ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 248

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
27 september 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1586 van de Raad van 26 september 2019 tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/2063 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1587 van de Commissie van 24 september 2019 tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1588 van de Commissie van 25 september 2019 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

22

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1589 van de Commissie van 26 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen amidosulfuron, beta-cyfluthrin, bifenox, chloortoluron, clofentezine, clomazone, cypermethrin, daminozide, deltamethrin, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin, fludioxonil, flufenacet, fosthiazaat, indoxacarb, lenacil, MCPA, MCPB, nicosulfuron, picloram, prosulfocarb, pyriproxyfen, thiofanaat-methyl, triflusulfuron en tritosulfuron ( 1 )

24

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1590 van de Commissie van 26 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten

28

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2019/1591 van het Politiek en Veiligheidscomité van 19 september 2019 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) (EUCAP Somalia/1/2019)

65

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1592 van de Raad van 24 september 2019 waarbij Portugal wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

67

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1593 van de Raad van 24 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

69

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1594 van de Raad van 24 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

71

 

*

Besluit (GBVB) 2019/1595 van de Raad van 26 september 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA)

73

 

*

Besluit (GBVB) 2019/1596 van de Raad van 26 september 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/2074 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

74

 

*

Gedelegeerd Besluit (EU) 2019/1597 van de Commissie van 3 mei 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van hoeveelheden levensmiddelenafval ( 1 )

77

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1598 van de Commissie van 26 september 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6818)

86

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2019 van de Associatieraad EU-Oekraïne van 8 juli 2019 met betrekking tot de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds [2019/1599]

88

 

*

Besluit nr. 2/2019 van het Gemengd Comité op grond van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap van 26 augustus 2019 betreffende de vaststelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden [2019/1600]

99

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1586 VAN DE RAAD

van 26 september 2019

tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/2063 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2063 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (1), en met name artikel 17, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 13 november 2017 Verordening (EU) 2017/2063 vastgesteld.

(2)

De hoge vertegenwoordiger heeft op 16 juli 2019 namens de Unie een verklaring afgelegd waarin werd gesteld dat de politieke crisis en de economische instorting in Venezuela een hoge tol blijven eisen voor de bevolking, zoals blijkt uit de uitstroom van 4 miljoen vluchtelingen uit Venezuela, en dat de crisis ook een grote bron van instabiliteit blijft voor de regio.

(3)

In de verklaring werd onderstreept dat in het recent gepubliceerde verslag van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten (UNHCHR) (“het verslag”) de omvang en ernst van de mensenrechtenschendingen, de uitholling van de rechtsstaat en de ontmanteling van de democratische instellingen in Venezuela op duidelijke en gedetailleerde wijze worden bevestigd. Voorts werd het tragische overlijden van kapitein Acosta Arévalo tijdens zijn detentie door de Venezolaanse veiligheidstroepen vermeld als sprekend voorbeeld van de voortdurende achteruitgang van de mensenrechtensituatie.

(4)

De Unie schaarde zich resoluut achter de conclusies van het verslag en drong bij het regime aan op een onmiddellijke stopzetting van de wijdverbreide mensenrechtenschendingen en op volledige samenwerking met het Bureau van de UNHCHR en naleving van alle speciale VN-procedures ter uitvoering van de aanbevelingen uit het verslag. De Unie gaf ook aan dat zij klaar staat om gerichte maatregelen voor te bereiden ten aanzien van de leden van de veiligheidstroepen die betrokken zijn bij foltering en andere ernstige schendingen van de mensenrechten.

(5)

In het licht van de aanhoudend ernstige situatie in Venezuela, zoals ook gerapporteerd door de UNHCHR, en de verantwoordelijkheid voor zware mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, door delen van de Venezolaanse veiligheidstroepen en inlichtingendiensten ter ondersteuning van het regime, moeten 7 personen worden toegevoegd aan de in bijlage IV bij Verordening (EU) 2017/2063 opgenomen lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn onderworpen aan beperkende maatregelen.

(6)

Bijlage IV bij Verordening (EU) 2017/2063 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Verordening (EU) 2017/2063 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

T. HARAKKA


(1)  PB L 295 van 14.11.2017, blz. 21.


BIJLAGE

De volgende personen worden toegevoegd aan de lijst van natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen in bijlage IV bij Verordening (EU) 2017/2063:

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

“19.

Nestor Blanco Hurtado

Geboortedatum: 26 september 1982

Nummer identiteitskaart: V-15222057

Geslacht: mannelijk

Majoor bij de Bolivariaanse Nationale Garde (GNB); werkte samen met functionarissen bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) sedert, ten minste, december 2017. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten.

27.9.2019

20.

Rafael Ramon Blanco Marrero

Geboortedatum: 28 februari 1968

Nummer identiteitskaart: V-6250588

Geslacht: mannelijk

Adjunct-directeur van het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) sedert, ten minste, december 2018 en generaal-majoor bij het Venezolaanse Bolivariaanse nationale leger sedert 5 juli 2019. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten die door DGCIM-functionarissen onder zijn bevel werden begaan. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

21.

Carlos Calderon

Geslacht: mannelijk

Hoge ambtsdrager (“commissaris”, “directeur” en “directeur-generaal” genoemd) bij de Bolivariaanse nationale inlichtingendienst (Sebin). Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in Sebin-faciliteiten. In het bijzonder nam hij deel aan en was hij verantwoordelijk voor folteringen en de wrede, onmenselijke en onterende behandeling van gedetineerden in El Helicoide, een Sebin-gevangenis.

27.9.2019

22.

Alexis Enrique Escalona Marrero

Geboortedatum: 12 oktober 1962

Geslacht: mannelijk

Hoofd van het Nationaal Bureau voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorismefinanciering (Ondoft). Nationaal bevelhebber van het Nationaal Commando voor de bestrijding van afpersing en ontvoering (Comando Nacional Antiextorsión y Secuestro (Conas)) tussen 2014 en 2017. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden door Conas-leden onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld door Conas-leden onder zijn bevel.

27.9.2019

23.

Rafael Antonio Franco Quintero

Geboortedatum: 14 oktober 1973

Nummer identiteitskaart: V-11311672

Geslacht: mannelijk

Agent bij de Bolivariaanse nationale inlichtingendienst (Sebin). Hoofd onderzoeken bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) tussen, ten minste, 2017 en december 2018. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten door DGCIM-leden onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie door DGCIM-leden onder zijn bevel. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

24.

Alexander Enrique Granko Arteaga

Geboortedatum: 25 maart 1981

Nummer identiteitskaart: V-14970215

Geslacht: mannelijk

Hoofd (directeur) van de afdeling Speciale Zaken (DAE) van het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)). Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld met letsels en de dood tot gevolg en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten door hemzelf en door functionarissen onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld door DGCIM-leden onder zijn bevel, evenals rechtstreeks betrokken bij die repressie. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

25.

Hannover Esteban Guerrero Mijares

Geboortedatum: 14 januari 1971

Geslacht: mannelijk

Hoofd onderzoeken bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) van, ten minste, april 2019 tot augustus 2019. Als hoofd onderzoeken hield hij toezicht op de DGCIM-faciliteit in Boleita. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden door hemzelf en door functionarissen onder zijn bevel, met name in Boleita. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019”


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1587 VAN DE COMMISSIE

van 24 september 2019

tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (1), en met name artikel 4, lid 6, onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 338/97 heeft ten doel in het wild levende dier- en plantensoorten te beschermen en hun instandhouding te garanderen door het handelsverkeer in de dier- en plantensoorten in de bijlagen bij de verordening te controleren. Ter uitvoering van die verordening kan de Commissie beperkingen opleggen ten aanzien van het binnenbrengen van specimens van bepaalde soorten in de Unie.

(2)

De momenteel geldende lijst van de soorten waarop het verbod op het binnenbrengen in de Unie van toepassing is, is in oktober 2017 vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1915 van de Commissie (2).

(3)

Op basis van de desbetreffende aanbevelingen van de 69e en 70e vergadering van het Permanent Comité van Cites (3) en van de verslagen die zijn opgesteld voor de Wetenschappelijke Studiegroep van de EU (4) is de Wetenschappelijke Studiegroep tot het besluit gekomen dat de staat van instandhouding van bepaalde bijkomende soorten die zijn opgenomen in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97, ernstig in gevaar zal worden gebracht als het binnenbrengen van die soorten in de Unie vanuit bepaalde landen van herkomst niet wordt verboden (5). Daarom moet een verbod worden ingesteld op het binnenbrengen in de Unie van specimens van de volgende soorten:

Pericopsis elata uit Ivoorkust;

Prunus africana uit Equatoriaal-Guinea.

(4)

Gezien de afscheiding van Zuid-Sudan van Sudan op 9 juli 2011 en de toelating van dat land als lidstaat van de VN door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 14 juli 2011, moet, om de reeds voor de voorgangerstaat geldende bepalingen te handhaven, het binnenbrengen in de Unie van specimens van de volgende soorten eveneens worden verboden:

Torgos tracheliotus uit Zuid-Sudan.

(5)

Op basis van verdere aanbevelingen van de 69e en 70e vergadering van het Permanent Comité van Cites en van verslagen die zijn opgesteld voor de Wetenschappelijke Studiegroep van de EU (6), is de Wetenschappelijke Studiegroep daarnaast tot het besluit gekomen dat het verbod op het binnenbrengen in de Unie voor specimens van de volgende soorten niet langer noodzakelijk is:

Hippopotamus amphibius, Stangeriaceae spp. en Zamiaceae spp. uit Mozambique;

Balearica regulorum en Agapornis fischeri uit Tanzania;

Poicephalus fuscicollis uit Mali;

Phelsuma breviceps en Phelsuma standingi uit Madagaskar;

Naja atra, Naja kaouthia, Naja siamensis, Cuora galbinifrons, Heosemys annandalii en Heosemys grandis uit Laos;

Stigmochelys pardalis uit de Democratische Republiek Congo;

Hippocampus kuda uit Vietnam;

Pandinus roeseli (7) uit Benin, Ghana en Togo;

Acanthastrea hemprichii, Favites halicora en Platygyra sinensis uit Tonga.

(6)

De Wetenschappelijke Studiegroep is verder tot het besluit gekomen dat op basis van de meest recente beschikbare informatie met betrekking tot de nomenclatuur de naam van de soort Ovis vignei bochariensis moet worden gewijzigd in Ovis aries cycloceros. Deze wijziging in de nomenclatuur heeft geen invloed op de reikwijdte van de reeds van kracht zijnde schorsing.

(7)

De Wetenschappelijke Studiegroep is ten slotte tot het besluit gekomen dat op basis van de meest recente beschikbare informatie het verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van de familie Cycadaceae uit Mozambique zo moet worden aangepast dat het alleen nog betrekking heeft op specimens van de tot die familie behorende soort Cycas thouarsii.

(8)

Op basis van de besluiten van de Wetenschappelijke Studiegroep en — in het geval van de in overweging 3 genoemde combinaties van soorten en landen — na raadpleging van de betrokken herkomstlanden in het kader van het Permanent Comité van Cites moet de lijst van de soorten waarop het verbod op het binnenbrengen in de Unie van toepassing is, worden bijgewerkt en moet Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1915 omwille van de duidelijkheid worden vervangen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het krachtens artikel 18 van de verordening ingestelde Comité voor de handel in wilde dier- en plantensoorten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het binnenbrengen in de Unie van specimens van de in de bijlage bij deze verordening genoemde in het wild levende dier- en plantensoorten uit de in die bijlage vermelde landen van oorsprong is verboden.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1915 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken uitvoeringsverordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 september 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1915 van de Commissie van 19 oktober 2017 tot instelling van een verbod op het binnenbrengen in de Unie van specimens van bepaalde in het wild levende dier- en plantensoorten (PB L 271 van 20.10.2017, blz. 7).

(3)  Implementation of Resolution Conf. 12.8 (Rev. CoP17) on Review of Significant Trade in specimens of Appendix-II species — Recommendations of the Standing Committee, Geneva, 6 May 2019, available at https://cites.org/sites/default/files/notif/E-Notif-2019-027.pdf

(4)  Technical Report No. 79/4/2/1 of May 2017 on the Amendments to SRG opinions: Including an overview of opinions for wildsourced Annex A species and opinions for former countries/territories; Technical Report No. 80/4/2/2 of August 2017 on the Review of Cites-listed Ovis subspecies in Uzbekistan: evaluating the EU import suspension for Ovis vignei bochariensis; Technical Report No. 82/4/2/2 of January 2018 on the Comparison of EU decisions and decisions formed at the 69th meeting of the Cites Standing Committee, in the context of the Review of Significant Trade; Technical Report No. 85/4/2/3 of November 2018 on the Comparison of EU decisions and decisions formed at the 70th meeting of the Cites Standing Committee.

(5)  Samenvattingen van de vergaderingen van de Wetenschappelijke Studiegroep zijn te vinden op https://circabc.europa.eu/w/browse/b46ce9b8-0fe6-4aab-b420-0c31527ad866

(6)  Technical Report No. 82/4/2/2 of January 2018 on the Comparison of EU decisions and decisions formed at the 69th meeting of the Cites Standing Committee, in the context of the Review of Significant Trade; Technical Report No. 85/4/2/3 of November 2018 on the Comparison of EU decisions and decisions formed at the 70th meeting of the Cites Standing Committee.

(7)  In eerste instantie gold de schorsing voor Pandinus imperator; Pandinus roeseli is in 2017, als gevolg van taxonomische veranderingen die tijdens de 17e vergadering van de Conferentie van de Partijen bij Cites zijn aangenomen, als aparte soort ingedeeld.


BIJLAGE

1)   

Specimens van in bijlage A bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde soorten waarvan het binnenbrengen in de Unie wordt verboden

Soort

Oorsprong

Specimens

Landen van herkomst

Rechtsgrond artikel 4, lid 6, punt:

FAUNA

 

 

 

 

CHORDATA

 

 

 

 

MAMMALIA

 

 

 

 

ARTIODACTYLA

 

 

 

 

Bovidae

 

 

 

 

Capra falconeri

Wild

Jachttrofeeën

Oezbekistan

a)

CARNIVORA

 

 

 

 

Canidae

 

 

 

 

Canis lupus

Wild

Jachttrofeeën

Belarus, Mongolië, Tadzjikistan, Turkije

a)

Ursidae

 

 

 

 

Ursus arctos

Wild

Jachttrofeeën

Canada (Brits-Columbia), Kazachstan

a)

Ursus thibetanus

Wild

Jachttrofeeën

Rusland

a)

PROBOSCIDEA

 

 

 

 

Elephantidae

 

 

 

 

Loxodonta africana

Wild

Jachttrofeeën

Kameroen

a)

2)   

Specimens van in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 338/97 genoemde soorten waarvan het binnenbrengen in de Unie wordt verboden

Soort

Oorsprong

Specimens

Landen van herkomst

Rechtsgrond artikel 4, lid 6, punt:

FAUNA

 

 

 

 

CHORDATA

 

 

 

 

MAMMALIA

 

 

 

 

ARTIODACTYLA

 

 

 

 

Bovidae

 

 

 

 

Ovis aries cycloceros

Wild

Alle

Oezbekistan

b)

Cervidae

 

 

 

 

Cervus elaphus bactrianus

Wild

Alle

Oezbekistan

b)

Moschidae

 

 

 

 

Moschus moschiferus

Wild

Alle

Rusland

b)

CARNIVORA

 

 

 

 

Eupleridae

 

 

 

 

Cryptoprocta ferox

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Felidae

 

 

 

 

Panthera leo

Wild

Alle

Ethiopië

b)

Profelis aurata

Wild

Alle

Tanzania

b)

Odobenidae

 

 

 

 

Odobenus rosmarus

Wild

Alle

Groenland

b)

PRIMATES

 

 

 

 

Cercopithecidae

 

 

 

 

Cercopithecus dryas

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo

b)

Macaca fascicularis

Wild

Alle

Laos

b)

Piliocolobus badius (synoniem Colobus badius)

Wild

Alle

Guinee

b)

Pitheciidae

 

 

 

 

Chiropotes chiropotes

Wild

Alle

Guyana

b)

AVES

 

 

 

 

CICONIIFORMES

 

 

 

 

Balaenicipitidae

 

 

 

 

Balaeniceps rex

Wild

Alle

Tanzania

b)

FALCONIFORMES

 

 

 

 

Accipitridae

 

 

 

 

Accipiter erythropus

Wild

Alle

Guinee

b)

Accipiter melanoleucus

Wild

Alle

Guinee

b)

Accipiter ovampensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Aquila rapax

Wild

Alle

Guinee

b)

Aviceda cuculoides

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps africanus

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps bengalensis

Wild

Alle

Afghanistan, India

b)

Gyps indicus

Wild

Alle

Afghanistan, India

b)

Gyps rueppellii

Wild

Alle

Guinee

b)

Gyps tenuirostris

Wild

Alle

India

b)

Hieraaetus ayresii

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Togo

b)

Hieraaetus spilogaster

Wild

Alle

Guinee, Togo

b)

Lophaetus occipitalis

Wild

Alle

Guinee

b)

Macheiramphus alcinus

Wild

Alle

Guinee

b)

Polemaetus bellicosus

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Tanzania, Togo

b)

Spizaetus africanus

Wild

Alle

Guinee

b)

Stephanoaetus coronatus

Wild

Alle

Guinee, Ivoorkust, Tanzania, Togo

b)

Terathopius ecaudatus

Wild

Alle

Tanzania

b)

Torgos tracheliotus

Wild

Alle

Kameroen, Sudan, Tanzania, Zuid-Sudan

b)

Trigonoceps occipitalis

Wild

Alle

Guinee, Ivoorkust

b)

Urotriorchis macrourus

Wild

Alle

Guinee

b)

Falconidae

 

 

 

 

Falco chicquera

Wild

Alle

Guinee, Togo

b)

Sagittariidae

 

 

 

 

Sagittarius serpentarius

Wild

Alle

Guinee, Kameroen, Tanzania, Togo

b)

GRUIFORMES

 

 

 

 

Gruidae

 

 

 

 

Balearica pavonina

Wild

Alle

Guinee, Mali, Sudan, Zuid-Sudan

b)

Balearica regulorum

Wild

Alle

Botswana, Burundi, Democratische Republiek Congo, Kenia, Zambia, Zimbabwe, Zuid-Afrika

b)

Bugeranus carunculatus

Wild

Alle

Tanzania

b)

PSITTACIFORMES

 

 

 

 

Psittacidae

 

 

 

 

Agapornis pullarius

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Guinee, Ivoorkust, Mali, Togo

b)

Coracopsis vasa

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Deroptyus accipitrinus

Wild

Alle

Suriname

b)

Poicephalus fuscicollis

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Guinee, Ivoorkust, Togo

b)

Poicephalus gulielmi

Wild

Alle

Congo, Guinee, Kameroen

b)

Pyrrhura caeruleiceps

Wild

Alle

Colombia

b)

Pyrrhura pfrimeri

Wild

Alle

Brazilië

b)

Pyrrhura subandina

Wild

Alle

Colombia

b)

STRIGIFORMES

 

 

 

 

Strigidae

 

 

 

 

Asio capensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Bubo lacteus

Wild

Alle

Guinee

b)

Bubo poensis

Wild

Alle

Guinee

b)

Glaucidium capense

Wild

Alle

Rwanda

b)

Glaucidium perlatum

Wild

Alle

Guinee, Kameroen

b)

Ptilopsis leucotis

Wild

Alle

Guinee

b)

Scotopelia bouvieri

Wild

Alle

Kameroen

b)

Scotopelia peli

Wild

Alle

Guinee

b)

REPTILIA

 

 

 

 

SAURIA

 

 

 

 

Agamidae

 

 

 

 

Uromastyx dispar

Wild

Alle

Mali, Sudan

b)

Uromastyx geyri

Wild

Alle

Mali, Niger

b)

Chamaeleonidae

 

 

 

 

Brookesia decaryi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Chamaeleo africanus

Wild

Alle

Niger

b)

Chamaeleo gracilis

Wild

Alle

Benin, Ghana

b)

 

Ranches

Alle

Benin

b)

Chamaeleo senegalensis

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

 

Ranches

Kop-romplengte meer dan 6 cm

Benin, Togo

b)

Furcifer labordi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Kinyongia fischeri

Wild

Alle

Tanzania

b)

Kinyongia tavetana

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros camerunensis

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros deremensis

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros feae

Wild

Alle

Equatoriaal-Guinea

b)

Trioceros fuelleborni

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros montium

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros perreti

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros quadricornis

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros serratus

Wild

Alle

Kameroen

b)

Trioceros werneri

Wild

Alle

Tanzania

b)

Trioceros wiedersheimi

Wild

Alle

Kameroen

b)

Cordylidae

 

 

 

 

Cordylus rhodesianus

Wild

Alle

Mozambique

b)

Cordylus tropidosternum

Wild

Alle

Mozambique

b)

Cordylus vittifer

Wild

Alle

Mozambique

b)

Smaug mossambicus

Wild

Alle

Mozambique

b)

Gekkonidae

 

 

 

 

Phelsuma borai

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma gouldi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma hoeschi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Phelsuma ravenalla

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Scincidae

 

 

 

 

Corucia zebrata

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Varanidae

 

 

 

 

Varanus albigularis

Wild

Alle

Tanzania

b)

Varanus beccarii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus dumerilii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus exanthematicus

Wild

Alle

Benin, Togo

b)

 

Ranches

Totale lengte meer dan 35 cm

Benin, Togo

b)

Varanus jobiensis (synoniem V. karlschmidti)

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus niloticus

Wild

Alle

Benin, Togo

b)

 

Ranches

Totale lengte meer dan 35 cm

Benin

b)

 

Ranches

Alle

Togo

b)

Varanus ornatus

Wild

Alle

Togo

b)

 

Ranches

Alle

Togo

b)

Varanus salvadorii

Wild

Alle

Indonesië

b)

Varanus spinulosus

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

SERPENTES

 

 

 

 

Boidae

 

 

 

 

Calabaria reinhardtii

Wild

Alle

Togo

b)

 

Ranches

Alle

Benin, Togo

b)

Candoia carinata

Wild

Alle

Indonesië

b)

Pythonidae

 

 

 

 

Liasis fuscus

Wild

Alle

Indonesië

b)

Morelia boeleni

Wild

Alle

Indonesië

b)

Python bivittatus

Wild

Alle

China

b)

Python molurus

Wild

Alle

China

b)

Python regius

Wild

Alle

Benin, Guinee

b)

TESTUDINES

 

 

 

 

Emydidae

 

 

 

 

Chrysemys picta

Alle

Levend

Alle

d)

Geoemydidae

 

 

 

 

Cuora amboinensis

Wild

Alle

Indonesië, Maleisië

b)

Cuora bourreti

Wild

Alle

Laos

b)

Cuora galbinifrons

Wild

Alle

China

b)

Heosemys spinosa

Wild

Alle

Indonesië

b)

Leucocephalon yuwonoi

Wild

Alle

Indonesië

b)

Malayemys subtrijuga

Wild

Alle

Indonesië

b)

Notochelys platynota

Wild

Alle

Indonesië

b)

Siebenrockiella crassicollis

Wild

Alle

Indonesië

b)

Podocnemididae

 

 

 

 

Erymnochelys madagascariensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Peltocephalus dumerilianus

Wild

Alle

Guyana

b)

Podocnemis unifilis

Wild

Alle

Suriname

b)

Testudinidae

 

 

 

 

Centrochelys sulcata

Ranches

Alle

Benin, Togo

b)

Indotestudo forstenii

Wild

Alle

Alle

b)

Indotestudo travancorica

Wild

Alle

Alle

b)

Kinixys erosa

Wild

Alle

Democratische Republiek Congo, Togo

b)

Kinixys homeana

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

 

Ranches

Alle

Benin

b)

 

Ranches

In rechte lijn gemeten pantserlengte (SCL) meer dan 8 cm

Togo

b)

Kinixys nogueyi

Wild

Alle

Benin, Ghana

b)

 

Ranches

In rechte lijn gemeten pantserlengte (SCL) meer dan 5 cm

Benin

b)

Kinixys spekii

Wild

Alle

Mozambique

b)

Kinixys zombensis

Wild

Alle

Mozambique

b)

Manouria emys

Wild

Alle

Indonesië

b)

Manouria impressa

Wild

Alle

Vietnam

b)

Stigmochelys pardalis

Wild

Alle

Uganda

b)

Testudo horsfieldii

Wild

Alle

Kazachstan

b)

Trionychidae

 

 

 

 

Amyda cartilaginea

Wild

Alle

Indonesië

b)

Pelochelys cantorii

Wild

Alle

Indonesië

b)

AMPHIBIA

 

 

 

 

ANURA

 

 

 

 

Conrauidae

 

 

 

 

Conraua goliath

Wild

Alle

Kameroen

b)

Dendrobatidae

 

 

 

 

Hyloxalus azureiventris

Wild

Alle

Peru

b)

Ranitomeya variabilis

Wild

Alle

Peru

b)

Ranitomeya ventrimaculata

Wild

Alle

Peru

b)

Mantellidae

 

 

 

 

Mantella aurantiaca

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella cowani

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella crocea

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella pulchra

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Mantella viridis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Microhylidae

 

 

 

 

Scaphiophryne gottlebei

Wild

Alle

Madagaskar

b)

ACTINOPTERI

 

 

 

 

PERCIFORMES

 

 

 

 

Labridae

 

 

 

 

Cheilinus undulatus

Wild

Alle

Indonesië

b)

SYNGNATHIFORMES

 

 

 

 

Syngnathidae

 

 

 

 

Hippocampus algiricus

Wild

Alle

Guinee, Senegal

b)

Hippocampus barbouri

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus comes

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus erectus

Wild

Alle

Brazilië

b)

Hippocampus histrix

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus kelloggi

Wild

Alle

Indonesië

b)

Hippocampus kuda

Wild

Alle

China, Indonesië

b)

Hippocampus spinosissimus

Wild

Alle

Indonesië

b)

ARTHROPODA

 

 

 

 

ARACHNIDA

 

 

 

 

SCORPIONES

 

 

 

 

Scorpionidae

 

 

 

 

Pandinus imperator

Wild

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

 

Ranches

Alle

Benin, Ghana, Togo

b)

INSECTA

 

 

 

 

LEPIDOPTERA

 

 

 

 

Papilionidae

 

 

 

 

Ornithoptera croesus

Wild

Alle

Indonesië

b)

Ornithoptera priamus

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

 

Ranches

Alle

Salomonseilanden

b)

Ornithoptera victoriae

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

 

Ranches

Alle

Salomonseilanden

b)

MOLLUSCA

 

 

 

 

BIVALVIA

 

 

 

 

VENEROIDA

 

 

 

 

Tridacnidae

 

 

 

 

Hippopus hippopus

Wild

Alle

Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna crocea

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna derasa

Wild

Alle

Fiji, Palau, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna gigas

Wild

Alle

Marshalleilanden, Salomonseilanden, Tonga, Vietnam

b)

Tridacna maxima

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Marshalleilanden, Micronesia, Mozambique, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna noae

Wild

Alle

Fiji, Micronesia, Salomonseilanden, Vanuatu

b)

Tridacna rosewateri

Wild

Alle

Mozambique

b)

Tridacna squamosa

Wild

Alle

Cambodja, Fiji, Mozambique, Salomonseilanden, Tonga, Vanuatu, Vietnam

b)

Tridacna tevoroa

Wild

Alle

Tonga

b)

GASTROPODA

 

 

 

 

MESOGASTROPODA

 

 

 

 

Strombidae

 

 

 

 

Strombus gigas

Wild

Alle

Grenada, Haïti

b)

CNIDARIA

 

 

 

 

ANTHOZOA

 

 

 

 

HELIOPORACEA

 

 

 

 

Helioporidae

 

 

 

 

Heliopora coerulea

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

SCLERACTINIA

 

 

 

 

Scleractinia spp.

Wild

Alle

Ghana

b)

Agariciidae

 

 

 

 

Agaricia agaricites

Wild

Alle

Haïti

b)

Caryophylliidae

 

 

 

 

Catalaphyllia jardinei

Wild

Alle

Salomonseilanden

b)

Euphyllia divisa

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia fimbriata

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia paraancora

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia paradivisa

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Euphyllia yaeyamaensis

Wild

Levend koraal, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Plerogyra discus

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Plerogyra simplex (Plerogyra taisnei)

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Mussidae

 

 

 

 

Blastomussa merleti

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Cynarina lacrymalis

Wild

Alle, m.u.v. door maricultuur verkregen, aan kunstmatige substraten vastgehechte specimens

Indonesië

b)

Scolymia spp.

