ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 228

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
4 september 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1383 van de Commissie van 8 juli 2019 tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot managementsystemen in managementorganisaties voor permanente luchtwaardigheid en versoepeling van de regels inzake onderhoud en beheer van de permanente luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen in de general aviation ( 1 )

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1384 van de Commissie van 24 juli 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 965/2012 en (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot het gebruik van luchtvaartuigen die zijn vermeld op een vergunning tot vluchtuitvoering voor niet-commerciële luchtvervoersactiviteiten en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, de vaststelling van operationele voorschriften voor het uitvoeren van onderhoudscontrolevluchten, de vaststelling van regels voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met beperkt cabinepersoneel aan boord en het aanbrengen van redactionele aanvullingen met betrekking tot de eisen inzake vluchtuitvoeringen ( 1 )

106

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1385 van de Commissie van 3 september 2019 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6432)  ( 1 )

141

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

4.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1383 VAN DE COMMISSIE

van 8 juli 2019

tot wijziging en rectificatie van Verordening (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot managementsystemen in managementorganisaties voor permanente luchtwaardigheid en versoepeling van de regels inzake onderhoud en beheer van de permanente luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen in de general aviation

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), met name artikel 17, lid 1, en artikel 62, leden 14 en 15,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (2) bevat regels met betrekking tot het onderhoud en het beheer van de permanente luchtwaardigheid van bepaalde luchtvaartuigen. Om redenen van evenredigheid moeten die regels worden aangepast door vereenvoudigde voorschriften in te voeren die in verhouding staan tot de lagere risico's van lichte luchtvaartuigen in de general aviation die niet vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3). Derhalve moet een nieuwe reeks eisen worden ingevoerd om de luchtwaardigheid van dergelijke luchtvaartuigen te garanderen. Die eisen moeten minder streng zijn dan de huidige eisen met betrekking tot onderhoudsprogramma's van luchtvaartuigen, beoordelingen van de luchtwaardigheid en eisen voor uitgestelde defecten. Als dergelijke onderhoudseisen van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, mag de eigenaar van die luchtvaartuigen er niet van worden weerhouden om onderhoudstaken uit te besteden aan onderhoudsorganisaties die zijn goedgekeurd overeenkomstig bijlage II (deel 145) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.

(2)

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn vermeld in het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, moet worden voorzien in een nieuwe reeks regels die meer flexibiliteit bieden met betrekking tot de opstelling en uitvoering van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig. Derhalve dient te worden voorzien in een nieuwe erkenning als onderhoudsorganisatie, met minder strenge eisen en gecombineerde rechten voor onderhoud, beheer van de permanente luchtwaardigheid, beoordelingen van de luchtwaardigheid en vliegvergunningen.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 (4) moeten houders van een Air Operator Certificate (AOC) over een beheersysteem beschikken, dat ook betrekking heeft op het beheer van veiligheidsrisico's van hun activiteiten. Een van die activiteiten is het beheer van de permanente luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen in hun vloot, dat wordt uitgevoerd door hun eigen organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid (Continuing Airworthiness Management Organisation, CAMO), welke is goedgekeurd overeenkomstig subdeel G van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014. Op dit ogenblik bevat subdeel G van bijlage I echter geen voorschriften voor het beheer van veiligheidsrisico's binnen de CAMO. Daarom moet worden voorzien in een systeem voor het beheer van CAMO's, met inbegrip van het beheer van veiligheidsrisico's van organisaties die de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen die door AOC-houders worden gebruikt. Dat beheersysteem moet van toepassing zijn op alle CAMO's die de permanente luchtwaardigheid beheren.

(4)

Aan organisaties die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en componenten moet een voldoende lange overgangsperiode worden toegekend om te voldoen aan de nieuwe regels en procedures van deze verordening.

(5)

Om evenredige voorschriften te garanderen voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn vermeld op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, mogen de beginselen van veiligheidsbeheer niet van toepassing zijn op gecombineerde luchtwaardigheidsorganisaties.

(6)

Bovendien is het passend de voorschriften voor de bevoegde autoriteiten af te stemmen op de ontwikkelingen van concepten van veiligheidsbeheer door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, met name wat de invoering van het autoriteitsbeheersysteem en de toepassing van het veiligheidsprogramma van de staat betreft, en te zorgen voor coördinatie tussen de autoriteiten.

(7)

Een verkeerde luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig ten gevolge van onvolledige gegevens over de permanente luchtwaardigheid kan een risico vormen voor de vliegveiligheid. De bestaande regels voor gegevens over de permanente luchtwaardigheid moeten dan ook worden gewijzigd.

(8)

Bepaalde redactionele fouten die de interpretatie van sommige bepalingen van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 bemoeilijken, moeten worden gecorrigeerd.

(9)

Verordening (EU) nr. 1321/2014 dient derhalve te worden gewijzigd.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn gebaseerd op adviezen nr. 05/2016 (5), nr. 06/2016 (6) en nr. 13/2016 (7) die het Agentschap heeft opgesteld overeenkomstig artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (8).

(11)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1139 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Normen voor permanente luchtwaardigheid

1.   De permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen en van daarop te installeren componenten wordt gewaarborgd overeenkomstig de eisen van bijlage I (deel-M), behalve voor de luchtvaartuigen die vermeld zijn in de eerste alinea van lid 2, waarop de eisen van bijlage V ter (deel-ML) van toepassing zijn.

2.   De eisen van bijlage V ter (deel-ML) zijn van toepassing op de volgende andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen:

a)

vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 730 kg of minder;

b)

hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 1 200 kg of minder, gecertificeerd voor ten hoogste 4 inzittenden;

c)

andere ELA2-luchtvaartuigen.

Wanneer de in de eerste alinea, onder a), b) en c) vermelde luchtvaartuigen vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zijn de eisen van bijlage I (deel-M) van toepassing.

3.   Om te worden vermeld op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij die een vergunning heeft gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 moeten de in lid 2, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde luchtvaartuigen aan alle onderstaande eisen voldoen:

a)

de bevoegde autoriteit heeft een onderhoudsprogramma voor de luchtvaartuigen goedgekeurd overeenkomstig punt M.A.302 van bijlage I (deel-M);

b)

het onderhoud dat vereist is uit hoofde van het onder a) vermelde onderhoudsprogramma is uitgevoerddeel en gecertificeerd in overeenstemming met 145.A.48 en 145.A.50 van bijlage II (deel-145);

c)

er is een beoordeling van de luchtwaardigheid uitgevoerd en een nieuw certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgegeven overeenkomstig M.A.901 van bijlage I (deel-M).

4.   In afwijking van lid 1 van dit artikel wordt de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), bedoelde luchtvaartuigen waarvoor een vliegvergunning is afgegeven, verzekerd op grond van de specifieke regels ter waarborging van de permanente luchtwaardigheid die zijn vastgesteld in de overeenkomstig bijlage I (deel-21) bij Verordening (EG) nr. 748/2012 van de Commissie afgegeven vliegvergunning (*1).

5.   Programma's voor de luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder a), vermelde luchtvaartuigen die voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M), welke van toepassing waren vóór 20 augustus 2019, worden geacht te voldoen aan de eisen van M.A.302 van bijlage I (deel-M) of ML.A.302 van bijlage V ter (deel-ML), al naargelang van toepassing, overeenkomstig leden 1 en 2.

6.   Exploitanten zien toe op de permanente luchtwaardigheid van de in artikel 1, onder b), vermelde luchtvaartuigen en daarop te installeren componenten, overeenkomstig de eisen van bijlage V bis (deel-T).

7.   De permanente luchtwaardigheid van vliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 5 700 kg, die zijn uitgerust met meerdere turbopropmotoren, wordt gehandhaafd overeenkomstig de voorschriften die van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, zoals uiteengezet in M.A.201, M.A.301, M.A.302, M.A.601 en M.A.803 van bijlage I (deel-M), 145.A.30 van bijlage II (deel-145), 66.A.5, 66.A.30, en 66.A.70, aanhangsels V en VI van bijlage III (deel 66), CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel-CAMO), CAO.A.010 en aanhangsel I van bijlage V quinquies (deel-CAO), in de mate dat zij van toepassing zijn op andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen.

(*1)  Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1).”."

2)

Artikel 4 wordt vervangen door:

“Artikel 4

Erkenningen van organisaties die bij permanente luchtwaardigheid zijn betrokken

1.   Organisaties die betrokken zijn bij de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en daarop te monteren componenten, met inbegrip van het onderhoud, worden op hun verzoek erkend door de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de voorschriften van bijlage II (deel-145), bijlage V quater (deel-CAMO) of bijlage V quinquies (deel-CAO), al naargelang van toepassing op de respectieve organisaties.

2.   Bij wijze van uitzondering op lid 1 kunnen organisaties tot 20 augustus 2020 op verzoek een erkenning krijgen van de bevoegde autoriteit overeenkomstig de eisen van subdelen F en G van bijlage I (deel-M). Die erkenningen zijn geldig tot 20 augustus 2021.

3.   Onderhoudserkenningen die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend overeenkomstig de in bijlage II bij Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (*2) vermelde certificeringsspecificatie JAR-145 en die vóór 29 november 2003 geldig waren, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig de eisen van bijlage II (deel-145) bij deze verordening.

4.   Organisaties die houder zijn van een geldige erkenning die is afgegeven overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145) krijgen, op verzoek, van de bevoegde autoriteit een formulier 3-CAO, zoals uiteengezet in aanhangsel 1 van bijlage V quinquies (deel-CAO).

De rechten van dergelijke organisaties uit hoofde van de overeenkomstig bijlage V quinquies (deel-CAO) afgegeven erkenning moeten dezelfde zijn als de rechten uit hoofde van de erkenning die overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145) is afgegeven. Die rechten mogen echter niet verder gaan dan de rechten van een in sectie A van bijlage V quinquies (deel-CAO) bedoelde organisatie.

De organisatie mag eventuele bevindingen van niet-naleving van bijlage V quinquies (deel-CAO) verhelpen tot 20 augustus 2021. Als de bevindingen na die datum nog steeds niet zijn verholpen, wordt de erkenning ingetrokken.

Tot de organisatie voldoet aan bijlage V quinquies (deel-CAO) of tot 20 augustus 2021, als dit eerder is, wordt ze gecertificeerd en wordt er toezicht op uitgeoefend overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (deel-M) of bijlage II (deel-145), al naargelang van toepassing.

5.   Geldige erkenningen van organisaties voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, afgegeven overeenkomstig subdeel G van bijlage I (deel-M) worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig bijlage V quater (deel-CAMO).

De organisatie mag eventuele bevindingen van niet-naleving van bijlage V quater (deel-CAMO) verhelpen tot 20 augustus 2021.

Als de organisatie de bevindingen tegen die datum verhelpt, geeft de bevoegde autoriteit een nieuw erkenningscertificaat (formulier 14) af overeenkomstig bijlage V quater (deel-CAMO). Als de bevindingen na die datum nog steeds niet zijn verholpen, wordt de erkenning ingetrokken.

Tot de organisatie voldoet aan bijlage V quater (deel-CAMO) of tot 20 augustus 2021, als dit eerder is, wordt ze gecertificeerd en wordt er toezicht op uitgeoefend overeenkomstig subdeel G van bijlage I (deel-M).

6.   Certificaten van vrijgave voor gebruik die vóór 28 oktober 2008 door een onderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig de eisen in de nationale wetgeving van de lidstaat waar die organisatie is gevestigd, zijn afgegeven voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet worden gebruikt voor commercieel luchtvervoer, met inbegrip van alle componenten die bestemd zijn voor installatie op die luchtvaartuigen, worden geacht te zijn afgegeven overeenkomstig M.A.801, M.A.802 van bijlage I (deel-M) en 145.A.50 van bijlage II (deel-145).

(*2)  Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart (PB L 373 van 31.12.1991, blz. 4).”."

3)

Artikel 5, lid 1, wordt vervangen door:

“1.   Certificeringspersoneel moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig de eisen van bijlage III (deel-66), behalve als bepaald in M.A.606, punt h), M.A.607, punt b), M.A.801, punt d) en M.A.803 van bijlage I (deel-M), in ML.A.801, punt c) en ML.A.803 van bijlage V ter (deel-ML), in CAO.A.035, punt d) en CAO.A.040, punt b), van bijlage V quinquies (deel-CAO) en in 145.A.30, punt j) en in aanhangsel IV van bijlage II (deel-145).”.

4)

Het volgende artikel 7 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 7 bis

Bevoegde autoriteiten

1.   Wanneer een lidstaat meer dan één entiteit aanwijst als bevoegde autoriteit met de nodige bevoegdheden en toegewezen verantwoordelijkheden voor de certificering van en het toezicht op personen en organisaties die onder deze verordening vallen, moet aan de volgende eisen worden voldaan:

a)

de bevoegdheidsgebieden van elke bevoegde autoriteit dienen duidelijk te worden omschreven, met name wat betreft verantwoordelijkheden en geografische beperkingen;

b)

er dient te worden gezorgd voor coördinatie tussen deze autoriteiten om de effectieve certificering van en het toezicht op alle onder deze verordening vallende organisaties en personen te garanderen, binnen hun respectieve bevoegdheden.

