ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 86

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
20 maart 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/415 van de Raad van 19 maart 2020 tot uitvoering van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/416 van de Raad van 19 maart 2020 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte

3

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2020/417 van de Raad van 19 maart 2020 tot uitvoering van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo

9

 

*

Besluit (GBVB) 2020/418 van de Raad van 19 maart 2020 tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

11

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG ( PB L 136 van 22.5.2019 )

18

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/415 VAN DE RAAD

van 19 maart 2020

tot uitvoering van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1183/2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (1), en met name artikel 9, lid 5,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 18 juli 2005 Verordening (EG) nr. 1183/2005 vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens Resolutie 1533 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, heeft op 25 februari 2020 de gegevens met betrekking tot een persoon die aan beperkende maatregelen onderworpen is geactualiseerd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  PB L 193 van 23.7.2005, blz. 1.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1183/2005, deel a) (Lijst van personen bedoeld in de artikelen 2 en 2a), wordt vermelding 16 vervangen door:

16. Ignace MURWANASHYAKA

(ook bekend als: dr. Ignace)

Titel: dr.

Hoedanigheid: voorzitter van de FDLR

Adres: Duitsland (in de gevangenis)

Geboortedatum: 14 mei 1963

Geboorteplaats: a) Butera, Rwanda, b) Ngoma, Butare, Rwanda

Nationaliteit: Rwanda

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 nov. 2005

Andere informatie: overleden in de gevangenis in Duitsland op 16 april 2019. Op 17 november 2009 aangehouden door de Duitse autoriteiten en op 28 september 2015 door een Duitse rechtbank schuldig bevonden aan leiderschap van een buitenlandse terroristische groepering en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Kreeg 13 jaar gevangenisstraf en verbleef sinds juni 2016 in een Duitse gevangenis. Op 29 november 2014 opnieuw voor een termijn van vijf jaar verkozen tot voorzitter van de FDLR. Weblink naar de speciale kennisgeving van Interpol en de VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/How-we-work/Notices/View-UN-Notices-Individuals.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen voor opneming op de lijst verstrekt door het Sanctiecomité:

Ignace Murwanashyaka was de voorzitter van de FDLR en oefende invloed uit over het beleid van de FDLR-strijdkrachten, een van de in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken zijn bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schenden. Hij voerde telefoongesprekken met militaire commandanten te velde van de FDLR (onder meer tijdens het bloedbad in Busurungi in mei 2009); hij gaf militaire bevelen aan het opperbevel; hij was betrokken bij de coördinatie van de overdracht van wapens en munitie aan FDLR-eenheden en bij het doorgeven van specifieke gebruiksinstructies; en hij beheerde grote geldsommen die werden bijeengebracht door middel van de illegale verkoop van natuurlijke hulpbronnen in gebieden onder controle van de FDLR. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten had hij als voorzitter en militair commandant van de FDLR commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen door de FDLR in Oost-Congo. Op 17 november 2009 aangehouden door de Duitse autoriteiten en op 28 september 2015 door een Duitse rechtbank schuldig bevonden aan leiderschap van een buitenlandse terroristische groepering en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Hij kreeg 13 jaar gevangenisstraf en verbleef sinds juni 2016 in een Duitse gevangenis. Op 29 november 2014 werd hij opnieuw voor een termijn van vijf jaar verkozen tot voorzitter van de FDLR.”


20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/416 VAN DE RAAD

van 19 maart 2020

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte (1), en met name artikel 12, lid 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 maart 2011 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 270/2011 vastgesteld.

(2)

In bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 moeten de vermeldingen betreffende twee op de lijst geplaatste personen in deel A worden gewijzigd en moet de informatie over de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming in deel B worden geactualiseerd.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  PB L 76 van 22.3.2011, blz. 4.


BIJLAGE

I.   

In deel A van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 worden de vermeldingen 1 en 4 vervangen door:

“1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 4.5.1928

Man

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Egyptische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek of een gerechtelijke procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang is gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

(ook bekend als Heddy Mohamed Magdy Hussein Rassekh)

Echtgenote van de heer Alaa Mohamed Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 5.10.1971

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen haar een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; zij is gelieerd aan Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.”.

II.   

Deel B van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 wordt vervangen door:

“B.

