ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 105 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
63e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
3.4.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 105/1 |
VERORDENING (EU) 2020/488 VAN DE RAAD
van 2 april 2020
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1352/2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 215,
Gezien Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (1),
Gezien het gezamenlijke voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 18 december 2014 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 1352/2014 (2) vastgesteld. |
(2) |
Op 25 februari 2020 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2511 (2020) vastgesteld. |
(3) |
Resolutie 2511 (2020) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VN-Veiligheidsraad) benadrukt het belang van het faciliteren van humanitaire hulp. Voorts stelt Resolutie 2511 (2020) van de VN-Veiligheidsraad vast dat het bij punt 19 van Resolutie 2140 (2014) van de VN-Veiligheidsraad opgerichte comité geval per geval activiteiten kan toestaan die noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden van de VN en andere humanitaire organisaties in Jemen, of voor enige andere doelstelling die overeenstemt met de Resoluties 2140 (2014) en 2216 (2015) van de VN-Veiligheidsraad. |
(4) |
Resolutie 2511 (2020) van de VN-Veiligheidsraad verduidelijkt eveneens dat seksueel geweld in gewapende conflicten, en de rekrutering en het gebruik van kinderen voor gewapende conflicten in strijd met het internationaal recht, strafbare handelingen zijn. |
(5) |
Op 2 april 2020 stelde de Raad Besluit (GBVB) 2020/490 (3) vast tot wijziging van Besluit 2014/932/GBVB overeenkomstig Resolutie 2511 (2020) van de VN-Veiligheidsraad. |
(6) |
Een deel van deze wijzigingen valt onder het toepassingsgebied van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en derhalve is regelgeving op het niveau van de Unie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, met name om te garanderen dat zij in alle lidstaten uniform door de marktdeelnemers worden toegepast. |
(7) |
Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:
|
2) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 3 bis In afwijking van artikel 1 bis en artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor:
|
3) |
Artikel 13, lid 1, onder a) wordt vervangen door:
|
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 april 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
A. METELKO-ZGOMBIĆ
(1) PB L 365 van 19.12.2014, blz. 147.
(2) Verordening (EU) nr. 1352/2014 van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 60).
(3) Besluit (GBVB) 2020/490 van de Raad van 2 april 2020 tot wijziging van Besluit 2014/932/GBVB betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (zie bladzijde 7 van dit Publicatieblad).
BESLUITEN
3.4.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 105/3 |
BESLUIT (GBVB) 2020/489 VAN DE RAAD
van 2 april 2020
tot benoeming van de speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2, en artikel 33,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het is van cruciaal belang om de inzet van de Unie in verband met de normalisering van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo (*1) en de inzet van de Unie in de Westelijke Balkan te intensiveren. |
(2) |
Er moet een speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan worden benoemd voor een periode van twaalf maanden. |
(3) |
De SVEU zal zijn mandaat uitvoeren in een mogelijk verslechterende situatie die kan beletten dat de doelstellingen van het externe optreden van de Unie, als beschreven in artikel 21 van het Verdrag, worden verwezenlijkt, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie
De heer Miroslav LAJČÁK wordt benoemd tot speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie (SVEU) voor de dialoog tussen Belgrado en Pristina en andere regionale kwesties in verband met de Westelijke Balkan, van 2 april 2020 tot en met 31 maart 2021. De Raad kan, op basis van een beoordeling door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en een voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV), besluiten dat het mandaat van de SVEU eerder wordt beëindigd.