2.   De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat het personeel van hun bevoegde autoriteiten geen certificerings- en toezichtactiviteiten verricht wanneer er aanwijzingen zijn dat daardoor direct, dan wel indirect een belangenconflict kan ontstaan, met name als er familiale of financiële belangen in het geding zijn.

3.   Wanneer dit nodig is om certificerings- of toezichtstaken uit te voeren krachtens deze verordening, zijn de bevoegde autoriteiten gemachtigd om:

a)

de archieven, gegevens en procedures te onderzoeken, alsmede al het andere materiaal dat relevant is voor de uitvoering van de certificerings- en/of toezichtstaken;

b)

kopieën of uittreksels te maken van deze verslagen, gegevens, procedures en ander materiaal;

c)

ter plaatse mondelinge toelichting te vragen van deze personeelsleden of organisaties;

d)

zich toegang te verschaffen tot de door deze personen gebruikte gebouwen en terreinen, vluchtuitvoeringslocaties of vervoersmiddelen;

e)

audits, onderzoeken, beoordelingen en inspecties, met inbegrip van onaangekondigde inspecties, uit te voeren met betrekking tot die organisaties;

f)

handhavingsmaatregelen te nemen of te initiëren, al naargelang van toepassing.

4.   De in lid 3 vermelde bevoegdheden worden uitgeoefend overeenkomstig de juridische bepalingen van de desbetreffende lidstaat.”.

5)

Artikel 9 wordt geschrapt.

6)

Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

7)

Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

8)

Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

9)

Bijlage IV wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

10)

Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze verordening.

11)

De tekst in bijlage VI bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V ter.

12)

De tekst in bijlage VII bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V quater.

13)

De tekst in bijlage VIII bij deze verordening wordt ingevoegd als bijlage V quinquies.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 20 februari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

(4)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(5)  Advies nr. 05/2016: Task force for the review of Part-M for General Aviation.

(6)  Advies nr. 06/2016: Embodiment of safety management system (SMS) requirements into Commission Regulation (EU) No 1321/2014 — SMS in Part-M.

(7)  Advies nr. 13/2016: Technical records.

(8)  Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).


BIJLAGE I

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De inhoudsopgave wordt vervangen door:

“INHOUD

M.1

SECTIE A — TECHNISCHE VEREISTEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

M.A.101

Toepassingsgebied

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

M.A.201

Verantwoordelijkheden

M.A.202

Rapportage van voorvallen

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.301

Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

M.A.302

Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

M.A.303

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

M.A.304

Gegevens voor wijzigingen en reparaties

M.A.305

Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

M.A.306

Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

M.A.307

Overdracht van de gegevens van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

SUBDEEL D — ONDERHOUDSNORMEN

M.A.401

Onderhoudsgegevens

M.A.402

Uitvoering van onderhoud

M.A.403

Luchtvaartuigdefecten

SUBDEEL E — ONDERDELEN

M.A.501

Classificatie en installatie

M.A.502

Componentenonderhoud

M.A.503

Onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten

M.A.504

Scheiding van componenten

SUBDEEL F — ONDERHOUDSORGANISATIE

M.A.601

Toepassingsgebied

M.A.602

Aanvraag

M.A.603

Uitbreiding van erkenning

M.A.604

Handboek van de onderhoudsorganisatie

M.A.605

Faciliteiten

M.A.606

Personeelsvereisten

M.A.607

Certificeringspersoneel en luchtwaardigheidspersoneel

M.A.608

Onderdelen, uitrusting en gereedschappen

M.A.609

Onderhoudsgegevens

M.A.610

Onderhoudswerkopdrachten

M.A.611

Onderhoudsnormen

M.A.612

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

M.A.613

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

M.A.614

Gegevens inzake onderhoud en beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.615

Bevoegdheden van de organisatie

M.A.616

Organisatorische evaluatie

M.A.617

Wijzigingen aan de erkende onderhoudsorganisatie

M.A.618

Geldigheid van de erkenning

M.A.619

Bevindingen

SUBDEEL G — MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.701

Toepassingsgebied

M.A.702

Aanvraag

M.A.703

Uitbreiding van de erkenning

M.A.704

Handboek voor beheer van de permanente luchtwaardigheid

M.A.705

Faciliteiten

M.A.706

Personeelsvereisten

M.A.707

Luchtwaardigheidspersoneel

M.A.708

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

M.A.709

Documentatie

M.A.710

Beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.711

Bevoegdheden van de organisatie

M.A.712

Kwaliteitsborgingssysteem

M.A.713

Wijzigingen in de erkende organisatie voor permanente luchtwaardigheid

M.A.714

Bewaren van gegevens

M.A.715

Geldigheid van de erkenning

M.A.716

Bevindingen

SUBDEEL H — CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

M.A.801

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

M.A.802

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

M.A.803

Autorisatie piloot-eigenaar

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

M.A.901

Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

M.A.902

Geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid

M.A.903

Overdracht van luchtvaartuigregistratie binnen de EU

M.A.904

Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de EU werden ingevoerd

M.A.905

Bevindingen

SECTIE B — PROCEDURE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

M.B.101

Toepassingsgebied

M.B.102

Bevoegde autoriteit

M.B.103

Bevindingen en handhavingsmaatregelen - personen

M.B.104

Bewaren van gegevens

M.B.105

Onderlinge informatie-uitwisseling

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

M.B.201

Verantwoordelijkheden

M.B.202

Informatieverstrekking aan het Agentschap

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.301

Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

M.B.302

Vrijstellingen

M.B.303

Permanent toezicht op de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

M.B.304

Intrekking, schorsing en beperking

M.B.305

Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

SUBDEEL D — ONDERHOUDSNORMEN

SUBDEEL E — ONDERDELEN

SUBDEEL F — ONDERHOUDSORGANISATIE

M.B.601

Aanvraag

M.B.602

Initiële erkenning

M.B.603

Afgifte van de erkenning

M.B.604

Permanent toezicht

M.B.605

Bevindingen

M.B.606

Wijzigingen

M.B.607

Intrekking, schorsing en beperking van een erkenning

SUBDEEL G — MANAGEMENTORGANISATIE VOOR PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.701

Aanvraag

M.B.702

Initiële erkenning

M.B.703

Afgifte van de erkenning

M.B.704

Permanent toezicht

M.B.705

Bevindingen

M.B.706

Wijzigingen

M.B.707

Intrekking, schorsing en beperking van een erkenning

SUBDEEL H — CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

M.B.901

Beoordeling van de aanbevelingen

M.B.902

Beoordeling van de luchtwaardigheid door de bevoegde autoriteit

M.B.903

Bevindingen

M.B.904

Informatie-uitwisseling

Aanhangsel I — Contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid

Aanhangsel II — Certificaat van vrijgave voor gebruik — EASA-formulier 1

Aanhangsel III — Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15

Aanhangsel IV — Klasse- en classificatiesysteem gebruikt voor de erkenning van onderhoudsorganisaties vermeld in bijlage I (deel-M), subdeel F, en in bijlage II (deel 145)

Aanhangsel V — Erkenning als onderhoudsorganisatie vermeld in bijlage I (deel-M), subdeel F

Aanhangsel VII — Complexe onderhoudstaken

Aanhangsel VIII — Beperkt piloot/eigenaar-onderhoud”;

(2)

punt M.1 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt 3 wordt vervangen door:

“3.

voor de goedkeuring van onderhoudsprogramma's voor luchtvaartuigen, een van de volgende:

i)

de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig;

ii)

indien de lidstaat van registratie vóór de goedkeuring van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig akkoord gaat, een van de volgende:

a)

de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, in het geval de exploitant geen hoofdvestiging heeft, de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat waar de exploitant gevestigd is of verblijft;

b)

de autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op de organisatie die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert of waarmee de eigenaar een beperkt contract heeft gesloten overeenkomstig M.A.201, punt i), onder 1).”

(b)

punt 4 wordt geschrapt;

(3)

M.A.101 wordt vervangen door:

M.A.101   Toepassingsgebied

In deze sectie worden de maatregelen vastgesteld die moeten worden genomen om te garanderen dat de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen behouden blijft, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot onderhoud. Voorts worden ook de voorwaarden vastgesteld waaraan moet worden voldaan door personen of organisaties die bij dergelijke activiteiten zijn betrokken.”;

(4)

in M.A.201 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De eigenaar van het luchtvaartuig is verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en zorgt ervoor dat vluchten alleen plaatsvinden wanneer de volgende voorwaarden allemaal zijn vervuld:

1)

het luchtvaartuig verkeert in een luchtwaardige toestand;

2)

alle operationele uitrusting en nooduitrusting is correct geïnstalleerd en klaar zijn voor gebruik, ofwel duidelijk aangeduid als zijnde onbruikbaar;

3)

het bewijs van luchtwaardigheid is geldig

4)

het onderhoud van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd overeenkomstig het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig, zoals gespecificeerd in punt M.A.302.”;

(5)

in punt M.A.201 worden de punten d) tot en met i) vervangen door:

“d)

De gezagvoerder of, in het geval van luchtvaartuigen die worden gebruikt door een luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de exploitant, is verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de aan de vlucht voorafgaande inspectie. Die inspectie wordt uitgevoerd door de piloot of een andere gekwalificeerde persoon, maar hoeft niet te worden uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie of door certificeringspersoneel.

e)

In het geval van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, is de exploitant verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig dat hij exploiteert en dient hij:

1)

ervoor te zorgen dat geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de in punt a) uiteengezette voorwaarden;

2)

de nodige stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat hij wordt erkend als organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid (“CAMO”) overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO), als onderdeel van het air operator certificate van het luchtvaartuig dat hij exploiteert;

3)

de nodige stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat hij wordt erkend overeenkomstig bijlage II (deel 145) of, overeenkomstig punt c) van CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel CAMO), een schriftelijk contract te sluiten met een organisatie die is erkend overeenkomstig bijlage II (deel 145).

f)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of voor andere CAT-activiteiten dan die welke worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 of door commerciële goedgekeurde opleidingsorganisaties (ATO) en opleidingsorganisaties die een verklaring hebben afgelegd (DTO), zoals vermeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011, zorgt de exploitant ervoor dat:

1)

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de in punt a) uiteengezette voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO); wanneer de exploitant niet zelf erkend is overeenkomstig die sectie, sluit hij, overeenkomstig aanhangsel I bij deze bijlage, voor de uitvoering van die taken een schriftelijk contract met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO);

3)

de in punt 2) bedoelde CAMO overeenkomstig bijlage II (deel 145) is erkend als een organisatie die gekwalificeerd is voor de afgifte van een goedkeuring voor het onderhoud van luchtvaartuigen en onderdelen die bestemd zijn voor montage daarop, of die CAMO overeenkomstig punt c) van CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel CAMO) een schriftelijk contract heeft gesloten met organisaties die erkend zijn overeenkomstig bijlage II (deel 145).

g)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn opgenomen in de punten e) en f), zorgt de eigenaar ervoor dat:

1)

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de in punt a) uiteengezette voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO); wanneer de eigenaar niet zelf erkend is als CAMO overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO), sluit hij, overeenkomstig aanhangsel I bij deze bijlage, voor de uitvoering van die taken een schriftelijk contract met een organisatie die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO);

3)

de in punt 2) bedoelde CAMO overeenkomstig bijlage II (deel 145) is erkend als een organisatie die gekwalificeerd is voor de afgifte van een goedkeuring voor het onderhoud van luchtvaartuigen en onderdelen die bestemd zijn voor montage daarop, of die CAMO overeenkomstig punt c) van CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel CAMO) een schriftelijk contract heeft gesloten met organisaties die erkend zijn overeenkomstig bijlage II (deel 145).

h)

Voor andere luchtvaartuigen dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die worden gebruikt voor commerciële gespecialiseerde vluchten of voor andere CAT-activiteiten dan die welke worden uitgevoerd door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 of door commerciële goedgekeurde opleidingsorganisaties (ATO) en opleidingsorganisaties die een verklaring hebben afgelegd (DTO), zoals vermeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011, zorgt de exploitant ervoor dat:

1)

er geen enkele vlucht plaatsvindt tenzij is voldaan aan de in punt a) uiteengezette voorwaarden;

2)

de taken die verband houden met de permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd door een CAMO die erkend is overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO) of een gecombineerde luchtwaardigheidsorganisatie (CAO) die erkend is overeenkomstig bijlage V quinquies (deel CAO); als de exploitant geen overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO) erkende CAMO of geen overeenkomstig bijlage V quinquies (deel CAO) erkende CAO is, sluit hij overeenkomstig aanhangsel I bij deze bijlage een schriftelijk contract met een overeenkomstig bijlage V quater (deel CAMO) erkende CAMO of een overeenkomstig bijlage V quinquies (deel CAO) erkende CAO;

3)

de in punt 2) bedoelde CAMO of CAO erkend is overeenkomstig bijlage II (deel 145) of overeenkomstig deel M, subdeel F, van deze bijlage, of als een CAO met onderhoudsrechten, of die CAMO overeenkomstig punt c) van CAMO.A.315 van bijlage V quater (deel CAMO) een schriftelijk contract heeft gesloten met overeenkomstig bijlage II (deel 145) of overeenkomstig subdeel F van deel M van deze bijlage of bijlage V quinquies (deel CAO) erkende organisaties met onderhoudsrechten.

i)

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet zijn opgenomen in de punten e) en h), of die worden gebruikt voor “beperkte vluchten”, dient de eigenaar er voor te zorgen dat vluchten alleen plaatsvinden als de in punt a) vermelde voorwaarden zijn vervuld. Daartoe dient de eigenaar:

1)

overeenkomstig aanhangsel I een schriftelijk contract te sluiten met een CAMO of CAO voor de uitvoering van de in M.A.301 bedoelde taken op het gebied van permanente luchtwaardigheid; of

2)

die taken zelf uit te voeren.

