ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 8

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

63e jaargang
14 januari 2020


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Australië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/22 van de Commissie van 31 oktober 2019 tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de monitoring van CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure ( 1 )

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/23 van de Commissie van 13 januari 2020 tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof thiacloprid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

8

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/24 van de Commissie van 13 januari 2020 tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) als nieuw voedingsmiddel en de wijziging van de gebruiksvoorwaarden en de specifieke etiketteringsvoorschriften voor chiazaden (Salvia hispanica) krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2020/25 van de Commissie van 13 januari 2020 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft ( 1 )

18

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2020/26 van de Commissie van 13 januari 2020 tot bijwerking van bijlage A bij de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

32

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/27 van de Commissie van 13 januari 2020 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 ( 1 )

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Australië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Australië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, ondertekend in Brussel op 29 april 2008, is op 2 juli 2009 in werking getreden overeenkomstig artikel 7, van de Overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 25 juni 2009 is neergelegd.


VERORDENINGEN

14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/2


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/22 VAN DE COMMISSIE

van 31 oktober 2019

tot wijziging van de bijlagen I en III bij Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de monitoring van CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/631 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van CO2-emissienormen voor nieuwe personenauto’s en nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 443/2009 en (EU) nr. 510/2011 (1), en met name artikel 7, lid 8, en artikel 15, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Sinds 1 september 2019 zijn alle lichte bedrijfsvoertuigen onderworpen aan een nieuwe regelgevende testprocedure voor het meten van CO2-emissies en brandstofverbruik, de Worldwide Harmonised Light Vehicles Test Procedure (wereldwijd geharmoniseerde testprocedure voor lichte voertuigen, WLTP), die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie (2) en de in Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (3) vastgestelde nieuwe Europese rijcyclus (NEDC) vervangt. Daarom is in de bijlagen I en II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4) een nieuwe methode vastgesteld voor het bepalen van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure.

(2)

Gezien de intrekking van Verordening (EU) nr. 510/2011 met ingang van 1 januari 2020 moet ervoor worden gezorgd dat dezelfde methode ook in Verordening (EU) 2019/631 wordt vervat.

(3)

Overeenkomstig bijlage III, deel B, punt 2, bij Verordening (EU) 2019/631 moeten de specifieke CO2-emissies van een meerfasenvoertuig worden toegewezen aan de fabrikant van het basisvoertuig. Om de fabrikant van het basisvoertuig in staat te stellen effectief en met voldoende zekerheid de naleving van de specifieke emissiedoelstellingen van dit voertuig te programmeren, moet een methode worden opgezet om te garanderen dat de CO2-emissies en de massa van de voltooide voertuigen die aan die fabrikant zullen worden toegewezen, bekend zijn op het moment van de productie en verkoop van het al dan niet complete basisvoertuig en niet pas op het moment dat de fabrikant van de laatste fase het voltooide voertuig op de markt brengt.

(4)

Daarom wordt voorzien in een specifieke methode voor de bepaling van de CO2-emissies van een incompleet basisvoertuig, waarvoor gebruik moet worden gemaakt van de in Verordening (EU) 2017/1151 vastgestelde interpolatiemethode. De CO2-emissies en de waarden van de massa die volgens die methode worden bepaald, moeten zo representatief mogelijk zijn voor de specifieke CO2-emissies en de massa in rijklare toestand die voor het voltooide voertuig zullen worden bepaald. Om de consistentie te waarborgen, moet daarom bij de berekening van de specifieke emissiedoelstelling van de fabrikant van het basisvoertuig rekening worden gehouden met de volgens deze methode vastgestelde waarden van de massa.

(5)

De fabrikant van het basisvoertuig moet aan de Commissie de voor de interpolatiemethode gebruikte inputwaarden rapporteren, alsmede de resulterende CO2-emissies en waarden van de massa van incomplete basisvoertuigen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten de specifieke CO2-emissies en waarden van de massa in rijklare toestand van de voltooide voertuigen aan de Commissie blijven rapporteren.

(6)

Op basis van de gerapporteerde gegevens moet de Commissie voortdurend de representativiteit van de monitoring-CO2-emissies van het basisvoertuig evalueren en de fabrikanten op de hoogte stellen van elke geconstateerde divergentie. In het geval van aanzienlijke en aanhoudende divergentie tussen de gemiddelde monitoring-CO2-waarden van de basisvoertuigen en de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de voltooide voertuigen, moeten de waarden voor de voltooide voertuigen worden gebruikt om te bepalen of de fabrikanten hun specifieke emissiedoelstellingen nakomen.

(7)

Om rekening te houden met het feit dat Verordening (EU) nr. 510/2011 met ingang van 1 januari 2020 wordt ingetrokken, is het passend ervoor te zorgen dat de inwerkingtreding van deze verordening daar zo nauw mogelijk bij aansluit.

(8)

De bijlagen I en III bij Verordening (EU) 2019/631 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en III bij Verordening (EU) 2019/631 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 31 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 111 van 25.4.2019, blz. 13.

(2)  Verordening (EU) 2017/1151 van de Commissie van 1 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie en Verordening (EU) nr. 1230/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (PB L 175 van 7.7.2017, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I en III bij Verordening (EU) 2019/631 worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I, deel B, punt 4, wordt de definitie van “MØ” vervangen door:

“MØ

= het gemiddelde van de massa (M) van de nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen van de fabrikant geregistreerd in het desbetreffende doeljaar, in kilogram (kg);

waarbij:

in het geval van een voltooid voertuig geldt dat M = de massa in rijklare toestand van dat voertuig;

in het geval van een compleet basisvoertuig waarop een voltooid voertuig wordt gebaseerd, geldt dat M = de massa in rijklare toestand van dat basisvoertuig;

in het geval van een incompleet basisvoertuig waarop een voltooid voertuig wordt gebaseerd, geldt dat M = de monitoringmassa (Mmon) van dat basisvoertuig, waarvan de waarde wordt berekend met de volgende formule:

Mmon = MRObase × B0

waarbij:

MRObase

= de massa in rijklare toestand van het desbetreffende basisvoertuig;

B0

= zoals gedefinieerd in bijlage III, deel A, punt 1.2.4, onder a).”;

2)

Bijlage III, deel A, wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.2 wordt vervangen door:

“1.2.

Voltooide voertuigen die zijn geregistreerd als voertuigen van categorie N1

1.2.1.

Rapportering door de lidstaten

Voor de rapportering van gegevens met betrekking tot voltooide voertuigen van categorie N1 wordt gebruikgemaakt van het formaat als vastgesteld in deel C, sectie 2.

Het voertuigidentificatienummer als bedoeld in punt 1.1, onder o), wordt niet openbaar gemaakt.

1.2.1.1.

Voltooide voertuigen waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 692/2008 typegoedkeuring is verleend

De lidstaten vermelden voor het kalenderjaar 2020 de volgende gedetailleerde gegevens met betrekking tot:

a)

het incomplete basisvoertuig: de in punt 1.1, onder a) tot en met e), g), h), i), n) en o), gespecificeerde gegevens of, in plaats van de onder h) en i) gespecificeerde gegevens, de standaard toegevoegde massa als onderdeel van de typegoedkeuringsinformatie volgens bijlage I, punt 2.17.2, bij Richtlijn 2007/46/EG;

b)

het complete basisvoertuig: de in punt 1.1, onder a) tot en met e), g), h), i), n) en o), gespecificeerde gegevens;

c)

het voltooide voertuig: de in punt 1.1, onder a), f), g), h), j) tot en met m) en o), gespecificeerde gegevens.

Indien een of meer van de in de eerste alinea, onder a) en b), bedoelde gegevens niet voor het basisvoertuig kunnen worden verstrekt, verstrekken de lidstaten in plaats daarvan gegevens met betrekking tot het voltooide voertuig.

1.2.1.2.

Voltooide voertuigen van categorie N1 waarvoor overeenkomstig bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 typegoedkeuring is verleend

Voor elk nieuw voltooid voertuig dat in 2020 en de daaropvolgende kalenderjaren wordt geregistreerd, rapporteren de lidstaten ten minste de in punt 1.1, onder a), f), g), h), o), p) en r), gespecificeerde gedetailleerde gegevens.

1.2.2.

Rapportering door fabrikanten

Voor elk nieuw voltooid voertuig van categorie N1 waarvoor overeenkomstig bijlage XXI bij Verordening (EU) 2017/1151 typegoedkeuring is verleend en dat in 2020 en de daaropvolgende kalenderjaren wordt geregistreerd, rapporteert de fabrikant van het basisvoertuig waarop het voltooide voertuig wordt gebaseerd vanaf 2021 uiterlijk op 28 februari van elk jaar de volgende gegevens over het basisvoertuig aan de Commissie:

a)

als het voltooide voertuig op een incompleet basisvoertuig wordt gebaseerd:

i)

het voertuigidentificatienummer;

ii)

het identificatiekenmerk van de voertuigfamilie zoals bedoeld in bijlage XXI, punt 5.0, bij Verordening (EU) 2017/1151;

iii)

de monitoring-CO2-emissies, bepaald overeenkomstig punt 1.2.4;

iv)

het frontale oppervlak, met vermelding van de in punt 1.2.4, onder c), bedoelde toepasselijke optie;

v)

de rolweerstand zoals bedoeld in punt 1.2.4, onder b);

vi)

de monitoringmassa, bepaald overeenkomstig bijlage I, deel B, punt 4.1;

vii)

de massa in rijklare toestand;

viii)

de massa die representatief is voor de belading van het voertuig zoals gedefinieerd in punt 1.2.4, onder a).

b)

als het voltooide voertuig op een compleet basisvoertuig wordt gebaseerd:

i)

het voertuigidentificatienummer;

ii)

het identificatiekenmerk van de voertuigfamilie zoals bedoeld onder a), ii), van dit punt;

iii)

de specifieke CO2-emissies van het basisvoertuig;

iv)

de massa in rijklare toestand.

