ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 224

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
13 juli 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/1009 van de Commissie van 10 juli 2020 tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 808/2014 en (EU) nr. 809/2014 wat betreft bepaalde maatregelen om de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte crisis aan te pakken

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2020/1010 van het Politiek en Veiligheidscomité van 2 juli 2020 tot benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2019/264 (BiH/29/2020)

7

 

*

Besluit (GBVB) 2020/1011 van het Politiek en Veiligheidscomité van 2 juli 2020 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (EU BAM Rafah/1/2020)

9

 

*

Besluit (EU) 2020/1012 van de Commissie van 24 februari 2020 betreffende steunmaatregel SA.48394 2018/C (ex 2017/N) die Roemenië gedeeltelijk heeft uitgevoerd ten gunste van de nationale uraniummaatschappij (CNU) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 1069)  ( 1 )

11

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

13.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1009 VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2020

tot wijziging van de Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 808/2014 en (EU) nr. 809/2014 wat betreft bepaalde maatregelen om de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte crisis aan te pakken

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 8, lid 3, de artikelen 12 en 67 en artikel 75, lid 5,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 62, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In artikel 4, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie (3) is bepaald hoeveel wijzigingen van plattelandsontwikkelingsprogramma’s de lidstaten maximaal bij de Commissie mogen indienen. Teneinde de lidstaten meer flexibiliteit te bieden om plattelandsontwikkelingsprogramma’s in te zetten om op de door de COVID-19-uitbraak veroorzaakte crisis (“de COVID-19-crisis”) te reageren, mag het in dat artikel bedoelde aantal wijzigingen niet van toepassing zijn op naar aanleiding van de COVID-19-crisis ingediende voorstellen tot wijziging van plattelandsontwikkelingsprogramma’s die ook elementen bevatten die geen verband houden met de crisis, op voorwaarde dat deze voorstellen uiterlijk op 30 juni 2021 bij de Commissie worden ingediend.

(2)

Het gebruik van Elfpo-steun voor concrete acties ter verzachting van de gevolgen van de COVID-19-crisis en voor herstelmaatregelen zou kunnen betekenen dat andere doelstellingen en streefcijfers van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s niet worden bereikt zoals gepland. Dergelijke steun moet derhalve op het niveau van de Unie worden gemonitord teneinde het gebruik van Elfpo-financiering voor die doeleinden te kunnen verklaren en rechtvaardigen.

(3)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 bevat uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013. Bij Verordening (EU) 2020/872 van het Europees Parlement en de Raad (4) is Verordening (EU) nr. 1305/2013 gewijzigd door de invoering van een maatregel voor uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de COVID-19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s (kleine en middelgrote ondernemingen) in een nieuw artikel 39 ter. Daarom moeten de regels voor de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1305/2013 worden gewijzigd om te voorzien in een maatregelcode en een passende outputindicator voor de nieuwe maatregel.

(4)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie (5) tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden moet ook worden gewijzigd om er de nieuwe maatregel in op te nemen voor uitzonderlijke tijdelijke steun aan zwaar door de COVID-19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van titel IV die van toepassing zijn op de niet-areaalgebonden en niet-diergebonden plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

(5)

De Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 808/2014 en (EU) nr. 809/2014 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

Gezien de urgentie in verband met de COVID-19-crisis moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor plattelandsontwikkeling,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 4, lid 2, derde alinea, wordt punt a) vervangen door:

“a)

indien noodmaatregelen moeten worden genomen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen of ongunstige weersomstandigheden die officieel door de bevoegde nationale overheid zijn erkend of wegens een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaal-economische omstandigheden in de betrokken lidstaat of regio, met inbegrip van aanzienlijke en onverwachte demografische wijzigingen als gevolg van migratie of opvang van vluchtelingen. Wanneer een wijziging van het plattelandsontwikkelingsprogramma naar aanleiding van de COVID-19-crisis wordt gecombineerd met wijzigingen die geen verband houden met de crisis, is deze alinea van toepassing op alle gecombineerde wijzigingen, op voorwaarde dat het voorstel tot wijziging van het plattelandsontwikkelingsprogramma uiterlijk op 30 juni 2021 bij de Commissie wordt ingediend;”.

2)

In artikel 14 wordt lid 4 vervangen door:

“4.   Voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de in artikel 5, eerste alinea, punt 2, onder a), artikel 5, eerste alinea, punt 5, onder a) tot en met d), en artikel 5, eerste alinea, punt 6, onder a), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde aandachtsgebieden is aangegeven of voor soorten concrete acties waarvoor een mogelijke bijdrage aan de integratie van onderdanen van derde landen is aangegeven, of voor soorten concrete acties ter ondersteuning van de verzachting van de gevolgen van de COVID-19-crisis en herstelmaatregelen, bevat de in artikel 70 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde elektronische registratie van de concrete acties een vlag/vlaggen om de gevallen te markeren waarin een concrete actie een component heeft die aan een of meer van die aandachtsgebieden of aan die doelen bijdraagt.”.

3)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

5)

Bijlage VII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014

Artikel 46 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 wordt vervangen door:

Artikel 46

Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op uitgaven in het kader van de maatregelen als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 20, artikel 21, lid 1, met uitzondering van de jaarlijkse premies uit hoofde van de punten a) en b), artikel 27, artikel 28, lid 9, de artikelen 35 en 36, artikel 39 ter, en artikel 51, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 20, artikel 36, onder a), vi), onder b), ii), vi) en vii), artikel 36, onder b), i) en iii), voor zover het de aanlegkosten betreft, en de artikelen 52 en 63 van Verordening (EG) nr. 1698/2005.”.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.

(2)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 808/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 18).

(4)  Verordening (EU) 2020/872 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 wat betreft een specifieke maatregel om uitzonderlijke tijdelijke steun te verlenen uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) in reactie op de COVID‐19-uitbraak PB L 204, blz. 1.

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 69).


BIJLAGE I

In de tabel in deel 5 van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 808/2014 wordt de volgende rij toegevoegd:

“Artikel 39 ter van Verordening (EU) nr. 1305/2013

uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de COVID‐19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s

21

uitzonderlijke tijdelijke steun voor zwaar door de COVID‐19-crisis getroffen landbouwers en kmo’s

21”


BIJLAGE II

In de tabel in punt 3 van bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 808/2014 wordt de rij betreffende outputindicator O.4 vervangen door:

“O.4

Aantal ondersteunde bedrijven/begunstigden

3 (artikel 16), 4.1 (artikel 17), 5 (artikel 18), 6 (artikel 19), 8.1 tot en met 8.4 (artikel 21), 11 (artikel 29), 12 (artikel 30), 13 (artikel 31), 14 (artikel 33), 17.1 (artikel 36), 21 (artikel 39 ter) (Verordening (EU) nr. 1305/2013)”


BIJLAGE III

In punt 1, onder b), van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 808/2014 wordt de tekst betreffende “Tabel C” vervangen door:

“—

Tabel C: Uitsplitsing voor relevante outputs en maatregelen per type gebied, geslacht en/of leeftijd, per concrete actie die bijdraagt aan de integratie van onderdanen van derde landen en per concrete actie en type steun voor concrete acties ter ondersteuning van de verzachting van de gevolgen van de COVID-19-crisis en herstelmaatregelen”.


BESLUITEN

13.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/7


BESLUIT (GBVB) 2020/1010 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 2 juli 2020

tot benoeming van de operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2019/264 (BiH/29/2020)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 inzake de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina (1), en met name artikel 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 6, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2004/570/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd besluiten te nemen over de benoeming van de operationeel commandant van de EU.

(2)

Op 8 oktober 2018 heeft het PVC besloten dat in beginsel de vicechef-staf van het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE) met ingang van 29 maart 2019 wordt benoemd tot operationeel commandant van de EU, mits de NAVO bevestigt dat hij beschikbaar is.

(3)

Op 7 december 2018 heeft de Noord-Atlantische Raad bevestigd dat de vicechef-staf van SHAPE beschikbaar is om met ingang van 29 maart 2019 de rol op zich te nemen van operationeel commandant van de EU in het kader van de Berlijn Plus-regeling.

(4)

Op 7 februari 2019 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2019/264 (2) vastgesteld waarbij de vicechef-staf van SHAPE, luitenant-generaal Olivier RITTIMANN, is benoemd tot operationeel commandant van de EU van de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina met ingang van 29 maart 2019.

(5)

Op 15 mei 2020 besloot de NAVO generaal-majoor Brice HOUDET als vicechef-staf te benoemen, ter vervanging van luitenant-generaal Olivier RITTIMANN per 18 juli 2020. Tevens dient generaal-majoor Brice HOUDET met ingang van die datum luitenant-generaal Olivier RITTIMANN te vervangen als operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina.

(6)

Op 26 mei 2020 is het Militair Comité van de Europese Unie overeengekomen de benoeming aan te bevelen van generaal-majoor Brice HOUDET tot operationeel commandant van de EU van de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina met ingang van 18 juli 2020.

(7)

Besluit (GBVB) 2019/264 moet derhalve worden ingetrokken.

(8)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied.

(9)

Op 12 en 13 december 2002 heeft de Europese Raad van Kopenhagen een verklaring aangenomen volgens welke de Berlijn Plus-regeling en de uitvoering daarvan slechts van toepassing zijn op de lidstaten van de Unie die ook ofwel NAVO-leden zijn, ofwel partij zijn bij het Partnerschap voor de Vrede, en die derhalve bilaterale veiligheidsovereenkomsten met de NAVO hebben gesloten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Generaal-majoor Brice HOUDET, vicechef-staf van het Algemeen Hoofdkwartier van de Geallieerde Mogendheden in Europa (SHAPE), wordt hierbij benoemd tot opvolger van luitenant-generaal Olivier RITTIMANN als operationeel commandant van de EU voor de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina, met ingang van 18 juli 2020.

Artikel 2

Besluit (GBVB) 2019/264 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 18 juli 2020.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2020.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 252 van 28.7.2004, blz. 10.

(2)  Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2019/264 van 7 februari 2019 tot benoeming van de operationeel commandant van de EU van de militaire operatie van de Europese Unie in Bosnië en Herzegovina en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2017/464 (BiH/27/2019) (PB L 44 van 15.2.2019, blz. 12).


13.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/9


BESLUIT (GBVB) 2020/1011 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 2 juli 2020

tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (EU BAM Rafah/1/2020)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB van de Raad van 25 november 2005 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (1), en met name artikel 10, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 10, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd, overeenkomstig artikel 38 van het Verdrag, besluiten te nemen met het oog op de politieke controle op en de strategische sturing van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah), met inbegrip van het besluit tot benoeming van het missiehoofd.

(2)

Op 8 december 2017 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2017/2430 vastgesteld (2), waarbij de heer Günther FREISLEBEN werd benoemd tot hoofd van de missie EU BAM Rafah voor de periode van 4 december 2017 tot en met 30 juni 2018.

(3)

Op 3 juli 2018 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2018/1004 (3) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Günther FREISLEBEN als hoofd van de missie EU BAM Rafah werd verlengd van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019.

(4)

Op 28 juni 2019 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2019/1115 (4) vastgesteld, waarbij het mandaat van EU BAM Rafah werd verlengd van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020.

(5)

Op 2 juli 2019 heeft het PVC Besluit (GBVB) 2019/1164 (5) vastgesteld, waarbij het mandaat van de heer Günther FREISLEBEN als hoofd van de missie EU BAM Rafah werd verlengd van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020.

(6)

Op 30 juni 2020 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2020/955 (6) vastgesteld, waarbij het mandaat van EU BAM Rafah werd verlengd van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021.

(7)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld het mandaat van de heer Günther FREISLEBEN als hoofd van de missie EU BAM Rafah te verlengen tot en met 30 oktober 2020,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het mandaat van de heer Günther FREISLEBEN als hoofd van de missie EU BAM Rafah wordt verlengd van 1 juli 2020 tot en met 30 oktober 2020.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2020.

Gedaan te Brussel, 2 juli 2020.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28.

(2)  Besluit (GBVB) 2017/2430 van het Politiek en Veiligheidscomité van 8 december 2017 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (EU BAM Rafah/2/2017) (PB L 344 van 23.12.2017, blz. 9).

(3)  Besluit (GBVB) 2018/1004 van het Politiek en Veiligheidscomité van 3 juli 2018 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (EU BAM Rafah/1/2018) (PB L 180 van 17.7.2018, blz. 22).

(4)  Besluit (GBVB) 2019/1115 van de Raad van 28 juni 2019 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 176 van 1.7.2019, blz. 6).

(5)  Besluit van het Politiek en Veiligheidscomité (GBVB) 2019/1164 van 2 juli 2019 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (EU BAM Rafah/1/2019) (PB L 182 van 8.7.2019, blz. 41).

(6)  Besluit (GBVB) 2020/955 van 30 juni 2020 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 212 van 3.7.2020, blz. 18).


13.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 224/11


BESLUIT (EU) 2020/1012 VAN DE COMMISSIE

van 24 februari 2020

betreffende steunmaatregel SA.48394 2018/C (ex 2017/N) die Roemenië gedeeltelijk heeft uitgevoerd ten gunste van de nationale uraniummaatschappij (CNU)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 1069)

(Slechts de tekst in de Roemeense taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Op 30 september 2016 heeft de Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen steunmaatregelen in de vorm van een reddingslening ter hoogte van 62 miljoen RON (ongeveer 13,1 miljoen EUR (2)) voor een periode van zes maanden, die Roemenië aan de nationale uraniummaatschappij (CNU) wilde toekennen (3). In haar besluit (hierna het “besluit inzake reddingssteun” genoemd) stelde de Commissie dat de staatssteun verenigbaar was met de interne markt op grond van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (hierna de “R&H-richtsnoeren” genoemd) (4). Zoals vastgelegd in het besluit inzake reddingssteun, hadden de Roemeense autoriteiten toegezegd binnen zes maanden na goedkeuring van de lening een herstructureringsplan als beschreven in onderdeel 3.1.2 van de R&H-richtsnoeren bij de Commissie in te dienen (zie overweging 42 van het besluit inzake reddingssteun).

(2)

Op 12 juni 2017 heeft Roemenië een herstructureringsplan voor CNU ingediend (hierna het “eerste herstructureringsplan” genoemd), waarin het land zijn voornemen kenbaar maakte herstructureringssteun ter hoogte van 441 miljoen RON (93 miljoen EUR) toe te kennen aan CNU. Tussen 9 augustus 2017 en 13 december 2017 hebben verschillende uitwisselingen tussen de Commissie en de Roemeense autoriteiten plaatsgehad en heeft zij verzoeken om informatie gedaan die de autoriteiten hebben beantwoord.

(3)

Bij brief van 8 mei 2018 heeft de Commissie Roemenië in kennis gesteld van haar besluit om ten aanzien van deze steun de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) in te leiden.

(4)

Het besluit van de Commissie betreffende de inleiding van de procedure (hierna het “inleidingsbesluit” genoemd) is op 19 juni 2018 in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden verzocht hun opmerkingen over de steun kenbaar te maken, maar heeft geen opmerkingen ontvangen.

(5)

De Roemeense autoriteiten hebben bij brief van 7 augustus 2018 hun opmerkingen over het inleidingsbesluit en een nieuw herstructureringsplan (hierna het “tweede herstructureringsplan” genoemd) ingediend.

(6)

In een videoconferentie van 3 december 2018 heeft de Commissie verzocht om nadere toelichting van de Roemeense autoriteiten met betrekking tot het op 7 augustus 2018 ingediende plan.

(7)

De Roemeense autoriteiten hebben de Commissie op 20 december 2018, 14 februari 2019 en 20 maart 2019 verdere opmerkingen en informatie verstrekt, en op 19 april 2019 een nieuw herstructureringsplan (hierna het “derde herstructureringsplan” genoemd) ingediend.

(8)

Voorts zijn de Commissie en de Roemeense autoriteiten op 24 en 25 juni 2019 bijeengekomen, op verzoek van de autoriteiten.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   De begunstigde

2.1.1.   Activiteit van CNU

(9)

CNU is een in Boekarest gevestigd Roemeens bedrijf dat uraniummijnen exploiteert en grondstoffen produceert voor het opwekken van kernenergie in Roemenië. CNU delft uraniumerts, verwerkt dat tot uraniumconcentraat, raffineert het tot zuivere uraniumoctoxide (U3O8) en zet het tot slot om in uraniumdioxide (UO2). CNU is in 1997 opgericht als vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en is volledig eigendom van de staat. In 2017 had CNU 772 werknemers.

(10)

CNU heeft twee bedrijfslocaties. Bij de uraniummijn in Crucea-Botușana (district Suceava, noordoostelijke regio) werkten in 2017 346 personen. Bij de verwerkings- en raffinagefabriek in Feldioara (district Brașov, centrale regio) waren 350 personen werkzaam. In het onderstaande schema worden de belangrijkste inkomstenbronnen van de afgelopen jaren weergegeven:

Image 1

(11)

CNU had oorspronkelijk twee klanten: het overheidsbedrijf Societatea Nationala Nuclearelectrica SA (hierna “SNN” genoemd), dat UO2 inkocht voor de productie van splijtstof voor zijn kerncentrale in Cernavodă, en Administrația Națională a Rezervelor de Stat și Probleme Speciale (hierna “ANRSPS” genoemd), dat U3O8 inkocht. Samen waren deze twee klanten goed voor 95 % van de inkomsten van CNU.

(12)

SNN is in 1998 opgericht na de herstructurering van het Roemeense energiesysteem en is sinds 2013 genoteerd aan de beurs van Boekarest. SNN wekt in de kerncentrale in Cernavodă elektrische en thermische energie op met behulp van kernenergie en produceert splijtstof in kerncentrale FCN in Pitești. De kapitaalstructuur van SNN is volgens de meest recente verslagen als volgt: 82,49 % van de Roemeense staat, via het ministerie van Energie, 7,05 % van Fondul Proprietatea SA, 5,6 % van andere rechtspersonen en 4,8 % van natuurlijke personen.