Als de eigenaar ervoor kiest deze taken zelf uit te voeren, mag hij alleen besluiten de erkenning van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig niet op te stellen en te verwerken als die taken door een CAMO of CAO worden uitgevoerd op basis van een overeenkomstig M.A.302 gesloten schriftelijk contract.”

(6)

M.A.202 wordt vervangen door:

M.A.202   Rapportage van voorvallen

a)

Onverminderd de rapportageverplichtingen van bijlage II (deel 145) en bijlage V quater (deel CAMO) rapporteert elke overeenkomstig M.A.201 verantwoordelijke persoon of organisatie elke vastgestelde toestand van een luchtvaartuig of onderdeel die de vliegveiligheid in gevaar brengt aan:

1)

de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig en de bevoegde autoriteit die is aangewezen door de lidstaat van de exploitant, indien dit een andere lidstaat dan de lidstaat van registratie is;

2)

de organisatie die verantwoordelijk is voor het typeontwerp of het aanvullend typeontwerp.

b)

De onder a) bedoelde rapportering gebeurt op een wijze die door de in punt a) bedoelde bevoegde autoriteit wordt vastgesteld en bevat alle relevante, door de persoon of organisatie die het rapport opstelt gekende informatie over de toestand.

c)

Wanneer het onderhoud of de beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd op basis van een schriftelijk contract, rapporteert de voor die activiteiten verantwoordelijke persoon of organisatie ook elke in punt a) bedoelde toestand aan de eigenaar en de exploitant van het luchtvaartuig en, indien verschillend, aan de betrokken CAMO of CAO.

d)

De persoon of organisatie dient de in de punten a) en c) bedoelde rapporten zo snel mogelijk is, maar uiterlijk 72 uur na het ogenblik waarop de persoon of organisatie de toestand waarop het rapport betrekking heeft, heeft vastgesteld, tenzij buitengewone omstandigheden dit verhinderen.

e)

De persoon of organisatie dient een follow-uprapport in met bijzonderheden over de maatregelen die de persoon of organisatie van plan is te nemen om soortgelijke voorvallen in de toekomst te vermijden, zodra deze maatregelen zijn geïdentificeerd. Dit follow-uprapport wordt opgesteld in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld.”;

(7)

de punten M.A.301 en M.A.302 worden vervangen door:

M.A.301   Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

De permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de bruikbare staat van de operationele uitrusting en de nooduitrusting dienen te worden verzekerd door:

a)

het uitvoeren van direct aan de vlucht voorafgaande inspecties;

b)

het herstellen, in overeenstemming met de gegevens vermeld in de punten M.A.304 en M.A.401, naargelang het geval, van elk defect en elke schade die het veilig gebruik in het gedrang brengt, rekening houdend met de minimumuitrustingslijst (MEL) en configuratieafwijkingslijst (DVL), voor zover die bestaan;

c)

het uitvoeren van alle onderhoud overeenkomstig het in M.A.302 bedoelde AMP;

d)

de vrijgave van alle onderhoud overeenkomstig subdeel H;

e)

voor alle complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de analyse van de doelmatigheid van het in M.A.302 bedoelde AMP;

f)

de uitvoering van alle toepasselijke:

1)

luchtwaardigheidsaanwijzingen;

2)

operationele aanwijzingen die van invloed zijn op de permanente luchtwaardigheid,

3)

vereisten voor permanente luchtwaardigheid, zoals vastgesteld door het Agentschap;

4)

maatregelen die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit als direct antwoord op een veiligheidsprobleem;

g)

de uitvoering van wijzigingen en reparaties, overeenkomstig M.A.304;

h)

de afgifte van het massa- en zwaartepuntrapport dat de actuele configuratie van het luchtvaartuig weergeeft aan de gezagvoerder of, in het geval van luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, de exploitant;

i)

onderhoudscontrolevluchten voor zover noodzakelijk.

M.A.302   Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

a)

Het onderhoud van een luchtvaartuig gebeurt aan de hand van een AMP.

b)

Het AMP en alle wijzigingen daarvan dienen door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd.

c)

Als de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig wordt beheerd door een CAMO of CAO, of wanneer tussen de eigenaar en een CAMO of CAO een schriftelijk contract is gesloten overeenkomstig punt i), onder 1), van M.A.201, mogen het AMP en de wijzigingen daarvan worden goedgekeurd via een indirecte goedkeuringsprocedure.

In dat geval wordt de indirecte goedkeuringsprocedure vastgesteld door de betrokken CAMO of CAO, in het kader van het in CAMO.A.300 van bijlage V quater vermelde handboek voor beheer van de permanente luchtwaardigheid (CAME) of de in het kader van de in CAO.A.25 van bijlage V quinquies vermelde gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring, en wordt ze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor die CAMO of COA.

De indirecte goedkeuringsprocedure wordt alleen gebruikt als de betrokken CAMO of CAO onder toezicht staat van de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig, tenzij overeenkomstig punt 3 van M.1 een schriftelijke overeenkomst is gesloten waarbij de verantwoordelijkheid voor de goedkeuring van het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de CAMO of CAO.

d)

Het AMP dient in overeenstemming te zijn met:

1)

de instructies van de bevoegde autoriteit;

2)

de instructies inzake de permanente luchtwaardigheid:

i)

die zijn gegeven door de houders van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een grote reparatie, een ETSO-autorisatie of een andere relevante erkenning uit hoofde van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

ii)

die zijn opgenomen in de certificeringsspecificaties waarnaar wordt verwezen in punt 21.A.90B of 21.A.431B van de bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor zover van toepassing;

e)

Bij wijze van uitzondering op punt d) mag de eigenaar of de organisatie die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert, afwijken van de in punt d), onder 2), bedoelde instructie en grotere intervallen voorstellen in het AMP, op basis van gegevens die zijn verkregen uit voldoende, op basis van punt h) uitgevoerde toetsingen. Indirecte goedkeuring is niet toegestaan voor de uitbreiding van veiligheidsgerelateerde taken. De eigenaar of de organisatie die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert, mag eveneens aanvullende instructies voorstellen in het AMP.

f)

Het AMP dient de details te bevatten van alle uit te voeren onderhoudstaken, met inbegrip van de frequentie en de specifieke taken die verband houden met het soort en de kenmerken van de vluchten.

g)

Voor complexe motoraangedreven luchtvaartuigen moet het AMP een betrouwbaarheidsprogramma omvatten wanneer het is gebaseerd op logica van de onderhoudsstuurgroep of op conditietoezicht.

h)

Het AMP wordt periodiek beoordeeld en zo nodig bijgewerkt. Die beoordelingen waarborgen dat het AMP actueel en geldig blijft in het licht van tijdens de exploitatie opgedane ervaring en instructies van de bevoegde autoriteit, terwijl rekening wordt gehouden met nieuwe of gewijzigde onderhoudsinstructies van houders van typecertificaten en van aanvullende typecertificaten en door elke andere organisatie die dergelijke gegevens publiceert conform de bijlage (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.”;

(8)

M.A.304 wordt vervangen door:

M.A.304   Gegevens voor wijzigingen en reparaties

Een persoon of organisatie die een luchtvaartuig of onderdeel repareert, beoordeelt eventuele schade. Wijzigingen en reparaties worden, al naargelang van toepassing, uitgevoerd met de volgende gegevens:

a)

goedgekeurd door het Agentschap;

b)

goedgekeurd overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

c)

opgenomen in de voorschriften waarnaar wordt verwezen in punt 21.A.90B of 21.A.431B van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) 748/2012.”;

(9)

M.A.305 wordt vervangen door:

M.A.305   Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

a)

Nadat het onderhoud is uitgevoerd, wordt het bij M.A.801 of 145.A.50, al naargelang van toepassing, vereiste certificaat van vrijgave voor gebruik zo snel mogelijk en uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van elk onderhoud opgenomen in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

b)

De administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig moet het volgende bevatten:

1.

de datum van de opname in de administratie, de totale geaccumuleerde diensttijd voor de toepasselijke parameter voor luchtvaartuigen, motoren en/of propellers;

2.

de onder c) en d) vermelde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, samen met de onder e) vermelde gedetailleerde onderhoudsgegevens;

3.

het technisch logboek van het luchtvaartuig, indien vereist uit hoofde van M.A.306.

c)

De gegevens over de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig omvatten het actuele massa- en zwaartepuntrapport en de actuele status van:

1.

luchtwaardigheidsaanwijzingen en maatregelen die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit als direct antwoord op een veiligheidsprobleem;

2.

wijzigingen en reparaties;

3.

de naleving van het AMP;

4.

uitgestelde onderhoudswerkzaamheden en uitgestelde rectificaties van defecten.

d)

De gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig omvatten de actuele status die specifiek is voor componenten van:

1.

onderdelen met een beperkte levensduur, met inbegrip van de geaccumuleerde levensduur van elk getroffen onderdeel in verhouding tot de toepasselijke parameter voor beperking van de luchtwaardigheid; en

2.

periodiek gecontroleerde componenten, met inbegrip van de geaccumuleerde levensduur van de desbetreffende componenten in de toepasselijke parameter, sinds het laatste geplande onderhoud, zoals gespecificeerd in het onderhoudsprogramma.

e)

De eigenaar of exploitant zet een systeem op om de volgende documenten en gegevens te bewaren in een vorm die aanvaardbaar is voor de bevoegde autoriteit en voor de hieronder vermelde perioden:

1.

systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen: het technische logboek of andere qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardige gegevens, gedurende de periode van 36 maanden voorafgaand aan de laatste aantekening,

2.

het certificaat van vrijgave voor gebruik en gedetailleerde onderhoudsgegevens:

(i)

waaruit blijkt dat voldaan is aan de luchtwaardigheidsaanwijzingen en maatregelen die door de bevoegde autoriteit zijn voorgeschreven als direct antwoord op een veiligheidsprobleem en die betrekking hebben op het luchtvaartuig, de motor(en), propeller(s) en componenten die daarop zijn gemonteerd, al naargelang van toepassing, tot de daarin vervatte informatie wordt vervangen door nieuwe informatie die qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden;

(ii)

waaruit blijkt dat voldaan is aan de toepasselijke gegevens in overeenstemming met M.A.304, voor actuele wijzigingen en reparaties aan het luchtvaartuig, de motor(en), propeller(s) en alle componenten waarvoor luchtwaardigheidsbeperkingen gelden; en

(iii)

van elk gepland of ander onderhoud dat vereist is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de motor(en) of propeller(s), al naargelang van toepassing, tot de daarin vervatte informatie wordt vervangen door nieuwe informatie die qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden.

3.

gegevens die specifiek zijn voor bepaalde componenten:

(i)

een gebruiksgeschiedenis van elk onderdeel met beperkte levensduur, op basis waarvan de actuele nalevingsstatus van de luchtwaardigheidsbeperkingen wordt bepaald;

(ii)

het certificaat van vrijgave voor gebruik voor het laatste uitgevoerde geplande onderhoud en elk daar op volgend niet-gepland onderhoud van alle onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten, tot het geplande onderhoud achterhaald is door een ander gepland onderhoud dat qua reikwijdte en detailniveau gelijkwaardig is, maar betrekking heeft op een periode van minstens 36 maanden;

(iii)

het certificaat van vrijgave voor gebruik en de aanvaardingsverklaring van de eigenaar voor elke component die op een ELA2-luchtvaartuig is gemonteerd zonder een EASA-formulier 1 overeenkomstig 21.A.307, punt c), van bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012, maar die betrekking hebben op een periode van minstens 36 maanden.

4.

