ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN |
|
|
* |
||
|
|
BESLUITEN |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
||
|
* |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/1 |
Kennisgeving betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende overlevering tussen de Europese Unie, IJsland en Noorwegen
De Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen (1), ondertekend te Wenen op 28 juni 2006, treedt overeenkomstig artikel 38, lid 4, op 1 november 2019 in werking.
BESLUITEN
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/2 |
BESLUIT (EU, Euratom) 2019/1388 VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN
van 4 september 2019
tot benoeming van een rechter bij het Gerecht
DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE REGERINGEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 19,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 254 en 255,
Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In artikel 48 van Protocol nr. 3 betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad (1), is bepaald dat het Gerecht per 1 september 2019 uit twee rechters per lidstaat bestaat. |
(2) |
In artikel 2, punt c), van die verordening is bepaald dat de ambtstermijn van vier van de negen extra rechters die per 1 september 2019 moeten worden benoemd, op 31 augustus 2022 afloopt. |
(3) |
De heer Gerhard HESSE is voorgedragen voor het ambt van extra rechter bij het Gerecht. |
(4) |
Het comité dat is ingesteld bij artikel 255 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft advies uitgebracht over de geschiktheid van de heer Gerhard HESSE voor de uitoefening van het ambt van rechter bij het Gerecht. |
(5) |
De heer Gerhard HESSE moet worden benoemd tot extra rechter bij het Gerecht, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De heer Gerhard HESSE wordt benoemd tot rechter bij het Gerecht voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 augustus 2022.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 4 september 2019.
De voorzitter
M. RISLAKKI
(1) Verordening (EU, Euratom) 2015/2422 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 tot wijziging van Protocol nr. 3 betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (PB L 341 van 24.12.2015, blz. 14).
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/3 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1389 VAN DE COMMISSIE
van 4 september 2019
tot goedkeuring van afwijkingen van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie wat betreft de uitvoering van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling voor aanvraagjaar 2019 in België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6438)
(Slechts de teksten in de Franse, de Litouwse, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese en de Spaanse taal zijn authentiek)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (1), en met name artikel 69, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Hoofdstuk 3 van titel III van Verordening (EU) nr. 1307/2013 voorziet in een betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken (“vergroeningsbetaling”). Deze praktijken omvatten gewasdiversificatie en ecologische aandachtsgebieden. Nadere regels inzake die praktijken zijn vastgelegd in hoofdstuk 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (2). |
(2) |
Krachtens artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 moet in het kader van de gewasdiversificatie braakliggend land als een ander gewas dan grassen of andere kruidachtige voedergewassen worden beschouwd. Dit impliceert dat land waarop is gegraasd of geoogst voor productiedoeleinden, niet als braakliggend land kan worden beschouwd. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 kan braakliggend land voor de toepassing van artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd op voorwaarde dat er geen landbouwproductie op plaatsvindt. |
(4) |
Overeenkomstig artikel 45, lid 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen arealen met vanggewassen of groenbedekking voor de toepassing van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 als ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd, mits deze zijn aangelegd door een mengsel van gewassoorten te zaaien en aan de in artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgelegde voorwaarden wordt voldaan. De lidstaten moeten de lijst van de te gebruiken mengsels van gewassoorten opstellen en op nationaal, regionaal of subregionaal niveau of op bedrijfsniveau de periode vaststellen waarin de als ecologisch aandachtsgebied aangegeven arealen met vanggewassen of groenbedekking aanwezig moeten zijn. Die periode mag niet korter dan acht weken zijn. Bovendien vallen onder de arealen met vanggewassen of groenbedekking niet de arealen met wintergewassen die normaliter in het najaar worden ingezaaid om te worden geoogst of begraasd. |
