ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 212

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
3 juli 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2020/947 van de Raad van 26 juni 2020 betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

1

 

*

Besluit (EU) 2020/948 van de Raad van 26 juni 2020 inzake de sluiting, namens de Unie, van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds

3

 

*

Besluit (EU) 2020/949 van de Raad van 26 juni 2020 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

5

 

*

Besluit (EU) 2020/950 van de Raad van 26 juni 2020 betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

6

 

*

Besluit (EU) 2020/951 van de Raad van 26 juni 2020 betreffende de sluiting namens de Unie van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds

8

 

*

Besluit (EU) 2020/952 van de Raad van 26 juni 2020 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds

10

 

*

Besluit (EU) 2020/953 van de Raad van 26 juni 2020 inzake de sluiting, namens de Unie, van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds

12

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/954 van de Raad van 25 juni 2020 over het namens de Europese Unie in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt over kennisgeving van vrijwillige deelname aan de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) vanaf 1 januari 2021, en over de optie die wordt gekozen voor de berekening van de compensatievereisten die in de periode 2021-2023 van toepassing zijn op de luchtvaartmaatschappijen

14

 

*

Besluit (GBVB) 2020/955 van de Raad van 30 juni 2020 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

18

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen ( PB L 150 van 7.6.2019 )

20

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/1


BESLUIT (EU) 2020/947 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2015/1389 van de Raad (2) is het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië (3), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (“het Protocol”) ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

(2)

Het Protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol bij de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van Kroatië tot de Europese Unie (4), wordt hierbij goedgekeurd namens de Unie en haar lidstaten.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om namens de Unie en haar lidstaten de akte van goedkeuring als bedoeld in artikel 3 van het Protocol, neer te leggen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 17 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2015/1389 van de Raad van 7 mei 2015 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 215 van 14.8.2015, blz. 1).

(3)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 292 van 20.10.2012, blz. 3.

(4)  De tekst van het Protocol is bekendgemaakt in PB L 215 van 14 augustus 2015, samen met het besluit betreffende de ondertekening ervan.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/3


BESLUIT (EU) 2020/948 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

inzake de sluiting, namens de Unie, van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v) en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft, overeenkomstig het besluit van de Raad waarbij de Commissie wordt gemachtigd om onderhandelingen te openen, namens de Europese Unie en haar lidstaten met Georgië onderhandeld over een overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte (“de overeenkomst”).

(2)

De overeenkomst is ondertekend op 2 december 2010, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een later tijdstip, overeenkomstig Besluit 2012/708/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen (2).

(3)

De overeenkomst is geratificeerd door alle lidstaten behalve de Republiek Kroatië. De Republiek Kroatië treedt toe tot de overeenkomst overeenkomstig de procedure bepaald in de als bijlage bij het Toetredingsverdrag van 5 december 2011 gevoegde Akte van toetreding. Het betrokken toetredingsprotocol van de Republiek Kroatië is in november 2014 ondertekend.

(4)

De overeenkomst dient namens de Unie te worden goedgekeurd.

(5)

De artikelen 3 en 4 van Besluit 2012/708/EU bevatten bepalingen over besluitvorming en vertegenwoordiging met betrekking tot diverse thema’s die in de overeenkomst worden behandeld. In het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 28 april 2015 in zaak C-28/12 (3) mogen sommige van die bepalingen niet langer worden toegepast. Gezien de Verdragen zijn nieuwe bepalingen over die thema’s niet nodig, evenmin als bepalingen over informatieverplichtingen van de lidstaten. Derhalve mogen artikel 3, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 4 en 5 van Besluit 2012/708/EU niet langer van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (“de overeenkomst”) wordt namens de Unie goedgekeurd (4).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 29 van de overeenkomst bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Het door de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité uit hoofde van artikel 22 van de overeenkomst, waarbij wetgeving van de Unie louter wordt opgenomen in bijlage III (Regels die van toepassing zijn op de burgerluchtvaart) bij de overeenkomst, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen, wordt vastgesteld door de Commissie, nadat het ter raadpleging is voorgelegd aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties, al naargelang wat de Raad daarover besluit.

Artikel 4

Artikel 3, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 4 en 5 van Besluit 2012/708/EU zijn niet langer van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 17 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit 2012/708/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 15 oktober 2010 inzake de ondertekening en voorlopige toepassing van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte (PB L 321 van 20.11.2012, blz. 1).

(3)  ECLI EU:C:2015:282.