Rechten van de verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming volgens het Egyptische recht:

De rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

Uit de artikelen 54, 97 en 98 van de Egyptische grondwet, de artikelen 77, 78, 124, 199, 214, 271, 272 en 277 van het Egyptische wetboek van strafvordering en de artikelen 93 en 94 van de Egyptische wet inzake de advocatuur (Wet nr. 17 van 1983) blijkt dat de Egyptische wetgeving de volgende rechten waarborgt:

voor iedere persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht of beschuldigd:

1.

het recht op rechterlijke toetsing van elke wet en elk administratief besluit;

2.

het recht zichzelf te verdedigen of te worden bijgestaan door een raadsman naar eigen keuze of, indien de verdachte onvoldoende middelen heeft om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een raadsman te worden bijgestaan indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit vereisen;

voor iedere persoon die formeel in staat van beschuldiging van een strafbaar feit is gesteld:

1.

het recht onverwijld en in een taal die hij verstaat, nauwkeurig geïnformeerd te worden over de aard en de grond van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

2.

het recht op de tijd en de faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;

3.

het recht getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de verschijning en ondervraging van getuigen à decharge te bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als voor getuigen à charge;

4.

het recht op kosteloze bijstand van een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gebruikt, niet verstaat of spreekt.

Toepassing van de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende.

Zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft deze schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Located Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

2.

Suzanne Saleh Thabet

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Thabet werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Thabet en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Thabet heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

3.

Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Alaa Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, diens echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Alaa Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 werd de verdachte samen met een andere persoon verwezen naar de rechtbank (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: (i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; (ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; en iii) zij verzocht de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde, waarbij de verdachten op 22 februari 2020 werden vrijgesproken. Deze uitspraak is niet definitief en kan nog steeds door het openbaar ministerie worden aangevochten.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Alaa Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft deze schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Rasekh en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Rasekh heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

5.

Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Gamal Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Gamal Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 zijn de heer Gamal Mubarak en een andere persoon verwezen naar de rechter (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: (i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; (ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; en iii) zij verzocht de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde, waarbij de verdachten op 22 februari 2020 werden vrijgesproken. Deze uitspraak is niet definitief en kan nog steeds door het openbaar ministerie worden aangevochten.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Gamal Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden, en op 17 november 2013 ging het strafproces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Located Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

6.

Khadiga Mahmoud El Gammal

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal werden gerespecteerd in de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Khadiga El Gammal en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw El Gammal heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

15.

Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van de verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana niet in acht zijn genomen.

18.

Habib Ibrahim Habib Eladli

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Eladli werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

De heer Eladli werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter dat de activa van de heer Eladli, van zijn echtgenote en van zijn minderjarige zoon moesten worden bevroren. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Op 15 april 2017 werd de verdachte veroordeeld. De verdachte vocht het vonnis aan bij het Hof van Cassatie, dat het vonnis op 11 januari 2018 vernietigde en opdracht gaf tot een nieuw proces. In het kader van het nieuwe proces werd hij op 9 mei 2019 tot een geldboete veroordeeld. Zowel het openbaar ministerie als de heer Eladli stelden tegen die uitspraak hoger beroep in bij het Hof van Cassatie. De zaak is nog aanhangig bij het Hof.

19.

Elham Sayed Salem Sharshar

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Sharshar werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

De echtgenoot van mevrouw Sharshar werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter tot bevriezing van de activa van haar echtgenoot, van haarzelf en van hun minderjarige zoon. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Sharshar heeft de uitspraak van de rechtspraak niet aangevochten.”.


BESLUITEN

20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/9


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2020/417 VAN DE RAAD

van 19 maart 2020

tot uitvoering van Besluit 2010/788/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB (1), en met name artikel 6,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 20 december 2010 Besluit 2010/788/GBVB vastgesteld.

(2)

Het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, ingesteld krachtens Resolutie 1533 (2004) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, heeft op 25 februari 2020 de gegevens met betrekking tot een persoon die aan beperkende maatregelen onderworpen is geactualiseerd.

(3)

Bijlage I bij Besluit 2010/788/GBVB moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit 2010/788/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  PB L 336 van 21.12.2010, blz. 30.


BIJLAGE

In bijlage I bij Besluit 2010/788/GBVB, deel a) (Lijst van personen bedoeld in artikel 3, lid 1), wordt vermelding 16 vervangen door:

16. Ignace MURWANASHYAKA

(ook bekend als: dr. Ignace)

Titel: dr.

