ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 248

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
31 juli 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/1138 van de Commissie van 27 mei 2020 tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1076 van het Europees Parlement en de Raad teneinde de Salomonseilanden op te nemen in bijlage I

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1139 van de Commissie van 29 juli 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

3

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1140 van de Commissie van 30 juli 2020 betreffende herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C‐251/18, Trace Sport

5

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1141 van de Commissie van 29 juli 2020 tot wijziging van Besluit 2011/163/EU tot goedkeuring van de door derde landen ingediende residubewakingsplannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5076)  ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/1142 van de Commissie van 29 juli 2020 betreffende de verlenging van verscherpt toezicht voor Griekenland (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5086)

20

 

*

Besluit (EU) 2020/1143 van de Europese Centrale Bank van 28 juli 2020 tot wijziging van Besluit (EU) 2020/440 betreffende een tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma (ECB/2020/36)

24

 

 

AANBEVELINGEN

 

*

Aanbeveling (EU) 2020/1144 van de Raad van 30 juli 2020 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

26

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1138 VAN DE COMMISSIE

van 27 mei 2020

tot wijziging van Verordening (EU) 2016/1076 van het Europees Parlement en de Raad teneinde de Salomonseilanden op te nemen in bijlage I

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1076 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (1), en met name artikel 2, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1076 bevat een lijst van alle landen waarop de markttoegangsregelingen uit hoofde van die verordening van toepassing zijn.

(2)

Op 17 februari 2020 heeft de Raad namens de Unie zijn goedkeuring gehecht aan de toetreding van de Salomonseilanden tot de tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst tussen de Unie en de staten in de Stille Oceaan. Na de neerlegging door de Salomonseilanden van hun akte van toetreding wordt de tussentijdse economische partnerschapsovereenkomst sinds 17 mei 2020 voorlopig toegepast tussen de Unie en de Salomonseilanden.

(3)

De Salomonseilanden moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In bijlage I bij Verordening (EU) 2016/1076 wordt na de woorden “SAINT VINCENT EN DE GRENADINES” het volgende ingevoegd:

 

“DE SALOMONSEILANDEN”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 mei 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 185 van 8.7.2016, blz. 1.


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1139 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2020.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Wolfgang BURTSCHER

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong  (1)

0207 12 90

Geslacht pluimvee van de soort Gallus domesticus, aanbiedingsvorm 65 %, bevroren

177,2

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

235

197,4

248,6

241,8

20

31

15

18

AR

BR

CL

TH

1602 32 11

Bereidingen van pluimvee van de soort Gallus domesticus, niet gekookt en niet gebakken

181,5

34

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1140 VAN DE COMMISSIE

van 30 juli 2020

betreffende herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C‐251/18, Trace Sport

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (“de basisverordening”) (1), en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   GELDENDE MAATREGELEN EN ARRESTEN VAN HET GERECHT EN HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

1.   Geldende maatregelen

(1)

In 2011 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 een definitief antidumpingrecht ingesteld op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de oorspronkelijke maatregelen”) (2) naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening.

(2)

In 2013 heeft de Raad bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 de oorspronkelijke maatregelen uitgebreid naar rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (de “litigieuze verordening”) (3), na een onderzoek naar ontwijking op grond van artikel 13 van de basisverordening (het “antiontwijkingsonderzoek”).

2.   Arrest van het Gerecht in zaak T‐413/13 en arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de gevoegde zaken C‐248/15 P, C‐254/15 P en C‐260/15 P

(3)

City Cycles Industries (“City Cycle”) heeft bij het Gerecht beroep ingesteld tegen de litigieuze verordening.

(4)

Bij arrest van 19 maart 2015 in zaak T‐413/13, City Cycle Industries/Raad, heeft het Gerecht van de Europese Unie artikel 1, leden 1 en 3, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 nietig verklaard voor zover het City Cycle Industries (“City Cycle”) betreft.

(5)

De tegen het arrest van het Gerecht van 19 maart 2015 ingestelde hogere voorzieningen zijn afgewezen bij het arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 2017 in de gevoegde zaken C‐248/15 P, C‐254/15 P en C‐260/15 P (4) (City Cycle Industries/Raad).

(6)

Naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie is de Commissie bij bericht van 11 april 2017 (5) overgegaan tot gedeeltelijke heropening van het onderzoek naar ontwijking bij de invoer van rijwielen verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, dat heeft geleid tot de vaststelling van de litigieuze verordening, en heeft zij het onderzoek hervat op het punt waarop de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. De heropening was beperkt tot de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie met betrekking tot City Cycle. Deze heropening heeft geleid tot de vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/28 van de Commissie van 9 januari 2018 tot herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle Industries (6) (de “City Cycleverordening”).

3.   Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-251/18

(7)

Bij arrest van 19 september 2019 in zaak C‐251/18, Trace Sport, heeft het Hof van Justitie, in antwoord op een door de rechtbank Noord-Holland ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing, voor recht verklaard dat de litigieuze verordening (7) ongeldig is voor zover zij van toepassing is op de invoer van vanuit Sri Lanka verzonden rijwielen, ongeacht of deze al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka zijn aangegeven. Het Hof van Justitie heeft geconcludeerd dat de litigieuze verordening geen individuele analyse bevatte van ontwijkingspraktijken waarbij Kelani Cycles en Creative Cycles betrokken zouden zijn. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de conclusie inzake het bestaan van overladingspraktijken in Sri Lanka rechtens niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de uitdrukkelijke dubbele vaststelling van de Raad, te weten, enerzijds, het bestaan van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de Unie en Sri Lanka, en anderzijds, het gebrek aan medewerking van een aantal producenten-exporteurs. Op basis hiervan heeft het Hof van Justitie de litigieuze verordening ongeldig verklaard voor zover zij van toepassing is op de invoer van uit Sri Lanka verzonden rijwielen, ongeacht of deze al dan niet als van oorsprong uit Sri Lanka zijn aangegeven.

4.   Gevolgen van het arrest in zaak C‐251/18

(8)

Overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moeten de instellingen van de Unie de maatregelen nemen die nodig zijn om het arrest van 19 september 2019 uit te voeren.

(9)

Uit de rechtspraak volgt dat wanneer een verordening tot instelling van antidumpingrechten bij een arrest van het Hof van Justitie nietig of ongeldig wordt verklaard, de instelling die de maatregelen moet nemen die ter uitvoering van dat arrest nodig zijn, de aan die verordening ten grondslag liggende procedure kan heropenen, ook al voorziet de toepasselijke regeling niet uitdrukkelijk in die mogelijkheid (8).

(10)

Tenzij de gehele procedure nietig is door de vastgestelde onregelmatigheid, kan de betrokken instelling bovendien de procedure heropenen in de fase waarin die onregelmatigheid is begaan, teneinde een handeling vast te stellen ter vervanging van een eerdere, nietig of ongeldig verklaarde handeling (9). Dit houdt met name in dat wanneer een handeling tot afsluiting van een bestuurlijke procedure nietig wordt verklaard, de nietigverklaring niet noodzakelijkerwijs betrekking heeft op de voorbereidende handelingen, zoals in casu die tot inleiding van de antiontwijkingsprocedure krachtens Verordening (EU) nr. 875/2012 van de Commissie (10).

(11)

De Commissie heeft aldus de mogelijkheid om de aspecten van de litigieuze verordening die tot de ongeldigverklaring ervan hebben geleid te corrigeren, en de delen waarvoor het arrest geen gevolgen heeft ongewijzigd te laten (11).

B.   PROCEDURE

1.   Procedure tot aan het arrest

(12)

De Commissie bevestigt de overwegingen 1 tot en met 23 van de litigieuze verordening. Deze worden onaangetast gelaten door het arrest.

2.   Heropening

(13)

Naar aanleiding van het arrest in zaak C‐251/18, Trace Sport, heeft de Commissie op 2 december 2019 een uitvoeringsverordening (12) bekendgemaakt tot heropening van het onderzoek naar ontwijking bij de invoer van rijwielen verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, dat heeft geleid tot de vaststelling van de litigieuze verordening, en heeft zij het onderzoek hervat op het punt waarop de onregelmatigheid heeft plaatsgevonden (“heropeningsverordening”).

