ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 43

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
17 februari 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/202 van de Commissie van 4 oktober 2019 tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilie Iodine Teat Dip Products ( 1 )

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/203 van de Commissie van 28 november 2019 betreffende de classificatie van voertuigen, verplichtingen van gebruikers van de Europese elektronische tolheffingsdienst, eisen voor interoperabiliteitsonderdelen en minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties ( 1 )

41

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/204 van de Commissie van 28 november 2019 inzake gedetailleerde verplichtingen van aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst, de minimuminhoud van de gebiedsverklaring van de Europese elektronische tolheffingsdienst, elektronische interfaces en eisen voor interoperabiliteitsonderdelen, en tot intrekking van Beschikking 2009/750/EG

49

 

*

Verordening (EU) 2020/205 van de Commissie van 14 februari 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 wat betreft de aanwezigheid van salmonella in reptielenvlees ( 1 )

63

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/206 van de Commissie van 14 februari 2020 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L. als traditioneel levensmiddel uit een derde land krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 ( 1 )

66

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/207 van de Commissie van 14 februari 2020 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 wat de invoer uit Saudi-Arabië van voeder voor gezelschapsdieren betreft ( 1 )

69

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/208 van de Commissie van 14 februari 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 29/2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim ( 1 )

72

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/209 van de Commissie van 14 februari 2020 tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Griekenland (kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 962)  ( 1 )

74

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/210 van de Commissie van 14 februari 2020 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 betreffende beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 963)  ( 1 )

77

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2019 betreffende de rentevergoeding op deposito’s, saldi en aangehouden extra reserves (herschikking) (ECB/2019/31) ( PB L 267 van 21.10.2019 )

96

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/202 VAN DE COMMISSIE

van 4 oktober 2019

tot verlening van toelating van de Unie voor de biocidefamilieIodine Teat Dip Products

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 44, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 augustus 2015 is door GEA Farm Technologies GmbH overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 een aanvraag ingediend voor de toelating van een biocidefamilie van productsoort 3 als omschreven in bijlage V bij die verordening, met als naam “Iodine Teat Dip Products” (“de biocidefamilie”). De bevoegde autoriteit van het Verenigd Koninkrijk heeft ermee ingestemd de aanvraag te beoordelen overeenkomstig artikel 43, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012. De aanvraag is in het biocidenregister geregistreerd onder zaaknummer BC-AL019223-55.

(2)

De biocidefamilie bevat jood als werkzame stof; die stof is opgenomen in de Unielijst van goedgekeurde werkzame stoffen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) nr. 528/2012. Rekening houdend met de intrinsieke eigenschappen van de werkzame stof en de wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen als vastgesteld in haar Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 (2), zal de Commissie overwegen of het nodig is om de goedkeuring van jood, met inbegrip van polyvinylpyrrolidonjood, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 528/2012 te herzien. Afhankelijk van de uitkomst van dat onderzoek zal de Commissie vervolgens nagaan of de toelatingen van de Unie voor producten die de werkzame stof bevatten overeenkomstig artikel 48 van Verordening (EU) nr. 528/2012 moeten worden herzien.

(3)

Op 6 juni 2018 heeft de beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 het beoordelingsrapport en de conclusies van haar beoordeling bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) ingediend.

(4)

Op 18 januari 2019 heeft het agentschap bij de Commissie een advies (3) ingediend dat overeenkomstig artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide voor de biocidefamilie en het definitieve beoordelingsrapport betreffende de biocidefamilie bevat. In het advies wordt geconcludeerd dat: de biocidefamilie onder de definitie van “biocidefamilie” valt als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder s), van Verordening (EU) nr. 528/2012; de biocidefamilie in aanmerking komt voor een toelating van de Unie overeenkomstig artikel 42, lid 1, van die verordening; en de biocidefamilie — onder voorbehoud van overeenstemming met de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide — voldoet aan de in artikel 19, leden 1 en 6, van die verordening vastgestelde voorwaarden.

(5)

Op 20 mei 2019 heeft het agentschap, overeenkomstig artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 528/2012, de ontwerpsamenvatting van de productkenmerken van het biocide in alle officiële talen van de Unie aan de Commissie doen toekomen.

(6)

De Commissie sluit zich aan bij het advies van het agentschap en acht het daarom passend om voor de biocidefamilie een toelating van de Unie te verlenen.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan GEA Farm Technologies GmbH wordt voor het op de markt aanbieden en het gebruik van de biocidefamilie “Iodine Teat Dip Products” een toelating van de Unie verleend met toelatingsnummer EU-0020125-0000 overeenkomstig de in de bijlage vastgestelde samenvatting van de productkenmerken van het biocide.

De toelating van de Unie is geldig van 19 november 2019 tot en met 31 oktober 2029.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/2100 van de Commissie van 4 september 2017 tot vaststelling van wetenschappelijke criteria voor het bepalen van hormoonontregelende eigenschappen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 301 van 17.11.2017, blz. 1).

(3)  Advies van het ECHA van 14 december 2018 over de toelating van de Unie voor “Iodine Teat Dip Products” (ECHA/BPC/217/2018).


BIJLAGE

Samenvatting van de productkenmerken van een biocide familie

Iodine Teat dip products

Productsoort 3 — Dierhygiëne (Desinfecteermiddelen)

Toelatingsnummer: EU-0020125-0000

Toelatingsnummer in R4BP: EU-0020125-0000

DEEL I

EERSTE INFORMATIENIVEAU

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE

1.1.   Familienaam

Naam

Iodine Teat dip products

1.2.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

1.3.   Toelatingshouder

Naam en adres van de toelatingshouder

Naam

GEA Farm Technologies GmbH

Adres

Siemensstraße 25-27, 59199, Bönen, Duitsland

Toelatingsnummer

EU-0020125-0000

Toelatingsnummer in R4BP

EU-0020125-0000

Toelatingsdatum

19 november 2019

Vervaldatum

31 Oktober 2029

1.4.   Fabrikant(en) van de biociden

Naam van de fabrikant

GEA Farm Technologies

Adres van de fabrikant

Wylye Works, BA12 9HT Warminster Verenigd Koninkrijk

Productielocatie

Wylye Works, Watery Lane, BA12 9HT Warminster Verenigd Koninkrijk

Gewerbestraße 5, 5325 Plainfeld Oostenrijk

ul. Olowiana 10, 85-461 Bydgoszcz Polen

1.5.   Fabrikant(en) van de werkzame stof(fen)

Werkzame stof

Jood

Naam van de fabrikant

SQM Europe N.V.

Adres van de fabrikant

St Pietersvliet 7„ bus 8 2000 Antwerpen België

Productielocatie

Sociedad Quimica y Minera SA, Los Militares, Las Condes, 4290 Piso 4 Santiago Chili


Werkzame stof

Jood

Naam van de fabrikant

Nihon Tennen Gas Co., Ltd (Via Mitsui & Co Europe PLC)

Adres van de fabrikant

Chiba Plant, 2508 Minami-Hinata, Shirako-Machi, Chosei-Gun„ 299-4205 Chosei-Gun Japan

Productielocatie

Chiba Plant, 2508 Minami-Hinata, Shirako-Machi, Chosei-Gun„ 299-4205 Chosei-Gun Japan


Werkzame stof

Jood

Naam van de fabrikant

Norkem Ltd.

Adres van de fabrikant

Norkem House, Bexton Lane„ WA16 9FB Knutsford Verenigd Koninkrijk

Productielocatie

OFICINA CALA CALA S/N, Unknown POZO ALMONTE Chili

2.   SAMENSTELLING EN FORMULERING VAN DE BIOCIDEFAMILIE

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de familie

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,16

2,47

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,0

2,35

2.2.   Soort(en) formulering

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

SL — Met water mengbaar concentraat

DEEL II

TWEEDE INFORMATIENIVEAU — META-SPC(S)

META-SPC 1

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 1

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 1

Identificatiecode

Meta SPC 1 — Concentrates — Professional concentrates with 1:3, 1:4 and 1:7 dilution rates

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-1

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 1

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

1,58

2,47

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

1,51

2,35

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 1

Formulering(en)

SL — Met water mengbaar concentraat

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 1

Gevarencategorie

Veroorzaakt ernstige oogirritatie.

Kan schade aan organen schildklier veroorzaken bij langdurige of herhaalde blootstelling.

Kan bijtend zijn voor metalen.

Giftig voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Veiligheidsaanbevelingen

damp niet inademen.

Na het werken met dit product handen grondig wassen.

Beschermende handschoenen dragen.

beschermende kleding dragen.

oogbescherming dragen.

BIJ CONTACT MET DE OGEN:Voorzichtig afspoelen met water gedurende een aantal minuten.Contactlenzen verwijderen, indien mogelijk. Blijven spoelen.

Bij onwel voelen een arts raadplegen.

Bij aanhoudende oogirritatie:Een arts raadplegen.

verpakking afvoeren naar volgens lokale voorschriften

verpakking afvoeren naar volgens lokale voorschriften

Gelekte/gemorste stof opruimen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 1

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 1

Gebruik # 1 — Concentraten voor professioneel gebruik met 1:3, 1:4 en 1:7 verdunningen, voor toepassing ná het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast. Kopjes moeten worden bijgevuld met een nieuwe oplossing voor het begin van een nieuwe melksessie

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid verdund product die moet worden aangebracht per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Product moet worden verdund met de relevante verdunning vermeld op het etiket, volgens een van deze verhoudingen;

25 % (1 deel product tot 3 delen water)

20 % (1 deel product tot 4 delen water)

12,5 % (1 deel product tot 7 delen water)

In gebruik concentratie van producten tussen 0,29 en 0,52 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen en oogbescherming bij het hanteren van het concentraat

(Handschoenmateriaal dient door de toelatingshouder te worden gespecificeerd in de productinformatie).

In het geval dat een combinatie van vóór en na het melken desinfectie nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 2

Gebruik # 2 — Concentraten voor professioneel gebruik met 1:3, 1:4 en 1:7 verdunningen, voor toepassing ná het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het verdunde product geplaatst. Het verdunde product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het verdunde product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met verdund product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met verdund product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid verdund product die moet worden aangebracht per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Product moet worden verdund met de relevante verdunning vermeld op het etiket, volgens een van deze verhoudingen;

25 % (1 deel product tot 3 delen water)

20 % (1 deel product tot 4 delen water)

12,5 % (1 deel product tot 7 delen water)

In gebruik concentratie van producten tussen 0,29 en 0,52 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Bespuit minimaal 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen en oogbescherming bij het hanteren van het concentraat

(Handschoenmateriaal dient door de toelatingshouder te worden gespecificeerd in de productinformatie).

Draag handschoenen en laarzen die bestand zijn tegen chemicaliën bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Er moet een beschermende overall (ten minste type 6, EN 13034) worden gedragen

In het geval dat een combinatie van vóór en na het melken desinfectie nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 3

Gebruik # 3 — Concentraten voor professioneel gebruik met 1:3, 1:4 en 1:7 verdunningen, voor toepassing ná het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker:In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid verdund product die moet worden aangebracht per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Product moet worden verdund met de relevante verdunning vermeld op het etiket, volgens een van deze verhoudingen;

25 % (1 deel product tot 3 delen water)

20 % (1 deel product tot 4 delen water)

12,2 % (1 deel product tot 7 delen water)

In gebruik concentratie van producten tussen 0,29 en 0,52 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen en oogbescherming bij het hanteren van het concentraat

(Handschoenmateriaal dient door de toelatingshouder te worden gespecificeerd in de productinformatie).

In het geval dat een combinatie van vóór en na het melken desinfectie nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING (1) VAN DE META-SPC 1

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Buiten het bereik van kinderen houden

Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg alle instructies.

Het product moet vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C worden gebracht.

Verdun het product vóór applicatie volgens de verhouding die op het productetiket is vermeld

Formele verdunning van het concentraat; Voeg de verhouding van concentraat en water, zoals aangegeven op het productetiket, toe aan een container van geschikte grootte om het vereiste verdunningspercentage te bereiken. Meng tot een uniforme oplossing.

Voordat het melkstel wordt bevestigd, moeten alle teat-dip residuen worden verwijderd met doek voor eenmalig of meermalig gebruik. Per koe moet één doek worden gebruikt

Voor een effectief gebruik tegen bacteriën en gist moet het product minstens 60 seconden in contact blijven met de huid

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

Product kan gedurende de gehele lactatieperiode worden gebruikt

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Raadpleeg de gebruiksspecifieke risicobeperkende maatregelen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

Verontreinigde kleding verwijderen en wassen voor hergebruik.

Na inademing: In de frisse lucht brengen na accidenteel inademen van dampen door oververhitting of verbranding.

Als u zich onwel voelt, zoek dan medisch advies.

Na contact met de huid: Wassen met water en zeep als voorzorgsmaatregel. Raadpleeg een arts als de huidirritatie aanhoudt.

Na contact met de ogen: Onmiddellijk spoelen met veel water, ook onder de oogleden, gedurende tenminste 15 minuten. Zoek medische hulp door oogspecialist.

Na inslikken: De mond spoelen en veel water laten drinken. Geef nooit iets via de mond aan een bewusteloze persoon. Raadpleeg een arts.

Grote hoeveelheden gemorste vloeistof moeten worden opgevangen met een kit met chemische spatten, opgezogen met absorberend materiaal zoals kiezelgoer en afgevoerd als gevaarlijk afval.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mogen, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling (IBA).

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Bescherm tegen vorst

Bewaren bij temperaturen tot maximaal 30 °C

Houdbaarheid twaalf maanden

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 1

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Ioklene Concentrate. Coars Dual

Toelatingsnummer

EU-0020125-0001 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

1,58

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

1,51

7.2.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Clinidip L Concentrate, Maxadine C, Diamond 3:1 Concentrate, Kristal 321, IO Spray 3:1 Concentrate, Coars Shield

Toelatingsnummer

EU-0020125-0002 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

2,06

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

1,96

7.3.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Clinidip Superconcentrate, Dunglinson Super IO 421 Concentrate, Ceanodine 4:1, Iodosan

Toelatingsnummer

EU-0020125-0003 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

2,47

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

2,35

7.4.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

Priodine, Diamond Predip

Toelatingsnummer

EU-0020125-0004 1-1

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

2,32

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

2,21

META-SPC 2

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 2

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 2

Identificatiecode

Meta SPC 2 — RTU Products — Professional RTU Liquid for application pre and post milking

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-2

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   SAMENSTELLING VAN DE META-SPC 2

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,16

0,5

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,0

0,56

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 2

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 2

Gevarencategorie

Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Kan bijtend zijn voor metalen.

Veiligheidsaanbevelingen

Voorkom lozing in het milieu.

Inhoud naar in accordance with local regulations

verpakking afvoeren naar volgens lokale voorschriften

Gelekte/gemorste stof opruimen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 2

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 4

Gebruik # 1 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Als een combinatie van desinfectie vóór en na het melken noodzakelijk is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie na het melken.

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 5

Gebruik # 2 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het verdunde product geplaatst. Het verdunde product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het verdunde product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met verdund product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met verdund product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Als een combinatie van desinfectie vóór en na het melken noodzakelijk is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie na het melken.

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 6

Gebruik # 3 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker: In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Als een combinatie van desinfectie vóór en na het melken noodzakelijk is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie na het melken.

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 7

Gebruik # 4 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen [[...]]

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg.

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,50 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.4.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.4.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.4.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 8

Gebruik # 5 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het gebruiksklare product geplaatst. Het gebruiksklare product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het gebruiksklare product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met gebruiksklaar product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,50 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.5.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Bespuit minimaal 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.5.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag handschoenen en laarzen die bestand zijn tegen chemicaliën bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Er moet een beschermende overall (ten minste type 6, EN 13034) worden gedragen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.5.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 9

Gebruik # 6 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

 

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker: In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,50 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.6.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.6.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.6.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 10

Gebruik # 7 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg.

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.7.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voldoende contacttijd te waarborgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.7.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product door onderdompeling (handschoenmateriaal wordt door de vergunninghouder gespecificeerd in de productinformatie).

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.7.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 11

Gebruik # 8 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het verdunde product geplaatst. Het verdunde product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het verdunde product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met verdund product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met verdund product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.8.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Bespuit minimaal 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.8.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag handschoenen en laarzen die bestand zijn tegen chemicaliën bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Er moet een beschermende overall (ten minste type 6, EN 13034) worden gedragen

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.8.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 12

Gebruik # 9 — Gebruiksklareproducten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

All

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker: In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16-0,30 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.9.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.9.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product schuimvormende applicatiemethode (handschoenmateriaal dient te worden gespecificeerd door de houder van de toelating binnen de productinformatie).

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.9.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING  (2) VAN DE META-SPC 2

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Buiten het bereik van kinderen houden

Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg alle instructies.

Het product moet vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C worden gebracht.

Product kan gedurende de gehele lactatieperiode worden gebruikt

Voordat het melkstel wordt bevestigd, moeten alle teat-dip residuen worden verwijderd met een doek voor eenmalig of meermalig gebruik. Per koe moet één doek worden gebruikt

Voor een effectief gebruik tegen bacteriën en gist moet het product minstens 60 seconden in contact blijven met de huid

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Raadpleeg de gebruiksspecifieke risicobeperkende maatregelen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

Verontreinigde kleding verwijderen en wassen voor hergebruik.

Na inademing: In de frisse lucht brengen na accidenteel inademen van dampen door oververhitting of verbranding.

Als u zich onwel voelt, zoek dan medisch advies.

Na contact met de huid: Wassen met water en zeep als voorzorgsmaatregel. Raadpleeg een arts als de huidirritatie aanhoudt.

Na contact met de ogen: Onmiddellijk spoelen met veel water, ook onder de oogleden, gedurende tenminste 15 minuten. Zoek medische hulp door oogspecialist.

Na inslikken: De mond spoelen en veel water laten drinken. Geef nooit iets via de mond aan een bewusteloze persoon. Raadpleeg een arts.

Grote hoeveelheden gemorste vloeistof moeten worden opgevangen met een kit met chemische spatten, opgezogen met absorberend materiaal zoals kiezelgoer en afgevoerd als gevaarlijk afval.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mogen, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling (IBA).

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Bescherm tegen vorst

Bewaren bij temperaturen tot maximaal 30 °C

Houdbaarheid twaalf maanden

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 2

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

LuxSpray 30, Ioklene RTU, Corston Pre/Post Sprayable, Kristal Iocare Plus, PrePost, Autodine, Coars Super Pre

Toelatingsnummer

EU-0020125-0005 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,3

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,305

7.2.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

LuxSpray 50, Silkidip, Ceanodine, IoSpray 10, Maxadine RTU, Diamond Superdip, Kristal Iocare Post, KiwiDip, Superdip Excel, Ioguard RTU, Shepherd’s IoSpray 50

Toelatingsnummer

EU-0020125-0006 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,5

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,56

7.3.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

LuxDip 50B, Postguard

Toelatingsnummer

EU-0020125-0007 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,5

7.4.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

LuxDip 25, Kote It, Corston Barracide Post Film Forming Dip, Pro-Tect, Kristal Iocare Film, Coars Iodinegel, Coars Iodogel, LuxDip 20B

Toelatingsnummer

EU-0020125-0008 1-2

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,25

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,5

META-SPC 3

1.   ADMINISTRATIEVE INFORMATIE VAN DE META-SPC 3

1.1.   Identificatiecode van de meta-SPC 3

Identificatiecode

Meta SPC 3 — RTU Products- Professional RTU Liquid for application pre and post milking (LuxSpray 15)

1.2.   Achtervoegsel van het toelatingsnummer

Nummer

1-3

1.3.   Productsoort(en)

Productsoort(en)

PT 03 — Dierhygiëne

2.   Samenstelling van de meta-SPC 3

2.1.   Kwalitatieve en kwantitatieve informatie over de samenstelling van de meta-SPC 3

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Min.

Max.

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,16

0,5

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,0

0,56

2.2.   Soort(en) formulering van de meta-SPC 3

Formulering(en)

AL — Vloeistof voor toepassing zonder verdunning

3.   GEVARENAANDUIDINGEN EN VEILIGHEIDSAANBEVELINGEN VAN DE META-SPC 3

Gevarencategorie

Schadelijk voor in het water levende organismen, met langdurige gevolgen.

Kan bijtend zijn voor metalen.

Veiligheidsaanbevelingen

Voorkom lozing in het milieu.

Inhoud naar in accordance with local regulations

verpakking afvoeren naar in accordance with local regulations

Gelekte/gemorste stof opruimen.

4.   TOEGESTANE VORM(EN) VAN GEBRUIK VAN DE META-SPC 3

4.1.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 13

Gebruik # 1 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg.

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.1.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

In case a combination of pre- and post-milking disinfection is necessary, using another product not containing iodine has to be considered for post milking disinfection

4.1.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.1.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 14

Gebruik # 2 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het verdunde product geplaatst. Het verdunde product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het verdunde product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met verdund product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met verdund product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.2.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Als een combinatie van desinfectie vóór en na het melken noodzakelijk is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie na het melken.

4.2.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.2.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 15

Gebruik # 3 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker: In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen van zilver of natuurlijk (wit doorschijnend) van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn natuurlijk gekleurd.

Alle vaten zijn afgedekt met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.3.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Als een combinatie van desinfectie vóór en na het melken noodzakelijk is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie na het melken.

4.3.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.3.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 16

Gebruik # 4 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het gebruiksklare product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg.

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.4.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.4.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.4.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.4.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 17

Gebruik # 5 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

 

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het gebruiksklare product geplaatst. Het product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen met het gebruiksklare product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.5.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Bespuit minimaal 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.5.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag handschoenen en laarzen die bestand zijn tegen chemicaliën bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Er moet een beschermende overall (ten minste type 6, EN 13034) worden gedragen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.5.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.5.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 18

Gebruik # 6 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing ná het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker: In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.6.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.6.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

In het geval dat een combinatie van desinfectie vóór en na het melken nodig is, moet een ander product zonder jood worden gebruikt voor desinfectie vóór het melken.

