ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 99

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
31 maart 2020


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2020/459 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende de toewijzing van slots op communautaire luchthavens ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons)

5

 

*

Verordening (EU) 2020/461 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad om financiële steun te verlenen aan lidstaten en landen die over toetreding tot de Unie onderhandelen die zwaar worden getroffen door een grote volksgezondheidscrisis

9

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/462 van de Raad van 20 februari 2020 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het associatiecomité dat is ingesteld bij de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, betreffende de uitwisseling van informatie met het oog op de effectbeoordeling van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van die overeenkomst

13

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

31.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/1


VERORDENING (EU) 2020/459 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 maart 2020

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad betreffende de toewijzing van slots op communautaire luchthavens

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De uitbraak van COVID-19 heeft geleid tot een sterke terugval van het luchtverkeer door een sterke daling van de vraag en rechtstreekse maatregelen van de lidstaten en derde landen om de uitbraak in te dammen. De ernstige gevolgen daarvan voor luchtvaartmaatschappijen werden in januari 2020 reeds zichtbaar voor verkeer van en naar de Volksrepubliek China en de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China, zijn sinds 1 maart 2020 alomtegenwoordig en zullen waarschijnlijk een gevolgen hebben voor twee dienstregelingsperiodes, namelijk het winterseizoen 2019/2020 en het zomerseizoen 2020.

(2)

Op die omstandigheden hebben luchtvaartmaatschappijen geen invloed en de daaruit voortvloeiende vrijwillige of verplichte annulering van luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen is een noodzakelijk of gerechtvaardigd antwoord op die omstandigheden. Met name vrijwillige annuleringen beschermen de financiële gezondheid van luchtvaartmaatschappijen en vermijden de negatieve gevolgen voor het milieu van lege of nagenoeg lege vluchten die enkel worden uitgevoerd om de onderliggende luchthavenslots te behouden.

(3)

Cijfers gepubliceerd door Eurocontrol — die de netwerkbeheerder is voor de luchtverkeersnetdiensten van het gemeenschappelijke Europese luchtruim — wijzen op een daling van het luchtverkeer met ongeveer 10 % tijdens de eerste helft van maart 2020 ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar. De luchtvaartmaatschappijen rapporteren een sterke terugval van boekingen voor de toekomst en annuleren als gevolg van de uitbraak talrijke vluchten in de winterdienstregeling 2019-2020 en de zomerdienstregeling 2020.

(4)

Uit hoofde van artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad (2), gelezen in samenhang met artikel 10, lid 2, daarvan, kan een luchtvaartmaatschappij die op een gecoördineerde luchthaven minder dan 80 % van de haar toegewezen reeks slots heeft geëxploiteerd haar verworven rechten op die slots verliezen.

(5)

Krachtens artikel 10, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 95/93 mogen slotcoördinatoren voor de berekening van de verworven rechten de niet-benutting van luchthavenslots buiten beschouwing laten voor periodes waarin de luchtvaartmaatschappij de geplande luchtdiensten niet kon uitvoeren vanwege bijvoorbeeld de sluiting van luchthavens. Dat artikel heeft echter geen betrekking op situaties zoals de uitbraak van COVID-19. Verordening (EEG) nr. 95/93 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

In het licht van bekende boekingen voor de toekomst en epidemiologische voorspellingen kan op dit moment redelijkerwijs worden aangenomen dat er in de periode tussen 1 maart 2020 en op zijn vroegst 24 oktober 2020 een aanzienlijk aantal vluchten zal worden geannuleerd vanwege de uitbraak van COVID-19. De niet-benutting van voor die periode toegewezen slots mag er niet toe leiden dat luchtvaartmaatschappijen de verworven rechten verliezen die zij anders zouden genieten. Daarom moet voor het overeenkomstige volgende seizoen worden vastgesteld onder welke voorwaarden niet-geëxploiteerde slots moeten worden beschouwd als slots die wel zijn benut.

(7)

Slots op gecoördineerde luchthavens zijn een waardevolle economische hulpbron. Ondanks de algemene terugval van het luchtverkeer dient de annulering van luchtdiensten echter geen belemmering te vormen voor het gebruik van luchthavenslots door andere luchtvaartmaatschappijen die ze op tijdelijke basis zouden willen gebruiken, zonder dat zulke slots zouden bijdragen tot de opbouw van verworven rechten. Daarom moeten slots die niet worden gebruikt door de luchtvaartmaatschappij waaraan zij zijn toegewezen, onverwijld worden teruggegeven aan de coördinator.

(8)

De verdere ontwikkeling van COVID-19 en de verdere gevolgen ervan voor de luchtvaartmaatschappijen zijn moeilijk te voorspellen. De Commissie moet de gevolgen van COVID-19 voor de luchtvaartsector voortdurend analyseren en de Unie moet in staat zijn de periode waarin de door deze verordening beoogde maatregelen van toepassing zijn, onverwijld te verlengen indien de ongunstige omstandigheden aanhouden.