(14)

De heropening is beperkt tot de uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C‐251/18, Trace Sport. In dat arrest betreft de door het Hof van Justitie vastgestelde onwettigheid de bewijslast die artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 in de toen geldende versie op de instellingen van de Unie legt.

(15)

Aangezien de City Cycleverordening niet wordt geraakt door de door het Hof van Justitie in zaak C‐251/18 vastgestelde onregelmatigheid, heeft deze procedure geen betrekking op de definitieve antidumpingrechten op vanuit Sri Lanka verzonden rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle Industries.

(16)

De Commissie heeft de Sri Lankaanse producenten-exporteurs, de vertegenwoordigers van de overheid van Sri Lanka, de bedrijfstak van de Unie en andere bekende belanghebbenden uit het antiontwijkingsonderzoek in kennis gesteld van de heropening van het onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in de heropeningsverordening genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen. Geen van de belanghebbenden heeft een hoorzitting met de Commissie of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aangevraagd.

3.   Registratie van de invoer

(17)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd.

(18)

Op 2 december 2019 heeft de Commissie, bij de heropeningsverordening, de invoer van rijwielen verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, aan registratie onderworpen.

4.   Onderzocht product

(19)

Het onderzochte product is hetzelfde als dat in de litigieuze verordening, namelijk rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“China”), die momenteel zijn ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712003010 en 8712007091), verzonden uit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka.

C.   BEOORDELING NA HET ARREST

1.   Opmerkingen vooraf

(20)

In de eerste plaats heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat de litigieuze verordening geen individuele analyse bevatte van ontwijkingspraktijken waarbij Kelani Cycles en Creative Cycles betrokken zouden zijn. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de conclusie inzake het bestaan van overladingspraktijken in Sri Lanka rechtens niet uitsluitend kan worden gebaseerd op de uitdrukkelijke dubbele vaststelling van de Raad, te weten, enerzijds, het bestaan van een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen de Unie en Sri Lanka, en anderzijds, het gebrek aan medewerking van een aantal producenten-exporteurs.

(21)

In de tweede plaats wordt in het arrest niet betwist dat de Raad Kelani Cycles als een niet-medewerkende partij in het onderzoek mocht beschouwen en dat er op nationaal niveau in Sri Lanka sprake was van een aanzienlijke mate van niet-medewerking (ondernemingen die niet hebben meegewerkt of medewerking introkken, vertegenwoordigden tijdens de verslagperiode 75 % van de totale uitvoer uit Sri Lanka). Creative Cycles werkte niet mee aan het onderzoek. De overwegingen 35 tot en met 42 van de litigieuze verordening worden daarom bevestigd.

2.   Ondermijning van de corrigerende werking van het antidumpingrecht

(22)

De Raad heeft in de overwegingen 93 tot en met 96 van de litigieuze verordening vastgesteld dat er aanwijzingen zijn dat het corrigerende effect van het antidumpingrecht in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening werd ondermijnd. Deze bevinding wordt bevestigd.

3.   Bewijs voor dumping

(23)

De Raad heeft in de overwegingen 97 en 98, alsmede 107 tot en met 110 van de litigieuze verordening, vastgesteld dat er sprake was van dumping ten aanzien van de voor het soortgelijke product overeenkomstig artikel 13, lid 1, van de basisverordening eerder vastgestelde normale waarden. Deze bevinding wordt bevestigd.

4.   Bestaan van ontwijkingspraktijken

(24)

De litigieuze verordening is ongeldig verklaard omdat de Raad niet heeft aangetoond dat individuele ondernemingen betrokken waren bij ontwijkingpraktijken. Er zij aan herinnerd dat het bestaan van ontwijkingspraktijken onder meer kan worden vastgesteld op basis van overlading of op basis van assemblageactiviteiten.

(25)

Tijdens het antiontwijkingsonderzoek hebben zes ondernemingen in Sri Lanka overeenkomstig artikel 13, lid 4, van de basisverordening een verzoek om vrijstelling ingediend. Deze zes ondernemingen vertegenwoordigden 69 % van de totale invoer uit Sri Lanka in de Unie tijdens de in dat onderzoek vastgestelde verslagperiode (1 september 2011 tot en met 31 augustus 2012). Van deze zes ondernemingen werden er drie vrijgesteld van de uitgebreide rechten en staakte er één haar medewerking. De verzoeken om vrijstelling van de twee resterende ondernemingen (Kelani Cycles en City Cycle Industries) werden afgewezen omdat deze ondernemingen niet konden aantonen dat zij niet betrokken waren bij ontwijkingspraktijken. Zoals vermeld in de overwegingen 37 tot en met 42 en 144, alsmede 146 tot en met 149 van de litigieuze verordening, werden deze bevindingen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening gebaseerd op de beschikbare gegevens.

(26)

Uit het heropende onderzoek is gebleken dat er geen gegevens op bedrijfsniveau beschikbaar waren om de conclusie dat er sprake is van overlading te staven. Derhalve werd geconcludeerd dat er geen overlading kon worden vastgesteld.

(27)

Uit de beschikbare gegevens bleek echter dat er sprake was van ontwijkingspraktijken via assemblage. Het bewijsmateriaal was gebaseerd op de bestaande gegevens die City Cycle en Kelani Cycles tijdens het antiontwijkingsonderzoek hadden ingediend. De Raad had deze gegevens niet eerder uitvoerig onderzocht, omdat hij van oordeel was dat dit niet nodig was om rechtens genoegzaam aan te tonen dat er sprake was van ontwijkingspraktijken. Aangezien het Hof de toepasselijke rechtsnorm heeft verduidelijkt, achtte de Commissie het echter wenselijk al het in het dossier aanwezige bewijsmateriaal opnieuw te beoordelen in het licht van de conclusies van het arrest van het Hof van Justitie in zaak C‐251/18, Trace Sport.

(28)

Zoals vermeld in de overwegingen 3 tot en met 5, heeft de Commissie in 2017 het onderzoek betreffende City Cycle heropend. De overwegingen 22 tot en met 25 van de City Cycleverordening zetten het bewijsmateriaal met betrekking tot City Cycle uitvoerig uiteen, waaruit blijkt dat in Sri Lanka ontwijkingspraktijken via assemblage plaatsvonden. Voorts kon het verzoek om vrijstelling van City Cycle op basis van artikel 13, lid 4, van de basisverordening niet worden ingewilligd doordat de onderneming onvoldoende meewerkte en niet op basis van de eigen gegevens kon aantonen dat zij de maatregelen niet ontweek. Zoals vermeld in overweging 15, heeft het arrest van het Hof in zaak C‐251/18 geen gevolgen voor de City Cycleverordening.

(29)

Tijdens het antiontwijkingsonderzoek was Kelani Cycles niet in staat om aan te tonen dat zij moest worden vrijgesteld, zoals uiteengezet in de overwegingen 39 en 40, alsmede 146 tot en met 149 van de litigieuze verordening. De onderneming werkte onvoldoende mee en artikel 18, lid 1, van de basisverordening werd toegepast.

(30)

Voorts werd tijdens het antiontwijkingsonderzoek vastgesteld dat Great Cycles, een verbonden onderneming van Creative Cycles, de leverancier van rijwielonderdelen aan Kelani Cycles was. Zowel Great Cycles als Creative Cycles waren gevestigd in Sri Lanka en de banden tussen Kelani Cycles en die ondernemingen gingen verder dan de banden tussen een gewone koper en verkoper. De banden tussen de drie ondernemingen konden wegens het gebrek aan medewerking van Kelani Cycles tijdens het antiontwijkingsonderzoek niet worden verduidelijkt. Bovendien werd Kelani Cycles opgericht in december 2011, nadat de diensten van de Commissie Creative Cycles en haar verbonden onderneming Great Cycles onderzochten op fraude met betrekking tot oorsprong, en hierdoor Creative Cycles haar rijwielassemblageactiviteiten stopzette. Creative Cycles verleende geen medewerking aan het onderzoek naar ontwijking van de maatregelen. Bovendien werd tijdens het onderzoek naar de ontwijking van de maatregelen vastgesteld dat Kelani Cycles gericht was op uitvoer en zich richtte op de markt van de Unie. Kelani Cycles begon in augustus 2012 rijwielen naar de markt van de Unie uit te voeren. Ook bleek dat de voor de productie gebruikte onderdelen voornamelijk uit China afkomstig waren. Daarom werd geconcludeerd dat aan de voorwaarden van artikel 13, lid 2, onder a), van de basisverordening was voldaan.

