ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 336

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
30 december 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU, Euratom) 2019/2234 van de Raad van 19 december 2019 houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/2235 van de Raad van 16 december 2019 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader

10

 

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/2236 van de Raad van 16 december 2019 tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

14

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

26

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2238 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2020-2021

34

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

47

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2240 van de Commissie van 16 december 2019 tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen, de technische modellen voor het toezenden van gegevens en de nadere bepaling van de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen over de organisatie van een steekproefenquête in het domein beroepsbevolking in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

59

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2241 van de Commissie van 16 december 2019 houdende beschrijving van de variabelen, de duur, de kwaliteitseisen en de mate van gedetailleerdheid van de tijdreeksen voor de indiening van maandelijkse werkloosheidsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

125

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2242 Van De Commissie van 16 december 2019 tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen, de technische modellen voor het toezenden van gegevens en de nadere bepaling van de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen over de organisatie van een steekproefenquête in het domein inkomen en levensomstandigheden in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

133

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/2243 van de Commissie van XXX tot vaststelling van een model voor de samenvatting van het contract die door aanbieders van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten moet worden gebruikt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

274

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2244 van de Raad van 16 december 2019 waarbij Spanje en Frankrijk worden gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

281

 

*

Besluit (EU) 2019/2245 van de Raad van 19 december 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wat betreft de actualisering van bijlage XV (Afschaffing van douanerechten) bij de overeenkomst

283

 

*

Besluit (EU) 2019/2246 van de Raad van 19 december 2019 betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité voor de CETA in te nemen standpunt met betrekking tot de goedkeuring van de lijst van arbiters overeenkomstig artikel 29.8 van de overeenkomst

288

 

*

Besluit (EU) 2019/2247 van de Raad van 19 december 2019 tot wijziging van Besluit 2013/488/EU betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie

291

 

*

Besluit (EU) 2019/2248 van de Raad van 19 december 2019 over het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten

297

 

*

Besluit (EU) 2019/2249 van de Raad van 19 december 2019 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels van de Wereldhandelsorganisatie

302

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2250 van de Raad van 19 December 2019 houdende goedkeuring van het reglement van orde van Eurojust

309

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/2251 van de Raad van 19 december 2019 betreffende een vergoedingsregeling voor de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

310

 

*

Besluit (EU) 2019/2252 van de Commissie van 17 december 2019 over het voorgestelde burgerinitiatief Stop Finning — Stop the trade (Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 9203)

312

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/1


VERORDENING (EU, Euratom) 2019/2234 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 203,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 29 maart 2017 kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, d.w.z. met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit. De termijn is tweemaal verlengd door de Europese Raad, laatstelijk bij Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad (2), waarbij deze termijn is verlengd tot en met 31 oktober 2019. Zonder terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk en een nieuwe verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn moet in verband met de financiële verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie een financiële regeling worden vastgesteld in een toekomstige internationale overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.

(2)

Deze verordening laat de respectieve verplichtingen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de volledige periode van lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, onverlet.

(3)

Bij Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 van de Raad (3) zijn regels vastgesteld voor de betrekkingen tussen de Unie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk en zijn begunstigden anderzijds inzake de financiering en de uitvoering van de algemene begroting van de Unie (“de begroting”) in 2019. Nu moeten er regels worden vastgesteld voor de betrekkingen tussen de Unie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk en zijn begunstigden anderzijds, onder meer inzake de financiering en de uitvoering van de begroting in 2020.

(4)

Voor de vaststelling van de maatregelen inzake de financiering en de uitvoering van de begroting in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord voorzien de Verdragen uitsluitend in de bevoegdheden op grond van artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 203 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

(5)

Het Verenigd Koninkrijk en personen en entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, nemen deel aan een aantal programma’s of acties van de Unie op grond van het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk. Die deelname is gebaseerd op overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd of op besluiten ten gunste van het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, die juridische verbintenissen vormen.

(6)

Voor veel van die overeenkomsten en besluiten vereisen de subsidiabiliteitsregels dat de begunstigde een lidstaat of een in een lidstaat gevestigde persoon of entiteit is. De subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten is in die gevallen gekoppeld aan het feit dat het Verenigd Koninkrijk een lidstaat is. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord heeft dus tot gevolg dat die ontvangers van Uniefinanciering op grond van deze overeenkomsten en besluiten niet langer subsidiabel zijn. Dit geldt echter niet voor gevallen waarin in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten deel zouden nemen aan een actie op grond van de desbetreffende Unieregels voor in een derde land gevestigde personen en entiteiten en met inachtneming van de voorwaarden die gelden in het kader daarvan.

(7)

Bij terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord zou het in het voordeel van zowel de Unie en haar lidstaten als het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten zijn indien wordt voorzien in subsidiabiliteit in 2020 van het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde begunstigden, zodat zij Uniemiddelen kunnen ontvangen, en in de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de financiering van de begroting voor 2020. Ook zou het voordelig zijn indien de vóór de datum van terugtrekking of in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 ondertekende en vastgestelde juridische verbintenissen in heel het jaar 2020 verder zouden kunnen worden uitgevoerd.

(8)

Daarom moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaronder het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten subsidiabel kunnen blijven in 2020 in verband met de overeenkomsten die met hen zijn ondertekend of de besluiten die ten aanzien van hen zijn vastgesteld tot de datum waarop de Verdragen niet meer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn (“datum van terugtrekking”) of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197. Voor de toepassing van deze verordening moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: i) het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt een bijdrage te blijven betalen die wordt berekend op basis van de geraamde eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting voor 2020 en die wordt aangepast om rekening te houden met het totale bedrag aan betalingskredieten dat in de goedgekeurde begroting voor 2020 wordt opgenomen; ii) het Verenigd Koninkrijk heeft een eerste tranche betaald; iii) het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt volledige audits en controles door de Unie toe te staan overeenkomstig de toepasselijke regels; iv) de Commissie heeft een besluit overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld en heeft geen besluit overeenkomstig artikel 3, lid 2, van die verordening vastgesteld. Laatstgenoemde voorwaarde geldt slechts indien Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vóór het einde van het begrotingsjaar 2019 van toepassing is geworden. Gelet op de behoefte aan zekerheid moet de termijn waarbinnen de voorwaarden vervuld moeten zijn, worden beperkt. De Commissie moet een besluit vaststellen inzake de vervulling van de voorwaarden.

(9)

De voorwaarde met betrekking tot de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk moet worden gebaseerd op de voor 28 lidstaten voorgestelde ontwerpbegroting voor 2020 en moet worden aangepast om rekening te houden met het totale bedrag van de betalingskredieten in de goedgekeurde begroting. Het is redelijk om er, wat de relatieve bijdragen betreft, voor te zorgen dat geen enkele lidstaat zich na vaststelling van deze verordening in een minder gunstige positie bevindt dan de positie die is voorgesteld in de begroting voor 2020. Opdat deze verordening dus voordelig is voor alle lidstaten, moet van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk die in de algemene begroting van de Unie moet worden opgenomen, een specifiek bedrag worden afgetrokken. Dat specifieke bedrag moet de lidstaten ten goede komen die anders benadeeld zouden zijn na vaststelling van deze verordening, zoals nader omschreven in speciale praktische regelingen waarin de verdeling van de verschuldigde betalingen is beschreven en waarin de Commissie wordt belast met het uitkeren van het specifieke bedrag.

(10)

Zolang aan de voorwaarden van deze verordening inzake subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten is voldaan, is het ook passend te voorzien in hun subsidiabiliteit in 2020, waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of ongeacht welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, tenzij het om specifieke gevallen gaat in verband met de veiligheid en met het verlies van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese Investeringsbank, en hun Uniefinanciering te verstrekken. Die Uniefinanciering moet worden beperkt tot in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, behalve voor overheidsopdrachten die vóór eind 2020 zijn ondertekend onder toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (4) (“het Financieel Reglement”), en die verder worden uitgevoerd overeenkomstig de erin vervatte voorwaarden, en behalve voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2020, die moeten worden uitgesloten van de subsidiabiliteit.

Ook moeten het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten worden uitgesloten van de subsidiabiliteit op grond van Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1796 van het Europees Parlement en de Raad (6), voor acties in verband met werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van een terugtrekking zonder akkoord, alsook op grond van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (7), zoals gewijzigd, voor acties in verband met ernstige financiële lasten voor lidstaten die rechtstreeks te wijten zijn aan een terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord. In overeenstemming met het Financieel Reglement moeten de voorwaarden voor subsidiabiliteit en voor de voortzetting daarvan in oproepen, aanbestedingen, wedstrijden of andere procedures, en in daaruit voortvloeiende overeenkomsten met, of besluiten ten gunste van, het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten, worden bepaald onder verwijzing naar deze verordening.

(11)

Ook moet worden bepaald dat het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten subsidiabel blijven op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de bijdrage voor 2020 en, in voorkomend geval, voor 2019 overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2019/1197, blijft betalen en controles en audits doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Indien deze voorwaarden niet langer zijn vervuld, moet de Commissie een besluit nemen waarbij niet-vervulling wordt vastgesteld. In dat geval mogen het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en partijen niet langer in aanmerking komen voor financiering door de Unie.

(12)

Tevens moet worden bepaald dat acties in het kader waarvan lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten Uniemiddelen ontvangen en die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk, in 2020 subsidiabel blijven. De mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk geen controles en audits aanvaardt, moet echter een aspect zijn waarmee met het oog op een goed financieel beheer rekening wordt gehouden bij de beoordeling van de uitvoering van dergelijke acties.

(13)

De acties moeten steeds worden uitgevoerd conform de regels voor die acties, waaronder het Financieel Reglement. Daarom moet het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van die regels als lidstaat worden behandeld.

(14)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt omdat zij de begroting van de Unie en door de Unie uitgevoerde programma’s en acties betreffen, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(15)

Om een beperkte flexibiliteit mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen wat betreft een eventuele verlenging van de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), en de wijzigingen van het betalingsschema. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (8). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, moet de gedelegeerde handeling onverwijld in werking treden en van toepassing zijn zolang door het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar wordt gemaakt.

(16)

Om de meest significante verstoringen voor begunstigen van uitgavenprogramma’s van de Unie en andere acties op de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie te voorkomen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en van toepassing zijn met ingang van de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk, tenzij tegen die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden. Aangezien in deze verordening maatregelen worden vastgesteld met betrekking tot de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie voor 2020, moet deze verordening alleen van toepassing zijn op de subsidiabiliteit voor het jaar 2020,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt voorschriften vast voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie (“de begroting”) in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord en voor acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarvan de subsidiabiliteit op de datum waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk (“datum van terugtrekking”) is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie.

De programma’s voor territoriale samenwerking waarop Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing is en de activiteiten op het gebied van leermobiliteit op grond van het Erasmus+-programma waarop Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing is, worden door deze verordening onverlet gelaten.

Artikel 2

Subsidiabiliteitsvoorwaarden

1.   Indien het Verenigd Koninkrijk of een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit Uniemiddelen ontvangt in het kader van een actie in direct, indirect of gedeeld beheer op grond van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 en de subsidiabiliteit in het kader van die actie afhangt van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, blijven zij na de datum van terugtrekking in aanmerking komen voor Uniefinanciering voor hun in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden:

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 januari 2020 of binnen zeven kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, schriftelijk aan de Commissie bevestigd dat het overeenkomstig het in deze verordening vastgestelde betalingsschema het uit de volgende formule resulterende bedrag in euro zal bijdragen: UK EM OB2020 + BNI-SLEUTEL OB2020 x (BK B2020 — BK OB2020);

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 20 januari 2020 of binnen twintig kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, op de door de Commissie aangewezen rekening de eerste betaling verricht die overeenkomt met 3,5 twaalfden van het in deze alinea, onder a), bedoelde bedrag;

c)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 januari 2020 of binnen zeven kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, aan de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt de controles en audits over de hele looptijd van de programma’s en acties te blijven aanvaarden overeenkomstig de toepasselijke regels;

d)

de Commissie heeft een besluit overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld en heeft geen besluit overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld, en

e)

de Commissie heeft het in lid 4 bedoelde besluit vastgesteld waarbij wordt bevestigd dat de in dit lid, onder a), b) en c), genoemde voorwaarden zijn vervuld.

De voorwaarde in de eerste alinea, onder d), geldt slechts indien Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vóór het einde van het begrotingsjaar 2019 van toepassing is geworden.

2.   Voor de toepassing van de formule in lid 1, eerste alinea, onder a), geldt het volgende:

a)

“UK EM OB2020” is het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Verenigd Koninkrijk” en de kolom “Totale eigen middelen” van tabel 7 van deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de begroting voor 2020 van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020;

b)

“UK BNI-SLEUTEL OB2020” is het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Verenigd Koninkrijk” en de kolom “Eigen middelen bni” van tabel 7 van het deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de begroting voor 2020 van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, gedeeld door het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Totaal” van dezelfde kolom;

c)

“BK B2020 — BK OB2020” is het verschil tussen het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Totaal uitgaven” en de kolom “Begroting 2020” van de tabel “Uitgaven” van deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, en het bedrag dat wordt vermeld in dezelfde rij en dezelfde kolom van dezelfde tabel van hetzelfde deel van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020.

Niettegenstaande de eerste alinea is “BK B2020 — BK OB2020” gelijk aan nul indien de begroting 2020 op de datum van inwerkingtreding van deze verordening of, indien dat later is, op de datum van toepassing ervan, niet definitief is vastgesteld.

3.   Het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt na aftrek van het bedrag van de eerste betaling als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), uitgesplitst in gelijke tranches. Het aantal tranches komt overeen met het aantal volledige maanden tussen de datum van de eerste betaling als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), en het einde van het jaar 2020.

Het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt in de algemene begroting van de Unie vermeld als overige ontvangsten, na aftrek van een specifiek bedrag ter waarborging van de budgettaire verdeling vermeld in de kolom “Totaal eigen middelen” van de in lid 2, onder a), bedoelde tabel en onder voorbehoud van daartoe getroffen speciale regelingen.

De in lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde verbintenis omvat met name de samenwerking bij de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de aanvaarding van het recht van de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding om gegevens en documenten in verband met bijdragen van de Unie te raadplegen, en om controles en audits uit te voeren.

4.   De Commissie stelt een besluit vast waarbij wordt bepaald of de in lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

5.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de verlenging van de in dit artikel, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde termijnen.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op gedelegeerde handelingen die op grond van dit lid zijn vastgesteld.

Artikel 3

Behoud van subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten

1.   De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten blijft behouden in het jaar 2020, zolang aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft, nadat de eerste betaling is verricht overeenkomstig artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder b), op de eerste werkdag van elke maand tot en met augustus 2020 de maandelijkse tranche bedoeld in artikel 2, lid 3, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening;

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft op de eerste werkdag van september 2020 de resterende maandelijkse tranches bedoeld in artikel 2, lid 3, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening, tenzij de Commissie op uiterlijk 31 augustus 2020 aan het Verenigd Koninkrijk een afwijkend betalingsschema voor deze betaling meedeelt, en

c)

bij de uitvoering van de controles en audits bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), zijn geen substantiële tekortkomingen geconstateerd.

2.   Indien een of meer van de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet zijn vervuld, neemt de Commissie een besluit met die strekking. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Vanaf de dag van inwerkingtreding van het in dit lid, eerste alinea, bedoelde besluit zijn het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten niet meer subsidiabel op grond van lid 1 van dit artikel, zijn acties overeenkomstig de artikelen 2 en 4 niet meer subsidiabel op grond van artikel 6, lid 2, en is artikel 5 niet meer van toepassing.

3.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een afwijkend betalingsschema voor de in dit artikel, lid 1, onder a) en b), bedoelde betalingen.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 4

Deelname aan oproepen en subsidiabiliteit van daaruit voortvloeiende uitgaven

1.   Vanaf de datum van inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder e), bedoelde besluit, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, zijn het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten in 2020 in dezelfde mate subsidiabel als de lidstaten en in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of ongeacht welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, en komen zij in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven.

Niettegenstaande de eerste alinea:

a)

worden overeenkomsten die tot eind 2020 onder toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (“het Financieel Reglement”) worden ondertekend, uitgevoerd overeenkomstig de daarin vervatte voorwaarden en tot de einddatum ervan;

b)

komen uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2020 op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) niet in aanmerking voor Uniefinanciering.

2.   Niettegenstaande lid 1 zijn het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten noch subsidiabel op grond van Verordening (EU) nr. 1309/2013, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1796, voor acties in verband met werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van een terugtrekking zonder akkoord, noch op grond van Verordening (EG) nr. 2012/2002, zoals gewijzigd, voor acties in verband met een ernstige financiële last voor lidstaten die rechtstreeks te wijten is aan een terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord.

3.   Lid 1, eerste alinea, is niet van toepassing:

a)

indien de deelname om veiligheidsredenen beperkt is tot de lidstaten en de in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten;

b)

op financiële verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten die in direct of indirect beheer worden uitgevoerd op grond van titel X van het Financieel Reglement of financiële verrichtingen die door de Uniebegroting worden gewaarborgd in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (12), of in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad (13).

Artikel 5

Andere noodzakelijke aanpassingen

Indien aan de in artikel 2, lid 1, vastgestelde voorwaarden is voldaan, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, wordt het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van regels betreffende de acties uitgevoerd op grond van de in artikel 2, lid 1, eerste alinea, bedoelde juridische verbintenissen, de oproepen bedoeld in artikel 4 en de acties uitgevoerd op grond van de juridische verbintenissen ondertekend of vastgesteld na de in artikel 4 bedoelde oproepen, die nodig zijn om uitvoering te geven aan artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, behandeld als een lidstaat, met inachtneming van de verordening.

Het Verenigd Koninkrijk of vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk mogen echter niet deelnemen aan comités die assisteren bij het beheer krachtens de regels van de betrokken basishandeling, noch aan deskundigengroepen of andere organen die advies geven over de programma’s of de acties, met uitzondering van specifieke toezicht- of soortgelijke comités voor de specifieke operationele, nationale of vergelijkbare programma’s in gedeeld beheer.

Artikel 6

Subsidiabiliteit van acties die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk en waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten de Uniemiddelen ontvangen

1.   Acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten Uniemiddelen ontvangen op grond van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 en waarvan de subsidiabiliteit op de datum van terugtrekking is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie of, in voorkomend geval, door de subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197, komen vanaf de datum van terugtrekking in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven.

2.   Acties waarvoor op de datum van terugtrekking aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde van een minimumaantal deelnemers uit verschillende lidstaten aan een consortium is voldaan doordat een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit deelneemt aan het consortium, komen in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, mits aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, is voldaan en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden.

3.   De niet-vervulling van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), of een besluit van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 2, inzake de niet-vervulling van voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), wordt door de bevoegde ordonnateur in aanmerking genomen bij de beoordeling van een eventuele ernstige tekortkoming inzake de nakoming van de belangrijkste verplichtingen bij de uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde juridische verbintenis.

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van de artikelen 2 en 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van een maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

Artikel 8

Spoedprocedure

1.   Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.   Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 7, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 9

Overgangsbepaling

In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, onder b), van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 komen uitgaven met betrekking tot de regeling voor rechtstreekse betalingen voor het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2019 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 in aanmerking voor Uniefinanciering nadat de Commissie het in artikel 2, lid 4, van deze verordening bedoelde besluit heeft vastgesteld, tenzij zij een besluit neemt als bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 50, lid 3, VEU.

Deze verordening is evenwel niet van toepassing indien uiterlijk op de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum een in overeenstemming met artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Goedkeuring verleend op 22 oktober 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk van 11 april 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn (PB L 101 van 11.4.2019, blz. 1).

(3)  Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 van de Raad van 9 juli 2019 houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 189 van 15.7.2019, blz. 1).

(4)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855).

(6)  Verordening (EU) 2019/1796 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) (PB L 279 I van 31.10.2019, blz. 4).

(7)  Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (PB L 311 van 14.11.2002, blz. 3).

(8)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(9)  Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 om de voortzetting van de territoriale samenwerkingsprogramma’s Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) mogelijk te maken in de context van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot vaststelling van bepalingen voor de voortzetting van de lopende leermobiliteitsactiviteiten uit hoofde van het Erasmus+-programma vastgelegd door Verordening (EU) nr. 1288/2013, in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 32).

(11)  Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

(12)  Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

(13)  Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds (PB L 249 van 27.9.2017, blz. 1).


RICHTLIJNEN

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/10


RICHTLIJN (EU) 2019/2235 VAN DE RAAD

van 16 december 2019

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en Richtlijn 2008/118/EG houdende een algemene regeling inzake accijns wat betreft defensie-inspanningen binnen het Uniekader

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3) voorziet onder bepaalde voorwaarden in een vrijstelling van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) voor leveringen van goederen en diensten aan alsook de invoer van goederen door de strijdkrachten van de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een gemeenschappelijke defensie-inspanning buiten hun eigen staat.

(2)

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (4) voorziet in een vrijstelling van accijns voor accijnsgoederen die bestemd zijn voor gebruik door de strijdkrachten van de staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, onder de door de gastlidstaat vastgestelde voorwaarden en beperkingen.

(3)

Op die vrijstellingen kan geen beroep worden gedaan wanneer de strijdkrachten van een lidstaat deelnemen aan activiteiten in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) zoals uiteengezet in afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Er moet prioriteit worden gegeven aan de noodzakelijke verbetering van de Europese defensie- en crisisbeheersingsvermogens en de vereiste versterking van de veiligheid en defensie van de Unie. In hun gezamenlijke mededeling van 28 maart 2018 over het actieplan voor militaire mobiliteit hebben de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Commissie de noodzaak erkend om de btw-behandeling van de defensie-inspanningen die worden geleverd binnen het Uniekader en onder auspiciën van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) op elkaar af te stemmen.

(4)

Met een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB worden militaire missies en operaties, activiteiten van gevechtsgroepen, wederzijdse bijstand, projecten op het gebied van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) en activiteiten van het Europese Defensieagentschap (EDA) bedoeld. Onder een defensie-inspanning moeten echter niet de activiteiten in het kader van de solidariteitsclausule van artikel 222 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen, noch andere bilaterale of multilaterale activiteiten tussen lidstaten die geen verband houden met defensie-inspanningen ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(5)

Er moet dus een btw-vrijstelling worden ingevoerd voor de levering van goederen of diensten die bestemd zijn voor gebruik door de strijdkrachten van een lidstaat of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB. Leveringen van goederen en diensten aan de strijdkrachten van de lidstaat waar deze goederen of diensten worden geleverd, moeten van de btw-vrijstelling worden uitgesloten.

(6)

Voorts moet worden voorzien in een btw-vrijstelling voor door de strijdkrachten van een lidstaat ingevoerde goederen die bestemd zijn voor gebruik door die strijdkrachten of door het hen begeleidende burgerpersoneel dan wel voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(7)

Het is ook dienstig een vrijstelling van accijns in te voeren voor accijnsgoederen die geleverd worden voor gebruik door de strijdkrachten van alle lidstaten behalve die waarin de accijns verschuldigd is, voor zover die strijdkrachten buiten hun lidstaat deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB.

(8)

Net zoals de vrijstelling van de btw en accijns voor NAVO-defensie-inspanningen mogen ook de vrijstellingen voor defensie-inspanningen die worden verricht met het oog op de uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het GVDB slechts een beperkt toepassingsgebied hebben. De vrijstellingen moeten alleen gelden voor situaties waarin de strijdkrachten taken uitvoeren die rechtstreeks verband houden met een defensie-inspanning in het kader van het GVDB en mogen geen betrekking hebben op civiele missies in het kader van het GVDB. Goederen of diensten die worden geleverd voor gebruik door burgerpersoneel kunnen daarom slechts onder de vrijstellingen vallen indien het burgerpersoneel strijdkrachten begeleidt die buiten hun lidstaat taken uitvoeren die rechtstreeks verband houden met een defensie-inspanning in het kader van het GVDB. Taken die uitsluitend door burgerpersoneel worden verricht of die uitsluitend met behulp van civiele vermogens worden verricht, mogen niet als defensie-inspanning worden beschouwd. De vrijstellingen mogen onder geen omstandigheden betrekking hebben op goederen en diensten die de strijdkrachten inkopen voor gebruik door henzelf of het hen begeleidende burgerpersoneel in hun eigen lidstaat.

(9)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de onderlinge aanpassing van de btw- en accijnsbehandeling van defensie-inspanningen binnen de Unie en de NAVO, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(10)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (5) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(11)

De Richtlijnen 2006/112/EG en 2008/118/EG moeten daarom overeenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2006/112/EG

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 22 wordt vóór de eerste alinea de volgende alinea ingevoegd:

“Met een intracommunautaire verwerving van goederen onder bezwarende titel wordt gelijkgesteld de toewijzing door de strijdkrachten van een lidstaat die deelneemt aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel, van goederen die zij niet tegen de algemene belastingvoorwaarden van de interne markt van een lidstaat hebben verworven, indien de invoer van deze goederen niet in aanmerking zou kunnen komen voor de in artikel 143, lid 1, punt g bis), bedoelde vrijstelling.”.

2)

In artikel 143, lid 1, wordt het volgende punt ingevoegd:

“g bis)

de invoer van goederen in lidstaten door de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van die strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

3)

In artikel 151, lid 1, worden de volgende punten ingevoegd:

“b bis)

goederenleveringen en diensten verricht in een lidstaat, bestemd voor de strijdkrachten van andere lidstaten, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;

b ter)

goederenleveringen en diensten verricht voor een andere lidstaat, bestemd voor de strijdkrachten van andere lidstaten dan de lidstaat van bestemming zelf, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

Artikel 2

Wijziging van Richtlijn 2008/118/EG

In artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG wordt het volgende punt ingevoegd:

“b bis)

door de strijdkrachten van alle lidstaten, met uitzondering van de lidstaat waarin de accijns verschuldigd is, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines, voor zover die strijdkrachten deelnemen aan een defensie-inspanning ter uitvoering van een Unieoptreden in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid;”.

Artikel 3

Omzetting

1.   De lidstaten moeten uiterlijk op 30 juni 2022 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee aan de Commissie.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 juli 2022.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  Advies van 26 november 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Advies van 30 oktober 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(4)  Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).

(5)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/14


VERORDENING (EU) 2019/2236 VAN DE RAAD

van 16 december 2019

tot vaststelling, voor 2020, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 43, lid 3, van het Verdrag stelt de Raad op voorstel van de Commissie maatregelen vast voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden.

(2)

Krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) moeten instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld met inachtneming van de beschikbare wetenschappelijke, technische en economische adviezen, met inbegrip van, waar toepasselijk, de verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij.

(3)

Het is aan de Raad om de maatregelen vast te stellen voor de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden, inclusief, voor zover nodig, bepaalde functioneel daarmee verbonden voorwaarden. Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten de vangstmogelijkheden worden vastgesteld met inachtneming van de in artikel 2, lid 2, van die verordening vastgestelde doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de vangstmogelijkheden zo aan de lidstaten moeten worden toegewezen dat de relatieve stabiliteit van de visserijactiviteiten van iedere lidstaat voor elk visbestand of elke visserij wordt gewaarborgd.

(4)

De vangstmogelijkheden voor bestanden die onder specifieke meerjarenplannen vallen, moeten op grond van artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 worden vastgesteld in overeenstemming met de in die plannen vervatte voorschriften.

(5)

Het meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee is vastgesteld bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (2) en is in werking getreden op 16 juli 2019. Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van die verordening moeten de vangstmogelijkheden voor de in artikel 1 van die verordening genoemde bestanden worden vastgesteld om een niveau van visserijsterfte te bereiken waarmee de maximale duurzame opbrengst geleidelijk toenemend uiterlijk in 2020 indien mogelijk, en in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2025 kan worden gehaald. De vangstmogelijkheden moeten worden uitgedrukt als maximaal toegestane visserijinspanning en moeten worden bepaald overeenkomstig de in artikel 7 van die verordening vastgestelde visserijinspanningsregeling. Voor 2020 moet de maximaal toegestane visserijinspanning bijgevolg met 10 % worden verlaagd ten opzichte van de overeenkomstig artikel 7, lid 4, van die verordening berekende uitgangswaarde.

(6)

Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) Aanbeveling GFCM/42/2018/1 betreffende een meerjarenplan tot vaststelling van beheersmaatregelen voor Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM) aangenomen. Deze maatregelen omvatten een jaarlijkse sluitingsperiode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat moet worden bepaald in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad (3), het (de) nationale beheerplan(nen) voor aal en de temporele migratiepatronen van de aal in de lidstaat. De sluiting dient te gelden voor alle mariene wateren van de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren, conform de aanbeveling. Deze maatregel moet in Unierecht worden omgezet.

(7)

Tijdens haar 42e jaarvergadering in 2018 heeft de GFCM eveneens Aanbeveling GFCM/42/2018/8 inzake verdere noodmaatregelen voor 2019-2021 voor kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) aangenomen, waarbij vangst- en inspanningsbeperkingen zijn vastgesteld voor bepaalde kleine pelagische bestanden voor de jaren 2019, 2020 en 2021 in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM (Adriatische Zee). Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet. De maximale vangstbeperkingen gelden slechts voor één jaar en laten eventuele toekomstige andere maatregelen en eventuele toewijzingsregelingen tussen lidstaten onverlet.

(8)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/5 aangenomen inzake een meerjarig beheersplan voor duurzame demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18), waarbij een visserijinspanningsregeling voor bepaalde demersale bestanden is ingevoerd. Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

(9)

Rekening houdend met de specifieke kenmerken van de Sloveense vloot en de marginale impact ervan op de bestanden van kleine pelagische en demersale soorten, is het passend de bestaande visserijpatronen aan te houden en de Sloveense vloot toegang te verlenen tot een minimumhoeveelheid kleine pelagische soorten en een minimale visserijinspanning voor demersale bestanden vast te stellen voor die vloot.

(10)

Tijdens haar 43e jaarvergadering in 2019 heeft de GFCM Aanbeveling GFCM/43/2019/3 aangenomen tot wijziging van Aanbeveling GFCM/41/2017/4 inzake een meerjarig beheersplan voor de tarbotvisserij in de Zwarte Zee (geografisch deelgebied 29). In die aanbeveling zijn een bijgewerkte regionale totale toegestane vangst (TAC) en een regeling voor de toewijzing van quota voor tarbot vastgesteld, evenals verdere instandhoudingsmaatregelen voor dit bestand, met name een sluitingsperiode van twee maanden en een beperking tot 180 visdagen per jaar. Die maatregelen moeten in Unierecht worden omgezet.

(11)

Overeenkomstig het door de GFCM verstrekte wetenschappelijk advies is het noodzakelijk het huidige niveau van visserijsterfte te handhaven om de duurzaamheid van het sprotbestand in de Zwarte Zee te waarborgen. Het is derhalve passend om voor dit bestand opnieuw een autonoom quotum te bepalen.

(12)

De vangstmogelijkheden moeten worden vastgesteld op basis van de beschikbare wetenschappelijke adviezen, met inachtneming van de biologische en sociaal-economische aspecten, waarbij een gelijke behandeling van de verschillende visserijsectoren moet worden gegarandeerd, en in het licht van de standpunten die tijdens de raadpleging van de belanghebbende partijen naar voren zijn gebracht.

(13)

Bij Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (4) zijn aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s ingevoerd, waaronder de flexibiliteitsbepalingen van de artikelen 3 en 4 van die verordening voor voorzorgs- en analytische TAC’s. Krachtens artikel 2 van die verordening bepaalt de Raad bij de vaststelling van de TAC’s voor welke bestanden artikel 3 of 4 niet van toepassing is gelet op met name de biologische situatie van de bestanden. Meer recent is de jaarflexibiliteit bij artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingevoerd voor alle bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting geldt. Om te voorkomen dat excessieve flexibiliteit het beginsel van een rationele en verantwoordelijke exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee zou ondergraven, een belemmering zou vormen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en tot een verslechtering van de biologische situatie van de bestanden zou leiden, moet worden bepaald dat de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 alleen van toepassing mogen zijn op analytische TAC’s wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de jaarflexibiliteit als bedoeld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(14)

De bij deze verordening voor vissersvaartuigen van de Unie vastgestelde vangstmogelijkheden moeten worden gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (5), en met name de artikelen 33 en 34 van die verordening betreffende de registratie van de vangsten en de visserijinspanning, respectievelijk de melding van gegevens over de uitputting van de vangstmogelijkheden. Derhalve dient te worden gepreciseerd welke codes de lidstaten moeten gebruiken wanneer zij gegevens over aanlandingen van onder deze verordening vallende bestanden indienen bij de Commissie.

(15)

Om een onderbreking van de visserijactiviteiten te voorkomen en om het inkomen van de vissers van de Unie veilig te stellen, moet deze verordening van toepassing zijn vanaf 1 januari 2020. Gezien de urgentie dient deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking te treden.

(16)

De vangstmogelijkheden moeten in volledige overeenstemming met het Unierecht worden gebruikt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voor 2020 de vangstmogelijkheden vastgesteld voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.   Deze verordening is van toepassing op vissersvaartuigen van de Unie die de volgende visbestanden exploiteren:

a)

Europese aal (Anguilla anguilla) in de Middellandse Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder b);

b)

blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea), heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder c);

c)

ansjovis (Engraulis encrasicolus) en sardine (Sardina pilchardus) in de Adriatische Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder d);

d)

heek (Merluccius merluccius), langoustine (Nephrops norvegicus), tong (Solea solea), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) en zeebarbeel (Mullus barbatus) in de Adriatische Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder d);

e)

sprot (Sprattus sprattus) en tarbot (Psetta maxima) in de Zwarte Zee, zoals omschreven in artikel 4, onder e).

2.   Deze verordening is tevens van toepassing op de recreatievisserij wanneer in de ter zake relevante bepalingen uitdrukkelijk naar deze visserij wordt verwezen.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarnaast gelden de volgende definities:

a)

“internationale wateren”: wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van enige staat vallen;

b)

“recreatievisserij”: niet-commerciële visserijactiviteiten waarmee de levende aquatische rijkdommen van de zee worden geëxploiteerd voor recreatieve, toeristische of sportieve doeleinden;

c)

“Totale toegestane vangst” (TAC):

i)

in visserijen die vallen onder de in artikel 15, leden 4 tot en met 7, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting: de hoeveelheid vis die jaarlijks van elk bestand mag worden aangeland;

ii)

in de overige visserijen: de hoeveelheid vis die van elk bestand mag worden gevangen over een periode van een jaar;

d)

“quotum”: een aan de Unie of een lidstaat toegewezen aandeel van de TAC;

e)

“autonoom quotum van de Unie”: vangstbeperking die autonoom aan vissersvaartuigen van de Unie wordt toegewezen bij gebrek aan een overeengekomen TAC;

f)

“analytisch quotum”: een autonoom quotum van de Unie waarvoor een analytische evaluatie beschikbaar is;

g)

“analytische evaluatie”: een kwantitatieve evaluatie van trends in een bepaald bestand, op basis van gegevens over de biologie en de exploitatie van dat bestand die blijkens wetenschappelijke toetsing van toereikende kwaliteit zijn om de basis te vormen voor wetenschappelijke adviezen over opties voor toekomstige vangsten.

Artikel 4

Visserijzones

Voor de toepassing van deze verordening geldt de volgende afbakening van visserijzones:

a)

voor de geografische deelgebieden van de GFCM: de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) omschreven gebieden;

b)

voor de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

c)

voor het westelijke deel van de Middellandse Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

d)

voor de Adriatische Zee: de wateren in de geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

e)

voor de Zwarte Zee: de wateren in geografisch deelgebied 29 van de GFCM zoals omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

TITEL II

VANGSTMOGELIJKHEDEN

HOOFDSTUK I

Middellandse Zee

Artikel 5

Europese aal

1.   De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op alle activiteiten van vissersvaartuigen van de Unie en andere visserijactiviteiten van de Unie waarbij Europese aal (Anguilla anguilla) wordt gevangen, met name de gerichte, incidentele en recreatievisserij.

2.   Dit artikel geldt voor de Middellandse Zee en voor brakke wateren zoals estuaria, kustlagunes en overgangswateren.

3.   Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden op Europese aal te vissen in wateren van de Unie en internationale wateren van de Middellandse Zee gedurende een periode van drie opeenvolgende maanden die door iedere lidstaat wordt bepaald. De luitingsperiode van de visserij is in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 1100/2007, met de bestaande nationale beheersplannen en met de temporele migratiepatronen van de Europese aal in de betrokken lidstaten. De lidstaten brengen de Commissie ten laatste één maand vóór het begin van de sluitingsperiode en in geen geval later dan 31 januari 2020 op de hoogte van de gekozen periode.

HOOFDSTUK II

Westelijk deel van de Middellandse Zee

Artikel 6

Demersale bestanden

1.   In bijlage I bij deze verordening is de maximaal toegestane visserijinspanning voor 2020 voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee vastgesteld.

2.   De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/1022.

Artikel 7

Toezending van gegevens

De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en sturen die door aan de Commissie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2019/1022.

Wanneer de lidstaten inspanningsgegevens overeenkomstig dit artikel bij de Commissie indienen, gebruiken zij de in bijlage I bij deze verordening vermelde codes van de visserijinspanningsgroepen.

HOOFDSTUK III

Adriatische Zee

Artikel 8

Kleine pelagische bestanden

1.   Vangsten van sardine (Sardina pilchardus) en ansjovis (Engraulis encrasicolus) door vissersvaartuigen van de Unie in de Adriatische Zee overschrijden de in bijlage II bij deze verordening vastgestelde niveaus niet.

2.   Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die vissen op sardine en ansjovis in de Adriatische Zee, bedraagt niet meer dan 180 per jaar. Tijdens dat totaal van 180 visdagen wordt ten hoogste 144 visdagen op sardine en ten hoogste 144 visdagen op ansjovis gevist.

Artikel 9

Demersale bestanden

1.   In bijlage II bij deze verordening is de maximaal toegestane visserijinspanning voor 2020 voor demersale bestanden in de Adriatische Zee vastgesteld.

2.   De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 10

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden gevangen vis en de visserijinspanning aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage II bij deze verordening vermelde bestandscodes en codes van de visserijinspanningsgroepen.

HOOFDSTUK IV

Zwarte Zee

Artikel 11

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor sprot

Het autonome quotum van de Unie voor sprot (Sprattus sprattus), de verdeling van dat quotum over de lidstaten en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, zijn opgenomen in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 12

Verdeling van de vangstmogelijkheden voor tarbot

De TAC voor tarbot (Psetta maxima) die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee voor vissersvaartuigen van de Unie van toepassing is, en de verdeling van die TAC over de lidstaten en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden, zijn opgenomen in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 13

Beheer van de visserijinspanning voor tarbot

Het aantal visdagen voor vissersvaartuigen van de Unie die in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee op tarbot mogen vissen, bedraagt, ongeacht de lengte over alles van de vaartuigen, niet meer dan 180 per jaar.

Artikel 14

Sluitingsperiode voor tarbot

Het is voor vissersvaartuigen van de Unie verboden om van 15 april tot en met 15 juni visserijactiviteiten te verrichten, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van tarbot, in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee.

Artikel 15

Bijzondere bepalingen inzake de toewijzing van vangstmogelijkheden in de Zwarte Zee

1.   De vangstmogelijkheden worden overeenkomstig de artikelen 11 en 12 van deze verordening over de lidstaten verdeeld onverminderd:

a)

uitwisselingen van vangstmogelijkheden op grond van artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

b)

kortingen en nieuwe toewijzingen op grond van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1224/2009, en

c)

verlagingen op grond van de artikelen 105 en 107 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

2.   De artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 zijn niet van toepassing wanneer een lidstaat gebruikmaakt van de jaarflexibiliteit als vastgesteld in artikel 15, lid 9, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 16

Toezending van gegevens

Wanneer de lidstaten op grond van de artikelen 33 en 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 gegevens met betrekking tot de aanlanding van hoeveelheden in de wateren van de Unie in de Zwarte Zee gevangen sprot en tarbot aan de Commissie doen toekomen, gebruiken zij daarvoor de in bijlage III bij de onderhavige verordening vermelde bestandscodes.

TITEL III

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(2)  Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PB L 248 van 22.9.2007, blz. 17).

(4)  Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3).

(5)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).


BIJLAGE I

VISSERIJINSPANNING VOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE IN HET KADER VAN HET BEHEER VAN DEMERSALE BESTANDEN IN HET WESTELIJKE DEEL VAN DE MIDDELLANDSE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) per groep bestanden, zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1022, en de lengte over alles van de vaartuigen voor alle soorten trawls (1) voor de visserij op demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Alle in deze bijlage vastgestelde maximaal toegestane visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van Verordening (EU) 2019/1022 en onder de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen van de visbestanden:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Aristaeomorpha foliacea

ARS

rode diepzeegarnaal

Aristeus antennatus

ARA

blauwrode diepzeegarnaal

Merluccius merluccius

HKE

heek

Mullus barbatus

MUT

zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

roze diepzeegarnaal

Maximaal toegestane visserijinspanning in visdagen

a)

Zee van Alborán, Balearen, Noord-Spanje en Golfe du Lion (GDG’s 1‐2‐5‐6‐7)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 1, 5, 6 en 7; heek in GDG’s 1-5-6-7; roze diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5 en 6; langoustine in GDG’s 5 en 6

< 12 m

2 260

0

0

EFF1/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

24 284

0

0

EFF1/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

46 277

5 144

0

EFF1/MED1_TR3

≥ 24 m

16 240

6 258

0

EFF1/MED1_TR4

Blauwrode diepzeegarnaal in GDG’s 1, 5, 6 en 7

< 12 m

0

0

0

EFF2/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

1 139

0

0

EFF2/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

10 822

0

0

EFF2/MED1_TR3

≥ 24 m

9 066

0

0

EFF2/MED1_TR4

b)

Corsica, Ligurische Zee, Tyrreense Zee en Sardinië (GDG’s 8‐9‐10‐11)

Bestandsgroep

Lengte over alles van de vaartuigen

Spanje

Frankrijk

Italië

Code visserijinspanningsgroep

Zeebarbeel in GDG’s 9, 10 en 11; heek in GDG’s 9-10-11; roze diepzeegarnaal in GDG’s 9-10-11; langoustine in GDG’s 9 en 10

< 12 m

0

208

3 081

EFF1/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

833

46 350

EFF1/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

208

31 170

EFF1/MED2_TR3

≥ 24 m

0

208

4 160

EFF1/MED2_TR4

Rode diepzeegarnaal in GDG’s 9, 10 en 11

< 12 m

0

0

510

EFF2/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

0

0

3 760

EFF2/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

0

0

3 028

EFF2/MED2_TR3

≥ 24 m

0

0

405

EFF2/MED2_TR4


(1)  TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP.


BIJLAGE II

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ADRIATISCHE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de vangstmogelijkheden per groep bestanden of inspanningsgroep en, in voorkomend geval, de voorwaarden die daar functioneel verband mee houden.

Alle in deze bijlage vastgestelde visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Engraulis encrasicolus

ANE

ansjovis

Merluccius merluccius

HKE

heek

Mullus barbatus

MUT

zeebarbeel

Nephrops norvegicus

NEP

langoustine

Parapenaeus longirostris

DPS

roze diepzeegarnaal

Sardina pilchardus

PIL

sardine

Solea solea

SOL

tong

1.   Kleine pelagische bestanden — GDG’s 17 en 18

Onderstaande tabel bevat het maximumniveau van de vangsten (in ton levend gewicht).

Soort: Kleine pelagische soorten (ansjovis en sardine)

Engraulis encrasicolus en Sardina pilchardus

Gebied:

wateren van de Unie en internationale wateren van GFCM-GDG’s 17 en 18

(SP1/GF1718)

Unie 101 711  (1)  (2)

Maximumniveau van de vangsten

 

 

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet relevant

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

2.   Demersale bestanden — GDG’s 17 en 18

De onderstaande tabel bevat de maximaal toegestane visserijinspanning (in visdagen) voor soorten trawls voor de visserij op demersale bestanden in de GDG’s 17 en 18 (Adriatische Zee).

Vistuigtype

Bestanden

Lidstaat

Visserijinspanning (visdagen)

Jaar 2020

Code visserijinspanningsgroep

Trawls (OTB)

Heek, roze diepzeegarnaal, langoustine, zeebarbeel

Italië,

GDG’s 17‐18

108 349

EFF/MED3_OTB

Kroatië,

GDG’s 17-18

39 257

EFF/MED3_OTB

Slovenië,

GDG 17

 (3)

EFF/MED3_OTB

Boomkorren (TBB)

Tong

Italië,

GDG 17

8 663

EFF/MED3_TBB


(1)  Voor Slovenië zijn de hoeveelheden gebaseerd op de vangstniveaus van 2014, voor een totale hoeveelheid van maximaal 300 ton.

(2)  Beperkt tot Kroatië, Italië en Slovenië.

(3)  Vissersvaartuigen die de vlag van Slovenië voeren en in GDG 17 met OTB-vistuig werken, mogen de inspanningsbeperking van 3 000 visdagen per jaar niet overschrijden.


BIJLAGE III

VANGSTMOGELIJKHEDEN VOOR VISSERSVAARTUIGEN VAN DE UNIE IN DE ZWARTE ZEE

De tabellen in deze bijlage bevatten de TAC’s en quota in ton levend gewicht per bestand en, in voorkomend geval, de voorwaarden die er functioneel verband mee houden.

Alle in deze bijlage vastgestelde visserijinspanningen vallen onder de voorschriften van de artikelen 26 tot en met 35 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

De verwijzingen naar de visserijzones moeten worden gelezen als verwijzingen naar de geografische deelgebieden van de GFCM (GDG’s).

Voor de toepassing van deze bijlage geldt de volgende vergelijkende tabel van Latijnse en gewone namen:

Wetenschappelijke naam

Drielettercode

Gewone naam

Sprattus sprattus

SPR

sprot

Psetta maxima

TUR

tarbot


Soort:

Sprot

Sprattus sprattus

Gebied:

wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(SPR/F3742C)

Bulgarije

8 032,50

Analytisch quotum

Roemenië

3 442,50

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

11 475

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

Niet relevant/niet overeengekomen

 


Soort

tarbot

Psetta maxima

Gebied:

wateren van de Unie in de Zwarte Zee — GDG 29

(TUR/F3742C)

Bulgarije

75

Analytische TAC

Roemenië

75

Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

Unie

150 (1)

Artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 is niet van toepassing.

TAC

857

 


(1)  Van 15 april tot en met 15 juni 2020 mag niet worden gevist, met inbegrip van het overladen, aan boord houden, aanlanden en voor eerste verkoop aanbieden van vis.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/26


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/2237 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Gezien Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (2) , en met name artikel 13,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

(3)

In dergelijke meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(4)

Op 19 maart 2019 hebben het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring gehecht aan Verordening (EU) 2019/472 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden in de westelijke wateren en de visserijen die deze bestanden exploiteren. Uit hoofde van artikel 13 van die verordening is de Commissie bevoegd om, op basis van gezamenlijke aanbevelingen van de lidstaten, gedelegeerde handelingen vast te stellen om die verordening aan te vullen door overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nadere bepalingen vast te leggen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten in de westelijke wateren waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(5)

België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. De Commissie had een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 (3), die op basis van een gezamenlijke aanbeveling van België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal uit 2018 werd ingetrokken en vervangen door Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 van de Commissie (4).

(6)

Na overleg met de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren en de pelagische adviesraad hebben België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal op 31 mei 2019 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend. Die gezamenlijke aanbeveling werd op 9 augustus 2019 gewijzigd. De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (5). De Commissie heeft over de betrokken maatregelen een schriftelijke raadpleging gehouden van de deskundigengroep, bestaande uit 28 lidstaten en het Europees Parlement als waarnemer.

(7)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor in de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) begrensde deelgebieden 8 en 9 met bodemtrawls gevangen langoustines en voor met het ambachtelijke vistuig “voracera” in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem op grond van wetenschappelijk aangetoonde hoge overlevingskansen, rekening houdend met de kenmerken van het tuig dat voor deze soorten wordt gebruikt, de visserijpraktijken en het ecosysteem. Het WTECV heeft in zijn evaluatie (6) geconcludeerd dat uit de recentste experimenten en studies van 2016-2018 blijkt dat de overlevingskansen van langoustines in dezelfde lijn liggen als die welke bij eerdere beoordelingen zijn waargenomen. Het bewijsmateriaal om de overlevingskansen van teruggegooide zeebrasem aan te tonen, werd door de lidstaten ingediend bij het WTECV, dat concludeerde (7) dat de vrijstelling voldoende is gemotiveerd. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten deze op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021.

(8)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 is voor roggen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met alle soorten vistuig worden gevangen, een op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling toegekend in afwachting van de indiening van nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingskansen voor alle vlootsegmenten en combinaties van vistuig, gebieden en soorten. Het WTECV is van mening dat de lidstaten informatie inzake vitaliteit hebben verzameld die een bepaalde indicatie geeft over de overlevingskansen (8), maar dat meer details nodig zijn. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan om de overlevingskansen te vergroten en om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, b) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen.

(9)

Bij het onderzoek van de overlevingskansen van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten. Bovendien lijkt de wetenschappelijke kennis over het overlevingspatroon van die soort minder robuust te zijn. De lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt over de vitaliteit en de overlevingskansen van teruggegooide grootoogroggen. Het WTECV heeft dat bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (9) dat de gegevens op een variabele vitaliteit voor grootoogroggen wijzen, maar niet representatief zijn voor de omstandigheden in de commerciële visserij en niet uitsluiten dat de overlevingskansen van grootoogroggen bijna nihil zijn. Derhalve mag de vrijstelling slechts voor twee jaar worden verleend voor grootoogroggen die met schakelnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen, en voor één jaar voor grootoogroggen die met trawls in ICES-deelgebied 8 worden gevangen. Er moeten dringend maatregelen met het oog op betere overlevingskansen worden ontwikkeld en deze moeten samen met de resultaten van de lopende studies zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aan het WTECV worden voorgelegd voor beoordeling wat betreft met trawls in ICES-deelgebied 8 gevangen grootoogroggen en jaarlijks uiterlijk op 1 mei wat betreft met schakelnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen grootoogroggen.

(10)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met boomkorren en bodemtrawls gevangen tong en voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met schakel- en kieuwnetten gevangen tong. Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal voor deze vrijstellingen werd beoordeeld door het WTECV (10). Het WTECV concludeerde dat de gezamenlijke aanbeveling gefundeerde argumenten bevatte met betrekking tot de moeilijkheden om de selectiviteit te verhogen en tot onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten die de-minimisvrijstellingen dus worden gehandhaafd in het teruggooiplan voor demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020-2021.

(11)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een voorlopige de-minimisvrijstelling van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen heek. Het door de lidstaten in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling verstrekte bewijsmateriaal voor die vrijstelling werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (11) dat uit de selectiviteitsproeven niet is gebleken dat op dit moment selectievere hulpmiddelen beschikbaar zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat de beschikbare informatie wijst op een aanzienlijke stijging van de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. De lidstaten verrichten extra onderzoek naar onevenredig hoge kosten, onder meer voor de vangsten van heek. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en jaarlijks uiterlijk op 1 mei informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV.

(12)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een verlenging voorgesteld van de op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a gevangen zeebrasem, naast de bestaande vrijstelling voor die soort in ICES-deelgebied 10. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van zeebrasem in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a in die visserij aan te tonen. Het aanvullende bewijsmateriaal betreffende overlevingskansen in ICES-deelgebied 8 en ICES-sector 9a werd ingediend bij het WTECV, dat concludeerde (12) dat er beperkingen zijn in de gebruikte methode, waaronder met name een korte monitoringperiode, die waarschijnlijk zullen leiden tot een overschatting van de overlevingspercentages. Er zijn verdere studies nodig om degelijke ramingen van de overlevingskansen te verkrijgen. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) jaarrapporten over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen, die jaarlijks door het WTECV moeten worden beoordeeld.

(13)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 omvatte een de-minimisvrijstelling voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (13) dat de verstrekte informatie gefundeerde argumenten bevatte voor de stelling dat de selectiviteit moeilijk verder te verbeteren valt of de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moeten deze de-minimisvrijstellingen worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de jaren 2020-2021.

(14)

De nieuwe gezamenlijke aanbeveling bevat de-minimisvrijstellingen voor:

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen horsmakreel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) gevangen horsmakreel,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen makreel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 gevangen makreel,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schol,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel,

met trawls en zegens in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting,

met kieuwnetten in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting,

met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis,

met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen witte koolvis.

(15)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen horsmakrelen en makrelen werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (14) dat het desbetreffende proefonderzoek niet heeft aangetoond dat de bijvangsten konden worden verminderd. Het WTECV heeft opgemerkt dat de lidstaten extra werkzaamheden hebben gepland tot onderbouwing van de vrijstellingen op grond van onevenredig hoge behandelingskosten. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mag de vrijstelling voor die visserij voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(16)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met trawls en zegens gevangen schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (15) dat de voltooiing van een Spaanse studie over onevenredig hoge behandelingskosten aanvullend bewijs kan opleveren ter onderbouwing van de vrijstelling voor zeeduivel en schartong. Het WTECV merkte op dat de lidstaten zich moeten verbinden tot verdere werkzaamheden om de vrijstellingen voor wijting en witte koolvis te motiveren. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen deze vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(17)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 met kieuwnetten gevangen horsmakrelen en makrelen werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (16) dat de informatie betreffende de moeilijkheden om de selectiviteit te verbeteren, geloofwaardig is gezien de aard van de visserijen. Het WTECV heeft opgemerkt dat momenteel een studie loopt over onevenredig hoge kosten in de Spaanse kieuwnetvisserij en dat die studie moet worden geëvalueerd zodra ze is afgerond. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen de vrijstellingen voor die visserij voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(18)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met kieuwnetten gevangen schartong, schol, zeeduivel, wijting en witte koolvis werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (17) dat de potentiële omvang van de handelsverliezen die zouden voortvloeien uit een verhoging van de selectiviteit in deze visserijen, nog niet is becijferd en dat het niet duidelijk is hoe deze mogelijke verliezen zouden verschillen naargelang van de verschillende takken van de kieuwnetvisserij. Het WTECV merkte op dat de lidstaten specifieke informatie moeten verstrekken voor elke betrokken tak van de kieuwnetvisserij. Aangezien een verhoging van de selectiviteit moeilijk te verwezenlijken is, mogen deze vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie kan maken van de argumenten en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk extra proefonderzoek verrichten en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Deze vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(19)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) moeten de lidstaten, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties waar weinig gegevens beschikbaar zijn en op gedeeltelijke vlootinformatie, nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze vrijstelling vallende vloot.

(20)

De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en mogen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(21)

Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting. In verscheidene gevallen is een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring noodzakelijk om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen is het passend een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer te volgen door vrijstellingen op tijdelijke basis te verlenen. Indien die vrijstellingen niet worden verleend, zou het onmogelijk zijn de gegevens te vergaren die onontbeerlijk zijn voor een gedegen en onderbouwd beheer van de teruggooi in het licht van de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(22)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 moet derhalve worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(23)

Aangezien de in deze verordening vervatte maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing worden met ingang van 1 januari 2020,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 is de aanlandingsverplichting van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor de periode 2020-2021 van toepassing op demersale soorten overeenkomstig de onderhavige verordening.

Artikel 2

Definities

Onder “voracera” wordt verstaan: een lokaal ontworpen en gebouwde mechanisch aangedreven lijn met haken die wordt gebruikt door de ambachtelijke vloot die in het zuiden van Spanje in ICES-sector 9a op zeebrasem vist.

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor langoustines (Nephrops norvegicus) die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen met bodemtrawls (vistuigcodes (18): OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, TBB, OT, PT en TX).

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

Artikel 4

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor roggen (Rajiformes) die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen met alle soorten vistuig.

2.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk vrijgelaten.

3.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

4.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op grootoogroggen:

die tot en met 31 december 2021 in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met schakelnetten worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van deze vrijstelling voor met schakelnetten gevangen grootoogroggen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar;

die tot en met 31 december 2020 in ICES-deelgebied 8 met trawls worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk, maar uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van deze vrijstelling voor met bodemtrawls gevangen grootoogroggen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

Artikel 5

Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor zeebrasem

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die in ICES-sector 9a wordt gevangen met het ambachtelijke vistuig “voracera” en voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a wordt gevangen met haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS en LLD).

2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling voor zeebrasem die in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a wordt gevangen met haken en lijnen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

3.   Bij de teruggooi van zeebrasem die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 6

De-minimisvrijstellingen

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

(a)

voor heek (Merluccius merluccius): tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met trawls en zegens (vistuigcodes: OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, SDN, SX en SV).

De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen elk jaar zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van die vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar;

(b)

voor tong (Solea solea): tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met boomkorren en bodemtrawls (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT en TX);

(c)

voor tong (Solea solea): tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 8a en 8b op deze soort vissen met schakel- en kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR en GEN);

(d)

voor Beryx spp.: tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 10 op deze soort vissen met haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS en LLD);

(e)

voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(f)

voor horsmakreel (Trachurus spp.): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(g)

voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(h)

voor makreel (Scomber scombrus): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en in de Cecaf-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(i)

voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(j)

voor schartong (Lepidorhombus spp.): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(k)

voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(l)

voor schol (Pleuronectes platessa): tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(m)

voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(n)

voor zeeduivel (Lophiidae): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(o)

voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 8 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(p)

voor wijting (Merlangius merlangus): tot maximaal 4 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in ICES-deelgebied 8 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN);

(q)

voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX en SV);

(r)

voor witte koolvis (Pollachius pollachius): tot maximaal 2 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 op deze soort vissen met kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR en GTN).

2.   De in lid 1, onder e) tot en met r), beschreven de-minimisvrijstellingen zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van die vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

Artikel 7

Intrekking

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 wordt ingetrokken.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1.

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2374 van de Commissie van 12 oktober 2016 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 352 van 23.12.2016, blz. 33).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2019-2021 (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 1).

(5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(16)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(17)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(18)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/34


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/2238 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2020-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (1), en met name artikel 11,

Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (2), en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

(3)

In deze meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(4)

Op 4 juli 2018 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2018/973 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren (4), goedgekeurd. Krachtens artikel 11 van die verordening is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door nadere bepalingen vast te stellen inzake de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten in de Noordzee waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, zoals bepaald in artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van die verordening op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(5)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 van de Commissie (5) zijn nadere bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2019-2021, op basis van een gezamenlijke aanbeveling van België, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk, die een rechtstreeks belang hebben in het beheer van de visserij in de Noordzee.

(6)

Na overleg met de adviesraad voor de Noordzee en de adviesraad voor pelagische soorten hebben deze lidstaten op 29 mei 2019 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor demersale visserijen in de Noordzee. De gezamenlijke aanbeveling is op 7 augustus 2019 gewijzigd.

