ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 13

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
17 januari 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie over de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de handelspreferenties voor vlees van pluimvee en bereidingen daarvan, waarin wordt voorzien door de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds

1

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Nepal inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

2

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

3

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

4

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Panama inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

5

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Paraguay inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

6

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Singapore inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

7

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

8

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Arabische Emiraten inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

9

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

10

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

11

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

12

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/37 van de Commissie van 16 januari 2020 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

13

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/38 van de Commissie van 16 januari 2020 tot vaststelling van technische operationele vereisten voor de registratie, formattering en verzending van informatie overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten

15

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/39 van de Commissie van 16 januari 2020 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

18

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit NR. 2/2019 Van Het Comité Vervoer Over Land Gemeenschap/Zwitserland van 13 december 2019 betreffende overgangsmaatregelen voor het behoud van een vlot spoorverkeer tussen Zwitserland en de Europese Unie [2020/40]

43

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( PB L 280 van 31.10.2019 )

58

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( PB L 280 van 31.10.2019 )

59

 

*

Rectificatie Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( PB L 280 van 31.10.2019 )

60

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/1


Informatie over de inwerkingtreding van de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de handelspreferenties voor vlees van pluimvee en bereidingen daarvan, waarin wordt voorzien door de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds

De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en Oekraïne tot wijziging van de handelspreferenties voor vlees van pluimvee en bereidingen daarvan, waarin wordt voorzien door de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, ondertekend te Kiev op 30 juli 2019 (1), treedt op 1 februari 2020 in werking, zoals is bepaald in de genoemde overeenkomst in de vorm van een briefwisseling, aangezien de laatste kennisgeving van de partijen op 9 januari 2020 is ontvangen.


(1)  PB L 206 van 6.8.2019, blz. 3.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/2


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Nepal inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Nepal inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, ondertekend in Brussel op 23 januari 2009, is op 25 juni 2015 in werking getreden overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 25 juni 2015 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/3


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Nieuw-Zeeland inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, ondertekend in Brussel op 21 juni 2006, is op 25 oktober 2007 in werking getreden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 25 oktober 2007 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/4


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Islamitische Republiek Pakistan inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 24 februari 2009 in Brussel werd ondertekend, is op 5 mei 2015 in werking getreden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 5 mei 2015 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/5


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Panama inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Panama inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 1 oktober 2007 in Panama-stad werd ondertekend, is op 3 maart 2009 in werking getreden overeenkomstig artikel 9 van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 3 maart 2009 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/6


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Paraguay inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Paraguay inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 22 februari 2007 in Brussel werd ondertekend, is op 14 december 2012 in werking getreden overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 14 december 2012 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/7


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Singapore inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van de Republiek Singapore inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 9 juni 2006 in Luxemburg werd ondertekend, is op 30 september 2016 in werking getreden overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 30 september 2016 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/8


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 27 september 2012 in Brussel werd ondertekend, is op 4 maart 2013 in werking getreden overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 4 maart 2013 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/9


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Arabische Emiraten inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Arabische Emiraten inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, ondertekend in Brussel op 30 november 2007, is op 22 april 2013 in werking getreden overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 22 april 2013 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/10


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de West-Afrikaanse economische en monetaire unie inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 30 november 2009 in Brussel werd ondertekend, is op 21 februari 2011 in werking getreden overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 21 februari 2011 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/11


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Oekraïne inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 1 december 2005 in Kiev werd ondertekend, is op 13 oktober 2006 in werking getreden overeenkomstig artikel 9, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 13 oktober 2006 is neergelegd.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/12


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, die op 4 oktober 2010 in Brussel werd ondertekend, is op 31 mei 2011 in werking getreden overeenkomstig artikel 7, lid 1, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 31 mei 2011 is neergelegd.


VERORDENINGEN

17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/37 VAN DE COMMISSIE

van 16 januari 2020

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van 7 juli 2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96 (1), en met name artikel 11, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 bevat een lijst van overheidsinstellingen, -ondernemingen en -agentschappen, natuurlijke personen, rechtspersonen, organen en entiteiten van de voormalige regering van Irak, waarvan de tegoeden en economische middelen die zich op 22 mei 2003 buiten Irak bevonden, overeenkomstig die verordening worden bevroren.

(2)

Op 2 januari 2020 heeft het Sanctiecomité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties besloten 15 vermeldingen te schrappen van de lijst van personen of entiteiten waarvan de tegoeden en economische middelen dienen te worden bevroren.

(3)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 169 van 8.7.2003, blz. 6.


BIJLAGE

In bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1210/2003 worden de volgende vermeldingen geschrapt:

“21.

BAGHDAD MUNICIPALITY. Adres: Khulafa Street, Khulafa Square, Baghdad, Iraq.”

“24.

CHEMICAL, PETROCHEMICAL, MECHANICAL AND METALURICAL TRAINING CENTRE. Adres: P.O. Box 274, Ashar, Basrah, Iraq.”

“31.

DIRECTORATE-GENERAL OF MINOR PROJECTS AND RURAL ELECTRIFICATION. Adres: P.O. Box 788, Al-Karradah Al-Sharkiya, Arasat Al-Hindiya no. 81, Building No 137/327, Baghdad, Iraq.”

“32.

DIRECTORATE OF TRAINING CENTRE FOR IRON AND STEEL. Adres: P.O. Box 421, Basrah Khor Al-Zubair, Basrah, Iraq.”

“77.

MECHANICAL TRAINING CENTRE/NASSIRIYA. Adres: P.O. Box 65, Nassiriyah, Nassiriyah, Iraq.”

“144.

STATE ENTERPRISE FOR MECHANICAL INDUSTRIES. Adressen: a) P.O. Box 5763, Iskandariya, Iraq; b) P.O. Box 367, Iskandariyah-Babylon Governate, Iraq.”

“146.

STATE ENTERPRISE FOR PHOSPHATES. Adressen: a) P.O. Box 5954, East Gate, Sadoon St., Baghdad, Iraq; b) P.O. Box 5954, South Gate, Al-Kaim, Anbar, Baghdad, Iraq.”

“156.

STATE ESTABLISHMENT FOR AGRICULTURAL MARKETING. Adres: Eastern Karrda, Baghdad, Iraq.”

“172.

STATE ORGANISATION FOR AGRICULTURAL MARKETING. Adres: Karkh, Nisoor Square, Baghdad, Iraq.”

“173.

STATE ORGANISATION FOR AGRICULTURAL MECHANISATION AND AGRICULTURAL SUPPLIES (alias (a) STATE ORGANISATION FOR AGRICULTURAL MECHANISATION, (b) STATE ESTABLISHMENT FOR AGRICULTURAL MECHANISATION, (c) CENTRE FOR AGRICULTURAL MECHANISATION, (d) STATE ESTABLISHMENT FOR AGRICULTURAL SUPPLIES). Adressen: a) P.O. Box 26028, Waziriya, opp Al Bakr University, Baghdad, Iraq; b) P.O. Box 96101, Abu Nuvas St., Baghdad, Iraq; c) P.O. Box 26061, Al Wazeria, Baghdad, Iraq; Swaira-Hafria, Wasst Muhafadha, Iraq; d) P.O. Box 1045, Waziriyah, Baghdad, Iraq.”

“178.

STATE ORGANISATION FOR ELECTRICITY (alias (a) STATE ORGANISATION OF ELECTRICITY, SOUTHERN ELECTRICAL REGION; b) STATE ORGANISATION OF ELECTRICITY / DEPARTMENT OF COMPUTING AND STATISTICS). Adressen: a) Off Jumhuriya St/Building 166, Nafoora Square, P.O. Box 5796, Baghdad, Iraq; b) P.O. Box 230, Basrah, Iraq; c) P.O. Box 14171 Jumhuriya St., Maidan Building No. 9, Baghdad, Iraq.”

“181.

STATE ORGANIZATION FOR FOOD INDUSTRIES. Adres: P.O. Box 2301, Alwiya, Camp Sarah Khatoon, Baghdad, Iraq.”

“190.

STATE ORGANIZATION OF HOUSING. Adres: P.O. Box 5824, Jumhuriya Street, Baghdad, Iraq.”

“199.

STEEL AND TIMBER STATE ENTERPRISE (alias STATE TRADING ENTERPRISE FOR STEEL AND TIMBER). Adres: Arasat Al Hindya St., Salman Daoud Al Haydar Building, P.O. Box 602, Baghdad, Iraq.”

“202.

VOCATIONAL TRAINING CENTRE FOR ENGINEERING AND METALLIC INDUSTRIES (alias VOCATIONAL TRAINING CENTRE FOR ENGINEERING). Adres: Iskandariya-Babil, Iraq.”

17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/38 VAN DE COMMISSIE

van 16 januari 2020

tot vaststelling van technische operationele vereisten voor de registratie, formattering en verzending van informatie overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (1) (de “DBEV-verordening”), en met name artikel 40, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De DBEV-verordening voorziet in de vaststelling van uitvoeringshandelingen tot vaststelling van technische operationele vereisten voor de registratie, formattering en verzending van de in de titels II, III en IV van die verordening bedoelde informatie.

(2)

Krachtens artikel 40 van moet de in de titels II, III en IV van die verordening bedoelde uitwisseling van informatie in elektronisch formaat worden gedaan. Het is passend vereisten vast te stellen voor het elektronisch invullen en verzenden van deze gegevens en het formaat ervan te specificeren, alsook om de procedure voor wijzigingen van het formaat vast te stellen.

(3)

Krachtens Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie (2) moeten de lidstaten, met betrekking tot de Unievissersvaartuigen die hun vlag voeren, informatie betreffende de eigendom, de kenmerken van het vaartuig en van het vistuig en de activiteit bij de Commissie indienen. In deze databank beschikbare informatie moet worden gebruikt bij de uitwisseling van informatie over vismachtigingen uit hoofde van de DBEV-verordening.

(4)

De informatie in de overeenkomstig artikel 39 van de DBEV-verordening opgezette databank inzake vismachtigingen van de Unie kan persoonsgegevens bevatten, waaronder identificatienummers van vaartuigen en namen en contactgegevens van reders. De verwerking van dergelijke persoonsgegevens is noodzakelijk voor een doeltreffend beheer van de uitwisseling van gegevens en informatie uit hoofde van de DBEV-verordening. Te allen tijde en op alle niveaus moet worden gewaarborgd dat de in de Verordeningen (EU) 2018/1725 (3) en (EU) 2016/679 (4) van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd. Om te zorgen voor een duurzaam beheer van de externe vissersvloot en van de visserij in de wateren van de EU door vaartuigen die de vlag van een derde land voeren, is het noodzakelijk dat de gegevens voor een periode van tien jaar worden bewaard. In bepaalde gevallen moeten de gegevens voor een periode van meer dan tien jaar worden bewaard.

(5)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om hun nationale systemen aan te passen aan de nieuwe gegevensvereisten in deze verordening.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden technische operationele vereisten voor de registratie, formattering en verzending van de in artikel 40, lid 2, van de “DBEV-verordening” bedoelde informatie vastgesteld.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 3 van de DBEV-verordening.

2.   Tevens wordt in de zin van deze verordening verstaan onder:

a)

“vissersvlootdatabank van de Unie”: het door de Commissie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 bijgehouden register met informatie over alle Unievissersvaartuigen, aangevuld met de aanvullende vaartuiggegevens vereist in de aanvragen voor vismachtigingen uit hoofde van de DBEV-verordening;

b)

“databank inzake vismachtigingen van de Unie”: de databank die is opgezet overeenkomstig artikel 39 van de DBEV-verordening om de in de titels II en III van die verordening bedoelde uitwisseling van informatie te waarborgen.

HOOFDSTUK II

INFORMATIE IN DE DATABANK INZAKE VISMACHTIGINGEN VAN DE UNIE

Artikel 3

Aanvragen voor machtigingen

1.   Bij de indiening van aanvragen voor vismachtigingen overeenkomstig artikel 39, lid 3, van de DBEV-verordening dienen lidstaten en derde landen één aanvraag per vaartuig, per overeenkomst, per visserijcategorie en per periode in.

2.   De in de vissersvlootdatabank van de Unie beschikbare vaartuiginformatie wordt door de databank inzake vismachtigingen van de Unie gebruikt om de uitwisseling van gegevens over vismachtigingen uit hoofde van de DBEV-verordening te waarborgen.

Artikel 4

Formaat van de uitgewisselde informatie

1.   Het formaat van de informatie die wordt uitgewisseld tussen lidstaten, derde landen en de Commissie overeenkomstig de artikelen 11, 18, 22 en 25 van de DBEV-verordening is de Fishing License Authorization & Permit (FLAP) Domain XML-schemadefinitie op basis van de P1000-9-norm van de visserijtaal voor universele uitwisseling van de Verenigde Naties (United Nations Fisheries Language for Universal Exchange (UN/FLUX)).

2.   Gegevensvelden, kernbestanddelen en correct geformatteerde berichten in XML (Extensible Markup Language) zijn in overeenstemming met de XML-schemadefinitie (XSD) op basis van de UN/FLUX-normalisatiebibliotheken.

3.   Er wordt gebruikgemaakt van de XSD en de codes die worden vermeld op de webpagina van het register van stamgegevens (Master Data Register) op de visserijwebsite van de Europese Commissie.

4.   De lidstaten gebruiken het FLAP-uitvoeringsdocument dat beschikbaar is op de visserijwebsite van de Europese Commissie om te waarborgen dat de juiste berichten worden doorgegeven en de juiste procedures worden gevolgd voor de databank inzake vismachtigingen van de Unie.

Artikel 5

Verzending van berichten

1.   De verzending van berichten geschiedt volledig automatisch en vindt onmiddellijk plaats, met gebruikmaking van de door de Commissie ter beschikking gestelde transportlaag voor de uitwisseling van visserijgegevens.

2.   De verzender is verantwoordelijk voor het verzenden van de berichten overeenkomstig de overeengekomen validerings- en verificatieregels in het FLAP-uitvoeringsdocument.

3.   De ontvanger van het bericht stelt de verzender in kennis van de ontvangst en van de validerings- en verificatieresultaten van het bericht door een antwoordbericht te verzenden.

Artikel 6

Wijzigingen in XML-formaten en uitvoeringsdocumenten

1.   Wijzigingen van het UN/FLUX FLAP-domein-XML-formaat en het FLAP-uitvoeringsdocument worden vastgesteld door de diensten van de Commissie in samenspraak met de lidstaten.

2.   De in lid 1 bedoelde wijzigingen worden niet eerder dan zes maanden en niet later dan achttien maanden nadat zij zijn vastgesteld van kracht. Het tijdschema wordt vastgesteld door de diensten Commissie, in samenspraak met de lidstaten.

Artikel 7

Persoonsgegevens

Persoonsgegevens in de databank inzake vismachtigingen van de Unie mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen, tenzij de persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de follow-up van een inbreuk, een inspectie, of gerechtelijke of administratieve procedures. In dat geval kunnen de persoonsgegevens voor een periode van twintig jaar worden opgeslagen. Indien persoonsgegevens langer worden bewaard, worden de gegevens geanonimiseerd.

HOOFDSTUK III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PB L 34 van 9.2.2017, blz. 9).

(3)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/39 VAN DE COMMISSIE

van 16 januari 2020

tot instelling van een definitief antidumpingrecht op peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), met name artikel 11, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Geldende maatregelen

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1184/2007 (2) heeft de Raad in oktober 2007 een definitief antidumpingrecht ingesteld op peroxosulfaten van oorsprong uit de Volksrepubliek China (“de VRC” of “China”) (“de oorspronkelijke maatregelen”). Aan twee ondernemingen werd een behandeling als marktgerichte onderneming (hierna ook “BMO” genoemd) toegekend; aan één van deze twee werd een individuele dumpingmarge van 24,5 % opgelegd. Met betrekking tot de andere onderneming werd vastgesteld dat er geen sprake was van dumping en deze werd uitgesloten van maatregelen. Voor alle andere ondernemingen geldt een recht van 71,8 %. In december 2013 heeft de Raad, naar aanleiding van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen, de antidumpingmaatregelen verlengd bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1343/2013 van de Raad (3) (hierna: “de geldende maatregelen”).

1.2.   Opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

(2)

Na de publicatie van een bericht van het naderend vervallen van de maatregel die van toepassing is (4), hebben RheinPerChemie GmbH en United Initiators GmbH (hierna ook “de indieners van het verzoek” genoemd), die goed zijn voor 100 % van de productie van peroxosulfaten in de Unie, verzocht om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen. Zij betoogden dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting of herhaling van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie.

(3)

Op 17 december 2018 heeft de Commissie door de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie (5) (“het bericht van opening”) de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de geldende maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van de basisverordening).

(4)

Op 26 september 2019 heeft de Commissie op eigen initiatief een onderzoek geopend naar de mogelijke ontwijking van de geldende antidumpingmaatregelen door de onderneming ABC Chemicals (Shanghai) Co. Ltd, een onderneming waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld, en onderwierp de Commissie de invoer van het onderzochte product door die onderneming aan registratie (6). De uitkomst van dit nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen loopt op geen enkele wijze vooruit op het resultaat van het onderzoek naar ontwijking.

1.3.   Onderzoek

1.3.1.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode

(5)

Het onderzoek naar voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2018 (“het tijdvak van het nieuwe onderzoek”, hierna ook “TNO” genoemd). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot het einde van het tijdvak van het nieuwe onderzoek (“de beoordelingsperiode”).

1.3.2.   Belanghebbenden

(6)

In het bericht van opening verzocht de Commissie alle belanghebbenden mee te werken aan het onderzoek. Zij heeft met name contact opgenomen met de indieners van het verzoek, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de haar bekende niet-verbonden importeurs in de Unie en de autoriteiten van de VRC.

(7)

Alle belanghebbenden werd verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en bewijsmateriaal in te dienen binnen de termijnen zoals vastgesteld in het bericht van opening. De belanghebbenden werden tevens in de gelegenheid gesteld een verzoek om een hoorzitting met de onderzoeksdiensten van de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures in te dienen.

1.3.3.   Steekproeven

(8)

In het bericht van opening heeft de Commissie aangekondigd dat zij mogelijk een steekproef van producenten-exporteurs in de VRC en van niet-verbonden importeurs zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening. Slechts één producent-exporteur — United Initiators (Hefei) Co. Ltd en zijn moedermaatschappij, United Initiators (Shanghai) Co., Ltd, heeft zich kenbaar gemaakt en de verlangde informatie verstrekt. Derhalve hoefde er geen steekproef van producenten-exporteurs te worden samengesteld.

(9)

Verscheidene importeurs hebben zich bij de opening van het onderzoek kenbaar gemaakt, maar geen van hen heeft tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijke hoeveelheden van het onderzochte product ingevoerd. Bijgevolg heeft de Commissie geen steekproef van de importeurs samengesteld.

