecht vastgestelde fouten te corrigeren, in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, zoals nader toegelicht in de overwegingen 13 tot en met 17. |
(28) |
Ten vierde heeft de importeur met betrekking tot de verplichting van artikel 266 VWEU om het arrest uit te voeren, twijfel geuit ten aanzien van de mogelijkheid om met terugwerkende kracht rechten te heffen op producten die op het moment dat zij in het vrije verkeer werden gebracht, niet onder enig wetgevingsbesluit vielen. De importeur stelde voorts dat de doorlopende heffing van rechten indruist tegen het beginsel van terugwerkende kracht van artikel 10, lid 4, van de basisverordening. |
(29) |
De Commissie herinnert eraan dat volgens vaste rechtspraak, wanneer de rechterlijke macht van de EU een verordening waarbij rechten zijn opgelegd, ongeldig verklaart, moet worden aangenomen dat die rechten niet wettelijk verschuldigd waren in de zin van artikel 236 van het voorheen geldende, bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad (16) ingestelde douanewetboek en in beginsel onder de daartoe gestelde voorwaarden moeten worden terugbetaald door de nationale douaneautoriteiten (17). Het Hof van Justitie heeft echter ook geoordeeld dat de juiste draagwijdte van een arrest van het Hof tot ongeldigverklaring — en dus de precieze omvang van de eruit voortvloeiende verplichtingen — per geval moet worden bepaald. Daarbij moet niet alleen met het dictum van dat arrest rekening worden gehouden, maar ook met de rechtsoverwegingen, die er de noodzakelijke steun aan bieden (18). |
(30) |
Het Gerecht heeft in casu vastgesteld dat de Commissie een vergissing heeft begaan door een methode te gebruiken waarbij geen redelijke raming wordt gemaakt van de marktwaarde van de verschillen in fysieke kenmerken tussen de niet-overeenstemmende productsoorten en de rechtstreeks vergelijkbare productsoorten (19). De toepassing van die methode heeft niet tot een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijzen geleid. Voorts heeft die methode niet aangetoond dat de aldus uitgevoerde correctie van de normale waarde van de niet-overeenstemmende productsoorten tot een redelijke vaststelling van die normale waarde leidt, dat wil zeggen een vaststelling op basis van waarden en parameters die als het normale resultaat van marktwerking kunnen worden beschouwd. De toepassing van de onjuiste methode werd derhalve geacht niet in overeenstemming te zijn met artikel 2, lid 7, onder a), of artikel 2, lid 10, aanhef en onder a), van de basisverordening. |
(31) |
Bovendien is het vaste rechtspraak van het Hof van Justitie dat artikel 10, lid 1, van de basisverordening niet in de weg staat aan het opnieuw instellen van antidumpingrechten op de invoer die heeft plaatsgevonden tijdens de periode waarin ongeldig verklaarde verordeningen van toepassing waren. Zoals in de overwegingen 14 tot en met 17 van de registratieverordening is uiteengezet, kan de hervatting van de administratieve procedure en het eventuele opnieuw instellen van rechten niet worden geacht in strijd te zijn met het verbod van terugwerkende kracht. |
(32) |
Ten vijfde stelde de importeur dat het optreden van de Commissie in de onderhavige zaak de rechtszekerheid voor de importeurs ondermijnde, aangezien zij niet zouden kunnen voorzien of hun invoer al dan niet aan antidumpingrechten is onderworpen. |
(33) |
De Commissie heeft het rechtszekerheidsbeginsel ten aanzien van de importeurs in acht genomen door een gedetailleerde registratieverordening bekend te maken. De Commissie heeft aan dit beginsel voldaan door het onderzoek te heropenen met het doel de in de arresten van het Gerecht vastgestelde fouten te corrigeren. |
(34) |
Ten zesde heeft de importeur opmerkingen ingediend over het verzoek van de Commissie aan de douaneautoriteiten om de terugbetaling van reeds betaalde rechten op te schorten, onder vermelding van de onderstaande elementen. Ten eerste zou de verplichting om het arrest uit te voeren, inhouden dat de rechten volledig moeten worden terugbetaald en dat de desbetreffende verzoeken niet mogen worden opgeschort. |
(35) |
Zoals uiteengezet in het bericht van heropening en in de registratieverordening, heeft de Commissie gezien de onzekerheid over het bedrag van de als gevolg van de heropening verschuldigde rechten de nationale douaneautoriteiten verzocht de resultaten van de heropening af te wachten alvorens een besluit te nemen inzake terugbetalingsverzoeken aangaande de antidumpingrechten met betrekking tot Jinan Meide die het Gerecht nietig heeft verklaard. Het is vaste rechtspraak dat de draagwijdte en de gronden van een arrest van het Gerecht tot ongeldigverklaring per geval moeten worden bepaald en van dien aard kunnen zijn dat er geen reden is om de betrokken rechten onmiddellijk en volledig terug te betalen (20). |
(36) |
Bovendien stelde de importeur met betrekking tot de omstandigheid dat de terugwerkende kracht niet geldt voor niet-geregistreerde invoer dat, indien de Commissie besluit de regel van de terugwerkende kracht van artikel 10 van de basisverordening op de onderhavige zaak toe te passen, deze regel niet van toepassing kan zijn op de invoer die vóór 30 november 2019 heeft plaatsgevonden. Volgens de importeur zijn dergelijke rechten nooit wettelijk verschuldigd geweest en moeten zij daarom volledig worden terugbetaald. |
(37) |
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kan de hervatting van de administratieve procedure en het opnieuw instellen van antidumpingrechten op goederen die tijdens de toepassingsperiode van de nietig verklaarde verordening zijn ingevoerd, niet worden geacht in strijd te zijn met het verbod van terugwerkende kracht (zie de overwegingen 13 en 25). |
(38) |
Daarnaast stelde de importeur ten aanzien van de vermeende schending van het rechtszekerheidsbeginsel dat het verzoek van de Commissie aan de nationale douaneautoriteiten om terugbetalingsverzoeken in de onderhavige zaak op te schorten, het rechtszekerheidsbeginsel ondermijnt. |
(39) |
De rechtszekerheid wordt voor de importeurs gewaarborgd door de registratieverordening, op grond waarvan het bedrag van de rechten wordt beperkt tot het bij de gedeeltelijk nietig verklaarde verordening oorspronkelijk ingestelde recht voor de periode tussen de heropening van het onderzoek en de datum van inwerkingtreding van de resultaten van het heropende onderzoek. Bovendien bepaalt de registratieverordening dat, indien de Commissie na de heropening van het onderzoek vaststelt dat het opnieuw instellen van de rechten niet is gerechtvaardigd en dat de maatregelen moeten worden beëindigd, de rechten worden terugbetaald en/of kwijtgescholden vanaf de datum van inwerkingtreding van de gedeeltelijk nietig verklaarde verordening. Tot slot is, om extra belasting en onzekerheid voor de betrokken actoren te voorkomen, de registratie beperkt tot een periode van negen maanden, waarna de rechten volledig worden terugbetaald of worden gecorrigeerd overeenkomstig de resultaten van het heropende onderzoek. |
(40) |
De importeur voerde ten slotte aan dat de arresten in de zaken C‐256/16 en C‐612/16 de registratieverplichting of het verzoek aan de nationale autoriteiten ten aanzien van de terugbetalingsverzoeken niet kunnen rechtvaardigen, aangezien deze arresten zijn gewezen in het kader van het voorheen geldende douanewetboek, ingesteld bij Verordening (EEG) nr. 2913/92 en de voorheen geldende basisverordening, Verordening (EG) nr. 1225/2009, die inmiddels zijn vervangen. De importeur wijst er met name op dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C‐256/16 de maatregelen in de vorm van een verzoek van de Commissie aan de nationale douaneautoriteiten om de terugbetalingsverzoeken op te schorten, passend achtte, met name omdat “eventuele vertraging wordt vergoed door middel van de betaling van rente”. De importeur stelt dat de betrokken bepaling van Verordening (EEG) nr. 2913/92 nu is vervangen door artikel 116, lid 6, van het douanewetboek van de Unie (21), dat uitdrukkelijk bepaalt dat terugbetaling van rechten geen aanleiding tot betaling van rente vormt. De importeur stelde derhalve dat de Commissie zich niet op de desbetreffende overwegingen van de arresten in de zaken C‐256/16 en C‐612/16 kan beroepen om de registratieverplichting of de aanwijzingen voor de nationale autoriteiten ten aanzien van terugbetalingsverzoeken te rechtvaardigen. |
(41) |
De Commissie herinnert eraan dat, hoewel artikel 116, lid 6, van het douanewetboek van de Unie inderdaad bepaalt dat de terugbetaling van rechten geen aanleiding tot betaling van rente vormt, artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (22) voorziet in vergoeding van rente in geval van terugbetaling naar aanleiding van een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. In de onderhavige zaak zou, aangezien voor terugbetaling een besluit naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie nodig is, daarover een rente moeten worden betaald die gelijk is aan de “rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C‐serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand”. Het argument inzake het niet betalen van rente bij terugbetaling wordt derhalve verworpen. |
(42) |
