ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 297

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
18 november 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1915 van de Raad van 14 oktober 2019 betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de versoepeling van de afgifte van visa

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1916 van de Commissie van 15 november 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende het gebruik van de aerodynamische voorzieningen krachtens Richtlijn 96/53/EG van de Raad

3

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1917 van de Raad van 3 december 2018 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de zevende vergadering van de partijen bij de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels met betrekking tot bepaalde wijzigingen van bijlage 3 bij die overeenkomst

5

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Besluit 2011/299/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran ( PB L 136 van 24.5.2011 )

7

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 ( PB L 088 van 24.3.2012 )

8

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

18.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/1


BESLUIT (EU) 2019/1915 VAN DE RAAD

van 14 oktober 2019

betreffende de ondertekening, namens de Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de versoepeling van de afgifte van visa

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 28 februari 2011 machtigde de Raad de Commissie om onderhandelingen te openen met de Republiek Belarus over een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de versoepeling van de afgifte van visa (de “overeenkomst”), samen met onderhandelingen over een overeenkomst betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven. Op 17 juni 2019 werden de onderhandelingen met succes afgerond, met de parafering van de overeenkomst door uitwisseling van e‐mails.

(2)

In de verklaring van de top van het Oostelijk Partnerschap van 7 mei 2009 betuigden de Unie en de partnerlanden hun politieke steun aan de liberalisering van de visumregeling in een veilige en zekere omgeving en bevestigden zij hun voornemen om op termijn geleidelijk tot een visumvrije regeling voor hun burgers te komen.

(3)

De overeenkomst heeft tot doel om op basis van wederkerigheid de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van de Unie en Belarus te versoepelen.

(4)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (1); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (2); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(7)

De Raad dient een besluit te nemen over de sluiting van de overeenkomst in het licht van een beoordeling door de Commissie van de veiligheid en integriteit van het systeem van Belarus voor de afgifte van biometrische diplomatieke paspoorten en de bijbehorende technische specificaties.

(8)

De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend en de aan de overeenkomst gehechte gemeenschappelijke verklaringen moeten worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening namens de Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Belarus inzake de versoepeling van de afgifte van visa, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (3).

Artikel 2

De aan de overeenkomst gehechte gemeenschappelijke verklaringen worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 4

De Commissie beoordeelt de veiligheid en integriteit van het systeem van Belarus voor de afgifte van biometrische diplomatieke paspoorten en de bijbehorende technische specificaties, en deelt haar beoordeling aan de Raad mee. De Raad neemt in het licht van deze beoordeling een besluit over de sluiting van de overeenkomst.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 14 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

J. LEPPÄ


(1)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(2)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(3)  De tekst van de overeenkomst zal samen met het besluit betreffende de sluiting ervan worden bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

18.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1916 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2019

tot vaststelling van nadere bepalingen betreffende het gebruik van de aerodynamische voorzieningen krachtens Richtlijn 96/53/EG van de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 96/53/EG van de Raad van 25 juli 1996 houdende vaststelling, voor bepaalde aan het verkeer binnen de Gemeenschap deelnemende wegvoertuigen, van de in het nationale en het internationale verkeer maximaal toegestane afmetingen, en van de in het internationale verkeer maximaal toegestane gewichten (1), en met name artikel 8 ter, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een verbetering van de aerodynamische prestaties van voertuigen kunnen het brandstofverbruik, en dus ook de CO2-emissies, aanzienlijk doen dalen. Deze prestaties kunnen echter alleen aanzienlijk worden verbeterd als de toegestane afmetingen van wegvoertuigen, aerodynamische voorzieningen inbegrepen, dit mogelijk maken. Richtlijn 96/53/EG werd derhalve gewijzigd om onder bepaalde voorwaarden te kunnen afwijken van de toegestane maximumlengte van voertuigen, zowel aan de voor- als aan de achterkant.