(31)

Vervolgens heeft de Commissie de voorwaarden van artikel 13, lid 2, onder b), van de basisverordening onderzocht om vast te stellen of de activiteiten van Kelani Cycles konden worden beschouwd als assemblagewerkzaamheden waardoor de geldende definitieve antidumpingrechten werden ontweken, dus of:

a)

de grondstoffen (rijwielonderdelen) uit China meer dan 60 % van de totale waarde van de onderdelen van het geassembleerde product uitmaakten (60/40 test), en

b)

de waarde die tijdens de assemblage aan de ingevoerde delen werd toegevoegd, minder dan 25 % van de fabricagekosten bedroeg (25 % toegevoegde waardetest).

(32)

Kelani Cycles meldde aankopen van rijwielonderdelen uit China, maar ook bij Great Cycles, een Sri Lankaanse onderneming. Hoewel Kelani Cycles betoogde dat de van deze laatste gekochte onderdelen van oorsprong uit Sri Lanka waren, bleek uit het onderzoek dat Great Cycles deze rijwielonderdelen vervaardigde met onderdelen (ruwe frames en vorken) die in China werden gekocht (meer dan 60 % van de totale waarde van de onderdelen van het geassembleerde product), terwijl de door Great Cycles in het productieproces toegevoegde waarde minder dan 25 % was, en voornamelijk uit lassen en verven bestond. Daarom werd, analoog (13) aan artikel 13, lid 2, onder b), van de basisverordening, geoordeeld dat de van Great Cycles gekochte onderdelen afkomstig waren uit China.

(33)

Met betrekking tot alle onderdelen die worden gebruikt bij de assemblage van rijwielen door Kelani Cycles was de Commissie van mening dat de meest betrouwbare bron de ter plaatse verstrekte kostendeclaraties betreffende verschillende soorten rijwielen waren. Op basis hiervan is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de onderdelen die in China werden aangekocht (met inbegrip van de door Great Cycle geleverde onderdelen) en die door Kelani Cycles werden gebruikt bij het assembleren van de naar de Unie uitgevoerde rijwielen, afhankelijk van het type rijwiel, tussen 80 en 100 % van alle delen van het geassembleerde rijwiel uitmaken.

(34)

De toegevoegde waarde van 25 % was gebaseerd op de door Kelani Cycles tijdens het antiontwijkingsonderzoek meegedeelde assemblagekosten. De toegevoegde waarde werd berekend over de onderdelen van oorsprong uit China, zoals vastgesteld in de overwegingen 32 en 33. De waarde van de in Sri Lanka gekochte onderdelen (banden) werd geschat op basis van de kostendeclaraties per productsoort die werden verstrekt tijdens de controle ter plaatse die tijdens het onderzoek naar de ontwijking van de maatregelen werd uitgevoerd. Daardoor bedroeg de waarde die tijdens de assemblagewerkzaamheden werd toegevoegd aan de uit China afkomstige onderdelen minder dan 25 % van de fabricagekosten.

(35)

Wat de criteria van artikel 13, lid 2, onder c), van de basisverordening betreft, werden, zoals vermeld in de overwegingen 24 en 25, de relevante bevindingen tijdens het antiontwijkingsonderzoek niet beïnvloed en derhalve bevestigd.

(36)

Bijgevolg werd het bestaan van ontwijkingspraktijken via assemblage op nationaal niveau in Sri Lanka vastgesteld op basis van het bovengenoemde bewijsmateriaal dat op het niveau van de onderneming beschikbaar was, en waaruit het bestaan van ontwijkingspraktijken bleek. Gezien de hoge mate van niet-medewerking in Sri Lanka, zoals vermeld in overweging 21, konden geen argumenten tegen deze conclusie worden gevonden.

(37)

Daarom wordt vastgesteld dat er in Sri Lanka sprake is van assemblage in de zin van artikel 13, lid 2, van de basisverordening.

5.   Verzoeken om vrijstelling

(38)

Doordat Kelani Cycles onvoldoende meewerkte en niet op basis van de eigen gegevens kon aantonen dat zij de maatregelen niet ontweek, kon haar verzoek om vrijstelling op grond van artikel 13, lid 4, van de basisverordening niet gerechtvaardigd worden geacht.

(39)

Wat de situatie betreft van de onderneming die haar verzoek om vrijstelling tijdens het antiontwijkingsonderzoek heeft ingetrokken, zoals vermeld in overweging 21, heeft het arrest van het Hof geen gevolgen voor overweging 36 van de litigieuze verordening, die als zodanig wordt bevestigd. Deze onderneming kon derhalve geen vrijstelling krijgen.

D.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(40)

Alle partijen zijn op de hoogte gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was opnieuw een definitief antidumpingrecht in te stellen op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn na deze mededeling opmerkingen maken. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

E.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(41)

Op basis van het bovenstaande wordt het passend geacht de oorspronkelijke maatregelen uit te breiden tot rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712003010 en 8712007091).

(42)

Zoals vermeld in de overwegingen 9, 10 en 11, werd het onderzoek naar de ontwijking van de maatregelen hervat op het punt waar de onwettigheid zich heeft voorgedaan. De Commissie heeft met de huidige heropening de aspecten van de litigieuze verordening die tot de ongeldigverklaring ervan hebben geleid, gecorrigeerd. De delen van de litigieuze verordening waarvoor het arrest van het Hof geen gevolgen had, bleven geldig. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie kunnen de hervatting van de administratieve procedure en het opnieuw instellen van antidumpingrechten ten aanzien van invoer die plaatsvond in de periode waarin de ongeldige verordening van toepassing was, niet in strijd met het verbod van terugwerkende kracht worden geacht (14).

(43)

Derhalve acht de Commissie het in het licht van de specifieke aard van het antiontwijkingsinstrument, dat is ontworpen om de doeltreffendheid van het antidumpinginstrument te beschermen, en gelet op het feit dat uit het onderzoek op basis van de door ondernemingen zelf verstrekte gegevens is gebleken dat er sprake is van ontwijkingspraktijken, passend om opnieuw maatregelen in te stellen vanaf de datum van de opening van het antiontwijkingsonderzoek (namelijk vanaf 25 september 2012).

(44)

Deze verordening is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van de basisverordening ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het definitieve antidumpingrecht op rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, wordt vanaf 6 juni 2013 uitgebreid tot rijwielen (inclusief bakfietsen, maar exclusief eenwielers), zonder motor, verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8712 00 30 en ex 8712 00 70 (Taric-codes 8712003010 en 8712007091), met uitzondering van die welke door de onderstaande ondernemingen zijn geproduceerd:

Land

Onderneming

Aanvullende Taric-code

Sri Lanka

Asiabike Industrial Limited, nr. 114, Galle Road, Henamulla, Panadura, Sri Lanka

B768

Sri Lanka

BSH Ventures (Private) Limited,

nr. 84, Campbell Place, Colombo‐10, Sri Lanka

B769

Sri Lanka

Samson Bikes (Pvt) Ltd,

nr. 110, Kumaran Rathnam Road, Colombo 02, Sri Lanka

B770

De invoer afkomstig van City Cycle Industries (aanvullende Taric-code B131) valt onder Uitvoeringsverordening (EU) 2018/28 van de Commissie van 9 januari 2018 tot herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka.

2.   Het bij lid 1 van dit artikel uitgebreide recht wordt geïnd op ingevoerde producten verzonden vanuit Sri Lanka, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, die overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 875/2012 en artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 zijn geregistreerd of die zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1997 van de Commissie van 29 november 2019, met uitzondering van de producten die door de in lid 1 vermelde ondernemingen zijn geproduceerd.

Artikel 2

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de bij artikel 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1997 van de Commissie van 29 november 2019 ingestelde registratie van de invoer te beëindigen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad van 3 oktober 2011 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 (PB L 261 van 6.10.2011, blz. 2).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (PB L 153 van 5.6.2013, blz. 1).