Jinan Meide stelde dat de Commissie de nationale douaneautoriteiten niet kan verzoeken de op grond van de bestreden verordening geïnde rechten niet terug te betalen en/of kwijt te schelden, omdat de situatie in deze zaak zou verschillen van die in het arrest Deichmann (23). Volgens Jinan Meide is de bestreden verordening in haar geheel nietig verklaard, zodat zij met terugwerkende kracht uit de rechtsorde van de Unie is verdwenen, terwijl in het arrest Deichmann de maatregelen ongeldig zijn verklaard in het kader van een prejudiciële verwijzing. Bovendien stelde het Hof van Justitie in het arrest Deichmann dat er geen feiten of omstandigheden waren “die de geldigheid van de definitieve verordening kunnen aantasten”, terwijl dergelijke vaststellingen in de onderhavige zaak niet zijn gedaan. |
(43) |
Zoals uiteengezet in overweging 13, kan de Commissie, overeenkomstig de vaste rechtspraak (24), de procedure hervatten op het precieze punt waarop de onwettigheid is ontstaan. In de onderhavige zaak heeft de Commissie het onderzoek heropend met als doel de door het Gerecht vastgestelde fouten te corrigeren. In punt 78 van het arrest Deichmann wordt de algemene uitlegging van artikel 10, lid 1, herhaald: “De bewoordingen van artikel 10, lid 1, van [V]erordening [(EG)] nr. 384/96 verbieden een dergelijke hervatting van de procedure daarentegen niet ingeval de betrokken antidumpingrechten intussen niet meer van toepassing zijn, mits de rechten opnieuw worden ingesteld voor de periode waarin zij aanvankelijk golden, […].” Deze uitlegging van het Gerecht is van algemene aard en is derhalve ook van toepassing op de onderhavige zaak. |
(44) |
Jinan Meide stelde voorts dat de Commissie de rechten niet met terugwerkende kracht opnieuw kan instellen en stelde derhalve dat het verzoek van de Commissie aan de nationale douaneautoriteiten om de bekendmaking van de nieuwe uitvoeringsverordening tot het opnieuw instellen van de rechten af te wachten alvorens een besluit te nemen over verzoeken om terugbetaling van eerder geheven rechten, ongegrond was. De reden hiervoor is dat de bestreden verordening geen gedeeltelijke nietigverklaring was, maar een volledige nietigverklaring, en dat de bestreden verordening daarom nooit heeft bestaan in de rechtsorde. Jinan Meide voert aan dat de omstandigheden van de zaak Deichmann anders waren en dat de Commissie haar besluiten in de onderhavige zaak niet kan baseren op de conclusies in het arrest Deichmann. Jinan Meide stelde voorts dat de Commissie de rechtsbescherming van de bij de administratieve procedures van de Unie betrokken partijen uitholde door het gezag van het Hof van Justitie van de Europese Unie uit te hollen. Het praktische effect van de aanpak van de Commissie zou zijn dat het voor een door handelsbeschermende maatregelen getroffen partij geen zin heeft om beroep in te stellen tegen onwettige maatregelen. |
(45) |
Jinan Meide stelde voorts dat de door de Commissie verplicht gestelde registratie buiten het toepassingsgebied van het heropende onderzoek valt, aangezien het arrest geen conclusies bevat die de basis voor registratie kunnen vormen. |
(46) |
De redenen voor registratie in de onderhavige zaak zijn uiteengezet in overweging 23. Het is niet nodig dat het Gerecht elke stap van de antidumpingprocedure in detail vaststelt, aangezien de Commissie de discretionaire bevoegdheid heeft te besluiten over de procedure na heropening naar aanleiding van het arrest van het Gerecht, overeenkomstig de relevante rechtspraak en de bepalingen van de basisverordening, waaronder de bepalingen inzake registratie. |
(47) |
Voorts stelde Jinan Meide dat er in de onderhavige zaak geen rechtsgrondslag voor registratie van de invoer was, omdat noch artikel 10, lid 2, noch artikel 10, lid 4, artikel 10, lid 5, artikel 11, lid 4, artikel 12, lid 5, of artikel 13, lid 3, van de basisverordening in casu van toepassing zijn. Jinan Meide stelde voorts dat niet van het algemene beginsel van het verbod van terugwerkende kracht kan worden afgeweken, omdat geen van de uitzonderingen op dit beginsel kan worden geacht van toepassing te zijn op de onderhavige zaak. |
(48) |
Zoals nader uiteengezet in overweging 23, wordt de basis voor de registratie gevormd door artikel 14, lid 5, van de basisverordening. In overweging 23 wordt nader uiteengezet dat de voorwaarden van artikel 10, lid 4, van de antidumpingbasisverordening niet van toepassing zijn op de onderhavige zaak, aangezien de registratie niet tot doel heeft de rechten met terugwerkende kracht te innen, maar om de effectiviteit van de maatregelen te waarborgen. |
(49) |
Jinan Meide was ook van mening dat geen van de gegevens uit het onderzoektijdvak, dat betrekking had op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2011, nog als vertrouwelijk kon worden behandeld gezien de tijd die is verstreken. Jinan Meide voerde aan dat het Gerecht heeft geoordeeld, en het Hof van Justitie heeft bevestigd, dat een periode van vijf jaar op zich voldoende is om informatie niet langer als bedrijfsgeheim of andere vertrouwelijke informatie te kwalificeren. |
(50) |
In artikel 19 van de basisverordening wordt geen termijn voor de bescherming van vertrouwelijke informatie vastgesteld. Dit is in overeenstemming met artikel 6.5 van de WTO-antidumpingovereenkomst, die evenmin een termijn bevat en specifiek bepaalt dat informatie waarvoor om een vertrouwelijke behandeling is verzocht, “niet wordt bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die ze heeft verstrekt”, zonder dat daarvoor een termijn geldt. Het argument wordt dan ook verworpen. |
1.4. Herberekening van de dumpingmarge met betrekking tot Jinan Meide
(51) |
Er zij op gewezen dat, zoals aangegeven in overweging 15, de delen van de bestreden verordening waartegen beroep is ingesteld dat door het Gerecht is verworpen, volledig van kracht blijven. |
(52) |
Zoals vastgesteld tijdens het oorspronkelijke onderzoek, vertegenwoordigen de niet-overeenstemmende productsoorten 28 % van de uitvoer van Jinan Meide in het onderzoektijdvak. Van het totale exportvolume van verzoekster werd 55 % beschouwd als rechtstreeks vergelijkbare productsoorten ten aanzien waarvan de dumpingmarge werd vastgesteld door de normale waarde te berekenen op basis van de binnenlandse verkoop van de producent uit het referentieland in het kader van normale handelstransacties of op basis van de aangenomen waarde. De resterende 17 % van dat totale volume werd beschouwd als “nagenoeg vergelijkbare” productsoorten, waarvoor de dumpingmarge werd vastgesteld door de normale waarde te corrigeren (25). Alleen de methode ten aanzien van de niet-overeenstemmende producten die 28 % van het exportvolume van Jinan Meide vertegenwoordigden, werd door verzoekster betwist. |
(53) |
Volgens het Gerecht wordt in artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening bepaald dat een correctie wordt toegepast voor de verschillen in de fysieke kenmerken van het betrokken product en dat het bedrag van de correctie overeenkomt met een redelijke raming van de marktwaarde van het verschil (26). Die bepaling preciseert echter niet op welke wijze een dergelijke redelijke raming tot stand komt. Voorts heeft het Gerecht opgemerkt dat om de symmetrie tussen de normale waarde van het soortgelijke product en de uitvoerprijs van het betrokken product te herstellen, die bepaling niet vereist dat het bedrag van de aldus vastgestelde correctie de bovengenoemde marktwaarde nauwkeurig weergeeft, maar alleen dat dit bedrag een redelijke schatting daarvan is. |
(54) |
Voorts oordeelde het Gerecht dat de Commissie een ruime beoordelingsvrijheid had, zowel bij de beoordeling van de normale waarde van een product als bij de beoordeling van de feiten die de billijkheid van de vergelijking van de normale waarde en de uitvoerprijs rechtvaardigen. Daarbij moeten de in de context van die bepalingen door de Commissie toe te passen vage concepten van redelijkheid en billijkheid door haar per geval concreet worden gemaakt, afhankelijk van de relevante economische context (27). |
(55) |
Volgens verzoekster was de betwiste methode gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de marktwaarde van de fysieke verschillen tot uitdrukking kwam in de uitvoerprijzen, terwijl volgens de eigen bevindingen van de Commissie diezelfde uitvoerprijzen ten minste gedeeltelijk de dumping weerspiegelden. Verzoekster stelde voorts dat die methode was gebaseerd op de onjuiste veronderstelling dat de uitvoerprijzen van de niet-overeenstemmende productsoorten een dumpingniveau weerspiegelden dat gelijk is aan het niveau voor productsoorten waarvoor een rechtstreeks vergelijkbare productsoort beschikbaar was (“de rechtstreeks vergelijkbare productsoorten”). Volgens verzoekster is die veronderstelling onredelijk en niet-verifieerbaar (28). |
(56) |
Volgens het Gerecht heeft het gebruik van die methode waarschijnlijk een aanzienlijke invloed gehad op de berekening van de dumpingmarge die voor de uitvoer van niet-overeenstemmende productsoorten is vastgesteld (29). |
(57) |
Het Gerecht heeft verklaard dat om de dumpingmarge op een redelijke en objectieve manier te kunnen vaststellen, de berekening van de normale waarde van een bepaalde productsoort in beginsel moet zijn gebaseerd op gegevens die losstaan van de uitvoerprijzen waarvan de Commissie specifiek de mogelijke onderwaardering wil bepalen door die normale waarde vast te stellen (30). |
(58) |