(7)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling van de lidstaten wordt voorgesteld een aantal aanvullende technische maatregelen tussen de Unie en Noorwegen in 2011 (6) en 2012 (7) voort te zetten en het gebruik van het “SepNep-selectiviteitsnet” toe te staan. Deze maatregelen zijn erop gericht de selectiviteit te vergroten en ongewenste vangsten voor onder de aanlandingsverplichting vallende visserijen of soorten te beperken, en zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor de jaren 2019-2021 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035.

(8)

Op 14 augustus 2019 is de nieuwe Verordening (EU) 2019/1241 betreffende maatregelen voor de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen in werking getreden. In bijlage V zijn specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot op regionaal niveau vastgestelde technische maatregelen voor de Noordzee, waaronder ook voorschriften inzake de maaswijdten, de daaraan verbonden voorwaarden en de bijvangsten. Krachtens artikel 15 van die verordening is de Commissie bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische bijlagen bedoeld in de bijlagen bij Verordening (EU) 2019/1241 te wijzigen, aan te vullen, in te trekken of daarvan af te wijken, ook bij de uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(9)

Verordening (EU) 2019/1241 voorziet niet in overgangsmaatregelen. Om ervoor te zorgen dat de onderhavige gedelegeerde verordening en Verordening (EU) 2019/1241 verenigbaar zijn, is het derhalve noodzakelijk de in Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde voorwaarden toe te passen en tegelijkertijd rekening te houden met de betrokken uitzonderlijke omstandigheden. Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) een positieve beoordeling gegeven (8) van de door de regionale groep verstrekte informatie ter ondersteuning van de in de gezamenlijke aanbeveling vervatte technische maatregelen. Deze gezamenlijke aanbeveling werd door de lidstaten opgesteld en ingediend en door het WTECV beoordeeld voordat de nieuwe verordening met technische maatregelen werd aangenomen, vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/1241, en verwijst daarom niet naar die verordening. Desondanks is de Commissie, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, van oordeel dat er op basis van de in dit stadium beschikbare informatie in de gezamenlijke aanbeveling en de beoordeling van het WTECV geen aanwijzingen bestaan dat de voorgestelde aanvullende technische maatregelen niet zouden voldoen aan de in artikel 15 van Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde vereisten voor technische maatregelen.

(10)

Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten in het Skagerrak te verminderen, moeten de door de lidstaten ingediende technische maatregelen dan ook worden opgenomen. Deze maatregelen moeten gelden voor de periode 2020-2021.

(11)

Zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/973, omvat de Noordzee de ICES-sectoren (9) 2a, 3a en ICES-deelgebied 4.

(12)

De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het WTECV (10). De Commissie heeft de betrokken maatregelen voor schriftelijk overleg ingediend bij de deskundigengroep, bestaande uit 28 lidstaten en het Europees Parlement als waarnemer.

(13)

Voor sommige bestanden, zoals schol, heeft het WTECV vastgesteld dat de overlevingskansen van individuele exemplaren mogelijk minder naar behoren zijn gemotiveerd dan bij andere soorten. De Commissie heeft echter rekening gehouden met de relatieve impact van die vrijstelling op het totale bestand in plaats van op de individuele exemplaren, en heeft dit afgewogen tegen de noodzaak om de visserijactiviteiten voort te zetten met het oog op het verzamelen van gegevens teneinde aan de opmerkingen van het WTECV tegemoet te kunnen komen. In de gevallen waarin het relatieve aandeel van dode exemplaren in de teruggegooide vangsten vrij laag is, acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, in de wetenschap dat anders niet de gegevens kunnen worden vergaard die onontbeerlijk zijn voor een gedegen en onderbouwd beheer van teruggooi met het oog op de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(14)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten van tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) met trawls in ICES-sector 4c, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal waaruit hoge overlevingskansen bij teruggooi bleken. Dat bewijsmateriaal is in eerdere jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (11). Het WTECV heeft opgemerkt dat er geen nieuwe informatie over de locatie van het kraamgebied is verstrekt (12). Aangezien er op dit moment geen kraamgebieden zijn vastgesteld, kan de vrijstelling in deze verordening worden opgenomen, maar zodra dat wel het geval is, moeten de lidstaten de desbetreffende informatie indienen. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moet die vrijstelling derhalve in het kader van deze verordening verder worden toegepast.

(15)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor vangsten van langoustines met korven in de ICES-sectoren 2a, 3a en in ICES-deelgebied 4, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal waaruit hoge overlevingskansen bij teruggooi bleken. Dat bewijsmateriaal is in eerdere jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (13). Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, moet die vrijstelling derhalve in het kader van deze verordening verder worden toegepast.

(16)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten van langoustines in ICES-deelgebied 4 en de ICES-sectoren 2a en 3a met bepaalde vistuigen, op voorwaarde dat deze zijn uitgerust met een selectiviteitsnetrooster. Die vrijstelling werd verleend op voorwaarde dat de lidstaten gegevens overleggen over de visserijen voor de westkust van de Noordzee. Aan het WTECV is geen nieuw bewijsmateriaal overgelegd over hoge overlevingskansen. De lidstaten verklaarden dat er geen aanvullende gegevens nodig waren aangezien het WTECV in 2018 heeft opgemerkt dat de ondersteunende wetenschappelijke informatie behoorlijk was (14) wat de ramingen van overlevingskansen voor de westkust van de Noordzee betreft. Het WTECV werpt echter vragen (15) op met betrekking tot de visserij op langoustines en Pandalus, aangezien deze informatie ontbreekt en geen beoordeling kan worden gegeven over de overlevingskansen van langoustine in die visserijen. In die omstandigheden kan de vrijstelling worden toegepast tot en met 31 december 2020 en moeten de lidstaten die een rechtstreeks belang bij het beheer hebben, het WTECV zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 gegevens over de visserijen van de oostkust van de Noordzee overleggen.

(17)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor bijvangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden in de visserij met korven en fuiken, op basis van wetenschappelijk bewijsmateriaal waaruit hoge overlevingskansen bij teruggooi bleken. Dat bewijsmateriaal werd in eerdere jaren beoordeeld en het WTECV concludeerde (16) dat de beschikbare gegevens wijzen op een vermoedelijk lage sterfte van teruggegooide vis, terwijl de werkelijke vangsten in die visserij verwaarloosbaar zijn. Aangezien de vangsten gering zijn en de omstandigheden niet gewijzigd zijn, moet de vrijstelling verder worden toegepast in het kader van deze verordening.

(18)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor schol in de visserij met kieuwnetten en schakelnetten in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Dat bewijsmateriaal is voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (17) dat redelijke informatie was verschaft waaruit zeer hoge overlevingskansen blijken. Die vrijstelling moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(19)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor schol in de visserij met Deense zegens in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (18) dat de studie inzake de overlevingskansen op betrouwbare gegevens is gestoeld, ook al kunnen aanvullende maatregelen in aanmerking worden genomen om de overlevingskansen te verbeteren. De overlevingskansen nemen immers snel af wanneer de sortering van de schol langer dan dertig minuten in beslag neemt. Die vrijstelling moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(20)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte een vrijstelling op grond van overlevingskansen voor de vangsten en bijvangsten van schol in de visserij op platvis of rondvis met trawls in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 in de wintermaanden. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (19) dat de overlevingskansen in de ondersteunende studie afnamen wanneer de sortering langer dan zestig minuten in beslag nam in de zomermaanden, en dat het op grond van de lage overlevingskansen voor schol in de zomer dan ook gerechtvaardigd was de vrijstelling te beperken tot de wintermaanden. Die vrijstelling moet derhalve in deze verordening worden opgenomen.

(21)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 werd een vrijstelling op grond van overlevingskansen verleend de vangst van roggen met alle soorten vistuig in de ICES-sectoren 2a en 3a en in ICES-deelgebied 4, hoewel er geen nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingskansen beschikbaar waren voor alle vlootsegmenten en -combinaties, gebieden en soorten. Op een paar uitzonderingen na worden de overlevingskansen door het WTECV doorgaans echter hoog geacht (20), maar meer gedetailleerde informatie is nodig. Gelet op de noodzaak om de visserijactiviteiten voort te zetten met het oog op het verzamelen van gegevens, moet die vrijstelling worden verleend maar moeten de lidstaten ertoe verplicht worden relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan ter vergroting van de overlevingskansen om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, b) jaarverslagen over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen.

(22)

Bij het onderzoek van de overlevingskansen van roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lagere overlevingskans hebben dan andere soorten. De wetenschappelijke kennis over het overlevingspatroon van die soort blijkt verder minder diepgaand te zijn. Deze soort van de vrijstelling uitsluiten zou het echter onmogelijk maken te vissen en door te gaan met een nauwkeurige gegevensverzameling. Relevant bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (21) dat er twee nieuwe studies van start zijn gegaan over overlevingsexperimenten met betrekking tot grootoogroggen, maar dat er meer waarnemingen noodzakelijk zijn om binnen een termijn van 1 tot 2 jaar een definitieve beoordeling te maken van de overlevingskansen. Daarom moet deze vrijstelling voor twee jaar worden verleend en moeten dringend nieuwe studies worden ondernomen en maatregelen met het oog op betere overlevingskansen worden ontwikkeld die uiterlijk op 1 mei ter beoordeling aan het WTECV moeten worden voorgelegd.

(23)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor vangsten van schol die kleiner zijn dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS), met boomkorren van 80-119 mm (BT2) in ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 voor de periode 2020-2021:

voor vangsten van schol met vistuig dat is uitgerust met de “flip-up” -kabel of met het benthosontsnappingspaneel of voor vangsten door vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW,

voor vangsten van schol met vaartuigen van lidstaten ter uitvoering van de routekaart voor de volledig gedocumenteerde visserij,

voor vangsten van platvis met boomkorren (BT2) en door vaartuigen met een motorvermogen van niet meer dan 221 kW of een lengte van minder dan 24 m over alles, die gebouwd worden om te vissen in de twaalfmijlszone, indien de gemiddelde trawlduur minder dan negentig minuten bedraagt.

Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (22) dat de nieuwe waarnemingen in de in 2020-2021 te verrichten nieuwe onderzoeksprojecten het WTECV in staat zullen stellen een gedegen beoordeling te maken van de overlevingskansen van teruggegooide schol gevangen met boomkorren. Toekomstige onderzoeksplannen in het kader van de voorgestelde routekaart geven nadere toelichting en hebben de ambitie om de onzekerheden weg te werken met betrekking tot de factoren die van invloed zijn op de overlevingskansen van schol. Er is echter meer kennis nodig van de factoren die de waargenomen variabiliteit in vroegere ramingen van de overlevingskansen kunnen verklaren. De vrijstelling moet derhalve worden verleend maar met de verplichting voor de lidstaten relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) een jaarlijks door het WTECV te evalueren stappenplan ter vergroting van de overlevingskansen om de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, b) jaarverslagen over de vorderingen en de eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen.

(24)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor vangsten van tarbot met TBB-tuig met een maaswijdte in de kuil van meer dan 80 mm in ICES-deelgebied 4. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van teruggegooide tarbot in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (23) dat er geen nieuw bewijsmateriaal inzake overlevingskansen was ingediend en dat de vroeger ingediende studies gebaseerd waren op ander vistuig dan boomkorren en derhalve niet representatief zijn. Door de lidstaten wordt echter meer onderzoek verricht om de overlevingskansen van teruggegooide tarbot in vangsten met boomkorren te observeren en meer gedetailleerde informatie over overlevingskansen te verstrekken in het nieuwe project, dat naar verwachting tot 2021 zal lopen. Gelet op de noodzaak om de visserijactiviteiten voort te zetten met het oog op het verzamelen van gegevens, moet die vrijstelling worden verleend maar moeten de lidstaten ertoe verplicht worden binnen de gestelde termijn relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Die vrijstelling moet voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(25)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een verlengde toepassing voorgesteld van de vrijstelling op grond van overlevingskansen voor de vangst van schol met trawls met een minimale maaswijdte van 120 mm bij gerichte vangsten van platvis of rondvis in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 voor de zomermaanden. Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 werd dezelfde vrijstelling alleen voor de wintermaanden (van 1 november tot en met 30 april) verleend. In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden ook nieuwe vrijstellingen op basis van overlevingskansen voorgesteld voor:

de vangst van schol met trawls met een minimale maaswijdte van 90-99 mm uitgerust met Seltra-panelen, bij gerichte vangsten van platvis of rondvis in de Uniewateren van ICES-sector 3a,

de vangst van schol met trawls met een minimale maaswijdte van 80-99 mm, bij gerichte vangsten van platvis of rondvis in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4.

(26)

De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingskansen van teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het WTECV heeft opgemerkt (24) dat de methoden voor de raming van de overlevingskansen variabel zijn tussen de studies en vermeldde dat kleinere schol, die vaker wordt gevangen met kleinere mazen in de kuil, lagere overlevingskansen heeft. Voor de overlevingskansen van schol in de zomermaanden zal het volledige wetenschappelijke verslag over het hele gebied echter een representatieve beoordeling mogelijk maken. Daarom is de Commissie van oordeel dat deze vrijstelling slechts voor één jaar mag worden verleend en dat zo spoedig mogelijk nieuwe studies en maatregelen met het oog op betere overlevingskansen moeten worden ontwikkeld en uiterlijk op 1 mei 2020 ter beoordeling aan het WTECV moeten worden voorgelegd.

(27)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 omvatte de-minimisvrijstellingen voor:

tong gevangen met schakel- en kieuwnetten in de ICES-sectoren 2a en 3a en in ICES-deelgebied 4,

tong gevangen met bepaalde met een Vlaams paneel uitgeruste boomkorren in ICES-deelgebied 4,

gecombineerde vangsten van tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis, schol, haring, kever, grote zilvervis en blauwe wijting met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector 3a,

gecombineerde vangsten van tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis en heek met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector 3a,

wijting gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-sector 3a,

wijting en kabeljauw gevangen met bodemtrawls in ICES-sector 4c,

schol die wordt gevangen met bepaalde bodemtrawls in ICES-deelgebied 4,

alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden en die worden gevangen met boomkorren in de ICES-sectoren 4b en 4c.

(28)

De lidstaten hebben bewijsmateriaal ingediend ter ondersteuning van die de-minimisvrijstellingen. Het WTECV (25)heeft dat bewijsmateriaal beoordeeld en heeft geconcludeerd (26) dat in de door de lidstaten ingediende documenten met gefundeerde argumenten wordt aangetoond dat verdere verbeteringen van de selectiviteit moeilijk te realiseren zijn of gepaard gaan met onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. Aangezien de omstandigheden niet veranderd zijn, is het passend de de-minimisvrijstellingen te handhaven, rekening houdend met het percentage en de nodige wijzigingen als voorgesteld in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(29)

De nieuwe gezamenlijke aanbeveling heeft aanvullend wetenschappelijk bewijs verstrekt voor de uitbreiding van de de-minimisvrijstellingen voor:

horsmakreel gevangen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) in ICES-deelgebied 4,

makreel gevangen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) in ICES-deelgebied 4,

wijting gevangen met boomkorren (BT2) in ICES-deelgebied 4,

wijting en kabeljauw gevangen met bodemtrawls (OTB, OTT, SDN, SSC) in de ICES-sectoren 4a en 4b.

(30)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling werden de-minimisvrijstellingen voorgesteld voor:

leng onder de MCRS gevangen met beuglijnen in ICES-deelgebied 4,

gecombineerde vangsten van industriële soorten (sprot, zandspiering, kever en blauwe wijting) gevangen in het kader van de demersale gemengde visserij en de visserij op garnaal met trawls door middel van selectiviteitsvoorzieningen in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4.

(31)

De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal ingediend ter ondersteuning van de bestaande en nieuwe de-minimisvrijstellingen, die gebaseerd zijn op moeilijkheden om de selectiviteit te verbeteren en onevenredig hoge kosten voor de behandeling van de vangsten. Dat bewijsmateriaal is door het WTECV beoordeeld tijdens zijn plenaire vergadering van 1-5 juli 2019 (27).

(32)

Het door de lidstaten verstrekte aanvullende bewijsmateriaal inzake de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor horsmakreel en makreel gevangen door vaartuigen met bodemtrawls en boomkorren, is beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde dat verdere informatie moet worden verstrekt voor de meeste lidstaten. Aangezien de visserijactiviteiten met het oog op de noodzakelijke gegevensverzameling moeten worden voortgezet om die informatie te verstrekken, moeten de individuele vrijstellingen voor elke soort tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten de noodzakelijke werkzaamheden ondernemen om de vereiste gegevens te verzamelen en te verwerken of extra proefonderzoek verrichten en de informatie zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Derhalve moeten die vrijstellingen voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(33)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal over de de-minimisvrijstelling voor een gecombineerde hoeveelheid sprot, zandspiering, kever en blauwe wijting in demersale gemengde visserijen gevangen door vaartuigen met trawls is onderzocht door het WTECV, dat heeft geconcludeerd dat er geen kwantitatief bewijs is om de beweringen van kleine teruggooi en de uitputting van de opties ter verbetering van de selectiviteit te onderbouwen. Het WTECV heeft opgemerkt dat het in deze visserijen moeilijk zou zijn bijkomende verbeteringen in de selectiviteit te realiseren en dat de minimis noodzakelijk is om de residuele ongewenste vangsten te dekken. Aangezien de visserijactiviteiten met het oog op de noodzakelijke gegevensverzameling moeten worden voortgezet om die informatie te verstrekken, moet de vrijstelling voor gecombineerde de minimis tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten ertoe worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Derhalve moeten die vrijstellingen voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(34)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal over de de-minimisvrijstelling voor wijting onder de MCRS gevangen met boomkorren is onderzocht door het WTECV, dat heeft geconcludeerd dat het bewijsmateriaal waaruit blijkt dat er kosten verbonden zijn aan de aanlanding van ongewenste vangsten, op zich niet toereikend is om aan te tonen dat die kosten onevenredig zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat het verbeteren van de selectiviteit in de betrokken visserijen prioriteit moet krijgen aangezien dit de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten zal verlagen. Aangezien de visserijactiviteiten met het oog op de noodzakelijke gegevensverzameling moeten worden voortgezet om die informatie te verstrekken, moet de de-minimisvrijstelling tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten ertoe worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Daarnaast wordt van de lidstaten verwacht dat zij verslag uitbrengen over de invoering van verdere selectiviteitsmaatregelen. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en alle relevante informatie zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Derhalve moet deze vrijstelling voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(35)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal over de de-minimisvrijstelling voor wijting en kabeljauw onder de MCRS gevangen met bodemtrawls is onderzocht door het WTECV, dat heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheid bestaat om te beoordelen of de ramingen over de onevenredige kosten correct zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat het verbeteren van de selectiviteit in de betrokken visserijen prioriteit moet krijgen aangezien dit de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten zal verlagen. Aangezien de visserijactiviteiten met het oog op de noodzakelijke gegevensverzameling moeten worden voortgezet om die informatie te verstrekken, moet de de-minimisvrijstelling tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten ertoe worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. Daarnaast wordt van de lidstaten verwacht dat zij verslag uitbrengen over de invoering van verdere selectiviteitsmaatregelen. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Derhalve moet deze vrijstelling voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(36)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal over de de-minimisvrijstelling voor leng onder de MCRS gevangen met beuglijnen is onderzocht door het WTECV, dat heeft geconcludeerd dat het in deze visserijen moeilijk zou zijn bijkomende verbeteringen in de selectiviteit te realiseren. Daarnaast heeft het WTECV opgemerkt dat aangezien het de -minimisvolume waarschijnlijk klein is, de vrijstelling geen gevolgen zou hebben over de totale visserijsterfte, op voorwaarde dat de teruggegooide vangsten worden geregistreerd. Aangezien het moeilijk is de selectiviteit tot stand te brengen, moet de vrijstelling voor die visserij tot één jaar worden beperkt en moeten de lidstaten ertoe worden verplicht de desbetreffende gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige beoordeling van de argumenten kan maken en de Commissie een evaluatie kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken voor beoordeling door het WTECV. Derhalve moeten die vrijstellingen voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(37)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totale toegestane vangsten moeten de lidstaten, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties met weinig beschikbare gegevens en op gedeeltelijke vlootinformatie, nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de gehele onder deze vrijstelling vallende vloot.

(38)

De in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 4, artikel 15, lid 5, onder c), en artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en met Verordening (EU) 2018/973, en met name artikel 11, en kunnen derhalve in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(39)

Overeenkomstig artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2018/973 wordt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen betreffende de aanlandingsverplichting vast te stellen aan de Commissie toegekend voor een periode van vijf jaar met ingang van 5 augustus 2018. Het is dan ook passend om de gevolgen van de op overlevingskansen gebaseerde en de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting opnieuw te evalueren in het tweede jaar van toepassing van deze verordening.

(40)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 moet worden ingetrokken en door een nieuwe verordening vervangen.

(41)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet met ingang van 1 januari 2020 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) is voor de periode 2020-2021 de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting overeenkomstig deze verordening van toepassing op demersale visserijen waarvoor vangstbeperkingen gelden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.

“Seltra-paneel”: een selectiviteitsvoorziening die:

bestaat uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) geplaatst in een door vier panelen gevormd gedeelte en zodanig gemonteerd dat de samenvoegingsverhouding bij de naad drie mazen van 90 mm per maas van 270 mm bedraagt, of bestaande uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 140 mm (vierkante mazen);

minstens 3 meter lang is;

is aangebracht op niet meer dan 4 meter van de pooklijn, alsmede

de volledige breedte van de bovenkant van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn);

2.

“selectiviteitsnetrooster” (Netgrid): een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat.

3.

“Vlaams paneel”: het laatste trechtervormige gedeelte van de netten van een boomkor, waarvan:

de achterkant rechtstreeks aan de kuil is bevestigd;

de boven- en onderkant een maaswijdte van minstens 120 mm hebben, gemeten tussen de knopen;

de lengte in gestrekte toestand minstens 3 meter bedraagt;

4.

“ontsnappingspaneel voor benthos”: een paneel uit netwerk met grotere mazen of vierkante mazen dat is bevestigd in het onderpaneel van een trawl, gewoonlijk een boomkor, om bentisch materiaal en zeebodemafval te lozen voordat het in de kuil terechtkomt;

5.

“SepNep”: een ottertrawl die:

een maaswijdte tussen 80 en 99 + ≥ 100 mm heeft;

meerdere kuilen heeft met een maaswijdte tussen minstens 80 en 120 mm, die zijn bevestigd aan een enkele tunnel, waarbij de bovenste kuil een maaswijdte van minstens 120 mm heeft en is uitgerust met een scheidingspaneel met een maximale maaswijdte van 105 mm; alsmede

ook kan zijn uitgerust met een optioneel selectierooster met een afstand van minstens 17 mm tussen de staven, mits dit zodanig is vervaardigd dat kleine langoustines kunnen ontsnappen.

Artikel 3

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor langoustines

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) voor de volgende vangsten van langoustines (Nephrops norvegicus):

a)

vangsten met korven (FPO (28));

b)

“vangsten met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN) met:

1)

een kuil van meer dan 80 mm, of

2)

een kuil met een maaswijdte van ten minste 70 mm die is uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven, of

3)

een kuil van ten minste 35 mm die is uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven.

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

3.   De in lid 1, onder b), bedoelde vrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1, onder b), vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

Artikel 4

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor tong

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 4c binnen zes zeemijl voor de kust maar buiten vastgestelde kraamgebieden, voor vangsten van tong (Solea solea) onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die worden gedaan met ottertrawls (OTB) met een maaswijdte in de kuil van 80-99 mm.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is alleen van toepassing voor vaartuigen met een lengte van ten hoogste 10 meter en een motorvermogen van ten hoogste 221 kW die vissen in wateren met een diepte van maximaal 30 meter tijdens een trek van niet langer dan anderhalf uur.

3.   Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tong onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 5

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor bijvangsten met korven en fuiken van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 voor vangsten van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, die worden gedaan met korven en fuiken (FPO, FYK).

2.   Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze vis onmiddellijk onder het wateroppervlak vrijgelaten.

Artikel 6

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor vangsten en bijvangsten van schol

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4 voor:

a)

schol (Pleuronectes platessa) die wordt gevangen met netten (GNS, GTR, GTN, GEN);

b)

schol die wordt gevangen met Deense zegens;

c)

schol die wordt gevangen met bodemtrawls (OTB, PTB) met een maaswijdte van ten minste 120 mm wanneer gericht wordt gevist op platvis of rondvis.

2.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

a)

de vangst van schol met trawls (OTB, PTB) met een minimale maaswijdte van 90-99 mm uitgerust met Seltra-panelen, bij gerichte vangsten van platvis of rondvis in de Uniewateren van ICES-sector 3a;

b)

de vangst van schol met trawls (OTB, PTB) met een minimale maaswijdte van 80-99 mm, bij gerichte vangsten van platvis of rondvis in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4.

3.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig de leden 1 en 2 is gevangen, wordt deze schol onmiddellijk vrijgelaten.

4.   De in lid 1, onder c), bedoelde vrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1, onder c), vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

Artikel 7

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-sector 2a en ICES-deelgebied 4 voor vangsten van schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die worden gedaan met boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm (BT2), voor vangsten van schol:

a)

met vistuig dat is uitgerust met de “flip-up”-kabel of met het benthosontsnappingspaneel (BRP) of voor vangsten door vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW, of

b)

met vaartuigen van lidstaten ter uitvoering van de routekaart voor de volledig gedocumenteerde visserij.

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is ook van toepassing op vangsten van platvis met boomkorren (BT2) door vaartuigen met een motorvermogen van niet meer dan 221 kW of minder dan 24 m lengte over alles, die zijn gebouwd om in de twaalfmijlszone te vissen, indien de gemiddelde trawlduur minder dan negentig minuten bedraagt.

3.   lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in de leden 1 en 2 vastgestelde vrijstellingen. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 31 juli van elk jaar.

4.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig de leden 1 en 2 is gevangen, wordt deze schol onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 8

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor tarbot

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 voor vangsten van tarbot (Scophthalmus maximus) met boomkorren met een kuil van meer dan 80 mm (TBB).

2.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

3.   Bij de teruggooi van tarbot die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tarbot onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 9

Vrijstelling op grond van overlevingskansen voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op grond van overlevingskansen geldt in de Uniewateren van de Noordzee (de ICES-sectoren 2a, 3a en ICES-deelgebied 4) voor vangsten van roggen met alle soorten vistuig.

2.   lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie vóór 31 juli van elk jaar.

3.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden die roggen onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 10

De-minimisvrijstellingen

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 4, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

a)

in de visserij op tong door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 2a en 3a en van ICES-deelgebied 4 vissen met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN, GNF):

een hoeveelheid tong onder en boven de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt;

b)

in de visserij op tong door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 80-119 mm uitgerust met een Vlaams paneel:

een hoeveelheid tong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort uitmaakt;

c)

in de visserij op langoustines door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN) met een maaswijdte van ten minste 70 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven:

een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis en heek onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die niet meer dan 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, Noordse garnaal, kabeljauw, zwarte koolvis en heek uitmaakt;

d)

in de visserij op Noordse garnaal door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB, OTT) met een maaswijdte van ten minste 35 mm die zijn uitgerust met een soortselectief rooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven en met een vrije uitlaat voor de vis:

een gecombineerde hoeveelheid tong, schelvis, wijting, kabeljauw, schol, zwarte koolvis, haring, kever, grote zilvervis en blauwe wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die niet meer dan 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, tong, schelvis, wijting, kabeljauw, zwarte koolvis, schol, Noordse garnaal, heek, kever, grote zilvervis, haring en blauwe wijting uitmaakt;

e)

in de gemengde demersale visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 4c vissen met bodemtrawls of zegens (OTB, OTT, SDN, SSC) met een maaswijdte van 70-99 mm (TR2):

een gecombineerde hoeveelheid wijting en kabeljauw (Gadus morhua) onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die in 2020 en 2021 niet meer dan 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten uitmaakt; de maximale hoeveelheid kabeljauw die mag worden teruggegooid, is beperkt tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort;

f)

in de gemengde demersale visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 4a en 4b vissen met bodemtrawls of zegens (OTB, OTT, SDN, SSC) met een maaswijdte van 70-99 mm (TR2):

een gecombineerde hoeveelheid wijting en kabeljauw (Gadus morhua) onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die in 2020 niet meer dan 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten uitmaakt; de maximale hoeveelheid kabeljauw die mag worden teruggegooid, is beperkt tot 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020;

g)

in de visserijen door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-sector 3a vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN, PTB) met een maaswijdte van 90-119 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel, of met bodemtrawls (OTB, OTT, TBN, PTB) met een maaswijdte van ten minste 120 mm;

een hoeveelheid wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte tot ten hoogste 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van langoustines, kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, tong, schol en heek;

h)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm:

een hoeveelheid wijting onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van schol en tong uitmaakt;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020;

i)

in de visserij op langoustines door vaartuigen die in de Uniewateren van ICES-deelgebied 4 vissen met bodemtrawls met een maaswijdte van 80-99 mm uitgerust met een SepNep:

een hoeveelheid schol onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die ten hoogste 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van zwarte koolvis, schol, schelvis, wijting, kabeljauw, Noordse garnaal, tong en langoustines uitmaakt;

j)

in de visserij op Noordzeegarnaal door vaartuigen die in de Uniewateren van de ICES-sectoren 4b en 4c vissen met boomkorren:

een hoeveelheid van alle soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, die in 2020 niet meer dan 7 % en in 2021 niet meer dan 6 % bedraagt van de totale jaarlijkse vangsten van alle soorten in die visserijen waarvoor vangstbeperkingen gelden;

k)

in de demersale gemengde visserij in ICES-deelgebied 4 met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm (TR2, BT2):

een hoeveelheid horsmakreel (Trachurus spp), die in 2020 niet meer dan 7 % en in 2021 niet meer dan 6 % bedraagt van de totale jaarlijkse vangsten van horsmakreel in die visserij;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020;

l)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-deelgebied 4 vissen met bodemtrawls (OTB, OTT, PTB, TBB) met een maaswijdte tussen 80 en 99 mm:

een hoeveelheid makreel (Scomber scombrus), die in 2020 niet meer dan 7 % en in 2021 niet meer dan 6 % bedraagt van de totale jaarlijkse vangsten van makreel in die visserij;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020;

m)

in de demersale gemengde visserij met trawls (OTB, OTM, OTT, PTB, PTM, SDN, SPR, SSC, TB, TBN) met een maaswijdte van meer dan 80 mm in ICES-sector 3a en ICES-deelgebied 4, en in de visserij op Noordse garnaal waarbij gebruik wordt gemaakt van vistuig met een sorteerrooster met een afstand van 19 mm tussen de staven of een gelijkwaardige selectiviteitsvoorziening en van een visretentiesysteem met een maaswijdte van meer dan 35 mm in ICES-sector 3a en 32 mm in ICES-deelgebied 4:

een gecombineerde hoeveelheid sprot, zandspiering, kever en blauwe wijting die niet meer mag bedragen dan 1 % van de totale jaarlijkse vangsten in de gemengde demersale visserij en in de visserij op Noordse garnaal;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020;

n)

in de demersale visserij op heek door vaartuigen die in ICES-deelgebied 4 met beuglijnen (LLS) vissen:

een hoeveelheid leng (Molva molva) onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die niet meer dan 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van leng in die demersale visserij uitmaakt;

de in dit punt bedoelde de-minimisvrijstelling is voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020. lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk vóór 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

Artikel 11

Specifieke technische maatregelen voor het Skagerrak

1.   Het is verboden in het Skagerrak trawls, Deense zegens, boomkorren of soortgelijke sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 120 mm aan boord te hebben of te gebruiken.

2.   In afwijking van lid 1 mogen de volgende trawls worden gebruikt:

a)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 90 mm die zijn uitgerust met een seltra-paneel of een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven;

b)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 70 mm (vierkante mazen) die zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 35 mm tussen de staven;

c)

trawls met een minimummaaswijdte van minder dan 70 mm wanneer wordt gevist op pelagische of industriële soorten, mits de vangst voor meer dan 80 % uit een of meer pelagische of industriële soorten bestaat;

d)

trawls met een maaswijdte in de kuil van ten minste 35 mm wanneer wordt gevist op Noordse garnaal, mits ze zijn uitgerust met een sorteerrooster met een afstand van ten hoogste 19 mm tussen de staven.

3.   Bij de visserij op Noordse garnaal overeenkomstig lid 2, onder d), mag een visretentiesysteem worden gebruikt mits er toereikende vangstmogelijkheden voor de bijvangst zijn en het retentiesysteem:

a)

een bovenpaneel heeft met vierkante mazen met een maaswijdte van ten minste 120 mm;

b)

ten minste 3 meter lang is; alsmede

c)

ten minste even breed is als het sorteerrooster.

Artikel 12

SepNep

Het is het toegestaan SepNep-netten te gebruiken.

Artikel 13

Intrekking

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 wordt ingetrokken.

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 179 van 16.7.2018, blz. 1.

(2)  PB L 198 van 25.07.2019, blz. 105.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Verordening (EU) 2018/973 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot vastlegging van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting in de Noordzee en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 676/2007 en (EG) nr. 1342/2008 van de Raad (PB L 179 van 16.7.2018, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2035 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee voor de periode 2019-2021 (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 17).

(6)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen Noorwegen en de Europese Unie inzake de reglementering van de visserij in het Skagerrak en het Kattegat voor 2012.

(7)  Goedgekeurde notulen van het visserijoverleg tussen de Europese Unie en Noorwegen over maatregelen voor de uitvoering van een teruggooiverbod en controlemaatregelen in het Skagerrakgebied, 4 juli 2012.

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(9)  Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.

(10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(16)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1780485/STECF+PLEN+17-02.pdf

(17)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(18)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(19)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(20)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(21)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(22)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(23)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(24)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(25)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(26)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(27)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(28)  De in de onderhavige verordening gebruikte vistuigcodes zijn vastgesteld in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter zijn de vistuigcodes waarvan in deze verordening gebruik wordt gemaakt, vastgesteld in de vistuigindeling van de FAO.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/47


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/2239 VAN DE COMMISSIE

van 1 oktober 2019

tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2020-2021

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (1), en met name artikel 13,

Gezien Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (2), en met name artikel 15, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

(3)

In dergelijke meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(4)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 van de Commissie (4) is voor de periode 2019-2021 een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren vastgesteld na een gezamenlijke aanbeveling door België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk.

(5)

Op 19 maart 2019 hebben het Europees Parlement en de Raad hun goedkeuring gehecht aan Verordening (EU) 2019/472 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren. Uit hoofde van artikel 13 van die verordening is de Commissie bevoegd om, op basis van gezamenlijke aanbevelingen van lidstaten, gedelegeerde handelingen vast te stellen om die verordening aan te vullen door overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nadere bepalingen vast te leggen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten in de westelijke wateren waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de noordwestelijke wateren. Na overleg met de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en de pelagische adviesraad hebben die lidstaten op 6 juni 2019 bij de Commissie een nieuwe gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2020-2021. Die gezamenlijke aanbeveling werd op 22 augustus 2019 gewijzigd.

(6)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling van de lidstaten is voorgesteld een aantal aanvullende technische maatregelen voort te zetten die tot doel hebben de selectiviteit te vergroten en ongewenste vangsten te verminderen voor visserijen of soorten die onder de aanlandingsverplichting vallen; deze maatregelen waren op grond van artikel 15, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor de jaren 2019-2021 vastgesteld bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034.

(7)

Op 14 augustus 2019 is een nieuwe Verordening (EU) 2019/1241 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen in werking getreden. In bijlage VI bij die verordening zijn specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot technische maatregelen in de noordwestelijke wateren, met onder meer ook voorschriften inzake maaswijdten, daaraan gelinkte voorwaarden en bijvangsten. Voorts wordt in deel B, punt 3, van bijlage VI bij die verordening verwezen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034. Krachtens artikel 15 van Verordening (EU) 2019/1241 is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de in de bijlagen bij Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde technische maatregelen te wijzigen, aan te vullen, in te trekken of daarvan af te wijken, ook bij de uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(8)

Verordening (EU) 2019/1241 voorziet niet in overgangsmaatregelen. Om de verenigbaarheid tussen de onderhavige gedelegeerde verordening en Verordening (EU) 2019/1241 te garanderen, is het dan ook noodzakelijk de in Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde voorwaarden toe te passen en tegelijk rekening te houden met de uitzonderlijke omstandigheden waarvan hier sprake is. Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie heeft het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) de gezamenlijke aanbeveling beoordeeld en is het tot de conclusie gekomen (5) dat de voorgestelde wijzigingen om de selectiviteit in de noordwestelijke wateren te verhogen redelijk zijn en een toename van de selectiviteit inhouden ten opzichte van het eerder gedefinieerde vistuig. Deze gezamenlijke aanbeveling werd door de lidstaten opgesteld en ingediend en door het WTECV beoordeeld vóór de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2019/1241 en bevatte daarom geen verwijzing naar die verordening. Toch is de Commissie, gezien de uitzonderlijke omstandigheden, van oordeel dat er op basis van de informatie waarover zij in dit stadium in de gezamenlijke aanbeveling en de beoordeling van het WTECV beschikt, geen aanwijzingen bestaan dat de voorgestelde aanvullende technische maatregelen niet zouden voldoen aan de in artikel 15 van Verordening (EU) 2019/1241 vastgestelde vereisten voor technische maatregelen.

(9)

Om de selectiviteit van het vistuig te vergroten en ongewenste vangsten te verminderen in de Keltische Zee, de Ierse Zee en het gebied ten westen van Schotland, is het passend een aantal selectieve maatregelen voor de demersale visserij op te nemen. Die technische maatregelen moeten derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(10)

De ter zake relevante wetenschappelijke instanties hebben wetenschappelijke bijdragen geleverd, die werden beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (6). De Commissie heeft over de betrokken maatregelen een schriftelijke raadpleging gehouden van de deskundigengroep, bestaande uit 28 lidstaten en het Europees Parlement als waarnemer.

(11)

In gevallen waarin het relatieve aandeel van dode exemplaren in de teruggegooide vangsten vrij laag is, acht de Commissie het een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer om vrijstellingen toe te staan op tijdelijke basis, met dien verstande dat het anders niet mogelijk zou zijn om de gegevens te verzamelen die essentieel zijn voor een gedegen en goed onderbouwd beheer van teruggooi met het oog op de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(12)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling van de aanlandingsverplichting op basis van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor vangsten van langoustines met korven, vallen of kubben in de ICES (7)-deelgebieden 6 en 7, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs voor hoge overlevingspercentages. Dat bewijs werd de voorbije jaren beoordeeld en het WTECV concludeerde (8) dat de vrijstelling gerechtvaardigd was. In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling te handhaven. Aangezien de omstandigheden niet zijn gewijzigd, moet die vrijstelling van toepassing blijven voor de periode 2020-2021.

(13)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en met ottertrawls met een maaswijdte van 80-99 mm wordt gevangen in ICES-sector 7d binnen zes zeemijl uit de kust, maar buiten de bekende kraamgebieden, gebaseerd op wetenschappelijk bewijs voor hoge overlevingspercentages bij teruggooi. Dat bewijs werd de voorbije jaren beoordeeld en is door het WTECV toereikend bevonden (9). In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling verder toe te passen. Aangezien de omstandigheden niet zijn gewijzigd, moet die vrijstelling van toepassing blijven voor de periode 2020-2021.

(14)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 100 mm of meer en voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 70-99 mm in combinatie met selectieve vistuigopties (TR1- en TR2-visserij) in ICES-deelgebied 7. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor teruggegooide langoustines in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (10) dat het met een Seltra-trawl verrichte overlevingsonderzoek voldoende gegevens opleverde, maar dat het totale effect op de extensieve visserij op langoustines met ander vistuig moeilijk te beoordelen blijft. Het WTECV merkte op dat, als ervan wordt uitgegaan dat voor alle vistuigen een relatief hoog overlevingspercentage geldt, het teruggooipercentage in deze visserij wellicht relatief laag is. Die vrijstelling moet derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(15)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines die in ICES-sector 6a, binnen twaalf zeemijl uit de kust, worden gevangen met ottertrawls met een maaswijdte van 80-110 mm. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor teruggegooide langoustines in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal is ingediend bij het WTECV, dat concludeerde dat de overlevingsstudie robuust is en op een relatief hoog overlevingspercentage wijst. Die vrijstelling moet derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(16)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 was voor roggen die in de ICES-deelgebieden 6 en 7 met alle soorten vistuig worden gevangen, een vrijstelling op basis van overlevingskansen vastgesteld in afwachting van de indiening van nadere wetenschappelijke gegevens over overlevingspercentages voor alle vlootsegmenten en combinaties van vistuig, gebieden en soorten. Het WTECV is evenwel van mening dat de overlevingspercentages, op een paar uitzonderingen na, over het algemeen robuust zijn (11), maar merkt op dat meer gedetailleerde informatie nodig is. Om de nodige gegevens te kunnen verzamelen, zijn verdere visserijactiviteiten nodig. Bijgevolg mag de vrijstelling worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten elk jaar uiterlijk op 1 mei het volgende indienen: a) een stappenplan dat tot doel heeft de overlevingskansen te vergroten en de door het WTECV geconstateerde ontbrekende gegevens in te vullen, en dat jaarlijks door het WTECV wordt geëvalueerd, b) jaarrapporten over de vorderingen en over eventuele wijzigingen of aanpassingen van de programma’s inzake overlevingskansen.

(17)

Bij onderzoek van de overlevingspercentages voor roggen werd geconstateerd dat grootoogroggen (Leucoraja naevus) een aanzienlijk lager overlevingspercentage hebben dan andere soorten. Bovendien lijkt de wetenschappelijke kennis over het overlevingspatroon van die soort minder robuust te zijn. Uitsluiting van deze soort van de vrijstelling zou het echter onmogelijk maken te vissen en door te gaan met een nauwkeurige gegevensvergaring. Relevant bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (12) dat er twee nieuwe studies betreffende overlevingsexperimenten met betrekking tot grootoogroggen zijn gestart, maar dat er meer waarnemingen nodig zijn om binnen één of twee jaar een definitief oordeel over de overlevingspercentages te vellen. Daarom moet deze vrijstelling gedurende twee jaar worden verleend en moeten dringend nieuwe studies worden verricht en maatregelen worden uitgewerkt om de overlevingskansen te verbeteren, welke studies en maatregelen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei ter beoordeling aan het WTECV moeten worden voorgelegd.

(18)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor schol die met schakelnetten of ottertrawls in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g wordt gevangen. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde dat de overlevingsstudie robuust is en op een relatief hoog overlevingspercentage wijst. Die vrijstelling moet derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(19)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor de soorten die met korven, vallen en kubben in de noordwestelijke wateren (de ICES-deelgebieden 5, 6 en 7) worden gevangen. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages bij teruggooi voor in die visserij gevangen soorten aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde dat de soorten die in het kader van de visserij met vallen en korven worden teruggegooid, veel kans blijken te hebben om te overleven. Die vrijstelling mag derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(20)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld de vrijstelling op basis van overlevingskansen te verlengen voor schol gevangen in de ICES-sectoren 7a tot en met 7k door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van 221 kW of een maximale lengte van 24 meter, die vissen met boomkorren binnen twaalf zeemijl uit de kust tijdens trekken van niet meer dan 1.30 uur en door vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW die vissen met boomkorren die zijn uitgerust met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (13) dat de wetenschappelijke informatie van goede kwaliteit is. Het WTECV heeft er echter op gewezen dat de gegevens geen betrekking hebben op alle betrokken lidstaten en dat de overlevingskansen in die visserij door verscheidene factoren worden beïnvloed en zeer variabel zijn. Het WTECV heeft opgemerkt dat er nieuwe bewijzen van vitaliteit zijn verstrekt voor schol bij teruggooi in de visserij met de boomkor ten zuidwesten van Engeland. De lidstaten hebben een project van drie jaar opgezet om overlevingsramingen op basis van rechtstreekse waarnemingen te genereren voor schol in de ICES-sectoren 7d, 7f en 7 g, maar dat project heeft geen betrekking op de ICES-sectoren 7h, 7j en 7k. Dat project zal bijdragen tot de opstelling van het stappenplan en tot het verstrekken van het nodige bewijsmateriaal voor de beoordeling van de voorgestelde vrijstelling. Het WTECV heeft opgemerkt dat de lidstaten moeten beschrijven hoe de voorgestelde vrijstelling gekoppeld is aan het plan ter beperking van bijvangsten voor de scholbestanden in de ICES-sectoren 7h, 7j en 7k. In deze omstandigheden moet de vrijstelling voor wat betreft schol in de ICES-sectoren 7h, 7j en 7 k tot één jaar worden beperkt om ervoor te zorgen dat verder gegevens kunnen worden verzameld, en moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. Die vrijstelling mag daarom tot en met 31 december 2020 worden toegepast voor schol in de ICES-sectoren 7h, 7j en 7k en de betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV.

(21)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling wordt een vrijstelling op basis van overlevingskansen voorgesteld voor schol die met Deense zegens in ICES-sector 7d wordt gevangen. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages voor teruggegooide schol in die visserij aan te tonen. Het bewijsmateriaal werd voorgelegd aan het WTECV, dat concludeerde (14) dat de gegevens van de studie over de overlevingspercentages betrouwbaar zijn en ramingen opleveren die op robuuste overlevingskansen voor die visserij wijzen. Bijgevolg moet die vrijstelling worden opgenomen in het nieuwe teruggooiplan voor de jaren 2020-2021.

(22)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 bevatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (15) dat de door de lidstaten ingediende documenten gefundeerde argumenten bevatten waaruit blijkt dat de selectiviteit moeilijk kan worden verhoogd en dat de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen, hetgeen in sommige gevallen met kwalitatieve beoordelingen van de kosten is onderbouwd. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, is het passend de de-minimisvrijstellingen, overeenkomstig de in de nieuwe gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentages, te handhaven voor:

wijting gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 80 mm of meer (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB en TX), pelagische trawls (OTM en PTM) en boomkorren (BTT) met een maaswijdte van 80-119 mm (BT2) gebruiken in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

tong gevangen door vaartuigen die in de ICES sectoren 7d, 7e, 7f, 7 g en 7h TBB-tuig met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken waarvan de selectiviteit is verhoogd (Vlaams paneel);

tong gevangen door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g op die soort vissen met schakel- en kieuwnetten.

(23)

In de nieuwe gezamenlijke aanbeveling worden de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voorgesteld voor:

horsmakreel gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

makreel gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

tong gevangen door vaartuigen die in de ICES sectoren 7a, 7j en 7k boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm (BT2) gebruiken waarvan de selectiviteit is verhoogd (Vlaams paneel);

demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-sector 7a op Noordzeegarnaal vissen met boomkorren met een maaswijdte van 31 mm of meer;

schartong die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 70-99 mm en boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in ICES-deelgebied 7;

evervis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k;

grote zilvervis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 100 mm of meer gebruiken in ICES-sector 5b (EU-wateren) en ICES-deelgebied 6;

schelvis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 80 mm of meer gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7e tot en met 7k;

schelvis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van maximaal 119 mm gebruiken in ICES-sector 6a.

(24)

Het bewijsmateriaal van de lidstaten betreffende de nieuwe de-minimisvrijstellingen voor horsmakreel en makreel die worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k, werd beoordeeld door het WTECV, dat heeft geconcludeerd (16) dat het bewijs dat de aanlanding van ongewenste vangsten kosten met zich meebrengt, niet volstaat om aan te tonen dat die kosten onevenredig hoog zijn. De verbetering van de selectiviteit in de betrokken visserijen moet de prioriteit zijn, aangezien de kosten van de behandeling van ongewenste vangsten hierdoor worden verlaagd. Het WTECV heeft ook opgemerkt dat de invoering van specifieke technische maatregelen voor vaartuigen die met bodemtrawls of zegennetten in het beschermingsgebied in de Keltische Zee vissen, de ongewenste vangst van horsmakreel, makreel en andere soorten kan verminderen. De doeltreffendheid van die maatregelen moet worden gemonitord. Aangezien verdere visserijactiviteiten nodig zijn om de vereiste gegevens te kunnen verzamelen, mogen die vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV. Die vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(25)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de nieuwe de-minimisvrijstelling voor tong die wordt gevangen door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f, 7 g en 7h boomkorren met een Vlaams paneel gebruiken, werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (17) dat er gegevens voor andere lidstaten dan België en Ierland nodig zijn. Ook is het mogelijk dat het Vlaams paneel dat in de proeven van de lidstaten is gebruikt, slechts in beperkte mate doeltreffend is en niet leidt tot de in die proeven geconstateerde verminderingen van ongewenste vangsten. Hoewel het WTECV erkent dat het Vlaams paneel zoals het momenteel wordt gebruikt, de selectiviteit voor tong verbetert, wijst het erop dat het nuttig zou zijn hierover aanvullend bewijsmateriaal te krijgen. Aangezien verdere visserijactiviteiten nodig zijn om de vereiste gegevens over de sectoren 7h, 7j en 7k te kunnen verzamelen, mag een nieuwe vrijstelling voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV. Die vrijstelling moet derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(26)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de nieuwe de-minimisvrijstelling voor de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-sector 7a op Noordzeegarnaal vissen met boomkorren, werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (18) dat de rechtvaardiging van de vrijstelling erin bestaat dat het zeer moeilijk is de selectiviteit nog aanzienlijk te verhogen en dat de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten onevenredig hoog zijn. Het WTECV wijst er evenwel op dat er slechts beperkte kwalitatieve informatie is verstrekt om de vrijstelling te onderbouwen en dat de verstrekte informatie misschien niet representatief is. Gezien de verstrekte informatie is het goed mogelijk dat de teruggooi zeer laag is en geen de-minimisaftrek vereist. Die vrijstelling mag derhalve van toepassing zijn voor de periode 2020-2021.

(27)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de nieuwe de-minimisvrijstelling voor schartong kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en boomkorren gebruiken, en voor evervis en grote zilvervis die worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken, werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (19) dat de lidstaten beperkte gegevens hebben verstrekt en dat het bewijs dat de aanlanding van ongewenste vangsten kosten met zich meebrengt, niet volstaat om aan te tonen dat die kosten onevenredig hoog zijn. Het WTECV wijst erop dat de verbetering van de selectiviteit in de betrokken visserijen de prioriteit moet zijn, aangezien de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten hierdoor zouden worden verlaagd. Aangezien verdere visserijactiviteiten nodig zijn om de vereiste gegevens te kunnen verzamelen, mogen die vrijstellingen voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV. Die vrijstellingen moeten derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(28)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de nieuwe de-minimisvrijstelling voor schelvis die wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 80 mm of meer gebruiken in de ICES-deelgebieden 7b, 7c en 7e tot en met 7k, werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (20) dat uit de verstrekte informatie blijkt dat de selectiviteit voor schelvis moeilijk kan worden verbeterd zonder dat zich bij de verhandelbare vangsten aanzienlijke kortetermijnverliezen voordoen. Het WTECV wijst erop dat wordt verwacht dat specifieke technische maatregelen in het beschermingsgebied in de Keltische Zee de ongewenste vangsten van schelvis in beperkte mate zullen verminderen, maar dat het te vroeg is om de mogelijke resultaten te evalueren. Aangezien verdere visserijactiviteiten nodig zijn om de vereiste gegevens te kunnen verzamelen, mag die vrijstelling voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten extra proefonderzoek verrichten en zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV. Die vrijstelling moet derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(29)

Het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal met betrekking tot de nieuwe de-minimisvrijstelling voor schelvis kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte tot 119 mm gebruiken in de visserij op langoustines in ICES-sector 6a ten westen van Schotland, werd beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde (21) dat de verstrekte motivering berust op een analyse van onevenredig hoge kosten van de behandeling van ongewenste vangsten. Het WTECV wijst erop dat de kosten redelijk lijken, maar dat er geen objectieve manier bestaat om te beoordelen of zij realistisch zijn of als onevenredig hoog kunnen worden beschouwd. Aangezien verdere visserijactiviteiten nodig zijn om de vereiste gegevens te kunnen verzamelen, mag die vrijstelling voor één jaar worden verleend, maar moeten de lidstaten worden verplicht relevante gegevens in te dienen zodat het WTECV een volledige evaluatie van de argumenten kan maken en de Commissie een beoordeling kan verrichten. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 informatie verstrekken ter beoordeling door het WTECV. Die vrijstelling moet derhalve voorlopig worden toegepast tot en met 31 december 2020.

(30)

Met het oog op betrouwbare ramingen van de teruggooiniveaus voor de vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC’s) moeten de lidstaten, wanneer de de-minimisvrijstelling is gebaseerd op extrapolatie van situaties waar weinig gegevens beschikbaar zijn en op gedeeltelijke vlootinformatie, nauwkeurige en controleerbare gegevens verstrekken voor de hele vloot waarvoor die vrijstelling geldt.

(31)

Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting. In verscheidene gevallen is een voortzetting van de visserijactiviteit en van de gegevensvergaring noodzakelijk om gevolg te geven aan de opmerkingen van het WTECV. In die gevallen is het passend een pragmatische en voorzichtige benadering van het visserijbeheer te volgen door vrijstellingen op tijdelijke basis te verlenen. Indien die vrijstellingen niet worden verleend, zou het onmogelijk zijn om de gegevens te verzamelen die noodzakelijk zijn voor een gedegen en goed onderbouwd beheer van teruggooi met het oog op de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting.

(32)

In het licht van de nieuwe gezamenlijke aanbeveling is het passend Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 in te trekken en door een nieuwe handeling te vervangen.

(33)

Aangezien de maatregelen van deze verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de vaartuigen van de Unie en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing worden met ingang van 1 januari 2020,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

In de ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van 5a en met inbegrip van enkel de wateren van de Unie van 5b), 6 en 7 is de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting voor de periode 2020-2021 van toepassing op demersale visserijen overeenkomstig de onderhavige verordening.

Artikel 2

Definities

1.   Onder “Vlaams paneel” wordt verstaan: het achterste trechtervormige netgedeelte van een boomkor, waarvan:

de achterkant rechtstreeks aan de kuil is bevestigd;

het bovenste en het onderste netgedeelte een maaswijdte van ten minste 120 mm hebben, gemeten tussen de knopen;

de lengte in gestrekte toestand ten minste 3 meter bedraagt.

2.   Onder “Seltra-paneel” wordt verstaan: een selectiviteitsvoorziening die:

a)

bestaat uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) of ten minste 300 mm (vierkante mazen), geplaatst in een door vier panelen gevormde sorteerbox in het rechte deel van de kuil;

b)

minstens 3 meter lang is;

c)

is aangebracht op niet meer dan 4 meter van de pooklijn, en

d)

de volledige breedte van de bovenkant van de sorteerbox van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn).

3.   Onder “selectiviteitsnetrooster” (Netgrid) wordt verstaan: een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat.

4.   Onder “Cefas-Netgrid” wordt verstaan: een Netgrid-selectiviteitsvoorziening ontwikkeld door het centrum voor milieu-, visserij- en aquacultuurwetenschappen (Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science) voor vangsten van Nephrops in de Ierse Zee.

5.   Onder “flipflaptrawl” wordt verstaan: een trawl die is uitgerust met een netrooster dat is ontwikkeld om de vangst van kabeljauw, schelvis en wijting in de visserij op langoustines te reduceren.

6.   Onder “touwschot” wordt verstaan: een tuigaanpassing op demersale boomkorren om te helpen voorkomen dat stenen en keien de trawl binnenkomen en schade aan zowel het tuig als de vangsten veroorzaken.

7.   Onder “ontsnappingspaneel voor benthos” wordt verstaan: een paneel uit netwerk met grotere mazen of vierkante mazen dat is bevestigd in het onderpaneel van een trawl, gewoonlijk een boomkor, om bentisch materiaal en zeebodemafval te lozen voordat het in de kuil terechtkomt.

8.   Onder “beschermingsgebied in de Keltische Zee” wordt verstaan: de wateren binnen de ICES-sectoren 7f en 7 g en het deel van 7j dat ten noorden van 50° NB en ten oosten van 11° WL ligt.

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

a)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met korven, vallen of kubben (vistuigcodes (22): FPO, FIX en FYK) in de ICES-deelgebieden 6 en 7;

b)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 100 mm of meer in ICES-deelgebied 7;

c)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 70-99 mm in combinatie met opties voor zeer selectief vistuig, zoals vastgesteld in artikel 9, lid 2, en artikel 10, lid 2, van deze verordening, in ICES-deelgebied 7;

d)

langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met ottertrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 80-110 mm in ICES-sector 6a binnen twaalf zeemijl uit de kust.

2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

Artikel 4

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong

1.   In ICES-sector 7d, binnen zes zeemijl uit de kust maar buiten de bekende kraamgebieden, geldt de in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong (Solea solea) kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte gevangen met ottertrawls (vistuigcodes: OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte in de kuil van 80-99 mm, door vaartuigen:

a)

met een lengte van ten hoogste 10 meter en een motorvermogen van ten hoogste 221 kW, en

b)

die vissen in wateren met een diepte van 30 meter of minder tijdens trekken van niet meer dan 1.30 uur.

2.   Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de tong onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 5

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor roggen (Rajiformes) die worden gevangen met om het even welk vistuig in de noordwestelijke wateren (de ICES-deelgebieden 6 en 7).

2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

3.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 6

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor schol

1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

a)

schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g wordt gevangen met schakelnetten (vistuigcodes: GTR, GTN, GEN en GN);

b)

schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g wordt gevangen met ottertrawls (vistuigcodes: OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX);

c)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7a tot en met 7k door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van meer dan 221 kW die boomkorren (TBB) gebruiken die met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos zijn uitgerust;

d)

schol (Pleuronectes platessa) gevangen in de ICES-sectoren 7a tot en met 7k door boomkorvaartuigen (TBB) met een maximaal motorvermogen van 221 kW of een maximale lengte van 24 meter die zijn gebouwd om binnen twaalf zeemijl uit de kust te vissen tijdens trekken van gemiddeld niet meer dan 1.30 uur;

e)

schol (Pleuronectes platessa) die in ICES-sector 7d wordt gevangen met Deense zegens (vistuigcode: SDN).

2.   De in lid 1, onder c) en d), bedoelde vrijstellingen zijn voorlopig van toepassing tot en met 31 december 2020 voor schol die wordt gevangen in de ICES-sectoren 7h, 7j en 7k. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter onderbouwing van die vrijstellingen voor wat betreft schol die wordt gevangen in de ICES-sectoren 7h, 7j en 7k. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die informatie uiterlijk op 31 juli 2020.

3.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de schol onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 7

Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor soorten die worden gevangen met korven, vallen en kubben

1.   n de ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van 5a en met inbegrip van enkel de wateren van de Unie van 5b), 6 en 7 geldt de in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen voor soorten die worden gevangen met korven, vallen en kubben (vistuigcodes: FPO, FIX en FYK).

2.   Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de vis onmiddellijk vrijgelaten.