(4)  De tekst van de overeenkomst werd bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3, samen met het besluit tot ondertekening.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/5


BESLUIT (EU) 2020/949 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit 2014/928/EU van de Raad (2) is het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (3), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (“het protocol”) ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

(2)

Het protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4), wordt namens de Unie en haar lidstaten goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om, namens de Unie en haar lidstaten, de akte van goedkeuring als bedoeld in artikel 3 van het protocol, neer te leggen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 28 april 2016 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(2)  Besluit 2014/928/EU van de Raad van 8 oktober 2014 betreffende de ondertekening namens de Unie en haar lidstaten en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 1).

(3)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 321 van 20.11.2012, blz. 3.

(4)  De tekst van het protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening ervan bekendgemaakt in PB L 365 van 19.12.2014, blz. 3.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/6


BESLUIT (EU) 2020/950 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

betreffende de sluiting, namens de Unie en haar lidstaten, van een protocol tot wijziging van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a),

Gezien de Akte van toetreding van Kroatië, en met name artikel 6, lid 2, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2015/372 van de Raad (2) is het Protocol tot wijziging van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (3), teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Unie (“het protocol”), ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan.

(2)

Het protocol dient te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Protocol tot wijziging van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4), wordt namens de Unie en haar lidstaten goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om, namens de Unie en haar lidstaten, de akte van goedkeuring als bedoeld in artikel 3 van het protocol, neer te leggen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 28 april 2016 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).

(2)  Besluit (EU) 2015/372 van de Raad van 8 oktober 2014 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Euro-mediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 64 van 7.3.2015, blz. 1).

(3)  De tekst van de overeenkomst is bekendgemaakt in PB L 208 van 2.8.2013, blz. 3.

(4)  De tekst van het Protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening ervan bekendgemaakt in PB L 64 van 7 maart 2015.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/8


BESLUIT (EU) 2020/951 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

betreffende de sluiting namens de Unie van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v), tweede alinea, en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië (2) (“de overeenkomst”) is op 26 juni 2012 ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan, overeenkomstig Besluit 2012/639/EU van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen (3).

(2)

De overeenkomst is door alle lidstaten geratificeerd, behalve de Republiek Kroatië, die tot de overeenkomst toetreedt overeenkomstig de Akte van toetreding van 2012. Het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4), is overeenkomstig Besluit (EU) 2015/1389 op 22 juli 2015 ondertekend (5).

(3)

De overeenkomst moet namens de Unie worden goedgekeurd.

(4)

De artikelen 4 en 5 van Besluit 2012/639/EU handelen over besluitvorming en vertegenwoordiging met betrekking tot diverse thema's die in de overeenkomst aan bod komen. Ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 2015 in zaak C-28/12, Commissie/Raad (6), mogen die bepalingen niet langer worden toegepast. Gelet op de Verdragen zijn nieuwe bepalingen over deze aangelegenheden niet nodig en zijn de in artikel 6 van Besluit 2012/639/EU vervatte bepalingen over informatieverstrekking aan de Commissie niet meer nodig. Derhalve mogen artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van Besluit 2012/639/EU niet langer van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië wordt namens de Unie goedgekeurd (7).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 29, lid 1, van de wijzigingsovereenkomst bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité uit hoofde van artikel 26, lid 7, onder a), van de overeenkomst, waarbij wetgeving van de Unie wordt opgenomen in bijlage III bij de overeenkomst, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen, wordt tot uiting gebracht door de Commissie, nadat het ter raadpleging is voorgelegd aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties, al naargelang wat de Raad daarover besluit.

Artikel 4

Artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van Besluit 2012/639/EU zijn niet langer van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring verleend op 17 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 292 van 20.10.2012, blz. 3.

(3)  Besluit 2012/639/EU van de Raad en van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 7 juni 2012 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en de voorlopige toepassing van de Overeenkomst inzake de gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië (PB L 292 van 20.10.2012, blz. 1).

(4)  PB L 215 van 14.8.2015, blz. 3.

(5)  Besluit (EU) 2015/1389 van de Raad van 7 mei 2015 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de Europese Unie en haar lidstaten en de Republiek Moldavië, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 215 van 14.8.2015, blz. 1).

(6)  Arrest van het Hof van Justitie van 28 april 2015, Commissie/Raad, C-28/12, ECLI:EU:C:2015:282.