Het Gerecht verklaarde voorts dat niet was aangetoond dat het gebruik van een bestanddeel van de uitvoerprijzen van de niet-overeenstemmende productsoorten ter correctie van de normale waarde waarmee die prijzen worden vergeleken, heeft geleid tot herstel van de symmetrie tussen die prijzen en die normale waarde overeenkomstig de doelstelling van artikel 2, lid 10, van de basisverordening. Er waren met name geen aanwijzingen dat de verhouding tussen de uitvoerprijs van elke niet-overeenstemmende productsoort en de gemiddelde uitvoerprijs per eenheid van de rechtstreeks vergelijkbare productsoorten een juiste weergave was van de waarde van de fysieke verschillen tussen deze laatste categorie productsoorten en de niet-overeenstemmende productsoort in kwestie (31). |
(59) |
Het Gerecht verklaarde dat de betwiste methode impliciet is gebaseerd op de veronderstelling dat dit prijsverschil met de marktwaarde van de fysieke verschillen overeenstemt voor alle niet-overeenstemmende productsoorten (32). Deze veronderstelling impliceert dan ook dat de dumpingmarge die van invloed kan zijn op de prijzen van bepaalde specifieke niet-overeenstemmende productsoorten en de uitvoerprijzen van rechtstreeks vergelijkbare productsoorten op hetzelfde niveau ligt. Anders kunnen de prijsverschillen tussen de twee categorieën productsoorten in kwestie, ten minste gedeeltelijk, voortvloeien uit de verschillen in de dumpingmarge en kunnen zij derhalve niet met voldoende betrouwbaarheid worden geacht alleen de verschillen in fysieke kenmerken te weerspiegelen (33). |
(60) |
Het Gerecht verklaarde dat de werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het soortgelijke product in de Europese Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge, onder bepaalde voorwaarden als een redelijke grondslag voor de vaststelling van de normale waarde kan dienen. Voor een billijke vergelijking kan een redelijke raming van de marktwaarde van de fysieke verschillen, bij afwezigheid van andere beschikbare gegevens, dus worden gebaseerd op het verschil tussen de prijs van de niet-overeenstemmende productsoorten en de gemiddelde prijs van de rechtstreeks vergelijkbare productsoort bij een of meer producenten in de Unie (34). |
(61) |
Op basis van de door het Gerecht uiteengezette methode heeft de Commissie de dumpingmarge van Jinan Meide ten aanzien van de betwiste 28 % van haar uitvoer herberekend. Als normale waarde voor deze door Jinan Meide naar de EU uitgevoerde niet-overeenstemmende productsoorten heeft de Commissie de werkelijke verkoopprijs van de Europese industrie voor dezelfde productsoort gehanteerd. |
(62) |
De Commissie merkte op dat zij een klein deel van de Chinese uitvoer (4,5 %) niet kon vergelijken met de door de Indiase producent of door de bedrijfstak van de Unie verkochte productsoorten. Dit deel kwam overeen met nicheproducten waarvoor de Commissie geen specifieke informatie over hun fysieke kenmerken heeft ontvangen. Bij gebreke van een geschiktere methode heeft de Commissie derhalve gebruikgemaakt van de gewogen gemiddelde Indiase normale waarde. De invloed op de totale dumpingmarge was zeer gering. De Commissie heeft de producent-exporteur in de gelegenheid gesteld opmerkingen over deze methode te maken. De Commissie heeft deze producent-exporteur ook verzocht volledige informatie te verstrekken over de fysieke kenmerken van die nicheproducten en een indicatie te geven van de meest vergelijkbare productsoort die naar de EU wordt uitgevoerd. |
(63) |
Onder deze omstandigheden bedraagt de herberekende dumpingmarge voor Jinan Meide 75,1 %. |
2. MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
(64) |
Op 23 juni 2020 heeft de Commissie alle belanghebbenden in kennis gesteld van de bovenstaande bevindingen op basis waarvan zij wilde voorstellen om het antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, vervaardigd door Jinan Meide op basis van de verzamelde en meegedeelde gegevens betreffende het oorspronkelijke onderzoek opnieuw in te stellen (“de mededeling van de definitieve bevindingen”). |
(65) |
Na de mededeling van de definitieve bevindingen voerde Jinan Meide aan dat geen van de gegevens van de bedrijfstak van de Unie uit het onderzoektijdvak, dat betrekking had op de periode van 1 januari tot en met 31 december 2011, nog als vertrouwelijk zou kunnen worden behandeld gezien de tijd die was verstreken. Zij verzocht de Commissie ook bij die bedrijfstak na te trekken of zijn gegevens nog vertrouwelijk moesten worden behandeld. Jinan Meide voerde aan dat zij onvoldoende toegang had tot de essentiële feiten en overwegingen die aan de berekening ten grondslag lagen. Volgens haar zouden alle bij de berekening gebruikte gegevens aan haar moeten worden meegedeeld. |
(66) |
De Commissie heeft al in overweging 50 op deze opmerkingen gereageerd. Daarnaast heeft de Commissie in deze zaak geconcludeerd dat de producenten in de Unie goede redenen hebben aangevoerd waarom de oorspronkelijk ingediende informatie vertrouwelijk zou moeten blijven. Jinan Meide verzocht in dit verband om inschakeling van de raadadviseur-auditeur, die ook had bevestigd dat de gegevens die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren verstrekt, ondanks het verstrijken van de tijd nog steeds vertrouwelijk waren. |
(67) |
Eén importeur voerde op soortgelijke wijze aan dat de Commissie in haar mededeling van de definitieve bevindingen slechts beperkte informatie heeft verstrekt, op basis waarvan de importeurs niet in staat waren de berekeningsmethode te reconstrueren, wat een beperking van hun recht van verweer in deze zaak inhoudt en niet voldoet aan het vereiste van behoorlijk bestuur. |
(68) |
Er wordt aan herinnerd dat de dumpingberekening uitsluitend aan Jinan Meide volledig is bekendgemaakt, aangezien die gevoelige gegevens bevat. Alle andere partijen hebben de algemene en de aanvullende mededeling van feiten en overwegingen ontvangen, waarin de voor de dumpingberekening gebruikte methode wordt uiteengezet. |
(69) |
In antwoord op de aan haar meegedeelde informatie (overweging 62) verstrekte Jinan Meide met betrekking tot alle door haar naar de Unie uitgevoerde niet-overeenstemmende productsoorten een lijst van de door de producent in het referentieland India op de binnenlandse markt verkochte productsoorten die het best vergelijkbaar zijn. |
(70) |
De Commissie heeft de opmerkingen van Jinan Meide onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat zij aan de hand van de verstrekte informatie in staat was voor alle door Jinan Meide naar de Unie uitgevoerde productsoorten een normale waarde vast te stellen op basis van de door de producent in het referentieland India verschafte inlichtingen. Het was daarom niet langer noodzakelijk om voor de vaststelling van de normale waarde gebruik te maken van de informatie die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hadden verstrekt (zie overweging 60). Op basis hiervan heeft de Commissie een herzien recht van 36,0 % vastgesteld. |
(71) |
De belanghebbenden maakten een aantal opmerkingen over de methode en het recht (zie overwegingen 61 tot en met 63). De methode werd echter herzien nadat Jinan Meide aanvullende informatie had ingediend. Die opmerkingen waren dan ook niet langer relevant. |
(72) |
Jinan Meide herhaalde ook haar opmerkingen over de heropening van deze procedure, namelijk dat de instelling van de rechten met terugwerkende kracht en de opdracht aan de douaneautoriteiten om de onrechtmatig ingestelde rechten niet terug te betalen/kwijt te schelden alsmede de registratie van de uitvoer van Jinan Meide naar de EU, onrechtmatig waren. Ook verschillende importeurs maakten deze opmerkingen in verband met de terugwerkende kracht. |
(73) |
De Commissie heeft deze kwestie reeds behandeld in de overwegingen 21 tot en met 48. Zij was van oordeel dat er geen sprake is van retroactieve instelling van rechtens, maar alleen van de vaststelling van het wettelijke bedrag aan rechten dat sinds de invoering van de oorspronkelijke maatregelen met betrekking tot Jinan Meide moest worden geïnd. Bovendien hebben de verzoeken aan de douaneautoriteiten tot doel de correcte inning van de antidumpingrechten te waarborgen. |
(74) |
Verscheidene importeurs voerden ook aan dat met deze heropening de doeltreffendheid van de rechterlijke toetsing in de Europese Unie in twijfel wordt getrokken. |
(75) |
De Commissie heeft in overweging 33 op deze opmerkingen gereageerd. De doeltreffendheid van de rechterlijke toetsing staat er niet aan in de weg dat de Commissie in zaken waarin de antidumpingrechten nog steeds verschuldigd zijn op het tijdstip van de uitvoering van de uitspraken van de rechterlijke instanties van de EU, die rechten op het passende niveau opnieuw instelt. |
(76) |
Na de van alle belanghebbenden ontvangen opmerkingen over de mededeling van feiten en overwegingen van 23 juni 2020 te hebben onderzocht, heeft de Commissie hun op 14 juli 2020 een aanvullende mededeling van feiten en overwegingen gestuurd waarmee zij haar besluit meedeelde om de bij de berekening van het antidumpingrecht voor Jinan Meide gebruikte methode te wijzigen, en heeft zij hen geïnformeerd over het herziene recht. |
(77) |