(9)

Daar de doelstelling van deze verordening, met name om niet-geëxploiteerde slots vanwege de uitbraak van COVID-19 te beschouwen als slots die wel zijn benut, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Teneinde de bij deze verordening vastgestelde maatregelen indien nodig en gerechtvaardigd te verlengen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot verlenging van de periode waarin de door deze verordening beoogde maatregelen van toepassing zijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (3). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(11)

Gezien de urgentie die voortvloeit uit de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de uitbraak van COVID-19, werd het nodig geacht een uitzondering te maken op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(12)

Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 95/93 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 10 bis wordt vervangen door:

Artikel 10 bis

1.   Voor de toepassing van artikel 8, lid 2, en artikel 10, lid 2, beschouwen de coördinatoren slots die zijn toegewezen voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 24 oktober 2020 als geëxploiteerd door de luchtvaartmaatschappij waaraan zij oorspronkelijk waren toegewezen.

2.   Voor de toepassing van artikel 8, lid 2, en artikel 10, lid 2, beschouwen de coördinatoren slots die zijn toegewezen voor de periode van 23 januari 2020 tot en met 29 februari 2020 ten aanzien van luchtdiensten tussen luchthavens in de Unie en luchthavens in hetzij de Volksrepubliek China, hetzij de Speciale Administratieve Regio Hongkong van de Volksrepubliek China als geëxploiteerd door de luchtvaartmaatschappij waaraan zij oorspronkelijk waren toegewezen.

3.   Met betrekking tot slots met een datum later dan 8 april 2020, is lid 1 alleen van toepassing als de relevante ongebruikte slots ter beschikking van de coördinator zijn gesteld voor hertoewijzing aan andere luchtvaartmaatschappijen.

4.   Wanneer de Commissie op basis van cijfers gepubliceerd door Eurocontrol — die de netwerkbeheerder is van de luchtverkeersnetdiensten van het gemeenschappelijke Europese luchtruim — vaststelt dat de terugval van het luchtverkeer in vergelijking met de overeenkomstige periode van het voorgaande jaar aanhoudt en waarschijnlijk zal aanhouden, en op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke gegevens tevens vaststelt dat deze situatie het gevolg is van de uitbraak van COVID-19, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 12 bis gedelegeerde handelingen vast om de in lid 1 vermelde termijn dienovereenkomstig te wijzigen.

5.   De Commissie monitort de situatie voortdurend aan de hand van de in lid 4 bepaalde criteria. Op basis van de informatie waarover zij beschikt, dient de Commissie uiterlijk op 15 september 2020 een samenvattend verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. Indien nodig stelt de Commissie zo spoedig mogelijk de in lid 4 bedoelde gedelegeerde handeling vast.

6.   Indien door langer durende gevolgen van de uitbraak van COVID-19 op de luchtvaartsector in de Unie een dringende noodzaak ontstaat, is de in artikel 12 ter vastgelegde procedure van toepassing op krachtens dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.”.

2)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 12 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 10 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 2 april 2021.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 10 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 10 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 12 ter

Spoedprocedure

1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 12 bis, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

G. GRLIĆ RADMAN


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2020.

(2)  Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van “slots” op communautaire luchthavens (PB L 14 van 22.1.1993, blz. 1).

(3)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.


31.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/5


VERORDENING (EU) 2020/460 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 maart 2020

tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, artikel 177 en artikel 178,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De lidstaten zijn op een uitzonderlijke manier getroffen door de gevolgen van de COVID-19-uitbraak. De huidige volksgezondheidscrisis belemmert de groei in de lidstaten, wat op zijn beurt de ernstige liquiditeitskrapte verergert omdat plotseling veel meer publieke investeringen in de gezondheidszorgstelsels en andere sectoren van hun economie nodig zijn. Daardoor is een buitengewone situatie ontstaan die specifieke maatregelen vereist.

(2)

Het is van cruciaal belang dat de krapte van liquiditeiten en overheidsmiddelen in de lidstaten niet in de weg staat aan investeringen in het kader van programma’s die worden ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds (CF) (samen “de Fondsen” genoemd) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en die nodig zijn om de COVID-19-uitbraak te bestrijden.

(3)

Om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis op te vangen, moet het EFRO de financiering van bedrijfskapitaal voor het midden- en kleinbedrijf (het “mkb”) ondersteunen waar zulks nodig is als tijdelijke maatregel om de volksgezondheidscrisis doeltreffend te beantwoorden.

(4)

Om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis op te vangen, moet de investeringsprioriteit van het EFRO ter versterking van onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie ook betrekking hebben op investeringen in producten en diensten die nodig zijn om de crisisresponscapaciteit in de gezondheidsdiensten te versterken.