(5) |
België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal hebben besloten dat arealen met braakliggend land die voldoen aan de in artikel 45, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 vastgestelde criteria en arealen met vanggewassen of groenbedekking die voldoen aan artikel 45, lid 9, van die verordening, als ecologisch aandachtsgebied kunnen worden beschouwd overeenkomstig artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder a) en i), van Verordening (EU) nr. 1307/2013. |
(6) |
België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal hebben de Commissie meegedeeld dat de extreme droogte van de voorbije lente en zomer cumulatieve effecten heeft gehad ten nadele van de landbouwactiviteit en de opbrengsten van de voor diervoeder gebruikte vegetatie, met name grasland en weiland, onder druk heeft gezet. |
(7) |
Door de extreme droogte ontstond in de veehouderijsectoren een tekort aan voedervoorraden en konden zij geen voorraden aanleggen. Deze omstandigheden hebben aanleiding gegeven tot bezorgdheid, in het bijzonder vanwege de stijgende kosten als gevolg van het productietekort, waardoor de levensvatbaarheid van de betrokken bedrijven in het gedrang zou kunnen komen. |
(8) |
Om landbouwers in de getroffen gebieden toe te staan om voor het voederen van dieren zoveel mogelijk gebruik te maken van hun beschikbare arealen, hebben België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal verzocht om toestemming om af te wijken van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling met betrekking tot arealen met braakliggend land die zijn aangegeven ter naleving van de vereisten inzake gewasdiversificatie en ecologisch aandachtsgebied overeenkomstig artikel 44, lid 4, respectievelijk artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013. |
(9) |
Om dezelfde redenen hebben België, Frankrijk, Litouwen en Polen verzocht om toestemming om af te wijken van bepaalde voorwaarden die verbonden zijn aan de vergroeningsbetaling met betrekking tot arealen met vanggewassen of groenbedekking die zijn aangegeven ter naleving van de vereisten inzake ecologisch aandachtsgebied overeenkomstig artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder i), van Verordening (EU) nr. 1307/2013. |
(10) |
Bovendien konden sommige landbouwers in Frankrijk, Litouwen en Polen niet op het juiste moment vanggewassen of groenbedekking inzaaien omdat de extreme weersomstandigheden ertoe hadden geleid dat de toestand van de bodem ongeschikt was voor voorbewerking. Bijgevolg is het voor hen moeilijk om hun teeltplan uit te voeren zonder de periode in te korten waarin vanggewassen aanwezig moeten zijn, met name indien zij van plan zijn vervolgens een wintergewas in te zaaien. Nu het optimale moment daarvoor is verstreken, lopen landbouwers het risico wintergewassen te moeten inzaaien onder slechte omstandigheden, hetgeen de toekomstige opbrengst van de betrokken gewassen in gevaar brengt. |
(11) |
Gezien de ernst en de gevolgen van de droogte in 2019 in de getroffen gebieden is het passend om afwijkingen mogelijk te maken van artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wat betreft braakliggend land ter naleving van de vereisten inzake gewasdiversificatie, van artikel 45, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft braakliggend land ter naleving van de vereisten inzake ecologisch aandachtsgebied overeenkomstig artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, en van artikel 45, lid 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft arealen met vanggewassen of groenbedekking ter naleving van de vereisten inzake ecologisch aandachtsgebied overeenkomstig artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder i), van Verordening (EU) nr. 1307/2013. |
(12) |
Om evenwel aan artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 te voldoen, mag dit besluit slechts voorzien in afwijkingen van de verplichtingen inzake gewasdiversificatie en ecologisch aandachtsgebied voor zover en zolang dat strikt noodzakelijk is. Daarom moeten de afwijkingen waarin dit besluit voorziet, gelden voor landbouwers die in gebieden zijn gevestigd waarvan door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten formeel is erkend dat ze zijn getroffen door deze droogte, waardoor een significant tekort aan diervoedervoorraden ontstond. Ook moeten verdere voorwaarden worden vastgesteld om de afwijking doelgericht te maken. |
(13) |