Perioden tijdens dewelke gegevens moeten worden bewaard wanneer het luchtvaartuig definitief uit dienst wordt genomen:

(i)

de uit hoofde van M.A.305, punt b), onder 1), vereiste gegevens met betrekking tot luchtvaartuigen, motor(en) en propeller(s), welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard;

(ii)

de laatste effectieve status en verslagen als beschreven in punten c) en d) van M.A.305, welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard; en

(iii)

de meest recente certificaten van vrijgave voor gebruik en gedetailleerde onderhoudsgegevens, als beschreven in punt e), onder 2), punt ii), en punt e), onder 3), punt i), van M.A.305, welke minstens 12 maanden moeten worden bewaard.

f)

De persoon of organisatie die krachtens M.A.201 verantwoordelijk is voor het beheer van de taken in verband met permanente luchtwaardigheid moet voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig en de gegevens op verzoek aan de bevoegde autoriteit voorleggen.

g)

Alle in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig ingevoerde gegevens dienen duidelijk en nauwkeurig te zijn. Wanneer ingevoerde gegevens moeten worden gecorrigeerd, dan dient die correctie zo te gebeuren dat de oorspronkelijke gegevens duidelijk zichtbaar zijn.”

(10)

in M.A.306 wordt de inleidende zin onder a) vervangen door:

“a)

Naast de vereisten van M.A.305 gebruikt de exploitant, voor commercieel luchtvervoer, commerciële gespecialiseerde luchtvaartactiviteiten en commerciële ATO- of DTO-activiteiten, een technisch logboek met de volgende informatie voor elk luchtvaartuig:”;

(11)

in M.A.306 wordt punt b) vervangen door:

“b)

De eerste uitgifte van een systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen dient door de bevoegde autoriteit te worden goedgekeurd overeenkomstig CAMO.A.105 van bijlage V quater (deel CAMO) of CAO.1(1) van bijlage V quinquies (deel CAO), al naargelang van toepassing. Alle latere wijzigingen van dat systeem worden beheerd overeenkomstig CAMO.A.300, punt c), of CAO.A.025, punt c)”;

(12)

in M.A.306 wordt punt c) geschrapt.

(13)

M.A.307 wordt vervangen door:

“a)

Wanneer een luchtvaartuig permanent wordt overgedragen van de ene eigenaar of exploitant naar een andere, moet de overdragende eigenaar of exploitant ervoor zorgen dat de in M.A.305 vermelde luchtwaardigheidsgegevens en, indien van toepassing, de in M.A.306 vermelde technische logboeken, eveneens worden overgedragen.

b)

Wanneer de eigenaar de taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid uitbesteedt aan een CAMO of CAO, zorgt hij ervoor dat de in M.A.305 vermelde gegevens over de permanente luchtwaardigheid worden overgedragen aan die organisatie.

c)

De in punt e) van M.A.305 vermelde perioden dat gegevens moeten worden bijgehouden, blijven gelden voor de nieuwe eigenaar, exploitant, CAMO of CAO.”;

(14)

in M.A.403 wordt punt d) vervangen door:

“d)

Elk defect dat niet vóór de vlucht wordt verholpen, wordt opgenomen in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, zoals vermeld in M.A.305, of, indien van toepassing, in het systeem van technische logboeken van het luchtvaartuig, zoals vermeld in M.A.306.”;

(15)

In M.A.501 wordt punt a), onder 1), vervangen door:

“1)

Onderdelen die zich in acceptabele toestand bevinden, zijn vrijgegeven middels een EASA-formulier 1 of gelijkwaardig en zijn gemarkeerd in overeenstemming met subdeel Q van bijlage I (deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, tenzij anders gespecificeerd in bijlage I (deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 of in deze bijlage (deel M) of bijlage V quinquies (deel CAO).”

(16)

In M.A.501 wordt punt a), onder 3), vervangen door:

“3)

Componenten die als niet meer te herstellen zijn geclassificeerd omdat ze hun maximale levensduur hebben bereikt of een niet-herstelbaar defect hebben.”

(17)

M.A.502 wordt vervangen door:

M.A.502   Onderdelenonderhoud

a)

Het onderhoud van onderdelen wordt uitgevoerd door onderhoudsorganisaties die zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of overeenkomstig bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO), al naargelang van toepassing.

b)

In afwijking van punt a) mag het onderhoud van een op een luchtvaartuig gemonteerd onderdeel worden uitgevoerd door een luchtvaartuigonderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO), of door he tin M.A.801, punt b), onder 2), vermelde certificeringspersoneel. Dergelijk onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig of overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de componenten, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt. Deze luchtvaartuigonderhoudsorganisatie of dit onderhoudspersoneel mag het onderdeel tijdelijk verwijderen voor onderhoud als dit nodig is om de toegang tot het onderdeel te verbeteren, behalve als extra onderhoud nodig is ten gevolge van de verwijdering. Onderdelenonderhoud dat in overeenstemming met deze alinea wordt uitgevoerd, komt niet in aanmerking voor de afgifte van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.

c)

In afwijking van punt a) mag het onderhoud van een op een motor of hulpaggregaat (APU) gemonteerd onderdeel worden uitgevoerd door een motoronderhoudsorganisatie die erkend is overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO). Dergelijk onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de motor of het APU of overeenkomstig de onderhoudsgegevens van de componenten, als de bevoegde autoriteit hiermee instemt. Deze onderhoudsorganisatie met een classificatie Categorie B mag het onderdeel tijdelijk verwijderen voor onderhoud als dit nodig is om de toegang tot het onderdeel te verbeteren, behalve als extra onderhoud nodig is ten gevolge van de verwijdering.

De bovenstaande punten a), b) en c) zijn niet van toepassing op componenten waarnaar wordt verwezen in 21.A.307, punt c), van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

d)

Als de in 21.A.307, punt c), van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 vermelde componenten op het luchtvaartuig zijn gemonteerd of tijdelijk zijn verwijderd om de toegang te verbeteren, wordt het onderhoud verricht door een luchtvaartonderhoudsorganisatie die is erkend overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO), al naargelang van toepassing, door het in M.A.801, punt b), onder 2), vermelde certificeringspersoneel of door de in M.A.801, punt b), onder 3), vermelde piloot-eigenaar. Onderdelenonderhoud dat in overeenstemming met deze alinea wordt uitgevoerd, komt niet in aanmerking voor de afgifte van een EASA-formulier 1 en moet voldoen aan de in punt M.A.801 bepaalde vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.”;

(18)

M.A.503 wordt vervangen door:

M.A.503   Onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten

“a)

Geïnstalleerde onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten mogen de in het onderhoudsprogramma en de luchtwaardigheidsaanwijzingen gespecificeerde beperking niet overschrijden, tenzij zoals in bepaald in M.A.504, punt c).

b)

Als de goedgekeurde beperking wordt overschreven, wordt de component uit het luchtvaartuig gehaald voor onderhoud of, in het geval van onderdelen met beperkte levensduur, voor verwijdering.”

(19)

In M.A.504 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Niet meer te herstellen componenten mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de maximale levensduur verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.”

(20)

In M.A.603 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

Een organisatie die betrokken is bij de activiteiten waarop dit subdeel betrekking heeft, mag haar activiteiten niet uitoefenen tenzij zij is erkend door de bevoegde autoriteit. Daartoe gebruikt de bevoegde autoriteit het in aanhangsel V opgenomen model.

b)

De reikwijdte van de werkzaamheden die onder de erkenning vallen, wordt gespecificeerd in het handboek van de onderhoudsorganisatie, overeenkomstig M.A.604. De klassen en bevoegdverklaringen die moeten worden gebruikt voor de erkenning van onderhoudsorganisaties, zijn opgenomen in aanhangsel IV van dit deel.”;

(21)

In M.A.604 wordt punt a), onder 1), vervangen door:

“1.

een verklaring, ondertekend door de overeenkomstig M.A.606, punt a), aangestelde verantwoordelijke manager, waarin wordt bevestigd dat de organisatie te allen tijde haar activiteiten zal uitvoeren overeenkomstig de voorschriften van deze bijlage (deel M) of bijlage V ter (deel ML), al naargelang van toepassing, en overeenkomstig het handboek;”;

(22)

in M.A.606 wordt punt i) vervangen door:

“i)

Als de organisatie beoordelingen van de luchtwaardigheid uitvoert en het overeenkomstige certificaat van de beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft voor ELA1-luchtvaartuigen die niet betrokken zijn bij commerciële vluchtuitvoeringen overeenkomstig ML.A.901, onder 1), van bijlage V ter (deel ML), dient zij te beschikken over personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat gekwalificeerd is en gemachtigd is overeenkomstig ML.A.904 van bijlage V ter (deel ML).”

(23)

in M.A.606 wordt punt j) geschrapt;

(24)

in M.A.607 wordt punt a), onder 1), vervangen door:

“1.

dat het certificeringspersoneel kan aantonen dat het voldoet aan de vereisten van 66.A.20, onder b), van bijlage III (deel-66) of, als die bijlage zulks voorschrijft, aan de regelgeving van de lidstaat;”

(25)

M.A.609 wordt vervangen door:

M.A.609   Onderhoudsgegevens

Bij het uitvoeren van onderhoud, inclusief wijzigingen en reparaties, dient de erkende onderhoudsorganisatie de van toepassing zijnde onderhoudsgegevens bij te houden en te gebruiken, zoals gespecificeerd in M.A.401 van deze bijlage of in ML.A.401 van bijlage V ter (deel ML). Ingeval de klant de onderhoudsgegevens levert, mag de organisatie die gegevens echter alleen bijhouden en gebruiken terwijl de onderhoudswerkzaamheden aan de gang zijn.”;

(26)

M.A.611, M.A.612 en M.A.613 worden vervangen door:

M.A.611   Onderhoudsnormen

Alle onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig de eisen van subdeel D, sectie A, van deze bijlage, of overeenkomstig de eisen van subdeel D, sectie A, van bijlage V ter (deel ML), zoals uiteengezet in artikel 3, lid 1.

M.A.612   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

Na voltooiing van alle overeenkomstig dit subdeel vereiste onderhoud van een luchtvaartuig wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven overeenkomstig M.A.801 van deze bijlage of ML.A.801 van bijlage V ter (deel ML), zoals uiteengezet in artikel 3, lid 1.

M.A.613   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

a)

Nadat alle vereisten onderhoud van onderdelen voltooid is overeenkomstig dit subdeel, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen afgegeven overeenkomstig M.A.802 van deze bijlage of ML.A.802 van bijlage V ter (deel ML), al naargelang van toepassing. Er wordt een EASA-formulier 1 afgegeven, behalve voor onderdelen die onderhouden zijn overeenkomstig punt b) of d) van M.A.502, voor onderdelen die vervaardigd zijn overeenkomstig punt c) van M.A.603 van deze bijlage en voor onderdelen waarvoor anders is bepaald in ML.A.502 van bijlage V ter (deel ML).

b)

Het certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen, EASA-formulier 1, mag worden opgemaakt vanuit een computersysteem.”;

(27)

In M.A.614 wordt punt b) vervangen door:

“b)

De erkende onderhoudsorganisatie dient een kopie van elk certificaat van vrijgave voor gebruik en bij de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig, samen met een kopie van alle gedetailleerde onderhoudsgegevens die verband houden met de uitgevoerde werkzaamheden en nodig zijn om de naleving van M.A.305 aan te tonen.”;

(28)

M.A.615 wordt vervangen door:

M.A.615   Bevoegdheden van de organisatie

De overeenkomstig subdeel F, sectie A, van deze bijlage erkende onderhoudsorganisatie mag:

a)

elk luchtvaartuig en/of onderdeel waarvoor ze werd erkend, onderhouden in de locaties die in het erkenningscertificaat en in het handboek van de onderhoudsorganisatie gespecificeerd zijn;

b)

gespecialiseerde diensten laten verrichten bij een andere passend gekwalificeerde organisatie, onder controle van de onderhoudsorganisatie, zoals beschreven in het handboek van de onderhoudsorganisatie;

c)

op elke plaats elk luchtvaartuig of luchtvaartuigonderdeel onderhouden waarvoor erkenning is afgegeven, naar aanleiding van de noodzaak dergelijk onderhoud uit te voeren als gevolg van ofwel de onbruikbare staat van het luchtvaartuig ofwel de noodzaak van ondersteunend occasioneel onderhoud, conform de in het handboek van de onderhoudsorganisatie uiteengezette voorwaarden;

d)

certificaten van vrijgave voor gebruik afgeven bij voltooiing van het onderhoud, overeenkomstig M.A.612 of M.A.613 van deze bijlage;

e)

indien specifiek erkend om dit te doen voor ELA1-luchtvaartuigen die geen commerciële activiteiten uitvoeren, luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoeren en het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven, overeenkomstig de voorwaarden van ML.A.903 van bijlage V ter (deel ML).