Hoedanigheid: voorzitter van de FDLR

Adres: Duitsland (in de gevangenis)

Geboortedatum: 14 mei 1963

Geboorteplaats: a) Butera, Rwanda, b) Ngoma, Butare, Rwanda

Nationaliteit: Rwanda

Datum van plaatsing op de VN-lijst: 1 nov. 2005

Andere informatie: overleden in de gevangenis in Duitsland op 16 april 2019. Op 17 november 2009 aangehouden door de Duitse autoriteiten en op 28 september 2015 door een Duitse rechtbank schuldig bevonden aan leiderschap van een buitenlandse terroristische groepering en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Kreeg 13 jaar gevangenisstraf en verbleef sinds juni 2016 in een Duitse gevangenis. Op 29 november 2014 opnieuw voor een termijn van vijf jaar verkozen tot voorzitter van de FDLR. Weblink naar de speciale kennisgeving van Interpol en de VN-Veiligheidsraad: https://www.interpol.int/en/How-we-work/Notices/View-UN-Notices-Individuals.

Aanvullende informatie uit de beschrijving van de redenen voor opneming op de lijst verstrekt door het Sanctiecomité:

Ignace Murwanashyaka was de voorzitter van de FDLR en oefende invloed uit over het beleid van de FDLR-strijdkrachten, een van de in punt 20 van Resolutie 1493 (2003) genoemde gewapende groepen en milities die betrokken zijn bij wapenhandel en bijgevolg het wapenembargo schenden. Hij voerde telefoongesprekken met militaire commandanten te velde van de FDLR (onder meer tijdens het bloedbad in Busurungi in mei 2009); hij gaf militaire bevelen aan het opperbevel; hij was betrokken bij de coördinatie van de overdracht van wapens en munitie aan FDLR-eenheden en bij het doorgeven van specifieke gebruiksinstructies; en hij beheerde grote geldsommen die werden bijeengebracht door middel van de illegale verkoop van natuurlijke hulpbronnen in gebieden onder controle van de FDLR. Volgens het bureau van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor kinderen en gewapende conflicten had hij als voorzitter en militair commandant van de FDLR commando-verantwoordelijkheid voor de rekrutering en inzet van kinderen door de FDLR in Oost-Congo. Op 17 november 2009 aangehouden door de Duitse autoriteiten en op 28 september 2015 door een Duitse rechtbank schuldig bevonden aan leiderschap van een buitenlandse terroristische groepering en medeplichtigheid aan oorlogsmisdaden. Hij kreeg 13 jaar gevangenisstraf en verbleef sinds juni 2016 in een Duitse gevangenis. Op 29 november 2014 werd hij opnieuw voor een termijn van vijf jaar verkozen tot voorzitter van de FDLR.”.


20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/11


BESLUIT (GBVB) 2020/418 VAN DE RAAD

van 19 maart 2020

tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/172/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2011/172/GBVB moeten deze beperkende maatregelen tot en met 22 maart 2021 worden verlengd, moeten de vermeldingen betreffende twee personen op de lijst in deel A van de bijlage worden gewijzigd, en moet de informatie over de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming in deel B van de bijlage worden geactualiseerd.

(3)

Besluit 2011/172/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/172/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing tot en met 22 maart 2021.”.

2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 19 maart 2020.

Voor de Raad

De voorzitster

A. METELKO-ZGOMBIĆ


(1)  Besluit 2011/172/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 63).


BIJLAGE

I.   

In deel A van de bijlage bij Besluit 2011/172/GBVB worden de vermeldingen 1 en 4 vervangen door:

“1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 4.5.1928

Man

(Overleden) persoon naar wiens activiteiten door de Egyptische autoriteiten een gerechtelijk onderzoek of een gerechtelijke procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang is gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

(ook bekend als Heddy Mohamed Magdy Hussein Rassekh)

Echtgenote van de heer Alaa Mohamed Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 5.10.1971

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen haar een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; zij is gelieerd aan Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.”.

II.   

Deel B van de bijlage bij Besluit 2011/172/GBVB wordt vervangen door:

“B.