(7)  De tekst van de overeenkomst is samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 292 van 20.10.2012, blz. 3.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/10


BESLUIT (EU) 2020/952 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, punt a), v), en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (2) (“de overeenkomst”), is ondertekend op 10 juni 2013, onder voorbehoud van sluiting, overeenkomstig Besluit 2013/398/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen (3).

(2)

De overeenkomst is geratificeerd door alle lidstaten, behalve de Republiek Kroatië, die toetreedt tot de overeenkomst overeenkomstig de Akte van toetreding van 2012. Het Protocol tot wijziging van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4), werd op 19 februari 2015 ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2015/372 van de Raad (5).

(3)

De overeenkomst dient te namens de Unie worden goedgekeurd.

(4)

De overeenkomst moet worden uitgevoerd overeenkomstig het standpunt van de Unie dat de gebieden die in juni 1967 onder Israëlisch bestuur zijn gekomen, geen deel uitmaken van het grondgebied van de Staat Israël.

(5)

De artikelen 4 en 5 van Besluit 2013/398/EU bevatten bepalingen over besluitvorming en representatie met betrekking tot diverse thema’s die in de overeenkomst worden behandeld. Ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van 28 april 2015 in zaak C‐28/12 (6), Commissie/Raad, mogen die bepalingen niet langer worden toegepast. Volgens de Verdragen zijn nieuwe bepalingen over deze thema’s niet nodig, en de in artikel 6 van Besluit 2013/398/EU opgenomen bepalingen over het verstrekken van informatie aan de Commissie zijn niet langer nodig. Derhalve mogen artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van Besluit 2013/398/EU niet langer van toepassing zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, wordt hierbij goedgekeurd namens de Unie (7).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 30, lid 2, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité uit hoofde van artikel 27, lid 6, punt a), van de overeenkomst, waarbij wetgeving van de Unie wordt opgenomen in bijlage IV bij de overeenkomst, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen, wordt geformuleerd door de Commissie, nadat het ter raadpleging is voorgelegd aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties, al naargelang wat de Raad daarover besluit.

Artikel 4

Artikel 4, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 5 en 6 van Besluit 2013/398/EU zijn niet langer van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 17 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 208 van 2.8.2013, blz. 3.

(3)  Besluit 2013/398/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 20 december 2012 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds (PB L 208 van 2.8.2013, blz. 1).

(4)  PB L 64 van 7.3.2015, blz. 3.

(5)  Besluit (EU) 2015/372 van de Raad van 8 oktober 2014 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de regering van de Staat Israël, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 64 van 7.3.2015, blz. 1).

(6)  Arrest van het Hof van Justitie van 28 april 2015, Commissie/Raad, C-28/12, ECLI:EU:C:2015:282.

(7)  De tekst van de overeenkomst is samen met het besluit betreffende de ondertekening bekendgemaakt in PB L 208 van 2.8.2013, blz. 3.


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/12


BESLUIT (EU) 2020/953 VAN DE RAAD

van 26 juni 2020

inzake de sluiting, namens de Unie, van de Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v), tweede alinea, en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (2) (de “overeenkomst”), is ondertekend op 15 december 2010, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum, overeenkomstig Besluit 2012/750/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen (3).

(2)

De Overeenkomst is geratificeerd door alle lidstaten, behalve de Republiek Kroatië, die toetreedt tot de overeenkomst conform de Akte van toetreding van 2012. Het protocol tot wijziging van Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (4) werd op 3 mei 2016 ondertekend overeenkomstig Besluit (EU) 2016/803 van de Raad (5).

(3)

De overeenkomst dient namens de Unie te worden goedgekeurd.

(4)

Artikelen 3 en 4 van Besluit 2012/750/EU bevatten bepalingen over besluitvorming en representatie met betrekking tot diverse onderwerpen die in de overeenkomst worden behandeld. Ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 28 april 2015 in zaak C-28/12, Commissie/Raad (6), mogen die bepalingen niet langer worden toegepast. Volgens de Verdragen zijn nieuwe bepalingen over deze onderwerpen niet nodig, en de bepalingen over de informatieverstrekking aan de Commissie van artikel 5 van Besluit 2012/750/EU zijn ook niet langer nodig. Bijgevolg dienen artikel 3, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 4 en 5 van Besluit 2012/750/EU niet langer van toepassing te zijn vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Euromediterrane luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, anderzijds, wordt hierbij goedgekeurd namens de Unie (7).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 29, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

Het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van besluiten van het Gemengd Comité uit hoofde van artikel 26, lid 6, onder a), van de overeenkomst, waarbij wetgeving van de Unie wordt opgenomen in bijlage III bij de overeenkomst, onder voorbehoud van de nodige technische aanpassingen, wordt tot uitdrukking gebracht door de Commissie, nadat het ter raadpleging is voorgelegd aan de Raad of aan zijn voorbereidende instanties, al naargelang wat de Raad daarover besluit.