(4)  Gevoegde zaken C‐248/15 P (hogere voorziening ingesteld door de bedrijfstak van de Unie), C‐254/15 P (hogere voorziening ingesteld door de Europese Commissie) en C‐260/15 P (hogere voorziening ingesteld door de Raad van de Europese Unie).

(5)  Bericht betreffende het arrest van het Gerecht van 19 maart 2015 in zaak T‐413/13, City Cycle Industries/Raad van de Europese Unie en het arrest van het Hof van Justitie van 26 januari 2017 in de zaken C‐248/15 P, C‐254/15 P en C‐260/15 P in verband met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (2017/C 113/05) (PB C 113 van 11.4.2017, blz. 4).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/28 van de Commissie van 9 januari 2018 tot herinstelling van een definitief antidumpingrecht op rijwielen, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Sri Lanka, afkomstig van City Cycle Industries (PB L 5 van 10.1.2018, blz. 27).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013.

(8)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann, C‐256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punt 73; zie ook arrest van het Hof van 19 juni 2019, C & J Clark International, C‐612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 43.

(9)  Ibid., punt 74; zie ook arrest van het Hof van 19 juni 2019, C & J Clark International, C‐612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 43.

(10)  Verordening (EU) nr. 875/2012 van de Commissie van 25 september 2012 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 van de Raad ingestelde antidumpingrechten op rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China, door de invoer van rijwielen verzonden vanuit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 258 van 26.9.2012, blz. 21).

(11)  Arrest van het Hof van Justitie van 3 oktober 2000, Industrie des Poudres Sphériques/Raad, C‐458/98 P, ECLI:EU:C:2000:531, punten 80 tot en met 85.

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1997 van de Commissie van 29 november 2019 tot heropening van het onderzoek naar aanleiding van het arrest van 19 september 2019 in zaak C‐251/18, Trace Sport, met betrekking tot Uitvoeringsverordening (EU) nr. 501/2013 van de Raad van 29 mei 2013 tot uitbreiding van het definitieve antidumpingrecht dat bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 990/2011 is ingesteld op de invoer van rijwielen van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot de invoer van rijwielen verzonden uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Indonesië, Maleisië, Sri Lanka en Tunesië (PB L 310 van 2.12.2019, blz. 29).

(13)  Arrest van het Hof van Justitie van 12 september 2019, Kolachi, C‐709/17 P.

(14)  Arresten van het Hof van Justitie van 15 maart 2018, Deichmann, C‐256/16, ECLI:EU:C:2018:187, punt 79, en 19 juni 2019, C & J Clark International, C‐612/16, ECLI:EU:C:2019:508, punt 58.


BESLUITEN

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/12


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1141 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2020

tot wijziging van Besluit 2011/163/EU tot goedkeuring van de door derde landen ingediende residubewakingsplannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5076)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (1), en met name artikel 29, lid 1, vierde alinea, en artikel 29, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 29, lid 1, van Richtlijn 96/23/EG wordt vereist dat derde landen waaruit de lidstaten onder die richtlijn vallende dieren en dierlijke producten mogen invoeren, residubewakingsplannen indienen die de nodige garanties bieden (“de plannen”). De plannen moeten ten minste de groepen residuen en stoffen omvatten die in bijlage I bij die richtlijn zijn vermeld.

(2)

Bij Besluit 2011/163/EU van de Commissie (2) worden de door bepaalde derde landen ingediende plannen betreffende in de bijlage bij dat besluit nader omschreven dieren en dierlijke producten goedgekeurd (“de lijst”).

(3)

Bosnië en Herzegovina heeft bij de Commissie een plan voor aquacultuurproducten ingediend dat uitsluitend betrekking heeft op vis. Daarom moet een specificatie die de goedkeuring voor aquacultuurproducten beperkt tot vis aan de lijst worden toegevoegd.

(4)

Botswana is opgenomen in de lijst voor runderen, paarden en gekweekt wild. Dat derde land heeft de Commissie echter meegedeeld dat het niet langer levende paarden en vlees van gekweekt wild naar de Unie zal uitvoeren. De vermelding voor Botswana voor paarden en gekweekt wild moet daarom uit de lijst worden geschrapt.

(5)

Iran heeft bij de Commissie een plan voor aquacultuurproducten ingediend dat uitsluitend betrekking heeft op schaaldieren. Daarom moet een specificatie die de goedkeuring voor aquacultuurproducten beperkt tot schaaldieren aan de lijst worden toegevoegd.

(6)

Myanmar/Birma heeft bij de Commissie een plan voor honing ingediend. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. Daarom moet voor Myanmar/Birma een vermelding voor honing in de lijst worden opgenomen.

(7)

Nieuw-Caledonië is opgenomen in de lijst voor runderen, aquacultuurproducten, vrij wild, gekweekt wild en honing. Dat derde land heeft de Commissie echter meegedeeld dat het niet langer vlees van runderen en vrij wild naar de Unie zal uitvoeren en dat het plan voor aquacultuurproducten uitsluitend betrekking heeft op schaaldieren. De vermelding voor Nieuw-Caledonië voor runderen en vrij wild moet daarom uit de lijst worden geschrapt en een specificatie die de goedkeuring voor aquacultuurproducten beperkt tot schaaldieren moet aan de lijst worden toegevoegd.

(8)

Sierra Leone heeft bij de Commissie een plan voor honing ingediend. Dat plan biedt voldoende garanties en moet worden goedgekeurd. Daarom moet voor Sierra Leone een vermelding voor honing in de lijst worden opgenomen.

(9)

Suriname is in de lijst van goedkeuringen opgenomen voor aquacultuurproducten. Suriname heeft de Commissie echter meegedeeld dat het niet langer aquacultuurproducten naar de Unie zal uitvoeren. De vermelding voor Suriname voor aquacultuurproducten moet daarom uit de lijst worden geschrapt.

(10)

Tunesië is in de lijst van goedkeuringen opgenomen voor pluimvee, aquacultuurproducten en vrij wild. Dat derde land heeft bij de Commissie een plan voor pluimvee ingediend dat onvoldoende garanties biedt en een plan voor aquacultuurproducten dat alleen betrekking heeft op vis. De vermelding voor Tunesië voor pluimvee moet daarom uit de lijst worden geschrapt en een specificatie die de goedkeuring voor aquacultuurproducten beperkt tot vis moet aan de lijst worden toegevoegd.

(11)

Kosovo (*) heeft geen plan voor pluimvee ingediend, maar Kosovo heeft garanties gegeven ten aanzien van grondstoffen van pluimvee van oorsprong uit lidstaten of uit derde landen die dergelijke grondstoffen naar de Europese Unie mogen uitvoeren. Daarom moet voor Kosovo een vermelding voor pluimvee, met de desbetreffende voetnoot, in de lijst worden opgenomen.

(12)

Besluit 2011/163/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Besluit 2011/163/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 125 van 23.5.1996, blz. 10.

(2)  Besluit 2011/163/EU van de Commissie van 16 maart 2011 tot goedkeuring van de door derde landen ingediende plannen overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad (PB L 70 van 17.3.2011, blz. 40).

(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


BIJLAGE

“BIJLAGE

ISO 2-code

Land

Runderen

Schapen/geiten

Varkens

Paarden

Pluimvee

Aquacultuurproducten

Melk

Eieren

Konijnen

Vrij wild

Gekweekt wild

Honing

AD

Andorra

X

X

X (3)

X

 

 

 

 

 

 

 

X

AE

Verenigde Arabische Emiraten

 

 

 

 

 

X (3)

X (1)

 

 

 

 

 

AL

Albanië

 

X

 

 

 

X (7)

 

X

 

 

 

 

AM

Armenië

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

AR

Argentinië

X

X

 

X

X

X

X

X

X

X

X

X

AU

Australië

X

X

 

X

 

X

X

 

 

X

X

X

BA

Bosnië en Herzegovina

X

X

X

 

X

X (7)

X

X

 

 

 

X

BD

Bangladesh

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

BF

Burkina Faso

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

BJ

Benin

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

BN

Brunei

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

BR

Brazilië

X

 

 

X

X

X

 

 

 

 

 

X

BW

Botswana

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BY

Belarus

 

 

 

X (2)

 

X

X

X

 

 

 

 

BZ

Belize

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

CA

Canada

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

CH

Zwitserland

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

X

CL

Chili

X

X

X

 