1.2.3.

Berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstelling

De Commissie gebruikt de door de fabrikant van de basisvoertuig overeenkomstig punt 1.2.2 gerapporteerde waarden voor de berekening van zijn gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstelling in het kalenderjaar waarin het op dat basisvoertuig gebaseerde voltooide voertuig wordt geregistreerd, behalve indien aan de in punt 1.2.5 bedoelde voorwaarden is voldaan, in welk geval de gegevens voor de voltooide voertuigen worden gebruikt.

Als de fabrikant van het basisvoertuig de in punt 1.2.2 bedoelde gegevens niet rapporteert, worden de door de lidstaten overeenkomstig punt 1.2.1 gerapporteerde specifieke CO2-emissies van het op dat basisvoertuig gebaseerde voltooide voertuig gebruikt voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies en de specifieke emissiedoelstelling van de betrokken fabrikant.

1.2.4.

Berekening van de monitoring-CO2-emissies bij incomplete basisvoertuigen

Vanaf het kalenderjaar 2020 berekent de fabrikant de CO2-emissies afzonderlijk voor elk van zijn incomplete basisvoertuigen in overeenstemming met de in bijlage XXI, subbijlage 7, punt 3.2.3.2 of punt 3.2.4, bij Verordening (EU) 2017/1151 bedoelde interpolatiemethode, volgens de methode die ook bij de EG-typegoedkeuring van het basisvoertuig voor de emissies is gebruikt, waarbij de termen diegene zijn die in die punten worden gedefinieerd, met de volgende uitzonderingen:

a)

massa van het individuele voertuig

De term “TMind” als bedoeld in bijlage XXI, subbijlage 7, punt 3.2.3.2.2.1 of punt 3.2.4.1.1.1, bij Verordening (EU) 2017/1151 wordt vervangen door de standaardmassa van het basisvoertuig, DMbase. Indien DMbase lager is dan de testmassa van voertuig Low, TML, van de interpolatiefamilie, wordt TMind vervangen door TML. Indien DMbase hoger is dan de testmassa van voertuig High, TMH, van de interpolatiefamilie, wordt TMind vervangen door TMH.

DMbase wordt berekend met de volgende formule:

DMbase = MRObase × B0 + 25 kg + MVL

waarbij:

MRObase

= de massa van het basisvoertuig in rijklare toestand zoals gedefinieerd in bijlage XXI, punt 3.2.5, bij Verordening (EU) 2017/1151;

B0

= de waarde van de massa van de carrosserie van 1,375;

MVL

= de voor de belading van het voertuig representatieve massa, wat neerkomt op 28 % van de maximumbelading van het voertuig, waarbij de maximumbelading van het voertuig wordt gedefinieerd als de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand min de massa in rijklare toestand van het basisvoertuig, vermenigvuldigd met B0, min 25 kg.

De waarde van B0 wordt uiterlijk op 31 oktober 2021 aangepast op basis van de massa in rijklare toestand van de incomplete basisvoertuigen voor alle voltooide voertuigen die in de kalenderjaren 2018, 2019 en 2020 zijn geregistreerd. Dit gebeurt overeenkomstig de onderstaande formules. De nieuwe waarde B0 is van toepassing van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2024.

Formule 1:

Image 1

waarbij:

Ai

= de waarde Ay zoals berekend met formule 2 voor het desbetreffende kalenderjaar;

ni

= het aantal incomplete basisvoertuigen waarop in dat kalenderjaar geregistreerde voltooide voertuigen zijn gebaseerd.

Formule 2:

Image 2

waarbij:

Ay

= het gemiddelde van de verhouding tussen Mfi en Mbi voor elk van de kalenderjaren 2018 tot en met 2020;

Mfi

= de massa in rijklare toestand van het incomplete basisvoertuig, vermeerderd met de standaard toegevoegde massa zoals gedefinieerd in bijlage XII, punt 5, bij Verordening (EG) nr. 692/2008;

Mbi

= de massa in rijklare toestand van het incomplete basisvoertuig;

n

= het aantal incomplete basisvoertuigen waarop in dat kalenderjaar geregistreerde voltooide voertuigen zijn gebaseerd.

b)

rolweerstand van het individuele voertuig

De rolweerstand van het basisvoertuig wordt gebruikt voor de toepassing van bijlage XXI, subbijlage 7, punt 3.2.3.2.2.2 of punt 3.2.4.1.1.2, bij Verordening (EU) 2017/1151.

c)

frontaal oppervlak

Voor een incompleet basisvoertuig dat tot een wegbelastingmatrixfamilie behoort, bepaalt de fabrikant de in bijlage XXI, subbijlage 7, punt 3.2.3.2.2.3, bij Verordening (EU) 2017/1151 bedoelde term “Af” overeenkomstig een van de volgende opties:

i)

het frontale oppervlak van het representatieve voertuig van de wegbelastingmatrixfamilie, in m2;

ii)

de gemiddelde waarde van het frontale oppervlak van voertuig High en voertuig Low van de interpolatiefamilie, in m2;

iii)

het frontale oppervlak van voertuig High van de interpolatiefamilie indien de interpolatiemethode niet wordt gebruikt, in m2.

Voor een incompleet basisvoertuig dat niet tot een wegbelastingmatrixfamilie behoort, wordt de waarde van het frontale oppervlak van het voertuig High van de interpolatiefamilie gebruikt.

1.2.5.

Representativiteit van de CO2-monitoringwaarde

De Commissie beoordeelt elk jaar de representativiteit van het door de fabrikant van de basisvoertuigen gerapporteerde gemiddelde van de monitoring-CO2-emissies vergeleken met het gemiddelde van de specifieke CO2-emissies van de op die basisvoertuigen gebaseerde voltooide voertuigen die in het desbetreffende kalenderjaar zijn geregistreerd. De Commissie stelt de fabrikant van het basisvoertuig op de hoogte van de geconstateerde divergentie tussen die waarden.

Indien in elk van twee opeenvolgende kalenderjaren een divergentie van 4 % of meer wordt geconstateerd, gebruikt de Commissie het gemiddelde van de specifieke CO2-emissies van de voltooide voertuigen in het volgende kalenderjaar voor de berekening van de gemiddelde specifieke CO2-emissies van de fabrikant van het basisvoertuig of de groep in dat jaar.”

b)

punt 2 wordt vervangen door:

“2.

De in punt 1 bedoelde gegevens worden overgenomen uit of stemmen overeen met het door de fabrikant van het desbetreffende lichte bedrijfsvoertuig afgegeven conformiteitscertificaat. Gegevens die niet in het conformiteitscertificaat zijn vermeld, worden overgenomen uit de typegoedkeuringsdocumenten of uit de informatie die door de fabrikant van het basisvoertuig is gerapporteerd overeenkomstig punt 1.2.3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de monitoringprocedure voldoende nauwkeurig is. Als op het conformiteitscertificaat zowel een minimum- als een maximummassa voor een licht bedrijfsvoertuig staat vermeld, mogen de lidstaten voor de toepassing van deze verordening enkel de maximummassa gebruiken. Voor voertuigen met twee brandstoffen (benzine/gas) waarbij op de conformiteitscertificaat voor beide brandstoffen specifieke CO2-emissiewaarden staan vermeld, nemen de lidstaten alleen de waarde voor gas over.”


14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/23 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof thiacloprid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie (2) is thiacloprid in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stof.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen werkzame stof thiacloprid vervalt op 30 april 2020.

(4)

Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van thiacloprid ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) binnen de in dat artikel vastgestelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 31 oktober 2017 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier toegankelijk gemaakt voor het publiek. De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen tevens aan de aanvrager en de lidstaten doorgestuurd en heeft een openbare raadpleging hierover gehouden. De EFSA heeft de ontvangen opmerkingen aan de Commissie doorgestuurd.

(8)

Op 22 januari 2019 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of thiacloprid naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(9)

De EFSA heeft een essentieel punt van zorg geïdentificeerd in verband met de verontreiniging van grondwater door metabolieten van thiacloprid. Met name wordt voorspeld dat de metabolieten M30, M34 en M46 boven de parametrische grenswaarde voor drinkwater van 0,1 μg/L zullen voorkomen in alle relevante scenario’s voor alle voorgestelde toepassingen van thiacloprid. Deze metabolieten worden a priori beschouwd als zorgwekkend aangezien niet kan worden uitgesloten dat zij dezelfde kankerverwekkende eigenschappen hebben als de werkzame moederstof thiacloprid, die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (7) is ingedeeld als kankerverwekkende stof van categorie 2. Derhalve kan op dit moment niet worden vastgesteld dat de aanwezigheid van de metabolieten van thiacloprid in grondwater niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor het grondwater en schadelijke gevolgen voor de menselijke gezondheid. De EFSA heeft ook geconcludeerd dat de beoordeling van de risico’s voor in het water levende organismen, bijen en niet tot de doelsoorten behorende landplanten niet volledig kon worden uitgevoerd op basis van de in het dossier verstrekte informatie.

(10)

Daarnaast is thiacloprid overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 ingedeeld als giftig voor de voortplanting, categorie 1B. De aanvrager heeft informatie verstrekt om aan te tonen dat de blootstelling van mensen aan thiacloprid als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. De EFSA heeft de resultaten van de beoordeling van die informatie in haar conclusie gepresenteerd. Gezien de in overweging 9 vermelde punten van zorg hoeft voor de beslissing betreffende verlenging van de goedkeuring van thiacloprid geen conclusie worden getrokken over de vraag of blootstelling van mensen te verwaarlozen is voor de toepassing van punt 3.6.4 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(11)

Bovendien is het, gezien de geconstateerde punten van zorg, evenmin mogelijk om overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een goedkeuring te verlenen.