(2)

Om de veiligheid van intrekbare of inklapbare aerodynamische voorzieningen aan de achterkant te waarborgen, moet worden gespecificeerd in welke situaties dergelijke voorzieningen mogen worden gebruikt en in welke niet, met name rekening houdend met de nabijheid van andere weggebruikers, speciale kenmerken van het gebied en de snelheidsbeperkingen. De verenigbaarheid van intrekbare of inklapbare aerodynamische voorzieningen aan de achterzijde met intermodale vervoersactiviteiten moet eveneens worden gewaarborgd, met name bij het op- en afrijden van intermodale vervoerseenheden. De voorzieningen moeten ook bestand zijn tegen wind bij het vervoer op dergelijke eenheden.

(3)

Er zij ook op gewezen dat voertuigen of voertuigcombinaties die met aerodynamische voorzieningen aan de achterzijde zijn uitgerust, moeten voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 96/53/EG, en met name de in bijlage I, punt 1.5, uiteengezette voorschriften met betrekking tot de uitwendige straal.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 10 decies, lid 2, van Richtlijn 96/53/EG bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

In deze verordening worden gedetailleerde voorschriften vastgesteld voor het gebruik van achteraan op voertuigen en voertuigcombinaties gemonteerde aerodynamische voorzieningen, overeenkomstig Richtlijn 96/53/EG.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

“voorzieningen”: achteraan op voertuigen of voertuigcombinaties gemonteerde aerodynamische voorzieningen;

b)

“gebruiksstand”: de stand waarin de voorzieningen de aerodynamische luchtweerstand beperken;

c)

“gesloten stand”: de stand waarin de voorzieningen zijn ingeklapt of ingetrokken en veilig zijn vastgemaakt.

Artikel 3

Operationele omstandigheden

1.   De lidstaten mogen voertuigen of voertuigcombinaties verbieden om in stedelijke of interstedelijke gebieden te rijden met de voorzieningen in de gebruiksstand als de bevoegde autoriteiten dit voorschrijven, rekening houdende met de speciale kenmerken van deze gebieden, met name waar de snelheidsbeperkingen 50 km/h of minder bedraagt en waar er veel kwetsbare weggebruikers kunnen zijn.

2.   De voorzieningen moeten zich in de gesloten stand bevinden in situaties of gebieden waar bijzondere aandacht nodig is. Dit kan het geval zijn:

a)

bij het manoeuvreren, achteruitrijden of parkeren van het voertuig;

b)

als het voertuig geparkeerd is;

c)

bij het in- of uitladen van goederen.

3.   Voor het gebruik van dergelijke voorzieningen in intermodale vervoersoperaties gelden de volgende voorschriften:

a)

tijdens de voorbereiding van intermodaal vervoer en tijdens het vervoer zelf moeten de voorzieningen zich in de gesloten stand bevinden;

b)

de voorzieningen mogen niet meer dan 25 mm uitsteken aan elke zijde van het voertuig, en de totale breedte van het voertuig, voorzieningen inbegrepen, mag niet meer dan 2 600 mm bedragen;

4.   Gebrekkige, onveilige of slecht werkende voorzieningen moeten in de gesloten stand worden gehouden of, indien mogelijk, onmiddellijk worden verwijderd.

5.   Bij wijze van uitzondering op punt 2 en punt 3, onder a), moeten voorzieningen zich niet in de gesloten stand bevinden als ze, overeenkomstig deel B, punt 1.3.1.1.3, deel C, punt 1.3.1.1.3, en deel D, punt 1.4.1.1.3, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1230/2012, niet intrekbaar of inklapbaar hoeven te zijn omdat de maximumafmetingen in alle omstandigheden worden nageleefd.

Artikel 4

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 235 van 17.9.1996, blz. 59.


BESLUITEN

18.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/5


BESLUIT (EU) 2019/1917 VAN DE RAAD

van 3 december 2018

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de zevende vergadering van de partijen bij de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels met betrekking tot bepaalde wijzigingen van bijlage 3 bij die overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels (de “overeenkomst”) is op 1 november 1999 in werking getreden en is namens de Europese Gemeenschap goedgekeurd bij Besluit 2006/871/EG van de Raad (1).

(2)

Krachtens artikel X, lid 5, van de overeenkomst kan de vergadering van de partijen wijzigingen van de bijlagen bij de overeenkomst vaststellen.