Wild

Alle

Tonga

b)

Pocilloporidae

 

 

 

 

Seriatopora stellata

Wild

Alle

Indonesië

b)

Trachyphilliidae

 

 

 

 

Trachyphyllia geoffroyi

Wild

Alle

Fiji

b)

FLORA

 

 

 

 

Cycadaceae

 

 

 

 

Cycas thouarsii

Wild

Alle

Mozambique

b)

Euphorbiaceae

 

 

 

 

Euphorbia ankarensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia banae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia berorohae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia bongolavensis

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia bulbispina

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia duranii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia fianarantsoae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia iharanae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia kondoi

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia labatii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia lophogona

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia millotii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia neohumbertii

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia pachypodoides

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia razafindratsirae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia suzannae-marnierae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Euphorbia waringiae

Wild

Alle

Madagaskar

b)

Leguminosae

 

 

 

 

Pericopsis elata

Wild

Alle

Ivoorkust

b)

Orchidaceae

 

 

 

 

Cypripedium japonicum

Wild

Alle

China, Zuid-Korea

b)

Cypripedium macranthos

Wild

Alle

Zuid-Korea

b)

Cypripedium micranthum

Wild

Alle

China

b)

Dendrobium bellatulum

Wild

Alle

Vietnam

b)

Dendrobium nobile

Wild

Alle

Laos

b)

Dendrobium wardianum

Wild

Alle

Vietnam

b)

Myrmecophila tibicinis

Wild

Alle

Belize

b)

Phalaenopsis parishii

Wild

Alle

Vietnam

b)

Rosaceae

 

 

 

 

Prunus africana

Wild

Alle

Equatoriaal-Guinea

b)


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1588 VAN DE COMMISSIE

van 25 september 2019

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 september 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

“BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 12 90

Geslacht pluimvee van de soort Gallus domesticus, aanbiedingsvorm 65 %, bevroren

136,2

0

AR

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

252,3

14

AR

216,5

25

BR

245,1

17

TH

1602 32 11

Bereidingen van pluimvee van de soort Gallus domesticus, niet gekookt en niet gebakken

264,9

7

BR

”.

(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/24


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1589 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen amidosulfuron, beta-cyfluthrin, bifenox, chloortoluron, clofentezine, clomazone, cypermethrin, daminozide, deltamethrin, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin, fludioxonil, flufenacet, fosthiazaat, indoxacarb, lenacil, MCPA, MCPB, nicosulfuron, picloram, prosulfocarb, pyriproxyfen, thiofanaat-methyl, triflusulfuron en tritosulfuron

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die worden geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(2)

De goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen beta-cyfluthrin, chloortoluron, clomazone, cypermethrin, daminozide, deltamethrin, fludioxonil, flufenacet, fosthiazaat, indoxacarb, MCPA, MCPB, prosulfocarb en thiofanaat-methyl zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1262 van de Commissie (3) verlengd tot en met 31 oktober 2019.

(3)

De goedkeuringsperiode voor de werkzame stof tritosulfuron is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1796 van de Commissie (4) verlengd tot en met 30 november 2019.

(4)

De goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen amidosulfuron, bifenox, clofentezine, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, diflufenican, fenoxaprop-P, fenpropidin, lenacil, nicosulfuron, picloram en pyriproxyfen zijn bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1796 verlengd tot en met 31 december 2019.

(5)

De goedkeuringsperiode voor de werkzame stof triflusulfuron verstrijkt op 31 december 2019.

(6)

De aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van die stoffen zijn ingediend in overeenstemming met Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5).

(7)

Aangezien de beoordeling van die stoffen om redenen buiten de wil van de aanvragers is uitgesteld, zal de goedkeuring van die werkzame stoffen waarschijnlijk vervallen voordat een besluit over de verlenging ervan is genomen. Daarom moeten de goedkeuringsperioden voor die stoffen worden verlengd.

(8)

Gezien het doel van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 moet de Commissie — wanneer zij bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof niet wordt verlengd omdat niet aan de criteria voor goedkeuring is voldaan — de vervaldatum vaststellen op dezelfde datum als vóór deze verordening of, indien dat later is, op de datum van inwerkingtreding van de verordening waarbij wordt bepaald dat de goedkeuring van de werkzame stof niet wordt verlengd. In gevallen waarin de Commissie bij verordening bepaalt dat de goedkeuring van een in de bijlage bij deze verordening genoemde werkzame stof wordt verlengd, zal zij, wanneer dit aangewezen is, trachten de vroegst mogelijke toepassingsdatum vast te stellen.

(9)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1262 van de Commissie van 20 september 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen 1-methylcyclopropeen, beta-cyfluthrin, chloorthalonil, chloortoluron, clomazone, cypermethrin, daminozide, deltamethrin, dimethenamid-p, diuron, fludioxonil, flufenacet, flurtamone, fosthiazaat, indoxacarb, MCPA, MCPB, prosulfocarb, thiofanaat-methyl en tribenuron (PB L 238 van 21.9.2018, blz. 62).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1796 van de Commissie van 20 november 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur van de goedkeuringen voor de werkzame stoffen amidosulfuron, bifenox, chloorpyrifos, chloorpyrifos-methyl, clofentezine, dicamba, difenoconazool, diflubenzuron, diflufenican, dimoxystrobin, fenoxaprop-P, fenpropidin, lenacil, mancozeb, mecoprop-P, metiram, nicosulfuron, oxamyl, picloram, pyraclostrobine, pyriproxyfen en tritosulfuron (PB L 294 van 21.11.2018, blz. 15).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).


BIJLAGE

De bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In rij 40 (Deltamethrin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

2)

In rij 48 (Beta-cyfluthrin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

3)

In rij 65 (Flufenacet), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

4)

In rij 69 (Fosthiazaat), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

5)

In rij 102 (Chloortoluron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

6)

In rij 103 (Cypermethrin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

7)

In rij 104 (Daminozide), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

8)

In rij 105 (Thiofanaat-methyl), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

9)

In rij 107 (MCPA), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

10)

In rij 108 (MCPB), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

11)

In rij 119 (Indoxacarb), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

12)

In rij 160 (Prosulfocarb), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

13)

In rij 161 (Fludioxonil), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

14)

In rij 162 (Clomazone), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 oktober 2020”.

15)

In rij 169 (Amidosulfuron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

16)

In rij 170 (Nicosulfuron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

17)

In rij 171 (Clofentezine), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

18)

In rij 172 (Dicamba), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

19)

In rij 173 (Difenoconazool), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

20)

In rij 174 (Diflubenzuron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

21)

In rij 176 (Lenacil), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

22)

In rij 178 (Picloram), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

23)

In rij 179 (Pyriproxyfen), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

24)

In rij 180 (Bifenox), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

25)

In rij 181 (Diflufenican), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

26)

In rij 182 (Fenoxaprop-P), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

27)

In rij 183 (Fenpropidin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.

28)

In rij 186 (Tritosulfuron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “30 november 2020”.

29)

In rij 289 (Triflusulfuron), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door “31 december 2020”.


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1590 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (1), en met name de artikelen 16 en 20,

Gezien Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (2), en met name de artikelen 13 en 16,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   CHRONOLOGISCH OVERZICHT

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 (“de definitieve verordening”) (3) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) definitieve vrijwaringsmaatregelen ingesteld ten aanzien van bepaalde staalproducten. De bij die verordening ingestelde maatregelen behelzen een tariefcontingent ten aanzien van 26 productcategorieën van staal, dat hoog genoeg is om de traditionele handelsstromen te handhaven. Enkel boven het vastgestelde kwantitatieve niveau van de traditionele handelsstromen voor elke afzonderlijke productcategorie zou een tarief van 25 % gelden.

(2)

In overweging 161 en artikel 9 van de definitieve verordening wordt opgemerkt dat de Commissie, op grond van het belang van de Unie, “mogelijk het niveau of de toewijzing van de [tariefcontingenten] moet bijstellen […] in geval van veranderende omstandigheden tijdens de periode van instelling van de maatregelen” en dat zij het nieuwe onderzoek “uiterlijk op 1 juli 2019” moet starten.

(3)

In het licht hiervan heeft de Commissie op 17 mei 2019 (4) een nieuw onderzoek geopend naar de definitieve verordening en de belanghebbenden verzocht hun standpunten kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de vijf gronden voor het onderzoek die de Commissie in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek voor de 26 productcategorieën heeft vastgesteld. De gronden voor het nieuwe onderzoek worden als volgt uiteengezet in afdeling 3 van dat bericht:

a)

niveau en toewijzing van tariefcontingenten voor een aantal specifieke productcategorieën;

b)

verdringing van traditionele handelsstromen;

c)

mogelijke schadelijke gevolgen voor het behalen van de integratiedoelstellingen die met preferentiële handelspartners worden nagestreefd;

d)

actualisering van de lijst van ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die op basis van bijgewerkte invoerstatistieken zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen, en

e)

andere veranderende omstandigheden waardoor een aanpassing van het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten nodig wordt.

(4)

De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van meer dan 150 verschillende partijen. De belanghebbenden konden ook opmerkingen plaatsen en tegenargumenten formuleren bij de opmerkingen van andere partijen. In dit verband heeft de Commissie meer dan 50 aanvullende tegenargumenten ontvangen.

(5)

Na een grondige analyse van alle ontvangen opmerkingen komt de Commissie tot de volgende bevindingen. Deze zijn in afdeling 2 onderverdeeld in vijf punten die overeenstemmen met de vijf gronden voor het nieuwe onderzoek zoals genoemd in overweging (3).

2.   BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

2.A   Niveau en toewijzing van tariefcontingenten voor een aantal specifieke productcategorieën

(6)

Zoals reeds aangekondigd in overweging 161 van de definitieve verordening had het nieuwe onderzoek door de Commissie van de bestaande maatregelen betrekking op “eender welke productcategorie die onderworpen is aan maatregelen, met inbegrip van (maar niet beperkt tot) de productcategorieën 3, 4, 6 en 16”. Tijdens het onderzoek heeft de Commissie veel opmerkingen ontvangen met betrekking tot deze productcategorieën, die aanleiding gaven tot de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen. Die productcategorieën zijn ook het onderwerp geweest van talrijke uitwisselingen in het kader van bilaterale raadplegingen met de handelspartners van de Unie.

(7)

Daarbij geldt dat alle 26 productcategorieën dagelijks door de Commissie werden gemonitord.

(8)

In het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek kondigde de Commissie aan dat zij zou onderzoeken of de omstandigheden sinds de instelling van de definitieve maatregelen waren veranderd, onder meer of er bewijs was voor een aanzienlijke stijging of daling van de vraag in de Unie of voor de instelling van handelsbeschermende maatregelen voor bepaalde productcategorieën. Is dat het geval, dan moet het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten worden gecorrigeerd.

(9)

De Commissie legde uit dat zij, om aanzienlijke veranderingen in de vraag vast te stellen, keek naar de ontwikkeling van het gebruik van de betreffende tariefcontingenten om te bezien of contingenten waren uitgeput of dat het gebruik ervan niet strookte met de traditionele handelsstromen.

(10)

Bij de opening van het nieuwe onderzoek stelde de Commissie vast dat er sprake was van potentieel abnormale handelspatronen in de productcategorieën 4B, 5, 13, 15, 16, 17 en 25. Voor deze categorieën waren bepaalde jaarlijkse landspecifieke contingenten of de bijbehorende residuele contingenten, die volgens de berekening zouden moeten volstaan tot eind juni 2019, al binnen twee maanden na de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen uitgeput of bijna uitgeput.

(11)

In het kader van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie de ontwikkeling van de 26 productcategorieën uitvoerig geanalyseerd op basis van haar dagelijkse monitoring en meer in het bijzonder door ook te kijken naar de ontwikkeling van deze categorieën tussen 2 februari 2019 en eind juni 2019. Met behulp van deze analyse trachtte de Commissie te bepalen of mogelijke abnormale gebruikspatronen voortkomen uit een echte aanzienlijke stijging van de vraag in de Unie, of dat die gebruikspatronen van de tariefcontingenten het resultaat zijn van speculatieve hamsterpraktijken of van een handelsverlegging als gevolg van beperkende handelsmaatregelen die in het buitenland zijn genomen.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(12)

Vele belanghebbenden verzochten in hun opmerkingen ofwel om een verhoging van de tariefcontingenten ofwel om een ander systeem voor de toewijzing of het gebruik van contingenten voor de productcategorieën die zij invoeren. Slechts enkele belanghebbenden dienden betekenisvol bewijsmateriaal in ter staving van de conclusie dat de kwantitatieve limieten van de tariefcontingenten niet in balans zijn met de bestaande (of zich ontwikkelende) EU-vraag of met andere gewijzigde omstandigheden. De meerderheid van deze opmerkingen had betrekking op de volgende productcategorieën die in deze afdeling afzonderlijk aan bod zullen komen: categorie 1 (bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst), 4B (metallisch beklede platen gebruikt in de automobielindustrie), 16 (niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad) en 25 (grote gelaste buizen).

(13)

Er werd een beperkt aantal opmerkingen ontvangen over de overige productcategorieën die in de toetsingsclausule of in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek worden genoemd, te weten de categorieën 3 (elektroplaten), 5 (organisch beklede platen), 6 (blik), 13 (betonstaal), 15 (walsdraad van roestvrij staal) en 17 (walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal). Er is geen bewijsmateriaal ontvangen dat duidt op problemen in verband met een tekort aan de aanbodzijde (bv. lage kwantitatieve limieten van de betreffende tariefcontingenten) als gevolg van een gestegen vraag of van andere gewijzigde omstandigheden. In tal van opmerkingen werd echter gewezen op verdringingsproblemen met betrekking tot productcategorie 13, die eveneens afzonderlijk zal worden geanalyseerd in punt 2.B van deze afdeling.

Analyse van de Commissie

(14)

Aan het eind van het eerste jaar van de maatregelen, op 30 juni 2019, lag de werkelijke invoer voor 24 van de 26 productcategorieën onder de kwantitatieve niveaus van hun respectieve tariefcontingent (voor een of meer landspecifieke tariefcontingenten en/of de algemene tariefcontingenten). Met andere woorden: slechts voor twee productcategorieën (13 — betonstaal en 14 — staven en lichte profielen van roestvrij staal) waren de totale (landspecifieke en residuele) contingenten die uit hoofde van de maatregelen beschikbaar waren, tegen het eind van juni 2019 volledig uitgeput.

(15)

In totaal werd 1,3 miljoen ton van de tariefcontingenten die voor de periode van 2 februari tot en met 30 juni 2019 beschikbaar waren, niet gebruikt. Bovendien bevestigde de Commissie dat ongeveer twee miljoen ton aan beschikbare contingenten niet was gebruikt tijdens de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (18 juli 2018 – 1 februari 2019). Hieruit volgt dat meer dan 3,2 miljoen ton aan rechtenvrije invoer niet was gebruikt tijdens het eerste jaar waarin de vrijwaringsmaatregelen werden toegepast.

(16)

Op basis hiervan stelde de Commissie vast dat het uit hoofde van de lopende vrijwaringsmaatregelen vastgestelde niveau van de tariefcontingenten de handelsstromen niet onrechtmatig beperkte, maar er juist voor zorgde dat de traditionele handelsstromen werden gehandhaafd op een niveau dat aansloot op de behoeften van de Uniemarkt. De belanghebbenden hebben geen bewijsmateriaal ingediend dat wijst op een tekort aan de aanbodzijde als gevolg van een gestegen vraag.

Specifieke beoordeling: Categorie 1 — Warmgewalste platte producten

(17)

Voor alle aan definitieve vrijwaringsmaatregelen onderworpen productcategorieën met uitzondering van categorie 1 bestond het door de Commissie vastgestelde systeem van tariefcontingenten uit een combinatie van landspecifieke en residuele tariefcontingenten. Daarmee beoogde de Commissie de traditionele handelsstromen zowel wat betreft het volume als wat betreft de oorsprong te handhaven.

(18)

De Commissie was echter van mening dat dit systeem van preferentiële tariefcontingenten vanwege de volgende specifieke omstandigheden niet passend was voor categorie 1. Vijf van de voornaamste historische landen van uitvoer (5), die in de periode 2015-2017 goed waren voor bijna 60 % van de totale invoer, zijn in diezelfde periode onderworpen aan antidumping- en/of compenserende maatregelen (6). Dat had grote invloed op het niveau van hun invoer.

(19)

Daarom concludeerde de Commissie dat deze landen normaal niet langer in de positie zouden verkeren om hun uitvoer naar de Unie op het historische niveau te handhaven, d.w.z. gebaseerd op het gemiddelde niveau van hun invoer in de Unie in de laatste drie jaren (2015-2017). Derhalve besloot de Commissie dat het in het belang van de Unie was om een enkelvoudig systeem van algemene tariefcontingenten vast te stellen waarbij de contingenten op kwartaalbasis worden toegewezen, om het risico van tekorten te vermijden waar een landspecifieke toewijzing onrechtmatig aanleiding toe zou kunnen geven.

(20)

In de opmerkingen die zij in het kader van dit nieuwe onderzoek hebben ingediend, verzoeken bepaalde belanghebbenden, waaronder de bedrijfstak van de Unie en enkele landen van uitvoer, de Commissie om ook voor productcategorie 1 een systeem van landspecifieke tariefcontingenten in te voeren. Zij stellen dat de huidige ontwikkeling van de invoer leidt tot onevenwichtige handelsstromen waardoor bepaalde landen van uitvoer worden benadeeld, met marktverstoringen tot gevolg.

(21)

Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie de ontwikkeling van de invoer van productcategorie 1 in 2018 en de eerste helft van 2019 geanalyseerd. Zij constateerde ten aanzien van Rusland als land van uitvoer dat dankzij de Russische uitvoer, ondanks de tegen het land ingestelde antidumpingmaatregelen (die leidden tot een aanzienlijke daling van het invoervolume in 2017), tussen januari 2018 en juni 2019 een aanzienlijk deel van het historische handelsvolume was hersteld. Rusland was goed voor 16 % van het gebruik van het tariefcontingent tussen februari en juni 2019 (7). Bovendien hebben andere landen die aan antidumpingmaatregelen onderworpen waren — Brazilië en Oekraïne — hun uitvoer naar de Unie voortgezet (8), zij het in veel kleinere hoeveelheden dan vóór de instelling van de antidumpingrechten.

(22)

In het licht van de hierboven beschreven ontwikkeling van de invoer, met name uit Rusland, die niet kon worden voorzien toen de definitieve vrijwaringsmaatregelen werden ingesteld, was de Commissie nu van oordeel dat het aandeel van de invoer dat grote gevolgen ondervond van handelsbeschermende maatregelen aanzienlijk kleiner was dan verwacht. Bovendien is het potentiële risico van een tekort aan de aanbodzijde, dat werd verwacht toen de definitieve maatregelen werden ingesteld, nu aanzienlijk lager gelet op het aanhoudend hoge gebruikspercentage van het tariefcontingent in de twee aan definitieve vrijwaringsmaatregelen onderworpen kwartalen (februari-juni 2019) door andere landen van uitvoer, met name Turkije, India en Servië, met een aandeel van respectievelijk 40 %, 15 % en 12 %.

(23)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het licht van deze gewijzigde omstandigheden in het belang van de Unie de toewijzing van het tariefcontingent voor productcategorie 1 te wijzigen en een mechanisme in te stellen om de oorsprong van de handelsstromen te waarborgen, dat zoveel mogelijk lijkt op het mechanisme dat voor de andere productcategorieën wordt gebruikt.

(24)

De Commissie merkte op dat de aard van productcategorie 1 het moeilijk maakt om een dergelijk systeem in te voeren. Zoals reeds aangegeven in overweging (19) zou de vaststelling van de landspecifieke contingenten op basis van de gemiddelde historische invoer van 2015-2017 leiden tot een aanzienlijk tekort aan de aanbodzijde. Anderzijds zou het gebruik van 2018 als eerste volledige jaar waarin de antidumping- en compenserende maatregelen werden toegepast, kunnen leiden tot een onjuiste toewijzing. Dat houdt verband met het feit dat de invoervolumes van 2018 ook werden beïnvloed door de inwerkingtreding van de vrijwaringsmaatregelen (in juli 2018) en met invoervolumes die voortvloeien uit een handelsverlegging weg van derde landen die wat betreft categorie 1 al in de definitieve verordening tot stand was gebracht.

(25)

Gezien deze omstandigheden en bij gebrek aan werkelijk representatieve invoergegevens met betrekking tot een voldoende lange en betrouwbare periode, was de Commissie van mening dat de traditionele handelsstromen voor categorie 1 qua volume en oorsprong het best konden worden gehandhaafd door het aandeel in het algemene contingent waar afzonderlijke landen van uitvoer in een bepaald kwartaal aanspraak op mogen maken, te beperken.

(26)

Bij de vaststelling van dit plafond analyseerde de Commissie de historische invoergegevens (2013-2017) (9) van productcategorie 1 en constateerde zij dat geen enkel land van uitvoer in deze periode een gemiddeld aandeel van meer dan 25 % had en dat Turkije in 2017 het hoogste aandeel in een afzonderlijk jaar bereikte (28 %). Dienovereenkomstig was de Commissie van mening dat het geen enkel afzonderlijk land van uitvoer mag worden toegestaan om voor de resterende duur van de maatregelen een aandeel van meer dan 30 % in het beschikbare algemene tariefcontingent per kwartaal te realiseren.

(27)

Deze grenswaarde moet landen van uitvoer voldoende ruimte geven om het marktaandeel dat niet wordt gebruikt door aan antidumping- of compenserende maatregelen onderworpen landen van uitvoer, in te vullen, waarbij tegelijkertijd de traditionele handelsstromen zoveel mogelijk worden gehandhaafd en gebruikers in de Unie voldoende diversiteit aan de aanbodzijde wordt geboden, teneinde potentiële risico's van tekorten aan de aanbodzijde te minimaliseren (10).

(28)

Door de toewijzing van het tariefcontingent te corrigeren probeerde de Commissie een evenwicht tot stand te brengen tussen de legitieme rechten van de verschillende belanghebbenden in overeenstemming met het belang van de Unie.

Specifieke beoordeling: Categorie 4B — Metallisch beklede bladen die voornamelijk in de automobielindustrie worden gebruikt

(29)

In de definitieve verordening besloot de Commissie dat het in het belang van de Unie was om categorie 4 (metallisch beklede bladen) op te splitsen in twee subcategorieën: 4A en 4B. Die opsplitsing had tot doel het traditionele niveau van de invoer voor de EU-automobielindustrie zoveel mogelijk te handhaven. Gezien het grote aantal productsoorten in categorie 4 had de Commissie namelijk een ernstig risico vastgesteld op verdringing van de staalsoorten die de EU-automobielindustrie nodig heeft door andere “standaard” subcategorieën. Er wordt aan herinnerd dat de meeste standaardsoorten in deze categorie momenteel onderworpen zijn aan antidumpingmaatregelen, wat niet geldt voor de meer specialistische producten die geen deel uitmaakten van het desbetreffende verzoek om antidumpingmaatregelen.

(30)

In het kader van het nieuwe onderzoek ontving de Commissie talrijke opmerkingen van belanghebbenden die gevolgen ondervinden van de opsplitsing in twee subcategorieën, o.a. van de Vereniging van Europese autofabrikanten (ACEA) en de regeringen en producenten-exporteurs van Zuid-Korea en China. In deze opmerkingen werd gesteld dat de huidige onderverdeling niet geheel doeltreffend is voor het halen van de doelstellingen. Diezelfde belanghebbenden voerden verder aan dat de definitie van de producten onduidelijk was wat betreft hun indeling in subcategorieën en met name dat de invoer van de producten gericht op de automobielindustrie is verdrongen door standaardproducten, wat nadelige gevolgen heeft voor de automobielindustrie.

(31)

De belanghebbenden hebben verschillende voorstellen ingediend om het tariefcontingent voor deze categorie doeltreffender te maken. De ACEA en de Chinese regering hebben de Commissie verzocht om vanwege hun bijzondere bestemming een vrijstelling te verlenen voor staalproducten in categorie 4B die bedoeld zijn voor gebruik in de automobielindustrie. Andere belanghebbenden, zoals de regeringen van Zuid-Korea, Taiwan en China, hebben bij wijze van alternatief voorgesteld om het tariefcontingent te verhogen en een systeem in te voeren dat ervoor moet zorgen dat de traditionele handelsvolumes voor de automobielindustrie doeltreffend worden afgeschermd tegen de invoer van andere staalsoorten. De staalindustrie van de Unie is het er op haar beurt mee eens dat de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen van categorie 4A moet worden onderzocht en dat er een oplossing voor de automobielindustrie moet worden gevonden, zonder echter categorie 4B van het toepassingsgebied van de maatregelen uit te sluiten.

(32)

De analyse die de Commissie verrichtte naar aanleiding van het nieuwe onderzoek naar de definitieve maatregelen bevestigt dat de traditionele handelsstromen voor producten in categorie 4B inderdaad zijn verstoord. Volgens de invoerstatistieken van Eurostat heeft China (dat een van de grootste landspecifieke tariefcontingenten kreeg toegewezen) zijn landspecifieke tariefcontingent binnen een enkel kwartaal (2 februari tot en met 31 maart 2019) volledig uitgeput, om vervolgens in het laatste kwartaal van dezelfde periode (1 april tot en met 30 juni 2019) een aanzienlijk deel van het algemene tariefcontingent te gebruiken (meer dan 75 %).

(33)

Bovendien constateerde de Commissie dat China zijn jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent voor het tweede jaar van de maatregelen (1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020) al binnen een dag had uitgeput. Het is daarom twijfelachtig of deze invoer daadwerkelijk bestaat uit producten bestemd voor de automobielindustrie. De uitputting van het jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent binnen één dag laat in elk geval ook zien dat de traditionele handelsstromen voor deze subcategorie zijn verlegd. Deze trend zou waarschijnlijk worden verergerd indien de werking van het tariefcontingent voor categorie 4B niet zou worden gecorrigeerd om het beoogde doel — handhaving van de traditionele invoer uit een verscheidenheid aan landen van uitvoer voor de automobielindustrie — te verwezenlijken.

(34)

De Commissie bleef van mening dat er geen redenen waren om bepaalde aan de maatregelen onderworpen productcategorieën uit te sluiten, noch middels een uitdrukkelijke uitsluiting van productcategorie 4B, noch aan de hand van een vrijstelling wegens een bijzondere bestemming (11). De Commissie wees het verzoek om producten bestemd voor de automobielindustrie op grond van hun bijzondere bestemming uit te sluiten dan ook af.

(35)

De Commissie erkende echter dat het in het belang van de Unie was om de traditionele handelsstromen van productsoorten die door de EU-automobielindustrie worden gebruikt, af te schermen. Een van de manieren om dit doel te bereiken is, het gebruik van categorie 4B te beperken tot de invoer die aantoonbaar een bijzondere bestemming in de automobielindustrie heeft.

(36)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het belang van de Unie om de werking van het tariefcontingent voor categorie 4 als volgt te corrigeren. Om in aanmerking te komen voor het tariefcontingent van categorie 4B, moeten de categorieën staalproducten in deze categorie die daadwerkelijk voor de productie van auto-onderdelen worden gebruikt, worden geplaatst in de regeling bijzondere bestemming als bedoeld in artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 (12). Zodra het voor categorie 4B toegewezen tariefcontingent is uitgeput, geldt een tarief van 25 % voor invoer boven het contingent.

(37)

Echter, aangezien bepaalde GN-codes die momenteel bij categorie 4B zijn ingedeeld niet uitsluitend door de automobielindustrie worden gebruikt, was het nodig om de verdeling van de codes over de categorieën 4A en 4B te corrigeren om ervoor te zorgen dat de uitvoer van niet-autogerelateerde producten gehandhaafd bleef. Hiertoe werd het toepassingsgebied van 4A als volgt uitgebreid en herzien: alle GN-codes die voorheen uitsluitend bij categorie 4B waren ingedeeld, gaan ook deel uitmaken van categorie 4A. Het toepassingsgebied van categorie 4A wordt als gevolg hiervan uitgebreid. Tegelijkertijd verandert het toepassingsgebied van categorie 4B niet.

(38)

Dienovereenkomstig moet de invoer van producten die vallen onder de codes van categorie 4B en die niet bestemd zijn voor gebruik in de automobielindustrie in de toekomst uitsluitend plaatsvinden in het kader van categorie 4A. Omgekeerd moet alle invoer van producten bestemd voor gebruik in de automobielindustrie plaatsvinden in het kader van productcategorie 4B en voldoen aan de vereisten van de regeling bijzondere bestemming zoals uitgelegd in overweging 36.