1.3.4.   Vragenlijsten en controlebezoeken

(10)

De Commissie heeft de vragenlijsten voor alle exporteurs beschikbaar gesteld en de producenten en gebruikers in de Unie de vragenlijsten toegezonden. De Commissie heeft ook een vragenlijst gestuurd aan de overheid van de VRC (“government of the PRC”). De Commissie heeft antwoorden ontvangen van twee producenten in de Unie en van een producent-exporteur in de VRC.

(11)

De Commissie heeft alle informatie gecontroleerd die zij nodig achtte om de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping en schade vast te stellen en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende belanghebbenden werd ter plaatse een controle verricht:

a)

Chinese producent-exporteur:

United Initiators (Hefei) Co., Ltd en zijn verbonden verkooponderneming United Initiators (Shanghai) Co., Ltd.

b)

Producenten in de Unie:

RheinPerChemie GmbH & Co. KG, Duitsland;

United Initiators GmbH & Co. KG, Duitsland.

1.3.5.   Procedure voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening

(12)

Aangezien er in het verzoek om een nieuw onderzoek voldoende bewijsmateriaal beschikbaar was dat wees op het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening, achtte de Commissie het passend om het onderzoek te openen met inachtneming van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening.

(13)

Om de benodigde gegevens voor de mogelijke toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening te verzamelen, heeft de Commissie in het bericht van opening alle haar bekende producenten in de VRC verzocht de in bijlage III bij het bericht van opening verlangde informatie over de basisproducten voor de vervaardiging van het onderzochte product te verstrekken. De enige producent die het steekproefformulier ingevuld heeft teruggestuurd, heeft ook de in bijlage III gevraagde informatie verstrekt.

(14)

Voorts heeft de Commissie, teneinde de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek met betrekking tot de vermeende verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening nodig achtte, ook een vragenlijst naar de Chinese overheid gestuurd. In die vragenlijst werd de Chinese overheid verzocht om haar standpunt kenbaar te maken over het bewijsmateriaal in het verzoek van de indieners van het verzoek, over het andere bewijsmateriaal in het dossier betreffende het bestaan van verstoringen van betekenis, met inbegrip van het bewijsmateriaal vervat in het “Commission Staff Working Document on Significant Distortions in the Economy of the People’s Republic of China for the purposes of Trade Defence Investigations” (“het Rapport”) (7), en over de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening in de onderhavige zaak. De Commissie heeft geen antwoorden van de Chinese overheid ontvangen.

(15)

De Commissie heeft tevens alle belanghebbenden verzocht hun standpunt kenbaar te maken en informatie en ondersteunend bewijsmateriaal in te dienen met betrekking tot de geschiktheid van de toepassing van artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening, binnen een in het bericht van opening vastgestelde termijn.

(16)

In het bericht van opening heeft de Commissie ook vermeld dat zij, gezien het beschikbare bewijs, wellicht op grond van artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening een geschikt representatief land moet selecteren om op basis van niet-verstoorde prijzen of benchmarks de normale waarde vast te stellen.

(17)

Op 15 januari 2019 heeft de Commissie alle belanghebbenden in kennis gesteld van een eerste mededeling in het dossier (8) (“de mededeling van 15 januari”) van de relevante bronnen die de Commissie voor de vaststelling van de normale waarde zou kunnen gebruiken, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder e), tweede alinea, van de basisverordening. Op basis van de antwoorden op bijlage III bij het bericht van opening heeft de Commissie een lijst verstrekt van alle productiefactoren zoals materialen, energie en arbeid, die worden gebruikt voor de productie van peroxosulfaten. Bovendien heeft de Commissie, op basis van de criteria voor de keuze van niet-verstoorde prijzen of benchmarks, Turkije in dat stadium als het meest passende representatieve land aangewezen.

(18)

De Commissie heeft alle belanghebbenden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. De Commissie heeft opmerkingen van de indieners van het verzoek ontvangen.

(19)

De Commissie heeft die opmerkingen behandeld in een tweede mededeling (9), van 6 mei 2019, over de bronnen voor de vaststelling van de normale waarde (“de mededeling van 6 mei”). In de mededeling van 6 mei heeft de Commissie ook de lijst van productiefactoren vastgesteld en de conclusie herhaald dat Turkije het meest passende representatieve land was in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), eerste streepje, van de basisverordening. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

2.   ONDERZOCHT PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Onderzocht product

(20)

Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op peroxosulfaten (persulfaten), met inbegrip van pentakaliumbis(peroxymonosulfaat)bis(sulfaat), van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2833 40 00 en ex 2842 90 80 (Taric-code 2842908020) (“het onderzochte product”).

(21)

Peroxosulfaten worden gebruikt als initiator of als oxidatiemiddel in een aantal processen. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik ervan als polymerisatie-initiator bij de productie van polymeren, als etsmiddel bij de productie van gedrukte schakelingen, of als bleekmiddel in haarcosmetica.

2.2.   Soortgelijk product

(22)

Zoals is vastgesteld in het oorspronkelijke onderzoek, bezitten peroxosulfaten die door de bedrijfstak van de Unie in de Unie worden verkocht, en peroxosulfaten die op de binnenlandse markt van de VRC worden vervaardigd en verkocht, en peroxosulfaten afkomstig uit de VRC die in de Unie worden ingevoerd, dezelfde fysische en chemische basiskenmerken en hebben zij dezelfde gebruiksdoelen. Daarom worden zij beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING

(23)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of voortzetting of herhaling van dumping bij uitvoer uit de VRC waarschijnlijk is indien de geldende maatregelen zouden komen te vervallen.

3.1.   Voortzetting van invoer met dumping in het tijdvak van het nieuwe onderzoek

3.1.1.   Normale waarde

(24)

Artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.”.

(25)

Artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening bepaalt echter, voor zover hier van belang, het volgende: “wanneer […] wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen”, en “omvat [deze] een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst” (hierna wordt naar “administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten” verwezen met “VAA-kosten”). Zoals hieronder nader toegelicht, heeft de Commissie in het onderhavige onderzoek geconcludeerd dat het, op basis van het beschikbare bewijsmateriaal en gezien het gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en het ontbreken van argumenten van de producenten-exporteurs, passend was artikel 2, lid 6 bis, van de basisverordening toe te passen.

3.1.2.   Bestaan van verstoringen van betekenis

3.1.2.1.   Inleiding

(26)

Artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening luidt als volgt: “verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen;

overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;

het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;

verstoringen van loonkosten;

toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.”.

(27)

Hieruit volgt dat bij de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening acht moet worden geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van deze factoren voor de prijzen en kosten in het land van uitvoer van het onderzochte product. Aangezien de lijst niet-cumulatief is, hoeft echter niet op alle factoren acht te worden geslagen om een verstoring van betekenis te kunnen vaststellen. Bovendien kunnen dezelfde feitelijke omstandigheden worden gebruikt om de aanwezigheid van een of meer factoren van de lijst aan te tonen. Alle conclusies ten aanzien van verstoringen van betekenis in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), moeten worden getrokken op basis van al het beschikbare bewijsmateriaal. Bij de algemene beoordeling van het bestaan van verstoringen kan ook rekening worden gehouden met de algemene context en de situatie in het land van uitvoer.

(28)

Artikel 2, lid 6 bis, onder c), van de basisverordening bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende: “Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld.”.

(29)

Overeenkomstig deze bepaling heeft de Commissie het Rapport opgesteld (zie overweging 14), waaruit blijkt dat er sprake was van aanzienlijk overheidsingrijpen op veel niveaus van de economie in de VRC, waaronder specifieke verstoringen met betrekking tot veel belangrijke productiefactoren (zoals grond, energie, kapitaal, grondstoffen en arbeid) evenals met betrekking tot specifieke sectoren, waaronder de peroxosulfatensector. Het Rapport is in het onderzoeksdossier opgenomen in de fase van de opening van het onderzoek.

(30)

Het verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen (“het verzoek”) leverde aanvullend bewijs over verstoringen van betekenis in de peroxosulfatensector op in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), in aanvulling op het Rapport. De indieners van het verzoek hebben bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat de productie en verkoop van het onderzochte product (ten minste potentieel) wordt beïnvloed door de in het Rapport vermelde verstoringen, met name een hoog niveau van staatsinmenging in de peroxosulfatensector.

3.1.2.2.   Verstoringen van betekenis die de binnenlandse prijzen en kosten in de VRC beïnvloeden: algemene economische context

(31)

Het Chinese economische stelsel is gebaseerd op het concept van een “socialistische markteconomie”. Dat concept is vastgelegd in de Chinese grondwet en is bepalend voor het economisch bestuur van de VRC. Het kernbeginsel is “socialistische publieke eigendom van de productiemiddelen, namelijk eigendom van het gehele volk en collectieve eigendom van de werkende bevolking”. De staatseconomie wordt als de “leidende kracht van de nationale economie” beschouwd en de staat heeft de opdracht om “de consolidatie en groei ervan te waarborgen” (10). Bijgevolg maakt de wijze waarop de Chinese economie is ingericht, niet alleen aanzienlijk overheidsingrijpen in de economie mogelijk, maar is dergelijk ingrijpen ook uitdrukkelijk voorgeschreven. Het gehele rechtsstelsel is doordrongen van de notie dat publieke eigendom superieur is aan particulier eigendom en deze notie wordt in alle belangrijke wetgeving als algemeen beginsel benadrukt. De Chinese eigendomswetgeving vormt een voorbeeld bij uitstek hiervan: zij verwijst naar de eerste fase van het socialisme en geeft de staat de opdracht het fundamentele economische stelsel in stand te houden waarin de publieke eigendom een overheersende rol speelt. Andere vormen van eigendom worden getolereerd, waarbij de wet toelaat dat zij zich naast de staatseigendom ontwikkelen (11).

(32)

Daarnaast wordt naar Chinees recht de socialistische markteconomie ontwikkeld onder leiding van de Chinese Communistische Partij (“CCP”). De structuren van de Chinese staat en van de CCP zijn op alle niveaus (juridisch, institutioneel, persoonlijk) met elkaar vervlochten en vormen een superstructuur waarin de rollen van de CCP en de staat niet van elkaar zijn te onderscheiden. Na een wijziging van de Chinese grondwet in maart 2018 werd de leidende rol van de CCP nog prominenter gemaakt door de herbevestiging ervan in artikel 1 van de grondwet. Achter de reeds bestaande eerste zin van de bepaling: “[h]et socialistische systeem is het fundamentele stelsel van de Volksrepubliek China”, is een nieuwe tweede zin ingevoegd, die luidt als volgt: “Het leiderschap van de Communistische Partij van China is het essentiële kenmerk van het socialisme met Chinese karakteristieken” (12). Dit illustreert de zeggenschap van de CCP over het economische stelsel van de VRC. Deze zeggenschap is inherent aan het Chinese stelsel en gaat verder dan de gebruikelijke situatie in andere landen, waar overheden brede macro-economische zeggenschap uitoefenen binnen de grenzen van de vrije marktwerking.

(33)

Ten eerste — op het niveau van de algemene administratieve zeggenschap — wordt de richting van de Chinese economie bepaald door een complex systeem van industriële planning dat alle economische activiteiten in het land beïnvloed. Al deze plannen samen bestrijken een complete en complexe matrix van sectoren en transversale beleidsmaatregelen en zijn aanwezig op alle overheidsniveaus. De plannen op provinciaal niveau zijn gedetailleerd, terwijl in de nationale plannen bredere doelen worden gesteld. In de plannen worden ook de middelen beschreven om de betrokken bedrijfstakken/sectoren te ondersteunen, en het tijdsbestek waarin de doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Sommige plannen bevatten expliciete productiestreefcijfers. In het kader van de plannen worden afzonderlijke industriële sectoren en/of projecten aangewezen als (positieve of negatieve) prioriteiten in overeenstemming met de prioriteiten van de overheid en worden er specifieke ontwikkelingsdoelstellingen aan toegekend (industriële modernisering, internationale expansie enz.). De marktdeelnemers, zowel particuliere als staatsondernemingen, moeten hun bedrijfsactiviteiten daadwerkelijk aanpassen aan de door het planningssysteem opgelegde realiteiten. Niet alleen vanwege het bindende karakter van de plannen, maar ook omdat de bevoegde Chinese autoriteiten op alle overheidsniveaus zich aan het systeem van plannen houden en hun verworven bevoegdheden dienovereenkomstig gebruiken, worden de marktdeelnemers ertoe aangezet de in de plannen vastgelegde prioriteiten na te leven (13).

(34)

Ten tweede — op het niveau van de toewijzing van financiële middelen — wordt het financiële systeem van China gedomineerd door de handelsbanken in staatseigendom. Bij het vaststellen en uitvoeren van hun kredietverleningsbeleid moeten deze banken niet zozeer de economische merites van een bepaald project beoordelen, maar zich in de eerste plaats voegen naar de doelstellingen van het industriële beleid van de overheid (zie ook punt 3.3.2.9) (14). Hetzelfde geldt voor de andere componenten van het Chinese financiële stelsel, zoals de aandelenmarkten, obligatiemarkten, private-equitymarkten enz. Ofschoon minder belangrijk dan de banksector, zijn deze onderdelen van de financiële sector institutioneel en operationeel opgezet op een manier die er niet op gericht is de efficiënte werking van de financiële markten te maximaliseren, maar waarmee wordt beoogd zeggenschap en ingrijpen van de staat en de CCP mogelijk te maken (15).

(35)

Ten derde — op het niveau van de regelgeving — neemt het overheidsingrijpen in de economie verschillende vormen aan Regels omtrent overheidsopdrachten worden bijvoorbeeld regelmatig gebruikt om andere beleidsdoelstellingen na te streven dan economische doelmatigheid, waardoor het beginsel van marktwerking op dit gebied wordt ondermijnd. In de toepasselijke wetgeving is uitdrukkelijk bepaald dat overheidsopdrachten worden geplaatst om de verwezenlijking van in het overheidsbeleid vastgestelde doelstellingen te bevorderen. De aard van deze doelstellingen blijft echter onduidelijk, waardoor de besluitvormende organen over een ruime beoordelingsmarge beschikken (16). Ook op het gebied van investeringen behoudt de Chinese overheid aanzienlijke zeggenschap over en invloed op de bestemming en de omvang van zowel staats- als particuliere investeringen. Het doorlichten van investeringen, evenals diverse prikkels, beperkingen en verboden met betrekking tot investeringen worden door de autoriteiten gebruikt als een belangrijk instrument ter ondersteuning van de doelstellingen van het industriebeleid te ondersteunen, zoals het handhaven van de zeggenschap van de staat over belangrijke sectoren of het versterken van de binnenlandse industrie (17).

(36)

Samengevat is het Chinese economische model gebaseerd op enkele fundamentele axioma’s die voorzien in een hoge mate van overheidsingrijpen en dit aanmoedigen. Dergelijk aanzienlijk overheidsingrijpen staat haaks op de vrije marktwerking en leidt tot een verstoring van de doeltreffende toewijzing van middelen volgens de marktbeginselen (18).

3.1.2.3.   Verstoringen van betekenis overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder b), eerste streepje, van de basisverordening: het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben of waarop deze beleidstoezicht uitoefenen

(37)

In de VRC vormen ondernemingen die in handen zijn van de staat, waarover de staat zeggenschap heeft of waarop de staat beleidstoezicht uitoefent, een essentieel onderdeel van de economie.

(38)

De enige Chinese producent van peroxosulfaten die in het onderhavige onderzoek medewerking heeft verleend aan de Commissie, is in particuliere handen. De Commissie heeft geen precieze informatie over de eigendomsstructuur van andere ondernemingen die actief zijn in de peroxosulfatensector in de VRC.

(39)

Wat betreft de zeggenschap van de staat of het door de staat uitgeoefende beleidstoezicht, geldt dat de overheid en de CCP structuren handhaven die ervoor zorgen dat zij hun invloed op ondernemingen kunnen blijven uitoefenen. De staat (en in veel opzichten ook de CCP) is niet alleen actief betrokken bij de formulering van het algemene economische beleid en het toezicht op de tenuitvoerlegging ervan door individuele ondernemingen, maar doet ook zijn rechten gelden om deel te nemen aan de operationele besluitvorming van die ondernemingen. De factoren die wijzen op het bestaan van zeggenschap van de overheid over ondernemingen in de peroxosulfatensector worden hieronder nader beschreven in punt 3.1.2.4. Vanwege de hoge mate van zeggenschap van en ingrijpen door de overheid in de chemische sector, zoals hieronder beschreven, kunnen zelfs particuliere producenten van peroxosulfaten niet onder marktvoorwaarden handelen.

3.1.2.4.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), tweede streepje van de basisverordening: overheidsdeelneming in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt

(40)

De Chinese overheid kan zich door middel van overheidsdeelneming in ondernemingen mengen in prijzen en kosten. Zoals in de Chinese wetgeving is bepaald, vormen CCP-cellen in ondernemingen die al dan niet in staatseigendom zijn, een ander kanaal waarlangs de staat zich in zakelijke beslissingen kan mengen. Volgens het Chinese ondernemingsrecht moet in elke onderneming een CCP-organisatie in het leven worden geroepen (met ten minste drie CCP-leden zoals bepaald in de statuten van de CCP) (19) en moet de onderneming de nodige voorwaarden scheppen voor de activiteiten van de partijorganisatie. Ook zijn er berichten dat de CCP druk uitoefent op particuliere ondernemingen om “vaderlandslievendheid” voorop te stellen en zich naar de partijlijn te voegen (20). In 2017 werd bericht dat in 70 % van de circa 1,86 miljoen ondernemingen in particuliere eigendom partijcellen aanwezig waren, en dat er toenemende druk was om de CCP-organisaties het laatste woord te laten hebben bij de zakelijke besluitvorming in de betrokken ondernemingen (21). Deze regels zijn in de gehele Chinese economie van algemene toepassing. De Commissie heeft vastgesteld dat deze regels ook van toepassing zijn op de producenten van peroxosulfaten en de leveranciers van de basisproducten ervan.

(41)

In het oorspronkelijke onderzoek met betrekking tot peroxosulfaten werd met name voor een onderneming vastgesteld dat de meerderheid van de directeuren in de raad van bestuur, met inbegrip van de voorzitter, die een aanzienlijk deel van de onderneming in handen had, dezelfde bleef als vóór de privatisering en door de staat was benoemd. Zij bleken ook lid van de CCP te zijn. Bovendien kon de onderneming niet aantonen dat bij de privatisering voor de aandelen was betaald (22).

(42)

In een andere onderneming, die was opgericht als staatsonderneming en in 2000 was geprivatiseerd, bleek bij het oorspronkelijke onderzoek dat de privatisering was geleid door drie personeelsleden die vóór de privatisering managementfuncties bekleedden, en dat deze drie personeelsleden nog steeds zeggenschap hadden over de belangrijkste besluitvormingsorganen van de onderneming. Deze drie personen bleken lid te zijn van de CCP (23). Bij een derde onderneming die in het kader van het oorspronkelijke onderzoek werd onderzocht, werd vastgesteld dat het voor het starten van de onderneming gebruikte kapitaal was verkregen van overheidsbedrijven in handen van collectieven, welke bedrijven door de huidige voorzitter van de onderneming werden beheerd (24).