De organisatie mag enkel het onderhoud uitvoeren van een luchtvaartuig of onderdeel waarvoor ze is erkend indien alle noodzakelijke faciliteiten, uitrusting, gereedschappen, materiaal, onderhoudsgegevens en certificeringspersoneel beschikbaar zijn.”;

(29)

In M.A.619 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de in deze bijlage en bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm verlaagt en ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

b)

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de in deze bijlage en bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm zou kunnen verlagen en mogelijkerwijs gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.”;

(30)

M.A.801 wordt vervangen door:

M.A.801   Certificaat van vrijgave voor gebruik van luchtvaartuigen

a)

Behalve voor luchtvaartuigen die zijn vrijgegeven voor gebruik door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, wordt het certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven in overeenstemming met dit subdeel.

b)

Een luchtvaartuig wordt pas vrijgegeven voor gebruik wanneer, nadat alle vereiste onderhoudstaken goed zijn uitgevoerd, een certificaat van vrijgave voor gebruik is afgegeven. Het certificaat van vrijgave voor gebruik wordt afgegeven door een bevoegd certificeringspersoneel van de onderhoudsorganisatie die is erkend overeenkomstig subdeel F van deze bijlage of bijlage V quinquies (deel CAO), behalve voor andere onderhoudstaken dan de in aanhangsel VII van deze bijlage opgesomde complexe onderhoudstaken; in dat laatste geval wordt het certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven door:

1.

onafhankelijk certificeringspersoneel dat handelt overeenkomstig de voorschriften van artikel 5 van deze verordening; of

2.

de piloot-eigenaar, die handelt overeenkomstig M.A.803 van deze bijlage.

c)

In onvoorziene situaties waarbij een luchtvaartuig aan de grond staat op een locatie waar geen onderhoudsorganisatie erkend is overeenkomstig deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) en geen onafhankelijk certificeringspersoneel beschikbaar is, mag de eigenaar, in afwijking van punt b), een persoon aanduiden die over minstens drie jaar passende onderhoudservaring beschikt en houder is van ofwel een geldige onderhoudsvergunning die voldoet aan ICAO-bijlage 1 voor het type luchtvaartuig dat certificering vereist, ofwel een machtiging voor certificeringspersoneel die geldig is voor de werkzaamheden waarvoor certificering vereist is, afgegeven door een overeenkomstig ICAO-bijlage 6 erkende onderhoudsorganisatie, om het luchtvaartuig te onderhouden overeenkomstig de normen die zijn vastgesteld in subdeel D van deze bijlage en het vrij te geven voor gebruik. In dat geval moet de eigenaar:

1.

in de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig gedetailleerde informatie opnemen en bewaren over het uitgevoerde onderhoud en de kwalificaties van de persoon in kwestie die het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft;

2.

ervoor zorgen dat dergelijk onderhoud achteraf wordt gecontroleerd en dat zo snel mogelijk en in elk geval binnen 7 kalenderdagen na de afgifte van een certificaat van vrijgave voor gebruik door de door de eigenaar gemachtigde persoon, een nieuw certificaat van vrijgave voor gebruik wordt afgegeven door een in punt b) bedoelde naar behoren gemachtigde persoon of een overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) erkende organisatie;

3.

de managementorganisatie voor permanente luchtwaardigheid in kennis stellen, indien daarmee een contract werd gesloten of, ingeval een dergelijk contract niet werd gesloten, de bevoegde instantie, binnen de zeven dagen na de afgifte van een dergelijke machtiging.

d)

In geval van een vrijgave voor gebruik overeenkomstig punt b), onder 2), mag het certificeringspersoneel bij het uitvoeren van de onderhoudstaken worden bijgestaan door één of meer personen die rechtstreeks en permanent onder haar controle staan.

e)

Een certificaat van vrijgave voor gebruik bevat ten minste:

1.

de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud;

2.

de datum waarop het onderhoud werd uitgevoerd;

3.

de identiteit van de organisatie en/of persoon die de vrijgave voor gebruik afgeeft, met inbegrip van:

i)

de referentie van de erkenning van de onderhoudsorganisatie en het certificeringspersoneel die het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeven;

ii)

in het geval van punt b), onder 2), de identiteit en, indien van toepassing, het nummer van de vergunning van het certificeringspersoneel dat het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft;

4.

de eventuele beperkingen van de luchtwaardigheid of de activiteiten.

f)

Wanneer het voorgeschreven onderhoud niet kan worden uitgevoerd, mag, in afwijking van punt b) en niettegenstaande punt g), een certificaat van vrijgave voor gebruik worden afgegeven met de goedgekeurde beperkingen van het luchtvaartuig. In dat geval wordt op het certificaat vermeld dat het onderhoud niet kon worden uitgevoerd en worden alle toepasselijke luchtwaardigheids- of vluchtuitvoeringsbeperkingen vermeld, in het kader van de informatie die vereist is uit hoofde van punt e), onder 4).

g)

Een certificaat van vrijgave voor gebruik mag niet worden afgegeven in geval van een gekende niet-naleving die de vliegveiligheid in gevaar brengt.”

(31)

M.A.802 wordt vervangen door:

M.A.802   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen

a)

Behalve voor luchtvaartuigen die zijn vrijgegeven voor gebruik door een overeenkomstig bijlage II (deel 145) erkende onderhoudsorganisatie, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven bij voltooiing van onderhoud van een luchtvaartuigonderdeel overeenkomstig M.A.502.

b)

Het certificaat van vrijgave voor gebruik, aangeduid als EASA-formulier 1, vormt het certificaat van vrijgave voor gebruik voor onderdelen, behalve wanneer dergelijk onderhoud aan luchtvaartuigonderdelen is uitgevoerd in overeenstemming met punt M.A.502, punt b) of d), in welk geval het onderhoud onderworpen is aan procedures voor de vrijgave van luchtvaartuigen volgens punt M.A.801.”;

(32)

in M.A.803 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Voor andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730 kg die niet worden gebruikt voor CAT-vluchtuitvoeringen, commerciële gespecialiseerde activiteiten of commerciële ATO- of DTO-activiteiten, mag de piloot-eigenaar een CRS afgeven nadat hij beperkt onderhoud als piloot-eigenaar heeft uitgevoerd, zoals gespecificeerd in aanhangsel VIII van deze bijlage.”;

(33)

in M.A.803 wordt punt d) vervangen door:

“d)

Het certificaat van vrijgave voor gebruik wordt in de administratie van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig opgetekend en bevat de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud, de gebruikte onderhoudsgegevens, de datum waarop het onderhoud is voltooid en de identiteit, de handtekening en het vliegbewijsnummer van de piloot-eigenaar die het certificaat uitgeeft.”;

(34)

M.A.901 wordt vervangen door:

M.A.901   Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

Om de geldigheid van het bewijs van luchtwaardigheid van een luchtvaartuig te verzekeren moet een periodieke beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de gegevens met betrekking tot zijn permanente luchtwaardigheid worden uitgevoerd.

a)

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven conform aanhangsel III (EASA-formulier 15a of 15b) van deze bijlage na voltooiing van een toereikende beoordeling van de luchtwaardigheid. Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid is 1 jaar geldig.

b)

Een luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving is een luchtvaartuig:

1.

waarvan de luchtwaardigheid in de voorbije 12 maanden permanent werd beheerd door een unieke CAMO of CAO;

2.

dat in de voorbije 12 maanden is onderhouden door een overeenkomstig subdeel F van deze bijlage, bijlage II (deel 145) of bijlage V quinquies (deel CAO) erkende onderhoudsorganisatie, daaronder begrepen in de gevallen waarin de in punt b) van M.A.803 vermelde onderhoudstaken zijn uitgevoerd en vrijgegeven voor gebruik overeenkomstig punt b), onder 1) of 2), van M.A.801 van deze bijlage.

c)

Voor alle luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een vliegvergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008, en voor luchtvaartuigen met een MTOM van meer dan 2 730 kg die zich in een gecontroleerde omgeving bevinden, mag de in punt b), onder 1), bedoelde organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, overeenkomstig CAMO.A.125 en punt c), onder 1), van CAO.A.95, en op voorwaarde dat punt j) wordt nageleefd:

1.

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven overeenkomstig M.A.901;

2.

hoogstens twee keer de geldigheid van het door haar afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid met telkens 1 jaar verlengen, als het desbetreffende luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving is gebleven.

d)

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt door de bevoegde autoriteit afgegeven na een goede beoordeling op basis van een aanbeveling van een CAMO of CAO, die samen met de aanvraag van de eigenaar of exploitant is ingediend voor alle luchtvaartuigen die gebruikt worden door luchtvaartmaatschappijen met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, en voor luchtvaartuigen met een MTOM van meer dan 2 730 kg die voldoen aan een van de volgende voorwaarden:

1.

ze bevinden zich niet in een gecontroleerde omgeving;

2.

hun permanente luchtwaardigheid wordt beheerd door een organisatie die niet bevoegd is om beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren.

De in de eerste alinea vermelde aanbeveling moet gebaseerd zijn op een overeenkomstig M.A.901 uitgevoerde beoordeling van de luchtwaardigheid.

e)

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 en voor luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730 kg, mag elke door de eigenaar of exploitant gekozen CAMO of CAO overeenkomstig CAMO.A.125 of CAO.A.095 en met inachtneming van punt j):

1.

het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven overeenkomstig M.A.901;

2.

hoogstens twee keer de geldigheid van het door haar afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid met telkens 1 jaar verlengen, als het luchtvaartuig in een gecontroleerde omgeving onder haar beheer is gebleven.

f)

In afwijking van punt c), onder 2), en punt e), onder 2), van M.A.901 mag de in punt b), onder 1) vermelde organisatie die de permanente luchtwaardigheid beheert, in het geval van luchtvaartuigen die zich in een gecontroleerde omgeving bevinden, ten hoogste twee keer de geldigheid van een door de bevoegde autoriteit of een andere CAMO of CAO afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen met telkens één jaar, op voorwaarde dat punt j) wordt nageleefd.

g)

Telkens wanneer omstandigheden het bestaan van een mogelijk risico voor de luchtvaartveiligheid aantonen, voert de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uit en verstrekt zij zelf het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid.

h)

Onverminderd punt g) mag de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoeren en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid zelf afgeven in de volgende gevallen:

1.

als de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig wordt beheerd door een CAMO of CAO waarvan de hoofdvestiging zich in een derde land bevindt;

2.

voor alle luchtvaartuigen met een MTOM van hoogstens 2 730 kg, als de eigenaar daarom verzoekt.

i)

Als de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en/of het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft overeenkomstig punt g) of h) of na een beoordeling van de aanbeveling overeenkomstig M.A.901, verstrekt de eigenaar of exploitant van het luchtvaartuig met het oog daarop het volgende aan de bevoegde autoriteit:

1.

alle documentatie waar de bevoegde instantie om vraagt;

2.

geschikte accommodatie op de gepaste plaats voor haar personeel;

3.

ondersteuning van het certificeringspersoneel.

j)

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt niet afgegeven of verlengd als er bewijzen of aanwijzingen zijn dat het luchtvaartuig niet luchtwaardig is.

k)

De beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig omvat een volledig gedocumenteerde beoordeling van de gegevens van het luchtvaartuig, waarbij wordt bepaald of aan de volgende eisen is voldaan:

1.

de vlieguren en de eraan verbonden vluchtcycli van casco, motor en propeller zijn correct geregistreerd;

2.

het vlieghandboek is van toepassing op de configuratie van het luchtvaartuig en geeft de meest recente wijzigingsstatus weer;

3.

alle onderhoud van het luchtvaartuig dat volgens het goedgekeurde onderhoudsprogramma moest gebeuren, is uitgevoerd;

4.

alle bekende defecten zijn gecorrigeerd of de correctie ervan is, waar mogelijk, op een gecontroleerde manier uitgesteld overeenkomstig M.A.403;

5.

alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen zijn uitgevoerd en correct geregistreerd;

6.

alle wijzigingen en reparaties van het luchtvaartuig zijn geregistreerd en zijn in overeenstemming met M.A.304;

7.

alle onderdelen met beperkte levensduur en periodiek gecontroleerde componenten die op het luchtvaartuig zijn geïnstalleerd, zijn goed geïdentificeerd, geregistreerd en hebben hun beperking niet overschreven;

8.

alle onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig deze bijlage;

9.

het actuele massa- en zwaartepuntrapport geeft de actuele configuratie van het luchtvaartuig weer en is geldig;

10.

het luchtvaartuig voldoet aan de laatste herziening van zijn typeontwerp die door het Agentschap is goedgekeurd;

11.

indien vereist, beschikt het luchtvaartuig over een geluidscertificaat dat overeenstemt met de huidige configuratie van het luchtvaartuig conform subdeel I van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

l)

De luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig omvat een fysieke keuring van het luchtvaartuig. Voor deze keuring moet luchtwaardigheidspersoneel dat niet voldoende gekwalificeerd is overeenkomstig bijlage III (deel 66), worden bijgestaan door gekwalificeerd personeel.

m)

Door de fysieke keuring van het luchtvaartuig dient het luchtwaardigheidspersoneel zich ervan te verzekeren dat:

1.

alle vereiste markeringen en opschriften correct zijn aangebracht;