Artikel 4

Artikel 3, leden 2 tot en met 5, en de artikelen 4 en 5 van Besluit 2012/750/EU zijn niet langer van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van het onderhavige besluit.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 26 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Goedkeuring van 17 juni 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  PB L 334 van 6.12.2012, blz. 3.

(3)  Besluit 2012/750/EU van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen van 15 oktober 2010 betreffende de ondertekening en voorlopige toepassing van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds (PB L 334 van 6.12.2012, blz. 1).

(4)  PB L 132 van 21.5.2016, blz. 81.

(5)  Besluit (EU) 2016/803 van de Raad van 7 mei 2015 betreffende de ondertekening, namens de Unie en haar lidstaten, en de voorlopige toepassing van een protocol tot wijziging van de Euromediterrane Luchtvaartovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 79).

(6)  Arrest van het Hof van 28 april 2015, Commissie/Raad, C-28/12, ECLI:EU:C:2015:282.

(7)  De overeenkomst is samen met het ondertekeningsbesluit bekendgemaakt in PB L 334 van 6.12.2012, blz. 3.


BESLUITEN

3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/14


BESLUIT (EU) 2020/954 VAN DE RAAD

van 25 juni 2020

over het namens de Europese Unie in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie in te nemen standpunt over kennisgeving van vrijwillige deelname aan de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) vanaf 1 januari 2021, en over de optie die wordt gekozen voor de berekening van de compensatievereisten die in de periode 2021-2023 van toepassing zijn op de luchtvaartmaatschappijen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart (het “Verdrag van Chicago”) is op 4 april 1947 in werking getreden. Bij dat verdrag werd de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) opgericht en wordt beoogd het internationale luchtvervoer te regelen.

(2)

Alle lidstaten van de Unie zijn verdragsluitende partijen bij het Verdrag van Chicago en leden van de ICAO, terwijl de Unie de status van waarnemer heeft in bepaalde organen van de ICAO.

(3)

In december 2015 heeft de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties de Overeenkomst van Parijs (1) vastgesteld. De doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs zijn onder andere de stijging van de wereldwijde gemiddelde temperatuur te beperken tot beduidend minder dan 2 °C boven het niveau van het pre-industriële tijdperk en te streven naar een maximale stijging van 1,5 °C boven het niveau van het pre-industriële tijdperk. Alle bedrijfstakken van de economie moeten tot emissiebeperkingen bijdragen, inclusief de internationale luchtvaart.

(4)

In 2016 is tijdens de 39e algemene vergadering van de ICAO bij Resolutie A39-3 besloten tot de toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde metingsregeling in de vorm van een regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia), teneinde de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart te beperken tot het niveau van 2020. Het standpunt van de Unie ten aanzien van de opstelling en vaststelling van dat schema en de verschillende gedetailleerde elementen daarvan is vastgesteld bij Besluit (EU) 2016/915 van de Raad (2).

(5)

De ICAO-Raad heeft op 27 juni 2018 tijdens de tiende bijeenkomst van zijn 214e zitting de eerste versie van bijlage 16, volume IV, bij het Verdrag van Chicago goedgekeurd: Regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) (“bijlage 16, volume IV”).

(6)

In 2017 werd bij Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad (3) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) gewijzigd. Eén van de doelstellingen van die verordening was de toepassing van Corsia vanaf 2021 voor te bereiden, vereisten uit hoofde van de wetgeving van de Unie vast te stellen voor de monitoring, rapportering en controle van emissies met het oog op Corsia, en bepalingen inzake rapportering en beoordeling met betrekking tot de toepassing van Corsia te specificeren.

(7)

De regels in bijlage 16, volume IV zullen bindend worden overeenkomstig het Verdrag van Chicago en binnen de grenzen die daarin zijn vastgelegd. Die regels zullen ook bindend worden voor de Unie en haar lidstaten uit hoofde van bestaande internationale luchtvervoersovereenkomsten.