4.6.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.6.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 19

Gebruik # 7 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — dippen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via dip-beker: gebruik een traditionele dip-beker met terugslagkleppen en doseer het verdunde product in het reservoir. Schroef het applicatorgedeelte vast. Druk op het reservoir om de applicator te vullen. Bedek de onderste twee derde van elke speen met materiaal. Gooi ongebruikt materiaal na elke melksessie weg.

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.7.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.7.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product door onderdompeling (handschoenmateriaal wordt door de vergunninghouder gespecificeerd in de productinformatie).

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.7.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.7.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 20

Gebruik # 8 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — sprayen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: verstuiven

Aanbrengen via een pneumatische sproeier: de opneembuis van het spuitsysteem wordt in de container van het verdunde product geplaatst. Het verdunde product wordt vervolgens naar een spuitlans in de melkplaats gepompt. De spuitlans wordt vervolgens gebruikt om de onderste twee derde van de spenen in het verdunde product te bedekken

Toepassing via handmatige trigger-spray: Vul de trigger-sprayfles met verdund product. Gebruik trigger-spray om de onderste twee derde van elke speen met verdund product te bedekken

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.8.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Bespuit minimaal 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten staande).

4.8.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag handschoenen en laarzen die bestand zijn tegen chemicaliën bij het aanbrengen van het product door middel van handmatig sprayen (handschoenmateriaal moet door de houder van de vergunning worden gespecificeerd in de productinformatie)

Er moet een beschermende overall (ten minste type 6, EN 13034) worden gedragen

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.8.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.8.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.   Omschrijving van het gebruik

Tabel 21

Gebruik # 9 — Gebruiksklare producten voor professioneel gebruik voor toepassing vóór en ná het melken — schuimen

Productsoort

PT 03 — Dierhygiëne

Indien van toepassing, een precieze beschrijving van het toegelaten gebruik

-

Doelorganisme(n) (met inbegrip van ontwikkelingsstadium)

Bacterien

Gist

Toepassingsgebied

Binnen

Toepassingsmethode(n)

Open systeem: dippen

Aanbrengen via schuimdipbeker:In een schuimdipbeker wordt de vloeistof door een fijn gaas geperst en vermengd met lucht voor schuimvorming. Dit wordt vervolgens toegepast op de onderste twee derde van elke speen van het dier

Dezelfde oplossing kan tijdens dezelfde melksessie op meerdere dieren worden toegepast.

Dosering(en) en frequentie

Hoeveelheid gebruiksklaar product toe te passen per toepassing;

koeien en buffels: 3 tot 10 ml (5 ml aanbevolen)

schapen 1,5 tot 5 ml (1,5 ml aanbevolen)

geiten 2,5 tot 6 ml (2,5 ml aanbevolen)

Gebruiksklare formulering In gebruik concentratie 0,16 % (w/w) jood.

2 toepassingen per dier, per dag, voor het melken

2 toepassingen per dier, per dag, na het melken

Categorie/categorieën gebruikers

Getrainde professioneel

Professioneel

Verpakkingsgrootte en verpakkingsmateriaal

Vat, kunststof: HDPE, 10 l

Vat, kunststof: HDPE, 20 l

Vat, kunststof: HDPE, 25 l

Vat, kunststof: HDPE, 200 l

IBC (intermediate bulk container), Plastic: HDPE, 1000 l

Vat, kunststof: HDPE, 5 l

Alle vaten met uitzondering van 200 l (200 kg) en 1000 l (1000 kg) kunnen zilver of doorschijnend wit van kleur zijn. 200 l (200 kg) vaten zijn zilver of blauw van kleur. IBC’s zijn doorschijnend wit gekleurd.

Alle vaten zijn afgesloten met verzegelde doppen of stoppen en zijn UN-gecertificeerd.

4.9.1.   Gebruik-specifieke gebruiksinstructies

Na het melken:

Dip ten minste 2/3 van de speenlengte met verdund product onmiddellijk na het melken

Om voor voldoende contacttijd te zorgen, moet erop worden gelet dat het product niet wordt verwijderd na het aanbrengen (houd de koeien bijvoorbeeld ten minste 5 minuten).

4.9.2.   Gebruik-specifieke risicobeperkende maatregelen

Draag beschermende chemicaliënbestendige handschoenen bij het aanbrengen van het product

schuimvormende applicatiemethode (handschoenmateriaal dient te worden gespecificeerd door de houder van de toelating binnen de productinformatie).

Dit product kan worden gebruikt voor desinfectie vóór en na het melken in combinatie. Het mag echter niet worden gebruikt in combinatie met een ander jood-gebaseerd product.

4.9.3.   Waar specifiek voor het gebruik, de bijzonderheden betreffende mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO-instructies en noodmaatregelen om het milieu te beschermen

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.4.   Waar specifiek voor het gebruik, instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

4.9.5.   Waar specifiek voor het gebruik, voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Raadpleeg de algemene gebruiksaanwijzing.

5.   ALGEMENE GEBRUIKSAANWIJZING  (3) VAN DE META-SPC 3

5.1.   Gebruiksvoorschrift

Buiten het bereik van kinderen houden

Lees vóór gebruik altijd het etiket of de bijsluiter en volg alle instructies.

Het product moet vóór gebruik op een temperatuur van meer dan 20 °C worden gebracht.

Product kan gedurende de gehele lactatieperiode worden gebruikt

Voordat het melkstel wordt bevestigd, moeten alle teat-dip residuen worden verwijderd met een doek voor eenmalig of meermalig gebruik. Per koe moet één doek worden gebruikt

Voor een effectief gebruik tegen bacteriën en gist moet het product minstens 60 seconden in contact blijven met de huid

5.2.   Risicobeperkende maatregelen

Raadpleeg de gebruiksspecifieke risicobeperkende maatregelen.

5.3.   Bijzonderheden van mogelijke directe of indirecte effecten, EHBO instructies en noodmaatregelen om mens, dier en milieu te beschermen

Verontreinigde kleding verwijderen en wassen voor hergebruik.

Na inademing: In de frisse lucht brengen na accidenteel inademen van dampen door oververhitting of verbranding.

Als u zich onwel voelt, zoek dan medisch advies.

Na contact met de huid: Wassen met water en zeep als voorzorgsmaatregel. Raadpleeg een arts als de huidirritatie aanhoudt.

Na contact met de ogen: Onmiddellijk spoelen met veel water, ook onder de oogleden, gedurende tenminste 15 minuten. Zoek medische hulp door oogspecialist.

Na inslikken: De mond spoelen en veel water laten drinken. Geef nooit iets via de mond aan een bewusteloze persoon. Raadpleeg een arts.

Grote hoeveelheden gemorste vloeistof moeten worden opgevangen met een kit met chemische spatten, opgezogen met absorberend materiaal zoals kiezelgoer en afgevoerd als gevaarlijk afval.

5.4.   Instructies voor de veilige verwijdering van het product en zijn verpakking

Voer ongebruikt product en verpakking af volgens de lokale voorschriften. Residuen in bijvoorbeeld dipbekers en spuitflacons mogen, afhankelijk van de lokale voorschriften, worden geloosd op de gemeentelijke riolering of de mestopslag. Voorkom lozen op installaties voor individuele afvalwaterbehandeling (IBA).

5.5.   Voorwaarden voor opslag en de houdbaarheid van het product onder normale opslagomstandigheden

Bescherm tegen vorst

Bewaren bij temperaturen tot maximaal 30 °C

Houdbaarheid twaalf maanden

6.   OVERIGE INFORMATIE

7.   DERDE INFORMATIENIVEAU: INDIVIDUELE BIOCIDEN IN DE META-SPC 3

7.1.   Handelsnaam (-namen), toelatingsnummer en specifieke samenstelling van elke individuele biocide

Handelsnaam

LuxSpray 30, Ioklene RTU, Corston Pre/Post Sprayable, Kristal Iocare Plus, PrePost, Autodine, Coars Super Pre

Toelatingsnummer

EU-0020125-0009 1-3

Triviale naam

IUPAC-naam

Functie

CAS-nummer

EG-nummer

Gehalte (%)

Jood

 

Werkzame stof

7553-56-2

231-442-4

0,16

C9-11 Alcoholethoxylaat

C9-11 alcohol met 6 mol ethoxylaat

Niet-werkzame stof

68439-46-3

 

0,166


(1)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 1.

(2)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 2.

(3)  De gebruiksaanwijzing, de risicobeperkende maatregelen en de andere aanwijzingen voor het gebruik in dit deel gelden voor elk toegelaten gebruik in de meta-SPC 3.


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/41


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/203 VAN DE COMMISSIE

van 28 november 2019

betreffende de classificatie van voertuigen, verplichtingen van gebruikers van de Europese elektronische tolheffingsdienst, eisen voor interoperabiliteitsonderdelen en minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (1), en met name artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 3, artikel 15, leden 4 en 5, en artikel 19, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de goede werking van de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS) te waarborgen, moeten EETS-gebruikers correcte gegevens verstrekken en zijn zij verantwoordelijk voor de status van boordapparatuur, als die wordt gebruikt.

(2)

Om de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer te vergroten en te waarborgen dat zij verenigbaar zijn met de algemene voorschriften die voortvloeien uit de EU-wetgeving, zoals gegevensbescherming, moeten EETS-aanbieders en tolheffers voldoen aan een aantal minimale procedurele, technische en operationele eisen.

(3)

Er moeten algemene infrastructuureisen worden vastgesteld om te waarborgen dat de interoperabiliteitsonderdelen nauwkeurige gegevens verstrekken, EETS-aanbieders correct worden geïdentificeerd, boordapparatuur, als die wordt gebruikt, correct wordt geïnstalleerd en correcte informatie aan bestuurders wordt verstrekt over verplichtingen inzake wegentol.

(4)

Er moeten standaardcriteria worden vastgesteld voor de aanwijzing van instanties die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van de conformiteit van de specificaties en de geschiktheid voor het gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, zodat een minimaal niveau van deskundigheid wordt gewaarborgd en fabrikanten in alle lidstaten op een gelijke behandeling kunnen rekenen.

(5)

Om een consistente toepassing van deze verordening en van Richtlijn (EU) 2019/520 te waarborgen, moet zij van toepassing zijn vanaf de in artikel 32, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/520 bedoelde datum,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In deze gedelegeerde verordening zijn eisen vastgesteld voor:

1.

de classificatie van voertuigen,

2.

de gedetailleerde verplichtingen van EETS-gebruikers,

3.

interoperabiliteitsonderdelen,

4.

de minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties.

Artikel 2

Classificatie van voertuigen

1.   De parameters die worden gebruikt om voertuigen in te delen voor de vaststelling van toltarieven, moeten in overeenstemming zijn met de voorschriften van bijlage I bij deze gedelegeerde verordening.

2.   Als een tolheffer nieuwe parameters voor de classificatie van voertuigen wil invoeren, moet de lidstaat waar de tolheffer is geregistreerd, onverminderd artikel 6, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/520, zes maanden vóór de invoering van de nieuwe classificatieparameters de Commissie, de andere lidstaten en de EETS-aanbieders die actief zijn in het EETS-gebied daarvan in kennis stellen.

Artikel 3

Verplichtingen van EETS-gebruikers

1.   EETS-gebruikers waarborgen dat alle door hen aan de EETS-aanbieders verstrekte gebruikers- en voertuiggegevens en de opgave van variabele parameters correct zijn.

2.   EETS-gebruikers nemen alle mogelijke maatregelen om te waarborgen dat de boordapparatuur operationeel is als het voertuig in een EETS-gebied rijdt waar boordapparatuur is vereist.

3.   EETS-gebruikers bedienen de boordapparatuur overeenkomstig de instructies van de EETS-aanbieder, met name als die van toepassing zijn op het melden van variabele voertuigparameters.

Artikel 4

Voorschriften voor interoperabiliteitsonderdelen

Interoperabiliteitsonderdelen en apparatuur langs de weg moeten in overeenstemming zijn met de eisen van bijlage II bij deze gedelegeerde verordening.

Artikel 5

Minimale geschiktheidscriteria voor aangemelde instanties

De in artikel 19, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/520 bedoelde aangemelde instanties voldoen aan de minimumcriteria van bijlage III bij deze gedelegeerde verordening.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze gedelegeerde verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 19 oktober 2021.

Deze gedelegeerde verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 november 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 91 van 29.3.2019, blz. 45.


BIJLAGE I

BEPALINGEN INZAKE VOERTUIGCLASSIFICATIE

1.   Algemene bepalingen

1.1.

Voor elke tarieftabel die in een EETS-gebied onder zijn verantwoordelijkheid wordt toegepast, moet een tolheffer ten minste drie maanden vóór het gebruik van de tarieftabel de overeenstemming tussen het geheel van de gebruikte voertuigclassificatieparameters en zijn voertuigtariefklassen publiceren. Die verplichting heeft geen betrekking op wijzigingen die de tolheffer aanbrengt in specifieke tarieven in een tarieftabel.

1.2.

Een tolheffer publiceert de overeenkomst tussen zijn voertuigtariefklassen en zijn tariefstructuur voor elke tarieftabel die wordt toegepast in een EETS-gebied dat onder zijn verantwoordelijkheid valt. Hij moet de publicatie onmiddellijk bijwerken als die overeenkomst wijzigt.

2.   Voertuigclassificatieparameters

2.1.

Een tolheffer mag voertuigclassificatieparameters gebruiken volgens ten minste een van de volgende bepalingen:

a)

alle voertuigclassificatieparameters die kunnen worden gemeten met zijn apparatuur langs de weg;

b)

de voertuigparameters die zijn opgenomen in kentekenbewijzen (1) en zijn gestandaardiseerd in punt 8.4 van EN ISO 14906:2018 (2).

Als boordapparatuur wordt gebruikt, is die alleen vereist voor de ondersteuning van de opslag en transmissie van mogelijke voertuigclassificatieparameters die uit de boordapparatuur kunnen worden opgevraagd met specifieke korteafstandscommunicatie via 5,8 GHz, zoals gedefinieerd in de normen EN 15509:2014 (3) en ETSI ES 200674‐1 V2.4.1 (4); in het geval van op GNSS gebaseerde regelingen kan bovendien elke voertuigparameter uit de boordapparatuur worden opgevraagd aan de hand van CEN‐DSRC als gedefinieerd in EN ISO 12813:2019 (5).

2.2.

Boordapparatuur in een voertuig dat in een tolgebied rijdt, moet aan de apparatuur van de tolheffer waarmee tolmeldingen worden gecontroleerd informatie kunnen meedelen over de status van de boordapparatuur en, in voorkomend geval, over de voertuigclassificatieparameters, zoals gedefinieerd in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/204 van de Commissie (6).

3.   Nieuwe tarieftabellen

3.1.

Als een nieuwe tarieftabel gebaseerd is op voertuigclassificatieparameters die al in ten minste één EETS-gebied worden gebruikt, ondersteunen EETS-aanbieders de nieuwe tarieftabel vanaf de datum waarop die in werking treedt.

3.2.

Als in een nieuwe tarieftabel een of meer nieuwe voertuigclassificatieparameters worden ingevoerd, moet de procedure van artikel 2, lid 2, van de gedelegeerde verordening worden toegepast.

(1)  Richtlijn 2003/127/EG van de Commissie van 23 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB L 10 van 16.1.2004, blz. 29).

(2)  Elektronische tolheffing — Application interface definition voor specifieke korteafstandscommunicatie.

(3)  Elektronische tolheffing — Interoperabele toepassingsprofiel voor DSRC.

(4)  Intelligente vervoerssystemen (ITS); telematica voor wegvervoer- en verkeer (RTTT); specifieke korteafstandscommunicatie (DSRC); deel 1: technische kenmerken en testmethoden voor HDR-datatransmissieapparatuur (High Data Rate) in de 5,8 GHz ISM-band (voor industriële, wetenschappelijke en medische doeleinden).

(5)  Elektronische tolheffing — Conformiteitscontrolemelding voor autonome systemen.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2020/204 van de Commissie van 28 november 2019 inzake gedetailleerde verplichtingen van aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst, de minimuminhoud van de gebiedsverklaring van de Europese elektronische tolheffingsdienst, elektronische interfaces en eisen voor interoperabiliteitsonderdelen, en tot intrekking van Beschikking 2009/750/EG (PB L 43 van 17.2.2020, blz. 49).


BIJLAGE II

EISEN VOOR INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

1.   ALGEMENE EISEN

1.1.   Betrouwbaarheid en beschikbaarheid

1.1.1.

Het toezicht op en het onderhoud van de vaste of losse elementen die voor EETS worden gebruikt, moeten zodanig worden georganiseerd, uitgevoerd en gekwantificeerd dat zij in de voorziene omstandigheden blijven functioneren.

1.1.2.

Het EETS-ontwerp moet het systeem in staat stellen te blijven werken als de onderdelen defect raken of het begeven, mogelijk in gestoord bedrijf, maar met de minst mogelijke verstoring voor EETS-gebruikers.

1.2.   Technische compatibiliteit

Bij koppeling moeten de technische kenmerken van de apparatuur van EETS-aanbieders en tolheffers verenigbaar zijn en in overeenstemming zijn met de bepalingen van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/204.

1.3.   Beveiliging/privacy en bescherming van persoonsgegevens

1.3.1.

EETS beschikt over beveiligingseigenschappen voor de bescherming van de gegevens die in de EETS-omgeving worden opgeslagen, verwerkt en uitgewisseld door/tussen belanghebbenden. De beveiligingseigenschappen integreren in de verwerking de nodige voorzorgsmaatregelen om de rechten en belangen van EETS-belanghebbenden te beschermen, met name om hen te beschermen tegen risico’s of schade veroorzaakt door een gebrek aan beschikbaarheid, vertrouwelijkheid, integriteit, authenticatie, onweerlegbaarheid en bescherming tegen ongeoorloofde toegang tot gebruikersgegevens in een Europese meergebruikersomgeving, in overeenstemming met de relevante wetgeving betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens.

1.3.2.

EETS moet in overeenstemming zijn met de EU-wetgeving inzake gegevensbescherming. Met name de naleving van Verordening (EU) 2016/679 en van de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die Richtlijn 2002/58/EG omzetten in nationale wetgeving, moet worden gewaarborgd.

2.   SPECIFIEKE EISEN

2.1.   Infrastructuureisen

2.1.1.

EETS-infrastructuur moet het mogelijk maken dat de juistheid van de tolmeldingsgegevens overeenkomt met de eisen van de tolregeling, teneinde de gelijke en eerlijke behandeling van EETS-gebruikers met betrekking tot tolheffingen en kosten te verzekeren.

2.1.2.

De boordapparatuur moet tolheffers in staat stellen de verantwoordelijke EETS-aanbieder te identificeren. De boordapparatuur controleert die informatie regelmatig, verklaart zichzelf ongeldig als een onregelmatigheid wordt gedetecteerd en licht de EETS-aanbieder, waar mogelijk, in over die onregelmatigheid.

2.1.3.

In voorkomend geval moet EETS-apparatuur zo zijn ontworpen dat de interoperabiliteitsonderdelen gebruikmaken van door de Europese normalisatie-instellingen uitgegeven normen.

2.1.4.

Boordapparatuur wordt op veilige en betrouwbare wijze geïnstalleerd. De installatie voldoet aan de voorschriften voor het gezichtsveld naar voren van voertuigen (1).

2.1.5.

Tolheffers moeten de bestuurders via signalisatie of op een andere door de lidstaten gekozen wijze in kennis stellen van de verplichting om tolgeld of een heffing te betalen voor het rijden met een voertuig in een EETS-gebied en van de wegen die onder een EETS-gebied vallen.

2.2.   Bedienings- en beheerseisen

2.2.1.

Tolheffers en EETS-aanbieders stellen noodmaatregelen vast om te voorkomen dat de verkeersstroom in belangrijke mate wordt verstoord als EETS niet beschikbaar is.

2.2.2.

Met betrekking tot de prestatiebeoordeling van de in artikel 3, lid 3, van Richtlijn (EU) 2019/520 bedoelde boordapparatuur die gebruikmaakt van satellietplaatsbepalingstechnologie, kunnen de specificaties van de eCall-conformiteitstest van EGNOS/Galileo (2) worden toegepast.

(1)  Richtlijn 90/630/EEG van de Commissie van 30 oktober 1990 tot aanpassing aan de stand van de techniek van Richtlijn 77/649/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het gezichtsveld van de bestuurders van motorvoertuigen. (PB L 341 van 6.12.1990, blz. 20).

(2)  Uitvoeringsrichtsnoeren voor fabrikanten van boordapparatuur, verkopers van testoplossingen en technische centra, door het Europees Agentschap voor wereldwijde satellietnavigatiesystemen en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de EU (versie 1.0 van december 2017).


BIJLAGE III

MINIMALE GESCHIKTHEIDSCRITERIA VOOR AANGEMELDE INSTANTIES

1.   

Om te kunnen worden aangemeld, moet een instantie voor conformiteitsbeoordeling of een instantie die bevoegd is voor de uitvoering van of het toezicht op de conformiteitsbeoordelingsprocedure inzake de specificaties en de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen, voldoen aan de punten 2 tot en met 11 van deze bijlage.

De instantie is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1) geaccrediteerd volgens de geharmoniseerde Europese norm voor de conformiteitsbeoordeling van eisen voor instanties die producten, processen en diensten certificeren.

2.   

De instantie is opgericht volgens het nationaal recht en heeft rechtspersoonlijkheid.

3.   

De instantie is een derde partij die onafhankelijk is van de door haar beoordeelde organisaties of producten.

Een instantie die lid is van een ondernemersorganisatie of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de levering, de montage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde producten, kan als een dergelijke instantie worden beschouwd als haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

4.   

De instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordeling verricht, zijn niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde producten, noch de gemachtigde vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dat vormt echter geen beletsel voor het gebruik van beoordeelde producten die nodig zijn voor de activiteiten van de conformiteitsbeoordelingsinstantie of voor het gebruik van die producten voor persoonlijke doeleinden.