(39)

In verband met deze correctie wordt aan India één landspecifiek tariefcontingent uit hoofde van categorie 4A toegekend (waarin de volumes voor het landspecifieke tariefcontingent voor de categorieën 4A en 4B worden gecombineerd), aangezien uit de informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat dit land geen producten uitvoert voor gebruik in de automobielindustrie.

(40)

Naar aanleiding van de informatie die de Commissie heeft ontvangen in het kader van het overleg met de Republiek Korea heeft de Commissie het niveau van het landspecifieke tariefcontingent voor dit land in de categorieën 4A en 4B aangepast. Het deel van het tariefcontingent voor categorie 4B dat overeenkomt met de GN-codes die voorheen uitsluitend in deze categorie waren opgenomen en niet voor gebruik in de automobielindustrie bestemd waren, wordt nu overgedragen aan het landspecifieke tariefcontingent voor categorie 4A van de Republiek Korea, zodat de desbetreffende producten naar de markt van de Unie kunnen blijven worden uitgevoerd. De Commissie achtte deze correctie noodzakelijk in het belang van de Unie, teneinde de definitieve maatregelen met betrekking tot deze categorie doeltreffender te maken en ervoor te zorgen dat de invoer van de EU-automobielindustrie niet onrechtmatig wordt beperkt.

Specifieke beoordelingen: Categorie 16 — Walsdraad

(41)

De Commissie heeft verscheidene argumenten met betrekking tot deze productcategorie ontvangen. Ten eerste werd de Commissie verzocht de tariefcontingenten naar boven bij te stellen om mogelijke tekorten op de markt van de Unie te vermijden. In het bijzonder hebben sommige belanghebbenden gevraagd het tariefcontingent met maximaal 20 % te verhogen of het invoerniveau in de jaren 2016-2018 te gebruiken als grondslag voor een herziening van de hoogte van het tariefcontingent. Anderen stelden dat het tariefcontingent volledig moet worden gecorrigeerd om rekening te houden met de groeiende vraag in de Unie.

(42)

Ten tweede merkten sommige belanghebbenden op dat de producenten in de Unie hun capaciteit of productie niet hadden opgeschroefd (en ook niet verder konden opschroeven) tot het niveau dat nodig is om te voorzien in de huidige en toekomstige vraag naar walsdraad in de Unie. Bovendien voerden zij aan dat de producenten van walsdraad in de Unie voornamelijk leverden aan gerelateerde downstreamgebruikers, waardoor er minder walsdraad beschikbaar was voor de open markt, hetgeen de positie van de onafhankelijke gebruikers, d.w.z. die welke niet verticaal geïntegreerd zijn, ondermijnde. Als gevolg hiervan zou de toegang van onafhankelijke gebruikers tot een toereikende hoeveelheid walsdraad ernstig worden beperkt.

(43)

Ten derde beweerden sommige belanghebbenden dat de uitputting van bepaalde tariefcontingenten niet kon voortkomen uit hamsterpraktijken in deze productcategorie en dat de invoer tot aan de uitputting van de desbetreffende tariefcontingenten een vrij regelmatig en consistent verloop kende.

(44)

Ten vierde verzochten verschillende belanghebbenden de Commissie om landspecifieke tariefcontingenten toe te kennen aan bepaalde landen van uitvoer, omdat zij specifieke subcategorieën zouden leveren aan de markt van de Unie. In dezelfde geest stelden verschillende belanghebbenden dat bepaalde subcategorieën moesten worden uitgesloten, of dat de Commissie deze productcategorie zou moeten opsplitsen en specifieke tariefcontingenten zou moeten toewijzen aan de nieuwe subcategorieën.

(45)

Ten vijfde verzochten enkele partijen om een opsplitsing van deze categorie, waarbij de subcategorieën die worden gebruikt voor de automobielindustrie een eigen tariefcontingent zouden krijgen.

(46)

Tot slot voerde één belanghebbende aan niet in staat te zijn een bepaalde productsoort te produceren, omdat de vrijwaringsmaatregelen de beschikbaarheid van een benodigde soort walsdraad beperkten. Verschillende belanghebbenden verzochten ook om ongebruikte landspecifieke tariefcontingenten in het laatste kwartaal van elke periode (1 april tot en met 30 juni) over te dragen naar het residuele tariefcontingent.

(47)

In het kader van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie al deze opmerkingen zorgvuldig beoordeeld. Ten eerste oordeelde de Commissie, ofschoon zij in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek had erkend dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten en het algemene tariefcontingent voor deze categorie in het laatste kwartaal van de eerste jaarperiode (1 april tot en met 30 juni 2019) in bijzonder hoog tempo waren gebruikt, dat de totale aanvoer van dit product niet op een abnormale manier lijkt te zijn beperkt. Er waren geen tekenen van een aanzienlijk gestegen vraag die duiden op veranderde omstandigheden. Uit de analyse van het gebruik van het tariefcontingent bleek namelijk dat er, hoewel sommige landen hun individuele contingent zeer snel hadden gebruikt, in de laatste twee weken (13) van het laatste kwartaal van het eerste maatregelenjaar nog kwantitatieve ruimte beschikbaar was in het contingent van ten minste drie landen van uitvoer (Moldavië, Zwitserland en Oekraïne), ter grootte van meer dan 6 % van het totale periodieke tariefcontingent. Aan het eind van het eerste jaar van de maatregelen was er nog kwantitatieve ruimte beschikbaar in het tariefcontingent van één land van uitvoer (Oekraïne).

(48)

In bepaalde opmerkingen wordt erop gewezen dat de vraag in de EU-bouwsector — een van de belangrijkste bestemmingen van walsdraad — met 2,8 % is gegroeid in 2018 en naar verwachting met 1,6 % zal blijven groeien in 2019-2021. Dit groeipatroon is echter al in aanmerking genomen in de beoordeling die ten grondslag ligt aan de vaststelling van het huidige kwantitatieve niveau van de tariefcontingenten. Bij het instellen van de definitieve maatregelen heeft de Commissie het traditionele invoerniveau met 5 % verhoogd om de historische gegevens te actualiseren en rekening te houden met een normale stijging van de vraag in de volgende jaren. Bovendien verhoogt zij in feite de hoogte van de beschikbare tariefcontingenten verder om rekening te houden met de vermeende stijging van de vraag boven de voorziene groei, ook indien de liberalisering van de vrijwaringsmaatregelen na het eerste jaar naar beneden zou worden bijgesteld (14). Op basis hiervan is de Commissie van mening dat de huidige hoogte van het tariefcontingent voor productcategorie 16 toereikend is en dat er geen risico van tekorten op de markt van de Unie bestaat.

(49)

Ten aanzien van het argument dat het aanbod door de producenten in de Unie op kunstmatige wijze zou zijn beperkt, merkt de Commissie op basis van de haar ter beschikking staande informatie (waaronder de geverifieerde antwoorden van producenten in de Unie op de enquête in het kader van het onderzoek dat aanleiding gaf tot de definitieve maatregelen) op dat de productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Unie (op de vrije markt) aanhoudend zijn gestegen in de periode 2013-2017. In dezelfde periode steeg ook de verkoop aan gerelateerde ondernemingen (interne verkoop), zij het in veel bescheidener mate. Uit de gegevens blijkt dat het volume van de verkoop op de vrije markt (in de Unie) in dezelfde periode meer dan drie keer zo hoog was als dat van de interne verkoop. Bovendien is er geen bewijs waaruit blijkt dat deze heldere en consistente ontwikkeling van de afgelopen jaren onlangs drastisch is gekanteld. Het in het dossier opgenomen bewijs was zodoende in tegenspraak met dit argument.

(50)

Het bewijsmateriaal in het dossier met betrekking tot mogelijke hamsterpraktijken was in strijd met de bewering dat de invoer uit alle landen van uitvoer een regelmatig en consistent verloop kende. Hoewel dit inderdaad het geval was voor een aantal landen van uitvoer en voor het residuele tariefcontingent in het derde kwartaal (februari-maart 2019), hebben enkele belangrijke landen van uitvoer (Turkije en Rusland) het voor een periode van vijf maanden resterende tariefcontingent binnen enkele dagen of weken uitgeput. Dit abnormale patroon werd bevestigd in de eerste dagen van de tweede periode van de maatregelen (tot 19 juli 2019 had Turkije 60 % van zijn jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent gebruikt). Bovendien constateerde de Commissie dat het residuele tariefcontingent in het laatste kwartaal van de eerste periode van de maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019) al na de tweede dag van dat kwartaal (op 2 april 2019) was uitgeput, en wel door slechts twee landen (Turkije en Rusland), terwijl dat residuele contingent in het voorgaande kwartaal (2 februari tot en met 31 maart 2019) door meerdere landen gestaag was gebruikt, verspreid over het hele kwartaal. Deze ongebruikelijk snelle uitputting van het tariefcontingent door enkele landen van uitvoer kan niet worden aangemerkt als “een reguliere en consistente handelsstroom”.

(51)

Ten aanzien van het verzoek om categorie 16 op te splitsen herinnerde de Commissie eraan dat zij in Verordening (EU) 2019/159 bij wijze van uitzondering twee categorieën heeft opgesplitst met vermelding van redenen. Na een zorgvuldige analyse van de in dit verband ontvangen opmerkingen bepaalde de Commissie dat niet is aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat er aanleiding is om nog meer categorieën op te splitsen. De Commissie constateert dat de Europese automobielindustrie (ACEA) in haar opmerkingen niet eens noemt dat deze categorie mogelijk correcties behoeft. Verder merkte de Commissie op dat het loutere feit dat bepaalde productsoorten binnen een productcategorie voor de automobielindustrie worden gebruikt, niet automatisch betekent dat die soorten in aanmerking komen voor een afwijkende behandeling in het kader van de maatregelen. Er moet worden aangetoond dat een dergelijke correctie in het belang van de Unie is. Het ingediende bewijsmateriaal was derhalve ontoereikend voor de Commissie om te concluderen dat de correctie inderdaad in het belang van de Unie is.

(52)

Wat betreft de impact van de definitieve vrijwaringsmaatregelen op het vermogen om een bepaald product te produceren waar een bepaald type walsdraad voor nodig is, nam de Commissie op basis van de ingediende bewijzen tussen 2013 en 2018, d.w.z. voordat de vrijwaringsmaatregelen werden ingesteld, een consistente en scherpe neerwaartse ontwikkeling van de verkoop van die producten waar. Dit argument werd echter niet met voldoende bewijsmateriaal gestaafd.

(53)

Daarom is de Commissie van mening dat er onvoldoende bewijs is om een verhoging van het tariefcontingent voor deze productcategorie te rechtvaardigen.

Specifieke beoordeling: Categorie 25 — Grote gelaste buizen

(54)

Verschillende belanghebbenden hebben aangevoerd dat de huidige toewijzing van tariefcontingenten voor categorie 25 in het licht van gewijzigde omstandigheden moet worden gewijzigd. Sommige belanghebbenden stelden met name dat een groot gasleidingproject (Nord Stream 2), waarvoor in 2017 een grote hoeveelheid leidingen uit Rusland is ingevoerd, zich in de afrondende fase zou bevinden, zodat de toewijzing van tariefcontingenten voor dit product niet aansloot op de huidige marktsituatie. Dit argument zou worden gestaafd door de ontwikkeling van de invoer in Rusland. Op basis hiervan bepleitten deze partijen voor afschaffing van de landspecifieke tariefcontingenten voor deze categorie ten faveure van één algemeen tariefcontingent om tekorten aan de aanbodzijde voor komende projecten te vermijden.

(55)

Enerzijds is Rusland het land met het grootste individuele tariefcontingent voor deze categorie (dat goed is voor ongeveer 70 % van het totale tariefcontingent). De analyse die de Commissie in het kader van het nieuwe onderzoek verrichte naar de invoergegevens laat zien dat de Russische invoer na een enorme stijging in 2017 constant is afgenomen. Na deze stijging daalde de Russische invoer al sterk in 2018 (hoewel het volume toen redelijk hoog bleef). Deze neerwaartse trend werd echter versneld in de periode waarin de definitieve vrijwaringsmaatregelen werden toegepast. Uit de analyse van het gebruik van het tariefcontingent bleek dat Rusland zijn landspecifieke tariefcontingent hierdoor tijdens het eerste jaar van de maatregelen bij lange na niet benutte (30 %) (15). Deze onderbenutting van het tariefcontingent hield verband met de behoeften voor het specifieke technische project als bedoeld in overweging (54).

(56)

Anderzijds hadden andere landen van uitvoer in deze productcategorie hun landspecifieke tariefcontingenten volledig uitgeput en tot 79 % van het algemene tariefcontingent gebruikt (waarbij moet worden opgemerkt dat het volume van dit algemene tariefcontingent relatief klein is).

(57)

Gezien de gewijzigde omstandigheden in verband met het technische project als bedoeld in overweging (54) en de meest recente ontwikkeling van het gebruik van het tariefcontingent, achtte de Commissie het noodzakelijk het bestaande tariefcontingent door één algemeen tariefcontingent te vervangen. Zij achtte deze verandering van het systeem van tariefcontingenten in lijn met het belang van de Unie, omdat het risico van een mogelijk tekort aan de aanbodzijde als gevolg van een ontoereikende toewijzing van tariefcontingenten zo beter kon worden beperkt en tegelijkertijd kon worden gezorgd voor een voldoende divers aanbod en gelijke kansen voor alle potentiële landen van uitvoer om deel te nemen aan nieuwe technische projecten met een behoefte aan producten uit deze categorie.

(58)

De Commissie constateerde dat het tegenovergestelde — handhaving van de tariefcontingenten van de momenteel aan de definitieve maatregelen onderworpen landen — mogelijk kan leiden tot een onrechtmatige verstoring van de deelname van leveranciers uit andere potentiële landen van uitvoer aan aanbestedingsprocedures voor andere lopende of toekomstige projecten. Hetzelfde probleem zou zich kunnen voordoen indien de Commissie een plafond instelt per land van uitvoer, zoals zij heeft gedaan voor categorie 1. De Commissie was bijgevolg van mening dat handhaving van de oorspronkelijke situatie niet in het belang van de Unie was en dat de verandering van de toewijzing van tariefcontingenten voor deze categorie gerechtvaardigd was.

(59)

Zoals voor alle algemene contingenten in het kader van de bestaande maatregelen geldt, moet het algemene tariefcontingent voor categorie 25 op kwartaalbasis worden toegewezen.

Algemene beoordeling: argumenten met betrekking tot productcategorieën

(60)

Waar in de vorige overwegingen uitvoerig werd ingegaan op het nut van potentiële correcties van tariefcontingenten voor de productcategorieën waarover de belanghebbenden de meeste opmerkingen hebben ingediend, komen de argumenten over de overige productcategorieën in deze paragraaf beknopter aan bod middels argumenten van algemene strekking voor de overeenkomstige categorieën waarvoor opmerkingen zijn ingediend.

(61)

Verschillende belanghebbenden hebben verzocht om een verhoging van de landspecifieke tariefcontingenten die vóór het eind van een bepaalde periode waren uitgeput. Sommigen van hen vonden dat het loutere feit dat een landspecifiek tariefcontingent was uitgeput, voldoende reden was om een verhoging van het tariefcontingent te rechtvaardigen. In dezelfde geest merkten bepaalde belanghebbenden op dat de tariefcontingenten te laag waren vastgesteld bij de definitieve maatregelen, aangezien de invoer in bepaalde productcategorieën in 2018 relatief hoger was dan het kwantitatieve niveau van de betrokken tariefcontingenten.

(62)

Ten eerste merkte de Commissie op dat er voor 24 van de 26 productcategorieën nog kwantitatieve ruimte beschikbaar was in de tariefcontingenten van een of meerdere landen van uitvoer en/of in het residuele tariefcontingent. Zoals aangegeven in overweging (15) bedroeg het totale ongebruikte tariefcontingent tijdens de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (18 juli 2018 – 1 februari 2019) en in de eerste periode van de definitieve maatregelen (2 februari 2019 – 30 juni 2019) meer dan drie miljoen ton. Gelet hierop was de Commissie het niet eens met het argument dat het totale kwantitatieve niveau van de tariefcontingenten te laag was. Bovendien komt het feit dat bepaalde tariefcontingenten binnen een bepaalde productcategorie vóór het einde van een periode waren uitgeput, op zichzelf niet neer op gewijzigde omstandigheden die een automatische verhoging van het contingent rechtvaardigen, indien er geen aanvullend bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de uitputting het gevolg was van een stijging van de vraag die niet werd voorzien toen de definitieve maatregelen werden ingesteld. De Commissie bracht in herinnering dat de gedachte achter de vrijwaringsmaatregelen was, noodmaatregelen te nemen naar aanleiding van invoerstijgingen van bepaalde producten. Daarentegen verzochten belanghebbenden in het kader van het nieuwe onderzoek vaak simpelweg om een verhoging van het kwantitatieve niveau van een tariefcontingent zonder bewijs te leveren voor gewijzigde omstandigheden (bv. geen risico van handelsverlegging). Derhalve werden zulke argumenten ongegrond verklaard.

(63)

Verscheidene belanghebbenden hebben de Commissie verzocht om de periode voor de berekening van het tariefcontingent te wijzigen. In veel gevallen verzochten zij om uit te gaan van de periode 2016-2018 om rekening te houden met de meest recente en doorgaans omvangrijkste invoer.

(64)

In Verordening (EU) 2019/159, en in het licht van artikel 15 van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (16) (“Verordening (EU) 2015/478”) en de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie, merkte de Commissie op dat de tariefcontingenten worden berekend op basis van het gemiddelde niveau van invoer in de laatste drie representatieve jaren (2015-2017). De Commissie wees erop dat dit nieuwe onderzoek, zoals uitgelegd in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek, het doel had om de maatregelen zeer specifiek te corrigeren indien er voldoende bewijs bestaat dat de omstandigheden sinds de instelling van die maatregelen zijn veranderd. Bovendien toonden de belanghebbenden niet aan dat de door de Commissie geselecteerde periode niet strookt met de desbetreffende regels of beginselen van het Unierecht. Bijgevolg concludeerde de Commissie dat de periode die wordt gebruikt voor het vaststellen van de tariefcontingenten in het kader van dit nieuwe onderzoek niet zou worden herzien.

(65)

Sommige belanghebbenden wezen op het feit dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten niet volledig waren gebruikt. In sommige gevallen was het gebruik ervan zelfs verwaarloosbaar. Deze partijen hebben de Commissie verzocht om deze volumes te verdelen onder andere landen van uitvoer die hun tariefcontingenten mogelijk hebben uitgeput.

(66)

De Commissie erkende dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten niet volledig werden benut en dat het gebruik in specifieke gevallen ongewoon laag was. De Commissie wees erop dat de toewijzing van tariefcontingenten aan bepaalde landen was gebaseerd op de historische invoer om de traditionele handelsstromen te handhaven. In dit verband heeft geen van de belanghebbenden afdoende aangetoond dat het ongewoon lage gebruik voortkwam uit duurzaam gewijzigde omstandigheden voor de desbetreffende productsoorten. De belanghebbenden hebben evenmin bewijs ingediend voor het argument dat ongebruikte contingenten leidden tot een algemeen tekort voor de betreffende productcategorieën, waardoor de bestaande toewijzing van de tariefcontingenten in kwestie niet langer passend zou zijn en nieuw onderzoek behoefde. Derhalve stelde de Commissie vast dat er onvoldoende reden was om historische landen van uitvoer hun eigen contingent te ontnemen.

(67)

Met betrekking tot de ongebruikte residuele contingenten aan het eind van elk van de eerste drie kwartalen van een periode verzochten enkele belanghebbenden de Commissie om alle ongebruikte tariefcontingenten aan het eind van de periode naar de volgende periode door te schuiven.

(68)

De Commissie kan dit verzoek niet honoreren. Er moet worden opgemerkt dat de omvang van de periodiek beschikbare tariefcontingenten per jaar wordt berekend. Daarom zou de overdracht van ongebruikte tariefcontingenten van de ene periode naar de andere ertoe leiden dat de beschikbare contingenten in elke periode hoger zijn dan de historische traditionele invoer, waardoor de doeltreffendheid van de maatregelen in het gedrang komt.

(69)

Sommige belanghebbenden vroegen de Commissie in dezelfde geest om ook landspecifieke tariefcontingenten toe te wijzen aan landen waarvan de invoer in een bepaalde categorie tijdens de periode die voor de toewijzing van de contingenten relevant werd geacht (2015-2017) minder dan 5 % bedroeg.

(70)

De Commissie bracht in herinnering dat de tariefcontingenten voor alle productcategorieën en plaatsen van oorsprong volgens dezelfde methode worden toegewezen. Het criterium om een landspecifiek tariefcontingent toe te wijzen, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/159, luidt dat de invoer van een land goed moet zijn voor ten minste 5 % van de gemiddelde invoer in een productcategorie in de periode 2015-2017. De in dit verband ontvangen opmerkingen bevatten geen objectieve redenen om deze aanpak te veranderen. Bovendien zou de incidentele toewijzing van landspecifieke tariefcontingenten aan landen die de drempel van 5 % niet halen volgens de WTO-regels neerkomen op discriminatie tussen belanghebbenden. Daarom moest de Commissie deze verzoeken afwijzen.

(71)

Andere belanghebbenden riepen bepalingen van bilaterale handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en bepaalde handelspartners in om een vrijstelling van de maatregelen of een voorkeursbehandeling voor hun invoer te verkrijgen.

(72)

De Commissie merkte op dat alle door de partijen aangehaalde bilaterale handelsovereenkomsten de mogelijkheid bieden om vrijwaringsmaatregelen in te stellen. Derhalve kan op grond hiervan geen vrijstelling worden ingeroepen. De Commissie was het ook niet eens met het standpunt om bepaalde landen een voorkeursbehandeling te geven en andere niet. Die bilaterale overeenkomsten voorzien niet in de mogelijkheid, en leggen de Unie geen verplichting op, om de ene partij waarop maatregelen van toepassing zijn anders te behandelen dan de andere. Voorts kon geen van de belanghebbenden verwijzen naar zulke bepalingen in de desbetreffende overeenkomsten. Daarom moest de Commissie deze verzoeken afwijzen.

(73)

Andere belanghebbenden stelden juist dat het tariefcontingent moest worden opgehoogd, omdat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was om een toereikende hoeveelheid te leveren op de markt van de Unie, wat tot tekorten op de markt zou kunnen leiden.

(74)

De Commissie herinnerde eraan dat er voor de meeste productcategorieën nog steeds ruimte in de contingenten beschikbaar was, zowel aan het einde van de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (1 februari 2019) als aan het einde van de eerste periode waarin de definitieve maatregelen werden toegepast (30 juni 2019). Daarom meende de Commissie dat deze argumenten haaks stonden op het daadwerkelijke gebruik van de contingenten. Bovendien hebben die belanghebbenden geen bewijsmateriaal ingediend dat wijst op een tekort aan de aanbodzijde voor de desbetreffende productcategorieën. Daarom heeft de Commissie deze verzoeken afgewezen.

(75)

Sommige belanghebbenden koppelden hun verzoek om hogere tariefcontingenten in bepaalde categorieën aan een vermeende toename van de vraag in de bedrijfstakken waar deze categorieën worden gebruikt.

(76)

De Commissie merkte op dat deze argumenten betrekking hebben op stijgingen van de vraag die vóór de instelling van de definitieve maatregelen optraden. In dit verband wees de Commissie erop dat zij mogelijke stijgingen al met ingang van de inwerkingtreding van de definitieve vrijwaringsmaatregelen in aanmerking had genomen door de traditionele invoerniveaus met 5 % te verhogen. Wat de ontwikkeling van de vraag in latere perioden betreft, wijst de informatie waar de Commissie over beschikt niet op een aanzienlijke stijging van de vraag, maar eerder op een vermindering van de reële staalconsumptie (17).

(77)

Sommige belanghebbenden verzochten de Commissie om ofwel bepaalde subcategorieën van producten uit te sluiten, ofwel de huidige productcategorieën op te splitsen. Ter ondersteuning van deze argumenten beweerden zij dat het in het belang van de Unie was, te voorkomen dat de invoer van bepaalde subcategorieën van nicheproducten zou worden verdrongen door de invoer van andere, meer standaard subcategorieën.

(78)

In dit verband wees de Commissie erop dat het nieuwe onderzoek geen betrekking had op de uitsluiting van productcategorieën of subcategorieën van, of hun opneming in, de maatregelen. Wat betreft de verzoeken om opsplitsing van bepaalde productcategorieën verwees de Commissie naar haar uitleg in overweging (34).

(79)

Verscheidene belanghebbenden drongen er bij de Commissie op aan een vergunningenstelsel voor de toewijzing van de tariefcontingenten in te voeren.

(80)

In dit verband wees de Commissie erop dat een systeem van tariefcontingenten zo moet worden opgezet dat de uitvoering ervan redelijkerwijs haalbaar is. Gezien de brede productomschrijving van de huidige maatregelen zou de invoering van een vergunningenstelsel zeer ingewikkeld zijn, terwijl het nog niet duidelijk was of de voordelen ervan zouden opwegen tegen de tekortkomingen. De Commissie vond dat het huidige systeem van tariefcontingenten passend is, tenzij het tegendeel wordt aangetoond. Zij benadrukt dat in het kader van dit nieuwe onderzoek geen bewijs is ingediend dat de passendheid van het huidige systeem voor het beheer van de tariefcontingenten ter discussie stelt.

(81)

Een aantal belanghebbenden verzocht de Commissie om de landspecifieke tariefcontingenten te gaan beheren op kwartaalbasis. Zij betoogden dat op die manier de risico's van hamsterpraktijken zouden worden beperkt en de contingenten gelijkmatiger zouden worden gebruikt.

(82)

De Commissie was van mening dat het huidige systeem, waarbij jaarlijks landspecifieke tariefcontingenten worden toegewezen aan historische landen van uitvoer, in het belang van de Unie is, omdat het de leverancierskeuze van importeurs in de Unie en gebruikers op een gegeven moment niet onnodig of kunstmatig beperkt. De Commissie zag daarom geen aanleiding om het systeem te wijzigen.

(83)

Enkele belanghebbenden verzochten ook om landen die hun landspecifieke tariefcontingent hebben uitgeput, direct toegang te bieden tot het residuele contingent. Die mogelijkheid is momenteel beperkt tot het vierde kwartaal van elke periode.

(84)

De Commissie wees erop dat de mogelijkheid om in het laatste kwartaal van een periode toegang te krijgen tot het residuele tariefcontingent is ingevoerd om het risico dat residuele contingenten ongebruikt blijven te verminderen en een mogelijk tekort aan de aanbodzijde op de markt van de Unie te voorkomen. Zoals hierboven is opgemerkt, monitort de Commissie dagelijks het gebruik van de residuele tariefcontingenten. Met uitzondering van de verdringing die in punt 2.B is vastgesteld, merkte de Commissie op dat het gebruik van de meeste residuele contingenten zeer hoog was (in veel gevallen waren deze contingenten volledig uitgeput). Verder constateerde de Commissie dat voor de paar categorieën waarin het residuele tariefcontingent maar zeer beperkt werd gebruikt, gold dat ook de meeste landspecifieke tariefcontingenten niet volledig waren uitgeput. In het licht hiervan stelde de Commissie vast dat het bieden van toegang in het laatste kwartaal van een periode tot nu toe doeltreffend is geweest om de traditionele handelsstromen goeddeels te handhaven (18), waarbij het risico van een tekort aan de aanbodzijde wordt geminimaliseerd.

2.B   Verdringing van traditionele handelsstromen

(85)

Krachtens de definitieve vrijwaringsmaatregelen krijgt een land, zodra het zijn landspecifieke tariefcontingent voor een bepaalde productcategorie heeft uitgeput, tijdens het laatste kwartaal (d.w.z. van 1 april 2019 tot en met 30 juni 2019) toegang tot het algemene tariefcontingent. Hoewel het algemene tariefcontingent in principe bedoeld is voor de overige landen zonder landspecifiek tariefcontingent, is dit mechanisme in het leven geroepen om te voorkomen dat er aan het eind van elk aan maatregelen onderworpen jaar ongebruikte residuele tariefcontingenten overblijven.