(43)

Verder hebben ook de aanwezigheid en het ingrijpen van de staat op de financiële markten (zie ook punt 3.3.2.8) en bij de levering van grondstoffen en basisproducten een verstorend effect op de markt (25).

(44)

Op basis van al het voorgaande en bij ontbreken van informatie die de bovenstaande overwegingen tegenspreekt, heeft de Commissie geconcludeerd dat de aanwezigheid van de staat in ondernemingen in de peroxosulfatensector, alsmede in de financiële sector en andere sectoren van basisproducten, in combinatie met het in punt 3.3.2.3 en de daaropvolgende punten beschreven kader, het de Chinese overheid mogelijk maakt zich te mengen in prijzen en kosten.

3.1.2.5.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), derde streepje van de basisverordening: discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden

(45)

De richting die de Chinese economie opgaat, wordt in grote mate bepaald door een uitgebreid planningssysteem waarin prioriteiten en doelen worden gesteld waarop de centrale en de lokale overheid zich moeten concentreren. In alle bestuurslagen bestaan bijbehorende plannen en deze bestrijken vrijwel alle economische sectoren, de via de planningsinstrumenten geformuleerde doelen hebben een bindend karakter en op elk bestuurlijk niveau houden de autoriteiten toezicht op de uitvoering van de plannen door het overeenkomstige lagere bestuursniveau. Over de gehele linie leidt het planningssysteem in de VRC ertoe dat er middelen worden toegewezen aan sectoren die door de overheid als strategisch of anderszins politiek belangrijk zijn bestempeld, in plaats van dat allocatie plaatsvindt in overeenstemming met de marktkrachten (26).

(46)

Het meest uitgebreide en gedetailleerde beleidsdocument betreffende de Chinese chemische sector is het 13e Vijfjarenplan voor de petrochemische en chemische industrie (2016-2020) (hierna “het Plan” genoemd). Wat betreft bijvoorbeeld ammoniak, de belangrijkste grondstof voor peroxosulfaten, roept het plan ertoe op de nadruk te leggen op het stimuleren van de bouw van de tweede fase van de ammoniakfaciliteit van Cangzhou Zhengyuan van 600 000 ton (27). Het plan bepaalt dat er in beginsel geen nieuwe installatie voor de productie van synthetische ammoniak mag worden gebouwd waarin rookloze stukkolen en aardgas als grondstoffen worden gebruikt. In plaats daarvan moet worden ingezet op de ontwikkeling van een concurrentievoordeel voor de industrie om nieuwe verbindingen tot stand te brengen in de industriële keten, zoals de koolstofchemie-industrie (28). Het Plan bevordert ook technologie- en apparatuursets waarmee een jaarlijkse productie van meer dan 1 miljoen ton synthetische ammoniak en synthetisch methanol wordt gewaarborgd (29).

(47)

Met betrekking tot een andere belangrijke grondstof — zwavelzuur — geeft het 13e Petrochemische Vijfjarenplan voor de provincie Hebei een voorbeeld van de wijze waarop de beleidsdoelstelling en de streefdoelen van het nationale niveau naar het volgende bestuursniveau worden doorgegeven. Na een evaluatie van de resultaten van het 12e Vijfjarenplan brengt het plan de belangrijkste problemen voor de komende vijfjaarsperiode in kaart, zoals de noodzaak om de productstructuur te verbeteren (30).

(48)

Met betrekking tot een andere grondstof — kaliumhydroxide — worden kaliumzouten vermeld in het 13e Vijfjarenplan voor minerale hulpbronnen. In het Plan worden een aantal problemen in de mijnbouwsector genoemd: overheidsingrijpen op het gebied van de toewijzing van hulpbronnen is nog steeds relatief veelvuldig, de marktbeginselen die van toepassing zijn op mijnbouwrechten zijn niet toereiken en het moderne systeem voor de mijnbouw is nog niet voltooid (31). Kaliumzout is een van de als “strategisch” aangemerkte mineralen. Een van de expliciete doelstellingen van het Plan is de kaliumzoutbases in Qinghai Chaerhan en Xinjiang Lopnur te consolideren, het percentage van de binnenlandse zelfvoorziening van 55 % tot 60 % te handhaven en de intensiteit van de ontginning van kaliumzout en nieuwe productieverhogingen te controleren (32).

(49)

Bovendien zijn er diverse andere overheidsinmengingen die van invloed zijn op de toeleveringsketen in heel China voor de belangrijkste grondstoffen en voor energie. Er is sprake van een hoge mate van staatsinmenging in de elektriciteitssector, overcapaciteit, differentiële en/of preferentiële tarieven voor elektriciteit om de elektriciteitsrekeningen voor de peroxosulfatensector in China te verlagen (33). Met betrekking tot ammoniumsulfaat zijn er subsidieregelingen, met name belastingprogramma’s, het ter beschikking stellen van grond, leningprogramma’s, subsidies en andere programma’s (34). Wat betreft natriumhydroxide (bijtende soda), is er sprake van levering van elektriciteit tegen lagere tarieven (35).

(50)

Derhalve wordt vastgesteld dat de Chinese overheid een aantal beleidsmaatregelen heeft ingevoerd die de vrije marktwerking met betrekking tot de productie van in de peroxosulfatensector gebruikte grondstoffen beïnvloeden. Dergelijke maatregelen belemmeren de normale marktwerking.

3.1.2.6.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vierde streepje van de basisverordening: het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving

(51)

Volgens de in het dossier beschikbare informatie lijkt het Chinese faillissementsstelsel niet in staat te zijn om de eigen hoofddoelstellingen ervan, zoals eerlijke afwikkeling van vorderingen en schulden en bescherming van de wettige rechten en belangen van crediteuren en debiteuren, te verwezenlijken. Dit lijkt zijn oorsprong te hebben in het feit dat, ofschoon het Chinese faillissementsrecht formeel op soortgelijke beginselen als die van het overeenkomstige recht in andere landen is gebaseerd, het Chinese stelsel wordt gekenmerkt door structureel ontoereikende handhaving. Het aantal faillissementen blijft notoir laag in verhouding tot de omvang van de economie van het land, niet in de laatste plaats omdat de insolventieprocedures te kampen hebben met een aantal tekortkomingen, die in feite een ontmoedigend effect hebben op het indienen van faillissementsaanvragen. Bovendien blijft de staat een vooraanstaande en actieve rol in de insolventieprocedures spelen, met vaak een directe invloed op de uitkomst ervan (36).

(52)

Daarnaast zijn de tekortkomingen van het systeem van eigendomsrechten met name evident met betrekking tot eigendom van grond en grondgebruiksrechten in de VRC (37). Alle grond is eigendom van de Chinese staat (collectieve landbouwgrond en stedelijke grond in staatseigendom). De toewijzing van grond blijft uitsluitend een zaak van de staat. Er zijn wettelijke bepalingen waarmee wordt beoogd de rechten op het gebruik van grond op transparante wijze en tegen marktprijzen toe te wijzen, bijvoorbeeld door invoering van biedprocedures. Het komt echter regelmatig voor dat deze bepalingen niet worden nageleefd, waarbij sommige kopers hun grond kosteloos of tegen een lagere prijs dan de marktprijs verkrijgen (38). Bovendien streven de autoriteiten bij het toewijzen van grond vaak specifieke politieke doelen na, waaronder de uitvoering van de economische plannen (39).

(53)

Derhalve lijkt de Chinese faillissements- en eigendomswetgeving niet naar behoren te functioneren, wat leidt tot verstoringen door het op de been houden van insolvente bedrijven en als het gaat om het aanbieden en verwerven van grond in de VRC. Deze wetgeving is ook van toepassing op de peroxosulfatensector en de leveranciers van grondstoffen ervan. De Commissie heeft met betrekking tot twee producenten van peroxosulfaten vastgesteld dat verstoringen van de niet-markteconomie doorwerkten, met name wat betreft de kosten van de verworven grondgebruiksrechten (40). Uit recent onderzoek naar andere sectoren is eveneens gebleken dat grondgebruiksrechten tegen een minder dan toereikende vergoeding zijn toegekend (41).

(54)

In het licht van het bovenstaande en bij gebrek aan medewerking in deze zaak heeft de Commissie geconcludeerd dat er sprake was van een discriminerende toepassing of ontoereikende handhaving van de faillissements- en eigendomswetten in de peroxosulfatensector.

3.1.2.7.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), vijfde streepje van de basisverordening: verstoringen van loonkosten

(55)

Een systeem van marktgebaseerde lonen kan zich in de VRC niet volledig ontwikkelen, omdat werknemers en werkgevers worden belemmerd in hun recht op collectieve organisatie. De VRC heeft een aantal kernverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), met name die inzake de vrijheid van vereniging en collectieve onderhandelingen, niet geratificeerd (42). Krachtens het nationale recht is er slechts één vakbondsorganisatie actief. Deze organisatie is echter onvoldoende onafhankelijk van de overheidsinstanties en zij is slechts in beperkte mate bij collectieve onderhandelingen en de bescherming van de rechten van werknemers betrokken (43). Bovendien wordt de mobiliteit van werknemers in China beperkt door het systeem van registratie van huishoudens, dat de toegang tot het volledige scala van socialezekerheids- en andere voorzieningen beperkt tot de lokale inwoners van een bepaald administratief gebied. Dit leidt er doorgaans toe dat werknemers die niet als lokale ingezetene zijn geregistreerd, zich in een kwetsbare werkgelegenheidssituatie bevinden en een lager inkomen ontvangen dan de houders van de ingezetenenregistratie (44). Dit alles leidt tot de verstoring van loonkosten in de VRC.

(56)

Uit niets in het dossier van dit onderzoek blijkt dat de peroxosulfatensector niet onder het beschreven Chinese stelsel van arbeidswetgeving valt. Deze sector lijkt derhalve zowel direct (tijdens het vervaardigen van het onderzochte product) als indirect (bij de toegang tot kapitaal of basisproducten van bedrijven die tot hetzelfde arbeidssysteem in de VRC behoren) met verstoringen van loonkosten te maken te hebben.

(57)

Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er in de peroxosulfatensector sprake is van verstoring van de loonkosten, ook ten aanzien van het onderzochte product.

3.1.2.8.   Verstoringen van betekenis volgens artikel 2, lid 6 bis, onder b), zesde streepje van de basisverordening: toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat

(58)

Wat betreft de toegang tot kapitaal voor bedrijven in de VRC, is er sprake van diverse verstoringen.

(59)

Ten eerste wordt het Chinese financiële stelsel gekenmerkt door een sterke positie van staatsbanken (45), die bij het verlenen van toegang tot financiering rekening houden met andere criteria dan de economische levensvatbaarheid van een project. Net als niet-financiële staatsondernemingen blijven de banken verbonden met de staat, niet alleen via de eigendomsrelatie maar ook via persoonlijke betrekkingen (de hoogste bestuurders van de grote financiële instellingen in handen van de overheid worden in laatste instantie door de CCP benoemd) (46), en zij voeren, wederom net als niet-financiële staatsondernemingen, geregeld overheidsbeleid uit. Hiermee voldoen de banken aan een uitdrukkelijke wettelijke verplichting om te handelen in overeenstemming met de behoeften van de nationale economische en sociale ontwikkeling en overeenkomstig het industriebeleid van de staat (47). Daarbij komen nog aanvullende bestaande regels, die geldmiddelen naar sectoren leiden die volgens de overheid moeten worden gestimuleerd of anderszins als belangrijk zijn aangemerkt (48).

(60)

Hoewel wordt erkend dat er mogelijk verschillende wettelijke instrumenten zijn waarin wordt gerefereerd aan de noodzaak tot eerbiediging van normaal gedrag van banken en prudentiële voorschriften zoals het onderzoeken van de kredietwaardigheid van de kredietnemer, blijkt uit het desbetreffende bewijsmateriaal dat deze bepalingen bij de toepassing van de verschillende wettelijke instrumenten slechts een secundaire rol spelen (49). In eerdere handelsbeschermingsonderzoeken werd op basis van de bevindingen dezelfde conclusie getrokken (50).

(61)

Voorts zijn obligatie- en kredietratings dikwijls om verscheidene redenen verstoord, onder meer omdat de risicobeoordeling wordt beïnvloed door het strategische belang dat een bedrijf voor de Chinese overheid heeft, en door de kracht die uitgaat van een impliciete garantie van de overheid. Schattingen geven sterk de indruk dat Chinese kredietratings systematisch overeenkomen met lagere internationale ratings (51).

(62)

Dit leidt ertoe dat gemakkelijker leningen worden verstrekt aan staatsondernemingen, grote particuliere bedrijven met goede connecties en bedrijven in belangrijke industriële sectoren, wat impliceert dat de beschikbaarheid en de kosten van kapitaal niet voor alle spelers op de markt gelijk zijn.

(63)

Ten tweede worden de kredietkosten kunstmatig laag gehouden om de groei van investeringen te stimuleren. Dit heeft geleid tot een buitensporig gebruik van kapitaalinvesteringen met steeds lagere rendementen. Dit wordt geïllustreerd door de recente toename van de schulden van de ondernemingen in de overheidssector ondanks een scherpe daling van de winstgevendheid, waaruit blijkt dat de mechanismen in het bankwezen niet volgens normale commerciële beginselen reageren.

(64)

Ten derde zijn de prijssignalen, ondanks de liberalisering van de nominale rente in oktober 2015, nog steeds niet het resultaat van de vrije marktwerking, maar worden zij beïnvloed door verstoringen die door de overheid zijn veroorzaakt. Het aandeel leningen tegen of onder de benchmarkrente vormt namelijk nog steeds 45 % van alle leningen en het lijkt erop dat er steeds meer van gerichte kredieten gebruik wordt gemaakt, omdat het aandeel daarvan sinds 2015 fors is toegenomen ondanks verslechterende economische omstandigheden (52). Kunstmatig lage rentetarieven leiden tot te lage prijzen en daarmee tot buitensporig gebruik van kapitaal.

(65)

De algehele kredietgroei in de VRC duidt erop dat de toewijzing van kapitaal minder doeltreffend plaatsvindt dan voorheen, zonder aanwijzingen voor kredietrestricties die in een niet-verstoorde marktomgeving te verwachten zouden zijn. Als gevolg hiervan is het aantal niet-renderende leningen de afgelopen jaren snel gestegen. Geconfronteerd met een situatie van toenemende risicovolle schulden, heeft de Chinese overheid ervoor gekozen wanbetalingen te voorkomen. Als gevolg hiervan is het probleem van oninbare vorderingen aangepakt door schulden door te rollen, wat heeft geleid tot het ontstaan van zogeheten “zombie”-ondernemingen, of door de eigendom van de schuld over te dragen (bv. via fusies of schuldconversies), zonder dat daarbij noodzakelijkerwijs het totale schuldprobleem werd verholpen of de onderliggende oorzaken van dat probleem werden weggenomen (53).

(66)

Ondanks de stappen die recentelijk zijn gezet om de markt te liberaliseren, wordt het systeem van bedrijfskredieten in de VRC in essentie beïnvloed door belangrijke systemische problemen en verstoringen als gevolg van de voortdurende allesbepalende rol van de staat op de kapitaalmarkten.

(67)

Uit niets in het dossier van dit onderzoek blijkt dat de producenten van peroxosulfaten en/of de leveranciers van grondstoffen en andere basisproducten geen baat hebben bij dit financiële stelsel.

(68)

In het licht van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de peroxosulfatenproducenten toegang hadden tot financiering die werd verleend door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.

3.1.2.9.   Systemische aard van de beschreven verstoringen

(69)

De Commissie heeft opgemerkt dat de in het Rapport beschreven verstoringen niet beperkt blijven tot een specifieke bedrijfstak. Integendeel, uit het beschikbare bewijsmateriaal blijkt dat de feiten en kenmerken van het Chinese systeem, zoals hierboven beschreven in de punten 3.1.2.1-3.1.2.8 en in de delen A en B van het Rapport, van toepassing zijn op het hele land en alle sectoren van de economie.

(70)

Voor de productie van peroxosulfaten zijn belangrijke grondstoffen nodig. Wanneer de producenten deze basisproducten aankopen of daarvoor een contract sluiten, zijn de prijzen die zij betalen (en die zij als kosten registreren), duidelijk blootgesteld aan dezelfde systeemverstoringen als hierboven genoemd. Zo zetten leveranciers van basisproducten bijvoorbeeld arbeidskrachten in die aan de verstoringen onderhevig zijn. Zij kunnen geld lenen dat onderhevig is aan de verstoringen in de financiële sector/kapitaaltoewijzing. Daarnaast zijn zij onderworpen aan het planningssysteem dat van toepassing is op alle overheidsniveaus en sectoren.

(71)

Bijgevolg kunnen niet alleen de binnenlandse verkoopprijzen van peroxosulfaten niet worden gebruikt, maar geven ook alle kosten voor basisproducten (met inbegrip van grondstoffen, energie, grond, financiering, arbeid enz.) een vertekend beeld, omdat de prijsvorming ervan wordt beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen, zoals hierboven beschreven. Het overheidsingrijpen dat met betrekking tot de toewijzing van kapitaal, grond, arbeid, energie en grondstoffen is beschreven, vindt namelijk plaats in de gehele VRC. Dit betekent bijvoorbeeld dat een basisproduct dat zelf in de VRC is geproduceerd door de combinatie van een reeks productiefactoren aan verstoringen van betekenis onderhevig is.

3.1.2.10.   Conclusie

(72)

Uit de analyse in de punten 3.1.2.2 tot en met 3.1.2.9, met onder meer een bestudering van al het beschikbare bewijs voor het ingrijpen door de VRC in haar economie in het algemeen en in de peroxosulfatensector (met inbegrip van het onderzochte product), is gebleken dat prijzen of kosten, waaronder de kosten van grondstoffen, energie en arbeid, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, omdat zij worden beïnvloed door aanzienlijk overheidsingrijpen in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder b), van de basisverordening. Op grond hiervan, en bij gebrek aan medewerking van de Chinese overheid en gezien de beperkte informatie die de producenten-exporteurs in de VRC over deze kwesties hebben verschaft, kwam de Commissie tot de conclusie dat het in het onderhavige geval niet passend is de binnenlandse prijzen en kosten te gebruiken voor de vaststelling van der normale waarde.

(73)

Bijgevolg heeft de Commissie de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, dat wil zeggen in dit geval aan de hand van de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land in overeenstemming met artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening en zoals wordt besproken in het volgende punt. De Commissie wees erop dat niet is aangevoerd dat bepaalde binnenlandse kosten niet verstoord zouden zijn in de zin van artikel 2, lid 6 bis, onder a), derde streepje, van de basisverordening.