Verscheidene Europese producenten dienden opmerkingen in over de lijst die Jinan Meide met betrekking tot alle door haar naar de Unie uitgevoerde niet-overeenstemmende productsoorten had verstrekt met daarop de door de producent in het referentieland India op de binnenlandse markt verkochte productsoorten die het best vergelijkbaar zijn (zie overweging 69). Volgens hen was de naam van de lijst misleidend, aangezien daarop niet de productsoorten stonden vermeld die het best vergelijkbaar zijn, maar veeleer de productsoorten waarvoor een veel lagere prijs gold dan de producten van Jinan Meide waarmee zij werden geacht overeen te stemmen. Daarom stelden zij zich op het standpunt dat de daaruit voortvloeiende berekening ongeldig en ontoereikend was en de dumpingberekening vertekende. Dit argument werd onderbouwd door te verwijzen naar de prijslijst van Jinan Meide. |
(78) |
De Commissie kon niet instemmen met dit argument. Volgens haar gaf de door Jinan Meide verstrekte lijst een redelijk beeld van de soorten die het best vergelijkbaar zijn. Bovendien staafde geen van de belanghebbenden zijn beweringen met een alternatieve lijst van beter vergelijkbare productsoorten. Voorts kan de verwijzing naar de prijslijst van Jinan Meide in dit verband niet relevant zijn, aangezien de prijzen van Jinan Meide door dumping werden beïnvloed en niet als referentie kunnen worden gebruikt. Dit argument werd derhalve afgewezen. |
(79) |
Jinan Meide toonde zich verheugd over het gebruik van de gegevens uit het referentieland voor de berekening van de normale waarde voor de niet-overeenstemmende productsoorten, zoals zij had voorgesteld. Zij stelde evenwel voor de niet-overeenstemmende productsoorten een correctie van de gemiddelde Indiase normale waarde voor door de verhouding tussen de gemiddelde prijs van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie en de niet-overeenstemmende productsoort toe te passen. Jinan Meide voerde voorts aan dat dit een werkbare methode was, aangezien alle overeenstemmende productsoorten ook door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zouden worden verkocht. |
(80) |
De bewering van Jinan Meide is echter onjuist. Volgens de lijst van productsoorten die werden verkocht door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, die ook Jinan Meide kon inzien, waren er tal van overeenstemmende productsoorten die niet door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werden verkocht. Aangezien Jinan Meide aanvullende informatie over de oorspronkelijk niet-overeenstemmende productsoorten beschikbaar had gesteld, was het bovendien voor de vaststelling van de normale waarde niet langer noodzakelijk gebruik te maken van de informatie die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hadden verstrekt (zie overweging 70). Daarom achtte de Commissie het niet passend of noodzakelijk om de door Jinan Meide voorgestelde methode te gebruiken. Jinan Meide had evenmin haar verzoeken om verdere correcties op basis van de definitieve berekening onderbouwd. |
(81) |
Eén importeur merkte nogmaals op dat hij geen opmerkingen over de concrete berekening kon maken, aangezien hij geen inzage had gehad in de details van de onderliggende berekeningsmethode, en verzocht om meer informatie over de wijze van berekening van het uiteindelijk voorgestelde recht om zinvollere opmerkingen te kunnen maken. Hij herhaalde ook zijn opmerking over de terugbetaling van rechten die op basis van een nietig verklaarde verordening waren betaald over de invoer vóór registratie. |
(82) |
Bovenbedoelde argumenten zijn behandeld in overweging 68 respectievelijk de overwegingen 34 tot en met 46. |
3. HOOGTE VAN DE MAATREGELEN
(83) |
Aangezien de herberekende dumpingmarge lager is dan de schademarge, moet het antidumpingrecht overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden vastgesteld op de dumpingmarge. Bijgevolg is het opnieuw ingestelde antidumpingrecht voor Jinan Meide als volgt.
|
(84) |
Het herziene niveau van de antidumpingrechten is van toepassing met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening. Zoals aangegeven in overweging 21 van de registratieverordening, wordt vóór de inwerkingtreding van deze verordening maximaal 39,2 % aan rechten geïnd. Aangezien het uit de onderhavige procedure voortvloeiende antidumpingrecht lager is, wordt de douaneautoriteiten opgedragen het passende bedrag te innen bij invoer met betrekking tot Jinan Meide (te weten 36,0 %) en het overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving eventueel te veel geïnde bedrag terug te betalen. |
(85) |
Indien op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals op de eerste kalenderdag van elke maand bekendgemaakt in de C‐serie van het Publicatieblad van de Europese Unie. |
4. CONCLUSIE
(86) |
Op grond van een en ander achtte de Commissie het passend om het definitieve antidumpingrecht van 36,0 % op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, uitgezonderd binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 (Taric-codes 7307191010 en 7307191020), van oorsprong uit de VRC en vervaardigd door Jinan Meide, opnieuw in te stellen. |
4.1. Duur van de maatregelen
(87) |
Op grond van de uitkomst van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen (35) ten aanzien van dit product, waarbij een definitief antidumpingrecht is opgelegd op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de VRC en Thailand, blijven de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde antidumpingrechten gehandhaafd tot 24 juli 2024. |
(88) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt met ingang van 15 mei 2013 een definitief antidumpingrecht ingesteld op in de Unie ingevoerde gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, uitgezonderd binnenringen van knelkoppelingen met metrisch schroefdraad overeenkomstig ISO DIN 13, en ronde aansluitdozen van smeedbaar ijzer, met schroefdraad, zonder deksel, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 7307 19 10 (Taric-codes 7307191010 en 7307191020), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd (aanvullende Taric-code B336).
2. Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven product, vervaardigd door Jinan Meide, bedraagt 36,0 % (aanvullende Taric-code B336).
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Alle definitieve antidumpingrechten die Jinan Meide heeft betaald uit hoofde van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1146 en die het in artikel 1 vastgestelde definitieve antidumpingrecht overschrijden, worden terugbetaald of kwijtgescholden.
De terugbetaling of kwijtschelding wordt overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd. Terugbetalingen die hebben plaatsgevonden na het arrest van het Gerecht in zaak T‐650/17, Jinan Meide, worden door de autoriteiten die de terugbetaling hebben verricht, teruggevorderd tot het in artikel 1, lid 2, vastgestelde bedrag.
Artikel 3
1. Er wordt ook een definitief antidumpingrecht geïnd op de invoer die is geregistreerd overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1982 van de Commissie (36) tot onderwerping van de invoer van bepaalde gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, aan registratie naar aanleiding van de heropening van het onderzoek teneinde uitvoering te geven aan het arrest van 20 september 2019 in zaak T‐650/17, met betrekking tot Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1146 betreffende het opnieuw instellen van een definitief antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en vervaardigd door Jinan Meide Castings Co., Ltd.
2. Het definitieve antidumpingrecht op de geregistreerde invoer, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in artikel 1, lid 1, omschreven en door Jinan Meide vervaardigde product, bedraagt 36,0 %.
3. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 4
De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer die is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1982, die wordt ingetrokken, te beëindigen.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 20 augustus 2020.
Voor de Commissie
De voorzitter
Ursula VON DER LEYEN
(1) PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.
(2) PB L 129 van 14.5.2013, blz. 1.
(3) Zaak T‐424/13, Jinan Meide Casting/Raad.
(4) PB C 398 van 28.10.2016, blz. 57.
(5) PB L 166 van 29.6.2017, blz. 23.
(6) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644.
(7) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51, nu Verordening (EU) 2016/1036.
(8) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 113.
(9) Gevoegde zaken 97, 193, 99 en 215/86 Asteris AE e.a. en Helleense Republiek/Commissie, Jurispr. 1988, blz. 2181, punten 27 en 28.
(10) Arresten van het Hof van Justitie van 12 november 1998, Spanje/Commissie, zaak C‐415/96, Jurispr. 1998, blz. I‐6993, punt 31, en 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, C‐458/98 P, Jurispr. 2000, blz. I‐8147, punten 80‐85; arresten van het Gerecht van 9 juli 2008, Alitalia/Commissie, T‐301/01, Jurispr. 2008, blz. II‐1753, punten 99 en 142, en 12 mei 2011, Région Nord-Pas de Calais/Commissie, T‐267/08 en T‐279/08, ECLI:EU:T:2011:209, punt 83.
(11) Arresten van het Hof van Justitie van 12 november 1998, Spanje/Commissie, C‐415/96, Jurispr. 1998, blz. I‐6993, punt 31, en 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, C‐458/98 P, Jurispr. 2000, blz. I‐8147, punten 80‐85.
(12) Arresten van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann, C‐256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punt 79, en 19 juni 2019, C & J Clark International, C‐612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 58.
(13) Arrest van het Gerecht van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punten 333‐342.