X

X

X

 

 

X

 

X

CM

Kameroen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

CN

China

 

 

 

 

X

X

 

X

X

 

 

X

CO

Colombia

 

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

CR

Costa Rica

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

CU

Cuba

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

DO

Dominicaanse Republiek

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

EC

Ecuador

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

ET

Ethiopië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

FK

Falklandeilanden

X

X

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

FO

Faeröer

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

GH

Ghana

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

GE

Georgië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

GL

Groenland

 

X

 

 

 

 

 

 

 

 

X

 

GT

Guatemala

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

HN

Honduras

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

ID

Indonesië

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

IL

Israël (5)

 

 

 

 

X

X

X

X

 

 

X

X

IN

India

 

 

 

 

 

X

 

X

 

 

 

X

IR

Iran

 

 

 

 

 

X (9)

 

 

 

 

 

 

JM

Jamaica

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

JP

Japan

X

 

X

 

X

X

X

X

 

 

 

 

KE

Kenia

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

KG

Kirgizië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

KR

Zuid-Korea

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

LK

Sri Lanka

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

MA

Marokko

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

 

MD

Moldavië

 

 

 

 

X

X

 

X

 

 

 

X

ME

Montenegro

X

X

X

 

X

X

X

X

 

 

 

X

MG

Madagaskar

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

MKD

Noord-Macedonië

X

X

X

 

X

X

X

X

 

X

 

X

MM

Myanmar/Birma

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

MU

Mauritius

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X (3)

MX

Mexico

 

 

 

 

 

X

 

X

 

 

 

X

MY

Maleisië

 

 

 

 

X (3)

X

 

 

 

 

 

 

MZ

Mozambique

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

NA

Namibië

X

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NC

Nieuw-Caledonië

 

 

 

 

 

X (9)

 

 

 

 

X

X

NI

Nicaragua

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

NZ

Nieuw-Zeeland

X

X

 

X

 

X

X

 

 

X

X

X

PA

Panama

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

PE

Peru

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

PH

Filipijnen

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

PM

Saint-Pierre en Miquelon

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

 

PN

Pitcairneilanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

PY

Paraguay

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

RS

Servië

X

X

X

X (2)

X

X

X

X

 

X

 

X

RU

Rusland

X

X

X

 

X

 

X

X

 

 

X (4)

X

RW

Rwanda

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

SA.

Saudi-Arabië

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

SG

Singapore

X (3)

X (3)

X (3)

X (6)

X (3)

X

X (3)

 

 

X (6)

X (6)

 

SL

Sierra Leone

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

SM

San Marino

X

 

X (3)

 

 

 

X

 

 

 

 

X

SV

El Salvador

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

SZ

Eswatini

X

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

TH

Thailand

 

 

 

 

X

X

 

 

 

 

 

X

TN

Tunesië

 

 

 

 

 

X (7)

 

 

 

X

 

 

TR

Turkije

 

 

 

 

X

X

X

X

 

 

 

X

TW

Taiwan

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

TZ

Tanzania

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

UA

Oekraïne

X

 

X

 

X

X

X

X

X

 

 

X

UG

Uganda

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

US

Verenigde Staten

X

X

X

 

X

X

X

X

X

X

X

X

UY

Uruguay

X

X

 

X

 

X

X

 

 

X

 

X

VE

Venezuela

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

 

VN

Vietnam

 

 

 

 

 

X

 

 

 

 

 

X

ZA

Zuid-Afrika

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X

X (8)

 

XK

Kosovo

 

 

 

 

X (3)

 

 

 

 

 

 

 

ZM

Zambia

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

X


(1)  Alleen kamelenmelk.

(2)  Uitvoer naar de Unie van levende paardachtigen voor de slacht (uitsluitend dieren voor de levensmiddelenproductie).

(3)  Derde landen die alleen grondstoffen gebruiken uit lidstaten of uit andere derde landen die zijn goedgekeurd voor de invoer van dergelijke grondstoffen naar de Unie, overeenkomstig artikel 2.

(4)  Alleen voor rendieren uit de regio’s Moermansk en Yamalo-Nenets.

(5)  De Staat Israël met uitzondering van de gebieden onder Israëlisch bestuur sinds juni 1967, namelijk de Golanhoogvlakte, de Gazastrook, Oost-Jeruzalem en de rest van de Westelijke Jordaanoever.

(6)  Alleen voor verse vleesproducten van oorsprong uit Nieuw-Zeeland die bestemd zijn voor de Unie en al dan niet met opslag worden ingeladen en overgeladen in en doorgevoerd via Singapore.

(7)  Alleen vis.

(8)  Alleen loopvogels.

(9)  Alleen schaaldieren.”


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/20


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/1142 VAN DE COMMISSIE

van 29 juli 2020

betreffende de verlenging van verscherpt toezicht voor Griekenland

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 5086)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 21 mei 2013 betreffende de versterking van het economische en budgettaire toezicht op lidstaten in de eurozone die ernstige moeilijkheden ondervinden of dreigen te ondervinden ten aanzien van hun financiële stabiliteit (1), en met name artikel 2, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Nadat de financiële bijstand van het Europees Stabiliteitsmechanisme op 20 augustus 2018 was afgelopen, is bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1192 van de Commissie (2) met ingang van 21 augustus 2018 voor een periode van zes maanden verscherpt toezicht voor Griekenland geactiveerd. Dit verscherpt toezicht is vervolgens driemaal verlengd (3), telkens voor een periode van nog eens zes maanden, laatstelijk vanaf 21 februari 2020.

(2)

Sinds 2010 heeft Griekenland aanzienlijke financiële bijstand ontvangen, waardoor de uitstaande verplichtingen van Griekenland tegenover de lidstaten van de eurozone, de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabiliteitsmechanisme tot in totaal 243 700 miljoen EUR zijn opgelopen. Griekenland heeft tegen gunstige voorwaarden financiële steun van zijn Europese partners gekregen en, om zijn schuld een meer houdbare basis te geven, zijn in 2012, en opnieuw in 2017, in het kader van het Europees Stabiliteitsmechanisme specifieke maatregelen goedgekeurd. Op 22 juni 2018 is in de Eurogroep een politiek akkoord bereikt over de uitvoering van extra maatregelen om de houdbaarheid van de schuld te waarborgen. Over sommige van deze maatregelen, waaronder de storting van bedragen die gelijk zijn aan de opbrengsten van Griekse overheidsobligaties die door de nationale centrale banken van de eurozone worden aangehouden in het kader van de Agreement on Net Financial Assets en het Securities Markets Programme, kan halfjaarlijks in de Eurogroep overeenstemming worden bereikt op basis van positieve rapportage in het kader van het verscherpt toezicht op de naleving door Griekenland van zijn beleidstoezeggingen voor de post-programmaperiode. In dit verband is de vrijgave van de eerste drie tranches van beleidsafhankelijke schuldmaatregelen uitgevoerd na het akkoord van de Eurogroep in, respectievelijk, april 2019, december 2019 en juni 2020.

(3)

Griekenland heeft in de Eurogroep toegezegd alle essentiële hervormingen die in het kader van het programma ter ondersteuning van de stabiliteit van het Europees Stabiliteitsmechanisme (“het programma”) zijn goedgekeurd, voort te zetten en af te ronden en de doelstellingen van de belangrijke hervormingen die in het kader van dat programma en de voorgangers ervan zijn goedgekeurd, zeker te stellen. Ook heeft Griekenland toegezegd specifieke acties te zullen ondernemen op het gebied van budgettair en budgettair-structureel beleid, sociale voorzieningen, financiële stabiliteit, arbeids- en productmarkten, privatisering en openbaar bestuur. Die specifieke acties, die in een bijlage bij de verklaring van de Eurogroep van 22 juni 2018 zijn uiteengezet, zullen bijdragen tot het aanpakken van de buitensporige macro-economische onevenwichtigheden en de (potentiële) oorzaken van economische moeilijkheden in Griekenland.