Artikel 8

De-minimisvrijstellingen

1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

a)

voor wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 80 mm of meer (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB en TX), pelagische trawls (OTM en PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80-119 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

b)

voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN en GNF) op tong vissen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f en 7 g;

c)

voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die met TBB-tuig met een maaswijdte van 80-119 mm, uitgerust met een Vlaams paneel, op tong vissen in de ICES-sectoren 7d, 7e, 7f, 7 g en 7h;

d)

voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus), tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBB, TBN, TBS, TB en TX) met een maaswijdte van 80 mm of meer gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7e tot en met 7k;

e)

voor horsmakreel (Trachurus spp.), tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten die in de demersale gemengde visserijen worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBB, TBN, TBS, TB en TX) gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

f)

voor makreel (Scomber scombrus), tot maximaal 7 % in 2020 van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soort die in de demersale gemengde visserijen wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

g)

voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7a, 7j en 7k boomkorren met een maaswijdte van 80-119 mm (BT2) gebruiken waarvan de selectiviteit verhoogd is (Vlaams paneel);

h)

voor schartong (Lepidorhombus spp.) die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot maximaal 5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soorten door vaartuigen die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 70-99 mm (TR2) en boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 80-199 mm (BT2) gebruiken in ICES-deelgebied 7;

i)

voor evervis (Caproidae), tot maximaal 0,5 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k;

j)

voor grote zilvervis (Argentina silus), tot 0,6 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 100 mm of meer (TR1) gebruiken in ICES-sector 5b (EU-wateren) en ICES-deelgebied 6;

k)

voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus) die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot maximaal 3 % in 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte tot 119 mm (OTB, OTT, OT, TBN en TB) gebruiken in de visserij op langoustines (Nephrops norvegicus) in ICES-sector 6a ten westen van Schotland;

l)

in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-sector 7a op Noordzeegarnaal vissen met boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 31 mm of meer:

een gecombineerde hoeveelheid vissoorten kleiner dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, die niet meer mag bedragen dan 0,85 % van de totale jaarlijkse scholvangsten en 0,15 % van de totale jaarlijkse wijtingvangsten in de demersale gemengde visserij.

2.   De de-minimisvrijstellingen onder d) tot en met k) van lid 1 zijn van toepassing tot en met 31 december 2020. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2020 aanvullende wetenschappelijke informatie ter onderbouwing van de vrijstellingen in. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt die wetenschappelijke informatie vóór 31 juli 2020.

Artikel 9

Specifieke technische maatregelen in het beschermingsgebied in de Keltische Zee

1.   Vissersvaartuigen die in het beschermingsgebied in de Keltische Zee vissen met bodemtrawls of zegens, gebruiken een van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 110 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm (23);

b)

een T90-kuil met een maaswijdte van 100 mm;

c)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 160 mm;

d)

een kuil met mazen van 120 mm.

2.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen en waarvan de vangsten voor meer dan 5 % uit langoustines bestaan, één van de volgende vistuigopties:

a)

een paneel met vierkante mazen van 300 mm met een kuil met een maaswijdte van ten minste 80 mm; vaartuigen van minder dan twaalf meter lengte over alles mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

b)

een Seltra-paneel;

c)

een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm zoals bedoeld in deel B van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241;

d)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

e)

een dubbele kuil waarbij de bovenste kuil uit T90-mazen van ten minste 90 mm bestaat en uitgerust is met een scheidingspaneel met een maximale maaswijdte van 300 mm.

3.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten voor meer dan 55 % uit wijting bestaan of voor meer dan 55 % uit een combinatie van zeeduivel, heek en schartong, één van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

b)

een T90-kuil en -tunnel met een maaswijdte van 90 mm;

c)

een kuil met mazen van 80 mm met een paneel met vierkante mazen van 160 mm;

d)

een kuil met mazen van 80 mm met een 2 meter lange cilinder met vierkante mazen van 100 mm.

4.   In afwijking van lid 1 gebruiken vaartuigen die in ICES-sector 7f ten oosten van 5° WL vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten voor minder dan 10 % uit kabeljauwachtigen (Gadidae) bestaan, een kuil met mazen van 80 mm met een paneel met vierkante mazen van 120 mm.

5.   Selectieve vistuigen of voorzieningen die volgens het WTECV voor kabeljauw, schelvis en wijting dezelfde of hogere selectiviteitskenmerken hebben dan de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde vistuigopties, mogen worden gebruikt als alternatief voor die vistuigopties.

Artikel 10

Specifieke technische maatregelen in de Ierse Zee

1.   Vissersvaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen in ICES-sector 7a (de Ierse Zee), voldoen aan de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde technische maatregelen.

2.   Vaartuigen die met bodemtrawls of zegens met een maaswijdte in de kuil gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 100 mm vissen en waarvan de vangsten voor meer dan 5 % uit langoustines bestaan, gebruiken een van de volgende vistuigopties:

a)

een paneel met vierkante mazen van 300 mm; vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter mogen een paneel met vierkante mazen van 200 mm gebruiken;

b)

een Seltra-paneel;

c)

een sorteerrooster met een afstand tussen de staven van 35 mm zoals bedoeld in deel B van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241;

d)

een Cefas-Netgrid;

e)

een flipflaptrawl.

3.   Vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten van schelvis, kabeljauw en roggen samen meer dan 10 % uitmaken, gebruiken één van de volgende vistuigopties:

a)

een kuil met mazen van 120 mm;

b)

een eliminatietrawl met panelen met mazen van 600 mm en een maaswijdte in de kuil van 100 mm.

4.   Vaartuigen met een lengte over alles van twaalf meter of meer die vissen met bodemtrawls of zegens en waarvan de vangsten van schelvis, kabeljauw en roggen samen minder dan 10 % uitmaken, gebruiken een kuil met een maaswijdte van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm. Deze bepaling is niet van toepassing op vaartuigen waarvan de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustines of voor meer dan 85 % uit wijde mantel bestaan.

5.   Selectieve vistuigen of voorzieningen die volgens het WTECV voor kabeljauw, schelvis en wijting dezelfde of hogere selectiviteitskenmerken hebben dan de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde vistuigopties, mogen worden gebruikt als alternatief voor die vistuigopties.

Artikel 11

Specifieke technische maatregelen voor het gebied ten westen van Schotland

1.   Met ingang van 1 juli 2020 voldoen vissersvaartuigen die met bodemtrawls of zegens vissen in de ICES-sectoren 6a en 5b, in de wateren van de Unie, ten oosten van 12°WL (het gebied ten westen van Schotland), aan de volgende technische maatregelen:

a)

verplicht gebruik van een paneel met vierkante mazen (ongewijzigde positionering) van ten minste 300 mm voor vaartuigen die een kuil met een maaswijdte van minder dan 100 mm gebruiken; voor vaartuigen met een lengte van minder dan twaalf meter over alles en/of met een motorvermogen van ten hoogste 200 kW mag in de visserijen op langoustine (Nephrops norvegicus) de lengte van het paneel in totaal 2 m en de maaswijdte in het paneel 200 mm bedragen;

b)

verplicht gebruik van een paneel met vierkante mazen (ongewijzigde positionering) van ten minste 160 mm voor vaartuigen die een kuil met een maaswijdte van 100-119 mm gebruiken en als de vangsten voor meer dan 30 % uit langoustines (Nephrops norvegicus) bestaan.

2.   Selectieve vistuigen of voorzieningen die volgens het WTECV voor kabeljauw, schelvis en wijting dezelfde of hogere selectiviteitskenmerken hebben dan de in lid 1 vastgestelde maatregelen, mogen worden gebruikt als alternatief voor die maatregelen.

Artikel 12

Intrekking

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 wordt ingetrokken.

De verwijzing naar Verordening (EU) 2018/2034 in deel B, punt 3, van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241 (24) geldt als verwijzing naar de artikelen 9 en 10 van de onderhavige verordening.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1.

(2)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.

(3)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2034 van de Commissie van 18 oktober 2018 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2019-2021 (PB L 327 van 21.12.2018, blz. 8).

(5)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(7)  Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee.

(8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

(11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

(16)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(17)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(18)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(19)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(20)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(21)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

(22)  De in de deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

(23)  Als bedoeld in deel B van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241.

(24)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/59


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2240 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2019

tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen, de technische modellen voor het toezenden van gegevens en de nadere bepaling van de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen over de organisatie van een steekproefenquête in het domein “beroepsbevolking” in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (1), en met name artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde de steekproefenquête in het domein “beroepsbevolking” correct te kunnen uitvoeren, moet de Commissie de technische aspecten van de gegevensreeksen en de technische modellen voor het toezenden van de gegevens vaststellen, alsmede de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen nader bepalen.

(2)

De lidstaten en de instellingen van de Europese Unie moeten gebruikmaken van statistische classificaties voor de territoriale eenheden, het onderwijs, beroepen en de economische sector die verenigbaar zijn met de NUTS- (2), de ISCED- (3), de ISCO- (4) en de NACE- (5)classificatie.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Bij deze verordening worden de technische aspecten van de gegevensreeksen en de technische modellen voor het toezenden van gegevens door de lidstaten aan de Commissie (Eurostat) vastgesteld en worden de regelingen voor het toezenden van de kwaliteitsverslagen in het domein “beroepsbevolking” en de inhoud daarvan nader bepaald.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“hoofdvariabele”: een variabele met driemaandelijkse periodiciteit;

2)

“structurele variabele”: een variabele die jaarlijks, om de twee jaar of om de acht jaar wordt verzameld of een variabele die met betrekking tot een ad-hoconderwerp wordt verzameld;

3)

“minimumreeks variabelen”: de variabelen die voor alle leden van een huishouden moeten worden verzameld om zowel op het niveau van het huishouden als op individueel niveau analysen mogelijk te maken, opgesplitst volgens specifieke kenmerken van het huishouden;

(4)

“rotatiesysteem van de steekproef”: de opsplitsing van de gehele steekproef in substeekproeven van waarnemingseenheden met dezelfde omvang en dezelfde opzet, die wordt gebruikt ter vaststelling van het aantal keren en de exacte referentiekwartalen van het jaar waarvoor een waarnemingseenheid informatie verstrekt in de enquête;

5)

“enquêteronde”: de substeekproef van waarnemingseenheden die voor dezelfde n-de keer moet worden ondervraagd volgens het rotatiesysteem van de steekproef in een referentiekwartaal;

6)

“uniforme steekproefverdeling van de jaarlijkse steekproef”: het feit dat in verband met alle referentiekwartalen van het jaar elke driemaandelijkse steekproef gelijk is aan de totale jaarlijkse steekproef gedeeld door vier;

7)

“uniforme steekproefverdeling van de driemaandelijkse steekproef”: het feit dat in verband met alle referentieweken van het kwartaal elke wekelijkse steekproef gelijk is aan de totale driemaandelijkse steekproef gedeeld door het aantal weken van het kwartaal; de aanvaardbare variatie, zoals beschreven in artikel 6, leden 2 en 3, geldt voor beide verdelingen;

8)

“steekproef van onafhankelijke waarnemingen”: een steekproef waarvan elke waarnemingseenheid zich volgens de opzet van de steekproef slechts eenmaal voordoet;

9)

“betrouwbaarheidslimieten”: de ondergrens van de omvang van een populatiegroep waaronder cijfers moeten worden geschrapt of gepubliceerd met een waarschuwing;

10)

“werkenden”: personen van 15 tot en met 89 jaar (in volle jaren aan het einde van de referentieweek) die tijdens de referentieweek behoorden tot een van de volgende categorieën:

a)

personen die tijdens de referentieweek ten minste één uur voor loon of voor winst hebben gewerkt, met inbegrip van meewerkende gezinsleden (6);

b)

personen met een baan of zelfstandige activiteit die tijdelijk niet aan het werk waren tijdens de referentieweek, maar die een arbeidsverhouding hadden, waarbij de volgende groepen worden geacht een arbeidsverhouding te hebben:

personen die niet aan het werk zijn wegens vakantie, werktijdregelingen, ziekteverlof, moederschaps- of vaderschapsverlof;

personen die een opleiding volgen in verband met hun baan;

personen met ouderschapsverlof die in verband met hun baan een inkomen of uitkering ontvangen en/of daar recht op hebben, of die naar verwachting maximaal drie maanden ouderschapsverlof zullen nemen;

seizoenarbeiders buiten het seizoen, wanneer zij regelmatig taken en opdrachten blijven uitvoeren in het kader van hun baan of zelfstandige activiteit, met uitzondering van de naleving van wettelijke of administratieve verplichtingen;

personen die om andere redenen tijdelijk niet aan het werk zijn, waarbij de verwachte afwezigheidsduur maximaal drie maanden is;

c)

personen die landbouwgoederen produceren die grotendeels bedoeld zijn voor verkoop of ruilhandel.

Personen die goederen produceren voor eigen gebruik, personen die vrijwilligerswerk verrichten, onbetaalde stagiairs en personen die betrokken zijn bij andere vormen van werk (6), worden op basis van die activiteiten niet tot de werkenden gerekend.

11)

“werklozen”: personen van 15 tot en met 74 jaar (in volle jaren op het einde van de referentieweek) die:

a)

tijdens de referentieweek niet werkzaam waren volgens de definitie van punt 10, en

b)

momenteel beschikbaar zijn voor werk, d.w.z. beschikbaar waren voor loondienst of een zelfstandige activiteit vóór het einde van de twee weken die volgden op de referentieweek, en

c)

actief werk zoeken, d.w.z. in de periode van vier weken die eindigde met de referentieweek actief zijn geweest om werk te zoeken als werknemer of zelfstandige, of een baan hebben gevonden die van start ging binnen een periode van maximaal drie maanden vanaf het einde van de referentieweek.

Actief werk zoeken omvat activiteiten zoals:

personeelsadvertenties bekijken;

personeelsadvertenties plaatsen of erop reageren;

cv’s online zetten of actualiseren;

rechtstreeks contact opnemen met werkgevers;

informeren bij vrienden, familieleden of kennissen;

contact opnemen met een openbare dienst voor arbeidsvoorziening;

contact opnemen met een particulier bureau voor arbeidsbemiddeling;

een proef of examen afleggen of een sollicitatiegesprek voeren als onderdeel van een aanwervingsprocedure, en

voorbereidingen treffen om een zelfstandige activiteit of eigen bedrijf op te zetten.

Seizoensarbeiders die niet aan het werk waren tijdens de referentieweek (buiten het seizoen), maar die naar verwachting hun seizoensarbeid weer zullen opnemen, worden beschouwd als “personen die een baan hebben gevonden”.

12)

“personen die niet tot de beroepsbevolking behoren”: personen die behoren tot een van de volgende categorieën:

a)

personen jonger dan 15 jaar (in volle jaren aan het einde van de referentieweek);

b)

personen ouder dan 89 jaar (in volle jaren aan het einde van de referentieweek), of

c)

personen van 15 tot en met 89 jaar oud (in volle jaren aan het einde van de referentieweek) die tijdens de referentieweek werkzaam noch werkloos waren volgens de definities beschreven in de punten 10 en 11.

Artikel 3

Beschrijving van variabelen

1.   De beschrijving en het technische model van de driemaandelijkse en jaarlijkse variabelen en de variabelen die om de twee jaar en om de acht jaar worden verzameld betreffende het gedetailleerde onderwerp “arbeidsmarktsituatie van migranten en hun rechtstreekse nakomelingen”, en de codering die moet worden gebruikt voor de gegevensoverdracht en de variabelen die moeten worden opgenomen in de minimumreeks variabelen, zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.

2.   In een gegeven jaar mogen niet meer dan elf achtjaarlijkse variabelen worden verzameld, behalve in het geval van:

a)

het gedetailleerde onderwerp “werkorganisatie en werktijdregelingen”, waarvoor in een gegeven jaar niet meer dan tien variabelen mogen worden verzameld, en

b)

de gedetailleerde onderwerpen “jongeren op de arbeidsmarkt” en “opleidingsniveau — details, met inbegrip van onderbroken of stopgezette studies”, waarvoor er in een gegeven jaar samen niet meer dan zeven achtjaarlijkse variabelen mogen worden verzameld.

3.   Het aantal structurele variabelen dat om de vier jaar over een ad-hoconderwerp moet worden verzameld, mag voor een bepaald jaar niet hoger zijn dan elf.

Artikel 4

Statistische populaties, waarnemingseenheden en regels voor respondenten

1.   De doelpopulatie voor het domein “beroepsbevolking” bestaat uit alle personen die gewoonlijk in particuliere huishoudens op het grondgebied van de lidstaat verblijven.

2.   De gegevensverzameling voor het domein “beroepsbevolking” vindt plaats voor een steekproef van particuliere huishoudens of een steekproef van personen die deel uitmaken van particuliere huishoudens als waarnemingseenheden.

3.   Er wordt informatie verstrekt voor:

a)

elke persoon van eender welke leeftijd over de onderwerpen “technische aspecten” en “kenmerken van de persoon en het huishouden”;

b)

elke persoon van 15 tot en met 74 jaar over het onderwerp “deelname aan onderwijs en opleiding”;

c)

elke persoon van 15 tot en met 89 jaar voor driemaandelijkse, jaarlijkse en tweejaarlijkse variabelen in verband met alle andere onderwerpen;

d)

elke persoon van 15 tot en met 74 jaar voor de achtjaarlijkse variabelen van de gedetailleerde onderwerpen “arbeidsmarktsituatie van migranten en hun rechtstreekse nakomelingen” en “arbeidsongevallen en andere werkgerelateerde gezondheidsproblemen”;

e)

elke persoon van 50 tot en met 74 jaar voor de achtjaarlijkse variabelen van het gedetailleerde onderwerp “pensioen en arbeidsmarktparticipatie”;

f)

elke persoon van 15 tot en met 34 jaar voor de achtjaarlijkse variabelen van de gedetailleerde onderwerpen “jongeren op de arbeidsmarkt” en “opleidingsniveau — details, met inbegrip van onderbroken of stopgezette studies”;

g)

elke persoon van 18 tot en met 74 jaar voor de achtjaarlijkse variabelen van het gedetailleerde onderwerp “combinatie van werk en gezin”;

h)

elke persoon van 15 tot en met 74 jaar voor de achtjaarlijkse variabelen van het gedetailleerde onderwerp “werkorganisatie en werktijdregelingen”.

Alle leeftijdsgroepen omvatten de daarin aangegeven grensleeftijden.

4.   Interviews met vervangers zijn toegestaan maar moeten tot een minimum worden beperkt.

Artikel 5

Referentieperioden en referentiedatums

1.   De informatie die wordt verzameld voor het domein “beroepsbevolking” betreft doorgaans de situatie in de loop van een enkele week, van maandag tot en met zondag, die de referentieweek vormt.

2.   De leeftijd van een persoon is diens leeftijd in volle jaren aan het einde van de referentieweek.

3.   Referentiekwartalen zijn als volgt:

a)

de kwartalen van elk jaar hebben betrekking op de twaalf maanden van het jaar gedeeld door vier, zodat januari, februari en maart het eerste kwartaal vormen, april, mei en juni het tweede, juli, augustus en september het derde en oktober, november en december het vierde kwartaal;

b)

de referentieweken worden verdeeld over de referentiekwartalen en wel zo dat een week behoort tot het onder a) gedefinieerde kwartaal wanneer ten minste vier dagen van die week tot dat kwartaal behoren (de zogenoemde “donderdagregel”), tenzij dit tot gevolg heeft dat het eerste kwartaal van het jaar slechts twaalf weken telt. In dat geval bestaan de kwartalen van het desbetreffende jaar uit opeenvolgende blokken van 13 weken;

c)

wanneer een kwartaal overeenkomstig punt b) uit 14 in plaats van 13 weken bestaat, moeten de lidstaten proberen de steekproef over alle 14 weken te spreiden; dit omvat de mogelijkheid om de steekproef die doorgaans over één week verloopt over twee weken te spreiden;

d)

als het niet haalbaar is de steekproef over alle 14 weken van het kwartaal te spreiden, mag de betrokken lidstaat één week van dat kwartaal overslaan door deze week niet te bestrijken;

e)

bij de weken met een gespreide steekproef en de overgeslagen week moet het om een normale week gaan wat werklozen, werkenden en gemiddeld aantal feitelijk gewerkte uren betreft; het moet bovendien een week zijn in een maand met vijf donderdagen;

f)

het eerste kwartaal van 2021 moet op maandag 4 januari 2021 beginnen.

4.   Een referentiejaar is de combinatie van de vier referentiekwartalen van dat jaar.

Artikel 6

Gedetailleerde kenmerken van de steekproef

1.   De gegevensverzameling moet betrekking hebben op één referentieweek voor elke waarnemingseenheid. De referentieweek wordt aan de waarnemingseenheid toegewezen voordat het veldwerk plaatsvindt.

2.   Naast de driemaandelijkse eisen die zijn vastgesteld in punt 1 van bijlage III bij Verordening (EU) 2019/1700 geldt bovendien dat de volledige nationale steekproef voor het referentiejaar gelijkelijk wordt verdeeld over alle referentiekwartalen van het jaar. In elk referentiekwartaal wordt de volledige driemaandelijkse steekproef gelijkelijk verdeeld over alle referentieweken van het kwartaal, behalve als er sprake is van kwartalen die uit 14 weken bestaan. In dat geval kan de steekproef eerst gelijkelijk worden verdeeld over 13 referentieweken en vervolgens behandeld als volgt:

a)

de steekproef die aan één referentieweek is toegewezen, wordt verder verdeeld over twee normale referentieweken zodat alle 14 weken worden bestreken, of

b)

een normale week wordt overgeslagen overeenkomstig artikel 5, lid 3, van deze verordening.

3.   De verdelingen van de volledige steekproef als bedoeld in lid 2 en in punt 1 van bijlage III bij Verordening (EU) 2019/1700 mogen niet meer dan 10 % afwijken van de exacte aandelen op nationaal niveau, behalve voor lidstaten die maandelijkse werkloosheidsstatistieken produceren waarvoor, gedurende niet meer dan vijf weken per kwartaal, een verschil van 15 % met het exacte wekelijkse aandeel is toegestaan. Die lidstaten moeten een deterministische correctie toepassen op de driemaandelijkse wegingen om ervoor te zorgen dat bij toepassing van die wegingen alle weken van het kwartaal gelijk zijn vertegenwoordigd. Op NUTS-niveau 2 wordt de drempel van 10 % voor zover mogelijk nageleefd.

4.   Substeekproeven van onafhankelijke waarnemingen die betrekking hebben op alle weken van het referentiejaar, moeten voor zover mogelijk voldoen aan de verdelingseisen die zijn vastgesteld in de leden 2 en 3.

5.   Zowel de bruto als de netto steekproef moet voldoen aan alle in de leden 2 tot en met 4 vermelde verdelingseisen.

6.   Alle hoofdvariabelen moeten elk kwartaal worden ingediend voor de volledige steekproef.

7.   Alle structurele variabelen moeten worden ingediend voor elk kwartaal van het referentiejaar, voor ten minste één enquêteronde per kwartaal en voor niet minder dan een achtste van de volledige driemaandelijkse steekproef. Meer bepaald:

a)

alle jaarlijkse en alle tweejaarlijkse structurele variabelen, waarvoor slechts jaarlijkse gemiddelden nodig zijn, moeten worden ingediend, beurtelings:

i)

voor de volledige steekproef in elk kwartaal;

ii)

voor één substeekproef van onafhankelijke waarnemingen die betrekking hebben op alle weken van het referentiejaar.

De steekproef voor tweejaarlijkse structurele variabelen maakt deel uit van de steekproef voor jaarlijkse structurele variabelen;

b)

achtjaarlijkse variabelen en variabelen over een ad-hoconderwerp worden ingediend voor één substeekproef van onafhankelijke waarnemingen die betrekking hebben op alle weken van het referentiejaar. Die substeekproef maakt deel uit van de steekproef voor jaarlijkse en tweejaarlijkse structurele variabelen;

c)

het nemen van substeekproeven zoals gedefinieerd onder a) en b) moet altijd gebeuren met gebruikmaking van volledige enquêterondes.

8.   Lidstaten die gebruikmaken van een steekproef van personen die tot particuliere huishoudens behoren, kunnen de informatie betreffende de andere leden van die huishoudens (de zogenoemde “minimumreeks variabelen”) voor een substeekproef van onafhankelijke waarnemingen (de zogenoemde “substeekproef van de huishoudens”) indienen en wel zodanig dat:

a)

de substeekproef van de huishoudens bestaat uit onafhankelijke waarnemingen die betrekking hebben op alle weken van het referentiejaar. De daaruit resulterende jaarlijkse steekproef voldoet, voor de personen die zowel deel uitmaken van de steekproef van personen die behoren tot particuliere huishoudens als van de substeekproef van de huishoudens, zo goed mogelijk aan de in de leden 2 en 3 vastgestelde verdelingseisen;

b)

de substeekproef van de huishoudens omvat minstens één enquêteronde per kwartaal of minstens 15 000 huishoudens.

9.   Lidstaten die gebruikmaken van:

a)

een steekproef van personen;

b)

een substeekproef van huishoudens zoals gedefinieerd in lid 8, en

c)

een substeekproef voor de achtjaarlijkse gedetailleerde onderwerpen, met uitzondering van de substeekproef van huishoudens;

dienen voor alle leden van huishoudens waartoe de personen behoren die werden geselecteerd omdat ze in een bepaald jaar beantwoorden aan het achtjaarlijkse gedetailleerde onderwerp, en voor dezelfde referentieperioden, alle delen van de onderwerpen “technische aspecten” en “kenmerken van de persoon en het huishouden” in die ook deel uitmaken van de minimumreeks variabelen.

Deze indiening geldt voor de achtjaarlijkse gedetailleerde onderwerpen “arbeidsmarktsituatie van migranten en hun rechtstreekse nakomelingen”, “pensioenen en arbeidsmarktparticipatie” en “combinatie van werk en gezin”.

Artikel 7

Perioden en methoden voor de verzameling van gegevens

1.   De interviews aan de hand waarvan informatie wordt verzameld voor het domein “beroepsbevolking” vinden plaats in de week die onmiddellijk volgt op de referentieweek, en niet langer dan vijf weken daarna.

2.   In naar behoren gemotiveerde gevallen en uitsluitend voor zover dat noodzakelijk is, kan de interviewperiode nog worden verlengd.

3.   De interviews worden gehouden met computerondersteunde interviewmethoden, zoals computerondersteunde individuele interviews (CAPI), computerondersteunde telefonische interviews (CATI) en computerondersteunde webinterviews (CAWI), behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen.

Artikel 8

Methodologie voor gegevens over werkzaamheid en werkloosheid

1.   De stroomschema’s over de volgorde van de vragen voor de gedetailleerde onderwerpen “beroepsstatus”, “zoektocht naar werk”, “bereidheid tot werken”, “beschikbaarheid”, “tweede baan of meerdere banen” en “status hoofdactiviteit (eigen verklaring)” moeten beantwoorden aan de specificaties van bijlage II bij deze verordening.

2.   Informatie over de variabelen WKSTAT, ABSREAS, JATTACH, SEEKWORK, ACTMETNE en AVAILBLE als bedoeld in bijlage I bij deze verordening wordt verkregen aan de hand van een interview.

3.   Voor alle andere variabelen mogen administratieve gegevensbestanden en andere bronnen en methoden worden gebruikt op voorwaarde dat de verkregen gegevens een soortgelijke dekking hebben en ten minste van soortgelijke kwaliteit zijn. Relevante kwaliteitsdimensies zijn onder meer vergelijkbare en samenhangende defnities en begrippen, correcte referentieperioden en de tijdige beschikbaarheid van gegevens.

Artikel 9

Gemeenschappelijke normen voor bewerking, imputatie, weging en raming

1.   Administratieve of registergegevens, resultaten van vorige interviews en resultaten van interviews met een andere persoon worden niet gebruikt ter vervanging of imputatie van informatie over de variabelen WKSTAT, ABSREAS, JATTACH, SEEKWORK, ACTMETNE en AVAILBLE als bedoeld in bijlage I bij deze verordening. Voor bepaalde groepen personen mogen vereenvoudigde regels worden toegepast, zoals nader vermeld in bijlage II bij deze verordening.

2.   Wanneer informatie over andere variabelen ontbreekt, ongeldig of onsamenhangend is, mogen, in voorkomend geval, statistische imputatiemethoden worden toegepast, behalve voor de variabele INCGROSS als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, waarvoor altijd statistische imputatie moet worden toegepast wanneer de non-respons hoger is dan 5 %.

3.   De referentiepopulatie voor weging is de (reële of geschatte) populatie die gewoonlijk in particuliere huishoudens verblijft.

4.   Wegingscoëfficiënten voor ramingen op individueel niveau op basis van driemaandelijkse, jaarlijkse en tweejaarlijkse variabelen moeten aan de volgende eisen voldoen:

a)

de wegingscoëfficiënten worden berekend met inachtneming van de selectiekans en met uit andere bron afkomstige gegevens over de verdeling naar geslacht, leeftijdsklasse en regio (NUTS 2-niveau) van de geënquêteerde populatie. Leeftijdsklassen van vijf jaar zijn de norm. Gezien echter de steekproefgrootte en de kwaliteit en beschikbaarheid van uit andere bron afkomstige gegevens, zijn aggregaties die meer dan een leeftijdsklasse van vijf jaar omvatten uitsluitend toegestaan voor zover dat noodzakelijk is;

b)

de jaartotalen van de substeekproeven voor jaarlijkse en tweejaarlijkse structurele variabelen en de jaargemiddelden voor de volledige steekproef moeten met elkaar in overeenstemming zijn voor de werkenden, werklozen en personen die niet tot de beroepsbevolking behoren naar geslacht en voor de volgende leeftijdsgroepen: 25-34, 35-44 en 45-54. De groepen personen in de leeftijdsklassen 15-24, 55-64 en 65 en ouder moeten zo consistent mogelijk zijn.

5.   Wegingscoëfficiënten voor ramingen op het niveau van het huishouden, met behulp van het gemiddelde gewicht van de leden van het huishouden, en op individueel niveau volgens specifieke kenmerken van het huishouden voldoen aan de volgende eisen:

a)

de wegingscoëfficiënten worden berekend met inachtneming van de selectiekans en gegevens over de verdeling van de geënquêteerde particuliere huishoudens, namelijk het (reële of geschatte) aantal huishoudens en de (reële of geschatte) grootte van de huishoudens (niveau van de huishoudens), en de verdeling van de geënquêteerde populatie, naar geslacht en ten minste de leeftijdsklassen 0-14 en 15+ (individueel niveau). Ramingen van het aantal huishoudens en de grootte van de huishoudens worden gebaseerd op de beste beschikbare bronnen en begrippen;

b)

de jaartotalen van de volledige steekproef of de substeekproeven met behulp van de wegingscoëfficiënten voor huishoudens en de jaargemiddelden van de volledige steekproef met behulp van de individuele wegingscoëfficiënten die zijn gedefinieerd in lid 4 moeten met elkaar in overeenstemming zijn voor de werkenden, werklozen en personen die niet tot de beroepsbevolking behoren naar geslacht en voor de volgende leeftijdsgroepen: 25-34, 35-44 en 45-54. De groepen personen in de leeftijdsklassen 15-24, 55-64 en 65 en ouder moeten zo veel mogelijk met elkaar in overeenstemming zijn.

6.   Wegingscoëfficiënten voor ramingen op individueel niveau op basis van achtjaarlijkse variabelen en variabelen over een ad-hoconderwerp voldoen aan de volgende eisen:

a)

de wegingscoëfficiënten worden berekend met inachtneming van de selectiekans en gegevens over de verdeling van de geënquêteerde populatie naar geslacht en naar leeftijdsklasse van de achtjaarlijkse doelpopulatie zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 3, van deze verordening. Leeftijdsklassen van vijf jaar zijn de norm. Gezien echter de steekproefgrootte en de kwaliteit en beschikbaarheid van de gegevens, zijn aggregaties die meer dan een leeftijdsklasse van vijf jaar omvatten uitsluitend toegestaan voor zover dat noodzakelijk is;

b)

de jaartotalen van de substeekproeven met behulp van de achtjaarlijkse wegingscoëfficiënten en jaartotalen van de substeekproeven, of, indien niet van toepassing, de jaargemiddelden van de volledige steekproef met behulp van de individuele wegingscoëfficiënten als bedoeld in lid 4 moeten met elkaar in overeenstemming zijn voor de achtjaarlijkse doelpopulatie die is gedefinieerd in artikel 4, lid 3, van deze verordening en voor de werkenden, werklozen en personen die niet tot de beroepsbevolking behoren naar geslacht;

c)

de eisen zijn van toepassing volgens de ad-hoconderwerpen en de doelpopulaties ervan.

7.   Informatie over de variabelen WKSTAT, ABSREAS, JATTACH, SEEKWORK, ACTMETNE en AVAILBLE als bedoeld in bijlage I bij deze verordening wordt niet gebruikt bij de weging.

Artikel 10

Gegevensverspreiding

1.   De lidstaten zenden twee betrouwbaarheidslimieten toe aan de Commissie (Eurostat), als onderdeel van het driemaandelijkse nauwkeurigheidsverslag dat beschreven is in bijlage III, lid 2, bij deze verordening. De Commissie (Eurostat) gebruikt deze betrouwbaarheidslimieten voor de gegevensverspreiding.

2.   Om terugberekende onafgebroken tijdreeksen van hoofdindicatoren met ingang van het eerste kwartaal van 2009 te produceren, zenden de lidstaten de Commissie (Eurostat) uiterlijk op 31 december 2021 een van de volgende items toe:

a)

correctiefactoren die moeten worden toegepast op de retrospectieve gegevens voor elke in lid 3 van dit artikel opgesomde indicator;

b)

de volledige tijdreeks die de periode bestrijkt vanaf het eerste kwartaal van 2009 tot en met het vierde kwartaal van 2020 voor elke in lid 3 van dit artikel opgesomde indicator.

3.   De indicatoren waarvoor terugberekende onafgebroken tijdreeksen vereist zijn, zijn het aantal werkenden en werklozen in duizendtallen, opgesplitst volgens geslacht en leeftijdsgroepen 15-24, 25-64, 65+ en, uitsluitend voor werkenden, de leeftijdsgroep 20-64.

4.   Correctiefactoren voor terugberekening, volledige onafgebroken tijdreeksen en relevante metagegevens voor terugberekende onafgebroken tijdreeksen die vereist zijn volgens lid 2 van dit artikel, worden verzonden met behulp van het door de Commissie (Eurostat) verstrekte model.

Artikel 11

Normen voor de verzending en uitwisseling van informatie

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) driemaandelijkse en jaarlijkse gegevensreeksen met vooraf gecontroleerde microgegevens die voldoen aan de validatievoorschriften overeenkomstig de specificatie van variabelen voor de codering ervan en de filtervoorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage I bij deze verordening. De lidstaten en de Commissie komen aanvullende validatievoorschriften overeen die vervuld moeten zijn opdat de verzonden gegevens worden aanvaard.

2.   Driemaandelijkse gegevensreeksen bevatten alle hoofdvariabelen voor de driemaandelijkse steekproeven. De opname van variabelen met een jaarlijkse referentieperiode voor de respectieve steekproeven of substeekproeven in deze gegevensreeksen is facultatief.

3.   Jaarlijkse gegevensreeksen omvatten alle structurele variabelen, evenals de hoofdvariabelen voor de respectieve steekproeven of substeekproeven.

4.   De hoofdvariabelen en de structurele variabelen van de driemaandelijkse en jaarlijkse gegevensreeksen voldoen aan de in artikel 4, lid 3, van deze verordening beschreven eisen.

5.   Herziene gegevens worden toegezonden in volledige gegevensreeksen die alle variabelen bestrijken, ongeacht het aantal herziene waarnemingen en variabelen.

6.   De inhoud van de driemaandelijkse variabelen die in de driemaandelijkse gegevensreeksen wordt bezorgd, stemt overeen met de inhoud van de variabelen die in de jaarlijkse gegevensreeksen wordt bezorgd.

7.   De lidstaten stellen de gegevens en metagegevens die uit hoofde van deze verordening vereist zijn ter beschikking van de Commissie (Eurostat) met behulp van de normen voor de uitwisseling van statistische gegevens en metagegevens die zijn vastgesteld door de Commissie (Eurostat) en het één-loket.

Artikel 12

Nader bepaalde regelingen en inhoud van de kwaliteitsverslagen

Naast de eisen die zijn vastgesteld in artikel 13, lid 6, van Verordening (EU) 2019/1700, voldoen de driemaandelijkse en jaarlijkse kwaliteitsverslagen van de lidstaten ook aan de eisen die zijn opgesomd in bijlage III bij deze verordening.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 261I van 14.10.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(3)  International Standard Classification of Education 2011, http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/international-standard-classification-of-education-isced-2011-en.pdf (beschikbaar in het Engels en het Frans).

(4)  Aanbeveling van de Commissie van 29 oktober 2009 betreffende het gebruik van de International Standard Classification of Occupations (ISCO-08) (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 31).

(5)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(6)  Meewerkende gezinsleden, personen die goederen produceren voor eigen gebruik, personen die vrijwilligerswerk verrichten, onbetaalde stagiairs en personen die betrokken zijn bij andere vormen van werk zijn gedefinieerd in de Resolution concerning statistics of work, employment and labour underutilisation (Resolutie betreffende de statistieken van werk, tewerkstelling en de onderbenutting van arbeidskrachten) van de 19e International Conference of Labour Statisticians (ICLS), die werd aangenomen op 11 oktober 2013.


BIJLAGE I

Beschrijving en technisch model van de variabelen die moeten worden verzameld voor elk onderwerp en gedetailleerd onderwerp in het domein “beroepsbevolking” en te gebruiken codering

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Identificatiecode variabele

Naam van de variabele

Code

Omschrijvingen

Filter

Filteromschrijvingen

Minimumreeks variabelen

Type

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

REFYEAR

Enquêtejaar

YYYY

Jaar van de enquête (4 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

REFWEEK

Referentieweek

01-53

Nummer van de week (2 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

REFMONTH

Referentiemaand

01-12

Nummer van de maand (2 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Afgeleid

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

INTWEEK

Interviewweek

01-53

Nummer van de week (2 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

HHTYPE

Woont in een particulier huishouden of een instelling

1

Betrokkene geënquêteerd en woonachtig in hetzelfde particuliere huishouden

 

Iedereen in de doelposspulatie

Ja

Technisch

 

 

 

 

2

Betrokkene geënquêteerd in het particuliere huishouden, maar woonachtig in een instelling

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Betrokkene geënquêteerd in het particuliere huishouden maar woonachtig in een ander particulier huishouden

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

STRATUM

Stratum

Niet blanco Blanco

Identificatiecode van stratum (15 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie, wanneer de doelpopulatie (of een deel ervan) gestratificeerd is in het eerste stadium van de steekproefopzet of in het geval van zichzelf vertegenwoordigende primaire steekproefeenheden

Ja

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

PSU

Primaire steekproefeenheid

Niet blanco Blanco

Identificatiecode van de primaire steekproefeenheid (15 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie, wanneer de doelpopulatie in clusters (PSU’s) verdeeld is

Ja

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

FSU

Definitieve (of uiteindelijke) steekproefeenheid

Niet blanco

Identificatiecode van de definitieve steekproefeenheid (15 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing (uitsluitend voor de niet in de steekproef opgenomen personen in een steekproef van individuen)

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Informatie over gegevensverzameling

DEWEIGHT

Gewicht in de steekproefopzet

Niet blanco

Gewicht in de steekproefopzet (7 cijfers: de eerste 5 cijfers omvatten gehele getallen, de laatste 2 cijfers zijn decimalen)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Identificatie

IDENT

Unieke identificatiecode

Niet blanco

Identificatiecode (25 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Identificatie

HHNUM

Volgnummer van het huishouden

Niet blanco

Nummer van het huishouden (8 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Identificatie

HHSEQNUM

Volgnummer binnen het huishouden

01-98

Volgnummer met twee cijfers dat aan elk lid van het huishouden wordt toegekend

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Weging

COEFFQ

Kwartaalwegingscoëfficiënt

000000000-999999999

Kwartaalweging met 9 cijfers: de eerste 5 cijfers geven gehele getallen weer; de laatste 4 cijfers geven decimalen weer

 

Iedereen in de doelpopulatie

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Weging

COEFFY

Jaarlijkse wegingscoëfficiënt

000000000-999999999

Jaarlijkse weging met 9 cijfers: de eerste 5 cijfers geven gehele getallen weer; de laatste 4 cijfers geven decimalen weer

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef voor jaarlijkse variabelen

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef voor jaarlijkse variabelen

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Weging

COEFF2Y

Wegingscoëfficiënt voor de tweejaarlijkse variabelen

000000000-999999999

Tweejaarlijkse weging met 9 cijfers: de eerste 5 cijfers geven gehele getallen weer; de laatste 4 cijfers geven decimalen weer

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef voor tweejaarlijkse variabelen

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef voor tweejaarlijkse variabelen

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Weging

COEFFMOD

Jaarlijkse wegingscoëfficiënt — module

000000000-999999999

Niet van toepassing

Iedereen in de jaarlijkse substeekproef van de module

Iedereen in de jaarlijkse substeekproef van de module

Nee

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Weging

COEFFHH

Jaarlijkse wegingscoëfficiënt van het huishouden

000000000-999999999

Jaarlijkse weging van het huishouden met 9 cijfers: de eerste 5 cijfers geven gehele getallen weer; de laatste 4 cijfers geven decimalen weer

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef die wordt gebruikt voor analysen van huishoudens

Iedereen in de jaarlijkse (sub-)steekproef die wordt gebruikt voor analysen van huishoudens

Ja

Technisch

 

 

 

 

Blanco

Niet van toepassing

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Kenmerken van het interview

INTWAVE

Volgnummer van de enquêteronde

1-8

Volgnummer van de enquêteronde

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Kenmerken van het interview

INTQUEST

Gebruikte vragenlijst

01

Driemaandelijks

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

 

 

 

 

02

Driemaandelijks en jaarlijks

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Driemaandelijks, jaarlijks en tweejaarlijks

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Driemaandelijks, jaarlijks, tweejaarlijks en module

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Driemaandelijks en (oorspronkelijk geselecteerde) respondent maakt deel uit van substeekproef huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Driemaandelijks, jaarlijks en (oorspronkelijk geselecteerde) respondent maakt deel uit van substeekproef huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Driemaandelijks, jaarlijks, tweejaarlijks en (oorspronkelijk geselecteerde) respondent maakt deel uit van substeekproef huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Driemaandelijks, jaarlijks, tweejaarlijks, module en (oorspronkelijk geselecteerde) respondent maakt deel uit van substeekproef huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Huishouden — minimumreeks variabelen (voor bijkomende leden van het huishouden)

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Huishouden — beperkte reeks achtergrondvariabelen module (voor bijkomende leden van het huishouden)

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Kenmerken van het interview

MODE

Gebruikte interviewtechniek

1

Computerondersteund individueel interview (CAPI)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

 

 

 

 

2

Computerondersteund telefonisch interview (CATI)

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Computerondersteund webinterview (CAWI)

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Persoonlijk interview met pen en papier (PAPI)

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Gekopieerd van vorig interview

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Andere

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Kenmerken van het interview

PROXY

Aard van de deelname aan de enquête

1

Rechtstreekse deelname

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

 

 

 

 

2

Onrechtstreekse deelname (d.w.z. deelname via een ander lid van het huishouden)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

01.Technische aspecten

Lokalisatie

COUNTRY

Land van verblijf

Niet blanco

Land van verblijf (SCL GEO alfa-2-code)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Lokalisatie

REGION

Regio van verblijf

Niet blanco

NUTS 3-regio (3 alfanumerieke tekens)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

01.Technische aspecten

Lokalisatie

DEGURBA

Urbanisatiegraad

1

Grote steden

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Technisch

 

 

 

 

2

Kleinere steden en voorsteden

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Plattelandsgebieden

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Bevolking

SEX

Geslacht

1

Man

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Vrouw

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Bevolking

YEARBIR

Geboortejaar

YYYY

Geboortejaar (4 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Bevolking

PASSBIR

Het zich voordoen van verjaardag

1

Ja en de referentieweek gaat niet over in het volgende kalenderjaar

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Nee en de referentieweek gaat niet over in het volgende kalenderjaar

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ja en de referentieweek gaat over in het volgende kalenderjaar

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Nee en de referentieweek gaat over in het volgende kalenderjaar

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Bevolking

AGE

Leeftijd, in volle jaren

0-120

Leeftijd, in volle jaren (3 cijfers)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Afgeleid

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Staatsburgerschap en migratieachtergrond

CITIZENSHIP

Land van het belangrijkste staatsburgerschap

Niet blanco

Land van het belangrijkste staatsburgerschap (SCL GEO alfa-2-code)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

STLS

Staatloos

 

 

 

 

 

 

 

 

FOR

Buitenlands staatsburgerschap, maar land onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Staatsburgerschap en migratieachtergrond

COUNTRYB

Geboorteland

Niet blanco

Geboorteland (SCL GEO alfa-2-code)

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

FOR

Geboren in het buitenland, maar geboorteland onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Staatsburgerschap en migratieachtergrond

COBFATH

Geboorteland vader

Niet blanco

Geboorteland van de vader (SCL GEO alfa-2-code)

AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie die 74 jaar is of jonger

Ja

Verzameld

 

 

 

 

FOR

Vader geboren in het buitenland, maar geboorteland van de vader onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Staatsburgerschap en migratieachtergrond

COBMOTH

Geboorteland moeder

Niet blanco

Geboorteland van de moeder (SCL GEO alfa-2-code)

AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie die 74 jaar is of jonger

Ja

Verzameld

 

 

 

 

FOR

Moeder geboren in het buitenland, maar geboorteland van de moeder onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Reden voor migratie

MIGREAS

Belangrijkste reden voor migratie

1

Werkgelegenheid, baan gevonden vóór migratie

COUNTRY ≠ COUNTRYB en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Werkgelegenheid, geen baan gevonden vóór migratie

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Onderwijs of opleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Ouderdomspensioen

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Internationale bescherming of asiel

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Andere

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Samenstelling van het huishouden

HHLINK

Relatie met de referentiepersoon in het huishouden

01

Referentiepersoon

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

02

Partner van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Zoon/dochter van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Schoonzoon/-dochter van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Kleinkind van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Vader/moeder van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Schoonvader/-moeder van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Grootvader/-moeder van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Broer/zus van referentiepersoon

 

 

 

 

 

 

 

 

10

Ander familielid

 

 

 

 

 

 

 

 

11

Ander niet-familielid

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Samenstelling van het huishouden — aanvullende specifieke details

HHSPOU

Volgnummer van de partner

00

Betrokkene heeft geen partner, of de partner behoort niet tot dit huishouden

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

01-98

Volgnummer van de partner in het huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Samenstelling van het huishouden — aanvullende specifieke details

HHFATH

Volgnummer van de vader

00

De vader behoort niet tot dit huishouden

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

01-98

Volgnummer van de vader in het huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Samenstelling van het huishouden — aanvullende specifieke details

HHMOTH

Volgnummer van de moeder

00

De moeder behoort niet tot dit huishouden

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Verzameld

 

 

 

 

01-98

Volgnummer van de moeder in het huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Verblijf in het land

YEARESID

Duur van verblijf in het land van verblijf, in volle jaren

999

Geboren in dit land en heeft nooit langer dan één jaar in het buitenland gewoond

 

Iedereen in de doelpopulatie

Nee

Verzameld

 

 

 

 

000

Minder dan één jaar in het land, maar voornemens om er in totaal minstens één jaar te blijven (definitie verblijf)

 

 

 

 

 

 

 

 

001-150

Aantal jaren in dit land (sinds de vorige vaststelling van de gewone verblijfplaats in dit land)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

02. Kenmerken van de persoon en het huishouden

Verblijf in het land

COUNTRPR

Vorig land van verblijf

Niet blanco

Vorig land van verblijf (SCL GEO alfa-2-code)

YEARESID = 000-010

Iedereen die de voorbije 10 jaar zijn/haar gewone verblijfplaats in het land heeft gevestigd

Nee

Verzameld

 

 

 

 

FOR

Buitenland maar vorig land van verblijf niet precies bekend

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beroepsstatus

WKSTAT

Aan het werk in de referentieweek

1

Werkte tijdens de referentieweek voor loon of voor winst

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Was tijdens de referentieweek afwezig van het werk of de zelfstandige activiteit (eigen verklaring)

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werkte tijdens de referentieweek als onbetaald meewerkend gezinslid

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Werkte niet en had ook geen baan of zelfstandige activiteit tijdens de referentieweek

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beroepsstatus

ABSREAS

Belangrijkste reden voor afwezigheid van het werk tijdens de gehele referentieweek

01

Vakantieverlof

WKSTAT = 2

Personen die melden dat ze tijdens de referentieweek afwezig zijn van het werk of hun zelfstandige activiteit

Ja

Verzameld

 

 

 

 

02

Werktijdregelingen of compensatie voor overwerk

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Ziekteverlof

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Moederschaps- of vaderschapsverlof

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Opleiding in verband met het werk

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Ouderschapsverlof

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Buiten het seizoen

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Andere reden

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Heeft een baan maar is daar nog niet mee begonnen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beroepsstatus

JATTACH

Arbeidsverband

1

Ouderschapsverlof met een inkomen of uitkering in verband met de baan

ABSREAS = 06, 07, 08, Blanco

Personen die melden dat ze tijdens de referentieweek afwezig zijn van het werk om een van de volgende belangrijkste redenen: ouderschapsverlof, buiten seizoen, andere reden of “weet ik niet”

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Ouderschapsverlof zonder inkomen of uitkering in verband met de baan en met een verwachte duur van maximaal drie maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ouderschapsverlof zonder inkomen of uitkering in verband met de baan en met een verwachte duur van meer dan drie maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Seizoensarbeider buiten het seizoen, die regelmatig opdrachten in verband met de baan uitvoert

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Seizoensarbeider buiten het seizoen, die niet regelmatig opdrachten in verband met de baan uitvoert

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Andere afwezigheden met een duur van maximaal drie maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Andere afwezigheden met een duur van meer dan drie maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beroepsstatus

EMPSTAT

Aan het werk

1

Werkend

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Ja

Afgeleid

 

 

 

 

2

Niet werkend

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Tweede baan of meerdere banen

NUMJOB

Aantal banen

1

Slechts één baan

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Twee banen

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Drie of meer banen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Zoektocht naar werk

SEEKWORK

Op zoek naar werk tijdens de vier weken die eindigen in de referentieweek

1

Betrokkene is op zoek naar werk

EMPSTAT = 2 en AGE <= 74

Personen ingedeeld als niet werkend en jonger dan 75 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene is niet op zoek naar werk en heeft reeds een baan gevonden die nog niet begonnen is, maar die zal beginnen binnen maximaal drie maanden na het einde van de referentieweek

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene is niet op zoek naar werk en heeft reeds een baan gevonden die nog niet begonnen is, maar die zal beginnen over meer dan drie maanden na het einde van de referentieweek

 

 

 

 

 

 

 

 

4

De betrokkene is niet op zoek naar werk en heeft reeds een baan gevonden die begonnen is tussen het einde van de referentieweek en de datum van het interview

 

 

 

 

 

 

 

 

5

De betrokkene is niet op zoek naar werk en heeft ook geen baan gevonden die later begint

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Bereidheid tot werken

WANTWORK

Bereidheid tot werken, zelfs indien betrokkene geen werk zoekt

1

De betrokkene zoekt geen werk maar zou niettemin graag werken

SEEKWORK = 5

Personen die niet werken, geen werk zoeken en geen baan hebben gevonden die begint na de referentieweek

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene zoekt geen werk en wil niet werken

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Zoektocht naar werk

SEEKREAS

Belangrijkste reden om geen werk te zoeken

1

Er is geen geschikte baan beschikbaar

WANTWORK = 1

Personen die niet werken, geen werk zoeken en geen baan hebben gevonden die begint na de referentieweek maar die graag zouden werken

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Onderwijs of opleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Zorgverantwoordelijkheden

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Andere familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Andere persoonlijke redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Betrokkene wacht op een oproep weer te gaan werken (tijdelijk werkloos)

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Bereidheid tot werken

WANTREAS

Belangrijkste reden om geen werk te willen

1

Onderwijs of opleiding

WANTWORK = 2

Personen die niet werken, geen werk zoeken en geen baan hebben gevonden die begint na de referentieweek en die niet willen werken

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Zorgverantwoordelijkheden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Andere persoonlijke redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Ouderdomspensioen

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Zoektocht naar werk

ACTMETNE

Heeft een actieve zoekmethode gebruikt om een baan te vinden (voor niet-werkenden)

1

Heeft een actieve zoekmethode gebruikt om werk te vinden

SEEKWORK = 1

Personen die niet werken en werk zoeken

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Heeft geen actieve zoekmethode gebruikt om werk te vinden

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Ondertewerkstelling

WISHMORE

De betrokkene wil meer uren werken dan het huidige aantal uren

1

Nee

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Ja

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beschikbaarheid

AVAILBLE

Beschikbaarheid om onmiddellijk met werken te beginnen of om meer te werken

1

Betrokkene zou onmiddellijk (binnen twee weken) kunnen beginnen

SEEKWORK = 1, 2, 3, 4 OF WANTWORK = 1 OF WISHMORE = 2

Betrokkenen hebben reeds een baan gevonden, zoeken werk, zoeken geen werk maar zouden graag werken, of werken reeds maar zouden graag meer uren werken

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Betrokkene zou niet onmiddellijk (binnen twee weken) kunnen beginnen

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beschikbaarheid

AVAIREAS

Belangrijkste reden waarom betrokkene niet beschikbaar is om onmiddellijk aan het werk te gaan of om meer te werken

1

Onderwijs of opleiding

AVAILBLE = 2

Betrokkene zou niet onmiddellijk (binnen twee weken) kunnen beginnen

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Zorgverantwoordelijkheden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Andere persoonlijke redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Beroepsstatus

ILOSTAT

IAO-beroepsstatus

1

Werkend

 

Iedereen in de doelpopulatie

Ja

Afgeleid

 

 

 

 

2

Werkloos

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Behoort niet tot de beroepsbevolking

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Werkplek

COUNTRYW

Land van de werkplek van voornaamste baan

Niet blanco

Land van de werkplek (SCL GEO alfa-2-code)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

FOR

Buitenland, maar specifiek land van werkplek niet bekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Werkplek

REGIONW

Regio van de werkplek van voornaamste baan

Niet blancoanco

NUTS 3-regio voor mensen die in hun land van verblijf werken;

NUTS 2-regio voor mensen die in grensregio’s van buurlanden werken;

anders informatie op het niveau van het land

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Thuiswerk

HOMEWORK

Werkt thuis in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt voornamelijk thuis

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene werkt soms thuis

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit thuis

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Elementaire kenmerken van de baan

STAPRO

Arbeidssituatie in voornaamste baan

1

Zelfstandige met personeel

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Zelfstandige zonder personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werknemer

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Elementaire kenmerken van de baan

NACE3D

Economische activiteit van de lokale eenheid in voornaamste baan

010-990

NACE-code op 3-cijferniveau

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

000

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Elementaire kenmerken van de baan

ISCO4D

Beroep in voornaamste baan

0000-9900

ISCO-code op 4-cijferniveau

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9999

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Elementaire kenmerken van de baan

FTPT

Voornaamste vol- of deeltijdbaan (eigen verklaring)

1

Voltijdwerk

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Deeltijdwerk

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Looptijd van het contract

TEMP

Duur van voornaamste baan

1

Baan voor onbepaalde tijd

STAPRO = 3

Werknemers

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Baan voor bepaalde tijd

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Looptijd van het contract

TEMPDUR

Totale looptijd van voornaamste baan voor bepaalde tijd

1

Minder dan één maand

TEMP = 2

Werknemers met een baan voor bepaalde tijd

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

één maand tot minder dan drie maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

3

drie maanden tot minder dan zes maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

zes maanden tot minder dan twaalf maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

5

twaalf maanden tot minder dan 18 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

6

18 maanden tot minder dan 24 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

7

24 maanden tot minder dan 36 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

8

36 maanden of meer

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Details van het contract

TEMPREAS

Belangrijkste reden voor voornaamste baan voor bepaalde tijd

1

Kon geen baan voor onbepaalde tijd vinden

TEMP = 2

Werknemers met een baan voor bepaalde tijd

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Wenste geen baan voor onbepaalde tijd

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met proefperiode

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Leerlingplaats

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Opleiding, maar geen leerlingplaats (stagiairs, onderzoeksassistenten enz.)