(8)

Opdat de ICAO volledig rekening zou houden met het huidige juridische kader op het niveau van de Unie hebben de lidstaten verschillen aangemeld overeenkomstig Besluit (EU) 2018/2027 van de Raad (5). Uit hoofde van Besluit (EU) 2018/2027 is Richtlijn 2003/87/EG in haar huidige vorm van toepassing ongeacht de nationaliteit van de luchtvaartmaatschappij en heeft ze in beginsel betrekking op vluchten die vertrekken van of aankomen op een luchthaven die gevestigd is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) van toepassing is. Richtlijn 2003/87/EG is van toepassing zonder onderscheid tussen vluchten binnen en tussen lidstaten en/of landen van de Europese Economische Ruimte. In dit stadium gelden deze regels zowel voor de monitoring-, rapporterings- en verificatievereisten (MRV-vereisten) als voor de compensatievereisten.

(9)

Met inachtneming van de overeenkomstig Besluit (EU) 2018/2027 gemelde verschillen zijn de in bijlage 16, volume IV uiteengezette MRV-vereisten, die van toepassing zijn sinds 1 januari 2019, opgenomen in de wetgeving van de Unie door middel van Uitvoeringsverordeningen (EU) 2018/2066 (6) en (EU) 2018/2067 (7) en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1603 (8) Uit hoofde van die verordeningen moeten in de proeffase gegevens over de emissies worden verzameld en doorgestuurd naar het ICAO-secretariaat.

(10)

Krachtens deel II, hoofdstuk 3, punten 3.1.3 en 3.2.1 en aanhangsel 1 van bijlage 16, volume IV, moeten de verdragsluitende partijen de ICAO in kennis stellen van hun besluit om vrijwillig deel te nemen aan Corsia, of om de vrijwillige deelname aan Corsia met ingang van 1 januari 2021 stop te zetten. De verdragsluitende partijen moeten de ICAO tevens in kennis stellen van de optie die zij hebben gekozen voor de berekening van de compensatievereisten van luchtvaartmaatschappijen in de periode 2021-2023. Zij moeten deze kennisgevingen uiterlijk 30 juni 2020 indienen.

(11)

Die bepalingen hebben tot gevolg dat bepaalde juridische gevolgen van bijlage 16, volume IV afhankelijk zijn van de indiening van relevante kennisgevingen bij de ICAO en van de voorwaarden voor die kennisgevingen. De vaststelling van een standpunt van de Unie met betrekking tot dergelijke kennisgevingen valt derhalve binnen de werkingssfeer van artikel 218, lid 9, VWEU.

(12)

In dit opzicht is het passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de ICAO moet worden ingenomen, rekening houdend met de kennisgevingsvereisten uit hoofde van bijlage 16, volume IV, met name omdat de vrijwillige deelname aan Corsia en de keuze van de optie uit hoofde van punt 3.2.1 van bijlage 16, volume IV een beslissende invloed kunnen hebben op rechten en plichten op een gebied dat onder de Uniewetgeving valt, met name Richtlijn 2003/87/EG en, in zekere mate, Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(13)

De Unie en haar lidstaten hebben herhaaldelijk verklaard (10) dat zij bereid zijn vanaf 1 januari 2021 aan Corsia deel te nemen.

(14)

Vrijwillige deelname aan Corsia houdt in dat, overeenkomstig punt 3.2.1 van bijlage 16, volume IV, een optie moet worden gekozen voor de berekening van de compensatievereisten van luchtvaartmaatschappijen in de periode 2021-2023. Wat dit punt betreft, is het passend de berekeningen te baseren op de emissies van respectievelijk 2021, 2022 en 2023. Die optie zal waarschijnlijk meer voordelen voor het milieu en het internationaal vervoer opleveren dan de andere beschikbare optie, namelijk de berekeningen baseren op de emissies van 2020, aangezien de emissies van de internationale luchtvaart in 2021, 2022 en 2023 naar verwachting hoger zullen zijn dan in 2020, waardoor ook de compensatievereisten hoger zullen liggen. Dit zou ook zorgen voor meer continuïteit, aangezien in punt 3.2.2 van bijlage 16, volume IV, is bepaald dat vanaf 2024 de berekening moet worden gebaseerd op het de emissies van het desbetreffende jaar.

(15)

De keuze voor de emissies van respectievelijk 2021, 2022 en 2023 voor de berekening van de compensatievereisten van luchtvaartmaatschappijen zou in de periode 2021-2023 gelden voor alle luchtvaartmaatschappijen die zijn toegewezen aan de desbetreffende lidstaat, zoals bepaald in de recentste versie van het ICAO-document “CORSIA Aeroplane Operator to State Attributions” (11).