3.1.3.   Representatief land

(74)

De Commissie heeft haar keuze van het representatieve land gebaseerd op de volgende criteria:

a)

een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de VRC. Hiertoe heeft de Commissie aan de hand van de databank van de Wereldbank landen onderzocht met een bruto nationaal inkomen per inwoner dat vergelijkbaar is met dat van de VRC (54);

b)

productie van het onderzochte product in dat land;

c)

beschikbaarheid van desbetreffende openbare gegevens in dat land;

d)

wanneer er sprake is van meer dan één mogelijk representatief land, wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan het land met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming.

(75)

Op basis van de gegevens waarover de Commissie beschikt, wordt het onderzochte product geproduceerd in een beperkt aantal landen en door een beperkt aantal producenten. De belangrijkste productie vond plaats in de Volksrepubliek China, India, de EU, Turkije, Japan en de Verenigde Staten.

(76)

Van de landen waar de productie plaatsvindt, heeft alleen Turkije een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van de Volksrepubliek China volgens de index van de Wereldbank.

Daarom is Turkije op basis van de bovengenoemde criteria aangewezen als het enige mogelijke representatieve land.

(77)

De enige belanghebbende die opmerkingen heeft gemaakt — de indieners van het verzoek — steunden deze keuze. Aangezien er geen opmerkingen tegen het gebruik van Turkije als representatief land werden ontvangen, heeft de Commissie haar bevindingen ten aanzien van het representatieve land bevestigd en de normale waarde aan de hand van de gegevens van Turkije berekend.

3.1.4.   Berekeningsmethode

(78)

Om de door berekening vastgestelde normale waarde te bepalen, heeft de Commissie de volgende methode toegepast. Ten eerste heeft zij bepaald wat de niet-verstoorde productiekosten zijn. Vervolgens heeft zij de gebruiksfactoren, zoals waargenomen op het niveau van het productieproces van de meewerkende producent-exporteur voor grondstoffen, arbeid en elektriciteit, vermenigvuldigd met de niet-verstoorde kosten per eenheid zoals waargenomen in het representatieve land Turkije.

(79)

Ten tweede heeft de Commissie bij de hierboven in kaart gebrachte productiekosten de VAA-kosten en de winst van de Turkse onderneming Ak-Kim Kimya Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi’s opgeteld. Ak-kim was de enige onderneming die peroxosulfaten produceerde in het representatieve land waarvoor openbaar beschikbare gegevens beschikbaar waren overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening. Derhalve en bij ontbreken van opmerkingen van belanghebbenden werd Ak-kim een geschikte onderneming geacht om een niet-verstoord en redelijk bedrag voor VAA-kosten en winst vast te stellen voor de berekening van de normale waarde.

(80)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie voor de meewerkende producent-exporteur, overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening, de normale waarde berekend per productsoort in het stadium af fabriek.

3.1.4.1.   Voor de berekening van de normale waarde gebruikte gegevens

(81)

In haar mededelingen van 15 januari en 6 mei heeft de Commissie verklaard dat zij voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 6 bis, onder a), van de basisverordening gebruik wilde maken van de volgende bronnen:

a)

de Global Trade Atlas (hierna “GTA” genoemd) (55) voor grondstoffen;

b)

het Turkse Bureau voor de Statistiek (hierna “Turkstat” genoemd) (56) voor arbeid en elektriciteit;

c)

Orbis (57) voor de financiële gegevens van een Turkse onderneming (Ak-Kim Kimya Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi) met betrekking tot VAA-kosten en winst.

(82)

In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de bij de berekening gebruikte productiefactoren met hun overeenkomstige GS-codes en waarden per eenheid uit de GTA of de Turkse databanken, met inbegrip van invoerrechten en vervoerskosten.

Tabel 1

Productiefactoren

Productiefactor

GS-code (58)

Prijs in RMB/eenheid

Grondstoffen

Zwavelzuur; oleum (rokend zwavelzuur)

2807 00

371,86/ton

Watervrije ammoniak

2814 10

2 099,05/ton

Ammoniumsulfaat

3102 21

1 079,46/ton

Natriumhydroxide (bijtende soda)

2815 12

2 601,91/ton

Kaliumhydroxide

2815 20

4 063,65/ton

Arbeid

Arbeidskosten in de productiesector

N.v.t.

43,96/uur

Energie

Elektriciteit

N.v.t.

0,485/kWh

3.1.4.2.   Grondstoffen

(83)

Met het oog op de vaststelling van de niet-verstoorde prijs van grondstoffen als geleverd aan de fabriekspoort van een producent in het representatieve land, heeft de Commissie als basis de gewogen gemiddelde invoerprijs voor het representatieve land gebruikt, zoals vermeld in de GTA, waarbij invoerrechten en vervoerskosten werden opgeteld. De invoer vanuit de VRC werd buiten beschouwing gelaten, gezien de bestaande verstoringen van betekenis in dit land, die in punt 3.1.2 zijn vastgesteld. Na het buiten beschouwing laten van de VRC bleef de invoer uit andere derde landen representatief, met percentages van de ingevoerde hoeveelheden variërend van 48 % tot 100 % van de totale invoer in Turkije.

(84)

Wat de invoerrechten betreft, merkte de Commissie op dat Turkije de desbetreffende grondstoffen invoerde uit meer dan 70 landen met een verschillend niveau van invoerrechten en aanzienlijke verschillen in volumes. Derhalve en gezien het feit dat het in een onderzoek in verband met het vervallen van maatregelen niet noodzakelijk is, een exacte dumpingmarge te berekenen, maar dat het er veeleer om gaat de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping vast te stellen, berekende de Commissie de invoerrechten voor elke grondstof op basis van representatieve invoervolumes uit een beperkt aantal landen, die voor de meeste grondstoffen goed waren voor vrijwel alle invoer en nooit voor minder dan 90 % van de totale invoer.

(85)

De Commissie heeft de vervoerskosten van de meewerkende producent-exporteur voor de levering van grondstoffen uitgedrukt als een percentage van de werkelijke kosten van dergelijke grondstoffen, en heeft vervolgens hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde kosten van dezelfde grondstoffen, teneinde de niet-verstoorde vervoerskosten te verkrijgen. De Commissie was van oordeel dat, in het kader van dit onderzoek, de ratio tussen de grondstoffen van de producent-exporteur en de gerapporteerde vervoerskosten redelijkerwijs kon worden gebruikt als indicatie voor de schatting van de niet-verstoorde kosten van grondstoffen bij levering aan de fabriek van de onderneming.

3.1.4.3.   Arbeid

(86)

Het Turkse Instituut voor Statistiek publiceert uitvoerige informatie over lonen in verschillende economische sectoren in Turkije. De Commissie heeft gebruikgemaakt van de lonen die zijn gerapporteerd voor de verwerkende industrie voor 2016 met betrekking tot economische activiteit C.20 (Vervaardiging van chemicaliën en chemische producten) (59) volgens de NACE Rev.2-classificatie (60). De gemiddelde maandelijkse waarde voor 2016 werd naar behoren voor inflatie gecorrigeerd met behulp van de door het Turkse Instituut voor Statistiek gepubliceerde producentenprijsindex (61).

3.1.4.4.   Elektriciteit

(87)

De elektriciteitsprijs voor industriële gebruikers in Turkije wordt door het Turkse Instituut voor Statistiek in zijn periodieke persberichten bekendgemaakt. De Commissie heeft gebruikgemaakt van de gegevens over de elektriciteitsprijzen voor de industrie in de overeenkomstige verbruikscategorie, uitgedrukt in kuruș/kWh (62) en gepubliceerd op 26 maart 2019 (in het tijdvak van het nieuwe onderzoek) (63).

3.1.4.5.   Stoom en andere directe kosten

(88)

Stoom wordt niet over de grenzen heen verhandeld en heeft geen GS-code. Om de niet-verstoorde waarde van stoom vast te stellen, heeft de Commissie derhalve eerst het percentage berekend dat stoom in het totaal van de resterende productiefactoren vertegenwoordigt, en heeft zij vervolgens dit percentage toegepast op de niet-verstoorde totale kosten van dezelfde productiefactoren.

(89)

De Commissie volgde dezelfde methode voor andere directe kosten, die samen goed waren voor ongeveer 2 % van de totale waarde van de door de producent-exporteur gerapporteerde productiefactoren.

3.1.4.6.   Overheadkosten met betrekking tot de productie

(90)

Om een niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten in verband met de productie vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van het aandeel in de productiekosten van de vaste productiekosten in de kostenstructuur van de meewerkende producent-exporteur. Meer bepaald heeft zij eerst de werkelijke vaste productiekosten van de meewerkende producent uitgedrukt als een percentage van de totale werkelijke productiekosten. Vervolgens heeft zij hetzelfde percentage toegepast op de niet-verstoorde waarde van de productiekosten, om de niet-verstoorde waarde van de vaste productiekosten te verkrijgen. De Commissie achtte deze benadering in dit geval redelijk, aangezien er geen publiek toegankelijke gegevens waren betreffende de vaste productiekosten van de Turkse producent die voor VAA-kosten en winst was geselecteerd (zie overweging 91), en omdat het aldus berekende bedrag de werkelijke productiefactoren weerspiegelt die door elke producent-exporteur werden gebruikt, maar vervolgens wordt vermenigvuldigd met de niet-verstoorde productiekosten met behulp van het passende representatieve land.

3.1.4.7.   VAA-kosten en winst

(91)

Artikel 2, lid 6 bis, onder a), vierde alinea, van de basisverordening luidt: “De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.”.

(92)

Om een niet-verstoorde waarde voor de VAA-kosten en winst vast te stellen, heeft de Commissie gebruikgemaakt van de financiële gegevens van de enige Turkse onderneming die het onderzochte product produceerde — Ak-Kim Kimya Sanayi Ve Ticaret Anonim Sirketi — zoals vermeld in de Orbis-databank (64). Volgens de beschikbare bedrijfsinformatie hield het merendeel van de bedrijfsactiviteiten verband met het onderzochte product en blijkens de informatie in de jaarrekening deden er zich in die periode geen buitengewone gebeurtenissen voor die noopten tot een correctie van de gerapporteerde gegevens.

(93)

Bijgevolg zijn de volgende elementen toegevoegd aan de niet-verstoorde productiekosten:

a)

VAA-kosten van 19,34 % uitgedrukt in procenten van de kostprijs van de omzet, toegepast op de som van de productiekosten;

b)

een winst van 27,81 % uitgedrukt in procenten van de kostprijs van de omzet, toegepast op de productiekosten.

3.2.   Uitvoerprijs en dumpingmarge

(94)

Tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek verkocht de meewerkende producent-exporteur slechts geringe hoeveelheden in de Unie. Om deze reden werden de prijzen niet representatief bevonden. De Commissie heeft die verkopen dus niet als een betrouwbare basis voor de vaststelling van een uitvoerprijs met het oog op een berekening van dumping beschouwd.

3.3.   Waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(95)

Volgens de gegevens van Comext was vrijwel alle invoer in de Unie uit de VRC in het tijdvak van het nieuwe onderzoek afkomstig van de exporteur waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld (65) en die geen voorwerp is van het huidige nieuwe onderzoek.

(96)

Derhalve vergeleek de Commissie, overeenkomstig de bij het vorige nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen gebruikte methode, de prijs bij uitvoer naar derde landen van de meewerkende producent-exporteur (66) met de normale waarde, om de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping ingeval van vervallen van de maatregelen te onderzoeken.

3.3.1.   Vergelijking van de normale waarde met de prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld

(97)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de prijs bij uitvoer naar de rest van de wereld mogelijk te maken, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. Zij heeft de fob-uitvoerprijzen gecorrigeerd voor de kosten van binnenlands vervoer, laden, lossen, op- en overslag, verpakking, bankkosten en kredietkosten, terwijl de cif-verkoopprijzen daarnaast werden gecorrigeerd voor kosten van vervoer over de oceanen en bijbehorende verzekering.

(98)

Aangezien de producent-exporteur volledige btw over zijn verkoop ten uitvoer betaalde, heeft de Commissie de door berekening vastgestelde normale waarde gecorrigeerd voor de volledige btw.

(99)

De Commissie heeft aldus vastgesteld dat de meewerkende producent aan alle derde landen heeft verkocht tegen prijzen die meer dan 20 % onder de normale waarde lagen.

3.3.2.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(100)

In de VRC zijn er 15 producenten van het onderzochte product. In het verzoek om een nieuw onderzoek schatten de indieners van het verzoek op basis van interne informatie (67) dat China een aanzienlijke overcapaciteit heeft van ten minste 75 000 ton per jaar (68). Een productiecapaciteit van een dergelijke omvang houdt in dat China alleen het totale verbruik in de Unie zou kunnen dekken dat tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek tussen 35 000 en 45 000 ton werd geschat.

(101)

Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat China tot de grootste producenten van peroxosulfaten in de wereld behoorde en over een aanzienlijke reservecapaciteit beschikte, die bij intrekking van de maatregelen gemakkelijk zou kunnen dienen voor uitvoer naar de Unie.

(102)

Voorts blijft de markt van de Unie vanwege haar relatief grote omvang en gestaag groeiende vraag, zoals uiteengezet in punt 5.2, aantrekkelijk voor Chinese producenten-exporteurs.

3.4.   Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van herhaling van dumping

(103)

In het licht van het bovenstaande concludeerde de Commissie dat het waarschijnlijk is dat zich opnieuw dumping zal voordoen indien de bestaande maatregelen zouden komen te vervallen. Met name het niveau van de vastgestelde normale waarden in China, de hoogte van de uitvoerprijzen van de meewerkende producent naar de markten van derde landen, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en de beschikbaarheid van een aanzienlijke productiecapaciteit in de VRC wijzen op een grote waarschijnlijkheid van herhaling van dumping indien de huidige maatregelen worden ingetrokken.

4.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN SCHADE

4.1.   Productie in de Unie en bedrijfstak van de Unie

(104)

Peroxosulfaten worden geproduceerd door twee producenten in de Unie. Zij zijn goed voor 100 % van de totale productie in de Unie tijdens het TNO. Beide producenten steunden het verzoek om een nieuw onderzoek en hebben medewerking verleend aan het onderzoek.

(105)

Deze twee ondernemingen vormen dus de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en worden hierna de “bedrijfstak van de Unie” genoemd.

4.2.   Opmerking vooraf

(106)

Ter waarborging van de vertrouwelijkheid overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening worden de gegevens over de beide producenten in de Unie gepresenteerd in geïndexeerde vorm of in de vorm van een bereik tussen een bepaald minimum en maximum.

(107)

De invoergegevens zijn voor de drie hoofdsoorten van het soortgelijk product, ammoniumpersulfaat, natriumpersulfaat en kaliumpersulfaat, op GN-codeniveau en voor de vierde soort, kaliumperoxymonosulfaat, op Taric-codeniveau geanalyseerd. De geanalyseerde invoergegevens werden aangevuld met gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening.

4.3.   Verbruik in de Unie

(108)

Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de door de bedrijfstak van de Unie op de Uniemarkt verkochte hoeveelheden, en de invoergegevens van Eurostat op GN-codeniveau en Taric-codeniveau. Deze verkoopvolumes werden zo nodig getoetst en geactualiseerd aan de hand van gecontroleerde informatie van de producenten in de Unie.

(109)

Het verbruik in de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Verbruik

 

2015

2016

2017

TNO

Verbruik (ton)

37 000 —43 000

37 000 —43 000

37 000 —43 000

37 000 —43 000

Index (2009 = 100)

100

100

106

108

Bronnen: antwoorden op de vragenlijst, Eurostat, databank artikel 14, lid 6

(110)

Het verbruik in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode toe met 8 %.

4.4.   Invoer uit China in de Unie

4.4.1.   Volume en marktaandeel

(111)

Zoals vermeld in overweging 95, is bijna alle invoer uit de VRC afkomstig van de ene onderneming waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. Aangezien de invoer waarop de maatregelen betrekking hebben, niet significant is (minder dan 1 % marktaandeel), heeft de Commissie vastgesteld dat de prijzen niet representatief waren. Bijgevolg heeft de Commissie geconcludeerd dat de prijsontwikkeling van de invoer met dumping niet kan worden geanalyseerd. Om dezelfde reden was het niet mogelijk de prijsonderbieding ervan te berekenen.

4.5.   Invoer uit andere derde landen

(112)

Het volume van de invoer, de prijzen en het marktaandeel van de invoer uit andere landen alsmede van de invoer zonder dumping uit China tijdens de beoordelingsperiode worden in de onderstaande tabel weergegeven. Als gevolg van de vertrouwelijkheid zoals uiteengezet in overweging 106, worden de cijfers van het marktaandeel en de volumes van de invoer zonder dumping uit China in geïndexeerde vorm vermeld.

Tabel 3

Invoer uit andere derde landen en invoer zonder dumping uit China

 

2015

2016

2017

TNO

China

Volume van de invoer (ton)

3 000 —3 500

2 500 —3 000

3 500 —4 000

4 000 —4 500

Volume invoer zonder dumping

Index (2015 = 100)

100

84

114

135

Prijs (EUR/ton)

1 100 —1 300

1 100 —1 200

1 000 —1 100

1 000 —1 100

Marktaandeel

Index (2015 = 100)

100

84

108

125

Turkije

Volume van de invoer (ton)

2 328

2 522

2 008

2 303

Index (2015 = 100)

100

108

86

99

Prijs (EUR/ton)

1 177

1 216

1 240

1 344

Index (2015 = 100)

100

103

105

114

Marktaandeel

Index

100

108

82

92

VS

Volume van de invoer (ton)

4 520

4 828

5 019

5 364

Index (2015 = 100)

100

107

111

119

Prijs (EUR/ton)

1 104

1 588

1 204

1 275

Index (2015 = 100)

100

144

109

116

Marktaandeel

Index

100

107

105

110

India

Volume van de invoer (ton)

934

956

1 299

1 668

Index (2015 = 100)

100

102

139

179

Prijs (EUR/ton)

1 537

1 514

1 487

1 545

Index (2015 = 100)

100

99

97

101

Marktaandeel

Index

100

102

132

165

Overige derde landen

Volume van de invoer (ton)

819

1 042

1 223

1 088

Index (2009 = 100)

100

127

149

133

Prijs (EUR/ton)

1 148

1 397

1 305

1 411

Index (2009 = 100)

100

122

114

123

Marktaandeel

Index

100

127

141

123

Totaal derde landen

Volume van de invoer (ton)

9 000-12 000

10 000-13 000

11 000-14 000

12 000-15 000

Index (2009 = 100)

100

102

112

125

Prijs (EUR/ton)

1 000-1 200

1 200-1 400

1 200-1 400

1 200-1 400

Index (2009 = 100)

100

117

102

106

Marktaandeel

Index

100

102

106

116

Bronnen: Eurostat, databank van artikel 14, lid 6

(113)

De volumes van de invoer uit andere derde landen (met inbegrip van de invoer zonder dumping uit China) in de markt van de Unie stegen in de beoordelingsperiode met ongeveer 25 % en de gemiddelde prijs steeg in dezelfde periode met ongeveer 6 %. Tevens steeg het marktaandeel van andere derde landen (met inbegrip van de invoer zonder dumping uit China) in dezelfde periode met ongeveer 16 %. Tegelijkertijd verhoogde de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen gemiddeld met 5 % (zie overweging 124).