(86)

In het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek wordt erop gewezen dat een of meer landen met een landspecifiek tariefcontingent het residuele contingent voor bepaalde productcategorieën in het laatste kwartaal snel hebben uitgeput, waardoor de traditionele invoerstromen uit andere landen werden verdrongen. De Commissie besloot daarom te onderzoeken of dit feit het belang van de Unie heeft geschaad, met name wat betreft de noodzaak om traditionele handelsstromen te handhaven, en waar nodig mogelijke oplossingen voor deze situatie vast te stellen.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(87)

Enerzijds klaagden vele belanghebbenden, waaronder landen van uitvoer, exporteurs, gebruikers en de bedrijfstak van de Unie, over de uitsluitende effecten die het huidige systeem van toegang tot de residuele contingenten in het laatste kwartaal kan veroorzaken voor hun belangen. Deze partijen verzochten de Commissie onmiddellijk actie te ondernemen om de vermeende onevenwichtigheid te verhelpen door een land dat al over een landspecifiek tariefcontingent beschikt, niet toe te staan andere historische landen van uitvoer te verdringen, ook al waren die landen minder prominent in termen van ingevoerd volume. Zij verzochten derhalve om een beperking van het gebruik van het algemene residuele tariefcontingent in het laatste kwartaal van elk respectief jaar waarin de maatregelen van kracht zijn. Anderzijds betoogden enkele belanghebbenden het tegenovergestelde: zij wilden niet dat de werking van het huidige mechanisme zou worden veranderd. Naar hun mening zou elke verandering van het systeem het volledige gebruik van de residuele tariefcontingenten in gevaar brengen.

Analyse van de Commissie

(88)

De Commissie heeft het huidige mechanisme voor het beheer van de algemene residuele tariefcontingenten grondig geëvalueerd, inclusief de overdracht van ongebruikte contingenten van het ene kwartaal naar het andere en de toegang in het vierde kwartaal voor landen die hun landspecifieke contingent hebben uitgeput. De evaluatie laat zien dat het bestaande mechanisme over het algemeen goed werkt en zonder problemen heeft geleid tot een maximalisering van het gebruik van de residuele tariefcontingenten. In de overgrote meerderheid van de aan de definitieve maatregelen onderworpen productcategorieën heeft het gebruik van het algemene tariefcontingent door landen van uitvoer die hun landspecifieke quota hebben uitgeput, ook wanneer zij in het laatste kwartaal soms een groot deel van het algemene tariefcontingent verbruikten, kleinere historische leveranciers die onder het residuele tariefcontingent vielen, niet verhinderd om in dezelfde periode producten te blijven exporteren. Gelet hierop bleef de onbeperkte toegang tot het algemene tariefcontingent in het laatste kwartaal een cruciaal kenmerk van het systeem van tariefcontingenten in het belang van de Unie, dat moet worden gehandhaafd.

(89)

Uit de analyse van de Commissie bleek echter ook dat in twee productcategorieën (13 en 16) (19) het totale algemene tariefcontingent in het laatste kwartaal van de eerste periode van maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019) bijna exclusief door twee landen met een landspecifiek tariefcontingent (Turkije en Rusland) was uitgeput, soms al binnen enkele dagen.

(90)

Dit gold met name voor productcategorie 13 (betonstaal), waarvoor het algemene tariefcontingent op 27 mei 2019 uitgeput was — meer dan een maand voor het eind van het kwartaal en ondanks de overdracht van 23 % van het ongebruikte tariefcontingent van het derde kwartaal van 2018. Het beschikbare volume bleek volledig te zijn gebruikt door twee landen met een landspecifiek tariefcontingent (Turkije en Rusland), ten koste van andere, historisch kleinere landen van uitvoer die het algemene tariefcontingent voorheen regelmatig aanspraken, zoals Belarus en Servië.

(91)

Het algemene tariefcontingent voor productcategorie 16 (niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad) was vrijwel aan het begin van het laatste kwartaal van de eerste maatregelenperiode (op 2 april 2019) uitgeput als gevolg van het grootschalige gebruik ervan door Turkije en in mindere mate door Rusland (die respectievelijk 62 % en 33 % gebruikten van het totale residuele tariefcontingent dat voor het vierde kwartaal beschikbaar was). Kleinere landen van uitvoer, zoals Bosnië en Herzegovina, Japan en Zuid-Korea, konden daarom alleen producten uitvoeren tegen het tarief van 25 % voor invoer die het contingent overstijgt (20).

(92)

De Commissie was naar aanleiding van deze analyse van oordeel dat het mechanisme dat ervoor zorgt dat de tariefcontingenten volledig worden uitgeput, bij deze twee productcategorieën onbedoelde effecten sorteert. De reden hiervoor is dat het bestaande mechanisme vooral grote landen van uitvoer in staat stelt hun uitvoer op te schroeven tot een niveau voorbij hun traditionele handelsstromen, wat ten koste gaat van kleinere spelers die anders tot aan de uitputting van het residuele contingent waren blijven exporteren.

(93)

De Commissie was van mening dat deze ontwikkeling om twee redenen indruist tegen het belang van de Unie. Ten eerste druist de uitsluiting van kleine landen van uitvoer in tegen het doel om de traditionele handelsstromen te handhaven, ook wat betreft hun oorsprong. Ten tweede blijven verwerkende ondernemingen in de Unie hierdoor verstoken van bepaalde specialistische staalsoorten in deze categorieën die uitsluitend, en in beperkte hoeveelheden, door kleinere landen van uitvoer worden uitgevoerd.

(94)

Daarom achtte de Commissie het nodig een kwantitatief plafond in te stellen voor individuele landen van uitvoer: tijdens het laatste kwartaal van de twee resterende perioden van de definitieve maatregelen zal het gebruik van het algemene tariefcontingent voor de productcategorieën 13 en 16 (de categorieën waarvoor negatieve verdringingseffecten zijn vastgesteld) worden beperkt tot 30 % per land van uitvoer. Deze beperking houdt in dat minstens vier landen van uitvoer gebruik moeten maken van het tariefcontingent.

(95)

De Commissie acht dit plafond om de volgende redenen passend: de invoergegevens die tijdens de twee aan definitieve maatregelen onderworpen kwartalen van 2019 zijn beoordeeld, laten zien dat niet meer dan vier landen van uitvoer (in elk van de twee categorieën) minimaal-betekenisvolle hoeveelheden (21) naar de Unie hadden uitgevoerd. De Commissie is van mening dat het plafond de toegang van bepaalde landen van uitvoer tot het residuele tariefcontingent niet kunstmatig beperkt en gebruikers in de Unie een voldoende gevarieerd palet van leveranciers biedt.

(96)

Volgens de Commissie zorgt deze correctie van het systeem van tariefcontingenten voor een juist evenwicht tussen enerzijds de doelstelling om het gebruik van de contingenten te maximaliseren en anderzijds het doel om een minimale kwantitatieve ruimte zeker te stellen voor kleinere landen van uitvoer, zodat zij producten kunnen blijven uitvoeren uit hoofde van het algemene tariefcontingent zonder te worden verdrongen door grote landen van uitvoer die de omvang van hun traditionele handelsstromen al met de uitvoer uit hoofde van hun landspecifieke tariefcontingent hebben bereikt. Dit mechanisme zou er tevens voor zorgen dat de traditionele handelsstromen in de categorieën 13 en 16 worden gehandhaafd in het belang van de Unie — niet alleen in termen van volume, maar ook qua oorsprong.

(97)

Sommige belanghebbenden maakten bezwaar tegen de beweringen dat er sprake zou zijn van verdringing en stelden daarentegen dat het uitvoergedrag van bepaalde landen slechts bevestigde dat het toegewezen tariefcontingent lager was dan de behoefte van de markt.

(98)

In dit verband merkte de Commissie, zoals uiteengezet in punt 2.A, op dat de totale hoogte van de tariefcontingenten op basis van de analyse van de tijdens de toepassing van de definitieve maatregelen verzamelde gegevens, tot op heden toereikend lijkt te zijn, en dat zij, zoals uitgelegd in de overwegingen (89) tot en met (93), slechts in twee productcategorieën negatieve verdringingseffecten heeft vastgesteld. Voor die categorieën neemt zij passende maatregelen, waarbij zij rekening houdt met de traditionele handelsstromen van alle landen van uitvoer en weegt zij de belangen van het verbruik in de Unie tegen die handelsstromen af.

2.C   Mogelijke schadelijke gevolgen voor het behalen van de integratiedoelstellingen die met preferentiële handelspartners worden nagestreefd

(99)

De Commissie heeft ook onderzocht of de werking van de bestaande vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van staal enig materieel risico heeft veroorzaakt voor de stabilisatie of de economische ontwikkeling van bepaalde preferentiële handelspartners in een mate die schadelijk is voor de integratiedoelstellingen van hun overeenkomsten met de Unie. Het betrof daarbij met name de situatie in sommige landen waarmee de Unie een stabilisatie- en associatieovereenkomst heeft gesloten.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(100)

In het kader van het nieuwe onderzoek hebben de landen van de Westelijke Balkan — Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië en Servië — soortgelijke zorgen geuit en soortgelijke argumenten aangevoerd als die welke zij al vóór de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen hadden geformuleerd.

(101)

Deze landen stellen dat de definitieve vrijwaringsmaatregelen de uitbreiding van hun staalindustrie en hun vermogen om naar de Unie te exporteren beperken, waardoor een risico van banenverlies ontstaat, hun economische ontwikkeling wordt ondermijnd en de integratie- en stabilisatiedoelstellingen in het kader van hun overeenkomsten met de Unie in gevaar worden gebracht. Zij beweren met name dat hun landspecifieke tariefcontingent in bepaalde categorieën te laag is en moet worden verhoogd. Ook voeren zij aan dat de huidige toewijzing van tariefcontingenten de traditionele handelsstromen niet handhaaft en dat de contingenten daarom moeten worden herverdeeld. Deze landen verzoeken om een snellere liberalisering van de tariefcontingenten en voeren daarbij aan dat de vraag in de Unie is gestegen.

(102)

Servië herhaalde dat de gemiddelde invoervolumes van de afgelopen drie jaar die de Commissie heeft gebruikt om de hoogte van de contingenten vast te stellen, d.w.z. 2015 tot en met 2017, niet representatief zijn voor zijn historische handel met de Unie. Het land stelde dat dit met name komt doordat zijn enige staalfabriek gedurende deze periode stillag en dat de nieuwe eigenaren van de fabriek de traditionele productie en verkoop pas onlangs weer op het normale niveau hebben gebracht. Servië beweerde dat het lagere contingent de levensvatbaarheid van de fabriek in gevaar brengt en ernstige negatieve effecten met zich meebrengt voor de ontwikkeling van de gehele Westelijke Balkan. Ten slotte verzochten de landen van de Westelijke Balkan ook om vanwege hun bijzondere betrekkingen met de Unie te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen op dezelfde grond die geldt voor landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER).

(103)

Bij wijze van alternatief dienden zij verschillende argumenten en verzoeken in met betrekking tot specifieke productcategorieën, te weten: 1, 2, 5, 6, 16, 20 en 21.

Analyse van de Commissie

(104)

Naar aanleiding van het verzoek om te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen brengt de Commissie in herinnering dat vrijwaringsmaatregelen krachtens artikel 2 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast op het onderzochte product dat wordt ingevoerd, ongeacht de herkomst daarvan. De enige uitzonderingen op de regels hebben betrekking op de specifieke situatie van bepaalde ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO of — in voorkomend geval — op verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten. In dit geval bevestigen de stabilisatie- en associatieovereenkomsten die de EU met de landen van de Westelijke Balkan heeft gesloten echter dat de invoer kan worden onderworpen aan vrijwaringsmaatregelen die in overeenstemming zijn met de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

(105)

De Commissie heeft de verzoeken om verhoging van het tariefcontingent in een aantal productcategorieën in verband met een vermeende stijging van de vraag al behandeld in haar gedetailleerde analyse van het gebruik van de contingenten, zie punt 2.A. De Commissie stelde vast dat het niveau van de contingenten passend en evenredig is om de traditionele handelsstromen te handhaven en dat er geen aanwijzingen zijn voor een aanzienlijke stijging van de vraag in de Unie die een wijziging van dat niveau zou rechtvaardigen. Bovendien betekende het feit dat er in de meeste productcategorieën aan het eind van het eerste jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen (30 juni 2019) nog volumes beschikbaar waren, dat deze maatregelen in het algemeen geen beperking vormden voor het vermogen van derde landen om staal naar de Unie uit te voeren. De Commissie kon bijgevolg niet concluderen dat het huidige tariefcontingent een schadelijk effect had op het bereiken van de nagestreefde integratiedoelen.

(106)

Een van de landen van de Westelijke Balkan stelde dat de maatregelen een bepaald uitvoervolume moesten garanderen — met name in de productcategorieën 1 en 6 — die het land noodzakelijk achtte voor de levensvatbaarheid van zijn binnenlandse industrie en de stabiliteit van zijn economie. De analyse van het gebruik van de individuele tariefcontingenten in deze twee productcategorieën laat evenwel zien dat het vermogen van dit land om naar de EU uit te voeren, niet onrechtmatig wordt beperkt door de maatregelen. De gemiddelde uitvoervolumes van dit land waren in het derde en vierde kwartaal van het eerste jaar waarin de vrijwaringsmaatregelen werden toegepast (2 februari tot en met 30 juni 2019) zelfs hoger dan de eerdere prognoses van het land.

(107)

De landen van de Westelijke Balkan die hun landspecifieke tariefcontingent hadden uitgeput, beweerden dat hun tariefcontingent voor de productcategorieën 6, 20 en 21 moest worden verhoogd om de negatieve effecten van de vrijwaringsmaatregelen op hun economieën te compenseren.

(108)

Naar aanleiding van deze argumenten heeft de Commissie een grondige analyse verricht van de trends die ten grondslag liggen aan de uitputting van de betreffende tariefcontingenten door deze landen en aan het gebruik van de residuele tariefcontingenten in het laatste kwartaal van het eerste jaar van de maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019). Deze analyse toonde aan dat sommige landen van de Westelijke Balkan weliswaar hun landspecifieke tariefcontingent hadden uitgeput vóór het einde van de eerste periode van de maatregelen (d.w.z. vóór 30 juni 2019), maar dat zij naar de Unie konden blijven uitvoeren in het kader van de desbetreffende residuele contingenten, die pas een paar weken voor de vrijgave van de nieuwe contingenten voor de tweede periode van de maatregelen op 1 juli 2019 waren uitgeput. Dit feit, in combinatie met de extra uitvoermarge waarin de contingentverhoging als gevolg van de liberalisering van de maatregelen per 1 juli 2019 voorziet, is voor de Commissie aanleiding om te concluderen dat deze argumenten onvoldoende zijn onderbouwd en dat het niet nodig was het tariefcontingent te verhogen.

(109)

Bovendien merkte de Commissie op dat de in de vorige punten (2.A en 2.B) voorgestelde correcties van de werking van het systeem van tariefcontingenten — zoals de beperking van het gebruik van de algemene contingenten voor de productcategorieën 1, 13 en 16 tot 30 % per land (22) — die naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek in werking zullen treden, in elk geval ook zullen helpen om bepaalde zorgen van de landen van de Westelijke Balkan weg te nemen, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van de traditionele uitvoerstromen van historische landen die aan de Unie leveren.

(110)

Tot slot voerde één land aan dat het een landspecifiek tariefcontingent voor productcategorie 16 toegewezen moest krijgen op grond van het uitvoervolume in 2017, dat net boven de drempel van 5 % lag. Zoals de Commissie echter in overweging 147 van Verordening (EU) 2019/159 al heeft uitgelegd, wordt de toewijzing van landspecifieke tariefcontingenten voor alle landen van uitvoer gebaseerd op de gemiddelde uitvoer in de afgelopen drie jaar, d.w.z. 2015-2017, en niet uitsluitend op basis van het laatste jaar in dit tijdvak. Dit verzoek kan daarom niet worden gehonoreerd.

2.D   Actualisering van de lijst van ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die op basis van bijgewerkte invoerstatistieken zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen

(111)

Overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478 en de internationale verplichtingen van de Unie, te weten artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, mogen vrijwaringsmaatregelen niet worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit een ontwikkelingsland dat lid is van de WTO zolang het aandeel van dat land in de invoer in de Unie van dat product niet meer dan 3 % bedraagt, mits de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en waarvan het aandeel in de invoer in de Unie minder dan 3 % bedraagt, tezamen niet meer dan 9 % vertegenwoordigen van de totale invoer in de Unie van het betrokken product. Bovendien is het in het belang van de Unie om de lijst van ontwikkelingslanden die van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten, aan te passen om te voorkomen dat bepaalde ontwikkelingslanden onrechtmatig profiteren van de oorspronkelijke uitsluiting.

(112)

Naar aanleiding van de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen bij Verordening (EU) 2019/159 heeft de Commissie zich ertoe verbonden de lijst van ontwikkelingslanden die mogelijk van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten, regelmatig opnieuw te onderzoeken op basis van bijgewerkte invoerstatistieken.

(113)

Voor de opstelling van de lijst met van de definitieve maatregelen uitgesloten landen maakte de Commissie gebruik van de destijds meest recente gegevens, met betrekking tot de tweede helft van 2017 en de eerste helft van 2018. Bij het bijwerken van de lijst in het kader van het nieuwe onderzoek gebruikte zij recentere, meer geconsolideerde statistieken met betrekking tot het volledige jaar 2018. De Commissie heeft het volledige jaar 2018 als nieuwe referentieperiode aangehouden, omdat dit de meest representatieve periode is met geconsolideerde statistieken. Bovendien worden seizoenseffecten bij de keuze voor een volledig jaar vermeden. Bij de desbetreffende berekeningen werd de invoer uit landen die zijn uitgesloten op grond van artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie niet in aanmerking genomen.

Analyse van de Commissie

(114)

Op basis van de gegevens met betrekking tot het hele jaar 2018 lag de invoer uit de volgende landen — die tot dusverre waren uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen — in bepaalde productcategorieën boven de drempel van 3 %. Daarom moeten zij naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek aan de maatregelen worden onderworpen:

(115)

de invoer uit Indonesië in de productcategorieën 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) en 9 (roestvrije koudgewalste platen en banden), goed voor respectievelijk 10,12 % en 3,77 %;

(116)

wat productcategorie 24 (andere naadloze buizen) betreft lag de totale invoer van alle ontwikkelingslanden met een aandeel van minder dan 3 % bij elkaar opgeteld in 2018 boven de drempel van 9 % (10,74 %). Daarom wordt de invoer van productcategorie 24 uit alle ontwikkelingslanden onderworpen aan vrijwaringsmaatregelen.

(117)

Vervolgens beoordeelde de Commissie of de betrokken ontwikkelingslanden voor de categorieën 8, 9 en 24 in aanmerking kwamen voor een landspecifiek tariefcontingent (23). Hiertoe ging de Commissie na of de invoer van deze categorieën uit de betrokken landen in de periode 2015-2017 ten minste 5 % van de totale invoer in die periode in elke categorie bedroeg. De uitkomst was dat geen van de landen in aanmerking kwam voor een landspecifiek tariefcontingent. Daarom zullen al deze landen vallen onder de residuele tariefcontingenten in de respectieve categorieën.

(118)

Het nieuwe onderzoek kent de volgende uitkomsten wat betreft de uitsluiting van het toepassingsgebied van de vrijwaringsmaatregelen:

(119)

de invoer uit Brazilië in de productcategorieën 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) en 17 (walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal) is uitgesloten van het toepassingsgebied van de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (respectievelijk 2,22 % en 2,52 %);

(120)

de invoer uit Oekraïne in de productcategorieën 1 (bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst) en 19 (spoorwegmateriaal) wordt niet onderworpen aan de maatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (respectievelijk 1,68 % en 0,6 %);

(121)

de invoer uit Egypte in productcategorie 12 (niet-gelegeerd en ander gelegeerd staafstaal, waaronder lichte profielen) wordt niet onderworpen aan de maatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,41 %);

(122)

de invoer uit India in productcategorie 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,87 %);

(123)

de invoer uit Turkije in productcategorie 10 (roestvrije warmgewalste kwartoplaten) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,58 %);

(124)

de invoer uit China in productcategorie 22 (naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,61 %).

(125)

De landspecifieke tariefcontingenten van de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die naar aanleiding van het nieuwe onderzoek van de maatregelen zullen worden uitgesloten, zullen worden overgedragen naar het desbetreffende residuele tariefcontingent. De precieze omvang van het over te dragen tariefcontingent zal worden berekend na het eerste kwartaal van de desbetreffende periode (1 juli tot en met 30 september 2019) om te beoordelen in hoeverre het landspecifieke tariefcontingent al is gebruikt. Zodra de berekening is gemaakt, wordt het beschikbare tariefcontingent binnen twintig werkdagen overgedragen naar het desbetreffende residuele tariefcontingent.

(126)

Naar aanleiding van deze herberekening heeft de Commissie de lijst met uitgesloten landen voor alle 26 aan maatregelen onderworpen productcategorieën bijgewerkt op basis van de invoergegevens zoals uitgelegd in de overwegingen (114) tot en met (124) (de volledige bijgewerkte lijst is opgenomen in bijlage II).

(127)

De Commissie heeft verscheidene andere opmerkingen ontvangen over dit aspect van het nieuwe onderzoek. Belanghebbenden stelden met name voor om andere perioden aan te houden voor de berekening van de omvang van de invoer. Sommige belanghebbenden verzochten ook om een vrijstelling, al erkenden zij dat zij de desbetreffende drempel mogelijk overschrijden. Andere tot nu toe van de vrijwaringsmaatregelen uitgesloten partijen stelden dat zij een periode moeten krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe situatie waarin zij aan de maatregelen worden onderworpen. Een belanghebbende stelde dat de Commissie een land dat voorheen was uitgesloten niet kon onderwerpen aan de maatregelen, omdat dat zou indruisen tegen de WTO-verplichting om de maatregel gedurende de looptijd geleidelijk minder beperkend te maken. Tot slot verzochten sommige belanghebbenden om een landspecifiek tariefcontingent indien zij aan vrijwaringsmaatregelen werden onderworpen.

(128)

De Commissie merkte het volgende op. Ten eerste heeft de Commissie in Verordening (EU) 2019/159 en in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek duidelijk gemaakt dat zij de lijst van ontwikkelingslanden die zijn vrijgesteld van de definitieve maatregelen zou bijwerken op basis van recentere gegevens. Zodoende waren alle belanghebbenden ruim van tevoren geïnformeerd over het aanstaande nieuwe onderzoek. Bovendien baseerde de Commissie zich op openbaar beschikbare gegevens over de invoer. Alle belanghebbenden konden dus redelijkerwijs voorzien of de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid op hen van toepassing zouden worden op basis van de meer recente ontwikkeling van de invoer in een bepaalde productcategorie. Daarom wordt het argument dat een aanpassingsperiode nodig is, van de hand gewezen.

(129)

Ten tweede wordt de invoer uit deze landen uitgesloten van de desbetreffende maatregelen “zolang het aandeel van dat land in de invoer in de Unie van het betrokken product niet meer dan 3 % bedraagt, mits de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en waarvan het aandeel in de invoer in de Unie minder dan 3 % bedraagt, tezamen niet meer dan 9 % vertegenwoordigen van de totale invoer in de Unie van het betrokken product” (artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478, dat een afspiegeling vormt van artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen).

(130)

Om deze reden geldt de vrijstelling voor ontwikkelingslanden niet onvoorwaardelijk voor de gehele looptijd van de maatregelen. Op grond hiervan besloot de Commissie de lijst met vrijstellingen te onderzoeken aan de hand van recentere gegevens. Bovendien verwierp de Commissie het argument dat een land dat ten tijde van de instelling van de definitieve maatregelen was uitgesloten, niet in het kader van het nieuwe onderzoek aan maatregelen zou mogen worden onderworpen, omdat dat beperkender zou zijn. De Commissie merkte daarbij op dat de definitieve vrijwaringsmaatregelen geleidelijk worden geliberaliseerd, onder meer als gevolg van het nieuwe onderzoek (zie punt 2.E). De betreffende maatregelen zijn derhalve niet beperkender dan aan het einde van het eerste jaar van de maatregelen. Door een ontwikkelingsland dat niet langer aan de wettelijke criteria voor uitsluiting voldoet aan de maatregelen te onderwerpen, worden slechts de EU- en WTO-verplichtingen uit hoofde van artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478 en artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen nagekomen. Derhalve werd dit argument verworpen.

(131)

De Commissie bracht verder in herinnering dat zij, wanneer een land de drempels haalt, geen beoordelingsmarge heeft om te bepalen of dat land wel of niet aan de maatregelen moet worden onderworpen. Elke andere interpretatie, zoals geopperd door bepaalde belanghebbenden, zou in strijd zijn met artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478.

(132)

Ten slotte beoordeelde de Commissie of een van de landen die nu in een bepaalde productcategorie aan de maatregelen worden onderworpen, in aanmerking zou kunnen komen voor een landspecifiek tariefcontingent. Zoals reeds is opgemerkt in overweging 117, stelde zij vast dat geen van deze landen voldeed aan de voorwaarden voor een landspecifiek tariefcontingent.

2.E   Andere veranderende omstandigheden waardoor een aanpassing van het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten nodig wordt

(133)

EUROFER en verschillende lidstaten hebben de Commissie verzocht de liberalisering van de definitieve vrijwaringsmaatregelen af te schaffen of te verminderen wegens een vermeende stagnatie van de staalmarkt van de Unie. Volgens EUROFER ligt de liberaliseringsgraad veel hoger dan de groeivooruitzichten voor de staalsector van de Unie, waardoor de doeltreffendheid van de maatregelen ernstig in het gedrang komt. ESTA ondersteunde dit verzoek van EUROFER en stelde de Commissie voor om in ruil voor de afschaffing van de liberalisering het tarief voor invoer boven het contingent te verlagen van 25 % naar 20 %.

(134)

De Commissie herinnerde eraan dat bij Verordening (EU) 2019/159 is vastgesteld dat alle rechtenvrije contingenten aan het eind van het eerste en het tweede jaar van de maatregelen met 5 % worden verhoogd om deze maatregelen geleidelijk te liberaliseren, d.w.z. op 1 juli 2019 en 1 juli 2020 (24).

(135)

Ook bracht de Commissie in herinnering dat dit nieuwe onderzoek juist tot doel heeft de nodige correcties aan te brengen in de maatregelen om de vrijwaringsmaatregelen in overeenstemming te houden met de ontwikkeling van de EU-staalmarkt, uitgaande van het belang van de Unie.

(136)

Artikel 5, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen bepaalt het volgende: “Vrijwaringsmaatregelen worden slechts toegepast voor zover zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken”. Dit beginsel is bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2015/478 omgezet in EU-recht. Artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen specificeert dat vrijwaringsmaatregelen “slechts zolang [mogen worden toegepast] als noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken”. Dit beginsel is bij artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2015/478 in EU-recht omgezet. Artikel 7, lid 4, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen verplicht leden die vrijwaringsmaatregelen toepassen ertoe om die maatregelen op gezette tijden geleidelijk te liberaliseren “[o]m de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een vrijwaringsmaatregel […] meer dan een jaar bedraagt”. Dezelfde vereiste is vervat in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2015/478.

(137)

Hoewel het krachtens het Unie- en het WTO-recht verplicht is om vrijwaringsmaatregelen na het eerste jaar van toepassing te liberaliseren, bepalen de regels niet hoe en in welk tempo dat moet gebeuren, enkel dat de liberalisering tijdens de periode van toepassing geleidelijk en op gezette tijden moet plaatsvinden.

(138)

Hoe dan ook en met het oog op de consistentie mag de liberalisering van vrijwaringsmaatregelen, zowel wat de vorm als het tempo betreft, het beoogde effect van de vrijwaringsmaatregelen niet ondermijnen. Dit is zo omdat de maatregelen de binnenlandse markt moeten beschermen tegen invoer zo lang als noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken, zoals toegestaan bij artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Het zou onlogisch zijn als de liberaliseringsvoorwaarden van de betreffende maatregelen zouden indruisen tegen deze doelstelling.

(139)

Om te beoordelen in hoeverre het liberaliseringstempo van de kwantitatieve drempel van het tariefcontingent (5 % + 5 %) in overeenstemming is met de bestaande vrijwaringsmaatregelen achtte de Commissie het nodig om twee soorten analyses te integreren. Enerzijds heeft de Commissie een op het verleden gerichte analyse uitgevoerd om — in het licht van alle tijdens het nieuwe onderzoek verzamelde informatie — te beoordelen of de bestaande kwantitatieve drempel van het tariefcontingent toereikend is om ernstige schade voor de staalindustrie van de EU te voorkomen en te verhelpen. Anderzijds heeft de Commissie een toekomstgerichte analyse uitgevoerd om na te gaan of de beoogde liberalisering van 5 % + 5 % in overeenstemming zou zijn met de meest recente algemene economische en industriële vooruitzichten in de Unie.