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Dit soort banen is uitsluitend beschikbaar met een tijdelijke arbeidsovereenkomst

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Details van het contract

TEMPAGCY

Overeenkomst met een uitzendbureau voor voornaamste baan

1

Nee

STAPRO = 3

Werknemers

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ja

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Voltijd of deeltijd — reden

FTPTREAS

Belangrijkste reden voor deeltijdwerk in voornaamste baan

1

Onderwijs of opleiding

FTPT = 2

Werkenden met een deeltijdbaan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Zorgverantwoordelijkheden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Andere persoonlijke redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Kon geen voltijdwerk vinden

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Afhankelijke zelfstandige arbeid

MAINCLNT

Aantal klanten en belang ervan in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek

1

Slechts één klant in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek

STAPRO = 1, 2

Zelfstandigen

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

2-9 klanten in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek, maar één klant was dominant

 

 

 

 

 

 

 

 

3

2-9 klanten in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek, en geen enkele klant was dominant

 

 

 

 

 

 

 

 

4

10 klanten of meer in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek, maar één klant was dominant

 

 

 

 

 

 

 

 

5

10 klanten of meer in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek, en geen enkele klant was dominant

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Geen klanten in de twaalf maanden eindigend met de referentieweek

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Afhankelijke zelfstandige arbeid

VARITIME

Beslissing over begin en einde werktijd

1

Werkende kan volledig zelf beslissen

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Werkende kan beslissen in het kader van flexibele werktijdregelingen

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werkgever, organisatie of klant(en) beslist/beslissen

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Een andere partij beslist

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Toezichtstaken

SUPVISOR

Toezichthoudende verantwoordelijkheden in voornaamste baan

1

Ja

STAPRO = 3

Werknemers

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Nee

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Grootte van de vestiging

SIZEFIRM

Grootte van de lokale eenheid in voornaamste baan

01-09

Indien tussen 1 en 9, het precieze aantal personen

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

10

10 tot 19 personen

 

 

 

 

 

 

 

 

11

20 tot 49 personen

 

 

 

 

 

 

 

 

12

50 tot 249 personen

 

 

 

 

 

 

 

 

13

250 personen of meer

 

 

 

 

 

 

 

 

14

Weet niet, maar minder dan 10 personen

 

 

 

 

 

 

 

 

15

Weet niet, maar 10 personen of meer

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Op zoek naar ander werk

LOOKOJ

Zoeken van een andere baan

1

De betrokkene zoekt geen andere baan

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene zoekt een andere baan

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Op zoek naar ander werk

HWWISH

Aantal uren dat de betrokkene in totaal per week zou willen werken

00-98

Aantal uren dat betrokkene in totaal per week wenste te werken

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Zoektocht naar werk

SEEKDUR

Duur van het werk zoeken

1

Minder dan één maand

SEEKWORK = 1, 2, 4

Betrokkenen zijn op zoek naar werk of hebben reeds een baan gevonden die tussen de referentieweek en de interviewdatum is begonnen of die binnen drie maanden na het einde van de referentieweek zal beginnen

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

1 tot twee maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

3

3 tot vijf maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

6 tot elf maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

5

12 tot 17 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

6

18 tot 23 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

7

24 tot 47 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

8

4 jaar of langer

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Behoefte aan zorg

NEEDCARE

Belangrijkste reden waarom zorg voor kinderen of zorgbehoevende familieleden de arbeidsmarktparticipatie beperkt

1

De relevante zorgdiensten zijn niet beschikbaar

SEEKREAS = 4 of WANTREAS = 3 of FTPTREAS = 3 of AVAIREAS = 3

Personen voor wie zorgverantwoordelijkheden de reden zijn om geen werk te zoeken, om geen werk te willen zoeken, om deeltijds te werken of om niet beschikbaar te zijn om aan het werk te gaan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De relevante zorgdiensten zijn niet betaalbaar

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Wenst de zorg zelf op zich te nemen

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Andere factoren waren beslissend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Tweede baan of meerdere banen

STAPRO2J

Arbeidssituatie in tweede baan

1

Zelfstandige met personeel

NUMJOB = 2, 3

Werkenden met meer dan een baan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Zelfstandige zonder personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werknemer

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Tweede baan of meerdere banen

NACE2J2D

Economische activiteit van de lokale eenheid in tweede baan

01-99

NACE-code op 2 cijferniveau

NUMJOB = 2, 3

Werkenden met meer dan een baan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

00

Niet van toepassing

 

 

 

 

03.Arbeidsmarktparticipatie

Status hoofdactiviteit (eigen verklaring)

MAINSTAT

Status hoofdactiviteit (eigen verklaring)

1

Werkend

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Werkloos

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Gepensioneerd

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Student, leerling

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Doet het huishouden

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Andere

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

04.Opleidingsniveau en achtergrond

Bereikt opleidingsniveau

HATLEVEL

Bereikt opleidingsniveau (hoogste met succes voltooide onderwijsniveau

000

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

100

ISCED 1 Primair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

200

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

342

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

343

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

344

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

349

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niet vaststelbaar of al dan niet toegang tot tertiair onderwijs bestaat

 

 

 

 

 

 

 

 

352

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

353

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

354

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

359

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niet vaststelbaar of al dan niet toegang tot tertiair onderwijs bestaat

 

 

 

 

 

 

 

 

392

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

393

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

394

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

399

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niet vaststelbaar of al dan niet toegang tot tertiair onderwijs bestaat

 

 

 

 

 

 

 

 

440

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

450

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

490

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

540

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

550

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

590

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

600

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

700

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

800

ISCED 8 Doctoraal niveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

04.Opleidingsniveau en achtergrond

Opleidingsniveau — details, met inbegrip van onderbroken of stopgezette studies

HATFIELD

Onderwerp/inhoud van het hoogste niveau van met succes afgesloten onderwijs of opleiding

001

Basisonderwijs en -kwalificaties

HATLEVEL = 342-800

Personen met opleidingsniveau gelijk aan of hoger dan ISCED 3

Nee

Verzameld

 

 

 

 

002

Lezen, schrijven en rekenen

 

 

 

 

 

 

 

 

003

Persoonlijke vaardigheden en ontwikkeling

 

 

 

 

 

 

 

 

009

Algemene programma’s en kwalificaties, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

011

Onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

018

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties met betrekking tot onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

021

Kunst

 

 

 

 

 

 

 

 

022

Geesteswetenschappen (met uitzondering van talen)

 

 

 

 

 

 

 

 

023

Talen

 

 

 

 

 

 

 

 

028

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van kunst en geesteswetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

029

Kunst en geesteswetenschappen, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

031

Sociale en gedragswetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

032

Journalistiek en informatiewetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

038

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van sociale wetenschappen, journalistiek en informatiewetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

039

Sociale wetenschappen, journalistiek en informatiewetenschappen, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

041

Bedrijfskunde en bestuurskunde

 

 

 

 

 

 

 

 

042

Rechten

 

 

 

 

 

 

 

 

048

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van bedrijfskunde, bestuurskunde en recht

 

 

 

 

 

 

 

 

049

Bedrijfskunde, bestuurskunde en recht, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

051

Biologie en aanverwante wetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

052

Milieu

 

 

 

 

 

 

 

 

053

Natuurwetenschappen

 

 

 

 

 

 

 

 

054

Wiskunde en statistiek

 

 

 

 

 

 

 

 

058

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek

 

 

 

 

 

 

 

 

059

Natuurwetenschappen, wiskunde en statistiek, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

061

Informatie- en communicatietechnologieën (ICT)

 

 

 

 

 

 

 

 

068

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van informatie- en communicatietechnologieën (ICT

 

 

 

 

 

 

 

 

071

Engineering en technische dienstverlening

 

 

 

 

 

 

 

 

072

Industrie en verwerking

 

 

 

 

 

 

 

 

073

Architectuur en bouwnijverheid

 

 

 

 

 

 

 

 

078

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van engineering, industrie en bouwnijverheid

 

 

 

 

 

 

 

 

079

Engineering, industrie en bouwnijverheid, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

081

Landbouw

 

 

 

 

 

 

 

 

082

Bosbouw

 

 

 

 

 

 

 

 

083

Visserij

 

 

 

 

 

 

 

 

084

Diergeneeskunde

 

 

 

 

 

 

 

 

088

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van landbouw, bosbouw, visserij en diergeneeskunde

 

 

 

 

 

 

 

 

089

Landbouw, bosbouw, visserij en diergeneeskunde, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

091

Gezondheidszorg

 

 

 

 

 

 

 

 

092

Welzijn

 

 

 

 

 

 

 

 

098

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van gezondheid en welzijn

 

 

 

 

 

 

 

 

099

Gezondheid en welzijn, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

101

Persoonlijke diensten

 

 

 

 

 

 

 

 

102

Hygiëne en gezondheid op het werk

 

 

 

 

 

 

 

 

103

Veiligheidsdiensten

 

 

 

 

 

 

 

 

104

Vervoer

 

 

 

 

 

 

 

 

108

Interdisciplinaire programma’s en kwalificaties op het gebied van diensten

 

 

 

 

 

 

 

 

109

Diensten, niet nader gedefinieerd

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

04.Opleidingsniveau en achtergrond

Opleidingsniveau — details, met inbegrip van onderbroken of stopgezette studies

HATYEAR

Jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten

YYYY

Jaar waarin het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten (4 cijfers)

HATLEVEL = 100-800

Personen met ten minste een primair opleidingsniveau

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9999

Niet van toepassing

 

 

 

 

04.Opleidingsniveau en achtergrond

Opleidingsniveau — details, met inbegrip van onderbroken of stopgezette studies

HATWORK

Werkervaring op een werkplek als onderdeel van HATLEVEL

1

Werkervaring op een werkplek van 1 tot zes maanden, minstens één betaald

HATLEVEL = 342-800 en 20 <= AGE <= 34

Personen van 20-34 jaar met opleidingsniveau gelijk aan of hoger dan ISCED 3

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Werkervaring op een werkplek van 1 tot zes maanden, allemaal onbetaald

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werkervaring op een werkplek van zeven maanden of meer, minstens één betaald

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Werkervaring op een werkplek van zeven maanden of meer, allemaal onbetaald

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Geen werkervaring of minder dan één maand werkervaring

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Begin van de baan

YSTARTWK

Jaar waarin de betrokkene bij de huidige werkgever of als zelfstandige is begonnen in de huidige voornaamste baan

YYYY

Betrokken jaar (4 cijfers)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9999

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Begin van de baan

MSTARTWK

Maand waarin de betrokkene bij de huidige werkgever of als zelfstandige is begonnen in de huidige voornaamste baan

01-12

Betrokken maand (2 cijfers)

YSTARTWK ≠ 9999, Blanco en (REFYEAR — YSTARTWK) <= 2

Werkenden die in hun huidige voornaamste baan begonnen zijn in het huidige jaar of in de voorbije 2 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Manier waarop de baan is gevonden

WAYJFOUN

Openbare dienst voor arbeidsvoorziening heeft geholpen de huidige voornaamste baan te vinden

1

Ja

(EMPSTAT = 1) en ((YSTARTWK = REFYEAR) OR (YSTARTWK = REFYEAR — 1 en 01 <= MSTARTWK <= 12 en MSTARTWK > REFMONTH))

Werkenden die in hun huidige voornaamste baan begonnen zijn in de voorbije twaalf maanden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Nee

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Manier waarop de baan is gevonden

FINDMETH

De doeltreffendste gebruikte methode om de huidige baan te vinden (voor werkenden)

01

Personeelsadvertenties

STAPRO = 3 en (YSTARTWK ≠ 9999, Blanco) en (REFYEAR — YSTARTWK <= 7)

Werknemers die in hun huidige voornaamste baan begonnen zijn in het huidige jaar of in de voorbije 7 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

02

Vrienden, familieleden of kennissen

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Openbare dienst voor arbeidsvoorziening

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Particulier bureau voor arbeidsbemiddeling

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Onderwijs- of opleidingsinstelling, stage of vorige werkervaring

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Rechtstreeks contact opgenomen met werkgever

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Werkgever nam rechtstreeks contact op met betrokkene

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Ingeschreven voor openbaar examen

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Andere methode

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Continuïteit en onderbrekingen in de loopbaan

EXISTPR

Eerdere beroepservaring

1

Betrokkene is nooit werkzaam geweest

EMPSTAT = 2

Niet-werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Betrokkene heeft beroepservaring, maar beperkt tot gelegenheidsarbeid

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Betrokkene heeft beroepservaring, anders dan gelegenheidsarbeid

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Continuïteit en onderbrekingen in de loopbaan

YEARPR

Jaar waarin betrokkene de laatste baan of zelfstandige activiteit heeft verlaten

YYYY

Betrokken jaar (4 cijfers)

EXISTPR = 2, 3

Niet-werkenden die eerder wel werkzaam waren

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9999

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Continuïteit en onderbrekingen in de loopbaan

MONTHPR

Maand waarin betrokkene de laatste baan of zelfstandige activiteit heeft verlaten

01-12

Betrokken maand (2 cijfers)

YEARPR ≠ 9999, Blanco en REFYEAR — YEARPR <= 2

Betrokkenen die hun laatste baan of zelfstandige activiteit in het huidige jaar of de voorbije 2 jaar hebben verlaten

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Continuïteit en onderbrekingen in de loopbaan

LEAVREAS

Voornaamste reden voor het beëindigen van de laatste baan of zelfstandige activiteit

01

Ontslag of zelfstandige activiteit gestopt om economische redenen

(EXISTPR = 2, 3) en (YEARPR ≠ 9999, Blanco) en (REFYEAR — YEARPR <= 7)

Niet-werkenden die voordien wel werkzaam waren en die hun laatste baan hebben verlaten in het huidige jaar of de voorbije 7 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

02

Einde van een baan voor bepaalde tijd

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Zorgverantwoordelijkheden

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Andere familiale redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Onderwijs of opleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Ouderdomspensioen

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Andere persoonlijke redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Elementaire kenmerken van de laatste baan

STAPROPR

Arbeidssituatie in laatste baan of zelfstandige activiteit

1

Zelfstandige met personeel

(EXISTPR = 2, 3) en (YEARPR ≠ 9999, Blanco) en (REFYEAR — YEARPR <= 7)

Niet-werkenden die voordien wel werkzaam waren en die hun laatste baan hebben verlaten in het huidige jaar of de voorbije 7 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Zelfstandige zonder personeel

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Werknemer

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Elementaire kenmerken van de laatste baan

NACEPR2D

Economische activiteit van de lokale eenheid waar de betrokkene het laatst heeft gewerkt

01-99

NACE-code op 2-cijferniveau

(EXISTPR = 2, 3) en (YEARPR ≠ 9999, Blanco) en (REFYEAR — YEARPR <= 7)

Niet-werkenden die voordien wel werkzaam waren en die hun laatste baan hebben verlaten in het huidige jaar of de voorbije 7 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

00

Niet van toepassing

 

 

 

 

05.Duur van het arbeidsverband, arbeidsverleden en eerdere werkervaring

Elementaire kenmerken van de laatste baan

ISCOPR3D

Beroep in de laatste baan

000-990

ISCO-code op 3-cijferniveau

(EXISTPR = 2, 3) en (YEARPR ≠ 9999, Blanco) en (REFYEAR — YEARPR <= 7)

Niet-werkenden die voordien wel werkzaam waren en die hun laatste baan hebben verlaten in het huidige jaar of de voorbije 7 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

CONTRHRS

Contractuele werktijden in voornaamste baan

010, 015, 020 945, 950

Aantal werkuren per week in contract of overeenkomst (x10)

STAPRO = 3

Werknemers

Nee

Verzameld

 

 

 

 

960

Heeft een contract of overeenkomst zonder vastgestelde uren

 

 

 

 

 

 

 

 

970

Heeft geen contract of overeenkomst

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

HWUSUAL

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week in voornaamste baan werkt

010, 015, 020 945, 950

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk in voornaamste baan werkte (x10)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

970

Gewerkte uren variëren van week tot week

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

ABSHOLID

Afwezigheidsdagen in voornaamste baan wegens vakantie en verlof

00, 05, 10.. 65, 70

Aantal afwezigheidsdagen (x10)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

ABSILLINJ

Afwezigheidsdagen in voornaamste baan wegens ziekte, letsel of tijdelijke arbeidsongeschiktheid van de betrokkene

00, 05, 10.. 65, 70

Aantal afwezigheidsdagen (x10)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

ABSOTHER

Afwezigheidsdagen in voornaamste baan om andere redenen

00, 05, 10.. 65, 70

Aantal afwezigheidsdagen (x10)

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

EXTRAHRS

Overwerk of extra uren gewerkt in voornaamste baan

000

Geen overwerk of extra uren gewerkt in voornaamste baan

WKSTAT = 1, 3

Personen die minstens 1 uur op het werk aanwezig zijn of die als medewerkend gezinslid werkten in de referentieweek

Nee

Verzameld

 

 

 

 

005, 010, 015, 020.. 945, 950

Aantal uren overwerk of extra uren in voornaamste baan (x10)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

HWACTUAL

Aantal uren dat de betrokkene daadwerkelijk in voornaamste baan werkte

000

Betrokkene heeft tijdens de referentieweek niet in voornaamste baan gewerkt

EMPSTAT = 1

Werkenden

Ja

Verzameld

 

 

 

 

010, 015, 020.. 945, 950

Aantal uren dat de betrokkene daadwerkelijk in voornaamste baan werkte (x10)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

HWUSU2J

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week in tweede baan werkte

010, 015, 020.. 945, 950

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk in tweede baan werkte (x10)

NUMJOB = 2, 3

Werkenden met meer dan een baan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

970

Gewerkte uren variëren van week tot week

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijden

HWACTU2J

Aantal uren dat de betrokkene feitelijk in tweede baan werkte

000

Betrokkene heeft tijdens de referentieweek niet in tweede baan gewerkt

NUMJOB = 2, 3

Werkenden met meer dan een baan

Nee

Verzameld

 

 

 

 

010, 015, 020.. 945, 950

Aantal uren dat de betrokkene daadwerkelijk in tweede baan werkte (x10)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijdregelingen

SHIFTWK

Werk in ploegendienst in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt gewoonlijk in ploegendienst

STAPRO = 3

Werknemers

Nee

Verzameld

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit in ploegendienst

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijdregelingen

EVENWK

Avondwerk in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt vaak in de avonduren

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene werkt soms in de avonduren

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit in de avonduren

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijdregelingen

NIGHTWK

Nachtwerk in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt vaak’s nachts

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene werkt soms’s nachts

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit’s nachts

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijdregelingen

SATWK

Zaterdagwerk in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt vaak op zaterdagen

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene werkt soms op zaterdagen

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit op zaterdagen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

06. Arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van werktijden en werktijdregelingen

Werktijdregelingen

SUNWK

Zondagwerk in voornaamste baan

1

De betrokkene werkt vaak op zondagen

EMPSTAT = 1

Werkenden

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene werkt soms op zondagen

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene werkt nooit op zondagen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (vier weken)

EDUCFED4

Deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling) in de voorbije vier weken

1

Ja (met inbegrip van studenten die met vakantie zijn)

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Nee

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (vier weken)

EDUCLEV4

Niveau van de recentste activiteit op het gebied van formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten in de voorbije vier weken

10

ISCED 1 Primair onderwijs

EDUCFED4 = 1

Personen die in de voorbije vier weken hebben deelgenomen aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling)

Nee

Verzameld

 

 

 

 

20

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

39

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

49

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

59

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

60

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

70

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

80

ISCED 8 Doctoraal niveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (vier weken)

EDUCNFE4

Deelname aan niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten in de voorbije vier weken

1

Deelname aan minstens één niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteit in verband met het werk

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Ja

Verzameld

 

 

 

 

2

Deelname aan niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteit niet in verband met het werk/op persoonlijk initiatief

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Geen deelname aan niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteiten

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (twaalf maanden)

EDUCFED12

Deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling) in de voorbije twaalf maanden

1

Ja

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Nee

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (twaalf maanden)

EDUCLEV12

Niveau van de recentste activiteit op het gebied van formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten in de voorbije twaalf maanden

10

ISCED 1 Primair onderwijs

EDUCFED12 = 1

Personen die in de voorbije twaalf maanden hebben deelgenomen aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling)

Nee

Verzameld

 

 

 

 

20

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

 

 

 

 

 

 

 

 

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

39

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

49

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

 

 

 

 

 

 

 

 

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

 

 

 

 

 

 

 

 

59

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend

 

 

 

 

 

 

 

 

60

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

70

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

80

ISCED 8 Doctoraal niveau of gelijkwaardig

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

07.Deelname aan onderwijs en opleiding

Deelname aan formele en niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (twaalf maanden)

EDUCNFE12

Deelname aan niet-formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten in de voorbije twaalf maanden

1

Deelname aan minstens één niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteit in verband met het werk

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Deelname aan niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteit niet in verband met het werk/op persoonlijk initiatief

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Geen deelname aan niet-formele onderwijs- of opleidingsactiviteiten

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

08.Gezondheid: gezondheidstoestand en arbeidsongeschiktheid, toegang tot en beschikbaarheid en gebruik van gezondheidszorg en gezondheidsdeterminanten

Arbeidsongeschiktheid en andere elementen van de Minimum Europese gezondheidsmodule

GENHEALTH

Eigen perceptie van de algemene gezondheid

1

Zeer goed

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Goed

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Redelijk (goed noch slecht)

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Slecht

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Zeer slecht

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

08.Gezondheid: gezondheidstoestand en arbeidsongeschiktheid, toegang tot en beschikbaarheid en gebruik van gezondheidszorg en gezondheidsdeterminanten

Elementen van de Minimum Europese gezondheidsmodule

GALI

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen

1

Ernstig beperkt

15 <= AGE <= 89

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 89 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Beperkt, maar niet in ernstige mate

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Helemaal niet beperkt

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

09.Inkomen, consumptie en vermogenscomponenten, met inbegrip van schulden

Inkomen uit arbeid

INCGROSS

Bruto maandloon in voornaamste baan

00000000-99999998

Bruto maandloon in voornaamste baan (8 cijfers), met inbegrip van het evenredige deel van betalingen die met een grotere periodiciteit dan maandelijks worden gedaan (nationale valuta)

STAPRO = 3

Werknemers

Ja

Verzameld

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99999999

Niet van toepassing

 

 

 

 

09.Inkomen, consumptie en vermogenscomponenten, met inbegrip van schulden

Inkomen uit arbeid

INCGROSS_F

Vlag op bruto maandloon in voornaamste baan

11

Bruto-inkomen verzameld en geen imputatie voor non-respons/inconsistentie van item

STAPRO = 3

Werknemers

Ja

Technisch

 

 

 

 

12

Bruto-inkomen verzameld en imputatie voor non-respons/inconsistentie van item uit de enquête beroepsbevolking (LFS)

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Bruto-inkomen verzameld en imputatie voor non-respons/inconsistentie van item uit een administratieve gegevensbron

 

 

 

 

 

 

 

 

14

Bruto-inkomen verzameld en imputatie voor non-respons/inconsistentie van item uit (een) ander(e) gegevensbron(nen)

 

 

 

 

 

 

 

 

21

Netto-naar-bruto-omzetting toegepast en geen imputatie (nettobedrag beschikbaar en geen imputatie voor non-respons/inconsistentie)

 

 

 

 

 

 

 

 

22

Geïmputeerd netto-inkomen voor non-respons/inconsistentie van item uit de LFS en netto-naar-bruto-omzetting toegepast (nettobedrag niet beschikbaar en imputatie toegepast voor de nettowaarde)

 

 

 

 

 

 

 

 

23

Geïmputeerd netto-inkomen voor non-respons/inconsistentie van item uit een administratieve gegevensbron en netto-naar-bruto-omzetting toegepast (nettobedrag niet beschikbaar en imputatie toegepast voor de nettowaarde)

 

 

 

 

 

 

 

 

24

Geïmputeerd netto-inkomen voor non-respons/inconsistentie van item uit andere gegevensbron(nen) en netto-naar-bruto-omzetting toegepast (nettobedrag niet beschikbaar en imputatie toegepast voor de nettowaarde)

 

 

 

 

 

 

 

 

25

Geïmputeerd bruto-inkomen voor non-respons/inconsistentie van item (nettobedrag niet beschikbaar en imputatie direct toegepast voor de nettowaarde; geen netto-naar-bruto-omzetting toegepast)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

09.Inkomen, consumptie en vermogenscomponenten, met inbegrip van schulden

Inkomen uit werkloosheidsuitkeringen

REGISTER

Inschrijving bij een openbaar arbeidsbureau

1

De betrokkene is ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau en ontvangt een uitkering

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

De betrokkene is ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau, maar ontvangt geen uitkering

 

 

 

 

 

 

 

 

3

De betrokkene is niet ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau, maar ontvangt wel een uitkering

 

 

 

 

 

 

 

 

4

De betrokkene is niet ingeschreven bij een openbaar arbeidsbureau en ontvangt ook geen uitkering

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

HATCNTR

Land waar het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten

Niet blanco

Land waar het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten (SCL GEO alfa-2-code)

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

FOR

In het buitenland, maar het precieze land waar het hoogste niveau van onderwijs of opleiding met succes werd afgesloten is niet bekend

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

998

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

 

 

 

 

 

 

 

 

999

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

ESTQUAL

Erkenning van in het buitenland behaalde formele kwalificaties

01

Heeft aanvraag ingediend, formele kwalificatie gedeeltelijk of volledig erkend

HATCNTR ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Personen van 15 tot en met 75 jaar die hun hoogste formele kwalificatie hebben behaald in het buitenland of in een onbekend land

Nee

Verzameld

 

 

 

 

02

Heeft aanvraag ingediend, maar formele kwalificatie niet erkend

 

 

 

 

 

 

 

 

03

Heeft aanvraag ingediend, procedure loopt/resultaat wordt afgewacht

 

 

 

 

 

 

 

 

04

Heeft geen aanvraag ingediend, want niet nodig

 

 

 

 

 

 

 

 

05

Heeft geen aanvraag ingediend, want was niet op de hoogte van mogelijkheden of procedures

 

 

 

 

 

 

 

 

06

Heeft geen aanvraag ingediend, wegens kostprijs of complexiteit van de procedures

 

 

 

 

 

 

 

 

07

Heeft geen aanvraag ingediend, want dat was niet mogelijk

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Nee, om andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

HATPAR

Opleidingsniveau van de ouders van de respondent

1

Laag (ISCED 0-2)

15 <= AGE <= 74

Iedereen in de doelpopulatie van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Gemiddeld (ISCED 3-4)

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Hoog (ISCED 5-8)

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

JOBSATISF

Tevredenheid met het werk

1

Grotendeels tevreden

EMPSTAT = 1 en 15 <= AGE <= 74

Werkenden van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Eerder tevreden

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Weinig tevreden

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Helemaal niet tevreden

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

SKILLEQ

Equivalentie vaardigheden nieuwe en oude voornaamste baan

1

Nu hoger

EMPSTAT = 1 en COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Werkende immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Nu lager

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Hetzelfde

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Werkte niet voordat hij/zij migreerde

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

DISCRIMI

Het gevoel gediscrimineerd te worden op het werk in de huidige baan

1

Nee

EMPSTAT = 1 en 15 <= AGE <= 74

Werkenden van 15 tot en met 74 jaar

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ja, voornamelijk discriminatie op grond van leeftijd

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Ja, voornamelijk discriminatie op grond van geslacht

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Ja, voornamelijk discriminatie op grond van buitenlandse afkomst

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Ja, voornamelijk discriminatie op grond van handicap

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Ja, voornamelijk op andere gronden

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

JOBOBSTA

Belangrijkste belemmering om een geschikte baan te vinden

1

Gebrek aan taalvaardigheid in de taal/talen van het gastland

COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Gebrek aan erkenning van in het buitenland behaalde formele kwalificatie

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Beperkt recht op arbeid wegens staatsburgerschap of verblijfsvergunning

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Discriminatie op grond van buitenlandse afkomst

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Er is geen geschikte baan beschikbaar

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Andere belemmering

 

 

 

 

 

 

 

 

7

Geen belemmeringen

 

 

 

 

 

 

 

 

8

Heeft nooit werk gezocht/nooit gewerkt

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

DURFIJOB

Tijd die nodig was om de eerste betaalde baan in het gastland te vinden

01

Minder dan drie maanden

COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

02

drie maanden tot minder dan zes maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

03

zes maanden tot minder dan twaalf maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

04

twaalf maanden tot minder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

05

2 jaar tot minder dan 3 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

06

3 jaar tot minder dan 4 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

07

4 jaar of langer

 

 

 

 

 

 

 

 

08

Vond geen baan

 

 

 

 

 

 

 

 

09

Zocht geen baan

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

99

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

PRKNLANG

Vaardigheden in de belangrijkste taal van het gastland voordat betrokkene migreerde

1

Moedertaal

COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Gevorderd (vaardig gebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Gemiddeld (onafhankelijk gebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Beginner (basisgebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Vrijwel geen of geen taalvaardigheid

 

 

 

 

 

 

 

 

6

Was te jong om een taal te spreken op het ogenblik van de migratie

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

LANGHOST

Huidige vaardigheden in de belangrijkste taal van het gastland

1

Moedertaal

COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Gevorderd (vaardig gebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Gemiddeld (onafhankelijk gebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Beginner (basisgebruiker)

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Vrijwel geen of geen taalvaardigheid

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 

03b.Arbeidsmarktparticipatie

Arbeidsmarktsituatie van migranten en hun directe nakomelingen

LANGCOUR

Deelname aan taalcursus voor belangrijkste taal gastland

1

Ja, algemene taalcursus

COUNTRYB ≠ COUNTRY en 15 <= AGE <= 74

Immigranten van de eerste generatie of personen met een onbekend geboorteland, in de leeftijdsgroep van 15 tot en met 74 jaar.

Nee

Verzameld

 

 

 

 

2

Ja, werkgerichte taalcursus

 

 

 

 

 

 

 

 

3

Nee, want er waren geen taalcursussen beschikbaar of betaalbaar

 

 

 

 

 

 

 

 

4

Nee, want taalvaardigheden volstonden

 

 

 

 

 

 

 

 

5

Nee, om andere redenen

 

 

 

 

 

 

 

 

Blanco

Niet vermeld

 

 

 

 

 

 

 

 

9

Niet van toepassing

 

 

 

 


BIJLAGE II

Stroomdiagrammen betreffende de volgorde van vragen over werkzaamheid en werkloosheid in de vragenlijst

1.   

De nationale vragenlijst wordt aan de hand van de volgende stroomdiagrammen opgebouwd zodat de landen onderling kunnen worden vergeleken. De stroomdiagrammen handelen uitsluitend over de arbeidssituatiemodule van de vragenlijst, die betrekking heeft op vragen over de arbeidssituatie volgens de definitie van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) (werkend, werkloos of niet behorende tot de beroepsbevolking).

2.   

De arbeidssituatiemodule komt aan het begin van de nationale vragenlijst, na de vragen over de demografische kenmerken.

3.   

Vragen over de “status hoofdactiviteit (eigen verklaring)” worden gesteld na de arbeidssituatiemodule. De “status hoofdactiviteit” wordt verzameld met behulp van een interview en wordt niet afgeleid van andere variabelen noch geïmputeerd uit registers.

4.   

Een stroomdiagram is de grafische weergave van de informatiestromen via de vragen in de vragenlijst. Een stroomdiagram dient ertoe de te behandelen informatie en begrippen te bepalen, maar legt geen beperkingen op betreffende het aantal vragen, noch betreffende de vertaling of formulering ervan. Opmerkingen bij het stroomdiagram maken integraal deel uit van het stroomdiagram.

5.   

De stroomdiagrammen worden gedurende minstens vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening niet gewijzigd.

6.   

De stroomdiagrammen bevatten verschillende elementen die als volgt worden gedefinieerd:

een blok stelt één enkele reeks gegevens voor waarnaar in de vragenlijst moet worden gevraagd aan de hand van een of meer vragen. Een blok bevat de begrippen waarover informatie moet worden verzameld. Naar de begrippen die in één blok worden bestreken, kan worden gevraagd in eender welke landspecifieke volgorde. Een blok is rechthoekig:

Image 1

Een submodule vertegenwoordigt een stel blokken die over hetzelfde onderwerp handelen. Een submodule ziet eruit als een rechthoek met afgeronde korte zijkanten.

Image 2

Een uitstroom stelt de informatie voor die daadwerkelijk in het blok verzameld is en de daaropvolgende uitstroom naar andere blokken. Dit wordt voorgesteld als een pijl en een rechthoek:

Image 3

Een filter stelt informatie voor die gebaseerd is op externe gegevens. De uitstromen van een filter hangen in dit geval af van externe informatie. Een filter ziet eruit als een ruit met uitstromen:

Image 4

Een tussenclassificatie geeft het tussenliggende resultaat weer van de stroom volgens de IAO-definitie. Ze ziet eruit als een ovaal met zwarte tekst op een lichte achtergrond:

Image 5

Een eindclassificatie geeft het eindresultaat weer van de stroom volgens de IAO-definitie. Ze ziet eruit als een ovaal met witte tekst op een donkere achtergrond:

Image 6

Het einde geeft het einde van de stromen in het stroomdiagram weer. Het ziet eruit als een parallellogram:

Image 7

7.   

In elk blok kan het aantal vragen dat wordt gesteld om de nodige informatie te verzamelen door de lidstaten worden aangepast. De inhoud van de te verzamelen informatie kan echter niet worden uitgebreid. Anders gezegd, er mogen geen vragen worden gesteld die niet onmiddellijk verband houden met de gevraagde informatie of het begrip dat in het betrokken blok wordt bestreken.

8.   

De rechthoek in de uitstroom kan een of meer items bevatten, gescheiden door een kommapunt, met hetzelfde stroomeinde. Elk item moet worden gerapporteerd in de vragenlijst en kan worden voorgesteld door een of meer mogelijke antwoorden. Een item kan echter worden weggelaten indien dat door de nationale context gerechtvaardigd is (nationale wetgeving of omstandigheden). De volgorde van de items in de vragenlijst mag niet worden gewijzigd tenzij dit specifiek wordt aangegeven in het stroomdiagram. Er mogen geen nieuwe uitstromen worden toegevoegd.

9.   

Aan het einde van elke submodule, tussen submodules of na een (tussenliggend of eind-)classificatie-element, kunnen vragen worden toegevoegd wanneer dit gerechtvaardigd is door de nationale context en wanneer dit geen significante gevolgen heeft voor de classificatie van arbeidssituaties volgens de IAO-definitie. Bij wijze van uitzondering kunnen vragen worden toegevoegd over baantjes of occasioneel werk en over de productie van landbouwproducten die bedoeld zijn voor verkoop of ruilhandel, indien dat nodig is in een bepaalde nationale context om beter te kunnen voldoen aan de IAO-definitie van werkzaamheid.

10.   

De arbeidssituatiemodule bestaat uit verschillende submodules die elk een welbepaalde arbeidssituatie volgens de IAO-definitie bestrijken. De informatiestromen tussen de submodules worden vastgelegd in een meta-stroomdiagram dat de volledige arbeidsstatusmodule voorstelt.

11.   

Het meta-stroomdiagram van de arbeidsstatusmodule wordt als volgt gedefinieerd:

Image 8

12.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Aan het werk” en de bijbehorende opmerkingen worden als volgt gedefinieerd:

Image 9

Opmerkingen:

BlokW1:

Onder “werk” moet worden verstaan elke activiteit van personen om goederen te produceren of diensten te verlenen voor eigen gebruik of voor gebruik door anderen. Werk “voor loon of voor winst” verwijst naar werk dat wordt uitgevoerd als onderdeel van een transactie in ruil voor een vergoeding, betaalbaar in de vorm van loon of salaris voor de gewerkte tijd of het verrichte werk, of in de vorm van winsten afgeleid van de goederen en diensten die aan de hand van markttransacties werden geproduceerd. De term “loon” omvat geld of betaling in natura, al dan niet belastbaar.

De specificatie “voor loon of winst” is de voorkeursoptie. Als dit in een bepaalde nationale context gerechtvaardigd is, kan ook een alternatieve formulering zoals “als betaalde werknemer of als zelfstandige” worden gebruikt voor zover dit hetzelfde begrip beschrijft. Als de term “winst” te lastig is om te vertalen, kan het stellen van meer dan een vraag als oplossing worden gebruikt. Als het in een bepaalde nationale taal duidelijk is dat het de bedoeling is om mensen te identificeren die tegen betaling hebben gewerkt, kan de term “voor winst” worden weggelaten en alleen “voor loon” worden behouden, maar dit is de mogelijkheid met de minste voorkeur.

Lidstaten waar BlokW1 niet alle soorten banen bestrijkt, met name baantjes of occasioneel werk en de productie van landbouwproducten die bedoeld zijn voor verkoop of ruilhandel, kunnen aanvullende vragen over deze specifieke soorten werk opnemen.

BlokW2:

Werk verricht door een medewerkend gezinslid moet worden geïnterpreteerd als onbetaald werk. Als het werk voor een onderneming van een familielid betaald wordt, moet de uitstroom uit BlokW1 “ja” zijn.

Elke lidstaat kan kiezen of er eerst wordt gevraagd naar onbetaald werk verricht als medewerkend gezinslid dan wel naar afwezigheid. Als er eerst wordt gevraagd naar onbetaald werk verricht als medewerkend gezinslid, is de vraag naar afwezigheid alleen verplicht voor degenen die op deze eerste vraag antwoorden met “nee”.

Als er daarentegen eerst wordt gevraagd naar afwezigheid, moet niet alleen worden nagegaan of degenen die verklaren dat ze niet afwezig waren van het werk tijdens de referentieweek hebben gewerkt als onbetaald meewerkend gezinslid, maar ook of degenen die verklaren dat ze afwezig waren van het werk tijdens de referentieweek aan het werk waren als onbetaald meewerkend gezinslid. Bij wijze van uitzondering kan de submodule “Afwezigheid van het werk” worden gevraagd voordat wordt gevraagd naar onbetaald werk als meewerkend gezinslid, indien dit in een bepaalde nationale context relevant is. In die situatie wordt de vraag naar onbetaald werk als meewerkend gezinslid slechts gesteld aan iedereen die in de submodule “Afwezigheid van het werk” ingedeeld is als “niet werkend”.

13.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Afwezigheid van het werk” en de bijbehorende opmerkingen worden als volgt gedefinieerd:

Image 10

Opmerkingen:

BlokA1:

“Ouderschapsverlof” is een werkonderbreking om een jong kind op te vangen of op te voeden. Dit kan zowel door de moeder als door de vader worden genomen. Deze categorie bestrijkt zowel personen met ouderschapsverlof op basis van de wet, in voorkomend geval, of op basis van hun arbeidsovereenkomst, als zelfstandigen. In bepaalde nationale contexten kan bijzonder verlof om een jong kind op te vangen (“zorgverlof”) ook als ouderschapsverlof worden beschouwd.

De respondent moet werkend zijn (werknemer, zelfstandige) bij het begin van de afwezigheidsperiode. Als de ouderschapsverlofperiode meteen volgt op een andere afwezigheidsperiode, moet de situatie (namelijk werkend of niet werkend) bij het begin van de gehele periode in aanmerking worden genomen. Als de respondent bij het begin van de verlofperiode niet werkend was, kan de afwezigheid niet als ouderschapsverlof worden beschouwd.

Bij opeenvolgende afwezigheidsperioden moet de belangrijkste reden van afwezigheid tijdens de referentieweek worden gekozen.

“Seizoensarbeid” verwijst naar een situatie waarin de economische activiteit (productie van goederen of verlening van diensten) van de economische eenheid volledig wordt stopgezet gedurende een terugkerende en, min of meer, specifieke periode van het jaar. De onderbreking van de economische activiteit mag geen verband houden met een welbepaalde of uitzonderlijke situatie (slecht weer, gebrek aan klanten enz.), maar wel met standaardfactoren die zich herhaaldelijk en gedurende lange perioden van het jaar voordoen. In die zin wisselt voor seizoensarbeid een lange periode van werk af met een lange periode van verlof in een bepaald jaar. In die situatie wordt de verlofperiode gedefinieerd als de periode “buiten het seizoen”.

“Opleiding in verband met het werk” voor werknemers verwijst naar alle opleidingen waarvoor een van de volgende drie mededelingen waar is:

de werkgever eist dat de werknemer eraan deelneemt,

de opleiding vindt plaats tijdens de normale betaalde werktijden en niet tijdens een vorm van verlof,

de opleiding houdt rechtstreeks verband met de huidige baan en wordt betaald door de werkgever of de werknemer blijft een vergoeding ontvangen van de werkgever.

Voor zelfstandigen moet een opleiding in verband met het werk verband houden met hun activiteiten.

Blok A2:

“Een inkomen of uitkering in verband met de baan” betekent elk inkomen of elke uitkering die de respondent niet zou ontvangen indien hij/zij geen baan had op het ogenblik waarop deze afwezigheidsperiode begint, ongeacht zijn/haar beroepsstatus (werknemer of zelfstandige). Als de betrokkene recht heeft op dit inkomen of deze uitkering maar ervoor gekozen heeft die niet te ontvangen, moet hij/zij worden beschouwd als iemand die dit inkomen of deze uitkering heeft ontvangen.

Het inkomen of de uitkering kan door de werkgever of door de sociale zekerheid, of door beide worden betaald. Het omvat een compensatie voor het loon (bv. een vergoeding voor ouderschapsverlof gekoppeld aan de baan of socialezekerheidsbijdragen) maar geen uitkeringen die de persoon zelfs zonder baan zou ontvangen (bv. gezinstoelagen). Als de werkgever de sociale bijdragen blijft betalen voor degene die ouderschapsverlof neemt, zelfs als er niet langer een salaris wordt uitbetaald, dan moet de betrokkene worden beschouwd als iemand die een inkomen of uitkering in verband met een baan blijft ontvangen.

Een inkomen of uitkering in verband met de baan is mogelijk niet evenredig met het inkomen dat werd ontvangen tot kort voor de aanvang van deze afwezigheidsperiode. Een vast bedrag kan worden beschouwd als een inkomen of uitkering in verband met de baan zolang de betrokkene het recht heeft om dit te ontvangen wegens zijn baan. Bijgevolg kan het inkomen of de uitkering worden toegekend als een vast bedrag of als een percentage van het laatste salaris.

Een uitzondering op artikel 8, lid 2, en artikel 9, lid 1, van deze verordening is dat externe informatie (in plaats van interviewresultaten) kan worden gebruikt als gegevensbron voor dit Blok A2 als het recht op een inkomen of uitkering in verband met de baan ondubbelzinnig kan worden vastgesteld.

Een belangrijke factor die daarbij in overweging moet worden genomen is of de respondent een garantie heeft dat hij/zij op het einde van het ouderschapsverlof zijn/haar baan opnieuw kan opnemen.

Blok A3:

Als de respondent niet werkte tijdens de referentieweek, maar regelmatig bezig was met werkgerelateerde activiteiten of opdrachten (bv. onderhoud, renovatie enz.) buiten het seizoen, moet hij/zij worden beschouwd als werkend. Administratieve taken worden echter niet beschouwd als werkgerelateerde activiteiten of opdrachten.

Blok A4:

De optie “weet ik niet” wordt alleen voorgesteld bij interviews met vervangers.

De verwachte totale duur verwijst uitsluitend naar de belangrijkste reden voor de afwezigheid. Bijvoorbeeld, voor personen met ouderschapsverlof moet de duur van de afwezigheid het moeder-/vaderschapsverlof uitsluiten.

De verwachte totale duur van de afwezigheid, zoals beoordeeld door de respondent, moet worden geregistreerd. De respondent kan zich baseren op een welbepaalde wet of overeenkomst, maar zal doorgaans antwoorden naar eigen inzicht.

Als de respondent niet weet of de totale duur van zijn afwezigheid korter of langer is dan drie maanden, moet hij de tijd tussen het begin van de afwezigheid om die reden en het einde van de referentieweek in aanmerking nemen.

14.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Tweede baan of meerdere banen” wordt als volgt gedefinieerd:

Image 11

15.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Zoektocht naar werk (voor niet-werkenden)” en de bijbehorende opmerkingen worden als volgt gedefinieerd:

Image 12

Opmerkingen:

Blok S1:

De optie “weet ik niet” wordt alleen voorgesteld bij interviews met vervangers.

Blok S2:

Heeft reeds een baan gevonden omvat seizoensarbeiders die niet aan het werk zijn tijdens de referentieweek (buiten het seizoen) maar die verwachten hun seizoensarbeid weer op te nemen als het seizoen weer begint.

De optie “ja en begon te werken tussen de referentieweek en de interviewdatum” wordt uitsluitend voorgesteld als de interviewdatum niet meteen volgt op de referentieweek.

Blok S4:

De optie “weet ik niet” wordt alleen voorgesteld bij interviews met vervangers.

Blok S5:

De lijst met opties voor de belangrijkste reden waarom iemand niet op zoek is naar werk omvat:

er is geen geschikte baan beschikbaar [dit moet op de eerste plaats blijven staan];

onderwijs of opleiding;

ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf;

zorgverantwoordelijkheden;

andere familiale redenen;

andere persoonlijke redenen;

betrokkene wacht op een oproep weer te gaan werken (tijdelijk werkloos) [kan worden geschrapt indien irrelevant];

andere redenen, of

weet ik niet.

Met uitzondering van de eerste optie, kan het land de volgorde van mogelijke antwoorden zelf bepalen op grond van nationale overwegingen. Als de categorie “tijdelijk werkloze” niet bestaat in een land, kan de uitkomst “wacht op een oproep weer te gaan werken” worden overgeslagen in de nationale vragenlijst.

Het begrip “zorgverantwoordelijkheden” is beperkt tot de eigen kinderen, kinderen van de partner en zieke, oudere of hulpbehoevende familieleden. Personen die zorgen voor vrienden, voor niet-familieleden of als vrijwilliger moeten worden ingedeeld onder “andere persoonlijke redenen”.

Blok S6:

De lijst met opties voor de belangrijkste reden waarom iemand geen werk wil, omvat:

onderwijs of opleiding;

ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf;

zorgverantwoordelijkheden;

andere familiale redenen;

andere persoonlijke redenen;

ouderdomspensioen;

andere redenen, of

weet ik niet.

Het land kan de volgorde en opsplitsing van mogelijke antwoorden zelf bepalen op grond van nationale overwegingen.

Het begrip “zorgverantwoordelijkheden” is beperkt tot de eigen kinderen, kinderen van de partner en zieke, oudere of hulpbehoevende familieleden. Personen die zorgen voor vrienden, voor niet-familieleden of als vrijwilliger moeten worden ingedeeld onder “andere persoonlijke redenen”.

16.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Actieve zoekmethode om een baan te vinden (voor niet-werkenden)” en de bijbehorende opmerkingen worden als volgt gedefinieerd:

Image 13

Opmerkingen:

Blok M1:

De volgorde van de vragen ligt niet vast. De lidstaten kunnen het aantal vragen kiezen, in de zin dat dit Blok M1 na het eerste antwoord met “ja” kan worden gesloten. Als een lidstaat echter verder wenst te gaan en informatie wenst te verzamelen over alle negen methoden, kan hij dit doen. De lidstaten kunnen de vereiste informatie ook in verschillende vragen opsplitsen.

De optie “informeren bij vrienden, familieleden of kennissen” omvat het vragen naar mogelijke banen, het vragen om hulp bij het opstellen en actualiseren van een online-cv of het vragen om hulp bij de voorbereiding van een test of sollicitatiegesprek.

De optie “contact opnemen met een openbare dienst voor arbeidsvoorziening” verwijst naar de contacten van de respondent in verband met het zoeken naar werk, en niet naar zijn aanvragen om werkloosheidsuitkeringen.

De informatie moet worden verzameld aan de hand van gesloten vragen. Er mag geen herclassificatie gebeuren op basis van open vragen.

17.   

Het stroomdiagram voor de submodule “Beschikbaar voor werk (voor niet-werkenden)” en de bijbehorende opmerkingen worden als volgt gedefinieerd:

Image 14

Opmerkingen:

Blok V1:

Als de respondent reeds heeft gezegd dat hij/zij een baan gevonden heeft, kan dit Blok worden geherformuleerd als “zou met de baan kunnen beginnen binnen twee weken na de referentieweek”.

Blok V2:

De lijst met opties voor de belangrijkste reden waarom iemand binnen twee weken niet beschikbaar is om met werken te beginnen, omvat:

onderwijs of opleiding;

ziekte of arbeidsongeschiktheid van de betrokkene zelf;

zorgverantwoordelijkheden;

andere familiale redenen;

andere persoonlijke redenen;

andere redenen, of

weet ik niet.

Het land kan de volgorde en opsplitsing van mogelijke antwoorden zelf bepalen op grond van nationale overwegingen.

Als de respondent reeds een antwoord heeft gegeven in Blok S5, kan dat antwoord worden gekopieerd in Blok V2. In dat geval kunnen de twee aanvullende antwoordcategorieën in Blok S5 “er is geen geschikte baan beschikbaar” en “betrokkene wacht op een oproep weer te gaan werken (tijdelijk werkloos)” in Blok V2 de code “andere redenen” krijgen.

Het begrip “zorgverantwoordelijkheden” is beperkt tot de eigen kinderen, kinderen van de partner en zieke, oudere of hulpbehoevende familieleden. Personen die zorgen voor vrienden, voor niet-familieleden of als vrijwilliger moeten worden ingedeeld onder “andere persoonlijke redenen”.

18.   

Om onnodige omslachtigheid te voorkomen, worden vereenvoudigde regels gedefinieerd in de vorm van minimaal vereiste informatie waarnaar moet worden gevraagd volgens leeftijdsgroep:

mensen van 15 tot en met 69 jaar worden geïnterviewd aan de hand van de hele “arbeidssituatiemodule” in alle interviews/enquêterondes volgens het toegepaste rotatiesysteem.

Mensen van 70 tot en met 74 jaar krijgen in het eerste interview/de eerste enquêteronde en in de volgende interviews/enquêterondes vragen over de hele “arbeidssituatiemodule” zolang zij in het vorige interview werden geclassificeerd als behorende tot de beroepsbevolking. Mensen van 70 tot en met 74 jaar die tijdens het vorige interview werden geclassificeerd als niet behorende tot de beroepsbevolking kunnen opnieuw worden geïnterviewd of hun antwoorden kunnen uit het laatste beschikbare interview worden gekopieerd.

Mensen van 75 tot en met 89 jaar krijgen uitsluitend vragen over de submodules “Aan het werk”, “Afwezigheid van het werk” en “Tweede baan of meerdere banen” in het eerste interview/de eerste enquêteronde. Vanaf het tweede interview kunnen mensen van 75 tot en met 89 jaar opnieuw worden geïnterviewd of hun antwoorden kunnen uit het laatste beschikbare interview worden gekopieerd, of uit externe bronnen als dat in een bepaalde nationale context relevanter is.

Mensen die niet kunnen werken ten gevolge van langdurige gezondheidsproblemen krijgen in het eerste interview/de eerste enquêteronde en in de volgende interviews/enquêterondes vragen over de hele “arbeidssituatiemodule” zolang zij in het vorige interview werden geclassificeerd als behorende tot de beroepsbevolking. Mensen die niet kunnen werken ten gevolge van langdurige gezondheidsproblemen en die tijdens het vorige interview werden geclassificeerd als niet behorende tot de beroepsbevoking kunnen opnieuw worden geïnterviewd of hun antwoorden kunnen uit het laatst beschikbare interview worden gekopieerd.


BIJLAGE III

Nader bepaalde regelingen en inhoud van de kwaliteitsverslagen

1.   

Voor het domein “beroepsbevolking” zenden de lidstaten de Commissie (Eurostat) driemaandelijkse nauwkeurigheidsverslagen en een jaarlijks kwaliteitsverslag toe.

2.   

De driemaandelijkse nauwkeurigheidsverslagen bevatten basisinformatie over de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de enquête en beschrijven wijzigingen aan de basisbegrippen en definities die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid in de tijd. De lidstaten zenden de driemaandelijkse nauwkeurigheidsrapporten toe uiterlijk twee weken na afloop van de termijn voor de toezending van gegevens voor de driemaandelijkse enquête beroepsbevolking (LFS).

3.   

Het jaarlijkse kwaliteitsverslag bevat gegevens en metagegevens over kwaliteit en wordt aan de Commissie (Eurostat) toegezonden binnen drie maanden na afloop van de termijn voor de toezending van andere LFS-gegevens.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/125


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2241 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2019

houdende beschrijving van de variabelen, de duur, de kwaliteitseisen en de mate van gedetailleerdheid van de tijdreeksen voor de indiening van maandelijkse werkloosheidsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld uit steekproeven, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (1), en met name artikel 7, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verstrekking van maandelijkse werkloosheidsgegevens door de lidstaten is van essentieel belang voor het verschaffen van informatie aan de Commissie (Eurostat) en het ondersteunen van de belangrijkste prioriteiten van de Unie voor groei en werkgelegenheid, aangezien daardoor wordt gewaarborgd dat tijdige en vergelijkbare gegevens worden gebruikt voor de formulering en monitoring van het beleid van de Unie dat op die prioriteiten gericht is.

(2)

Maandelijkse gegevens over werkloosheid worden gebruikt voor de opstelling van het maandelijkse werkloosheidspercentage, dat een van de voornaamste Europese economische indicatoren (VEEI’s) is (2).

(3)

De maandelijkse werkloosheidsstatistieken moeten gebaseerd zijn op internationaal overeengekomen begrippen die zijn gedefinieerd door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO).

(4)

Indien de lidstaten de maandelijkse werkloosheidsstatistieken niet in overeenstemming met de IAO-definitie opstellen, moeten zij maandelijkse werkloosheidsramingen maken of maandelijkse werkloosheidsinputs verstrekken aan de Commissie (Eurostat) die dergelijke maandelijkse ramingen dan in hun naam zal opstellen.

(5)

Maandelijkse werkloosheidsgegevens moeten de gemeten werkloosheid in de referentiemaand weergeven, na correctie voor mogelijke seizoensinvloeden zonder buitensporige afvlakking. Zij moeten overeenstemmen met de kwartaalgegevens die in het domein “beroepsbevolking” worden verzameld overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700.

(6)

De lidstaten moeten maandelijkse werkloosheidsgegevens volgens een nauwkeurig tijdschema verstrekken zodat de Commissie (Eurostat) kan voorzien in de behoefte van de gebruikers aan actuele informatie.

(7)

De kwaliteit van de maandelijkse werkloosheidsgegevens moet worden gemonitord aan de hand van een reeks gezamenlijk overeengekomen en eenvormig toegepaste indicatoren.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

In deze verordening worden de variabelen, de duur, de mate van gedetailleerdheid en de kwaliteitseisen van de maandelijkse werkloosheidsgegevens vastgesteld die overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700 aan de Commissie (Eurostat) moeten worden verstrekt.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“maandelijkse werkloosheidsstatistieken”: het geregistreerde aantal werkende en werkloze personen, en het daaruit afgeleide “maandelijkse werkloosheidspercentage”, overeenkomstig de IAO-definitie (3) zoals toegepast in het domein “beroepsbevolking” bedoeld in Verordening (EU) 2019/1700;

2)

“maandelijks werkloosheidspercentage”: het aantal werklozen gedeeld door het aantal werkende en werkloze personen voor de referentiemaand;

3)

“maandelijkse werkloosheidsinputs”: het geregistreerde aantal werklozen die zijn ingeschreven bij de openbare diensten voor arbeidsvoorziening van de lidstaten;

4)

“maandelijkse werkloosheidsramingen”: de combinatie van kwartaalgegevens op basis van de IAO-definitie, zoals toegepast in het domein “beroepsbevolking” bedoeld in Verordening (EU) 2019/1700, en de maandelijks geregistreerde werkloosheid;

5)

“maandelijkse werkloosheidsgegevens”: de gegevens die moeten worden toegezonden overeenkomstig deze verordening, namelijk de maandelijkse werkloosheidsstatistieken, maandelijkse werkloosheidsinputs of maandelijkse werkloosheidsramingen;

6)

“referentiemaand”: de reeks weken die als volgt is samengesteld:

elke week die behoort tot een referentiekwartaal, zoals vastgesteld voor de kwartaalgegevens die worden verzameld in het domein “beroepsbevolking” overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700, wordt toegewezen aan slechts een van de drie referentiemaanden die tot dat kwartaal behoort;

weken die volledig tot een kalendermaand behoren, worden toegewezen aan de bijbehorende referentiemaand;

weken die doorlopen over twee kalendermaanden, worden toegewezen aan een van de twee bijbehorende referentiemaanden.

Artikel 3

Vereisten inzake gegevens

1.   De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) maandelijkse werkloosheidsstatistieken [optie 1], maandelijkse werkloosheidsinputs [optie 2] of maandelijkse werkloosheidsramingen [optie 3].

2.   Gegevensreeksen met maandelijkse werkloosheidsstatistieken bevatten maandstatistieken die representatief zijn voor de gehele referentiemaand.

3.   Gegevensreeksen met maandelijkse werkloosheidsinputs bevatten gegevens die overeenstemmen met het aantal personen die in een bepaalde periode van de kalendermaand als werkloze waren geregistreerd.

4.   Geregistreerde werkloosheidscijfers die worden gebruikt bij het opstellen van maandelijkse werkloosheidsramingen stemmen overeen met het aantal personen die in een bepaalde periode van de kalendermaand als werkloze waren geregistreerd.

5.   De namen en definities van de toe te zenden variabelen zijn opgesomd in bijlage I voor maandelijkse werkloosheidsstatistieken [optie 1], in bijlage II voor maandelijkse werkloosheidsinputs [optie 2] en in bijlage III voor maandelijkse werkloosheidsramingen [optie 3].

Artikel 4

Indieningstermijnen

1.   De maandelijkse werkloosheidsgegevens worden elke maand verstrekt binnen de uiterste termijnen die zijn vastgesteld in bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1700, en wel als volgt:

a)

lidstaten die optie 1 hebben gekozen, verstrekken de maandelijkse werkloosheidsstatistieken uiterlijk 27 dagen na afloop van de kalendermaand;

b)

lidstaten die optie 2 hebben gekozen, verstrekken de maandelijkse werkloosheidsinputs uiterlijk 25 dagen na afloop van de kalendermaand;

c)

lidstaten die optie 3 hebben gekozen, verstrekken de maandelijkse werkloosheidsramingen uiterlijk 25 dagen na afloop van de kalendermaand.

2.   In de maanden waarop de uiterste datum op een zaterdag of zondag valt, geldt de daaropvolgende maandag als de daadwerkelijke uiterste termijn. Maandelijkse werkloosheidsgegevens voor de referentiemaand november worden uiterlijk 31 december verstrekt.

De verstrekking van gegevens begint ten laatste voor de referentiemaand mei 2021.

Artikel 5

Retrospectieve reeksen

1.   Voor lidstaten die hebben gekozen voor het verstrekken van maandelijkse werkloosheidsstatistieken [optie 1] of maandelijkse werkloosheidsramingen [optie 3]:

a)

omvat de eerste verstrekking voor de referentiemaand mei 2021 ook maandelijkse werkloosheidsstatistieken respectievelijk maandelijkse werkloosheidsramingen voor de referentiemaanden januari tot april 2021;

b)

omvat de verstrekking voor de referentiemaand april 2022 onafgebroken tijdreeksen voor maandelijkse werkloosheidsstatistieken respectievelijk maandelijkse werkloosheidsramingen voor alle referentiemaanden die teruggaan tot en met januari 2009;

c)

omvatten de verstrekkingen vanaf mei 2022 herziene reeksen die teruggaan tot januari 2009.

2.   Voor lidstaten die hebben gekozen voor het verstrekken van maandelijkse werkloosheidsinputs [optie 2] omvat de eerste verstrekking voor de referentiemaand mei 2021 ook maandelijkse werkloosheidsinputs die teruggaan tot januari 2009.

Artikel 6

Bronnen en methoden

1.   Uiterlijk 19 juli 2020 verstrekken de lidstaten die hebben gekozen voor het indienen van maandelijkse werkloosheidsramingen [optie 3] respectievelijk voor het indienen van maandelijkse werkloosheidsinputs [optie 2] de Commissie (Eurostat) een beschrijving van de bronnen en methoden die zijn gebruikt voor de opstelling van de maandelijkse werkloosheidsramingen of, respectievelijk, de maandelijkse werkloosheidsinputs.

2.   De lidstaten die hebben gekozen voor het indienen van maandelijkse werkloosheidsstatistieken [optie 1] verstrekken uitsluitend een beschrijving van de methoden die werden gebruikt voor de afleiding van de maandelijkse statistieken uit de kwartaalgegevens die in het domein “beroepsbevolking” werden verzameld overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1700.

3.   De lidstaten brengen de Commissie (Eurostat) op de hoogte van wijzigingen twee maanden voordat die wijzigingen op de overeenkomstig de leden 1 of 2 verstrekte beschrijving worden toegepast, en verstrekken de geactualiseerde documentatie uiterlijk zes maanden na de toepassing van de wijzigingen.

4.   De lidstaten voegen bij elke maandelijkse verstrekking informatie toe over mogelijke onderbrekingen van de reeksen alsmede andere bijzondere gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op de vergelijkbaarheid in de tijd.

Artikel 7

Kwaliteitseisen

1.   De Commissie (Eurostat) monitort de kwaliteit van het algehele maandelijkse werkloosheidspercentage volgens het IAO-begrip, dat door de lidstaten (opties 1 en 3) of door Eurostat (optie 2) als kernindicator wordt gepubliceerd.

2.   De kwaliteit van het algehele maandelijkse werkloosheidspercentage wordt om de drie jaar gemonitord aan de hand van de reeks indicatoren en drempels die zijn opgenomen in bijlage IV.

Artikel 8

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 261I van 14.10.2019, blz. 1.

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over statistieken betreffende de eurozone “Naar betere methodieken voor statistieken en indicatoren betreffende de eurozone”, COM(2002) 661 definitief.