Artikel 2
Beleidsdoelstellingen
Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de volgende beleidsdoelstellingen van de Unie in de Westelijke Balkan en is in overeenstemming met het gevestigd Uniebeleid:
a) |
eerst en vooral, het komen tot een volledige normalisering van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo, hetgeen cruciaal is voor hun respectieve Europese trajecten; |
b) |
het verbeteren van de betrekkingen van goed nabuurschap en ook het bevorderen van verzoening; |
c) |
het verhogen van de zichtbaarheid en de doeltreffendheid van de Unie door middel van publieksdiplomatie; |
d) |
het waar nodig bijdragen aan de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie in de Westelijke Balkan. |
Artikel 3
Mandaat
Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen omvat het mandaat van de SVEU het volgende:
a) |
wat de kern van het mandaat betreft, namens de HV de dialoog tussen Belgrado en Pristina in nauw overleg met de lidstaten faciliteren, werken aan de volledige normalisering van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo door een juridisch bindende overeenkomst te sluiten waarin alle resterende knelpunten tussen de partijen in overeenstemming met het internationaal recht worden aangepakt en die bijdraagt aan de stabiliteit in de regio, en zo nodig het werk van de partijen bij de uitvoering van eerdere in het kader van de door de EU gefaciliteerde dialoog bereikte overeenkomsten, monitoren en ondersteunen; |
b) |
daarnaast, waar nodig werken aan het verbeteren van de betrekkingen van goed nabuurschap en de verzoening tussen de partners in de Westelijke Balkan, daarbij helpend de erfenis van het verleden te boven te komen; |
c) |
zich actief inzetten om de doeltreffendheid en de zichtbaarheid van de Unie in de Westelijke Balkan door middel van publieksdiplomatie te verbeteren, alsook waar nodig de Uniewaarden en de bredere Unieagenda voor de regio onder de aandacht brengen en promoten, wat moet bijdragen aan een breder begrip van en bredere steun voor kwesties in verband met de Unie; |
d) |
met de delegaties van de Unie, de kantoren van de Unie en met name de andere SVEU’s in de Westelijke Balkan samenwerken op gecoördineerde wijze en op een manier die coherent is met de inspanningen en het algemeen beleid van de Unie ten aanzien van de regio, en nauwe contacten met de lidstaten onderhouden; |
e) |
het werk van de HV en de activiteiten van de Unie in de regio ondersteunen. |
Artikel 4
Uitvoering van het mandaat
1. De SVEU is, onder het gezag van de HV, verantwoordelijk voor de uitvoering van het mandaat.
2. Het PVC onderhoudt een bevoorrechte relatie met de SVEU en vormt het eerste contactpunt van de SVEU met de Raad. Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de HV zorgt het PVC binnen het kader van het mandaat voor strategische adviezen en politieke aansturing ten behoeve van de SVEU.
3. De SVEU werkt in nauwe samenspraak samen met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) en zijn bevoegde afdelingen.
Artikel 5
Financiering
1. Het financieel referentiebedrag ter dekking van de uitgaven in verband met het mandaat van de SVEU voor de periode van 2 april 2020 tot en met 31 maart 2021 bedraagt 1 200 000 EUR.
2. De uitgaven worden beheerd volgens de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie.
3. Voor het uitgavenbeheer wordt een overeenkomst gesloten tussen de SVEU en de Commissie. De SVEU legt van alle uitgaven verantwoording af aan de Commissie.
Artikel 6
Vorming en samenstelling van het team
1. Binnen de grenzen van zijn mandaat en de daartoe vrijgemaakte financiële middelen is de SVEU verantwoordelijk voor het samenstellen van een team. In het team dient de door het mandaat vereiste deskundigheid inzake specifieke beleidsvraagstukken aanwezig te zijn. De SVEU brengt de Raad en de Commissie onmiddellijk op de hoogte van de samenstelling van het team.
2. De lidstaten, de instellingen van de Unie en de EDEO kunnen voorstellen personeel te detacheren bij de SVEU. De bezoldiging van het gedetacheerde personeel komt ten laste van respectievelijk de lidstaat, de betrokken instelling van de Unie of de EDEO (de “detacherende autoriteit”). Deskundigen die door de lidstaten bij de instellingen van de Unie of de EDEO zijn gedetacheerd, kunnen eveneens ter samenwerking aan de SVEU worden toegewezen. Internationaal aangeworven personeel heeft de nationaliteit van een lidstaat.
3. Al het gedetacheerde personeel blijft onder het administratieve gezag van de detacherende autoriteit en voert zijn taken uit en handelt in het belang van het mandaat van de SVEU.