(12)

De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Overeenkomstig artikel 14, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 heeft de Commissie de aanvrager ook verzocht opmerkingen over het ontwerpverlengingsverslag in te dienen. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.

(13)

Ondanks de argumenten van de aanvrager konden de punten van zorg met betrekking tot de werkzame stof echter niet worden weggenomen.

(14)

Bijgevolg is het niet mogelijk met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens een gewasbeschermingsmiddel vast te stellen dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is dan ook passend de goedkeuring van de werkzame stof thiacloprid overeenkomstig artikel 20, lid 1, onder b), van die verordening niet te verlengen.

(15)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(16)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die thiacloprid bevatten, in te trekken.

(17)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die thiacloprid bevatten, mag deze periode niet meer dan twaalf maanden bedragen.

(18)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/168 van de Commissie (8) is de goedkeuringsperiode voor thiacloprid verlengd tot en met 30 april 2020, opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuringsperiode van die werkzame stof kan worden voltooid. Aangezien er echter vóór het verstrijken van die verlengde goedkeuringsperiode een besluit over de niet-verlenging van de goedkeuring is genomen, moet deze verordening zo snel mogelijk van toepassing worden.

(19)

Deze verordening laat de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van thiacloprid in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 onverlet.

(20)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof

De goedkeuring van de werkzame stof thiacloprid wordt niet verlengd.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de vermelding over thiacloprid in rij 92 geschrapt.

Artikel 3

Overgangsmaatregelen

De lidstaten trekken alle toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof thiacloprid bevatten uiterlijk op 3 augustus 2020 in.

Artikel 4

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode loopt uiterlijk op 3 februari 2021 af.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2004/99/EG van de Commissie van 1 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde acetamiprid en thiacloprid op te nemen als werkzame stoffen (PB L 309 van 6.10.2004, blz. 6).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(6)  EFSA Journal (2019). Peer review of the pesticide risk assessment of the active substance thiacloprid. EFSA Journal 2019;17(3):5595. doi: 10.2903/j.efsa.2019.5595.

(7)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).

(8)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/168 van de Commissie van 31 januari 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode van de werkzame stoffen abamectine, Bacillus subtilis (Cohn 1872) stam QST 713, Bacillus thuringiensis subsp. aizawai, Bacillus thuringiensis subsp. israeliensis, Bacillus thuringiensis subsp. kurstaki, Beauveria bassiana, benfluralin, clodinafop, clopyralid, Cydia pomonella Granulovirus (CpGV), cyprodinil, dichloorprop-P, epoxiconazool, fenpyroximaat, fluazinam, flutolanil, fosetyl, Lecanicillium muscarium, mepanipyrim, mepiquat, Metarhizium anisopliae var. anisopliae, metconazool, metrafenon, Phlebiopsis gigantea, pirimicarb, Pseudomonas chlororaphis stam MA 342, pyrimethanil, Pythium oligandrum, rimsulfuron, spinosad, Streptomyces K61, thiacloprid, tolclofos-methyl, Trichoderma asperellum, Trichoderma atroviride, Trichoderma gamsii, Trichoderma harzianum, triclopyr, trinexapac, triticonazool, Verticillium albo-atrum en ziram (PB L 33 van 5.2.2019, blz. 1).


14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/24 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) als nieuw voedingsmiddel en de wijziging van de gebruiksvoorwaarden en de specifieke etiketteringsvoorschriften voor chiazaden (Salvia hispanica) krachtens Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende nieuwe voedingsmiddelen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1852/2001 van de Commissie (1), en met name artikel 12,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2015/2283 is vastgesteld dat alleen nieuwe voedingsmiddelen die zijn toegelaten en in de Unielijst zijn opgenomen, in de Unie in de handel mogen worden gebracht.

(2)

Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2015/2283 is Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie (2) vastgesteld met een Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen.

(3)

De Commissie moet ingevolge artikel 12 van Verordening (EU) 2015/2283 een ontwerpuitvoeringshandeling tot toelating van het in de Unie in de handel brengen van een nieuw voedingsmiddel en tot bijwerking van de Unielijst indienen.

(4)

Bij Beschikking 2009/827/EG van de Commissie (3) is krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 een vergunning verleend voor het in de Unie in de handel brengen van chiazaden (Salvia hispanica) als nieuw voedingsmiddel voor gebruik in broodproducten.

(5)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/50/EU van de Commissie (4) is krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 een vergunning verleend voor uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) als nieuw voedingsmiddel tot meer levensmiddelencategorieën, te weten: gebakken producten, ontbijtgranen, mengsels van vruchten, noten en zaden, en voorverpakt chiazaad als zodanig.

(6)

Op 18 september 2015 heeft de Ierse bevoegde autoriteit krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (5) bij brief (6) een vergunning verleend om het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën uit te breiden, te weten tot vruchtensappen en gemengde groente-/vruchtendranken.

(7)

Op 17 oktober 2017 heeft de Oostenrijkse bevoegde autoriteit krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 bij brief (7) een vergunning verleend om het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) tot een aanvullende levensmiddelencategorie uit te breiden, te weten tot smeerbare vruchtenproducten.

(8)

Op 2 november 2017 heeft de Spaanse bevoegde autoriteit krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 bij brief (8) een vergunning verleend om het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën uit te breiden, te weten tot gesteriliseerde kant-en-klaarmaaltijden op basis van graankorrels, pseudogranen en/of peulvruchten.

(9)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2354 van de Commissie (9) is krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 een vergunning verleend voor uitbreiding van het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) tot een aanvullende levensmiddelencategorie, te weten yoghurt.

(10)

Op 13 april 2017 heeft het bedrijf Zentis GmbH & Co. KG krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 een aanvraag ingediend bij de bevoegde autoriteit van Duitsland om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën, te weten tot fruitdesserts, fruitsalades met kokosmelk voor tweedelige kuipjes, fruitbereidingen om te gebruiken als onderste laag in zuivelproducten en fruitbereidingen om te mengen met zuivelproducten, en het verhogen van het maximale gebruiksgehalte aan chiazaden (Salvia hispanica) in een al toegelaten levensmiddelencategorie, te weten smeerbare vruchtenproducten.

(11)

Op 12 september 2017 heeft het bedrijf Sanchis Mira SA krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 een aanvraag ingediend bij de bevoegde autoriteit van Spanje om het gebruik van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) uit te breiden tot chocolade. Op 25 september 2017 heeft de bevoegde autoriteit van Spanje haar verslag van de eerste beoordeling uitgebracht. In dat verslag kwam zij tot de conclusie dat de uitbreiding van het gebruik en het voorgestelde maximale gebruiksgehalte aan chiazaden (Salvia hispanica) voldoen aan de criteria voor nieuwe voedingsmiddelen van artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 258/97.

(12)

Op 17 oktober 2017 heeft de Commissie het verslag van de eerste beoordeling doorgestuurd naar de overige lidstaten. Eén lidstaat heeft bezwaar gemaakt omdat hij twijfels had over de algemene veiligheid van het nieuwe voedingsmiddel in het licht van de beoordeling van 2009 van het NDA-panel van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) (10) naar aanleiding van de toenemende consumptie van chiazaden (Salvia hispanica) via voeding door het toenemende aantal toegelaten gebruikswijzen. De betreffende lidstaat heeft benadrukt dat de afzonderlijke gebruikswijzen, met inbegrip van het voorgestelde gebruik van 3 % in chocolade, veilig kunnen zijn, maar dat de algemene consumptie via voeding op basis van alle sinds 2009 toegelaten gebruikswijzen, met inbegrip van het huidige verzoek voor de uitbreiding van het gebruik, moet worden beoordeeld en dat, indien nodig, de veiligheidsbeoordeling van 2009 van het NDA-panel moet worden herzien.

(13)

Krachtens artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 moeten alle uit hoofde van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 bij een lidstaat ingediende aanvragen om een nieuw voedingsmiddel in de Unie in de handel te brengen waarover vóór 1 januari 2018 nog geen definitief besluit is genomen, worden behandeld als een krachtens Verordening (EU) 2015/2283 ingediende aanvraag.

(14)

De verzoeken om het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) uit te breiden, zijn overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 258/97 bij de lidstaten ingediend, maar voldoen ook aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2015/2283.

(15)

Op 2 februari 2018 heeft de onderneming Parry’s Pots Limited (PPL) bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de verhoging van de maximale gebruiksgehalten aan chiazaden (Salvia hispanica) in een al toegelaten levensmiddelencategorie, te weten smeerbare vruchtenproducten.

(16)

Op 12 juni 2018 heeft de onderneming Naturkost Übelhör GmbH & Co. KG bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën, te weten chocolade en chocoladeproducten.

(17)

Op 15 juni 2018 heeft de onderneming Majami Sp.zo.o.Sp.k. bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot een aanvullende levensmiddelencategorie, te weten snoepgoed.

(18)

Op 16 juli 2018 heeft de onderneming The Chia Co bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën, te weten: snoepgoed, met uitzondering van kauwgom; zuivelproducten en zuivelanalogen; consumptie-ijs; groenten en fruit; granen en graanproducten; bakkerijproducten; kruiden, specerijen en kruiderijen, soepen en bouillons, sauzen, salades en hartige broodsmeersels en eiwithoudende producten; de dagelijkse voeding volledig vervangende levensmiddelen voor gewichtsbeheersing; levensmiddelen met vermeldingen over de afwezigheid of verminderde aanwezigheid van gluten; alcoholvrije dranken; kant-en-klare hapjes en snacks; en desserts.