(3)  Zoals goedgekeurd op 11 oktober 2013 door de 19e Internationale Conferentie van arbeidsstatistici (ICLS) in haar eerste resolutie betreffende de statistieken van werk, tewerkstelling en de onderbenutting van arbeidskrachten.


BIJLAGE I

Maandelijkse werkloosheidsstatistieken ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1 [optie 1]

Naam

Beschrijving

Statistische correcties

NAT_LFS_PRI.Y.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het IAO-begrip werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.F.MON.EMPL

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het IAO-begrip werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het IAO-begrip werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.M.MON.EMPL

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het IAO-begrip werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die volgens het IAO-begrip werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.F.MON.EMPL

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die volgens het IAO-begrip werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 25 tot 74 jaar die volgens het IAO-begrip werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.M.MON.EMPL

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 25 tot 74 jaar die volgens het IAO-begrip werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling


BIJLAGE II

Maandelijkse werkloosheidsinputs ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1 [optie 2]

Naam

Beschrijving

Statistische correcties

PREA.Y.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het nationale register werkloos zijn in een bepaalde periode van de kalendermaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

PREA.Y.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die volgens het nationale register werkloos zijn in een bepaalde periode van de kalendermaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

PREA.O.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die volgens het nationale register werkloos zijn in een bepaalde periode van de kalendermaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

PREA.O.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die volgens het nationale register werkloos zijn in een bepaalde periode van de kalendermaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden


BIJLAGE III

Maandelijkse werkloosheidsramingen ingediend overeenkomstig artikel 3, lid 1 [optie 3]

Naam

Beschrijving

Statistische correcties

NAT_LFS_PRI.Y.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.F.MON.EMPL

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.Y.M.MON.EMPL

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 15 tot en met 24 jaar die werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.F.MON.UNEMP

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.F.MON.EMPL

Aantal vrouwen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.M.MON.UNEMP

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die werkloos zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling

NAT_LFS_PRI.O.M.MON.EMPL

Aantal mannen in de leeftijdsklasse 25 tot en met 74 jaar die werkzaam zijn tijdens de referentiemaand.

Niet gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Gecorrigeerd voor seizoensinvloeden

Ontwikkeling


BIJLAGE IV

Kwaliteit

De kwaliteit van het algehele maandelijkse werkloosheidscijfer wordt gemonitord aan de hand van een reeks indicatoren waarmee de volatiliteit en herzieningen worden gemeten, zoals hieronder uitvoerig wordt uiteengezet.

De indicatoren worden berekend over de laatste 36 maandelijkse waarnemingen die vanaf mei 2022 beschikbaar zijn.

De indicatoren worden om de drie jaar door de Commissie (Eurostat) geactualiseerd.

Volatiliteit

De correlatie van wijzigingen van maand tot maand, berekend vóór afronding, namelijk de correlatiecoëfficiënt van Pearson tussen de reeks wijzigingen van maand tot maand en dezelfde reeks met een vertraging van één maand (d.w.z. autocorrelatiecoëfficiënt van de eerste orde). Die indicator moet binnen het interval [–0,30; 0,75] blijven.

De frequentie van dubbele grote omkeringen (“double large reversals”) berekend als het aandeel waarnemingen dat wordt voorafgegaan door twee opeenvolgende grote omkeringen (“large reversals”) in tegenovergestelde richtingen. Een grote omkering wordt geregistreerd wanneer het maandelijkse werkloosheidscijfer met 0,2 procentpunt of meer schommelt. Die indicator moet lager blijven dan 5 %.

Herzieningen

De frequentie van zeer grote herzieningen in de niveaus, berekend als het aandeel maandelijkse waarnemingen in niveaus die worden herzien met meer dan 0,3 procentpunt tussen de eerste raming en de herziene gegevens die zes maanden later worden vrijgegeven. Het “niveau” stemt overeen met de waarde van het maandelijkse werkloosheidscijfer in een bepaalde referentiemaand. Die indicator moet lager blijven dan 10 %.

De frequentie van grote herzieningen in wijzigingen van maand tot maand, berekend als het aandeel waarnemingen met wijzigingen van maand tot maand die worden herzien met 0,2 procentpunt of meer tussen de eerste raming en de herziene gegevens die zes maanden later worden vrijgegeven. Die indicator moet lager blijven dan 10 %.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/133


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2242 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2019

tot vaststelling van de technische aspecten van de gegevensreeksen, de technische modellen voor het toezenden van gegevens en de nadere bepaling van de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen over de organisatie van een steekproefenquête in het domein “inkomen en levensomstandigheden” in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad van 10 oktober 2019 tot vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor Europese statistieken betreffende personen en huishoudens, op basis van gegevens die op individueel niveau worden verzameld door middel van steekproeven, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 808/2004, (EG) nr. 452/2008 en (EG) nr. 1338/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1177/2003 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad (1), en met name artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 3, en artikel 13, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde de steekproefenquête in het domein “inkomen en levensomstandigheden”, EU-SILC, correct te kunnen uitvoeren, moet de Commissie de technische aspecten van de gegevensreeksen en de technische modellen voor het toezenden van de gegevens vaststellen, alsmede de regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen nader te bepalen.

(2)

De EU-SILC-enquête is een belangrijk instrument dat informatie verstrekt die wordt vereist door het Europees Semester en de Europese pijler van sociale rechten, met name in verband met inkomensverdeling, armoede en sociale uitsluiting, alsmede diverse beleidsmaatregelen van de EU in verband met levensomstandigheden en armoede, zoals het beleid inzake kinderarmoede, toegang tot gezondheidszorg en andere diensten, huisvesting, overmatige schuldenlast en levenskwaliteit. Deze enquête is ook de belangrijkste gegevensbron voor microsimulaties en flashramingen van inkomensverdeling en armoedepercentages.

(3)

Teneinde de nationale en regionale statistieken over inkomen en levensomstandigheden internationaal te kunnen vergelijken moet gebruik worden gemaakt van statistische classificaties voor de territoriale eenheden, onderwijs, beroep en economische sector die verenigbaar zijn met de NUTS- (2), ISCED- (3), ISCO- (4) en NACE- (5)classificatie. Ook moet rekening worden gehouden met de aanbevelingen van de Verenigde Naties in het Handbook on Household Income Statistics van de Canberra Group.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor het Europees statistisch systeem,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Deze verordening stelt de technische aspecten van de gegevensreeksen en de technische modellen voor het toezenden van gegevens door de lidstaten aan de Commissie (Eurostat) vast en bepaalt de regelingen voor het toezenden van de kwaliteitsverslagen in het domein “inkomen en levensomstandigheden” (EU-SILC) en van de inhoud daarvan.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“veldwerkperiode”: de periode waarin de gegevens van de respondenten worden verzameld;

2)

“referentieperiode”: de periode waarop een bepaald gegeven betrekking heeft;

3)

“transversaal”: in verband met gegevens, gegevens die behoren tot een welbepaald tijdstip of een gegeven referentieperiode;

4)

“longitudinaal”: in verband met gegevens, gegevens die behoren tot bepaalde opeenvolgende referentieperioden, jaarlijks waargenomen gedurende een bepaalde periode met betrekking tot dezelfde waarnemingseenheid;

5)

“steekproefpersoon”: een lid van een particulier huishouden in de initiële steekproef, dat ten minste 16 jaar oud is op het einde van de inkomstenreferentieperiode;

6)

“steekproefhuishouden”: een particulier huishouden dat minstens één steekproefpersoon omvat;

7)

“geselecteerde-respondentenmodel”: een steekproefmethode op basis van personen, waarin het huishouden waartoe de geselecteerde respondent behoort het steekproefhuishouden en de geselecteerde respondent de steekproefpersoon is;

8)

“leeftijd”: de leeftijd van een persoon is diens leeftijd in volle jaren op het einde van de inkomstenreferentieperiode;

9)

“huidig lid van het huishouden”: een lid van een steekproefhuishouden op het ogenblik waarop de gegevens worden verzameld of samengesteld;

10)

“medebewoner”: een huidig lid van het huishouden, maar niet de steekproefpersoon;

11)

“splitsing van het huishouden”: een situatie waarin de steekproefpersonen die ten tijde van enquêteronde x in een steekproefhuishouden woonden, ten tijde van enquêteronde x+1 in meer dan een particulier huishouden op het nationale grondgebied wonen dat in de doelpopulatie is opgenomen; wanneer een huishouden splitst, is er slechts één initieel huishouden, maar zijn er een of meer afgesplitste huishoudens;

12)

“initieel huishouden”: een steekproefhuishouden dat een splitsing heeft doorgemaakt en waarbij elke steekproefpersoon die ten tijde van enquêteronde x in dat huishouden woonde, ten tijde van enquêteronde x+1 nog altijd op hetzelfde adres woont. Als ten tijde van enquêteronde x meer dan een steekproefpersoon in het huishouden woonde en ten tijde van enquêteronde x+1 nog steeds op dat adres woont, maar in een ander huishouden, is het initiële huishouden het huishouden van de steekproefpersoon met het laagste persoonsnummer als bedoeld in bijlage III die nog altijd op het initiële adres woont. Als ten tijde van enquêteronde x+1 geen steekproefpersoon woont op het adres van enquêteronde x, dan is het initiële huishouden het huishouden van de steekproefpersoon met het laagste persoonsnummer ten tijde van enquêteronde x. Als deze persoon niet langer leeft of niet langer woont in een particulier huishouden op het nationale grondgebied van de doelpopulatie, is het initiële huishouden het huishouden van de steekproefpersoon met het eerstvolgende laagste persoonsnummer. Voor het geselecteerde-respondentenmodel verwijst “initieel huishouden” naar het huishouden van de geselecteerde respondent;

13)

“afgesplitst huishouden”: een huishouden dat bestaat uit leden van het huishouden dat een splitsing heeft meegemaakt, maar niet het initiële huishouden;

14)

“fusiehuishouden”: alle steekproefpersonen uit verschillende steekproefhuishoudens van een vorige enquêteronde die samen een nieuw huishouden vormen;

15)

“modellering”: in de gegevensreeks ontbrekende informatie genereren door gebruik te maken van substantiële relaties met informatie die niet tot de gegevensreeks behoort;

16)

“verzameleenheid”: een huishouden of persoon met bepaalde kenmerken waarop of op wie de verzamelde informatie betrekking heeft;

17)

“respondent van het huishouden”: de persoon van wie informatie over het huishouden wordt verkregen;

18)

“roterend panelopzet”: steekproefselectie op basis van een vast aantal substeekproeven die elk representatief zijn voor de doelpopulatie ten tijde van de selectie ervan. Elk jaar wordt één substeekproef vervangen door een nieuwe;

19)

“enquêteronde”: een jaar waarin een substeekproef deelneemt aan de enquête;

20)

“panel”: een substeekproef die gedurende meer dan een jaar wordt geobserveerd.

Artikel 3

Statistische begrippen en beschrijving van variabelen

1.   De lidstaten gebruiken de statistische begrippen die zijn vastgesteld in bijlage I.

2.   De technische kenmerken van de variabelen zijn degene die zijn vastgesteld in bijlage II en verwijzen naar:

a)

de identificatiecode van de variabele;

b)

de naam van de variabele;

c)

het label en de code van de antwoordcategorie;

d)

de verzameleenheid;

e)

de verzamelwijze;

f)

de referentieperiode.

3.   De variabelen waarvoor geen ontbrekende waarden zijn toegestaan en waarvoor gegevens moeten worden geïmputeerd, zijn bepaald in bijlage II.

4.   Alle gegevens over huishoudens en personen moeten tijdens de gehele duur van het panel aan elkaar kunnen worden gerelateerd, zowel voor de transversale als voor de longitudinale gegevens.

Artikel 4

Kenmerken van de statistische populaties en waarnemingseenheden en de regels betreffende respondenten

1.   De doelpopulatie voor het domein “inkomen en levensomstandigheden” bestaat uit particuliere huishoudens en alle personen waaruit deze huishoudens zijn samengesteld, op het grondgebied van de lidstaat.

2.   Informatie over het huishouden en de personen wordt verzameld of samengesteld voor alle leden van het huishouden, met inbegrip van alle steekproefpersonen en medebewoners zoals bepaald in bijlage II. In het geselecteerde-respondentenmodel worden de gegevens verzameld aan de hand van individuele interviews met geselecteerde respondenten die minstens 16 jaar oud zijn. Vanaf de tweede enquêteronde wordt over een steekproefpersoon informatie verkregen over het feit of die persoon op hetzelfde adres is blijven wonen dan wel van het ene jaar op het andere naar een ander adres is verhuisd, en als dit adres gewijzigd is, worden de nieuwe contactgegevens vermeld.

3.   Informatie over leden van het huishouden uit de vorige enquêteronde die niet langer leden van het huishouden zijn, wordt verzameld om vast te stellen of die personen overleden zijn dan wel naar het buitenland, naar een instelling of naar een ander adres op het nationale grondgebied zijn verhuisd.

4.   Een huishouden wordt opgenomen voor de verzameling of samenstelling van gedetailleerde informatie als dat huishouden ten minste één steekproefpersoon bevat.

5.   Zowel voor het initiële als voor het afgesplitste huishouden wordt alle vereiste informatie voor de huidige leden van het huishouden en alle informatie over het huishouden verzameld of samengesteld.

6.   Er worden minstens drie pogingen gedaan om contact op te nemen met een huishouden of persoon voordat wordt besloten dat het huishouden of de persoon niet reageert, tenzij er afdoende redenen zijn om dit niet te doen (bijvoorbeeld een definitieve weigering om samen te werken of omstandigheden die de veiligheid van de interviewer in gevaar brengen).

7.   Wanneer interviews met vervangers toegestaan zijn, wordt het aantal vervangers zo beperkt mogelijk gehouden in verband met:

a)

de persoonlijke inkomstenvariabelen;

b)

alle variabelen die nodig zijn voor minstens één lid van het huishouden dat minstens 16 jaar oud is.

Als een interview met een vervanger wordt gehouden, wordt het identificatienummer geregistreerd van de persoon die de informatie heeft verstrekt.

8.   Gedetailleerde kenmerken van de identificatie van huishoudens en personen zijn vastgesteld in bijlage III.

Artikel 5

Referentieperioden

1.   De inkomstenreferentieperiode is een periode van twaalf maanden, zoals het vorige kalenderjaar of het vorige belastingjaar.

2.   De referentieperioden voor variabelen die niet verwijzen naar het inkomen zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 6

Gedetailleerde kenmerken van de steekproef

1.   Alleen lidstaten die het geselecteerde-respondentenmodel hebben gebruikt vóór 19 januari 2020 hebben de toelating deze methode de volgende jaren te blijven gebruiken.

2.   Gecontroleerde substituties van steekproefhuishoudens of -personen zijn alleen in het eerste jaar van elk panel toegestaan, indien het responspercentage minder dan 60 % is en zich een van de volgende situaties voordoet:

a)

er is geen contact opgenomen met het steekproefhuishouden of de steekproefpersoon omdat het/hij/zij niet kan worden gelokaliseerd of ontoegankelijk is;

b)

er is contact opgenomen met het steekproefhuishouden of de steekproefpersoon, maar het interview werd niet voltooid omdat het huishouden of de persoon weigerde samen te werken, omdat het hele huishouden tijdelijk niet aanwezig is, omdat het huishouden of de persoon niet kon antwoorden of omdat er omstandigheden zijn waardoor de veiligheid van de interviewer in gevaar komt.

3.   De reeks steekproefhuishoudens of -personen voor substitutie wordt gedefinieerd voordat de gegevens worden verzameld. Er vindt geen substitutie plaats met huishoudens of personen die niet tot die reeks behoren.

4.   Er worden procedures gevolgd die ervoor zorgen dat het substitutieproces zo goed mogelijk wordt gecontroleerd. Dergelijke procedures omvatten het gebruik van een opzet dat garandeert dat de geselecteerde vervangende eenheden voor wat hun significante kenmerken betreft goed overeenstemmen met de huishoudens of personen die zij vervangen.

5.   Kleine delen van een nationaal grondgebied waar niet meer dan 2 % van de nationale bevolking woont, mogen worden uitgesloten van de EU-SILC; dit geldt ook voor de Franse overzeese gebieden. Beide uitsluitingen vinden niet gelijktijdig plaats.

6.   Als de subpopulaties die door de enquête worden bestreken significant ondervertegenwoordigd zijn in de gerealiseerde steekproef, ten gevolge van specifieke non-respons of verloop, treffen de lidstaten maatregelen zoals overbemonstering, kalibratie of het toepassen van een relevante methode om de daaruit voortvloeiende vertekening te corrigeren. De gebruikte methoden, de gevolgen en eventuele nadelen ervan worden toegelicht en beoordeeld in het kwaliteitsverslag.

Artikel 7

Perioden en methoden voor de verzameling van gegevens

1.   Voor gegevens die rechtstreeks door de respondenten worden verstrekt, moet de veldwerkperiode zo dicht mogelijk bij de inkomstenreferentieperiode liggen, om het tijdsverschil tussen de inkomensperiode en de actuele variabelen zo klein mogelijk te houden.

2.   De tijdsspanne tussen de verzameling of samenstelling van gegevens betreffende een bepaald huishouden of een bepaalde persoon voor opeenvolgende enquêterondes moet zo dicht mogelijk bij twaalf maanden liggen.

3.   Gegevens die rechtstreeks door de respondenten worden verstrekt, worden verzameld aan de hand van computerondersteunde methoden, onder meer computerondersteunde individuele interviews (CAPI), computerondersteunde telefonische interviews (CATI) en computerondersteunde webinterviews (CAWI). Eventuele uitzonderingen worden gerechtvaardigd.

Artikel 8

Regels in verband met follow-up

1.   Steekproefpersonen, medebewoners en steekproefhuishoudens worden met het oog op de enquête geobserveerd gedurende het gehele panel, overeenkomstig de in de leden 2 tot en met 7 vastgestelde regels.

2.   Steekproefpersonen die verhuizen naar een particulier huishouden binnen het nationaal grondgebied dat door de enquête wordt bestreken, worden gevolgd naar de locatie van het huishouden.

3.   Steekproefpersonen die tijdelijk niet aanwezig zijn in het huishouden maar die nog altijd als lid van het huishouden worden beschouwd, worden in de enquête bij dat huishouden opgenomen.

4.   Steekproefpersonen die niet langer lid zijn van een particulier huishouden, of die verhuisd zijn naar een plaats buiten het nationale grondgebied dat in de enquête wordt bestreken of naar een instelling, worden uit de enquête geschrapt.

5.   Medebewoners van een huishouden waarin zich minstens één steekproefpersoon bevindt, worden gevolgd.

6.   Medebewoners van een huishouden waarin zich geen steekproefpersoon bevindt, worden uit de enquête geschrapt.

7.   Een steekproefhuishouden wordt uit de enquête geschrapt in de volgende situaties:

a)

het huishouden werd voor één jaar niet in aanmerking genomen om een van de volgende redenen:

1)

het adres kon niet worden gelokaliseerd;

2)

het adres was geen woonadres of het was onbewoond;

3)

er was geen informatie over wat er met het huishouden was gebeurd (het huishouden was onvindbaar);

4)

het huishouden weigerde samen te werken;

b)

tijdens het eerste jaar van het panel of tijdens twee opeenvolgende jaren van het panel werd geen contact opgenomen met het huishouden om de volgende redenen:

1)

het was niet mogelijk om toegang te krijgen tot het adres;

2)

het hele huishouden was tijdelijk afwezig of kon niet antwoorden door arbeidsongeschiktheid of ziekte of om andere ernstige redenen.

Artikel 9

Gemeenschappelijke normen voor gegevensbewerking, imputatie, weging en raming

1.   Waar nodig wordt imputatie, modellering of weging toegepast op de gegevens.

2.   Wanneer non-respons op inkomensvariabelen op componentniveau ertoe leidt dat bepaalde gegevens ontbreken, worden passende methoden van statistische imputatie toegepast.

3.   Wanneer netto-inkomensvariabelen op componentniveau rechtstreeks worden verzameld, worden passende methoden van statistische imputatie en/of modellering toegepast om de vereiste bruto-doelvariabelen te verkrijgen en vice versa.

4.   Wanneer binnen een steekproefhuishouden niet wordt geantwoord op een individuele vragenlijst, worden passende statistische methoden voor statistische weging of imputatie gebruikt om het totale inkomen van het huishouden te schatten.

5.   De procedure die op de gegevens wordt toegepast, behoudt de variatie in en de correlatie tussen variabelen. Methoden die “foutcomponenten” in de geïmputeerde waarden opnemen zijn te verkiezen boven methoden die louter een voorspelde waarde imputeren.

6.   Methoden die rekening houden met de correlatiestructuur (of andere kenmerken van de gemeenschappelijke verdeling van de variabelen) zijn te verkiezen boven de marginale of univariate benadering.

Artikel 10

Modellen voor het toezenden van de gegevens

1.   De lidstaten zenden de gegevens die voldoen aan de kenmerken van de variabelen zoals bepaald in bijlage II in elektronische vorm naar de Commissie (Eurostat).

2.   De lidstaten zenden de gegevens naar de Commissie (Eurostat) in de vorm van microgegevensbestanden (met inbegrip van passende wegingen), met behulp van de norm voor de uitwisseling van statistische gegevens en metagegevens via het één-loket zodat de Commissie (Eurostat) de gegevens met elektronische middelen kan terugzoeken. De gegevens moeten volledig gecontroleerd en geredigeerd zijn.

3.   De lidstaten verzenden jaarlijks alle substeekproeven die behoren tot het roterende opzet van het gegeven jaar, ongeacht de duur ervan. Alle substeekproeven worden samen doorgestuurd.

4.   De lidstaten verstrekken de metagegevens die nodig zijn voor microsimulatie overeenkomstig de specifieke kenmerken van het land en in overeenstemming met een passende classificatie voor de variabelen inzake sociale uitkeringen, met behulp van de in lid 2 bedoelde uitwisselingsnormen.

Artikel 11

Kwaliteitsverslagen

1.   De lidstaten passen criteria toe voor de kwaliteitsevaluatie en de gedetailleerde inhoud van het kwaliteitsverslag zoals vastgesteld in bijlage IV.

2.   De lidstaten verzenden de volgens deze verordening vereiste kwaliteitsgerelateerde referentiemetagegevens naar de Commissie (Eurostat), met toepassing van de norm voor de uitwisseling van statistische gegevens en metagegevens. Ze verzenden de metagegevens via het één-loket zodat de Commissie (Eurostat) de gegevens met elektronische middelen kan terugzoeken.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 261I van 14.10.2019, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

(3)  International Standard Classification of Education 2011, http://uis.unesco.org/sites/default/files/documents/international-standard-classification-of-education-isced-2011-en.pdf (beschikbaar in het Engels en het Frans).

(4)  Aanbeveling van de Commissie van 29 oktober 2009 betreffende het gebruik van de International Standard Classification of Occupations (ISCO-08) (PB L 292 van 10.11.2009, blz. 31).

(5)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).


BIJLAGE I

Definities van statistische begrippen

1.   BRUTO-INKOMENSCOMPONENTEN

1.1.   Inkomen uit loondienst

Onder het “inkomen uit loondienst” wordt verstaan de totale vergoeding, in geld of in natura, die een werkgever aan een werknemer verschuldigd is voor de arbeid die deze tijdens de inkomensreferentieperiode heeft verricht.

Het inkomen uit loondienst wordt uitgesplitst in:

1)

Bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G);

2)

Bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G);

3)

Sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G).

1.1.1.   Bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G)

Hieronder wordt verstaan het door een werkgever aan een werknemer verschuldigde financiële gedeelte van de beloning van werknemers, in geld. Daartoe worden ook de waarde van de sociale premies en de inkomstenbelasting gerekend die een werknemer of een werkgever namens de werknemer aan socialeverzekeringsregelingen of aan de belastingdienst verschuldigd is.

Het bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar, omvat:

lonen, in geld, voor de in een hoofd- of nevenbetrekking verrichte werktijd of arbeid, of voor incidenteel werk;

vergoeding voor niet-gewerkte uren (bv. vakantiegeld);

toeslagen voor overwerk;

honoraria voor de directieleden van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid;

stukloonvergoedingen;

toelagen voor de opvoeding van kinderen;

commissies, provisies, fooien en giften;

extra uitkeringen (bv. dertiende maand);

winstdelingen en bonussen, in geld;

productiviteitspremies;

toelagen in verband met werk op afgelegen locaties (gezien als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden);

reiskostenvergoedingen;

betalingen van een werkgever aan zijn werknemers, voormalige werknemers of andere hiervoor in aanmerking komende personen wegens ziekte, invaliditeit, moederschap of aan nabestaanden, in aanvulling op datgene waarop in het kader van een socialeverzekeringsregeling aanspraak kan worden gemaakt, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden;

loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling wegens arbeidsongeschiktheid in verband met ziekte, invaliditeit of moederschapsverlof, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden;

subsidies in geld voor huisvestingskosten, ontvangen van de werkgever.

Het bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar, omvat niet:

betalingen door werkgevers van werkgerelateerde uitgaven (bv. zakenreizen);

ontslagvergoedingen bij einde dienstverband ter compensatie van werknemers voor de stopzetting van het dienstverband, voordat de normale pensioengerechtigde leeftijd voor die baan is bereikt, en afvloeiingspremies (vallen onder “werkloosheidsuitkeringen” (PY090G));

vergoedingen voor zuiver werkgerelateerde uitgaven, zoals reis- en verblijfskosten of kosten voor beschermende kleding;

eenmalige uitkeringen bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd (vallen onder “ouderdomsuitkeringen” (PY100G));

stakingsuitkeringen van de vakbond;

sociale premies ten laste van werkgevers.

1.1.2.   Bruto-inkomen uit loondienst, in natura (PY020G)

Hieronder worden de niet-geldelijke inkomenscomponenten verstaan die een werkgever in het kader van het arbeidsvoorwaardenpakket gratis of tegen een gereduceerde prijs aan een werknemer kan verstrekken. (Als goederen of diensten voor het werk én voor privégebruik worden verstrekt, moet het aandeel van het privégebruik in het totale gebruik worden geschat en op de totale waarde worden toegepast).

Daartoe behoren:

een auto van de zaak voor privégebruik of voor het werk én voor privégebruik, en de daarmee samenhangende kosten (bv. gratis brandstof, autoverzekering, belastingen en accijnzen, indien van toepassing) (PY021G);

gratis of gesubsidieerde maaltijden, lunchbonnen;

vergoedingen voor of betalingen van huisvestingsgerelateerde kosten (bv. gas, water, elektriciteit, telefoonrekeningen voor vaste of mobiele aansluitingen);

gratis of tegen verlaagde huur aan een werknemer ter beschikking gestelde huisvesting die als hoofdwoning of als tweede woning van het huishouden dient;

andere goederen en diensten die een werkgever gratis of tegen een gereduceerde prijs aan een werknemer verstrekt, mits ze op nationaal niveau of voor bepaalde groepen huishoudens een belangrijke inkomenscomponent vormen.

Bij de berekening van de waarde van de gratis verstrekte goederen en diensten wordt uitgegaan van marktprijzen. De waarde van de tegen gereduceerde prijs verstrekte goederen en diensten wordt verkregen door het verschil tussen de marktwaarde ervan en het door de werknemer betaalde bedrag te berekenen.

Het bruto-inkomen uit loondienst, in natura, omvat niet:

de kosten van deze door de werkgever verstrekte goederen en diensten, als de werknemers ze alleen nodig hebben voor het verrichten van de arbeid;

huisvesting op de werkplek, als het huishouden waarvan een werknemer deel uitmaakt, hiervan geen gebruik kan maken;

vergoedingen aan een werknemer voor de aankoop van gereedschap, apparatuur, kleding en dergelijke die hij of zij uitsluitend of hoofdzakelijk voor het werk nodig heeft;

speciale maaltijden of dranken die wegens uitzonderlijke werkomstandigheden nodig zijn;

goederen en diensten die op de werkplek aan een werknemer worden verstrekt of die vanwege de aard van diens werkzaamheden nodig zijn (bv. een voor het werk vereist medisch onderzoek).

1.1.3.   Verplichte/wettelijke sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G)

Onder “premies ten laste van werkgevers” worden verstaan de bedragen die een werkgever tijdens de inkomensreferentieperiode ten behoeve van zijn/haar werknemers betaalt aan de verzekeraars (socialeverzekeringsinstellingen en particuliere verzekeringsregelingen met fondsvorming). Deze term betreft de wettelijke, de op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende en de contractuele premies voor verzekering tegen sociale risico’s. Doorgaans betreffen ze wettelijke ouderdomspensioenregelingen, een wettelijke ziekteverzekering en werkloosheidsuitkeringen. Voor de meeste werkenden worden premies ten laste van werkgevers betaald, die kunnen worden afgetrokken van het loon dat ze ontvangen, overeenkomstig gepubliceerde regels.

Deze variabele omvat:

werkgeverspremies voor wettelijke (sociale)verzekeringsregelingen (met inbegrip van belastingen over de loonsom ten behoeve van de sociale zekerheid);

werkgeverspremies voor particuliere pensioenregelingen die deel uitmaken van een welbepaald verzekeringenstelsel in een land (bv. de tweede pensioenpijler);

wettelijke werkgeverspremies voor andere particuliere pensioenregelingen;

wettelijke of op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende werkgeverspremies voor particuliere ziektekostenverzekeringen;

wettelijke of op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende werkgeverspremies voor levensverzekeringen;

wettelijke of op collectieve arbeidsovereenkomsten berustende werkgeverspremies voor andere werkgeversverzekeringen (bv. voor invaliditeit).

Deze variabele omvat geen vrijwillige bijdragen van werkgevers.

1.2.   Inkomsten uit een beroepsactiviteit als zelfstandige

Onder “inkomsten uit een beroepsactiviteit als zelfstandige” wordt verstaan het inkomen dat particulieren tijdens de inkomensreferentieperiode voor zichzelf of voor hun familieleden hebben ontvangen doordat ze als zelfstandige een beroep uitoefenen of hebben uitgeoefend. Iemand oefent als zelfstandige een beroep uit als diens loon rechtstreeks afhangt van de winst (of mogelijke winst) op de productie van goederen en diensten (waarbij eigen verbruik als deel van de winst wordt gezien). Een zelfstandige neemt de operationele beslissingen voor zijn of haar onderneming, of delegeert die beslissingen waarbij hij/zij voor het welzijn van de onderneming verantwoordelijk blijft. (In dit verband omvat “onderneming” ook eenpersoonsondernemingen). Iemand die wordt vergoed voor het uitoefenen van een hobby wordt beschouwd als een zelfstandige.

Als de verzamelde of samengestelde inkomensgegevens betrekking hebben op een periode vóór de inkomensreferentieperiode, worden ze geactualiseerd voor de inkomensreferentieperiode.

Inkomsten uit een beroepsactiviteit als zelfstandige worden uitgesplitst in:

1)

Brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld (PY050G);

2)

Waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (HY170G).

1.2.1.   Brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld (PY050G)

Daartoe behoren onder meer:

de nettobedrijfswinst of het nettobedrijfsverlies ten bate of ten laste van de in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid werkzame eigenaren of partners, verminderd met de rente op bedrijfsleningen;

royalty’s op teksten, uitvindingen enz., tenzij ze al in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen;

huuropbrengsten van bedrijfsgebouwen, voertuigen, apparatuur enz., tenzij deze al in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen, en met aftrek van de hiermee samenhangende kosten, zoals rente op hiervoor bestemde leningen, reparatie-, onderhouds- en verzekeringskosten.

Hieronder worden niet verstaan:

honoraria die een eigenaar als directeur van een onderneming met rechtspersoonlijkheid ontvangt (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G));

dividenden van ondernemingen met rechtspersoonlijkheid (vallen onder “rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid” (HY090G));

de winst uit een deelneming in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid waarin iemand als “slapende partner” niet werkzaam is (valt onder “rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid” (HY090G));

pachtopbrengsten van grond en inkomsten uit het hebben van kostgangers of uit kamerverhuur (vallen onder “inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond” (HY040G));

huuropbrengsten van een woning, tenzij ze in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn opgenomen (vallen onder “inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond” (HY040G)).

Het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening wordt als volgt berekend:

de marktoutput (bruto-omzet, inclusief de waarde van de goederen die in de onderneming zijn geproduceerd, maar door de zelfstandige of diens huishouden zijn geconsumeerd);

plus de marktwaarde van de goederen en diensten die voor de onderneming zonder rechtspersoonlijkheid zijn ingekocht, maar door de ondernemer en diens huishouden zijn geconsumeerd;

plus het inkomen uit vermogen bestaande uit de financiële of andere activa van de onderneming;

min de kosten van intermediair verbruik (grondstoffen, verkoop, distributie, onderhoud, administratie enz.);

min de beloning van werknemers (lonen en sociale premies voor werknemers);

min de belastingen op productie en invoer;

min de voor bedrijfsleningen betaalde rente;

min de pacht of huur die een onderneming voor grond en andere materiële niet-geproduceerde activa heeft betaald;

min het verbruik van vaste activa;

plus subsidies.

Als een zelfstandige of diens bedrijf een fiscale jaarrekening opstelt, wordt in de praktijk de nettobedrijfswinst of het nettobedrijfsverlies op de rekening voor de meest recente periode van twaalf maanden, vóór aftrek van inkomstenbelasting en verplichte sociale premies, als zijn of haar bruto-inkomen aangemerkt.

Als een fiscale of commerciële jaarrekening ontbreekt, wordt als alternatief voor de meting van het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening het bedrag aan geld (en goederen) berekend dat aan de onderneming onttrokken is voor persoonlijk gebruik (consumptie, sparen, met inbegrip van de marktwaarde van de door de onderneming geproduceerde of ingekochte, maar voor persoonlijk gebruik aangewende goederen).

1.2.2.   Waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen (HY170G)

Onder de “waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen” wordt verstaan de waarde van de voedingsmiddelen en dranken die binnen een huishouden zijn geproduceerd en geconsumeerd.

De waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen wordt verkregen door de marktwaarde van de geproduceerde goederen te berekenen en de productiekosten hierop in mindering te brengen.

De waarde van voedsel en dranken wordt meegeteld, als ze op nationaal niveau of voor bepaalde groepen huishoudens een belangrijke inkomenscomponent vormen.

Onder deze waarde valt niet:

de waarde van huishoudelijke diensten;

de voor de verkoop bestemde productie en onttrekkingen door een zelfstandige aan de onderneming (de waarde ervan valt onder “brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld” (PY050G)).

1.3.   Inkomen uit vermogen

Onder “inkomen uit vermogen” wordt het inkomen, min de kosten, verstaan dat de eigenaar van een vordering of van materiële niet-geproduceerde activa (grond) tijdens de inkomensreferentieperiode heeft ontvangen in ruil voor het verstrekken van financiële middelen of het ter beschikking stellen van materiële niet-geproduceerde activa aan een andere institutionele eenheid.

Het inkomen uit vermogen wordt uitgesplitst in:

(1)

Rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G);

(1)

Inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G);

(2)

Pensioenen ontvangen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Europees systeem van geïntegreerde statistieken voor de sociale bescherming (Essobs) vallen) (PY080).

1.3.1.   Rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G)

Onder “rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid” wordt verstaan het tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen bedrag aan rente, min de kosten, op activa als bankrekeningen, deposito’s, obligaties enz. (tenzij de rente is opgenomen in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid), aan dividend en aan winst uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid waarin de desbetreffende persoon niet werkzaam is.

1.3.2.   Inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G)

Onder “inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond” worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen inkomsten uit de verhuur van onroerend goed (bv. de opbrengsten uit de verhuur van een woning — tenzij opgenomen in de winst of het verlies van een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid —, de inkomsten uit het hebben van kostgangers of uit kamerverhuur, of de pachtopbrengsten van grond), na aftrek van de kosten, zoals rente op hypotheken, de kosten van kleine reparaties, onderhoud en verzekeringen, en andere lasten.

1.3.3.   Pensioenen ontvangen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Essobs vallen) (PY080).

Onder periodieke pensioenen op grond van particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Essobs vallen) worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode ontvangen pensioenen en lijfrenten in de vorm van rente of dividenden uit individuele particuliere verzekeringsregelingen, d.w.z. volwaardige regelingen waarbij de premiebetaler onafhankelijk van zijn of haar werkgever of de overheid zelf de inleg bepaalt.

Hieronder wordt verstaan:

ouderdoms-, nabestaanden-, ziekte-, invaliditeits- en werkloosheidsuitkeringen in de vorm van rente of dividenden uit individuele particuliere verzekeringsregelingen.

Hieronder worden niet verstaan:

pensioenen op grond van verplichte wettelijke regelingen;

pensioenen op grond van verplichte, door de werkgever ingestelde regelingen.

1.4.   Ontvangen inkomensoverdrachten

1.4.1.   Sociale uitkeringen

Onder “sociale uitkeringen” (1) worden verstaan de tijdens de inkomensreferentieperiode (2) door huishoudens ontvangen inkomensoverdrachten die via collectieve regelingen of, buiten dergelijke regelingen om, door overheidseenheden en instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens worden toegekend, teneinde de financiële lasten die voortvloeien uit een aantal risico’s en behoeften, voor hen te verlichten.

Daartoe worden ook de waarde van de sociale premies en de inkomstenbelasting gerekend die de begunstigde voor de uitkering verschuldigd is aan een socialeverzekeringsregeling of aan de belastingdienst.

Om als sociale uitkering te worden aangemerkt, moet de overdracht aan een van de volgende twee criteria voldoen:

voor de groep in kwestie is dekking verplicht (in het kader van wet- of regelgeving of van een collectieve arbeidsovereenkomst);

de overdracht is gebaseerd op het beginsel van maatschappelijke solidariteit (d.w.z. als het gaat om een pensioen op basis van een verzekering, zijn de premies en rechten niet afhankelijk van het individuele risico dat de verzekerde loopt).

Sociale uitkeringen worden uitgesplitst in:

1)

gezins- en kindertoelagen (HY050G);

2)

huisvestingstoelagen (HY070G);

3)

werkloosheidsuitkeringen (PY090G);

4)

ouderdomsuitkeringen (PY100G);

5)

nabestaandenuitkeringen (PY110G);

6)

ziekte-uitkeringen (PY120G);

7)

invaliditeitsuitkeringen (PY130G);

8)

onderwijstoelagen (PY140G);

9)

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060G).

Sociale uitkeringen worden ondergebracht in de categorieën “inkomensafhankelijk” of “niet inkomensafhankelijk” en “al dan niet berustend op premiebetaling”.

Regelingen die berusten op premie- of bijdragebetaling zijn socialebeschermingsregelingen waarvoor bijdragen moeten worden betaald door de beschermde personen of door andere partijen in hun naam, om hen het individuele recht op uitkeringen te verschaffen.

Regelingen die niet berusten op premie- of bijdragebetaling zijn socialebeschermingsregelingen waarbij de betaling van bijdragen door de beschermde personen of door andere partijen in hun naam geen voorwaarde is om in aanmerking te komen voor de uitkeringen.

Een inkomensafhankelijke sociale uitkering is een sociale uitkering die expliciet of impliciet afhankelijk is van de voorwaarde dat het inkomen of het vermogen van de ontvanger, of beide, onder een bepaald niveau ligt.

Een niet-inkomensafhankelijke sociale uitkering is een sociale uitkering die niet afhankelijk is van de voorwaarde dat het inkomen of het vermogen van de ontvanger, of beide, onder een bepaald niveau ligt.

Onder sociale uitkeringen vallen niet:

uitkeringen op grond van regelingen waaraan de ontvangers onafhankelijk van hun werkgever of de overheid alleen op vrijwillige basis premies hebben betaald (vallen onder “pensioenen op grond van individuele particuliere regelingen” (andere dan die onder het Essobs vallen)) (PY080G).

1.4.1.1.   Gezins- en kindertoelagen (HY050G)

De functie gezin/kinderen omvat uitkeringen waardoor financiële steun wordt verleend aan:

huishoudens die kinderen grootbrengen;

personen die in het levensonderhoud voorzien van familieleden andere dan kinderen.

Dit omvat:

een inkomensgarantie bij geboorte: al dan niet inkomensafhankelijke uitkeringen om de ouder te compenseren voor gederfd loon door de afwezigheid van het werk wegens de geboorte van een kind gedurende de periode vóór en/of na de bevalling of in verband met een adoptie;

geboortetoelagen: uitkeringen die gewoonlijk ineens of in gedeelten worden betaald bij de geboorte van een kind of bij een adoptie;

uitkeringen bij ouderschapsverlof: uitkeringen aan de moeder of de vader, indien deze haar/zijn loopbaan onderbreekt of korter gaat werken om voor een — gewoonlijk jong — kind te zorgen;

de kinderbijslag: periodieke betalingen aan een lid van een huishouden met kinderen ten laste om bij te dragen in de kosten van de opvoeding;

of steun die door de (centrale of lokale) overheid wordt betaald als de partner om een of andere reden de alimentatie of steun voor kinderen niet betaalt. Het door de overheid betaalde bedrag mag niet worden geregistreerd in de variabelen HY080 en HY081;

andere uitkeringen: uitkeringen die los staan van de kinderbijslag en die tot doel hebben huishoudens te helpen bij specifieke onkosten, zoals onkosten die voortvloeien uit de specifieke behoeften van eenoudergezinnen of gezinnen met kinderen met een handicap. Deze uitkeringen kunnen periodieke of eenmalige uitkeringen zijn.

De term verwijst niet naar:

loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling wegens arbeidsongeschiktheid in verband met moederschapsverlof, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G));

moederschapsuitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op haar aanspraken uit hoofde van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G)).

1.4.1.2.   Huisvestingstoelagen (HY070G)

De functie huisvesting betreft maatregelen van openbare instanties om huishoudens te helpen hun huisvesting te betalen. Om te bepalen of een huisvestingstoelage al dan niet tot de functie huisvesting behoort, is het van essentieel belang om te weten of deze afhankelijk is van de uitvoering van een onderzoek naar de middelen.

Huisvestingstoelagen omvatten:

huursubsidies: een inkomensoverdracht na een onderzoek naar de middelen door een openbare instantie aan huurders om — tijdelijk of voor langere duur — te helpen bij de huur;

uitkeringen aan bewoners van een eigen woning: een overdracht — na een onderzoek van de middelen — door een openbare instantie aan bewoners van een eigen woning om hen te helpen met de woonlasten; in de praktijk gaat het vaak om hulp bij de betaling van de hypotheek en/of van rente.

De term verwijst niet naar:

sociale huisvestingsmaatregelen via het belastingstelsel (d.w.z. belastingvoordelen);

kapitaaloverdrachten (met name investeringsbijdragen).

1.4.1.3.   Werkloosheidsuitkeringen (PY090G)

Werkloosheidsuitkeringen zijn uitkeringen die de door een werknemer ten gevolge van het verlies van betaald werk gederfde inkomsten geheel of gedeeltelijk vervangen; een bestaansminimum (of een beter inkomen) verschaffen aan personen die hun intrede of herintrede op de arbeidsmarkt doen; de door gedeeltelijke werkloosheid gederfde inkomsten compenseren; de door een oudere werknemer gederfde inkomsten geheel of gedeeltelijk vervangen als deze vóór het bereiken van de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd wegens inkrimping van het personeelsbestand om economische redenen uit het arbeidsproces stapt; bijdragen in de kosten voor opleiding en herscholing van personen die werk zoeken; of bijdragen in de reis- of verhuiskosten van werklozen die elders werk hebben gevonden.

Hieronder wordt verstaan:

uitkeringen bij volledige werkloosheid: uitkeringen ter compensatie van gederfde inkomsten, als de betrokkene in staat en beschikbaar is om te werken, maar geen geschikt werk kan vinden. Dit betreft ook personen die nog niet eerder hebben gewerkt;

uitkeringen bij gedeeltelijke werkloosheid: uitkeringen ter compensatie van gederfde inkomsten wegens officiële werktijdverkorting en/of tijdelijke werkloosheid, ongeacht de oorzaak (recessie in het bedrijfsleven of productievermindering, storing van apparatuur, klimatologische omstandigheden, ongevallen enz.), waarbij het dienstverband tussen werknemer en werkgever blijft bestaan;

uitkeringen bij vervroegde uittreding om economische redenen: periodieke betalingen aan oudere werknemers die vóór het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd het arbeidsproces verlaten wegens werkloosheid of inkrimping van het personeel om economische redenen, zoals bij een herstructurering van een industriële sector of een onderneming. Deze betalingen worden gewoonlijk gestopt zodra de begunstigde de normale pensioengerechtigde leeftijd bereikt en voor een ouderdomspensioen in aanmerking komt;

toelagen voor beroepsopleiding: betaling door wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen of openbare instanties ten behoeve van personen die tot de beroepsbevolking behoren en die deelnemen aan scholingsprogramma’s om hun kansen op de arbeidsmarkt te verbeteren;

mobiliteit en hervestiging: betalingen door wettelijke-socialeverzekeringsinstellingen of openbare instanties aan werklozen teneinde hen te stimuleren om naar een andere plaats te verhuizen of van beroep te veranderen;

ontslagvergoedingen bij einde dienstverband (uitkeringen ter compensatie van werknemers voor de stopzetting van het dienstverband, voordat in deze baan de normale pensioengerechtigde leeftijd is bereikt);

afvloeiingsregelingen: uitbetalingen van een hoofdsom aan werknemers die niet door eigen schuld zijn ontslagen door een onderneming die wordt opgeheven of afgeslankt;

andere uitkeringen: overige financiële steun, met name in de vorm van betalingen aan langdurig werklozen.

Hieronder worden niet verstaan:

gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder “gezins- en kindertoelagen” (HY050G)).

1.4.1.4.   Ouderdomsuitkeringen (PY100G)

De functie ouderdom betreft de verlening van sociale bescherming tegen risico’s die verband houden met ouderdom: inkomstenderving, ontoereikend inkomen, gebrek aan zelfstandigheid in het dagelijkse leven, verminderde deelname aan het maatschappelijke leven enz.

Tot de ouderdomsuitkeringen behoren uitkeringen die een vervangend inkomen verschaffen als de oudere zich uit de arbeidsmarkt terugtrekt of die een bepaald inkomen garanderen bij het bereiken van een vastgestelde leeftijd.

Hieronder wordt verstaan:

ouderdomspensioenen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie voor de begunstigde bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd, of als inkomenssteun voor ouderen;

vervroegd ouderdomspensioen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie, als de begunstigde vóór het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd, zoals vastgesteld in de desbetreffende regeling of referentieregeling, uit het arbeidsproces stapt. Een vervroegd ouderdomspensioen kan worden verleend met of zonder aftrek van het normale pensioen;

deelpensioenen: periodieke betalingen van een deel van het volledige ouderdomspensioen aan oudere werknemers die korter gaan werken of wier inkomen uit een beroepsbezigheid onder een bepaald minimum ligt;

verzorgingsuitkeringen: uitkeringen aan ouderen die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging (anders dan medische verzorging) meebrengt. De uitkering mag niet een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten zijn;

invaliditeitsuitkeringen in geld die na de normale pensioengerechtigde leeftijd worden verstrekt;

eenmalige uitkeringen bij het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd;

andere uitkeringen: andere periodieke betalingen of betalingen ineens bij pensionering of wegens ouderdom, zoals uitkering van de hoofdsom aan personen die niet aan alle voorwaarden voor een periodiek ouderdomspensioen voldoen of die aangesloten waren bij een regeling die bij pensionering uitsluitend een hoofdsom uitkeert.

Onder ouderdomsuitkeringen vallen niet:

gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder “gezins- en kindertoelagen” (HY050G));

uitkeringen bij vervroegde uittreding die verband houdt met de situatie op de arbeidsmarkt of met verminderde arbeidsgeschiktheid (vallen onder respectievelijk “werkloosheidsuitkeringen” (PY090G) en “invaliditeitsuitkeringen” (PY130G));

uitkeringen aan ouderen die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging meebrengt, wanneer het gaat om een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten.

1.4.1.5.   Nabestaandenuitkeringen (PY110G)

Onder een “nabestaandenuitkering” wordt verstaan een al dan niet tijdelijk inkomen voor personen onder de pensioengerechtigde leeftijd na de dood van hun partner of een naast familielid, gewoonlijk als de overledene voor de begunstigde de voornaamste kostwinner was.

Rechthebbenden kunnen de partner of voormalige partner, kinderen, kleinkinderen, ouders of andere familieleden van de overledene zijn. In sommige gevallen kan een uitkering ook worden uitbetaald aan iemand buiten de familie.

Een nabestaandenuitkering wordt gewoonlijk krachtens een afgeleid recht verstrekt, d.w.z. krachtens een recht dat werd verworven door een ander wiens overlijden voorwaarde voor de toekenning van de uitkering is.

Hieronder vallen:

nabestaandenpensioenen: periodieke betalingen, zelfs na het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd, aan personen wier recht op een uitkering is afgeleid van hun verwantschap met een overledene die door de regeling werd beschermd (weduwen, weduwnaars, wezen en dergelijke);

uitkering bij overlijden: eenmalige uitkering aan iemand wiens recht op een uitkering is afgeleid van zijn/haar verwantschap met een overledene (weduwen, weduwnaars, wezen en dergelijke);

andere uitkeringen: overige periodieke of eenmalige betalingen krachtens een afgeleid recht van een nabestaande.

Hieronder worden niet verstaan:

gezinstoelagen voor kinderen ten laste (vallen onder “gezins- en kindertoelagen” (HY050G));

uitvaartkosten;

nabestaandenuitkeringen van een werkgever aan andere rechthebbenden, in aanvulling op hun aanspraken in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G)).

1.4.1.6.   Ziekte-uitkeringen (PY120G)

Onder “ziekte-uitkeringen” worden verstaan uitkeringen in geld ter gehele of gedeeltelijke vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval.

Hieronder vallen:

doorbetaling van loon bij ziekte: een vast bedrag of inkomensafhankelijke betalingen die tot doel hebben de beschermde persoon geheel of gedeeltelijk te compenseren voor gederfd loon in verband met een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval. Deze uitkeringen kunnen worden betaald door autonome socialebeschermingsregelingen of door de werkgever in de vorm van doorbetaling van loon gedurende de periode dat de werknemer ziek is;

doorbetaling bij ziekte of ongeval van een kind ten laste;

andere uitkeringen: diverse betalingen aan de beschermde in verband met ziekte of ongeval.

De term verwijst niet naar:

uitkeringen in geld ter vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens zwangerschap (vallen onder “gezins- en kindertoelagen” (HY050G));

uitkeringen in geld ter vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens invaliditeit (vallen onder “invaliditeitsuitkeringen” (PY130G));

loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer via een socialeverzekeringsregeling bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G));

uitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op de ziekteverlofuitkering waarop aanspraak kan worden gemaakt in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G)).

1.4.1.7.   Invaliditeitsuitkeringen (PY130G)

Onder een “invaliditeitsuitkering” wordt verstaan een uitkering die een inkomen verschaft aan personen die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die voor meer dan een bij wet vastgelegd minimumpercentage arbeidsongeschikt zijn ten gevolge van een lichamelijke of geestelijke handicap.

Invaliditeit is de volledige of gedeeltelijke ongeschiktheid om een beroepsbezigheid uit te oefenen of een normaal maatschappelijk leven te leiden ten gevolge van een lichamelijke of geestelijke handicap die waarschijnlijk blijvend is of langer dan een vastgestelde minimumperiode zal voortduren.

Hieronder vallen:

invaliditeitspensioen: periodieke betalingen die bedoeld zijn als inkomensgarantie of -steun voor iemand die de normale pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die een handicap heeft waardoor hij of zij voor meer dan een bij wet vastgesteld minimumpercentage arbeidsongeschikt is;

uitkeringen bij vervroegde uittreding in verband met verminderde arbeidsgeschiktheid: periodieke betalingen aan oudere werknemers die vóór de normale pensioengerechtigde leeftijd uit het arbeidsproces stappen ten gevolge van verminderde arbeidsgeschiktheid. Deze betalingen worden gewoonlijk gestopt zodra de begunstigde de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

verzorgingsuitkeringen: uitkeringen aan personen met een handicap die de normale pensioengerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt en die frequent of constant financiële steun nodig hebben in verband met de extra kosten die hun verzorging (anders dan medische verzorging) meebrengt. De uitkering mag niet een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten zijn;

economische integratie van personen met een handicap: toelagen ten behoeve van personen met een handicap als zij aan hun toestand aangepast werk verrichten, gewoonlijk in een beschermde werkplaats, of als zij een beroepsopleiding volgen;

invaliditeitsuitkeringen waarop kinderen met een handicap zelf recht hebben, ongeacht van wie ze ten laste komen;

andere uitkeringen: periodieke betalingen of betalingen ineens die niet bij een van bovengenoemde rubrieken kunnen worden ingedeeld, zoals incidentele inkomenssteun.

Onder invaliditeitsuitkeringen vallen niet:

uitkeringen ter gehele of gedeeltelijke vervanging van gederfd loon tijdens een tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval (vallen onder “ziekte-uitkeringen” (PY120G));

gezinstoelagen aan ontvangers van invaliditeitsuitkeringen (vallen onder “gezins- en kindertoelagen” (HY050G));

uitkeringen aan nabestaanden van personen met een handicap, zoals pensioenen (vallen onder “nabestaandenuitkeringen” (PY110G));

uitkeringen in de vorm van een vergoeding van met bewijzen gestaafde onkosten;

invaliditeitsuitkeringen in geld, verstrekt na het bereiken van de normale pensioengerechtigde leeftijd (vallen onder “ouderdomsuitkeringen” (PY100G));

loonvervangende betalingen van een werkgever aan een werknemer of voormalige werknemer via een socialeverzekeringsregeling bij arbeidsongeschiktheid wegens invaliditeit, tenzij dergelijke betalingen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G));

uitkeringen van een werkgever aan een werknemer, in aanvulling op de invaliditeitsuitkering waarop aanspraak kan worden gemaakt in het kader van een socialeverzekeringsregeling, tenzij dergelijke uitkeringen duidelijk als sociale uitkering kunnen worden onderscheiden (vallen onder “bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar” (PY010G)).

1.4.1.8.   Onderwijstoelagen (PY140G)

Onder een “onderwijstoelage” wordt verstaan een studietoelage, beurs en overige steun ter zake aan studenten of leerlingen.

1.4.1.9.   Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060G)

Uitkeringen uit hoofde van de functie “overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting” zijn bestemd voor “sociaal uitgeslotenen” of “zij die het risico lopen sociaal te worden uitgesloten”. De algemene doelgroep omvat mensen in armoede, migranten, vluchtelingen, drugs- en alcoholverslaafden, en slachtoffers van geweldmisdrijven.

De term verwijst naar:

inkomenssteun: periodieke betalingen aan personen met een ontoereikend inkomen. Om aanspraak te kunnen maken op inkomenssteun kunnen naast de voorwaarde dat de persoonlijke middelen een bepaald maximum niet overschrijden ook voorwaarden worden gesteld met betrekking tot nationaliteit, ingezetenschap, leeftijd, beschikbaarheid om te werken en gezinssituatie. De uitkering kan van beperkte of onbeperkte duur zijn; zij kan worden uitbetaald aan de betrokkene zelf of aan het gezin en kan worden verstrekt door de centrale of door een lagere overheid;

andere uitkeringen: steun aan arme en kwetsbare personen om hun armoede te verlichten of hen in moeilijke situaties bij te staan. Deze uitkeringen kunnen worden betaald door particuliere instellingen zonder winstoogmerk.

1.4.2.   Periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld

Onder “periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld” worden de periodieke geldbedragen verstaan die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn ontvangen van andere huishoudens of personen.

“Periodiek” betekent niet dat er sprake is van nauwkeurige timing en vereist geen sterke periodiciteit. Het kan verwijzen naar een of twee verschillende tijdsbestekken:

een jaarlijks bedrag dat elk jaar of verschillende jaren na elkaar wordt ontvangen,

of, de periodieke (bv. maandelijkse) ontvangsten gedurende een korte periode die is ingebed in de inkomensreferentieperiode (bv. zes maanden).

1.4.2.1.   Periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G)

Periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld, verwijzen naar ontvangen periodieke betalingen, zelfs als deze slechts eenmaal per jaar werden ontvangen, die beschikbaar zijn om (periodieke) uitgaven voor verbruik te betalen.

De term verwijst naar:

verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis;

periodieke financiële ondersteuning van personen die niet tot het huishouden behoren;

periodieke financiële ondersteuning van huishoudens in andere landen.

Hieronder worden niet verstaan:

gratis of gesubsidieerde huisvesting, ter beschikking gesteld door een ander huishouden (valt onder “huurwaarde” (HY030G));

erfenissen en andere kapitaaloverdrachten, d.w.z. overdrachten ontvangen van andere huishoudens die het huishouden niet volledig beschikbaar acht voor verbruik binnen de inkomensreferentieperiode;

geschenken en andere grote, eenmalige en onverwachte geldstromen, zoals eenmalig ontvangen bedragen voor de aankoop van een auto, een huis en dergelijke, of die bedoeld zijn als spaargeld voor verbruik op de lange termijn (meer dan één jaar vooraf);

alimentatie of steun die door de (centrale of lokale) overheid wordt betaald als de partner om een of andere reden de alimentatie of steun voor kinderen niet betaalt. Het door de overheid betaalde bedrag moet worden geregistreerd bij de gezinstoelagen (variabele HY050).

1.4.2.2   Ontvangen alimentatie (HY081G)

Alimentatie omvat:

verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis.

Alimentatie verwijst naar ontvangsten voor kinderen en/of voormalige partners, die vanuit hetzelfde land of vanuit een ander land afkomstig kunnen zijn.

Alimentatie omvat niet:

periodieke financiële ondersteuning (exclusief alimentatie) van personen die niet tot het huishouden behoren;

periodieke financiële ondersteuning (exclusief alimentatie) van huishoudens in andere landen;

gratis of gesubsidieerde huisvesting, ter beschikking gesteld door een ander huishouden (valt onder “huurwaarde”);

erfenissen en andere kapitaaloverdrachten, d.w.z. overdrachten ontvangen van andere huishoudens die het huishouden niet volledig beschikbaar acht voor verbruik binnen de inkomensreferentieperiode;

geschenken en andere grote, eenmalige en onverwachte geldstromen, zoals eenmalig ontvangen bedragen voor de aankoop van een auto of een huis, of die bedoeld zijn als spaargeld voor verbruik op de lange termijn (meer dan één jaar vooraf);

alimentatie of steun die door de (centrale of lokale) overheid wordt betaald als de partner om een of andere reden de alimentatie of steun voor kinderen niet betaalt. Het door de overheid betaalde bedrag moet worden geregistreerd bij de gezinstoelagen (variabele HY050).

1.5.   Andere ontvangen inkomsten

1.5.1.   Inkomen van personen jonger dan 16 jaar (HY110G)

Onder “inkomen van personen jonger dan zestien jaar” wordt verstaan het bruto-inkomen van alle leden van het huishouden onder de 16 tijdens de inkomensreferentieperiode.