(5)

Om soepeler te kunnen inspelen op de COVID-19-uitbraak, moeten de lidstaten meer flexibiliteit krijgen om de programma’s uit te voeren en gebruik kunnen maken van een vereenvoudigde procedure waarbij geen besluit van de Commissie vereist is om operationele programma’s te wijzigen. Er dient te worden verduidelijkt welke informatie over dergelijke wijzigingen aan de Commissie moet worden verstrekt.

(6)

Om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis op te vangen, moeten uit de Fondsen gefinancierde financieringsinstrumenten ook steun verstrekken in de vorm van bedrijfskapitaal voor kleine en middelgrote ondernemingen waar zulks nodig is als tijdelijke maatregel om de volksgezondheidscrisis doeltreffend te beantwoorden.

(7)

Om een onmiddellijke respons op de gevolgen van de volksgezondheidscrisis mogelijk te maken, moeten uitgaven voor maatregelen ter versterking van de crisisresponscapaciteit subsidiabel zijn met ingang van 1 februari 2020.

(8)

Om te garanderen dat de lidstaten over voldoende financiële middelen beschikken om onverwijld de nodige investeringen te doen, is het passend dat de Commissie geen invorderingsopdrachten doet uitgaan voor van de lidstaten terugvorderbare bedragen betreffende de in 2020 ingediende jaarrekeningen. De lidstaten dienen de niet teruggevorderde bedragen te gebruiken om versneld investeringen in verband met de COVID-19-uitbraak te doen die subsidiabel zijn op grond van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) en de fondsspecifieke voorschriften.

(9)

De in 2020 niet teruggevorderde bedragen moeten worden verrekend of het voorwerp van invorderingsopdrachten uitmaken bij de afsluiting van de programma’s.

(10)

Om de gevolgen van de volksgezondheidscrisis op te vangen, moet uit het EFMZV steun worden verstrekt voor onderlingebijstandsfondsen en aquacultuurbestandsverzekeringen om het inkomen van door de volksgezondheidscrisis getroffen vissers en aquacultuurexploitanten te beschermen.

(11)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de gevolgen van de volksgezondheidscrisis op te vangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(12)

Gezien de urgentie waarmee de steun moet worden verstrekt, moet deze verordening op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking treden.

(13)

Gezien de COVID-19-uitbraak en de urgentie waarmee de hiermee gepaard gaande volksgezondheidscrisis aangepakt moet worden, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(14)

Verordeningen (EU) nr. 1301/2013 (3), (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1301/2013

Verordening (EU) nr. 1301/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 3, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Bovendien kan het EFRO de financiering van bedrijfskapitaal voor het mkb ondersteunen waar zulks nodig is als tijdelijke maatregel om een volksgezondheidscrisis doeltreffend te beantwoorden.”.

2)

In artikel 5, punt 1, wordt punt b) vervangen door:

“b)

de bevordering van bedrijfsinvesteringen in O&I, het ontwikkelen van verbanden en synergieën tussen ondernemingen, O&I-centra en het hoger onderwijs, met name de bevordering van investeringen in de ontwikkeling van producten en diensten, de overdracht van technologie, sociale innovatie, milieu-innovatie, toepassingen voor overheidsdiensten, de stimulering van de vraag, het opzetten van netwerken, clusters en open innovatie door middel van slimme specialisatie en ondersteuning van technologisch en toegepast onderzoek, proefopstellingen, maatregelen voor snelle productvalidatie, geavanceerde productiecapaciteit en eerste productie, met name in sleuteltechnologieën en de verspreiding van universeel inzetbare technologieën, alsook de bevordering van investeringen die nodig zijn ter versterking van de crisisresponscapaciteiten van de gezondheidsdiensten;”.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013

Verordening (EU) nr. 1303/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 30 wordt het volgende lid toegevoegd:

“5.   In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten voor de door het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF ondersteunde programma’s tijdens de programmeringsperiode een bedrag van maximaal 8 % van de toewijzing per 1 februari 2020 van een prioriteit en maximaal 4 % van het programmabudget overschrijven naar een andere prioriteit van hetzelfde fonds voor hetzelfde programma.

Dergelijke overschrijvingen hebben geen gevolgen voor eerdere jaren. Zij worden niet als essentieel beschouwd en er is geen besluit van de Commissie tot wijziging van het programma voor vereist. Zij moeten evenwel aan alle wettelijke voorschriften voldoen en van tevoren door het toezichtcomité worden goedgekeurd. De lidstaten delen de herziene financiële tabellen aan de Commissie mee.”.

2)

In artikel 37, lid 4, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Door middel van financieringsinstrumenten kan ook steun worden verleend in de vorm van bedrijfskapitaal voor het mkb waar zulks nodig is als tijdelijke maatregel om een volksgezondheidscrisis doeltreffend te beantwoorden.”.