(13)

Het belangrijkste orgaan voor corporate governance van SNN is de algemene aandeelhoudersvergadering, die besluit over strategische aangelegenheden, waaronder de aanstelling en het ontslag van de raad van bestuur bij gewone meerderheid, de vaststelling van de jaarlijkse begroting, de goedkeuring van de ontwikkelingsstrategie en het ontwikkelingsbeleid, en investeringen en andere transacties met een waarde van meer dan 50 miljoen EUR (6). De raad van bestuur heeft als uitvoerend orgaan de leiding over SNN en bestaat uit zeven leden, van wie er ten minste vier onafhankelijke bestuurders moeten zijn. Besluiten over overeenkomsten met uraniumleveranciers met een waarde van minder dan 50 miljoen EUR vallen onder de verantwoordelijkheid van de raad van bestuur.

2.1.2.   Oorzaken van de moeilijkheden bij CNU

(14)

Het klantenbestand van CNU is niet gediversifieerd; het bedrijf is sterk afhankelijk van twee kopers, waarvan SNN — goed voor meer dan 80 % van de verkoop — de belangrijkste is. In 2016 heeft CNU zijn twee belangrijkste klanten verloren, toen SNN een overeenkomst aanging met een concurrent van CNU en ANRSPS geen enkele leveringsovereenkomst afsloot. In december 2015 besloot SNN zijn overeenkomst voor de levering van UO2 aan te besteden. Er volgde een aanbestedingsprocedure voor de twee geregistreerde en goedgekeurde gegadigden: CNU en de Canadese leverancier Cameco, aan wie de overeenkomst uiteindelijk werd gegund. CNU heeft geen alternatieve koper gevonden en kon zijn productie derhalve niet meer verkopen.

(15)

In de onderstaande tabel 1, die door de Roemeense autoriteiten is aangeleverd, worden de verschillende prijsaanbiedingen weergegeven die CNU en Cameco (tussen 2016 en 2018) hebben gedaan in de verschillende ronden van de door SNN georganiseerde aanbestedingsprocedure. Toen SNN besloot de eerste overeenkomst met Cameco te tekenen, was de bieding van CNU 72 % hoger. Ook bij alle daaropvolgende biedingen van CNU lag de prijs aanzienlijk hoger dan die van Cameco, variërend van + 39 % tot + 99 %, waardoor SNN herhaaldelijk leveringsovereenkomsten sloot met Cameco.

Tabel 1

Samenvatting van de aanbestedingsprocedures van SNN voor 120 ton UO2 (vereist voor zes maanden) voor de periode 2016-2018

 

Datum ondertekening overeenkomst door SNN

Datum eerste levering voor iedere overeenkomst

Bod Cameco

Bod CNU

Prijsverschil bod CNU t.o.v. bod Cameco

1

29.1.2016

4.3.2016

[…] USD (*)

[…] RON

+ 72 %

(≈ […] RON)

2

8.7.2016

15.9.2016

[…] USD

[…] RON

+ 39 %

(≈ […] RON)

3

23.12.2016

15.2.2017

[…] USD

[…] RON

+ 52 %

(≈ […] RON)

4

6.6.2017

21.8.2017

[…] USD

[…] RON

+ 85 %

(≈ […] RON)

5

5.1.2018

26.2.2018

[…] USD

[…] RON

+ 77 %

(≈ […] RON)

6

19.7.2018

17.9.2018

[…] USD

[…] RON

+ 99 %

(≈ […] RON)

Bron: Antwoord dat Roemenië heeft verstuurd op 20 december 2018

(16)

Als gevolg hiervan waren de inkomsten van CNU uitsluitend afkomstig uit kleine nevenactiviteiten, zoals een dienstenovereenkomst met SNN voor afvalverwerking, en zijn deze sterk gedaald. Zoals te zien is in tabel 2, zijn de totale inkomsten van het bedrijf gedaald van 110,8 miljoen RON (23,4 miljoen EUR) in 2015 naar 15,2 miljoen RON (3,2 miljoen EUR) in 2016, wat niet voldoende was om de uitgaven van CNU in dat jaar te dekken.

(17)

Vóór de abrupte daling van de verkoopinkomsten in 2016 had CNU al relatief belangrijke exploitatietekorten gemeld in 2014 en 2015. De geleidelijke uitputting van uraniumbronnen in de mijn in Crucea-Botușana verklaart de slechte exploitatieresultaten van CNU gedeeltelijk. De mijnbouwactiviteiten van CNU brengen hoge exploitatiekosten met zich mee vanwege gebrek aan middelen voor het onderhoud van vervoersroutes, toename van de vervoersafstanden doordat de afzetting uitgeput raakt, en gebrek aan modernisering van de ondergrondse installaties.

(18)

CNU heeft ook onvoldoende financiële middelen om een nieuwe afzetting van uraniumerts te kunnen exploiteren die in Tulgheș-Grințieș is ontdekt, of om zijn fabriek in Feldioara te vernieuwen.

(19)

Tot slot heeft CNU te maken met toenemende kosten voor nutsvoorzieningen, winningsvergoedingen en aanvullende belastingen (milieubelasting).

Tabel 2

Geselecteerde financiële gegevens van 2014 tot en met 2023 volgens het eerste herstructureringsplan

(in miljoen RON)

 

2014 tot en met 2016

Herstructureringsperiode

Na de herstructurering

Indicator

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totale inkomsten

142,9

110,8

15,2

210,0

193,9

193,9

193,9

193,9

196,8

196,8

Totale uitgaven

246,3

254,2

109,1

188,0

191,0

184,6

186,9

189,4

189,4

189,4

Winst/

verlies

–104,7

–143,4

–93,9

18,5

2,6

7,9

5,9

3,8

6,2

6,2

EBITDA

–60,5

–95,1

–54,3

64,5

44,7

43,2

41,8

39,7

42,1

42,1

2.2.   Uraniumwinning en concentraten voor splijtstof

(20)

CNU produceert voornamelijk twee soorten producten: uraniumconcentraat (dat een hoge concentratie U3O8 bevat) en (niet-verrijkt) UO2.

(21)

Het uraniumconcentraat is een standaard, verhandelbaar basisproduct dat wereldwijd wordt verhandeld tegen relatief transparante prijzen en voorwaarden. Dit uraniumconcentraat, dat het basisproduct is voor de productie van niet-verrijkt en verrijkt UO2, wordt geproduceerd en verhandeld door niet-Europese bedrijven (zoals Cameco), maar ook door Europese bedrijven en vennootschappen, zoals Orano (voorheen Areva), RioTinto en BHP Billiton. Daarnaast zijn er nieuwe spelers op deze markt, die zich momenteel in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden voor nieuwe mijnbouwprojecten in Spanje, Finland en Hongarije (7).

(22)

Roemenië gaf in het bijzonder aan dat Orano in mei 2017 spontaan heeft voorgesteld CNU te voorzien van uraniumconcentraat uit zijn mijn in Niger. Orano zou hebben aangegeven de volledige hoeveelheid uraniumconcentraat te kunnen leveren die CNU nodig heeft om UO2 te kunnen produceren voor beide reactoren van SNN in Cernavodă (8).

(23)

Wat de omzetting van U3O8 in UO2 betreft, is er daadwerkelijk sprake van concurrentie tussen Cameco en CNU op het gebied van kerncentrales op basis van CANDU-technologie. Daarnaast beschikt ieder bedrijf dat momenteel uraniumverbindingen produceert voor verrijkt uranium bestemd voor productie als splijtstof, zoals Orano (voorheen Areva), over de technologische capaciteit om een equivalent product aan te bieden, en zou ieder dergelijk bedrijf in de toekomst tot deze markt kunnen worden aangetrokken en kunnen besluiten zich op deze markt te begeven. Volgens openbaar beschikbare informatie past Orano het industriële proces in zijn centrale in Malvési momenteel aan om niet-verrijkt UO2, een van zijn tussenproducten, op de internationale markt te kunnen verkopen (9). Bovendien zijn er alternatieve, momenteel actieve leveranciers van (niet-verrijkt) UO2 voor CANDU’s, zoals Dioxitek (Argentinië), CNNC (China), PAEC (Pakistan) en NFC (India).

2.3.   Eerste herstructureringsplan van CNU

(24)

Na het besluit van de Commissie inzake reddingssteun tot goedkeuring van een lening van 62 miljoen RON (13,1 miljoen EUR) (10) heeft Roemenië op 12 juni 2017 het eerste herstructureringsplan ingediend, dat in 2021 afloopt.

(25)

In het eerste herstructureringsplan bedroegen de totale herstructureringskosten 941 miljoen RON (198,5 miljoen EUR) (een gedetailleerde uitsplitsing is te vinden in overweging 22 van het inleidingsbesluit). Deze herstructureringskosten moesten, volgens Roemenië, worden gefinancierd door middel van 441 miljoen RON (93,0 miljoen EUR) aan staatssteun en een eigen bijdrage van CNU ter hoogte van 500 miljoen RON (105,5 miljoen EUR) (11) (d.w.z. ongeveer 53 % van de herstructureringskosten).

(26)

De gemelde herstructureringssteun bestond uit de volgende vijf steuninstrumenten:

a)

omzetting van 62 miljoen RON (13,1 miljoen EUR) aan reddingssteun in herstructureringssteun;

b)

een subsidie van 75,5 miljoen RON (15,9 miljoen EUR);

c)

kwijtschelding van schuld ter waarde van 77 miljoen RON (16,2 miljoen EUR);

d)

een exploitatiesubsidie van 213 miljoen RON (44,9 miljoen EUR);

e)

omzetting, per 30 maart 2017, van de schuld van CNU van 13,3 miljoen RON (2,8 miljoen EUR) in aandelen in handen van de Roemeense overheid.

(27)

De eigen bijdrage aan de kosten uit het eerste herstructureringsplan was gebaseerd op vier hoofdinkomstenbronnen van CNU uit exploitatie (volledige gegevens zijn te vinden in overweging 20 van het inleidingsbesluit):

a)

verschillende leveringsovereenkomsten voor U3O8 met ANRSPS;

b)

een meerjarige overeenkomst voor de levering van UO2 aan SNN voor de periode van 1 september 2017 tot en met 31 december 2021;

c)

een meerjarige overeenkomst met SNN voor de verwerking van niet-conforme natuurlijke materialen die uranium bevatten;

d)

verschillende overeenkomsten met Conversmin SA voor het behoud, de sluiting, het milieuherstel en de monitoring van gesloten uraniummijnen.

2.4.   Beschrijving van de redenen voor inleiding van de procedure

(28)

In het inleidingsbesluit was de Commissie van oordeel dat het voornemen van Roemenië om overheidsfinanciering toe te kennen ter ondersteuning van het herstructureringsplan van CNU, staatssteun betrof in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

(29)

Aangezien CNU aan de criteria voldeed om te worden aangemerkt als bedrijf in moeilijkheden op grond van punt 20 van de R&H-richtsnoeren, werd de verenigbaarheid van de herstructureringssteun getoetst aan de R&H-richtsnoeren. Na een voorlopige beoordeling zette de Commissie vraagtekens bij de verenigbaarheid van de bovengenoemde maatregelen met de R&H-richtsnoeren. De twijfels worden hieronder samengevat in de overwegingen (30) tot en met (46) (volledige gegevens zijn te vinden in de overwegingen 44 tot en met 70 van het inleidingsbesluit).

2.4.1.   Twijfels over de hoogte van de eigen bijdrage van CNU aan het herstructureringsplan

(30)

De Commissie betwijfelde of de financieringsbronnen zoals voorgesteld door Roemenië een aanzienlijke, reële, actuele en steunvrije eigen bijdrage van ten minste 50 % vormden. Derhalve was zij voorlopig van oordeel dat het eerste herstructureringsplan niet aan de basisvereisten van de R&H-richtsnoeren voldeed met betrekking tot de eigen bijdrage.

(31)

Ten eerste heeft de Commissie, wat het reële en actuele karakter van de eigen bijdrage betreft, voorlopig geconcludeerd dat geen van de vier in overweging 27 genoemde bronnen van de eigen bijdrage aan dit criterium voldeed. Op grond van punt 63 van de R&H-richtsnoeren zijn verwachte toekomstige winsten, zoals kasstromen, uitgesloten van de eigen bijdrage. De Commissie heeft opgemerkt dat van de door Roemenië verstrekte overeenkomsten uitsluitend overeenkomsten voor kleine bedragen tot stand kwamen, en dan nog slechts gedeeltelijk.

(32)

Ten tweede heeft de Commissie, wat betreft de eis dat de eigen bijdrage vrij is van steun, voorlopig geconcludeerd dat de cruciale “take-or-pay”-leveringsovereenkomst voor UO2 met SNN, die naar verwachting goed zou zijn voor ongeveer 80 % van de verkoop van CNU, waarschijnlijk niet tegen marktvoorwaarden zou worden gesloten. Op basis van de beschikbare marktindicaties zou de overeenkomst, waarin naar verwachting een prijs van 623 RON (131 EUR) per kgU (d.w.z. 423 RON per kgU zonder subsidie) zou worden opgenomen, wat gelijk is aan 110 USD (100 EUR) per kgU (zonder subsidie), de geschatte marktprijs (67 USD/61 EUR per kgU) met 64 % overstijgen.

(33)

Daarnaast twijfelde de Commissie ook of alle andere voorgestelde bronnen van de eigen bijdrage vrij van steun waren: deze bijdragen waren namelijk afkomstig uit geplande overeenkomsten met overheidsinstanties en overheidsbedrijven. In het bijzonder had Roemenië nagelaten aan te tonen dat ANRSPS, een overheidsinstantie, de geplande overeenkomsten met CNU tegen marktprijzen zou ondertekenen en dat de andere geplande overeenkomst met SNN voor de verwerking van niet-conforme materialen tegen marktvoorwaarden zou worden gesloten, bv. in vergelijking met andere kenmerkende leveringsovereenkomsten in de sector.

(34)

Ten derde was er, op basis van de door Roemenië verstrekte informatie, geen marktinvesteerder of kredietgever die het plan steunde of voornemens was dit te steunen. Roemenië was er niet in geslaagd de Commissie ondersteunende documenten te verstrekken, zoals een intentieverklaring, waaruit zou blijken dat een potentiële marktinvesteerder vertrouwen stelde in het ingediende herstructureringsplan en het te willen ondersteunen en financieren.

(35)

Tot slot had de Commissie twijfels over de bewering van Roemenië dat de verkoop van vaste activa ook een bron van eigen bijdrage zou vormen. Het was niet duidelijk wat de marktwaarde van deze activa zou kunnen zijn, hoe de tijdsplanning voor de verkoop eruit zou zien en, belangrijker nog, in hoeverre een dergelijke verkoop binnen de herstructureringsperiode zou kunnen worden afgerond.

2.4.2.   Twijfels over het herstel van de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn

(36)

De Commissie betwijfelde ook of het eerste herstructureringsplan zou leiden tot herstel van de levensvatbaarheid van CNU aan het eind van de herstructureringsperiode. Sterker nog, er is niet vastgesteld dat CNU voldoende rendement zou opleveren en in staat zou zijn zich zonder verdere steun op de markt te handhaven.

(37)

Ten eerste heeft de Commissie opgemerkt dat Roemenië, ondanks dat hierom was verzocht, de belangrijkste economische indicatoren voor de herstructureringsperiode en de gegevens over de winstgevendheid en uitsplitsing van de productiekosten voor elk van zijn huidige of geplande bedrijfslocaties (de mijn in Crucea-Botușana, de fabriek in Feldioara en de mijn in Tulgheș-Grințieș) niet had aangeleverd. De aangeleverde informatie op geaggregeerd niveau was in ieder geval niet doorslaggevend ten aanzien van de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn aan het eind van de herstructureringsperiode.

(38)

Ten tweede bleef de winstgevendheid van CNU laag, zelfs als men de prijssubsidie in aanmerking nam die het verschil moest dekken tussen de productiekosten en de marktprijs van UO2 en die Roemenië als staatssteun had aangemerkt. Aangezien er niet werd uitgegaan van een geleidelijke afname van deze steun in de herstructureringsperiode, heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat het, zonder aanvullend ondersteunend bewijs, twijfelachtig bleef of CNU na het einde van de herstructureringsperiode levensvatbaar zou zijn zonder verdere overheidssubsidie voor zijn activiteiten.

(39)

Ten derde heeft de Commissie twijfels geuit over de door de Roemeense autoriteiten aangeleverde productiekosten na voltooiing van de investering in de nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș. In het bijzonder heeft de Commissie benadrukt dat Roemenië geen investeringsonderzoek had aangeleverd ter ondersteuning van de vermeende hoogte van de productiekosten van U3O8 van 460 RON (97 EUR) per kgU (12), en heeft zij opgemerkt dat deze schatting de daadwerkelijke marktprijs van 22 USD (20 EUR) per pond U3O8 aan het eind van februari 2018 aanzienlijk oversteeg (13).

(40)

Verder merkte de Commissie op dat de door Roemenië ingediende voorspellingen van de uraniumprijs om de vooruitzichten voor investeringen in de nieuwe mijn te schragen, verouderd en onbetrouwbaar waren. Zij zette dus vraagtekens bij de levensvatbaarheid van de nieuwe mijn. Aangezien in punt 51 van de R&H-richtsnoeren wordt gesteld dat het herstel van de levensvatbaarheid niet afhankelijk mag zijn van optimistische aannames over externe factoren zoals fluctuaties in prijzen, betwijfelde de Commissie ook of aan dit punt van de R&H-richtsnoeren was voldaan.