Hieronder worden niet verstaan:

overdrachten tussen leden van het huishouden;

inkomens die op het niveau van het huishouden worden geregistreerd (d.w.z. de variabelen HY040G, HY050G, HY060G, HY070G, HY080G en HY090G).

1.6.   Betaling van rente

1.6.1.   Betaalde rente op hypotheken (HY100G)

Onder “betaalde rente op hypotheken” wordt verstaan het totale brutobedrag, vóór aftrek van belastingkredieten of belastingvoordelen, dat tijdens de inkomensreferentieperiode is betaald aan hypotheekrente voor het hoofdverblijf van het huishouden.

Hieronder worden niet verstaan:

andere hypotheekbetalingen, of het nu gaat om rente of om de hoofdsom, die op hetzelfde moment worden gedaan, zoals verzekeringen die hypotheekbescherming bieden, of opstal- en inboedelverzekeringen;

betalingen in verband met de herfinanciering van hypotheken om middelen te verkrijgen die aan de woning worden besteed (bv. voor reparaties, renovaties, onderhoud enz.) of voor andere doeleinden worden gebruikt;

aflossingen op de hoofdsom.

1.7.   Betaalde inkomensoverdrachten

Betaalde inkomensoverdrachten worden uitgesplitst in:

1)

Inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G);

2)

Periodieke vermogensbelastingen (HY120G);

3)

Sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G);

4)

Periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G).

1.7.1.   Inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G)

Onder “inkomstenbelasting” worden de belastingen op inkomens, winsten en kapitaalwinsten verstaan. Deze worden vastgesteld op basis van het werkelijke of veronderstelde inkomen van individuen, huishoudens of fiscale eenheden. Tot de belastingen op inkomen behoren ook belastingen op eigendom van vermogen, grond of onroerend goed, indien op basis daarvan het inkomen van de eigenaren wordt geraamd. Ook belastingen in verband met pensioenen ontvangen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Essobs vallen) behoren hiertoe.

Inkomstenbelastingen omvatten:

belastingen die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn betaald op het inkomen van individuen, huishoudens of fiscale eenheden (inkomen uit arbeid, vermogen of ondernemerschap, pensioenen enz.), met inbegrip van belastingen die door de werkgevers worden ingehouden (loonbelastingen), andere direct ingehouden belastingen en belastingen op het inkomen van eigenaren van ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid;

teruggave van belasting, ontvangen tijdens de inkomensreferentieperiode, die verband houdt met de belasting die op het tijdens de inkomensreferentieperiode of in voorgaande jaren ontvangen inkomen is betaald. Het bedrag moet op de betaalde belastingen in mindering worden gebracht;

de rente die in rekening is gebracht voor achterstallige betalingen van verschuldigde belastingen en boeten die de belastingdienst heeft opgelegd.

In afwijking hiervan kunnen de lidstaten die gebruikmaken van registergegevens, de belastingen op het in de inkomensreferentieperiode “ontvangen inkomen” opgeven, evenals andere lidstaten waarvoor dit de meest geschikte methode is, mits het effect op de vergelijkbaarheid van gegevens marginaal blijft.

Hieronder vallen niet:

betalingen voor jacht-, schiet- en visvergunningen.

Onder “sociale premies” worden verstaan de premies van werknemers, zelfstandigen, werklozen, gepensioneerden en anderen (indien van toepassing) die tijdens de inkomensreferentieperiode zijn betaald aan verplichte wettelijke of door de werkgever ingestelde socialeverzekeringsregelingen (pensioen, gezondheid enz.).

1.7.2.   Periodieke vermogensbelastingen (HY120G)

Onder “periodieke vermogensbelastingen” worden verstaan periodieke belastingen op het eigendom of het gebruik van grond of onroerende goederen door de eigenaren ervan, en belastingen op het nettovermogen en andere activa (juwelen en andere uiterlijke tekenen van welstand). Het gaat hierbij om belastingen die zijn betaald tijdens de inkomensreferentieperiode.

Periodieke vermogensbelastingen omvatten:

periodieke belastingen op het eigendom van de hoofdwoning van het huishouden;

periodieke belastingen op het eigendom van ander vastgoed;

de rente die in rekening is gebracht voor achterstallige betalingen van verschuldigde belastingen en boeten die de belastingdienst heeft opgelegd;

onroerendgoedbelastingen die een huurder rechtstreeks aan de belastingdienst heeft betaald.

Periodieke vermogensbelastingen omvatten geen:

niet-periodieke heffingen, zoals successie- en schenkingsrechten;

belastingen op eigendom van vermogen, grond of onroerend goed, indien dat eigendom wordt gebruikt als basis voor de berekening van het inkomen van de eigenaren (vallen onder “inkomstenbelasting en sociale premies” (HY140G));

belastingen op grond, gebouwen of andere activa die ondernemingen bezitten of huren en voor hun productieactiviteiten gebruiken (dergelijke belastingen worden beschouwd als belastingen op productie. Ze worden afgetrokken van de marktoutput van het inkomen uit zelfstandige bedrijfsuitoefening om de component “brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld” (PY050G) te kunnen berekenen.)

1.7.3.   Periodieke belastingen op het eigendom van de hoofdwoning van het huishouden (HY121G)

Dit verwijst naar periodieke belastingen op het eigendom of het gebruik van grond of onroerende goederen waar de woning zich bevindt door de eigenaren ervan. Het gaat hierbij om periodieke belastingen die zijn betaald tijdens de inkomensreferentieperiode.

1.7.4.   Sociale premies ten laste van werkgevers (PY030G)

“Sociale premies ten laste van werkgevers” maken deel uit van het “inkomen uit loondienst”.

1.7.5.   Periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld

Dit verwijst naar periodieke geldbedragen die tijdens de inkomensreferentieperiode aan andere huishoudens zijn betaald.

“Periodiek” betekent niet dat er sprake is van nauwkeurige timing en vereist geen sterke periodiciteit. Het kan verwijzen naar twee verschillende tijdsbestekken:

een jaarlijks bedrag dat elk jaar of verschillende jaren na elkaar wordt ontvangen,

of, de periodieke (bv. maandelijkse) ontvangsten gedurende een korte periode die is ingebed in de inkomensreferentieperiode (bv. zes maanden).

1.7.5.1.   Periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G)

Dit verwijst naar periodieke geldbedragen die tijdens de inkomensreferentieperiode aan andere huishoudens zijn betaald. Ze moeten verwijzen naar periodieke betalingen uit het inkomen, ook als deze eenmaal per jaar plaatsvinden.

Hieronder vallen:

verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis;

periodieke financiële ondersteuning van personen die niet tot het huishouden behoren;

periodieke financiële ondersteuning van huishoudens in andere landen.

De term verwijst niet naar kapitaaloverdrachten en geld dat uit spaargeld wordt opgenomen.

1.7.5.2   Betaalde alimentatie (HY131G)

Alimentatie verwijst naar betalingen voor kinderen en/of voormalige partners, binnen hetzelfde land of naar een ander land.

Alimentatie omvat:

verplichte alimentatie en steun voor kinderen;

vrijwillige alimentatie en steun voor kinderen, op periodieke basis.

Alimentatie omvat niet:

periodieke financiële ondersteuning (exclusief alimentatie) aan personen die niet tot het huishouden behoren;

periodieke financiële ondersteuning (exclusief alimentatie) aan huishoudens in andere landen;

kapitaaloverdrachten en geld dat uit spaargeld wordt opgenomen.

2.   NETTO-INKOMENSCOMPONENTEN

Netto-inkomenscomponenten worden afgeleid van de bijbehorende bruto-inkomenscomponenten, na aftrek van aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en van sociale premies.

Nettocomponenten kunnen als volgt worden opgegeven:

(1)

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies;

(2)

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting;

(3)

Netto, exclusief sociale premies.

3.   TOTAAL BRUTO- EN BESCHIKBAAR INKOMEN VAN HET HUISHOUDEN

3.1.   Het totale bruto-inkomen van het huishouden (HY010) wordt als volgt berekend:

De som van de componenten van het persoonlijke bruto-inkomen van alle leden van het huishouden (bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G); auto van de zaak (PY021G), brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld (PY050G); pensioenen ontvangen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Essobs vallen) (PY080G), werkloosheidsuitkeringen (PY090G); ouderdomsuitkeringen (PY100G); nabestaandenuitkeringen (PY110G); ziekte-uitkeringen (PY120G); invaliditeitsuitkeringen (PY130G) en onderwijstoelagen (PY140G)) plus de componenten van het bruto-inkomen van het huishouden (inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G); gezins- en kindertoelagen (HY050G); overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060G); huisvestingstoelagen (HY070G); periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G); rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G); en inkomen van personen jonger dan 16 jaar (HY110G).

3.2.   Het totale beschikbare inkomen van het huishouden (HY020) wordt als volgt berekend:

De som van de componenten van het persoonlijke bruto-inkomen van alle leden van het huishouden (bruto-inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar (PY010G); auto van de zaak (PY021G); brutowinst of -verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening (inclusief royalty’s), in geld (PY050G) pensioenen ontvangen op grond van individuele particuliere regelingen (andere dan die welke onder het Essobs vallen) (PY080G), werkloosheidsuitkeringen (PY090G); ouderdomsuitkeringen (PY100G); nabestaandenuitkeringen (PY110G); ziekte-uitkeringen (PY120G); invaliditeitsuitkeringen (PY130G) en onderwijstoelagen (PY140G)) plus de componenten van het bruto-inkomen van het huishouden (inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond (HY040G); gezins- en kindertoelagen (HY050G); overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060G); huisvestingstoelagen (HY070G); periodiek ontvangen overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY080G); rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid (HY090G); en inkomen van personen jonger dan 16 jaar (HY110G); min periodieke vermogensbelastingen (HY120G); periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld (HY130G); en inkomstenbelasting en sociale premies (HY140G).

Dit houdt het volgende in: HY020 = HY010 — HY120G — HY130G — HY140G.

De variabele HY140G omvat bijbetalingen of terugontvangsten in verband met fiscale correctie van het inkomen, de direct ingehouden inkomstenbelasting en de sociale premies (indien van toepassing);

3.3.   Het totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale overdrachten, exclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen (HY022) wordt gedefinieerd als:

het totale beschikbare inkomen (HY020), min de totale netto-overdrachten, plus de ouderdomsuitkeringen (PY100N) en nabestaandenuitkeringen (PY110N) (d.w.z. het totale beschikbare inkomen (HY020) min de werkloosheidsuitkeringen (PY090N); ziekte-uitkeringen (PY120N); invaliditeitsuitkeringen (PY130N); onderwijstoelagen (PY140N); gezins- en kindertoelagen (HY050N); overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060N); en huisvestingstoelagen (HY070N).

3.4.   Het totaal beschikbaar inkomen van een huishouden vóór sociale overdrachten, inclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen (HY023) wordt gedefinieerd als:

Het totale beschikbare inkomen (HY020) min de totale netto-overdrachten (werkloosheidsuitkeringen (PY090N); ouderdomsuitkeringen (PY100N); nabestaandenuitkeringen (PY110N); ziekte-uitkeringen (PY120N); invaliditeitsuitkeringen (PY130N); onderwijstoelagen (PY140N); gezins- en kindertoelagen (HY050N); overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (HY060N); en huisvestingstoelagen (HY070N).

3.5.   Equivalent beschikbaar inkomen wordt gedefinieerd als:

Het totale beschikbare inkomen van het huishouden, gedeeld door de “equivalente omvang” ervan.

3.6.   Equivalente omvang

Dit verwijst naar de gewijzigde OESO-schaal voor equivalentie (waarbij aan de eerste volwassene een gewicht van 1,0, aan de overige in het huishouden woonachtige personen van 14 jaar of ouder een gewicht van 0,5 en aan ieder kind van minder dan 14 jaar een gewicht van 0,3 wordt toegekend).

4.   ANDERE RUBRIEKEN DIE NIET ALS INKOMENSBESTANDDEEL WORDEN BESCHOUWD

4.1.   Premies voor individuele particuliere pensioenregelingen (PY035G)

Onder een premie die tijdens de inkomensreferentieperiode aan een individuele particuliere pensioenregeling is betaald, wordt verstaan: de premie voor een pensioenpolis die een individueel huishouden op eigen initiatief, onafhankelijk van de werkgever of de overheid en buiten een socialeverzekeringsregeling om, voor zichzelf heeft afgesloten.

Deze premies vormen de tegenhanger van de “pensioenen op grond van individuele particuliere regelingen” (andere dan die welke onder het Essobs vallen) (PY080G).

De term omvat premies voor individuele regelingen voor een ouderdoms-, nabestaanden-, ziekte-, invaliditeits- of werkloosheidspensioen.


(1)  Bij de sociale uitkeringen in de EU-SILC gaat het, met uitzondering van de huisvestingsvergoedingen, alleen om uitkeringen in geld.

(2)  Om het welzijn van huishoudens nauwkeuriger te kunnen meten, worden de tijdens de inkomensreferentieperiode eenmalig ontvangen uitkeringen volgens de technische aanbevelingen van Eurostat behandeld. Op dezelfde wijze kunnen vóór de inkomensreferentieperiode eenmalig ontvangen uitkeringen in aanmerking worden genomen en volgens de aanbevelingen van Eurostat worden toegerekend.


BIJLAGE II

Technische kenmerken van de variabelen

Identificatiecode variabele

Naam van de variabele

Modaliteitscode

Modaliteitslabel

Verzamel-eenheid

Verzamelwijze

Referentieperiode

INFORMATIE OVER GEGEVENSVERZAMELING

DB010

Enquêtejaar

Jaar

Enquêtejaar

Huishouden

Kader

Huidig

DB020

Land van verblijf

SCL GEO-code

Land van verblijf

Huishouden

Kader

Constante

DB040

Regio van verblijf

NUTS (2 cijfers)

Regio (2 cijfers)

Huishouden

Kader, register of interviewer

Huidig

DB040_F

Regio van verblijf

(vlag)

1

Ingevuld volgens NUTS

 

 

 

-1

Ontbreekt

DB050

Stratum

1-99999

Identificatiecode van stratum

Huishouden

Kader, register of steekproef-opzet

Bij selectie

DB050_F

Stratum

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

2

Zichzelf vertegenwoordigende PSU

3

Samengevoegde strata wegens een enkele PSU (uitsluitend voor huishoudens geselecteerd in het stratum met een enkele PSU)

-2

Niet van toepassing (geen stratificatie)

DB060

Primaire steekproefeenheid (PSU)

1-99999

Identificatiecode van de primaire steekproefeenheid

Huishouden

Kader, register of steekproef-opzet

Bij selectie

DB060_F

Primaire steekproef-eenheid (PSU)

(vlag)

1

Rotatie toegepast op PSU-niveau (volgens rotatie wordt de PSU bij de steekproef gevoegd of uit de steekproef verwijderd)

 

 

 

2

Rotatie toegepast op SSU-niveau of op het niveau van het huishouden (de PSU blijft gedurende de gehele EU-SILC deel uitmaken van de steekproef)

-2

Niet van toepassing (geen eentraps- of tweetrapssteekproef)

DB062

Secundaire steekproefeenheid (SSU)

1-99999

Identificatiecode van de secundaire steekproefeenheid

Huishouden

Kader, register of steekproef-opzet

Bij selectie

DB062_F

Secundaire steek-proefeenheid (SSU)

(vlag)

1

Rotatie toegepast op PSU-niveau (volgens rotatie wordt de PSU bij de steekproef gevoegd of uit de steekproef verwijderd)

 

 

 

2

Rotatie toegepast op SSU-niveau of op het niveau van het huishouden (de PSU blijft gedurende de gehele EU-SILC deel uitmaken van de steekproef)

-2

Niet van toepassing (geen eentraps- of tweetrapssteekproef)

DB070

Selectievolgorde van PSU

1-99999

Selectievolgorde van PSU

Huishouden

Kader, register of steekproefopzet

Bij selectie

DB070_F

Selectie-volgorde van PSU

(vlag)

11

Volgorde in steekproefkader ligt vast voor alle EU-SILC-enquêtejaren en alle PSU’s hebben dezelfde selectiekans (binnen expliciete strata)

 

 

 

12

Volgorde in steekproefkader ligt vast voor alle EU-SILC-enquêtejaren en de PSU’s hebben niet dezelfde selectiekans (binnen expliciete strata)

21

Volgorde in steekproefkader kan variëren en alle PSU’s hebben dezelfde selectiekans (binnen expliciete strata)

22

Volgorde in steekproefkader kan variëren en de PSU’s hebben niet dezelfde selectiekans (binnen expliciete strata)

-2

Niet van toepassing (geen systematische selectie)

DB075

Roterende groep

1-9

Roterende groep

Huishouden

Afgeleid

Constante

DB075_F

Roterende groep

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (er wordt geen roterende proefopzet gebruikt)

DB076

Interview-ronde

1-9

Interviewronde

Huishouden

Afgeleid

Huidig

DB076_F

Interviewronde

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

DB110

Positie in het huishouden

1

Huishouden uit vorige ronde: op hetzelfde adres als bij vorig interview

Huishouden

Inter-viewer

Huidig

2

Huishouden uit vorige ronde: het hele huishouden is verhuisd naar een particulier huishouden in hetzelfde land

3

Huishouden valt niet langer in waarnemingsgebied: het hele huishouden is verhuisd naar een collectief huishouden of een instelling in hetzelfde land

4

Huishouden valt niet langer in waarnemingsgebied: het huishouden is verhuisd naar een ander land

5

Huishouden valt niet langer in waarnemingsgebied: het hele huishouden is overleden

6

Huishouden valt niet langer in waarnemingsgebied: het huishouden omvat geen steekproefpersoon

7

Geen contact opgenomen met adres: huishouden niet toegankelijk (bijvoorbeeld wegens klimaat-omstandigheden)

8

Nieuw huishouden voor deze ronde: afgesplitst huishouden

9

Nieuw huishouden voor deze ronde: nieuw adres toegevoegd aan steekproef tijdens deze of eerste ronde

10

Fusiehuishouden

11

Geen contact opgenomen met adres: huishouden onvindbaar (geen informatie geregistreerd over wat er met het huishouden gebeurd is)

DB110_F

Positie in het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

DB120

Contact op adres

11

Contact opgenomen op adres/telefonisch

Huishouden

Inter-viewer

Huidig

21

Geen contact opgenomen op adres/telefonisch: niet gelokaliseerd/niet gevonden

22

Geen contact opgenomen op adres/telefonisch: ontoegankelijk

23

Geen contact opgenomen op adres/telefonisch: onbestaand adres, geen woonadres of geen particuliere woning, onbewoonde woning of niet het hoofdverblijf

DB120_F

Contact op adres

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (DB110 niet gelijk aan 2, 8 of 9)

DB130

Resultaat van vragenlijst over het huishouden

11

Vragenlijst over het huishouden ingevuld

Huishouden

Inter-viewer

Huidig

21

Weigering om samen te werken

22

Het hele huishouden is gedurende de gehele periode van het veldwerk tijdelijk niet aanwezig

23

Huishouden kan niet antwoorden (ziekte, arbeidsongeschiktheid, …)

24

Andere reden

DB130_F

Resultaat van vragenlijst over het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (DB120 niet gelijk aan 11 en DB110 niet gelijk aan 1)

DB135

Aanvaarding van interview met het huishouden

1

Interview aanvaard voor gegevensbank

Huishouden

Afgeleid

Huidig

2

Interview verworpen

DB135_F

Aanvaarding van interview met het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (DB130 niet gelijk aan 11)

RB010

Enquêtejaar

Jaar

Enquêtejaar

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd) en voormalige leden van het huishouden

Kader

Huidig

RB020

Land van verblijf

SCL GEO-code

Land van verblijf

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd) en voormalige leden van het huishouden

Kader

Constante

HB010

Enquêtejaar

Jaar

Enquêtejaar

Huishouden

Kader

Huidig

HB020

Land van verblijf

SCL GEO-code

Land van verblijf

Huishouden

Kader

Constante

HB040

Dag van het interview met het huishouden

1-31

Dag van het interview met het huishouden

Huishouden

Interviewer

Huidig

HB040_F

Dag van het interview met het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HB050

Maand van het interview met het huishouden

1-12

Maand van het interview met het huishouden

Huishouden

Interviewer

Huidig

HB050_F

Maand van het interview met het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HB060

Jaar van het interview met het huishouden

Jaar

Jaar van het interview met het huishouden

Huishouden

Interviewer

Huidig

HB060_F

Jaar van het interview met het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

HB100

Aantal minuten om vragenlijst over het huishouden in te vullen

1-90

Aantal minuten om vragenlijst over het huishouden in te vullen

Huishouden

Interviewer

Huidig

HB100_F

Aantal minuten om vragenlijst over het huishouden in te vullen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

PB010

Enquêtejaar

Jaar

Enquêtejaar

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Kader

Huidig

PB020

Land van verblijf

SCL GEO-code

Land van verblijf

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Kader

Constante

PB090

Dag van persoonlijk interview

1-31

Dag van persoonlijk interview

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Interviewer

Huidig

PB090_F

Dag van persoonlijk interview

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PB100

Maand van persoonlijk interview

1-12

Maand van persoonlijk interview

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Inter-viewer

Huidig

PB100_F

Maand van persoonlijk interview

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PB110

Jaar van persoonlijk interview

Jaar

Jaar van persoonlijk interview

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Inter-viewer

Huidig

PB110_F

Jaar van persoonlijk interview

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PB120

Aantal minuten om persoonlijke vragenlijst in te vullen

1-90

Aantal minuten om persoonlijke vragenlijst in te vullen

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Interviewer

Huidig

PB120_F

Aantal minuten om persoonlijke vragenlijst in te vullen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (informatie uitsluitend uit registers gehaald)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

IDENTIFICATIE

DB030

Identificatiecode van het huishouden

ID-nummer

Identificatiecode van het huishouden

Huishouden

Kader of interviewer

Huidig

RB030

Persoonlijke identificatiecode

ID-nummer

Persoonlijke identificatiecode

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd) en voormalige leden van het huishouden

Kader of interviewer

Constante

RB032

Volgnummer van de persoon in het huishouden

Nummer

Volgnummer van de persoon in het huishouden

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Kader of interviewer

Huidig

RB032_F

Volgnummer van de persoon in het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (eenpersoonshuishouden)

RB040

Huidige identificatiecode (ID) van het huishouden

ID-nummer

Huidige identificatiecode (ID) van het huishouden

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd) en voormalige leden van het huishouden

Kader of interviewer

Huidig

RB100

Steekproef-persoon of mede-bewoner

1

Steekproefpersoon

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Kader of interviewer

Constante

2

Medebewoner

RB100_F

Steekproef-persoon of mede-bewoner

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HB030

Identificatiecode van het huishouden

ID-nummer

Identificatiecode van het huishouden

Huishouden

Kader, register of interviewer

Huidig

HB070

Persoonlijke identificatiecode van de persoon die antwoordt op de vragenlijst voor het huishouden

ID-nummer

Persoonlijke identificatiecode van de persoon die antwoordt op de vragenlijst voor het huishouden

Huishouden

Inter-viewer

Huidig

HB070_F

Persoonlijke identificatiecode van de persoon die antwoordt op de vragenlijst voor het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

PB030

Persoon-lijke identificatiecode

ID-nummer

Persoonlijke identificatiecode

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Kader, register of inter-viewer

Constante

PB265

Persoon-lijke identificatiecode van de persoon die de persoon-lijke vragenlijst heeft ingevuld

ID-nummer

Persoonlijke identificatiecode van de persoon die de persoonlijke vragenlijst heeft ingevuld

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Inter-viewer

Huidig

PB265_F

Persoonlijke identificatie-code van de persoon die de persoonlijke vragenlijst heeft ingevuld

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PB260 niet gelijk aan 2)

WEGINGEN

DB080

Opzet-weging huishouden

Gewicht

Opzetweging huishouden

Huishouden

Samen-gesteld

Huidig

DB080_F

Opzetweging huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (niet het eerste jaar in de enquête of afgesplitst)

DB090

Trans-versaal gewicht huishouden

Gewicht

Transversaal gewicht huishouden

Huishouden

Samen-gesteld

Huidig

DB090_F

Transversaal gewicht huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-7

Niet van toepassing (DB010 niet gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

DB095

Longitu-dinaal gewicht huishouden

Gewicht

Longitudinaal gewicht huishouden

Huishouden

Samen-gesteld

Huidig

DB095_F

Longitudinaal gewicht huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (DB110 gelijk aan 9 en DB010 gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

RB050

Trans-versaal gewicht persoon

Gewicht

Transversaal gewicht persoon

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB050_F

Transversaal gewicht persoon

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

RB060

Basis-gewicht persoon

Gewicht

Basisgewicht persoon

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB060_F

Basisgewicht persoon

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

RB062

Longitu-dinaal gewicht (periode van twee jaar)

Gewicht

Longitudinaal gewicht (periode van twee jaar)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB062_F

Longitu-dinaal gewicht (periode van twee jaar)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (traject van slechts één jaar voor het individu, d.w.z. individu in eerste ronde)

RB063

Longitu-dinaal gewicht (periode van drie jaar)

Gewicht

Longitudinaal gewicht (periode van drie jaar)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB063_F

Longitu-dinaal gewicht (periode van drie jaar)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (traject van minder dan drie jaar voor het individu, d.w.z. individu in eerste of tweede ronde)

RB064

Longitu-dinaal gewicht (periode van vier jaar)

Gewicht

Longitudinaal gewicht (periode van vier jaar)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB064_F

Longitu-dinaal gewicht (periode van vier jaar)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (traject van minder dan vier jaar voor het individu, d.w.z. individu in eerste, tweede of derde ronde)

RB065

Longitu-dinaal gewicht (periode van vijf jaar)

Gewicht

Longitudinaal gewicht (periode van vijf jaar)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB065_F

Longitu-dinaal gewicht (periode van vijf jaar)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (traject van minder dan vijf jaar voor het individu, d.w.z. individu in eerste, tweede, derde of vierde ronde)

-5

Niet van toepassing (land heeft panel van vier jaar)

RB066

Longitu-dinaal gewicht (periode van zes jaar)

Gewicht

Longitudinaal gewicht (periode van zes jaar)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Samen-gesteld

Huidig

RB066_F

Longitu-dinaal gewicht (periode van zes jaar)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (traject van minder dan zes jaar voor het individu, d.w.z. individu in eerste, tweede, derde, vierde of vijfde ronde)

-5

Niet van toepassing (land heeft panel van vier jaar)

RL070

Trans-versaal gewicht kinderen voor kinder-opvang

Gewicht

Transversaal gewicht kinderen voor kinderopvang

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Samen-gesteld

Huidig

RL070_F

Transversaal gewicht kinderen voor kinderopvang

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 12 jaar op de datum van het interview)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

PB040

Trans-versaal gewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

Gewicht

Transversaal gewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Samen-gesteld

Huidig

PB040_F

Transversaal gewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

PB050

Basisgewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

Gewicht

Basisgewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Samen-gesteld

Huidig

PB050_F

Basisgewicht persoon (alle leden van het huishouden van 16 jaar en ouder)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

PB060

Transversaal gewicht persoon voor geselecteerde respondent

Gewicht

Transversaal gewicht persoon voor geselecteerde respondent

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Samengesteld

Huidig

PB060_F

Transversaal gewicht persoon voor geselecteerde respondent

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (land maakt geen gebruik van het geselecteerde respondentenmodel)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

-7

Niet van toepassing (PB010 niet gelijk aan “laatste jaar van operatie”)

PB070

Opzet-gewicht persoon voor geselecteerde respondent

Gewicht

Opzetgewicht persoon voor geselecteerde respondent

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Samengesteld

Huidig

PB070_F

Opzet-gewicht persoon voor geselecteerde respondent

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (land maakt geen gebruik van het geselecteerde respondentenmodel)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PB080

Basis-gewicht persoon voor geselecteerde respondent

Gewicht

Basisgewicht persoon voor geselecteerde respondent

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Samengesteld

Huidig

PB080_F

Basisgewicht persoon voor geselecteerde respondent

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (land maakt geen gebruik van het geselecteerde respondentenmodel)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

KENMERKEN VAN HET INTERVIEW

RB250

Status van gegevens

11

Informatie ingevuld uitsluitend op basis van interview

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Inter-viewer

Huidig

12

Informatie ingevuld uitsluitend op basis van registers

13

Informatie ingevuld op basis van zowel interview als registers

14

Informatie ingevuld op basis van imputatie volledige records

21

Individu niet in staat om te antwoorden (ziekte, arbeidsongeschiktheid enz.) en geen vervanger mogelijk

22

Heeft geen door hem-/haarzelf ingevulde vragenlijst teruggestuurd

23

Weigering om samen te werken

31

Persoon tijdelijk afwezig en geen vervanger mogelijk

32

Geen contact om andere redenen

33

Informatie niet ingevuld: reden onbekend

RB250_F

Status van gegevens

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-2

Niet van toepassing (RB245 niet gelijk aan 1, 2 of 3)

HB130

Gebruikte interview-techniek (huis-houden)

1

Persoonlijk interview met pen en papier (PAPI)

Huishouden

Inter-viewer

Huidig

2

Computerondersteund individueel interview (CAPI)

3

Computerondersteund telefonisch interview (CATI)

4

Computerondersteund webinterview (CAWI)

5

Andere

HB130_F

Gebruikte interview-techniek (huishouden)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

PB260

Aard van de deelname aan de enquête

1

Rechtstreekse deelname

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Inter-viewer

Huidig

2

Onrechtstreekse deelname

PB260_F

Aard van de deelname aan de enquête

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PB270

Gebruikte interviewtechniek (persoon)

1

Persoonlijk interview met pen en papier (PAPI)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Inter-viewer

Huidig

2

Computerondersteund individueel interview (CAPI)

3

Computerondersteund telefonisch interview (CATI)

4

Computerondersteund webinterview (CAWI)

5

Andere

PB270_F

Gebruikte interviewtechniek (persoon)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

LOKALISATIE

DB100

Urbanisatiegraad

1

Grote steden

Huishouden

Samengesteld

Huidig

2

Kleinere steden en voorsteden

3

Plattelandsgebieden

DB100_F

Urbanisatiegraad

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt (toegestaan vanaf ronde 2)

BEVOLKING

RB080

Geboortejaar

Jaar

Geboortejaar

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Respondent van huishouden of registers

Constante

RB080_F

Geboortejaar

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

RB081

Leeftijd, in volle jaren

Leeftijd

Leeftijd

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

RB081_F

Leeftijd, in volle jaren

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

RB082

Leeftijd in volle jaren op het ogenblik van het interview

Leeftijd

Leeftijd

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

RB082_F

Leeftijd in volle jaren op het ogenblik van het interview

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

RB083

Voorbijkomen van verjaardag op het ogenblik van het interview

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van het huis-houden, registers of afgeleid

Huidig

2

Nee

RB083_F

Voorbijkomen van verjaardag op het ogenblik van het interview

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

RB090

Geslacht

1

Man

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Respondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Vrouw

RB090_F

Geslacht

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

RB110

Lid-maatschap van het huishouden

1

Was lid van het huishouden in vorige rondes of is momenteel lid van het huishouden

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd) en voormalige leden van het huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Is sinds de vorige ronde vanuit een ander steekproefhuishouden naar dit huishouden verhuisd

3

Is sinds de vorige ronde vanuit een huishouden buiten de steekproef naar dit huishouden verhuisd

4

Sinds vorige ronde geboren in dit huishouden

5

Verhuisd sinds vorige ronde of laatste interview indien geen contact werd opgenomen tijdens vorige ronde

6

Overleden

RB110_F

Lid-maatschap van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

RB120

Plaats waarnaar de persoon is verhuisd

1

Naar een particulier huishouden in hetzelfde land

Voormalige leden van het huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Naar een collectief huishouden of een instelling in hetzelfde land

3

Naar het buitenland

4

Onvindbaar

RB120_F

Plaats waarnaar de persoon is verhuisd

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (RB110 niet gelijk aan 5)

RB220

Identificatiecode vader

ID-nummer

Identificatiecode vader

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

RB220_F

Identificatie-code vader

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de vader is geen lid van het huishouden)

RB230

Identificatiecode moeder

ID-nummer

Identificatiecode moeder

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

RB230_F

Identificatie-code moeder

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de moeder is geen lid van het huishouden)

RB240

Identificatiecode echt-geno(o)t(e)/partner

ID-nummer

Identificatiecode echtgeno(o)t(e)/partner

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

RB240_F

Identificatie-code echt-geno(o)t(e)/partner

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (heeft geen echtgeno(o)t(e)/partner of deze is geen lid van het huishouden)

RB245

Status van respondent

1

Huidig lid van het huishouden van 16 jaar en ouder

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Afgeleid

Huidig

2

Geselecteerde respondent

3

Niet-geselecteerde respondent

4

Niet in aanmerking komende persoon

RB245_F

Status van respondent

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

PB140

Geboortejaar

Jaar

Geboortejaar

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Constante

PB140_F

Geboortejaar

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PB150

Geslacht

1

Man

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Huidig

2

Vrouw

PB150_F

Geslacht

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PB160

Identificatiecode vader

ID-nummer

Identificatiecode vader

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Huidig

PB160_F

Identificatiecode vader

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de vader is geen lid van het huishouden)

PB170

Identificatiecode moeder

ID-nummer

Identificatiecode moeder

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Huidig

PB170_F

Identificatiecode moeder

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de moeder is geen lid van het huishouden)

PB180

Identificatiecode echt-geno(o)t(e)/partner

ID-nummer

Identificatiecode echtgeno(o)t(e)/partner

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Huidig

PB180_F

Identificatiecode echtgeno(o)t(e)/partner

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon heeft geen echtgeno(o)t(e)/partner of deze is geen lid van het huishouden)

PB190

Burgerlijke staat

1

Ongehuwd

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

2

Gehuwd

3

Gescheiden levend

4

Weduwe/Weduwnaar

5

Gescheiden

PB190_F

Burgerlijke staat

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PB200

Samen-wonende partners

1

Ja, wettelijk samenwonend

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

2

Ja, zonder wettelijke grondslag

3

Nee

PB200_F

Samen-wonende partners

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

STAATSBURGERSCHAP EN MIGRATIEACHTERGROND

RB280

Geboorte-land

SCL GEO-code

Geboorteland

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huis-houden of registers

Constante

FOR

Geboren in het buitenland, maar geboorteland onbekend

RB280_F

Geboorte-land

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

RB290

Land van het belan-grijkste staats-burger-schap

SCL GEO-code

Land van het belangrijkste staatsburgerschap

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

STLS

Staatloos

FOR

Buitenlands staatsburgerschap maar land onbekend

RB290_F

Land van het belangrijkste staatsburgerschap

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

 

3

Geïmputeerd

 

4

Onmogelijk om bron na te gaan

 

-1

Ontbreekt

 

PB230

Geboorte-land vader

SCL GEO-code

Geboorteland vader

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Constante

FOR

Vader geboren in het buitenland, maar geboorteland onbekend

PB230_F

Geboorte-land vader

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PB240

Geboorte-land moeder

SCL GEO-code

Geboorteland moeder

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Constante

FOR

Moeder geboren in het buitenland, maar geboorteland onbekend

PB240_F

Geboorte-land moeder

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

SAMENSTELLING VAN HET HUISHOUDEN

RB200

Verblijfstatus

1

Verblijft momenteel in het huishouden

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Tijdelijk afwezig

RB200_F

Verblijfstatus

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

RG_Z#

Rooster van het huishouden

10

Partner (laag niveau)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

11

Echtgenoot/echtgenote/wettelijk samenwonende partner (hoog niveau)/optioneel

12

Partner/feitelijk samenwonende partner (hoog niveau)/optioneel

20

Zoon/dochter (laag niveau)

21

Biologische/geadopteerde zoon/dochter (hoog niveau)/optioneel

22

Stiefzoon/stiefdochter (hoog niveau)/optioneel

30

Schoonzoon/schoondochter (laag; hoog niveau)

40

Kleinkind (laag; hoog niveau)

50

Ouder (laag niveau)

51

Biologische/adoptieouder (hoog niveau)/optioneel

52

Stiefouder (hoog niveau)/optioneel

60

Schoonouder (laag; hoog niveau)

70

Grootouder (laag; hoog niveau)

80

Broer/zus (laag niveau)

81

Biologische broer/zus (hoog niveau)/optioneel

82

Stiefbroer/-zus (hoog niveau)/optioneel

90

Ander familielid (laag; hoog niveau)

95

Ander niet-familielid (laag; hoog niveau)

99

Niet vermeld (laag; hoog niveau)

RG_Z#_F

Rooster van het huishouden

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (eenpersoons-huishouden)

SAMENSTELLING VAN HET HUISHOUDEN — AANVULLENDE SPECIFIEKE DETAILS

HB110

Type huishouden

1

Eenpersoonshuishouden

Huishouden

Afgeleid

Huidig

2

Alleenstaande ouder met ten minste één kind jonger dan 25 jaar

3

Alleenstaande ouder van wie alle kinderen 25 jaar of ouder zijn

4

Paar zonder kinderen

5

Paar met ten minste één kind jonger dan 25 jaar

6

Paar waarvan alle kinderen 25 jaar of ouder zijn

7

Ander type huishouden

HB110_F

Type huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HB120

Grootte van het huishouden

1-99

Totaal aantal personen in het huishouden

Huishouden

Afgeleid

Huidig

HB120_F

Grootte van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

PB205

Partners die in hetzelfde huishouden wonen

1

Betrokkene woont samen met een geregistreerde of feitelijke partner

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Huidig

2

Betrokkene woont niet samen met een geregistreerde of feitelijke partner

PB205_F

Partners die in hetzelfde huishouden wonen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

DUUR VAN HET VERBLIJF IN HET LAND

RB285

Duur van verblijf in het land van verblijf, in volle jaren

Jaren

Aantal jaren in dit land (sinds de vorige vaststelling van de gewone verblijfplaats in dit land)

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huishouden of registers

Huidig

RB285_F

Duur van verblijf in het land van verblijf, in volle jaren

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geboren in dit land en heeft nooit langer dan één jaar in het buitenland gewoond)

ARBEIDS-ONGESCHIKTHEID EN DE MINIMUM EUROPESE GEZONDHEIDS-MODULE

PH010

Eigen perceptie van de algemene gezondheid

1

Zeer goed

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Goed

3

Redelijk (goed noch slecht)

4

Slecht

5

Zeer slecht

PH010_F

Eigen perceptie van de algemene gezondheid

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PH020

Langdurige gezondheidsproblemen

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Nee

PH020_F

Langdurige gezondheidsproblemen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PH030

Beperking van de activiteiten wegens gezond-heids-problemen

1

Ernstig beperkt

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Beperkt, maar niet in ernstige mate

3

Helemaal niet beperkt

PH030_F

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

GEZONDHEID VAN KINDEREN

RCH010

Algemene gezondheid (kind)

1

Zeer goed

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (individueel niveau)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Goed

3

Redelijk (goed noch slecht)

4

Slecht

5

Zeer slecht

RCH010_F

Algemene gezondheid (kind)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 15 jaar)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

RCH020

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen (kind)

1

Ernstig beperkt

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (individueel niveau)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Beperkt, maar niet in ernstige mate

3

Helemaal niet beperkt

RCH020_F

Beperking van de activiteiten wegens gezondheidsproblemen (kind)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 15 jaar)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

TOEGANG TOT GEZONDHEIDSZORG

PH040

Onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische be-handeling

1

Ja, er was minstens één geval waarin de persoon behoefte had aan een medisch onderzoek of een medische behandeling maar deze niet kreeg

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden)

Laatste twaalf maanden

2

Nee, er was geen geval waarin de persoon behoefte had aan een medisch onderzoek of een medische behandeling maar deze niet kreeg

PH040_F

Onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon had geen echte behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PH050

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling

1

Kon het zich niet permitteren (te duur)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden)

Laatste twaalf maanden

2

Wachtlijst

3

Had geen tijd wegens werk, de zorg voor kinderen of andere personen

4

Te ver/geen vervoer beschikbaar

5

Angst voor dokter/ziekenhuis/onderzoek/behandeling

6

Wou wachten om te zien of het probleem vanzelf overging

7

Kende geen goede dokter of specialist

8

Andere reden

PH050_F

Voornaamste reden voor on-bevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PH040 niet gelijk aan 1)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PH060

On-bevredigde behoefte aan een tand-heelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling

1

Ja, er was minstens één geval waarin de persoon behoefte had aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling maar deze niet kreeg

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Laatste twaalf maanden

2

Nee, er was geen geval waarin de persoon behoefte had aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling maar deze niet kreeg

PH060_F

On-bevredigde behoefte aan een tand-heelkundig onderzoek of een tand-heelkundige behandeling

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon had geen echte behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PH070

Voor-naamste reden voor onbevredigde behoefte aan een tand-heelkundig onderzoek of een tand-heel-kundige behande-ling

1

Kon het zich niet veroorloven (te duur)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden)

Laatste twaalf maanden

2

Wachtlijst

3

Had geen tijd wegens werk, de zorg voor kinderen of andere personen

4

Te ver/geen vervoer beschikbaar

5

Angst voor dokter (tandarts)/ziekenhuis/onderzoek/behandeling

6

Wou wachten om te zien of het probleem vanzelf overging

7

Kende geen goede tandarts

8

Andere reden

PH070_F

Voornaamste reden voor on-bevredigde behoefte aan een tand-heelkundig onderzoek of een tand-heelkundige behandeling

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PH060 niet gelijk aan 1)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

TOEGANG TOT GEZONDHEIDSZORG (KINDEREN)

HCH010

Onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische be-handeling (kinderen)

1

Ja, er was ten minste één geval waarin ten minste één van de kinderen geen medisch onderzoek of medische behandeling heeft genoten

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Respondent van het huishouden

Laatste twaalf maanden

2

Neen, het kind/de kinderen heeft/hebben telkens wanneer dat nodig was een medisch onderzoek of een medische behandeling genoten

HCH010_F

Onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling (kinderen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen van de kinderen had echt behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HCH020

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling (kinderen)

1

Kon het zich niet veroorloven (te duur)

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Laatste twaalf maanden

2

Wachtlijst

3

Had geen tijd wegens werk of de zorg voor andere kinderen of andere personen

4

Te ver of geen vervoer beschikbaar

5

Andere reden

HCH020_F

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een medisch onderzoek of een medische behandeling (kinderen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HCH010 niet gelijk aan 1)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HCH030

Onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

1

Ja, er was ten minste één geval waarin ten minste één van de kinderen geen tandheelkundig onderzoek of tandheelkundige behandeling heeft genoten

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Laatste twaalf maanden

2

Neen, het kind/de kinderen heeft/hebben telkens wanneer dat nodig was een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling genoten

HCH030_F

Onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen van de kinderen had echt behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HCH040

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

1

Kon het zich niet veroorloven (te duur)

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Respondent van het huishouden

Laatste twaalf maanden

2

Wachtlijst

3

Had geen tijd wegens werk of de zorg voor andere kinderen of andere personen

4

Te ver of geen vervoer beschikbaar

5

Andere reden

HCH040_F

Voornaamste reden voor onbevredigde behoefte aan een tandheelkundig onderzoek of een tandheelkundige behandeling (kinderen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HCH030 niet gelijk aan 1)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

STATUS HOOFDACTIVITEIT (EIGEN VERKLARING)

RB211

Status hoofd-activiteit (eigen verklaring)

1

Werkend

Alle huidige leden van het huishouden (van elke leeftijd)

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Werkloos

3

Gepensioneerd

4

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

5

Student, leerling

6

Doet het huishouden

7

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

8

Andere

RB211_F

Status hoofd-activiteit (eigen verklaring)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL032

Huidige econo-mische status (eigen verklaring)

1

Werkend

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Werkloos

3

Gepensioneerd

4

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

5

Student, leerling

6

Doet het huishouden

7

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

8

Andere

PL032_F

Huidige economische status (eigen verklaring)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

PL040A

Arbeids-situatie

1

Zelfstandige met werknemers

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

PL040A_F

Arbeids-situatie

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

PL040B

Arbeids-situatie (laatste baan)

1

Zelfstandige met werknemers

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Laatste situatie

2

Zelfstandige zonder werknemers

3

Werknemer

4

Meewerkend gezinslid (onbetaald)

PL040B_F

Arbeids-situatie (laatste baan)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing ((PL016 niet gelijk aan 3) en (PL032 niet gelijk aan 1))

ELEMENTAIRE KENMERKEN VAN DE BAAN

PL051A

Beroep in voor-naamste werkkring

ISCO-08

ISCO-code op 2-cijferniveau

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

PL051A_F

Beroep in voornaamste werkkring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

PL051B

Beroep (laatste baan)

ISCO-08

ISCO-code op 2-cijferniveau

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Laatste situatie

PL051B_F

Beroep (laatste baan)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing ((PL016 niet gelijk aan 3) en (PL032 niet gelijk aan 1))

PL111A

Economische activiteit van de lokale eenheid in voornaamste werkkring

NACE Rev. 2

NACE Rev. 2 op 2-cijferniveau

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Huidig

PL111A_F

Economische activiteit van de lokale eenheid in voornaamste werkkring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL111B

Economische activiteit van de lokale eenheid (laatste baan)

NACE Rev. 2

NACE Rev. 2 op 2-cijferniveau

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of de ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval) die deel uitmaakt van de beroeps-bevolking, met eerdere werk-ervaring

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Laatste situatie

PL111B_F

Economische activiteit van de lokale eenheid (laatste baan)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing ((PL016 niet gelijk aan 3) en PL032 niet gelijk aan 1) of respondent behoort niet tot beroepsbevolking)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL145

Voornaamste vol- of deeltijdbaan (eigen verklaring)

1

Voltijdwerk

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

2

Deeltijdwerk

PL145_F

Voornaamste vol- of deeltijdbaan (eigen verklaring)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

LOOPTIJD VAN HET CONTRACT

PL141

Duur van de voor-naamste baan

11

Schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

12

Mondelinge arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd

21

Schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

22

Mondelinge arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd

PL141_F

Duur van de voornaamste baan

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL040A niet gelijk aan 3)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

GEDETAILLEERDE ARBEIDS-MARKTSITUATIE

PL073

Aantal maanden voltijds gewerkt als werknemer

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL073_F

Aantal maanden voltijds gewerkt als werknemer

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL074

Aantal maanden deeltijds gewerkt als werknemer

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL074_F

Aantal maanden deeltijds gewerkt als werknemer

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL075

Aantal maanden voltijds gewerkt als zelfstandige (inclusief medewerkend gezinslid)

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL075_F

Aantal maanden voltijds gewerkt als zelfstandige (inclusief medewerkend gezinslid)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL076

Aantal maanden deeltijds gewerkt als zelfstandige (inclusief medewerkend gezinslid)

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL076_F

Aantal maanden deeltijds gewerkt als zelfstandige (inclusief medewerkend gezinslid)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL080

Aantal maanden werkloos

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL080_F

Aantal maanden werkloos

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL085

Aantal maanden met pensioen

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL085_F

Aantal maanden met pensioen

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL086

Aantal maanden arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL086_F

Aantal maanden arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL087

Aantal maanden studerend

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL087_F

Aantal maanden studerend

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL088

Aantal maanden militaire dienstplicht

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL088_F

Aantal maanden militaire dienstplicht

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-5

Niet van toepassing (dit begrip wordt niet gebruikt in het land)

PL089

Aantal maanden werkzaam in eigen huishouden

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL089_F

Aantal maanden werkzaam in eigen huishouden

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL090

Aantal maanden bezig met andere activiteit

0-12

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

PL090_F

Aantal maanden bezig met andere activiteit

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PL271

Duur van de recentste werkloos-heids-periode

0-60

Aantal maanden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

De laatste 5 jaar vanaf het einde van de inkomensreferentieperiode

PL271_F

Duur van de recentste werk-loosheids-periode

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

TOEZICHTSTAKEN

PL150

Toezicht-houdende verantwoordelijkheden in eerste werkkring

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

2

Nee

PL150_F

Toezicht-houdende verantwoordelijkheden in eerste werkkring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL040A niet gelijk aan 3)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

EERDERE WERKERVARING

PL016

Eerdere werk-ervaring

1

Betrokkene is nooit werkzaam geweest

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Huidig

2

Betrokkene heeft werkervaring, maar louter beperkt tot gelegenheidsarbeid

3

Betrokkene heeft werkervaring, anders dan louter gelegenheidsarbeid

PL016_F

Eerdere werk-ervaring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 gelijk aan 1)

PL200

Aantal jaren betaald werk (als werknemer of zelfstandige)

0-65

Aantal jaren

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Beroeps-leven

PL200_F

Aantal jaren betaald werk (als werknemer of zelfstandige)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL016 niet gelijk aan 3)

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

KALENDER VAN BEZIGHEDEN

PL211A

Hoofdactiviteit in januari

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211A_F

Hoofd-activiteit in januari

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211B

Hoofd-activiteit in februari

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheids-problemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211B_F

Hoofd-activiteit in februari

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211C

Hoofd-activiteit in maart

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211C_F

Hoofd-activiteit in maart

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211D

Hoofd-activiteit in april

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211D_F

Hoofd-activiteit in april

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211E

Hoofd-activiteit in mei

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211E_F

Hoofdactiviteit in mei

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211F

Hoofdactiviteit in juni

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211F_F

Hoofdactiviteit in juni

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211G

Hoofdactiviteit in juli

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211G_F

Hoofdactiviteit in juli

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211H

Hoofdactiviteit in augustus

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheids-problemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211H_F

Hoofdactiviteit in augustus

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211I

Hoofdactiviteit in september

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211I_F

Hoofdactiviteit in september

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211J

Hoofdactiviteit in oktober

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211J_F

Hoofdactiviteit in oktober

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211K

Hoofdactiviteit in november

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211K_F

Hoofdactiviteit in november

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PL211L

Hoofdactiviteit in december

1

Werknemer met een voltijdbaan

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

2

Werknemer met een deeltijdbaan

3

Voltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

4

Deeltijds werkende zelfstandige (inclusief meewerkend gezinslid)

5

Werkloos

6

Student, leerling

7

Gepensioneerd

8

Arbeidsongeschikt als gevolg van langdurige gezondheidsproblemen

9

Militaire of maatschappelijke dienstplicht

10

Doet het huishouden

11

Andere

PL211L_F

Hoofdactiviteit in december

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

WERKTIJDEN

PL060

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week werkte in de eerste werkkring

1-99

Aantal uren

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

PL060_F

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week werkte in de eerste werkkring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

-6

De uren schommelen (wanneer een gemiddelde voor meer dan vier weken niet mogelijk is)

PL100

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week werkte in de tweede, derde, … werkkring

1-99

Aantal uren

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

PL100_F

Aantal uren dat de betrokkene gewoonlijk per week werkte in de tweede, derde, … werkkring

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PL032 niet gelijk aan 1)

-4

Niet van toepassing (geen tweede, derde, … werkkring)

-6

De uren schommelen (wanneer een gemiddelde voor meer dan vier weken niet mogelijk is)

BEREIKT OPLEIDINGSNIVEAU

PE041

Bereikt opleidings-niveau

0

Geen formeel onderwijs of lager dan ISCED 1

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Huidig

1

ISCED 1 Primair onderwijs

2

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

3

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

342

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

343

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

344

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

349

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (algemeen) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

352

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

353

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

354

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

359

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (beroepsopleiding) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

39

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

392

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau gedeeltelijk voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

393

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, zonder directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

394

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — niveau voltooid, met directe toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

399

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs (richting onbekend) — zonder mogelijk onderscheid tussen al dan niet toegang tot tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

4

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding

49

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend

5

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding

59

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend

6

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

7

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

8

ISCED 8 Doctoraatsniveau of gelijkwaardig

PE041_F

Bereikt opleidings-niveau

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

DEELNAME AAN FORMELE ONDERWIJSACTIVITEITEN (momenteel)

RL010

Peuter- en kleuter-onderwijs

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Res-pondent van huis-houden of registers

Een normale week

RL010_F

Peuter- en kleuter-onderwijs

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de persoon is niet toegelaten tot het peuter- of kleuteronderwijs gezien zijn/haar leeftijd OF vervult zijn/haar schoolplicht OF is ouder dan 12 jaar)

RL020

Schoolplicht vervuld

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Respondent van huishouden of registers

Een normale week

RL020_F

Schoolplicht vervuld

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de persoon is niet schoolplichtig gezien zijn/haar leeftijd OF is ouder dan 12 jaar)

PE010

Deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Huidig

2

Nee

PE010_F

Deelname aan formele onderwijs- en opleidingsactiviteiten (student of leerling)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

PE021

Niveau van de huidige/recentste formele onderwijs- of opleidingsactiviteit

0

Kleuteronderwijs

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Huidig

1

ISCED 1 Primair onderwijs

2

ISCED 2 Lager secundair onderwijs

3

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

34

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — algemeen/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

35

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — beroepsopleiding/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

39

ISCED 3 Hoger secundair onderwijs — richting onbekend/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

4

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

44

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — algemeen/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

45

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — beroepsopleiding/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

49

ISCED 4 Postsecundair niet-tertiair onderwijs — richting onbekend/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

5

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus/uitsluitend voor personen vanaf 35 jaar

54

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — algemeen/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

55

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — beroepsopleiding/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

59

ISCED 5 Tertiair onderwijs korte cyclus — richting onbekend/uitsluitend voor personen van 16-34 jaar

6

ISCED 6 Bachelorniveau of gelijkwaardig

7

ISCED 7 Masterniveau of gelijkwaardig

8

ISCED 8 Doctoraatsniveau of gelijkwaardig

PE021_F

Niveau van de huidige/recentste formele onderwijs- of opleidingsactiviteit

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PE010 niet gelijk aan 1)

KWALITEIT VAN HET BESTAAN

PW010

Algemene tevredenheid

0-10

Helemaal niet tevreden — heel tevreden

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

PW010_F

Algemene tevredenheid

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PW191

Vertrouwen in anderen

0-10

Helemaal geen vertrouwen — het volste vertrouwen

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

PW191_F

Vertrouwen in anderen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

MATERIËLE DEPRIVATIE

HD080

Vervanging van versleten meubelen

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, kan het zich niet veroorloven

3

Neen, andere reden

HD080_F

Vervanging van versleten meubelen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HH050

In staat om huis voldoende te verwarmen

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Nee

HH050_F

In staat om huis voldoende te verwarmen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS040

Kan zich jaarlijks één week vakantie buitenshuis veroorloven

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Nee

HS040_F

Kan zich jaarlijks één week vakantie buitenshuis veroorloven

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS050

Kan zich om de twee dagen een maaltijd met vlees, kip, vis (of vegetarisch equivalent) veroorloven

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Nee

HS050_F

Kan zich om de twee dagen een maaltijd met vlees, kip, vis (of vegetarisch equivalent) veroorloven

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS060

Kan onverwachte financiële uitgaven het hoofd bieden

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Nee

HS060_F

Kan onverwachte financiële uitgaven het hoofd bieden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS090

Hebt u een computer

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, kan het zich niet veroorloven

3

Neen, andere reden

HS090_F

Hebt u een computer

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS110

Hebt u een auto

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, kan het zich niet veroorloven

3

Neen, andere reden

HS110_F

Hebt u een auto

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HS120

In staat om rond te komen

1

Bijzonder moeilijk

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Moeilijk

3

Vrij moeilijk

4

Vrij gemakkelijk

5

Gemakkelijk

6

Bijzonder gemakkelijk

HS120_F

In staat om rond te komen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

PD020

Vervanging versleten kleren door enkele nieuwe (niet tweedehands)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet veroorloven

3

Neen, andere reden

PD020_F

Vervanging versleten kleren door enkele nieuwe (niet tweedehands)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PD030

Twee paar goed passende schoenen (inclusief een paar voor alle weertypen)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

PD030_F

Twee paar goed passende schoenen (inclusief een paar voor alle weertypen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PD050

Ten minste één keer per maand samen-komst met vrienden of familie om wat te drinken of te eten

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde res-pondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

PD050_F

Ten minste één keer per maand samenkomst met vrienden of familie om wat te drinken of te eten

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PD060

Doet regelmatig aan vrijetijds-besteding

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

PD060_F

Doet regelmatig aan vrijetijds-besteding

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PD070

Besteedt elke week een klein bedrag voor zichzelf

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of geselecteerde res-pondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

PD070_F

Besteedt elke week een klein bedrag voor zichzelf

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

PD080

Internet-aansluiting thuis voor persoonlijk gebruik

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder of ge-selecteerde respondent (in voorkomend geval)

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Neen, kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

PD080_F

Internet-aansluiting thuis voor persoonlijk gebruik

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-3

Niet van toepassing (niet-geselecteerde respondent (RB245 gelijk aan 3))

KINDERSPECIFIEKE DEPRIVATIE

HD100

Enkele nieuwe kleren (niet tweede-hands)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD100_F

Enkele nieuwe kleren (niet tweedehands)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD110

Twee paar goed passende schoenen (inclusief een paar voor alle weertypen)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD110_F

Twee paar goed passende schoenen (inclusief een paar voor alle weertypen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD120

Eenmaal per dag groenten en fruit

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD120_F

Eenmaal per dag groenten en fruit

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD140

Eén maaltijd per dag met vlees, kip of vis (of vegetarisch equivalent)

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD140_F

Eén maaltijd per dag met vlees, kip of vis (of vegetarisch equivalent)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD150

Voor hun leeftijd geschikte boeken in huis

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD150_F

Voor hun leeftijd geschikte boeken in huis

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD160

Speel-benodigd-heden voor buiten

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD160_F

Speel-benodigdheden voor buiten

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD170

Speelgoed en spellen voor binnen

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD170_F

Speelgoed en spellen voor binnen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD180

Regelmatige vrijetijds-activiteit

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD180_F

Regelmatige vrijetijds-activiteit

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD190

Vieren van bijzondere gelegenheden

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Respondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD190_F

Vieren van bijzondere gelegenheden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD200

Van tijd tot tijd vrienden uitnodigen om te komen spelen of mee te eten

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Respondent van het huishouden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD200_F

Van tijd tot tijd vrienden uitnodigen om te komen spelen of mee te eten

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD210

Deelname aan schoolreisjes en schoolevenementen waarvoor moet worden betaald

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD210_F

Deelname aan schoolreisjes en schoolevenementen waarvoor moet worden betaald

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen schoolgaande kinderen)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD220

Geschikte plek om te leren of huiswerk te maken

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD220_F

Geschikte plek om te leren of huiswerk te maken

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen schoolgaande kinderen)

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

HD240

Gaat ten minste één keer per jaar een week op vakantie

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 15 jaar (niveau van het huishouden)

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Neen, huishouden kan het zich niet permitteren

3

Neen, andere reden

HD240_F

Gaat ten minste één keer per jaar een week op vakantie

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-4

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-15 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (variabele wordt in het respectieve jaar niet verzameld)