De instantie, haar hoogste leidinggevenden en het personeel dat de conformiteitsbeoordeling verricht, zijn niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, op de markt brengen, installeren, gebruiken of onderhouden van die producten. Zij oefenen geen activiteiten uit die de onafhankelijkheid van hun oordeel of hun integriteit met betrekking tot de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dat geldt met name voor adviesdiensten.

Conformiteitsbeoordelingsinstanties moeten garanderen dat de activiteiten van hun dochterondernemingen of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit of onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

5.   

Conformiteitsbeoordelingsinstanties en hun personeel voeren de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische en wetenschappelijke bekwaamheid op de specifieke gebieden. Zij moeten ook vrij zijn van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, met name van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van die activiteiten.

6.   

De instantie is in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten die krachtens Richtlijn (EU) 2019/520 en de desbetreffende uitvoeringshandelingen aan haar zijn toegewezen en waarvoor zij is aangemeld, ongeacht of deze taken door de conformiteitsbeoordelingsinstantie zelf of namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.

Een conformiteitsbeoordelingsinstantie beschikt te allen tijde, voor elke conformiteitsbeoordelingsprocedure en voor elke soort of elke categorie producten waarvoor zij is aangemeld, over:

a)

het nodige personeel met technische kennis en voldoende relevante ervaring om de conformiteitsbeoordelingstaken te verrichten;

b)

de nodige beschrijvingen van de procedures voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling, waarbij de transparantie en de mogelijkheid tot reproductie van die procedures worden gewaarborgd. Zij beschikt over een passend beleid en geschikte procedures om een onderscheid te maken tussen taken die zij als aangemelde instantie verricht en andere activiteiten, en

c)

de nodige procedures voor de uitoefening van haar activiteiten waarin naar behoren rekening wordt gehouden met de omvang van een onderneming, de sector waarin die actief is, haar structuur, de mate van complexiteit van de producttechnologie in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

Zij is in staat de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en heeft toegang tot alle nodige apparatuur en faciliteiten.

7.   

Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt over:

a)

een gedegen technische opleiding en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de conformiteitsbeoordelingsinstantie is aangemeld;

b)

toereikende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om die beoordelingen uit te voeren;

c)

voldoende kennis van en inzicht in de essentiële eisen, de toepasselijke normen en de relevante bepalingen van de EU-harmonisatiewetgeving en de uitvoeringsbepalingen ervan, en

d)

de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

8.   

De onpartijdigheid van de conformiteitsbeoordelingsinstanties, hun hoogste leidinggevenden en hun beoordelingspersoneel moet worden gegarandeerd.

Het salaris van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

9.   

Conformiteitsbeoordelingsinstanties sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van het nationale recht door de staat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

10.   

De personeelsleden van de conformiteitsbeoordelingsinstantie voldoen aan het beroepsgeheim voor alle informatie die zij hebben verkregen bij de uitoefening van hun taken uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/520 en de desbetreffende uitvoeringshandelingen of van eventuele nationale wetgeving ter uitvoering daarvan. Dat geldt echter niet voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin de activiteiten plaatsvinden. De eigendomsrechten moeten worden beschermd.

11.   

De conformiteitsbeoordelingsinstantie neemt deel aan of zorgt ervoor dat haar beoordelingspersoneel op de hoogte is van de desbetreffende normalisatieactiviteiten en de activiteiten van de coördinatiegroep van aangemelde instanties die is opgericht uit hoofde van de desbetreffende EU-wetgeving en hanteert de door die groep genomen administratieve beslissingen en geproduceerde documenten als algemene richtsnoeren.


(1)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/49


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/204 VAN DE COMMISSIE

van 28 november 2019

inzake gedetailleerde verplichtingen van aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst, de minimuminhoud van de gebiedsverklaring van de Europese elektronische tolheffingsdienst, elektronische interfaces en eisen voor interoperabiliteitsonderdelen, en tot intrekking van Beschikking 2009/750/EG

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2019/520 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen voor het wegverkeer en ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over niet-betaling van wegentol in de Unie (1), en met name artikel 5, lid 11, artikel 6, lid 9, artikel 14, lid 3, en artikel 15, leden 6 en 7,

Na raadpleging van het Comité elektronische tolheffing,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om het wetgevingskader dat de interoperabiliteit van elektronische tolheffingssystemen garandeert, te kunnen voltooien, moeten gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de verplichtingen van aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS), de inhoud van de EETS-gebiedsverklaring, elektronische interfaces en voorschriften voor interoperabiliteitsonderdelen.

(2)

Om prestatieproblemen van het EETS-systeem te vermijden, moeten EETS-aanbieders verplicht worden om hun diensten te monitoren en samen te werken met de tolheffer bij het uitvoeren van tests van het tolsysteem.

(3)

EETS-aanbieders moeten specifieke gegevens verstrekken aan de tolheffer, zodat de berekening van de toegepaste tol kan worden gecontroleerd.

(4)

Om de vlotte werking van het EETS-systeem te garanderen, moeten EETS-aanbieders technische steun verlenen voor de identificatie van de boordapparatuur.

(5)

Wanneer de maatregelen waarin deze verordening voorziet de verwerking van persoonsgegevens met zich meebrengen, dient deze verwerking te geschieden overeenkomstig het recht van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (2) en, voor zover van toepassing, Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (3). Daarom mogen EETS-aanbieders niet worden verplicht om meer klantgegevens aan de tolheffers te verstrekken dan nodig is om de correcte werking van het EETS te garanderen.

(6)

Om passende informatie aan de gebruikers te verschaffen, moet de factuur een transparante weergave vormen van de verschillende componenten van de dienst en de tolprijs.

(7)

De minimuminhoud van een EETS-gebiedsverklaring moet worden gespecificeerd om de EETS-aanbieders voldoende duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden voor het aanbieden van EETS in het desbetreffende tolgebied.

(8)

Een naadloze werking van de EETS vereist een minimum aan harmonisatie van de elektronische interfaces en van de werking van die interfaces tussen partijen, en met name tussen de tolheffers en de EETS-aanbieders.

(9)

Er moeten specifieke infrastructuurvereisten worden vastgesteld om de correcte communicatie tussen en werking van de apparatuur van de betrokken partijen mogelijk te maken en om een vlotte en veilige werking van de EETS-interoperabiliteit en de handhaving tot stand te brengen.

(10)

Om het proces van accreditatie van EETS-aanbieders doeltreffender te maken, moeten de procedures voor de beoordeling van de conformiteit met de specificaties en de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen in bepaalde mate worden geharmoniseerd in de verschillende EETS-gebieden. Het is dan ook noodzakelijk een dergelijke procedure vast te stellen, met inbegrip van de inhoud en het formaat van de EC-verklaringen.

(11)

Om de samenhang van het rechtskader en de goede werking van het EETS-systeem te waarborgen, moet Beschikking 2009/750/EG (4) van de Commissie worden ingetrokken met ingang van de datum waarop Richtlijn (EU) 2019/520 moet zijn omgezet in alle lidstaten; dit is ook de datum waarop deze verordening en de in die richtlijn vermelde gedelegeerde handelingen van toepassing worden.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 31, lid 1, van Verordening (EU) 2019/520 bedoelde Comité elektronische tolheffing,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening bevat gedetailleerde verplichtingen voor EETS-aanbieders met betrekking tot de minimuminhoud van de EETS-gebiedsverklaring, specificaties voor de elektronische interfaces tussen de interoperabiliteitsonderdelen, voorschriften voor deze onderdelen, en de procedures die de lidstaten moeten toepassen om de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen te beoordelen.

Artikel 2

Gedetailleerde verplichtingen van EETS-aanbieders

1.   Om de prestaties van hun diensten te kunnen monitoren, stellen EETS-aanbieders gecontroleerde operationele processen vast die voorzien in passende maatregelen wanneer prestatieproblemen of integriteitsinbreuken worden gedetecteerd.

2.   In systemen die gebaseerd zijn op het wereldwijd satellietnavigatiesysteem houden EETS-aanbieders toezicht op de beschikbaarheid van via satellietnavigatie en satellietplaatsbepaling verkregen gegevens. Zij stellen de tolheffers in kennis van de eventuele moeilijkheden die zij ondervinden met de ontvangst van satellietsignalen bij de vaststelling van tolmeldingen.

3.   Een tolheffer kan de samenwerking van een EETS-aanbieder inroepen om het tolheffingssysteem onaangekondigd te onderwerpen aan uitgebreide tests waarbij voertuigen worden gecontroleerd die in één of meerdere EETS-gebieden van de tolheffer rijden of onlangs hebben gereden. Het aantal voertuigen dat jaarlijks aan zulke tests wordt onderworpen voor een specifieke EETS-aanbieder is evenredig met het gemiddelde jaarlijkse verkeer of de gemiddelde jaarlijkse verkeersprognoses van die EETS-aanbieder in het EETS-gebied of de EETS-gebieden van de tolheffer.

4.   Tenzij anders overeengekomen, verstrekt de EETS-aanbieder de tolheffer de volgende informatie, die noodzakelijk is om de tol toe te passen op de voertuigen van EETS-gebruikers of om de tolheffer in staat te stellen de berekening van de door de EETS-aanbieders toegepaste tol op de voertuigen van EETS-gebruikers te controleren:

a)

het kentekennummer van het voertuig van de EETS-gebruiker, met inbegrip van de landcode van internationale kentekens;

b)

een identificatiecode van de rekening van de EETS-gebruiker;

c)

een identificatiecode van de boordapparatuur, indien gebruikt in een EETS-gebied;

d)

de parameters voor voertuigclassificatie die nodig zijn om het toepasselijke tarief vast te stellen.

De gegevensuitwisseling moet verenigbaar zijn met de bepalingen van bijlage I bij deze uitvoeringsverordening.

5.   De EETS-aanbieders voorzien in passende dienstverlening en technische ondersteuning teneinde een correcte instelling van de boordapparatuur te waarborgen. Zij zijn verantwoordelijk voor de vaste parameters voor voertuigclassificatie die zijn opgeslagen in de boordapparatuur of in hun backoffice. De variabele parameters voor voertuigclassificatie, die kunnen verschillen van traject tot traject of binnen eenzelfde traject en bedoeld zijn om te worden ingevoerd aan boord van het voertuig, moeten kunnen worden ingesteld via een passende mens-machine-interface.

6.   Voor zover van toepassing wordt bij het factureren van individuele EETS-gebruikers door EETS-aanbieders een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de kosten van de diensten van de EETS-aanbieder en het verschuldigde tolgeld, en dienen — tenzij de gebruiker anders beslist — ten minste het tijdstip en de plaats van de tolheffing te worden vermeld, alsmede de voor de gebruiker relevante samenstelling van specifieke tolgelden.

7.   EETS-aanbieders stellen EETS-gebruikers onmiddellijk in kennis van elk geval van niet-melding van tol met betrekking tot hun rekening en bieden hun de gelegenheid hun rekening in orde te brengen voordat dwingende maatregelen worden genomen, voor zover dit mogelijk is volgens de nationale wetgeving.

Artikel 3

EETS-gebiedsverklaring

De in artikel 6, lid 2, van Richtlijn (EU) 2019/520 bedoelde EETS-gebiedsverklaring moet minstens de in bijlage II bij deze uitvoeringsverordening vermelde elementen bevatten en moet voldoen aan de in die bijlage vastgestelde eisen.

Artikel 4

Interfaces en de rol van EETS-belanghebbenden

1.   Tolheffers en EETS-aanbieders zetten gemeenschappelijke interfaces op en passen communicatieprotocollen toe overeenkomstig de eisen van bijlage I bij deze uitvoeringsverordening. Via interoperabele communicatiekanalen verstrekken EETS-aanbieders tolheffers beveiligde informatie over tolactiviteiten en controle/handhaving overeenkomstig de toepasselijke technische specificaties.

2.   EETS-aanbieders zien er op toe dat tolheffers gemakkelijk en op ondubbelzinnige wijze kunnen vaststellen of een voertuig dat in hun EETS-gebied rijdt en schijnbaar gebruik maakt van EETS inderdaad is uitgerust met erkende en correct functionerende EETS-boordapparatuur die betrouwbare informatie genereert.

3.   EETS-boordapparatuur beschikt over een mens-machine-interface die aan de gebruiker meldt dat de boordapparatuur correct werkt, en over een interface voor de melding van variabele tolparameters en voor de weergave van de waarde van die parameters.

Artikel 5

Conformiteit met specificaties en geschiktheid voor gebruik

De conformiteit met specificaties en geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen wordt beoordeeld overeenkomstig bijlage III bij deze uitvoeringsverordening.

Artikel 6

Intrekking

Beschikking 2009/750/EG wordt met ingang van 19 oktober 2021 ingetrokken.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 19 oktober 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 november 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 91 van 29.3.2019, blz. 45.

(2)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(3)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(4)  Beschikking 2009/750/EG van de Commissie van 6 oktober 2009 tot definiëring van de Europese elektronische tolheffingsdienst en de bijbehorende technische onderdelen (PB L 268 van 13.10.2009, blz. 11).


BIJLAGE I

INTERFACES VAN DE EUROPESE ELEKTRONISCHE TOLHEFFINGSDIENST

Aanbieders van de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS) en tolheffers moeten gebruikmaken van de volgende elektronische interfaces:

1.

Elektronische radio-interfaces langs de weg, tussen de boordapparatuur van de EETS-aanbieders en de vaste of mobiele apparatuur van de tolheffer. Gestandaardiseerde interfaces tussen de boordapparatuur en de vaste en mobiele wegkantapparatuur van tolheffers moet het volgende ondersteunen:

a)

DSRC-heffingstransacties (Dedicated Short-Range Communication), die voldoen aan de volgende voorschriften:

i)

de boordapparatuur van EETS-aanbieders moet EN 15509:2014 (1) ondersteunen, alsook de bepalingen van ETSI ES 200674-1 V2.4.1 (2) die betrekking hebben op interoperabiliteit;

ii)

vaste en mobiele wegkantapparatuur van tolheffers moet EN 15509:2014 ondersteunen. In Italië mag vaste en mobiele wegkantapparatuur van tolheffers in plaats daarvan de bepalingen van ETSI ES 200674-1 V2.4.1 ondersteunen die betrekking hebben op interoperabiliteit;

b)

real-time transacties voor conformiteitscontrole overeenkomstig EN ISO 12813:2015 (3);

c)

verhoogde nauwkeurigheid van de plaatsbepaling (indien van toepassing) overeenkomstig EN ISO 13141:2015 (4).

De EETS-boordapparatuur moet voldoen aan punt 1, onder a), b) en c). De EETS-boordapparatuur voor gebruikers van lichte voertuigen moet voldoen aan de bepalingen van punt 1, onder a), zoals vermeld in artikel 3, lid 6, van Richtlijn (EU) 2019/520.

Tolheffers mogen alle in punt 1, onder a), b) en c), en punt 2 vermelde bepalingen toepassen in hun vaste of mobiele wegkantapparatuur, overeenkomstig hun voorschriften.

Als de tolheffer een nieuwe versie van een norm voor een interface tussen wegkantapparatuur en boordapparatuur toepast, moet de interface de vorige versie van de norm gedurende een beperkte periode blijven ondersteunen, teneinde te garanderen dat het systeem voor elektronische inning van tolgelden verenigbaar blijft met de boordapparatuur die in omloop is. De duur van deze periode wordt door de tolheffer bekendgemaakt in zijn EETS-gebiedsverklaring en mag in geen geval korter zijn dan twee jaar.

2.

Elektro-optische beeldsystemen van de vaste of mobiele wegkantapparatuur van de tolheffer, die automatische nummerplaatherkenning (ANPR) mogelijk maken, in tolsystemen waarvoor de installatie en het gebruik van boordapparatuur niet vereist is.

3.

Elektronische interfaces tussen de respectieve backoffice-systemen.

Tolheffers mogen alleen die aspecten van de interface toepassen die gekoppeld zijn aan de technologie die gebruikt wordt in het EETS-gebied onder hun bevoegdheid (GNSS, DSRC en/of ANPR).

3.1.

De volgende backoffice-interfaces worden toegepast door zowel EETS-aanbieders als tolheffers, ongeacht de technologie die gebruikt wordt in het EETS-tolgebied:

a)

uitwisseling van informatie, van tolheffers naar EETS-aanbieders, ter ondersteuning van het afhandelen van uitzonderingsgevallen.

b)

uitwisseling van gebruikersgerelateerde EETS-lijsten van EETS-aanbieders en tolheffers.

c)

uitwisseling van trust objects.

d)

uitwisseling van tolcontextgegevens.

e)

facultatief: uitwisseling van betalingsvorderingen overeenkomstig het vastgestelde bedrijfsmodel.

3.2.

Aanvullend worden de volgende backoffice-interfaces toegepast door zowel EETS-aanbieders als tolheffers voor EETS-tolgebieden die GNSS-technologie toepassen:

a)

indiening en validering van GNSS-tolmeldingen.

b)

facultatief: uitwisseling van betalingsaankondigingen overeenkomstig het vastgestelde bedrijfsmodel.

c)

facultatief: uitwisseling van factureringsgegevens overeenkomstig het vastgestelde bedrijfsmodel.

3.3.

Aanvullend worden de volgende backoffice-interfaces toegepast door zowel EETS-aanbieders als tolheffers voor EETS-tolgebieden die DSRC-technologie toepassen:

a)

uitwisseling van factureringsgegevens.

b)

facultatief: uitwisseling van betalingsvorderingen op basis van DRSC-heffingstransacties.

3.4.

Aanvullend worden de volgende backoffice-interfaces toegepast door zowel EETS-aanbieders als tolheffers voor EETS-tolgebieden die ANPR-technologie toepassen:

a)

facultatief: uitwisseling van factureringsgegevens.

b)

facultatief: uitwisseling van betalingsvorderingen op basis van ANPR-heffingstransacties.

Uiterlijk vijf jaar na de datum waarop deze uitvoeringsverordening van toepassing wordt, moeten de elektronische interfaces voor op DSRC en GNSS gebaseerde regelingen tussen de respectieve backofficesystemen van de tolheffer en de EETS-aanbieder voldoen aan CEN/TS 16986:2016 (5), zoals gecorrigeerd door CEN/TS 16986:2016/AC:2017. Als de tolheffer of EETS-aanbieder een nieuwe versie van een norm toepast, moet hij gedurende een beperkte periode van minstens twee jaar gegevensuitwisseling overeenkomstig de vorige versie van de norm blijven ondersteunen, teneinde de blijvende verenigbaarheid van de backoffices te garanderen.


(1)  Electronic fee collection — Interoperability application profile for DSRC

(2)  Intelligent Transport Systems (ITS); Road Transport and Traffic Telematics (RTTT); Dedicated Short Range Communications (DSRC); Deel 1: Technische kenmerken en testmethoden voor HDR-gegevensverzendingsapparatuur (High Data Rate) in de ISM-bandbreedte van 5,8 GHz (industrieel, wetenschappelijk en medisch).

(3)  Elektronische inning van tolgelden — Conformiteitscontrolemelding voor autonome systemen

(4)  Elektronische inning van tolgelden — Melding van verhoogde nauwkeurigheid van de plaatsbepaling voor autonome systemen

(5)  Elektronische inning van tolgelden — Interoperabele toepassingsprofielen voor informatie-uitwisseling tussen dienstverlening en tolheffing.


BIJLAGE II

MINIMUMINHOUD VAN EEN GEBIEDSVERKLARING VAN DE EUROPESE ELEKTRONISCHE TOLHEFFINGSDIENST

Een gebiedsverklaring van de Europese elektronische tolheffingsdienst (EETS) bevat de volgende informatie:

1.

Een deel over de procedurele voorwaarden, dat niet-discriminerend moet zijn en ten minste het volgende moet omvatten:

a)

het toltransactiebeleid (met inbegrip van autorisatieparameters, tolcontextgegevens, zwarte lijsten);

b)

de procedures en afspraken over het dienstverleningsniveau, met inbegrip van het formaat voor de overdracht van gegevens over tolmeldingen of factureringsgegevens, de tijdstippen waarop tolmeldingen worden verstuurd en de frequentie waarmee dat gebeurt, het toegestane percentage van gemiste/onjuiste tolheffingen, de nauwkeurigheid van via tolmeldingen verzonden gegevens, de prestaties op het vlak van operationele beschikbaarheid;

c)

het factureringsbeleid;

d)

het betalingsbeleid;

e)

een verwijzing naar het relevante verzoeningsorgaan en zijn bevoegdheden met betrekking tot geschillen over de vergoeding van EETS-aanbieders en van de hoofddienstverlener;

f)

de commerciële voorwaarden.

1.1.

Het deel over de commerciële voorwaarden bevat minstens de volgende elementen in verband met de EETS-aanbieders:

a)

alle toepasselijke vaste heffingen op basis van de kosten van de tolheffer voor het aanbieden, exploiteren en onderhouden van een EETS-conform systeem. De tolheffer mag de op deze kosten gebaseerde vaste heffing niet opleggen aan EETS-aanbieders als de kosten voor het aanbieden, exploiteren en onderhouden van een EETS-conform systeem zijn inbegrepen in de tol;

b)

alle vaste heffingen die door EETS-aanbieders moeten worden betaald op basis van de kosten van de in artikel 2, punt 20, van Richtlijn (EU) 2019/520 vermelde accreditatieprocedure, met inbegrip van de kosten voor de beoordeling van de conformiteit met de specificaties of de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen;

c)

alle toepasselijke eisen voor een bankgarantie of een gelijkwaardig financieel instrument waarvan de omvang niet groter mag zijn dan het gemiddelde maandelijkse toltransactiebedrag dat de EETS-aanbieder betaalt voor het bedoelde tolgebied. Het bedrag wordt vastgesteld op basis van het totale toltransactiebedrag dat de EETS-aanbieder het voorafgaande jaar voor het bedoelde tolgebied heeft betaald. Voor nieuwe EETS-aanbieders en nieuwe tolgebieden wordt het bedrag gebaseerd op het gemiddelde toltransactiebedrag dat de EETS-aanbieder naar verwachting voor het bedoelde tolgebied zal betalen in de factureringsperiode, op basis van het aantal contracten en het gemiddelde tolbedrag per contract volgens de ramingen van het bedrijfsplan van de EETS-aanbieder voor het bedoelde tolgebied.