(4)

Op 26 februari 2020 heeft de Commissie haar landverslag 2020 voor Griekenland (4) gepubliceerd. De Commissie heeft geconcludeerd dat Griekenland met buitensporige macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd (5). Hoewel op een aantal gebieden vooruitgang zichtbaar is, zijn er nog steeds aanzienlijke kwetsbare punten en historisch gegroeide effecten, die verband houden met de hoge overheidsschuld, het hoge niveau van niet-renderende leningen op de balansen van banken en de externe sector, terwijl het groeipotentieel laag blijft en de werkloosheid hoog. Eind 2019 bedroeg de overheidsschuld van Griekenland 176,6 % van het bbp, het hoogste niveau in de Unie. De netto internationale investeringspositie van - 150,6 % van het bbp in 2019 blijft sterk negatief, ook al is daarin de hoge externe overheidsschuld tegen uiterst gunstige voorwaarden vervat. Daarnaast is er de afgelopen jaren weliswaar een aanzienlijke vermindering van het tekort op de lopende rekening, maar die volstaat niet om een vermindering van de hoge negatieve netto internationale investeringspositie in een bevredigend tempo te ondersteunen en die positie terug te brengen naar niveaus die als prudent gelden. Hoewel de werkloosheid verder blijft dalen ten opzichte van de piek van 27,8 % in 2013, bedroeg zij in februari 2020 nog steeds 16,1 %. De langdurige werkloosheid (11,9 % in het vierde kwartaal van 2019) en de jeugdwerkloosheid (35,6 % in februari 2020) blijven hoog, ook al zijn deze fors gedaald vergeleken met de pieken tijdens de crisis (toen de langdurige werkloosheid in het tweede kwartaal van 2014 een piek bereikte van 19,9 % en de jeugdwerkloosheid uitkwam op 60,2 % in februari 2013).

(5)

Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de uitbraak van COVID-19 officieel uitgeroepen tot een wereldwijde pandemie. Deze pandemie vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en treft burgers, samenlevingen en economieën. Het gaat om een grote economische schok met ernstige negatieve gevolgen voor de macro-economische vooruitzichten van de Europese Unie. Griekenland zal waarschijnlijk bijzonder hard worden getroffen vanwege de sectorale samenstelling van zijn economie. Volgens de zomerprognose 2020 van de Commissie zou de neergang in 2020 [X %] kunnen bereiken, maar zou zij worden gevolgd door een snel, zij het onvolledig herstel in 2021. De onzekerheid rondom de prognose blijft groot. De pandemie zal waarschijnlijk leiden tot een aanzienlijke stijging van de overheidsschuld en een deel van de daling van de werkloosheid in de voorgaande jaren tenietdoen. Een snelle terugkeer naar groei zal van essentieel belang zijn om hysteresiseffecten te voorkomen en de sociaal-economische gevolgen van de crisis te beperken. De diepte van de recessie weerspiegelt het grote aandeel van de toeristische sector, waarvoor de opheffing van de reisbeperkingen uitermate onzeker is. Ook de scheepvaart en de vervoersector zullen waarschijnlijk een sterke neergang zien als gevolg van de krimp van de wereldhandel.

(6)

Sinds de pandemie is begonnen, hebben de EU en haar lidstaten ongekende maatregelen genomen om levens en inkomens te beschermen. Als reactie op de COVID-19-pandemie en als onderdeel van een gecoördineerde Unieaanpak heeft Griekenland tijdig begrotingsmaatregelen vastgesteld om de capaciteit van het gezondheidsstelsel te vergroten, de pandemie in te dammen en bijstand te verlenen aan personen en sectoren die bijzonder hard getroffen worden. De EU heeft nationale inspanningen ondersteund om de gezondheidscrisis aan te pakken en de gevolgen van de economische klap op te vangen. Zij heeft haar begroting vrijgemaakt om het virus te bestrijden, heeft de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact geactiveerd en de volledige flexibiliteit van de staatssteunregels gebruikt, en heeft een nieuw instrument voorgesteld om mensen aan het werk te houden, namelijk het instrument voor tijdelijke steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (“SURE”). Samen met de maatregelen van de Europese Centrale Bank en de Europese Investeringsbank stelt de EU meer dan een half biljoen euro beschikbaar voor de ondersteuning van werknemers en bedrijven. Tegen deze achtergrond heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad op 27 mei 2020 voorgesteld een faciliteit voor herstel en veerkracht in te stellen met het oog op het verlenen van aanzienlijke steun voor de uitvoering van hervormingen en investeringen ter versterking van de economieën van de lidstaten.

(7)

De gevolgen op middellange en lange termijn van de uitbraak van COVID-19 zullen in belangrijke mate afhangen van hoe snel de economieën van de lidstaten zich van de crisis zullen herstellen, wat afhangt van de maatregelen die de lidstaten, met de steun van de EU, zullen nemen om de sociale en economische gevolgen van de crisis te verzachten. Net als andere lidstaten moet Griekenland kunnen profiteren van het EU-herstelpakket dat zal bijdragen aan de financiering van essentiële hervormingen en investeringen die gericht zijn op het stimuleren van het groeipotentieel en het vergroten van de veerkracht van de economie. Zo kan worden voorkomen dat de verschillen in de Unie verder toenemen.

(8)

Op 20 mei 2020 heeft de Commissie haar zesde beoordeling in het kader van het verscherpt toezicht op Griekenland (6) uitgebracht. Zij concludeerde dat Griekenland, gezien de buitengewone omstandigheden ten gevolge van de uitbraak van COVID-19, de nodige maatregelen heeft getroffen om de van het land verwachte specifieke hervormingstoezeggingen te verwezenlijken. Bij deze beoordeling werd rekening gehouden met de nauwe samenwerking van de Griekse autoriteiten met de Europese instellingen en werd erkend dat prioriteit moet worden gegeven aan beleid dat focust op de uitvoering van noodmaatregelen in reactie op de pandemie. Tegen deze achtergrond werd in het verslag erkend dat de inperkingsmaatregelen een negatief effect hadden op de capaciteit voor de uitvoering van hervormingen tijdens de verslagperiode en werd opgemerkt dat het in de toekomst van essentieel belang zal zijn om de hervormingsdynamiek in stand te houden en, waar nodig, te versterken zodra het herstel aan de gang is.

(9)

In het licht van de diepgaande evaluatie 2020 door de Commissie en op basis van een beoordeling door de Commissie heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2020 en het stabiliteitsprogramma 2020 onderzocht. De Raad heeft rekening gehouden met de noodzaak de pandemie aan te pakken en het economisch herstel te faciliteren als eerste noodzakelijke stap om een aanpassing van de onevenwichtigheden mogelijk te maken. Hij heeft Griekenland aanbevolen (7) alle nodige maatregelen te nemen om de pandemie doeltreffend aan te pakken, onder meer door de veerkracht van het gezondheidsstelsel te versterken, regelingen voor werktijdverkorting en effectieve activeringsondersteuning te ontwikkelen om de impact van de crisis op de werkgelegenheid en de sociale situatie te mitigeren, maatregelen uit te rollen om liquiditeit te verschaffen, en publieke en private investeringen te bevorderen in een aantal prioritaire investeringsgebieden, waaronder de groene en digitale transitie. De Raad heeft de autoriteiten ook gevraagd om de hervormingen in overeenstemming met de post-programmatoezeggingen voort te zetten en te voltooien om een duurzaam economisch herstel opnieuw op te starten, wanneer de beperkingen die vanwege de COVID-19-uitbraak zijn opgelegd, stapsgewijs worden versoepeld.