3)

In artikel 65, lid 10, wordt de volgende alinea toegevoegd:

“Als afwijking van lid 9 komen uitgaven voor maatregelen ter versterking van de crisisresponscapaciteit in het kader van de COVID-19-uitbraak in aanmerking voor steun met ingang van 1 februari 2020.”.

4)

In artikel 96 wordt lid 10 vervangen door:

“10.   Onverminderd artikel 30, lid 5, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen een besluit vast houdende goedkeuring van alle elementen, inclusief eventuele toekomstige wijzigingen ervan, van het operationele programma dat door dit artikel wordt bestreken, met uitzondering van de elementen die vallen onder lid 2, eerste alinea, onder b), vi), c), v), en e), de leden 4 en 5, lid 6, onder a) en c), en lid 7, waarvoor de lidstaten verantwoordelijk blijven.”.

5)

In artikel 139, lid 7, worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“Als afwijking van de eerste alinea doet de Commissie geen invorderingsopdracht uitgaan voor van de lidstaat terugvorderbare bedragen betreffende de in 2020 ingediende rekeningen. Niet teruggevorderde bedragen worden gebruikt ter bespoediging van investeringen die verband houden met de COVID-19-uitbraak en die op grond van deze verordening en de fondsspecifieke voorschriften voor steun in aanmerking komen.

De niet teruggevorderde bedragen worden bij de afsluiting verrekend of ingevorderd.”.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 508/2014

Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

“Onderlinge fondsen voor volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden en milieuongevallen”;

b)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Het EFMZV kan bijdragen aan onderlinge fondsen waaruit vissers financieel worden vergoed voor economische verliezen als gevolg van volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen en de kosten voor het redden van vissers of het bergen van vissersvaartuigen in geval van ongevallen op zee tijdens hun visserijactiviteiten.”;

c)

de leden 5 en 6 worden vervangen door:

“5.   De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen, in het bijzonder met betrekking tot de verlening van compensatiebetalingen aan en de subsidiabiliteit van vissers in geval van volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen of ongevallen op zee als bedoeld in lid 1, alsmede met betrekking tot het beheer en de monitoring van de naleving van die voorschriften. De lidstaten zien erop toe dat in de regelingen van de fondsen is voorzien in sancties in geval van nalatigheid van de visser.

6.   Volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen of ongevallen op zee, als bedoeld in lid 1, zijn dewelke waarvan het plaatsvinden officieel door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat wordt erkend.”;

d)

lid 8 wordt vervangen door:

“8.   De in lid 1 bedoelde bijdragen worden slechts verleend ter dekking van verliezen als gevolg van volksgezondheidscrisissen, ongunstige weersomstandigheden, milieuongevallen of ongevallen op zee die meer dan 30 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de voorgaande drie kalenderjaren.”.

2)

In artikel 57, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

“e)

volksgezondheidscrisissen.”.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D.M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

G. GRLIĆ RADMAN


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 30 maart 2020

(2)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(3)  Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling “Investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PB L 347 van 20.12. 2013, blz. 289).

(4)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).


31.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/9


VERORDENING (EU) 2020/461 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 30 maart 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad om financiële steun te verlenen aan lidstaten en landen die over toetreding tot de Unie onderhandelen die zwaar worden getroffen door een grote volksgezondheidscrisis

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 175, derde alinea, en artikel 212, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Na raadpleging van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (“het Fonds”) is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (2). Het Fonds werd opgericht om financiële steun te verlenen aan lidstaten bij grote rampen als een concreet teken van Europese solidariteit in noodsituaties.

(2)

In het geval van grote volksgezondheidscrises moet de Unie blijk geven van solidariteit met de lidstaten en de betrokken bevolking door financiële bijstand te verlenen om de getroffen bevolking bij te staan, een snelle terugkeer naar de normale levensomstandigheden in de getroffen regio’s mogelijk te maken en de verspreiding van besmettelijke ziekten te beperken.

(3)

De Unie moet in geval van grote volksgezondheidscrises ook solidair zijn met de landen waarmee wordt onderhandeld over toetreding tot de Unie.

(4)

Een ernstige crisissituatie kan het gevolg zijn van volksgezondheidscrises, met name een officieel verklaarde viruspandemie. Via het Fonds kan de Unie noodhulp mobiliseren om te voldoen aan de directe behoeften van de bevolking en bij te dragen aan het snelle herstel van beschadigde belangrijke infrastructuur zodat de economische activiteit in getroffen gebieden kan worden hervat. Dat Fonds is echter strikt beperkt tot natuurrampen die fysieke schade berokkenen en omvat geen grote rampen als gevolg van biologische gevaren. Er moeten voorzieningen worden getroffen om de Unie in staat te stellen in te grijpen in het geval van grote volksgezondheidscrises.