2.4.3.   Twijfels over de compenserende maatregelen

(41)

Met betrekking hiertoe heeft de Commissie opgemerkt dat Roemenië slechts twee gedragsmaatregelen had opgenomen. Volgens het eerste herstructureringsplan zou CNU gedurende de herstructureringsperiode geen aandelen in andere ondernemingen kopen en ervan afzien om de steun in te zetten als publicitair lokmiddel bij het verkopen van zijn producten. Bij gebrek aan zinvolle en duidelijke structurele maatregelen betwijfelde de Commissie echter of de voorgestelde compenserende maatregelen de negatieve gevolgen van de potentiële steun voor de mededinging tot een acceptabel niveau zouden beperken.

(42)

Volgens Roemenië is er geen Europese markt voor het product dat CNU levert, en zijn er dus geen aanvullende compenserende maatregelen nodig, maar de Commissie spreekt dat in enkele overwegingen tegen.

(43)

Ten eerste merkt zij ten aanzien van de delving op dat, hoewel CNU het enige Europese bedrijf is dat uraniumerts delft in de EU, er bedrijven in de EU actief zijn die uraniumverbindingen invoeren om deze aan verwerkings-/raffinagefabrieken te leveren en uiteindelijk splijtstof te produceren. Dit geldt bijvoorbeeld voor Orano (voorheen Areva), dat uraniumverbindingen in de EU invoert die afkomstig zijn van zijn mijnbouwactiviteiten in niet-EU-landen als Niger: de markt is dus open voor mededinging. Bovendien zijn er afzettingen voor het delven van uranium ontdekt en nieuwe toetredingen tot de markt aangekondigd of gepland in Spanje en Finland voor 2018-2019.

(44)

Wat de verwerkings-/raffinageactiviteiten betreft, merkte de Commissie ten tweede op dat Cameco weliswaar het enige bedrijf is dat actief betrokken is bij de levering van niet-verrijkt UO2 voor op CANDU-technologie gebaseerde kerncentrales in de EU, maar dat de markten hiervoor zijn opengesteld voor mededinging en dat ieder bedrijf dat deze markten aantrekkelijk vindt, zou kunnen besluiten deze te betreden of vervangende, van elders betrokken producten aan te bieden. Naast Cameco zouden ook buitenlandse leveranciers uit bijvoorbeeld China of India niet-verrijkt UO2 voor CANDU kunnen aanbieden.

(45)

Ten derde heeft de Commissie opgemerkt dat het eerste herstructureringsplan van Roemenië enkele tegenstrijdige beweringen bevatte. Zo liet men doorschemeren dat CNU zou proberen zijn portefeuille van klanten buiten Roemenië uit te breiden, terwijl tegelijkertijd werd beweerd dat er geen Europese markt was voor het product dat CNU levert en dat er dus geen compenserende maatregelen nodig waren.

(46)

Derhalve heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat: i) er sprake is van feitelijke mededinging met betrekking tot de activiteit uraniumdelving, en ii) er eventueel verdere mededinging zou kunnen ontstaan met betrekking tot de activiteit uraniumverwerking en -raffinage. Als gevolg daarvan leken de door Roemenië voorgestelde gedragsmaatregelen onvoldoende en waren er structurele compenserende maatregelen nodig om de verstoring van de mededinging te beperken.

3.   OPMERKINGEN VAN ROEMENIË

(47)

In zijn opmerkingen over het inleidingsbesluit heeft Roemenië nieuwe informatie en een aantal observaties verstrekt, evenals een tweede herstructureringsplan. Dit alles wordt hieronder weergegeven.

3.1.   Opmerkingen van Roemenië over de toepassing van het Euratom-Verdrag

(48)

De Roemeense autoriteiten hebben vermeld dat de herstructurering diende ter ondersteuning van de toezeggingen die zij op grond van het Euratom-Verdrag hadden gedaan met betrekking tot nucleaire veiligheid. In het bijzonder ging het om de volgende toezeggingen:

a)

preventie van overstroming van mijnen;

b)

gecontroleerde lozing van ondergronds en bekkenwater;

c)

ontsmetting en zuivering van mijn- en bekkenwater dat meer uranium, radium en verschillende soorten zout bevat dan volgens de milieuvoorschriften is toegestaan en dat naar verwachting zeer ernstige gevolgen zal hebben voor het milieu en de bevolking, met inbegrip van de bedrijfsvoorzieningen en -apparatuur;

d)

veiligstellen van de grondstoffenvoorziening voor de productie van de splijtstof die nodig is voor exploitatie van de eenheden van de kerncentrale in Cernavodă, met inbegrip van het onderhoud van de lokale splijtstofcyclus, wat bijdraagt tot de energiezekerheid van Roemenië;

e)

beheer van uraniumvoorraden, sluiting van locaties waar mijnbouw-/uraniumdelvingswerkzaamheden zijn uitgevoerd, conservatie, ontmanteling van kernreactoren, uitvoering van vergroeningswerkzaamheden, monitoring van milieu- en bevolkingsfactoren na sluiting, complexe en langdurige activiteiten en processen om radioactieve besmetting te voorkomen, sluiting van mijnen, vergroening, monitoring na sluiting.

f)

Roemenië is ook van oordeel dat CNU cruciaal is voor de continuïteit van de energievoorziening in Roemenië en voor de instandhouding van zijn waardevolle deskundigheid en de aanzienlijke investeringen in de apparatuur, technologieën en vergunningen van CNU, die anders verloren zouden gaan (14). Roemenië ziet lokale mijnbouw als de veiligste manier om de toeleveringsketen voor de opwekking van kernenergie te waarborgen. Het land voert aan dat CNU de enige leverancier van UO2 in de EU is die de input voor de productie van splijtstof in de kernreactoren in Cernavodă op efficiënte en stabiele wijze kan verzorgen (15).

3.2.   Tweede herstructureringsplan

(49)

Roemenië heeft allereerst benadrukt dat het in zijn tweede herstructureringsplan drie van de vijf steunmaatregelen uit het eerste herstructureringsplan had ingetrokken, te weten de maatregelen c), d) en e), zoals beschreven in overweging 26, waardoor het toe te kennen bedrag aan steun aanzienlijk daalde, van 440,8 miljoen RON (93,0 miljoen EUR) naar 125,1 miljoen RON (26,4 miljoen EUR). De steunmaatregelen die overbleven, waren de omzetting van de reddingssteun van 60,4 miljoen RON (12,7 miljoen EUR) en een subsidie ter hoogte van 64,8 miljoen RON (13,7 miljoen EUR).

(50)

De herstructureringskosten zouden ook afnemen, van 941 miljoen RON (198,5 miljoen EUR) naar 250,3 miljoen RON (52,8 miljoen EUR), waarvan Roemenië beweerde dat CNU 50 % zou bijdragen, te weten 125,1 miljoen RON (26,4 miljoen EUR).

(51)

Als onderdeel van dit tweede herstructureringsplan zou CNU een nieuwe samenwerking aangaan met SNN. In het kader daarvan was Roemenië van oordeel dat de zorgen die de Commissie uitte in de overwegingen 47 tot en met 50 van het inleidingsbesluit in verband met de potentiële staatssteun die was opgenomen in de prijs van de verwachte overeenkomst met SNN, niet meer relevant waren, aangezien de betreffende overeenkomst niet meer op de planning stond. Roemenië heeft toegelicht dat SNN, na het stopzetten van de overeenkomst met CNU, wat deels de oorzaak was van de financiële problemen van CNU, grondstoffen ging betrekken bij het Canadese bedrijf Cameco. Omdat SNN het op de lange termijn echter riskant achtte afhankelijk te zijn van één enkele leveringsbron, heeft het een strategie opgesteld voor diversificatie van de inkoop.

(52)

De algemene vergadering van SNN heeft deze strategie in mei 2018 goedgekeurd en heeft daarbij CNU uitdrukkelijk genoemd als leverancier van verwerkingsdiensten. Roemenië heeft toegelicht dat afhankelijkheid van één leverancier en de bijbehorende risico’s met deze strategie worden vermeden door in plaats van UO2 U3O8 op internationale markten te kopen, deze door CNU te laten verwerken en het daaruit voortkomende UO2 te gebruiken bij de productie van splijtstof. De samenwerking tussen SNN en CNU zou betrekking hebben op de verwerking en opslag van U3O8 op de locatie van CNU en de kwalificatie van leveranciers van U3O8 door CNU: een kwalificatie door CNU zou inderdaad nodig zijn geweest voordat er mededingingsprocedures zouden worden georganiseerd onder gekwalificeerde leveranciers van U3O8, aangezien SNN niet over de deskundigheid beschikt om leveranciers van U3O8 te kwalificeren.

(53)

Vervolgens heeft Roemenië een wet aangenomen waarin de beginselen werden geregeld voor de nationale strategie van Roemenië voor de instandhouding van de geïntegreerde splijtstofcyclus en de levering van grondstoffen voor de productie van de splijtstof die nodig is voor de exploitatie van de reactoren van de kerncentrale in Cernavodă (16) (hierna “Wet nr. 193/2018” genoemd). In Wet nr. 193/2018 is bepaald dat CNU exclusief bevoegd is om UO2-poeder te produceren op Roemeens grondgebied, en dat SNN dit product uitsluitend van CNU koopt, tenzij CNU de vereiste hoeveelheden niet kan leveren. De criteria en methoden om de gereguleerde prijzen voor de kwalificatie-, opslag- en verwerkingsdiensten voor U3O8 en de prijs van UO2, zoals geleverd door CNU, te bepalen en aan te passen, moeten worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijke kosten van CNU, krachtens een overheidsbesluit dat nog werd besproken op het moment dat Roemenië het tweede herstructureringsplan indiende (zie details van deze wet in overweging 63) (17). Roemenië verwachtte, als onderdeel van het tweede herstructureringsplan, dat er vanaf 2018 een overeenkomst tussen CNU en SNN van kracht zou worden.

(54)

Op 22 juni 2018 heeft CNU de levering voorgesteld van […] tonU UO2 tegen een prijs van […] RON per kgU (exclusief btw), oftewel […] EUR per kgU. Op 17 juli 2018 heeft SNN aan CNU meegedeeld dat de eerste bestelling van […] tonU UO2 niet bij CNU zou worden geplaatst vanwege de gestelde prijs per eenheid. Op 19 juli 2018 hebben CNU en SNN een raamovereenkomst getekend op basis waarvan CNU UO2 zou leveren aan SNN.

(55)

In november 2018 hebben SNN en CNU een vaste overeenkomst gesloten voor de inkoop van […] tonU UO2 tegen een prijs van […] RON/kg ([…] EUR/kg) (totaalbedrag van […] miljoen RON ([…] miljoen EUR) (exclusief btw)) binnen de bovengenoemde raamovereenkomst (18).

3.3.   Derde herstructureringsplan

(56)

Na een videoconferentie met de Commissie op 3 december 2018, waarin het tweede herstructureringsplan werd besproken, heeft Roemenië het derde herstructureringsplan ingediend, dat alle eerder ingediende herstructureringsplannen verving.

(57)

In het derde herstructureringsplan blijven slechts twee van de vijf oorspronkelijke steunmaatregelen behouden, met een lager bedrag dan in het eerste herstructureringsplan. De overgebleven maatregelen bedragen in totaal 178,3 miljoen RON (37,6 miljoen EUR) en omvatten i) de omzetting van de reddingssteun in herstructureringssteun ter hoogte van 60,4 miljoen RON (12,7 miljoen EUR), en ii) een subsidie ter ondersteuning van investeringen van CNU ter hoogte van 64,8 miljoen RON (13,7 miljoen EUR), met inbegrip van de start van de exploitatie van de mijn in Tulgheș-Grințieș. Ook is er een nieuwe subsidie ter hoogte van 53,1 miljoen RON (11,2 miljoen EUR) geïntroduceerd om de kosten van de sluiting van de mijn in Crucea-Botușana te dekken.

(58)

Roemenië heeft laten weten dat de totale in tabel 3 uitgewerkte herstructureringskosten van 356,4 miljoen RON (75,2 miljoen EUR) gedeeltelijk zouden worden gefinancierd met de herstructureringssteun, gecombineerd met een eigen bijdrage van CNU ter hoogte van 178,1 miljoen RON (37,6 miljoen EUR) uit toekomstige inkomsten.

Tabel 3

Herstructureringskosten en financiering

Geplande herstructureringskosten

Kosten

Staatssteun

Bijdrage uit eigen middelen CNU

Omzetting van reddingssteun in herstructureringssteun

60,4

60,4

 

Geleidelijke sluiting van de mijn in Crucea-Botușana

106,0

53,1

52,9

Start van de exploitatie van de mijn in Tulgheș-Grințieș

[…]

[…]

[…]

Verbeterde technologie voor de verwerking van mijnbouwafval in de fabriek in Feldioara

[…]

[…]

[…]

Verbeterde uraniumterugwinning uit residubekken

[…]

[…]

[…]

Verbeterde uraniumterugwinning uit inactieve stortplaatsen

[…]

[…]

[…]

Totale herstructureringskosten (op basis van door RO verstrekte informatie)

356,4

178,3

178,1

Totaal in % (op basis van door RO verstrekte informatie)

 

50,0 %

50,0 %

Bron: bijlage 14 bij het derde herstructureringsplan (Copenhagen Economics, gebaseerd op CNU)

(59)

Roemenië heeft de informatie die het verstrekte aangepast om in te kunnen gaan op de drie voornaamste twijfels die de Commissie had geuit. Volgens Roemenië is de eigen bijdrage van CNU reëel, actueel en vrij van staatssteun, zal het derde herstructureringsplan de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn herstellen en zal de herstructureringssteun voor CNU de mededinging niet verstoren.

3.3.1.   De bijdrage van CNU is reëel, actueel en vrij van staatssteun

(60)

Roemenië heeft een gedetailleerde uitsplitsing van de inkomstenbronnen van CNU aangeleverd, die te zien is in tabel 4:

Tabel 4

Inkomstenbronnen CNU

Bedragen in miljoen RON

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

SNN — HG

 

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

% van totale inkomsten CNU

 

[…] %

[…] %

[…] %

[…] %

[…] %

[…] %

SNN — afval

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totaal ANRSPS

[…]

 

 

 

 

 

 

Totaal Conversmin

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Overige inkomsten uit huur

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totaal

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

 

 

 

 

 

 

 

 

Operationele kosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Operationele kasstromen

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bron: bijlage 14 bij het derde herstructureringsplan (Copenhagen Economics)

(61)

Zoals weergegeven in de bovenstaande tabel geeft Roemenië aan dat CNU drie hoofdklanten heeft: SNN, ANRSPS en Conversmin. Ook heeft Roemenië de relatie tussen CNU en deze drie partijen beschreven om aan te tonen dat de eigen bijdrage van CNU die voortkomt uit deze inkomsten, moet worden geacht reëel, actueel en vrij van staatssteun te zijn.

(62)

Ten eerste heeft CNU, zoals beschreven in overweging 53, een nieuwe samenwerking met SNN opgezet, die is vastgelegd in Wet nr. 193/2018. Op grond van artikel 2 van deze wet zal CNU in Roemenië het UO2 produceren dat nodig is voor de door SNN geëxploiteerde Roemeense CANDU-reactoren. Daarnaast heeft CNU, op grond van artikel 2, lid 4, van dezelfde wet, het exclusieve recht om in Roemenië verwerkings- en opslagdiensten te leveren voor U3O8.

(63)

De prijzen van beide activiteiten van CNU (te weten de verkoop van UO2 en de verwerking van U3O8) worden gereguleerd en vastgesteld bij overheidsbesluit. In Overheidsbesluit nr. 126/2019 is bepaald dat de prijs voor deze diensten moet worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijke kosten van CNU.

(64)

In artikel 2, lid 4, van Overheidsbesluit nr. 126/2019 zijn bepaalde grenzen gesteld aan de gereguleerde prijs om er, volgens Roemenië, voor te zorgen dat deze strookt met marktbeginselen. Meer bepaald mag de prijs van UO2 niet hoger zijn dan de som van de volgende drie elementen: de gemiddelde internationale langetermijnprijs van U3O8 over een periode van zes maanden, de verwerkingskosten en een winstmarge van 4 %. Verder is in artikel 2, lid 5, bepaald dat de kostendalingen als gevolg van verhoogde efficiëntie van de activiteiten van CNU, gecertificeerd door een onafhankelijke auditor, zullen worden gedeeld met de koper: 50 % hiervan wordt doorberekend in een prijsdaling voor SNN (19). Kostendalingen die geen verband houden met verbeterde efficiëntie, worden volledig in de prijzen doorberekend. Volgens Roemenië biedt dit kostendelingsmechanisme voldoende stimulans voor CNU om zijn efficiëntie in de loop van de tijd te verhogen.

(65)

Roemenië levert ook een analyse van de drie onderdelen van de UO2-prijs aan. De gemiddelde internationale langetermijnprijs van U3O8 over een periode van zes maanden is voor de komende periode geraamd op 351 RON/kg (74 EUR/kg). De verwerkingskosten voorafgaand aan de productie van UO2 bedragen volgens Roemenië ongeveer […] RON/kg ([…] EUR/kg). In dit prijsonderdeel is al een winstmarge van 5 % opgenomen, en het is gebaseerd op een volume van […] tonU UO2 voor een werkperiode van tien maanden. Het laatste onderdeel van de formule is de winstmarge van 4 %, die Roemenië als een behoudende keuze beschouwt in vergelijking met de gemiddelde kapitaalkosten in de sector. Roemenië meldt dat deze winstmarge kan worden afgezet tegen de kapitaalkosten die zijn gebruikt voor de bouw van de kerncentrale Paks II en die [7,5-8,5 %] bedroegen, en dat deze marge is beoordeeld door de Commissie (20). Volgens Roemenië wordt dit ook bevestigd door de kapitaalkosten voor de mijnbouwactiviteit, die kunnen worden geraamd op meer dan 9 %.