(3)

De zevende vergadering van de partijen, die van 4 tot en met 8 december 2018 in Durban, Zuid-Afrika plaatsvindt, zal naar verwachting een resolutie aannemen over de vaststelling van wijzigingen van de bijlagen 2 en 3 bij de overeenkomst.

(4)

De voorgestelde wijzigingen van bijlage 3 bij de overeenkomst, zoals ingediend door Uganda en vastgesteld in het ontwerp van Resolutie 7.3, met betrekking tot de volgende negen soorten: eider — Somateria mollissima, middelste zaagbek — Mergus serrator, tafeleend — Aythya ferina, scholekster — Haematopus ostralegus, kievit — Vanellus vanellus, rosse grutto — Limosa lapponica, grutto — Limosa limosa, kanoet — Calidris canutus en zwarte ruiter — Tringa erythropus, dragen bij tot een hogere mate van bescherming van de soortenpopulaties die achteruitgang vertonen en moeten derhalve namens de Unie worden goedgekeurd. Overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Besluit 2006/871/EG zal de Commissie echter een voorbehoud maken met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen die de bovengenoemde negen soorten betreffen, aangezien Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) ervoor zou moeten worden gewijzigd, hetgeen niet mogelijk is binnen negentig dagen na de datum van de vaststelling van die wijzigingen door de vergadering van de partijen.

(5)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de zevende vergadering van de partijen met betrekking tot de voorgestelde wijzigingen, aangezien de resolutie bindend zal zijn voor de Unie en een beslissende invloed kan hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Richtlijn 2009/147/EG,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de zevende vergadering van de partijen bij de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels luidt als volgt:

De wijzigingen van bijlage 3 bij de Overeenkomst, zoals ingediend door Uganda en vastgesteld in het ontwerp van Resolutie 7.3 van de zevende vergadering van de partijen, met betrekking tot de volgende negen soorten: eider — Somateria mollissima, middelste zaagbek — Mergus serrator, tafeleend — Aythya ferina, scholekster — Haematopus ostralegus, kievit — Vanellus vanellus, rosse grutto — Limosa lapponica, grutto — Limosa limosa, kanoet — Calidris canutus, en zwarte ruiter — Tringa erythropus worden namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 3 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

N. HOFER


(1)  Besluit van de Raad 2006/871/EG van 18 juli 2005 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst ter instandhouding van de Afrikaanse en Euraziatische trekkende watervogels (PB L 345 van 8.12.2006, blz. 24).

(2)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).


Rectificaties

18.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/7


Rectificatie van Besluit 2011/299/GBVB van de Raad van 23 mei 2011 houdende wijziging van Besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran

( Publicatieblad van de Europese Unie L 136 van 24 mei 2011 )

Bladzijde 70, bijlage I, deel II, afdeling “Entiteiten”, vermelding 3, (“Ansar Bank (alias Ansar Finance and Credit Fund; Mehr Interest-Free Bank)”), eerste kolom (“Naam”):

in plaats van:

“Ansar Bank (alias Ansar Finance and Credit Fund; Mehr Interest-Free Bank)”,

lezen:

Mehr Bank (alias Mehr Finance and Credit Fund; Mehr Interest-Free Bank).

Bladzijde 70, bijlage I, deel II, afdeling “Entiteiten”, vermelding 3, (“Mehr Bank (alias Mehr Finance and Credit Fund; Mehr Interest-Free Bank)”), tweede kolom (“Informatie ter identificatie”):

in plaats van:

“204 Taleghani Ave., Teheran, Iran”,

lezen:

“No. 182, Shahid Tohidi St, 4th Golsetan, Pasdaran Ave, Tehran 1666943, Iran”.


18.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 297/8


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010

( Publicatieblad van de Europese Unie L 88 van 24 maart 2012 )

Bladzijde 82, bijlage IX, deel II, afdeling B (“Entiteiten”), vermelding 9, (“Mehr Bank (ook bekend als Mehr Finance and Credit Institute; Mehr Interest-Free Bank)”), tweede kolom (“Informatie ter identificatie”):

in plaats van:

“204 Taleghani Ave., Teheran, Iran”,

lezen:

“No. 182, Shahid Tohidi St, 4th Golsetan, Pasdaran Ave, Tehran 1666943, Iran”.