(19)

Op 3 augustus 2018 heeft de onderneming Materne SAS bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot meer levensmiddelencategorieën, te weten vruchten- en/of groentemoes en/of moes met granen.

(20)

Op 9 januari 2019 heeft de onderneming RFH Produktion AB bij de Commissie een aanvraag in de zin van artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283 ingediend om de gebruiksvoorwaarden van het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) te wijzigen. De aanvraag betreft de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot een aanvullende levensmiddelencategorie, te weten puddings.

(21)

In overeenstemming met artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) 2015/2283 en in het licht van het toenemende aantal aanvragen voor de toelating van diverse uitbreidingen van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica), de nieuwe toegelaten gebruikswijzen van de afgelopen jaren en de mogelijke toename van de consumptie van chiazaden (Salvia hispanica) als gevolg daarvan, heeft de Commissie op 16 juli 2018 de EFSA geraadpleegd en haar verzocht de algemene blootstelling via de voeding voor alle mogelijke uitbreidingen van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) als nieuw voedingsmiddel te beoordelen.

(22)

Op 14 maart 2019 heeft de EFSA haar wetenschappelijk advies “Safety of chia seeds (Salvia hispanica L.) as a novel food for extended uses pursuant to Regulation (EU) 2015/2283” (11) uitgebracht. Dat advies voldoet aan de vereisten van artikel 11 van Verordening (EU) 2015/2283.

(23)

De EFSA heeft in haar advies als antwoord op het verzoek van de Commissie om een algemene veiligheidsbeoordeling zonder beperkingen of voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de gebruiksgehalten, geconcludeerd dat het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) in voedingsmiddelen die kunnen worden geproduceerd, verwerkt of bereid zonder een warmtebehandeling bij minstens 120 °C, met inbegrip van chocolade, fruitsmeersels, fruitdesserts, fruitsalades met kokosmelk voor tweedelige kuipjes, fruitbereidingen om te gebruiken als onderste laag in zuivelproducten, fruitbereidingen om te mengen met zuivelproducten, snoepgoed (met uitzondering van kauwgom), zuivelproducten en zuivelanalogen, consumptie-ijs, groente- en fruitproducten, alcoholvrije dranken en vruchten- en/of groentemoes en/of moes met granen, veilig zijn zonder specifieke beperkingen en voorzorgsmaatregelen ten aanzien van de gebruiksgehalten. In dat wetenschappelijk advies worden derhalve voldoende redenen gegeven om vast te stellen dat de voornoemde gebruikswijzen van chiazaden (Salvia hispanica) voldoen aan de vereisten van artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2015/2283. Het is derhalve passend de gebruiksvoorwaarden van chiazaden (Salvia hispanica) zoals opgenomen in de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen zo te wijzigen dat alle voornoemde levensmiddelencategorieën erin worden opgenomen en dat de vaststelling van maximumgehalten en het dienovereenkomstige specifieke etiketteringsvoorschrift betreffende de maximale dagelijkse inname worden geschrapt. Hoewel het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) in puddings niet uitdrukkelijk was opgenomen in de beoordeling door de EFSA, biedt het advies voldoende redenen om ook toelating te verlenen voor de uitbreiding van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) tot puddings die kunnen worden geproduceerd, verwerkt of bereid zonder een warmtebehandeling bij minstens 120 °C. Puddings moeten worden begrepen als een subcategorie van producten die doorgaans desserts worden genoemd, die gewoonlijk gearomatiseerd zijn en zoet zijn van smaak.

(24)

In hetzelfde advies heeft de EFSA ook een studie aangehaald die zij zelf uit de algemeen beschikbare wetenschappelijke literatuur heeft geselecteerd en die de aanvragers niet hebben opgenomen in hun bewijsmateriaal ter ondersteuning van de voorgestelde uitbreidingen van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica), en waaruit blijkt dat bij het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) in voedingsmiddelen die voor hun productie, verwerking of bereiding een warmtebehandeling bij minstens 120 °C moeten ondergaan, zich acrylamide kan vormen.

(25)

In dat advies oordeelt de EFSA dat meer informatie, afkomstig van aanvragers en/of uit het publieke domein, nodig is met betrekking tot mogelijke acrylamidevorming bij het verhitten van voedingsmiddelen met chiazaden (Salvia hispanica) bij minstens 120 °C. In overeenstemming met artikel 11, lid 4, van Verordening (EU) 2015/2283 heeft de EFSA de desbetreffende aanvrager om aanvullende informatie verzocht over de mogelijke vorming van procescontaminanten tijdens de productie en verwerking van een voedingsmiddel (op fabrieksniveau) en/of wanneer een voedingsmiddel met toegevoegde chiazaden (Salvia hispanica) wordt gekookt (warmtebehandeling op consumentenniveau). Die aanvullende informatie moet uiterlijk in maart 2020 zijn ingediend. Aangezien de ingediende aanvragen dergelijke informatie niet bevatten, heeft de EFSA de beoordeling van die uitbreidingen van het gebruik van chiazaden (Salvia hispanica) in voedingsmiddelen die voor hun productie, verwerking of bereiding een warmtebehandeling bij minstens 120 °C moeten ondergaan (bakkerijproducten, granen en graanproducten, kruiden, specerijen en kruiderijen, soepen en bouillons, sauzen, salades en hartige broodsmeersels en eiwithoudende producten, de dagelijkse voeding volledig vervangende levensmiddelen voor gewichtsbeheersing zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12), levensmiddelen met vermeldingen over de afwezigheid of verminderde aanwezigheid van gluten overeenkomstig de voorschriften van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 828/2014 van de Commissie (13), kant-en-klare hapjes en snacks en desserts) uitgesteld tot die aanvullende informatie beschikbaar is. Hieruit volgt dat de Commissie in deze fase niet beschikt over het advies van de EFSA dat op grond van artikel 12, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) 2015/2283 nodig is om toelating te verlenen voor de uitbreiding van gebruikswijzen waarbij chiazaden (Salvia hispanica) bij minstens 120 °C wordt verhit. Een besluit over die gebruikswijzen zal derhalve na de bekendmaking van het desbetreffende advies van de EFSA worden genomen.

(26)

De EFSA heeft in haar advies ook verwezen naar twee gevalsbeschrijvingen in de beschikbare wetenschappelijke literatuur waarin een verband wordt gelegd tussen de consumptie van chiazaden (Salvia hispanica) en allergische reacties en heeft op basis van dit bewijsmateriaal geconcludeerd dat er na consumptie van chiazaden (Salvia hispanica) allergische reacties kunnen optreden. Aangezien er tot op heden slechts twee gevallen van allergische reacties zijn gemeld terwijl chiazaden (Salvia hispanica) in grote mate worden geconsumeerd en al jaren in de EU en wereldwijd verkrijgbaar zijn, is de Commissie van mening dat geen specifieke etiketteringsvoorschriften betreffende mogelijke allergische reacties na consumptie van chiazaden (Salvia hispanica) moeten worden opgenomen in de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen, totdat de EFSA nieuw wetenschappelijke bewijsmateriaal ten aanzien van de mogelijke allergene werking van chiazaden (Salvia hispanica) heeft ontvangen en beoordeeld.

(27)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De vermelding in de Unielijst van toegelaten nieuwe voedingsmiddelen zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2015/2283 en opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 die betrekking heeft op het nieuwe voedingsmiddel chiazaden (Salvia hispanica) wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

2.   De in lid 1 bedoelde vermelding in de Unielijst omvat de gebruiksvoorwaarden en de etiketteringsvoorschriften zoals vastgesteld in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 327 van 11.12.2015, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 van de Commissie van 20 december 2017 tot vaststelling van de Unielijst van nieuwe voedingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EU) 2015/2283 van het Europees Parlement en de Raad betreffende nieuwe voedingsmiddelen (PB L 351 van 30.12.2017, blz. 72).

(3)  Beschikking 2009/827/EG van de Commissie van 13 oktober 2009 tot verlening van een vergunning voor het in de handel brengen van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 14).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/50/EU van de Commissie van 22 januari 2013 tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 21 van 24.1.2013, blz. 34).

(5)  Verordening (EG) Nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 1997 betreffende nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe voedselingrediënten (PB L 43 van 14.2.1997, blz. 1).

(6)  Brief van 18 september 2015 (https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/novel-food_authorisation_2015_auth-letter_chia-seeds-2_en.pdf).

(7)  Brief van 17 oktober 2017 (https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/novel-food_authorisation_2017_auth-letter_chia-seeds_en.pdf).

(8)  Brief van 2 november 2017 (https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/novel-food_authorisation_2017_auth-letter_chia-seeds-ext-steri_en.pdf).

(9)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2354 van de Commissie van 14 december 2017 tot verlening van een vergunning voor uitbreiding van het gebruik van chiazaad (Salvia hispanica) als nieuw voedselingrediënt krachtens Verordening (EG) nr. 258/97 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 336 van 16.12.2017, blz. 49).

(10)  EFSA Journal 2009;7(4):996.

(11)  EFSA Journal 2019;17(4):5657.