(66)

De combinatie van de drie in overweging 65 genoemde onderdelen leidt tot een prijs van ongeveer […] RON/kg ([…] EUR/kg) voor de levering van UO2 door CNU aan SNN.

(67)

Roemenië meldt ook dat CNU voor het jaar 2018 een overeenkomst had getekend met SNN ter waarde van 24,3 miljoen RON (5,1 miljoen EUR), en dat CNU voor 2019 al een vooruitbetaling had veiliggesteld om de continuïteit van de productie te waarborgen. Ook heeft CNU jaarcontracten met SNN voor de verwerking van materialen die natuurlijk uranium bevatten, met voor 2018 een waarde van 4,7 miljoen RON (1,0 miljoen EUR) en met de mogelijkheid van jaarlijkse verlenging.

(68)

Met betrekking tot de overeenkomsten tussen CNU en ANRSPS merkt Roemenië ten tweede op dat de gegevens hiervan als vertrouwelijk worden beschouwd.

(69)

Ten derde verricht CNU voor Conversmin onderhoudsdiensten op basis van jaarcontracten die automatisch worden verlengd.

(70)

Met het oog op bovenstaande zaken is Roemenië van oordeel dat de bijdrage van CNU reëel, actueel en vrij van steun is.

3.3.2.   Het derde herstructureringsplan zal de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn herstellen

(71)

Het derde herstructureringsplan wordt gedeeltelijk gefinancierd met drie grote steunmaatregelen: de omzetting van reddingssteun in herstructureringssteun, de steun voor sluiting van de mijn in Crucea-Botușana en enkele investeringsmaatregelen, zoals de opening van de nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș en de renovatie van de fabriek in Feldioara.

(72)

De Roemeense autoriteiten hebben de volgende informatie ingediend in verband met het verzoek van de Commissie in het inleidingsbesluit om een investeringsonderzoek in te stellen naar de mijn in Tulgheș-Grințieș ter onderbouwing van de aanname van Roemenië uit zijn eerste herstructureringsplan: Roemenië stelt dat de beslissing om de nieuwe mijn te openen, is gebaseerd op eerdere onderzoeken uit 1986, 2004 en met name 2011; hoewel de Roemeense autoriteiten het onderzoek uit 2011 als vertrouwelijke informatie beschouwen en het daarom niet met de Commissie hebben gedeeld, is Roemenië van mening dat de aannames uit het plan zelfs behoudend zijn, aangezien het plan is om, in ieder geval gedurende de eerste tien jaar, geen ondergrondse reserves, maar reserves aan de oppervlakte te exploiteren en zo de delving goedkoper te maken. De Roemeense autoriteiten hebben Cepromin SA opdracht gegeven een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren, maar dit zal pas in november 2019 beschikbaar zijn.

(73)

Wat de technologische aanpassingen aan de fabriek in Feldioara betreft met het oog op de verwerking, raffinage en exploitatie van mijnbouwafval, melden de Roemeense autoriteiten dat het doel is de kosten van de verwerking van uraniumerts te verlagen door de technologische werkstroom te verbeteren en zo grotere verwerkingsopbrengsten te realiseren.

(74)

Ook licht Roemenië toe dat uit tabel 4 blijkt dat het voorgestelde plan zal zorgen voor voldoende kasstromen om de eigen bijdrage van CNU te dekken, aangezien de vereiste eigen bijdrage ongeveer 178 miljoen RON zou bedragen, terwijl de som van de verwachte operationele kasstromen voor de periode 2017-2023 meer dan 250 miljoen RON (52,7 miljoen EUR) bedraagt.

(75)

Verder heeft Roemenië een gedetailleerde tabel aangeleverd met de geplande kostenverlagingen per bedrijfslocatie, zoals weergegeven in tabel 5. Uit deze tabel blijkt dat de belangrijkste kostenverlagingen volgens Roemenië afkomstig zullen zijn uit Suceava, waar de huidige mijn in Crucea-Botușana zich bevindt.

Tabel 5

Kosten per locatie

Kosten (in miljoen RON)

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Kosten per locatie

 

Centraal

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Feldioara

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Suceava

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Stei

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Oravita

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale kosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale aflossing

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Totale operationele kosten

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

[…]

Bron: bijlage 14 bij het derde herstructureringsplan (Copenhagen Economics)

(76)

Roemenië licht ook toe dat de ramingen uit het derde herstructureringsplan zijn gebaseerd op de huidige uraniumprijzen, maar dat zijn eigen onderzoek positieve vooruitzichten oplevert voor de uraniummarkt in de nabije toekomst. Volgens Roemenië melden verschillende bronnen (zoals S&P Global Market Intelligence) soortgelijke voorspellingen. De gemiddelde voorspellingen duiden op een verwachte stijging van de uraniumprijs met 40 % in de periode 2018-2020. Verder verwijst Roemenië naar een eerder besluit van de Commissie, waarin is opgemerkt dat er sprake is van een consensus op de markt over de opleving van de prijzen van nucleaire materialen op de middellange termijn (21).

(77)

Vervolgens stelt Roemenië dat de algehele winstgevendheidsresultaten bestand zijn tegen grote veranderingen in aannames of marktomstandigheden. Volgens Roemenië moet CNU een eigen bijdrage kunnen verwezenlijken die toereikend is om de investeringsbehoeften voor de herstructurering te dekken, zelfs als de voorziene investeringen met 25 % zouden moeten worden verhoogd of als de kasstromen met een vergelijkbaar percentage zouden dalen.

3.3.3.   De herstructureringssteun uit het derde herstructureringsplan zal de mededinging niet verstoren

(78)

Roemenië benadrukt allereerst dat het bedrag aan herstructureringssteun met 60 % is verlaagd ten opzichte van het eerste herstructureringsplan en dat deze verlaging de gevolgen voor de mededinging en de handel aanzienlijk zal beperken.

(79)

Vervolgens voert Roemenië aan dat de uraniummarkten mondiaal lijken te zijn (zowel de upstream- (delving) als de downstreamactiviteiten (raffinage/verwerking) en dat steun van minder dan 40 miljoen EUR derhalve slechts minimale invloed kan hebben. Ter ondersteuning hiervan lichten de Roemeense autoriteiten toe dat Roemenië minder dan 0,1 % van de wereldwijde uraniumproductie voor zijn rekening neemt.

(80)

Bovendien is CNU de enige producent van UO2 in Europa die CANDU-technologie gebruikt, en een van slechts twee bedrijven ter wereld die niet-verrijkt UO2 produceren. Ook licht Roemenië toe dat de vraag naar en dus de verkoop van niet-verrijkt UO2 onvoldoende is om een verandering van technologie winstgevend te maken en het aldus ontbreekt aan een prikkel voor een huidige producent van verrijkt UO2 om zich op deze nieuwe markt te begeven.

(81)

Wanneer CNU de uraniummarkt zou verlaten, zou SNN volgens Roemenië afhankelijker kunnen worden van externe leveranciers van UO2/U3O8. Als men de controle over de volledige splijtstofcyclus kwijtraakt, verwacht Roemenië dat externe leveranciers van UO2/U3O8, en met name Cameco, dat dan de enige beschikbare leverancier van verwerkt uranium in de vorm van UO2 met CANDU-certificering in Roemenië zou zijn, van deze situatie zullen profiteren. Zij zouden de prijs van aan SNN geleverde producten aanzienlijk verhogen en zo hun winst maximaliseren. Deze situatie zou gevolgen hebben voor de levensvatbaarheid van de nationale nucleaire exploitant, met negatieve gevolgen voor de energiezekerheid van Roemenië.

(82)

Tot slot benadrukt Roemenië dat er geen haalbare structurele compenserende maatregel zou zijn die kan worden genomen zonder niet alleen de levensvatbaarheid, maar ook de kernactiviteit van het bedrijf in gevaar te brengen. Roemenië voert aan dat de Commissie in eerdere besluiten, zoals Besluit C10/2006 Herstructurering van Cyprus Airways, al heeft aanvaard dat verdere verminderingen van de activiteit de mogelijkheden van een bedrijf tot herstel in gevaar kunnen brengen zonder dat er waardevolle marktkansen ontstaan voor concurrenten.

4.   BEOORDELING VAN DE STEUN

4.1.   Aanwezigheid van steun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU

(83)

In artikel 107, lid 1, VWEU wordt het volgende bepaald: “Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien, zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(84)

Hieruit volgt dat een maatregel slechts als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU kan worden aangemerkt als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan: i) de maatregel moet worden verleend door de staat en met staatsmiddelen worden bekostigd; ii) de maatregel moet een economisch voordeel verlenen aan de begunstigde onderneming; iii) de maatregel moet selectief zijn, d.w.z. bepaalde ondernemingen of producties begunstigen, en iv) de maatregel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloeden.

(85)

In punt 4 beoordeelt de Commissie de steunmaatregelen zoals uiteengezet in het derde herstructureringsplan van de Roemeense autoriteiten (zie tabel 3 voor alle details), te weten:

a)

de omzetting (middels kwijtschelding van schuld) van de verlengde reddingslening in herstructureringssteun ter hoogte van 60,4 miljoen RON (12,7 miljoen EUR), en

b)

drie overheidssubsidies ter hoogte van in totaal 117,9 miljoen RON (24,9 miljoen EUR) ter ondersteuning van investeringen van CNU in de modernisering van de fabriek in Feldioara, de start van de exploitatie van de mijn in Tulgheș-Grințieș en de sluiting van de mijn in Crucea-Botușana.

(86)

Alvorens te onderzoeken of deze maatregelen staatssteun behelzen op grond van artikel 107, lid 1, VWEU, merkt de Commissie op dat de omzetting van de verlengde reddingslening in herstructureringssteun (hierna de “kwijtschelding van de reddingslening” genoemd) en de drie genoemde overheidssubsidies (hierna “de overheidssubsidies” genoemd) volgens Roemenië inderdaad staatssteun behelzen.

4.1.1.   Staatsmiddelen en toerekenbaarheid aan de staat

(87)

Om maatregelen aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, moeten de maatregelen a) zijn afgeleid van middelen van de staat, direct dan wel indirect via een bemiddelende instantie die handelt op grond van bevoegdheden die eraan zijn verleend, en b) toerekenbaar zijn aan de staat.

(88)

Door de kwijtschelding van de reddingslening verliest de staat de middelen uit de staatsbegroting die voor de reddingslening waren vrijgemaakt en die CNU aan de staat moest terugbetalen. Deze maatregel betreft dus staatsmiddelen. Aangezien dit besluit door de Roemeense staat moet worden genomen, is de maatregel toerekenbaar aan de staat. Voorts moeten de overheidssubsidies uit de staatsbegroting worden gefinancierd en rechtstreeks het gevolg zijn van een besluit van de Roemeense staat. Deze maatregelen zijn derhalve ook duidelijk toerekenbaar aan de staat en met staatsmiddelen bekostigd.

4.1.2.   Selectiviteit

(89)

Om als staatssteun te worden beschouwd, moeten maatregelen selectief zijn in die zin dat zij alleen bepaalde ondernemingen of producties begunstigen.

(90)

De kwijtschelding van de reddingslening en de overheidssubsidies worden uitsluitend aan CNU toegekend en maken dus geen deel uit van een algemene maatregel die beschikbaar is voor alle ondernemingen die actief zijn in de delving en verwerking van mineralen of in andere sectoren in Roemenië. Bovendien had Noodverordening nr. 65/2016 tot vaststelling van het rechtskader voor toekenning van de reddingssteun uitsluitend betrekking op CNU en kunnen andere bedrijven die met CNU concurreren of van plan zijn met CNU te concurreren op het gebied van uraniumverwerking, hier geen gebruik van maken. Zoals het Hof heeft bepaald, kan, waar het gaat om individuele steun, bij de vaststelling van een economisch voordeel in beginsel worden vermoed dat er sprake is van selectiviteit (22). Derhalve zijn de kwijtschelding van de reddingslening en de overheidssubsidies selectief van aard.

4.1.3.   Economisch voordeel

(91)

Een voordeel in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, is een economisch voordeel dat een onderneming onder normale marktvoorwaarden — d.w.z. zonder overheidsingrijpen — niet had kunnen verkrijgen (23).

(92)

De kwijtschelding van de reddingslening ter hoogte van 62 miljoen RON (13,1 miljoen EUR) zou CNU begunstigen; middelen die anders nodig waren geweest om de lening terug te betalen, zouden dan vrijkomen voor andere doelen. Geen schuldeiser zou akkoord zijn gegaan met een kwijtschelding van de volledige schuld van een bedrijf zonder enige compensatie of enig vooruitzicht op terugvordering in plaats van de mogelijkheid van — ten minste gedeeltelijke — terugvordering als onderdeel van de liquidatie van het bedrijf in geval van faillissement. Er kan worden geconcludeerd dat CNU vanuit de markt geen financiering tegen deze voorwaarden had kunnen krijgen en dat de kwijtschelding van de reddingslening CNU dus een voordeel verschaft.

(93)

De geplande overheidssubsidies ten gunste van CNU zijn niet-terugvorderbare financiële instrumenten die niet beschikbaar zijn op financiële markten, aangezien er geen sprake is van een vergoeding, verwachting of recht op toekomstige financiële winst voor een investeerder. CNU had vanuit de markt geen financiering tegen deze voorwaarden kunnen krijgen. De overheidssubsidies verlenen CNU dus een voordeel.

4.1.4.   Verstoring van de mededinging en invloed op het handelsverkeer tussen lidstaten

(94)

Wanneer door een lidstaat toegekende steun de positie van een onderneming ten opzichte van andere concurrerende ondernemingen in het handelsverkeer binnen de EU versterkt, moet die steun worden geacht dat handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden (24). Het is voldoende dat de ontvanger van de steun op markten waar sprake is van mededinging, met andere ondernemingen concurreert (25).

(95)

Zoals toegelicht in de overwegingen 9 en 10 is CNU voornamelijk actief in twee fasen van de productiecyclus van uranium: van de delving tot aan de productie van uraniumconcentraat, en vervolgens van het uraniumconcentraat tot aan de productie van UO2.

(96)

Zoals toegelicht in de overwegingen 20 tot en met 22 is uraniumconcentraat een verhandelbaar product dat door een aantal bedrijven wordt aangeboden, en is de markt waarop CNU actief is, mondiaal en open voor mededinging. CNU heeft momenteel voornamelijk te maken met reële en directe mededinging van het Europese bedrijf Orano, dat heeft voorgesteld in de behoeften van SNN op het gebied van uraniumconcentraat te voorzien, en met potentiële mededinging binnen de EU van EU-actoren via hun geplande mijnen in Finland, Hongarije en Spanje.

(97)

Wat UO2 betreft, is in overweging 23 toegelicht dat dit geen specifiek product is dat uitsluitend door CNU wordt geproduceerd, maar dat UO2 ook een tussenproduct is in de productieketen van verrijkt UO2. Naast de mededinging van Cameco en de potentiële mededinging van andere producenten van UO2 in landen met CANDU-reactoren (zie overweging 23) moet ook worden opgemerkt dat Orano volgens het informatieverslag van zijn centrale in Malvési de nodige vergunningen heeft verkregen om apparatuur te installeren waarmee 300 ton UO2 per jaar kan worden geproduceerd, bestemd voor verkoop aan Franse klanten of op de internationale markt (26). Deze nieuwe capaciteit is dus voldoende om aan de volledige jaarlijkse vraag van SNN naar UO2 te voldoen.

(98)

Het is CNU op geen enkele wijze wettelijk verboden goederen of diensten te leveren in andere lidstaten.

(99)

Ook monitort en beheert CNU gesloten uraniummijnen in Roemenië. Deze activiteit kan ook worden verricht door andere mijnbouwbedrijven die actief zijn op het gebied van sluiting en beheer van mijnen elders in de Unie.

(100)

De Commissie concludeert daarom dat er voor de door CNU verhandelde of geproduceerde producten en verleende diensten sprake is van handelsverkeer binnen de EU. Met de geplande steun, die het voor CNU mogelijk maakt op de markt actief te blijven, kan de concurrentiepositie van CNU op de interne markt worden versterkt, waardoor kan worden voorkomen dat zijn concurrenten de activiteiten van CNU gedeeltelijk of geheel overnemen. De steun vervalst daarom de mededinging of dreigt deze te vervalsen en beïnvloedt op ongunstige wijze het handelsverkeer tussen de lidstaten.

4.1.5.   Conclusie ten aanzien van de vraag of er sprake is van staatssteun

(101)

Met het oog op bovenstaande zaken concludeert de Commissie dat de kwijtschelding van de reddingslening en de overheidssubsidies, waarmee Roemenië voornemens is kosten ter hoogte van 178,3 miljoen RON (37,6 miljoen EUR) van het derde herstructureringsplan van CNU te financieren, staatssteun betreffen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, en zal zij derhalve de rechtmatigheid van deze steun en de verenigbaarheid ervan met de interne markt beoordelen.

4.2.   Rechtmatigheid van de steun

(102)

De Commissie merkt op dat Roemenië zijn plannen met betrekking tot de staatssteun uit het eerste herstructureringsplan — een subsidie van 75,5 miljoen RON, een exploitatiesubsidie van 213 miljoen RON en een omzetting van de schuld van CNU van 13,3 miljoen RON in aandelen in handen van de Roemeense overheid per 30 maart 2017 — heeft ingetrokken. Roemenië heeft bevestigd dat deze maatregelen niet zijn uitgevoerd. De beoordeling van deze drie maatregelen door de Commissie is derhalve niet meer relevant.