4.6.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

(114)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek van de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren en indicatoren die van invloed waren op de situatie van deze bedrijfstak in de beoordelingsperiode.

4.6.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(115)

In de beoordelingsperiode hebben de productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

 

2015

2016

2017

TNO

Productievolume (ton)

30 000-40 000

30 000-40 000

30 000-40 000

30 000-40 000

Index (2015 = 100)

100

100

104

101

Productiecapaciteit (ton)

40 000-45 000

40 000-45 000

40 000-45 000

40 000-45 000

Index (2015 = 100)

100

104

103

103

Bezettingsgraad (%)

80-90

80-90

80-90

80-90

Index (2015 = 100)

100

96

101

99

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(116)

Hieruit volgt dat er sprake was van een lichte stijging van de productiecapaciteit (met 2-4 %), maar dat het productievolume en de bezettingsgraad stabiel bleven.

4.6.2.   Verkoopvolume en marktaandeel in de Unie

(117)

De verkoop in de Unie door de bedrijfstak van de Unie heeft zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

 

2015

2016

2017

TNO

Verkoopvolume in de Unie (ton)

20 000-30 000

20 000-30 000

20 000-30 000

20 000-30 000

Index (2015 = 100)

100

99

103

101

Marktaandeel

Index (2015 = 100)

100

99

98

93

Bronnen: antwoorden op de vragenlijst, Eurostat, databank artikel 14, lid 6

(118)

De totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie bleef in de beoordelingsperiode stabiel. De bedrijfstak van de Unie verloor echter in dezelfde periode geleidelijk 7 % aan marktaandeel, terwijl het verbruik in de Unie toenam met 8 %.

4.6.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(119)

De werkgelegenheid en productiviteit in de bedrijfstak van de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

 

2015

2016

2017

TNO

Werknemersindex (2015 = 100)

100

103

102

103

Productiviteitsindex (2015 = 100)

100

97

102

99

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(120)

De werkgelegenheid nam toe gedurende de gehele beoordelingsperiode, en nam toe met 3 %. De productiviteit van de arbeidskrachten van de producenten in de Unie, gemeten in productie (ton) per werknemer per jaar, bleef in de beoordelingsperiode stabiel. Dit was deels het gevolg van inspanningen van de bedrijfstak van de Unie in de voorgaande jaren als reactie op de druk die destijds door de invoer met dumping uit de VRC werd uitgeoefend, waardoor de productiviteit al vóór de beoordelingsperiode tot een hoog niveau was opgevoerd.

4.6.4.   Groei

(121)

De toename van het verbruik in de Unie bedroeg tijdens de beoordelingsperiode 8 procentpunten. De bedrijfstak van de Unie kon echter niet profiteren van deze bescheiden stijging van het verbruik, aangezien hij in de beoordelingsperiode marktaandeel bleef verliezen.

4.6.5.   Voorraden

(122)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

 

2015

2016

2017

TNO

Voorraden (ton)

2 000-3 000

2 000-3 000

2 000-3 000

2 000-3 000

Index (2015 = 100)

100

113

101

108

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(123)

Hoewel de eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie tussen 2015 en het TNO toenamen, is de omvang van de voorraden nog steeds laag in verhouding tot het productieniveau.

4.6.6.   Gemiddelde verkoopprijzen per eenheid in de Unie en productiekosten

(124)

De gemiddelde verkoopprijzen per eenheid die in rekening werden gebracht aan niet-verbonden afnemers in de Unie en de gemiddelde productiekosten per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

 

2015

2016

2017

TNO

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid in de Unie

Index (2015 = 100)

100

101

101

105

Productiekosten per eenheid

Index (2015 = 100)

100

102

99

104

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(125)

Tijdens de beoordelingsperiode stegen de kosten van de bedrijfstak van de Unie met 3-5 %. Tegelijkertijd stegen de prijzen ervan met 4-6 %, zodat de bedrijfstak van de Unie in staat was de kostenstijging te dekken door zijn prijzen te verhogen.

4.6.7.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken en lonen

Tabel 9

 

2015

2016

2017

TNO

Winstgevendheid

Index (2015 = 100)

100

86

123

110

Kasstroom

Index (2015 = 100)

100

79

117

103

Investeringen

Index (2015 = 100)

100

60

91

99

Rendement van investeringen

Index (2015 = 100)

100

88

128

110

Jaarlijkse arbeidskosten per werknemer

Index (2015 = 100)

100

97

102

103

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(126)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. In de beoordelingsperiode fluctueerde de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tussen het dieptepunt van 6-8 % in 2016 en het hoogtepunt van 8-10 % in 2017, en bleef daarmee onder de in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde streefwinst (namelijk 12,0 %).

(127)

De kasstroom van de bedrijfstak van de Unie nam in de beoordelingsperiode toe met 3 %, terwijl het investeringsniveau stabiel bleef.

(128)

Tussen 2015 en het tijdvak van het nieuwe onderzoek steeg het rendement van investeringen, gedefinieerd als de winst als percentage van de netto boekwaarde van de investeringen, met 10 %. In dezelfde periode stegen de gemiddelde lonen licht en volgden zij dezelfde trend als de productiekosten per eenheid.

4.6.8.   Omvang van de dumping en herstel van eerdere dumping

(129)

Zoals hierboven reeds is toegelicht, vond er in de beoordelingsperiode vanuit de VRC geen invoer met dumping plaats, zodat de hoogte van de dumpingmarge niet kon worden bepaald.

(130)

Tijdens de beoordelingsperiode vertoonde de bedrijfstak van de Unie tekenen van herstel van de gevolgen van eerdere dumping. De productie in de Unie, de bezettingsgraad, de verkoop en de investeringen bleven stabiel, terwijl de kasstroom en het rendement van de investeringen zich positief ontwikkelden. De werkgelegenheid van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode zelfs licht toe. Derhalve heeft de Commissie geconcludeerd dat, hoewel het volume van de verkopen niet met de stijging van de vraag op de markt van de Unie overeenstemde aangezien dit gedurende de beoordelingsperiode stabiel bleef, de bedrijfstak van de Unie zich van de dumping in het verleden had hersteld.

4.7.   Conclusie

(131)

De situatie van de bedrijfstak van de Unie verbeterde in de beoordelingsperiode. De meeste schade-indicatoren gaven een positieve of stabiele ontwikkeling te zien. Het feit dat de bedrijfstak van de Unie van de maatregelen heeft geprofiteerd, wordt onder meer geïllustreerd door de hoge bezettingsgraad en de toename van de kasstroom en het rendement van de investeringen. De invoer in de Unie uit de VRC is afkomstig van de enige Chinese producent waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld. Op grond van het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   WAARSCHIJNLIJKHEID VAN HERHALING VAN SCHADE

(132)

Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening heeft de Commissie vervolgens onderzocht hoe waarschijnlijk herhaling van aanmerkelijke schade is indien de maatregelen tegen de VRC zouden komen te vervallen.

(133)

De volgende elementen zijn onderzocht: de productiecapaciteit en de reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, inclusief het bestaan van overwegingen inzake het bestaan van antidumping- of compenserende maatregelen ten aanzien van peroxosulfaten in andere derde landen, het prijsbeleid van Chinese producenten-exporteurs op de markten van andere derde landen, en het effect op de situatie waarin de bedrijfstak van de Unie verkeert.

5.1.   Productiecapaciteit en reservecapaciteit in de VRC

(134)

De VRC is veruit de grootste exporteur van het onderzochte product in de wereld. Uitgaande van de totale waarde die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek werd uitgevoerd, was de EU was de op twee na belangrijkste exportmarkt van de VRC (69).

(135)

Zoals toegelicht in de overwegingen 100 tot en met 101, beschikken de producenten in de VRC over aanzienlijke productiecapaciteit en aanzienlijke geschatte reservecapaciteit die veel groter is dan het totale verbruik in de Unie gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek.

5.2.   Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie

(136)

De markt van de Unie is de grootste importeur ter wereld van het onderzochte product (70). Zoals blijkt uit tabel 1 hierboven, steeg het verbruik van het betrokken product in de Unie tussen 2015 en het eind van het TNO met 8 %. Hieruit blijkt dat het verbruik in de Unie hoog blijft en toeneemt. De markt van de Unie blijft vanwege haar relatief grote omvang en gestaag groeiende vraag aantrekkelijk voor Chinese producenten-exporteurs.

(137)

Daarnaast gelden er in andere derde landen zoals de VS en India handelsbeschermingsmaatregelen tegen de uitvoer van het onderzochte product, waardoor het voor Chinese producenten-exporteurs moeilijker wordt om naar deze markten uit te voeren, en waardoor de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie, waarnaar deze uitvoer kan worden verlegd, verder wordt vergroot.

5.3.   Prijsbeleid van de Chinese producenten-exporteurs

(138)

Een andere factor die aangeeft hoe aantrekkelijk de markt van de Unie is, betreft de prijsstellingsstrategie van Chinese producenten-exporteurs. In dit verband werd een analyse uitgevoerd aan de hand van een vergelijking tussen de verkoopprijzen van de producenten in de Unie en de prijzen af fabriek die de Chinese meewerkende producent in rekening bracht aan derde landen, op cif-niveau gebracht door toevoeging van kosten voor verzekering en vervoer naar de Unie en gecorrigeerd voor kosten na invoer en conventionele rechten. Uit deze berekeningen is gebleken dat de Chinese uitvoerprijzen 26 % onder de verkoopprijzen van de producenten in de Unie liggen wanneer zij op hetzelfde niveau worden vergeleken. Dezelfde analyse werd verricht op basis van alle Chinese uitvoerprijzen die aan derde landen (met uitzondering van de Unie) in rekening werden gebracht volgens de vermelding in de Global Trade Atlas. Uit deze berekeningen is gebleken dat de Chinese uitvoerprijzen 18 % onder de verkoopprijzen van de producenten in de Unie liggen wanneer zij op hetzelfde niveau worden vergeleken. Daarom kan redelijkerwijs worden verwacht dat de Chinese invoer de markt van de Unie zal betreden tegen prijzen die lager zijn dan die welke door de bedrijfstak van de Unie in rekening worden gebracht indien de maatregelen zouden komen te vervallen.

(139)

Gezien de hoge reservecapaciteit in de VRC, de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie en het prijsstellingsgedrag van de Chinese producenten-exporteurs, die zijn samengevat in de overwegingen 134 tot en met 138, is het waarschijnlijk dat, indien de maatregelen komen te vervallen, er reeds op korte termijn aanzienlijke hoeveelheden laaggeprijsde peroxosulfaten beschikbaar komen voor verkoop aan of verlegging naar de Unie.

(140)

Bijgevolg is het waarschijnlijk dat de bedrijfstak van de Unie, die momenteel in staat is aan de vraag in de Unie te voldoen, verkoopvolume en marktaandeel op de markt van de Unie zou verliezen.

5.4.   Effect van de situatie waarin de bedrijfstak van de Unie verkeert

(141)

Om de waarschijnlijke gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie te beoordelen indien de maatregelen zouden komen te vervallen, heeft de Commissie onderzocht wat er waarschijnlijk zou gebeuren met de verkoopprijzen, de omvang van de verkoop en de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie indien laaggeprijsde Chinese invoer de markt van de Unie in aanzienlijke hoeveelheden zou betreden.

(142)

In dit verband wordt eraan herinnerd dat toen de maatregelen tussen 2002 en 2007 wegvielen, de Chinese invoer met dumping steeg van 200 ton in 2001 tot bijna 9 000 ton in 2006, wat heeft geleid tot een daling van de prijzen, een verlies van marktaandeel en een aanzienlijke daling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

(143)

Op basis van de ervaringen uit het verleden en de huidige concurrentiesituatie van de bedrijfstak van de Unie heeft de Commissie onderzocht hoe schade-indicatoren waarschijnlijk zouden worden beïnvloed als de maatregelen zouden komen te vervallen. De Commissie heeft daarom een simulatie uitgevoerd op basis van de volgende veronderstellingen:

a)

de geschatte ontwikkeling van het verkoopvolume was gebaseerd op een combinatie van de historische toename van de volumes toen de maatregelen voor het eerst kwamen te vervallen (d.w.z. toen de Chinese invoer met dumping 9 000 ton bedroeg in 2006), en de huidige concurrentiesituatie van de bedrijfstak van de Unie per productsoort, rekening houdend met de concurrentievoordelen van de bedrijfstak van de Unie voor de verschillende productsoorten (bijvoorbeeld een betere kwaliteit of kortere aanlooptijd), en met het feit dat de toegenomen invoer niet alleen marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie zou overnemen, maar ook van andere derde landen;

b)

de verwachte ontwikkeling van de prijzen van de bedrijfstak van de Unie is gebaseerd op de Chinese uitvoerprijzen die in het tijdvak van het nieuwe onderzoek aan de Unie zijn meegedeeld, verminderd met een deel van de in overweging 99 geconstateerde prijsverschillen, waarbij rekening is gehouden met verschillende productsoorten;

c)

de daaruit voortvloeiende geschatte inkomsten werden vervolgens toegepast op de kostenstructuur van de bedrijfstak van de Unie tijdens het tijdvak van het nieuwe onderzoek, zoals ter plaatse gecontroleerd, om de winstgevendheidscijfers opnieuw te berekenen.

(144)

Uit de simulatie kwam naar voren dat het verstrijken van de maatregelen zou resulteren in een daling van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie van 13 % na één jaar, en van 20 % na 2 jaar, alsmede in een daling van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie van ongeveer 15 %. Als gevolg hiervan zouden de winstgevendheidscijfers veranderen van de huidige niveaus naar een bijna-verliesgevende situatie voor de bedrijfstak van de Unie na één jaar, en een verlieslijdende situatie na 2 jaar.

5.5.   Conclusie

(145)

Op grond van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de intrekking van de maatregelen ten aanzien van de invoer uit de VRC waarschijnlijk zou leiden tot herhaling van aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie binnen een kort tijdsbestek.

6.   BELANG VAN DE BEDRIJFSTAK VAN DE UNIE

(146)

In overweging 144 werd geconcludeerd dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zou verslechteren indien de antidumpingmaatregelen zouden komen te vervallen. Derhalve zou de voortzetting van de maatregelen ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie, aangezien de producenten in de Unie in dat geval hun verkoopvolume, hun marktaandeel, de winstgevendheid en hun algemene economische positie zouden kunnen handhaven. De opheffing van de maatregelen zou daarentegen een bedreiging kunnen vormen voor de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie, daar het aannemelijk is dat in dat geval een hervatting van de invoer tegen dumpingprijzen van grote hoeveelheden van het betrokken product vanuit de VRC naar de Unie zou plaatsvinden, waardoor opnieuw schade aan de bedrijfstak van de Unie zou worden toegebracht.

7.   BELANG VAN DE GEBRUIKERS

(147)

Geen van de gebruikers waarmee contact was opgenomen, diende antwoorden op de vragenlijst in. Eén gebruiker, Wacker Chemie AG, verstrekte evenwel een verklaring waarin hij beweerde dat de maatregelen om diverse redenen moesten worden beëindigd, waarop hieronder wordt ingegaan.

(148)

Ten eerste voerde de gebruiker aan dat de bedrijfstak van de Unie zich ondanks aanzienlijke invoer uit China en aanzienlijke invoer uit andere bronnen tegen vergelijkbare prijzen/vaak dalende prijzen positief heeft ontwikkeld. Daarom zou de bedrijfstak van de Unie bestand moeten zijn tegen verdere concurrentie van Chinese invoer. Ten tweede heeft Wacker Chemie verklaard dat de producenten in de Unie in staat zijn geweest om de prijzen op de EU-markt onafhankelijk van dalende productiekosten te verhogen. Ten slotte zou er bij ontstentenis van de maatregelen meer concurrentie zijn op de markt en zouden peroxosulfaten uit alle bronnen tegen concurrerende prijzen kunnen worden gekocht.

(149)

Zoals in punt 4.7 is vermeld, heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie in het tijdvak van het nieuwe onderzoek geen aanmerkelijke schade heeft geleden en dat de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen tijdens de beoordelingsperiode heeft verhoogd. Deze stijging van de verkoopprijs hield echter verband met een overeenkomstige stijging van de productiekosten (zie overweging 125). Wat de invoerprijzen en -volumes uit de VRC betreft, heeft de Commissie eraan herinnerd dat vrijwel alle invoer in de Unie uit de VRC afkomstig was van de exporteur waarvoor in het oorspronkelijke onderzoek geen dumping werd vastgesteld, en die geen voorwerp is van het onderhavige nieuwe onderzoek. Bovendien vond de invoer uit andere derde landen plaats tegen prijzen die vergelijkbaar zijn met de prijzen van de bedrijfstak van de Unie, en was er sprake van een stijgende in plaats van een dalende trend. Voorts kwam uit het onderzoek naar voren dat de gebruikers vanwege de aard van het product en op grond van het feit dat diverse leveranciers het op de markt aanbieden, gemakkelijk van leverancier kunnen wisselen. Derhalve heeft de Commissie het argument van de gebruiker afgewezen.

(150)

Bovendien bleek uit het oorspronkelijke onderzoek dat de impact van het onderzochte product voor de kosten van downstream producten vrij marginaal is en dat het effect van het antidumpingrecht verwaarloosbaar was (71). De gebruikers verstrekten geen informatie die de in eerdere onderzoeken getrokken conclusies zou ontkrachten dat het effect van het recht op hun activiteiten marginaal zou zijn.

8.   BELANG VAN IMPORTEURS

(151)

Geen van de gecontacteerde importeurs heeft het onderzochte product in aanzienlijke hoeveelheden ingevoerd en derhalve moest geen van hen antwoorden op de vragenlijst verstrekken. Geen van de importeurs die zich aan het begin van het nieuwe onderzoek bij de Commissie bekend hadden gemaakt, heeft opmerkingen ingediend.

(152)

Het onderzoek bevestigde dat de importeurs het product gemakkelijk uit verschillende bronnen kunnen betrekken die momenteel op de markt beschikbaar zijn, met name van de bedrijfstak van de Unie, van exporteurs uit de VS en van de Chinese exporteur die het product zonder dumping aanbieden. De Commissie heeft in het oorspronkelijke onderzoek vastgesteld dat het aandeel van de invoer van peroxosulfaten tussen 0,03 % en 1,3 % van de totale omzet van de importeurs uitmaakte (72). Bij gebrek aan bewijsmateriaal dat deze bevinding zou ontkrachten en overwegende dat de invoer van het onderzochte product in het tijdvak van het nieuwe onderzoek insignificant was, heeft de Commissie derhalve geconcludeerd dat de importeurs niet onevenredig door maatregelen zouden worden getroffen.