1.2.

De commerciële voorwaarden moeten ook minstens een beschrijving omvatten van de elementen die gebruikt worden om de vaste en/of variabele vergoeding te bepalen die door de tolheffer aan de EETS-aanbieder wordt betaald. De vergoeding kan variëren op basis van de volgende elementen:

a)

de tolbedragen die namens de tolheffer door de EETS-aanbieder worden verzameld;

b)

het aantal door de EETS-aanbieder verstrekte actieve boordapparaten (OBE) die in gebruik zijn in het tolgebied van de desbetreffende tolheffer;

c)

voor zover van toepassing, het aantal toltransacties of een andere indicatie van de kosten van de mobiele communicatie tussen de boordapparatuur en de backoffice van de EETS-aanbieder;

d)

de facturen die door de EETS-aanbieder aan EETS-gebruikers worden gestuurd voor verschuldigde tol voor het gebruik van het desbetreffende EETS-gebied;

e)

de aard van andere diensten die door de tolheffer worden uitbesteed aan de EETS-aanbieder.

1.3.

De domeinverklaring moet ook een beschrijving bevatten van de specifieke eisen en verplichtingen van de hoofddienstverlener, die verschillen van die van de EETS-aanbieders en die verschillen in de vergoeding van de hoofddienstverlener in vergelijking met de EETS-aanbieders rechtvaardigen.

2.

Een deel waarin vooraf de stappen van de accreditatie van een EETS-aanbieder bij het EETS-gebied worden gedefinieerd, en een indicatieve duur van de accreditatieprocedure. In dit deel wordt de volledige procedure voor de beoordeling van de conformiteit met de toepasselijke specificaties en de geschiktheid voor gebruik van interoperabiliteitsonderdelen uiteengezet. Het bevat een lijst van vereiste certificaten, laboratorium- en praktijktests en de indicatieve kosten daarvan, en meetbare criteria of parameters waaruit de conformiteit met de specificaties blijkt.

Dit deel bevat verwijzingen naar alle toepasselijke internationale of Europese normen in verband met elektronische tolheffing en uitzondering op de toepassing daarvan in het EETS-gebied. Voorts worden in dit deel alle technische voorschriften vermeld die specifiek zijn voor het EETS-gebied en die niet aan bod komen in de internationale of Europese normen.

Op alle EETS-aanbieders is dezelfde aanvaardingsprocedure van toepassing.

3.

Een deel over de tolcontextgegevens.


BIJLAGE III

CONFORMITEIT MET SPECIFICATIES EN GESCHIKTHEID VOOR GEBRUIK VAN INTEROPERABILITEITSONDERDELEN

CONFORMITEIT MET SPECIFICATIES

Alvorens interoperabiliteitsonderdelen (met inbegrip van wegkantapparatuur en interfaces) in de handel worden gebracht, moet hun conformiteit met de eisen van artikel 15, leden 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2019/520 en met alle relevante technische specificaties en normen worden aangetoond door een van de volgende conformiteitsbeoordelingsprocedures, al naargelang de specifieke kenmerken van de sector, op basis van de modules van Besluit 768/2008/EG (1):

a)

interne productiecontrole, zoals uiteengezet in deel I (module A);

b)

EU-typeonderzoek, gevolgd door conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole, zoals omschreven in deel III (module C).

I.   Module A — Interne productiecontrole

Met interne productiecontrole wordt de conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarbij de fabrikant de verplichtingen in de punten a), b) en c) nakomt en op eigen verantwoordelijkheid garandeert en verklaart dat de betrokken interoperabiliteitsonderdelen voldoen aan de eisen van artikel 15, leden 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2019/520.

a)

Technische documentatie

De fabrikant stelt de technische documentatie op. Deze documentatie moet het mogelijk maken te beoordelen of het interoperabiliteitsonderdeel aan de toepasselijke eisen voldoet, en moet een passende risicoanalyse en -beoordeling omvatten. De technische documentatie moet de toepasselijke voorschriften bevatten en moet, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking hebben op het ontwerp, de productie en de werking van het interoperabiliteitsonderdeel. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

i)

een algemene beschrijving van het interoperabiliteitsonderdeel,

ii)

de ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema’s van componenten, subassemblages, circuits enz.

iii)

de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van het interoperabiliteitsonderdeel,

iv)

een verwijzing naar de categorie van interfaces, zoals vermeld in bijlage I,

v)

een lijst van de normen en/of andere relevante technische specificaties die volledig of gedeeltelijk worden toegepast, en beschrijvingen van de oplossingen om te voldoen aan de eisen van deel I,

vi)

de resultaten van de uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz., en

vii)

testverslagen.

b)

Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces en het toezicht daarop waarborgt dat de vervaardigde interoperabiliteitsonderdelen conform zijn met de in punt a) van dit deel bedoelde technische documentatie en met de eisen van de wetgevingsinstrumenten die er op van toepassing zijn.

c)

“EC”-conformiteitsverklaring

De fabrikant stelt voor een model van een interoperabiliteitsonderdeel een “EC”-conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring, samen met de technische documentatie, gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het interoperabiliteitsonderdeel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de “EC”-conformiteitsverklaring wordt vermeld voor welk interoperabiliteitsonderdeel ze is opgesteld.

Een kopie van de “EC”-conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

d)

Gemachtigde vertegenwoordiger

De in punt b) vermelde verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.

II.   Module B — EU-typeonderzoek

1.

Met EU-typeonderzoek wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin een aangemelde instantie het technisch ontwerp van een interoperabiliteitsonderdeel onderzoekt, controleert of het interoperabiliteitsonderdeel voldoen aan de eisen van het wetgevingsinstrument dat er op van toepassing is, en een verklaring hierover verstrekt.

2.

Het EU-typeonderzoek kan op een van de volgende manieren worden uitgevoerd:

onderzoek van een voor de geplande productie representatief monster van het volledige interoperabiliteitsonderdeel (productietype),

beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het interoperabiliteitsonderdeel, via onderzoek van de technische documentatie en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3, plus onderzoek van voor de betrokken productie representatieve monsters van een of meer kritieke onderdelen van het interoperabiliteitsonderdeel (combinatie van productietype en ontwerptype),

beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het interoperabiliteitsonderdeel via onderzoek van de technische documentatie en het bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3, zonder onderzoek van een monster (ontwerptype).

3.

De fabrikant dient een aanvraag voor het EU-typeonderzoek in bij een aangemelde instantie van zijn keuze.

De aanvraag omvat:

a)

de naam en het adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, ook diens naam en adres,

b)

een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend,

c)

de technische documentatie moet het mogelijk maken te beoordelen of het interoperabiliteitsonderdeel aan de toepasselijke eisen van het wetgevingsinstrument voldoet en moet een passende risicoanalyse en -beoordeling omvatten. De technische documentatie moet de toepasselijke voorschriften bevatten en moet, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking hebben op het ontwerp, de productie en de werking van het interoperabiliteitsonderdeel. De technische documentatie bevat, indien van toepassing, ten minste de volgende elementen:

i)

een algemene beschrijving van het interoperabiliteitsonderdeel,

ii)

de ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema’s van componenten, subassemblages, circuits enz.,

iii)

de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van die tekeningen en schema’s en van de werking van het interoperabiliteitsonderdeel,

iv)

een lijst van de geheel of gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen en/of andere relevante technische specificaties waarvan de referenties zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, en beschrijvingen van de oplossingen om te voldoen aan de essentiële eisen van het wetgevingsinstrument in het geval die geharmoniseerde normen niet zijn toegepast. Bij gedeeltelijk toegepaste geharmoniseerde normen wordt in de technische documentatie gespecificeerd welke delen zijn toegepast;

v)

de resultaten van de uitgevoerde ontwerpberekeningen, onderzoeken enz., en

vi)

testverslagen,

d)

de monsters die representatief zijn voor de geplande productie. De aangemelde instantie kan meer monsters verlangen als dit voor het testprogramma nodig is,

e)

het bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technische ontwerp. Hierin worden de gevolgde documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de desbetreffende geharmoniseerde normen en/of technische specificaties niet volledig zijn toegepast. Zo nodig worden ook de resultaten vermeld van tests die door een geschikt laboratorium van de fabrikant of namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn verricht.

4.

De aangemelde instantie verricht de volgende handelingen:

Met betrekking tot het interoperabiliteitsonderdeel:

4.1.

zij onderzoekt de technische documentatie en het bewijsmateriaal om de geschiktheid van het technische ontwerp van het interoperabiliteitsonderdeel te beoordelen;

Met betrekking tot het (de) monster(s):

4.2.

zij controleert of het monster (de monsters) overeenkomstig de technische documentatie is (zijn) vervaardigd en stelt vast welke elementen overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen zonder toepassing van de relevante bepalingen van die normen;

4.3.

zij verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties, te controleren of deze op de juiste wijze zijn toegepast;

4.4.

zij verricht de nodige onderzoeken en tests, of laat die verrichten om, ingeval de oplossingen uit de relevante geharmoniseerde normen en/of technische specificaties niet zijn toegepast, te controleren of de door de fabrikant gekozen oplossingen aan de desbetreffende essentiële eisen van het wetgevingsinstrument voldoen;

4.5.

zij stelt in overleg met de fabrikant de plaats vast waar de onderzoeken en tests zullen worden uitgevoerd.

5.

De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 4 verrichte activiteiten en de resultaten daarvan. Onverminderd haar verplichtingen ten aanzien van de aanmeldende autoriteiten, maakt de aangemelde instantie de inhoud van dit verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar.

6.

Indien het type voldoet aan de eisen van de specifieke wetgevingsinstrumenten die van toepassing zijn op het desbetreffende interoperabiliteitsonderdeel, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van EU-typeonderzoek. Dit certificaat bevat de naam en het adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de gegevens die nodig zijn voor de identificatie van het goedgekeurde type. Het certificaat kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.

Het certificaat en de bijlagen bevatten alle informatie die nodig is om de conformiteit van de gefabriceerde interoperabiliteitsonderdelen met het onderzochte type te kunnen toetsen en controles tijdens het gebruik te kunnen verrichten.

Wanneer het type niet aan de toepasselijke eisen van het wetgevingsinstrument voldoet, weigert de aangemelde instantie een certificaat van EU-typeonderzoek te verstrekken en brengt zij de aanvrager hiervan op de hoogte met vermelding van de precieze redenen voor de weigering.

7.

De aangemelde instantie zorgt ervoor dat ze op de hoogte blijft van elke verandering in de algemeen erkende stand van de techniek; indien het goedgekeurde type vanwege deze ontwikkeling mogelijk niet meer aan de toepasselijke eisen van het wetgevingsinstrument voldoet, beoordeelt zij of nader onderzoek nodig is. Als dit het geval is, stelt de aangemelde instantie de fabrikant daarvan in kennis.

De fabrikant brengt de aangemelde instantie die de technische documentatie betreffende het certificaat van EU-typeonderzoek bewaart op de hoogte van alle wijzigingen van het goedgekeurde type die van invloed kunnen zijn op de conformiteit van het interoperabiliteitsonderdeel met de essentiële eisen van dit wetgevingsinstrument of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat. Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een bijvoegsel bij het oorspronkelijke certificaat van EU-typeonderzoek.

8.

Elke aangemelde instantie brengt de autoriteiten die haar hebben aangemeld op de hoogte van de door haar verstrekte of ingetrokken certificaten van EU-typeonderzoek en/of aanvullingen daarop en verstrekt deze autoriteiten op gezette tijden of op verzoek een lijst van geweigerde, geschorste of anderszins beperkte certificaten en/of bijvoegsels daarbij.

Elke aangemelde instantie brengt de andere aangemelde instanties op de hoogte van de door haar geweigerde, ingetrokken, geschorste of anderszins beperkte certificaten van EU-typeonderzoek en bijvoegsels daarbij alsmede, op verzoek, van de door haar verstrekte certificaten en aanvullingen daarop.

De Commissie, de lidstaten en de andere aangemelde instanties kunnen op verzoek een kopie van de certificaten van EU-typeonderzoek en de bijvoegsels ontvangen. De Commissie en de lidstaten kunnen op verzoek een kopie van de technische documentatie en de resultaten van het door de aangemelde instantie verrichte onderzoek ontvangen. De aangemelde instantie bewaart een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en bijvoegsels, alsook het technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant verstrekte documentatie, tot het einde van de geldigheidsduur van het certificaat.

9.

De fabrikant houdt gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het interoperabiliteitsonderdeel een kopie van het certificaat van EU-typeonderzoek, de bijlagen en bijvoegsels, samen met de technische documentatie, ter beschikking van de nationale autoriteiten.

10.

De gemachtigde vertegenwoordiger van de fabrikant kan de in punt 3 bedoelde aanvraag indienen en de in de punten 7 en 9 vermelde verplichtingen vervullen, op voorwaarde dat deze in het mandaat zijn gespecificeerd.

III.   Module C — Conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole

1.

Met “conformiteit met het type op basis van interne productiecontrole” wordt dat gedeelte van een conformiteitsbeoordelingsprocedure bedoeld waarin de fabrikant de verplichtingen in de punten 2 en 3 nakomt en garandeert en verklaart dat de betrokken interoperabiliteitsonderdelen overeenstemmen met het type als beschreven in het certificaat van EC-typeonderzoek en voldoen aan de toepasselijke eisen van de wetgevingsinstrumenten die er op van toepassing zijn.

2.

Fabricage

De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces en het toezicht daarop waarborgt dat de vervaardigde interoperabiliteitsonderdelen conform zijn met het in het certificaat van EC-typeonderzoek beschreven goedgekeurde type en voldoen aan de eisen van de wetgevingsinstrumenten die er op van toepassing zijn.

3.

Conformiteitsmarkering en conformiteitsverklaring

3.1.

De fabrikant bevestigt de vereiste conformiteitsmarkering, zoals aangegeven in het wetgevingsinstrument, op elk afzonderlijk interoperabiliteitsonderdeel dat in overeenstemming is met het in het certificaat van EC-typeonderzoek beschreven type en voldoet aan de toepasselijke eisen van het wetgevingsinstrument.

3.2.

De fabrikant stelt voor een model van een interoperabiliteitsonderdeel een conformiteitsverklaring op en houdt deze verklaring gedurende tien jaar na het in de handel brengen van het interoperabiliteitsonderdeel ter beschikking van de nationale autoriteiten. In de conformiteitsverklaring wordt vermeld voor welk model van interoperabiliteitsonderdeel ze is opgesteld.

Een kopie van de conformiteitsverklaring wordt op verzoek aan de relevante autoriteiten verstrekt.

4.

Gemachtigde vertegenwoordiger

De in punt 3 vermelde verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, op voorwaarde dat dit in het mandaat gespecificeerd is.

IV.   Testspecificaties

De naleving van de in bijlage I, punt 1, van de onderhavige uitvoeringsverordening en artikel 5, lid 4, van Richtlijn (EU) 2019/520 bedoelde eisen kan worden beoordeeld door de volgende testspecificaties toe te passen:

Bijlage I, punt 1, onder a), van deze uitvoeringsverordening, met betrekking tot DRSC-heffingstransacties: EN 15876-1:2016 (2), ETSI TS 102 708-1-1:2010 (3), ETSI TS 102 708-1-2:2010 (4), ETSI TS 102 708-2-1:2013 (5) en ETSI TS 102 708-2-2:2018 (6);

Bijlage I, punt 1, onder b), van deze uitvoeringsverordening, met betrekking tot real-time transacties voor conformiteitscontrole: EN ISO 13143-1:2016 (7);

Bijlage I, punt 1, onder c), van deze uitvoeringsverordening, met betrekking tot verhoogde nauwkeurigheid van de plaatsbepaling: EN ISO 13140-1:2016 (8).

V.   Geschiktheid voor gebruik (interoperabiliteit van de dienstverlening)

De beoordeling van de geschiktheid voor gebruik van de interoperabiliteitsonderdelen vindt plaats terwijl de onderdelen bediend worden of in gebruik zijn, en waarbij zij op een representatieve wijze geïntegreerd zijn in het EETS-tolheffingssysteem (met inbegrip van testomgevingen) van de tolheffer(s) op wiens gebied de voertuigapparatuur gedurende een bepaalde tijd moet functioneren. De beoordeling van de geschiktheid voor gebruik mag tests omvatten die vooraf zijn omschreven in de EETS-gebiedsverklaring of proefprojecten met echte gebruikers. De tolheffer of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, alsook de EETS-aanbieder, de fabrikant of een gemachtigde vertegenwoordiger en de aangemelde instantie waarbij de EETS-aanbieder een aanvraag heeft ingediend, moeten voldoen aan elke stap van de beoordeling van de geschiktheid voor gebruik, op basis van meetbare criteria of parameters die gedefinieerd zijn in de EETS-gebiedsverklaring overeenkomstig bijlage II.

Om een dergelijke proefondervindelijke typekeuring uit te voeren en aan te tonen dat de interoperabiliteitsonderdelen bij gebruik interoperabel zijn, moet de fabrikant, de EETS-aanbieder of een gemachtigde vertegenwoordiger ofwel rechtstreeks samenwerking met de tolheffer(s), ofwel zich richten tot een aangemelde instantie, overeenkomstig de voorschriften onder a) en b). De desbetreffende tolheffer mag vragen dat tests en/of proefprojecten worden uitgevoerd door middel van de infrastructuur van de tolheffer, ongeacht of de EETS-aanbieder ervoor kiest rechtstreeks samen te werken met de tolheffer of zich te richten tot een aangemelde instantie.

a)

Als de EETS-aanbieder rechtstreeks samenwerkt met de tolheffer(s) in wiens gebied de boordapparatuur zal worden gebruikt,

is het aan de fabrikant, de EETS-aanbieder of een gemachtigde om:

1)

te voorzien in tests of een of meer voor het interoperabiliteitsonderdeel representatieve monsters in de handel te brengen, zoals vereist door de tolheffer(s);

2)

na te gaan of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk correct functioneren via een door de tolheffer(s) goedgekeurde en gecontroleerde procedure;

3)

aan de tolheffer(s) te bewijzen dat de interoperabiliteitsonderdelen voldoen aan alle door de tolheffer(s) gestelde interoperabiliteitseisen;

4)

een verklaring van geschiktheid voor gebruik op te stellen, opdat door de tolheffer(s) een certificaat van geschiktheid voor gebruik kan worden afgegeven. De verklaring van geschiktheid voor gebruik erkent de beoordeling door de tolheffer(s) van de geschiktheid voor gebruik van de EETS-interoperabiliteitsonderdelen in de EETS-omgeving van de desbetreffende tolheffer(s).

De tolheffer dient:

1)

het programma voor proefondervindelijke typekeuring duidelijk te omschrijven;

2)

zijn goedkeuring te hechten aan de procedure die wordt toegepast om na te gaan of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk correct functioneren in zijn tolgebieden, en specifieke controles te verrichten;

3)

te beoordelen of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk interoperabel zijn met zijn systeem;

4)

een certificaat van geschiktheid voor gebruik in zijn tolgebieden af te geven indien blijkt dat de interoperabiliteitsonderdelen correct functioneren.

b)

Wanneer de EETS-aanbieder zich richt tot een aangemelde instantie, dient de fabrikant, de EETS-aanbieder of een gemachtigde vertegenwoordiger:

1)

te voorzien in tests of een of meer voor het interoperabiliteitsonderdeel representatieve monsters in de handel te brengen, zoals vereist en gespecificeerd door de tolheffer(s);

2)

na te gaan of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk correct functioneren via een door de aangemelde instantie goedgekeurde en gecontroleerde procedure;

3)

aan de aangemelde instantie te bewijzen dat de interoperabiliteitsonderdelen voldoen aan alle in dit besluit genoemde interoperabiliteitseisen van de tolheffer(s), met inbegrip van de resultaten van de proefondervindelijke keuring;

4)

een “EC”-verklaring van geschiktheid voor gebruik op te stellen, opdat de aangemelde instantie een certificaat van geschiktheid voor gebruik kan afgeven. De “EC”-verklaring van geschiktheid voor gebruik erkent de beoordeling door de aangemelde instantie van de geschiktheid voor gebruik van de EETS-interoperabiliteitsonderdelen met betrekking tot de EETS-omgeving van de geselecteerde tolheffer(s) en, met name in gevallen waarin interfaces worden gebruikt, met betrekking tot de functionele technische specificaties die moeten worden getest.

De aangemelde instantie dient:

1)

rekening te houden met de “EC”-verklaring van conformiteit met de specificaties en met de voorschriften die zijn vastgesteld in de EETS-gebiedsverklaring van de tolheffer(s).

2)

samenwerking met de relevante tolheffer(s) te organiseren;

3)

de technische documentatie en het programma voor proefondervindelijke typekeuring te controleren;

4)

haar goedkeuring te hechten aan de procedure die wordt toegepast om na te gaan of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk correct functioneren, en specifiek toezicht uit te oefenen;

5)

te beoordelen of de interoperabiliteitsonderdelen in de praktijk interoperabel zijn met de systemen en operationele processen van de tolheffer(s);

6)

een certificaat van geschiktheid voor gebruik af te geven indien blijkt dat de interoperabiliteitsonderdelen correct functioneren;

7)

een toelichtend rapport af te geven indien blijkt dat de interoperabiliteitsonderdelen niet correct functioneren. Het rapport dient tevens gewag te maken van de problemen die kunnen rijzen wanneer de systemen en processen van de tolheffer(s) niet conform zijn met de relevante normen en technische specificaties. In voorkomend geval worden in het rapport aanbevelingen geformuleerd om dergelijke problemen te verhelpen.

VI.   Inhoud en formaat van de verklaringen van conformiteit met specificaties en de verklaringen van geschiktheid voor gebruik

1.

Inhoud van de “EC”-conformiteitsverklaring

In de “EC”-conformiteitsverklaring wordt vermeld dat de naleving van de eisen van artikel 15, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn (EU) 2019/520 is aangetoond.