Artikel 7
Voorrechten en immuniteiten van de SVEU en zijn medewerkers
De voorrechten, immuniteiten en andere garanties in verband met de SVEU en zijn medewerkers die noodzakelijk zijn voor de uitvoering en het goede verloop van de missie, worden naargelang het geval met de ontvangende partijen overeengekomen. De lidstaten en de EDEO verlenen daartoe alle nodige steun.
Artikel 8
Beveiliging van gerubriceerde EU-informatie
De SVEU en de leden van het team van de SVEU leven de beginselen en minimumnormen inzake beveiliging na die zijn vastgelegd in Besluit 2013/488/EU van de Raad (1).
Artikel 9
Toegang tot informatie en logistieke steun
1. De lidstaten, de Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad zorgen ervoor dat de SVEU toegang krijgt tot alle relevante informatie.
2. Naargelang het geval verlenen de delegaties en kantoren van de Unie, of de lidstaten, of beide, logistieke steun in de regio.
Artikel 10
Veiligheid
Overeenkomstig het beleid van de Unie inzake de veiligheid van personeel dat uit hoofde van titel V van het Verdrag wordt ingezet in operaties buiten de Unie, neemt de SVEU alle redelijkerwijs haalbare maatregelen voor de beveiliging van het personeel dat rechtstreeks onder het gezag van de SVEU staat, conform zijn mandaat en op basis van de veiligheidssituatie in het gebied waarvoor de SVEU verantwoordelijk is, met name door:
a) |
op basis van richtsnoeren van de EDEO een specifiek beveiligingsplan op te stellen, dat onder meer specifieke fysieke, organisatorische en procedurele beveiligingsmaatregelen bevat voor het beheer van veilige personeelsbewegingen naar en binnen het gebied waarvoor de SVEU verantwoordelijk is, alsook het beheer van veiligheidsincidenten en een nood- en evacuatieplan voor de missie; |
b) |
ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie ingezette personeelsleden gedekt zijn door een verzekering tegen grote risico’s die is afgestemd op de omstandigheden in het gebied waarvoor de SVEU verantwoordelijk is; |
c) |
ervoor te zorgen dat alle buiten de Unie in te zetten medewerkers van de SVEU, ook het ter plaatse aangeworven personeel, voor of bij aankomst in het gebied waarvoor de SVEU verantwoordelijk is, een passende beveiligingsopleiding hebben genoten, gebaseerd op de risicoklasse waarin dat gebied door de EDEO is ingedeeld; |
d) |
ervoor te zorgen dat alle naar aanleiding van de geregelde beveiligingsbeoordelingen overeengekomen aanbevelingen worden opgevolgd, en aan de HV, de Raad en de Commissie schriftelijk verslag uit te brengen over de uitvoering ervan en over andere veiligheidskwesties, in het kader van de voortgangsverslagen en de verslagen over de uitvoering van zijn mandaat. |
Artikel 11
Verslagen
De SVEU brengt regelmatig verslag uit aan de HV en aan het PVC. De SVEU brengt zo nodig ook verslag uit aan de werkgroepen van de Raad. De regelmatige verslagen worden verspreid via het Coreu-netwerk. De SVEU kan de Raad Buitenlandse Zaken verslagen voorleggen. De SVEU kan worden ingeschakeld bij informatieverstrekking aan het Europees Parlement.
Artikel 12
Coördinatie en coherentie
1. De SVEU draagt bij tot de eenheid, de samenhang en de doeltreffendheid van het optreden van de Unie en helpt ervoor te zorgen dat alle instrumenten van de Unie en alle acties van de lidstaten op consistente wijze worden ingezet teneinde de beleidsdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken. Waar nodig wordt contact gezocht met de lidstaten. De activiteiten van de SVEU worden, naargelang het geval, gecoördineerd met die van de Commissie, de SVEU voor Bosnië en Herzegovina, de SVEU voor Kosovo en de GVDB-missies (missies in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid) in de regio, onverminderd de prerogatieven van de Commissie, het delegatiehoofd van de SVEU en het diensthoofd van de SVEU. De SVEU verstrekt regelmatig informatie aan de missies van de lidstaten en aan de delegaties en kantoren van de Unie.