(14) PB C 403 van 29.11.2019, blz. 63.
(15) PB L 308 van 29.11.2019, blz. 77.
(16) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(17) Zie in die zin het arrest Deichmann, C‐256/16, en de arresten die worden aangehaald in punt 62 van dat arrest, namelijk de arresten van 27 september 2007, Ikea Wholesale, C‐351/04, EU:C:2007:547, punten 66‐69, en 18 januari 2017, Wortmann, C‐365/15, EU:C:2017:19, punt 34.
(18) Arrest Deichmann, C‐256/16, punt 63, en aldaar aangehaalde rechtspraak.
(19) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 96.
(20) Zie arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann, C‐256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punt 70.
(21) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(22) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(23) Arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann, C‐256/16, ECLI:EU:C:2018:187.
(24) Arresten van het Hof van Justitie van 12 november 1998, Spanje/Commissie, zaak C‐415/96, Jurispr. 1998, blz. I‐6993, punt 31, en 3 oktober 2000, Industrie des poudres sphériques/Raad, C‐458/98 P, Jurispr. 2000, blz. I‐8147, punten 80‐85; arresten van het Gerecht van 9 juli 2008, Alitalia/Commissie, T‐301/01, Jurispr. 2008, blz. II‐1753, punten 99 en 142, en 12 mei 2011, Région Nord-Pas de Calais/Commissie, T‐267/08 en T‐279/08, ECLI:EU:T:2011:209, punt 83.
(25) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 65.
(26) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 49.
(27) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 50.
(28) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 54.
(29) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 66.
(30) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 74.
(31) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 77.
(32) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 79.
(33) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 82.
(34) Arrest van het Gerecht (Vijfde kamer) van 20 september 2019, Jinan Meide Casting/Commissie, T‐650/17, ECLI:EU:T:2019:644, punt 113.
(35) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1259 van de Commissie van 24 juli 2019 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op gegoten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van smeedbaar gietijzer en nodulair gietijzer, met schroefdraad, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Thailand (PB L 197 van 25.7.2019, blz. 2).
BESLUITEN
21.8.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 274/32 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1211 VAN DE COMMISSIE
van 20 augustus 2020
tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5802)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,
Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,
Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn in bepaalde lidstaten, waar gevallen van Afrikaanse varkenspest in tamme of wilde varkens zijn bevestigd (“de betrokken lidstaten”), maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met die ziekte. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in de betrokken lidstaten afgebakend, die in de lijsten in de delen I tot en met IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie van die ziekte. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is verscheidene keren gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in de Unie die in die bijlage moeten worden weerspiegeld. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1185 van de Commissie (5), naar aanleiding van veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van die ziekte in Letland, Polen en Slowakije. |
(2) |
Bij Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (6) zijn de in de Unie te treffen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Zo voorziet met name artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG in de instelling van een beschermings- en een toezichtsgebied indien in een bedrijf bij varkens Afrikaanse varkenspest officieel wordt bevestigd en bevatten de artikelen 10 en 11 van die richtlijn de maatregelen die moeten worden genomen in de beschermings- en toezichtsgebieden om de verspreiding van die ziekte te voorkomen. Daarnaast voorziet artikel 15 van Richtlijn 2002/60/EG in maatregelen die moeten worden genomen na bevestiging van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens. Uit recente ervaringen is gebleken dat de bij Richtlijn 2002/60/EG vastgestelde maatregelen, en met name de maatregelen voor het reinigen en ontsmetten van de besmette bedrijven en de andere maatregelen met betrekking tot de uitroeiing van die ziekte bij populaties tamme en wilde varkens, doeltreffend zijn om de verspreiding van die ziekte tegen te gaan. |
(3) |
Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1185 is vastgesteld, hebben zich nieuwe gevallen van Afrikaanse varkenspest voorgedaan bij wilde varkens in Polen, en bij tamme varkens in Polen, Litouwen en Slowakije. |
(4) |
In augustus 2020 zijn twee gevallen van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de districten Głogów (powiat głogowski) en Ostróda (powiat ostródzki) in Polen, in gebieden die momenteel zijn opgenomen in de lijsten in de delen II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU, in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die momenteel zijn opgenomen in deel I van die bijlage. Door deze gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze in deel I van die bijlage opgenomen gebieden in Polen die zich in de onmiddellijke nabijheid van in de delen II en III vermelde gebieden bevinden die door deze recente gevallen van Afrikaanse varkenspest zijn getroffen, nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van die bijlage worden opgenomen. |
(5) |
In augustus 2020 zijn bovendien twee uitbraken van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Przeworsk (powiat przeworski) in Polen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel III van die bijlage, in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die momenteel zijn opgenomen in de delen I en II van die bijlage. Door deze uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze in de delen I en II van die bijlage opgenomen gebieden in Polen, die zich in de onmiddellijke nabijheid van in deel III vermelde gebieden bevinden die door deze recente uitbraken van Afrikaanse varkenspest zijn getroffen, nu in de lijst in deel III in plaats van in de delen I en II van die bijlage worden opgenomen. |
(6) |
In augustus 2020 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in de districtsgemeente Kaunas in Litouwen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel III van die bijlage, in de onmiddellijke nabijheid van gebieden die momenteel zijn opgenomen in de delen I en II van die bijlage. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze in deel II van die bijlage opgenomen gebieden in Litouwen, die zich in de onmiddellijke nabijheid van in het deel III opgenomen gebied bevinden dat door deze recente uitbraak van Afrikaanse varkenspest is getroffen, nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van die bijlage worden opgenomen. |
(7) |
In augustus 2020 zijn twee uitbraken van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Trebisov in Slowakije, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van die bijlage. Door deze uitbraken van Afrikaanse varkenspest bij tamme varkens moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit in de lijst in deel II van die bijlage opgenomen gebied in Slowakije nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van die bijlage worden opgenomen. |
(8) |
Naar aanleiding van de recente gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in Polen en de recente uitbraken van die ziekte bij tamme varkens in Polen, Litouwen en Slowakije, en rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in de Unie, is de regionalisering in die lidstaten opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Bovendien zijn de bestaande risicobeheersmaatregelen ook opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. |
(9) |
Om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de epidemiologische situatie van Afrikaanse varkenspest in de Unie, en met het oog op de proactieve bestrijding van de met de verspreiding van die ziekte samenhangende risico’s, moeten voor Polen, Litouwen en Slowakije nieuwe gebieden met een hoog risico van voldoende omvang worden afgebakend en in de lijsten in de delen II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. Aangezien deel III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU de gebieden bevat waar de epidemiologische situatie zeer dynamisch is en zich nog steeds ontwikkelt, moet bij het aanbrengen van wijzigingen aan de in dat deel opgenomen gebieden altijd bijzondere aandacht worden besteed aan de gevolgen voor de omliggende gebieden, zoals ook nu het geval is. De delen I, II en III van die bijlage moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(10) |
Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van Afrikaanse varkenspest betreft, is het belangrijk dat de wijzigingen die bij dit besluit in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden aangebracht, zo spoedig mogelijk in werking treden. |
(11) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 20 augustus 2020.
Voor de Commissie
Stella KYRIAKIDES
Lid van de Commissie
(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.
(2) PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.
(3) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(4) Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1185 van de Commissie van 10 augustus 2020 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (PB L 261 van 11.8.2020, blz. 55).
(6) Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).