De structuur van de “EC”-conformiteitsverklaring moet beantwoorden aan het model in punt 2 van dit deel. Ze moet de elementen bevatten die gespecificeerd zijn in de in deze bijlage uiteengezette modules en moet voortdurend worden bijgewerkt. Ze moet worden vertaald in de taal of talen zoals gevraagd door de lidstaat waar het interoperabiliteitsonderdeel in de handel wordt gebracht of op de markt wordt aangeboden.

Door de “EC”-conformiteitsverklaring op te stellen, neemt de fabrikant de verantwoordelijkheid op zich voor de conformiteit van het interoperabiliteitsonderdeel.

2.

Model van de “EC”-conformiteitsverklaring

1)

Nr. … (uniek identificatienummer van het interoperabiliteitsonderdeel):

2)

De naam en het adres van de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger:

3)

Deze conformiteitsverklaring wordt afgegeven onder volledige verantwoordelijkheid van de fabrikant (of installateur):

4)

Voorwerp van de verklaring (identificatie van het interoperabiliteitsonderdeel met het oog op traceerbaarheid. Indien passend, mag een foto worden toegevoegd):

5)

Het hierboven beschreven voorwerp van de verklaring is in overeenstemming met de relevante harmonisatiewetgeving van de Unie: …

6)

Vermelding van de toegepaste relevante geharmoniseerde normen of van de specificaties waarop de conformiteitsverklaring betrekking heeft.

7)

Indien van toepassing, heeft de aangemelde instantie … (naam, nummer) … uitgevoerd (beschrijving van de interventie) … en het volgende certificaat afgegeven: …

8)

Aanvullende informatie:

Ondertekend voor en namens: …

(plaats en datum van afgifte):

(naam, functie) (handtekening):

De "EC"-verklaringen van geschiktheid voor gebruik, alsmede de bijgevoegde documenten, moeten gedateerd en ondertekend worden.

De verklaringen moeten worden opgesteld in dezelfde taal als die van de handleiding en zij moeten de volgende gegevens bevatten:

a)

verwijzingen naar de relevante wetgeving:

b)

naam en adres van de fabrikant, de EETS-aanbieder of de in de Unie gevestigde gemachtigde (handelsnaam en volledig adres van de gemachtigde vertegenwoordiger en de handelsnaam van de fabrikant);

c)

beschrijving van de interoperabiliteitsonderdelen (merk, type, versie enz.);

d)

omschrijving van de voor de opstelling van de verklaring van conformiteit, respectievelijk geschiktheid voor gebruik, gevolgde procedure;

e)

alle van toepassing zijnde eisen waaraan de interoperabiliteitsonderdelen voldoen en met name hun gebruiksvoorwaarden;

f)

in voorkomend geval, naam en adres van de bij de procedure voor de beoordeling van de conformiteit met de toepasselijke specificaties of de geschiktheid voor gebruik betrokken tolheffer(s)/aangemelde instantie(s);

g)

in voorkomend geval, de referentie van de technische specificaties;

h)

de identiteit van de ondertekenaar aan wie de bevoegdheid is verleend om, namens de fabrikant of diens in de Unie gevestigde gemachtigde, verplichtingen aan te gaan.


(1)  Besluit 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82).

(2)  Electronic fee collection — Evaluation of on-board and roadside equipment for conformity to EN 15509

(3)  Intelligent Transport Systems (ITS); RTTT; Testspecificaties voor HDR-gegevensverzendingsapparatuur (High Data Rate) in de ISM-bandbreedte van 5,8 GHz; Deel 1: Datalinklaag; Subdeel 1: Pro-forma specificatie van het Protocol Implementation Conformance Statement (PICS)

(4)  Intelligent Transport Systems (ITS); RTTT; Testspecificaties voor HDR-gegevensverzendingsapparatuur (High Data Rate) in de ISM-bandbreedte van 5,8 GHz; Deel 1: Datalinklaag; Subdeel 2: Test Suite Structure and Test Purposes (TSS&TP)

(5)  Intelligent Transport Systems (ITS); RTTT; Testspecificaties voor HDR-gegevensverzendingsapparatuur (High Data Rate) in de ISM-bandbreedte van 5,8 GHz; Deel 2: Toepassingslaag; Subdeel 1: Pro-forma specificatie van het Protocol Implementation Conformance Statement (PICS)

(6)  Intelligent Transport Systems (ITS); RTTT; Testspecificaties voor HDR-gegevensverzendingsapparatuur (High Data Rate) in de ISM-bandbreedte van 5,8 GHz; Deel 2: Toepassingslaag; Subdeel 2: Test Suite Structure and Test Purposes (TSS&TP)

(7)  Electronic fee collection — Evaluation of on-board and roadside equipment for conformity to ISO 12813 — Part 1: Test suite structure and test purposes

(8)  Electronic fee collection — Evaluation of on-board and roadside equipment for conformity to ISO 13141 — Part 1: Test suite structure and test purposes


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/63


VERORDENING (EU) 2020/205 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2073/2005 wat betreft de aanwezigheid van salmonella in reptielenvlees

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne (1), en met name artikel 4, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie (2) worden de microbiologische criteria voor bepaalde micro-organismen en de bijbehorende uitvoeringsbepalingen vastgesteld waaraan exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten voldoen met betrekking tot de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 852/2004 bedoelde algemene en specifieke hygiënevoorschriften.

(2)

In het bijzonder worden in Verordening (EG) nr. 2073/2005 voedselveiligheidscriteria vastgesteld ter bepaling van de aanvaardbaarheid van een product of een partij levensmiddelen, die toepasbaar zijn op in de handel gebrachte producten. In die verordening wordt niet voorzien in voedselveiligheidscriteria voor reptielenvlees.

(3)

Volgens het door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding gepubliceerde samenvattend verslag van de Europese Unie over trends en bronnen van zoönosen, zoönoseverwekkers en door voedsel overgedragen uitbraken in 2016 (“European Union summary report on trends and sources of zoonoses, zoonotic agents and food-borne outbreaks in 2016” (3)) is salmonellose in de Unie de op één na meest gemelde door voedsel overgedragen ziekte bij de mens, met ongeveer 95 000 gevallen per jaar.

(4)

In 2007 heeft de EFSA een wetenschappelijk advies over de risico’s van de menselijke consumptie van reptielenvlees voor de volksgezondheid (4) uitgebracht, waarin wordt geconcludeerd dat reptielen bekende dragers van salmonellasoorten zijn. In het wetenschappelijk advies worden teeltpraktijken besproken en wordt een gedocumenteerde grote aanwezigheid van salmonella in de darmen van levende krokodillen vastgesteld, die overeenkomt met een even hoge besmettingsgraad in het verse en bevroren vlees van krokodillen. In het wetenschappelijk advies wordt geconcludeerd dat salmonella wordt beschouwd als de meest relevante gevaarlijke bacterie die in reptielenvlees kan voorkomen, en dat deze een aanzienlijk risico voor de volksgezondheid vormt.

(5)

De productie van reptielenvlees in de Unie is beperkt, maar de invoer van vers, gekoeld en bevroren vlees en eetbaar slachtafval van reptielen uit derde landen vertoont — volgens gegevens in de referentiedatabase van Eurostat voor gedetailleerde statistieken over de internationale handel in goederen (Comext) (5) — in de afgelopen tien jaar een opwaartse tendens, namelijk een toename van meer dan 50 % van de ingevoerde hoeveelheid in de periode 2007-2017 en een gemiddelde jaarlijkse invoer in de Unie van bijna 100 ton.

(6)

Gezien het potentiële, significante gezondheidsrisico van de mogelijke aanwezigheid van salmonella in reptielenvlees moet in Verordening (EG) nr. 2073/2005 een voedselveiligheidscriterium voor reptielenvlees worden vastgesteld. Dit voedselveiligheidscriterium moet exploitanten van levensmiddelenbedrijven verplichten in eerdere stadia van de productie van reptielenvlees maatregelen te nemen om de aanwezigheid van alle serotypen van salmonella die van belang zijn voor de volksgezondheid, te verminderen.

(7)

De internationale norm EN/ISO 6579-1 is de horizontale methode voor de detectie van salmonella in levensmiddelen en diervoeders. In bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 is die norm als referentieanalysemethode voor voedselveiligheidscriteria voor salmonella vastgelegd. Daarom moet de norm worden vastgesteld als de referentieanalysemethode om na te gaan of er aan een voedselveiligheidscriterium voor salmonella in reptielenvlees is voldaan.

(8)

Verordening (EG) nr. 2073/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2073/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 2 wordt het volgende punt q) toegevoegd:

“q)

“reptielenvlees”: reptielenvlees als bedoeld in artikel 2, punt 16, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie  (*1);

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/625 van de Commissie van 4 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorwaarden voor de binnenkomst in de Unie van zendingen van bepaalde voor menselijke consumptie bestemde dieren en goederen (PB L 131 van 17.5.2019, blz. 18).”."

2)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1).

(3)  EFSA Journal 2017;15(12):5077.

(4)  EFSA Journal (2007) 578, 1-55.

(5)  GN-codes 0208 50 00 en 0210 93 00 zoals gedefinieerd in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1925 van de Commissie tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282 van 31.10.2017, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 2073/2005 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan hoofdstuk 1 wordt de volgende rij 1.30 toegevoegd:

Levensmiddelencategorie

Micro-organismen/toxinen en metabolieten

Bemonsteringsschema

Grenswaarden

Referentieanalysemethode

Stadium waarvoor het criterium geldt

n

c

m

M

“1.30 Reptielenvlees

Salmonella

5

0

Niet aangetoond in 25 g

EN/ISO 6579-1

Producten die in de handel zijn gebracht, voor de duur van de houdbaarheidstermijn”.

2)

In hoofdstuk 1 wordt voetnoot 2 vervangen door:

“(2)

Voor de punten 1.1 tot en met 1.24, 1.27 bis, en 1.28 tot en met 1.30 geldt m = M.”.

17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/66


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/206 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L. als traditioneel levensmiddel uit een derde land krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 15, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht. Een traditioneel levensmiddel uit een derde land is een nieuw voedingsmiddel als gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) 2015/2283.

(2)

De administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 van de Commissie (2) vastgesteld.

(3)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (3) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(4)

Krachtens artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) 2015/2283 moet de Commissie beslissen over de toelating en het in de Unie in de handel brengen van een traditioneel levensmiddel uit een derde land.

(5)

Op 30 januari 2019 en 28 maart 2019 hebben de ondernemingen Nestec York Ltd en Cabosse Naturals nv (“de aanvragers”) een kennisgeving bij de Commissie ingediend van het voornemen om vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L. (“cacaopulp”) in de Unie in de handel te brengen als een traditioneel levensmiddel uit een derde land in de zin van artikel 14 van Verordening (EU) 2015/2283. Het verzoek van de aanvragers betreft de consumptie door de algemene bevolking van vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L. als zodanig of als ingrediënt.

(6)

Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 heeft de Commissie de aanvragers om aanvullende informatie verzocht met betrekking tot de geldigheid van de kennisgeving. De gevraagde informatie is op 12 april 2019 en 20 juni 2019 ingediend.

(7)

Uit de door de aanvragers verstrekte informatie blijkt dat vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L een geschiedenis van veilig gebruik in Brazilië heeft.

(8)

Op grond van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 heeft de Commissie de geldige kennisgevingen op 22 mei 2019 en 20 juni 2019 doorgezonden aan de lidstaten en aan de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(9)

Binnen de in artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2283 vastgestelde termijn van vier maanden zijn bij de Commissie geen naar behoren met redenen omklede bezwaren ingediend door lidstaten of de EFSA tegen het in de Unie in de handel brengen van vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L.

(10)

De Commissie moet het in de Unie in de handel brengen van vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L. derhalve toelaten en de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen bijwerken.

(11)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1)   Vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L., zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, wordt opgenomen in de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 vastgestelde Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

2)   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2468 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van administratieve en wetenschappelijke voorschriften voor traditionele levensmiddelen uit derde landen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 55).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De volgende vermelding wordt in alfabetische volgorde in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

“Vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L (traditioneel levensmiddel uit een derde land)

Niet gespecificeerd

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van levensmiddelen die het bevat, aangeduid met “pulp van cacao (Theobroma cacao L.)”, “pulpsap van cacao (Theobroma cacao L.)” of “geconcentreerd pulpsap van cacao (Theobroma cacao L.)”, afhankelijk van de vorm waarin het voedingsmiddel wordt aangeboden.”

 

2)

De volgende vermelding wordt in alfabetische volgorde in tabel 2 (Specificaties) ingevoegd:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Specificaties

“Vruchtenpulp, pulpsap en geconcentreerd pulpsap van Theobroma cacao L.

(traditioneel levensmiddel uit een derde land)

Omschrijving/definitie

Het traditionele levensmiddel is de vruchtenpulp van de cacaoplant (Theobroma cacao L.), d.w.z. de “waterige, slijmerige, zure substantie waarin de zaden zijn ingebed”.

De pulp van de cacaovrucht wordt verkregen door de cacaopeul open te breken en vervolgens het vruchtvlees van de dop en de bonen te scheiden. Daarna wordt de pulp gepasteuriseerd en bevroren. Cacaopulpsap en geconcentreerd cacaopulpsap worden verkregen via een verwerkingsproces (enzymatische behandeling, pasteurisatie, filtratie en concentratie).

Typische samenstelling van pulp van de cacaovrucht, pulpsap, geconcentreerd pulpsap

Eiwitten (g/100 g): 0,0 tot 2,0

Totaal vetgehalte (g/100 g): 0,0 tot 0,2

Totaal suikers (g/100 g): > 11,0

Brix-waarde (° Brix): ≥ 14

pH: 3,3 tot 4,0

Microbiologische criteria

Totaal kiemgetal (aeroob): < 10 000 kve  (1)/g

Enterobacteriaceae: ≤ 10 kve/g

Salmonella: afwezig in 25 g


(1)  Kve: kolonievormende eenheid.”


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/69


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/207 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 142/2011 wat de invoer uit Saudi-Arabië van voeder voor gezelschapsdieren betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (1), en met name artikel 41, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie (2) zijn voorschriften vastgesteld tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009, met inbegrip van volksgezondheids- en diergezondheidsvoorwaarden voor de invoer van voeder voor gezelschapsdieren.

(2)

De voorschriften voor de invoer in en de doorvoer door de Unie van voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van hondenkluiven, zijn vastgesteld in bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, bij Verordening (EU) nr. 142/2011, waarin, met name in tabel 2, rij 12, ook een lijst van derde landen is opgenomen.

(3)

De bevoegde autoriteiten van het Koninkrijk Saudi-Arabië hebben de Commissie zekerheid verschaft dat het Koninkrijk Saudi-Arabië kan voldoen aan de desbetreffende gezondheidsvoorschriften, en hebben de Commissie voldoende garanties gegeven voor de controles die zij verrichten op de productie van voeder voor gezelschapsdieren afkomstig van pluimvee. Het is daarom gerechtvaardigd om Saudi-Arabië toe te voegen aan de lijst van derde landen waaruit verwerkt voeder voor gezelschapsdieren afkomstig van pluimvee mag worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie.

(4)

Bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 300 van 14.11.2009, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn (PB L 54 van 26.2.2011, blz. 1).


BIJLAGE

Bijlage XIV, hoofdstuk II, afdeling 1, tabel 2, rij 12, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 wordt vervangen door:

“12

Voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van hondenkluiven

a)

Voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren en hondenkluiven: de in artikel 35, onder a), i) en ii), bedoelde materialen;

b)

voor rauw voeder voor gezelschapsdieren: de in artikel 35, onder a), iii), bedoelde materialen

Het voeder voor gezelschapsdieren en de hondenkluiven moeten overeenkomstig bijlage XIII, hoofdstuk II, vervaardigd zijn

a)

Voor rauw voeder voor gezelschapsdieren:

derde landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 of in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 798/2008, waaruit de lidstaten de invoer van vers vlees van dezelfde diersoorten toestaan en waarvoor alleen vlees met been is toegestaan;

voor materiaal van vis: derde landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG;

b)

voor hondenkluiven en ander voeder voor gezelschapsdieren dan rauw voeder:

derde landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II, deel 1, bij Verordening (EU) nr. 206/2010 en de volgende landen:

 

(JP) Japan

 

(EC) Ecuador

 

(LK) Sri Lanka

 

(TW) Taiwan

 

Saudi-Arabië (alleen verwerkt voeder voor gezelschapsdieren afkomstig van pluimvee);

voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren uit materiaal van vis: derde landen die zijn opgenomen in de lijst in bijlage II bij Beschikking 2006/766/EG

a)

Voor blikvoeder voor gezelschapsdieren: bijlage XV, hoofdstuk 3 (A);

b)

voor ander verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dan blikvoeder: bijlage XV, hoofdstuk 3 (B);

c)

voor hondenkluiven: bijlage XV, hoofdstuk 3 (C);

d)

voor rauw voeder voor gezelschapsdieren: bijlage XV, hoofdstuk 3 (D)”


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/72


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/208 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 29/2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 44, lid 1, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 29/2009 (2) van de Commissie tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim stelt het gebruik verplicht van specifieke operationele methoden voor de uitwisseling van gegevens tussen boordapparatuur en grondapparatuur. Dergelijke operationele methoden moeten op uniforme wijze worden toegepast om interoperabiliteit en naadloze activiteiten te waarborgen.

(2)

EUROCAE ED-120 “Safety and Performance Requirements Standard for Air Traffic Data Link Services in Continental Airspace” is recent gewijzigd: alle verwijzingen naar het verplichte gebruik van Downlink Message (DM) 89 “MONITORING [unit name] [frequency]” om datalinkactiviteiten te ondersteunen, zijn geschrapt. De huidige verwijzing naar ED-120 in Verordening (EG) nr. 29/2009 weerspiegelt niet langer de evolutie van de normen en operationele beginselen en is niet meer geschikt om de datalinkactiviteiten van gecertificeerde luchtvaartuigen met verbeterde ATM-functies te ondersteunen.

(3)

De in Verordening (EG) nr. 29/2009 vastgestelde technische minimumnormen waaraan exploitanten van luchtvaartuigen moeten voldoen, moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 29/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim, PB L 13 van 17.1.2009, blz. 3.


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 29/2009, wordt punt 11 vervangen door:

“11.

Eurocae ED-120 Safety and Performance Requirements Standard for Air Traffic Data Link Services in Continental Airspace, gepubliceerd in mei 2004, met inbegrip van:

a)

voor exploitanten:

Change 1, gepubliceerd in april 2007, en Change 2, gepubliceerd in oktober 2007, of

Change 1, gepubliceerd in april 2007, Change 2, gepubliceerd in oktober 2007, en Change 3, gepubliceerd in september 2019;

b)

voor ATS-verleners:

Change 1, gepubliceerd in april 2007, Change 2, gepubliceerd in oktober 2007, en Change 3, gepubliceerd in september 2019.”.


BESLUITEN

17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/74


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/209 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot vaststelling van bepaalde beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Griekenland

(kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 962)

(Slechts de tekst in de Griekse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Afrikaanse varkenspest is een virale infectieziekte bij als huisdier gehouden varkens en bij wilde varkens en kan ernstige gevolgen hebben voor de rentabiliteit van de varkenshouderij waardoor de handel in de Unie en de uitvoer naar derde landen worden verstoord.

(2)

Bij een uitbraak van Afrikaanse varkenspest bestaat het risico dat de ziekteverwekker naar andere varkenshouderijen en naar wilde varkens wordt verspreid. Dan kan de ziekte zich van de ene lidstaat naar de andere en naar derde landen verspreiden door de handel in levende varkens of producten daarvan.

(3)

Bij Richtlijn 2002/60/EG van de Raad (3) zijn in de Unie toe te passen minimummaatregelen ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld. Artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG voorziet in de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden bij uitbraken van die ziekte, waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn vastgestelde maatregelen moeten worden toegepast.

(4)

Na een uitbraak van Afrikaanse varkenspest in de regionale eenheid Serres in Griekenland heeft die lidstaat de Commissie in kennis gesteld van de situatie op het gebied van Afrikaanse varkenspest op zijn grondgebied en overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG beschermings- en toezichtsgebieden ingesteld waar de in de artikelen 10 en 11 van die richtlijn bedoelde maatregelen worden toegepast.

(5)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/181 van de Commissie (4) is na de instelling van de beschermings- en toezichtsgebieden in Griekenland vastgesteld in overeenstemming met artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG.

(6)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/181 is vastgesteld, heeft de epidemiologische situatie in Griekenland met betrekking tot de Afrikaanse varkenspest zich niet verder ontwikkeld in de regionale eenheid Serres, en heeft Griekenland de vereiste controlemaatregelen genomen en heeft het aanvullende toezichtsgegevens verzameld.

(7)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten de als beschermings- en toezichtsgebieden voor Afrikaanse varkenspest in Griekenland ingestelde gebieden in samenwerking met die lidstaat op het niveau van de Unie worden omschreven. Bij deze toezichts- en beschermingsgebieden is rekening gehouden met het huidige epidemiologische scenario in die lidstaat.

(8)

Bijgevolg moeten de gebieden die in Griekenland als beschermings- en toezichtsgebieden zijn aangewezen, in de bijlage bij dit besluit worden opgenomen en moet de duur van die regionalisatie worden vastgesteld.

(9)

Bovendien moet Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/181 worden ingetrokken en door dit besluit worden vervangen.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Griekenland ziet erop toe dat de overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2002/60/EG ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden ten minste de gebieden omvatten die in de bijlage bij dit besluit als beschermings- en toezichtsgebied zijn opgenomen.

Artikel 2

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/181 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit is van toepassing tot en met 6 april 2020.

Artikel 4

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/181 van de Commissie van 7 februari 2020 tot vaststelling van bepaalde tijdelijke beschermende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest in Griekenland (PB L 37 van 10.2.2020, blz. 8).