(140)

In dit verband wordt erop gewezen dat in Verordening (EU) 2019/159 de gemiddelde invoer in de periode 2015-2017 ten grondslag ligt aan de berekening van de kwantitatieve drempel van de tariefcontingenten tijdens het eerste jaar van de maatregelen. Dit gemiddelde werd verhoogd met 5 % om rekening te houden met de gestegen vraag op de EU-markt. Dit resulteerde de facto in een kwantitatief niveau dat bijna gelijk was aan het volume van de gehele import voor de aan maatregelen onderworpen producten in het kalenderjaar 2017 (een kwantitatieve drempel van 30,1 miljoen ton tegenover een invoer in 2017 van 30,09 miljoen ton). Op basis van het voor het onderzoektijdvak (2013-2017) vergaarde bewijsmateriaal constateerde de Commissie dat de EU-staalindustrie ernstige schade dreigt op te lopen als gevolg van de trend die tot dit niveau van invoer leidt (25).

(141)

De analyse in Verordening (EU) 2019/159 (die gebaseerd is op de destijds meest recente gegevens van na 2017, d.w.z. de statistische gegevens tot september 2018) bevestigde dat de vooruitzichten voor de bedrijfstak van de Unie zijn verslechterd door een verdere stijging van de invoer (26).

(142)

Hierbij moet worden opgemerkt dat betrouwbare invoerstatistieken voor de totale invoer van staalproducten in het kalenderjaar 2018 pas na het eerste kwartaal van 2019 beschikbaar kwamen (d.w.z. ongeveer drie maanden nadat de Commissie de definitieve vrijwaringsmaatregelen had ingesteld). Uit de statistieken bleek dat de totale invoer van de onder de maatregelen vallende staalinvoer in 2018 een recordhoogte bereikte met 33,4 miljoen ton, ver boven de totale invoer in 2017 en ver boven de gemiddelde kwantitatieve drempel die is bepaald op basis van het onderzoektijdvak (27).

(143)

In het licht van deze bevindingen zou het totale volume van de beschikbaar gestelde contingenten voor het tweede en derde jaar van de maatregelen (2019-2020 en 2020-2021) respectievelijk 31,6 miljoen en 33,2 miljoen ton bedragen indien de Commissie zou vasthouden aan het liberaliseringstempo van 5 % + 5 % als bedoeld in Verordening (EU) 2019/159. Een dergelijk liberaliseringsscenario zou betekenen dat de Commissie in het derde jaar van de vrijwaringsmaatregelen (van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021) zou toestaan dat de invoer bijna hetzelfde niveau zou bereiken als het in 2018 gemeten niveau (d.w.z. ongeveer 33,4 miljoen ton). Dat volume zou 3,3 miljoen ton boven het niveau van 2017 liggen, dat door de Commissie wordt gezien als een dreiging van ernstige schade en dat als zodanig de werking van de Uniemarkt ernstig verstoort.

(144)

Indien dat niveau van invoer automatisch wordt aanvaard zonder dat de mogelijkheid bestaat om de potentiële effecten van die invoer te beoordelen, zou de nuttige werking van de betrokken maatregelen in het gedrang komen. Zoals in de definitieve verordening wordt benadrukt (28) is er in de invoer van 2018 sprake van een aanzienlijke handelsverlegging als gevolg van de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232, alsook van buiten de maatregelen vallende invoer waar geen rekening mee kon worden gehouden bij de opstelling van de voorlopige maatregelen in juli 2018 (waaronder een aanzienlijke hoeveelheid producten die op grond van de verzendingsclausule van artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1013 (29) de markt van de Unie zijn binnengekomen).

(145)

Met andere woorden: het liberaliseringstempo van 5 % + 5 % zou in het licht van de volledige gegevensset van 2018 niet stroken met de definitieve vrijwaringsmaatregelen die zijn ingesteld om een onvoorziene aanzienlijke invoer van het betrokken product aan te pakken. Indien de liberalisering van de definitieve maatregelen niet zou worden gecorrigeerd, dan zou de Commissie een ongekende staalinvoer naar de Unie toestaan tijdens het derde jaar van de maatregelen zonder dat verstorende invoervolume te kunnen bestrijden, waardoor zij mogelijk zou bijdragen aan een verergering van de “dreiging van ernstige schade”.

(146)

Daarom kwam de Commissie tot de conclusie dat een cumulatieve liberalisering van 5 % + 5 %, zoals door belanghebbenden was gevraagd, zonder de mogelijkheid om de effecten van die liberalisering te onderzoeken, niet in verhouding staat tot het doel om “ernstige schade te voorkomen of herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken” in de zin van artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2015/478.

(147)

Bijgevolg achtte de Commissie het nodig om het momenteel verwachte liberaliseringspercentage te verlagen. In dit verband acht zij een cumulatief percentage van 3 % + 3 % voor het tweede en derde jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen passend. Dit bescheidener liberaliseringspercentage zal ertoe leiden dat het totale niveau van de contingenten tijdens het derde jaar van de maatregelen gehandhaafd blijft op 31,6 miljoen ton, oftewel 1,5 miljoen ton onder het verstoorde record van 2018. Verder moet worden opgemerkt dat deze correctie het liberaliserende effect volledig zou handhaven, aangezien het niveau van de contingenten tijdens het tweede jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen bij dit liberaliseringspercentage zou neerkomen op 31 miljoen ton (ongeveer een miljoen ton meer dan het in 2017 gemeten niveau van invoer). De Commissie vond dat dit percentage zou bijdragen aan een gelijkmatiger correctie voor de bedrijfstak van de Unie, met contingentverhogingen van 0,9 en 0,9 aan het einde van het eerste en tweede jaar van de maatregelen (30 juni 2019 en 30 juni 2020). Daarna zou de invoer met 1,5 miljoen ton mogen stijgen om mogelijk het niveau van 2018 te bereiken, maar pas nadat de definitieve maatregelen volledig zijn opgeheven na de in het WTO- en het Unierecht voorziene periode van drie jaar.

(148)

Ten slotte moet met het oog op de toekomst worden opgemerkt dat dit verlaagde liberaliseringspercentage in overeenstemming is met de meest recente algemene economie en industriële vooruitzichten, die een groeivermindering voor de Unie- en de wereldeconomie voorspellen.

(149)

Het IMF stelde in zijn World Economic Outlook van april 2019 namelijk het volgende: De mondiale groei zal afnemen van 3,6 % in 2018 tot 3,3 % in 2019, om vervolgens weer te stijgen tot 3,6 % in 2020. De groei in de eurozone zal afnemen van 1,8 % in 2018 tot 1,3 % in 2019 (0,6 procentpunt minder dan in oktober werd geraamd) en 1,5 % in 2020. Hoewel de groei zich naar verwachting in de eerste helft van 2019 zal herstellen door het verdwijnen van enkele tijdelijke remmende factoren voor de activiteit, wordt verwacht dat de doorwerking van de zwakke prestaties in de tweede helft van 2018 de groei in 2019 zal drukken.

(150)

De Commissie constateerde het volgende in haar economische voorjaarsprognose: De groei van het bbp in de eurozone zal naar verwachting afnemen van 1,9 % in 2018 tot 1,2 % dit jaar, om weer te stijgen tot 1,5 % in 2020, wanneer de groei zal afvlakken door een groter aantal werkdagen. Het bbp zal in alle lidstaten naar verwachting groeien gedurende de prognoseperiode. Deze ramingen zijn echter aanzienlijk lager dan vorig jaar herfst en iets lager dan in de tussentijdse prognose voor de winter. Dat heeft te maken met de zwakke prestaties van eind 2018.

(151)

Wat de vooruitzichten voor de bedrijfstak betreft, zal de vertraging van de EU-productieactiviteit van de afgelopen maanden naar verwachting groter zijn dan aan het begin van het jaar werd voorspeld. Door deze verslechterende bedrijfsomstandigheden in de industriële sector neemt de vraag naar staal af. De EUROFER Steel Outlook 2019-2020 van 18 juli 2019 voorspelt bovendien dat de reële staalconsumptie in de EU in 2019 zal dalen met 0,4 %, wat zou betekenen dat de consumptie voor het eerst sinds 2013 in twee achtereenvolgende jaren daalt.

(152)

Recente rapporten van de bedrijfstak bevestigen dat de productie zal blijven dalen. In dit verband wordt het volgende opgemerkt in de Global Steel Users Purchasing Managers Index (PMI), die op 5 juli 2019 door IHS Markit werd gepubliceerd: Staalgebruikers in Europa hebben nog steeds te maken met ernstige vertraging, ingegeven door de zwakke autoproductie en de verslechterende wereldwijde handelsomstandigheden. IHS Markit beschrijft de economische omstandigheden in vergelijkbare termen in zijn Flash Eurozone PMI van 24 juli 2019: De productiesector geeft steeds meer reden tot bezorgdheid. Geopolitieke onrust, de brexit, groeiende handelsfricties en de verslechterende prestaties van met name de autosector hebben de productie verder in een neerwaartse spiraal gebracht; het onderzoek laat zien dat de sectoren die goederen produceren ongeveer 1 % per kwartaal krimpen.

(153)

Als gevolg hiervan blijft het aantal nieuwe orders voor staalverbruikers in de afgelopen maanden dalen wegens een zwakkere vraag naar duurzame goederen. De lagere productie in de staalverwerkende industrie en de daling van hun vraag zorgen voor een krimpende vraag naar staal.

(154)

De vooruitzichten zijn niet anders voor de vraag in de automobielindustrie. Volgens de door Oxford Economics en FERI gepubliceerde jaarlijkse groei-indicatoren voor de productie boekte de automobielindustrie in het tweede kwartaal van 2019 de slechtste resultaten sinds de mondiale financiële crisis; de groei van de productie zal in de eerste helft van 2019 waarschijnlijk negatief uitvallen op mondiaal niveau en in West-Europa, en ook het aantal voertuigregistraties in West-Europa bevindt zich op een dieptepunt. FERI wijst er ook op dat consumenten een afwachtende houding aannemen vanwege de toegenomen onzekerheid over de toekomst van het vervoer. Het gebrek aan duidelijkheid over de transitie van traditionele verbrandingsmotoren naar nieuwe soorten brandstoffen is een belangrijke uitdaging die de verwachte uitrol in de automobielindustrie vertraagt. Ondertussen leidt de daling van de productie in de automobielindustrie tot een algemene neergang van de productieactiviteiten. In recente onderzoeken wordt gewezen op een aanhoudende achteruitgang van de mondiale automobiel- en auto-onderdelenbranche. De productie daalde voor de achtste maand op rij, wat ook gold voor het aantal nieuwe orders. De inkoop van productiemiddelen door fabrikanten van auto's en auto-onderdelen vertoonde de scherpste daling in bijna zeven jaar tijd. Vijf andere sectoren noteerden een lagere productie in mei. Op de vastgoedsector na waren al deze sectoren gerelateerd aan de verwerkende industrie. De meest opvallende in deze groep waren de sectoren industriegoederen en metalen en mijnbouw, waar de productie respectievelijk voor de vijfde en achtste maand op rij daalde.

(155)

Oxford Economics en FERI beschrijven ook dat de groei in de techniek- en metaalwarenindustrie in de eerste helft van 2019 aanzienlijk verder is vertraagd, in lijn met de zwakkere vraag die verband houdt met tragere mondiale handel en kapitaaluitgaven in Europa. Tot slot presteert de bouwsector — zij het met grote verschillen tussen landen — weliswaar beter dan andere staalverwerkende sectoren in Europa, met een aanhoudende groei, maar is die groei bescheiden en wordt de sector in Europa door verschillende factoren belemmerd, zoals het gebrek aan vakkrachten en de geleidelijk krapper wordende kredietverlening als gevolg van hogere rentetarieven.

(156)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het belang van de Unie om het liberaliseringspercentage te verlagen naar cumulatief 3 % + 3 % voor het tweede en derde jaar van de maatregelen. Met het oog hierop zullen de resterende contingenten voor het tweede jaar van de maatregelen op 1 oktober 2019 (aan het begin van het tweede kwartaal van het tweede jaar van de maatregelen) naar beneden worden bijgesteld, zodat de totale stijging voor het jaar 3 % zal bedragen. Bovendien moeten alle rechtenvrije contingenten op 1 juli 2020 — aan het eind van het tweede jaar van de maatregelen — verder worden verhoogd met nog eens 3 %.

Overige opmerkingen

(157)

Naast de opmerkingen over de mate van liberalisering heeft de Commissie ook opmerkingen ontvangen over andere kwesties die binnen deze afdeling vallen. Daar wordt als volgt mee omgegaan:

(158)

Sommige belanghebbenden beweerden dat hun individuele uitvoer naar de Unie geen schade of dreiging van schade kon veroorzaken voor de producenten in de Unie. Bovendien voerden zij aan dat een enkel land geen risico op verlegging van handelsverkeer kan veroorzaken.

(159)

In dit verband brengt de Commissie in herinnering dat de huidige maatregelen in overeenstemming met de Unie- en de WTO-regels erga omnes zijn en daarom betrekking hebben op invoer van elke oorsprong, met uitzondering van een zeer klein aantal naar behoren gemotiveerde vrijstellingen. De analyse van de vraag of er sprake is van een absolute stijging van de invoer, een dreiging van ernstige schade of een risico van handelsverlegging kan dus niet per afzonderlijk land van uitvoer worden verricht, maar wordt gebaseerd op het totaal van alle ingevoerde producten. Dit argument werd derhalve aangemerkt als ongefundeerd.

(160)

Sommige belanghebbenden wezen op de recente ontwikkelingen met betrekking tot staalmaatregelen in andere rechtsgebieden om aan te tonen dat het risico van handelsverlegging was verminderd. Daarbij wezen zij op de uitsluiting van Mexico en Canada van de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232, de afronding van het vrijwaringsonderzoek met betrekking tot Turks staal waarbij geen maatregelen zijn ingesteld en het beperktere toepassingsgebied van de door Canada ingestelde vrijwaringsmaatregelen dan oorspronkelijk werd verwacht.

(161)

De Commissie was niet van mening dat het risico van handelsverlegging in verband met de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232 was verminderd of zelfs was verdwenen als gevolg van de recente ontwikkelingen. Enerzijds behoorden Canada en Mexico van oudsher niet tot de grootste leveranciers van staal aan de Unie. Dit werd gestaafd door het feit dat geen van de twee landen beschikte over een landspecifiek tariefcontingent. Anderzijds zou een dergelijke ontwikkeling in het kader van de Amerikaanse maatregelen juist het tegengestelde effect kunnen hebben. Indien twee van de grootste leveranciers van staal aan de VS de rechtenvrije uitvoer naar de markt van de VS zouden kunnen hervatten, dan zou dat de mogelijkheden voor concurrerende landen van uitvoer op die markt verminderen. Het risico op verlegging van het handelsverkeer naar de Unie zou dus zelfs nog groter kunnen zijn. Ten aanzien van de vrijwaringsonderzoeken met betrekking tot Turks en Canadees staal merkt de Commissie op dat deze ontwikkeling geen aanzienlijke gevolgen heeft voor de bevindingen ten aanzien van het risico van handelsverlegging in de Unie. De situatie is niet veranderd wat betreft Turkije, aangezien dit land geen maatregelen heeft ingesteld.

(162)

Bepaalde belanghebbenden merkten op dat de Commissie bepaalde productcategorieën en/of subcategorieën zou moeten opnemen in / uitsluiten van het toepassingsgebied van de maatregelen.

(163)

De Commissie merkt op dat het toepassingsgebied van de bestaande vrijwaringsmaatregelen qua producten is gedefinieerd bij Verordening (EU) 2019/159 en dat een wijziging van het toepassingsgebied buiten dit nieuwe onderzoek valt.

(164)

Sommige partijen wezen er ook op dat de maatregelen niet voldeden aan de normen van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en derhalve zouden moeten worden beëindigd.

(165)

De Commissie wijst erop dat de rechtsgronden van de verordeningen tot instelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen voldoende onderbouwd zijn. De Commissie verwijst naar de uitleg die in die rechtshandelingen wordt gegeven.

(166)

Tot slot verzochten verschillende belanghebbenden de Commissie om te komen met een mechanisme voor de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (“brexit”).

(167)

De Commissie merkt op dat de voorwaarden waarop het Verenigd Koninkrijk zal uittreden uit de Unie ten tijde van de vaststelling van de correcties in het kader van dit nieuwe onderzoek nog niet bekend zijn. Daarom kunnen in dit stadium geen correcties worden doorgevoerd die verband houden met de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. De Commissie zal de situatie onverwijld opnieuw onderzoeken indien zich ontwikkelingen voordoen met betrekking tot de brexit.

(168)

De Commissie merkte tot slot op dat de onderhavige evaluatie tot wijziging van de lopende vrijwaringsmaatregelen tevens voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bilaterale overeenkomsten die zijn ondertekend met een aantal derde landen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2019/159 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

“2.   Voor elk van de betrokken productcategorieën, met uitzondering van de productcategorieën 1 en 25, wordt een deel van elk tariefcontingent toegewezen aan de in bijlage IV gespecificeerde landen. Om in aanmerking te komen voor de desbetreffende tariefcontingenten, worden staalproducten uit categorie 4B onder de regeling bijzondere bestemming als bedoeld in artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 geplaatst om aan te tonen dat zij worden gebruikt voor de productie van auto-onderdelen.

3.   Voor de toewijzing van het resterende deel van elk tariefcontingent en het tariefcontingent voor productcategorie 1 wordt uitgegaan van het beginsel dat de aanvragen in chronologische volgorde van binnenkomst worden behandeld, op basis van een gelijk tariefcontingent voor elk kwartaal van de instellingsperiode. Voor categorie 1 is het geen enkel land toegestaan om meer dan 30 % van het per kwartaal beschikbare tariefcontingent te gebruiken.”

b)

lid 5 wordt vervangen door

“5.   Indien het relevante contingent op grond van lid 2 voor een specifiek land is uitgeput, kan de invoer uit dat land verdergaan op basis van het resterende deel van het tariefcontingent voor dezelfde productcategorie. Deze bepaling zal enkel gelden gedurende het laatste kwartaal van elk jaar van toepassing van het definitieve tariefcontingent. Voor de categorieën 13 en 16 is het geen enkel afzonderlijk land van uitvoer toegestaan om meer dan 30 % te gebruiken van het residuele tariefcontingent van het laatste kwartaal van elk jaar waarin maatregelen worden toegepast.”

2)

de bijlagen worden als volgt gewijzigd:

a)

bijlage III.2 wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening;

b)

bijlage IV wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

1.   De ongebruikte delen van de tariefcontingenten die zijn toegewezen aan ontwikkelingslanden die bij de inwerkingtreding van deze verordening zullen worden uitgesloten van de vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in Verordening (EU) 2019/159, worden toegewezen aan de residuele tariefcontingenten in de desbetreffende productcategorieën.

2.   De ongebruikte delen van de landspecifieke tariefcontingenten in productcategorie 25 worden bij de inwerkingtreding van deze verordening toegewezen aan het residuele tariefcontingent.

3.   Het opnemen van de desbetreffende landspecifieke tariefcontingenten als bedoeld in de leden 1 en 2 zal op 4 november 2019 worden beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.

(2)  PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).

(4)  Bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek van de vrijwaringsmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde staalproducten (C/2019/3623), PB C 169 van 17.5.2019, blz. 9 (“bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek”).

(5)  Brazilië, China, Iran, Rusland en Oekraïne.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China; PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China; PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië; PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24.

(7)  Rusland had in 2018 een aandeel van 20 % in de invoer.

(8)  In februari-juni 2019 waren Oekraïne en Brazilië samen goed voor meer dan 5 % van het gebruik van het tariefcontingent. Bovendien bedroeg het aandeel van deze drie aan antidumpingmaatregelen onderworpen landen in de tariefcontingenten (dus inclusief Rusland) in februari-juni 2019 meer dan 21 % en waren zij goed voor 25 % van de totale invoer in 2018.

(9)  De Commissie merkte op dat zij voor de berekening van de tariefcontingenten voor alle productcategorieën behalve categorie 1 de periode 2015-2017 had geselecteerd, maar dat zij het in dit geval passend achtte om ook te kijken naar de jaren daarvoor (2013-2014) om het niveau van de historische invoer te analyseren in een periode voorafgaand aan de stijging van de invoer die het gevolg was van gedumpte invoer van verschillende oorsprong. In dezelfde geest besloot de Commissie het invoerniveau van 2018 om de volgende redenen niet in aanmerking te nemen, omdat dat niveau: i) wordt beïnvloed door de inleiding van de vrijwaringsmaatregelen in maart 2018 en door de instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen in juli 2018 en ii) een aanzienlijke invoer omvat die voortkomt uit handelsverlegging zoals vastgesteld in de definitieve verordening.

(10)  De Commissie bracht in herinnering dat het risico van een tekort aan de aanbodzijde in het kader van de definitieve maatregelen is aangemerkt als een belangrijk probleem vanwege de speciale omstandigheden in deze categorie.

(11)  Zie de overwegingen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2019/159.

(12)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(13)  Op grond van het gebruik van het tariefcontingent tot 17 juni 2019.

(14)  Zie punt 2.E.

(15)  Het ongebruikte tariefcontingent van Rusland maakt ongeveer 94 % uit van het totale ongebruikte tariefcontingent in deze categorie.

(16)  PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.

(17)  Zie punt 2.E.

(18)  Zie punt 2.B voor de twee uitzonderingen waarvoor verdringing werd vastgesteld.

(19)  De uitputting van het residuele tariefcontingent voor productcategorie 4 in het vierde kwartaal is afzonderlijk beoordeeld in punt 2.A.

(20)  Deze landen hadden het algemene tariefcontingent voor de periode van 2 februari tot en met 31 maart 2019 uitgeput.

(21)  De Commissie merkt op dat in beide categorieën niet meer dan vier landen van uitvoer individueel ten minste goed waren voor ten minste 1 % van de invoer uit hoofde van het residuele tariefcontingent in elk van de twee kwartalen in kwestie (februari-maart en april-juni 2019).

(22)  Zoals uitgelegd in punt 2.B geldt het plafond van 30 % voor de categorieën 13 en 16 alleen in het vierde kwartaal van de desbetreffende periode (1 april tot en met 30 juni).

(23)  Deze aanpak kon niet worden toegepast op de categorieën 1 en 25, aangezien die uit een residueel tariefcontingent bestonden.

(24)  Zie overweging 188 van Verordening (EU) 2019/159.

(25)  Punten 5.1 tot en met 5.5 van de definitieve verordening.

(26)  Punt 5.6 van de definitieve verordening.

(27)  De belangrijkste landen van uitvoer die de stijging van de invoer in 2018 veroorzaakten, waren Turkije, Rusland en Taiwan, die respectievelijk 2,7 miljoen, 0,9 miljoen en 0,5 miljoen ton meer uitvoerden dan in 2017.

(28)  Overweging 179 van de definitieve verordening.

(29)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1013 van de Commissie van 17 juli 2018 tot instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten


BIJLAGE I

“BIJLAGE III.2

III.2 — Lijst van productcategorieën uit ontwikkelingslanden ten aanzien waarvan de definitieve maatregelen gelden

Land/Productgroep

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25

26

27

28

Brazilië

x

x

 

 

 

x

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

China

 

 

x

x

 

x

 

x

 

x

x

 

 

x

 

 

x

x

 

x

 

x

x

x

x

x

Egypte

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

India

x

x

x

x

x

x

x

 

x

x

 

 

x

x

 

 

 

 

x

 

x

x

 

x

 

 

Indonesië

 

 

 

 

 

 

x

x

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Maleisië

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Mexico

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Moldavië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

x

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Noord-Macedonië

 

 

 

 

x

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

x

 

x

 

 

 

 

Thailand

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Turkije

x

x

 

x

x

 

 

 

x

 

x

x

 

 

x

x

 

x

x

x

 

x

x

x

x

x

Oekraïne

 

x

 

 

 

 

x

 

 

 

 

x

x

 

x

x

 

 

x

x

x

x

 

 

x

x

Verenigde Arabische Emiraten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

x

 

x

 

 

x

 

x

 

 

Vietnam

 

x

 

x

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Alle andere ontwikkelingslanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

”.

BIJLAGE II

“BIJLAGE IV

IV.1 — Omvang tariefcontingenten

Productnummer

Productcategorie

GN-codes

Toewijzing per land (indien van toepassing)

Van 2.2.2019 t.e.m. 30.6.2019

Van 1.7.2019 t.e.m. 30.6.2020

Van 1.7.2020 t.e.m. 30.6.2021

Aanvullend recht

Volgnummers

Omvang tariefcontingent (ton netto)

Omvang tariefcontingent (ton netto)

Omvang tariefcontingent (ton netto)

1

Bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst

7208 10 00 , 7208 25 00 , 7208 26 00 , 7208 27 00 , 7208 36 00 , 7208 37 00 , 7208 38 00 , 7208 39 00 , 7208 40 00 , 7208 52 10 , 7208 52 99 , 7208 53 10 , 7208 53 90 , 7208 54 00 , 7211 13 00 , 7211 14 00 , 7211 19 00 , 7212 60 00 , 7225 19 10 , 7225 30 10 , 7225 30 30 , 7225 30 90 , 7225 40 15 , 7225 40 90 , 7226 19 10 , 7226 91 20 , 7226 91 91 , 7226 91 99

Alle derde landen

3 359 532,08

8 476 618,01

8 730 916,55

25 %

 (1)

2

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde koudgewalste platen

7209 15 00 , 7209 16 90 , 7209 17 90 , 7209 18 91 , 7209 25 00 , 7209 26 90 , 7209 27 90 , 7209 28 90 , 7209 90 20 , 7209 90 80 , 7211 23 20 , 7211 23 30 , 7211 23 80 , 7211 29 00 , 7211 90 20 , 7211 90 80 , 7225 50 20 , 7225 50 80 , 7226 20 00 , 7226 92 00

India

234 714,39

592 220,64

609 987,26

25 %

09.8801

Korea (Republiek)

144 402,99

364 351,04

375 281,57

25 %

09.8802

Oekraïne

102 325,83

258 183,86

265 929,38

25 %

09.8803

Brazilië

65 398,61

165 010,80

169 961,12

25 %

09.8804

Servië

56 480,21

142 508,28

146 783,53

25 %

09.8805

Andere landen

430 048,96

1 085 079,91

1 117 632,31

25 %

 (2)

3.A

Elektroplaten (andere dan met gerichte korrels)

7209 16 10 , 7209 17 10 , 7209 18 10 , 7209 26 10 , 7209 27 10 , 7209 28 10

Korea (Republiek)

1 923,96

4 854,46

5 000,09

25 %

09.8806

China

822,98

2 076,52

2 138,81

25 %

09.8807

Rusland

519,69

1 311,25

1 350,58

25 %

09.8808

Iran (Islamitische Republiek)

227,52

574,06

591,28

25 %

09.8809

Andere landen

306,34

772,95

796,14

25 %

 (3)

3.B

7225 19 90 , 7226 19 80

Rusland

51 426,29

129 756,46

133 649,15

25 %

09.8811

Korea (Republiek)

31 380,40

79 177,59

81 552,92

25 %

09.8812

China

24 187,01

61 027,57

62 858,39

25 %

09.8813

Taiwan

18 144,97

45 782,56

47 156,04

25 %

09.8814

Andere landen

8 395,39

21 182,87

21 818,36

25 %

 (4)

4.A

Metallisch beklede bladen

GN-codes: 7210 20 00 , 7210 30 00 , 7210 41 00 , 7210 49 00 , 7210 61 00 , 7210 69 00 , 7210 90 80 , 7212 20 00 , 7212 30 00 , 7212 50 20 , 7212 50 30 , 7212 50 40 , 7212 50 61 , 7212 50 69 , 7212 50 90 , 7225 91 00 , 7225 92 00 , 7225 99 00 , 7226 99 10 , 7226 99 30 , 7226 99 70

Korea (Republiek)

69 571,10

252 796,63

260 380,53

25 %

09.8816

India

83 060,42

508 805,84

524 070,02

25 %

09.8817

Andere landen

761 518,93

1 921 429,81

1 979 072,71

25 %

 (5)

4.B

GN-codes: 7210 20 00 , 7210 30 00 , 7210 90 80 , 7212 20 00 , 7212 50 20 , 7212 50 30 , 7212 50 40 , 7212 50 90 , 7225 91 00 , 7226 99 10

Taric-codes: 7210410080 , 7210490080 , 7210610080 , 7210690080 , 7212300080 , 7212506180 , 7212506980 , 7225920080 , 7225990025 , 7225990095 , 7226993090 , 7226997019 , 7226997096

Alleen voor de automobielindustrie

China

204 951,07

517 123,19

532 636,89

25 %

09.8821

Korea (Republiek)

249 533,26

552 352,93

568 923,52

25 %

09.8822

India

118 594,25

n.v.t.

n.v.t.