(103)

Wat betreft de resterende aangemelde steunmaatregelen zoals beschreven in overweging 57, en aangezien Roemenië heeft toegezegd te wachten met de kwijtschelding van de reddingslening en de overheidssubsidies totdat de Commissie haar definitieve besluit heeft vastgesteld, is aan de standstill-verplichting uit artikel 108, lid 3, VWEU voldaan en worden deze maatregelen als rechtmatig beschouwd, onverminderd de beoordeling van de verenigbaarheid ervan.

(104)

De reddingslening trad niet in werking vóór het besluit inzake reddingssteun van de Commissie en vormde dus op het moment van goedkeuring geen onrechtmatige staatssteun. Omdat de lening echter gedurende een buitensporige periode is verlengd, veel langer dan het halfjaar waarvoor de lening was verstrekt, is de steun onrechtmatig.

4.3.   Verenigbaarheid van de steun en rechtsgrond voor de beoordeling

(105)

In het VWEU worden de voorwaarden beschreven waaronder steun als verenigbaar met de interne markt kan worden verklaard. Op grond van artikel 107, lid 3, onder c), VWEU kan de Commissie staatssteun toestaan indien deze wordt toegekend om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Gezien de aard van de betreffende staatssteun zal de Commissie onderzoeken of deze steun verenigbaar is met de interne markt in het licht van de bepalingen uit de R&H-richtsnoeren, met inachtneming van het Euratom-Verdrag.

(106)

Middels de beoordeling van de verenigbaarheid van de herstructureringssteun, ter ondersteuning van het derde herstructureringsplan, moet worden vastgesteld of de tijdens de procedure verzamelde informatie de in het inleidingsbesluit geuite twijfels wegneemt. Met het oog daarop wordt bij de beoordeling uitgegaan van de drie voornaamste twijfels die in dit besluit zijn geuit over de verenigbaarheid met de interne markt van de in het derde herstructureringsplan beschreven herstructureringsmaatregelen, te weten: i) het bestaan van een reële, actuele en steunvrije eigen bijdrage van de begunstigde; ii) het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn, en iii) het gebrek aan zinvolle compenserende maatregelen.

4.3.1.   Toelaatbaarheid van herstructureringssteun voor CNU op grond van de R&H-richtsnoeren

(107)

Verenigbare reddings- of herstructureringssteun kan uitsluitend ten goede komen van ondernemingen in moeilijkheden zoals omschreven in punt 20 van de R&H-richtsnoeren die niet actief zijn in de staal- of kolensector, zoals omschreven in de punten 15 en 16.

(108)

Zoals opgemerkt in het besluit inzake reddingssteun en het inleidingsbesluit, voldeed CNU aan de criteria om te worden aangemerkt als onderneming in moeilijkheden overeenkomstig punt 20 van de R&H-richtsnoeren (zie overweging 33 van het besluit inzake reddingssteun) (27) en is CNU niet actief in de kolen-, staal- of banksector; het bedrijf komt dus in aanmerking voor herstructureringssteun.

4.3.2.   Bestaan van een reële, actuele en steunvrije eigen bijdrage van CNU

(109)

Op grond van punt 62 van de R&H-richtsnoeren wordt van de steun ontvangende onderneming, haar aandeelhouders of schuldeisers of de ondernemingsgroep waarvan zij deel uitmaakt, of van nieuwe investeerders verwacht dat zij uit eigen middelen een aanzienlijke bijdrage aan de herstructurering leveren. Ook moet de eigen bijdrage, om toereikend te worden geacht voor een grote onderneming — zoals CNU — op grond van punt 64 ten minste 50 % van de herstructureringskosten bedragen.

(110)

Daarnaast is het, op grond van punt 63 van de R&H-richtsnoeren, belangrijk dat deze bijdrage reëel, zo hoog mogelijk en vrij van steun is en geen verwachte toekomstige winst omvat.

(111)

Dit belangrijke verenigbaarheidscriterium uit de R&H-richtsnoeren wordt onderbouwd met het feit dat reddings- en herstructureringssteun tot de meest verstorende soorten staatssteun behoren. Ondersteuning van noodlijdende ondernemingen verstoort de normale marktdynamiek, die ervoor zorgt dat minder efficiënte ondernemingen failliet gaan. Daarom wordt een aanzienlijke eigen bijdrage gezien als een teken dat de markten vertrouwen hebben in de haalbaarheid van herstel van de levensvatbaarheid en dat zij het herstructureringsplan actief steunen.

(112)

In het derde herstructureringsplan heeft Roemenië een eigen bijdrage gepresenteerd van 178,1 miljoen RON (37,6 miljoen EUR), die naar verluidt 50 % van de totale herstructureringskosten dekt (zie punt 3.3.1). De inkomstenbronnen zijn overeenkomsten met: i) SNN voor de levering van UO2; ii) SNN voor de verwerking van afval; iii) ANRSPS; iv) Conversmin, en v) overige partijen — kleinere inkomsten (zie tabel 4).

(113)

Bij het analyseren van het steunvrije karakter van de eigen bijdrage constateert de Commissie in het bijzonder het gebrek aan deelname of bijdragen van marktinvesteerders of commerciële banken die het risico nemen de verkoop aan SNN vooraf te financieren of tegen marktvoorwaarden een lening te verstrekken of nieuw kapitaal in te brengen om een deel van de herstructureringskosten te dekken. De Commissie stelt vast dat alle voorgestelde bronnen van de eigen bijdrage bestaan uit inkomsten uit overeenkomsten met overheidsinstanties en overheidsbedrijven.

(114)

Roemenië heeft geen ondersteunende documenten of bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat de geplande overeenkomsten en prijzen tussen ANRSPS, een overheidsinstantie, en CNU marktconform zijn, en die de in het inleidingsbesluit (overweging 51) geuite twijfel zouden kunnen wegnemen. Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten met Conversmin: Roemenië heeft gegevens aangeleverd over voorgaande en huidige overeenkomsten, maar toont niet aan dat deze overeenkomsten en de inkomsten daaruit vrij van steun zijn door aan te tonen dat de prijs een marktprijs is.

(115)

Belangrijker nog: de voornaamste inkomstenbron van CNU (ongeveer 80 %) voor de herstructureringskosten zal volgens Roemenië bestaan uit UO2-overeenkomsten die moeten worden gesloten tussen CNU en SNN ter uitvoering van de recent vastgestelde Wet nr. 193/2018 en het bijbehorende overheidsbesluit (zoals beschreven in overweging 53). Derhalve zal de Commissie eerst beoordelen of deze inkomsten — met name die uit de verkoop aan SNN — als vrij van steun kunnen worden beschouwd. Hiervoor zal de Commissie opnieuw de in punt 4.1 geanalyseerde redenering en criteria hanteren.

4.3.2.1.   Beoordeling van de inkomsten van CNU uit de levering van UO2 aan SNN

(116)

De analyse van de inkomsten van CNU uit de verkoop van UO2 aan SNN in dit punt is uitsluitend bedoeld ter verificatie van de naleving van punt 63 van de R&H-richtsnoeren, op grond waarvan de bijdrage van de begunstigde aan de herstructureringskosten vrij van steun moet zijn.

(117)

Zoals toegelicht in overweging 12 heeft de Roemeense staat, via het ministerie van Energie, 82,5 % van het aandelenkapitaal van SNN in handen. Hieruit volgt dat de middelen die van SNN naar CNU worden overgedragen als betaling voor de uit te voeren overeenkomsten in het kader van de nieuwe monopoliewetgeving, in feite voor een zeer groot deel voortvloeien uit staatsmiddelen en dat de Roemeense staat zeggenschap heeft over de middelen van SNN.

(118)

Volgens vaste rechtspraak betekent het feit dat de overheid zeggenschap kan uitoefenen over een overheidsbedrijf dat betrokken is bij de toekenning van steun, niet automatisch dat de acties en commerciële beslissingen van dat bedrijf aan de staat kunnen worden toegerekend. Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna “het Hof” genoemd) heeft toegelicht dat de middelen van een openbare onderneming als staatsmiddelen worden beschouwd, en maatregelen ten aanzien van deze ondernemingen als toerekenbaar aan de staat, indien de staat door zijn dominerende invloed op de onderneming het gebruik van die middelen kan sturen (28). Het Hof heeft indicatoren vastgesteld op grond waarvan kan worden bepaald of er sprake is van toerekenbaarheid, waaronder de intensiteit van het toezicht dat door de openbare autoriteiten op het bestuur van de onderneming wordt uitgeoefend dan wel enige andere indicator waaruit de betrokkenheid van de overheid bij het vaststellen van een maatregel blijkt.

(119)

Allereerst merkt de Commissie op dat Wet nr. 193/2018, op grond waarvan SNN verplicht van CNU moet kopen, door het parlement is aangenomen (zie overweging 53). Op grond van deze wet is SNN verplicht UO2 van CNU te kopen op basis van de daadwerkelijke raffinagekosten van CNU, ongeacht de winstgevendheid van de transactie voor SNN, met name ten opzichte van alternatieve leveranciers van UO2, zoals het Canadese Cameco. Hieruit blijkt duidelijk dat leveringsovereenkomsten tussen SNN en CNU op grond van deze wetgeving geen op de markt gebaseerde onafhankelijke commerciële beslissingen van SNN zijn, maar het gevolg zijn van de uitoefening van de wetgevende macht van de Roemeense staat. Dat betekent dat het in werkelijkheid de Roemeense staat is die de doorslaggevende invloed uitoefent op de beslissing van SNN om UO2 in te kopen van CNU en op de bijbehorende voorwaarden van de betreffende overeenkomst (in het bijzonder de prijs).

(120)

In een vergelijkbare situatie heeft de Commissie geconcludeerd dat langetermijnovereenkomsten in verband met de aankoop van elektriciteit door Hidroelectrica, een door de Roemeense staat beheerst overheidsbedrijf (80 % van de aandelen), van andere overheidsbedrijven S.C. Termoelectrica SA en S.C. Electrocentrale Deva SA, waartoe Hidroelectrica door de overheid was aangezet, staatsmiddelen betrof en aan de staat toerekenbaar was (29). In het onderhavige geval is de toerekenbaarheid aan de staat nog duidelijker en directer, aangezien eventuele alternatieve levering van UO2 — behalve wanneer CNU niet voldoende kan leveren — een schending van Wet nr. 193/2018 zou inhouden, omdat de contractuele relatie tussen SNN en CNU door de staat is opgelegd en rechtstreeks voortkomt uit de Roemeense wetgeving.

(121)

Ook merkt de Commissie op dat deze conclusie wordt versterkt door het belang van de rol van de staat binnen het bestuur van SNN (zie overweging 12), waardoor wordt gewaarborgd dat de wettelijke verplichting van SNN door de besluitvormingsorganen van SNN wordt nagekomen: de zeven leden van de raad van bestuur van SNN (30) worden aangesteld door de algemene aandeelhoudersvergadering, waarin de staat, gezien zijn aandelen in SNN, een meerderheid heeft. De raad van bestuur is in het bijzonder verantwoordelijk voor de aanstelling en het ontslag van de managers van SNN en ziet toe op hun werkzaamheden.

(122)

Daarom concludeert de Commissie dat er rechtstreeks bewijs is dat de sluiting van de overeenkomsten en de uitvoering ervan aan de Roemeense staat kunnen worden toegerekend. Bovendien concludeert de Commissie, aangezien bij de sluiting en uitvoering van de overeenkomsten middelen worden overgedragen (als betaling aan CNU) vanuit SNN, een door de staat beheerste koper, dat deze geplande nieuwe maatregel staatsmiddelen betreft (zie de overwegingen (116) en (118)).

(123)

Wet nr. 193/2018 heeft uitsluitend betrekking op CNU. Andere bedrijven die met CNU concurreren of van plan zijn met CNU te concurreren wat betreft de verwerking van uranium, kunnen hier geen gebruik van maken. Zoals het Hof heeft bepaald, kan, waar het gaat om individuele steun, bij de vaststelling van een economisch voordeel in beginsel worden vermoed dat er sprake is van selectiviteit (31). Wet nr. 193/2018 en de bij de uitvoering daarvan aan CNU toevallende inkomsten zijn dus duidelijk selectief.

(124)

Wat het voordeel betreft, merkt de Commissie op dat het door Wet nr. 193/2018 en het bijbehorende overheidsbesluit gevormde regelgevingskader ervoor zorgt dat CNU zeker is van de verkoop van zijn UO2-productie aan SNN tegen een prijs die een deel van zijn kosten dekt en die een winstmarge oplevert. Deze zekerheid heeft geen enkel ander bedrijf op de markt. Als de staat niet ingreep, zou CNU niet zeker zijn van de verkoop van zijn productie, net als in de eerdere situatie, waarin SNN een aanbesteding uitschreef voor zijn leveringsovereenkomsten voor UO2. Dit wordt bevestigd door tabel 1, waaruit blijkt dat de door CNU aangeboden prijzen sinds de invoering van de aanbestedingsprocedure altijd aanzienlijk hoger zijn geweest dan die van Cameco. Derhalve concludeert de Commissie dat Wet nr. 193/2018 en de bij de uitvoering daarvan aan CNU toevallende inkomsten CNU een voordeel verlenen.

(125)

In het kader van bovenstaande zaken concludeert de Commissie dat de inkomsten uit de aankoop van UO2 door SNN niet vrij van steun zijn en dus geen geldige eigen bijdrage aan de herstructureringskosten zijn op grond van punt 63 van de R&H-richtsnoeren.

(126)

Vervolgens heeft de Commissie beoordeeld wat, wanneer alle andere factoren gelijk blijven, de hoogte van de eigen bijdrage van CNU zou zijn als deze van SNN afkomstige inkomsten niet meer zouden worden meegerekend. De resulterende operationele kasstromen worden in tabel 6 weergegeven (32).

Tabel 6

Daadwerkelijke en verwachte financiële resultaten van CNU

In miljoen RON

2017

2018

2019 (f)

2020 (f)

2021 (f)

2022 (f)

2023 (f)

Omzet

84,1

37,8

12,9

15,4

16,5

16,9

17,4

(totale uitgaven)

66,0

44,0

2,7

3,2

3,1

2,8

3,0

Totale operationele kasstromen

18,1

–6,2

10,1

12,2

13,4

14,1

14,4

(afschrijvingen)

 

14,6

11,3

11,3

11,3

11,3

11,3

(belastingen — uitgegaan van belastingtarief van 16 %, op basis van door Roemenië verstrekte informatie)

 

0,0

0,0

0,2

0,3

0,5

0,5

Nettowinst

 

n.v.t.

–1,2

0,8

1,7

2,4

2,6

Aangepast vermogen

 

115,2 (33)

114,1

114,8

116,6

119,0

121,6

Rendement op vermogen (34)

 

n.v.t.

–1,0 %

0,7 %

1,5 %

2,0 %

2,2 %

Rendement op geïnvesteerd vermogen

 

n.v.t.

–0,8 %

0,4 %

1,3 %

0,7 %

0,9 %

Rendement op de activa

 

n.v.t.

–0,3 %

0,2 %

0,4 %

0,4 %

0,6 %

Bron: berekeningen van de Commissie op basis van gegevens uit het derde herstructureringsplan

(127)

Op basis van die berekeningen en door toepassing van de som van de operationele kasstromen voor 2017-2023 zoals Roemenië dat heeft gedaan, bedraagt de maximale steunvrije bijdrage van CNU aan het plan 76,2 miljoen RON (16,1 miljoen EUR) — slechts 21,4 % van de geplande 365 miljoen RON (77,0 miljoen EUR) aan herstructureringskosten. Dit percentage ligt ver onder de vereiste minimale eigen bijdrage van 50 %. Zelf als men zou aannemen dat CNU nog steeds aan SNN zou kunnen verkopen als het marktprijzen zou hanteren, zouden de operationele inkomsten van CNU noodzakelijkerwijs hypothetisch zijn en niet stabiel en voorspelbaar genoeg om een reële en actuele bron te vormen voor een eigen bijdrage aan de herstructureringskosten. De twijfels die de Commissie met betrekking hiertoe in het inleidingsbesluit heeft geuit, blijven dus bestaan.

(128)

Op grond van de besluitvormingspraktijk van de Commissie bij de toepassing van de R&H-richtsnoeren hebben de verschillende betrokken begunstigden met steunvrije financiering een bijdrage geleverd tot wel 73 % (35), en nooit minder dan 44 % (36), van de herstructureringskosten (minder dan 50 % kan worden aanvaard in een steungebied krachtens artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, zoals beschreven in punt 98 van de R&H-richtsnoeren). Verder wil de Commissie benadrukken dat de strategische aard van de nucleaire sector geen reden was om de verplichtingen op het gebied van eigen bijdrage te verminderen voor Areva, een potentiële concurrent van CNU waarvan de eigen bijdrage groter was dan 50 % (37). In de onderhavige zaak ziet de Commissie derhalve geen geldige reden om van de regels en haar besluitvormingspraktijk af te wijken met betrekking tot de minimale eigen bijdrage aan de herstructureringskosten.

(129)

Daarnaast heeft Roemenië ook geen rechtvaardiging aangeleverd van het door de Commissie in haar inleidingsbesluit (zie overweging 50) gemaakte punt dat Roemenië niet had toegelicht waarom toekomstige winsten feitelijke bronnen van eigen bijdrage vormen, dit in het licht van punt 63 van de R&H-richtsnoeren, waarin verwachte toekomstige winsten, zoals kasstromen, hiervan worden uitgesloten.