BIJLAGE

Griekenland

Gebieden bedoeld in artikel 1

Datum einde geldigheid

Beschermingsgebied

Municipality of Visaltias (Serres Regional Unit)

6 april 2020

Toezichtsgebied

In Thessaloniki Regional Unit:

Municipality of Lagada,

Municipality of Volvis.

In Serres Regional Unit:

Municipality of Iraklia,

Municipality of Serron,

Municipality of Amfipolis,

Municipality of Emmanouil Pappa,

Municipality of Neas Zichnis.

6 april 2020


17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/77


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/210 VAN DE COMMISSIE

van 14 februari 2020

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 betreffende beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2020) 963)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 van de Commissie (3) is vastgesteld naar aanleiding van uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bedrijven waar pluimvee wordt gehouden in bepaalde lidstaten en de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden door die lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG van de Raad (4).

(2)

In Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 is bepaald dat de beschermings- en toezichtsgebieden die door de in de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit opgenomen lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG zijn ingesteld, ten minste de gebieden moeten omvatten die in de lijst van die bijlage zijn opgenomen.

(3)

Naar aanleiding van gevallen van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 bij pluimvee in Polen die in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2020/47 moesten worden weerspiegeld, is die bijlage onlangs bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/175 van de Commissie (5) gewijzigd.

(4)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/175 is vastgesteld, heeft Polen de Commissie in kennis gesteld van bijkomende uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bedrijven waar pluimvee wordt gehouden in het district Ostróda (powiat ostródzki).

(5)

Daarnaast heeft Duitsland de Commissie in kennis gesteld van een uitbraak van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in een bedrijf waar pluimvee wordt gehouden in het district Hohenlohe (Hohenlohekreis).

(6)

De nieuwe uitbraken in Polen en Duitsland liggen buiten de gebieden die momenteel zijn opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47, en de bevoegde autoriteiten van die lidstaten hebben de nodige maatregelen genomen overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG, waaronder de instelling van beschermings- en toezichtsgebieden rond die nieuwe uitbraken.

(7)

De Commissie heeft de door Polen en Duitsland overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG genomen maatregelen bestudeerd en heeft geconstateerd dat de grenzen van de door de bevoegde autoriteiten van die lidstaten ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op voldoende afstand liggen van de bedrijven waar de recente uitbraken van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 zijn bevestigd.

(8)

Om te voorkomen dat de handel in de Unie onnodig wordt verstoord en om te vermijden dat derde landen ongerechtvaardigde handelsbelemmeringen opwerpen, moeten op het niveau van de Unie en in samenwerking met Polen en Duitsland de door die lidstaten overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG ingestelde nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden snel worden vastgesteld. Daarom moeten de beschermings- en toezichtsgebieden voor Polen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 worden gewijzigd, en moeten voor Duitsland nieuwe beschermings- en toezichtsgebieden worden opgenomen.

(9)

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 moet derhalve worden gewijzigd om de regionalisering op het niveau van de Unie bij te werken, de nieuwe, overeenkomstig Richtlijn 2005/94/EG door Polen en Duitsland ingestelde beschermings- en toezichtsgebieden op te nemen en de duur van de daarin geldende beperkingen aan te geven.

(10)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Gezien de urgentie van de epidemiologische situatie in de Unie wat de verspreiding van hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 betreft, is het belangrijk dat de wijzigingen die bij dit besluit in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 worden aangebracht, zo spoedig mogelijk in werking treden.

(12)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 14 februari 2020.

Voor de Commissie

Stella KYRIAKIDES

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 van de Commissie van 20 januari 2020 betreffende beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (PB L 16 van 21.1.2020, blz. 31).

(4)  Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza en tot intrekking van Richtlijn 92/40/EEG (PB L 10 van 14.1.2006, blz. 16).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/175 van de Commissie van 6 februari 2020 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 betreffende beschermende maatregelen in verband met hoogpathogene aviaire influenza van het subtype H5N8 in bepaalde lidstaten (PB L 35 van 7.2.2020, blz. 23).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/47 wordt vervangen door:

“BIJLAGE

DEEL A

In de artikelen 1 en 2 bedoelde beschermingsgebieden in de betrokken lidstaten:

Lidstaat: Tsjechië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Region of Vysočina:

Borovec (763446), Dolní Čepí (773514), Horní Čepí (773522), Kozlov u Lesoňovic (680257), Lískovec u Nedvědice (773557), Olešnička (763454), Štěpánov nad Svratkou (763462), Švařec (669601), Ujčov (773565), Vrtěžíř (763471)

10.2.2020

Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Baden-Württemberg, Kreis Hohelohenkreis:

Folgende Gemarkungen sind vollständig enthalten:

Bretzfeld

Adolzfurt

Scheppach

Rappach

Teilweise enthalten sind die Gemarkungen

Bitzfeld

Verrenberg

Windischenbach

Pfedelbach

Geddelsbach

Unterheimbach

Obersulm

Waldbach

Dimbach

Schwappach

Beginnend im Nordosten an der Gemarkungsgrenze Bitzfeld Schnittpunkt A6 weiter an der Gemarkungsgrenze südlich bis zur L 1036

Nach Osten entlang Feldweg am Gewann Unteress Gässle entlang zum Schnittpunkt der Eisenbahnlinie HN-Waldenberg und der K2336

Auf der K2336 durch Verrenberg bis zur T-Kreuzung

auf Höhe des Funkturms abbiegend auf einem Feldweg nach Süden Richtung Golberhöfe

Bis Einmündung auf die Golbergstraße

Auf der Golbergstraße in Windischenbach bis zur Einmündung auf die L1036

Auf der L1036 nach Süden bis zum Ortsausgang Windischenbach bis zur Kreuzung Adolzfurter Straße

Weiter auf Adolzfurter Straße nach Osten bis zur Einmündung Burghofstraße

Auf der Burghofstraße 350 m nach Süden

An der Kreuzung auf einem Feldweg 250 m weiter Richtung Südosten

Weiter auf dem Feldweg zwischen den Gewannen Wolfsbül und Holzbühl Richtung Süden

Auf diesem Feldweg weiter durch das Waldgebiet Spörershölzle bis zum Feldweg In der Lohklinge

Auf dem Feldweg In der Lohklinge bis zur K 2346 in Buchhorn

Abbiegend auf die K2346 nach Südwesten durch Buchhorn

Auf der K2346 bis zum Aussiedlerhof Fleisch am Höhenweg

Dort abbiegend auf einen Feldweg Richtung Westen 500 m zwischen den Gewannen Große Äcker und Hintere Halden

Nach 500 m Abbiegend nach Süden

An der Gemarkungsgrenze Pfedelbach und Geddelsbach nach Westen auf einem Feldweg nordwestlich vorbei an den Ausiedlerhöfen Hintere Halden

Am Gebäude Geddelsbacher Helden 28 auf den Weg Richtung Westen bis zum Haus Geddelsbacher Helden 24

Am Haus Geddelsbacher Helden 24 abbiegend Richtung Süden auf einem Feldweg bis zur Einmündung auf die K2345

Querung der K2345

Weiter auf dem Feldweg Richtung Unterheimbach bis zur Einmündung auf die L 1090 in Unterheimbach

Auf der L1090 Richtung Südosten bis zur Schulstraße am Sportplatz

Nach der Sporthalle auf einer gedachten Linie 1,3 Km Richtung Westen bis zu einem Bach

An dem Bach 80 m entlang Richtung Süden von dort 280 m auf einer gedachten Linie nach Südwest zum nächsten Waldweg

Auf dem Waldweg 130 m nach Nordwesten im Wald Sandrain

Zwischen dem Wald Sandrain und Salenwald 1 km Richtung Südosten

Durch die Otterklinge nach Südwest bis zum Bach in der Rauchklinge

Entlang der der Gemarkungsgrenze Adolzfurt einschließend bis zur Gemeindegrenze Obersulm

Entlang der Gemeindegrenze Bretzfeld/Obersulm nach Nordwest, Bretzfeld einschließend, bis zur Feldwegkreuzung Steigwald und Eulenklinge

Von dort auf einem Feldweg Richtung Ortseingang Affaltrach

Von dort entlang eines Bachlaufs nach Norden zur L 1035, Affaltrach ausschließend

Querung der L 1035

Weiter entlang am Mittelbach bis zum Ortseingang Affaltrach, dort am Ortsrand entlang nach Norden zur K 2110, Affaltrach ausschließend

Auf der K1035 Richtung Nordosten bis zur Gemeindegrenze Obersulm/Bretzfeld, Bretzfeld einschließend

Auf einer gedachten Linie 300 m in Nordwestlicher Richtung zum Waldrand Buchhau, Gewann Sperbelhau nördlich einschließend

Am Waldrand entlang Richtung Nordwesten bis zur Querung eines Wassergrabens

Von hier auf einer gedachten Linie nach Norden, westlich der Ortschaft Waldbach, Waldbach einschließend bis zur K 2341

Querung der K 2341

Auf einer gedachten Linie Richtung Nord-Nordost bis zum Dimbach

Auf einem Feldweg 300 m nach Nordwest, von dort auf einem Feldweg nach Nordosten bis zur A6

Querung der A6

Auf der Schwarzenbergstraße bis zur Ringstraße, Ostliche Teile von Schwappach einschließend

Auf der Ringstraße nach Norden bis zur Kreuzung L1089

Weiter auf der Moosbachstraße Richtung Norden bis zum Kreisverkehr der L1036

Vom Kreisverkehr Richtung Osten auf L1036 bis zur A6

Auf der A6 Richtung Osten bis Startpunkt

28.2.2020

Baden-Württemberg, Kreis Heilbronn:

Teilweise enthalten sind die Flur Eschenau:

Von Landkreisgrenze Heilbronn Landkreis entlang Köberleweg Richtung Eschenau

entlang des Michelbach bis zur Straße Eschenauer Berg

östlich der Bebauung zur K2110

entlang der K2110 bis zur Landkreisgrenze

28.2.2020

Lidstaat: Hongarije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Komárom-Esztergom megye:

Ács és Bábolna települések közigazgatási területeinek a 47.687049 és a 17.989846, a 47.690195 és a 17.995825, valamint a 47.686220 és a 17.987319 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső területei

17.2.2020

Hajdú-Bihar megye:

Kokad és Létavértes települések közigazgatási területeinek a 47.387114 és a 21.9118493 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső területei

8.2.2020

Lidstaat: Slowakije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Nitra region:

Municipalities: Zbehy, Čajakovce

30.1.2020

Trnava region:

Municipality: Cífer

10.2.2020

Pezinok region:

Municipality: Jablonec

10.2.2020

Čadca region:

Municipalities: Stará Bystrica, Radôstka

18.2.2020

Lidstaat: Polen

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

W województwie lubelskim, w powiecie lubartowskim:

W gminie Uścimów miejscowości: Stary Uścimów, Nowy Uścimów, Drozdówka, Głębokie, Maśluchy, Orzechów Kolonia; Nowy Orzechów, Stary Orzechów

29.1.2020

W województwie lubelskim, w powiecie krasnostawskim:

1.

W gminie Izbica miejscowości: Wólka Orłowska, Topola, Orłów Drewniany, Orłów Drewniany Kolonia, Wał, Dworzyska, część miejscowości Izbica położona na północ od ulic Stokowej, Cichej, Targowej i Gminnej, północno – wschodnia część miejscowości Tarnogóra położona na wschód od rzeki Wieprz, część miejscowości Romanów położona na wschód od drogi 2141L;

2.

W gminie Krasnystaw miejscowości: Latyczów, Małochwiej Mały;

3.

W gminie Żółkiewka miejscowości: Borówek, Borówek Kolonia, Makowiska, Olchowiec Wieś, Olchowiec Kolonia, Poperczyn, Wola Żółkiewska;

4.

W gminie Gorzków miejscowości: Czysta Dębina, Borów.

29.1.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

Część gmin Ostrów Wielkopolski i Przygodzice odgraniczone: od północy od przejazdu kolejowego na ulicy Gorzyckiej w Ostrowie Wielkopolskim, dalej ulicą Gorzycką w kierunku zachodnim do kościoła w miejscowości Gorzyce Wielkie. W kierunku południowym mijając od wschodu wsie Radziwiłłów do miejscowości Gorzyce Małe. Następnie do drogi nr 445 i ciekiem wodnym przez las i niezamieszkałą część ulicy Kwiatowej w miejscowości Tarchały Wielkie. Następnie na wschód ulicą długą w miejscowości Topola Wielka do miejscowości Janków Przygodzki wzdłuż ulicy Długiej do skrzyżowania z ulicą Zębcowską. Na północ wzdłuż ulicy Zębcowskiej w Jankowie Przygodzkim do ulicy Staroprzygodzkiej w Ostrowie Wielkopolskim. Wzdłuż ulicy Staroprzygodzkiej do ulicy Siewnej, następnie na północny zachód ulicą Długą w miejscowości Ostrów Wielkopolski do ulicy Krętej, dalej wzdłuż ulicy Krętej i dalej ulicy Bocznej do przejazdu kolejowego na ulicy Gorzyckiej w miejscowości Ostrów Wielkopolski.

26.1.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Słaborowice, Lewków, Szczury, Kwiatków, Kołątajew, Franklinów, Młynów, Będzieszyn, Michałków, Czekanów

8.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

1.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowość: Wysocko Wielkie

2.

W gminie Przygodzice miejscowości: Janków Przygocki, Przygodzice, Wysocko Małe

8.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

1.

W gminie Raszków miejscowości: Rąbczyn, Jelitów, Jaskółki, Radłów, południowa część miejscowości Przybysławice od numeru 144 do nr 35

2.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Zacharzew, Lamki, Zalesie, Świeligów

3.

Cześć północno - zachodnia miasta Ostrów Wielkopolski od ulicy Miodowej nr 5, Radłowskiej 65 przez ulice Profesora Jachimka, Przymiejską, Krotoszyńską, Owsianą do ulicy Topolowej 62

13.2.2020

W województwie wielkopolskim w powiecie wolsztyńskim:

1.

W gminie Wolsztyn miejscowości: Berzyna, Stary Widzim Piekiełko, Adamowo Piekiełko, Kębłowo Kolonia, część miejscowości Niałek Wielki położona na południe od drogi nr 32

20.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie kolskim:

1.

W gminie Olszówka miejscowości: Drzewce, Młynik, Łubianka, Ostrów Kolonia, Adamin,

2.

W gminie Dąbie miejscowości: Tarnówka Wiesiołowska, Baranowiec, Tarnówka, Zalesie

5.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie szamotulskim

W gminie Ostroróg miejscowości: Zapust, Wielonek, Klemensowo, Rudki Huby, Ostroróg

15.2.2020

W województwie wielkopolskim w powiecie wolsztyńskim:

1.

W gminie Wolsztyn miejscowości: Berzyna, Stary Widzim Piekiełko, Adamowo Piekiełko, Kębłowo Kolonia, część miejscowości Niałek Wielki położona na południe od drogi nr 32

20.2.2020

W województwie zachodniopomorskim w powiecie myśliborskim:

1.

W gminie Myślibórz miejscowości: Rościn, Rościnko, Rokicienko, Gryżyno, Dąbrowa-osada, Nawrocko, Iłowo, Wrzelewo, Pszczelnik;

2.

W gminie Dębno miejscowość: Juncewo

8.2.2020

W województwie dolnośląskim w powiatach legnickim i złotoryjskim:

1.

W powiecie legnickim w gminie Chojnów miejscowości: Strupice, Budziwojów, Dzwonów, Gołocin, Pawlikowice;

2.

W powiecie złotoryjskim w gminie Zagrodno miejscowość: Brochocin;

3.

W powiecie złotoryjskim w gminie Złotoryja miejscowości: Podolany, Kolonia Kwiatów m. Lubiatów,

9.2.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiecie iławskim

W gminie Zalewo: Rąbity, Międzychód, Zatyki, Surbajny, Koziny, Kupin, Rudnia

20.2.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiecie ostródzkim

W gminie Grunwald miejscowości: Góry Lubiańskie, Zybułtowo, Lubian, Mielno, Stębark

4.3.2020

W województwie śląskim w powiecie raciborskim:

W gminie Kuźnia Raciborska, miejscowości: Ruda Kozielska, część miejscowości Rudy połozona na zachód od drogi nr 919

20.2.2020

Lidstaat: Roemenië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 29, lid 1, van Richtlijn 2005/94/EG

Județul Maramureș

Oraș Seini

Oraș Seini - localitatea Săbișa

13.2.2020

Județul Satu Mare

Comuna Pomi, localitatea Pomi

13.2.2020

DEEL B

In de artikelen 1 en 3 bedoelde toezichtsgebieden in de betrokken lidstaten:

Lidstaat: Tsjechië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Region of Vysočina:

Blažejovice u Rozsoch (742414), Bolešín (781037), Bor u Nedvědice (747114), Bratrušín (617008), Brťoví (733407), Bukov na Moravě (615757), Bystřice nad Pernštejnem (616958), Býšovec (617211), Čtyři Dvory (733415), Dolní Rožínka (630098), Domanín u Bystřice nad Pernštejnem (630616), Domanínek (617075), Dvořiště u Bystřice nad Pernštejnem (616982), Hluboké u Dalečína (624471), Horní Rožínka (643980), Hrdá Ves (782483), Chlébské (748498), Chlum (651605), Jabloňov (781363), Josefov u Rožné (742881), Karasín (794970), Kobylnice nad Svratkou (669580), Korouhvice (651613), Koroužné (669598), Kovářová (773549), Lesoňovice (680265), Malé Tresné (741981), Milasín (615765), Moravecké Pavlovice (698571), Pivonice u Lesoňovic (680273), Prosetín u Bystřice nad Pernštejnem (733423), Rodkov (630110), Rovečné (741990), Rozsochy (742431), Rožná (742899), Sejřek (747131), Skorotice (748501), Smrček (617229), Střítež u Bukova (615773), Věchnov (777544), Velké Tresné (742007), Věstín (781045), Věstínek (781053), Věžná na Moravě (781380), Vír (782491), Vojetín u Rozsoch (742449), Zlatkov (742902), Ždánice u Bystřice nad Pernštejnem (794988)

17.2.2020

Borovec (763446), Dolní Čepí (773514), Horní Čepí (773522), Kozlov u Lesoňovic (680257), Lískovec u Nedvědice (773557), Olešnička (763454), Štěpánov nad Svratkou (763462), Švařec (669601), Ujčov (773565), Vrtěžíř (763471)

Van 11.2.2020 tot en met 17.2.2020

Southern Moravian region:

Bedřichov (601373), Běleč u Lomnice (601918), Brumov u Lomnice (613053), Crhov u Olešnice (617920), Černovice u Kunštátu (620602), Černvír (620661), Doubravník (631388), Hluboké u Kunštátu (639672), Hodonín u Kunštátu (640409), Klokočí u Olší (711128), Křeptov (601926), Křížovice (676675), Křtěnov u Olešnice (676691), Lhota u Olešnice (681202), Louka (687189), Maňová (719358), Nedvědice pod Pernštejnem (702307), Ochoz u Tišnova (709441), Olešnice na Moravě (710415) – část katastrálního území západně od komunikace č. 362 (ul. Rovečínská-Generála Čápka), Olší u Tišnova (711144), Osiky (713112), Pernštejn (702315), Rakové (711152), Rozseč nad Kunštátem (742317), Strhaře (756881), Synalov (761753), Tasovice (765112)

17.2.2020

Lidstaat: Duitsland

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Baden-Württemberg, Kreis Hohelohenkreis:

Folgende Gemarkungen sind vollständig enthalten:

Bretzfeld

Adolzfurt

Scheppach

Rappach

Teilweise enthalten sind die Gemarkungen

Bitzfeld

Verrenberg

Windischenbach

Pfedelbach

Geddelsbach

Unterheimbach

Obersulm

Waldbach

Dimbach

Schwappach

Beginnend im Nordosten an der Gemarkungsgrenze Bitzfeld Schnittpunkt A6 weiter an der Gemarkungsgrenze südlich bis zur L 1036

Nach Osten entlang Feldweg am Gewann Unteress Gässle entlang zum Schnittpunkt der Eisenbahnlinie HN-Waldenberg und der K2336

Auf der K2336 durch Verrenberg bis zur T-Kreuzung

auf Höhe des Funkturms abbiegend auf einem Feldweg nach Süden Richtung Golberhöfe

Bis Einmündung auf die Golbergstraße

Auf der Golbergstraße in Windischenbach bis zur Einmündung auf die L1036

Auf der L1036 nach Süden bis zum Ortsausgang Windischenbach bis zur Kreuzung Adolzfurter Straße

Weiter auf Adolzfurter Straße nach Osten bis zur Einmündung Burghofstraße

Auf der Burghofstraße 350 m nach Süden

An der Kreuzung auf einem Feldweg 250 m weiter Richtung Südosten

Weiter auf dem Feldweg zwischen den Gewannen Wolfsbül und Holzbühl Richtung Süden

Auf diesem Feldweg weiter durch das Waldgebiet Spörershölzle bis zum Feldweg In der Lohklinge

Auf dem Feldweg In der Lohklinge bis zur K 2346 in Buchhorn

Abbiegend auf die K2346 nach Südwesten durch Buchhorn

Auf der K2346 bis zum Aussiedlerhof Fleisch am Höhenweg

Dort abbiegend auf einen Feldweg Richtung Westen 500 m zwischen den Gewannen Große Äcker und Hintere Halden

Nach 500 m Abbiegend nach Süden

An der Gemarkungsgrenze Pfedelbach und Geddelsbach nach Westen auf einem Feldweg nordwestlich vorbei an den Ausiedlerhöfen Hintere Halden

Am Gebäude Geddelsbacher Helden 28 auf den Weg Richtung Westen bis zum Haus Geddelsbacher Helden 24

Am Haus Geddelsbacher Helden 24 abbiegend Richtung Süden auf einem Feldweg bis zur Einmündung auf die K 2345

Querung der K2345

Weiter auf dem Feldweg Richtung Unterheimbach bis zur Einmündung auf die L 1090 in Unterheimbach