2.

het luchtvaartuig voldoet aan zijn goedgekeurde vlieghandboek;

3.

de luchtvaartuigconfiguratie voldoet aan de goedgekeurde documentatie;

4.

er geen aanwijsbaar defect kan worden gevonden dat niet volgens M.A.403 werd behandeld;

5.

er geen inconsistenties kunnen worden gevonden tussen het luchtvaartuig en de in punt k) bedoelde gedocumenteerde beoordeling van de gegevens.

n)

In afwijking van punt a) kan de beoordeling van de luchtwaardigheid worden vervroegd met een maximumperiode van 90 dagen, zonder af te wijken van de beoordelingscyclus van de luchtwaardigheid, teneinde de fysieke keuring te laten plaatshebben tijdens een onderhoudscontrole.

o)

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15b) of de aanbeveling voor het afgeven van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a), waarnaar wordt verwezen in aanhangsel III van deze bijlage, kan alleen worden afgegeven:

1.

door gemachtigd personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, namens de erkende organisatie;

2.

als de beoordeling van de luchtwaardigheid volledig is uitgevoerd.

p)

Een afschrift van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid dat voor een luchtvaartuig is afgegeven of verlengd, dient binnen tien dagen te worden verzonden aan de lidstaat van registratie van dat luchtvaartuig.

q)

Taken met betrekking tot de beoordeling van de luchtwaardigheid mogen niet worden uitbesteed.

r)

Als het resultaat van de beoordeling van de luchtwaardigheid niet overtuigend is, moet de organisatie die de beoordeling heeft uitgevoerd de bevoegde autoriteit daar zo snel mogelijk van in kennis stellen, en in elk geval binnen 72 uur na het ogenblik waarop de organisatie de reden heeft vastgesteld waarom de luchtwaardigheidsbeoordeling niet overtuigend is.

s)

Het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid mag slechts worden afgegeven als alle bevindingen zijn afgerond”;

(35)

In M.A.902 wordt punt b), onder 5), vervangen door:

“5.

een wijziging of reparatie niet in overeenstemming is met M.A.304.”

(36)

M.A.904 wordt vervangen door:

M.A.904   Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de EU werden ingevoerd

a)

Wanneer een aanvrager een luchtvaartuig uit een derde land of uit een regelgevingskader waarin Verordening (EU) 2018/1139 niet van toepassing is, in het register van een lidstaat invoert, dient hij:

1.

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie te vragen om de afgifte van een nieuw bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

2.

voor niet-nieuwe luchtvaartuigen een beoordeling van de luchtwaardigheid te laten uitvoeren overeenkomstig punt M.A.901;

3.

alle onderhoud te laten uitvoeren om te voldoen aan het goedgekeurde onderhoudsprogramma overeenkomstig punt M.A.302.

b)

Wanneer de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de betreffende vereisten, dan stuurt de organisatie die de luchtwaardigheidsbeoordeling uitvoert een gedocumenteerde aanbeveling voor de afgifte van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

c)

De eigenaar verleent toegang tot het luchtvaartuig voor inspectie door bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

d)

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een luchtwaardigheidscertificaat af wanneer zij ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan de eisen van bijlage I (deel 21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

e)

Die bevoegde autoriteit van de lidstaat geeft ook het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af. Het certificaat is 1 jaar geldig, tenzij de bevoegde autoriteit besluit de geldigheidsduur te beperken om redenen van veiligheid van de luchtvaart.”;

(37)

In M.A.905 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de in deze bijlage vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm verlaagt en ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

b)

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de in deze bijlage vastgestelde vereisten die de veiligheidsnorm zou kunnen verlagen en mogelijkerwijs gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.”;

(38)

het volgende punt M.B.103 wordt ingevoegd:

M.B.103   Bevindingen en handhavingsmaatregelen - personen

Als de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht overeenkomstig deze bijlage tijdens het toezicht of met behulp van andere middelen bewijzen vindt dat de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 niet zijn nageleefd door een persoon die houder is van een overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 afgegeven vergunning, certificaat, bevoegdverklaring of attest, neemt de bevoegde autoriteit die de niet-naleving heeft vastgesteld alle handhavingsmaatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat die niet-naleving voortduurt.”;

(39)

M.B.104 wordt vervangen door:

M.B.104   Bewaren van gegevens

a)

De bevoegde autoriteiten dienen een administratiesysteem op te zetten dat een adequate traceerbaarheid waarborgt van het proces van afgifte, behoud, wijziging, schorsing of intrekking van elk certificaat.

b)

De gegevens inzake het toezicht op overeenkomstig deze bijlage erkende organisaties moeten minimaal het volgende omvatten:

1.

de aanvraag voor een erkenning van de organisatie;

2.

het bewijs van erkenning van de organisatie inclusief eventuele wijzigingen;

3.

een kopie van het auditprogramma met een opsomming van de data wanneer audits uitgevoerd moeten worden respectievelijk uitgevoerd zijn;

4.

de gegevens van het permanente toezicht door de bevoegde autoriteit, incl. alle auditnotities;

5.

kopieën van alle relevante correspondentie;

6.

details van elke vrijstelling en elke handhavingsmaatregel;

7.

rapporten van andere bevoegde autoriteiten met betrekking tot het toezicht op de organisatie;

8.

beschrijving of handboek van de organisatie, met wijzigingen;

9.

een kopie van elk ander document dat rechtstreeks door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

c)

De bewaartermijn voor de gegevens van punt b) bedraagt minstens 5 jaar.

d)

De minimale administratie voor het toezicht op elk luchtvaartuig dient minstens een kopie te bevatten van:

1.

het bewijs van luchtwaardigheid van het luchtvaartuig;

2.

certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid;

3.

aanbevelingen voor de beoordeling van de luchtwaardigheid die zijn afgegeven door overeenkomstig deel CAO of deel CAMO erkende organisaties;

4.

rapporten van de beoordeling van de luchtwaardigheid, rechtstreeks uitgevoerd door de bevoegde autoriteit;

5.

alle relevante briefwisseling met betrekking tot het luchtvaartuig;

6.

de bijzonderheden van alle vrijstellingen en handhavingsactiviteiten;

7.

elk document dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage of bijlage II bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (deel ARO).

e)

De in punt d) bedoelde gegevens moeten worden bewaard tot twee jaar nadat het luchtvaartuig definitief uit dienst werd genomen.

f)

Alle gegevens moeten ter beschikking worden gesteld op aanvraag van een andere lidstaat of het Agentschap.”;

(40)

M.B.201 wordt vervangen door:

M.B.201   Verantwoordelijkheden

De in M.1 gespecificeerde bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van audits, inspecties en onderzoeken, teneinde na te gaan of aan de eisen van deze bijlage zijn nageleefd”;.

(41)

het volgende punt M.B.202 wordt ingevoegd:

M.B.202   Informatieverstrekking aan het Agentschap

a)

De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139.

b)

De bevoegde autoriteit verstrekt het Agentschap veiligheidsrelevante informatie afkomstig uit meldingen van voorvallen die zij overeenkomstig M.A.202 heeft ontvangen.”;

(42)

M.B.301 wordt vervangen door:

M.B.301   Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

a)

De bevoegde autoriteit verifieert of het onderhoudsprogramma in overeenstemming is met M.A.302.

b)

Tenzij anders vermeld in M.A.302, punt c), moeten het onderhoudsprogramma en de wijzigingen ervan rechtstreeks door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd. De bevoegde autoriteit heeft toegang tot alle uit hoofde van M.A.302, punten d), e) en f), vereiste gegevens.

c)

In het geval van indirecte goedkeuring, zoals bepaald in M.A.302, punt c), erkent de bevoegde autoriteit de procedure van de CAO of CAMO voor goedkeuring van het onderhoudsprogramma via de in CAO.A.025 en CAMO.A.300 bedoelde luchtwaardigheidsverklaring van die organisatie.”

(43)

het volgende punt M.B.305 wordt ingevoegd:

M.B.305   Systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen

a)

De bevoegde autoriteit keurt het krachtens M.A.306 vereiste eerste uitgifte van een systeem van technische logboeken goed.

b)

Om de organisatie in staat te stellen wijzigingen aan te brengen in het systeem van technische logboeken voor luchtvaartuigen zonder voorafgaande goedkeuring van de bevoegde autoriteit, keurt de bevoegde autoriteit de in CAMO.A.300, punt c), of CAO.A.025, punt c), bedoelde relevante procedure goed”;

(44)

in M.B.602 worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

De bevoegde autoriteit stelt vast dat de procedures die in het handboek van de onderhoudsorganisatie gespecificeerd zijn, voldoen aan subdeel F van deze bijlage, en zorgt ervoor dat de verantwoordelijke manager de verbintenisverklaring ondertekent.

c)

De bevoegde autoriteit verifieert of de organisatie de vereisten van subdeel F van deze bijlage naleeft.”;

(45)

in M.B.603 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De bevoegde autoriteit dient de aanvrager een EASA-formulier 3 erkenningscertificaat (aanhangsel V bij deze bijlage) te verstrekken dat de uitbreiding van de erkenning omvat, wanneer de organisatie de toepasselijke punten van deze bijlage naleeft.”;

(46)

in M.B.604 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De bevoegde autoriteit dient een planning bij te houden en bij te werken voor elke overeenkomstig sectie B, subdeel F, van deze bijlage erkende onderhoudsorganisatie die onder haar toezicht staat, de data waarop auditbezoeken moeten doorgaan en wanneer dergelijke bezoeken werden uitgevoerd.”;

(47)

in M.B.605 wordt de inleidende zin van punt a) vervangen door:

“a)

Wanneer er tijdens audits of aan de hand van andere middelen bewijzen worden gevonden van niet-naleving van een in deze bijlage of bijlage V ter (deel ML) vastgestelde vereiste, moet de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen nemen:”;

(48)

in M.B.606 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Voor elke wijziging in het handboek van de onderhoudsorganisatie geldt het volgende:

1.

In geval van directe erkenning van de wijzigingen overeenkomstig M.A.604, punt b), dient de bevoegde autoriteit te verifiëren dat de in het handboek gespecificeerde procedures voldoen aan deze bijlage, alvorens de erkende organisatie formeel in kennis te stellen van de erkenning;

2.

in geval van indirecte goedkeuring van wijzigingen overeenkomstig M.A.604, punt c), ziet de bevoegde autoriteit er op toe dat

i)

de wijzigingen beperkt blijven;

ii)

zij passende controle heeft over de goedkeuring van de wijzigingen, teneinde te garanderen dat deze in overeenstemming blijven met de eisen van deze bijlage.”;

(49)

in M.B.901 wordt punt 1 vervangen door:

“1.

dient gepast gekwalificeerd personeel van de bevoegde autoriteit na te gaan of de in de aanbeveling vervatte nalevingsverklaring aantoont dat een volledige luchtwaardigheidsbeoordeling overeenkomstig M.A901 is uitgevoerd.”;

(50)

in M.B.902 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

Wanneer de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (aanhangsel III (EASA-formulier 15a) bij deze bijlage) afgeeft, dient de bevoegde autoriteit een beoordeling van de luchtwaardigheid uit te voeren overeenkomstig punt M.A.901.

b)

De bevoegde autoriteit moet gepast personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid hebben om de beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren.

1.

Voor alle luchtvaartuigen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning worden gebruikt en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van meer dan 2 730 kg, moet dit personeel

a)

minstens vijf jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid hebben opgedaan;

b)

beschikken over een gepaste vergunning overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, en;

c)

een formele opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben genoten;

d)

een functie met passende verantwoordelijkheden hebben bekleed.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) mogen de voorschriften van M.B.902, punt b), onder 1), punt b), worden vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds bij M.B.902, punt b), onder 1), punt a), vereiste ervaring.

2.

Voor luchtvaartuigen die niet worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 en luchtvaartuigen met een maximale startmassa van hoogstens 2 730 kg, moet dit personeel:

a)

ten minste drie jaar ervaring hebben op het gebied van permanente luchtwaardigheid;

b)

beschikken over een gepaste vergunning overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig;

c)

een passende opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben genoten;

d)

een functie met passende verantwoordelijkheden hebben bekleed.

Niettegenstaande de punten a) tot en met d) mogen de voorschriften van M.B.902, punt b), onder 2), punt b), worden vervangen door vier jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds bij M.B.902, punt b), onder 2), punt a), vereiste ervaring.”;

(51)

het volgende punt M.B.904 wordt toegevoegd:

M.B.904   Uitwisseling van informatie

Bij ontvangst van een kennisgeving van overdracht van luchtvaartuigen tussen lidstaten overeenkomstig M.A.903 stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig is geregistreerd de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig zal worden geregistreerd, in kennis van alle bekende problemen met het overgedragen luchtvaartuig. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig zal worden geregistreerd, ziet erop toe dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het luchtvaartuig op dat ogenblik is geregistreerd, afdoende in kennis is gesteld van de overdracht.”