BIJLAGE
De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door:
“BIJLAGE
DEEL I
1. België
De volgende gebieden in België:
in de provincie Luxemburg:
|
2. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
Hiiu maakond. |
3. Hongarije
De volgende gebieden in Hongarije:
— |
Békés megye 950950, 950960, 950970, 951950, 952050, 952750, 952850, 952950, 953050, 953150, 953650, 953660, 953750, 953850, 953960, 954250, 954260, 954350, 954450, 954550, 954650, 954750, 954850, 954860, 954950, 955050, 955150, 955250, 955260, 955270, 955350, 955450, 955510, 955650, 955750, 955760, 955850, 955950, 956050, 956060, 956150 és 956160 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Bács-Kiskun megye 600150, 600850, 601550, 601650, 601660, 601750, 601850, 601950, 602050, 603250, 603750 és 603850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Budapest 1 kódszámú, vadgazdálkodási tevékenységre nem alkalmas területe, |
— |
Csongrád-Csanád megye 800150, 800160, 800250, 802220, 802260, 802310 és 802450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Fejér megye 400150, 400250, 400351, 400352, 400450, 400550, 401150, 401250, 401350, 402050, 402350, 402360, 402850, 402950, 403050, 403250, 403350, 403450, 403550, 403650, 403750, 403950, 403960, 403970, 404570, 404650, 404750, 404850, 404950, 404960, 405050, 405750, 405850, 405950, 406050, 406150, 406550, 406650 és 406750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750260, 750350, 750450, 750460, 754450, 754550, 754560, 754570, 754650, 754750, 754950, 755050, 755150, 755250, 755350 és 755450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Komárom-Esztergom megye 250150, 250250, 250350, 250450, 250460, 250550, 250650, 250750, 250850, 250950, 251050, 251150, 251250, 251350, 251360, 251450, 251550, 251650, 251750, 251850, 252150 és 252250, kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Pest megye 571550, 572150, 572250, 572350, 572550, 572650, 572750, 572850, 572950, 573150, 573250, 573260, 573350, 573360, 573450, 573850, 573950, 573960, 574050, 574150, 574350, 574360, 574550, 574650, 574750, 574850, 574860, 574950, 575050,575150, 575250, 575350, 575550, 575650, 575750, 575850, 575950, 576050, 576150, 576250, 576350, 576450, 576650, 576750, 576850, 576950, 577050, 577150, 577350, 577450, 577650, 577850, 577950, 578050, 578150, 578250, 578350, 578360, 578450, 578550, 578560, 578650, 578850, 578950, 579050, 579150, 579250, 579350, 579450, 579460, 579550, 579650, 579750, 580250 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe. |
4. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Pāvilostas novad Vērgales pagasts, |
— |
Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes, |
— |
Grobiņas novads, |
— |
Rucavas novada Dunikas pagasts. |
5. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Klaipėdos rajono savivaldybės: Agluonėnų, Priekulės, Veiviržėnų, Judrėnų, Endriejavo ir Vėžaičių seniūnijos, |
— |
Kretingos rajono savivaldybės: Darbėnų, Kretingos ir Žalgirio seniūnijos, |
— |
Plungės rajono savivaldybės: Nausodžio sen. dalis nuo kelio 166 į pietryčius ir Kulių seniūnija, |
— |
Skuodo rajono savivaldybės: Lenkimų, Mosėdžio, Skuodo, Skuodo miesto seniūnijos. |
6. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie podkarpackim:
|
w województwie świętokrzyskim:
|
w województwie łódzkim:
|
w województwie pomorskim:
|
w województwie lubuskim:
|
w województwie dolnośląskim:
|
w województwie wielkopolskim:
|
7. Slowakije
De volgende gebieden in Slowakije:
— |
the whole district of Vranov nad Topľou, |
— |
the whole district of Humenné, |
— |
the whole district of Snina, |
— |
the whole district of Sobrance, except municipalities included in part III |
— |
in the district of Michalovce, the whole municipalities of Tušice, Moravany, Pozdišovce, Michalovce, Zalužice, Lúčky, Závadka, Hnojné, Poruba pod Vihorlatom, Jovsa, Kusín, Klokočov, Kaluža, Vinné, Trnava pri Laborci, Oreské, Staré, Zbudza, Petrovce nad Laborcom, Lesné, Suché, Rakovec nad Ondavou, Nacina Ves, Voľa, Pusté Čemerné and Strážske, |
— |
in the district of Gelnica, the whole municipalities of Uhorná, Smolnícka Huta, Mníšek nad Hnilcom, Prakovce, Helcmanovce, Gelnica, Kojšov, Veľký Folkmár, Jaklovce, Žakarovce, Margecany, Henclová and Stará Voda, |
— |
in the district of Prešov, the whole municipalities of Klenov, Miklušovce, Sedlice, Suchá dolina, Janov, Radatice, Ľubovec, Ličartovce, Drienovská Nová Ves, Kendice, Petrovany, Drienov, Lemešany, Janovík, Bretejovce, Seniakovce, Šarišské Bohdanovce, Varhaňovce, Brestov Mirkovce, Žehňa, Tuhrina, Lúčina and Červenica, |
— |
in the district of Rožňava, the whole municipalities of Brzotín, Gočaltovo, Honce, Jovice, Kružná, Kunová Teplica, Pača, Pašková, Pašková, Rakovnica, Rozložná, Rožňavské Bystré, Rožňava, Rudná, Štítnik, Vidová, Čučma and Betliar, |
— |
in the district of Revúca, the whole municipalities of Držkovce, Chvalová, Gemerské Teplice, Gemerský Sad, Hucín, Jelšava, Leváre, Licince, Nadraž, Prihradzany, Sekerešovo, Šivetice, Kameňany, Višňové, Rybník and Sása, |
— |
in the district of Rimavská Sobota, municipalities located south of the road No.526 not included in part II, |
— |
in the district of Lučenec, the whole municipalities of Trenč, Veľká nad Ipľom, Jelšovec, Panické Dravce, Lučenec, Kalonda, Rapovce, Trebeľovce, Mučín, Lipovany, Pleš, Fiľakovské Kováče, Ratka, Fiľakovo, Biskupice, Belina, Radzovce, Čakanovce, Šiatorská Bukovinka, Čamovce, Šurice, Halič, Mašková, Ľuboreč, Šíd and Prša, |
— |
in the district of Veľký Krtíš, the whole municipalities of Ipeľské Predmostie, Veľká Ves nad Ipľom, Sečianky, Kleňany, Hrušov, Vinica, Balog nad Ipľom, Dolinka, Kosihy nad Ipľom, Ďurkovce, Širákov, Kamenné Kosihy, Seľany, Veľká Čalomija, Malá Čalomija, Koláre, Trebušovce, Chrastince, Lesenice, Slovenské Ďarmoty, Opatovská Nová Ves, Bátorová, Nenince, Záhorce, Želovce, Sklabiná, Nová Ves, Obeckov, Vrbovka, Kiarov, Kováčovce, Zombor, Olováry, Čeláre, Glabušovce, Veľké Straciny, Malé Straciny, Malý Krtíš, Veľký Krtíš, Pôtor, Veľké Zlievce, Malé Zlievce, Bušince, Muľa, Ľuboriečka, Dolná Strehová, Vieska, Slovenské Kľačany, Horná Strehová, Chrťany and Závada. |
8. Griekenland
De volgende gebieden in Griekenland:
— |
in the regional unit of Drama:
|
— |
in the regional unit of Xanthi:
|
— |
in the regional unit of Rodopi:
|
— |
in the regional unit of Evros:
|
— |
in the regional unit of Serres:
|
DEEL II
1. België
De volgende gebieden in België:
in de provincie Luxemburg:
|
2. Bulgarije
De volgende gebieden in Bulgarije:
— |
the whole region of Haskovo, |
— |
the whole region of Yambol, |
— |
the whole region of Stara Zagora, |
— |
the whole region of Pernik, |
— |
the whole region of Kyustendil, |
— |
the whole region of Plovdiv, |
— |
the whole region of Pazardzhik, |
— |
the whole region of Smolyan, |
— |
the whole region of Burgas excluding the areas in part III. |
3. Estland
De volgende gebieden in Estland:
— |
Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond). |
4. Hongarije
De volgende gebieden in Hongarije:
— |
Békés megye 950150, 950250, 950350, 950450, 950550, 950650, 950660, 950750, 950850, 950860, 951050, 951150, 951250, 951260, 951350, 951450, 951460, 951550, 951650, 951750, 952150, 952250, 952350, 952450, 952550, 952650, 953250, 953260, 953270, 953350, 953450, 953550, 953560, 953950, 954050, 954060, 954150, 956250, 956350, 956450, 956550, 956650 és 956750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Borsod-Abaúj-Zemplén megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe, |
— |
Fejér megye 403150, 403160, 403260, 404250, 404550, 404560, 405450, 405550, 405650, 406450 és 407050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Hajdú-Bihar megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe, |
— |
Heves megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe, |
— |