Auf der L1090 Richtung Südosten bis zur Schulstraße am Sportplatz

Nach der Sporthalle auf einer gedachten Linie 1,3 Km Richtung Westen bis zu einem Bach

An dem Bach 80 m entlang Richtung Süden von dort 280 m auf einer gedachten Linie nach Südwest zum nächsten Waldweg

Auf dem Waldweg 130 m nach Nordwesten im Wald Sandrain

Zwischen dem Wald Sandrain und Salenwald 1 km Richtung Südosten

Durch die Otterklinge nach Südwest bis zum Bach in der Rauchklinge

Entlang der der Gemarkungsgrenze Adolzfurt einschließend bis zur Gemeindegrenze Obersulm

Entlang der Gemeindegrenze Bretzfeld/Obersulm nach Nordwest, Bretzfeld einschließend, bis zur Feldwegkreuzung Steigwald und Eulenklinge

Von dort auf einem Feldweg Richtung Ortseingang Affaltrach

Von dort entlang eines Bachlaufs nach Norden zur L 1035, Affaltrach ausschließend

Querung der L 1035

Weiter entlang am Mittelbach bis zum Ortseingang Affaltrach, dort am Ortsrand entlang nach Norden zur K 2110, Affaltrach ausschließend

Auf der K1035 Richtung Nordosten bis zur Gemeindegrenze Obersulm/Bretzfeld, Bretzfeld einschließend

Auf einer gedachten Linie 300 m in Nordwestlicher Richtung zum Waldrand Buchhau, Gewann Sperbelhau nördlich einschließend

Am Waldrand entlang Richtung Nordwesten bis zur Querung eines Wassergrabens

Von hier auf einer gedachten Linie nach Norden, westlich der Ortschaft Waldbach, Waldbach einschließend bis zur K 2341

Querung der K 2341

Auf einer gedachten Linie Richtung Nord-Nordost bis zum Dimbach

Auf einem Feldweg 300 m nach Nordwest, von dort auf einem Feldweg nach Nordosten bis zur A6

Querung der A6

Auf der Schwarzenbergstraße bis zur Ringstraße, Ostliche Teile von Schwappach einschließend

Auf der Ringstraße nach Norden bis zur Kreuzung L1089

Weiter auf der Moosbachstraße Richtung Norden bis zum Kreisverkehr der L1036

Vom Kreisverkehr Richtung Osten auf L1036 bis zur A6

Auf der A6 Richtung Osten bis Startpunkt

Van 29.2.2020 tot en met 8.3.2020

Folgende Gemarkungen sind vollständig enthalten:

Westernbach (Gemeinde Zweiflingen)

Baumerlenbach, Unterohrn, Verrenberg, Öhringen, Büttelbronn, Eckartsweiler, Cappel (Stadt Öhringen)

Pfedelbach, Windischenbach, Oberohrn, Harsberg (Gemeinde Pfedelbach)

Siebeneich (Gemeinde Bretzfeld)

Folgende Gemarkungen sind teilweise im Beobachtungsgebiet und im Sperrbezirk enthalten, die genaue Abgrenzung ist der Beschreibung des Sperrbezirks zu entnehmen:

Bitzfeld, Geddelsbach, Unterheimbach, Waldbach, Dimbach, Schwabbach (Gemeinde Bretzfeld)

Verrenberg (Stadt Öhringen)

Windischenbach, Pfedelbach (Gemeinde Pfedelbach)

Teilweise enthalten sind die Gemarkungen Möglingen und Ohrnberg (Gemeinde Öhringen):

Beginnend ab der Gemarkungsgrenze Möglingen-Kochersteinsfeld-Ohrnberg

vorbei an den Gewannen Hummeläcker und Streich

weitergedacht bis zum nördlichsten Punkt der Kleingartensiedlung (Gewann Streichberg)

Linie weitergedacht bis zur L1045

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Zweiflingen:

über die Gewanne Schießäcker einmündend in den Feldweg am Waldrand unterhalb des Gewanns Weite Gruben dann in gleicher Richtung weiterführend bis zur Schießhofer Straße, die Schießhofer Straße Richtung Süden bis Pfahlbach

dann entlang der K2330 bis zum Limes Blick Zweiflingen

nach Osten abbiegend entlang der Kärcher Straße am Golfplatz vorbei bis zum Kreisel L1050

weiter nach Süden auf der L1050 bis zur Einmündung K2354

weiter entlang der K2354, die A6 querend

Teilweise enthalten sind die Gemarkungen Neuenstein und Obersöllbach:

bis nach dem Gewann Wachtbaumäcker in Richtung Neuenstein,

dann abbiegend in Richtung Südwesten,

dann 2. Feldweg links abbiegend

dann entlang des Wegs zwischen den Baugebieten Riedweg Teil 1 und Teil 2 nach Süden, die Bahnlinie queren, südlich vorbei am Wohngebiet Steigerbrünnle

Linie weiter gedacht am Sportgelände vorbei bis zur Brücke über den Epbach (Bergstraße)

dann die L1051 und L1036 queren, dann auf die K2357 bis zur Gemarkungsgrenze Obersöllbach-Eschelbach

entlang des Gewanns Obere Halde die K2355 und das Gewann Bühl querend

dann weiter Richtung Süden in Richtung Pfaffenberg

östlich vorbei am Pfaffenberg, die Gemeindegrenze nach Öhringen querend

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Michelbach:

den Weg weiter bis Rohrklinge

dann weiter Richtung Süden durch die Gewanne Brenntenholz und Erlen

dann die K2387 kreuzen, weiter in Richtung Süden nach Mittelsteinbach durch das Gewann Koppenwiesenschlag,

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Untersteinbach:

weiter in Richtung Süden durch die Gewanne Holderberg und Göttele

östlich an Mittelsteinbach vorbei auf den Herdenweg, dann bis zum Wasserhochbehälter vor Untersteinbach

dann Weiter Richtung Süden an der Siedlungsgrenze bis zur Straße In der Heid

dann weiter entlang des Wegs in Richtung Süden bis zur Schuppacher Straße (K2360)

auf K2360 weiter bis Floßholz, dann entlang des Wegs parallel zum Lohklingenbach in Richtung Südwesten bis ca. 150 m vor der Kehre zur Kreisgrenze SHA

8.3.2020

Baden-Württemberg, Kreis Heilbronn:

Teilweise enthalten sind die Flur Eschenau:

Von Landkreisgrenze Heilbronn Landkreis entlang Köberleweg Richtung Eschenau

entlang des Michelbach bis zur Straße Eschenauer Berg

östlich der Bebauung zur K2110

entlang der K2110 bis zur Landkreisgrenze

Van 29.2.2020 tot en met 8.3.2020

Folgende Gemeinden sind vollständig enthalten:

Löwenstein

Lehrensteinsfeld

Ellhofen

Langenbrettach

Eberstadt

Wüstenrot

Folgende Gemarkungen sind vollständig enthalten:

Grantschen (Gemeinde Weinsberg)

Wimmental (Gemeinde Weinsberg)

Cleversulzbach (Gemeinde Neuenstadt)

Teilweise enthalten ist die Gemeinde Obersulm:

ausgenommen: der im Sperrbezirk liegende Teil

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Unterheinriet (Gemeinde Untergruppenbach):

An der Gemeindegrenze zwischen Sandberg und Vorhof in westlicher Richtung bis zur Forststraße;

auf Feldweg nördlich von Vorhof Richtung Waldrand, entlang bis zur Schozach;

nördlich am Braunenwald entlang Zufluss zur Schozach;

westlich entlang Waldrand bis zur Wegkreuzung unterhalb Hagelsberg;

entlang Forstweg in nördlicher Richtung bis zur Gemeindegrenze Lehrensteinsfeld

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Weinsberg (Gemeidne Weinsberg):

Gemeindegrenze zu Lehrensteinsfeld an der A81 entlang in nördlicher Richtung bis zur Gemeindegrenze Eberstadt

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Neuenstadt (Gemeinde Neuenstadt):

Gemeindegrenze Eberstadt Feld/Forstweg von Buchhorn Richtung Neuenstadt –Daistler;

bei den Aussiedlerhöfen in westlicher Richtung bis zum Limbach;

vom Limbach zur Cleversulzbacherstraße weiter zur K2007 bis zur Öhringerstraße über die A81 bis zur Kocher

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Gochsen (Gemeinde Hardthausen):

von der A81 zur Kocher am Fluss entlang bis Buchsmühle;

Feldweg nördlich des Sportplatz Richtung Hintere Berge – Dörnet – Bühl – Lampoldshausenerstraße – Feldweg westlich zur K2014;

südlich des Gänskirchhofs in westlicher Richtung zur Landkreisgrenze

8.3.2020

Baden-Württemberg, Kreis Schwäbisch-Hall:

Folgende Gemarkungen sind vollständig enthalten:

Ammertsweiler (Gemeinde Mainhardt)

Teilweise enthalten ist die Gemarkung Geißelhardt (Gemeinde Mainhardt):

Von der Gemarkungsgrenze (Ammertsweiler/Geißelhardt) links entlang der L1050 bis zur Abzweigung Streithag

gesamter Ortsteil Streithag

von Streithag Richtung Waldrand Lohklingen Wald, links entlang des Waldrandes bis zur Kreisgrenze Schwäbisch-Hall

8.3.2020

Lidstaat: Hongarije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Komárom-Esztergom megye:

Bana, Bábolna, Csém, Kisigmánd, Komárom, Mocsa, Nagyigmánd és Tárkány települések közigazgatási területének a 47.687049 és a 17.989846, a 47.690195 és a 17.995825, valamint a 47.686220 és a 17.987319 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú köráltal határolt területen belül és a védőkörzeten kívül eső területei

26.2.2020

Ács és Bábolna települések közigazgatási területeinek a 47.687049 és a 17.989846, a 47.690195 és a 17.995825, valamint a 47.686220 és a 17.987319 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 3 km sugarú körön belül eső területei

Van 18.2.2020 tot en met 26.2.2020

Győr-Moson-Sopron megye:

Bőny, Nagyszentjános és Rétalap települések közigazgatási területeinek a 47.687049 és a 17.989846 valamint 47.690195 és 17.995825 GPS-koordináták által meghatározott pont körüli 10 km sugarú körön belül eső területei

26.2.2020

Hajdú-Bihar megye:

Álmosd, Bagamér, Monostorpályi, Pocsaj, Újléta és Vámospércs és települések közigazgatási területeinek a 47.387114 és a 21.9118493 GPS-koordináták által meghatározott pont kürüli 10 km sugarú körön belül és a védőkörzeten kívül eső területei

17.2.2020

Kokad és Létavértes települések közigazgatási területeinek a 47.387114 és a 21.9118493 GPS-koordináták által meghatározott pont kürüli 3 km sugarú körön belül eső területei

Van 9.2.2020 tot en met 17.2.2020

Lidstaat: Slowakije

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Nitra region:

Municipalities in region Nitra: Čab, Nové Sady, Malé Zálužie, Kapince, Šurianky, Hruboňovo, Jelšovce, Ľudovítová, Výčapy-Opatovce, Podhorany, Lužianky, Lehota, Alekšince, Lukáčovce, Rišňovce

Parts of town Nitra: Dražovce, Zobor, Chrenová, Kynek

8.2.2020

Municipalities in region Nitra:

City Komárno part of Nová Stráž, part of municipality Žitná na Ostrove

26.2.2020

Municipalities: Zbehy, Čajakovce

Van 31.1.2020 tot en met 8.2.2020

Topoľčany region:

Municipality: Koniarovce

8.2.2020

Trnava region:

Municipality: Cífer

Van 11.2.2020 tot en met 17.2.2020

Municipalities: Trnava city, Hrnčiarovce nad Parnou, Zeleneč, Biely Kostol, Ružindol, Zvončín, Suchá nad Parnou, Borová, Voderady, Slovenská Nová Ves, Pavlice

17.2.2020

Senec region:

Municipalities: Blatné, Kaplná, Igram, Čataj

17.2.2020

Pezinok region:

Municipality: Jablonec

Van 11.2.2020 tot en met 17.2.2020

Municipalities: Báhoň, Štefanová, Budmerice, Vištuk, Šenkvice

17.2.2020

Galanta region:

Municipality: Veľký Grob

19.2.2020

Čadca region:

Municipalities: Stará Bystrica, Radôstka, Vychylovka

Van 19.2.2020 tot en met 27.2.2020

Municipalities: Klubina, Zborov nad Bystricou, Krásno nad Kysucou, Nová Bystrica, Dunajov

27.2.2020

Žilina region:

Municipality: Lutiše, Horná Tižiná

27.2.2020

Kysucké Nové Mesto region:

Municipality: Lodno, part of municipalities: Kysucký Lieskovec, Horný Vadičov

27.2.2020

Lidstaat: Polen

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

W województwie lubelskim, w powiatach: lubartowskim, łęczyńskim, parczewskim, włodawskim:

1.

W powiecie lubartowskim w gminie Uścimów miejscowości: Krasne, Nowa Jedlanka, Ochoża, Rudka Starościańska, Stara Jedlanka;

2.

Wpowiecie lubartowskim w gminie Ostrów Lubelski miejscowości: Ostrów Lubelski, Bójki, Jamy, Kolechowice, Kolechowice Folwark; Kolechowice Kolonia, Rozkopaczew, Rudka Kijańska;

3.

Wpowiecie łęczyńskim w gminie Ludwin miejscowości: Dratów Kolonia, Jagodno, Krzczeń, Piaseczno, Rogóźno, Rozpłucie Pierwsze, Rozpłucie Drugie;

4.

W powiecie parczewskim w gminie Sosnowica miejscowości: Stary Orzechów, Nowy Orzechów, Lejno, Komarówka, Zienki, Górki, Sosnowica, Libiszów, Bohutyn, Lipniak, Pasieka, Zbójno;

5.

W powiecie parczewskim w gminie Dębowa Kłoda miejscowości: Białka, Makoszka, Uhnin,

6.

W powiecie parczewskim w gminie Parczew: miejscowości: Babianka, Tyśmienica;

7.

W powiecie włodawskim w gminie Urszulin: miejscowości: Jamniki, Łomnica, Zawadówka

7.2.2020

W województwie lubelskim, w powiecie lubartowskim:

W gminie Uścimów miejscowości: Stary Uścimów, Nowy Uścimów, Drozdówka, Głębokie, Maśluchy, Orzechów Kolonia, Nowy Orzechów, Stary Orzechów

Van 30.1.2020 tot en met 7.2.2020

W województwie lubelskim, w powiatach: krasnostawskim, zamojskim

1.

W powiecie krasnostawskim miasto Krasnystaw;

2.

W powiecie krasnostawskim w gminie Gorzków miejscowości: Piaski Szlacheckie, Widniówka;

3.

W powiecie krasnostawskim gmina Izbica (bez obszaru zapowietrzonego);

4.

W powiecie krasnostawskim w gminie Krasnystaw miejscowości: Białka, Łany, Małochwiej Duży, Niemienice, Niemienice Kolonia, Siennica Nadolna, Tuligłowy, Rońsko, Widniówka, Zastawie Kolonia, Zażółkiew;

5.

W powiecie krasnostawskim w gminie Kraśniczyn miejscowości: Anielpol, Brzeziny, Czajki, Franciszków, Majdan Surhowski, Łukaszówka, Surhów, Surhów Kolonia;

6.

W powiecie krasnostawskim w gminie Siennica Różana miejscowości: Rudka, Siennica Królewska Duża;

7.

W powiecie zamojskim w gminie Skierbieszów miejscowości: Kalinówka, Kolonia Wiszenki, Wiszenki, Zabytów;

8.

W powiecie zamojskim w gminie Stary Zamość miejscowości: Krasne, Majdan Sitanecki, Podkrasne, Podstary Zamość, Stary Zamość, Wierzba Druga.

7.2.2020

W województwie lubelskim, w powiecie krasnostawskim:

1.

W gminie Izbica miejscowości: Wólka Orłowska, Topola, Orłów Drewniany, Orłów Drewniany Kolonia, Wał, Dworzyska, część miejscowości Izbica położona na północ od ulic Stokowej, Cichej, Targowej i Gminnej, północno – wschodnia część miejscowości Tarnogóra położona na wschód od rzeki Wieprz, część miejscowości Romanów położona na wschód od drogi 2141L;

2.

W gminie Krasnystaw miejscowości: Latyczów, Małochwiej Mały;

3.

W gminie Żółkiewka miejscowości: Borówek, Borówek Kolonia, Makowiska, Olchowiec Wieś, Olchowiec Kolonia, Poperczyn, Wola Żółkiewska;

4.

W gminie Gorzków miejscowości: Czysta Dębina, Borów.

Van 30.1.2020 tot en met 7.2.2020

W województwie lubelskim, w powiatach: krasnostawskim, lubelskim, świdnickim

1.

W powiecie krasnostawskim w gminie Żółkiewka miejscowości: Dąbie, Dąbie Kolonia, Tokarówka, Celin, Siniec, Adamówka, Makowiska Małe, Żółkiewka, Rożki, Rożki Kolonia, Huta, Żółkiew Wieś, Żółkiew Kolonia, Zaburze, Zaburze Kolonia, Markiewiczów, Gany, Koszarsko, Chruściechów, Majdan Wierzchowiński, Wierzchowin, Chłaniów, Chłaniów Kolonia, Średnia Wieś, Władysławin;

2.

W powiecie krasnostawskim w gminie Rudnik: Majdan Borowski Pierwszy, Majdan Borowski Drugi, Suszeń, Joanin, Potasznia, Majdan Średni, Majdan Kobylański, Majdan Łuczycki, Majdan Borowski, Suche Lipie, Rudnik, Równianki, Wierzbica, Wierzbica Kolonia, Międzylas, Mościska Kolonia, Mościska, Płonka, Maszów, Romanówek, Bzowiec, Kaszuby;

3.

W powiecie krasnostawskim w gminie Gorzków miejscowości: Antoniówka, Bogusław, Orchowiec, Kolonia Orchowiec, Bobrowe, Felicjan, Baranica, Wielkopole, Zamostek, Gorzków, Gorzków Wieś, Gorzków Osada, Piaski Szlacheckie, Chorupnik, Chorupnik Kolonia, Borsuk, Józefów, Czysta Debina Kolonia, Borów Kolonia, Góry, Olesin, Wielobycz, Wiśniów;

4.

W powiecie krasnostawskim w gminie Izbica miejscowości: Bobliwo, Wirkowice Drugie;

5.

W powiecie lubelskim w gminie Krzczonów miejscowości: Sobieska Wola Pierwsza, Sobieska Wola Druga;

6.

W powiecie lubelskim w gminie Wysokie miejscowość: Antoniówka;

7.

W powiecie świdnickim w gminie Rybczewice miejscowości: Bazar, Częstoborowice, Izdebno, Izdebno Kolonia, Pilaszkowice Pierwsze, Pilaszkowice Drugie, Zygmuntów.

7.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

1.

Pozostała część gminy Przygodzice bez obszaru zapowietrzonego,

2.

Pozostała część gminy Ostrów Wielkopolski bez obszaru zapowietrzonego,

3.

gmina Raszków,

4.

gmina Odolanów.

4.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

1.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Sobótka, Borowiec, Gutów, Górzenko, Górzno, Biniew, Szczury, Kwiatków, Lewkowiec, Stary Staw, Karski, Ostrów Wielkopolski, Wtórek, Sadowie, Nowe Kamienice, Wysocko Wielkie, Smardowskie Olendry

2.

W gminie Raszków miejscowości: Grudzielec, Nowy Grudzielec, Korytnica, Szczurawice,

3.

W gminie Nowe Skalmierzyce miejscowości: Pawłówek, Gałązki Wielkie, Kotowiecko, Żakowice, Głóski, Droszew, Gałązki Małe, Trkusów, Miedzianów, Boczków, Kurów, Kościuszków, Gniazdów, Fabian, Ociąż, Skalmierzyce, Śliwniki, Nowe Skalmierzyce, Biskupice Ołoboczne, Bilczew

4.

W gminie Sieroszewice miejscowości: Latowice, Latowice-Kęszyce, Parczew, Bibianki

5.

W gminie Przygodzice miejscowości: Topola Osiedle, Strugi, Trzcieliny, Szkudlarka, Dębnica, Olendry, Smardów, Bogufałów, Chynowa, Chynowa Lipie, Klady, Opłotki

6.

W gminie Odolanów miejscowości: Chujary, Pustkowie, Gorzyce Male, Egipt, Madera I, Parcele, Harych, Zieluchowiec, Chałupki, Huta, Żuraw, Szmata, Nadstawki, Grochowiska, Papiernia

7.

W gminie Sieroszewice miejscowości: Parczew, Westrza, Zmyślona

8.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Sadowie, Smardowskie Olendry, Nowe Kamienice, Wtórek, Trąba, Kąkolewo, Bagatela, Czekanów, Baby, Michałków, Gręblów, Madera II, Biedrusko,

17.2.2020

Część gmin Ostrów Wielkopolski i Przygodzice odgraniczone: od północy od przejazdu kolejowego na ulicy Gorzyckiej w Ostrowie Wielkopolskim, dalej ulicą Gorzycką w kierunku zachodnim do kościoła w miejscowości Gorzyce Wielkie. W kierunku południowym mijając od wschodu wieś Radziwiłłów do miejscowości Gorzyce Małe. Następnie do drogi nr 445 i ciekiem wodnym przez las i niezamieszkałą część ulicy Kwiatowej w miejscowości Tarchały Wielkie. Następnie na wschód ulicą długą w miejscowości Topola Wielka do miejscowości Janków Przygodzki wzdłuż ulicy Długiej do skrzyżowania z ulicą Zębcowską. Na północ wzdłuż ulicy Zębcowskiej w Jankowie Przygodzkim do ulicy Staroprzygodzkiej w Ostrowie Wielkopolskim. Wzdłuż ulicy Staroprzygodzkiej do ulicy Siewnej, następnie na północny zachód ulicą Długą w miejscowości Ostrów Wielkopolski do ulicy Krętej, dalej wzdłuż ulicy Krętej i dalej ulicy Bocznej do przejazdu kolejowego na ulicy Gorzyckiej w miejscowości Ostrów Wielkopolski.