(5)

De te nemen maatregelen hebben tot doel de inspanningen van de betrokken staten aan te vullen wanneer de gevolgen van een crisis zo ernstig zijn dat die staten de situatie niet met eigen middelen alleen aankunnen. Daar deze doelstelling niet voldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(6)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de maatregelen in het kader van deze verordening beperkt blijven tot grote volksgezondheidscrises. Die crisissen moeten worden gedefinieerd op basis van de overheidsuitgaven die nodig zijn om ze aan te pakken.

(7)

De bijstand van de Unie moet de inspanningen van de betrokken staten aanvullen en worden gebruikt om een gedeelte van de overheidsuitgaven te dekken die worden gedaan in verband met de meest essentiële noodmaatregelen als gevolg van de noodsituatie worden.

(8)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet de bijstand van de Unie alleen worden toegekend na een aanvraag van de getroffen staat. De Commissie moet zorg dragenvoor een billijke behandeling van de door de staten ingediende verzoeken.

(9)

De Commissie moet snel kunnen besluiten specifieke financiële middelen zo spoedig mogelijk toe te zeggen en beschikbaar te stellen. De bestaande bepalingen inzake het betalen van voorschotten moeten derhalve worden versterkt door de bedragen ervan te verhogen.

(10)

Deze verordening moet met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(11)

Gezien de COVID-19-uitbraak en de urgentie waarmee de hiermee gepaard gaande volksgezondheidscrisis aangepakt moet worden, is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken als bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(12)

Verordening (EG) nr. 2012/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2012/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 2 wordt vervangen door:

Artikel 2

1.   Op verzoek van een lidstaat of van een land dat toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie voert (hierna “subsidiabele staat” genoemd), kan steun uit het Fonds worden verleend wanneer de levensomstandigheden, de menselijke gezondheid, het natuurlijk milieu of de economie van een of meer regio’s van die subsidiabele staat ernstige gevolgen ondervinden van:

a)

een grote of regionale natuurramp op het grondgebied van die subsidiabele staat of van een aangrenzende subsidiabele staat, of

b)

een grote volksgezondheidscrisis op het grondgebied van die subsidiabele staat.

Directe schade die het directe gevolg is van een natuurramp wordt beschouwd als deel van de door die natuurramp veroorzaakte schade.

2.   In deze verordening wordt onder een “grote natuurramp” verstaan een natuurramp die in een subsidiabele staat tot directe schade leidt die geraamd wordt op meer dan 3 000 000 000 EUR in prijzen van 2011 of meer dan 0,6 % van het bni van die staat of dat land.

2 bis.   In deze verordening wordt onder een “grote volksgezondheidscrisis” verstaan een levensbedreigend of anderszins ernstig gevaar voor de gezondheid van biologische oorsprong in een subsidiabele staat dat een ernstige bedreiging voor de menselijke gezondheid vormt en daadkrachtige actie vereist om verdere verspreiding te beperken, die voor de subsidiabele staat een publieke financiële last voor crisismaatregelen meebrengt die wordt geraamd op meer dan 1 500 000 000 EUR in prijzen van 2011, of meer dan 0,3 % van zijn bni.

3.   In deze verordening wordt onder een “regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio.

Bij wijze van afwijking van de eerste alinea wordt, indien de betrokken regio waarin zich een natuurramp heeft voorgedaan, een ultraperifeer gebied is in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, onder “regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die leidt tot directe schade van meer dan 1 % van het bbp van die regio.

Indien de natuurramp diverse regio’s op NUTS-niveau 2 treft, wordt de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van de totale schade in elke regio.

4.   Bijdragen uit het Fonds kunnen ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is.

5.   Voor toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van door Eurostat verstrekte, geharmoniseerde statistische gegevens.”;

2)

in artikel 3 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   De steun geschiedt in de vorm van een financiële bijdrage uit het Fonds. Voor elke subsidiabele ramp of crisis wordt aan een subsidiabele staat één enkele financiële bijdrage toegekend.

2.   Het Fonds heeft tot doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en moet een deel van hun overheidsuitgaven dekken om de subsidiabele staat te helpen om, naargelang van de aard van de subsidiabele ramp of crisis, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:

a)

herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;

b)

uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;

c)

veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;

d)

reiniging van de door een ramp getroffen gebieden, inclusief natuurgebieden, in voorkomend geval volgens een ecosysteemaanpak, alsmede onverwijld herstel van getroffen natuurgebieden teneinde onmiddellijke effecten van bodemerosie te voorkomen;

e)

maatregelen om snel bijstand, onder andere op medisch gebied, aan de door een grote volksgezondheidscrisis getroffen bevolking te verlenen en om de bevolking te beschermen tegen het risico te worden getroffen, waaronder preventie, monitoring of beheersing van de verspreiding van ziekten, de bestrijding van ernstige risico’s voor de volksgezondheid of de beperking van de gevolgen ervan voor de volksgezondheid.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea wordt onder “herstel” verstaan het herstellen van infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen in de toestand waarin zij zich vóór de natuurramp bevonden. Indien dat juridisch onmogelijk of economisch niet verantwoord is om de toestand van vóór de natuurramp te herstellen, of indien de begunstigde staat besluit de getroffen infrastructuurvoorzieningen of uitrustingen te verplaatsen of de functionaliteit ervan te verbeteren, teneinde de bestendigheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te versterken, is de bijdrage van het Fonds aan de herstelkosten beperkt tot de geraamde kosten van de terugkeer naar de status quo ante.