(12)  Verordening (EU) nr. 609/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake voor zuigelingen en peuters bedoelde levensmiddelen, voeding voor medisch gebruik en de dagelijkse voeding volledig vervangende producten voor gewichtsbeheersing, en tot intrekking van Richtlijn 92/52/EEG van de Raad, Richtlijnen 96/8/EG, 1999/21/EG, 2006/125/EG en 2006/141/EG van de Commissie, Richtlijn 2009/39/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 41/2009 en (EG) nr. 953/2009 van de Commissie (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 35).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 828/2014 van de Commissie van 30 juli 2014 betreffende de voorschriften voor de voorlichting van de consument over de afwezigheid of de verminderde aanwezigheid van gluten in levensmiddelen (PB L 228 van 31.7.2014, blz. 5).


BIJLAGE

De vermelding voor “chiazaden (Salvia hispanica)” in tabel 1 (Toegelaten nieuwe voedingsmiddelen) van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2470 wordt vervangen door:

Toegelaten nieuw voedingsmiddel

Voorwaarden waaronder het nieuwe voedingsmiddel mag worden gebruikt

Aanvullende specifieke etiketteringsvoorschriften

Andere voorschriften

“Chiazaden (Salvia hispanica)

Gespecificeerde levensmiddelencategorie

Maximumgehalten

Het nieuwe voedingsmiddel wordt op de etikettering van het voedingsmiddel dat het bevat, aangeduid met “chiazaden (Salvia hispanica)”.”

 

Broodproducten

5 % (integrale of gemalen chiazaden)

Gebakken producten

10 % integrale chiazaden

Ontbijtgranen

10 % integrale chiazaden

Gesteriliseerde bereide maaltijden op basis van granen, pseudogranen en groenten

5 % integrale chiazaden

Mengsels van vruchten, noten en zaden

 

Voorverpakt chiazaad als zodanig

 

Snoepgoed (met inbegrip van chocolade en chocoladeproducten), met uitzondering van kauwgom

 

Zuivelproducten (met inbegrip van yoghurt) en zuivelanalogen

 

Consumptie-ijs

 

Groente- en fruitproducten (met inbegrip van fruitsmeersels, moes met/zonder granen, fruitbereidingen om te gebruiken als onderste laag in zuivelproducten of om met die producten te mengen, fruitdesserts, fruitsalades met kokosmelk voor tweedelige kuipjes)

 

Alcoholvrije dranken (vruchtensappen en gemengde groente-/vruchtendranken daaronder begrepen)

 

 

Puddings die kunnen worden geproduceerd, verwerkt of bereid zonder een warmtebehandeling bij minstens 120 °C.

 

 

 


14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/25 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (1), en met name artikel 33, leden 2 en 3, en artikel 38, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad (2) is bepaald dat de regeling van door de Commissie op basis van artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 834/2007 erkende controleorganen en controleautoriteiten die bevoegd zijn voor de uitvoering van controles en de afgifte van certificaten in derde landen met het oog op de invoer van producten van gegarandeerde gelijkwaardigheid, wordt vervangen door een regeling van door de Commissie erkende controleorganen en controleautoriteiten voor de invoer van aan de voorschriften beantwoordende producten. De nieuwe invoerregeling van Verordening (EU) 2018/848 is van toepassing met ingang van 1 januari 2021. Opdat de noodzakelijke administratieve capaciteit beschikbaar is om de controleorganen en de controleautoriteiten onder de nieuwe regeling tijdig te kunnen erkennen, moet er een uiterste datum worden vastgesteld voor de ontvangst van nieuwe verzoeken tot erkenning van controleorganen en controleautoriteiten voor gelijkwaardigheidsdoeleinden, krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie (3) en voor de opneming van die controleorganen en controleautoriteiten in de lijst in bijlage IV bij die verordening. Na die datum ontvangen verzoeken mogen niet in aanmerking worden genomen.

(2)

Uit een derde land ingevoerde producten mogen in de Unie als biologisch product in de handel worden gebracht als voor deze producten een controlecertificaat is afgegeven door de bevoegde autoriteit, de controleautoriteit of het controleorgaan van een erkend derde land, of door een erkende controleautoriteit of een erkend controleorgaan. Met het oog op de naleving van artikel 33, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 834/2007, dat bepaalt dat het certificaat de goederen tot aan de gebouwen van de eerste geadresseerde vergezelt, en met het oog op de traceerbaarheid van de ingevoerde producten tijdens de distributie, met inbegrip van het vervoer uit derde landen, moet worden verduidelijkt dat het controlecertificaat door de bevoegde controleautoriteit of het bevoegde controleorgaan moet worden afgegeven op het moment dat de zending het derde land van uitvoer of oorsprong verlaat.

(3)

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat een lijst van derde landen waarvan de productiesystemen en de controlemaatregelen voor de biologische productie van landbouwproducten als gelijkwaardig met die van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend.

(4)

Japan heeft de Commissie meegedeeld dat zijn bevoegde autoriteit een controleorgaan, namelijk “Akatonbo”, heeft toegevoegd aan de lijst van de door Japan erkende controleorganen.

(5)

De Republiek Korea heeft de Commissie meegedeeld dat zijn bevoegde autoriteit de naam van “Neo environmentally-friendly”, en de naam en het internetadres van “Association for Agricultural Products Quality Evaluation” heeft gewijzigd. De Republiek Korea heeft de Commissie verder meegedeeld dat de erkenning van het controleorgaan “Korea Agricultural Product and Food Certification” is ingetrokken.

(6)

De Verenigde Staten hebben de Commissie meegedeeld dat de bevoegde autoriteit zeven controleorganen heeft toegevoegd aan de lijst van controleorganen die door de Verenigde Staten voor gelijkwaardigheidsdoeleinden op grond van artikel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 834/2007 zijn erkend, te weten “CERES”, “EcoLOGICA S.A”, “Food Safety SA”, “IBD Certifications”, “Istituto per la Certificazione Etica e Ambientale (ICEA)”, “OnMark” en “Perry Johnson Registrar Food Safety, Inc.”. De Verenigde Staten hebben verder verzocht om de schrapping van “Global Culture”, “Global Organic Certification Services”, “Stellar Certification Services, Inc.”, “Institute for Marketecology (IMO)”, en “Basin and Range Organics (BARO)” uit de lijst in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008.

(7)

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 bevat een lijst van de controlerende autoriteiten en de controleorganen die bevoegd zijn om in derde landen voor gelijkwaardigheidsdoeleinden controles uit te voeren en certificaten af te geven.

(8)

De Commissie heeft een verzoek van “A CERT European Organization for Certification SA” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Armenië, Ghana, Kosovo (4), Koeweit, Oezbekistan, Oman, Peru, Sudan, de Verenigde Arabische Emiraten en Vietnam.

(9)

De Commissie heeft een verzoek van “Argencert SA” tot schrapping uit de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is dat controleorgaan van die lijst te schrappen.

(10)

De Commissie heeft een verzoek van “Balkan Biocert Skopje” tot wijziging van zijn juridische status ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is de naam van dat controleorgaan door “Balkan Biocert Macedonia DOOEL Skopje” te vervangen.

(11)

De Commissie heeft een verzoek ontvangen van “Başak Ekolojik Ürünler Kontrol ve Sertifikasyon Hizmetleri Tic. Ltd” om zijn adres te wijzigen.

(12)

De Commissie heeft een verzoek van “Bioagricert S.r.l.” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorieën A, B, D en E uit te breiden met Paraguay en Uruguay, voor productcategorieën A, B en D met Bolivia en Sri Lanka, voor productcategorieën A, D en E met Kameroen en voor productcategorieën A en D met Fiji.

(13)

De Commissie heeft een verzoek van “Biocert International Pvt Ltd” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorieën A en D uit te breiden met Afghanistan, Bangladesh, Bhutan, Myanmar/Birma, Egypte, Filipijnen, Maleisië, Mauritius, Nepal, Oman, Pakistan, Tanzania, Thailand, Verenigde Arabische Emiraten en Vietnam, voor productcategorieën A, D en E met Benin, Ethiopië, Mozambique, Nigeria, Oekraïne, Qatar, Rusland, Sudan, Togo en Uganda, voor productcategorieën D en E met Georgië, en voor Sri Lanka met productcategorie E.

(14)

De Commissie heeft een verzoek van “Bio.inspecta AG” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorieën A, B, D, E en F uit te breiden met Montenegro, Noord-Macedonië en Servië, voor Albanië, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Iran, Kazachstan, Kosovo (5), Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Tadzjikistan en Vietnam met productcategorieën B, E en F, voor Armenië, Libanon en Tanzania met productcategorieën B en E, voor Algerije en Kirgizië met productcategorie B, voor Turkije met productcategorieën E en F, en voor Azerbeidzjan met productcategorie E.

(15)

De Commissie heeft een verzoek van “Bureau Veritas Certification France SAS” tot wijziging van zijn internetadres en zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is de erkenning in te trekken voor productcategorie E voor Mauritius.

(16)

De Commissie heeft een verzoek van “CCPB Srl” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A, C en D uit te breiden met Burkina Faso, Comoren, Kameroen en Madagaskar, en voor Ivoorkust met de productcategorieën C en D.

(17)

De Commissie heeft een verzoek van “CERES Certification of Environmental Standards GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorie C uit te breiden met de Verenigde Staten, voor de Verenigde Arabische Emiraten met productcategorie A, voor Chili met productcategorie C, en voor Zuid-Afrika met productcategorie F.

(18)

De Commissie heeft een verzoek van “DQS Polska sp. z o.o.” tot opneming in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is dat controleorgaan voor Bosnië en Herzegovina, China en Madagaskar voor productcategorieën A, B en D te erkennen.

(19)

De Commissie heeft een verzoek van “Ecocert SA” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de Verenigde Arabische Emiraten, Cuba, Koeweit en Malawi uit te breiden met de productcategorie B, voor Servië en Zimbabwe met productcategorie E, en voor Moldavië met productcategorie F.