Van 26.1.2020 tot en met 4.2.2020

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Słaborowice, Lewków, Szczury, Kwiatków, Kołątajew, Franklinów, Młynów, Będzieszyn, Michałków, Czekanów

Van 9.2.2020 tot en met 17.2.2020

1.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowość: Wysocko Wielkie

2.

W gminie Przygodzice miejscowości: Janków Przygocki, Przygodzice, Wysocko Małe

Van 9.2.2020 tot en met 17.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie ostrowskim:

1.

W gminie Raszków miejscowości: Rąbczyn, Jelitów, Jaskółki, Radłów, południowa część miejscowości Przybysławice od numeru 144 do nr 35

2.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Zacharzew, Lamki, Zalesie, Świeligów

3.

Cześć północno - zachodnia miasta Ostrów Wielkopolski od ulicy Miodowej nr 5, Radłowskiej 65 przez ulice Profesora Jachimka, Przymiejską, Krotoszyńską, Owsianą do ulicy Topolowej 62

Van 14.2.2020 tot en met 23.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiatach ostrowskim i krotoszyńskim:

W powiecie ostrowskim:

1.

W gminie Raszków miejscowości: Rąbczyn, Raszków, Pogrzybów, Głogowa, Skrzebowa, Moszczanka, Biniew, Bieganin, Szczurawice, Walentynów, Niemojewiec, Janków Zaleśny, Sulisław, pozostała cześć miejscowości Przybysławice poza obszarem zapowietrzonym, południowa część miejscowości Korytnica do ulicy Jarocińskiej 6;

2.

W gminie Ostrów Wielkopolski miejscowości: Łąkociny, Daniszyn, Gorzyce Wielkie, Radziwiłłów, Topola Mała, Słaborowice, Franklinów, Lewków, Szczury, Wysocko Wielkie, Cegły, Kołątajew, Karski, Stary Staw, Mazury- część wschodnia do numeru 8, Czekanów- zachodnia część od ulicy Kaliskiej 12, Kwiatków- zachodnia część od numeru 7A

3.

Pozostała część miasta Ostrów Wielkopolski poza obszarem zapowietrzonym

4.

W gminie Przygodzice miejscowości: Topola Wielka, Topola Osiedle, Janków Przygodzki, Wysocko Małe

5.

W gminie Odolanów miejscowości: Nabyszyce, Wierzbno, Tarchały Wielkie, Tarchały Małe, Gorzyce Małe

W powiecie krotoszyńskim:

W gminie Krotoszyn miejscowości: Baszyny, Ugrzele, Janów, Orpiszew, Świnków

23.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie kolskim:

1.

W gminie Olszówka miejscowości: Drzewce, Młynik, Łubianka, Ostrów Kolonia, Adamin;

2.

W gminie Dąbie miejscowości: Tarnówka Wiesiołowska, Baranowiec, Tarnówka, Zalesie

Van 6.2.2020 tot en met 14.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie kolskim:

1.

W gminie Koło miejscowość: Przybyłów, Skobielice;

2.

W gminie Olszówka miejscowości: Zawadka, Krzewata, Przybyszew, Nowa Wioska, Grabina, Dębowiczki, Mniewo, Ponętów Górny Pierwszy, Ponętów Górny Drugi, Szczepanów, Tomaszew, Głębokie, Olszówka, Umień, Złota;

3.

W gminie Kłodawa miejscowości: Górki, Podgajew,

4.

W gminie Dąbie miejscowości: Rośle, Lisice, Krzewo, Karszew, Kupinin, Wiesiołów, Domanin, Cichmiana, Chruścin, Augustynów, Krzykosy, Bród, Lutomirów, Gaj, Rzuchów, Majdany, Ladorudz, Grabina Mała, Chełmno Parcele, Chełmno, Grabina Wielka, Sobótka, Dąbie;

5.

W gminie Grzegorzew miejscowości: Ladorudzek, Ponętów Dolny, Grodna, Tarnówka;

14.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie szamotulskim:

W gminie Ostroróg miejscowości: Zapust, Wielonek, Klemensowo, Rudki Huby, Ostroróg

Van 16.2.2020 tot en met 25.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie szamotulskim:

1.

W gminie Kaźmierz miejscowości: Sokolniki Wielkie, Sokolniki Małe, Wierzchaczewo;

2.

W gminie Ostroróg miejscowosci: Bobulczyn, Oporowo, Kluczewo, Kluczewo Huby, Szczepankowo, Karolewo, Rudki, Piaskowo, Forestowo, Bielejewo, Binino, Dobrojewo;

3.

W gminie Obrzycko miejscowości: Gaj Mały, Karolin, Pęckowo, Ordzin, Koźmin, Dobrogostowo, Lizbona;

4.

W gminie Pniewy miejscowości: Przystanki, Dębina, Buszewko, Buszewo, Dęborzyce, Mielno, Szymanowo, Zajączkowo, Psarski, Nojewo, Psarki, Nosalewo

5.

W gminie Wronki miejscowości: Samołęż, Nowa Wieś, Huby Oporowo, Marianowo, Wierzchocin, Głuchowo

6.

W gminie Szamotuły miejscowości: Czyściec, Krzeszkowice, Kamionka, Otorowo, Lipnickie Huby, Lipnica, Brodziszewo, Emilianowo, Gałowo, Jastrowo, Ostrolesie, Koźle, Śmiłowo, Szamotuły

25.2.2020

W województwie wielkopolskim, w powiecie międzychodzkim

W gminie Chrzypsko Wielkie miejscowość Orle Wielkie

25.2.2020

W województwie wielkopolskim w powiecie wolsztyńskim:

W gminie Wolsztyn miejscowości: Berzyna, Stary Widzim Piekiełko, Adamowo Piekiełko, Kębłowo Kolonia, część miejscowości Niałek Wielki położona na południe od drogi nr 32

Van 21.2.2020 tot en met 29.2.2020

W województwie wielkopolskim w powiatach wolsztyńskim i grodziskim:

W powiecie wolsztyńskim:

1.

W gminie Wolsztyn miejscowości: Stary Widzim, Świętno, Stradyń, Obra, Wroniawy, Stara Dąbrowa, Adamowo, Gościeszyn, Błocko, Tłoki, Wolsztyn, Karpicko, Nowe Tłoki, Chorzemin, Powodowo, Nowa Obra, Nowa Dąbrowa, Krutla, Nowy Młyn, Zdrogowo, Świętno, część miejscowści Niałek Wielki położona na północ od drogi nr 32;

2.

W gminie Przemęt miejscowości: Solec, Solec Nowy, Mochy;

3.

W gminie Siedlec miejscowości: Jaromierz, Jażyniec, Kiełkowo, Żodyń, Siedlec, Kiełpiny Kolonia

W powiecie grodziskim:

W gminie Rakoniewice miejscowości: Głodno, Cegielsko Adolfowo, Łąkie, część miejscowości Rostarzewo położona na zachód od ulic Topolowej i Ogrodowej

29.2.2020

W województwie lubuskim w powiecie zielonogórskim

W gminie Kargowa miejscowości: Obra Dolna, Nowy Jaromierz

29.2.2020

W województwie łódzkim, w powiatach łęczyckim, poddębickim:

1.

W powiecie łęczyckim w gminie Świnice Warckie miejscowości: Chęcin, Chorzepin, Chorzepinek, Chorzepinek, Chwalborzyce, Góry Chwalborskie, Hektary, Kaznów, Kaznówek, Kozanki Podleśne, Kraski, Miniszew, Odrada, Polusin, Wyganów, Wylazłów, Zbylczyce;

2.

W powiecie łęczyckim w gminie Grabów miejscowości: Besiekiery, Besiekiery-Kolonia, Biała Góra, Bugaj, Bujak, Byszew, Byszew-Parcele, Celinów, Ciasna, Goszczędza, Goszczędza-Parcele, Grabinka, Grabów-Cegielnia, Grabów-Dwór, Jamy, Janów, Jastrzębia, Kadzidłowa, Kadzidłowa-Adamów, Kadzidłowa-Borki, Kadzidłowa-Brzezinka, Kadzidłowa-Grabinka, Kadzidłowa-Karolewo, Kępina, Kobyle, Kontrowers, Kotowice, Leszno, Osiny, Ostrówek, Ostrówek-Kolonia, Pieczew, Pieczew Poduchowny, Pokrzywnia, Polamy, Probostwo, Pruchyniec, Rybnik, Smardzew, Smardzew-Osada, Stanisławki, Zachciałki, Źrebięta;

3.

W powiecie poddębickim w gminie Uniejów miejscowości: Brzozówka, Czepów, Czepów Górny, Czepów Średni, Grodzisko, Jaszczurów, Kozia nóżka, Lekaszyn, Osina, Rożniatów, Rożniatów-Kolonia, Sachalina, Skotniki, Wilamów, Wilamówka, Żabieniec

14.2.2020

W województwie zachodniopomorskim w powiecie myśliborskim:

1.

W gminie Myślibórz miejscowości: Rościn, Rościnko, Rokicienko, Gryżyno, Dąbrowa-osada, Nawrocko, Iłowo, Wrzelewo, Pszczelnik;

2.

W gminie Dębno miejscowość: Juncewo

Van 9.2.2020 tot en met 17.2.2020

W województwie zachodniopomorskim w powiatach myśliborskim i gryfińskim:

1.

W powiecie myśliborskim w gminie Myślibórz miejscowości: Wierzbnica, Myślibórz, Myśliborzyce, Kolonia Myśliborzyce, Klicko, Dąbrowa, Zgoda, Sobienice, Listomie, Kruszwin, Golenice, Jezierzyce, Pacynowo, Straszym, Golenicki Młyn, Pniów, Chłopowo, Dalsze, Golczew, Podłążek, Wierzbówek, Pluty, Płośno, Turzyniec, Mirawno, Zarzece, Jarużyn, Nawojczyn, Czerników, Sarbinowo, Mączlino, Utonie, Chłopówko,

2.

W powiecie myśliborskim w gminie Dębno miejscowości: Dolsk, Borne, Turze, Różańsko, Ostrowiec, Dyszno, Warnice, Krężelin, Borówno, Przylaszczka, Grzybno, Piołunek, Radzicz, Sulisław;

3.

W powiecie gryfińskim w gminie Trzcińsko-Zdrój: Piaseczno, Stołeczna, Tchórzno, Dobropole, Wesoła, Babin

17.2.2020

W województwie lubuskim w powiecie gorzowskim:

W gminie Lubiszyn miejscowości: Mystki, Smoliny, Staw, Podlesie, Zacisze, Gajewo

17.2.2020

W województwie dolnośląskim w powiatach legnickim i złotoryjskim:

1.

W powiecie legnickim w gminie Chojnów miejscowości: Strupice, Budziwojów, Dzwonów, Gołocin, Pawlikowice;

2.

W powiecie złotoryjskim w gminie Zagrodno miejscowość: Brochocin;

3.

W powiecie złotoryjskim w gminie Złotoryja miejscowości: Podolany, Kolonia Kwiatów m. Lubiatów,

Van 10.2.2020 tot en met 18.2.2020

1.

W powiecie legnickim miasto Chojnów,

2.

W powiecie legnickim w gminie Chojnów miejscowości: Biała, Dobroszów, Goliszów, Gołaczów, Jerzmanowice, Konradówka, Michów, Niedźwiedzice, Osetnica, Piotrowice,

3.

W powiecie legnickim w gminie Miłkowice miejscowości: Goślinów, Gniewomirowice, Jezierzany, Miłkowice, Siedliska, Studnica, Ulesie,

4.

W powiecie legnickim w gminie Krotoszyce miejscowości: Czerwony Kościół, Jaszków, Krotoszyce, Pawłowice Małe, Szymanowice, Wilczyce,

5.

W powiecie złotoryjskim w gminie Zagrodno miejscowości: Jadwisin, Łukaszów, Modlikowice, Wojciechów, Zagrodno,

6.

W powiecie złotoryjskim w gminie Złotoryja miejscowości: Brennik, Ernestynów, Gierałtowiec, Kopacz, Kozów, Lubiatów bez kolonii Kwiatów, Nowa Wieś Złotoryjska, Pyskowice, Rokitnica, Rzymówka, Wyskok, Wysocko.

18.2.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiecie iławskim

W gminie Zalewo miejscowości: Rąbity, Międzychód, Zatyki, Surbajny, Koziny, Kupin, Rudnia

Van 21.2.2020 tot en met 29.2.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiatach iławskim, ostródzkim:

Powiat iławski:

W gminie Zalewo miejscowości: Karpowo, Śliwa, Dajny, Barty, Pozorty, Girgajny, Mazanki, Janiki Wielkie, Janiki Małe, Jaśkowo, Wielowieś, Boreczno, Duba, Mozgowo, Huta Wielka, Skitławki, Urowo, Gubławki, Wieprz, Matyty, Polajny, Jerzwałd, Rucewo, Kiemiany, Dobrzyki, Witoszewo, Gajdy, Półwieś, Zalewo, Bajdy, Sadławki, Bądki, Bednarzówka, Brzeziniak, Jezierce, Bukowiec, Likszajny, Tarpno, Nowe Chmielówko

Powiat ostródzki:

1.

W gminie Małdyty miejsowości: Wielki Dwór, Jarnołtowo, Fiugajki, Drynki, Pleśno, Leszczynka Mała, Linki, Klonowy Dwór, Plękity, Smolno, Kanty, Bagnity, Wodziany, Surzyki Małe, Surzyki Wielkie;

2.

W gminie Miłomłyn miejscowości: Skarpa, Ligi

29.2.2020

W województwie pomorskim w powiecie sztumskim:

W gminie Stary Dzierzgoń od granicy województwa pomorskiego wzdłuż drogi łączącej miejscowości Bajdy-Przezmark do miejscowości Przezmark, następnie po drugiej stronie drogi wojewódzkiej 519 wzdłuż jeziora Motława Wielka do miejscowości Danielówka, dalej drogą leśną do jeziora Witoszewskiego w województwie warmińsko-mazurskim.

29.2.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiecie ostródzkim:

W gminie Grunwald miejscowości: Góry Lubiańskie, Zybułtowo, Lubian, Mielno, Stębark

Van 5.3.2020 tot en met 13.3.2020

W województwie warmińsko – mazurskim w powiatach: ostródzkim, działdowskim, nidzickim, olsztyńskim:

1.

w powiecie ostródzkim:

w gminie Grunwald miejscowości: Dylewko, Dąbrowo, Frygnowo, Grabiczki, Gierzwałd, Grunwald, Kiersztanowo, Kitnowo, Korsztyn, Lipowa Góra, Lubianek, Łącko, Łodwigowo, Marcinkowo, Omin, Pacółtowo, Pacółtówko, Rzepki, Tymawa, Ulnowo, Wróble, Zapieka,

w gminie Dąbrówno miejscowości: Gardyny, Łogdowo, Osiekowo, Ostrowite, Samin, Saminek;

2.

w powiecie działdowskim w gminie Działdowo miejscowość Jankowice;

3.

w powiecie nidzickim w gminie Kozłowo miejscowości: Browina, Turowo, Turówko, Wronowo;

4.

w powiecie olsztyńskim w gminie Olsztynek miejscowości: Czarci Jar, Dębowa Góra, Drwęck, Gąsiorowo Olsztyneckie, Gibała, Gierdałki, Jadamowo, Juńcza, Królikowo, Lichtajny, Lutek, Nowa Wieś Ostródzka, Pawłowo, Sitno, Waplewo, Warglewo

13.3.2020

W województwie śląskim w powiecie raciborskim:

W gminie Kuźnia Raciborska, miejscowości: Ruda Kozielska, część miejscowości Rudy położona na zachód od drogi nr 919

Van 21.2.2020 tot en met 29.2.2020

W województwie śląskim w powiatach raciborskim, rybnickim, gliwickim, w powiecie miejskim Rybnik:

W powiecie raciborskim:

1.

W gminie Kuźnia Raciborska miejscowości: Kuźnia Raciborska, Jankowice, Siedliska, część miejscowości Budziska położona na wschód od ulic Leśnej, Szkolnej, Głównej i Fabrycznej, część miejscowości Rudy położona na wschód od drogi nr 919;

2.

W gminie Nędza, miejscowości: Szymocice, Górki Śląskie, część miejscowości Nędza połozona na wschód od linii kolejowej łączącej miejscowości Racibórz – Kędzierzyn Koźle;

W powiecie rybnickim:

1.

W gminie Lyski miejscowości: Bogunice, Zwonowice, Sumina, Lyski, część miejscowości Adamowice położona na północ od ulic: Jana III Sobieskiego, Rybnickiej i Rolnej, część miejscowości Nowa Wieś położona na północ od ulicy Rybnickiej do drogi nr 923;

2.

W gminie Gaszowice: część miejscowości Gaszowice położona na północ od ulic: Łąkowej, Wiejskiej, Rybnickiej, część miejscowości Szczerbice położona na północ od ulic: Rybnickiej, Głównej, Dworcowej;

3.

W gminie Jejkowice: część miejscowości Jejkowice położona na północ od ulic: Głównej oraz Dworcowej;

W powiecie miejskim Rybnik dzielnice: Stodoły, Grabownia, Chwałęcice, Ochojec, część dzielnicy Rybnicka Kuźnia położona na północ od ulicy Podmiejskiej, część dzielnicy Golejów położona na zachód od drogi nr 78 oraz na północ od ulicy Komisji Edukacji Narodowej;

W powiecie gliwickim:

1.

W gminie Sośnicowice miejscowości: Tworóg Mały, Kuźniczka, Trachy, Bargłówka, część miejscowości Sierakowice położona na zachód od ulicy Sierakowskiej na terenach leśnych oraz ulicy Długiej, część miejscowości Smolnica położona na zachód od ulicy Łęgowskiej, część miejscowości Sośnicowice położona na zachód od ulicy Raciborskiej;

2.

W gminie Pilchowice miejscowości: Stanica, część miejscowości Leboszowice położona na zachód od ulic: Smolnickiej i Wiejskiej, część miejscowości Pilchowice na zachód od ulic: Leboszowskiej, Wielopole, Dworcowej oraz ulicy Dolna Wieś, część miejscowości Wilcza położona na północny-zachód od drogi nr 78;

29.2.2020

W województwie opolskim w powiecie kędzierzyńsko-kozielskim:

W gminie Bierawa miejscowości: Solarnia, Kotlarnia, Goszyce, Dziergowice

29.2.2020

Lidstaat: Roemenië

Gebied omvattende:

Datum einde geldigheid overeenkomstig artikel 31 van Richtlijn 2005/94/EG

Județul Maramureș

Oraș Seini

Oraș Seini - localitatea Săbișa

Van 14.2.2020 tot en met 22.2.2020

Comuna Cicârlău- Localitatea Cicârlău

Comuna Cicârlău - Localitatea Bârgău

Comuna Cicârlău - Localitatea Handalu Ilbei

Comuna Cicârlău - Localitatea Ilba

Oraș Seini- Localitatea Viile Apei

Comuna Ardusat- Localitatea Ardusat

22.2.2020

Județul Satu Mare

Comuna Pomi, localitatea Pomi

Van 14.2.2020 tot en met 22.2.2020

Comuna Orașu Nou- Localitatea Orașu Nou Vii

Comuna Orașu Nou- Localitatea Racșa Vii

Comuna Pomi- Localitatea Aciua

Comuna Pomi- Localitatea Bicău

Comuna Pomi- Localitatea Borlești

Comuna Apa- Localitatea Apa

Comuna Apa- Localitatea Someșeni

Comuna Crucișor- Localitatea Crucișor

Comuna Crucișor- Localitatea Iegheriște

Comuna Valea Vinului- Localitatea Valea Vinului

Comuna Valea Vinului- Localitatea Roșiori

Comuna Medieșu Aurit- Localitatea Medieș Râturi

Comuna Medieșu Aurit-Localitatea Medieș Vii

Comuna Orașu Nou- Racșa

22.2.2020

Județul Bihor

Comuna Diosig – Localitatea Diosig

17.2.2020


Rectificaties

17.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 43/96


Rectificatie van Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2019 betreffende de rentevergoeding op deposito’s, saldi en aangehouden extra reserves (herschikking) (ECB/2019/31)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 267 van 21 oktober 2019 )

1.

Op bladzijde 12, de titel:

in plaats van:

“Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2019 betreffende de rentevergoeding op deposito’s, saldi en aangehouden extra reserves (herschikking) (ECB/2019/31)”,

lezen:

“Besluit (EU) 2019/1743 van de Europese Centrale Bank van 15 oktober 2019 betreffende de rentevergoeding op aangehouden extra reserves en bepaalde deposito’s (herschikking) (ECB/2019/31)”.

2.

Op bladzijde 12, tweede overweging, eerste zin:

in plaats van:

“De Raad van bestuur kan de rentevergoeding op het geheel of een deel van over de door de instellingen aangehouden reserves aanpassen.”,

lezen:

“De Raad van bestuur kan de rentevergoeding op het geheel of een deel van over de door de instellingen aangehouden extra reserves aanpassen.”.

Op bladzijde 12, tweede overweging, tweede zin:

in plaats van:

“Op 12 september 2019 heeft de Raad van bestuur besloten om een tweeledig systeem voor de rentevergoeding op de extra aangehouden reserves in te voeren, waarbij een deel van de aangehouden overtollige liquide middelen van instellingen, d.w.z. aangehouden reserves boven de vereiste reserves, wordt vrijgesteld van een negatieve rentevergoeding tegen het tarief dat van toepassing is op de depositofaciliteit.”,

lezen:

“Op 12 september 2019 heeft de Raad van bestuur besloten om een tweeledig systeem voor de rentevergoeding op de aangehouden extra reserves in te voeren, waarbij een deel van de aangehouden overtollige liquide middelen van instellingen, d.w.z. aangehouden reserves boven de vereiste reserves, wordt vrijgesteld van een negatieve rentevergoeding tegen het tarief dat van toepassing is op de depositofaciliteit.”.