Gelet op de beschikbaarheid van andere instrumenten en de specifieke kenmerken van de getroffen gebieden, met inbegrip van bestaande landbouwsystemen en het landgebruik, moeten België, Spanje, Frankrijk, Letland, Litouwen, Polen en Portugal zelf kunnen besluiten welke van deze afwijkingen zij in welke mate toepassen in de getroffen gebieden, mits aan de voorwaarden van het onderhavige besluit wordt voldaan. Wanneer zij een dergelijk besluit nemen, moeten die lidstaten terdege rekening houden met de doelstellingen van de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en in het bijzonder met de noodzaak om de bodemkwaliteit en de kwaliteit van de natuurlijke hulpbronnen voldoende te beschermen, met name tijdens de meest gevoelige periodes, i.e. de bloeitijd en de broedtijd voor vogels. |
(14) |
Om te waarborgen dat de bij dit besluit toegestane afwijkingen effectief zijn, moeten België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal hun besluiten binnen 14 dagen na de datum van kennisgeving van het onderhavige besluit nemen en moeten zij hun besluiten binnen 7 dagen na de datum waarop ze zijn genomen, aan de Commissie meedelen. |
(15) |
Om de Commissie in staat te stellen de correcte toepassing van de betrokken voorschriften en de effecten van de afwijkingen te monitoren, moeten België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal informatie verstrekken over de oppervlakte van de betrokken arealen ter beoordeling van de impact van de afwijkingen op de in Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgelegde milieudoelstellingen van gewasdiversificatie en ecologische aandachtsgebieden. Deze informatie moet uiterlijk op 15 december 2019 beschikbaar worden gesteld aan de Commissie met behulp van de bestaande beheersinstrumenten. Uiterlijk op diezelfde datum moeten België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal de Commissie een beoordeling verstrekken van het effect van de afwijking op het milieu, de biodiversiteit en de klimaatdoelstellingen in verband met ecologische aandachtsgebieden, vanggewassen en gewasdiversificatie, en waar van toepassing moeten zij een beschrijving van de maatregelen om eventuele vastgestelde negatieve gevolgen te beperken, verstrekken. |
(16) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor rechtstreekse betalingen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied van de afwijkingen
1. In afwijking van artikel 44, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 kunnen België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal voor het aanvraagjaar 2019 besluiten dat braakliggend land als een afzonderlijk gewas wordt beschouwd, ook al is er op dat land gegraasd of geoogst voor productiedoeleinden.
2. In afwijking van artikel 45, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal voor het aanvraagjaar 2019 besluiten dat braakliggend land als ecologisch aandachtsgebied wordt beschouwd op grond van artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, ook al is er op dat land gegraasd of geoogst voor productiedoeleinden.
3. In afwijking van artikel 45, lid 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 kunnen België, Frankrijk, Litouwen en Polen voor het aanvraagjaar 2019 besluiten dat voor de kwalificatie als ecologisch aandachtsgebied overeenkomstig artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder i), van Verordening (EU) nr. 1307/2013:
a) |
arealen met vanggewassen of groenbedekking niet hoeven te worden ingezaaid met een mengsel van gewassoorten, op voorwaarde dat de ingezaaide gewassen grassen of andere kruidachtige voedergewassen zijn; |
b) |
onder arealen met vanggewassen of groenbedekking ook arealen met wintergewassen mogen vallen die normaliter in het najaar worden ingezaaid om te worden geoogst als diervoeder of te worden begraasd. |
4. In afwijking van artikel 45, lid 9, tweede alinea, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 mogen Frankrijk, Litouwen en Polen voor het aanvraagjaar 2019 de in die bepaling vastgestelde minimumperiode waarin de arealen met vanggewassen of groenbedekking aanwezig moeten zijn, verkorten, mits daarna een wintergewas wordt ingezaaid.
Artikel 2
Arealen waarop de afwijkingen betrekking hebben
De in artikel 1 bedoelde besluiten zijn enkel van toepassing op arealen waarop de getroffen dieren zich bevinden of in het geval van artikel 1, lid 4, arealen waar de toestand van de bodem op het relevante moment ongeschikt was voor voorbewerking voor de inzaai, waardoor artikel 45, lid 9, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 niet kan worden nageleefd, en waarvan door de bevoegde autoriteiten van België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal formeel is erkend dat ze in 2019 door extreme droogte zijn getroffen.
Artikel 3
Termijn
De in artikel 1 bedoelde besluiten worden binnen 14 dagen na de datum van kennisgeving van het onderhavige besluit genomen.