(130)

Voor de andere inkomsten dan die uit de UO2-leveringsovereenkomst van CNU met SNN geldt: als ze al reëel, actueel en steunvrij zijn, wat Roemenië niet heeft aangetoond, dan zijn deze inkomsten alsnog slechts goed voor maximaal 21,4 % van de eigen bijdrage (zie overweging 127) en daarmee onvoldoende om aan de eis uit de R&H-richtsnoeren in verband met de eigen bijdrage te voldoen. De Commissie hoeft daarom geen conclusie te trekken over de vraag of de overige bronnen van eigen bijdrage, zoals door Roemenië gepresenteerd, reëel, actueel en steunvrij zijn.

4.3.3.   Herstructureringsplan en herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn

(131)

Overeenkomstig punt 45 van de R&H-richtsnoeren zal de Commissie in het geval van herstructureringssteun eisen dat de betrokken lidstaat een haalbaar, samenhangend en ingrijpend herstructureringsplan indient dat de levensvatbaarheid van de begunstigde onderneming op lange termijn herstelt. Het herstructureringsplan moet de levensvatbaarheid op lange termijn van de begunstigde onderneming binnen een redelijk tijdsbestek herstellen en moet zijn gebaseerd op realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden, waarbij alle verdere staatssteun die niet onder het herstructureringsplan valt, moet worden uitgesloten. Overeenkomstig punt 48 van de R&H-richtsnoeren moeten in het herstructureringsplan de oorzaken van de moeilijkheden van de begunstigde onderneming worden gegeven en haar zwakke punten worden geïdentificeerd, en moet worden geschetst hoe de voorgenomen herstructureringsmaatregelen een oplossing zullen bieden voor de onderliggende problemen van de begunstigde onderneming. Overeenkomstig punt 50 moeten de uitkomsten die van de geplande herstructurering worden verwacht, worden aangetoond in zowel een nulscenario (basispad) als een pessimistisch scenario (of worstcasescenario). Overeenkomstig punt 52 van de R&H-richtsnoeren wordt levensvatbaarheid op lange termijn bereikt wanneer een onderneming erin slaagt een passend verwacht rendement op kapitaal te behalen nadat al haar kosten zijn gedekt, met inbegrip van afschrijvingen en financiële kosten.

(132)

Deze essentiële voorwaarde uit de R&H-richtsnoeren is in het bijzonder bedoeld om te voorkomen dat de mededinging gedurende een lange periode wordt verstoord door onrendabele, herhaalde financiële injecties van overheidsmiddelen voor noodlijdende ondernemingen die niet in staat zouden zijn binnen een redelijk tijdsbestek weer zelfstandig en financieel levensvatbaar te worden. Wat dat betreft, merkt de Commissie op dat de strategische aard van de nucleaire sector in een andere zaak in verband met deze sector (38) geen reden was voor versoepeling van de eisen met betrekking tot de grondigheid en robuustheid van het herstructureringsplan en de kans dat de levensvatbaarheid op lange termijn na uitvoering van het plan zou worden hersteld.

4.3.3.1.   Gebreken van het herstructureringsplan

(133)

In de overwegingen 54 tot en met 61 van het inleidingsbesluit zijn twijfels geuit of CNU zonder blijvende steun (de exploitatiesubsidie) levensvatbaar zou kunnen worden en of de geplande nieuwe mijn op basis van realistische aannames winstgevend zou zijn. In reactie hierop stelt Roemenië dat CNU op lange termijn levensvatbaar zou worden op basis van financiële voorspellingen waaruit tussen 2018 en 2023 gemiddeld een rendement op vermogen van 14 % (11,4 % in 2023) en een rendement op geïnvesteerd vermogen van 12,9 % (13,6 % in 2023) blijkt. De Commissie is echter van mening dat de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn niet is aangetoond. In de onderstaande overwegingen legt zij uit waarom.

(134)

De Commissie merkt op dat Roemenië in zijn ingediende informatie niet heeft toegelicht waarom er in de kasstroomvoorspellingen geen exploitatiekosten of investeringskosten in verband met de geplande nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș leken te zijn opgenomen.

(135)

Verder merkt de Commissie op dat, op basis van de door Roemenië aangeleverde informatie (zie tabel 1), de door CNU ingediende prijzen voor de levering van partijen van 120 tonU UO2 aan SNN gedurende een periode van zes maanden tussen december 2015 en augustus 2018 39 % tot 99 % hoger lagen dan het bod van Cameco. In zijn derde herstructureringsplan heeft Roemenië geen gedetailleerde, gekwantificeerde toelichting verstrekt van de wijze waarop de productieprocessen van CNU (zowel voor de delving als voor de verwerking/raffinage) zouden kunnen concurreren met Cameco en dus de levensvatbaarheid op de markt op lange termijn zou kunnen worden hersteld zonder verdere staatssteun aan het einde van de herstructureringsperiode.

(136)

Ook merkt de Commissie op dat het bedrag aan exploitatiekosten waarvan CNU uitgaat in het derde herstructureringsplan, vanaf 2020 binnen de marge van [50-70] miljoen RON ([10,5-14,8] miljoen EUR) per jaar ligt. Dit bedrag staat ongeveer gelijk aan een derde van de verwachte jaarlijkse uitgaven in 2023 (196,8 miljoen RON (41,5 miljoen EUR)) in het eerste door Roemenië ingediende herstructureringsplan (zie tabel 1). De Roemeense autoriteiten hebben geen duidelijke of overtuigende rechtvaardiging aangeleverd voor deze aanzienlijke vermindering van de exploitatiekosten tussen deze twee plannen. In het bijzonder zou Crucea in beide plannen in 2023 zijn uitgeput. De sluiting van deze mijn lijkt daarom geen verklaring te zijn voor dat verschil in exploitatiekosten tussen de twee genoemde herstructureringsplannen. De geloofwaardigheid van de aannames in verband met de exploitatiekosten is dus niet vastgesteld.

(137)

Bovendien heeft Roemenië de onderliggende aannames voor de inkomsten vanaf 2021 waarvan het is uitgegaan in zijn herstructureringsplan, in het geheel niet toegelicht. Het gaat daarbij om aannames in verband met de verhouding intern geproduceerde en ingevoerde U3O8 voor de input van de fabriek in Feldioara. Ook hebben de Roemeense autoriteiten geen worstcasescenario ingediend met een gedetailleerde beoordeling van het herstel van de levensvatbaarheid van de onderneming onder pessimistische omstandigheden, zoals vereist op grond van punt 50 van de R&H-richtsnoeren. De Roemeense autoriteiten hebben slechts het bedrag aan cumulatieve operationele kasstromen berekend dat als eigen bijdrage zou worden beschouwd als de exploitatiekosten (of anders de investeringskosten) 25 % hoger zouden liggen, zonder dat zij de motivering voor deze aanname hebben onderbouwd of in detail hebben beoordeeld welke gevolgen dit zou hebben voor de financiële overzichten van CNU.

(138)

Verder heeft Roemenië geen bewijzen verstrekt dat de nieuwe mijn winstgevend zou zijn, waarom in het inleidingsbesluit uitdrukkelijk is verzocht. In november 2019 wordt een haalbaarheidsonderzoek verwacht waartoe opdracht is gegeven aan een Roemeens adviesbureau (Cepromin Deva). Derhalve merkt de Commissie op dat het onderzoek naar de uraniummijn uit 2011 (zie overweging 72), dat Roemenië helaas niet heeft kunnen aanleveren, zelfs niet na verwijdering van elementen van mogelijke zorg in verband met de nationale veiligheid, in ieder geval verouderd is en niet volstaat om de winstgevendheid van de nieuwe mijn te bepalen. In het bijzonder heeft Roemenië de opmerking uit het inleidingsbesluit van de Commissie dat de geplande productiekosten van de mijn veel hoger zullen uitvallen dan de internationale marktprijs van U3O8, niet verworpen (zie overweging 39). Op basis van dezelfde gespecialiseerde bron merkt de Commissie op dat de uraniumprijzen laag blijven, op ongeveer 25 USD (22,6 EUR) per pond U3O8 (39),veel lager dan de verwachte productiekosten van […] USD ([…] EUR) per pond U3O8 uit het eerste herstructureringsplan van Roemenië. Roemenië heeft toegelicht dat de productiekosten van zijn nieuwe mijn mogelijk lager zullen zijn dan oorspronkelijk verwacht in het plan uit 2011, aangezien in de eerste fase uitsluitend bovengrondse reserves zouden worden geëxploiteerd, maar het land heeft niet verklaard hoe die kosten zich zouden verhouden tot de huidige en verwachte marktprijzen. Daarnaast blijkt uit de nieuwe subsidie die in het derde herstructureringsplan is geïntroduceerd (zie overweging 57) om de kosten van de sluiting van de mijn in Crucea-Botușana te dekken, dat CNU geen reserves opzij heeft gezet voor herstel van de milieuschade door die mijn. Omdat er geen onderzoek voor de nieuwe mijn is, kan niet worden gecontroleerd of deze kosten naar behoren zijn ingecalculeerd in de plannen voor de nieuwe mijn. Hetzelfde geldt voor alle andere toekomstige exploitatiekosten voor de nieuwe mijn. Daarom concludeert de Commissie dat de in het inleidingsbesluit geuite twijfels over de nieuwe mijn niet zijn weggenomen.

4.3.3.2.   Twijfels over het herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn

(139)

Allereerst is de Commissie van oordeel dat de door de Roemeense autoriteiten aangeleverde berekeningen niet aantonen dat de levensvatbaarheid van CNU wordt hersteld, aangezien deze zijn gebaseerd op de onjuiste aanname dat CNU voldoende bijdraagt tot de herstructurering van zijn activiteiten. Zoals hierboven uitgelegd vindt de Commissie dat de inkomsten uit het aanbodmonopolie voor de levering van UO2 aan SNN niet vrij van steun zijn (zie overweging 125). Hieruit volgt dat er geen sprake is van herstel van de levensvatbaarheid op lange termijn zonder verdere staatssteun, omdat de levering aan SNN in het kader van het monopolie niet van beperkte duur is en naar verwachting voor het grootste deel van de inkomsten van CNU in de herstructureringsperiode zal zorgen. In de praktijk zou CNU, zoals weergegeven in tabel 5, onverminderd de gebreken in het derde herstructureringsplan van Roemenië, zonder deze inkomstenbron in 2023 hoogstens een rendement op vermogen van 2,2 % en een rendement op geïnvesteerd vermogen van 0,9 % behalen. Dit rendement van 2,2 % is veel lager dan het huidige marktpercentage van 5,0 % voor een Roemeense staatsobligatie met een looptijd van tien jaar. Ook is dit rendement van 2,2 % veel lager dan het rendement op geïnvesteerd vermogen van 7,5-8,5 % dat Roemenië als een passende vergoeding voor kapitaal beschouwt in deze sector, onder verwijzing naar het Paks II-besluit (zie overweging 65). De door Roemenië gestelde benchmark voor rendement op geïnvesteerd vermogen houdt verband met de bouw en exploitatie van een kerncentrale, die andere risico’s, kosten en vergoedingen met zich brengen dan bij de levering van splijtstof. De activiteiten van CNU omvatten een component delving, die blootstaat aan de prijsontwikkeling van uraniumconcentraat, en een component omzetting in uraniumdioxide. Een minimaal beoogd rendement op geïnvesteerd vermogen van 7-8,4 % voor CNU, dat toevallig in dezelfde orde van grootte valt als de marge afkomstig uit de door Roemenië verstrekte informatie, zou daarom geschikt kunnen zijn om ter referentie te gebruiken (40). Worden de niet-steunvrije inkomsten niet in aanmerking genomen, dan blijft het verwachte rendement op vermogen en op geïnvesteerd vermogen van CNU in 2023, aan het eind van de herstructureringsperiode, in ieder geval grotendeels onder de financieringskosten van Roemenië van 5 %. Zonder verdere steun kan er dus niet van worden uitgegaan dat de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn herstelt.

(140)

De Commissie heeft subsidiair beoordeeld of haar conclusie in verband met de levensvatbaarheid op lange termijn zou veranderen als de verwachte inkomsten, bij gebrek aan een monopolie, op verkoop tegen de marktprijs zouden zijn gebaseerd. Als CNU zijn UO2-productie echter daadwerkelijk tegen marktprijzen zou verkopen en daaruit inkomsten zou boeken, zouden deze inkomsten niet voldoende zijn om de levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen.

(141)

Volgens de door Roemenië verstrekte gegevens is de huidige verkoopprijs van UO2 gelijk aan 380 RON/kg (80 EUR/kg) (bod van Cameco van juli 2018) en de marktprijs voor U3O8 gelijk aan 31,7 USD/pond (350,4 RON per kgU U3O8) op basis van een historisch gemiddelde over een periode van zes maanden. Als gevolg hiervan zou een marktkoper voor de levering van UO2 op basis van ingevoerde U3O8 akkoord gaan met een marktprijs voor UO2 (380,4 RON per kgU) min de marktprijs voor U3O8 (350,4 RON per kgU), oftewel ongeveer 30 RON per kgU. Wanneer de marktprijs zou worden gehanteerd, zouden de inkomsten lang niet voldoende blijken om de kosten van CNU voor de verwerking van U3O8 tot UO2 te dekken ([…] RON/kg, inclusief een winstmarge van 5 %). Een hogere prijs voor UO2 op basis van ingevoerde U3O8 zou niet concurrerend blijken.

(142)

De levensvatbaarheid van CNU op lange termijn zou, op basis van de door Roemenië verstrekte informatie, ook niet worden hersteld als het bedrijf van SNN de marktprijs voor UO2 (380,4 RON per kgU) zou krijgen voor een geïntegreerd aanbod van UO2 op basis van intern gedolven uraniumconcentraat: Roemenië heeft aangegeven dat de geïntegreerde productiekosten van CNU op basis van de mijn in Crucea-Botușana ongeveer […] RON/kgU bedragen (41), een veel hoger bedrag dan de door Cameco ingediende prijs voor UO2. Het grootste deel van de verwachte verkoop (ongeveer 80 %) voor de levering van UO2 op basis van intern gedolven U3O8 uit de geplande nieuwe mijn zou derhalve verliesgevend zijn. Op basis van het door Roemenië ingediende plan kan dus niet worden geconcludeerd dat CNU levensvatbaar zou zijn op de markt wanneer het tegen marktprijzen zou verkopen.

(143)

Verder heeft de Commissie beoordeeld wat er zou gebeuren als CNU UO2 op basis van uraniumconcentraat uit zijn nieuwe geplande mijn aan SNN zou verkopen tegen de marktprijs (380,4 RON per kgU). In dat geval zouden de kosten van Feldioara, op basis van de door de Roemeense autoriteiten aangeleverde informatie (tabel 4), ten minste […] miljoen RON per jaar bedragen, oftewel […] RON per kgU, met de zeer behoudende aanname dat productie op volle capaciteit van de fabriek van […] tonU UO2 per jaar niet voor hogere kosten zou zorgen. Na aftrek van de kosten van Feldioara en de kosten van de centrale functies (behoudend geraamd op een ongewijzigde […] miljoen RON per jaar) zou dat voor CNU een maximale marge opleveren van […] RON per kgU UO2 om de kosten van de (nieuwe) mijn en de verwerking van uranium tot uraniumconcentraat te dekken. Deze marge is veel lager dan de huidige marktprijs van 350 RON per kgU U3O8, en ook lager dan de productiekosten van […] RON per kgU die Roemenië heeft ingediend voor de nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș (42).

(144)

Uit tabel 7 blijkt dat CNU niet levensvatbaar zou zijn op lange termijn als het UO2 tegen de marktprijs zou verkopen in het kader van het ingediende herstructureringsplan, zelfs niet met de (optimistische) aanname dat de productiekosten van de nieuwe mijn (inclusief gedegen dekking van toekomstige milieuverplichtingen) gelijk zouden zijn aan de huidige marktprijs voor uraniumconcentraat (d.w.z. 350 RON per kgU U3O8). Sterker nog, de inkomsten uit de verkoop van UO2 tegen de marktprijs zouden lager zijn dan de productiekosten van CNU. Dienovereenkomstig zou aan het eind van de herstructureringsperiode zijn rendement op vermogen, de activa én geïnvesteerd vermogen negatief zijn. Op basis van het door Roemenië ingediende derde herstructureringsplan kan dus, zelfs met leveringen vanuit de nieuwe mijn, niet worden geconcludeerd dat CNU levensvatbaar zou zijn op de markt wanneer het tegen marktprijzen zou verkopen.

Tabel 7

Daadwerkelijke en verwachte financiële resultaten van CNU (verkoop van UO2 tegen marktprijs)

In miljoen RON

2017

2018

2019 (f)

2020 (f)

2021 (f)

2022 (f)

2023 (f)

Historische inkomsten

84,1

37,8

 

 

 

 

 

Niet-UO2-gerelateerde inkomsten

 

 

12,9

15,4

16,5

16,9

17,4

UO2-gerelateerde inkomsten

 

 

93,12

93,12

93,12

93,12

93,12

Totale omzet

84,1

37,8

106,0

108,5

109,6

110,1

110,5

Kosten Feldioara

42,98

28,38

42,53

41,73

40,61

39,27

37,84

Centrale kosten

7,77

4,29

7,77

7,77

7,77

7,77

7,77

Suceava

 

 

 

 

 

 

 

Delvingskosten (uitgaande van productiekosten gelijk aan de marktprijs)

n.v.t.

n.v.t.

84

84

84

84

84

Nettowinst

n.v.t.

n.v.t.