De kosten die het in de tweede alinea bedoelde kostenniveau overstijgen, worden door de begunstigde staat uit eigen middelen of, indien mogelijk, uit andere fondsen van de Unie betaald.

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea wordt onder “voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht totdat zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.”;

3)

in artikel 4 bis wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Het voorschot mag niet meer bedragen dan 25 % van de verwachte financiële bijdrage en mag in geen geval meer bedragen dan 100 000 000 EUR. Na vaststelling van het definitieve bedrag van de financiële bijdrage verrekent de Commissie het voorschot met de uit te keren financiële bijdrage. De Commissie vordert ten onrechte betaalde voorschotten terug.”;

4)

In artikel 8 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Uiterlijk zes maanden na afloop van de in lid 1 genoemde termijn van 18 maanden presenteert de begunstigde staat een verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage van het Fonds, met een verantwoordingsstaat van de uitgaven waarin eventuele andere bronnen van voor de betrokken acties ontvangen financiering worden vermeld, met inbegrip van de verzekeringsuitkeringen en de van derden ontvangen schadevergoedingen.

In het uitvoeringsverslag wordt, afhankelijk van de aard van de subsidiabele ramp of crisis, het volgende in detail vermeld:

a)

de door de begunstigde staat getroffen of voorgestelde preventiemaatregelen om toekomstige schade te beperken en voor zover mogelijk herhaling van gelijkaardige natuurrampen of volksgezondheidscrises te voorkomen, waaronder het gebruik van daartoe opgezette Europese structuur- en investeringsfondsen;

b)

de stand van uitvoering van de desbetreffende Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing;

c)

de ervaring die is opgedaan met de ramp of crisis en de getroffen of voorgestelde maatregelen ter bescherming van het milieu en ter waarborging van de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering, natuurrampen en volksgezondheidscrises; alsmede

d)

eventuele overige relevante informatie over maatregelen die genomen zijn om de desbetreffende natuurramp of volksgezondheidscrises te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen.

Overeenkomstig artikel 59, lid 5, en artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 gaat het uitvoeringsverslag vergezeld van een volgens internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld advies van een onafhankelijk auditorgaan waarin staat of de verantwoordingsstaat van de uitgaven een juist en getrouw beeld geeft en of de financiële bijdrage uit het Fonds wettig en regelmatig is.

Aan het einde van de in de eerste alinea bedoelde procedure gaat de Commissie over tot afsluiting van de steun van het Fonds.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 maart 2020.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

D. M. SASSOLI

Voor de Raad

De voorzitter

G. GRLIĆ RADMAN


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2020 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 30 maart 2020.

(2)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).


II Niet-wetgevingshandelingen

BESLUITEN

31.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 99/13


BESLUIT (EU) 2020/462 VAN DE RAAD

van 20 februari 2020

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het associatiecomité dat is ingesteld bij de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, betreffende de uitwisseling van informatie met het oog op de effectbeoordeling van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van die overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 3, eerste alinea, en lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt,

(1)

De Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (1) (hierna “de associatieovereenkomst” genoemd), is namens de Unie gesloten bij Besluit 2000/204/EG, EGKS van de Raad en de Commissie (2), en is op 1 maart 2000 in werking getreden.

(2)

Bij Besluit (EU) 2019/217 van de Raad (3) hechtte de Raad zijn goedkeuring aan de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen 1 en 4 van de associatieovereenkomst (4) (hierna : de wijzigingsovereenkomst” genoemd), die ertoe strekt de tariefpreferenties waarin de associatieovereenkomst voorziet, uit te breiden tot producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara.

(3)

Overeenkomstig artikel 81 van de associatieovereenkomst is een associatiecomité ingesteld dat belast is met het beheer van de associatieovereenkomst. Op grond van artikel 83, lid 1, van die associatieovereenkomst heeft het associatiecomité de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op het beheer van de associatieovereenkomst en op beleidsterreinen waarop de Raad bevoegdheden aan het associatiecomité heeft gedelegeerd.

(4)

Uiterlijk twee maanden na de inwerkingtreding van de wijzigingsovereenkomst dient het associatiecomité een besluit vast te stellen betreffende de modaliteiten voor de effectbeoordeling van deze overeenkomst, in het bijzonder van het effect op de duurzame ontwikkeling, met name wat betreft de voordelen voor de betrokken bevolking en de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen in de Westelijke Sahara.