9.   CONCLUSIE

(153)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie de verschillende tegenstrijdige belangen afgewogen en bijzondere aandacht besteed aan de noodzaak om de bedrijfstak van de Unie te beschermen tegen de waarschijnlijke herhaling van schade. Bij gebrek aan bewijsmateriaal dat de bevindingen van het oorspronkelijke onderzoek zou ontkrachten, heeft de Commissie geconcludeerd dat de importeurs en de gebruikers niet zodanig geraakt worden dat handhaving van de maatregelen duidelijk onevenredig zou zijn. Gezien het bovenstaande concludeert de Commissie dat er, wat het belang van de Unie betreft, geen dwingende redenen zijn om de bestaande antidumpingmaatregelen niet te handhaven.

10.   VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(154)

Op vrijdag 8 november 2019 heeft de Commissie de belangrijkste feiten en overwegingen meegedeeld op basis waarvan zij voornemens was de antidumpingrechten te handhaven (“mededeling van definitieve bevindingen”), en heeft zij de partijen verzocht opmerkingen te maken. De Commissie heeft van de belanghebbenden geen opmerkingen ontvangen waarin tegen de meegedeelde bevindingen bezwaar werd gemaakt.

(155)

De Commissie heeft de opmerkingen van belanghebbenden overwogen en, voor zover van toepassing, in aanmerking genomen.

11.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(156)

Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op peroxosulfaten van oorsprong uit China moeten worden gehandhaafd.

(157)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het grote verschil in rechten zo veel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de juiste toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De ondernemingen met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur overleggen aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de in artikel 1, lid 3, van deze verordening vastgestelde vereisten. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op “alle andere ondernemingen”.

(158)

Hoewel de douaneautoriteiten van de lidstaten over deze factuur moeten beschikken om ten aanzien van de invoer de individuele antidumpingrechten te kunnen toepassen, is overlegging van die factuur niet de enige factor waarmee de douaneautoriteiten rekening moeten houden. Zelfs als aan hen een factuur wordt overgelegd die voldoet aan alle voorschriften van artikel 1, lid 3, van deze verordening, moeten de douaneautoriteiten van de lidstaten namelijk hun gebruikelijke controles uitvoeren en kunnen zij, net als in alle andere gevallen, aanvullende documenten (vervoersdocumenten enz.) verlangen om de juistheid van de gegevens in de aangifte na te gaan en te waarborgen dat het recht vervolgens terecht wordt toegepast, in overeenstemming met de douanewetgeving.

(159)

Indien het volume van de uitvoer door een van de ondernemingen die een lager individueel recht genieten, in het bijzonder na de instelling van de maatregelen in kwestie aanzienlijk toeneemt, kan dit op zich worden beschouwd als een verandering in de structuur van het handelsverkeer als gevolg van de instelling van maatregelen in de zin van artikel 13, lid 1, van de basisverordening. In dergelijke omstandigheden kan een onderzoek naar ontwijking worden geopend, mits aan de voorwaarden hiervoor is voldaan. Hierbij kan onder meer worden onderzocht of het nodig is een individueel recht of individuele rechten in te trekken en in plaats daarvan het voor het gehele land geldende recht in te stellen.

(160)

Indien een onderneming met een individueel antidumpingrecht later de naam van haar entiteit verandert, kan zij om de verdere toepassing van dit recht verzoeken. Het verzoek moet worden gericht aan de Commissie (73). Het moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging geen invloed heeft op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(161)

Indien, op basis van artikel 109 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (74), een bedrag moet worden terugbetaald na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie, dan geldt als de te betalen rente de rente die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, zoals bekendgemaakt in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Unie op de eerste kalenderdag van elke maand.

(162)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2016/1036 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op peroxosulfaten (persulfaten), met inbegrip van pentakaliumbis(peroxymonosulfaat)bis(sulfaat), momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2833 40 00 en ex 2842 90 80 (Taric-code 2842908020), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.

2.   Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 omschreven en door onderstaande ondernemingen vervaardigde product, is als volgt:

Onderneming

Recht (%)

Aanvullende Taric-code

ABC Chemicals (Shanghai) Co., Ltd, Shanghai

0,0

A820

United Initiators Shanghai Co., Ltd.

24,5

A821

Alle andere ondernemingen

71,8

A999

3.   De individuele rechten voor de in lid 2 vermelde ondernemingen worden uitsluitend toegepast indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur wordt overgelegd die een verklaring bevat die is gedateerd en ondertekend door een met naam en functie geïdentificeerde medewerker van de entiteit die deze factuur heeft opgesteld, en die luidt als volgt: “Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) [betrokken product] die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door [naam en adres van de onderneming] [aanvullende Taric-code] in [betrokken land]. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het recht toegepast dat voor “alle andere ondernemingen” geldt.

4.   Tenzij anders vermeld zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2018/825 (PB L 143 van 7.6.2018, blz. 1).

(2)  PB L 265 van 11.10.2007, blz. 1.

(3)  PB L 338 van 17.12.2013, blz. 11.

(4)  PB C 110 van 23.3.2018, blz. 29).

(5)  PB C 454 van 17.12.2018, blz. 7.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1584 van de 25 september 2019 van de Commissie tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1343/2013 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van peroxosulfaten (persulfaten) van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot onderwerping van deze invoer aan registratie (PB L 246 van 26.9.2019, blz. 19).

(7)  Brussel, 20.12.2017 SWD(2017) 483 final/2; beschikbaar op:

http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156474.pdf

(8)  Mededeling in het dossier van 15 januari: Sherlocknummer t19.000129 (beschikbaar in het niet-vertrouwelijke dossier).

(9)  Mededeling in het dossier van 6 mei: Sherlocknummer t19.002077 (beschikbaar in het niet-vertrouwelijke dossier).

(10)  Rapport blz. 6-7.

(11)  Rapport blz. 10.

(12)  Zie http://en.pkulaw.cn/display.aspx?cgid=311950&lib=law

(13)  Rapport blz. 41, 73-74.

(14)  Rapport blz. 120-121.

(15)  Rapport blz. 122-135.

(16)  Rapport blz. 167-168.

(17)  Rapport blz. 169-170, 200-201.

(18)  Rapport blz. 15-16, blz. 50, blz. 84, blz. 108-9.

(19)  Rapport blz. 26.

(20)  Rapport blz. 31-2.

(21)  https://www.reuters.com/article/us-china-congress-companies-idUSKCN1B40JU

(22)  Rapport blz. 431.

(23)  Rapport blz. 431.

(24)  Rapport blz. 431.

(25)  Rapport blz. 111-150.

(26)  Rapport blz. 41-42, 83.

(27)  Rapport blz. 69.

(28)  Rapport blz. 409.

(29)  Rapport blz. 411.

(30)  Rapport blz. 66.

(31)  Rapport blz. 267-268.

(32)  Rapport blz. 271.

(33)  Rapport blz. 217-234.

(34)  Rapport blz. 431.

(35)  Rapport blz. 223, 231, 408 en 412.

(36)  Rapport blz. 138-149.

(37)  Rapport blz. 216.

(38)  Rapport blz. 213-215.

(39)  Rapport blz. 209-211.

(40)  Zie overweging 58 van Verordening (EG) nr. 390/2007 van de Commissie (PB L 97 van 12.4.2007, blz. 6).

(41)  Zie overwegingen 478-493 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1690 van de Commissie (PB L 283 van 12.11.2018, blz. 1).

(42)  Rapport blz. 332-337.

(43)  Rapport blz. 336.

(44)  Rapport blz. 337-341.

(45)  Rapport blz. 114-117.

(46)  Rapport blz. 119.

(47)  Rapport blz. 120.

(48)  Rapport blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(49)  Rapport blz. 121-122, 126-128, 133-135.

(50)  Rapport blz. 362-3.

(51)  Rapport blz. 127.

(52)  Economic Surveys van de OESO: China 2017, OECD Publishing, Paris, blz. 22. Gedetailleerde cijfers zijn ook te vinden in het door de PBOC uitgegeven Chinese kwartaalverslag over het monetaire beleid. Rapport, blz. 241.

(53)  Rapport blz. 252-255.

(54)  World Bank Open Data — Upper Middle Income, https://data.worldbank.org/income-level/upper-middle-income (geraadpleegd op 27 maart 2019)

(55)  https://connect.ihs.com/gta/standardreports

(56)  Turkish Statistical Institute (Turks Instituut voor Statistiek), http://www.turkstat.gov.tr

(57)  https://orbis4.bvdinfo.com/version-201866/orbis/Companies

(58)  In de loop van het onderzoek merkte de Commissie op dat twee grondstoffen in Turkije werden weergegeven tot een niveau van 12 cijfers, namelijk zwavelzuur en kaliumhydroxide. Bijna alle invoer in Turkije werd onder één code aangegeven, namelijk onder 28 07 00 00 00 19 voor zwavelzuur en onder 28 15 20 00 00 00 voor kaliumhydroxide. Zoals vermeld in de mededeling van 15 januari 2019 heeft de Commissie de zescijferige code van het GS gebruikt.

(59)  http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2090, laatstelijk geraadpleegd op 12 augustus 2019.

(60)  Dit is een statistische nomenclatuur van de economische activiteiten die door Eurostat wordt gebruikt, https://ec.europa.eu/eurostat/web/nace-rev2, as last laatstelijk geraadpleegd op 12 augustus 2019.

(61)  http://www.turkstat.gov.tr/PreIstatistikTablo.do?istab_id=2104, laatstelijk geraadpleegd op 12 augustus 2019.

(62)  http://www.turkstat.gov.tr/PreHaberBultenleri.do?id=30608, laatstelijk geraadpleegd op 12 augustus 2019. 100 kuruș = 1 Turkse lira.

(63)  De gegevens beslaan steeds een halfjaarlijkse periode. De Commissie heeft de gemiddelde prijs in het tijdvak van het nieuwe onderzoek berekend op basis van 25 % van de 2e helft van 2017, 50 % van de 1e helft in 2018, en 25 % van de 2e helft van 2018.

(64)  https://orbis4.bvdinfo.com/version-201988/orbis/1/Companies/report/Index?format=114678F1-A093-E711-8A1A-2C44FD99A5A0&BookSection=GLOBALSTANDARDFORMAT&seq=0

(65)  Zoals vermeld in overweging 5, heeft de Commissie op 26 september 2019 een onderzoek naar ontwijking bij deze invoer geopend. Het onderzoek heeft betrekking op de onderneming ABC Chemicals (Shanghai) Co. Ltd.

(66)  De producent-exporteur verkocht aan 25 landen in Azië, Noord- en Zuid-Amerika, Afrika en Europese landen die geen lid zijn van de Unie.

(67)  In de niet-vertrouwelijke versie van bijlage 4.2.2 b) van het verzoek vermeldden de indieners van het verzoek een lijst van Chinese productiecapaciteiten op basis van bedrijfswebsites.

(68)  De indieners van het verzoek hebben melding gemaakt van de overcapaciteit in de niet-vertrouwelijke versie van het verzoek, punt 4.1.2, blz. 18.

(69)  Op basis van GTA-statistieken.

(70)  Op basis van GTA-statistieken.

(71)  PB L 97 van 12.4.2007, blz. 6.

(72)  PB L 97 van 12.4.2007, blz. 6.

(73)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.

(74)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/43


BESLUIT NR. 2/2019 VAN HET COMITÉ VERVOER OVER LAND GEMEENSCHAP/ZWITSERLAND

van 13 december 2019

betreffende overgangsmaatregelen voor het behoud van een vlot spoorverkeer tussen Zwitserland en de Europese Unie [2020/40]

HET COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat van 21 juni 1999 inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg (hierna “de overeenkomst” genoemd), en met name artikel 52, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Volgens artikel 51, lid 2, van de overeenkomst zorgt het Comité vervoer over land Gemeenschap/Zwitserland (hierna het “Gemengd Comité” genoemd) voor het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst en past het de in de artikelen 52 en 55 bedoelde aanpassings- en herzieningsbepalingen toe.

(2)

Volgens artikel 52, lid 4, van de overeenkomst beslist het Gemengd Comité onder meer bijlage 1 te herzien om, voor zover nodig, op basis van wederkerigheid de betreffende wetswijzigingen daarin te verwerken of besluit het tot andere maatregelen ter waarborging van de goede werking van deze overeenkomst.

(3)

Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité (1) voorziet in de erkenning, op basis van wederkerigheid, van veiligheidscertificaten die aan spoorwegondernemingen zijn afgegeven door een nationale veiligheidsinstantie van een lidstaat of van Zwitserland overeenkomstig Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). Het voorziet ook in de wederzijdse erkenning van de EG-verklaringen van conformiteit en van geschiktheid voor gebruik en EG-keuringsverklaringen, EG-keuringscertificaten, vergunningen voor de indienststelling van subsystemen, voertuigen en voertuigtypen en van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) aangemelde instanties.

(4)

Bij Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn nieuwe eisen vastgesteld voor het in de handel brengen van interoperabiliteitsonderdelen, subsystemen en spoorwegvoertuigen. Bij Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn nieuwe eisen vastgesteld voor de afgifte van unieke veiligheidscertificaten aan spoorwegondernemingen. In die richtlijnen worden ook nieuwe functies toegewezen aan het Spoorwegbureau van de Europese Unie (hierna “het Bureau” genoemd). Het Bureau is met name belast met de afgifte van vergunningen om een voertuig in de handel te brengen en van typegoedkeuringen van voertuigen overeenkomstig de artikelen 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797 (hierna “EU-voertuigvergunningen” genoemd), alsmede met de afgifte van unieke veiligheidscertificaten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/798 (hierna “unieke veiligheidscertificaten” genoemd). De lidstaten moeten deze richtlijnen uiterlijk 16 juni 2019 of, inden zij een kennisgeving hebben gedaan aan de Commissie en het Bureau, 16 juni 2020 hebben omgezet. Vanaf 16 juni 2020 worden de Richtlijnen 2004/49/EG en 2008/57/EG ingetrokken en vervangen door de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798.

(5)

Zwitserland is bovendien voornemens gelijkwaardige wettelijke bepalingen toe te passen op de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798. De nieuwe materiële bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/797 en Richtlijn (EU) 2016/798 moeten derhalve in de overeenkomst worden opgenomen door middel van een herziening van bijlage 1.

(6)

In de huidige vorm van de overeenkomst hebben de instellingen of organen van de Unie niet de mogelijkheid om hun bevoegdheden in Zwitserland uit te oefenen en kan het Gemengd Comité evenmin de overeenkomst in die zin wijzigen. In afwachting van een wijziging van de overeenkomst in het kader van de toepasselijke procedures moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld om een vlot spoorverkeer tussen Zwitserland en de Unie in stand te houden. Daartoe moet worden verduidelijkt dat de naleving van de toepasselijke veiligheids- en interoperabiliteitseisen in Zwitserland kan worden vastgesteld aan de hand van een combinatie van een door het Bureau afgegeven uniek veiligheidscertificaat of EU-voertuigvergunning enerzijds en een controle door Zwitserland van de naleving van de Zwitserse nationale voorschriften anderzijds. Voor de afgifte van unieke veiligheidscertificaten of EU-voertuigvergunningen moet het Bureau als bewijs rekening houden met de beoordeling die Zwitserland met het oog op de afgifte van veiligheidscertificaten of voertuigvergunningen voor het Zwitserse spoorwegnet reeds heeft uitgevoerd van de met het toepasselijke Unierecht overeenstemmende vereisten van de Zwitserse wetgeving.

(7)

De volgens Richtlijn (EU) 2016/797 opgestelde EG-certificaten en EG-verklaringen moeten wederzijds worden erkend.

(8)

Om de administratieve last te beperken, moeten de aanvragers tegelijkertijd een door het Bureau afgegeven uniek veiligheidscertificaat of EU-voertuigvergunning kunnen aanvragen en Zwitserland kunnen verzoeken om een controle van zijn nationale voorschriften. Met datzelfde doel voor ogen moeten de aanvragers gebruik kunnen maken van het éénloketsysteem als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (6). Aan Zwitserland moet toegang tot het éénloketsysteem worden verleend en het Bureau en Zwitserland moeten, voor zover nodig, samenwerken om dit besluit uit te voeren.

(9)

De nationale voorschriften als bedoeld in artikel 13, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797 en artikel 8, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/798, die van toepassing zijn op de afgifte van veiligheidscertificaten en voertuigvergunningen op het Zwitserse grondgebied (hierna de “nationale voorschriften” genoemd), moeten voor publicatie worden aangemeld door middel van het in artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde IT-systeem. De gebieden waarop de Zwitserse nationale voorschriften van toepassing zijn, moeten in bijlage 1 bij de overeenkomst worden opgesomd.

(10)

Zwitserland en de Europese Unie moeten de overtollige nationale voorschriften verwijderen die de interoperabiliteit en het vlotte spoorverkeer tussen Zwitserland en de Europese Unie belemmeren. Bepaalde Zwitserse nationale voorschriften die zijn opgesomd in bijlage 1 bij de overeenkomst kunnen onverenigbaar zijn met de technische specificaties inzake operabiliteit en moeten voor 31 december 2020 worden herzien met het oog op de schrapping, de wijziging of het behoud ervan.

(11)

Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité moet worden ingetrokken. Aangezien bepaalde lidstaten Richtlijn (EU) 2016/797 en Richtlijn (EU) 2016/798, overeenkomstig die richtlijnen, pas op 16 juni 2020 zullen omzetten, moeten artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, van dat besluit van het Gemengd Comité evenwel ten aanzien van de desbetreffende lidstaten van toepassing blijven tot en met die datum.

(12)

Overeenkomstig Besluit nr. 1/2013 erkende EG-verklaringen van conformiteit en van geschiktheid voor gebruik, EG-keuringsverklaringen, EG-keuringscertificaten en vergunningen voor de indienststelling van subsystemen, voertuigen of voertuigtypen en veiligheidscertificaten moeten verder worden erkend onder de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven.

(13)

In afwachting van de wijziging van de overeenkomst teneinde de rol van het Bureau op het gebied van veiligheidscertificaten en voertuigvergunningen uit te breiden tot het Zwitserse spoorwegnet, moeten de overgangsbepalingen van dit besluit van toepassing blijven tot en met 31 december 2020. Indien het waarschijnlijk is dat de wettelijke bepalingen die gelijkwaardig zijn aan Verordening (EU) 2016/796 en de Richtlijnen (EU) 2016/797 en (EU) 2016/798 niet uiterlijk 31 december 2020 van toepassing zullen zijn, moet het Gemengd Comité onderzoeken of de overgangsmaatregelen na 31 december 2020 van toepassing kunnen blijven,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage 1 bij de overeenkomst wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   De naleving van de toepasselijke eisen voor het gebruik van het Zwitserse spoorwegnet door een spoorwegonderneming kan worden vastgesteld door een combinatie van:

een door het Bureau overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/798 afgegeven uniek veiligheidscertificaat en

een besluit van Zwitserland om de naleving van de in artikel 6, lid 1, bedoelde Zwitserse nationale voorschriften te controleren.