(16)

Het kader van Richtlijn 2003/87/EG wijkt momenteel op bepaalde punten af van bijlage 16, volume IV. Uit hoofde van artikel 28 ter, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG moet de Commissie binnen twaalf maanden nadat de ICAO de relevante instrumenten heeft goedgekeurd, en voordat Corsia operationeel wordt, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen waarin zij moet onderzoeken hoe die instrumenten door middel van een herziening van Richtlijn 2003/87/EG in de wetgeving van de Unie ten uitvoer kunnen worden gelegd en waarin zij, onder meer, de ambitie en de algehele milieu-integriteit van Corsia moet onderzoeken, met inbegrip van de mate van algemene ambitie met betrekking tot de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, het participatieniveau, de afdwingbaarheid ervan, de transparantie, de sancties voor niet-naleving, de processen voor inbreng van het publiek, de kwaliteit van de compensatiecredits, de monitoring, rapportage en verificatie van de emissies, de registers, de verantwoordingsplicht alsook de regels voor het gebruik van biobrandstoffen. Uit hoofde van artikel 28 ter, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG moet de Commissie het verslag zo nodig vergezeld doen gaan van een voorstel aan het Europees Parlement en de Raad tot wijziging, schrapping, verlenging of vervanging van de afwijkingen waarin artikel 28 bis van die richtlijn voorziet, dat in overeenstemming is met de toezegging inzake reductie van broeikasgasemissies die de Unie voor 2030 voor de hele economie heeft gedaan met het doel om de milieu-integriteit en de doeltreffendheid van de klimaatactie van de Unie in stand te houden.

(17)

De Commissie heeft het verslag nog niet ingediend. De Commissie moet het in artikel 28 ter, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde verslag en het bijbehorende voorstel dan ook zo spoedig mogelijk en in ieder geval voor eind 2020 indienen bij het Europees Parlement en de Raad.

(18)

In deze context moet worden gewaarborgd dat afdoende rekening wordt gehouden met huidige en eventuele toekomstige verschillen tussen de Uniewetgeving en bijlage 16, volume IV, teneinde, indien nodig, het wetgevingskader van de Unie in stand te houden, met inbegrip van de vrijheid van de wetgever om te beslissen over de toekomstige regeling van de Unie op het desbetreffende gebied.

(19)

Daarom moeten de betreffende kennisgevingen een verwijzing bevatten naar het verschil dat is aangemeld overeenkomstig Besluit (EU) 2018/2027, dat van toepassing is op de kwesties die onder de vrijwillige deelname vallen. Aangezien dat verschil, voor zover het nog relevant is, alleen betrekking heeft op de toewijzing van de bevoegdheid van staten ten aanzien van de verschillende exploitanten, moeten de relevante kennisgevingen ook voorzien in de mogelijkheid om aanvullende verschillen aan te melden.

(20)

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de ICAO moet tot uiting worden gebracht door elke lidstaat van de Unie die lid is van de ICAO,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) met betrekking tot de kennisgeving aan de ICAO van de vrijwillige deelname van de lidstaten aan de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) vanaf 1 januari 2021, houdt het volgende in: elke lidstaat geeft uiterlijk 30 juni 2020 kennis van het volgende:

“Krachtens deel II, hoofdstuk 3, punt 3.1.3 en aanhangsel 1 van bijlage 16, volume IV, van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart: de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) stelt [lidstaat] de ICAO ervan in kennis dat zij vanaf 1 januari 2021 vrijwillig deelneemt aan Corsia.”.

2.   Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de ICAO met betrekking tot de kennisgeving aan de ICAO met betrekking tot de optie voor het berekenen van de compensatievereisten van de luchtvaartmaatschappijen in de periode 2021-2023, houdt het volgende in: elke lidstaat die lid is van de ICAO geeft uiterlijk 30 juni 2020 aan de ICAO kennis van het volgende:

“Krachtens deel II, hoofdstuk 3, punt 3.2.1 en aanhangsel 1 van bijlage 16, volume IV, van het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart: de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia), stelt [lidstaat] de ICAO ervan in kennis dat als optie voor het berekenen van de compensatievereisten van de luchtvaartmaatschappij in de periode 2021-2023 wordt gekozen voor: OE = de onder punt 3.1 vallende CO2-emissies van de luchtvaartmaatschappij in jaar y.”.