(5)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het associatiecomité moet worden ingenomen, aangezien het beoogde besluit voor de Unie bindend zal zijn.

(6)

Teneinde een follow-up van de gevolgen van deze wijzigingsovereenkomst voor de betrokken bevolking en voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de betreffende gebieden te verzekeren, voorziet de wijzigingsovereenkomst uitdrukkelijk in een passend kader en een passende procedure aan de hand waarvan de partijen via regelmatige informatie-uitwisselingen de gevolgen van deze overeenkomst tijdens de tenuitvoerlegging ervan kunnen beoordelen. De Unie en het Koninkrijk Marokko zijn overeengekomen om minstens eenmaal per jaar onderling informatie uit te wisselen in het kader van het associatiecomité . Het is derhalve passend de specifieke modaliteiten voor deze evaluatie vast te stellen, teneinde deze te laten goedkeuren door het associatiecomité.

(7)

Het voorwerp van de uitwisseling van informatie stemt overeen met het voorwerp van het verslag van 11 juni 2018 dat de diensten van de Commissie gezamenlijk hebben opgesteld met de Europese Dienst voor extern optreden over de voordelen voor de bevolking van de Westelijke Sahara en over de raadpleging van die bevolking in verband met de uitbreiding van de tariefpreferenties tot producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara.

(8)

Wat het effect op de economie van het grondgebied betreft, hebben de tot dusver beschikbare gegevens voornamelijk betrekking op de landbouw en visserij, maar de preferenties hebben betrekking op alle producten. De uit te wisselen gegevens kunnen dus veranderen naar gelang de evolutie van de activiteiten in de Westelijke Sahara. Daarnaast heeft de informatie-uitwisseling niet uitsluitend betrekking op economische aspecten (voordelen in strikte zin), maar moet zij een veel bredere evaluatie mogelijk maken, met in inbegrip van aspecten als duurzame ontwikkeling en het effect op de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen.

(9)

Het Koninkrijk Marokko heeft er tevens mee ingestemd een mechanisme op te zetten voor de vergaring van statistische gegevens over de uitvoer naar de Unie van producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara, die maandelijks aan de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten ter beschikking zullen worden gesteld.

(10)

Het Koninkrijk Marokko kan de Unie om informatie verzoeken over de productie en de verhandeling van bepaalde specifieke producten die voor het Koninkrijk Marokko van belang zijn, op basis van de reeds bestaande informatiesystemen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Associatiecomité EU-Marokko dat is ingesteld krachtens artikel 81 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van dat associatiecomité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 20 februari 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

B. DIVJAK


(1)  PB L 70 van 18.3.2000, blz. 2.

(2)  Besluit 2000/204/EG, EGKS van de Raad en de Commissie van 26 januari 2000 inzake de sluiting van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (PB L 70 van 18.3.2000, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2019/217 van de Raad van 28 januari 2019 betreffende de sluiting van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (PB L 34 van 6.2.2019, blz. 1).

(4)  PB L 34 van 6.2.2019, blz. 4.


ONTWERP

BESLUIT Nr. .../...

VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU‐MAROKKO

van ...

betreffende de informatie-uitwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko met het oog op de effectbeoordeling van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds

HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-MAROKKO,

Gezien de Euro-mediterrane overeenkomst van 26 februari 1996 waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds, en met name artikel 83,

Gezien de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko van 25 oktober 2018 over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko over de wijziging van de Protocollen nrs. 1 en 4 van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (hierna "de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling" genoemd), is op 19 juli 2019 in werking getreden.

(2)

Die overeenkomst in de vorm van een briefwisseling is gesloten behoudens de respectieve standpunten van de Europese Unie over de status van de Westelijke Sahara en van het Koninkrijk Marokko met betrekking tot die regio.

(3)

Door die overeenkomst in de vorm van een briefwisseling genieten de producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara die zijn onderworpen aan controle door de douaneautoriteiten van het Koninkrijk Marokko, dezelfde handelspreferenties als die welke door de Europese Unie zijn toegekend aan de producten die vallen onder de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Koninkrijk Marokko, anderzijds (hierna "de associatieovereenkomst" genoemd).

(4)

In een geest van partnerschap en teneinde de partijen in staat te stellen de effecten van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te beoordelen, in het bijzonder op de duurzame ontwikkeling, met name wat betreft de voordelen voor de betrokken bevolking en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de betreffende gebieden, zijn de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko overeengekomen om minstens eenmaal per jaar informatie uit te wisselen in het kader van het associatiecomité.

(5)

De specifieke modaliteiten van die effectbeoordeling moeten door het associatiecomité worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In de geest van partnerschap en teneinde de partijen in staat te stellen de effecten van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tijdens haar looptijd te beoordelen vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling, zijn de Europese Unie en het Koninkrijk Marokko overeengekomen jaarlijks in het kader van het associatiecomité onderling informatie uit te wisselen.