(52)

Aanhangsel I wordt vervangen door:

“Aanhangsel I

Contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid

1.   Als een eigenaar of exploitant overeenkomstig M.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO om taken in verband met het beheer van de permanente luchtwaardigheid uit te voeren, stuurt hij, op verzoek van de bevoegde autoriteit, een door beide partijen ondertekende kopie van het contract naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

2.   Het contract moet worden opgesteld rekening houdend met de vereisten van deze bijlage en moet de verplichtingen van de ondertekenaars vastleggen met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

3.   Het bevat ministens de volgende informatie:

het registratienummer, typenummer en serienummer van het luchtvaartuig;

de naam of bedrijfsgegevens, met inbegrip van het adres, van de eigenaar of de geregistreerde huurder van het luchtvaartuig;

de gegevens van de CAMO of CAO waarmee een contract werd gesloten, met inbegrip van het adres; en

het type activiteit.

4.   In het contract wordt het volgende vermeld:

“De eigenaar of exploitant vertrouwt de CAMO of CAO het beheer toe van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de ontwikkeling van een onderhoudsprogramma dat dient te worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit als omschreven in M.1, en de organisatie voor het onderhoud van het luchtvaartuig overeenkomstig het genoemde onderhoudsprogramma.

Volgens dit contract verbinden beide ondertekenende partijen zich ertoe de respectieve verplichtingen van dit contract na te leven.

De eigenaar of exploitant verklaart naar eer en geweten dat alle aan de CAMO of CAO verstrekte informatie in verband met de permanente luchtwaardigheid accuraat is en zal zijn en dat het luchtvaartuig niet zal worden gewijzigd zonder voorafgaand akkoord van de CAMO of CAO.

In geval van niet-naleving van dit contract door één van de ondertekenaars, wordt het nietig. In dergelijk geval behoudt de eigenaar de volle verantwoordelijkheid voor elke taak die verband houdt met de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en stelt de eigenaar de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van registratie binnen twee weken in kennis van de niet-naleving van het contract.”

5.   Wanneer een eigenaar/exploitant in overeenstemming met M.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO, worden de verplichtingen als volgt over de beide partijen verdeeld:

5.1.   Verplichtingen van de CAMO of CAO

1.

het type luchtvaartuig opnemen in zijn goedkeuringsvoorwaarden;

2.

de onderstaande voorwaarden in acht nemen met betrekking tot de instandhouding van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig:

a)

voor het luchtvaartuig een onderhoudsprogramma opstellen, inclusief eventueel ontwikkelde betrouwbaarheidsprogramma's, voor zover van toepassing;

b)

meedelen welke onderhoudstaken (in het onderhoudsprogramma) conform M.A.803, punt c), door de piloot-eigenaar kunnen worden uitgevoerd;

c)

de goedkeuring van het onderhoudsprogramma organiseren;

d)

de eigenaar of exploitant een kopie bezorgen van het onderhoudsprogramma, zodra dit is goedgekeurd;

e)

een overbruggingsinspectie organiseren met het vorige onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig;

f)

ervoor zorgen dat alle onderhoud door een erkende onderhoudsorganisatie wordt uitgevoerd;

g)

ervoor zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen worden toegepast;

h)

ervoor zorgen dat alle defecten die tijdens een periodieke onderhoudsbeurt en/of beoordeling van de luchtwaardigheid worden ontdekt of aan de eigenaar werden gerapporteerd, door een erkende onderhoudsorganisatie worden rechtgezet;

i)

het geplande onderhoud, de toepassing van luchtwaardigheidsaanwijzingen, de vervangen van onderdelen met beperkte levensduur en de eisen inzake inspectie van componenten coördineren;

j)

de eigenaar informeren telkens wanneer het luchtvaartuig naar een erkende onderhoudsorganisatie wordt gebracht;

k)

alle technische gegevens beheren;

l)

alle technische gegevens archiveren;

3.

de goedkeuring van wijzigingen van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (deel 21), voordat deze worden geïmplementeerd;

4.

de goedkeuring van alle reparaties van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 748/2012 (deel 21) organiseren, voordat deze worden geïmplementeerd;

5.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens wanneer het luchtvaartuig door de eigenaar niet aan de erkende onderhoudsorganisatie wordt aangeboden, zoals vereist door de erkende organisatie;

6.

de bevoegde instantie van de lidstaat van registratie informeren telkens dit contract niet wordt nageleefd;

7.

ervoor zorgen dat de luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd wanneer nodig en ervoor zorgen dat certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven, of een aanbeveling wordt toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie;

8.

binnen tien dagen een kopie van elk afgegeven of verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid opsturen naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie;

9.

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10.

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd.

5.2.   Verplichtingen van de eigenaar of exploitant:

1.

een algemeen begrip hebben van het goedgekeurde onderhoudsprogramma;

2.

een algemeen begrip hebben van deze bijlage;

3.

het luchtvaartuig aan de met de CAMO of CAO overeengekomen onderhoudsorganisatie aanbieden, op het in het verzoek van de CAMO of CAO aangegeven tijdstip;

4.

het luchtvaartuig niet wijzigen zonder eerst de CAMO of CAO te raadplegen;

5.

de CAMO of CAO informeren over al het onderhoud dat in uitzonderlijke gevallen wordt uitgevoerd zonder kennis en controle van de CAMO of CAO;

6.

alle tijdens activiteiten vastgestelde defecten via het logboek rapporteren aan de CAMO of CAO;

7.

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd;

8.

de CAMO of CAO en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer het luchtvaartuig wordt verkocht;

9.

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

10.

de CAMO of CAO regelmatig informeren over de vlieguren van luchtvaartuigen en alle andere gebruiksgegevens, zoals overeengekomen met de CAMO of CAO;

11.

het certificaat van vrijgave voor gebruik invoeren in de logboeken zoals vermeld in M.A.803, onder d), bij de uitvoering van piloot-eigenaaronderhoud zonder de beperkingen te overschrijden van de lijst van onderhoudstaken, zoals aangegeven in het overeenkomstig M.A.803, onder c), goedgekeurde onderhoudsprogramma;

12.

de CAMO of CAO uiterlijk 30 dagen na voltooiing van een pilooteigenaar-onderhoud informeren overeenkomstig M.A.305, onder a).

6.   Als een eigenaar of exploitant een contract sluit met een CAMO of CAO overeenkomstig M.A.201, worden de verplichtingen van elke partij met betrekking tot verplichte en vrijwillige rapportering van voorvallen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (1) duidelijk gespecificeerd.

(53)

Aanhangsel II wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in vak 12 wordt punt x) vervangen door:

“x)

Voor onderhoudsorganisaties die erkend zijn overeenkomstig subdeel F van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) het in M.A.613 en CAO.A.070, al naargelang van toepassing, vermelde certificaat van vrijgave voor gebruik van de component:

“Verklaart dat, tenzij anders vermeld in dit vak, het in vak 11 genoemde en in dit vak omschreven werk is uitgevoerd overeenkomstig de vereisten van sectie A, subdeel F, van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) bij Verordening (EG) nr. 1321/2014 en dat het artikel met betrekking tot dit werk geschikt is voor vrijgave voor gebruik. DIT IS GEEN VRIJGAVE KRACHTENS BIJLAGE II (DEEL-145) BIJ VERORDENING (EU) Nr. 1321/2014.”

Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.”

(ii)

Vak 14a wordt vervangen door:

Vak 14a

Kruis het juiste vakje of de juiste vakjes aan die aangeven welke voorschriften van toepassing zijn op het voltooide werk. Als het vakje “andere voorschriften vermeld in vak 12” is aangekruist, moeten de voorschriften van de andere luchtwaardigheidsautoriteit(en) worden vermeld in vak 12. Minstens één vakje moet aangekruist zijn, of zo nodig moeten beide vakjes aangekruist zijn.

Voor alle onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd door in overeenstemming met sectie A, subdeel F van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 erkende onderhoudsorganisaties moet het vak “ander voorschrift vermeld in vak 12” worden aangekruist en moet de verklaring met betrekking tot het certificaat van geschiktheid voor gebruik in vak 12 worden vermeld. De certificeringsverklaring “tenzij anders vermeld in dit vak” is bedoeld voor de volgende situaties:

a)

gevallen waarin het onderhoud niet kon worden voltooid;

b)

gevallen waarin het onderhoud afwijkt van de norm die vereist is uit hoofde van bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO);

c)

gevallen waarin het onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig een vereiste die niet onder bijlage I (Deel-M) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) valt; in dit geval moet in vak 12 het specifieke nationale voorschrift worden vermeld.

Voor alle onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd door onderhoudsorganisaties die zijn erkend in overeenstemming met Sectie A van bijlage II (Deel-145) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 is de certificeringsverklaring “tenzij anders vermeld in vak 12” bedoeld voor de volgende situaties:

a)

gevallen waarin het onderhoud niet kon worden voltooid;

b)

gevallen waarin het onderhoud afweek van de krachtens bijlage II (Deel-145) vereiste norm;

c)

gevallen waarin het onderhoud is uitgevoerd overeenkomstig een vereiste die niet gespecificeerd is in bijlage II (Deel-145); in dit geval moet in vak 12 het specifieke nationale voorschrift worden vermeld.”;

b)

in de voettekst van EASA-formulier 1 (voorpagina) wordt de tekst “EASA-formulier 1 — MF/145 Versie 2” vervangen door:

“EASA-formulier 1 — MF/CAO/145 Versie 3”

(54)

Aanhangsel III wordt vervangen door:

“Aanhangsel III

Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15

Image 1
Tekst van het beeld
Image 2
Tekst van het beeld
”;

(55)

aanhangsel IV wordt als volgt gewijzigd:

(i)

de vakken die overeenstemmen met classificatie A2 worden vervangen door:

“KLASSE

CLASSIFICATIE

BEPERKING

GROOT ONDERHOUD

LIJNONDERHOUD

LUCHTVAARTUIGEN

A2

Vleugel-vliegtuigen van 5 700  kg en minder

[Te vermelden: fabrikant vleugelvliegtuig of groep of serie of type en/of de onderhoudstaken]

Voorbeeld: DHC-6 Twin Otter-serie

Vermeld of de afgifte van certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid al dan niet is toegestaan (enkel mogelijk voor ELA1-luchtvaartuigen die geen commerciële activiteiten uitvoeren)

[JA/NEEN] (*)

[JA/NEEN] (*)”

(ii)

de vakken die overeenstemmen met classificatie A4 worden vervangen door:

“KLASSE

CLASSIFICATIE

BEPERKING

GROOT ONDERHOUD

LIJNONDERHOUD

LUCHTVAARTUIGEN

A4

Luchtvaartuig anders dan A1, A2 en A3

[Te vermelden: categorie luchtvaartuig (zweefvliegtuig, ballon, zeppelin, enz.), fabrikant of groep of serie of type en/of de onderhoudstaak of -taken]

Vermeld of de afgifte van certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid al dan niet is toegestaan (enkel mogelijk voor ELA1-luchtvaartuigen die geen commerciële activiteiten uitvoeren)

[JA/NEEN] (*)

[JA/NEEN] (*)”;

(56)

Aanhangsel V wordt vervangen door:

“Aanhangsel V

Certificaat van onderhoudsorganisatie - EASA-formulier 3-MF

Image 3
Tekst van het beeld
Image 4
Tekst van het beeld
”;

(57)

Aanhangsel VI wordt geschrapt;

(58)

In aanhangsel VII wordt de inleidende zin vervangen door:

“Hieronder worden de complexe onderhoudstaken vermeld waarnaar wordt verwezen in M.A.801, punt b), onder 2), en punt c):”;

(59)

in aanhangsel VIII wordt punt b), onder 9), geschrapt.


(1)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).


BIJLAGE II

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

punt 145.A.30 wordt als volgt gewijzigd:

(a)

punt k) wordt vervangen door:

“k)

Als de organisatie beoordelingen van de luchtwaardigheid uitvoert en het overeenkomstige certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft overeenkomstig ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), dient zij te beschikken over personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat gekwalificeerd is en gemachtigd is overeenkomstig ML.A.904 van bijlage V ter (Deel-ML).”;

(b)

punt l) wordt geschrapt;

(2)

in 145.A.42 wordt punt a), onder 3), vervangen door:

“iii)

Componenten die als onbruikbaar zijn geclassificeerd omdat ze hun maximale levensduur hebben bereikt of een niet-herstelbaar defect hebben.”;

(3)

in 145.A.42 wordt punt c), onder 2), vervangen door:

“ii)

Onbruikbare componenten mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de maximale levensduur verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012.”