(10)

De Griekse banksector is sinds het einde van het programma van het Europees Stabiliteitsmechanisme stabieler geworden en is nu beter bestand tegen schokken, maar risico’s uit het verleden en aanzienlijke onderliggende kwetsbare punten blijven bestaan, nog aangescherpt door de negatieve impact van de uitbraak van het coronavirus. De banken houden voldoende liquiditeit aan, maar het niveau van de niet-renderende leningen blijft hoog en komt neer op 68,5 miljard EUR of 40,6 % van de brutoblootstellingen aan leningen aan cliënten in december 2019 (8). De pandemie kan een halt toeroepen aan de geleidelijke daling van het volume niet-renderende leningen van de piek van 107,2 miljard EUR in maart 2016 naar 71,2 miljard EUR eind september 2019. Bovendien is de huidige economische schok van invloed op de strategieën van de banken voor de vermindering van niet-renderende leningen en op de secundaire markt voor niet-renderende leningen, alsook op de uitvoering van de Hercules-regeling ter ondersteuning van de securitisatie van dergelijke leningen, nadat de eerste transacties succesvol waren. De kapitaalpositie van de Griekse banken is in overeenstemming met de regelgevingsvereisten, maar de toezichtvereisten worden strenger en hun kapitaalbehoeften om het schuldafbouwproces van de niet-renderende leningen op middellange termijn te financieren, nemen toe, terwijl hun winstgevendheid laag is. Daardoor zijn Griekse banken sterk blootgesteld aan het risico van stijgende fundingkosten en een nieuwe verslechtering van de kwaliteit van activa als gevolg van de pandemie. De autoriteiten zetten stappen om de toegang tot financiering te helpen openhouden voor getroffen bedrijven. Dit is een aanvulling op initiatieven op het niveau van commerciële banken en kredietservicers. Zij hebben zich er ook toe verbonden de cruciale hervormingen van de financiële sector verder te bevorderen en de bestaande instrumenten voor de afwikkeling van niet-renderende leningen te verbeteren, omdat de uitbraak van COVID-19 negatieve gevolgen heeft voor het tempo van lopende en vroegere hervormingsinitiatieven. Deze hervormingen, zoals de herziening van de gefragmenteerde insolventieregeling, kunnen ertoe bijdragen dat de gevolgen van de crisis op middellange termijn voor de schuldenlast van de particuliere sector worden verzacht.

(11)

Ondanks de progressie van de afgelopen jaren staat Griekenland nog steeds voor grote uitdagingen wat betreft zijn ondernemingsklimaat en justitie. De autoriteiten blijven verder werken aan het verbeteren van het regelgevingskader en aan het stimuleren van het concurrentievermogen, ondanks de verschuivingen in de prioriteiten en de moeilijkheden in verband met de uitbraak van COVID-19. Griekenland heeft weliswaar progressie gemaakt op domeinen zoals het terugbrengen van de tijd die nodig is om een bedrijf te registreren en het versterken van de bescherming van minderheidsinvesteerders, toch loopt het op verschillende terreinen (bv. de handhaving van contracten, de registratie van onroerend goed, de afwikkeling van insolventie enz.) nog steeds ver achter bij de best presterende landen. De pandemie is een katalysator geweest voor de bevordering van de agenda voor digitaal bestuur en de autoriteiten hebben toegezegd aanvullende acties te ondernemen om de administratieve lasten voor bedrijven en burgers verder te verlichten.

(12)

Griekenland, dat in 2010 afgesneden raakte van financiering via de financiële markten, begon vanaf juli 2017 opnieuw toegang tot de markt te krijgen door de uitgifte van staatsobligaties. Het rendement op Griekse overheidsobligaties is voorzichtig beginnen te dalen nadat het ESM-programma in 2018 met succes was afgerond en is in 2019 sterk afgenomen. Sinds het begin van de pandemie heeft Griekenland met succes schatkistpapier en langlopende obligaties uitgegeven, hetgeen een aanwijzing is van blijvende toegang tot marktfinanciering, maar zijn voorwaarden voor het opnemen van leningen blijven niettemin blootgesteld aan hoge volatiliteit.

(13)

In het licht van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de voorwaarden die het instellen van verscherpt toezicht overeenkomstig artikel 2 van Verordening (EU) nr. 472/2013 rechtvaardigen, nog steeds aanwezig zijn. Met name blijft Griekenland met risico’s kampen ten aanzien van zijn financiële stabiliteit die, indien zij zich zouden voordoen, negatieve overloopeffecten op andere lidstaten van de eurozone kunnen hebben. Mochten overloopeffecten zich voordoen, dan zouden deze zich indirect kunnen voordoen doordat ze het beleggersvertrouwen — en daarmee de herfinancieringskosten voor banken en overheden in andere lidstaten van de eurozone — beïnvloeden.

(14)

Griekenland moet dus op middellange termijn maatregelen blijven nemen om de bronnen of potentiële oorzaken van de moeilijkheden aan te pakken en structurele hervormingen blijven doorvoeren om een robuust en duurzaam economisch herstel te ondersteunen, en zodoende de historisch gegroeide effecten van verscheidene factoren te verlichten. Deze factoren zijn onder meer de ernstige en langdurige neergang tijdens de crisis; de omvang van de Griekse schuldenlast; de kwetsbare plekken van zijn financiële sector; de aanhoudend relatief sterke onderlinge verwevenheid tussen de financiële sector en de Griekse overheidsfinanciën, onder meer door staatseigendom; het risico dat ernstige spanningen in een van deze sectoren overslaan naar andere lidstaten, alsook de blootstelling van de lidstaten van de eurozone aan de Griekse overheid.

(15)

Om de resterende risico’s aan te pakken en om te monitoren of de daarop afgestemde toezeggingen worden nagekomen, lijkt het noodzakelijk en passend het verscherpt toezicht op Griekenland uit hoofde van artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 472/2013 te verlengen.

(16)

Griekenland heeft bij brief van 24 juni 2020 de gelegenheid gekregen zijn standpunt over de beoordeling van de Commissie kenbaar te maken. In zijn antwoord van 29 juni 2020 heeft Griekenland zich in grote lijnen aangesloten bij de beoordeling door de Commissie van de economische uitdagingen waarvoor het land staat, hetgeen de basis vormt voor het verlengen van verscherpt toezicht.

(17)

Griekenland zal technische steun blijven ontvangen in het kader van het steunprogramma voor structurele hervormingen (zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad (9) en opvolgende wetgeving) voor het vormgeven en implementeren van hervormingen, onder meer voor de voortzetting en voltooiing van essentiële hervormingen in overeenstemming met de beleidstoezeggingen die in het kader van het verscherpt toezicht worden gemonitord.

(18)

De Commissie is voornemens bij de implementatie van het verscherpt toezicht nauw samen te werken met het Europees Stabiliteitsmechanisme, in de context van het systeem voor vroegtijdige waarschuwing daarvan,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De looptijd van het bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1192 geactiveerde verscherpt toezicht op Griekenland uit hoofde van artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 472/2013 wordt met ingang van 21 augustus 2020 voor een periode van nog eens zes maanden verlengd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 29 juli 2020.

Voor de Commissie

Paolo GENTILONI

Lid van de Commissie


(1)  PB L 140 van 27.5.2013, blz. 1.

(2)  PB L 211 van 22.8.2018, blz. 1.

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/338 van de Commissie (PB L 60 van 28.2.2019, blz. 17), Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1287 van de Commissie (PB L 202 van 31.7.2019, blz. 110) en Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/280 van de Commissie (PB L 59 van 28.2.2020, blz. 9).

(4)  SWD(2020) 507 final.

(5)  COM(2020) 150 final.

(6)  Europese Commissie: Enhanced Surveillance Report — Greece, mei 2020, Institutional Paper 127, mei 2020.

(7)  Aanbeveling van de Raad van 20 juli 2020 over het nationale hervormingsprogramma 2020 van Griekenland en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2020 van Griekenland.

(8)  Bron: Bank van Griekenland.

(9)  Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013 (PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1).


31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/24


BESLUIT (EU) 2020/1143 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 28 juli 2020

tot wijziging van Besluit (EU) 2020/440 betreffende een tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma (ECB/2020/36)

DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 127, lid 2, eerste streepje,

Gezien de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, en met name artikel 12.1, tweede alinea, in samenhang met artikel 3.1, eerste streepje, en artikel 18.1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Gelet op de uitzonderlijke economische en financiële omstandigheden in verband met de verspreiding van de door het coronavirus veroorzaakte ziekte (COVID-19) heeft de Raad van bestuur bij Besluit (EU) 2020/440 van de Europese Centrale bank (ECB/2020/17) (1) een nieuw tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma (pandemic emergency purchase programme — PEPP) gelanceerd. Het PEPP omvat alle activacategorieën uit hoofde van het uitgebreide programma voor de aankoop van activa (asset purchase programme — APP) van de Europese Centrale Bank, dat het programma voor de aankoop van door de publieke sector uitgegeven schuldbewijzen op secundaire markten, het derde programma voor de aankoop van gedekte obligaties, het aankoopprogramma voor effecten op onderpand van activa en het aankoopprogramma bedrijfssector omvat.