Artikel 4
Kennisgeving
1. Binnen 7 dagen na de datum waarop de in artikel 1 bedoelde besluiten zijn genomen, stellen België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal de Commissie in kennis van:
a) |
de gebieden waarvan door de bevoegde autoriteiten formeel is erkend dat ze in 2019 zijn getroffen door de extreme droogte; |
b) |
de overeenkomstig artikel 1 genomen besluiten, met inbegrip van de aard van de op NUTS 3-niveau toegepaste afwijkingen en de motivering van het gebruik van de afwijkingen in de betrokken gebieden. |
2. Uiterlijk op 15 december 2019 stellen België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal de Commissie in kennis van het aantal bedrijven dat gebruik heeft gemaakt van de in artikel 1 vastgestelde afwijkingen, en van het aantal hectaren waarop de in artikel 1 vastgestelde afwijkingen zijn toegepast. Die informatie wordt verstrekt op NUTS 3-niveau. Uiterlijk op diezelfde datum verstrekken België, Spanje, Frankrijk, Litouwen, Polen en Portugal de Commissie een beoordeling van het effect van de afwijking op het milieu, de biodiversiteit en de klimaatdoelstellingen in verband met ecologische aandachtsgebieden, vanggewassen en gewasdiversificatie, en waar van toepassing verstrekken zij een beschrijving van de maatregelen om eventuele vastgestelde negatieve gevolgen te beperken.
Artikel 5
Adressaten
Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Litouwen, de Republiek Polen en de Portugese Republiek.
Gedaan te Brussel, 4 september 2019.
Voor de Commissie
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).
Rectificaties
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/7 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1383 van de Commissie van 8 juli 2019 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot managementsystemen in managementorganisaties voor permanente luchtwaardigheid en versoepeling van de regels inzake onderhoud en beheer van de permanente luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen in de general aviation
( Publicatieblad van de Europese Unie L 228 van 4 september 2019 )
Bladzijde 2, de artikelen 1 en 2 worden als volgt gelezen:
“Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Artikel 3 wordt vervangen door: “Artikel 3 Normen voor permanente luchtwaardigheid 1. De permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen en van daarop te installeren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de eisen van bijlage I (deel-M), behalve voor de luchtvaartuigen die vermeld zijn in de eerste alinea van lid 2, waarop de eisen van bijlage V ter (deel-ML) van toepassing zijn. 2. De eisen van bijlage V ter (deel-ML) zijn van toepassing op de volgende andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen:
Wanneer de in de eerste alinea, onder a), b) en c) vermelde luchtvaartuigen vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zijn de eisen van bijlage I (deel-M) van toepassing. 3. Om te worden vermeld op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 moeten de in lid 2, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde luchtvaartuigen aan alle onderstaande eisen voldoen:
4. In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen waarvoor een vliegvergunning is afgegeven, verzekerd op grond van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig bijlage I (deel-21) bij Verordening (EG) nr. 748/2012 van de Commissie afgegeven vliegvergunning (*1). 5. Programma's voor de luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), vermelde luchtvaartuigen die voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M), welke van toepassing waren vóór 24 september 2019, worden geacht te voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M) of ML.A.302 van bijlage V ter (deel-ML), al naargelang van toepassing, overeenkomstig leden 1 en 2. 6. Exploitanten zien toe op de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder b), vermelde luchtvaartuigen en daarop te installeren componenten, overeenkomstig de eisen van bijlage V bis (deel-T). 7. De permanente luchtwaardigheid van vliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg, die zijn uitgerust met meerdere turbopropmotoren, wordt gehandhaafd overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, zoals uiteengezet in M.A.201, M.A.301, M.A.302, M.A.601 en M.A.803 van bijlage I (deel-M), 145.A.30 van bijlage II (deel-145), 66.A.5, 66.A.30, en 66.A.70, aanhangsels V en VI van bijlage III (deel 66), CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel-CAMO), CAO.A.010 en aanhangsel I van bijlage V quinquies (deel-CAO), in de mate dat zij van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen. (*1) Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).”." |
2) |