–28,4

–25,1

–22,8

–21,1

–19,2

Aangepast vermogen

 

 

115,23

 

 

 

 

Rendement op vermogen (43)

 

 

 

– 25 %

– 22 %

– 20 %

– 18 %

Rendement op geïnvesteerd vermogen

 

 

 

– 20 %

– 12 %

– 17 %

– 7 %

Rendement op de activa

 

 

 

– 7 %

– 6 %

– 5 %

– 4 %

Bron: berekeningen van de Commissie op basis van gegevens uit het derde herstructureringsplan

4.3.4.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

(145)

Overeenkomstig punt 76 en verder van de R&H-richtsnoeren moeten er, wanneer herstructureringssteun wordt toegekend, maatregelen worden genomen ter beperking van verstoringen van de mededinging, zodat de ongunstige effecten op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, zo beperkt mogelijk blijven en de positieve effecten opwegen tegen eventuele negatieve effecten. In het bijzonder moeten maatregelen die de verstoring van de mededinging beperken, gewoonlijk structurele maatregelen zijn, d.w.z. duidelijke afstotingen van levensvatbare activiteiten, en geen afstotingen van verliesgevende activiteiten die toch al moesten worden stopgezet om de levensvatbaarheid te waarborgen.

(146)

De gedachte achter deze voorwaarde is dat het bedrijf onder normale marktomstandigheden, als het geen steun zou krijgen, failliet zou gaan of zou worden overgenomen. Dit zou marktkansen en/of externe groeimogelijkheden opleveren voor zijn concurrenten. Daarom moet de begunstigde bij ontvangst van de steun op een of andere manier gedeeltelijk compensatie bieden voor de negatieve gevolgen voor de mededinging. De steun moet gepaard gaan met een bijdrage aan een doelstelling van gemeenschappelijk belang. Daarnaast geldt de eis dat compenserende maatregelen worden genomen, die tevens geldt als afschrikmiddel voor ondernemingen en helpt moreel risico te voorkomen bij aandeelhouders van bedrijven die bij de overheid aankloppen wanneer zij in moeilijkheden zijn, om vervolgens de vruchten te plukken van de baten wanneer zij winstgevend zijn.

(147)

Met betrekking hiertoe voert Roemenië zoals samengevat in de overwegingen 78 tot en met 82, eerst aan dat de aan CNU toe te kennen staatssteun in het derde herstructureringsplan met meer dan 60 % is verminderd ten opzichte van het eerste herstructureringsplan. De Commissie merkt op dat, zoals geconcludeerd in overweging 125, in het derde herstructureringsplan de inkomsten uit de UO2-overeenkomst tussen CNU en SNN (afgesloten op basis van Wet nr. 193/2018), ten bedrage van meer dan 250 miljoen RON (52,7 miljoen EUR) (over de gehele herstructureringsperiode, volgens de schattingen van Roemenië), niet als vrij van steun kunnen worden beschouwd. Dit bedrag moet derhalve worden opgeteld bij de 178,3 miljoen RON (37,6 miljoen EUR) aan steun, wat een totaalbedrag aan steun oplevert van 428,3 miljoen RON (90,3 miljoen EUR). Dit bedrag is goed voor 97,2 % van de totale steun die Roemenië in zijn eerste herstructureringsplan had gepresenteerd (440,8 miljoen RON of 93,0 miljoen EUR). Daarom concludeert de Commissie dat de intensiteit van de steun vrijwel ongewijzigd is gebleven en niet, zoals gesteld door Roemenië, met 60 % is verminderd.

(148)

Verder herhaalt Roemenië slechts de reeds aangevoerde argumenten, waarover de Commissie in het inleidingsbesluit twijfels heeft geuit (zie de overwegingen 62 tot en met 68). Roemenië voert aan dat structurele compenserende maatregelen nodig noch mogelijk zijn, omdat de omvang van CNU verwaarloosbaar is en de steun vanwege het gebrek aan alternatieve in de EU gevestigde CANDU-leveranciers geen gevolgen heeft voor de mededinging. Naar verluidt zou afstoting de haalbaarheid van het herstructureringsplan in gevaar brengen.

(149)

Op basis van de in de overwegingen (21) tot en met (23) gepresenteerde en in punt 4.1.4 beoordeelde informatie heeft de Commissie echter geconcludeerd dat er sprake is van feitelijke en potentiële mededinging van Europese bedrijven voor de levering van uraniumconcentraat, evenals potentiële mededinging voor de omzettingsactiviteit.

(150)

Wat betreft het door Roemenië aangevoerde argument dat eventuele afstoting de haalbaarheid van het herstructureringsplan in gevaar zou brengen, merkt de Commissie op dat Areva in de Areva-zaak (44) zijn reactorcomponent (New Areva NP) verkocht aan het Franse gevestigde energiebedrijf EDF. Deze component behelsde een derde van de activa van Areva en was vóór de herstructurering goed voor meer dan 50 % van zijn omzet (45). De Commissie merkt op dat Roemenië geen alternatief plan heeft gepresenteerd waarin een afstoting van een deel van de activiteiten van CNU is opgenomen, zodat CNU zich bijvoorbeeld zou kunnen richten op het delvingssegment door zijn verwerkings-/raffinagewerkzaamheden op continuïteitsbasis als een losstaand bedrijf af te stoten.

(151)

In het kader van de in de overwegingen 147 tot en met 150 weergegeven informatie lijkt het erop dat: i) er sprake is van feitelijke mededinging ten aanzien van de activiteit van uraniumdelving; ii) er potentieel verdere mededinging zou kunnen ontstaan ten aanzien van de activiteit van uraniumverwerking en –raffinage, en iii) Roemenië geen structurele compenserende maatregelen voorstelt voor CNU. Daarom concludeert de Commissie dat er door het gebrek aan structurele compenserende maatregelen niet is voldaan aan het in punt 76 en verder van de R&H-richtsnoeren beschreven criterium van maatregelen om de verstoring van de mededinging te beperken.

4.4.   Definitieve conclusie over verenigbaarheid van de herstructureringssteun met de interne markt

(152)

Wat betreft de reddingssteunlening heeft Roemenië, in overeenstemming met punt 55, letter d), van de R&H-richtsnoeren, toegezegd binnen maximaal zes maanden vanaf de datum van het besluit inzake reddingssteun of de uitkering van de eerste tranche (overweging 42 van het besluit inzake reddingssteun) een van de volgende zaken in te dienen: bewijs dat de lening is terugbetaald, een geldig herstructureringsplan of een onderbouwd liquidatieplan met de stappen die leiden tot de liquidatie van CNU binnen een redelijk tijdsbestek, zonder verdere steun. Roemenië heeft zijn toezegging niet gestand gedaan, aangezien i) de reddingslening niet is terugbetaald, en ii) Roemenië ervan in kennis is gesteld dat het herstructureringsplan (ingediend door Roemenië in juni 2017 en later gewijzigd, met de meest recente versie in april 2019) geen toereikende eigen bijdrage van CNU aan het herstructureringsplan bevat, niet tot herstel van de levensvatbaarheid van CNU op lange termijn leidt zonder verdere steun aan het eind van de herstructureringsperiode, en geen gepaste compenserende maatregelen bevat.

(153)

Uit het bovenstaande concludeert de Commissie dat i) de omzetting (via kwijtschelding van schuld) van de verlengde reddingslening in herstructureringssteun ter hoogte van 60,4 miljoen RON (12,7 miljoen EUR), en ii) de drie overheidssubsidies ter hoogte van in totaal 117,9 miljoen RON (24,9 miljoen EUR) aan CNU onverenigbaar zijn met de interne markt.

5.   TOEPASSINGSGEBIEDEN VAN HET EURATOM-VERDRAG

(154)

De Commissie houdt ook terdege rekening met het feit dat CNU actief is op gebieden die onder het Euratom-Verdrag vallen. Middels het Euratom-Verdrag is de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie opgericht. In dit Verdrag zijn de noodzakelijke instrumenten beschreven en de verantwoordelijkheden toegewezen met het oog op verwezenlijking van de doelstellingen, waaronder nucleaire veiligheid, energie-onafhankelijkheid en de diversiteit en continuïteit van de energievoorziening (46).

(155)

Bij artikel 52 van het Euratom-Verdrag is het Voorzieningsagentschap van Euratom (ESA) opgericht, dat moet zorgen voor een regelmatige en billijke splijtstofvoorziening voor Europese gebruikers, in overeenstemming met de doelstellingen uit artikel 2, onder d). Om deze taak uit te voeren hanteert het ESA een voorzieningsbeleid op basis van het beginsel van gelijke toegang tot erts en splijtstof voor alle gebruikers. Ook heeft het ESA een optierecht op in de Gemeenschap geproduceerde materialen en een exclusief recht om leveringscontracten te sluiten voor de levering van ertsen en splijtstoffen.

(156)

Artikel 67 van het Euratom-Verdrag luidt: “Behoudens de in dit Verdrag bepaalde uitzonderingen, komen de prijzen tot stand door afweging tegen elkaar van vraag en aanbod, volgens de bepalingen van artikel 60; hierop mogen de lidstaten geen inbreuk maken door middel van hun nationale regelingen.” Op grond van de vereenvoudigde procedure, die is ingesteld bij artikel 5 bis van de Verordening van het Voorzieningsagentschap van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (47), oefent het ESA zijn optierecht uit, evenals zijn recht om contracten te sluiten via één enkel trilateraal contract tussen de producent, het ESA en de gebruiker.

(157)

In het onderhavige geval is het ESA partij bij iedere overeenkomst tussen CNU en SNN en is het, zoals beschreven in overweging 156, bij het beoordelen van aankooporders niet gebonden aan Roemeense rechtshandelingen.

(158)

Overeenkomstig artikel 2, onder d), van het Euratom-Verdrag is het preferentiebeginsel uitsluitend in de voorzieningsregeling opgenomen ten gunste van de gebruikers uit de Gemeenschap, en garandeert het niet de afzet van de communautaire splijtstofproductie. Bovendien voorziet het Euratom-Verdrag in een regeling waarbij prijzen moeten worden vastgesteld door vraag en aanbod met elkaar in evenwicht te brengen, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden (48).

(159)

In eerdere besluiten inzake staatssteun heeft de Commissie erkend dat de bevordering van een succesvolle kernenergiesector een fundamentele doelstelling van het Euratom-Verdrag, en daarmee ook van de Europese Unie, is (49). Onverminderd de conformiteit van leveringen van CNU aan SNN in het kader van Wet nr. 193/2018 en Overheidsbesluit nr. 126/2019 met de bepalingen van het Euratom-Verdrag erkent de Commissie dat het onderhavige besluit gevolgen kan hebben voor enkele verplichtingen van Roemenië op grond van het Euratom-Verdrag met betrekking tot de veiligheid van uraniumdelving en -verwerking en de continuïteit van de voorziening, met name als CNU zijn werkzaamheden moet staken.

(160)

In het kader van of als follow-up voor de onderhavige procedure op grond van het VWEU kan Roemenië maatregelen vaststellen om de doelstellingen van het Euratom-Verdrag inzake veiligheid van uraniumdelving en -verwerking en continuïteit van de voorziening te verwezenlijken, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de fabriek in Feldioara UO2 kan blijven produceren voor de CANDU-reactoren van SNN, ongeacht of de fabriek eigendom is van en geëxploiteerd wordt door CNU. Echter, dergelijke maatregelen in deze context mogen geen afbreuk doen aan terugbetalingsverplichtingen die voortkomen uit de onderhavige procedure en niet de reikwijdte en uitvoering van deze verplichtingen beperken respectievelijk vertragen. Ook moeten ze noodzakelijk, evenredig en redelijk zijn, en in tijd en reikwijdte beperkt tot wat onmisbaar is om de voorzieningsveiligheid en -zekerheid te waarborgen. Bij de handhaving van het onderhavige besluit moet de Commissie vooraf in kennis worden gesteld en in staat zijn te controleren of aan deze voorwaarden is voldaan. Derhalve laat dit besluit dergelijke maatregelen in het algemeen onverlet.

6.   TERUGVORDERING

(161)

Krachtens het VWEU en de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie is de Commissie bevoegd te beslissen dat de betrokken lidstaat de steunmaatregel moet intrekken of wijzigen wanneer zij heeft vastgesteld dat deze onverenigbaar is met de interne markt (50). Het Hof heeft verder steeds geoordeeld dat de verplichting van een lidstaat om steun die door de Commissie als onverenigbaar met de interne markt wordt beschouwd, ongedaan te maken, bedoeld is om de vroegere toestand te herstellen (51).

(162)

In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat deze doelstelling is bereikt zodra de begunstigde de onrechtmatig toegekende steun heeft terugbetaald, waardoor hij het marktvoordeel verliest dat hij ten opzichte van zijn concurrenten genoot en de toestand van vóór de steunverlening wordt hersteld (52).

(163)

In dit opzicht is in artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad (53) het volgende bepaald: “Indien negatieve besluiten worden genomen in gevallen van onrechtmatige steun besluit de Commissie dat de betrokken lidstaat alle nodige maatregelen dient te nemen om de steun van de begunstigde terug te vorderen […]”.

(164)

De verlengde reddingslening — die onrechtmatig werd op het moment dat de reddingssteun niet binnen zes maanden na de toekenning en/of uitkering ervan werd terugbetaald — vormt derhalve een inbreuk op artikel 108, lid 3, VWEU en moet als een onrechtmatige en onverenigbare steunmaatregel worden beschouwd. De lening moet worden teruggevorderd om de situatie te herstellen die op de markt bestond voordat de steun werd toegekend. Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2015/1589 moet de terugvordering betrekking hebben op de periode vanaf het moment dat het voordeel aan de begunstigde werd toegekend, dat wil zeggen het moment dat de steun in de vorm van een eerste bedrag aan lening onrechtmatig aan de begunstigde ter beschikking werd gesteld, tot het moment van daadwerkelijke terugbetaling. Verder moet over het terug te betalen bedrag rente worden vergoed tot de dag van de daadwerkelijke terugbetaling. De terugvorderingsrente verschilt van de contractuele rente of andere door CNU op basis van contractuele afspraken aan de staat verschuldigde bedragen in verband met de reddingslening en moet bij het oorspronkelijke bedrag aan steun worden opgeteld. Door de terugvorderingsrente te betalen verliest de begunstigde het financiële voordeel dat uit het kosteloos ter beschikking stellen van de betrokken steun is voortgevloeid, vanaf de datum waarop deze de begunstigde ter beschikking is gesteld, totdat deze is terugbetaald (54). De terugvorderingsrente wordt berekend krachtens Verordening (EG) nr. 794/2004 (55).

(165)

De Commissie neemt nota van de recente besprekingen met Roemenië waarin niet is uitgesloten dat een terugvorderingsbevel in verband met de reddingslening en verkoop van de activa van CNU teneinde zijn schuldverplichtingen na te komen, waaronder verplichtingen die voortkomen uit de uitvoering van terugvordering die Roemenië is opgelegd als gevolg van dit besluit, tot ontbinding van CNU kan leiden.

(166)

Het feit dat er een insolventieprocedure tegen CNU zou kunnen worden ingesteld en dat het bedrijf de steun mogelijk niet kan terugbetalen, is geen geldige reden om het bedrijf vrij te stellen van zijn verplichting om de steun terug te betalen (56). In dit geval kan de situatie van vóór de betaling van de steun worden hersteld en de verstoring van de mededinging worden weggenomen door de schuldverplichting met betrekking tot de reddingslening bij te schrijven op de lijst van schuldvorderingen als onderdeel van een door de rechtbank begeleide insolventieprocedure. Indien Roemenië niet het volledige bedrag kan terugvorderen, moet de procedure leiden tot de definitieve staking van de activiteiten van CNU (57).

7.   CONCLUSIE

(167)

De Commissie concludeert dat Roemenië CNU onwettige staatssteun heeft toegekend via de verlengde reddingslening, die onverenigbaar is met de interne markt en moet worden teruggevorderd, niet kwijtgescholden, zoals Roemenië van plan is. Daarnaast concludeert de Commissie dat de aanvullende geplande herstructureringssteun in de vorm van drie subsidies in verband met de sluiting van de mijn in Crucea-Botușana, de opening van de nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș en de modernisering van de fabriek in Feldioara, ter hoogte van in totaal 117,9 miljoen RON, eveneens onverenigbaar is met de interne markt en niet aan CNU ter beschikking mag worden gesteld. Voorts merkt de Commissie op dat Roemenië niet langer voornemens is enkele eerder gemelde herstructureringssteunmaatregelen waarover de Commissie twijfels heeft geuit, uit te voeren.

(168)

De Commissie kan in de toekomst in afzonderlijke procedures onderzoeken of bij de uitvoering van Wet nr. 193/2018, zoals verder uitgewerkt in Overheidsbesluit nr. 126/2019, aan CNU toevallende inkomsten onrechtmatige staatssteun betreffen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De staatssteun die Roemenië voornemens is toe te kennen aan Compania Națională a Uraniului SA, in de vorm van een kwijtschelding van de overeenkomstig Noodverordening nr. 65/2016 toegekende lening en drie overheidssubsidies in verband met de sluiting van de mijn in Crucea-Botușana, de opening van de nieuwe mijn in Tulgheș-Grințieș en de modernisering van de fabriek in Feldioara, ter hoogte van in totaal 178,3 miljoen RON, is onverenigbaar met de interne markt.

De steunmaatregelen mogen daarom niet worden uitgevoerd.

Artikel 2

Nu Roemenië zijn plannen heeft ingetrokken, is de procedure in verband met de door Roemenië gemelde staatssteun, in de vorm van een subsidie van 75,5 miljoen RON, een exploitatiesubsidie van 213 miljoen RON en een omzetting van de schuld van Compania Națională a Uraniului SA van 13,3 miljoen RON in aandelen in handen van de Roemeense overheid per 30 maart 2017, niet meer relevant.

Artikel 3

De niet binnen zes maanden terugbetaalde lening ter hoogte van 62 miljoen RON, die in overeenstemming met Noodverordening nr. 65/2016 is toegekend ten gunste van Compania Națională a Uraniului SA, plus de rente daarover (de reddingslening), betreft onrechtmatige staatssteun door Roemenië en is dus in strijd met artikel 108, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en onverenigbaar met de interne markt.