3.   De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde kennisgevingen gaan vergezeld van de volgende tekst:

“Deze kennisgeving doet geen afbreuk aan de verschillen, krachtens artikel 38 van het Verdrag van Chicago, met de bepalingen van bijlage 16, volume IV bij het Verdrag van Chicago.”.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde standpunten worden tot uitdrukking gebracht door elke lidstaat van de Unie die lid is van de ICAO.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(2)  Besluit (EU) 2016/915 van de Raad van 30 mei 2016 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen over een internationaal instrument dat moet worden opgesteld binnen de organen van de ICAO en dat tot doel heeft vanaf 2020 één wereldwijde marktgebaseerde maatregel toe te passen om de emissies van de internationale luchtvaart aan te pakken (PB L 153 van 10.6.2016, blz. 32).

(3)  Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG om de huidige beperkingen van het toepassingsgebied voor luchtvaartactiviteiten voort te zetten en de tenuitvoerlegging van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel vanaf 2021 voor te bereiden (PB L 350 van 29.12.2017, blz. 7).

(4)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(5)  Besluit (EU) 2018/2027 van de Raad van 29 november 2018 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, met betrekking tot de eerste editie van de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming — Regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 25).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1603 van de Commissie van 18 juli 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie aangenomen maatregelen voor de monitoring, rapportage en verificatie van luchtvaartemissies ter uitvoering van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel (PB L 250 van 30.9.2019, blz. 10).

(9)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(10)  Bijvoorbeeld in de verklaring van Bratislava en ICAO A39- WP/414 (https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-12029-2016-INIT/nl/pdf), ICAO A40-WP/102 https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-10227-2019-REV-1/nl/pdf).

(11)  https://www.icao.int/environmental-protection/CORSIA/Pages/CCR.aspx


3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/18


BESLUIT (GBVB) 2020/955 VAN DE RAAD

van 30 juni 2020

tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 november 2005 Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB (1) vastgesteld, waarbij een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) werd ingesteld.

(2)

De Raad heeft op 28 juni 2019 Besluit (GBVB) 2019/1115 (2) vastgesteld, waarbij Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB werd gewijzigd en verlengd tot en met 30 juni 2020.

(3)

Op 16 april 2020 is het Politiek en Veiligheidscomité (“PVC”) overeengekomen dat, als gevolg van de COVID-19-pandemie, EU BAM Rafah met dezelfde opdracht met nog eens 12 maanden moet worden verlengd, tot en met 30 juni 2021, met dien verstande dat met betrekking tot de missie een strategische toetsing zal worden gedaan zodra de omstandigheden dit mogelijk maken.

(4)

Aan EU BAM Rafah moet een financieel referentiebedrag worden toegewezen voor deze nieuwe periode van één jaar.

(5)

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

EU BAM Rafah zal worden uitgevoerd in een situatie die kan verslechteren en de verwezenlijking van de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als geformuleerd in artikel 21 van het Verdrag, kan belemmeren,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 13, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Het financiële referentiebedrag dat de uitgaven in verband met EU BAM Rafah voor de periode van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021 moet dekken, is 2 180 000,00 EUR.”.

2)

In artikel 16 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Het verstrijkt op 30 juni 2021.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2020.

Gedaan te Brussel, 30 juni 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB van 25 november 2005 tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 327 van 14.12.2005, blz. 28).

(2)  Besluit (GBVB) 2019/1115 van de Raad van 28 juni 2019 tot wijziging van Gemeenschappelijk Optreden 2005/889/GBVB tot instelling van een missie van de Europese Unie voor bijstandverlening inzake grensbeheer aan de grensovergang bij Rafah (EU BAM Rafah) (PB L 176 van 1.7.2019, blz. 6).


Rectificaties

3.7.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 212/20


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/878 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 tot wijziging van Richtlijn 2013/36/EU met betrekking tot vrijgestelde entiteiten, financiële holdings, gemengde financiële holdings, beloning, toezichtsmaatregelen en -bevoegdheden en kapitaalconserveringsmaatregelen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 150 van 7 juni 2019 )

1.

Bladzijde 261, nieuw artikel 21 bis, lid 2, tweede alinea:

in plaats van:

“… In dat geval wordt de in artikel 22, lid 3, tweede alinea, bedoelde beoordelingsperiode opgeschort voor een periode van meer dan 20 werkdagen totdat de in dit artikel vermelde procedure is voltooid.”,

lezen:

“… In dat geval wordt de in artikel 22, lid 2, tweede alinea, bedoelde beoordelingsperiode opgeschort voor een periode van meer dan 20 werkdagen totdat de in dit artikel vermelde procedure is voltooid.”.