25 %

09.8823

Taiwan

49 248,78

124 262,26

127 990,13

25 %

09.8824

Andere landen

125 598,05

316 903,26

326 410,36

25 %

 (6)

5

Organisch beklede platen

7210 70 80 , 7212 40 80

India

108 042,36

272 607,54

280 785,77

25 %

09.8826

Korea (Republiek)

103 354,11

260 778,38

268 601,73

25 %

09.8827

Taiwan

31 975,79

80 679,86

83 100,26

25 %

09.8828

Turkije

21 834,45

55 091,68

56 744,43

25 %

09.8829

Noord-Macedonië

16 331,15

41 206,02

42 442,20

25 %

09.8830

Andere landen

43 114,71

108 785,06

112 048,61

25 %

 (7)

6

Blik

7209 18 99 , 7210 11 00 , 7210 12 20 , 7210 12 80 , 7210 50 00 , 7210 70 10 , 7210 90 40 , 7212 10 10 , 7212 10 90 , 7212 40 20

China

158 139,17

399 009,55

410 979,83

25 %

09.8831

Servië

30 545,88

77 071,98

79 384,14

25 %

09.8832

Korea (Republiek)

23 885,70

60 267,31

62 075,33

25 %

09.8833

Taiwan

21 167,00

53 407,61

55 009,83

25 %

09.8834

Brazilië

19 730,03

49 781,91

51 275,37

25 %

09.8835

Andere landen

33 167,30

83 686,22

86 196,80

25 %

 (8)

7

Kwartoplaten van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal

7208 51 20 , 7208 51 91 , 7208 51 98 , 7208 52 91 , 7208 90 20 , 7208 90 80 , 7210 90 30 , 7225 40 12 , 7225 40 40 , 7225 40 60

Oekraïne

339 678,24

857 060,63

882 772,45

25 %

09.8836

Korea (Republiek)

140 011,38

353 270,32

363 868,43

25 %

09.8837

Rusland

115 485,12

291 386,78

300 128,38

25 %

09.8838

India

74 811,09

188 759,93

194 422,72

25 %

09.8839

Andere landen

466 980,80

1 178 264,65

1 213 612,59

25 %

 (9)

8

Roestvrije warmgewalste platen en banden

7219 11 00 , 7219 12 10 , 7219 12 90 , 7219 13 10 , 7219 13 90 , 7219 14 10 , 7219 14 90 , 7219 22 10 , 7219 22 90 , 7219 23 00 , 7219 24 00 , 7220 11 00 , 7220 12 00

China

87 328,82

220 344,09

226 954,41

25 %

09.8841

Korea (Republiek)

18 082,33

45 624,52

46 993,26

25 %

09.8842

Taiwan

12 831,07

32 374,77

33 346,02

25 %

09.8843

Verenigde Staten van Amerika

11 810,30

29 799,22

30 693,19

25 %

09.8844

Andere landen

10 196,61

25 727,62

26 499,45

25 %

 (10)

9

Roestvrije koudgewalste platen en banden

7219 31 00 , 7219 32 10 , 7219 32 90 , 7219 33 10 , 7219 33 90 , 7219 34 10 , 7219 34 90 , 7219 35 10 , 7219 35 90 , 7219 90 20 , 7219 90 80 , 7220 20 21 , 7220 20 29 , 7220 20 41 , 7220 20 49 , 7220 20 81 , 7220 20 89 , 7220 90 20 , 7220 90 80

Korea (Republiek)

70 813,18

178 672,60

184 032,77

25 %

09.8846

Taiwan

65 579,14

165 466,29

170 430,28

25 %

09.8847

India

42 720,54

107 790,51

111 024,22

25 %

09.8848

Verenigde Staten van Amerika

35 609,52

89 848,32

92 543,77

25 %

09.8849

Turkije

29 310,69

73 955,39

76 174,05

25 %

09.8850

Maleisië

19 799,24

49 956,54

51 455,24

25 %

09.8851

Vietnam

16 832,28

42 470,43

43 744,55

25 %

09.8852

Andere landen

50 746,86

128 042,17

131 883,44

25 %

 (11)

10

Roestvrije warmgewalste kwartoplaten

7219 21 10 , 7219 21 90

China

6 765,50

17 070,40

17 582,51

25 %

09.8856

India

2 860,33

7 217,07

7 433,58

25 %

09.8857

Taiwan

1 119,34

2 824,27

2 908,99

25 %

09.8858

Andere landen

1 440,07

3 633,52

3 742,52

25 %

 (12)

12

Niet-gelegeerd en ander gelegeerd staafstaal, waaronder lichte profielen

7214 30 00 , 7214 91 10 , 7214 91 90 , 7214 99 31 , 7214 99 39 , 7214 99 50 , 7214 99 71 , 7214 99 79 , 7214 99 95 , 7215 90 00 , 7216 10 00 , 7216 21 00 , 7216 22 00 , 7216 40 10 , 7216 40 90 , 7216 50 10 , 7216 50 91 , 7216 50 99 , 7216 99 00 , 7228 10 20 , 7228 20 10 , 7228 20 91 , 7228 30 20 , 7228 30 41 , 7228 30 49 , 7228 30 61 , 7228 30 69 , 7228 30 70 , 7228 30 89 , 7228 60 20 , 7228 60 80 , 7228 70 10 , 7228 70 90 , 7228 80 00

China

166 217,87

419 393,33

431 975,13

25 %

09.8861

Turkije

114 807,87

289 677,97

298 368,31

25 %

09.8862

Rusland

94 792,44

239 175,96

246 351,24

25 %

09.8863

Zwitserland

73 380,52

185 150,38

190 704,90

25 %

09.8864

Belarus

57 907,73

146 110,15

150 493,45

25 %

09.8865

Andere landen

76 245,19

192 378,37

198 149,72

25 %

 (13)

13

Betonstaal

7214 20 00 , 7214 99 10

Turkije

117 231,80

295 793,93

304 667,74

25 %

09.8866

Rusland

94 084,20

237 388,96

244 510,63

25 %

09.8867

Oekraïne

62 534,65

157 784,58

162 518,11

25 %

09.8868

Bosnië en Herzegovina

39 356,10

99 301,53

102 280,57

25 %

09.8869

Moldavië

28 284,59

71 366,38

73 507,37

25 %

09.8870

Andere landen

217 775,50

549 481,20

565 965,64

 

 (14)

14

Staven en lichte profielen van roestvrij staal

7222 11 11 , 7222 11 19 , 7222 11 81 , 7222 11 89 , 7222 19 10 , 7222 19 90 , 7222 20 11 , 7222 20 19 , 7222 20 21 , 7222 20 29 , 7222 20 31 , 7222 20 39 , 7222 20 81 , 7222 20 89 , 7222 30 51 , 7222 30 91 , 7222 30 97 , 7222 40 10 , 7222 40 50 , 7222 40 90

India

44 433,00

112 111,32

115 474,66

25 %

09.8871

Zwitserland

6 502,75

16 407,44

16 899,66

25 %

09.8872

Oekraïne

5 733,50

14 466,50

14 900,50

25 %

09.8873

Andere landen

8 533,24

21 530,68

22 176,60

25 %

 (15)

15

Walsdraad van roestvrij staal

7221 00 10 , 7221 00 90

India

10 135,23

25 572,75

26 339,94

25 %

09.8876

Taiwan

6 619,68

16 702,47

17 203,54

25 %

09.8877

Korea (Republiek)

3 300,07

8 326,58

8 576,37

25 %

09.8878

China

2 216,86

5 593,48

5 761,29

25 %

09.8879

Japan

2 190,40

5 526,72

5 692,52

25 %

09.8880

Andere landen

1 144,43

2 887,57

2 974,20

25 %

 (16)

16

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad

7213 10 00 , 7213 20 00 , 7213 91 10 , 7213 91 20 , 7213 91 41 , 7213 91 49 , 7213 91 70 , 7213 91 90 , 7213 99 10 , 7213 99 90 , 7227 10 00 , 7227 20 00 , 7227 90 10 , 7227 90 50 , 7227 90 95

Oekraïne

149 009,10

375 972,95

387 252,14

25 %

09.8881

Zwitserland

141 995,22

358 275,86

369 024,13

25 %

09.8882

Rusland

122 883,63

310 054,37

319 356,00

25 %

09.8883

Turkije

121 331,08

306 137,03

315 321,14

25 %

09.8884

Belarus

97 436,46

245 847,23

253 222,65

25 %

09.8885

Moldavië

73 031,65

184 270,12

189 798,22

25 %

09.8886

Andere landen

122 013,20

307 858,13

317 093,88

25 %

 (17)

17

Walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7216 31 10 , 7216 31 90 , 7216 32 11 , 7216 32 19 , 7216 32 91 , 7216 32 99 , 7216 33 10 , 7216 33 90

Oekraïne

42 915,19

108 281,65

111 530,10

25 %

09.8891

Turkije

38 465,03

97 053,20

99 964,79

25 %

09.8892

Korea (Republiek)

10 366,76

26 156,94

26 941,65

25 %

09.8893

Rusland

9 424,08

23 778,40

24 491,75

25 %

09.8894

Brazilië

8 577,95

n.v.t.

n.v.t.

25 %

09.8895

Zwitserland

6 648,01

16 773,96

17 277,18

25 %

09.8896

Andere landen

14 759,92

58 885,04

60 651,59

25 %

 (18)

18

Damwandprofielen

7301 10 00

China

12 198,24

30 778,05

31 701,39

25 %

09.8901

Verenigde Arabische Emiraten

6 650,41

16 780,01

17 283,41

25 %

09.8902

Andere landen

480,04

1 211,21

1 247,54

25 %

 (19)

19

Spoorwegmateriaal

7302 10 22 , 7302 10 28 , 7302 10 40 , 7302 10 50 , 7302 40 00

De contingenten zijn geldig tot 30.9.2019

Rusland

2 147,19

5 417,70

5 580,23

25 %

09.8906

China

2 145,07

5 412,33

5 574,70

25 %

09.8907

Turkije

1 744,68

4 402,10

4 534,17

25 %

09.8908

Oekraïne

657,60

1 659,24  (20)

n.v.t.

25 %

09.8909

Andere landen

1 010,85

2 550,54

4 336,07

25 %

 (21)

20

Gasbuizen

7306 30 41 , 7306 30 49 , 7306 30 72 , 7306 30 77

Turkije

88 914,68

224 345,46

231 075,82

25 %

09.8911

India

32 317,40

81 541,78

83 988,04

25 %

09.8912

Noord-Macedonië

9 637,48

24 316,84

25 046,35

25 %

09.8913

Andere landen

22 028,87

55 582,25

57 249,72

25 %

 (22)

21

Holle profielen

7306 61 10 , 7306 61 92 , 7306 61 99

Turkije

154 436,15

389 666,25

401 356,24

25 %

09.8916

Rusland

35 406,28

89 335,51

92 015,57

25 %

09.8917

Noord-Macedonië

34 028,95

85 860,29

88 436,09

25 %

09.8918

Oekraïne

25 240,74

63 686,29

65 596,88

25 %

09.8919

Zwitserland

25 265,29

56 276,65

57 964,94

25 %

09.8920

Belarus

20 898,79

52 730,88

54 312,80

25 %

09.8921

Andere landen

25 265,29

63 748,22

65 660,67

25 %

 (23)

22

Naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal

7304 11 00 , 7304 22 00 , 7304 24 00 , 7304 41 00 , 7304 49 10 , 7304 49 93 , 7304 49 95 , 7304 49 99

India

8 315,90

20 982,29

21 611,76

25 %

09.8926

Oekraïne

5 224,94

13 183,34

13 578,84

25 %

09.8927

Korea (Republiek)

1 649,31

4 161,47

4 286,31

25 %

09.8928

Japan

1 590,45

4 012,94

4 133,33

25 %

09.8929

Verenigde Staten van Amerika

1 393,26

3 515,42

3 620,88

25 %

09.8930

China

1 299,98

3 280,05  (24)

n.v.t.

25 %

09.8931

Andere landen

2 838,17

7 161,15

10 754,44

25 %

 (25)

24

Andere naadloze buizen

7304 19 10 , 7304 19 30 , 7304 19 90 , 7304 23 00 , 7304 29 10 , 7304 29 30 , 7304 29 90 , 7304 31 20 , 7304 31 80 , 7304 39 10 , 7304 39 52 , 7304 39 58 , 7304 39 92 , 7304 39 93 , 7304 39 98 , 7304 51 81 , 7304 51 89 , 7304 59 10 , 7304 59 92 , 7304 59 93 , 7304 59 99 , 7304 90 00

China

49 483,75

124 855,14

128 600,79

25 %

09.8936

Oekraïne

36 779,89

92 801,35

95 585,39

25 %

09.8937

Belarus

19 655,31

49 593,37

51 081,17

25 %

09.8938

Japan

13 766,04

34 733,85

35 775,87

25 %

09.8939

Verenigde Staten van Amerika

12 109,53

30 554,21

31 470,84

25 %

09.8940

Andere landen

55 345,57

139 645,41

143 834,77

25 %

 (26)

25

Grote belaste buizen

7305 11 00 , 7305 12 00 , 7305 19 00 , 7305 20 00 , 7305 31 00 , 7305 39 00 , 7305 90 00

Rusland

140 602,32

354 761,34

n.v.t.

25 %

09.8941

Turkije

17 543,40

44 264,71

n.v.t.

25 %

09.8942

China

14 213,63

35 863,19

n.v.t.

25 %

09.8943

Andere landen

34 011,86

85 817,17  (27)

536 327,60

25 %

 (28)

26

Andere gelaste buizen

7306 11 10 , 7306 11 90 , 7306 19 10 , 7306 19 90 , 7306 21 00 , 7306 29 00 , 7306 30 11 , 7306 30 19 , 7306 30 80 , 7306 40 20 , 7306 40 80 , 7306 50 20 , 7306 50 80 , 7306 69 10 , 7306 69 90 , 7306 90 00

Zwitserland

64 797,98

163 495,29

168 400,15

25 %

09.8946

Turkije

60 693,64

153 139,43

157 733,61

25 %

09.8947

Verenigde Arabische Emiraten

18 676,40

47 123,44

48 537,15

25 %

09.8948

China

18 010,22

45 442,58

46 805,85

25 %

09.8949

Taiwan

14 374,20

36 268,32

37 356,37

25 %

09.8950

India

11 358,87

28 660,18

29 519,99

25 %

09.8951

Andere landen

36 898,57

93 100,78

95 893,81

25 %

 (29)

27

Staven van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, door koud nabewerken verkregen

7215 10 00 , 7215 50 11 , 7215 50 19 , 7215 50 80 , 7228 10 90 , 7228 20 99 , 7228 50 20 , 7228 50 40 , 7228 50 61 , 7228 50 69 , 7228 50 80

Rusland

117 519,41

296 519,61

305 415,20

25 %

09.8956

Zwitserland

27 173,22

68 562,23

70 619,10

25 %

09.8957

China

20 273,26

51 152,57

52 687,15

25 %

09.8958

Oekraïne

15 969,02

40 292,29

41 501,06

25 %

09.8959

Andere landen

17 540,47

44 257,32

45 585,04

25 %

 (30)

28

Draad van niet-gelegeerd staal

7217 10 10 , 7217 10 31 , 7217 10 39 , 7217 10 50 , 7217 10 90 , 7217 20 10 , 7217 20 30 , 7217 20 50 , 7217 20 90 , 7217 30 41 , 7217 30 49 , 7217 30 50 , 7217 30 90 , 7217 90 20 , 7217 90 50 , 7217 90 90

Belarus

88 294,51

222 780,67

229 464,09

25 %

09.8961

China

66 719,82

168 344,42

173 394,75

25 %

09.8962

Rusland

41 609,21

104 986,47

108 136,06

25 %

09.8963

Turkije

40 302,46

101 689,34

104 740,02

25 %

09.8964

Oekraïne

26 755,09

67 507,23

69 532,45

25 %

09.8965

Andere landen

39 770,29

100 346,58

103 356,98

25 %

 (31)

IV.2 — Omvang globale tariefcontingenten per kwartaal

 

JAAR 1

JAAR 2

JAAR 3

Productnummer

 

Van 2.2.2019 t.e.m. 31.3.2019

Van 1.4.2019 t.e.m. 30.6.2019

Van 1.7.2019 t.e.m. 30.9.2019

Van 1.10.2019 t.e.m. 31.12.2019

Van 1.1.2020 t.e.m. 31.3.2020

Van 1.4.2020 t.e.m. 30.6.2020

Van 1.7.2020 t.e.m. 30.9.2020

Van 1.10.2020 t.e.m. 31.12.2020

Van 1.1.2021 t.e.m. 31.3.2021

Van 1.4.2021 t.e.m. 30.6.2021

1

Andere landen

1 307 737,32

2 051 794,76

2 172 108,07

2 116 842,75

2 093 833,59

2 093 833,59

2 200 669,38

2 200 669,38

2 152 828,74

2 176 749,06

2

Andere landen

167 401,61

262 647,35

278 048,49

270 974,05

268 028,68

268 028,68

281 704,58

281 704,58

275 580,57

278 642,58

3A

Andere landen

119,25

187,09

198,07

193,03

190,93

190,93

200,67

200,67

196,31

198,49

3B

Andere landen

3 268,01

5 127,39

5 428,05

5 289,94

5 232,44

5 232,44

5 499,42

5 499,42

5 379,87

5 439,65

4 A

Andere landen

296 430,19

465 088,74

492 360,66

479 833,44

474 617,86

474 617,86

498 834,77

498 834,77

487 990,53

493 412,65

4 B

Andere landen

48 890,51

76 707,53

81 205,51

79 139,39

78 279,18

78 279,18

82 273,30

82 273,30

80 484,75

81 379,02

5

Andere landen

16 782,91

26 331,80

27 875,85

27 166,60

26 871,31

26 871,31

28 242,39

28 242,39

27 628,42

27 935,41

6

Andere landen

12 910,76

20 256,54

21 444,34

20 898,73

20 671,57

20 671,57

21 726,32

21 726,32

21 254,01

21 490,16

7

Andere landen

181 777,76

285 203,04

301 926,80

294 244,83

291 046,51

291 046,51

305 896,87

305 896,87

299 246,94

302 571,91

8

Andere landen

3 969,15

6 227,46

6 592,63

6 424,89

6 355,05

6 355,05

6 679,31

6 679,31

6 534,11

6 606,71

9

Andere landen

19 753,81

30 993,05

32 810,42

31 975,62

31 628,06

31 628,06

33 241,85

33 241,85

32 519,20

32 880,53

10

Andere landen

560,56

879,51

931,08

907,39

897,53

897,53

943,32

943,32

922,81

933,07

12

Andere landen

29 679,33

46 565,85

49 296,38

48 042,13

47 519,93

47 519,93

49 944,59

49 944,59

48 858,84

49 401,71

13

Andere landen

84 771,67

133 003,83

140 802,92

137 220,44

135 728,92

135 728,92

142 654,35

142 654,35

139 553,17

141 103,76

14

Andere landen

3 321,66

5 211,58

5 517,17

5 376,80

5 318,36

5 318,36

5 589,72

5 589,72

5 468,20

5 528,96

15

Andere landen

445,48

698,95

739,93

721,11

713,27

713,27

749,66

749,66

733,36

741,51

16

Andere landen

47 495,07

74 518,13

78 887,73

76 880,57

76 044,91

76 044,91

79 925,03

79 925,03

78 187,53

79 056,28

17

Andere landen

5 745,47

9 014,45

9 543,04

16 567,39

16 387,31

16 387,31

15 287,52

15 287,52

14 955,19

15 121,36

18

Andere landen

186,86

293,18

310,37

302,47

299,18

299,18

314,45

314,45

307,61

311,03

19

Andere landen

393,49

617,37

653,57

636,94 (32)

630,02

630,02

1 092,93

1 092,93

1 069,17

1 081,05

20

Andere landen

8 575,00

13 453,88

14 242,79

13 880,40

13 729,53

13 729,53

14 430,07

14 430,07

14 116,37

14 273,22

21

Andere landen

9 834,81

15 430,48

16 335,29

15 919,67

15 746,63

15 746,63

16 550,09

16 550,09

16 190,30

16 370,19

22

Andere landen

1 104,79

1 733,38

1 835,02

1 788,34  (33)

1 768,90

1 768,90

2 710,71

2 710,71

2 651,78

2 681,24

24

Andere landen

21 543,91

33 801,65

35 783,72

34 873,27

34 494,21

34 494,21

36 254,24

36 254,24

35 466,11

35 860,18

25

Andere landen

13 239,52

20 772,34

21 990,39

21 430,89  (34)

21 197,95

21 197,95

135 183,94

135 183,94

132 245,16

133 714,55

26

Andere landen

14 363,20

22 535,37

23 856,80

23 249,80

22 997,09

22 997,09

24 170,49

24 170,49

23 645,05

23 907,77

27

Andere landen

6 827,84

10 712,64

11 340,81

11 052,26

10 932,13

10 932,13

11 489,93

11 489,93

11 240,15

11 365,04

28

Andere landen

15 481,05

24 289,24

25 713,51

25 059,28

24 786,90

24 786,90

26 051,62

26 051,62

25 485,28

25 768,45


(1)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019 en van 1.7.2019 tot en met 30.9.2019: 09.8601.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8602.

Van 1.10.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: voor Turkije: 09.8531, voor Rusland: 09.8532, voor India: 09.8533, voor Servië: 09.8534, voor Korea: 09.8535, voor Taiwan: 09.8536 en voor de andere derde landen: 09.8601.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: voor Turkije: 09.8561, voor Rusland: 09.8562, voor India: 09.8563, voor Servië: 09.8564, voor Korea: 09.8565, voor Taiwan: 09.8566 en voor de andere derde landen: 09.8602

(2)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8603.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8604

(3)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8605.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8606

(4)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8607.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8608

(5)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8609.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8610

(6)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8611.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8612

(7)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8613.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8614

(8)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8615.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8616

(9)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8617.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8618

(10)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8619.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8620

(11)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8621.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8622

(12)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8623.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8624

(13)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8625.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8626

(14)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8627.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8628.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: voor Turkije*: 09.8541, voor Rusland*: 09.8542, voor Oekraïne*: 09.8543, voor Bosnië en Herzegovina*: 09.8544, voor Moldavië*: 09.8545, voor Belarus: 09.8546 en voor de andere derde landen: 09.8628.

*

In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5

(15)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8629.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8630

(16)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8631.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8632

(17)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8633.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8634.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Oekraïne*: 09.8551, voor Zwitserland*: 09.8552, voor Rusland*: 09.8553, voor Turkije*: 09.8554, voor Belarus*: 09.8555, voor Moldavië*: 09.8556, voor Bosnië en Herzegovina: 09.8557 en voor de andere derde landen: 09.8634.

*

In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5

(18)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8635.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8636

(19)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8637.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8638

(20)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor Oekraïne overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(21)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8639.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8640

(22)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8641.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8642

(23)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8643.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8644

(24)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor China overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(25)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8645.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8646

(26)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8647.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8648

(27)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor Rusland, Turkije en China overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(28)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8649.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8650

(29)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8651.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8652

(30)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8653.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8654

(31)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8655.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8656

(32)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van het ongebruikte deel van het landspecifieke contingent met volgnummer 09.8909 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(33)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van het ongebruikte deel van het landspecifieke contingent met volgnummer 09.8931 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(34)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van de ongebruikte delen van de landspecifieke contingenten met de volgnummers 09.8941, 09.8942 en 09.8943 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.


BESLUITEN

27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/65


BESLUIT (GBVB) 2019/1591 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 19 september 2019

betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) (EUCAP Somalia/1/2019)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38, derde alinea,

Gezien Besluit 2012/389/GBVB van de Raad van 16 juli 2012 betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) (1), en met name artikel 9, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 9, lid 1, van Besluit 2012/389/GBVB is het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd, overeenkomstig artikel 38, derde alinea, van het Verdrag, de noodzakelijke besluiten te nemen met het oog op de uitoefening van het politieke toezicht op en de strategische aansturing van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia), waaronder het besluit een hoofd van de missie te benoemen.

(2)

Het PVC heeft op 26 juli 2016 Besluit (GBVB) 2016/1633 (2) vastgesteld, waarbij mevrouw Maria-Cristina STEPANESCU werd benoemd tot hoofd van de missie EUCAP NESTOR, zoals EUCAP Somalia aanvankelijk werd genoemd.

(3)

Op 10 december 2018 werd bij Besluit (GBVB) 2018/1942 van de Raad (3) het mandaat van de missie EUCAP Somalia verlengd tot en met 31 december 2020.

(4)

Het PVC heeft op 18 december 2018 Besluit (GBVB) 2018/2062 (4) vastgesteld, waarbij het mandaat van mevrouw Maria-Cristina STEPANESCU als hoofd van de missie EUCAP Somalia werd verlengd tot en met 31 augustus 2019.

(5)

De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid heeft op 9 september 2019 voorgesteld de heer Christopher REYNOLDS te benoemen tot hoofd van de missie EUCAP Somalia voor de periode van 10 september 2019 tot en met 31 december 2020,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Christopher REYNOLDS wordt benoemd tot hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) voor de periode van 10 september 2019 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 10 september 2019.

Gedaan te Brussel, 19 september 2019.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 187 van 17.7.2012, blz. 40.

(2)  Besluit (GBVB) 2016/1633 van het Politiek en Veiligheidscomité van 26 juli 2016 betreffende de benoeming van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van regionale maritieme capaciteit in de Hoorn van Afrika (EUCAP NESTOR) (EUCAP NESTOR/1/2016) (PB L 243 van 10.9.2016, blz. 8).

(3)  Besluit (GBVB) 2018/1942 van de Raad van 10 december 2018 tot verlenging en wijziging van Besluit 2012/389/GBVB betreffende de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) (PB L 314 van 11.12.2018, blz. 56).

(4)  Besluit (GBVB) 2018/2062 van het Politiek en Veiligheidscomité van 18 december 2018 tot verlenging van het mandaat van het hoofd van de missie van de Europese Unie voor de opbouw van capaciteit in Somalië (EUCAP Somalia) (EUCAP Somalia/1/2018) (PB L 329 van 27.12.2018, blz. 24).


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/67


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1592 VAN DE RAAD

van 24 september 2019

waarbij Portugal wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 2 juli 2018, heeft Portugal verzocht om een bijzondere maatregel te mogen treffen waarbij van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG wordt afgeweken voor leveringen van kurk, hout, dennenappels en pijnboompitten in de dop indien de persoon aan wie die goederen worden geleverd een belastingplichtige is die zijn statutaire zetel, vaste inrichting of gebruikelijke verblijfplaats in Portugal heeft en handelingen verricht waarvoor hij geheel of gedeeltelijk recht heeft op aftrek van voorbelasting. Bij brieven, geregistreerd bij de Commissie op 27 november 2018 en op 19 maart 2019 heeft Portugal de Commissie nadere informatie verstrekt.

(2)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie de overige lidstaten bij brief van 27 maart 2019 van het verzoek van Portugal in kennis gesteld. Bij brief van 28 maart 2019 heeft de Commissie Portugal meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(3)

Volgens Portugal is het niveau van belastingfraude en -ontwijking in de bosbouwsector in Portugal zeer hoog. Dit komt doordat die sector wordt gedomineerd door een groot aantal kleine producenten en talrijke oogstbedrijven die de grondstoffen doorverkopen aan verwerkende bedrijven zonder aangifte te doen en btw te betalen voor die verkopen. De aard van de markt en van de betrokken bedrijven heeft btw-fraude doen ontstaan, die volgens de Portugese belastingautoriteiten moeilijk aan te pakken was, ondanks verbeterde controles en reeds genomen maatregelen. Om deze belastingsfraude tegen te gaan, is Portugal voornemens de verleggingsregeling in te voeren voor leveringen van kurk, hout, dennenappels en pijnboompitten in de dop. Dit zou de aansprakelijkheid om btw te voldoen verschuiven naar een klein aantal gemakkelijk te identificeren verwerkingsbedrijven. Portugal is van mening dat dit een einde zou maken aan dit soort btw-fraude en de daaruit voortvloeiende derving van btw-inkomsten voorkomen.