2. Ter plaatse onderhoudt de SVEU nauwe contacten met de hoofden van de delegaties en kantoren van de Unie in de regio en met de missiehoofden van de lidstaten. Zij doen alles wat in hun vermogen ligt om de SVEU bij te staan in de uitvoering van het mandaat. De SVEU onderhoudt eveneens contacten met andere internationale en regionale actoren ter plaatse.
Artikel 13
Evaluatie
De uitvoering van dit besluit en de samenhang ervan met andere bijdragen van de Unie in de regio worden op gezette tijden geëvalueerd. De SVEU legt de HV, de Raad en de Commissie uiterlijk op 30 september 2020 een voortgangsverslag en uiterlijk op 31 januari 2021 een uitvoerig verslag over de uitvoering van het mandaat voor.
Artikel 14
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Brussel, 2 april 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
A. METELKO-ZGOMBIĆ
(*1) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.
(1) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
3.4.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 105/7 |
BESLUIT (GBVB) 2020/490 VAN DE RAAD
van 2 april 2020
tot wijziging van Besluit 2014/932/GBVB betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 18 december 2014 Besluit 2014/932/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen vastgesteld. |
(2) |
Op 25 februari 2020 heeft de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties Resolutie 2511 (2020) aangenomen, waarin bezorgdheid wordt geuit over de huidige politieke, veiligheidsgerelateerde, economische en humanitaire problemen in Jemen en waarin alle partijen in Jemen opnieuw worden opgeroepen hun meningsverschillen door middel van dialoog en overleg bij te leggen. |
(3) |
Resolutie 2511 (2020) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (UNSCR) benadrukt het belang van het vergemakkelijken van humanitaire hulp en bepaalt dat het bij punt 19 van UNSCR 2140 (2014) ingestelde comité per geval activiteiten mag vrijstellen van de bij UNSCR 2140 (2014) en UNSCR 2216 (2015) door de Veiligheidsraad opgelegde sanctiemaatregelen, indien het comité bepaalt dat een dergelijke vrijstelling noodzakelijk is voor de werkzaamheden van de Verenigde Naties en andere humanitaire organisaties in Jemen, of voor enige andere doelstelling die overeenstemt met deze resoluties. |
(4) |
UNSCR 2511 (2020) verduidelijkt eveneens dat seksueel geweld in gewapende conflicten, of de rekrutering en het gebruik van kinderen voor gewapende conflicten in strijd met het internationale recht, kan worden aangemerkt als strafbare handeling zoals bedoeld in punt 18, onder c), van UNSCR 2140 (2014), namelijk het deelnemen of steun verlenen aan activiteiten die de vrede, de stabiliteit en de veiligheid in Jemen ondermijnen, zoals beschreven in punt 17 van die resolutie. |
(5) |
Verdere actie van de Unie is nodig om bepaalde in dit besluit vastgestelde maatregelen uit te voeren. |
(6) |
Besluit 2014/932/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit 2014/932/GBVB wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In artikel 2 bis, lid 1, wordt punt c) vervangen door:
|
2) |
In artikel 2 ter, lid 1, wordt punt c) vervangen door:
|
3) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 6 bis "In afwijking van de bij UNSCR 2140 (2014) en UNSCR 2216 (2015) opgelegde maatregelen, mits het Sanctiecomité per geval heeft bepaald dat een vrijstelling noodzakelijk is voor de werkzaamheden van de Verenigde Naties en andere humanitaire organisaties in Jemen, of voor enige andere doelstelling die overeenstemt met die resoluties, verlenen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat hiervoor de toestemming.”. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 2 april 2020.
Voor de Raad
De voorzitter
A. METELKO-ZGOMBIĆ
(1) Besluit 2014/932/GBVB van de Raad van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PB L 365 van 19.12.2014, blz. 147).