Rechten van de verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming volgens het Egyptische recht:

De rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

Uit de artikelen 54, 97 en 98 van de Egyptische grondwet, de artikelen 77, 78, 124, 199, 214, 271, 272 en 277 van het Egyptische wetboek van strafvordering en de artikelen 93 en 94 van de Egyptische wet inzake de advocatuur (Wet nr. 17 van 1983) blijkt dat de Egyptische wetgeving de volgende rechten waarborgt:

voor iedere persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht of beschuldigd:

1.

het recht op rechterlijke toetsing van elke wet en elk administratief besluit;

2.

het recht zichzelf te verdedigen of te worden bijgestaan door een raadsman naar eigen keuze of, indien de verdachte onvoldoende middelen heeft om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een raadsman te worden bijgestaan indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit vereisen;

voor iedere persoon die formeel in staat van beschuldiging van een strafbaar feit is gesteld:

1.

het recht onverwijld en in een taal die hij verstaat, nauwkeurig geïnformeerd te worden over de aard en de grond van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

2.

het recht op de tijd en de faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;

3.

het recht getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de verschijning en ondervraging van getuigen à decharge te bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als voor getuigen à charge;

4.

het recht op kosteloze bijstand van een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gebruikt, niet verstaat of spreekt.

Toepassing van de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende.

Zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft deze schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Located Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

2.

Suzanne Saleh Thabet

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Thabet werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Thabet en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Thabet heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

3.

Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Alaa Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, diens echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Alaa Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 werd de verdachte samen met een andere persoon verwezen naar de rechtbank (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: (i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; (ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; en iii) zij verzocht de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde, waarbij de verdachten op 22 februari 2020 werden vrijgesproken. Deze uitspraak is niet definitief en kan nog steeds door het openbaar ministerie worden aangevochten.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Alaa Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft deze schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Rasekh en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Rasekh heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

5.

Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Gamal Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Gamal Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 zijn de heer Gamal Mubarak en een andere persoon verwezen naar de rechter (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: (i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; (ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; en iii) zij verzocht de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde, waarbij de verdachten op 22 februari 2020 werden vrijgesproken. Deze uitspraak is niet definitief en kan nog steeds door het openbaar ministerie worden aangevochten.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Gamal Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden, en op 17 november 2013 ging het strafproces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Located Abroad — NCRAA). In maart 2019 werd het bedrag van de geldboete teruggevorderd. De terug te betalen som wordt momenteel teruggevorderd in het kader van de rechtshulpverzoeken die de Egyptische autoriteiten tot twee derde landen hebben gericht.

6.

Khadiga Mahmoud El Gammal

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal werden gerespecteerd in de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Khadiga El Gammal en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw El Gammal heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

15.

Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van de verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana niet in acht zijn genomen.

18.

Habib Ibrahim Habib Eladli

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Eladli werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

De heer Eladli werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter dat de activa van de heer Eladli, van zijn echtgenote en van zijn minderjarige zoon moesten worden bevroren. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Op 15 april 2017 werd de verdachte veroordeeld. De verdachte vocht het vonnis aan bij het Hof van Cassatie, dat het vonnis op 11 januari 2018 vernietigde en opdracht gaf tot een nieuw proces. In het kader van het nieuwe proces werd hij op 9 mei 2019 tot een geldboete veroordeeld. Zowel het openbaar ministerie als de heer Eladli stelden tegen die uitspraak hoger beroep in bij het Hof van Cassatie. De zaak is nog aanhangig bij het Hof.

19.

Elham Sayed Salem Sharshar

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Sharshar werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

De echtgenoot van mevrouw Sharshar werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter tot bevriezing van de activa van haar echtgenoot, van haarzelf en van hun minderjarige zoon. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Sharshar heeft de uitspraak van de rechtspraak niet aangevochten.”.


Rectificaties

20.3.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 86/18


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van Richtlijn 1999/44/EG

( Publicatieblad van de Europese Unie L 136 van 22 mei 2019 )

Bladzijde 42, artikel 7, lid 4, aanhef:

in plaats van:

“4.

Wanneer de consument verzuimt de overeenkomstig lid 3 door de handelaar verstrekte updates te installeren, is de verkoper niet aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek als dat uitsluitend het gevolg is van de afwezigheid van de betrokken update, mits:”,

lezen:

“4.

Wanneer de consument verzuimt de overeenkomstig lid 3 verstrekte updates binnen een redelijke termijn te installeren, is de verkoper niet aansprakelijk voor een conformiteitsgebrek als dat uitsluitend het gevolg is van de afwezigheid van de betrokken update, mits:”.