Artikel 4

1.   Roemenië vordert de in artikel 3 bedoelde onverenigbare steun van de begunstigde onderneming terug.

2.   Het feitelijke terug te vorderen bedrag is gelijk aan het daadwerkelijk aan de begunstigde uitgekeerde en niet door deze begunstigde aan de Roemeense staat terugbetaalde bedrag van de reddingslening, te weten 60 367 550,53 RON, plus de bijbehorende contractuele rente die had moeten worden berekend vanaf de uitkering van de reddingslening. Het terug te vorderen bedrag omvat daarnaast terugvorderingsrente vanaf de datum dat de steun onrechtmatig werd, tot de datum van de daadwerkelijke terugbetaling ervan.

3.   De rente wordt op samengestelde grondslag berekend overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (58).

4.   Roemenië annuleert alle betalingen van alle uitstaande bedragen aan in artikel 3 bedoelde steun vanaf de datum waarop dit besluit is vastgesteld.

Artikel 5

1.   De in artikel 3 bedoelde steun wordt onmiddellijk en daadwerkelijk teruggevorderd, onverminderd eventuele gepaste maatregelen die Roemenië vaststelt om zijn verplichtingen op grond van het Euratom-Verdrag na te komen, mits deze maatregelen evenredig, redelijk en in tijd beperkt zijn.

2.   Roemenië ziet erop toe dat dit besluit binnen vier maanden na de datum van kennisgeving ervan ten uitvoer wordt gelegd.

Artikel 6

1.   Binnen twee maanden na de kennisgeving van dit besluit verstrekt Roemenië de volgende informatie aan de Commissie:

a)

het totale bedrag (hoofdsom en terugvorderingsrente) dat van de begunstigde moet worden teruggevorderd;

b)

een uitvoerige beschrijving van de reeds genomen en voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen;

c)

documenten waaruit blijkt dat de begunstigde is gelast de steun terug te betalen.

2.   Roemenië houdt de Commissie op de hoogte van de stand van uitvoering van de nationale maatregelen die het heeft genomen om dit besluit uit te voeren, en dit tot de in artikel 3 bedoelde steun volledig is terugbetaald. Het verstrekt, op eenvoudig verzoek van de Commissie, onverwijld alle inlichtingen over de reeds genomen en de voorgenomen maatregelen om aan dit besluit te voldoen. Het verstrekt tevens nadere inlichtingen over de reeds door de begunstigde terugbetaalde steunbedragen en rente.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 24 februari 2020.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Uitvoerend vicevoorzitter


(1)  PB C 236 van 6.7.2018, blz. 6.

(2)  In dit besluit wordt de wisselkoers van 17.9.2019 gebruikt: 1 RON = 0,211 EUR en, indien van toepassing, 1 RON = 0,233 USD en 1 USD = 0,906 EUR. Cijfers met betrekking tot andere valuta dan RON worden slechts ter informatie verstrekt.

(3)  Besluit van de Commissie van 30.9.2016, SA.46312 (2016/N) — Roemeense reddingssteun voor Compania Națională a Uraniului SA (PB C 236 van 6.7.2018, blz. 6).

(4)  Mededeling van de Commissie — “Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden” (PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1).

(5)  Zie Besluit van de Commissie van 8.5.2018, SA.48394 (2017/N) — Herstructurering van de nationale uraniummaatschappij (Compania Natională a Uraniului CNU) (PB C 236 van 6.7.2018, blz. 6).

(6)  Zie de statuten van SNN, beschikbaar via http://www.nuclearelectrica.ro/wp-content/uploads/2014/08/engl-act-const1.pdf

(*)  Vertrouwelijke informatie

(7)  Informatie verkregen van https://www.wise-uranium.org/upeur.html op 23 september 2019.

(8)  Punt 12.2 van de referenties die de Roemeense autoriteiten hebben ingediend als bijlage bij brief nr. 121321/DV/8.12.2018.

(9)  https://www.orano.group/docs/default-source/orano-doc/groupe/publications-reference/rapport_tsn_malvesi_2018.pdf, blz. 13.

(10)  De reddingslening is op 5 oktober 2016 toegekend door de Roemeense staat, via zijn vertegenwoordiger, het ministerie van Energie, in overeenstemming met Noodverordening nr. 65/2016 tot vaststelling van het rechtskader voor toekenning van een individuele rechtshulpmaatregel tot redding van de nationale uraniummaatschappij (Staatsblad nr. 801 van 11 oktober 2016). Voor de reddingslening gold een contractuele rente van 6,92 %. De lening is in twee tranches uitgekeerd: 47,2 miljoen RON op 5 november 2016 en vervolgens 13 167 550,53 RON op 30 maart 2017. Het rentepercentage is op 19 juli 2017 gewijzigd van 6,92 % naar 11,08 %. Bron: www.cdep.ro/interpel/2018/r1405B.pdf

(11)  Kennisgevingsformulier deel III.B, punt 5.1.B.

(12)  Ongeveer 120 USD per kgU of 46 USD per pond U3O8, op basis van 1 kgU = 2,59979 pond U3O8 volgens de gespecialiseerde website: http://www.uranium.info/unit_conversion_table.php

(13)  Informatie verkregen van https://www.uxc.com/p/prices/UxCPrices.aspx op 22 maart 2018.

(14)  Door Roemenië verstrekt document van 19 april 2019, hoofdstuk IV.3. Herstructureringsplan, punt iv).

(15)  Door Roemenië verstrekt document van 19 april 2019, hoofdstuk IV.3. Herstructureringsplan, punt iv).

(16)  Wet nr. 193/2018, vastgesteld op 19 juli 2018 en bekendgemaakt in het Staatsblad nr. 640 van 23 juli 2018.

(17)  Overheidsbesluit nr. 126/2019 tot goedkeuring van de criteria en modaliteiten voor de vaststelling en aanpassing van de gereguleerde prijzen in verband met de kwalificatie-, opslag- en verwerkingsdiensten voor uraniumoxide, evenals de prijs van door de nationale uraniummaatschappij SA op Roemeens grondgebied geleverde uraniumdioxide, vastgesteld op 5 maart 2019 en bekendgemaakt in het Staatsblad op 6 maart 2019.

(18)  Zie link naar het persbericht op: https://www.focus-energetic.ro/nuclearelectrica-incheie-iar-contract-cu-cnu-pentru-uraniu-54071.html. Zie ook de voetnoot op blz. 36 van het jaarverslag van SNN voor 2018, waarin de hoeveelheden worden genoemd voor de twee leveringsovereenkomsten die zijn gesloten met Cameco en CNU: http://www.nuclearelectrica.ro/wp-content/uploads/2019/02/SNN_RO_Raport-Anual-CA-2018.pdf. Deze vaste overeenkomst volgde op het aanbod van CNU voor een grotere hoeveelheid en een eerste biedingsprijs die 99 % hoger lag dan de in rij 6 van tabel 1 genoemde prijs van Cameco.

(19)  In artikel 2, lid 5, van het overheidsbesluit staat: “de kostendalingen als gevolg van verbeterde efficiëntie van de activiteiten van CNU en die door de onafhankelijke auditor zijn gecertificeerd […], worden als volgt opgesplitst: 50 % van het bedrag wordt in de prijs opgenomen als verhoogde winst, de overige 50 % bestaat uit een prijsverlaging”.

(20)  Zie Besluit van de Commissie van 6.3.2017, SA.38454 (2015/C) — Mogelijke steun voor de kerncentrale Paks II, PB L/317/2017.

(21)  Zie Besluit van de Commissie van 10.1.2017, SA.44727 (2016/C) — Herstructureringssteun voor Areva, PB L/155/2017, blz. 23, overweging 231.

(22)  Zie het arrest van 4 juni 2015, Commissie/MOL, C-15/14 P EU:C:2015:362, punt 60.

(23)  Arrest van het Hof van Justitie van 11 juli 1996, Syndicat français de l’Express international (SFEI) e.a./La Poste e.a., C-39/94, ECLI:EU:C:1996:285, punt 60; arrest van het Hof van Justitie van 29 april 1999, Spanje/Commissie, C-342/96, ECLI:EU:C:1999:210, punt 41.

(24)  Zie, in het bijzonder, het arrest van het Hof van 17 september 1980, Philip Morris Holland BV/Commissie van de Europese Gemeenschappen, zaak 730/79, EU:C:1980:209, punt 11; arrest van het Hof (Zesde kamer) van 22 november 2001, Ferring SA/Agence centrale des organismes de sécurité sociale (ACOSS), zaak C-53/00, EU:C:2001:627, punt 21; arrest van het Hof (Zesde kamer) van 29 april 2004, Italiaanse Republiek/Commissie van de Europese Gemeenschappen, zaak C-372/97, EU:C:2004:234, punt 44.

(25)  Zaak T-214/95, Het Vlaamse Gewest/Commissie, ECLI:EU:T:1998:77.

(26)  Informatie verkregen van https://www.orano.group/docs/default-source/orano-doc/groupe/publications-reference/rapport_tsn_malvesi_2018.pdf, blz. 13, geraadpleegd op 23 september 2019.

(27)  Volgens zijn financiële overzichten per 31 december 2015 had CNU een negatief vermogen en voldeed het bedrijf op grond van de Roemeense wetgeving aan de criteria om op verzoek van zijn schuldeisers in een collectieve insolventieprocedure te worden geplaatst.

(28)  Zaak C-482/99, Franse Republiek/Commissie (Stardust Marine), Jurispr. 2002, blz. I-4397.

(29)  Zie Besluit van de Commissie van 20.4.2015 betreffende onverenigbare steun middels preferentiële prijzen in overeenkomsten tussen Hidroelectrica SA en verkopers van thermische elektriciteit (SA.33475 (2012/C)), overwegingen 12 en 92 tot en met 100, PB L 275 van 20.10.2015, blz. 46. In dat geval waren de verkoopprijzen gebaseerd op door de energietoezichthouder vastgestelde kosten en mochten de verkopers die geen kopers tegen marktprijzen konden vinden, op grond van de overeenkomsten een deel van hun productie tegen prijzen ver boven de marktprijzen aan Hidroelectrica verkopen.

(30)  Zie het meest recente verslag van SNN in het gedeelte “jaarverslagen” op zijn officiële website: jaarverslag 2016, blz. 88 tot en met 96, verkregen op 30.7.2019 — http://www.nuclearelectrica.ro/wp-content/uploads/2018/01/Raport-Anual-CA-2016-Final-ENGLEZA1.pdf

(31)  Zie het arrest van 4 juni 2015, Commissie/MOL, C-15/14 P EU:C:2015:362, punt 60.

(32)  Om de operationele kasstromen te herberekenen zijn er verschillende aannames gedaan over de inkomsten en de kosten zoals verstrekt door Roemenië (tabel 4). Ten eerste is met betrekking tot de inkomsten aangenomen dat CNU de inkomsten in verband met de UO2-overeenkomst met SNN vanaf 2019 niet zou ontvangen; de inkomsten uit 2017 en 2018 stammen van vóór de vaststelling van Wet nr. 193/2018. Ten tweede is bij de berekeningen de behoudende aanname gehanteerd dat CNU vanaf 2019 slechts een percentage van de kosten in verband met de fabriek in Feldioara zou dragen dat gelijk is aan het percentage inkomsten uit de afvalovereenkomst ten opzichte van de totale inkomsten uit de afval- en UO2-overeenkomst met SNN. De operationele kosten van de bestaande mijn in Crucea-Botușana worden vanaf 2019 ook geschrapt, aangezien CNU het grootste deel hiervan niet zou dragen als het geen U3O8 hoeft te produceren om UO2 te leveren aan SNN. Als gevolg daarvan vormen deze operationele kasstromen een maximum bij gebrek aan een UO2-overeenkomst met SNN, op basis van behoudende aannames over de mate waarin de inkomsten en kosten zouden dalen: de kostendaling zou kleiner kunnen zijn, bijvoorbeeld als CNU nog steeds U3O8 zou produceren voor bijvoorbeeld een interne voorraad, ondanks dat er geen UO2-overeenkomst met SNN is.

(33)  Gebaseerd op door de Roemeense autoriteiten verstrekte informatie (41,3 miljoen RON aan “aandelenkapitaal” en 73,9 miljoen RON aan “overige reserves”).

(34)  Het rendement op vermogen, het rendement op geïnvesteerd vermogen en het rendement op de activa zijn berekend volgens de methode die de Roemeense autoriteiten hebben gebruikt voor het jaar 2018 in de door hen verstrekte gegevens van 19 april 2019 (bijlage 14), namelijk door de nettowinst te delen door het “aandelenkapitaal” plus de “overige reserves”. Er is rekening gehouden met de cumulatieve winst om een aangepast vermogen te berekenen voor ieder jaar van de herstructureringsperiode.

(35)  Besluit van de Commissie van 25.6.2018, SA.49214 (2017/N) — Herstructureringssteun voor Semenarna Ljubljana d.o.o., PB C/339/2018.

(36)  Besluit van de Commissie van 12.5.2016, SA.40419 (2015/NN) — Herstructureringssteun voor Polzela d.d., PB C/258/2016.

(37)  Zie Besluit van de Commissie van 10.1.2017, SA.44727 (2016/C) — Herstructureringssteun voor Areva, PB L/155/2017.

(38)  Zie voetnoot 42.

(39)  Gegevens per 20 juli 2019, verkregen van https://www.uxc.com

(40)  In 2018 bedroegen de gewogen kapitaalkosten voor uraniumdelving na belastingen 7,65-11,6 %, en die voor de daaropvolgende raffinage- en verwerkingsactiviteiten 6,7 %. Het relatieve gewicht van de delvings- en de raffinage- en verwerkingskosten voor CNU in 2019 bedroegen respectievelijk 34 % en 66 % (zie tabel 5), wat leidt tot “alomvattende” gewogen kapitaalkosten na belastingen van 7-8,4 %, indien de kapitaalkosten van Orano als doelstelling werden gehanteerd voor het rendement op geïnvesteerd vermogen van CNU. Dit zou behoudend zijn. Het minimale beoogde rendement op geïnvesteerd vermogen moet groter zijn dan de gewogen kapitaalkosten na belastingen, aangezien een aanvaardbare vergoeding altijd de financieringskosten en een gepaste vergoeding voor aandeelhouders moet dekken. Geconsolideerde rekeningen van Orano van 31.12.2018, blz. 46, beschikbaar op: https://www.orano.group/docs/default-source/orano-doc/finance/publications-financieres-et-reglementees/2018/resultats-annuels-2018/orano_comptes

(41)  Tweede herstructureringsplan, bijlage 11.

(42)  Zie inleidingsbesluit, overweging 25. Roemenië heeft geen nieuwe onderbouwde kostenramingen ingediend.

(43)  Berekend op basis van een aangepast vermogen van 115 miljoen RON (aanname voor 2018, aangeleverd door de Roemeense autoriteiten in het ingediende derde herstructureringsplan); rendement op vermogen en op de activa berekend door nettowinst te delen door hetzelfde relevante gemiddelde als in tabel 6.

(44)  Zie voetnoot 42.

(45)  Zie overweging 333 van het definitieve besluit, zoals genoemd in voetnoot 42.

(46)  Zie met name de artikelen 1, 2 en 52 van het Euratom-Verdrag.

(47)  Zie Verordening van het Voorzieningsagentschap van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie houdende wijziging van de verordening van het Voorzieningsagentschap van 5 mei 1960 waarbij de wijze wordt bepaald waarop vraag en aanbod voor ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen tegen elkaar worden afgewogen (PB L 193 van 25.7.1975, blz. 37).

(48)  Zie het arrest van 11 maart 1997, ENU/Commissie, C-357/95 P EU:C:1997:144, waarin het Hof heeft aangegeven dat er sprake zou kunnen zijn van uitzonderlijke omstandigheden die afwijking van het prijsmechanisme uit het Verdrag kunnen rechtvaardigen. Het gebruikte voorbeeld is het bestaan van bijzondere omstandigheden “die de fundamentele doelstelling van regelmatige en billijke voorziening van ertsen en splijtstoffen in gevaar brengen of dreigen te brengen” (punt 47).

(49)  Zie Besluit 2005/407/EG van de Commissie van 22 september 2004 betreffende de steunmaatregel die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van British Energy plc (PB L 142 van 6.6.2005, blz. 26), en Besluit (EU) 2015/658 van de Commissie van 8 oktober 2014 betreffende steunmaatregel SA.34947 (2013/C) (ex 2013/N) die het Verenigd Koninkrijk voornemens is ten uitvoer te leggen ten behoeve van de kerncentrale Hinkley Point C (PB L 109 van 28.4.2015, blz. 44).

(50)  Zie zaak C-70/72, Commissie/Duitsland, ECLI:EU:C:1973:87, punt 13.

(51)  Zie gevoegde zaken C-278/92, C-279/92 en C-280/92, Spanje/Commissie, ECLI:EU:C:1994:325, punt 75.

(52)  Zie zaak C-75/97, België/Commissie, ECLI:EU:C:1999:311, punten 64 en 65.

(53)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(54)  Zie zaak T-459/93, Siemens/Commissie, ECLI:EU:T:1995:100, punten 97 tot en met 101.

(55)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1), zoals gewijzigd.

(56)  Arrest van het Hof van Justitie van 29 april 2004, Duitsland/Commissie, C-277/00, ECLI:EU:C:2004:238, punt 85; arrest van het Hof van Justitie van 15 januari 1986, Commissie/België, C-52/84, ECLI:EU:C:1986:3, punt 14; arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 1990, België/Commissie, C-142/87, ECLI:EU:C:1990:125, punten 60 tot en met 62.

(57)  Arrest van het Hof van Justitie van 11 december 2012, Commissie/Spanje, C-610/10, ECLI:EU:C:2012:781, punt 104.

(58)  Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).