Jász-Nagykun-Szolnok megye 750250, 750550, 750650, 750750, 750850, 750970, 750980, 751050, 751150, 751160, 751250, 751260, 751350, 751360, 751450, 751460, 751470, 751550, 751650, 751750, 751850, 751950, 752150, 752250, 752350, 752450, 752460, 752550, 752560, 752650, 752750, 752850, 752950, 753060, 753070, 753150, 753250, 753310, 753450, 753550, 753650, 753660, 753750, 753850, 753950, 753960, 754050, 754150, 754250, 754360, 754370, 754850, 755550, 755650 és 755750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Komárom-Esztergom megye: 251950, 252050, 252350, 252450, 252460, 252550, 252650, 252750, 252850, 252860, 252950, 252960, 253050, 253150, 253250, 253350, 253450 és 253550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Nógrád megye valamennyi vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Pest megye 570150, 570250, 570350, 570450, 570550, 570650, 570750, 570850, 570950, 571050, 571150, 571250, 571350, 571650, 571750, 571760, 571850, 571950, 572050, 573550, 573650, 574250, 577250, 580050 és 580150 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe, |
— |
Szabolcs-Szatmár-Bereg megye valamennyi vadgazdálkodási egységének teljes területe. |
5. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Ādažu novads, |
— |
Aizputes novada, Aizputes un Cīravas pagasts, Kalvenes pagasta daļa uz rietumiem no ceļa pie Vārtājas upes līdz autoceļam A9, uz dienvidiem no autoceļa A9, uz rietumiem no autoceļa V1200, Kazdangas pagasta daļa uz rietumiem no ceļa V1200, P115, P117, V1296un Lažas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa caur Miķelīšu mežu līdz autoceļam 1265, uz rietumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1265 pie Mežmaļiem līdz robežai ar Rīvas upi, Aizputes pilsēta, |
— |
Aglonas novads, |
— |
Aizkraukles novads, |
— |
Aknīstes novads, |
— |
Alojas novads, |
— |
Alūksnes novads, |
— |
Amatas novads, |
— |
Apes novads, |
— |
Auces novads, |
— |
Babītes novads, |
— |
Baldones novads, |
— |
Baltinavas novads, |
— |
Balvu novads, |
— |
Bauskas novads, |
— |
Beverīnas novads, |
— |
Brocēnu novads, |
— |
Burtnieku novads, |
— |
Carnikavas novads, |
— |
Cēsu novads, |
— |
Cesvaines novads, |
— |
Ciblas novads, |
— |
Dagdas novads, |
— |
Daugavpils novads, |
— |
Dobeles novads, |
— |
Dundagas novads, |
— |
Durbes novads, |
— |
Engures novads, |
— |
Ērgļu novads, |
— |
Garkalnes novads, |
— |
Gulbenes novads, |
— |
Iecavas novads, |
— |
Ikšķiles novads, |
— |
Ilūkstes novads, |
— |
Inčukalna novads, |
— |
Jaunjelgavas novads, |
— |
Jaunpiebalgas novads, |
— |
Jaunpils novads, |
— |
Jēkabpils novads, |
— |
Jelgavas novads, |
— |
Kandavas novads, |
— |
Kārsavas novads, |
— |
Ķeguma novads, |
— |
Ķekavas novads, |
— |
Kocēnu novads, |
— |
Kokneses novads, |
— |
Krāslavas novads, |
— |
Krimuldas novads, |
— |
Krustpils novads, |
— |
Kuldīgas novada Ēdoles pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa 1269, 1271, uz austrumiem no autoceļa 1288, uz ziemeļiem no autoceļa P119, Īvandes pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa P119, uz austrumiem no autoceļa 1292, 1279, uz austrumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1279 no Upītēm līdz autoceļam 1290, Kurmāles pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa 1290, uz austrumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1290 no Alejām līdz autoceļam 1283, uz austrumiem no autoceļa 1283 un P112, Turlavas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa P112, Laidu pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V1296, Padures, Rumbas, Rendas, Kabiles, Vārmes, Pelču un Snēpeles pagasts, Kuldīgas pilsēta, |
— |
Lielvārdes novads, |
— |
Līgatnes novads, |
— |
Limbažu novads, |
— |
Līvānu novads, |
— |
Lubānas novads, |
— |
Ludzas novads, |
— |
Madonas novads, |
— |
Mālpils novads, |
— |
Mārupes novads, |
— |
Mazsalacas novads, |
— |
Mērsraga novads, |
— |
Naukšēnu novads, |
— |
Neretas novads, |
— |
Ogres novads, |
— |
Olaines novads, |
— |
Ozolnieku novads, |
— |
Pārgaujas novads, |
— |
Pāvilostas novada Sakas pagasts, Pāvilostas pilsēta, |
— |
Pļaviņu novads, |
— |
Preiļu novads, |
— |
Priekules novads, |
— |
Priekuļu novads, |
— |
Raunas novads, |
— |
republikas pilsēta Daugavpils, |
— |
republikas pilsēta Jelgava, |
— |
republikas pilsēta Jēkabpils, |
— |
republikas pilsēta Jūrmala, |
— |
republikas pilsēta Rēzekne, |
— |
republikas pilsēta Valmiera, |
— |
Rēzeknes novads, |
— |
Riebiņu novads, |
— |
Rojas novads, |
— |
Ropažu novads, |
— |
Rugāju novads, |
— |
Rundāles novads, |
— |
Rūjienas novads, |
— |
Salacgrīvas novads, |
— |
Salas novads, |
— |
Salaspils novads, |
— |
Saldus novads, |
— |
Saulkrastu novads, |
— |
Sējas novads, |
— |
Siguldas novads, |
— |
Skrīveru novads, |
— |
Skrundas novada Raņķu pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa V1272 līdz robežai ar Ventas upi, Skrundas pagasta daļa no Skrundas uz ziemeļiem no autoceļa A9 un austrumiem no Ventas upes, |
— |
Smiltenes novads, |
— |
Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes, |
— |
Strenču novads, |
— |
Talsu novads, |
— |
Tērvetes novads, |
— |
Tukuma novads, |
— |
Vaiņodes novada Vaiņodes pagasts un Embūtes pagasta daļa uz dienvidiem autoceļa P116, P106, |
— |
Valkas novads, |
— |
Varakļānu novads, |
— |
Vārkavas novads, |
— |
Vecpiebalgas novads, |
— |
Vecumnieku novads, |
— |
Ventspils novads, |
— |
Viesītes novads, |
— |
Viļakas novads, |
— |
Viļānu novads, |
— |
Zilupes novads. |
6. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Alytaus miesto savivaldybė, |
— |
Alytaus rajono savivaldybė: Alytaus, Alovės, Butrimonių, Daugų, Nemunaičio, Pivašiūnų, Punios, Raitininkų seniūnijos, |
— |
Anykščių rajono savivaldybė, |
— |
Akmenės rajono savivaldybė, |
— |
Biržų miesto savivaldybė, |
— |
Biržų rajono savivaldybė, |
— |
Druskininkų savivaldybė, |
— |
Elektrėnų savivaldybė, |
— |
Ignalinos rajono savivaldybė, |
— |
Jonavos rajono savivaldybė, |
— |
Joniškio rajono savivaldybė, |
— |
Jurbarko rajono savivaldybė: Eržvilko, Girdžių, Jurbarko miesto, Jurbarkų, Raudonės, Šimkaičių, Skirsnemunės, Smalininkų, Veliuonos, Viešvilės seniūnijos, |
— |
Kaišiadorių rajono savivaldybė, |
— |
Kalvarijos savivaldybė, |
— |
Kauno miesto savivaldybė, |
— |
Kauno rajono savivaldybė: Domeikavos, Garliavos, Garliavos apylinkių, Karmėlavos, Lapių, Linksmakalnio, Neveronių, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Vandžiogalos ir Vilkijos seniūnijos, Babtų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio A1, Užliedžių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio A1 ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 1907, |
— |
Kazlų rūdos savivaldybė: Kazlų rūdos seniūnija į šiaurę nuo kelio Nr. 230, į rytus nuo kelio Kokė-Užbaliai-Čečetai iki kelio Nr. 2610 ir į pietus nuo kelio Nr. 2610, |
— |
Kelmės rajono savivaldybė, |
— |
Kėdainių rajono savivaldybė: Dotnuvos, Gudžiūnų, Kėdainių miesto, Krakių, Pelėdnagių, Surviliškio, Šėtos, Truskavos, Vilainių ir Josvainių seniūnijos dalis į šiaurę ir rytus nuo kelio Nr. 229 ir Nr. 2032, |
— |
Kupiškio rajono savivaldybė, |
— |
Kretingos rajono savivaldybė: Imbarės, Kūlupėnų ir Kartenos seniūnijos, |
— |
Lazdijų rajono savivaldybė, |
— |
Marijampolės savivaldybė: Degučių, Marijampolės, Mokolų, Liudvinavo ir Narto seniūnijos, |
— |
Mažeikių rajono savivaldybė, |
— |
Molėtų rajono savivaldybė: Alantos seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio 119 ir į šiaurę nuo kelio Nr. 2828, Balninkų, Dubingių, Giedraičių, Joniškio ir Videniškių seniūnijos, |
— |
Pagėgių savivaldybė, |
— |
Pakruojo rajono savivaldybė, |
— |
Panevėžio rajono savivaldybė, |
— |
Panevėžio miesto savivaldybė, |
— |
Pasvalio rajono savivaldybė, |
— |
Radviliškio rajono savivaldybė, |
— |
Rietavo savivaldybė, |
— |
Prienų rajono savivaldybė: Stakliškių ir Veiverių seniūnijos, |
— |
Plungės rajono savivaldybė: Žlibinų, Stalgėnų, Nausodžio sen. dalis nuo kelio Nr. 166 į šiaurės vakarus, Plungės miesto ir Šateikių seniūnijos, |
— |
Raseinių rajono savivaldybė: Betygalos, Girkalnio, Kalnujų, Nemakščių, Pagojukų, Paliepių, Raseinių miesto, Raseinių, Šiluvos, Viduklės seniūnijos, |
— |
Rokiškio rajono savivaldybė, |
— |
Skuodo rajono savivaldybės: Aleksandrijos ir Ylakių seniūnijos, |
— |
Šakių rajono savivaldybė, |
— |
Šalčininkų rajono savivaldybė, |
— |
Šiaulių miesto savivaldybė, |
— |
Šiaulių rajono savivaldybė, |
— |