BELANGRIJKSTE KENMERKEN VAN DE HUISVESTING

HH010

Woningtype

1

Vrijstaande woning

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

2

Halfvrijstaand huis of rijtjeshuis

3

Appartement of flat in een gebouw met minder dan 10 woningen

4

Appartement of flat in een gebouw met minstens 10 woningen

5

Een andere vorm van huisvesting

HH010_F

Woningtype

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

HH021

Eigendomssituatie met betrekking tot het huishouden

1

Eigenaar zonder lopende hypotheek

Huishouden

Res-pondent van huishouden of registers

Huidig

2

Eigenaar met een lopende hypotheek

3

Huurder, huur tegen marktprijs

4

Huurder, huur tegen verlaagde prijs

5

Huurder, gratis

HH021_F

Eigendomssituatie met betrekking tot het huishouden

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

HH030

Aantal kamers waarover het huishouden beschikt

1-9,9

Aantal kamers

Huishouden

Res-pondent van huishouden of registers

Huidig

10

10 kamers of meer

HH030_F

Aantal kamers waarover het huishouden beschikt

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

WOONKOSTEN MET INBEGRIP VAN LAGERE HUISELIJKE KOSTEN

HH060

Huidige huur voor de bewoonde woning

1-999999,99

Huur (nationale munt)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

HH060_F

Huidige huur voor de bewoonde woning

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HH021 niet gelijk aan 3 of 4)

HH070

Totale woonkosten

0-999999,99

Woonkosten — inclusief elektriciteit, water, gas en verwarming

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Huidig

HH070_F

Totale woonkosten

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

HH071

Aflossing van hoofdsom hypotheek

0

Geen aflossing van hoofdsom hypotheek

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

1-999999,99

Aflossing van hoofdsom hypotheek

HH071_F

Aflossing van hoofdsom hypotheek

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HH021 niet gelijk aan 2)

HS022

Lagere huiselijke kosten

1

Ja

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Laatste twaalf maanden

2

Nee

HS022_F

Lagere huiselijke kosten

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (dit begrip bestaat niet in het land)

KINDEROPVANG

RL030

Kinderopvang in kinderopvangcentrum buiten schooluren (voor-/naschools)

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Res-pondent van huis-houden of registers

Een normale week

RL030_F

Kinderopvang in kinderopvangcentrum buiten schooluren (voor-/naschools)

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (de persoon gaat niet naar het peuter-kleuteronderwijs, gaat niet naar school of is ouder dan 12 jaar)

RL040

Kinder-opvang in kinderdag-verblijf

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huis-houden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Res-pondent van huis-houden of registers

Een normale week

RL040_F

Kinder-opvang in kinderdag-verblijf

(vlag)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Geïmputeerd

4

Onmogelijk om bron na te gaan

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 12 jaar)

RL050

Kinder-opvang door professio-nele onthaal-ouder bij het kind thuis of bij onthaal-ouder thuis

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Res-pondent van het huis-houden

Een normale week

RL050_F

Kinderopvang door professio-nele onthaal-ouder bij het kind thuis of bij onthaal-ouder thuis

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 12 jaar)

RL060

Kinder-opvang door grootouders, andere leden van het huishouden dan de ouders, andere familie-leden, vrienden of buren

0-99

Aantal uren opleiding in een normale week

Alle huidige leden van het huishouden die niet ouder zijn dan 12 jaar (leeftijd op de datum van het interview)

Res-pondent van het huis-houden

Een normale week

RL060_F

Kinder-opvang door grootouders, andere leden van het huishouden dan de ouders, andere familieleden, vrienden of buren

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon is ouder dan 12 jaar)

INKOMEN UIT ARBEID

PY010G/

PY010N

Inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY010G_F/

PY010N_F

Inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar

(Vlag met twee cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Inkomen uit loondienst, in geld of met geld vergelijkbaar

(Vlag met twee cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

PY010G_IF/

PY010N_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet

PY020G/

PY020N

Inkomen uit loondienst, in natura

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY020G_F/

PY020N_F

Inkomen uit loondienst, in natura

(Vlag met twee cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Inkomen uit loondienst, in natura

(Vlag met twee cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Inkomen uit loondienst, in natura

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

PY020G_IF/

PY020N_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4

PY021G/

PY021N

Auto van de zaak

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY021G_F/

PY021N_F

Auto van de zaak

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

PY030G

Sociale premies ten laste van werkgevers

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY030G_F

Sociale premies ten laste van werkgevers

(Vlag met twee cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Sociale premies ten laste van werkgevers

(Vlag met twee cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Sociale premies ten laste van werkgevers

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-1

Ontbreekt

PY030G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-1

PY050G/

PY050N

Winst of verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening, in geld

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

-999999,99

-

-1

Verliezen

1-999999,99

Baten

PY050G_F/

PY050N_F

Winst of verlies uit zelfstandige bedrijfsuitoefening, in geld

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

INKOMEN UIT SOCIALE OVERDRACHTEN

HY050G/

HY050N

Gezins- en kindertoelagen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Respondent van huishouden of registers

Inkomensreferentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY050G_F/

HY050N_F

Gezins- en kindertoelagen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY060G/

HY060N

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Respondent van huishouden of registers

Inkomensreferentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY060G_F/

HY060N_F

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY070G/

HY070N

Huisvestingstoelagen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Respondent van huishouden of registers

Inkomensreferentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY070G_F/

HY070N_F

Huisvestingstoelagen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

PY090G/

PY090N

Werk-loosheids-uitkeringen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY090G_F/

PY090N_F

Werk-loosheids-uitkeringen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

PY110G/

PY110N

Uitkeringen aan na-bestaanden

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY110G_F/

PY110N_F

Uitkeringen aan nabestaanden

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

PY120G/

PY120N

Uitkeringen bij ziekte

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY120G_F/

PY120N_F

Uitkeringen bij ziekte

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

PY130G/

PY130N

Invaliditeitsuitkeringen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY130G_F/

PY130N_F

Invaliditeits-uitkeringen

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

PY140G/

PY140N

Onderwijs-toelagen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY140G_F/

PY140N_F

Onderwijs-toelagen

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY051G

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY051G_F

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend componenten die berusten op premiebetaling en inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

HY051G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-5

HY052G

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY052G_F

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend op premiebetaling berustende componenten en niet-inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Gezins- en kinder-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

HY052G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-5

HY053G

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY053G_F

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend niet op premiebetaling berustende componenten en inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

HY053G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-5

HY054G

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY054G_F

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend niet op premiebetaling berustende componenten en niet-inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Gezins- en kinder-toelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

HY054G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-5

HY061G

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY061G_F

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY051G

 

 

 

HY062G

Sociale uitsluiting, voor zover deze niet onder andere functies valt (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY062G_F

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY052G

 

 

 

HY063G

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY063G_F

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY053G

 

 

 

HY064G

Sociale uitsluiting, voor zover deze niet onder andere functies valt (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY064G_F

Overige toelagen en uitkeringen tegen sociale uitsluiting (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY054G

 

 

 

HY071G

Huisvestingstoelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY071G_F

Huisvestingstoelagen (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY051G

 

 

 

HY072G

Huisvestingstoelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY072G_F

Huisvestingstoelagen (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY052G

 

 

 

HY073G

Huisvestingstoelagen (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY073G_F

Huisvestingstoelagen (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY053G

 

 

 

HY074G

Huisvestingstoelagen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY074G_F

Huisvestingstoelagen (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY054G

 

 

 

PY091G

Werkloosheidsuitkeringen (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY091G_F

Werk-loosheids-uitkeringen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY051G

 

 

 

PY092G

Werk-loosheids-uitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY092G_F

Werk-loosheids-uitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY052G

 

 

 

PY093G

Werk-loosheids-uitkeringen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY093G_F

Werk-loosheids-uitkeringen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY053G

 

 

 

PY094G

Werk-loosheids-uitkeringen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY094G_F

Werkloosheidsuitkeringen (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY054G

 

 

 

PY111G

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY111G_F

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend componenten die berusten op premiebetaling en inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

PY111G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4/indien _F=-5

PY112G

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomensreferentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY112G_F

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend op premiebetaling berustende componenten en niet-inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Uitkeringen aan nabestaanden (berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

PY112G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4/indien _F=-5

PY113G

Uitkeringen aan na-bestaanden (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY113G_F

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend niet op premiebetaling berustende componenten en inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

PY113G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4/indien _F=-5

PY114G

Uit-keringen aan na-bestaanden

(niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY114G_F

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

2

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting

3

Netto, exclusief sociale premies

4

Mix van verschillende nettobedragen

5

Bruto

6

Niet belaste inkomenscomponent(en)

7

Mix van netto en bruto

8

Onbekend

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers: derde cijfer)

1

Gevuld met uitsluitend niet op premiebetaling berustende componenten en niet-inkomensafhankelijke componenten

2

Gevuld met gemengde componenten

Uitkeringen aan nabestaanden (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

-5

Deze regeling bestaat niet op nationaal niveau

PY114G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4/indien _F=-5

PY121G

Uitkeringen bij ziekte (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers — gekend door de landen

Inkomensreferentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY121G_F

Uitkeringen bij ziekte (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY111G

 

 

 

PY122G

Uitkeringen bij ziekte (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

— gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY122G_F

Uitkeringen bij ziekte (berustend op premie-betaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY112G

 

 

 

PY123G

Uitkeringen bij ziekte (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY123G_F

Uitkeringen bij ziekte (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY113G

 

 

 

PY124G

Uitkeringen bij ziekte

(niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY124G_F

Uitkeringen bij ziekte (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY114G

 

 

 

PY131G

Invaliditeitsuitkeringen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY131G_F

Invaliditeitsuitkeringen (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY111G

 

 

 

PY132G

Invaliditeitsuitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY132G_F

Invaliditeits-uitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY112G

 

 

 

PY133G

Invaliditeitsuitkeringen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY133G_F

Invaliditeitsuitkeringen (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY113G

 

 

 

PY134G

Invaliditeitsuitkeringen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY134G_F

Invaliditeits-uitkeringen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY114G

 

 

 

PY141G

Onderwijs-toelagen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY141G_F

Onderwijs-toelagen (berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY051G

 

 

 

PY142G

Onderwijs-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY142G_F

Onderwijs-toelagen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY052G

 

 

 

PY143G

Onderwijs-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY143G_F

Onderwijs-toelagen (niet berustend op premie-betaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY053G

 

 

 

PY144G

Onderwijstoelagen (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY144G_F

Onderwijstoelagen (niet berustend op premiebetaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY054G

 

 

 

INKOMEN UIT PENSIOENEN

PY080G/

PY080N

Pensioen op grond van individuele particuliere regeling

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY080G_F/

PY080N_F

Pensioen op grond van individuele particuliere regeling

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

PY100G/

PY100N

Ouderdomsuitkeringen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY100G_F/

PY100N_F

Ouderdomsuitkeringen

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

PY101G

Ouderdomsuitkeringen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY101G_F

Ouderdoms-uitkeringen (berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY111G

 

 

 

PY102G

Ouderdomsuitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY102G_F

Ouderdomsuitkeringen (berustend op premie-betaling en niet inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY112G

 

 

 

PY103G

Ouderdomsuitkeringen (niet berustend op premie-betaling en inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY103G_F

Ouderdomsuitkeringen (niet berustend op premiebetaling en inkomensafhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY113G

 

 

 

PY104G

Ouderdomsuitkeringen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten de drie componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of registers — gekend door de landen

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY104G_F

Ouderdoms-uitkeringen (niet berustend op premie-betaling en niet inkomens-afhankelijk)

(Vlag met drie cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY114G

 

 

 

OVERIG INKOMEN, MET INBEGRIP VAN INKOMEN UIT EIGENDOM EN KAPITAAL EN OVERDRACHTEN TUSSEN HUISHOUDENS

HY040G/

HY040N

Inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY040G_F/

HY040N_F

Inkomsten uit de verhuur of de verpachting van gebouwen of grond

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY080G/

HY080N

Periodiek ontvangen over-drachten tussen huishoudens, in geld

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY080G_F/

HY080N_F

Periodiek ontvangen over-drachten tussen huishoudens, in geld

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY081G/

HY081N

Ontvangen alimentatie (verplicht + vrijwillig)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY081G_F/

HY081N_F

Ontvangen alimentatie (verplicht + vrijwillig)

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

HY090G/

HY090N

Rente, dividenden en winsten uit de kapitaal-inbreng in een onder-neming zonder rechtspersoonlijkheid

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY090G_F/

HY090N_F

Rente, dividenden en winsten uit de kapitaalinbreng in een onderneming zonder rechtspersoonlijkheid

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY100G/

HY100N

Aflossingen van rente op een hypo-thecaire lening

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY100G_F/

HY100N_F

Aflossingen van rente op een hypothecaire lening

(Vlag met twee cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Aflossingen van rente op een hypothecaire lening

(Vlag met twee cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

HY100G_IF/

HY100N_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet

HY110G/

HY110N

Inkomen van personen jonger dan 16 jaar

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY110G_F/

HY110N_F

Inkomen van personen jonger dan 16 jaar

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY170G/

HY170N

Waarde van voor eigen verbruik ge-produceerde goederen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY170G_F/

HY170N_F

Waarde van voor eigen verbruik geproduceerde goederen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

BELASTINGEN EN DAADWERKELIJK BETAALDE BIJDRAGEN NA AFTREKKEN

HY120G/

HY120N

Periodieke vermogens-belastingen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY120G_F

Periodieke vermogens-belastingen

(Vlag met twee cijfers: eerste cijfer)

1

Verzameld via enquête/interview

 

 

 

2

Verzameld op basis van administratieve gegevens

3

Deductieve/logische imputatie (ook inclusief bovenste en onderste code)

4

Bruto/netto-omzetting

5

Op model gebaseerde imputatie

6

Donorimputatie

7

Het is onmogelijk de vaakst gebruikte bron of methode vast te stellen

Periodieke vermogens-belastingen

(Vlag met twee cijfers: tweede cijfer)

1

Netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies

9

Niet van toepassing (de waarde werd niet verzameld)

Periodieke vermogensbelastingen

(Alternatief: vlag met één cijfer)

-4

Bedrag opgenomen in een andere inkomenscomponent

HY120G_IF

 

-999999.99 — 999999.99

Verzamelde waarde/Geregistreerde waarde *100

 

.

indien probleem met delen door 0 zich voordoet/indien _F=-4

HY121G/

HY121N

Belastingen betaald op eigendom van de hoofd-woning van het huishouden

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY121G_F/

HY121N_F

Belastingen betaald op eigendom van de hoofdwoning van het huishouden

(Vlag met twee cijfers: of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY120G_F/HY120N_F en HY120G_IF/HY120N_IF

 

 

 

HY130G/

HY130N

Periodiek betaalde over-drachten tussen huis-houdens, in geld

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentieperiode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY130G_F/

HY130N_F

Periodiek betaalde overdrachten tussen huishoudens, in geld

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY131G/

HY131N

Ontvangen alimentatie (verplicht + vrijwillig)

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Respondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

HY131G_F/

HY131N_F

Ontvangen alimentatie (verplicht + vrijwillig)

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY020G_F/PY020N_F en PY020G_IF/PY020N_IF

 

 

 

HY140G/

HY140N

Inkomsten-belasting en sociale premies

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentie-periode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY140G_F/

HY140N_F

Inkomsten-belasting en sociale premies

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY030G_F en PY030G_IF

 

 

 

HY145N

Bij-betalingen of teruggaven in verband met fiscale correctie van het inkomen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Res-pondent van huis-houden of registers

Inkomens-referentieperiode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY145N_F

Bijbetalingen of teruggaven in verband met fiscale correctie van het inkomen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele HY100G_F/HY100N_F en HY100G_IF/HY100N_IF

 

 

 

PY035G/

PY035N

Premies voor individuele particuliere pensioen-regelingen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden) of registers

Inkomens-referentie-periode

1-999999,99

Inkomen (nationale munt)

PY035G_F/

PY035N_F

Premies voor individuele particuliere pensioen-regelingen

(Vlag met twee cijfers of alternatieve vlag met één cijfer)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY030G_F en PY030G_IF

 

 

 

TOTAAL JAARLIJKS INKOMEN OP HET NIVEAU VAN PERSONEN EN HUISHOUDENS

HI010

Wijziging in het inkomen van het huishouden ten opzichte van het vorige jaar

1

Hoger

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Is min of meer hetzelfde gebleven

3

Lager

HI010_F

Wijziging in het inkomen van het huishouden ten opzichte van het vorige jaar

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HI020

Reden voor toename van het inkomen

1

Indexering/herbeoordeling van salaris

Huishouden

Res-pondent van het huis-houden

Huidig

2

Toename van arbeidstijd, loon of salaris (dezelfde baan)

3

Terugkeer op de arbeidsmarkt na ziekte, ouderschap, ouderschapsverlof, zorg voor een kind of een persoon met een ziekte of een handicap

4

Nieuwe baan of verandering van baan

5

Wijziging in samenstelling huishouden

6

Toename van de sociale uitkeringen

7

Andere

HI020_F

Reden voor toename van het inkomen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HI010 niet gelijk aan 1)

HI030

Reden voor afname van het inkomen

1

Vermindering (onvrijwillig) van arbeidstijd, loon of salaris (dezelfde baan), met inbegrip van zelfstandig werk

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Ouderschap/ouderschapsverlof/zorg voor een kind/zorg voor een persoon met een ziekte of een handicap

3

Verandering van baan

4

Verlies van werk/werkloosheid/het faillissement van een (eigen) onderneming

5

Arbeidsongeschikt geworden als gevolg van ziekte of handicap

6

Echtscheiding/beëindiging van partnerschap/andere wijziging in samenstelling huishouden

7

Ouderdomspensioen

8

Verlaging van de sociale uitkeringen

9

Andere

HI030_F

Reden voor afname van het inkomen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HI010 niet gelijk aan 3)

HI040

Verwachting van het inkomen van het huishouden voor de volgende twaalf maanden

1

Toename

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Geen verandering

3

Afname

HI040_F

Verwachting van het inkomen van het huishouden voor de volgende twaalf maanden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

HY010

Totaal bruto-inkomen van het huishouden

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Afgeleid

Inkomens-referentieperiode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY010_F

Totaal bruto-inkomen van het huishouden

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY020

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY020_F

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY022

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale over-drachten, exclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY022_F

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale overdrachten, exclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

HY023

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale over-drachten, inclusief ouderdoms- en na-bestaandenuitkeringen

0

Geen inkomen (moet op dezelfde manier worden behandeld als de andere inkomenswaarden; daarom moeten beide componenten voor _F worden gerapporteerd, evenals IF)

Huishouden

Afgeleid

Inkomens-referentie-periode

-999999.99 — 999999.99

Inkomen (nationale munt)

HY023_F

Totaal beschikbaar inkomen van het huishouden vóór sociale overdrachten, inclusief ouderdoms- en nabestaandenuitkeringen

(Vlag met twee cijfers)

 

Inkomensvlaggen zoals voor de variabele PY010G_F/PY010N_F en PY010G_IF/PY010N_IF

 

 

 

BETALINGSACHTERSTANDEN

HS011

Betalingsachterstanden in verband met hypotheek of huur

1

Ja, één keer

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Laatste twaalf maanden

2

Ja, twee of meer

3

Nee

HS011_F

Betalingsachterstanden in verband met hypotheek of huur

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HH021 gelijk aan 1 of 5)

HS021

Betalingsachterstanden bij rekeningen van nuts-bedrijven

1

Ja, één keer

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Laatste twaalf maanden

2

Ja, twee of meer

3

Nee

HS021_F

Betalingsachterstanden bij rekeningen van nutsbedrijven

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen rekeningen van nutsbedrijven)

HS031

Betalings-achterstanden bij huurkoop-aflossingen of aflossingen van andere leningen

1

Ja, één keer

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Laatste twaalf maanden

2

Ja, twee of meer

3

Nee

HS031_F

Betalingsachterstanden bij huurkoopaflossingen of aflossingen van andere leningen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen huurkoopaflossingen en geen aflossingen van andere leningen)

HS150

Financiële lasten in verband met de terugbetaling van schulden voor huurkopen of leningen

1

Terugbetaling is een zware last

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Terugbetaling is enigszins een last

3

Terugbetaling is helemaal geen last

HS150_F

Financiële lasten in verband met de terugbetaling van schulden voor huurkopen of leningen

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen terugbetaling van schulden)

AD-HOCONDERWERPENMODULE 2021/WOONREGELINGEN EN OMSTANDIGHEDEN VAN KINDEREN IN GESCHEIDEN EN NIEUW SAMENGESTELDE GEZINNEN

HK010

Aantal kinderen die lid zijn van het huishouden en wier andere ouder niet in het huishouden verblijft

0-99

Nummer

Huishouden

Respondent van het huishouden

Huidig

HK010_F

Aantal kinderen die lid zijn van het huishouden en wier andere ouder niet in het huishouden verblijft

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (geen kinderen in de leeftijdscategorie 0-17 jaar in het huishouden)

-7

Niet van toepassing (HB010 niet gelijk aan 2021)

HK020

Aantal kinderen die geen lid zijn van het huishouden en wier ouder in het huishouden verblijft

0-99

Nummer

Huishouden

Res-pondent van het huishouden

Huidig

HK020_F

Aantal kinderen die geen lid zijn van het huishouden en wier ouder in het huishouden verblijft

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-7

Niet van toepassing (HB010 niet gelijk aan 2021)

PK010

Het lid van het huishouden heeft kinderen die geen lid zijn van het huishouden

1

Ja

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Res-pondent van het huishouden

Huidig

2

Nee

PK010_F

Het lid van het huishouden heeft kinderen die geen lid zijn van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK020 gelijk aan 0)

-7

Niet van toepassing (PB010 niet gelijk aan 2021)

RK010

Identificatiecode van de ouder en volgnummer van het kind dat geen lid is van het huishouden

Nummer

Nummer

Kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Afgeleid

Huidig

RK010_F

Identificatiecode van de ouder en volgnummer van het kind dat geen lid is van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK020 gelijk aan 0)

-4

Niet van toepassing (momenteel lid van het huishouden)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK020

Leeftijd van het kind dat geen lid is van het huishouden

0-17

Nummer

Kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

RK020_F

Leeftijd van het kind dat geen lid is van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK020 gelijk aan 0)

-4

Niet van toepassing (momenteel lid van het huishouden)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

PK020

Voornaamste reden waarom niet meer tijd wordt doorgebracht met kinderen die lid zijn van het huishouden

1

Mijn werk (betaald of onbetaald werk)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die lid zijn van het huis-houden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Mijn studies

3

Gescheiden

4

Om gezondheidsredenen

4

Afstand

5

Kind wilt het niet/heeft andere prioriteiten

6

Andere reden

7

Niets belet me om meer tijd door te brengen met mijn kinderen

PK020_F

Voor-naamste reden waarom niet meer tijd wordt doorgebracht met kinderen die lid zijn van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (persoon heeft geen kinderen van 0-17 jaar die in het huishouden verblijven)

-7

Niet van toepassing (PB010 niet gelijk aan 2021)

PK030

Voor-naamste reden waarom niet meer tijd wordt doorgebracht met kinderen die geen lid zijn van het huishouden

1

Mijn werk (betaald of onbetaald werk)

Alle huidige leden van het huishouden van 16 jaar en ouder

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huishouden (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden)

Huidig

2

Mijn studies

3

Gescheiden

4

Om gezondheidsredenen

4

Afstand

5

Kind wilt het niet/heeft andere prioriteiten

6

Andere reden

7

Niets belet me om meer tijd door te brengen met mijn kinderen

PK030_F

Voornaamste reden waarom niet meer tijd wordt doorgebracht met kinderen die geen lid zijn van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (PK010 niet gelijk aan 1)

-7

Niet van toepassing (PB010 niet gelijk aan 2021)

RK030

Tijd die de ouder gewoonlijk nodig heeft om zich naar het kind te begeven dat geen lid is van het huishouden

Minuten

Minuten

Kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

RK030_F

Tijd die de ouder gewoonlijk nodig heeft om zich naar het kind te begeven dat geen lid is van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK020 gelijk aan 0)

-4

Niet van toepassing (momenteel lid van het huishouden)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK040

Frequentie van contacten in de loop van de voorbije twaalf maanden (telefonisch, via sociale media enz.) met het kind dat geen lid is van het huishouden

1

Dagelijks

Kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huishouden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Laatste twaalf maanden

2

Elke week (niet elke dag)

3

Enkele keren per maand (niet elke week)

4

Eén keer per maand

5

Minder dan één keer per maand

6

Nooit

RK040_F

Frequentie van contacten in de loop van de voorbije twaalf maanden (telefonisch, via sociale media enz.) met het kind dat geen lid is van het huishouden

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK020 gelijk aan 0)

-4

Niet van toepassing (momenteel lid van het huishouden)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK050

Kind dat een slaapkamer heeft (inclusief een slaapkamer die gedeeld wordt met broers en zussen)

1

Ja

Kinderen van 0-17 jaar inclusief degenen die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die lid zijn van het huishouden en/of kinderen die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen antwoorden) of respondent van het huis-houden

Huidig

2

Nee, kan me dit niet veroorloven

3

Neen, andere reden

RK050_F

Kind dat een slaapkamer heeft (inclusief een slaapkamer die gedeeld wordt met broers en zussen)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-5

Niet van toepassing (persoon van 18 jaar en ouder)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK060

Frequentie van actief tijd door-brengen met het kind (maaltijden, spelen, huiswerk maken, wandelen, praten enz.)

1

Verschillende keren per dag

Kinderen van 0-17 jaar inclusief degenen die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die lid zijn van het huis-houden en/of kinderen die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uit-zondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Laatste twaalf maanden

2

1 keer per dag

3

Elke week (niet elke dag)

4

Enkele keren per maand (niet elke week)

5

Eén keer per maand

6

Minder dan één keer per maand

7

Nooit

RK060_F

Frequentie van actief tijd doorbrengen met het kind (maaltijden, spelen, huiswerk maken, wandelen, praten enz.)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-5

Niet van toepassing (persoon van 18 jaar en ouder)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK070

Aantal nachten per maand die het kind in het huishouden doorbrengt (gemiddeld)

0-31

Aantal nachten per maand

Kinderen van 0-17 jaar die lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder geen lid is van het huishouden of kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die lid zijn van het huis-houden maar die een ouder hebben die geen lid is van het huis-houden of de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Een gewone maand

RK070_F

Aantal nachten per maand die het kind in het huishouden doorbrengt (gemiddeld)

(vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK010 gelijk aan 0 en HK020 gelijk aan 0)

-5

Niet van toepassing (persoon van 18 jaar en ouder)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)

RK080

Wettelijke voogdij-situatie

1

Uitsluitend de moeder

Kinderen van 0-17 jaar die lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder geen lid is van het huishouden of kinderen van 0-17 jaar die geen lid zijn van het huishouden maar van wie een ouder wel lid is van het huishouden

Persoonlijk interview met de persoon die kinderen heeft die lid zijn van het huis-houden maar die een ouder hebben die geen lid is van het huis-houden of de persoon die kinderen heeft die geen lid zijn van het huis-houden (vervanger als uitzondering voor personen die tijdelijk afwezig zijn of niet kunnen ant-woorden)

Huidig

2

Uitsluitend de vader

3

Beide ouders samen

4

Andere (bv. grootouders, andere familieleden, sociale dienst voor jongeren)

RK080_F

Wettelijke voogdij-situatie (vlag)

1

Ingevuld

 

 

 

-1

Ontbreekt

-2

Niet van toepassing (HK010 gelijk aan 0 en HK020 gelijk aan 0)

-5

Niet van toepassing (persoon van 18 jaar en ouder)

-7

Niet van toepassing (RB010 niet gelijk aan 2021)


BIJLAGE III

Identificatie van huishoudens en personen

Identificatienummer van het huishouden

1)

Het identificatienummer van het huishouden (ID) bestaat uit het nummer van het huishouden en het splitsingsnummer. Het nummer van het huishouden is een uniek nummer dat tijdens ronde 1 aan elk huishouden wordt toegekend. Dat nummer wordt zodanig gegenereerd dat het geen informatie bevat aan de hand waarvan het huishouden kan worden geïdentificeerd. Het splitsingsnummer voor de eerste ronde is altijd de waarde “00”.

2)

Wanneer een huishouden opsplitst, zal het aanvankelijke huishouden het nummer van het huishouden en het splitsingsnummer behouden tijdens alle rondes. Het afgesplitste huishouden of de afgesplitste huishoudens behouden hetzelfde nummer van het huishouden, maar krijgen het eerstvolgende beschikbare unieke splitsingsnummer in volgorde toegekend.

3)

Bij een fusie van twee steekproefhuishoudens en als het nieuwe huishouden blijft wonen op het vorige adres van een van die huishoudens, behoudt het fusiehuishouden het nummer van het huishouden en het splitsingsnummer van het huishouden dat tijdens de vorige ronde op dat adres woonde. Als het nieuwe huishouden nu op een nieuw adres woont, worden het nummer van het huishouden en het splitsingsnummer van het huishouden gebruikt van de steekproefpersoon die nu het laagste persoonsnummer heeft.

Persoonlijk identificatienummer

1)

Het persoonlijk identificatienummer (ID) bestaat uit het ID van het huishouden en het persoonsnummer.

2)

Het persoonsnummer voor een nieuwe persoon in het huishouden wordt gevormd door 1 toe te voegen aan het hoogste gebruikte persoonsnummer, voor alle enquêtejaren en het ID van het huishouden.

3)

Het ID van het huishouden is het identificatienummer van het huishouden waarin de persoon voor het eerst in het panel voorkomt.

4)

Het persoonlijke ID blijft ongewijzigd zolang de persoon deelneemt aan de enquête.

BIJLAGE IV

Nader bepaalde regelingen en inhoud van de kwaliteitsverslagen

De lidstaten nemen de volgende specifieke informatie op in het kwaliteitsverslag over het domein “inkomen en levensomstandigheden”.

STATISTISCHE VERWERKING

Steekproefopzet

Steekproefomvang naar roterende groep en indelingscriteria

Wegingen (opzetfactor, correcties voor non-respons, correcties aan de hand van externe gegevens (niveau, gebruikte variabelen en bronnen))

Definitief transversaal en longitudinaal gewicht

Vervangende eenheden indien toegepast bij unit-non-respons, selectiemethode voor vervangende eenheden, hoofdkenmerken van de vervangende eenheden in vergelijking met de oorspronkelijke eenheden, naar regio (NUTS 2), verdeling van de vervangende eenheden naar resultaat van het contact op adres, resultaat vragenlijst huishouden en aanvaarding interview huishouden van de oorspronkelijke eenheden voor elke roterende groep en totaal

Steekproefeenheid

Beschrijving van de steekproefeenheden

Andere bronnen dan enquêtes

Beschrijving van elke individuele bron en van de wijze waarop ze werden gecombineerd.

Verzameling van gegevens

De methode waarmee variabelen voor inkomenscomponenten werden verkregen en de vorm waarin ze zijn geregistreerd (bv. bruto; netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting en exclusief sociale premies; netto, exclusief aan de bron ingehouden inkomstenbelasting of netto, exclusief sociale premies) moeten worden beschreven.

Voor elke ronde wordt voor alle steekproefpersonen, voor de medebewoners en voor het totaal de verdeling van de leden van het huishouden van 16 jaar en ouder naar “status van gegevens” en naar “type interview” opgegeven.

Verschillen tussen de nationale follow-upregels en de standaard follow-upregels voor EU-SILC worden vermeld.

Samenstelling van gegevens

Bij imputatie worden zowel de mate waarin hiervan gebruik is gemaakt als de redenen daarvoor toegelicht.

Voor het transversale EU-SILC-onderzoek en voor elke ronde (als er verschillen zijn) van het longitudinale EU-SILC-onderzoek wordt een beschrijving gegeven van de imputatieprocedure voor item-non-respons. De lijst met variabelen waarvoor imputatie werd toegepast en de gevallen van imputatie uitgedrukt als percentage van het totaal aantal waarnemingen per variabele worden vermeld.

Als de som van de inkomenscomponenten verschilt van het totaal inkomen, worden de redenen daarvan toegelicht.

NAUWKEURIGHEID EN BETROUWBAARHEID

Steekproeffout

Voor elk jaar worden voor de inkomenscomponenten het gemiddelde, het totale aantal waarnemingen (voor en na imputatie) en de standaardafwijkingen vermeld, op nationaal en regionaal (NUTS 2) niveau.

Meetfout

De verschillende bronnen van in de enquête te verwachten meetfouten worden beschreven. Dit omvat een beschrijving van de opbouw van de vragenlijst, het gebruik van een cognitief laboratorium (indien van toepassing), toetsing van de vragenlijst in de praktijk, invloed van de opzet, inhoud en formulering van de vragenlijst, informatie over de intensiteit en doeltreffendheid van de opleiding in het houden van interviews: aantal opleidingsdagen, toetsing van de vaardigheden voordat het veldwerk van start gaat (succespercentage e.d.), informatie over onderzoek ter controle van de invloed van de interviewer, zoals herhaalde interviews, gegevensverificaties of split-half-experimenten (indien beschikbaar), resultaten van modelberekeningen (indien beschikbaar). Het percentage interviews met vervangers wordt vermeld.

Fout door non-respons:

Gerealiseerde (netto) steekproefgrootte

Over de gerealiseerde steekproefgrootte wordt de volgende informatie verstrekt:

a)

Voor elke ronde, het aantal huishoudens waarvan het interview voor de gegevensbank is aanvaard, uitgesplitst naar roterende groep en totaal.

b)

Voor elke ronde, het aantal personen van 16 jaar of ouder in het huishouden van wie het interview is aanvaard voor de gegevensbank en met wie een volledig persoonlijk interview heeft plaatsgevonden, uitgesplitst naar roterende groep en totaal.

c)

Voor elke ronde het aantal geselecteerde respondenten (indien van toepassing) in het huishouden van wie het interview is aanvaard voor de gegevensbank en met wie een volledig persoonlijk interview heeft plaatsgevonden, uitgesplitst naar roterende groep en totaal.

Unit-non-respons

Voor elke ronde wordt het volgende gerapporteerd: de verdeling van de huishoudens (originele eenheden en vervangende eenheden, indien van toepassing) naar resultaat van het contact op het adres, naar resultaat van de vragenlijst over het huishouden en naar aanvaarding van het interview met het huishouden.

Voor de eerste ronde wordt het unit-non-responspercentage verstrekt overeenkomstig de onderstaande formules.

Voor de steekproef als geheel wordt de unit-non-respons berekend door eliminatie van de eenheden die volgens de opsporingsregels niet meer in het waarnemingsgebied vallen, uit de teller en de noemer van deze formules, overeenkomstig de follow-upregels.

De non-responspercentages voor huishoudens (NRh) worden als volgt berekend:

NRh = (1-(Ra * Rh)) * 100

Daarbij zijn:

Ra = Aantal adressen waarmee met succes contact is opgenomen/Aantal geselecteerde geldige adressen

Ra is het contactpercentage bij huishoudens

Rh = Aantal volledige interviews met huishoudens die werden aanvaard voor de gegevensbank/Aantal in aanmerking komende huishoudens op benaderde adressen. Rh is het aandeel van de volledige interviews met huishoudens dat voor de gegevensbank is aanvaard.

Lidstaten die bij unit-non-respons substitutie toepassen, berekenen de non-responspercentages voor en na substitutie.

De non-responspercentages voor personen (NRp) worden als volgt berekend:

NRp = (1-(Rp)) * 100

Daarbij zijn:

Rp = Aantal volledige persoonlijke interviews/Aantal geschikte personen in de huishoudens met volledige interviews die werden aanvaard voor de gegevensbank. Rp is het aandeel volledige persoonlijke interviews in de huishoudens dat voor de gegevensbank is aanvaard

De totale non-responspercentages voor personen (*NRp) worden als volgt berekend:

*NRp = (1-(Ra * Rh * Rp)) * 100

Lidstaten die bij unit-non-respons substitutie toepassen, berekenen de non-responspercentages voor en na substitutie.

In lidstaten waar geen steekproef van huishoudens (adressen), maar een steekproef van personen is getrokken, worden de non-responspercentages voor personen berekend voor de “geselecteerde respondent”, voor alle personen van 16 jaar of ouder en voor de niet-geselecteerde respondent.

Voor de tweede ronde en alle rondes daarna wordt de volgende informatie verstrekt:

Verdeling van de personen naar lidmaatschap van het huishouden

Responspercentage voor de steekproef van huishoudens

Responspercentage per ronde

Percentage van ronde t-1 naar ronde t overgehevelde, in ronde t nieuw gevormde of toegevoegde huishoudens dat met succes is ondervraagd, met uitzondering van de huishoudens die niet meer in het waarnemingsgebied vallen (volgens de follow-upregels) of niet meer bestaan.

Longitudinaal follow-uppercentage

Percentage voor follow-up naar ronde t+1 overgehevelde huishoudens die eerder van ronde t-1 naar ronde t waren doorgegaan, met uitzondering van de huishoudens die niet meer in het waarnemingsgebied vallen (volgens de follow-upregels) of niet meer bestaan.

Follow-upratio

Aantal van ronde t naar ronde t+1 overgehevelde huishoudens in verhouding tot het aantal huishoudens dat van ronde t-1 afkomstig was en voor follow-up naar ronde t was doorgegaan;

Ratio gerealiseerde steekproefomvang

Aantal huishoudens dat in ronde t voor de gegevensbank is aanvaard in verhouding tot het aantal huishoudens dat in ronde t-1 voor de gegevensbank was aanvaard.

Responspercentage voor de steekproef van personen

Responspercentage per ronde

Percentage van ronde t-1 naar ronde t overgehevelde, in ronde t nieuw gevormde of toegevoegde steekproefpersonen die met succes zijn ondervraagd met uitzondering van hen die niet meer in het waarnemingsgebied vallen (volgens de follow-upregels).

Percentage in ronde 1 geselecteerde en van ronde t-1 naar ronde t overgehevelde medebewoners die met succes zijn ondervraagd.

Longitudinaal follow-uppercentage

Percentage geselecteerde steekproefpersonen die in ronde t met succes zijn ondervraagd, met uitzondering van hen die zijn overleden of niet meer geschikt worden geacht (die niet meer in het waarnemingsgebied vallen), uitgesplitst naar reden van non-respons.

Ratio gerealiseerde steekproefomvang

Aantal volledige persoonlijke interviews in ronde t in verhouding tot het aantal volledige persoonlijke interviews in ronde t-1. Deze ratio wordt vastgesteld voor de steekproefpersonen, voor alle personen (onder wie de niet-steekproefpersonen) van 16 jaar en ouder, en voor de in de eerste ronde geselecteerde medebewoners van 16 jaar en ouder.

Responspercentage voor niet-steekproefpersonen

Aantal volledige persoonlijke interviews met niet-steekproefpersonen van 16 jaar en ouder in ronde t in verhouding tot alle niet-steekproefpersonen van 16 jaar en ouder die worden vermeld in de voor de gegevensbank aanvaarde huishoudens van ronde t of in de recentst gehouden interviews met huishoudens die voor follow-up van ronde t-1 zijn doorgegaan naar ronde t, maar in ronde t niet met succes konden worden ondervraagd.

Voor non-respons of verloop in bepaalde subpopulaties (bv. jongeren in geselecteerde-respondentlanden, andere huishoudens die moeilijk bereikbaar zijn), voor elke betrokken subpopulatie:

Beschrijving van getroffen maatregelen in verband met de correctie voor non-respons of verloop.

Evaluatie van de effecten van dergelijke maatregelen, d.w.z. in hoeverre corrigeren zij non-respons of verloop; indicator: aandeel van de subpopulatie in de gerealiseerde steekproefgrootte ten opzichte van het aandeel van de subpopulatie in het steekproefkader/de initiële steekproef.

Evaluatie van problemen die dergelijke maatregelen onrechtstreeks mee kunnen brengen (bv. kalibratie waarbij hoge en volatiele wegingen betrokken zijn).

Item-non-respons

Voor de inkomensvariabelen wordt de volgende informatie verstrekt per ronde:

percentage huishoudens (voor elke op het niveau van het huishouden geregistreerde of samengestelde inkomenscomponent) en percentage personen (voor elke op het niveau van de persoon geregistreerde of samengestelde inkomenscomponent) die bij elke inkomenscomponent een bepaald bedrag hebben opgegeven;

percentage ontbrekende waarden voor elke op het niveau van het huishouden en van de persoon geregistreerde of samengestelde inkomenscomponent;

percentage onvolledige informatie voor elke op het niveau van het huishouden en van de persoon geregistreerde of samengestelde inkomenscomponent.

Verwerkingsfouten

De controles op de gegevensinvoer en op de codering, alsmede van de bewerking van gegevens worden beschreven. Er wordt verslag uitgebracht over de voornaamste fouten die na de verzameling van gegevens zijn ontdekt en er wordt een lijst verstrekt van bewerkingsregels voor inkomen voor inkomensvariabelen.

Procedures voor de uitvoering van de follow-upregels (overeenkomstig artikel 8).

Het percentage herhaalde interviews tussen ronde 1 en elk van de volgende rondes (om ook nieuwe invoer in aanmerking te nemen), rekening houdend met het percentage dat buiten het waarnemingsgebied valt (d.w.z. bij degenen die in ronde 1 werden ondervraagd, de percentage in ronde 1 van a) personen in ondervraagde huishoudens, b) personen die buiten het waarnemingsgebied vallen en c) personen die niet werden ondervraagd om andere redenen dan het feit dat ze buiten het waarnemingsgebied vielen).

Het percentage herhaalde interviews (van ronde t-1 naar t) voor mensen die hun oorspronkelijke huishouden verlaten, opgesplitst naar geslacht.

Het percentage herhaalde interviews (van ronde t-1 naar t) voor jongeren (16-35) die thuis weggaan, opgesplitst naar geslacht.

Herziening van de gegevens — beleid

Er wordt informatie verstrekt over beleid dat is ontwikkeld om de transparantie van de verspreide gegevens te garanderen, waarbij voorlopige gegevens worden samengesteld die later worden herzien. Als de gegevens worden herzien, wordt hierover verslag uitgebracht.

Herziening van de gegevens — praktijk

Planning van herzieningen

Belangrijkste redenen voor herzieningen en de aard van de herzieningen (nieuwe brongegevens beschikbaar, nieuwe methoden enz.)

Gemiddelde omvang van herzieningen en de richting ervan

Verklaring van verschillen tussen voorlopige en definitieve gegevens

Datum van verspreiding van de nationale resultaten.

COHERENTIE EN VERGELIJKBAARHEID

Coherentie — budgetonderzoek (HBS)

Voor elk jaar waarvoor informatie beschikbaar is, moeten de inkomensvariabelen worden vergeleken met het HBS.

Coherentie — nationale rekeningen

Voor elk jaar worden de primaire doelvariabelen vergeleken met de nationale rekeningen.

Coherentie — intern

Voor elk jaar wordt gebrek aan coherentie in de gegevensreeks EU-SILC gemeld, samen met toelichtingen bij dergelijke inconsistenties.

KOSTEN EN BELASTING

Belasting van de respondent

De gemiddelde duur van een interview per huishouden is de som van de duur van alle interviews met huishoudens plus de som van de duur van alle persoonlijke interviews, gedeeld door het aantal ingevulde en voor de gegevensbank aanvaarde vragenlijsten over het huishouden.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/274


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2243 VAN DE COMMISSIE

van XXX

tot vaststelling van een model voor de samenvatting van het contract die door aanbieders van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten moet worden gebruikt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (1), en met name artikel 102, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om vast te stellen wat de belangrijkste elementen zijn van de samenvatting van het contract die aanbieders van voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten moeten verstrekken aan consumenten, micro-ondernemingen, kleine ondernemingen en non-profitorganisaties overeenkomstig artikel 102, leden 1 en 2 van Richtlijn (EU) 2018/1972, moet een model worden vastgesteld met daarin de belangrijkste elementen van de samenvatting van het contract. De samenvatting van het contract moet gemakkelijk leesbaar, begrijpelijk en vergelijkbaar zijn, met een vaste structuur en een vast format.

(2)

De samenvatting van het contract, ongeacht of deze op papier of elektronisch ter beschikking wordt gesteld, moet voldoen aan de relevante bepalingen van het Unierecht tot harmonisering van de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten als bedoeld in Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(3)

De samenvatting van het contract moet voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving inzake consumentenbescherming, zoals Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (3), Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (5). Hetzelfde geldt met betrekking tot de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens, zoals Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(4)

Om ervoor te zorgen dat de samenvatting van het contract gemakkelijk leest, mag deze niet langer zijn dan het equivalent van één enkelzijdige A4-pagina in een gemakkelijk leesbaar lettertype, tenzij naar behoren wordt gemotiveerd waarom dit niet kan. Voor dienstenbundels mag de samenvatting niet langer zijn dan drie enkelzijdige A4-pagina’s in een gemakkelijk leesbaar lettertype. Een langere samenvatting zou bijvoorbeeld gerechtvaardigd kunnen zijn om redenen van toegankelijkheid voor consumenten met een beperking. Om ervoor te zorgen dat de aanbiedingen van elektronischecommunicatiediensten met elkaar kunnen worden vergeleken, moet de lay-out van de samenvatting van het contract onder meer bestaan uit duidelijk van elkaar te onderscheiden rubrieken waarin de verschillende elementen worden gegroepeerd. Om ervoor te zorgen dat consumenten de belangrijke informatie gemakkelijker vinden en begrijpen, moeten de relevante elementen van elke rubriek worden beschreven in korte zinnen. Er moet voldoende ruimte worden gelaten tussen de tekst en de randen van het blad zodat de samenvatting van het contract goed kan worden gelezen en afgedrukt.

(5)

Verschillende factoren dragen bij aan de leesbaarheid van een lettertype, zoals kijkafstand, letterhoogte en de vraag of de tekst in elektronisch formaat al dan niet gemakkelijk kan worden vergroot. Er wordt van uitgegaan dat veel consumenten een tekst gemakkelijk van nabij kunnen lezen als deze is opgesteld in minimaal lettergrootte 10. De titels moeten ook duidelijk van de rest van de tekst kunnen worden onderscheiden, bijvoorbeeld door een grotere lettergrootte. Gangbare sans-serif-lettertypes kunnen worden gebruikt voor een betere leesbaarheid. Voor een goede leesbaarheid moeten de tekst en de achtergrond, in overeenstemming met de modernste praktijken, ook voldoende contrasteren, met name wanneer kleuren worden gebruikt.

(6)

Hoewel voor de samenvatting van het contract normaal minstens lettergrootte 10 moet worden gebruikt, zou het voor elektronische apparaten of kanalen die worden gebruikt voor de verkoop van elektronischecommunicatiediensten, zoals prepaiddiensten die vooral in de detailhandel worden verkocht, nodig kunnen zijn dat de samenvatting van het contract wordt verkleind wanneer dat gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld om op de verpakking of het apparaat te passen. Prepaiddiensten worden soms aangeboden in verpakkingen die dermate klein zijn dat lettergrootte 10 niet werkbaar is.

(7)

De vereiste informatie moet in de samenvatting zelf worden gegeven en niet door te verwijzen naar andere informatiebronnen, tenzij daar in de instructies voor het opstellen van de samenvatting uitdrukkelijk in wordt voorzien. Beeldmateriaal, zoals symbolen, pictogrammen en grafische elementen, en hyperlinks of pop-ups mogen geen negatieve invloed hebben op de leesbaarheid en mogen niet opdringerig worden gebruikt zodat ze de consument niet afleiden van de inhoud van de samenvatting. In de samenvatting van het contract moet de nadruk worden gelegd op de belangrijkste informatie die de consument nodig heeft om aanbiedingen met elkaar te vergelijken en met kennis van zaken te kiezen.

(8)

Gespecialiseerde taal, technisch jargon en acroniemen moeten worden vermeden.

(9)

Voor de consument is het erg belangrijk dat de diensten op een gestandaardiseerde manier worden beschreven. De in de samenvatting van het contract opgenomen diensten en, in voorkomend geval, de volumes per factureringsperiode, moeten worden gespecificeerd. De volumes moeten betrekking hebben op de hoeveelheid oproepen, berichten en data die in de dienst zijn opgenomen, en, indien van toepassing, op het door de aanbieder toegepaste beleid inzake redelijk gebruik van roaming. De oproepen worden gemeten in minuten of seconden overeenkomstig de precontractuele informatie van de aanbieder, de berichten worden gemeten in aantal, en data worden gemeten per megabyte of gigabyte, indien van toepassing.

(10)

In de samenvatting van het contract moet staan hoe de consumenten contact kunnen opnemen met hun aanbieder, met name in geval van klachten. Relevante contactgegevens kunnen naast een e-mailadres of telefoonnummer ook webformulieren of andere soorten direct contact zijn.

(11)

De elektronischecommunicatiediensten moeten duidelijk worden beschreven en hun belangrijkste kenmerken moeten worden vermeld. Waar passend moet het type apparatuur worden beschreven.

(12)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (7) moet in een contract dat internettoegangsdiensten omvat, een duidelijke en begrijpelijke uitleg worden gegeven over de minimale, de normaal beschikbare, de maximale en de geadverteerde download- en uploadsnelheid in geval van vaste netwerken, dan wel de geraamde maximale en geadverteerde download- en uploadsnelheid in geval van mobiele netwerken. Bij artikel 102, lid 3, onder f), van Richtlijn (EU) 2018/1972 is bepaald dat een samenvatting van deze informatie moet worden opgenomen in de samenvatting van het contract. De samenvatting van het contract moet voor vaste netwerken de minimale, normaal beschikbare en maximale download- en uploadsnelheid van de internettoegangsdiensten omvatten, en voor mobiele netwerken de geschatte maximale download- en uploadsnelheid van de internettoegangsdiensten.

(13)

Overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder e), van Verordening (EU) 2015/2120 moet in een contract dat internettoegangsdiensten omvat, een duidelijke en begrijpelijke uitleg worden opgenomen over de rechtsmiddelen die de consument overeenkomstig het nationale recht ter beschikking staan indien er een discrepantie is tussen de werkelijke prestaties van de internettoegang en de in het contract aangegeven prestaties. Bij artikel 102, lid 3, onder f), van Richtlijn (EU) 2018/1972 is bepaald dat een samenvatting van deze uitleg moet worden opgenomen in de samenvatting van het contract. In de samenvatting van het contract moet worden samengevat over welke rechtsmiddelen de consument overeenkomstig het nationale recht beschikt indien er met betrekking tot snelheid of andere parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening een discrepantie is tussen de werkelijke prestaties van de internettoegang en de in het contract aangegeven prestaties.

(14)

De vermelde prijs moet betrekking hebben op de toepasselijke activeringsprijs, terugkerende en verbruiksgerelateerde kosten, zoals de prijs per factureringsperiode en per maand (zodat kan worden vergeleken), eventuele kortingen en, indien van toepassing, de prijs van de apparatuur. Indien een korting geldt, moet dit duidelijk worden aangegeven, met vermelding van de periode waarvoor deze geldt én de volledige prijs zonder korting. De informatie over tarieven die niet in de terugkerende prijs zijn opgenomen, kan omvangrijk is en het volstaat om in de samenvatting te vermelden dat deze informatie afzonderlijk beschikbaar is als onderdeel van de volledige precontractuele informatie, bijvoorbeeld in elektronisch formaat.

(15)

De informatie over de voorwaarden voor de beëindiging van het contract in de rubriek “Looptijd, verlenging en beëindiging” moet betrekking hebben op de beëindiging van het contract, ook voor gebundelde aanbiedingen, aan het einde van de looptijd van het contract of bij vroegtijdige beëindiging, indien van toepassing krachtens het Unierecht en het nationale recht, met onder meer informatie over toeslagen bij vroegtijdige beëindiging en informatie over de ontgrendeling van de eindapparatuur.

(16)

Indien de informatie over verschillende producten en diensten voor eindgebruikers met een beperking omvangrijk en variabel is, mag in de samenvatting van het contract worden vermeld dat deze gedetailleerde informatie afzonderlijk beschikbaar is, bijvoorbeeld in elektronische formaat.

(17)

In de facultatieve rubriek met andere relevante informatie kunnen aanbieders aanvullende informatie opnemen die overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht moet worden gegeven voordat een consument door een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod is gebonden. Dit is bijvoorbeeld informatie over overstappen, beveiliging, verwerking van persoonsgegevens, energieverbruik of veroorzaakte CO2-emissie. Indien de lidstaten gebruikmaken van hun vrijheid om in het nationale recht bepalingen te handhaven of in te voeren met betrekking tot aspecten die niet onder artikel 102 van Richtlijn (EU) 2018/1972 vallen, moet de desbetreffende informatie door de aanbieders worden opgenomen in deze facultatieve rubriek.

(18)

Overeenkomstig artikel 123 van Richtlijn (EU) 2018/1972 moet de Commissie de toepassing van deze uitvoeringsverordening op gezette tijden evalueren als onderdeel van het verslag over de toepassing van titel III van deel III van die richtlijn.

(19)

Het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie is geraadpleegd.

(20)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Model voor de samenvatting van het contract

Aanbieders van andere voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten dan transmissiediensten voor het verlenen van intermachinale diensten verstrekken de samenvatting van het contract aan de hand van het model in deel A van de bijlage, opgesteld volgens de instructies in deel B van de bijlage.

Artikel 2

Weergave van de inhoud

1.   De afgedrukte samenvatting van het contract is niet langer dan het equivalent van één enkelzijdige A4-pagina, tenzij naar behoren wordt gemotiveerd waarom dit niet kan. Wanneer diensten of diensten en eindapparatuur die ten minste een internettoegangsdienst of een voor het publiek beschikbare nummergebaseerde interpersoonlijke communicatiedienst omvatten, in één contract worden gebundeld, is de afgedrukte samenvatting van het contract niet langer dan het equivalent van drie enkelzijdige A4-pagina’s, tenzij naar behoren wordt gemotiveerd waarom dit niet kan.

2.   De informatie in de samenvatting van het contract wordt in staand formaat weergegeven in de volgorde van de rubrieken in de bijlage. Het gebruikte lettertype is gemakkelijk leesbaar. Er wordt minstens lettergrootte 10 gebruikt. In naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan de lettergrootte worden verkleind; in dergelijke gevallen moet de mogelijkheid worden geboden om de samenvatting van het contract te vergroten met elektronische middelen, of op verzoek de samenvatting van het contract in minstens lettergrootte 10 te ontvangen.

3.   De inhoud van de samenvatting van het contract is goed leesbaar met voldoende contrast tussen tekst en achtergrond, met name wanneer kleuren worden gebruikt. Beeldmateriaal mag de tekst niet overlappen.

4.   De samenvatting van het contract wordt opgesteld in voor de consument gemakkelijk leesbare en begrijpelijke bewoordingen. In de samenvatting van het contract wordt de nadruk gelegd op de belangrijkste informatie die de consument nodig heeft om aanbiedingen met elkaar te vergelijken en met kennis van zaken te kiezen.

5.   De titels zijn duidelijk te onderscheiden van de tekst.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 21 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  PB L 312 van 17.12.2018, blz. 36.

(2)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(3)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(4)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(5)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(6)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en retailtarieven voor gereguleerde communicaties binnen de EU en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en –diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1).


BIJLAGE

MODEL VOOR DE SAMENVATTING VAN EEN CONTRACT

DEEL A – Model

[Naam van de dienst]

[Aanbieder/logo van de aanbieder]

[Contactgegevens]

Samenvatting van het contract

In deze samenvatting van het contract staan de belangrijkste elementen van de aangeboden dienst, zoals vereist volgens het EU-recht (1).

Dit maakt het gemakkelijker om diensten met elkaar te vergelijken.

Volledige informatie over de dienst is terug te vinden in andere documenten.

Dienst en en apparatuur

[…]

Snelheden van de internetdienst en rechtsmiddelen

[…]

Prijs

[…]

Looptijd, verlenging en beëindiging

[…]

Kenmerken voor eindgebruikers met een beperking

[…]

Andere relevante informatie

[…]

Deel B – Instructies voor het invullen van het model voor de samenvatting van een contract

De naam van de dienst of de merknaam van de aangeboden elektronischecommunicatiedienst(en) moet net boven de titel “Samenvatting van het contract” staan. Meteen na de naam van de elektronischecommunicatiedienst(en) staat de naam van de aanbieder. De aanbieder kan zijn logo rechts van de titel “Samenvatting van het contract” plaatsen. De drie inleidende zinnen vormen een integrerend deel van de samenvatting van het contract en worden niet gewijzigd.

De naam, het adres en de directe contactgegevens van de aanbieder en, indien verschillend, de directe contactgegevens voor een klacht, worden onder de naam van de aanbieder vermeld. De samenvatting van het contract wordt gedateerd.

Indien het contract geen betrekking heeft op de levering van eindapparatuur, wordt de verwijzing naar apparatuur in de rubriek “Diensten en apparatuur” verwijderd of wordt er aangegeven dat deze niet van toepassing is. Indien het contract geen internettoegangsdienst omvat, worden de rubriek “Snelheden van de internetdienst en rechtsmiddelen” verwijderd of wordt er aangegeven dat deze niet van toepassing is. Indien geen andere informatie wordt verstrekt, wordt de rubriek “Andere relevante informatie” verwijderd of wordt er aangegeven dat deze niet van toepassing is.

In deel A wordt een cursief lettertype gebruikt wanneer de rubriek in kwestie en daarin te verstrekken informatie niet in alle omstandigheden verplicht zijn. De vierkante haken die in deel A worden gebruikt, worden vervangen door de vereiste informatie.

Rubriek “Diensten en apparatuur”

 

Hierin worden de voornaamste kenmerken van de elektronischecommunicatiedienst(en) beschreven, zoals vaste spraaktelefonie, mobiele spraaktelefonie, mobiele internettoegang, vaste internettoegang, tv-transmissiedienst of nummeronafhankelijke persoonlijke communicatiediensten. Voor bundels overeenkomstig artikel 107 van Richtlijn (EU) 2018/1972 worden voor zover van toepassing ook het type eindapparatuur en de diensten, zoals tv-pakketten, video-op-verzoekdiensten of andere mediadiensten, beschreven. In het geval van tv-transmissiediensten en bundels waarin dergelijke diensten zijn inbegrepen, kunnen de soorten aangeboden tv-pakketten worden beschreven indien het niet mogelijk is om alle zenders in het pakket op te sommen. Bij bundels worden de diensten opgesomd in de volgorde die in deze paragraaf wordt gebruikt. De beschrijving omvat, indien van toepassing, het volume of de hoeveelheid oproepen, berichten, data en het door de aanbieder toegepaste beleid inzake redelijk gebruik van roaming.

Rubriek “Snelheden van de internetdienst en rechtsmiddelen”

 

Indien de dienst internettoegang omvat, wordt een samenvatting van de informatie gegeven zoals vereist op grond van artikel 4, lid 1, onder d) en e), van Verordening (EU) 2015/2120. In het geval van een dienst voor vaste internettoegang worden de minimale, normaal beschikbare en maximale download- en uploadsnelheid vermeld, en in het geval van een dienst voor mobiele internettoegang de geschatte maximale download- en uploadsnelheid. Er wordt samengevat over welke rechtsmiddelen de consument op grond van het nationale recht beschikt indien er met betrekking tot snelheid of andere parameters inzake de kwaliteit van de dienstverlening een voortdurende of regelmatig voorkomende discrepantie is tussen de werkelijke prestaties van de internettoegangsdienst en de in het contract vermelde prestaties.