Voor de toepassing van de eerste alinea erkent Zwitserland de door het Bureau overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn (EU) 2016/798 afgegeven unieke veiligheidscertificaten.

De nationale Zwitserse autoriteiten controleren de naleving van de nationale voorschriften binnen de in artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/763 van de Commissie (7) vastgestelde termijnen.

2.   Teneinde een uniek veiligheidscertificaat voor het gebruik van het spoorwegnet van de Europese Unie te kunnen afgeven, houdt het Bureau als bewijs rekening met de beoordeling die Zwitserland met het oog op de afgifte van veiligheidscertificaten voor het Zwitserse spoorwegnet reeds heeft uitgevoerd van de met het toepasselijke Unierecht overeenstemmende vereisten van de Zwitserse wetgeving.

3.   Een aanvrager kan tegelijkertijd een uniek veiligheidscertificaat aanvragen en verzoeken om een besluit ter controle van de naleving van de Zwitserse nationale voorschriften. In dat geval werken het Bureau en Zwitserland samen om ervoor te zorgen dat de besluiten inzake de aanvraag van een uniek veiligheidscertificaat en een controle van de naleving van de Zwitserse nationale voorschriften worden afgegeven binnen de in artikel 6 van Verordening (EU) 2018/763 vastgestelde termijnen en overeenkomstig lid 1, derde alinea.

Artikel 3

1.   De naleving van de toepasselijke voorschriften inzake een vergunning voor het gebruik van een voertuig op het Zwitserse spoorwegnet kan worden vastgesteld door een combinatie van:

een door het Bureau overeenkomstig artikel 21 of 24 van Richtlijn (EU) 2016/797 afgegeven EU-vergunning voor een voertuig en

een besluit van Zwitserland om de naleving van de in artikel 6, lid 1, bedoelde Zwitserse nationale voorschriften te controleren.

Voor de toepassing van de eerste alinea erkent Zwitserland de door het Bureau afgegeven EU-voertuigvergunningen overeenkomstig de artikelen 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797.

Zwitserland controleert de naleving van de nationale voorschriften binnen de in artikel 34 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (8) vastgestelde termijnen.

2.   Voor de afgifte van een EU-voertuigvergunning voor het gebruik van een voertuig op het spoorwegnet van de Europese Unie moet het Bureau als bewijs rekening houden met de beoordeling die Zwitserland met het oog op de afgifte van voertuigvergunningen voor het Zwitserse spoorwegnet reeds heeft uitgevoerd van de met het toepasselijke Unierecht overeenstemmende vereisten van de Zwitserse wetgeving.

3.   Een aanvrager kan tegelijkertijd een EU-voertuigvergunning aanvragen en verzoeken om een besluit ter controle van de naleving van de Zwitserse nationale voorschriften. In dat geval werken het Bureau en Zwitserland samen om ervoor te zorgen dat de besluiten inzake de aanvraag van een EU-voertuigvergunning en een controle van de naleving van de Zwitserse nationale voorschriften worden afgegeven binnen de in artikel 34 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 vastgestelde termijnen en overeenkomstig lid 1, derde alinea.

Artikel 4

1.   Worden erkend op basis van wederkerigheid:

a)

de EG-certificaten van conformiteit of geschiktheid voor gebruik als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797, die zijn afgegeven door een aangemelde instantie;

b)

de EG-verklaringen van conformiteit of geschiktheid voor gebruik als bedoeld in artikel 9 en artikel 10, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797, die zijn opgesteld door de fabrikant of zijn gemachtigde;

c)

de EG-keuringscertificaten als bedoeld in bijlage IV bij Richtlijn (EU) 2016/797, die zijn afgegeven door een aangemelde instantie;

d)

de EG-keuringsverklaringen als bedoeld in artikel 15, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797, die zijn opgesteld door de aanvrager;

e)

de lijst van conformiteitsbeoordelingsinstanties van Zwitserland en de Europese Unie als bedoeld in artikel 38 van Richtlijn (EU) 2016/797.

2.   Zwitserland stelt de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 37 van Richtlijn (EU) 2016/797 in kennis van de in Zwitserland gevestigde conformiteitsbeoordelingsinstanties.

De Zwitserse aangemelde instanties mogen hun activiteiten uitoefenen onder de bij Richtlijn (EU) 2016/797 vastgestelde voorwaarden en zolang zij aan de eisen van Richtlijn (EU) 2016/797 voldoen.

De Commissie maakt de lijst van de aangemelde Zwitserse instanties openbaar.

Artikel 5

1.   Aanvragen voor een besluit om de naleving van de in artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, bedoelde nationale Zwitserse voorschriften te controleren, worden ingediend via het in artikel 12 van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde éénloketsysteem.

2.   De in artikel 2, lid 3, en artikel 3, lid 3, bedoelde aanvragen worden ingediend via het éénloketsysteem.

3.   Zwitserland registreert een afschrift van zijn besluit ter controle van de naleving van de nationale voorschriften in het éénloketsysteem.

4.   Zwitserland heeft voor de toepassing van dit besluit toegang tot het éénloketsysteem.

Artikel 6

1.   De Zwitserse nationale voorschriften kunnen een aanvulling op of een afwijking van de eisen van de Europese Unie vormen voor zover die voorschriften betrekking hebben op de technische parameters van de subsystemen, de operationele aspecten en de aspecten in verband met het personeel dat de in bijlage 1 bij de overeenkomst opgesomde veiligheidstaken verricht.

2.   Met het oog op de publicatie van de in lid 1 bedoelde nationale voorschriften stelt Zwitserland het Bureau van die voorschriften in kennis via het in artikel 27 van Verordening (EU) 2016/796 bedoelde IT-systeem.

Artikel 7

1.   Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité wordt vanaf de datum van de inwerkingtreding van dit besluit ingetrokken.

2.   Artikel 2, lid 1, en artikel 3, lid 1, van Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité blijven van toepassing tot en met 16 juni 2020 ten aanzien van de lidstaten die overeenkomstig artikel 57, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/797 of artikel 33, lid 2, van Richtlijn (EU) 2016/798 een kennisgeving hebben ingediend bij het Bureau en de Commissie.

3.   De erkenning van op grond van Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité erkende EG-verklaringen van conformiteit of van geschiktheid voor gebruik, EG-keuringscertificaten en EG-keuringsverklaringen blijft geldig onder de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven.

4.   De erkenning van op grond van Besluit nr. 1/2013 van het Gemengd Comité erkende veiligheidscertificaten en vergunningen voor de indienststelling van subsystemen, voertuigen en voertuigtypen blijft geldig onder de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

De artikelen 2, 3, 4 en 5 zijn van toepassing tot en met 31 december 2020.

Gedaan te Brussel, 13 december 2019.

Voor de Europese Unie

De voorzitter

Elisabeth WERNER

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

Peter FÜGLISTALER


(1)  Besluit nr. 1/2013 van het Comité vervoer over land Gemeenschap/Zwitserland van 6 december 2013 tot wijziging van bijlage 1 van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake het goederen- en personenvervoer per spoor en over de weg (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 79).

(2)  Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (spoorwegveiligheidsrichtlijn) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44).

(3)  Richtlijn nr. 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).

(4)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).

(5)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).

(6)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/763 van de Commissie van 9 april 2018 tot vaststelling van praktische regelingen voor de afgifte van unieke veiligheidscertificaten aan spoorwegondernemingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 49).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).


BIJLAGE

BIJLAGE 1

TOEPASSELIJKE BEPALINGEN

Overeenkomstig artikel 52, lid 6, van deze overeenkomst past Zwitserland wettelijke bepalingen toe die gelijkwaardig zijn aan de hieronder vermelde bepalingen:

Relevante bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie

Deel 1 — Toegang tot het beroep

Richtlijn 2006/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (gecodificeerde versie) (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 82).

Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 51), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 72), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Met het oog op de toepassing van deze overeenkomst:

a)

ontslaan de Europese Unie en de Zwitserse Bondsstaat iedere onderdaan van de Zwitserse Bondsstaat, een lidstaat van de Europese Unie en een lidstaat van de Europese Economische Ruimte van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest;

b)

mag de Zwitserse Bondsstaat onderdanen van andere staten dan bedoeld onder a) alleen van de verplichting om in het bezit te zijn van een bestuurdersattest ontslaan na raadpleging en met instemming van de Europese Unie;

c)

zijn de bepalingen van hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 1072/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.

Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 (PB L 300 van 14.11.2009, blz. 88), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 517/2013 van de Raad van 13 mei 2013 (PB L 158 van 10.6.2013, blz. 1).

Voor de toepassing van deze overeenkomst is hoofdstuk V van Verordening (EG) nr. 1073/2009 (inzake cabotage) niet van toepassing.

Besluit 2009/992/EU van de Commissie van 17 december 2009 betreffende minimumeisen voor de in het nationale elektronische register van wegvervoerondernemingen in te voeren gegevens (PB L 339 van 22.12.2009, blz. 36).

Verordening (EU) nr. 1213/2010 van de Commissie van 16 december 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor de onderlinge koppeling van nationale elektronische registers van wegvervoerondernemingen (PB L 335 van 18.12.2010, blz. 21).

Verordening (EU) nr. 361/2014 van de Commissie van 9 april 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees Parlement en de Raad aangaande de documenten voor het internationale personenvervoer met touringcars en autobussen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2121/98 van de Commissie (PB L 107 van 10.4.2014, blz. 39).

Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de classificatie van ernstige inbreuken op de wetgeving van de Unie die tot verlies van de betrouwbaarheidsstatus van wegvervoerondernemers kunnen leiden, en tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).

Deel 2 — Sociale normen

Richtlijn 2002/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 betreffende de organisatie van de arbeidstijd van personen die mobiele werkzaamheden in het wegvervoer uitoefenen (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 35).

Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad en Richtlijn 91/439/EEG van de Raad en tot intrekking van Richtlijn 76/914/EEG van de Raad (PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4).

Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 3821/85 en (EG) nr. 2135/98 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad (PB L 102 van 11.4.2006, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/403 van de Commissie van 18 maart 2016 (PB L 74 van 19.3.2016, blz. 8).

Verordening (EU) nr. 581/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 inzake de maximumtermijnen voor het downloaden van relevante gegevens van voertuigunits en bestuurderskaarten (PB L 168 van 2.7.2010, blz. 16).

Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en van de Raad van 4 februari 2014 betreffende tachografen in het wegvervoer, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende het controleapparaat in het wegvervoer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 1).

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/68 van de Commissie van 21 januari 2016 betreffende gemeenschappelijke procedures en specificaties die nodig zijn voor de onderlinge verbinding van elektronische registers van bestuurderskaarten (PB L 15 van 22.1.2016, blz. 51), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1503 van de Commissie van 25 augustus 2017 (PB L 221 van 26.8.2017, blz. 10).

Uitvoeringsverordening (EU) 2016/799 van de Commissie van 18 maart 2016 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 165/2014 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de eisen voor de constructie, het testen, de installatie, de exploitatie en de reparatie van tachografen en tachograafonderdelen (PB L 139 van 26.5.2016, blz. 1), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/502 van de Commissie van 28 februari 2018 (PB L 85 van 28.3.2018, blz. 1).

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/548 van de Commissie van 23 maart 2017 tot vaststelling van een standaardformulier voor de schriftelijke verklaring over de verwijdering of verbreking van de verzegeling van een tachograaf (PB L 79 van 24.3.2017, blz. 1).

Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/1013 van de Commissie van 30 maart 2017 tot vaststelling van het standaardschema als bedoeld in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 153 van 16.6.2017, blz. 28).

Deel 3 — Technische normen

Motorvoertuigen

Richtlijn 70/157/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het toegestane geluidsniveau en de uitlaatinrichting van motorvoertuigen (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 16), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/34/EG van de Commissie van 14 juni 2007 (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 49).

Richtlijn 88/77/EEG van de Raad van 3 december 1987 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 36 van 9.2.1988, blz. 33), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/27/EG van de Commissie van 10 april 2001 (PB L 107 van 18.4.2001, blz. 10).

Richtlijn 91/671/EEG van de Raad van 16 december 1991 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 26), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/37/EU van de Commissie van 27 februari 2014 (PB L 59 van 28.2.2014, blz. 32).

Richtlijn 92/6/EEG van de Raad van 10 februari 1992 betreffende de installatie en het gebruik, in de Gemeenschap, van snelheidsbegrenzers in bepaalde categorieën motorvoertuigen (PB L 57 van 2.3.1992, blz. 27), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/85/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 (PB L 327 van 4.12.2002, blz. 8).

Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59), zoals gewijzigd bij Richtlijn 2002/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 februari 2002 (PB L 67 van 9.3.2002, blz. 47).

Verordening (EG) nr. 2411/98 van de Raad van 3 november 1998 inzake de erkenning van het onderscheidingsteken van de lidstaat van inschrijving van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan in het verkeer binnen de Gemeenschap (PB L 299 van 10.11.1998, blz. 1).

Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer (PB L 203 van 10.8.2000, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2010/47/EU van de Commissie van 5 juli 2010 (PB L 173 van 8.7.2010, blz. 33).

Richtlijn 2005/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot maatregelen tegen de emissie van verontreinigende gassen en deeltjes door voertuigmotoren met compressieontsteking en de emissie van verontreinigende gassen door op aardgas of vloeibaar petroleumgas lopende voertuigmotoren met elektrische ontsteking (PB L 275 van 20.10.2005, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/74/EG van de Commissie van 18 juli 2008 (PB L 192 van 19.7.2008, blz. 51).

Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 133/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 (PB L 47 van 18.2.2014, blz. 1).

Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 200 van 31.7.2009, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2016/1004 van 22 juni 2016 (PB L 165 van 23.6.2016, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 582/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van de bijlagen I en III bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 167 van 25.6.2011, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 627/2014 van 12 juni 2014 (PB L 174 van 13.6.2014, blz. 28).

Richtlijn 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 51).

Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 131), zoals gewijzigd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1576 van de Commissie van 26 juni 2017 (PB L 239 van 19.9.2017, blz. 3).

Vervoer van gevaarlijke goederen

Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (PB L 249 van 17.10.1995, blz. 35), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2008/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 (PB L 162 van 21.6.2008, blz. 11).

Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/1846 van de Commissie van vrijdag 23 november 2018 (PB L 299 van 26.11.2018, blz. 58).

Met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst gelden de volgende afwijkingen van Richtlijn 2008/68/EG in Zwitserland:

1.   Wegvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.

RO — a — CH — 1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: afwijkingen met betrekking tot de vervoerde hoeveelheden per vervoerseenheid, voorschriften voor de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN-nummer 1202 die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, komen in aanmerking voor de afwijkingen in punt 1.1.3.6 ADR.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punten 1.1.3.6.3, onder b), en 6.14, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RO — a — CH — 2

Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen als gedefinieerd onder 1.1.3.6.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 1.1.3.6 en 5.4.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.

Inhoud van de nationale wetgeving: voor het vervoer van ongereinigde lege houders van categorie 4 en volle of lege gascilinders voor ademhalingsapparatuur voor noodhulpdiensten of voor duikapparatuur, in hoeveelheden die de grenswaarden van punt 1.1.3.6 niet overschrijden, geldt de in punt 5.4.1 gestelde verplichting om een vervoersdocument bij te hebben niet.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3, onder c), van de verordening va 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RO — a — CH — 3

Betreft: vervoer van ongereinigde lege tanks door bedrijven die diensten verlenen aan opslagfaciliteiten voor vloeistoffen die gevaarlijk zijn voor water.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 6.5, 6.8, 8.2 en 9.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Vervaardiging, uitrusting en inspectie van tanks en voertuigen; bestuurdersopleiding.

Inhoud van de nationale wetgeving: voertuigen en ongereinigde lege tanks/houders die worden gebruikt door bedrijven die diensten verlenen aan opslagfaciliteiten voor vloeistoffen welke gevaarlijk zijn voor water en die bestemd zijn om vloeistoffen op te vangen terwijl stationaire tanks worden onderhouden, vallen niet onder de in de ADR vastgestelde regels inzake vervaardiging, uitrusting en inspectie, noch onder de regels inzake etikettering en identificatie aan de hand van oranje borden. Ze vallen onder bijzondere etiketterings- en identificatieregels, en de bestuurder van het voertuig hoeft de in 8.2 beschreven opleiding niet te hebben gevolgd.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.6.3.10, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2023.

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder b), i), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land.

RO — bi — CH — 1

Betreft: vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat naar afvalverwijderingsinstallaties.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 2, 4.1.10, 5.2 en 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, gecombineerde verpakking, markering en etikettering, documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: de regels hebben onder meer betrekking op de vereenvoudigde classificatie van huishoudelijk afval dat (huishoudelijke) gevaarlijke goederen bevat door een deskundige die erkend is door de bevoegde autoriteit, op het gebruik van aangepaste houders en op bestuurdersopleidingen. Huishoudelijk afval dat niet door de deskundige kan worden geclassificeerd, mag in kleine hoeveelheden, die per pakket en per vervoerseenheid zijn geïdentificeerd, worden vervoerd naar een behandelingsinstallatie.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.7, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: deze regels mogen alleen worden toegepast op het vervoer van huishoudelijk afval dat gevaarlijke goederen bevat tussen openbare behandelingsvestigingen en afvalverwijderingsinstallaties.

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RO — bi — CH — 2

Betreft: terugvervoer van vuurwerk.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punten 2.1.2, 5.4.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie en documentatie.

Inhoud van de nationale wetgeving: om het terugvervoer van vuurwerk met UN-nummers 0335, 0336 en 0337 van detailhandelaars naar leveranciers te vergemakkelijken, is voorzien in vrijstellingen van de vermelding van het nettogewicht en de productclassificatie in het vervoersdocument.

Referentie van de nationale wetgeving: aanhangsel 1, punt 1.1.3.8, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Toelichting: een gedetailleerde controle van de exacte inhoud van elk niet-verkocht product in elke verpakking is praktisch onmogelijk voor producten die voor de detailhandel zijn bestemd.

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RO — bi — CH — 3

Betreft: ADR-opleidingscertificaat voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren, herstellingen uit te voeren, tankvoertuigen en tanks te inspecteren, en reizen met tankvoertuigen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van het voertuig in kwestie.

Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, van de richtlijn: punt 8.2.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bestuurders moeten een opleiding volgen.