(4)

Portugal moet derhalve worden gemachtigd om voor een beperkte periode tot en met 31 december 2022 een bijzondere maatregel in te voeren.

(5)

Afwijkingen worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of bijzondere maatregelen passend en doeltreffend zijn. De lidstaten krijgen op die manier de tijd andere klassieke maatregelen te nemen om het probleem in kwestie aan te pakken tegen de tijd dat de bijzondere maatregelen verstrijken, zodat deze niet hoeven te worden verlengd. Afwijkingen op grond waarvan de verleggingsregeling kan worden gebruikt, worden slechts bij uitzondering verleend voor specifieke gebieden waar zich fraude voordoet en moeten als een laatste redmiddel worden gezien. Portugal moet daarom tegen de tijd dat de bijzondere maatregel verstrijkt, andere klassieke maatregelen nemen ter bestrijding en voorkoming van btw-fraude in de sector kurk, hout, dennenappels en pijnboompitten in de dop, zodat het niet langer nodig is om ten aanzien van dergelijke leveringen af te wijken van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG.

(6)

De bijzondere maatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG is Portugal gemachtigd de belastingplichtige aan wie de leveringen van kurk, hout, dennenappels en pijnboompitten in de dop worden gedaan, aan te wijzen als de persoon die de btw moet betalen, indien dit een belastingplichtige is die zijn statutaire zetel, vaste inrichting of gebruikelijke verblijfplaats in Portugal heeft en handelingen verricht waarvoor hij geheel of gedeeltelijk recht heeft op aftrek van voorbelasting.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van kennisgeving.

Het is van toepassing van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2022.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Portugese Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. KULMUNI


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/69


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1593 VAN DE RAAD

van 24 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2010/583/EU (2) van de Raad en vervolgens Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU (3) van de Raad werd Roemenië gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen waarbij de belastingplichtige ontvanger van leveringen van houtproducten wordt aangewezen als de tot voldoening van de btw gehouden persoon met betrekking tot die leveringen. De verleende machtiging werd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1206 (4) van de Raad verlengd tot en met 31 december 2019.

(2)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 11 maart 2019, heeft Roemenië verzocht om de bijzondere maatregel waarvoor het land machtiging had gekregen, na 31 december 2019 te mogen blijven toepassen. Bij dit verzoek ging ook een verslag over de toepassing van deze maatregel, zoals bij Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU wordt vereist.

(3)

Bij brief van 9 april 2019 heeft de Commissie de overige lidstaten van het verzoek van Roemenië in kennis gesteld. Bij brief van 10 april 2019 heeft de Commissie Roemenië meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

Volgens de informatie die Roemenië heeft verstrekt, zijn de feitelijke omstandigheden die de rechtvaardiging voor de bijzondere maatregel vormden, ongewijzigd. Uit de analyse van de Roemeense autoriteiten blijkt ook dat de maatregel de belastingontduiking met succes heeft teruggedrongen.

(5)

De bijzondere maatregel staat in verhouding tot de beoogde doelstellingen omdat hij slechts geldt voor zeer specifieke handelingen in een sector waar belastingontduiking en -ontwijking voor aanzienlijke problemen zorgen. Bovendien zal een verlenging van de maatregel niet negatief uitwerken ten aanzien van de fraudepreventie op het niveau van de detailhandel, in andere sectoren of in andere lidstaten.

(6)

Roemenië moet derhalve worden gemachtigd de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode te blijven toepassen, meer bepaald tot en met 31 december 2022.

(7)

Afwijkingen worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of de bijzondere maatregelen passend en doeltreffend zijn. De lidstaten krijgen op die manier de tijd andere klassieke maatregelen te nemen om het probleem in kwestie aan te pakken tegen de tijd dat de bijzondere maatregelen verstrijken. Afwijkingen op grond waarvan de verleggingsregeling kan worden gebruikt, worden slechts bij uitzondering verleend voor specifieke gebieden waar zich fraude voordoet en moeten als een laatste redmiddel worden gezien. Roemenië moet daarom andere klassieke maatregelen nemen ter bestrijding en voorkoming van de verdere verspreiding van btw-fraude in de houtsector, zodat het niet langer nodig is om ten aanzien van deze leveringen af te wijken van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG.

(8)

Er hoeven in dit stadium dan ook geen specifieke bepalingen in Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU te worden opgenomen met betrekking tot het indienen van een nieuw verzoek om verlenging van de bij dat uitvoeringsbesluit verleende derogatie na 31 december 2022.

(9)

De bijzondere maatregel heeft geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(10)

Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de datum “31 december 2019” vervangen door “31 december 2022”.

2)

Artikel 3 wordt geschrapt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 24 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. KULMUNI


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2010/583/EU van de Raad van 27 september 2010 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 256 van 30.9.2010, blz. 27).

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU van de Raad van 15 november 2013 waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 316 van 27.11.2013, blz. 31).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1206 van de Raad van 18 juli 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/676/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 198 van 23.7.2016, blz. 47).


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/71


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1594 VAN DE RAAD

van 24 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG is een belastingplichtige gerechtigd de btw af te trekken ter zake van aan hem geleverde goederen en diensten die hij voor zijn belaste activiteiten bestemt. Krachtens artikel 26, lid 1, onder a), van die richtlijn wordt het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden, gelijkgesteld aan een levering van diensten.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU (2) van de Raad werd Polen gemachtigd om, tot en met 31 december 2016, het recht op aftrek van de btw tot 50 % te beperken ter zake van de aankoop, intracommunautaire verwerving, invoer, huur of leasing van bepaalde gemotoriseerde wegvoertuigen en de daarmee samenhangende uitgaven wanneer deze voertuigen niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en belastingplichtigen te ontheffen van de verplichting om het niet-zakelijke gebruik van deze voertuigen gelijk te stellen aan een dienst overeenkomstig artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG (de “afwijkingen”).

(3)

De afwijkingen werden bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1837 (3) van de Raad verlengd tot en met 31 december 2019.

(4)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 14 januari 2019, heeft Polen verzocht om machtiging tot verlenging tot en met 31 december 2022 van de afwijkingen die het mocht toepassen.

(5)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 15 april 2019 de overige lidstaten van het verzoek van Polen in kennis gesteld. Bij brief van 16 april 2019 heeft de Commissie Polen meegedeeld dat zij over alle nodige gegevens beschikte om het verzoek te beoordelen.

(6)

Bij het verzoek van Polenging was een verslag gevoegd over de toepassing van Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU, met daarin een evaluatie van het percentage van de aftrekbeperking. Op basis van actuele gegevens acht Polen een tarief van 50 % nog altijd gerechtvaardigd. Ook de machtiging om af te wijken van de verplichting van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG is volgens Polen nog altijd nodig om dubbele belasting te voorkomen. Deze afwijkingen zijn gerechtvaardigd door de behoefte om de belastinginning te vereenvoudigen en belastingontduiking door onjuiste administratie en valse aangifte te voorkomen.

(7)

De verlenging van de afwijkingen moet worden beperkt tot de tijd die nodig is om te evalueren of deze maatregelen doeltreffend zijn en het percentage passend is. Polen mag derhalve worden gemachtigd de afwijkingen te blijven toepassen tot en met 31 december 2022.

(8)

Er moet een uiterste termijn worden vastgesteld waarbinnen in voorkomend geval om een verdere verlenging van de afwijkingen na 2022 kan worden verzocht. Als het een dergelijk verzoek zou indienen, dient Polen tevens een verslag voor te leggen met daarin ook een evaluatie van het toegepaste percentage van de aftrekbeperking van de btw.

(9)

De verlenging van de afwijkingen zullen geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(10)

Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU wordt vervangen door:

“Artikel 3

Dit besluit vervalt op 31 december 2022.

Een verzoek om machtiging tot verlenging van de in dit besluit vervatte afwijkingen dient de Commissie uiterlijk op 1 april 2022 te worden voorgelegd. Bij dit verzoek dient een verslag te worden gevoegd dat ook een evaluatie omvat van het op basis van dit besluit toegepaste percentage van de aftrekbeperking van de btw.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van kennisgeving.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Polen.

Gedaan te Brussel, 24 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. KULMUNI


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/805/EU van de Raad van 17 december 2013 waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd maatregelen toe te passen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 353 van 28.12.2013, blz. 51).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1837 van de Raad van 11 oktober 2016 waarbij de Republiek Polen wordt gemachtigd maatregelen te blijven toepassen die afwijken van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 280 van 18.10.2016, blz. 28).


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/73


BESLUIT (GBVB) 2019/1595 VAN DE RAAD

van 26 september 2019

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 mei 2015 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/778 (1) inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED) vastgesteld.

(2)

Op 29 maart 2019 heeft de Raad Besluit (GBVB) 2015/778 verlengd tot en met 30 september 2019 bij Besluit (GBVB) 2019/535 (2).

(3)

Op 12 september 2019 heeft het Politiek en Veiligheidscomité ingestemd met de verlenging van het mandaat van EUNAVFOR MED operation SOPHIA met zes maanden. Besluit (GBVB) 2015/778 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Uunie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Daarom neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, en draagt het niet bij aan de financiering van deze operatie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit (GBVB) 2015/778 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 11 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“7.   Voor de periode van 1 oktober 2019 tot en met 31 maart 2020 bedraagt het referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUNAVFOR MED operation SOPHIA 3 059 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 15 % aan vastleggingskredieten en 0 % aan betalingskredieten.”.

2)

In artikel 13 wordt de tweede alinea vervangen door:

“EUNAVFOR MED operation SOPHIA eindigt op 31 maart 2020.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Het is van toepassing met ingang van 1 oktober 2019.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

T. HARAKKA


(1)  Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED) (PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31).

(2)  Besluit (GBVB) 2019/535 van de Raad van 29 maart 2019 tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (PB L 92 van 1.4.2019, blz. 1).


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/74


BESLUIT (GBVB) 2019/1596 VAN DE RAAD

van 26 september 2019

tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/2074 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 13 november 2017 Besluit (GBVB) 2017/2074 (1) betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela vastgesteld.

(2)

De hoge vertegenwoordiger heeft op 16 juli 2019 namens de Unie een verklaring afgelegd waarin werd gesteld dat de politieke crisis en de economische instorting in Venezuela een hoge tol blijven eisen voor de bevolking, zoals blijkt uit de uitstroom van 4 miljoen vluchtelingen uit Venezuela, en dat de crisis ook een grote bron van instabiliteit blijft voor de regio.

(3)

In de verklaring werd onderstreept dat in het recent gepubliceerde verslag van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de mensenrechten (UNHCHR) (“het verslag”) de omvang en ernst van de mensenrechtenschendingen, de uitholling van de rechtsstaat en de ontmanteling van de democratische instellingen in Venezuela op duidelijke en gedetailleerde wijze worden bevestigd. Voorts werd het tragische overlijden van kapitein Acosta Arévalo tijdens zijn detentie door de Venezolaanse veiligheidstroepen vermeld als sprekend voorbeeld van de voortdurende achteruitgang van de mensenrechtensituatie.

(4)

De Unie schaarde zich resoluut achter de conclusies van het verslag en drong bij het regime aan op een onmiddellijke stopzetting van de wijdverbreide mensenrechtenschendingen en op volledige samenwerking met het Bureau van de UNHCHR en naleving van alle speciale VN-procedures ter uitvoering van de aanbevelingen uit het verslag. De Unie gaf ook aan dat zij klaar staat om gerichte maatregelen voor te bereiden ten aanzien van de leden van de veiligheidstroepen die betrokken zijn bij foltering en andere ernstige schendingen van de mensenrechten.

(5)

In het licht van de aanhoudend ernstige situatie in Venezuela, zoals ook gerapporteerd door de UNHCHR, en de verantwoordelijkheid voor zware mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, door delen van de Venezolaanse veiligheidstroepen en inlichtingendiensten ter ondersteuning van het regime, moeten zeven personen worden toegevoegd aan de in bijlage I bij Besluit (GBVB) 2017/2074 opgenomen lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen die zijn onderworpen aan beperkende maatregelen.

(6)

Bijlage I bij Besluit (GBVB) 2017/2074 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Besluit (GBVB) 2017/2074 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

T. HARAKKA


(1)  Besluit (GBVB) 2017/2074 van de Raad van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PB L 295 van 14.11.2017, blz. 60).


BIJLAGE

De volgende personen worden toegevoegd aan de lijst van natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in bijlage I bij Besluit (GBVB) 2017/2074:

 

Naam

Identificatiegegevens

Motivering

Datum van opneming op de lijst

“19.

Nestor Blanco Hurtado

Geboortedatum: 26 september 1982

Nummer identiteitskaart: V-15222057

Geslacht: mannelijk

Majoor bij de Bolivariaanse Nationale Garde (GNB); werkte samen met functionarissen bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) sedert, ten minste, december 2017. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten.

27.9.2019

20.

Rafael Ramon Blanco Marrero

Geboortedatum: 28 februari 1968

Nummer identiteitskaart: V-6250588

Geslacht: mannelijk

Adjunct-directeur van het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) sedert, ten minste, december 2018 en generaal-majoor bij het Venezolaanse Bolivariaanse nationale leger sedert 5 juli 2019. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten die door DGCIM-functionarissen onder zijn bevel werden begaan. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

21.

Carlos Calderon

Geslacht: mannelijk

Hoge ambtsdrager (“commissaris”, “directeur” en “directeur-generaal” genoemd) bij de Bolivariaanse nationale inlichtingendienst (Sebin). Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, het gebruik van buitensporig geweld en de mishandeling van gedetineerden in Sebin-faciliteiten. In het bijzonder nam hij deel aan en was hij verantwoordelijk voor folteringen en de wrede, onmenselijke en onterende behandeling van gedetineerden in El Helicoide, een Sebin-gevangenis.

27.9.2019

22.

Alexis Enrique Escalona Marrero

Geboortedatum: 12 oktober 1962

Geslacht: mannelijk

Hoofd van het Nationaal Bureau voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit en terrorismefinanciering (Ondoft). Nationaal bevelhebber van het Nationaal Commando voor de bestrijding van afpersing en ontvoering (Comando Nacional Antiextorsión y Secuestro (Conas)) tussen 2014 en 2017. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden door Conas-leden onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld door Conas-leden onder zijn bevel.

27.9.2019

23.

Rafael Antonio Franco Quintero

Geboortedatum: 14 oktober 1973

Nummer identiteitskaart: V-11311672

Geslacht: mannelijk

Agent bij de Bolivariaanse nationale inlichtingendienst (Sebin). Hoofd onderzoeken bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) tussen, ten minste, 2017 en december 2018. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten door DGCIM-leden onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld en de democratische oppositie door DGCIM-leden onder zijn bevel. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

24.

Alexander Enrique Granko Arteaga

Geboortedatum: 25 maart 1981

Nummer identiteitskaart: V-14970215

Geslacht: mannelijk

Hoofd (directeur) van de afdeling Speciale Zaken (DAE) van het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)). Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld met letsels en de dood tot gevolg en de mishandeling van gedetineerden in DGCIM-faciliteiten door hemzelf en door functionarissen onder zijn bevel. Tevens verantwoordelijk voor de repressie van het maatschappelijk middenveld door DGCIM-leden onder zijn bevel, evenals rechtstreeks betrokken bij die repressie. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019

25.

Hannover Esteban Guerrero Mijares

Geboortedatum: 14 januari 1971

Geslacht: mannelijk

Hoofd onderzoeken bij het directoraat-generaal Militaire Contraspionage (Dirección General de Contrainteligencia Militar (DGCIM)) van, ten minste, april 2019 tot augustus 2019. Als hoofd onderzoeken hield hij toezicht op de DGCIM-faciliteit in Boleita. Verantwoordelijk voor ernstige mensenrechtenschendingen, waaronder foltering, buitensporig gebruik van geweld en de mishandeling van gedetineerden door hemzelf en door functionarissen onder zijn bevel, met name in Boleita. Medeverantwoordelijk voor de dood van kapitein Acosta.

27.9.2019”


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/77


GEDELEGEERD BESLUIT (EU) 2019/1597 VAN DE COMMISSIE

van 3 mei 2019

tot aanvulling van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot een gemeenschappelijke methode en minimale kwaliteitsvereisten voor de eenvormige meting van hoeveelheden levensmiddelenafval

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (1), en met name artikel 9, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2008/98/EG verplicht de lidstaten de preventie van levensmiddelenafval op te nemen in hun afvalpreventieprogramma's en de uitvoering van hun maatregelen ter preventie van levensmiddelenafval te monitoren en te evalueren door de hoeveelheden levensmiddelenafval te meten aan de hand van een gemeenschappelijke methode. De Commissie moet deze gemeenschappelijke methode vaststellen en minimale kwaliteitsvereisten vaststellen voor de eenvormige meting van de hoeveelheden levensmiddelenafval op basis van het resultaat van de werkzaamheden van het EU-platform inzake voedselverlies en voedselverspilling.

(2)

De definitie van “levensmiddel” in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (2) omvat voedsel als geheel, in de gehele voedselvoorzieningsketen, van productie tot consumptie. Levensmiddelen omvatten ook niet-eetbare delen die niet van de eetbare delen werden gescheiden toen het levensmiddel werd geproduceerd, zoals beenderen die zijn bevestigd aan vlees dat voor menselijke consumptie is bestemd. Daarom kan levensmiddelenafval naast delen van levensmiddelen die voor consumptie bestemd ook betrekking hebben op delen van levensmiddelen die niet voor consumptie bestemd zijn.

(3)

Verliezen in de stadia van de voedselvoorzieningsketen waar bepaalde producten nog geen levensmiddelen als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn, zoals eetbare planten die nog niet zijn geoogst, zijn geen levensmiddelenafval. Bijproducten van de productie van levensmiddelen die voldoen aan de criteria van artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EG zijn evenmin levensmiddelenafval, aangezien dergelijke bijproducten geen afval zijn.

(4)

Levensmiddelenafval moet over de hele voedselvoorzieningsketen worden voorkomen of verminderd. Aangezien de soorten levensmiddelenafval en de factoren die bijdragen tot de productie ervan per stadium van de voedselvoorzieningsketen sterk verschillend zijn, moet het levensmiddelenafval voor elk stadium afzonderlijk worden gemeten.

(5)

Voor de toewijzing van levensmiddelenafval aan de verschillende stadia van de voedselvoorzieningsketen moet gebruikgemaakt worden van de gemeenschappelijke statistische classificatie van economische activiteiten binnen de Unie zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3) (NACE Rev. 2). Aangezien een NACE Rev. 2-classificatie voor “huishoudens” ontbreekt, moet de desbetreffende toewijzing worden uitgevoerd door verwijzing naar bijlage I, sectie 8, punt 1.2 bij Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(6)

Hoewel Beschikking 2000/532/EG van de Commissie (5) tot vaststelling van een Europese lijst van afvalstoffen het niet altijd mogelijk maakt om levensmiddelenafval nauwkeurig te identificeren, kunnen de nationale autoriteiten die beschikking wel als richtsnoer gebruiken bij het meten van levensmiddelenafval.

(7)

Landbouwmateriaal als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder f), van Richtlijn 2008/98/EG en dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn en mogen daarom niet als levensmiddelenafval worden gemeten.

(8)

Om ervoor te zorgen dat de methode praktisch toepasbaar is en dat de uit de monitoring voortvloeiende last evenredig en redelijk is, moeten bepaalde afvalstromen, die naar verwachting geen of slechts verwaarloosbare hoeveelheden levensmiddelenafval omvatten, niet als levensmiddelenafval worden gemeten.

(9)

Om de nauwkeurigheid van de meting van voedselafval te verbeteren, moeten niet voor voeding bestemde materialen die met levensmiddelenafval worden vermengd (bv. bodem of verpakking), voor zover mogelijk worden uitgesloten van de massa van het levensmiddelenafval.

(10)

Er zijn verschillende soorten levensmiddelen die doorgaans als of met afvalwater worden weggegooid, zoals drink- en mineraalwater in flessen en dranken en andere vloeistoffen. Voor het meten van dergelijke afvalstoffen bestaat momenteel geen methode die een voldoende niveau van vertrouwen en vergelijkbaarheid van de gerapporteerde gegevens zou waarborgen. Daarom moeten dergelijke soorten levensmiddelen niet als levensmiddelenafval worden gemeten. Het moet voor de lidstaten echter mogelijk zijn om informatie over dit soort levensmiddelen op vrijwillige basis te rapporteren.

(11)

Hoewel stoffen die voor gebruik als voedermiddelen als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder e), van Richtlijn 2008/98/EG zijn bestemd, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van die richtlijn en daarom niet als levensmiddelenafval moeten worden gemeten, is informatie over levensmiddelen die oorspronkelijk voor menselijke consumptie bedoeld waren en vervolgens voor diervoeder werden bestemd (met inbegrip van voormalige voedingsmiddelen als gedefinieerd in de bijlage, deel A, punt 3, bij Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie (6)) belangrijk voor het verkrijgen van inzicht in de materiaalstromen in verband met levensmiddelen en mogelijk ook nuttig bij de planning van een gericht preventiebeleid voor voedselverspilling. Daarom moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om deze informatie op vrijwillige basis en op eenvormige wijze te melden.

(12)

Met het oog op een nauwkeurige indicatie van de hoeveelheden levensmiddelenafval die in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen worden geproduceerd, moeten de lidstaten de hoeveelheden levensmiddelenafval grondig meten. Deze grondige meting moet voor elk stadium van de voedselvoorzieningsketen regelmatig en ten minste om de vier jaar plaatsvinden.

(13)

Overeenkomstig artikel 37, lid 3, van Richtlijn 2008/98/EG moeten de lidstaten de hoeveelheden levensmiddelenafval jaarlijks rapporteren. Om evenredigheid te waarborgen en de administratieve lasten te verminderen, moeten de lidstaten voor de doeleinden van die jaarlijkse verslagen beschikken over een verschillende manieren om levensmiddelenafval te meten, met inbegrip van de bestaande analyses van levensmiddelenafvalproductie, nieuwe specifieke studies over levensmiddelenafval en gegevens die zijn verzameld voor afvalstoffenstatistieken of rapportageverplichtingen betreffende afval en andere sociaaleconomische gegevens, of een combinatie van die opties. Voor zover mogelijk moeten de erkende gegevensbronnen, zoals het Europees statistisch systeem, worden gebruikt.

(14)

Om te zorgen voor een eenvormige monitoring van de materiaalstromen in de voedselvoorzieningsketen in het kader van een gericht beleid voor de preventie van levensmiddelenafval moet ervoor worden gezorgd dat de lidstaten die besluiten levensmiddelenafval meer in detail te meten of de dekking van de meting tot daarmee samenhangende materiaalstromen uit te breiden, dat op eenvormige wijze kunnen doen.

(15)

Om de verificatie van de gerapporteerde gegevens en de verbetering van de meetmethoden mogelijk te maken en om de vergelijkbaarheid van deze methoden te waarborgen, moeten de lidstaten aanvullende informatie verstrekken in verband met de meetmethoden en de kwaliteit van de verzamelde gegevens,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied van de meting van levensmiddelenafval

1.   De hoeveelheden levensmiddelenafval worden voor de volgende stadia van de voedselvoorzieningsketen afzonderlijk gemeten:

a)

primaire productie;

b)

verwerking en fabricage;

c)

detailhandel en andere levensmiddelendistributie;

d)

restaurants en cateringdiensten;

e)

huishoudens.

2.   Levensmiddelenafval wordt overeenkomstig bijlage I toegewezen aan de in lid 1 vermelde stadia van de voedselvoorzieningsketen.

3.   De meting heeft betrekking op levensmiddelenafval dat is ingedeeld bij de in bijlage II vermelde afvalcodes of bij een andere afvalcode voor afval dat eveneens levensmiddelenafval omvat.

4.   De meting van levensmiddelenafval is niet van toepassing op:

a)

landbouwmateriaal als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder f), van Richtlijn 2008/98/EG;

b)

dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b), van Richtlijn 2008/98/EG;

c)

residuen van levensmiddelenafval die worden ingezameld als deel van verpakkingsafval ingedeeld bij afvalcode “15 01 — Verpakking (inclusief gescheiden ingezameld stedelijk verpakkingsafval)” in de bij Beschikking 2000/532/EG vastgestelde Europese lijst van afvalstoffen;

d)

residuen van levensmiddelenafval die worden ingezameld in afvalstoffen ingedeeld bij afvalcode: “20 03 03 — Veegvuil” in de bij Beschikking 2000/532/EG vastgestelde Europese lijst van afvalstoffen;

e)

niet voor voeding bestemde materialen die vermengd met levensmiddelenafval worden ingezameld, voor zover mogelijk.

5.   De meting van levensmiddelenafval heeft geen betrekking op de volgende elementen, onverminderd de vrijwillige meting als bedoeld in artikel 3:

a)

levensmiddelenafval dat als of met afvalwater wordt afgevoerd;

b)

stoffen die bestemd zijn voor gebruik als voedermiddelen, zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder e), van Richtlijn 2008/98/EG.

Artikel 2

Methode voor het meten van levensmiddelenafval

1.   Elk jaar meten de lidstaten de hoeveelheid levensmiddelenafval die in een volledig kalenderjaar is geproduceerd.

2.   Ten minste om de vier jaar meten de lidstaten de hoeveelheid levensmiddelenafval voor een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen volgens de in bijlage III beschreven methode.

3.   Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van de in bijlage III beschreven methode, meten de lidstaten de hoeveelheid levensmiddelenafval voor een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen volgens de in bijlage IV beschreven methode.

4.   Voor de eerste verslagperiode als bedoeld in artikel 37, lid 3, derde alinea, van Richtlijn 2008/98/EG, meten de lidstaten de hoeveelheden levensmiddelenafval voor alle stadia van de voedselvoorzieningsketen volgens de in bijlage III beschreven methode. Voor die periode kunnen de lidstaten de gegevens gebruiken die reeds zijn verzameld in het kader van bestaande regelingen voor het jaar 2017 of later.

5.   De hoeveelheden levensmiddelenafval worden in tonnen verse massa gemeten.

Artikel 3

Vrijwillige meting

De lidstaten mogen nadere gegevens over de hoeveelheden van levensmiddelenafval meten en aan de Commissie verstrekken, alsmede gegevens betreffende de preventie van levensmiddelenafval. Deze gegevens mogen bestaan uit:

a)

de hoeveelheden levensmiddelenafval die worden geacht te bestaan uit delen van levensmiddelen die voor menselijke consumptie bestemd zijn;

b)

de hoeveelheden levensmiddelenafval die als of met afvalwater worden afgevoerd;

c)

de hoeveelheden levensmiddelen die voor menselijke consumptie zijn herverdeeld, zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onder h), van Richtlijn 2008/98/EG;

d)

de hoeveelheden levensmiddelen die niet langer voor menselijke consumptie zijn bestemd en die in de handel worden gebracht om als diervoeder te worden gebruikt door een exploitant van een diervoederbedrijf als gedefinieerd in artikel 3, lid 6, van Verordening (EG) nr. 178/2002;

e)

voormalige voedingsmiddelen als gedefinieerd in de bijlage, deel A, punt 3, bij Verordening (EU) nr. 68/2013.

Artikel 4

Minimale kwaliteitsvereisten

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de metingen van levensmiddelenafval te waarborgen. Met name zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

de metingen die volgens de in bijlage III beschreven methode worden uitgevoerd, zijn gebaseerd op een representatieve steekproef van de populatie waarop de resultaten worden toegepast, en representatief zijn voor de variaties in de gegevens over de hoeveelheden levensmiddelenafval die moeten worden gemeten;

b)

de metingen die volgens de in bijlage IV beschreven methode worden uitgevoerd, zijn gebaseerd op de beste beschikbare informatie.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over de methoden die voor de meting van levensmiddelenafval in elk stadium van de voedselvoorzieningsketen zijn gebruikt en over belangrijke verschillen tussen de gebruikte methoden en de methoden die voor een daaraan voorafgaande meting zijn gebruikt.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3.

(2)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 2150/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2002 betreffende afvalstoffenstatistieken (PB L 332 van 9.12.2002, blz. 1).

(5)  Beschikking 2000/532/EG van de Commissie van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PB L 226 van 6.9.2000, blz. 3).

(6)  Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen (PB L 29 van 30.1.2013, blz. 1).