2.

Bladzijde 264, het nieuwe artikel 21 ter, lid 8:

in plaats van:

“8.   In afwijking van lid 1 hebben groepen uit een derde land die actief zijn via meer dan één instelling in de Unie en met een totale waarde van de activa die op 27 juni 2019 gelijk is aan of hoger is dan 40 miljard EUR, ….”,

lezen:

“8.   In afwijking van lid 1 hebben groepen uit een derde land die actief zijn via meer dan één instelling in de Unie en met een totale waarde van de activa in de Unie die op 27 juni 2019 gelijk is aan of hoger is dan 40 miljard EUR, ….”.

3.

Bladzijde 276, nieuw artikel 104 bis, lid 4:

in plaats van:

“4.   De instelling voldoet aan het door de bevoegde autoriteit uit hoofde van artikel 104, lid 1, punt a), opgelegde aanvullend-eigenvermogensvereiste met een eigen vermogen dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

ten minste drie vierde van het aanvullend-eigenvermogensvereiste wordt voldaan met tier 1-kapitaal;

b)

ten minste drie vierde van het in punt a) bedoelde tier 1-kapitaal bestaat uit tier 1-kernkapitaal.

In afwijking van de eerste alinea kan de bevoegde autoriteit van de instelling eisen dat zij aan haar aanvullend- eigenvermogensvereiste met een hoger percentage tier 1-kapitaal of tier 1-kernkapitaal voldoet, indien nodig en gelet op de specifieke omstandigheden van de instelling.

…”,

lezen:

“4.   Aan het aanvullend-eigenvermogensvereiste dat door de bevoegde autoriteit uit hoofde van artikel 104, lid 1, onder a), wordt opgelegd om andere risico’s dan het risico van buitensporige hefboomwerking aan te pakken, voldoet de instelling met een eigen vermogen dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

a)

ten minste drie vierde van het aanvullend-eigenvermogensvereiste wordt voldaan met tier 1-kapitaal;

b)

ten minste drie vierde van het onder a) bedoelde tier 1-kapitaal bestaat uit tier 1-kernkapitaal.

Aan het aanvullend-eigenvermogensvereiste dat door de bevoegde autoriteit uit hoofde van artikel 104, lid 1, onder a), wordt opgelegd om het risico van buitensporige hefboomwerking aan te pakken, voldoet de instelling met tier 1-kapitaal.

In afwijking van de eerste en de tweede alinea kan de bevoegde autoriteit van de instelling eisen dat zij aan haar aanvullend- eigenvermogensvereiste met een hoger percentage tier 1-kapitaal of tier 1-kernkapitaal voldoet, indien nodig en gelet op de specifieke omstandigheden van de instelling.

…”.

4.

Bladzijde 290, gewijzigd artikel 141, lid 2, tweede alinea, onder b):

in plaats van:

“b)

een verplichting aangaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, of tot het betalen van variabele beloning als de betalingsverplichting is aangegaan op het ogenblik dat de instelling niet aan de gecombineerde buffervereisten voldeed, of”,

lezen:

“b)

een verplichting aangaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, of tot het betalen van variabele beloning als de betalingsverplichting is aangegaan op het ogenblik dat de instelling niet aan het gecombineerde buffervereiste voldeed, of”.

5.

Bladzijde 291, nieuw artikel 141, lid 6, eerste alinea, onder d):

in plaats van:

“d)

indien het door de instelling aangehouden tier 1-kernkapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de eigenvermogensvereisten als bedoeld in artikel 92, lid 1, punten b) en c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 …”,

lezen:

“d)

indien het door de instelling aangehouden tier 1-kernkapitaal dat niet wordt gebruikt om te voldoen aan de eigenvermogensvereisten als bedoeld in artikel 92, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 575/2013 …”.

6.

Bladzijde 292, nieuw artikel 141 ter, lid 2, tweede alinea, onder b):

in plaats van:

“b)

een verplichting aangaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, of tot het betalen van variabele beloning als de betalingsverplichting is aangegaan op het ogenblik dat de instelling niet aan de gecombineerde buffervereisten voldeed, of”,

lezen:

“b)

een verplichting aangaan tot het betalen van variabele beloning of van uitkeringen uit hoofde van discretionaire pensioenen, of tot het betalen van variabele beloning als de betalingsverplichting is aangegaan op het ogenblik dat de instelling niet aan het hefboomratiobuffervereiste voldeed, of”.