Inhoud van de nationale wetgeving: ADR-opleiding en certificaten zijn niet vereist voor reizen die worden ondernomen om defecte voertuigen te vervoeren of voor testritten na herstellingen, voor reizen met tankvoertuigen teneinde het tankvoertuig/de tank te inspecteren en voor reizen door deskundigen die verantwoordelijk zijn voor de inspectie van tankvoertuigen.

Referentie van de nationale wetgeving: instructies van 30 september 2008 van het federale departement milieu, vervoer, energie en communicatie (DETEC) met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.

Toelichting: in sommige gevallen bevatten defecte voertuigen of voertuigen die worden hersteld en tankvoertuigen die worden voorbereid op een technische inspectie of worden gecontroleerd, op het ogenblik van de inspectie nog steeds gevaarlijke goederen.

De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing.

Vervaldatum: 1 januari 2023.

2.   Spoorvervoer

Afwijkingen voor Zwitserland krachtens artikel 6, lid 2, onder a), van Richtlijn 2008/68/EG van 24 september 2008 betreffende het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen.

RA — a — CH — 1

Betreft: vervoer van dieselbrandstof en stookolie met UN-nummer 1202 in tankcontainers.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van de richtlijn: punt 6.8.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Regels met betrekking tot de constructie van tanks.

Inhoud van de nationale wetgeving: tankcontainers met een capaciteit van hoogstens 1 210 l voor het vervoer van stookolie of dieselbrandstof met UN-nummer 1202 die niet overeenkomstig 6.8 maar overeenkomstig de nationale wetgeving zijn vervaardigd, zijn toegestaan.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-verordening van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD; RS 742.401.6) en aanhangsel 1, hoofdstuk 6.14, van de verordening van 29 november 2002 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (SDR; RS 741.621).

Vervaldatum: 1 januari 2023.

RA — a — CH — 2

Betreft: vervoersdocument.

Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, van de richtlijn: punt 5.4.1.1.1.

Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.

Inhoud van de nationale wetgeving: het gebruik van een collectieve benaming in het vervoersdocument is toegestaan als bij dat vervoersdocument een lijst is gevoegd met de bovenvermelde informatie.

Referentie van de nationale wetgeving: bijlage bij de DETEC-verordening van 3 december 1996 inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor en kabelspoor (RSD; RS 742.401.6).

Vervaldatum: 1 januari 2023.

Richtlijn 2010/35/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2010 betreffende vervoerbare drukapparatuur en houdende intrekking van Richtlijnen 76/767/EEG, 84/525/EEG, 84/526/EEG, 84/527/EEG en 1999/36/EG van de Raad (PB L 165 van 30.6.2010, blz. 1).

Deel 4 — Toegangs- en transitorechten voor het spoor

Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap (PB L 237 van 24.8.1991, blz. 25).

Richtlijn 95/18/EG van de Raad van 19 juni 1995 betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 70).

Richtlijn 95/19/EG van de Raad van 19 juni 1995 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van gebruiksrechten voor de infrastructuur (PB L 143 van 27.6.1995, blz. 75).

Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van Richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen, en van Richtlijn 2001/14/EG van de Raad inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering (“spoorwegveiligheidsrichtlijn”) (PB L 164 van 30.4.2004, blz. 44), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/88/EU van de Commissie van 9 juli 2014 (PB L 201 van 10.7.2014, blz. 9).

Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 inzake de certificering van machinisten die locomotieven en treinen op het spoorwegsysteem van de Gemeenschap besturen (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 51), zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2016/882 van de Commissie van 1 juni 2016 (PB L 146 van 3.6.2016, blz. 22).

Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie van 13 juni 2007 betreffende het gebruik van een gemeenschappelijk Europees formaat voor veiligheidscertificaten en aanvraagdocumenten overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad en betreffende de geldigheid van overeenkomstig Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad afgegeven veiligheidscertificaten (PB L 153 van 14.6.2007, blz. 9), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).

Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30), zoals gewijzigd bij Besluit 2011/107/EU van de Commissie van 10 februari 2011 (PB L 43 van 17.2.2011, blz. 33).

Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2014/38/EU van de Commissie van 10 maart 2014 (PB L 70 van 11.3.2014, blz. 20).

Beschikking 2009/965/EG van de Commissie van 30 november 2009 betreffende het referentiedocument als bedoeld in artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 341 van 22.12.2009, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2299 van de Commissie van 17 november 2015 (PB L 324 van 10.12.2015, blz. 15).

Verordening (EU) nr. 36/2010 van de Commissie van 3 december 2009 inzake communautaire modellen voor vergunningen van machinisten, aanvullende bevoegdheidsbewijzen, gewaarmerkte afschriften van aanvullende bevoegdheidsbewijzen en aanvraagformulieren voor vergunningen van machinisten, in het kader van Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 13 van 19.1.2010, blz. 1).

Besluit 2010/713/EU van de Commissie van 9 november 2010 inzake de modules voor de procedure voor de beoordeling van de conformiteit, de geschiktheid voor gebruik en de EG-keuring die moeten worden toegepast in het kader van de overeenkomstig Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde technische specificaties inzake interoperabiliteit (PB L 319 van 4.12.2010, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 1158/2010 van de Commissie van 9 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 326 van 10.12.2010, blz. 11).

Verordening (EU) nr. 1169/2010 van de Commissie van 10 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van veiligheidscertificaten voor spoorwegen (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 13).

Verordening (EU) nr. 201/2011 van de Commissie van 1 maart 2011 betreffende het model voor de verklaring van overeenstemming met een goedgekeurd type spoorvoertuig (PB L 57 van 2.3.2011, blz. 8).

Besluit 2011/275/EU van de Commissie van 26 april 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “infrastructuur” van het conventionele trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 126 van 14.5.2011, blz. 53), zoals gewijzigd bij Besluit 2012/464/EU van de Commissie van 23 juli 2012 (PB L 217 van 14.8.2012, blz. 20).

Verordening (EU) nr. 445/2011 van de Commissie van 10 mei 2011 betreffende een systeem voor de certificering van met het onderhoud van goederenwagons belaste entiteiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 653/2007 (PB L 122 van 11.5.2011, blz. 22).

Verordening (EU) nr. 454/2011 van de Commissie van 5 mei 2011 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen ten dienste van passagiers van het trans-Europees spoorwegsysteem (PB L 123 van 12.5.2011, blz. 11), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/775 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 van 27.5.2019, blz. 103).

Uitvoeringsbesluit 2011/665/EU van de Commissie van 4 oktober 2011 inzake het Europees register van goedgekeurde spoorwegvoertuigtypen (PB L 264 van 8.10.2011, blz. 32).

Besluit 2011/765/EU van de Commissie van 22 november 2011 inzake criteria voor de erkenning van opleidingscentra voor treinbestuurders, inzake criteria voor de erkenning van examinatoren van treinbestuurders en inzake criteria voor de organisatie van examens overeenkomstig Richtlijn 2007/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 314 van 29.11.2011, blz. 36).

Besluit 2012/88/EU van de Commissie van 25 januari 2012 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het trans-Europese spoorwegsysteem (PB L 51 van 23.2.2012, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Besluit (EU) 2015/14 van de Commissie van 5 januari 2015 (PB L 3 van 7.1.2015, blz. 44).

Besluit 2012/757/EU van de Commissie van 14 november 2012 betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG (PB L 345 van 15.12.2012, blz. 1), zoals gewijzigd bij Besluit 2013/710/EU van de Commissie van 2 december 2013 (PB L 323 van 4.12.2013, blz. 35).

De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:

CH-TSI OPE-001: spoorwegexploitatie: opname van mondelinge communicatie (ETF-GI) (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Besluit 2012/757/EU en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI OPE-002: spoorwegexploitatie: communicatiemethode (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Besluit 2012/757/EU en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI OPE-003: spoorwegexploitatie: voertaal (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Besluit 2012/757/EU en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI OPE-004: spoorwegexploitatie: noodoproep (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Besluit 2012/757/EU en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht).

Verordening (EU) nr. 1078/2012 van de Commissie van 16 november 2012 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de controle die moet worden uitgevoerd door met onderhoud belaste entiteiten alsmede door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders nadat zij een veiligheidscertificaat of veiligheidsvergunning hebben ontvangen (PB L 320 van 17.11.2012, blz. 8).

Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/924 van de Commissie van 8 juni 2015 (PB L 150 van 17.6.2015, blz. 10).

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 402/2013 van de Commissie van 30 april 2013 betreffende de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 352/2009 (PB L 121 van 3.5.2013, blz. 8), zoals gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1136 van de Commissie van 13 juli 2015 (PB L 185 van 14.7.2015, blz. 6).

Uitvoeringsbesluit 2014/880/EU van de Commissie van 26 november 2014 inzake de gemeenschappelijke specificaties van het register van de spoorweginfrastructuur en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2011/633/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 489).

Verordening (EU) nr. 1300/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende de toegankelijkheid van het spoorwegsysteem in de Unie voor gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 1), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/772 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 I van 27.5.2019, blz. 1).

Verordening (EU) nr. 1301/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “energie” van het spoorwegsysteem in de Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 179), gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/868 van de Commissie van 13 juni 2018 (PB L 149 van 14.6.2018, blz. 16).

Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 228), laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/868 van de Commissie van 13 juni 2018 (PB L 149 van 14.6.2018, blz. 16).

De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:

CH-TSI LOC&PAS-001: breedte van de stroomafnemerkop;

CH-TSI LOC&PAS-002: scherpe wissels/rijtest op wissels;

CH-TSI LOC&PAS-003: kleine boogstraal r < 250 m;

CH-TSI LOC&PAS-004: dwarskrachten op het spoor;

CH-TSI LOC&PAS-005: verkantingstekort;

CH-TSI LOC&PAS-006: homologatie van de kantelbakvoertuigen die de voertuigen van de N-reeks opvolgen;

CH-TSI LOC&PAS-007: wielflenssmering;

CH-TSI LOC&PAS-009: uitlaatemissies van dieselmaterieel (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-010: frontsein: 3 × rood;

CH-TSI LOC&PAS-011: beperking van het tractievermogen;

CH-TSI LOC&PAS-012: geleidingsvermogen;

CH-TSI LOC&PAS-013: interactie tussen stroomafnemer en rijdraad;

CH-TSI LOC&PAS-014: compatibiliteit met apparatuur die controleert of het spoor vrij is;

CH-TSI LOC&PAS-017: vrijeruimteprofiel;

CH-TSI LOC&PAS-018: minimumboogstraal;

CH-TSI LOC&PAS-019: signaal “non leading input” voor het kopvoertuig (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-020: signaal “sleeping input” bij de exploitatie van gekoppelde motorvoertuigen of stuurstandrijtuigen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-022: resetten van de noodrem (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-025: beveiliging van het systeem voor de ontkoppeling van de ETCS-treinapparatuur (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-026: SIGNUM/ZUB niet toegestaan op voertuigen die zijn uitgerust met ERTMS/ETCS Baseline 3;

CH-TSI LOC&PAS-027: handmatige radiobesturing tijdens het rangeren (rangeermodus) (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-028: vrijeruimteprofiel, deuren;

CH-TSI LOC&PAS-029: ontsporingsbeveiliging Y/Q;

CH-TSI LOC&PAS-030: gebruik van remsystemen die niet op basis van adhesie werken;

CH-TSI LOC&PAS-031: veilige tractieuitschakeling (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-035: toereikend remvermogen van de noodrem (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI LOC&PAS-037: bedrijfsrem ETCS (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) nr. 1302/2014 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht).

Verordening (EU) nr. 1303/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit betreffende “veiligheid in spoorwegtunnels” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 394).

Verordening (EU) nr. 1304/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — geluidsemissies”, tot wijziging van Beschikking 2008/232/EG en tot intrekking van Besluit 2011/229/EU (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 421).

Verordening (EU) nr. 1305/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem telematicatoepassingen voor goederenvervoer van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 62/2006 (PB L 356 van 12.12.2014, blz. 438), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/778 van de Commissie van 16 mei 2019 (PB L 139 van 27.5.2019, blz. 356).

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/171 van de Commissie van 4 februari 2015 betreffende bepaalde aspecten van de procedure voor de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen (PB L 29 van 5.2.2015, blz. 3).

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/909 van de Commissie van 12 juni 2015 betreffende de modaliteiten voor de berekening van de kosten die rechtstreeks uit de exploitatie van de treindienst voortvloeien (PB L 148 van 13.6.2015, blz. 17).

Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikel 7 (leden 1 t.e.m. 3), artikelen 8 t.e.m. 10, artikelen 12, 15, 17, 21 (behalve lid 7), 22 t.e.m. 25, 27 t.e.m. 42, 44, 45 en 49, en de bijlagen II, III en IV.

Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102). In Zwitserland gelden alleen de volgende bepalingen: artikelen 9, 10 (behalve lid 7), 13, 14 en 17 en bijlage III.

Verordening (EU) 2016/919 van de Commissie van 27 mei 2016 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van de subsystemen besturing en seingeving van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 158 van 15.6.2016, blz. 1).

De volgende nationale voorschriften als bedoeld in artikel 6 van Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité zijn van toepassing in Zwitserland:

CH-TSI CCS-003: activering/deactivering van de transmissie van het 44-pack naar de ZUB/SIGNUM-systemen;

CH-TSI CCS-005: “Quality of Service”-certificaat voor de overdracht van GSM-R-gegevens (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-006: verlies van het signaal “non leading permitted” in de bedrijfsmodus “non leading”(regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-007: regel inzake de remcurves voor ERTMS/ETCS Baseline 2;

CH-TSI CCS-008: minimale uitvoering van wijzigingsverzoeken (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-011: Euroloopfunctie;

CH-TSI CCS-015: gelijktijdig beheer van twee GSM-R-datakanalen;

CH-TSI CCS-016: gebruik van landspecifieke weergaven en functies (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-018: verbod op het STM/NTC-niveaus voor ZUB/Signum;

CH-TSI CCS-019: automatische verwerving en weergave van treingegevens (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-022: achteruit rijden in bedrijfsmodus “unfitted”;

CH-TSI CCS-023: weergave van tekstberichten;

CH-TSI CCS-024: treingegevens: NC_TRAIN, M_AXLELOAD, V_MAXTRAIN (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-026: onlinemonitoring van de spooruitrusting vanuit het voertuig;

CH-TSI CCS-032: initiële invoer van het treinnummer voor de ETCS-treinapparatuur en de GSM-R-CabRadio (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-033: functionaliteit GSM-R Voice (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-034: bedrijfsmodus “non leading”;

CH-TSI CCS-035: op de DMI weer te geven teksten (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-TSI CCS-038: waarschuwing dat het betrouwbaarheidsinterval van de odometrie aanzienlijk is toegenomen (regel die mogelijkerwijs niet verenigbaar is met Verordening (EU) 2016/919 en die voor 31 december 2020 opnieuw moet worden onderzocht);

CH-CSM-RA-001: model van het veiligheidsdossier voor de aanvraag van een ETCS-homologatie in Zwitserland;

CH-CSM-RA-002: eisen voor snelheden van meer dan 200 km/h;

CH-CSM-RA-003: kwaliteit van de treingegevens.

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van de Commissie van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toezicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veiligheidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2012 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 16).

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010 (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 26).

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/763 van de Commissie van 9 april 2018 tot vaststelling van praktische regelingen voor de afgifte van unieke veiligheidscertificaten aan spoorwegondernemingen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 653/2007 van de Commissie (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 49).

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/250 van 12 februari 2019 van de Commissie inzake de modellen voor EG-verklaringen en certificaten voor interoperabiliteitsonderdelen en -subsystemen, het model voor de verklaring van conformiteit met een vergund voertuigtype en de EG-keuringsprocedures voor subsystemen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 201/2011 van de Commissie (PB L 42 van 13.2.2019, blz. 9).

Aanbeveling van de Commissie (EU) 2019/780 van 16 mei 2019 over de praktische regelingen voor de afgifte van veiligheidsvergunningen aan infrastructuurbeheerders (PB L 139 van 27.5.2019, blz. 390).

Deel 5 — Andere gebieden

Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19).

Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet (PB L 167 van 30.4.2004, blz. 39).

Richtlijn 2008/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende het beheer van de verkeersveiligheid van weginfrastructuur (PB L 319 van 29.11.2008, blz. 59).


Rectificaties

17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/58


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

( Publicatieblad van de Europese Unie L 280 van 31 oktober 2019 )

Op bladzijde 688 worden de voetnoten als volgt gelezen:

(1)

Melkproteïnen

Caseïne en caseïnaten gebruikt in de samenstelling van een product worden niet beschouwd als melkproteïnen in het geval dat het product geen andere melkbestanddelen bevat.

Melkvet in het product aanwezig voor minder dan 1 gewichtspercent en lactose voor minder dan 1 gewichtspercent worden niet aangemerkt als andere melkbestanddelen.

Bij het vervullen van de douaneformaliteiten is belanghebbende verplicht in de aangifte te vermelden: „enig melkbestanddeel: caseïne/caseïnaat”, indien dit het geval is.

(2)

Zetmeel/glucose

Het gehalte van de goederen (in oorspronkelijke toestand) aan zetmeel, afbraakproducten daarvan — met inbegrip van alle glucosepolymeren — en de eventueel aanwezige glucose, bepaald op basis van glucose en uitgedrukt in zetmeel (watervrij, 100 % zuiver; omrekeningsfactor van glucose naar zetmeel: 0,9).

Als een mengsel van glucose en fructose wordt aangegeven (in welke vorm dan ook) en/of in de goederen wordt aangetroffen, wordt echter slechts dat deel van de glucose in bovenstaande berekening opgenomen, dat overeenkomt met het verschil tussen de hoeveelheid glucose en fructose.

(3)

Sacharose/invertsuiker/isoglucose

Het gehalte van de goederen (in oorspronkelijke toestand) aan sacharose, vermeerderd met de hoeveelheid sacharose die het resultaat is van de omrekening van alle mengsels van glucose en fructose naar sacharose (rekenkundige som van de hoeveelheden van deze twee suikers, vermenigvuldigd met 0,95), die wordt aangegeven (in welke vorm dan ook) en/of in de goederen wordt aangetroffen.

Als de hoeveelheid fructose lager is dan de hoeveelheid glucose, wordt echter slechts dat deel van de glucose in bovenstaande berekening opgenomen, waarvan het gewicht gelijk is aan de hoeveelheid fructose.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/59


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

( Publicatieblad van de Europese Unie L 280 van 31 oktober 2019 )

Bladzijde 1030, na de vermelding Zwitserland, vierde kolom:

in plaats van:

Bern,

lezen:

Delémont.


17.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 13/60


Rectificatie Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1776 van de Commissie van 9 oktober 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening(EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief

( Publicatieblad van de Europese Unie L 280 van 31 oktober 2019 )

Bladzijde 10, inhoudsopgave, vermelding met betrekking tot bijlage 7

in plaats van:

(Gereserveerd voor eventueel toekomstig gebruik in het geharmoniseerde systeem),

lezen:

(Gereserveerd voor eventueel toekomstig gebruik).