(20)

De Commissie heeft een verzoek van “FairCert Certification Services Pvt Ltd” tot opneming in de lijst van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is dat controleorgaan te erkennen voor Bhutan en Nepal voor productcategorieën A, B, D en E, en voor India voor productcategorieën B, D en E.

(21)

De Commissie heeft een verzoek van “IBD Certificações Ltda” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Bolivia en Paraguay en voor productcategorieën A en E met Mongolië.

(22)

De Commissie heeft een verzoek van “Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Seychellen, voor productcategorie C met de Verenigde Staten, voor Armenië, Georgië, Oezbekistan, Tadzjikistan en Zambia met productcategorie B, voor Guatemala met productcategorieën C en F, en voor de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Honduras, Paraguay, Peru, Servië en Turkije met productcategorie F.

(23)

De Commissie heeft een verzoek van “Mayacert” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorieën A en D uit te breiden met Panama en Sri Lanka.

(24)

De Commissie heeft een verzoek van “OneCert International PVT Ltd” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Egypte, Jordanië, Maleisië en Qatar, voor de Verenigde Arabische Emiraten met productcategorie A, en voor Ethiopië, India, Mozambique, Tanzania en Uganda met productcategorie E.

(25)

De Commissie heeft een verzoek van “Organización Internacional Agropecuaria” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor de productcategorieën A en D uit te breiden met Colombia en voor Chili en Uruguay met productcategorie E, met uitzondering van de producten die reeds onder bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 vallen.

(26)

De Commissie heeft een verzoek van “Servicio de Certificación CAAE S.L.U” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorieën A en D uit te breiden met Colombia, de Dominicaanse Republiek, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama.

(27)

De Commissie heeft een verzoek van “Suolo e Salute srl” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor Egypte uit te breiden met productcategorie D.

(28)

De Commissie heeft een verzoek van “Tse-Xin Organic Certification Corporation” tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor productcategorie A uit te breiden met de Republiek Korea, voor productcategorie D met Hongkong en Singapore, en voor de productcategorieën A en D met Cambodja, Filipijnen, Indonesië, Laos, Maleisië, Myanmar/Birma, Thailand en Vietnam.

(29)

De Commissie heeft een verzoek van “Valsts SIA Sertifikācijas un testēšanas centrs” tot wijziging van zijn juridische status ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is de naam van dat controleorgaan door SIA “Sertifikācijas un testēšanas centrs” te vervangen. Bovendien heeft de Commissie een verzoek van dat controleorgaan tot wijziging van zijn specifieke gegevens ontvangen en onderzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is het toepassingsgebied van zijn erkenning voor Belarus uit te breiden met productcategorieën B, D, E en F, voor Oezbekistan met productcategorieën D, E en F, voor productcategorieën A, B, D, E en F met Kazachstan, Moldavië en Tadzjikistan, en voor productcategorieën A, B, D en E met Kirgizië.

(30)

Op basis van het door “Agricert — Certificação de Produtos Alimentares lda”ingediende dossier is het toepassingsgebied van zijn erkenning bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/39 van de Commissie (6) voor productcategorieën A en D uitgebreid tot Guinee. In dat dossier heeft dit controleorgaan echter ten onrechte om een uitbreiding tot Guinee in plaats van Guinee-Bissau verzocht. Op basis van de ontvangen informatie heeft de Commissie geconcludeerd dat het gerechtvaardigd is bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 dienovereenkomstig te rectificeren. In het belang van de duidelijkheid en de rechtszekerheid dient deze rectificatie te gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/39.

(31)

Verordening (EG) nr. 1235/2008 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd.

(32)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor biologische productie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008

Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 11 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   De Commissie beoordeelt of een controleorgaan of een controleautoriteit op de in artikel 10 bedoelde lijst kan worden opgenomen, na ontvangst van een daartoe strekkend verzoek van de vertegenwoordiger van het betreffende controleorgaan of de betreffende controleautoriteit, op basis van het door de Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 2, beschikbaar gestelde aanvraagmodel. Alleen volledige aanvragen die uiterlijk 30 juni 2020 zijn ingediend, zullen in aanmerking worden genomen voor de bijwerking van de lijst.”.

2)

In artikel 13, lid 2, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Het controlecertificaat wordt door de bevoegde controleautoriteit of het bevoegde controleorgaan afgegeven voordat de zending het derde land van uitvoer of oorsprong verlaat. Het wordt door de bevoegde autoriteit van de betreffende lidstaat bekrachtigd en door de eerste geadresseerde ingevuld, op basis van het model en de noten in bijlage V en met gebruikmaking van het bij Beschikking 2003/24/EG van de Commissie (*1) ingestelde elektronische Traces-systeem (Trade Control and Expert System).

(*1)  Beschikking 2003/24/EG van de Commissie van 30 december 2002 met betrekking tot de invoering van een geïntegreerd veterinair computersysteem (PB L 8 van 14.1.2003, blz. 44).”."

3)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

4)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Rectificatie van Verordening (EG) nr. 1235/2008

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt gerectificeerd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 2 is van toepassing met ingang van 31 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 (PB L 150 van 14.6.2018, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 334 van 12.12.2008, blz. 25).

(4)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(5)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/39 van de Commissie van 10 januari 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1235/2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PB L 9 van 11.1.2019, blz. 106).


BIJLAGE I

Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tekst met betrekking tot Japan wordt de volgende rij toegevoegd:

“JP-BIO-038

Akatonbo

http://www.akatonbo.or.jp/”

2)

In de tekst met betrekking tot de Republiek Korea wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de rijen betreffende de codenummers KR-ORG-019 en KR-ORG-026 worden vervangen door:

“KR-ORG-019

Neo environmentally-friendly certification center

http://neoefcc.modoo.at

KR-ORG-026

Kwaliteitsdienst voor landbouwproducten

http://apqs.kr”

b)

de rij betreffende codenummer KR-ORG-001 wordt geschrapt.

3)

In de tekst met betrekking tot de Verenigde Staten wordt punt 5 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden toegevoegd:

“US-ORG-62

CERES

http://www.ceres-cert.com/

US-ORG-63

EcoLOGICA SA

http://www.eco-logica.com/

US-ORG-64

Food Safety SA

http://www.foodsafety.com.ar/

US-ORG-65

IBD Certifications

http://www.ibd.com.br/

US-ORG-66

Istituto per la Certificazione Etica e Ambientale (ICEA)

http://www.icea.info/

US-ORG-67

OnMark

http://onmarkcertification.com/

US-ORG-68

Perry Johnson Registrar Food Safety, Inc.

http://www.pjrfsi.com/”

b)

de rijen betreffende codenummerUS-ORG-12, US-ORG-14, US-ORG-54, US-ORG-60 en US-ORG-61 worden geschrapt.


BIJLAGE II

Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In de tekst met betrekking tot “A CERT European Organization for Certification SA” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“AE-BIO-171

Verenigde Arabische Emiraten

x

x

AM-BIO-171

Armenië

x

x

GH-BIO-171

Ghana

x

x

KW-BIO-171

Koeweit

x

x

OM-BIO-171

Oman

x

x

PE-BIO-171

Peru

x

x

SD-BIO-171

Sudan

x

x

UZ-BIO-171

Oezbekistan

x

x

VN-BIO-171

Vietnam

x

x

XK-BIO-171

Kosovo (*)

x

x

2)

De tekst betreffende “Argencert SA” wordt geschrapt;

3)

In de tekst met betrekking tot “Balkan Biocert Skopje” wordt de naam van het controleorgaan vervangen door “Balkan Biocert Macedonia DOOEL Skopje”;

4)

In de tekst met betrekking tot “Bașak Ekolojik Ürünler Kontrol ve Sertifikasyon Hizmetleri Tic. Ltd” wordt punt 1 wordt vervangen door:

“1.

Adres: Çinarli Mahallesi Şehit Polis Fethi Sekin Cad. nr:3/1006 Konak/İZMİR, Turkey”;

5)

In de tekst met betrekking tot “Bioagricert S.r.l.” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“BO-BIO-132

Bolivia

x

x

x

CM-BIO-132

Kameroen

x

x

x

FJ-BIO-132

Fiji

x

x

LK-BIO-132

Sri Lanka

x

x

x

PY-BIO-132

Paraguay

x

x

x

x

UY-BIO-132

Uruguay

x

x

x

x

—”

6)

In de tekst met betrekking tot “Biocert International Pvt Ltd” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“AE-BIO-177

Verenigde Arabische Emiraten

x

x

AF-BIO-177

Afghanistan

x

x

BD-BIO-177

Bangladesh

x

x

BJ-BIO-177

Benin

x

x

x

BT-BIO-177

Bhutan

x

x

EG-BIO-177

Egypte

x

x

ET-BIO-177

Ethiopië

x

x

x

GE-BIO-177

Georgië

x

x

MM-BIO-177

Myanmar/Birma

x

x

MU-BIO-177

Mauritius

x

x

MY-BIO-177

Maleisië

x

x

MZ-BIO-177

Mozambique

x

x

x

NP-BIO-177

Nepal

x

x

NG-BIO-177

Nigeria

x

x

x

OM-BIO-177

Oman

x

x

PH-BIO-177

Filipijnen

x

x

PK-BIO-177

Pakistan

x

x

QA-BIO-177

Qatar

x

x

x

RU-BIO-177

Rusland

x

x

x

SD-BIO-177

Sudan

x

x

x

TG-BIO-177

Togo

x

x

x

TH-BIO-177

Thailand

x

x

TZ-BIO-177

Tanzania

x

x

UA-BIO-177

Oekraïne

x

x

x

UG-BIO-177

Uganda

x

x

x

VN-BIO-177

Vietnam

x

x

—”

b)

de rij met betrekking tot Sri Lanka wordt vervangen door:

“LK-BIO-177

Sri Lanka

x

x

x

—”

7)

In de tekst met betrekking tot “Bio.inspecta AG” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“ME-BIO-161

Montenegro

x

x

x

x

 

x

MK-BIO-161

Noord-Macedonië

x

x

x

x

 

x

RS-BIO-161

Servië

x

x

x

x

 

x”

b)

de rijen betreffende Albanië, Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Bosnië en Herzegovina, Georgië, Iran, Kazachstan, Kosovo, Kirgizië, Libanon, Moldavië, Oekraïne, Oezbekistan, Rusland, Tadzjikistan, Tanzania, Turkije en Vietnam worden vervangen door:

“AL-BIO-161

Albanië

x

x

x

x

x

AM-BIO-161

Armenië

x

x

x

x

AZ-BIO-161

Azerbeidzjan

x

 

x

x

BA-BIO-161

Bosnië en Herzegovina

x

x

x

x

x

DZ-BIO-161

Algerije

x

x

x

GE-BIO-161

Georgië

x

x

x

x

x

IR-BIO-161

Iran

x

x

x

x

x

KG-BIO-161

Kirgizië

x

x

x

KZ-BIO-161

Kazachstan

x

x

x

x

x

LB-BIO-161

Libanon

x

x

x

x

MD-BIO-161

Moldavië

x

x

x

x

x

RU-BIO-161

Rusland

x

x

x

x

x

TJ-BIO-161

Tadzjikistan

x

x

x

x

x

TR-BIO-161

Turkije

x

x

x

x

TZ-BIO-161

Tanzania

x

x

x

x

UA-BIO-161

Oekraïne

x

x

x

x

x

UZ-BIO-161

Oezbekistan

x

x

x

x

x

VN-BIO-161

Vietnam

x

x

x

x

x

XK-BIO-161

Kosovo (*)

x

x

-

x

x

x

8)

De tekst met betrekking tot “Bureau Veritas Certification France SAS” wordt als volgt gewijzigd:

a)

in punt 2 wordt het internetadres vervangen door: “https://filiereagro.bureauveritas.fr/”;

b)

in punt 3 komt de vermelding over Mauritus als volgt te luiden:

“MU-BIO-165

Mauritius

x

x

—”

9)

In de tekst met betrekking tot “CCPB Srl” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“BF-BIO-102

Burkina Faso

x

x

x

CM-BIO-102

Kameroen

x

x

x

KM-BIO-102

Comoren

x

x

x

MG-BIO-102

Madagaskar

x

x

x

—”

b)

de rij met betrekking tot Ivoorkust wordt vervangen door:

“CI-BIO-102

Ivoorkust

x

x

x

—”

10)

In de tekst met betrekking tot “CERES Certification of Environmental Standards GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rij wordt ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“US-BIO-140

Verenigde Staten

x

—”

b)

de rijen met betrekking tot Chili, Zuid-Afrika en de Verenigde Arabische Emiraten worden vervangen door:

“AE-BIO-140

Verenigde Arabische Emiraten

x

x

CL-BIO-140

Chili

x

x

x

x

ZA-BIO-140

Zuid-Afrika

x

x

x

x”

11)

Na de tekst met betrekking tot “Control Union Certification” wordt de volgende nieuwe tekst ingevoegd:

“DQS Polska sp. z o.o.”

1.

Adres: ul. Domaniewska 45, 02-672 Warszawa, Polen

2.

Internetadres: www.dqs.pl

3.

Betrokken codenummers, derde landen en productcategorieën:

Codenummer

Derde land

Productcategorie

A

B

C

D

E

F

BA-BIO-181

Bosnië en Herzegovina

x

x

x

CN-BIO-181

China

x

x

x

MG-BIO-181

Madagaskar

x

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten en wijn

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2021”

12)

In de tekst met betrekking tot “Ecocert SA” worden in punt 3 de rijen betreffende Cuba, Koeweit, Malawi, Moldavië, Servië, de Verenigde Arabische Emiraten en Zimbabwe vervangen door:

“AE-BIO-154

Verenigde Arabische Emiraten

x

x

x

x

CU-BIO-154

Cuba

x

x

x

x

KW-BIO-154

Koeweit

x

x

x

MD-BIO-154

Moldavië

x

x

x

x

MW-BIO-154

Malawi

x

x

x

RS-BIO-154

Servië

x

x

x

x

x

ZW-BIO-154

Zimbabwe

x

x

x

x

x”

13)

Na de tekst met betrekking tot “Ekoagros” wordt de volgende tekst ingevoegd:

“FairCert Certification Services Pvt Ltd”

1.

Adres: C 122, GAURIDHAM COLONY, 451001-KHARGONE, India

2.

Internetadres: www.faircert.com

3.

Betrokken codenummers, derde landen en productcategorieën:

Codenummer

Derde land

Productcategorie

A

B

C

D

E

F

BT-BIO-180

Bhutan

x

x

x

x

IN-BIO-180

India

x

x

x

NP-BIO-180

Nepal

x

x

x

x

4.

Uitzonderingen: omschakelingsproducten en wijn

5.

Geldigheidsduur van de opneming in de lijst: tot en met 30 juni 2021”

14)

In de tekst met betrekking tot “IBD Certificações Ltda” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“BO-BIO-122

Bolivia

x

x

MN-BIO-122

Mongolië

x

x

PY-BIO-122

Paraguay

x

x

—”

15)

In de tekst met betrekking tot “Kiwa BCS Öko-Garantie GmbH” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“SC-BIO-141

Seychellen

x

x

US-BIO-141

Verenigde Staten

x

—”

b)

de rijen betreffende Armenië, Dominicaanse Republiek, Ecuador, Georgië, Guatemala, Honduras, Oezbekistan, Paraguay, Peru, Servië, Tadzjikistan, Turkije en Zambia worden vervangen door:

“AM-BIO-141

Armenië

x

x

x

DO-BIO-141

Dominicaanse Republiek

x

x

x

EC-BIO-141

Ecuador

x

x

x

x

x

x

GE-BIO-141

Georgië

x

x

x

x

GT-BIO-141

Guatemala

x

x

x

x

x

x

HN-BIO-141

Honduras

x

x

x

x

PE-BIO-141

Peru

x

x

x

x

x

PY-BIO-141

Paraguay

x

x

x

x

x

RS-BIO-141

Servië

x

x

x

TJ-BIO-141

Tadzjikistan

x

x

x

TR-BIO-141

Turkije

x

x

x

x

x

UZ-BIO-141

Oezbekistan

x

x

x

ZM-BIO-141

Zambia

x

x

x

—”

16)

In de tekst met betrekking tot “Mayacert” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“LK-BIO-169

Sri Lanka

x

x

PA-BIO-169

Panama

x

x

—”

17)

In de tekst met betrekking tot “OneCert International PVT Ltd” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“EG-BIO-152

Egypte

x

x

JO-BIO-152

Jordanië

x

x

MY-BIO-152

Maleisië

x

x

QA-BIO-152

Qatar

x

x

—”

b)

de rijen met betrekking tot de Verenigde Arabische Emiraten, Ethiopië, India, Mozambique, Tanzania en Uganda worden vervangen door:

“AE-BIO-152

Verenigde Arabische Emiraten

x

x

ET-BIO-152

Ethiopië

x

x

x

IN-BIO-152

India

x

x

MZ-BIO-152

Mozambique

x

x

x

TZ-BIO-152

Tanzania

x

x

x

UG-BIO-152

Uganda

x

x

x

—”

18)

In de tekst met betrekking tot “Organización International Agropecuaria” wordt punt 3 als volgt gewijzigd:

a)

de volgende rij wordt ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“CO-BIO-110

Colombia

x

x

—”

b)

de regel voor Chili en Uruguay wordt vervangen door:

“CL-BIO-110

Chili

x

x

x

x

UY-BIO-110

Uruguay

x

x

x

x

x

—”

19)

In de tekst met betrekking tot “Servicio de Certificación CAAE S.L.U” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“CO-BIO-178

Colombia

x

x

DO-BIO-178

Dominicaanse Republiek

x

x

GT-BIO-178

Guatemala

x

x

HN-BIO-178

Honduras

x

x

NI-BIO-178

Nicaragua

x

x

PA-BIO-178

Panama

x

x

SV-BIO-178

El Salvador

x

x

—”

20)

In de tekst met betrekking tot “Suolo e Salute srl” wordt in punt 3 de rij voor Egypte vervangen door:

“EG-BIO-150

Egypte

x

x

—”

21)

In de tekst met betrekking tot “Tse-Xin Organic Certification Corporation” worden in punt 3 de volgende rijen ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“K-BIO-174

Hongkong

x

ID-BIO-174

Indonesië

x

x

KH-BIO-174

Cambodja

x

x

KR-BIO-174

Republiek Korea

x

LA-BIO-174

Laos

x

x

MM-BIO-174

Myanmar/Birma

x

x

MY-BIO-174

Maleisië

x

x

PH-BIO-174

Filipijnen

x

x

SG-BIO-174

Singapore

x

TH-BIO-174

Thailand

x

x

VN-BIO-174

Vietnam

x

x

—”

22)

De tekst met betrekking tot “Valsts SIA “Sertifikācijas un testēšanas centrs” wordt als volgt gewijzigd:

a)

de naam van het controleorgaan wordt vervangen door “SIA “Sertifikācijas un testēšanas centrs””;

b)

punt 3 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de volgende rijen worden ingevoegd in volgorde van de codenummers:

“G-BIO-173

Kirgizië

x

x

x

x

KZ-BIO-173

Kazachstan

x

x

x

x

x

MD-BIO-173

Moldavië

x

x

x

x

x

TJ-BIO-173

Tadzjikistan

x

x

x

x

x”

ii)

de rijen betreffende Belarus en Oezbekistan worden vervangen door:

“Y-BIO-173

Belarus

x

x

x

x

x

UZ-BIO-173

Oezbekistan

x

x

x

x

x”


(*)  (*) Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.”