BIJLAGE I

Toewijzing van levensmiddelenafval aan verschillende stadia van de voedselvoorzieningsketen

 

 

Activiteit die afvalstoffen genereert

Stadia van de voedselvoorzieningsketen

Relevant volgnummer in afvalstatistieken (1) die een bepaald stadium in de voedselvoorzieningsketen omvatten

Relevante NACE Rev. 2-code

Beschrijving

Primaire productie

Deel van volgnummer 1

Sectie A

Landbouw, bosbouw en visserij

 

Afdeling 01

Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten

 

Afdeling 03

Visserij en aquacultuur

Verwerking en vervaardiging

Deel van volgnummer 3

Sectie C

Industrie

 

Afdeling 10

Vervaardiging van voedingsmiddelen

 

Afdeling 11

Vervaardiging van dranken

Detailhandel en overige distributie van levensmiddelen

Deel van volgnummer 17

Sectie G

Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen;

 

Afdeling 46

Groothandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen

 

Afdeling 47

Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen

Restaurants en cateringdiensten

Deel van volgnummer 17

Afdeling I

Verschaffen van accommodatie en maaltijden

 

Afdeling 55

Accommodatie

 

Afdeling 56

Eet- en drinkgelegenheden

Secties N, O, P, Q, R, S

 

 

Afdelingen met betrekking tot activiteiten waarbij wordt voorzien in cateringdiensten (zoals voor personeel, in de gezondheidszorg, in het onderwijs, tijdens reizen).

 

Huishoudens

Volgnummer 19

“Huishoudens” als bedoeld in bijlage I, sectie 8, punt 1.2, van Verordening (EG) nr. 2150/2002 betreffende afvalstoffenstatistieken

Huishoudelijk afval


(1)  Bijlage I, sectie 8, punt 1, bij Verordening (EG) nr. 2150/2002.


BIJLAGE II

Afvalcodes die zijn opgenomen in de Europese lijst van afvalstoffen voor soorten afval die doorgaans levensmiddelenafval omvatten

 

Primaire productie

02 01 02

afval van dierlijke weefsels

02 01 03

afval van plantaardige weefsels

 

Verwerking en vervaardiging

02 02

afval van de bereiding en verwerking van vlees, vis en ander voedsel van dierlijke oorsprong

02 03

afval van de bereiding en verwerking van fruit, groente, granen, spijsolie, cacao, koffie, thee en tabak; de productie van conserven; de productie van gist en gistextract en de bereiding en fermentatie van melasse

02 04

afval van de suikerverwerking

02 05

afval van de zuivelindustrie

02 06

afval van bakkerijen en van de banketbakkersindustrie

02 07

afval van de productie van alcoholische en niet-alcoholische dranken (exclusief koffie, thee en cacao)

 

Detailhandel en overige distributie van levensmiddelen

20 01 08

biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval

20 01 25

spijsolie en -vetten

20 03 01

gemengd stedelijk afval

20 03 02

marktafval

16 03 06

niet onder 16 03 05 vallend organisch afval

 

Restaurants en cateringdiensten

20 01 08

biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval

20 01 25

spijsolie en -vetten

20 03 01

gemengd stedelijk afval

 

Huishoudens

20 01 08

biologisch afbreekbaar keuken- en kantineafval

20 01 25

spijsolie en -vetten

20 03 01

gemengd stedelijk afval


BIJLAGE III

Methode voor de grondige meting van levensmiddelenafval

De hoeveelheid levensmiddelenafval in een stadium van de voedselvoorzieningsketen wordt vastgesteld door de hoeveelheid levensmiddelenafval te meten die wordt geproduceerd door een steekproef van exploitanten van levensmiddelenbedrijven of huishoudens volgens een van de volgende methoden, dan wel door een combinatie van deze methoden of een andere methode die qua relevantie, representativiteit en betrouwbaarheid gelijkwaardig is.

Stadium van de voedselvoorzieningsketen

Meetmethoden

Primaire productie

Directe meting

Massabalans

 

Vragenlijsten en interviews

Coëfficiënten en productiestatistieken

Analyse van de afvalsamenstelling

Verwerking en vervaardiging

Detailhandel en overige distributie van levensmiddelen

Analyse van de afvalsamenstelling

Tellen/scannen

 

Restaurants en cateringdiensten

 

Dagboeken

Huishoudens

 

Beschrijving van de methoden

Methoden op basis van directe toegang tot levensmiddelenafval/directe meting

De volgende methoden moeten door een entiteit met directe (fysieke) toegang tot levensmiddelenafval worden gebruikt om het levensmiddelenafval te meten of te ramen:

Directe meting (weging of volumetrische bepaling)

Gebruik van meetapparatuur om de masse van monsters van levensmiddelenafval of fracties van totaal afval te bepalen, rechtstreeks of op basis van het volume. Deze methode omvat ook het meten van gescheiden ingezameld levensmiddelenafval.

Scannen/tellen

Beoordeling van het aantal elementen die tot levensmiddelenafval behoren en gebruik van het resultaat voor de bepaling van de massa.

Analyse van de afvalsamenstelling

Fysieke scheiding van levensmiddelenafval van andere fracties om de massa van de gesorteerde fracties te bepalen.

Dagboeken

Een natuurlijke persoon of een groep personen houdt regelmatig een register of logboek van informatie over levensmiddelenafval bij.

Overige methoden

De volgende methoden moeten worden gebruikt wanneer er geen directe (fysieke) toegang tot levensmiddelenafval is of wanneer directe meting niet mogelijk is:

Massabalans

Berekening van de hoeveelheid levensmiddelenafval op basis van de massa van de inputs en outputs van levensmiddelen die het gemeten systeem in- en uitgaan, en van de verwerking en consumptie van levensmiddelen binnen het systeem.

Coëfficiënten

Gebruik van eerder vastgestelde coëfficiënten voor levensmiddelenafval of percentages die representatief zijn voor een deelsector van de levensmiddelenindustrie of voor een individuele exploitant van een bedrijf. Deze coëfficiënten of percentages worden vastgesteld aan de hand van steekproeven, door exploitanten van levensmiddelenbedrijven verstrekte gegevens of door andere methoden.


BIJLAGE IV

Methode voor de meting van levensmiddelenafval indien geen gebruik wordt gemaakt van een grondige meting volgens de in bijlage III beschreven methode

Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van een grondige meting als bedoeld in artikel 2, worden de hoeveelheden levensmiddelenafval die in een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen worden geproduceerd, gemeten aan de hand van een van de volgende methoden of een combinatie van deze methoden:

a)

berekening van de hoeveelheid levensmiddelenafval op basis van de meest recente beschikbare gegevens over het aandeel van levensmiddelenafval in een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen (vastgesteld overeenkomstig bijlage III) en de totale afvalproductie in dat stadium. De totale afvalproductie in een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen wordt vastgesteld op basis van de gegevens die overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2150/2002 zijn gerapporteerd voor elk van de stadia van de voedselvoorzieningsketen als bedoeld in bijlage I. In gevallen waarin dergelijke gegevens voor een bepaald jaar niet beschikbaar zijn, worden de gegevens voor het voorgaande jaar gebruikt;

b)

berekening van de hoeveelheid levensmiddelenafval op basis van sociaaleconomische gegevens die relevant zijn voor de verschillende stadia van de voedselvoorzieningsketen. De berekening van levensmiddelenafval wordt gebaseerd op de recentste gegevens over de hoeveelheden levensmiddelenafval die in een stadium van de voedselvoorzieningsketen zijn geproduceerd en de toename of afname, in de periode vanaf het jaar van de laatste meting van die gegevens tot de lopende verslagperiode, van het niveau van een of meer van de volgende sociaaleconomische indicatoren:

Stadium van de voedselvoorzieningsketen

Indicator

Primaire productie

Voedselproductie in de landbouw, de visserij en de jacht

Verwerking en vervaardiging

Productie van verwerkte levensmiddelen — op basis van gegevens van Prodcom (1).

Detailhandel en overige distributie van levensmiddelen

Verkoop van voedingsmiddelen

Bevolking

Restaurants en cateringdiensten

Omzet

Werkgelegenheid (in voltijdequivalenten)

Huishoudens

Bevolking

Beschikbaar inkomen van de huishoudens (2)

De lidstaten kunnen gebruikmaken van andere indicatoren als die beter gecorreleerd zijn met de productie van levensmiddelenafval in een bepaald stadium van de voedselvoorzieningsketen.


(1)  Verordening (EG) nr. 912/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EEG) nr. 3924/91 van de Raad betreffende de totstandbrenging van een communautaire enquête naar de industriële productie (PB L 163 van 30.4.2004, blz. 71).

(2)  Zoals gemeld door Eurostat.


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/86


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1598 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6818)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (1), en met name artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie (2) zijn noodmaatregelen vastgesteld om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) (hierna “het nader omschreven organisme” genoemd), dat in bijlage I, deel A, rubriek I, onder a), punt 22, bij Richtlijn 2000/29/EG is opgenomen als een schadelijk organisme dat voor zover bekend in de Unie niet voorkomt, te voorkomen.

(2)

Sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 is het nader omschreven organisme binnengebracht in Azië, waar het zich blijft verspreiden. Gezien de snelle verspreiding moet het in Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 gespecificeerde geografische toepassingsgebied worden uitgebreid tot alle derde landen, aangezien er geen zekerheid bestaat omtrent de wereldwijde verspreiding van dat organisme.

(3)

Gezien de snelheid waarmee het nader omschreven organisme zich verspreidt, moet de datum van het verstrijken van de noodmaatregelen worden verlengd tot en met 30 juni 2021, om herziening van dat besluit voor die datum mogelijk te maken.

(4)

Dit besluit moet van toepassing zijn vanaf 1 oktober 2019 om de desbetreffende bevoegde officiële instanties, professionele exploitanten en derde landen de gelegenheid te bieden zich aan die eisen aan te passen.

(5)

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, onder b), wordt vervangen door:

“b)   “nader omschreven planten”: vruchten van Capsicum L., Momordica L., Solanum aethiopicum L., Solanum macrocarpon L. en Solanum melongena L., en planten, met uitzondering van levende pollen, plantenweefselcultures, zaden en granen, van Zea mays L. van oorsprong uit derde landen met uitzondering van Zwitserland;”.

2)

De tekst van artikel 8 wordt vervangen door:

“Dit besluit is van toepassing tot en met 30 juni 2021.”.

Artikel 2

Dit besluit is van toepassing met ingang van 1 oktober 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/638 van de Commissie van 23 april 2018 tot vaststelling van noodmaatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Unie van het schadelijke organisme Spodoptera frugiperda (Smith) te voorkomen (PB L 105 van 25.4.2018, blz. 31).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/88


BESLUIT Nr. 1/2019 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE

van 8 juli 2019

met betrekking tot de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds [2019/1599]

DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, en met name artikel 463,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) (“de overeenkomst”) werd op 21 maart en 27 juni 2014 ondertekend en is op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In de preambule van de overeenkomst erkennen de partijen hun wens te streven naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderingsproces van Oekraïne om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie, alsook naar de verwezenlijking van economische integratie door een uitgebreide aanpassing van de regelgeving. De preambule verwijst ook naar de verbintenis van de partijen om zich in te zetten voor de continuïteit van de energievoorziening, onder meer door betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan kernaspecten van het EU-acquis.

(3)

Voorts erkent het bilaterale memorandum van overeenstemming inzake een strategisch energiepartnerschap tussen de Europese Unie en Oekraïne van 24 november 2016 dat het doel van intensievere samenwerking op energiegebied en van de hervorming van de energiesector de volledige integratie is van de energiemarkten van de Unie en Oekraïne.

(4)

In artikel 1 van de overeenkomst wordt verwezen naar de doelstelling om de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de Uniewetgeving.

(5)

Volgens artikel 273 van de overeenkomst passen de partijen hun wetgeving als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst aan, om te waarborgen dat alle voorwaarden voor het vervoer van elektriciteit en gas objectief, redelijk, transparant en niet discriminerend zijn.

(6)

Voorts voorziet artikel 337 van de overeenkomst, met het oog op het toewerken naar marktintegratie, erin dat de partijen hun huidige samenwerking inzake energie voortzetten en intensiveren, onder meer door geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector.

(7)

In artikel 341 van de overeenkomst is bepaald dat de geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector geschiedt overeenkomstig een tijdschema als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst.

(8)

In artikel 474 van de overeenkomst wordt de algemene verbintenis van Oekraïne herhaald om zijn wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het Unierecht, ook in de energiesector.

(9)

Het EU-acquis in de energiesector is sinds de afsluiting van de onderhandelingen over de overeenkomst op aanzienlijke wijze geëvolueerd; hetzelfde geldt voor de verplichtingen die voor Oekraïne voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en zijn lidmaatschap van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. Deze veranderingen moeten tot uiting komen in bijlage XXVII bij de overeenkomst die bijgevolg dient te worden bijgewerkt.

(10)

In artikel 475 van de overeenkomst wordt in algemene termen het toezicht gedefinieerd op vorderingen met betrekking tot de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht, met inbegrip van de aspecten van uitvoering en handhaving. Het artikel voorziet erin dat bij de verslaglegging en toetsing rekening wordt gehouden met de bepalingen ter zake van de overeenkomst en met besluiten van institutionele organen die op grond van de overeenkomst worden opgericht.

(11)

Teneinde een doeltreffender tenuitvoerlegging van de hervormingen door Oekraïne te garanderen, is het noodzakelijk het toezichtsmechanisme voor de hervormingen in de energiesector te versterken zodat de bereikte hervormingen een onomkeerbaar karakter hebben en daardoor op een blijvende manier bijdragen tot de modernisering van de energiesector.

(12)

Op grond van artikel 463, leden 1 en 3, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Met name kan de Associatieraad de bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen, rekening houdend met de ontwikkeling van het Unierecht en toepasselijke normen die worden vastgesteld in internationale instrumenten die de partijen relevant achten.

(13)

De Associatieraad dient bijgevolg bijlage XXVII bij de overeenkomst te wijzigen teneinde te voorzien in gedetailleerder voorschriften voor het toezicht op de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht in de energiesector. Daartoe dienen passende bepalingen tot versterking van het toezichtsproces te worden ingevoegd in bijlage XXVII bij de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXVII bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het publicatieblad van Oekraïne.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2019.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

V. GROYSMAN


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.


BIJLAGE

“BIJLAGE XXVII BIJ HOOFDSTUK 1

SAMENWERKING INZAKE ENERGIE, MET INBEGRIP VAN KERNENERGIE

BIJLAGE XXVII-A

TOEZICHT OP DE AANPASSING VAN WETGEVING IN DE ENERGIESECTOR

Met het oog op een versterking van het toezicht op de aanpassing van het nationale recht van Oekraïne aan het EU-acquis in de energiesector en met het oog op een duurzame modernisering van de energiesector in Oekraïne passen de partijen de volgende aanvullende maatregelen toe, overeenkomstig artikel 475, lid 2, van de overeenkomst. Deze maatregelen laten de rechten en plichten van beide partijen die voortvloeien uit hun lidmaatschap van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, onverlet.

Doeltreffende tenuitvoerlegging van het EU-acquis

1.

De Europese Commissie stelt Oekraïne onverwijld in kennis van enig voorstel van de Europese Commissie dat strekt tot vaststelling of wijziging van enige handeling van de EU die het EU-acquis dat in deze bijlage is opgenomen, wijzigt.

2.

Oekraïne garandeert de doeltreffende tenuitvoerlegging van de aangepaste nationale handelingen en onderneemt alle noodzakelijke actie om de ontwikkelingen van het Unierecht om te zetten in zijn nationale recht in de energiesector, zoals opgesomd in bijlage XXVII-B. Met name wordt elke handeling die overeenkomt met:

a)

een EU-verordening of -besluit, als zodanig in de interne rechtsorde van Oekraïne opgenomen;

b)

een EU-richtlijn, omgezet, waarbij de Oekraïense autoriteiten de vorm en methode van uitvoering kunnen kiezen;

c)

een verordening van de Europese Commissie inzake een netcode voor de elektriciteits- of de gassector zonder wijzigingen aan de structuur en de tekst van de verordening, met uitzondering van de vertaling, opgenomen in de interne rechtsorde van Oekraïne, tenzij dergelijke wijzigingen door de Europese Commissie als noodzakelijk worden aangewezen.

3.

Oekraïne onthoudt zich van iedere handeling die de doelstelling of het resultaat van de aanpassing van zijn nationale recht aan het EU-acquis in de energiesector, als opgesomd in bijlage XXVII-B, zou ondermijnen.

4.

Oekraïne trekt de bepalingen van zijn nationale recht in of stelt een einde aan interne praktijken die niet in overeenstemming zijn met het Unierecht of met zijn nationale recht dat is aangepast aan het Unierecht in de energiesector, als opgesomd in bijlage XXVII-B.

Overleg

5.

Oekraïne pleegt overleg met de Europese Commissie met betrekking tot de overeenstemming met het EU-acquis van enig wetsvoorstel op de gebieden die moeten worden aangepast aan de EU-rechtshandelingen, als opgesomd in bijlage XXVII-B, voor dit in werking treedt. De verplichting tot overleg omvat ook de voorstellen voor een wijziging van een reeds aangepaste nationale wetgevingshandeling, ongeacht de juridische vorm van het voorstel.

6.

De regering van Oekraïne kan overleg plegen met de Europese Commissie met betrekking tot de overeenstemming met het EU-acquis van enig voorstel voor een handeling tot uitvoering van de wetgeving in de energiesector, die werd aangepast of moet worden aangepast aan het EU-acquis, als opgesomd in bijlage XXVII-B. Indien de regering van Oekraïne besluit tot overleg met de Europese Commissie betreffende een dergelijke handeling, is punt 7 van toepassing.

7.

Oekraïne onthoudt zich van tenuitvoerlegging van lke handeling die is ingediend voor overleg als bedoeld in de punten 5 en 6, tot de Europese Commissie de overeenstemming van de voorgestelde handeling met het relevante EU-acquis heeft geëvalueerd, en wanneer de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat de voorgestelde handeling niet in overeenstemming is met dit EU-acquis.

8.

De beoordeling van de overeenstemming door de Europese Commissie kan aanbevelingen omvatten in verband met de voorgestelde handeling, of onderdelen daarvan, die de Europese Commissie onverenigbaar acht met het EU-acquis. Met het oog op de beoordeling kan de Europese Commissie het secretariaat van de Energiegemeenschap raadplegen of deskundigenbezoeken organiseren, indien zij dit wenselijk acht. De beoordeling van de overeenstemming wordt binnen drie maanden na ontvangst van de Engelse versie van de voorgestelde handeling afgesloten, of een langere periode die kan worden overeengekomen tussen de Europese Commissie en Oekraïne. Indien de Europese Commissie niet binnen de aangegeven periode antwoordt, kan Oekraïne de voorgestelde handeling ten uitvoer leggen. De afwezigheid van een antwoord binnen de aangegeven periode betekent niet dat Europese Commissie van oordeel is dat de voorgestelde handeling in overeenstemming is met het EU-acquis.

9.

Oekraïne stelt de Europese Commissie in kennis van de definitieve versie van elke handeling op gebieden die moeten worden aangepast aan het EU-acquis, als opgesomd in bijlage XXVII-B, of die een wijziging omvatten van aangepaste nationale wetgeving op die gebieden.

10.

De regering van Oekraïne kan elke andere handeling of elk ander voorstel op energiegebied dat door deze overeenkomst wordt bestreken, onder de aandacht van de Europese Commissie brengen en haar verzoeken om een niet-bindend advies over de verenigbaarheid van de handeling met het EU-acquis als opgesomd in bijlage XXVII-B.

11.

De partijen wisselen informatie uit als bedoeld in deze bijlage via de secretarissen van het Associatiecomité.

Verslaglegging bij de Associatieraad

12.

De Europese Commissie stelt de Associatieraad voor zijn jaarlijkse vergadering in kennis van alle adviezen waarom door Oekraïne werd verzocht en die aan Oekraïne werden verstrekt uit hoofde van deze bijlage in verband met de overeenstemming van de nationale handelingen van Oekraïne met het EU-acquis.

13.

Oekraïne brengt drie maanden voor zijn jaarlijkse vergadering schriftelijk verslag uit bij de Associatieraad over de vooruitgang die is geboekt met de tenuitvoerlegging van de hervorming van de energiesector, gebaseerd op het EU-acquis als opgesomd in bijlage XXVII-B. Dat verslag bespreekt in detail de manier waarop Oekraïne in zijn vastgestelde handelingen rekening heeft gehouden met de adviezen en aanbevelingen van de Europese Commissie en verstrekt tevens informatie over de effectieve toepassing van de vastgestelde handelingen.

14.

De resultaten van de toezichtsactiviteiten worden ter discussie medegedeeld aan alle relevante organen die in het kader van deze overeenkomst zijn opgericht, tevens met het oog op de aanbevelingen als bedoeld in artikel 475, lid 4, van de overeenkomst.

BIJLAGE XXVII-B

VERPLICHTINGEN VAN OEKRAÏNE INZAKE DE AANPASSING VAN WETGEVING IN DE ENERGIESECTOR

Oekraïne verbindt zich ertoe zijn wetgeving geleidelijk aan te passen aan de volgende EU-wetgeving binnen het aangegeven tijdschema:

1.

EU-acquis waartoe Oekraïne zich heeft verbonden het om te zetten in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. Daarin overeengekomen uiterste data zijn op deze bijlage van toepassing.

Elektriciteit

Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG

Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003

Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie

Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen

Verordening (EU) nr. 838/2010 van de Commissie van 23 september 2010 betreffende de vaststelling van richtsnoeren met betrekking tot het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissienetbeheerders en een gemeenschappelijke regelgevingsaanpak voor de transmissietarifering

Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad

Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers

Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net

Verordening (EU) 2016/1447 van de Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting op het net van hoogspanningsgelijkstroomsystemen en op gelijkstroom aangesloten power park modules

Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG

Gas

Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005

Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening

Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie van 30 april 2015 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling

Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013

Verordening (EU) 2017/460 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas

Hernieuwbare energiebronnen

Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG

Olie

Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

Energie-infrastructuur

Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009

Energie-efficiëntie

Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG

Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen

Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU

Uitvoeringsverordeningen:

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 518/2014 van de Commissie van 5 maart 2014 tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1059/2010, (EU) nr. 1060/2010, (EU) nr. 1061/2010, (EU) nr. 1062/2010, (EU) nr. 626/2011, (EU) nr. 392/2012, (EU) nr. 874/2012, (EU) nr. 665/2013, (EU) nr. 811/2013 en (EU) nr. 812/2013 van de Commissie wat de etikettering van energiegerelateerde producten op internet betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/254 van de Commissie van 30 november 2016 tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1059/2010, (EU) nr. 1060/2010, (EU) nr. 1061/2010, (EU) nr. 1062/2010, (EU) nr. 626/2011, (EU) nr. 392/2012, (EU) nr. 874/2012, (EU) nr. 665/2013, (EU) nr. 811/2013, (EU) nr. 812/2013, (EU) nr. 65/2014, (EU) nr. 1254/2014, (EU) 2015/1094, (EU) 2015/1186 en (EU) 2015/1187 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke koelapparaten

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 65/2014 van de Commissie van 1 oktober 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke ovens en afzuigkappen

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 626/2011 van de Commissie van 4 mei 2011 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van airconditioners

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie van 12 juli 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1059/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke afwasmachines

Richtlijn 96/60/EG van de Commissie van 19 september 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke was-droogcombinaties betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 392/2012 van de Commissie van 1 maart 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke droogtrommels

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van televisies

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1254/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1094 van de Commissie van 5 mei 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van professionele koelbewaarkasten betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1186 van de Commissie van 24 april 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1187 van de Commissie van 27 april 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen en pakketten bestaande uit een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, aanvullende verwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties

2.

EU-acquis om te zetten door Oekraïne, buiten de verplichtingen van Oekraïne in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.

Gas

Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden uiterlijk op 31 december 2019 ten uitvoer gelegd.

Prospectie en exploratie van koolwaterstoffen

Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd, rekening houdend met de artikelen 279 en 280 van de handelsgerelateerde energiebepalingen van hoofdstuk 11 (Handelsgerelateerde energie) van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden).

Energie-efficiëntie en de energieprestatie van gebouwen

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 244/2012 van de Commissie van 16 januari 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen middels het vaststellen van een vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden uiterlijk op 30 juni 2019 ten uitvoer gelegd.

Energie-efficiëntie — ecologisch ontwerp

Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten

Tijdschema: De bepalingen van Richtlijn 2009/125/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Uitvoeringsverordeningen:

Verordening (EU) 2016/2282 van de Commissie van 30 november 2016 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1275/2008, (EG) nr. 107/2009, (EG) nr. 278/2009, (EG) nr. 640/2009, (EG) nr. 641/2009, (EG) nr. 642/2009, (EG) nr. 643/2009, (EU) nr. 1015/2010, (EU) nr. 1016/2010, (EU) nr. 327/2011, (EU) nr. 206/2012, (EU) nr. 547/2012, (EU) nr. 932/2012, (EU) nr. 617/2013, (EU) nr. 666/2013, (EU) nr. 813/2013, (EU) nr. 814/2013, (EU) nr. 66/2014, (EU) nr. 548/2014, (EU) nr. 1253/2014, (EU) 2015/1095, (EU) 2015/1185, (EU) 2015/1188, (EU) 2015/1189 en (EU) 2016/2281 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie van 30 november 2016 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, wat betreft eisen inzake ecologisch ontwerp voor luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers en ventilatorluchtkoelers

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie van 5 mei 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor professionele koelbewaarkasten, snelkoelers/-vriezers, condensoreenheden en proces-chillers betreft

Verordening (EU) nr. 1253/2014 van de Commissie van 7 juli 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor ventilatie-eenheden

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 548/2014 van de Commissie van 21 mei 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot kleine, middelgrote en grote vermogenstransformatoren

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 66/2014 van de Commissie van 14 januari 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke ovens, kookplaten en afzuigkappen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 666/2013 van de Commissie van 8 juli 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor stofzuigers betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie van 26 juni 2013 houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de eisen inzake ecologisch ontwerp voor computers en computerservers

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 932/2012 van de Commissie van 3 oktober 2012 houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke droogtrommels

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 622/2012 van de Commissie van 11 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 wat betreft het ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 641/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 547/2012 van de Commissie van 25 juni 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterpompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 206/2012 van de Commissie van 6 maart 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor airconditioners en ventilatoren betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 327/2011 van de Commissie van 30 maart 2011 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 1016/2010 van de Commissie van 10 november 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke afwasmachines

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 1015/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1428 van de Commissie van 25 augustus 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik en Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 859/2009 van de Commissie van 18 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009 betreffende de eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 347/2010 van de Commissie van 21 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 4/2014 van de Commissie van 6 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 640/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren, met rectificatie in PB L 46 van 19.2.2011

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie van 6 april 2009 houdende tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektrisch opgenomen vermogen van externe stroomvoorzieningen in niet-belaste toestand en de gemiddelde actieve efficiëntie van externe stroomvoorzieningen, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 107/2009 van de Commissie van 4 februari 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor eenvoudige set-top boxes, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by-stand en de uit-stand, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 92/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik, als gewijzigd

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Kernenergie

Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.


27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/99


BESLUIT Nr. 2/2019 VAN HET GEMENGD COMITÉ OP GROND VAN DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN JAPAN BETREFFENDE EEN ECONOMISCH PARTNERSCHAP

van 26 augustus 2019

betreffende de vaststelling van de lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden [2019/1600]

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (de EPO EU-Japan), die op 17 juli 2018 in Tokio is ondertekend, en met name artikel 21.9, lid 1, en artikel 22.2,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van personen die bereid en in staat zijn om als arbiter op te treden, wordt in de bijlage vastgesteld.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Cecilia MALMSTRÖM

Europees commissaris voor Handel

Taro KONO

Minister van Buitenlandse Zaken van Japan


BIJLAGE

LIJST VAN ARBITERS BEDOELD IN ARTIKEL 21.9, LID 1, VAN DE EPO EU-JAPAN

Sublijst voor de Europese Unie

1.

Laurence BOISSON DE CHAZOURNES

2.

Pieter Jan KUIJPER

3.

Hélène RUIZ FABRI

4.

Giorgio SACERDOTI

Sublijst voor Japan

1.

Ichiro ARAKI

2.

Kozo KAWAI

3.

Shotaro OSHIMA

4.

Hironobu SAKAI

5.

Akio SHIMIZU

Sublijst van personen die geen onderdaan van een van de partijen zijn en die als voorzitter van het panel zullen fungeren

1.

William DAVEY (Verenigde Staten)

2.

Armand DE MESTRAL (Canada)

3.

Christian HÄBERLI (Zwitserland)

4.

Jennifer A. HILLMAN (Verenigde Staten)

5.

Merit JANOW (Verenigde Staten)

6.

David UNTERHALTER (Zuid-Afrika)