2.   De Europese Unie en het Koninkrijk Marokko wisselen nuttig geachte gegevens uit voor de belangrijkste betrokken sectoren, alsmede statistische, economische, sociale en milieu-informatie, met name wat betreft de voordelen van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling voor de betrokken bevolking en de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de betreffende gebieden. Een lijst met relevante informatie is in de bijlage bij dit besluit opgenomen.

Die uitwisseling geschiedt op basis van een uiterlijk eind maart van elk jaar voorafgaande schriftelijke mededeling. Die mededeling kan worden gevolgd door verzoeken om toelichting en aanvullende vragen, met betrekking tot de door dit besluit bestreken onderwerpen. De antwoorden worden uiterlijk eind juni van elk jaar verzonden.

3.   Voorts zijn de partijen tevens overeengekomen, in een geest van partnerschap en teneinde de partijen in staat te stellen de effecten van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling te beoordelen, dat het Koninkrijk Marokko de Europese Unie om informatie kan verzoeken over de productie en de verhandeling van categorieën specifieke producten die voor het Koninkrijk Marokko van bijzonder belang zijn, op basis van de reeds bestaande informatiesystemen.

Daartoe verzendt het Koninkrijk Marokko uiterlijk eind maart van elk jaar zijn verzoek schriftelijk naar de Europese Unie . Die mededeling kan worden gevolgd door verzoeken om toelichting en aanvullende vragen. De antwoorden worden uiterlijk eind juni van elk jaar verzonden.

4.   De partijen nemen in het kader van het associatiecomité jaarlijks akte van die uitwisseling.

5.   De partijen hechten hun goedkeuring aan de notulen van de conclusies van het associatiecomité binnen de maand die op de vergadering volgt.

Artikel 2

De bijlage vormt een integrerend onderdeel van dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …, ... 2020

Voor het Associatiecomité EU-Marokko


BIJLAGE

RELEVANTE GEGEVENS IN HET KADER VAN DE INFORMATIE-UITWISSELING WAARIN DE OVEREENKOMST IN DE VORM VAN EEN BRIEFWISSELING VOORZIET

De uitgewisselde informatie dienen ter actualisering van het verslag van 11 juni 2018 van de diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) (1) . De uitwisseling van informatie moet tevens gedetailleerde gegevens omvatten waarmee de effecten van de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tijdens de uitvoering ervan kunnen worden geëvalueerd, met inbegrip van algemene informatie over de betreffende gebieden en bevolking. Die gegevens dienen enkel ter evaluatie en de actualisering van het genoemde verslag door de diensten van de Commissie en EDEO. Als relevante informatie geldt bijvoorbeeld het volgende:

1.

Door het Koninkrijk Marokko verstrekte gegevens

a)

Algemene informatie:

*

sociaal-economische en milieu-statistieken.

b)

Gegevens over de voornaamste economische exportsectoren:

*

productie per type product;

*

geëxploiteerd oppervlakte en geoogst volume;

*

uitvoer naar de Europese Unie naar volume en waarde;

*

economische activiteiten van de lokale marktdeelnemers die verband houden met de door de overeenkomst in de vorm van een briefwisseling bestreken sectoren en gegeneerde banen;

*

duurzaam beheer van hulpbronnen;

*

productie-inrichtingen.

2.

Door de EU verstrekte gegevens:

Gegevens betreffende de verhandeling van naar het Koninkrijk Marokko uitgevoerde producten naar douanecode, volume en waarde voor zover die gegevens over de productie van bepaalde productie beschikbaar zijn.

3.

Andere relevante gegevens:

Zoals vastgelegd in de briefwisseling tussen de Europese Commissie en de missie van het Koninkrijk Marokko bij de Europese Unie van 6 december 2018, stelt het Koninkrijk Marokko een mechanisme in voor de vergaring van gegevens over de uitvoer die door de associatieovereenkomst wordt bestreken, zoals gewijzigd bij de briefwisseling, waardoor op systematische en regelmatige wijze precieze gegevens worden verstrekt en maandelijks ter beschikking worden gesteld, teneinde de Europese Unie in staat te stellen per regio over transparante en betrouwbare gegevens te beschikken over de oorsprong van die uitvoer naar de Unie. (2) De Europese Commissie heeft rechtstreeks toegang tot die gegevens welke zij met de douane-autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie zal delen.

Van zijn kant, zal het Koninkrijk Marokko over transparante en betrouwbare statististische gegevens over de uitvoer van de Europese Unie naar het Koninkrijk Marokko beschikken.


(1)  Verslag over de voordelen van de uitbreiding van de tariefpreferenties naar producten van oorsprong uit de Westelijke Sahara voor de bevolking van de Westelijke Sahara, en over de raadpleging van deze bevolking van 11 juni 2018 (SWD (2018) 346 final).

(2)  NB: dat mechanisme is sinds 1 oktober 2019 operationeel.