(*)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.”


BIJLAGE III

In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1235/2008 wordt in de tekst met betrekking tot “Agricert — Certificação de Produtos Alimentares lda” in punt 3 de rij betreffende Guinee vervangen door:

“W-BIO-172

Guinee-Bissau

x

x

—”


BESLUITEN

14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/32


BESLUIT (EU) 2020/26 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot bijwerking van bijlage A bij de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien de monetaire overeenkomst van 29 november 2011 tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco (1), en met name artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 11, lid 2, van de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco (hierna “de monetaire overeenkomst”) moet het Vorstendom Monaco dezelfde bepalingen toepassen als die welke door de Franse Republiek zijn vastgesteld ter omzetting van de in bijlage A vermelde Europese rechtsbesluiten inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen en inzake de voorkoming van systeemrisico’s in betalings- en effectenafwikkelingssystemen.

(2)

De bijwerking van bijlage A vindt plaats overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de monetaire overeenkomst, waarin is bepaald dat bijlage A telkens door de Commissie moet worden aangepast wanneer de teksten in kwestie gewijzigd worden en wanneer een nieuwe tekst wordt aangenomen door de Europese Unie.

(3)

Door de Europese Unie zijn nieuwe teksten aangenomen en in de reeds bestaande teksten van bijlage A zijn wijzigingen aangebracht.

(4)

Bijlage A bij de monetaire overeenkomst dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Enig artikel

Bijlage A bij de monetaire overeenkomst tussen de Europese Unie en het Vorstendom Monaco wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Dit besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB C 23 van 28.1.2012, blz. 13.


BIJLAGE

“BIJLAGE A

 

Wetgeving inzake de werkzaamheden van en de controle op kredietinstellingen en inzake de voorkoming van systeemrisico’s in betalings- en effectenafwikkelingssystemen

1

De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen van:

Richtlijn 86/635/EEG van de Raad van 8 december 1986 betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen (PB L 372 van 31.12.1986, blz. 1)

 

gewijzigd bij:

2

Richtlijn 2001/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG en 86/635/EEG met betrekking tot de waarderingsregels voor de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen evenals van banken en andere financiële instellingen (PB L 283 van 27.10.2001, blz. 28)

3

Richtlijn 2003/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG, 83/349/EEG, 86/635/EEG en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, banken en andere financiële instellingen, en verzekeringsondernemingen (PB L 178 van 17.7.2003, blz. 16)

4

Richtlijn 2006/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen, 83/349/EEG van de Raad betreffende de geconsolideerde jaarrekening, 86/635/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van banken en andere financiële instellingen en 91/674/EEG van de Raad betreffende de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van verzekeringsondernemingen (PB L 224 van 16.8.2006, blz. 1)

5

Richtlijn 89/117/EEG van de Raad van 13 februari 1989 betreffende de verplichtingen inzake openbaarmaking van jaarstukken voor in een lidstaat gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen en financiële instellingen die hun hoofdkantoor buiten deze lidstaat hebben (PB L 44 van 16.2.1989, blz. 40)

6

Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45)

 

gewijzigd bij:

7

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

8

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

9

Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1)

10

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

11

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen (PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15)

 

gewijzigd bij:

12

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

13

Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43)

 

gewijzigd bij:

14

Richtlijn 2009/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Richtlijn 98/26/EG betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen en Richtlijn 2002/47/EG betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten wat gekoppelde systemen en kredietvorderingen betreft (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 37)

15

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

16

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

17

Richtlijn 2005/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2005 tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 85/611/EEG, 91/675/EEG, 92/49/EEG en 93/6/EEG van de Raad en de Richtlijnen 94/19/EG, 98/78/EG, 2000/12/EG, 2001/34/EG, 2002/83/EG en 2002/87/EG met het oog op de instelling van een nieuwe comitéstructuur voor financiële diensten (PB L 79 van 24.3.2005, blz. 9)

18

Richtlijn 2008/25/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 11 maart 2008 tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat, wat de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden betreft (PB L 81 van 20.3.2008, blz. 40)

19

Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit

 

(Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 120)

20

Richtlijn 2011/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 houdende wijziging van de Richtlijnen 98/78/EG, 2002/87/EG, 2006/48/EG en 2009/138/EG betreffende het aanvullende toezicht op financiële entiteiten in een financieel conglomeraat (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 113)

21

Met uitzondering van titel V:

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)

22

Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7)

 

gewijzigd bij:

23

Met uitzondering van titel V:

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)

24

Met uitzondering van de titels III en IV:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35)

25

Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)

 

gewijzigd bij:

26

Verordening (EU) nr. 1022/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 5)

27

Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34)

28

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

29

Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 225 van 30.7.2014, blz. 1)

30

Met uitzondering van de titels III en IV:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35)

31

Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

32

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1)

33

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

34

Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

35

Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

36

Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73)

37

Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1) wat kredietinstellingen betreft

38

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

39

Verordening (EU) 2017/2395 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft de overgangsregelingen ter beperking van de gevolgen van de invoering van IFRS 9 voor het eigen vermogen en ter behandeling als grote risicoblootstellingen van blootstellingen met betrekking tot bepaalde overheidsinstanties welke in de nationale valuta van een lidstaat luiden (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 27)

40

Verordening (EU) 2017/2401 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 1)

41

Verordening (EU) 2019/630 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen (PB L 11 van 25.4.2019, blz. 4)

42

Met uitzondering van titel V:

Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

43

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190)

44

Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149)

45

Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

46

Richtlijn (EU) 2017/2399 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde (PB L 345 van 27.12.2017, blz. 96)

47

De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen, met uitzondering van de artikelen 34, 35 en 36 en van titel III, van:

Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (herschikking) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2

 

gewijzigd bij:

48

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

49

Richtlijn (EU) 2016/1034 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Richtlijn 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 8)

50

Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1)

 

gewijzigd bij:

51

Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

52

De op kredietinstellingen toepasselijke bepalingen van:

Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84)

 

gewijzigd bij:

53

Verordening (EU) 2016/1033 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten, Verordening (EU) nr. 596/2014 betreffende marktmisbruik en Verordening (EU) nr. 909/2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen (PB L 175 van 30.6.2016, blz. 1)

54

Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1) wat kredietinstellingen betreft

55

Met uitzondering van de titels III en IV:

Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35) en in voorkomend geval de daarmee verband houdende maatregelen van niveau 2


14.1.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 8/39


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2020/27 VAN DE COMMISSIE

van 13 januari 2020

tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 14, lid 5,

Na raadpleging van het Permanent Comité voor biociden,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Propiconazool is in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) opgenomen als werkzame stof die mag worden gebruikt in biociden van productsoort 8, en wordt ingevolge artikel 86 van Verordening (EU) nr. 528/2012 derhalve geacht op grond van die verordening te zijn goedgekeurd, onder voorbehoud van de naleving van de in bijlage I bij die richtlijn vastgestelde specificaties en voorwaarden.

(2)

De goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 loopt af op 31 maart 2020. Op 1 oktober 2018 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de goedkeuring van propiconazool overeenkomstig artikel 13, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012.

(3)

De beoordelende bevoegde autoriteit van Finland heeft de Commissie op 8 februari 2019 geïnformeerd over haar besluit op grond van artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 dat een volledige beoordeling van de aanvraag noodzakelijk was. Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 moet de beoordelende bevoegde autoriteit binnen 365 dagen na de validering van een aanvraag een volledige beoordeling hiervan uitvoeren.

(4)

De beoordelende bevoegde autoriteit kan overeenkomstig artikel 8, lid 2, van die verordening in voorkomend geval de aanvrager verzoeken voldoende gegevens te verstrekken om de beoordeling uit te voeren. In dat geval wordt de periode van 365 dagen geschorst; de schorsing mag niet langer duren dan in totaal 180 dagen, tenzij de aard van de gevraagde gegevens of uitzonderlijke omstandigheden een langere schorsing rechtvaardigen.

(5)

Overeenkomstig artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) nr. 528/2012 stelt het Europees Agentschap voor chemische stoffen (“het agentschap”) binnen 270 dagen na ontvangst van een aanbeveling van de beoordelende bevoegde autoriteit een advies op over de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof en zendt dit toe aan de Commissie.

(6)

De goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 zal dus om redenen buiten de invloed van de aanvrager waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moet de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 met een zodanige termijn worden verlengd dat er voldoende tijd is om de aanvraag te behandelen.

(7)

Aangezien propiconazool overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) is ingedeeld als voor de voortplanting giftige stof van categorie 1B en derhalve aan het in artikel 5, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 528/2012 vastgestelde uitsluitingscriterium voldoet, wordt het na nader overleg met de lidstaten aangewezen geacht de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring voor een kortere periode te verlengen. Daarom wordt voorgesteld de geldigheidsduur van de goedkeuring te verlengen tot en met 31 maart 2021.

(8)

Behalve wat de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring betreft, blijft de goedkeuring van propiconazool gelden voor gebruik in biociden van productsoort 8, onder voorbehoud van de naleving van de specificaties en voorwaarden vastgesteld in bijlage I bij Richtlijn 98/8/EG,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van propiconazool voor gebruik in biociden van productsoort 8 wordt verlengd tot en met 31 maart 2021.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 januari 2020.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels, tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).