Artikel 4 wordt vervangen door: “Artikel 4 Erkenningen van organisaties die bij permanente luchtwaardigheid zijn betrokken 1. Organisaties die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en daarop te monteren componenten, met inbegrip van het onderhoud, worden op hun verzoek erkend door de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de voorschriften van bijlage II (deel-145), bijlage V quater (deel-CAMO) of bijlage V quinquies (deel-CAO), al naargelang van toepassing op de respectieve organisaties. 2. Bij wijze van uitzondering op lid 1 kunnen organisaties tot 24 september 2020 op verzoek een erkenning krijgen van de bevoegde autoriteit overeenkomstig de eisen van subdelen F en G van bijlage I (deel-M). Die erkenningen zijn geldig tot 24 september 2021. 3. Onderhoudserkenningen die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend overeenkomstig de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (*2) vermelde certificeringsspecificatie JAR-145 en die vóór 29 november 2003 geldig waren, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig de eisen van bijlage II (deel-145) bij deze verordening. 4. Organisaties die houder zijn van een geldige erkenning die is afgegeven overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145) krijgen, op verzoek, van de bevoegde autoriteit een formulier 3-CAO, zoals uiteengezet in aanhangsel 1 van bijlage V quinquies (deel-CAO). De rechten van dergelijke organisaties uit hoofde van de overeenkomstig bijlage V quinquies (deel-CAO) afgegeven erkenning moeten dezelfde zijn als de rechten uit hoofde van de erkenning die overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145) is afgegeven. Die rechten mogen echter niet verder gaan dan de rechten van een in sectie A van bijlage V quinquies (deel-CAO) bedoelde organisatie. De organisatie mag eventuele bevindingen van niet-naleving van bijlage V quinquies (deel-CAO) verhelpen tot 24 september 2021. Als de bevindingen na die datum nog steeds niet zijn verholpen, wordt de erkenning ingetrokken. Tot de organisatie voldoet aan bijlage V quinquies (deel-CAO) of tot 24 september 2021, als dit eerder is, wordt ze gecertificeerd en wordt er toezicht op uitgeoefend overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145), al naargelang van toepassing. 5. Geldige erkenningen van organisaties voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, afgegeven overeenkomstig subdeel G van bijlage I (deel-M) worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig bijlage V quater (deel-CAMO). De organisatie mag eventuele bevindingen van niet-naleving van bijlage V quater (deel-CAMO) verhelpen tot 24 september 2021. Als de organisatie de bevindingen tegen die datum verhelpt, geeft de bevoegde autoriteit een nieuw erkenningscertificaat (formulier 14) af overeenkomstig bijlage V quater (deel-CAMO). Als de bevindingen na die datum nog steeds niet zijn verholpen, wordt de erkenning ingetrokken. Tot de organisatie voldoet aan bijlage V quater (deel-CAMO) of tot 24 september 2021, als dit eerder is, wordt ze gecertificeerd en wordt er toezicht op uitgeoefend overeenkomstig subdeel G van bijlage I (deel-M). 6. Certificaten van vrijgave voor gebruik die vóór 28 oktober 2008 door een onderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig de eisen in de nationale wetgeving van de lidstaat waar die organisatie is gevestigd, zijn afgegeven voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet worden gebruikt voor commercieel luchtvervoer, met inbegrip van alle componenten die bestemd zijn voor installatie op die luchtvaartuigen, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig M.A.801, M.A.802 van bijlage I (deel-M) en 145.A.50 van bijlage II (deel-145). (*2) Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).”." |
3) |
Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door: “1. Certificeringspersoneel moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig de eisen van bijlage III (deel-66), behalve als bepaald in M.A.606, punt h), M.A.607, punt b), M.A.801, punt d) en M.A.803 van bijlage I (deel-M), in ML.A.801, punt c) en ML.A.803 van bijlage V ter (deel-ML), in CAO.A.035, punt d) en CAO.A.040, punt b), van bijlage V quinquies (deel-CAO) en in 145.A.30, punt j) en in aanhangsel IV van bijlage II (deel-145).”. |
4) |
Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd: “Artikel 7 bis Bevoegde autoriteiten 1. Wanneer een lidstaat meer dan één entiteit aanwijst als bevoegde autoriteit met de nodige bevoegdheden en toegewezen verantwoordelijkheden voor de certificering van en het toezicht op personen en organisaties die onder deze verordening vallen, moet aan de volgende eisen worden voldaan:
2. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het personeel van hun bevoegde autoriteiten geen certificerings- en toezichtactiviteiten verricht wanneer er aanwijzingen zijn dat daardoor direct, dan wel indirect een belangenconflict kan ontstaan, met name als er familiale of financiële belangen in het geding zijn. 3. Wanneer dit nodig is om certificerings- of toezichtstaken uit te voeren krachtens deze verordening, zijn de bevoegde autoriteiten gemachtigd om:
4. De in lid 3 vermelde bevoegdheden worden uitgeoefend overeenkomstig de juridische bepalingen van de desbetreffende lidstaat.”. |
5) |
Artikel 9 wordt geschrapt. |
6) |
Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
7) |
Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
8) |
Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening. |
9) |
Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
10) |
Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening. |
11) |
De tekst in bijlage VI bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V ter. |
12) |
De tekst in bijlage VII bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V quater. |
13) |
De tekst in bijlage VIII bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V quinquies. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 24 maart 2020.”.