(2)

In overeenstemming met zijn mandaat om prijsstabiliteit te verzekeren, heeft de Raad van bestuur op 4 juni 2020 besloten om bepaalde ontwerpkenmerken van het PEPP te herzien. Deze herzieningen zijn bedoeld om te zorgen voor de noodzakelijke mate van monetaire accomodatie, alsook een soepele transmissie van het monetaire beleid met betrekking tot de spreiding in de tijd, over verschillende activacategorieën en over de verschillende rechtsgebieden, waardoor wordt bijgedragen tot het compenseren van de uitzonderlijk sterke en snelle verslechtering van de met de pandemie samenhangende, neerwaartse herziening van de verwachte inflatieontwikkeling.

(3)

Meer in het bijzonder heeft de Raad van bestuur besloten om het totale afzonderlijke bedrag voor het PEPP met 600 miljard EUR te verhogen naar in totaal 1 350 miljard EUR. Als reactie op de met de pandemie samenhangende, neerwaartse herziening van de inflatie gedurende de projectieperiode zal de uitbreiding van het PEPP de algemene monetairbeleidkoers verder versoepelen en de financieringscondities in de reële economie ondersteunen, in het bijzonder voor bedrijven en huishoudens. De aankopen worden op een flexibele manier voortgezet met betrekking tot de spreiding in de tijd, over de verschillende activacategorieën en over de verschillende rechtsgebieden. Dit maakt het mogelijk om de risico’s voor de soepele transmissie van het monetair beleid doeltreffend af te wenden.

(4)

Daarnaast heeft de Raad van bestuur besloten om de periode voor de nettoaankopen krachtens het PEPP te verlengen tot ten minste eind juni 2021, of langer indien noodzakelijk, in elk geval totdat de Raad van bestuur van oordeel is dat de crisisfase van COVID-19 voorbij is. Door de verlenging van minimumperiode voor aankoop wordt de nettoaankoopfase afgestemd op de verwachte duur van de meest ernstige beperkingen in verband met COVID-19 voor de normale economische bedrijvigheid en de daarmee gepaard gaande zwakke inflatiedruk.

(5)

Om het risico van een ongerechtvaardigde aanscherping van de financiële voorwaarden te vermijden op een tijdstip waarop het herstel na de pandemie waarschijnlijk onvolledig zal blijven, heeft de Raad van bestuur besloten de aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het PEPP en die de vervaldatum hebben bereikt, ten minste tot het einde van 2022 te herinvesteren en daarenboven de toekomstige uitfasering van de PEPP-portefeuille in ieder geval zo te sturen, dat de passende monetairbeleidskoers niet gehinderd wordt.

(6)

Besluit (EU) 2020/440 (ECB/2020/17) moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Besluit (EU) 2020/440 (ECB/2020/17)

Besluit (EU) 2020/440 (ECB/2020/17) wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Het Eurosysteem stelt hierbij het tijdelijke pandemie-noodaankoopprogramma (temporary pandemic emergency purchase programme — “PEPP”) in als een apart aankoopprogramma. Het totale budget van het PEPP bedraagt 1 350 miljard EUR. De aflossingen op effecten die zijn aangekocht in het kader van het PEPP en die de vervaldatum hebben bereikt, worden geherinvesteerd door het aankopen van beleenbare verhandelbare schuldbewijzen tot ten minste het einde van 2022. In ieder geval zal de toekomstige uitfasering van de PEPP-portefeuille zo worden gestuurd, dat de passende monetairbeleidskoers niet wordt gehinderd.”.

2)

In artikel 5 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   De Raad van bestuur delegeert aan de directie de bevoegdheid om het passende tempo en de samenstelling te bepalen van de maandelijkse PEPP-aankopen binnen het totaalbedrag van 1 350 miljard EUR. In het bijzonder kan de toewijzing van de uit hoofde van het PEPP gedane aankopen worden aangepast, rekening houdend met schommelingen in de spreiding van de aankoopstromen in de tijd, over de verschillende activacategorieën en over de verschillende rechtsgebieden.”.

Artikel 2

Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de vierde dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Frankfurt am Main, 28 juli 2020.

De president van de ECB

Christine LAGARDE


(1)  Besluit (EU) 2020/440 van de Europese Centrale Bank van dinsdag 24 maart 2020 betreffende een tijdelijk pandemie-noodaankoopprogramma (ECB/2020/17) (PB L 91 van 25.3.2020, blz. 1).


AANBEVELINGEN

31.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/26


AANBEVELING (EU) 2020/1144 VAN DE RAAD

van 30 juli 2020

tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b) en e), en artikel 292, eerste en tweede zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 30 juni 2020 een aanbeveling vastgesteld over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking (1) (“aanbeveling van de Raad”). Op 16 juli 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1052 tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking vastgesteld (2).

(2)

De aanbeveling van de Raad stelt dat de lidstaten voor de ingezetenen van de in bijlage I bij de aanbeveling van de Raad genoemde derde landen de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU vanaf 1 juli 2020 op gecoördineerde wijze geleidelijk zouden moeten opheffen. Voorts zou de Raad de lijst van derde landen in bijlage I om de twee weken na nauw overleg met de Commissie en de ter zake bevoegde EU-agentschappen en ‐diensten moeten evalueren — en zo nodig actualiseren — aan de hand van een algehele beoordeling op basis van de in de aanbeveling van de Raad bedoelde methodiek, criteria en informatie.

(3)

Sindsdien heeft de Raad, in nauw overleg met de Commissie en de ter zake bevoegde EU-agentschappen en ‐diensten, besprekingen gehouden over de evaluatie van de lijst van derde landen in bijlage I bij de aanbeveling van de Raad, met toepassing van de in de aanbeveling van de Raad vastgelegde criteria en methodiek. De lijst van derde landen in bijlage I zou derhalve moeten worden gewijzigd. Met name zou Algerije van de lijst moeten worden geschrapt.

(4)

Grenstoezicht is niet alleen in het belang van de lidstaat aan de buitengrenzen waarvan het wordt uitgeoefend, maar ook in het belang van alle lidstaten die het grenstoezicht aan hun binnengrenzen hebben afgeschaft. De lidstaten zouden er derhalve voor moeten zorgen dat de aan de buitengrenzen genomen maatregelen worden gecoördineerd om de goede werking van het Schengengebied te garanderen. Daartoe zouden de lidstaten vanaf 31 juli 2020 voor de ingezetenen van de derde landen die worden genoemd in bijlage I bij de aanbeveling van de Raad, als gewijzigd bij deze aanbeveling, de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU op gecoördineerde wijze moeten blijven opheffen.

(5)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze aanbeveling voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze aanbeveling of het deze zal opvolgen.

(6)

Deze aanbeveling vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (3); Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van deze aanbeveling en deze is niet bindend voor, noch van toepassing in Ierland.

(7)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (4).

(8)

Wat Zwitserland betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (5), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (6).

(9)

Wat Liechtenstein betreft, vormt deze aanbeveling een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (7), in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (8),

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad, zoals gewijzigd bij Aanbeveling (EU) 2020/1052 van de Raad, over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking wordt als volgt gewijzigd:

1)

De eerste alinea van punt 1 van de aanbeveling van de Raad wordt vervangen door:

“1.

Vanaf 31 juli 2020 zouden de lidstaten voor de ingezetenen van de in bijlage I genoemde derde landen de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU op gecoördineerde wijze geleidelijk moeten opheffen.”.

2)

Bijlage I bij de aanbeveling wordt vervangen door:

“BIJLAGE I

Derde landen waarvan de ingezetenen niet zouden mogen vallen onder de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU aan de buitengrenzen

1.

AUSTRALIË

2.

CANADA

3.

GEORGIË

4.

JAPAN

5.

MAROKKO

6.

NIEUW-ZEELAND

7.

RWANDA

8.

ZUID-KOREA

9.

THAILAND

10.

TUNESIË

11.

URUGUAY

12.

CHINA (*)

”.

Gedaan te Brussel, 30 juli 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

M. ROTH


(1)  PB L 208I van 1.7.2020, blz. 1.

(2)  PB L 230 van 17.7.2020, blz. 26.

(3)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(4)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(5)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(6)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(7)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(8)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(*)  Onder voorbehoud van bevestiging van wederkerigheid.