Šilutės rajono savivaldybė, |
— |
Širvintų rajono savivaldybė, |
— |
Šilalės rajono savivaldybė, |
— |
Švenčionių rajono savivaldybė, |
— |
Tauragės rajono savivaldybė, |
— |
Telšių rajono savivaldybė, |
— |
Trakų rajono savivaldybė, |
— |
Ukmergės rajono savivaldybė, |
— |
Utenos rajono savivaldybė, |
— |
Varėnos rajono savivaldybė, |
— |
Vilniaus miesto savivaldybė, |
— |
Vilniaus rajono savivaldybė, |
— |
Vilkaviškio rajono savivaldybė: Bartninkų, Gražiškių, Keturvalakių, Kybartų, Klausučių, Pajevonio, Šeimenos, Vilkaviškio miesto, Virbalio, Vištyčio seniūnijos, |
— |
Visagino savivaldybė, |
— |
Zarasų rajono savivaldybė. |
7. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie lubelskim:
|
w województwie podkarpackim:
|
w województwie pomorskim:
|
w województwie świętokrzyskim:
|
w województwie lubuskim:
|
w województwie dolnośląskim:
|
w województwie wielkopolskim:
|
w województwie łódzkim:
|
8. Slowakije
De volgende gebieden in Slowakije:
— |
in the district of Gelnica, the whole municipality of Smolník, |
— |
the whole district of Košice — okolie, except municipalities included in part III, |
— |
the whole city of Košice, |
— |
in the district of Revúca, the whole municipalities of Gemer, Tornaľa, Žiar, Gemerská Ves, Levkuška, Otročok, Polina, Rašice, |
— |
in the district of Rimavská Sobota, the whole municipalities of Abovce, Barca, Bátka, Cakov, Chanava, Dulovo, Figa, Gemerské Michalovce, Hubovo, Ivanice, Kaloša, Kesovce, Kráľ, Lenartovce, Lenka, Neporadza, Orávka, Radnovce, Rakytník, Riečka, Rimavská Seč, Rumince, Stránska, Uzovská Panica, Valice, Vieska nad Blhom, Vlkyňa, Vyšné Valice, Včelince, Zádor, Číž, Štrkovec Tomášovce and Žíp, |
— |
in the district of Rožňava, the whole municipalities of Ardovo, Bohúňovo, Bretka, Čoltovo, Dlhá Ves, Gemerská Hôrka, Gemerská Panica, Kečovo, Meliata, Plešivec, Silica, Silická Brezová, Slavec, Hrušov, Krásnohorská Dlhá Lúka, Krásnohorské podhradie, Lipovník, Silická Jablonica. |
9. Roemenië
De volgende gebieden in Roemenië:
— |
Judeţul Bistrița-Năsăud, |
— |
Județul Suceava. |
DEEL III
1. Bulgarije
De volgende gebieden in Bulgarije:
— |
the whole region of Blagoevgrad, |
— |
the whole region of Dobrich, |
— |
the whole region of Gabrovo, |
— |
the whole region of Kardzhali, |
— |
the whole region of Lovech, |
— |
the whole region of Montana, |
— |
the whole region of Pleven, |
— |
the whole region of Razgrad, |
— |
the whole region of Ruse, |
— |
the whole region of Shumen, |
— |
the whole region of Silistra, |
— |
the whole region of Sliven, |
— |
the whole region of Sofia city, |
— |
the whole region of Sofia Province, |
— |
the whole region of Targovishte, |
— |
the whole region of Vidin, |
— |
the whole region of Varna, |
— |
the whole region of Veliko Tarnovo, |
— |
the whole region of Vratza, |
— |
in Burgas region:
|
2. Letland
De volgende gebieden in Letland:
— |
Aizputes novada Lažas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa caur Miķelīšu mežu līdz autoceļam 1265, uz austrumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1265 pie Mežmaļiem līdz robežai ar Rīvas upi, Kalvenes pagasta daļa uz austrumiem no ceļa pie Vārtājas upes līdz autoceļam A9, uz ziemeļiem no autoceļa A9, uz austrumiem no autoceļa V1200, Kazdangas pagasta daļa uz austrumiem no ceļa V1200, P115, P117, V1296, |
— |
Alsungas novads, |
— |
Kuldīgas novada Gudenieku pagasts, Ēdoles pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa 1269, 1271, uz rietumiem no autoceļa 1288, uz dienvidiem no autoceļa P119, Īvandes pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa P119, uz rietumiem no autoceļa 1292, 1279, uz rietumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1279 no Upītēm līdz autoceļam 1290, Kurmāles pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa 1290, uz rietumiem no autoceļa, kas savieno autoceļu 1290 no Alejām līdz autoceļam 1283, uz rietumiem no autoceļa 1283 un P112, Turlavas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa P112, Laidu pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V1296, |
— |
Skrundas novada Rudbāržu, Nīkrāces pagasts, Raņķu pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa V1272 līdz robežai ar Ventas upi, Skrundas pagasts (izņemot pagasta daļa no Skrundas uz ziemeļiem no autoceļa A9 un austrumiem no Ventas upes), Skrundas pilsēta, |
— |
Vaiņodes novada Embūtes pagasta daļa uz ziemeļiem autoceļa P116, P106. |
3. Litouwen
De volgende gebieden in Litouwen:
— |
Alytaus rajono savivaldybė: Simno, Krokialaukio ir Miroslavo seniūnijos, |
— |
Birštono savivaldybė, |
— |
Jurbarko rajono savivaldybė: Seredžiaus ir Juodaičių seniūnijos, |
— |
Kauno rajono savivaldybė: Akademijos, Alšėnų, Batniavos, Čekiškės, Ežerėlio, Kačerginės, Kulautuvos, Raudondvario, Ringaudų ir Zapyškio seniūnijos, Babtų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio A1, Užliedžių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio A1 ir Vilkijos apylinkių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 1907, |
— |
Kazlų Rūdos savivaldybė: Antanavo, Jankų, Kazlų rūdos seniūnijos dalis Kazlų Rūdos seniūnija į pietus nuo kelio Nr. 230, į vakarus nuo kelio Kokė-Užbaliai-Čečetai iki kelio Nr. 2610 ir į šiaurę nuo kelio Nr. 2610, Plutiškių seniūnijos, |
— |
Kėdainių rajono savivaldybė: Pernaravos ir Josvainių seniūnijos pietvakarinė dalis tarp kelio Nr. 229 ir Nr. 2032, |
— |
Marijampolės savivaldybė: Gudelių, Igliaukos, Sasnavos ir Šunskų seniūnijos, |
— |
Molėtų rajono savivaldybė: Alantos seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 119 ir į pietus nuo kelio Nr. 2828, Čiulėnų, Inturkės, Luokesos, Mindūnų ir Suginčių seniūnijos, |
— |
Plungės rajono savivaldybė: Alsėdžių, Babrungo, Paukštakių, Platelių ir Žemaičių Kalvarijos seniūnijos, |
— |
Raseinių rajono savivaldybė: Ariogalos ir Ariogalos miesto seniūnijos, |
— |
Prienų rajono savivaldybė: Ašmintos, Balbieriškio, Išlaužo, Jiezno, Naujosios Ūtos, Pakuonio, Prienų ir Šilavotos seniūnijos, |
— |
Skuodo rajono savivaldybės: Barstyčių, Notėnų ir Šačių seniūnijos, |
— |
Vilkaviškio rajono savivaldybės: Gižų ir Pilviškių seniūnijos. |
4. Polen
De volgende gebieden in Polen:
w województwie warmińsko-mazurskim:
|
w województwie podlaskim:
|
w województwie mazowieckim:
|
w województwie lubelskim:
|
w województwie podkarpackim:
|
w województwie lubuskim:
|
w województwie wielkopolskim:
|
w województwie dolnośląskim:
|
5. Roemenië
De volgende gebieden in Roemenië:
— |
Zona orașului București, |
— |
Județul Constanța, |
— |
Județul Satu Mare, |
— |
Județul Tulcea, |
— |
Județul Bacău, |
— |
Județul Bihor, |
— |
Județul Brăila, |
— |
Județul Buzău, |
— |
Județul Călărași, |
— |
Județul Dâmbovița, |
— |
Județul Galați, |
— |
Județul Giurgiu, |
— |
Județul Ialomița, |
— |
Județul Ilfov, |
— |
Județul Prahova, |
— |
Județul Sălaj, |
— |
Județul Vaslui, |
— |
Județul Vrancea, |
— |
Județul Teleorman, |
— |
Judeţul Mehedinţi, |
— |
Județul Gorj, |
— |
Județul Argeș, |
— |
Judeţul Olt, |
— |
Judeţul Dolj, |
— |
Județul Arad, |
— |
Județul Timiș, |
— |
Județul Covasna, |
— |
Județul Brașov, |
— |
Județul Botoșani, |
— |
Județul Vâlcea, |
— |
Județul Iași, |
— |
Județul Hunedoara, |
— |
Județul Alba, |
— |
Județul Sibiu, |
— |
Județul Caraș-Severin, |
— |
Județul Neamț, |
— |
Județul Harghita, |
— |
Județul Mureș, |
— |
Județul Cluj, |
— |
Județul Maramureş. |
6. Slowakije
— |
the whole district of Trebišov, |
— |
in the district of Michalovce, the whole municipalities of the district not included in part I, |
— |
Region Sobrance — municipalities Lekárovce, Pinkovce, Záhor, Bežovce, |
— |
In the district Košice okolie, the municipalities of Janík, Hosťovce, Chorváty, Turnianska Nová Ves, Turňa nad Bodvou, Žarnov, Peder, Drienovec, Moldava nad Bodvou, Mokrance, Rešica, Buzica, Čečejovce, Budulov, Dvorníky, Zádiel, Háj, Debraď, Jasov, Rudník, Veľká Ida, Paňovce, Cestice, Komárovce, Nižný Lánec, Hačava, Medzev, |
— |
In the district Rožnava, the municipalities of Bôrka, Lúčka, Jablonov nad Turňou, Drnava, Kováčová, Hrhov. |
DEEL IV
Italië
De volgende gebieden in Italië:
— |
tutto il territorio della Sardegna. |