Rubriek “Prijs”

 

Indien de elektronischecommunicatiedienst wordt verleend tegen een directe geldelijke betaling, omvat deze rubriek de prijzen voor het activeren van de dienst, alsook terugkerende of verbruiksgerelateerde kosten.

 

Voor abonnementscontracten omvat de rubriek de terugkerende prijs, inclusief belastingen, per factureringsperiode en, indien de factureringsperiode anders is dan maandelijks, ook per maand. Eventuele aanvullende vaste prijzen voor het activeren van de dienst en, in voorkomend geval, de prijs van de apparatuur moeten worden vermeld, evenals eventuele in de tijd beperkte kortingen, indien van toepassing.

 

In voorkomend geval worden in de samenvatting van het contract verbruiksgerelateerde kosten vermeld die gelden zodra de in de terugkerende prijs begrepen volumes worden overschreden. In voorkomend geval wordt vermeld dat informatie over de tarieven van aanvullende diensten die niet in het terugkerende tarief zijn opgenomen, afzonderlijk beschikbaar is.

 

Indien de dienst wordt verleend zonder directe geldelijke betaling, maar er als prestatievoorwaarde voor de gebruikers bepaalde verplichtingen gelden, dan wordt dit vermeld.

Rubriek “Looptijd, verlenging en beëindiging”

 

De informatie over de duur van het contract in maanden en de belangrijkste voorwaarden voor verlenging, voor beëindiging als gevolg van het verstrijken van de looptijd van het contract en voor vroegtijdige beëindiging worden in voorkomend geval in de samenvatting van het contract vermeld. Vergoedingen die bij vroegtijdige beëindiging verschuldigd zijn, en informatie over het ontgrendelen van de eindapparatuur, worden eveneens vermeld. Deze informatie doet geen afbreuk aan andere gronden voor beëindiging die zijn verleend door het Unierecht of nationaal recht, bijvoorbeeld door een gebrek aan conformiteit met het contract.

Rubriek “Kenmerken voor eindgebruikers met een beperking”

 

Deze rubriek bevat informatie over de belangrijkste producten en diensten voor eindgebruikers met een beperking. Dit moet op zijn minst betrekking hebben op, indien beschikbaar, realtimetekst, totaleconversatiediensten, diensten die spraak omzetten in tekst (“text relay”), toegankelijke noodhulpcommunicatie, gespecialiseerde apparatuur, speciale tarieven en toegankelijke informatie. Waar nodig kan worden vermeld dat details afzonderlijk beschikbaar worden gesteld.

Rubriek “Andere relevante informatie”

 

Aanbieders kunnen in deze rubriek alle aanvullende informatie verstrekken die overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht moet worden gegeven voordat een consument door een contract of een daarmee overeenstemmend aanbod is gebonden.


(1)  Artikel 102, lid 3, van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).


BESLUITEN

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/281


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/2244 VAN DE RAAD

van 16 december 2019

waarbij Spanje en Frankrijk worden gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brieven, ingekomen bij de Commissie op 23 mei 2019 en 17 juni 2019, hebben Frankrijk en Spanje respectievelijk verzocht om machtiging tot invoering van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG met betrekking tot de aanleg van een elektriciteitsverbinding tussen Gatica in Spanje en Cubnezais in Frankrijk (“de bijzondere maatregel”).

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brieven van 10 september 2019 van de verzoeken van Spanje en Frankrijk in kennis gesteld. Bij brieven van 11 september 2019 heeft de Commissie Spanje en Frankrijk meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van hun verzoek.

(3)

De nationale toezichthouder voor de elektriciteitsmarkt van Spanje, de “Comisión Nacional de los Mercados y la Competencia”, en de nationale toezichthouder voor de elektriciteitsmarkt van Frankrijk, de “Commission de Régulation de l’Énergie”, hebben op 22 september 2017 een overeenkomst ondertekend voor de financiering van een elektriciteitsverbinding tussen Spanje en Frankrijk via de Golf van Biskaje. De aanleg van de verbinding werd toevertrouwd aan de transmissiesysteembeheerders in Spanje en Frankrijk, het “Red Eléctrica de España” en het “Réseau de transport d’Electricité”. In de overeenkomst is bepaald dat de projectkosten gelijkelijk zullen worden gedragen, dat wil zeggen 50 % door Spanje en 50 % door Frankrijk.

(4)

Op grond van de bijzondere maatregel wordt de elektriciteitsverbinding tussen Gatica in Spanje en Cubnezais in Frankrijk geacht voor 50 % op Spaans grondgebied en voor 50 % op Frans grondgebied te zijn gelegen wat betreft leveringen van goederen, diensten, intracommunautaire verwervingen en invoer van goederen die bestemd zijn voor de aanleg van die verbinding.

(5)

Zonder deze bijzondere maatregel zou, overeenkomstig het territorialiteitsbeginsel, voor iedere prestatie afzonderlijk moeten worden bepaald of de plaats van heffing in Spanje dan wel in Frankrijk is gelegen.

(6)

Uitgaande van de door Spanje en Frankrijk verstrekte informatie zal de bijzondere maatregel de belastinginning vereenvoudigen en geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst van Spanje en Frankrijk in het stadium van het eindverbruik. Het is derhalve dienstig Spanje en Frankrijk te machtigen tot toepassing van de bijzondere maatregel.

(7)

De derogatie heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 5 van Richtlijn 2006/112/EG worden Spanje en Frankrijk gemachtigd om de elektriciteitsverbinding tussen Gatica in Spanje en Cubnezais in Frankrijk aan te merken als voor 50 % op Spaans grondgebied en voor 50 % op Frans grondgebied te zijn gelegen wat betreft leveringen van goederen, diensten, intracommunautaire verwervingen van goederen en de invoer van goederen die bestemd zijn voor de aanleg van die verbinding.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk Spanje en de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 16 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/283


BESLUIT (EU) 2019/2245 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, opgerichte Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken wat betreft de actualisering van bijlage XV (Afschaffing van douanerechten) bij de overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (1) (“de overeenkomst”) is op 23 mei 2016 namens de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2016/839 van de Raad (2) en op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Ingevolge artikel 438, lid 3, van de overeenkomst is het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst, bevoegd om besluiten vast te stellen op terreinen waarvoor de bij artikel 434, lid 1, van de overeenkomst opgerichte Associatieraad bevoegdheden heeft overgedragen aan het Associatiecomité. Op 16 december 2014 heeft de Associatieraad bij Besluit nr. 3/2014 (3) aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken de bevoegdheid tot het actualiseren of wijzigen van bepaalde met handel verband houdende bijlagen bij de overeenkomst overgedragen.

(3)

Na overleg zijn de Unie en de Republiek Moldavië overeengekomen om, op basis van de wederkerigheid zoals die is voorzien in artikel 147 van de overeenkomst, het volume van sommige producten waarvoor jaarlijkse tariefcontingenten zonder douanerechten gelden, te verhogen.

(4)

De Unie heeft ermee ingestemd de omvang van de tariefcontingenten (TRQ’s) voor goederen van oorsprong uit de Republiek Moldavië te verhogen voor druiven voor tafelgebruik en pruimen en een nieuw tariefcontingent voor kersen in te voeren. De Republiek Moldavië heeft ermee ingestemd het volume van de tariefcontingenten voor goederen van oorsprong uit de Unie geleidelijk te verhogen voor de volgende producten die zijn opgenomen in de lijst van concessies (Republiek Moldavië) in bijlage XV-D bij de overeenkomst: varkensvlees (“TRQ 1”), pluimvee (“TRQ 2”), zuivel (“TRQ 3”) en suiker (“TRQ 5”).

(5)

De Republiek Moldavië heeft de Unie verzocht bijlage XV‐C bij de overeenkomst te wijzigen om het invoervolume voor tarwe (meel en pellets), gerst (meel en pellets), mais (meel en pellets) en verwerkte producten van granen voor de toepassing van het antiontwijkingsmechanisme van artikel 148 van de overeenkomst te verhogen.

(6)

Het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken zal besluit tot actualisering van bijlage XV bij de overeenkomst vaststellen. Dat besluit is bindend voor de Unie.

(7)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken moet worden ingenomen met betrekking tot de actualisering van bijlage XV bij de overeenkomst.

(8)

Het standpunt van de Unie in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken moet derhalve worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst, over de actualisering van bijlage XV bij de overeenkomst wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Associatiecomité EU-Moldavië in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken tot actualisering van bijlage XV (Afschaffing van douanerechten) bij de overeenkomst.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  PB L 260 van 30.8.2014, blz. 4.

(2)  Besluit (EU) 2016/839 van de Raad van 23 mei 2016 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 28).

(3)  Besluit nr. 3/2014 van de Associatieraad EU-Republiek Moldavië van 16 december 2014 inzake de overdracht van enkele bevoegdheden van de Associatieraad aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken [2015/673] (PB L 110 van 29.4.2015, blz. 40).


BESLUIT NR. …/…

VAN HET ASSOCIATIECOMITÉ EU-REPUBLIEK MOLDAVIË IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN

van …

betreffende de actualisering van bijlage XV (Afschaffing van douanerechten) bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds,

HET ASSOCIATIECOMITÉ IN ZIJN SAMENSTELLING VOOR HANDELSVRAAGSTUKKEN,

Gezien de op 27 juni 2014 te Brussel ondertekende Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, en met name artikel 147, leden 4 en 5, artikel 148, lid 5, en artikel 438, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds, (“de overeenkomst”) is op 1 juli 2016 in werking getreden.

(2)

Na overleg zijn de Republiek Moldavië en de Unie overeengekomen om, op basis van de wederkerigheid zoals die is voorzien in artikel 147 van de overeenkomst, het volume van sommige producten waarvoor jaarlijkse tariefcontingenten zonder douanerechten gelden, te verhogen.

(3)

De EU heeft ermee ingestemd de omvang van de tariefcontingenten (TRQ’s) voor goederen van oorsprong uit de Republiek Moldavië voor druiven voor tafelgebruik en pruimen te verhogen en een nieuw tariefcontingent voor kersen in te voeren. De Republiek Moldavië heeft ermee ingestemd het volume van de tariefcontingenten voor goederen van oorsprong uit de EU geleidelijk te verhogen voor de volgende producten die zijn opgenomen in de lijst van concessies (Republiek Moldavië) van bijlage XV-D bij de overeenkomst: varkensvlees (“TRQ 1”), pluimvee (“TRQ 2”), zuivel (“TRQ 3”) en suiker (“TRQ 5”).

(4)

Naar aanleiding van een verzoek van de Republiek Moldavië overeenkomstig artikel 148 van de overeenkomst heeft de Unie ermee ingestemd het reactievolume voor tarwe (meel en pellets), gerst (meel en pellets), maïs (meel en pellets) en verwerkte granen te verhogen.

(5)

Op 16 december 2014 heeft de Associatieraad bij Besluit nr. 3/2014 aan het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken, zoals bedoeld in artikel 438, lid 4, van de overeenkomst, de bevoegdheid overgedragen om bepaalde met handel verband houdende bijlagen bij de overeenkomst te actualiseren of te wijzigen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XV bij de overeenkomst wordt als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage XV-A wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

2)

In bijlage XV-B wordt in de lijst van producten waarop invoerprijzen van toepassing zijn de regel met GN-code 2012 0809 29 00 en de omschrijving “Kersen (m.u.v. zure kersen), vers” geschrapt.

3)

In bijlage XV-C worden de reactievolumes voor de volgende productcategorieën als volgt gewijzigd:

a)

voor productcategorie 6 (“Tarwe, meel en pellets”) wordt in de kolom met de titel “Reactievolume (ton)” het getal “75 000” vervangen door het getal “150 000”;

b)

voor productcategorie 7 (“Gerst, meel en pellets”) wordt in de kolom met de titel “Reactievolume (ton)” het getal “70 000” vervangen door het getal “100 000”;

c)

voor productcategorie 8 (“Mais, meel en pellets”) wordt in de kolom met de titel “Reactievolume (ton)” het getal “130 000” vervangen door het getal “250 000”, en

d)

voor productcategorie 10 (“Verwerkte producten van granen”) wordt in de kolom met de titel “Reactievolume (ton)” het bedrag “2 500” vervangen door het bedrag “5 000”.

4)

In bijlage XV-D wordt in de lijst van concessies (Republiek Moldavië) de vierde kolom met de titel “Categorie” als volgt gewijzigd:

a)

alle verwijzingen naar “TRQ 1 (4 000 t)” worden vervangen door “TRQ 1 (4 500 t; voor het jaar 2021: 5 000 t, en vanaf het jaar 2022: 5 500 t)”;

b)

alle verwijzingen naar “TRQ 2 (4 000 t)” worden vervangen door “TRQ 2 (5 000 t; voor het jaar 2021: 5 500 t, en vanaf het jaar 2022: 6 000 t)”;

c)

alle verwijzingen naar “TRQ 3 (1 000 t)” worden vervangen door “TRQ 3 (1 500 t, en vanaf het jaar 2021: 2 000 t)”;

d)

alle verwijzingen naar “TRQ 5 (5 400 t)” worden vervangen door “TRQ 5 (7 000 t; voor het jaar 2021: 8 000 t, en vanaf het jaar 2022: 9 000 t)”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Associatiecomité in zijn samenstelling voor handelsvraagstukken

De voorzitter


BIJLAGE

„BIJLAGE XV-A

PRODUCTEN WAARVOOR JAARLIJKSE TARIEFCONTINGENTEN ZONDER DOUANERECHTEN GELDEN (UNIE)

Volgnummer

GN-code 2012

Omschrijving

Hoeveelheid (ton)

Recht

1.

0702 00 00

Tomaten, vers of gekoeld

2 000

vrij

2.

0703 20 00

Knoflook, vers of gekoeld

220

vrij

3.

0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik, vers

20 000

vrij

4.

0808 10 80

Appelen, vers (m.u.v. persappelen, los verladen, van 16 september tot en met 15 december)

40 000

vrij

5.

0809 29 00

Kersen (m.u.v. zure kersen), vers

1 500

vrij

6.

0809 40 05

Pruimen, vers

15 000

vrij

7.

2009 61 10

Druivensap, druivenmost daaronder begrepen, ongegist, alcoholvrij, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een brixwaarde van niet meer dan 30 bij 20 °C en met een waarde van meer dan 18 EUR per 100 kg nettogewicht

500

vrij”

2009 69 19

Druivensap, druivenmost daaronder begrepen, ongegist, alcoholvrij, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een brixwaarde van meer dan 67 bij 20 °C en met een waarde van meer dan 22 EUR per 100 kg nettogewicht

2009 69 51

Geconcentreerd druivensap, druivenmost daaronder begrepen, ongegist, alcoholvrij, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een brixwaarde van meer dan 30 doch niet meer dan 67 bij 20 °C en met een waarde van meer dan 18 EUR per 100 kg nettogewicht

2009 69 59

Druivensap, druivenmost daaronder begrepen, ongegist, alcoholvrij, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met een brixwaarde van meer dan 30 doch niet meer dan 67 bij 20 °C en met een waarde van meer dan 18 EUR per 100 kg nettogewicht (m.u.v. geconcentreerd druivensap)


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/288


BESLUIT (EU) 2019/2246 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

betreffende het namens de Europese Unie in het Gemengd Comité voor de CETA in te nemen standpunt met betrekking tot de goedkeuring van de lijst van arbiters overeenkomstig artikel 29.8 van de overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (“de overeenkomst”), is op 30 oktober 2016 ondertekend.

(2)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2017/38 van de Raad (1) worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst sinds 21 september 2017 voorlopig toegepast.

(3)

In artikel 29.8, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat het bij artikel 26.1 van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité voor de CETA een lijst van ten minste 15 personen moet opstellen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden.

(4)

Daarom dient het standpunt te worden bepaald dat namens de Unie in het Gemengd Comité voor de CETA moet worden ingenomen, omdat het beoogde besluit bindend zal zijn voor de Unie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in het Gemengd Comité voor de CETA in te nemen standpunt met betrekking tot de goedkeuring van de lijst van arbiters overeenkomstig artikel 29.8 van de overeenkomst, moet worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité voor de CETA.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Besluit (EU) 2017/38 van de Raad van 28 oktober 2016 betreffende de voorlopige toepassing van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (PB L 11 van 14.1.2017, blz. 1080).


ONTWERP VAN

BESLUIT NR. ... VAN HET GEMENGD COMITÉ VOOR DE CETA

van ...

tot opstelling van een lijst van arbiters overeenkomstig artikel 29.8 van de overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VOOR DE CETA,

Gezien de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (“de overeenkomst”), en met name artikel 29.8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 30.7, lid 3, van de overeenkomst worden bepaalde onderdelen van de overeenkomst sinds 21 september 2017 voorlopig toegepast.

(2)

In artikel 29.8, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat het Gemengd Comité voor de CETA een lijst van ten minste 15 personen moet opstellen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden. De lijst van arbiters moet uit drie sublijsten bestaan: een sublijst voor elke partij en een sublijst van personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die voor het voorzitterschap in aanmerking komen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

1.

De lijst van arbiters die voor de toepassing van artikel 29.8 van de overeenkomst moest worden opgesteld, is vastgesteld in de bijlage.

2.

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld door het Gemengd Comité voor de CETA.

Gedaan te …

Voor het Gemengd Comité voor de CETA


BIJLAGE

LIJST VAN ARBITERS, OPGESTELD OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 29.8 VAN DE OVEREENKOMST

Sublijst voor Canada:

1.

Serge Fréchette

2.

Valerie Hughes

3.

Matthew Kronby

4.

Debra Steger

5.

J. Christopher Thomas

6.

Cherise Valles

Sublijst voor de EU:

1.

Claudio Dordi

2.

Michael Hahn

3.

Pieter Jan Kuijper

4.

Hélène Ruiz Fabri

5.

Peter Van den Bossche

Sublijst van voorzitters:

1.

James Bacchus

2.

Christian Häberli

3.

Daniel Moulis

4.

David Unterhalter

5.

Seung Wha Chang


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/291


BESLUIT (EU) 2019/2247 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

tot wijziging van Besluit 2013/488/EU betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 240, lid 3,

Gezien Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (1), en met name artikel 24,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aanhangsel B bij Besluit 2013/488/EU van de Raad (2) bevat een concordantietabel van de rubriceringen.

(2)

Bijlage C bij dat besluit bevat een lijst van nationale veiligheidsinstanties (NSA's).

(3)

Zweden heeft het secretariaat-generaal van de Raad in kennis gesteld van wijzigingen van zijn rubriceringen en van zijn NSA's.

(4)

Daarnaast hebben Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Spanje, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Slowakije, Finland en het Verenigd Koninkrijk het secretariaat-generaal van de Raad in kennis gesteld van wijzigingen van hun respectieve NSA's.

(5)

Besluit 2013/488/EU dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De aanhangsels B en C bij Besluit 2013/488/EU worden vervangen door de tekst in respectievelijk bijlage I en bijlage II bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35.

(2)  Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

‘AANHANGSEL B

CONCORDANTIE VAN DE RUBRICERINGEN

EU

TRÈS SECRET UE/EU TOP SECRET

SECRET UE/EU SECRET

CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL

RESTREINT UE/EU RESTRICTED

België

Très Secret (Loi 11.12.1998)

Zeer Geheim (Wet 11.12.1998)

Secret (Loi 11.12.1998)

Geheim (Wet 11.12.1998)

Confidentiel (Loi 11.12.1998)

Vertrouwelijk (Wet 11.12.1998)

noot (1)

Bulgarije

Cтpoгo ceкретно

Ceкретно

Поверително

За служебно ползване

Tsjechië

Přísně tajné

Tajné

Důvěrné

Vyhrazené

Denemarken

YDERST HEMMELIGT

HEMMELIGT

FORTROLIGT

TIL TJENESTEBRUG

Duitsland

STRENG GEHEIM

GEHEIM

VS (2) — VERTRAULICH

VS — NUR FÜR DEN DIENSTGEBRAUCH

Estland

Täiesti salajane

Salajane

Konfidentsiaalne

Piiratud

Ierland

Top Secret

Secret

Confidential

Restricted

Griekenland

Άκρως Απόρρητο

Abr: ΑΑΠ

Απόρρητο

Abr: (ΑΠ)

Εμπιστευτικό

Αbr: (ΕΜ)

Περιορισμένης Χρήσης

Abr: (ΠΧ)

Spanje

SECRETO

RESERVADO

CONFIDENCIAL

DIFUSIÓN LIMITADA

Frankrijk

Très Secret Défense

Secret Défense

Confidentiel Défense

noot (3)

Kroatië

VRLO TAJNO

TAJNO

POVJERLJIVO

OGRANIČENO

Italië

Segretissimo

Segreto

Riservatissimo

Riservato

Cyprus

Άκρως Απόρρητο

Αbr: (ΑΑΠ)

Απόρρητο

Αbr: (ΑΠ)

Εμπιστευτικό

Αbr: (ΕΜ)

Περιορισμένης Χρήσης

Αbr: (ΠΧ)

Letland

Sevišķi slepeni

Slepeni

Konfidenciāli

Dienesta vajadzībām

Litouwen

Visiškai slaptai

Slaptai

Konfidencialiai

Riboto naudojimo

Luxemburg

Très Secret Lux

Secret Lux

Confidentiel Lux

Restreint Lux

Hongarije

Szigorúan titkos!

Titkos!

Bizalmas!

Korlátozott terjesztésű!

Malta

L-Ogħla Segretezza

Top Secret

Sigriet

Secret

Kunfidenzjali

Confidential

Ristrett

Restricted (4)

Nederland

Stg. ZEER GEHEIM

Stg. GEHEIM

Stg. CONFIDENTIEEL

Dep. VERTROUWELIJK

Oostenrijk

Streng Geheim

Geheim

Vertraulich

Eingeschränkt

Polen

Ściśle Tajne

Tajne

Poufne

Zastrzeżone

Portugal

Muito Secreto

Secreto

Confidencial

Reservado

Roemeniė

Strict secret de importanță deosebită

Strict secret

Secret

Secret de serviciu

Slovenië

STROGO TAJNO

TAJNO

ZAUPNO

INTERNO

Slowakije

Prísne tajné

Tajné

Dôverné

Vyhradené

Finland

ERITTÄIN SALAINEN YTTERST HEMLIG

SALAINEN HEMLIG

LUOTTAMUKSELLINEN KONFIDENTIELL

KÄYTTÖ RAJOITETTU BEGRÄNSAD TILLGÅNG

Zweden

Kvaliciferat hemlig

Hemlig

Konfidentiell

Begränsat hemlig

Verenigd Koninkrijk

UK TOP SECRET

UK SECRET

noot (5)

UK OFFICIAL SENSITIVE


(1)  Diffusion Restreinte/Beperkte Verspreiding is in België geen rubriceringsgraad. België behandelt en beschermt alle gegevens met rubricering “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” op een niet minder stringente wijze dan door de normen en procedures in de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie wordt voorgeschreven.

(2)  Duitsland: VS = Verschlusssache (gerubriceerde gegevens).

(3)  Frankrijk maakt in zijn nationale systeem geen gebruik van de rubricering “RESTREINT”. Frankrijk behandelt en beschermt alle gegevens met rubricering “RESTREINT UE/EU RESTRICTED” op een niet minder stringente wijze dan door de normen en procedures in de beveiligingsvoorschriften van de Raad van de Europese Unie wordt voorgeschreven.

(4)  Voor Malta kunnen de Maltese en de Engelse vermeldingen door elkaar worden gebruikt.

(5)  Het Verenigd Koninkrijk maakt in zijn nationale systeem geen gebruik meer van de rubricering “UK CONFIDENTIAL”. Het Verenigd Koninkrijk behandelt en beschermt alle gegevens met de rubricering “CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL” overeenkomstig de beveiligingsvoorschriften die gelden voor “UK SECRET”.


BIJLAGE II

‘AANHANGSEL C

LIJST VAN NATIONALE BEVEILIGINGSINSTANTIES (NSA’s)

België

Nationale Veiligheidsoverheid

FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Karmelietenstraat 15

1000 Brussel

Tel. secretariaat: +32 25014542

Fax +32 25014596

E-mail: nvo-ans@diplobel.fed.be

Estland

National Security Authority Department

Estonian Foreign Intelligence Service

Rahumäe tee 4B

11316 Tallinn

Tel. +372 693 9211

Fax +372 693 5001

E-mail: nsa@fis.gov.ee

Bulgarije

State Commission on Information Security

4 Kozloduy Str.

1202 Sofia

Tel. +359 29333600

Fax +359 29873750

E-mail: dksi@government.bg

Website: www.dksi.bg

Ierland

National Security Authority

Department of Foreign Affairs and Trade

76‐78 Harcourt Street

Dublin 2

D02 DX45 Ierland

Tel. 1: +353 1 4082842

Tel. 2: +353 1 4082724

E-mail: nsa@dfa.ie

Tsjechië

Národní bezpečnostní úřad

(Nationale beveiligingsdienst)

Na Popelce 2/16

150 06 Praag 56

Tel. +420 257283335

Fax +420 257283110

E-mail: oms@nbu.cz

Website: www.nbu.cz

Griekenland

Γενικό Επιτελείο Εθνικής Άμυνας (ΓΕΕΘΑ)

Διεύθυνση Ασφαλείας και Αντιπληροφοριών

ΣΤΓ 1020 - Χολαργός (Αθήνα)

Ελλάδα

Τηλ.: +30 2106572045 (ώρες γραφείου)

+30 2106572009 (ώρες γραφείου)

Φαξ: +30 2106536279

+30 2106577612

Hellenic National Defence General Staff (HNDGS)

Counter Intelligence and Security Directorate (NSA)

227-231 HOLARGOS

STG 1020 Athene

Tel. +30 2106572045

+30 2106572009

Fax +30 2106536279

+30 2106577612

Denemarken

Politiets Efterretningstjeneste

(Deense veiligheidsinlichtingendienst)

Klausdalsbrovej 1

2860 Søborg

Tel. +45 45 15 90 07

Fax +45 45 15 01 90

Forsvarets Efterretningstjeneste

(Deense defensie-inlichtingendienst)

Kastellet 30

2100 Kopenhagen Ø

Tel. +45 33325566

Fax +45 33931320

Spanje

Autoridad Nacional de Seguridad

Oficina Nacional de Seguridad

Calle Argentona, 30

28023 Madrid

Tel. +34 913725000

Fax +34 913725808

E-mail: nsa-sp@areatec.com

Duitsland

Bundesministerium des Innern, für Bau und Heimat

Section ÖS II 5

Alt-Moabit 140

D-10557 Berlijn

Tel. +49 30186810

Fax +49 30186811441

E-mail 1: OESII5@bmi.bund.de

E-mail 2: PersGS@bmi.bund.de

Frankrijk

Secrétariat général de la défense et de la sécurité nationale

Sous-direction Protection du secret (SGDSN/PSD)

51 Boulevard de la Tour-Maubourg

75700 Parijs 07 SP

Tel. +33 171758177

Fax +33 171758200

Kroatië

Office of the National Security Council

Croatian NSA

Jurjevska 34

HR‐10000 Zagreb

Kroatië

Tel. +385 14681222

Fax +385 14686049

E-mail: NSACroatia@uvns.hr

Website: www.uvns.hr

Luxemburg

Autorité nationale de Sécurité

Boîte postale 2379

L‐1023 Luxemburg

Tel. +352 24782210 centrale

Tel. +352 24782253 direct

Fax +352 24782243

Italië

Presidenza del Consiglio dei Ministri

D.I.S. - U.C.Se

Via di Santa Susanna, 15

00187 Rome

Tel. +39 0661174266

Fax +39 064885273

Hongarije

Nemzeti Biztonsági Felügyelet

(Nationale beveiligingsinstantie van Hongarije)

1024 Boedapest, Szilágyi Erzsébet fasor 11/B

Postadres 1399 Boedapest, Pf. 710/50

Tel. +36-1/391-1862

Fax +36-1/391-1889

E-mail: nbf@nbf.hu

Website: www.nbf.hu

Cyprus

ΥΠΟΥΡΓΕΙΟ ΑΜΥΝΑΣ

ΣΤΡΑΤΙΩΤΙΚΟ ΕΠΙΤΕΛΕΙΟ TΟΥ ΥΠΟΥΡΓΟΥ ΑΜΥΝΑΣ

ΕΘΝΙΚΗ ΑΡΧΗ ΑΣΦΑΛΕΙΑΣ (ΕΑΑ)

Υπουργείο Άμυνας

Λεωφόρος Στροβόλου 172-174, 1432

Λευκωσία

Ταχυδρομικός Κώδικας: 2048

Τηλεφωνα: +357 22807569, +357 22807643, +357 22807764

Τηλεομοιότυπ: +357 22302351

Ηλεκτρονικό Ταχυδρομείο: cynsa@mod.gov.cy

Ministerie van Defensie

Militaire staf van de minister

Nationale beveiligingsinstantie (NSA)

172-174 Strovolou Avenue, 1432

Nicosia

Postcode: 2048

Tel. +357 22807569, +357 22807643, +357 22807764

Fax +357 22302351

E-mail: cynsa@mod.gov.cy

Malta

Ministry for Home Affairs and National Security

P.O. Box 146

Valletta

Tel. +356 21249844

Fax +356 25695321

Letland

National Security Authority

Constitution Protection Bureau of the Republic of Latvia

P.O. Box 286

Riga, LV-1001

Tel. +371 67025418

E-mail: ndi@sab.gov.lv

Nederland

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Postbus 20010

2500 EA Den Haag

Tel. +31 703204400

Fax +31 703200733

Ministerie van Defensie

Beveiligingsautoriteit

Postbus 20701

2500 ES Den Haag

Tel. +31 703187060

Fax +31 703187522

Litouwen

Lietuvos Respublikos paslapčių apsaugos koordinavimo komisija

(Commissie voor de coördinatie van de bescherming van geheimen van de Republiek Litouwen

Nationale beveiligingsinstantie)

Pilaitės ave. 19

LT-06264 Vilnius

Tel. +370 5 706 66128

Fax +370 706 66700

E-mail: nsa@vsd.lt

Oostenrijk

Informationssicherheitskommission

Bundeskanzleramt

Ballhausplatz 2

1010 Wenen

Tel. +43 1 53115 202594

Fax +43 1 53109 202594

E-mail: isk@bka.gv.at

Polen

Agencja Bezpieczeństwa Wewnętrznego – ABW

(Bureau interne veiligheid)

2A Rakowiecka St.

00-993 Warschau

Tel. +48 225857663

Fax +48 225858509

E-mail: nsa@abw.gov.pl

Website: www.abw.gov.pl

Slowakije

Národný bezpečnostný úrad

(Nationale beveiligingsinstantie)

Budatínska 30

851 06 Bratislava

Tel. +421 2 6869 1111

Fax +421 2 6869 1700

E-mail: podatelna@nbu.gov.sk

Website: www.nbu.gov.sk

Portugal

Presidência do Conselho de Ministros

Autoridade Nacional de Segurança

Rua da Junqueira, 69

1300-342 Lissabon

Tel. +351 213031710

Fax +351 213031711

Finland

National Security Authority

Ministry for Foreign Affairs

P.O. Box 453

FI-00023 Government

Tel. +358 9 16055890

E-mail: NSA@formin.fi

Roemenië

Oficiul Registrului Național al Informațiilor Secrete de Stat

— Romanian NSA — ORNISS

National Registry Office for Classified Information

Str. Mureș nr. 4, sector 1

012275 Boekarest

Tel. +40 212075114

Fax +40 212240714

E-mail: nsa.romania@nsa.ro

Website: www.orniss.ro

Zweden

Ministry for Foreign Affairs

Swedish National Security Authority

SE-103 39 Stockholm

Tel. +46 8 405 10 00

E-mail: ud-nsa@gov.se

Slovenië

Urad Vlade RS za varovanje tajnih podatkov

Gregorčičeva 27

SI-1000 Ljubljana

Tel. +386 14781390

Fax +386 14781399

E-mail: gp.uvtp@gov.si

Verenigd Koninkrijk

UK National Security Authority

Cabinet Office

Room 335

70 Whitehall

Londen

SW1A 2AS

Tel. 1: +44 2072765645

Tel. 2: +44 2072765497

E-mail: uk-nsa@cabinetoffice.gov.uk’


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/297


BESLUIT (EU) 2019/2248 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

over het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité dat is opgericht bij de luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten (“de overeenkomst”) is gesloten bij Besluit (EU) 2019/702 van de Raad (1) en in werking getreden op 16 mei 2019.

(2)

Bij artikel 17 van de overeenkomst is een Gemengd Comité opgericht om de goede werking en uitvoering van de overeenkomst te waarborgen.

(3)

In artikel 17, lid 8, van de overeenkomst is bepaald dat het Gemengd Comité zijn reglement van orde vaststelt.

(4)

Het reglement van orde van het Gemengd Comité moet worden vastgesteld om te waarborgen dat de overeenkomst doeltreffend wordt uitgevoerd.

(5)

Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité moet worden gebaseerd op het aangehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Op de eerste bijeenkomst van het Gemengd Comité dat is opgericht bij artikel 17 van de luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten moet het namens de Unie in te nemen standpunt ten aanzien van de vaststelling van het reglement van orde van dat comité worden gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

De vertegenwoordigers van de Unie in het Gemengd Comité mogen zonder nader besluit van de Raad instemmen met kleine wijzigingen in het ontwerpbesluit van het Gemengd Comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Besluit (EU) 2019/702 van de Raad van 15 april 2019 inzake de sluiting, namens de Unie, van de Overeenkomst inzake luchtvervoer tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en Canada anderzijds (PB L 120 van 8.5.2019, blz. 1).


ONTWERP

BESLUIT Nr. 1/2020 VAN HET GEMENGD COMITÉ CANADA/EU DAT IS OPGERICHT BIJ DE LUCHTVERVOERSOVEREENKOMST TUSSEN CANADA EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN

van ...

tot vaststelling van zijn reglement van orde

HET GEMENGD COMITÉ CANADA-EU,

Gezien de luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten (“de overeenkomst”), en met name artikel 17,

BESLUIT:

Enig artikel

Het reglement van orde van het Gemengd Comité in bijlage bij dit besluit wordt hierbij vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de delegatie van de Europese Unie

Het hoofd van de delegatie van Canada


BIJLAGE

REGLEMENT VAN ORDE

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de luchtvervoersovereenkomst tussen Canada en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, en met name artikel 17,

HEEFT HET VOLGENDE REGLEMENT VAN ORDE VASTGESTELD:

Artikel 1

Delegatiehoofden

1.   Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen.

2.   Het Gemengd Comité wordt gezamenlijk voorgezeten door de delegatiehoofden van de partijen.

Artikel 2

Vergaderingen

1.   Het Gemengd Comité vergadert minstens één keer per jaar en elke partij treedt beurtelings als gastheer op. Voorts kan elke partij verzoeken om een vergadering van het Gemengd Comité te organiseren uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de overeenkomst.

2.   Het Gemengd Comité kan fysieke bijeenkomsten organiseren of op andere manieren (conference calls of videoconferenties) vergaderen.

Artikel 3

Delegaties

1.   De delegatiehoofden stellen elkaar vóór de vergadering in kennis van de voorgenomen samenstelling van hun delegaties.

2.   Vertegenwoordigers van belanghebbende partijen uit de luchtvervoerssector kunnen worden uitgenodigd om als waarnemers aanwezig te zijn bij vergaderingen, op voorwaarde dat het Gemengd Comité daarmee instemt.

3.   Het Gemengd Comité kan andere belanghebbenden en deskundigen vragen naar vergaderingen te komen om informatie over specifieke thema’s te verstrekken.

Artikel 4

Secretariaat

Een ambtenaar van de Europese Commissie en een ambtenaar van de regering van Canada treden gezamenlijk op als secretarissen van het Gemengd Comité.

Artikel 5

Agenda's voor de vergaderingen

1.   De delegatiehoofden stellen in onderling overleg de voorlopige agenda voor elke vergadering op. Om de verspreiding onder, en de raadpleging van, de leden van elke delegatie te vergemakkelijken wordt die voorlopige agenda zo mogelijk uiterlijk 15 dagen vóór de datum van de vergadering vastgesteld.

2.   Elke vergadering van het Gemengd Comité begint met de goedkeuring van de agenda. Punten die niet op de voorlopige agenda voorkomen, kunnen aan de agenda worden toegevoegd indien het Gemengd Comité daarmee instemt.

3.   De delegatiehoofden kunnen de in lid 1 bedoelde termijn inkorten om rekening te houden met de urgentie van een bepaalde kwestie.

Artikel 6

Notulen van de vergaderingen

1.   Aan het einde van elke vergadering van het Gemengd Comité worden ontwerpnotulen van de vergadering opgesteld. Hierin worden de besproken punten en alle gezamenlijke conclusies vermeld, met inbegrip van de aangenomen aanbevelingen en besluiten.

2.   De notulen van de vergadering worden uiterlijk dertig dagen na de vergadering, of op een andere door de partijen overeengekomen datum, schriftelijk door de delegatiehoofden goedgekeurd.

3.   Als de notulen worden goedgekeurd, worden ze ondertekend door de delegatiehoofden en wordt één origineel gearchiveerd door elk van de partijen. De partijen kunnen besluiten dat de ondertekening en uitwisseling van elektronische kopieën volstaan om aan dit vereiste te voldoen.

4.   Behoudens andersluidend besluit zijn de vergaderingen van het Gemengd Comité niet openbaar. De notulen van de vergaderingen en de uitwisselingen van correspondentie, in voorkomend geval, zijn openbaar tenzij een van de partijen anderszins verzoekt. Indien nodig kan het Gemengd Comité aanbevelen om een gezamenlijke persmededeling op te stellen.

Artikel 7

Schriftelijke procedure

Besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité kunnen zo nodig via een schriftelijke procedure worden goedgekeurd indien de keuze voor deze procedure naar behoren wordt gemotiveerd. Daartoe wisselen de delegatiehoofden de ontwerpmaatregelen uit waarover het standpunt van het Gemengd Comité wordt gevraagd; deze kunnen vervolgens worden bevestigd via een briefwisseling.

Artikel 8

Beraadslagingen

1.   Het Gemengd Comité stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast op basis van consensus.

2.   Besluiten of aanbevelingen van het Gemengd Comité dragen het opschrift “Besluit” of “Aanbeveling”, gevolgd door een volgnummer, de datum van vaststelling en een beschrijving van het onderwerp.

3.   De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden ondertekend door de delegatiehoofden en als aanhangsel bij de notulen van de vergadering gevoegd.

4.   De besluiten van het Gemengd Comité worden door de partijen uitgevoerd overeenkomstig hun eigen interne procedures.

Artikel 9

Werkgroepen

1.   Het Gemengd Comité kan overeenkomen werkgroepen op te richten om specifieke, voor de overeenkomst relevante kwesties te bestuderen. De taakomschrijving van een werkgroep wordt door het Gemengd Comité worden goedgekeurd en in de desbetreffende notulen opgenomen.

2.   Het lidmaatschap van de werkgroepen wordt bepaald door het Gemengd Comité.

3.   De werkgroepen brengen verslag uit aan het Gemengd Comité. Zij nemen geen besluiten, maar kunnen aanbevelingen doen aan het Gemengd Comité.

4.   Het Gemengd Comité kan te allen tijde overeenkomen bestaande werkgroepen op te heffen, hun taakomschrijving te wijzigen of nieuwe werkgroepen op te richten die het comité bijstaan in zijn taken.

Artikel 10

Uitgaven

1.   De leden van elke delegatie betalen zelf de uitgaven voor hun deelname aan een vergadering of een werkgroep.

2.   Andere uitgaven in verband met de organisatie van vergaderingen komen ten laste van de partij die als gastheer van de vergadering optreedt.

Artikel 11

Wijzigingen van het reglement van orde

Het Gemengd Comité kan dit reglement van orde te allen tijde wijzigen door middel van een besluit dat wordt genomen overeenkomstig de voorschriften van artikel 8.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/302


BESLUIT (EU) 2019/2249 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels van de Wereldhandelsorganisatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit 94/800/EG van de Raad (1) en is op 1 januari 1995 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 4 van de overeenkomst wordt de Commissie Oorsprongsregels opgericht.

(3)

De Commissie Oorsprongsregels zal een mededeling vaststellen met de titel “Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels”.

(4)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Commissie Oorsprongsregels moet worden ingenomen, aangezien de vast te stellen mededeling voor de Unie bindend zal zijn.

(5)

Het voorgestelde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen strekt ertoe de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken ten aanzien van niet-preferentiële oorsprongsregels te verbeteren door middel van regels voor de verplichte of vrijwillige kennisgeving door leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van hun niet-preferentiële oorsprongsregels via modelformulieren. Dit zal tot duidelijkere en meer voorspelbare oorsprongsregels leiden en het internationale handelsverkeer vergemakkelijken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in de Commissie Oorsprongsregels in te nemen standpunt is gebaseerd op de in de bijlage bij dit besluit opgenomen ontwerpmededeling van de Commissie Oorsprongsregels.

Kleine technische wijzigingen in die ontwerpmededeling kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de Commissie Oorsprongsregels worden overeengekomen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).


BIJLAGE

Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels

De leden van de Wereldhandelsorganisatie,

Geleid door de wens ervoor te zorgen dat oorsprongsregels de internationale handel niet beperken, vervalsen of verstoren;

Geleid door de wens ervoor te zorgen dat de oorsprongsregels worden opgesteld en toegepast op een onpartijdige, transparante, voorspelbare, consequente en neutrale wijze;

Erkennend dat duidelijke en voorspelbare oorsprongsregels en de toepassing daarvan het internationale handelsverkeer vergemakkelijken;

Erkennend dat het wenselijk is te zorgen voor transparante wet- en regelgeving en praktijken op het gebied van de oorsprongsregels;

Geleid door de wens de kennisgevingsverplichtingen van artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels aan te vullen;

Bevestigend dat verbetering van de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken ten aanzien van oorsprongsregels de nalevingskosten van marktdeelnemers die mondiale waardeketens willen integreren, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, helpt te verlagen;

Besluiten, met betrekking tot de oorsprongsregels, als volgt:

1.

Het is wenselijk een hoog niveau van transparantie van en wederzijds inzicht in bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten die door WTO-leden worden gehanteerd, te handhaven en te bevorderen. Onder oorsprongsregels worden de regels verstaan die onder het toepassingsgebied van artikel 1 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels vallen.

2.

Ter verbetering van de transparantie en ter bevordering van een beter inzicht in de oorsprongsregels stellen de Leden het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit in kennis van de oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van de meestbegunstigingsbehandeling uit hoofde van de artikelen I, II, III, XI en XIII van de GATT 1994.

3.

De Leden worden aangemoedigd het kennisgevingsmodel in bijlage 1 in te vullen wanneer zij het Secretariaat van de WTO in kennis stellen van eventuele andere oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van andere niet-preferentiële handelsbeleidsinstrumenten zoals bepaald in artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels.

4.

Voorts geven de Leden overeenkomstig bijlage 2 een beschrijving van de praktijken die zij hanteren met betrekking tot de certificering van oorsprong en andere verplichte documentaire bewijzen van oorsprong voor niet-preferentiële doeleinden waarvan overeenkomstig bijlage 1 kennis is gegeven (1). Leden die melden dat zij geen oorsprongsregels toepassen overeenkomstig bijlage 1, vullen niettemin bijlage 2 in.

5.

Kennisgevingen op grond van de punten 2 en 4 van dit besluit worden uiterlijk één jaar na de vaststelling van dit besluit ingediend.

6.

De op grond van dit besluit verstrekte gegevens worden door het Secretariaat van de WTO openbaar gemaakt.

7.

Elk Lid richt, binnen de grenzen van de hem beschikbare middelen, één of meer informatiepunten op, of houdt deze in stand, voor de beantwoording van redelijke verzoeken om inlichtingen van regeringen, handelaren en andere belanghebbenden over aangelegenheden ten aanzien van oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten alsook voor de verstrekking van de vereiste formulieren en documenten (2). De Leden verstrekken de contactgegevens van hun respectieve informatiepunten aan het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1. Leden die een minst ontwikkeld land zijn, verstrekken deze gegevens uiterlijk binnen twee jaar aan het Secretariaat van de WTO.

8.

De Leden trachten verwijzingen naar wetgeving, websites, toelichtende stukken of andere documenten in een officiële taal van de WTO te verstrekken.

9.

De Leden die ingrijpende wijzigingen aanbrengen in hun oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, stellen het Secretariaat van de WTO overeenkomstig dit besluit onverwijld in kennis van zulke wijzigingen.

10.

De Commissie Oorsprongsregels onderzoekt de bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten op basis van de inlichtingen waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, teneinde praktijken die de handel vergemakkelijken, in kaart te brengen en de internationale verspreiding ervan te bevorderen.

11.

Op verzoek dient door het Secretariaat van de WTO ter ondersteuning van de Leden die ontwikkelingsland of minst ontwikkeld land zijn, bijstand te worden verleend bij de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.

12.

Dit besluit doet op generlei wijze afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Leden die zijn opgenomen in artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels of in artikel 1 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.

13.

Drie jaar na de vaststelling van dit besluit en vervolgens wanneer het nodig is, wordt een evaluatie ervan, met name van de punten 2 en 3, verricht, teneinde naargelang het geval verder verbetering te brengen in de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels.


(1)  Dit doet geen afbreuk aan het feit dat de bevoegde autoriteiten voor controledoeleinden andere bewijzen van oorsprong kunnen verlangen.

(2)  Dit informatiepunt kan hetzelfde zijn als het punt dat is opgericht of in stand wordt gehouden op grond van artikel 1, lid 3, (Informatiepunten) van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, en de Leden hoeven niet meer inlichtingen noch formulieren of documenten te verstrekken dan hetgeen onder die overeenkomst valt.


BIJLAGE 1

KENNISGEVINGSMODEL VOOR NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

Leden mogen bijlage 1 zo vaak als zij nodig achten reproduceren

I.   BASISINFORMATIE

1)

Lid dat de kennisgeving doet

 

2)

Informatiepunt

(verstrek indien mogelijk de volgende contactgegevens: naam, telefoon, e-mail, website)

 

3)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van kracht?

Ja

Neen*

* Is uw antwoord “Neen”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Geef aan bij welke handelsbeleidsinstrumenten deze niet‐preferentiële oorsprongsregels worden gebruikt (verwijs naar artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels)

 

5)

Datum van inwerkingtreding of van enige ingrijpende wijziging van deze regels:

 

6)

Datum waarop deze regels vervallen, indien van toepassing:

 

7)

Overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met het beheer van deze regels:

 

8)

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere toelichtende stukken, indien van toepassing:

 

9)

Eventuele opmerkingen

 

II.   TOEPASSING VAN NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

10)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op invoer?

Ja

Neen

11)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op uitvoer?

Ja

Neen

12)

Geldt er een de minimis-regel voor de toepassing van niet-preferentiële oorsprongsregels?

Ja

Neen

 

Zo ja, vermeld de de minimis-drempel en verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 10 tot en met 12.

 

III.   TOETSINGSCRITERIA VOOR EEN INGRIJPENDE BE-OF VERWERKING MET HET OOG OP DE BEOORDELING VAN DE OORSPRONG VAN EEN GOED

13)

Algemene criteria, indien van toepassing voor alle producten:

 

14)

Productspecifieke oorsprongsregels, indien van toepassing:

 

15)

Eventuele definitie van oorsprongs- en niet-oorsprongsmaterialen:

 

16)

Eventuele lijst van niet-oorsprongverlenende minimale (be)handelingen:

 

17)

Eventuele residuele regels:

 

18)

Overige inlichtingen die het Lid noodzakelijk acht (vermeld in voorkomend geval een internetlink)

 

IV.   VOORAFGAANDE BESLUITEN

Worden er voorafgaande besluiten over de oorsprong van een goed uitgebracht? (1)

Ja

Neen

Autoriteit belast met het uitbrengen van voorafgaande (oorsprongs)besluiten

 

Instructies voor de toepassing van een voorafgaand besluit

 

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere wijzigingen naar toepasselijke wetgeving:

 


(1)  Zoals omschreven in artikel 2, onder h), van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels en artikel 3 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.


BIJLAGE 2

KENNISGEVINGSMODEL VOOR DOCUMENTATIEVEREISTEN BETREFFENDE NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

1)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor invoer?

Ja

Neen**

2)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor uitvoer?

Ja

Neen**

3)

Is er een gestandaardiseerde of voorgeschreven opmaak en/of inhoud van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong?

Zo ja, gelieve een exemplaar bij te voegen of relevante informatie te verstrekken in het aanhangsel van deze bijlage.

Ja

Neen

** Is het antwoord op de vragen 1 en 2 “Neen”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Indien alleen in specifieke omstandigheden een certificaat (of ander verplicht documentair bewijs van oorsprong) vereist is, beschrijf dan in welke gevallen en op welke manier (voorgeschreven formulier of anderszins) de oorsprong moet worden aangetoond.

 

5)

Indien de dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong slechts betrekking hebben op bepaalde producten, vermeld dan voor welke GS-hoofdstukken zij gelden en op welke manier (voorgeschreven formulier of anderszins) zij moeten worden nageleefd.

 

6)

Vrijstellingen van de dwingende voorschriften inzake het indienen van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong (bijvoorbeeld zendingen met een geringe waarde, postzendingen, enz.).

 

7)

In voorkomend geval: overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met de afgifte van certificaten en/of enig ander verplicht bewijs van oorsprong.

 

8)

Verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 1 tot en met 7

 


BIJLAGE 2 — AANHANGSEL

Gelieve een exemplaar van het voorgeschreven formulier bij te voegen en/of een internetlink te vermelden naar het voorgeschreven formulier voor het certificaat van oorsprong (of een ander verplicht documentair bewijs van oorsprong), indien van toepassing.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/309


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/2250 VAN DE RAAD

van 19 December 2019

houdende goedkeuring van het reglement van orde van Eurojust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (1), en met name artikel 5, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1727 stelt het college van Eurojust (“het college”) het reglement van orde van Eurojust vast. De Raad keurt het reglement van orde goed door middel van uitvoeringshandelingen.

(2)

Het ontwerp van reglement van orde is op 12 december 2019 goedgekeurd door het college van Eurojust overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) 2018/1727. De aparte ontwerpprocedureregels voor de verwerking en bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17 van het reglement van orde zijn op 16 december 2019 goedgekeurd door het college.

(3)

Het reglement van orde en de aparte procedureregels voor de verwerking en bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17 van het reglement van orde moeten door de Raad worden goedgekeurd.

(4)

Denemarken is niet gebonden door Verordening (EU) 2018/1727 en neemt daarom niet deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, waarmee Verordening (EU) 2018/1727 ten uitvoer wordt gelegd.

(5)

Ierland en het Verenigd Koninkrijk zijn gebonden door Verordening (EU) 2018/1727 en nemen daarom deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, waarmee Verordening (EU) 2018/1727 ten uitvoer wordt gelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het reglement van orde van Eurojust en de aparte procedureregels voor de verwerking en bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 17 van het reglement van orde worden hierbij goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138.


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/310


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/2251 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

betreffende een vergoedingsregeling voor de lidstaat waarvan het nationale lid is verkozen tot voorzitter van Eurojust

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1727 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), en tot vervanging en intrekking van Besluit 2002/187/JBZ van de Raad (1), en met name artikel 12,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) 2018/1727 en het reglement van orde van Eurojust bepalen dat het nationale lid dat tot voorzitter van Eurojust is verkozen, bijkomende taken vervult.

(2)

De taken die het voorzitterschap van Eurojust meebrengt, resulteren in een grotere werklast voor de adjunct en de medewerker van de lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter is verkozen; daarom mag die lidstaat een andere, voldoende gekwalificeerde persoon afvaardigen om het nationale bureau gedurende de ambtstermijn van de voorzitter te versterken.

(3)

Op grond van artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1727 mag de betrokken lidstaat een vergoeding aanvragen wanneer een andere, voldoende gekwalificeerde, persoon wordt afgevaardigd.

(4)

De vergoedingsregeling moet waarborgen dat het tot voorzitter verkozen nationale lid en de andere, voldoende gekwalificeerde persoon die wordt gedetacheerd gelijk worden behandeld wat de vergoeding van de kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten betreft.

(5)

Denemarken is niet gebonden door Verordening (EU) 2018/1727 en neemt daarom niet deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, waarmee Verordening (EU) 2018/1727 ten uitvoer wordt gelegd.

(6)

Ierland en het Verenigd Koninkrijk zijn gebonden door Verordening (EU) 2018/1727 en nemen daarom deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit, waarmee Verordening (EU) 2018/1727 ten uitvoer wordt gelegd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Een lidstaat waarvan het nationale lid tot voorzitter van Eurojust is verkozen en die om die reden een andere persoon naar zijn nationale bureau heeft gedetacheerd en op grond van artikel 11, lid 7, van Verordening (EU) 2018/1727 het recht heeft om voor die persoon een vergoeding aan te vragen bij het college van Eurojust (“het college”), neemt in zijn verzoek de volgende informatie op:

a)

het besluit van de betrokken lidstaat om die persoon te detacheren;

b)

de motivering van de noodzaak om zijn nationale bureau te versterken op grond van de toegenomen werklast;

c)

gegevens over het nationale maandelijkse brutosalaris van de gedetacheerde persoon;

d)

gegevens over eventuele kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten waarvoor de gedetacheerde persoon uit hoofde van het nationale recht wordt vergoed;

e)

gegevens over de rekening waarop de vergoeding moet worden overgemaakt.

2.   De betrokken lidstaat dient binnen zes maanden na het besluit tot detachering van de persoon het verzoek tot vergoeding bij het college van Eurojust in.

Artikel 2

1.   Het college neemt binnen drie maanden na ontvangst van het verzoek een besluit over de toekenning van de vergoeding.

2.   De betrokken lidstaat heeft recht op vergoeding zolang het nationale lid het voorzitterschap bekleedt en zolang de andere persoon is gedetacheerd.

Artikel 3

1.   Overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1727 betaalt Eurojust aan de betrokken lidstaat een vergoeding ten belope van:

a)

50 % van het nationale maandelijkse brutosalaris van de gedetacheerde persoon, en

b)

de door de gedetacheerde persoon gemaakte kosten van levensonderhoud en daarmee gepaard gaande kosten die ten laste komen van de betrokken lidstaat.

2.   De in lid 1, onder b), bedoelde kosten worden slechts vergoed indien de gedetacheerde persoon uit hoofde van het nationale recht recht heeft op toelagen of vergoedingen voor uitgaven die vergelijkbaar zijn met die in bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (“het Statuut”) (2), zoals gezinstoelagen, een ontheemdingstoelage, een vergoeding van kosten in verband met indiensttreding, met inbegrip van een inrichtingsvergoeding, een inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst, reiskosten, verhuiskosten en een dagvergoeding.

3.   Eurojust vergoedt de betrokken lidstaat overeenkomstig de in die lidstaat geldende voorwaarden en financiële grenzen. De vergoeding mag in geen geval hoger zijn dan de maximumbedragen voor toelagen of vergoedingen voor uitgaven als bedoeld in bijlage VII bij het Statuut.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  PB L 295 van 21.11.2018, blz. 138.

(2)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).


30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/312


BESLUIT (EU) 2019/2252 VAN DE COMMISSIE

van 17 december 2019

over het voorgestelde burgerinitiatief “Stop Finning — Stop the trade” (“Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel”)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 9203)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (1), en met name artikel 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het voorgestelde burgerinitiatief “Stop Finning — Stop the trade” (“Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel”) heeft betrekking op het volgende: “Hoewel het afsnijden van vinnen aan boord van EU-vaartuigen en in EU-wateren verboden is en bij aanlanding van haaien de vinnen nog op natuurlijke wijze aan het lichaam van de haai moeten vastzitten, is de EU een van de grootste exporteurs van vinnen en een belangrijke spil in de wereldwijde handel in vinnen.”

(2)

De doelstellingen van het voorgestelde burgerinitiatief worden als volgt omschreven: “De EU speelt een belangrijke rol bij de exploitatie van haaien en aangezien er zelden inspecties worden verricht op zee, worden vinnen nog steeds illegaal achtergehouden, overgeladen of aangeland in de EU. Wij willen dat er een einde komt aan de handel in vinnen in de EU, met inbegrip van de invoer, uitvoer en doorvoer van vinnen die niet op natuurlijke wijze aan het lichaam van het dier vastzitten. Aangezien het ontvinnen van haaien doeltreffende instandhoudingsmaatregelen in de weg staat, verzoeken wij Verordening (EU) nr. 605/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) uit te breiden tot de handel in vinnen en verzoeken wij de Commissie om een nieuwe verordening te ontwikkelen, waarbij de voorwaarde van “vinnen die op natuurlijke wijze vastzitten” wordt uitgebreid tot alle handel in haaien en roggen in de EU.”

(3)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) geeft meer inhoud aan het burgerschap van de Unie en verbetert de democratische werking van de Unie door onder meer te bepalen dat iedere burger het recht heeft aan het democratisch bestel van de Unie deel te nemen door middel van een Europees burgerinitiatief.

(4)

De procedures en voorwaarden voor het burgerinitiatief moeten duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk en evenredig met de aard van het burgerinitiatief zijn, om burgerparticipatie aan te moedigen en de Unie toegankelijker te maken.

(5)

Met betrekking tot het onderwerp van het voorgestelde initiatief kunnen rechtshandelingen van de Unie ter uitvoering van de Verdragen worden vastgesteld:

voor de vaststelling van de bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid na te streven, op grond van artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

voor de bepaling van het kader voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke handelspolitiek, op grond van artikel 207, lid 2, VWEU.

(6)

Om deze redenen valt het voorgestelde burgerinitiatief niet zichtbaar buiten het kader van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen, als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder b), van de verordening.

(7)

Bovendien is een burgercomité gevormd en zijn contactpersonen aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de verordening, en levert het voorgestelde burgerinitiatief geen misbruik op, is het niet lichtzinnig of ergerlijk en druist het niet duidelijk in tegen de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden van de Unie.

(8)

Het voorgestelde burgerinitiatief “Stop Finning — Stop the trade” (“Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel”) moet daarom worden geregistreerd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het voorgestelde burgerinitiatief “Stop Finning — Stop the trade” (“Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel”) wordt geregistreerd.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 2 januari 2020.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de organisatoren (leden van het burgercomité) van het voorgestelde burgerinitiatief “Stop Finning — Stop the trade” (“Stop het ontvinnen van haaien — Stop de handel”), vertegenwoordigd door de heer Nils KLUGER en de heer Alexander Hendrik CORNELISSEN, die als contactpersonen optreden.

Gedaan te Straatsburg, 17 december 2019

Voor de Commissie

Věra JOUROVÁ

Vicevoorzitter


(1)  PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 605/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1185/2003 van de Raad betreffende het afsnijden van haaienvinnen aan boord van vaartuigen (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 1).