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/10 |
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie van 24 juli 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 965/2012 en (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot het gebruik van luchtvaartuigen die zijn vermeld op een vergunning tot vluchtuitvoering voor niet-commerciële luchtvervoersactiviteiten en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, de vaststelling van operationele voorschriften voor het uitvoeren van onderhoudscontrolevluchten, de vaststelling van regels voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met beperkt cabinepersoneel aan boord en het aanbrengen van redactionele aanvullingen met betrekking tot de eisen inzake vluchtuitvoeringen
( Publicatieblad van de Europese Unie L 228 van 4 september 2019 )
Bladzijde 108, artikel 1, lid 3:
in plaats van:
“3) |
Het volgende artikel 9 bis bis wordt ingevoegd:
“Artikel 9 bis bis Eisen ten aanzien van de cockpitbemanning voor onderhoudscontrolevluchten Een piloot die vóór 20 augustus 2019 gezagvoerder is geweest op een onderhoudscontrolevlucht die overeenkomstig de definitie van SPO.SPEC.MCF.100 in bijlage VIII is gecategoriseerd als een onderhoudscontrolevlucht van niveau A, wordt vrijgesteld van de naleving van SPO.SPEC.MCF.115, onder a), punt 1, van die bijlage. In dat geval dient de exploitant te waarborgen dat de gezagvoerder wordt geïnstrueerd over de vastgestelde verschillen tussen de exploitatiepraktijken die zijn vastgesteld vóór 20 augustus 2019, en de verplichtingen in de secties 5 en 6 van subdeel E van bijlage VII bij deze verordening, met inbegrip van die welke zijn afgeleid van de daarmee verband houdende procedures die door de exploitant zijn vastgesteld.”.”, |
lezen:
“3) |
Het volgende artikel 9 bis bis wordt ingevoegd:
“Artikel 9 bis bis Eisen ten aanzien van de cockpitbemanning voor onderhoudscontrolevluchten Een piloot die vóór 24 september 2019 gezagvoerder is geweest op een onderhoudscontrolevlucht die overeenkomstig de definitie van SPO.SPEC.MCF.100 in bijlage VIII is gecategoriseerd als een onderhoudscontrolevlucht van niveau A, wordt vrijgesteld van de naleving van SPO.SPEC.MCF.115, onder a), punt 1, van die bijlage. In dat geval dient de exploitant te waarborgen dat de gezagvoerder wordt geïnstrueerd over de vastgestelde verschillen tussen de exploitatiepraktijken die zijn vastgesteld vóór 24 september 2019, en de verplichtingen in de secties 5 en 6 van subdeel E van bijlage VII bij deze verordening, met inbegrip van die welke zijn afgeleid van de daarmee verband houdende procedures die door de exploitant zijn vastgesteld.”.”. |
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/11 |
Rectificatie van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 177 van 4 juli 2008 )
Bladzijde 12, artikel 6, lid 1, onder a)
in plaats van:
“a) |
de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument woonplaats heeft, of”, |
lezen:
“a) |
de verkoper zijn commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in het land waar de consument zijn gewone verblijfplaats heeft, of”. |
6.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 230/11 |
Rectificatie van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 335 van 17 december 2009 )
Bladzijde 89, artikel 232, onder b)
in plaats van:
“b) |
opslagfactoren overeenkomstig artikel 37 en artikel 229, lid 6, door de betrokken toezichthoudende autoriteiten op het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn toegepast.”, |
lezen:
“b) |
opslagfactoren overeenkomstig artikel 37 en artikel 231, lid 7, door de betrokken toezichthoudende autoriteiten op het solvabiliteitskapitaalvereiste van de verbonden verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn toegepast.”. |