(4)

in 145.A.50 wordt punt d) vervangen door:

“d)

Een certificaat van vrijgave voor gebruik dient te worden afgegeven nadat het vereiste onderhoud van een uit het luchtvaartuig verwijderde component is uitgevoerd. Het in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M) vermelde certificaat van vrijgave voor gebruik (“EASA-formulier 1”), vormt het certificaat van vrijgave voor gebruik van de component, tenzij anders vermeld in M.A.502, onder b). Wanneer een organisatie een component onderhoudt voor eigen gebruik, is een EASA-formulier 1 niet altijd nodig, afhankelijk van de interne vrijgaveprocedures van de organisatie zoals deze zijn vastgelegd in de verklaring.”;

(5)

in 145.A.55 worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

De organisatie verstrekt een kopie van elk certificaat van vrijgave voor gebruik aan de eigenaar/exploitant van het luchtvaartuig, samen met een kopie van alle gedetailleerde onderhoudsgegevens die verband houden met de uitgevoerde werkzaamheden en die nodig zijn om de naleving van M.A.305 aan te tonen.

c)

De organisatie bewaart een kopie van alle gedetailleerde onderhoudsnotities en alle gerelateerde onderhoudsgegevens gedurende drie jaar volgend op de dag waarop een certificaat van vrijgave voor gebruik is afgegeven voor het luchtvaartuig of de component waarop de werkzaamheden betrekking hebben.

1.

De in dit punt bedoelde gegevens worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal garandeert.

2.

Alle computerhardware die voor back-up werd gebruikt, wordt opgeslagen op een andere plaats dan die waar de werkgegevens zich bevinden, in een omgeving die bewaring in goede staat garandeert.

3.

Indien een krachtens deze bijlage erkende organisatie haar werkzaamheden stopzet, worden alle bewaarde onderhoudsgegevens van de drie jaar voorafgaand aan de stopzetting overgedragen aan de laatste eigenaar of klant van het respectieve luchtvaartuig of de respectieve component of worden ze opgeslagen op een wijze die door de bevoegde autoriteit wordt bepaald.”;

(6)

in 145.A.70 wordt punt a), onder 6), vervangen door:

“6.

een lijst van het certificeringspersoneel, ondersteunend personeel en, indien van toepassing, personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, met het toepassingsgebied van hun erkenning.”;

(7)

punt 145.A.75 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt f) wordt vervangen door:

“f)

indien specifiek erkend om dit te doen voor luchtvaartuigen die onder bijlage V ter (Deel-ML) vallen, luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoeren en het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven, overeenkomstig de voorwaarden van ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML) bij deze verordening.”;

b)

punt g) wordt geschrapt;

(8)

in 145.A.95 worden de punten a) en b) vervangen door:

“a)

Een niveau 1-bevinding is elke ernstige inbreuk op de eisen van deze bijlage die de veiligheidsnormen verlaagt en de vliegveiligheid ernstig in gevaar brengt.

b)

Een niveau 2-bevinding is elke inbreuk op de eisen van deze bijlage die de veiligheidsnormen kan verlagen en de vliegveiligheid in gevaar kan brengen.”;

(9)

145.B.60 wordt vervangen door:

145.B.60   Vrijstellingen

Wanneer een lidstaat een vrijstelling verleent van de eisen van deze bijlage, overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139, registreert de bevoegde autoriteit die vrijstelling. Zij houdt die gegevens bij gedurende de in 145.B.55, punt 3), bepaalde periode”;

(10)

Aanhangsel III wordt vervangen door:

“Aanhangsel III

Certificaat van onderhoudsorganisatie — EASA-formulier 3-145

Image 5
Tekst van het beeld
Image 6
Tekst van het beeld

BIJLAGE III

Bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in 66.A.45 wordt punt d) vervangen door:

“d)

Bij wijze van uitzondering op de punten b) en c), mogen de typebevoegdverklaringen voor luchtvaartuigen uit de groepen 2 en 3 ook worden aangetekend op een bewijs van bevoegdheid nadat:

met succes het relevante examen voor het luchtvaartuigtype uit categorie B1, B2 of C is afgelegd, overeenkomstig aanhangsel III bij deze bijlage (Deel-66);

in het geval van categorieën B1 en B2, praktijkervaring met het luchtvaartuigtype is aangetoond. De praktijkervaring dient representatief te zijn voor de onderhoudswerkzaamheden die relevant zijn voor de categorie waarop de bevoegdverklaring betrekking heeft.

In het geval van een bevoegdverklaring voor categorie C voor een persoon die de in punt a), onder 5), van 66.A.30 bedoelde academische route heeft gevolgd, is het eerste examen voor het relevante luchtvaartuigtype van het niveau van categorie B1 of B2.”;

(2)

in 66.B.25 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De bevoegde autoriteiten nemen deel aan de wederzijdse uitwisseling van informatie overeenkomstig artikel 72, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139”;

(3)

66.B.30 wordt vervangen door:

66.B.30   Vrijstellingen

Alle vrijstellingen die zijn toegestaan overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 dienen door de bevoegde autoriteit te worden geregistreerd en bewaard.”;

(4)

in aanhangsel I wordt de tabel van module 10 vervangen door:

“NIVEAU

 

A

B1

B2

B3

10.1

Regelgevingskader

 

Rol van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie;

 

Rol van de Europese Commissie;

 

Rol van het EASA;

 

Rol van de lidstaten en de nationale luchtvaartautoriteiten;

 

Verordening (EU) 2018/1139, Verordening (EU) nr. 748/2012 en Verordening (EU) nr. 1321/2014;

 

Verhouding tussen de verschillende bijlagen bij Verordening (EU) nr. 748/2012, Verordening (EU) nr. 1321/2014 en Verordening (EU) nr. 965/2012.

1

1

1

1”


BIJLAGE IV

Bijlage IV bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

in 147.B.25 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Alle vrijstellingen die zijn toegestaan overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1139 dienen door de bevoegde autoriteit te worden geregistreerd en bewaard.”

(2)

Aanhangsel II wordt vervangen door:

“Aanhangsel II

Erkenning als onderhoudsopleidingsorganisatie - EASA-formulier 11

Image 7
Tekst van het beeld
Image 8
Tekst van het beeld

(3)

Aanhangsel III wordt vervangen door:

“1.   Basisopleiding en examen

Het sjabloon voor het basiscursuscertificaat wordt gebruikt als erkenning van de voltooiing van de basiscursus, het basisexamen of beide.

Op het cursuscertificaat moet voor elke afzonderlijk afgelegde examenmodule duidelijk worden aangegeven op welke datum deze examenmodule is afgelegd, samen met de bijbehorende versie van aanhangsel I bij bijlage III (Deel-66).

Image 9
Tekst van het beeld

2.   Typeopleiding en -examen

Het model voor het typeopleidingscertificaat wordt gebruikt als erkenning van het volgen van de theorie-elementen, de praktijkelementen of zowel de theorie- als de praktijkelementen van de cursus voor een specifiek luchtvaartuigtype.

Op het certificaat moet worden vermeld op welke combinatie casco/motor de cursus betrekking had.

De niet-toepasselijke vermeldingen moeten worden geschrapt en bij het specificeren van de cursus moet worden vermeld of de cursus alleen theorie betreft of zowel theorie als praktijk.

Uit het cursuscertificaat moet duidelijk blijken of de cursus een volledige cursus is of een deelcursus (bijvoorbeeld met betrekking tot een casco, een motor of avionica/elektronica) of een andere cursus wegens eerder opgedane ervaring van de kandidaat, zoals cursus A340 (CFM) voor A320-technici. Als het certificaat een deelcursus betreft, moet duidelijk worden vermeld of de raakvlakken met de andere delen van de cursus al dan niet zijn behandeld.

Image 10
Tekst van het beeld

BIJLAGE V

Bijlage V bis bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1)

De inhoudstafel wordt vervangen door:

“INHOUD

T.1   Bevoegde autoriteit

Sectie A — Technische vereisten

Subdeel A — ALGEMEEN

T.A.101

Toepassingsgebied

Subdeel B — VEREISTEN

T.A.201

Verantwoordelijkheden

Subdeel E — ONDERHOUDSORGANISATIE

T.A.501

Onderhoudsorganisatie

Subdeel G — AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR HET BEHEER VAN DE PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE V quater (Deel-CAMO)

T.A.701

Toepassingsgebied

T.A.704

Beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid

T.A.706

Personeelsvereisten

T.A.708

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

T.A.709

Documentatie

T.A.711

Rechten

T.A.712

Beheersysteem

T.A.714

Registratie van gegevens

T.A.715

Blijvende geldigheid

T.A.716

Bevindingen

Deel B — Aanvullende procedure voor de bevoegde autoriteiten

Subdeel A — Algemeen

T.B.101

Toepassingsgebied

T.B.104

Registratie van gegevens

Subdeel B — Verantwoordingsplicht

T.B.201

Verantwoordelijkheden

T.B.202

Bevindingen

Subdeel G — AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR HET BEHEER VAN DE PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE V quater (Deel-CAMO)

T.B.702

Initiële certificeringsprocedure

T.B.704

Permanent toezicht

T.B.705

Bevindingen en corrigerende maatregelen”

(2)

Sectie A wordt als volgt gewijzigd:

a)

T.A.101 wordt vervangen door:

T.A.101   Toepassingsgebied

In deze sectie zijn de voorschriften vastgesteld om te waarborgen dat de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen zoals bedoeld in artikel 1, punt b), wordt gehandhaafd in overeenstemming met de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad.

Voorts worden de voorwaarden gespecificeerd die moeten worden nageleefd door personen en organisaties die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid en het onderhoud van dergelijke luchtvaartuigen.”;

b)

de titel van subdeel G wordt vervangen door:

“AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR HET BEHEER VAN DE PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE V quater (Deel-CAMO)”;

c)

T.A.701 wordt vervangen door:

T.A.701   Toepassingsgebied

In dit subdeel worden de eisen vastgesteld waaraan, naast de eisen van bijlage V quater (Deel-CAMO), moet worden voldaan door een overeenkomstig die bijlage erkende organisatie om de uitvoering van de in T.A.201 gespecificeerde taken te mogen controleren.”;

d)

T.A.704 wordt vervangen door:

T.A.704   Beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid

Naast de in CAMO.A.300 vermelde eisen moet de beschrijving procedures bevatten waarin gespecificeerd is hoe de organisatie de overeenstemming met deze bijlage garandeert.”;

e)

T.A.706 wordt vervangen door:

T.A.706   Personeelsvereisten

Naast de in CAMO.A.305 vermelde eisen, moet het in CAMO.A.305, punt a), onder 3), 4) en 5), en punt b), onder 2), vermelde personeel beschikken over passende kennis van de toepasselijke wetgeving van de derde landen waar het luchtvaartuig is geregistreerd.”;

f)

in T.A.708 wordt de eerste alinea vervangen door:

“Voor luchtvaartuigen waarvan de permanente luchtwaardigheid wordt beheerd overeenkomstig de eisen van deze bijlage, moet de organisatie, onverminderd CAMO.A.315:”;

g)

T.A.709 wordt vervangen door:

T.A.709   Documentatie

Voor alle luchtvaartuigen waarvan de permanente luchtwaardigheid wordt beheerd overeenkomstig de eisen van deze bijlage, moet de organisatie, onverminderd CAMO.A.325, houder zijn en gebruikmaken van toepasselijke onderhoudsgegevens die aanvaardbaar zijn voor het land van registratie van het luchtvaartuig.”;

h)

T.A.711 en T.A.712 worden vervangen door:

T.A.711   Rechten

Een overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO) erkende organisatie mag de taken uitvoeren die in T.A.708 zijn gespecificeerd voor de luchtvaartuigen die zijn opgenomen in haar air operator certificate, mits die organisatie door de bevoegde autoriteit erkende procedures heeft vastgesteld om de naleving van de eisen van deze bijlage te waarborgen.

T.A.712   Beheersysteem

De organisatie zorgt ervoor dat zij, naast de in CAMO.A.200 vastgestelde eisen, voldoet aan de eisen van deze bijlage.”;

i)

T.A.714, T.A.715 en T.A.716 worden vervangen door:

T.A.714   Registratie van gegevens

Naast de in CAMO.A.220, punt a), vermelde eisen, registreert de organisatie de in T.A.201, punt 1), onder j), vermelde gegevens.

T.A.715   Blijvende geldigheid

De erkenning van een organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid blijft geldig als, naast de eisen van CAMO.A.135, ook voldaan is aan de volgende eisen:

a)

de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage; en

b)

de organisatie waarborgt dat elke door de bevoegde autoriteit gemachtigde persoon toegang krijgt tot al haar installaties, luchtvaartuigen of documenten die verband houden met haar activiteiten, met inbegrip van alle uitbestede activiteiten, teneinde te kunnen bepalen of deze bijlage is nageleefd.

T.A.716   Bevindingen

a)

Na kennisgeving te hebben ontvangen van de bevindingen overeenkomstig T.B.705, zal de organisatie:

1)

nagaan wat de onderliggende oorzaak of oorzaken van de bevinding van niet-naleving zijn, alsook de factoren die ertoe hebben bijgedragen;

2)

een corrigerend actieplan opstellen, vaststellen en uitvoeren;

3)

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat de nodige corrigerende actie is ondernomen om de bevinding aan te pakken.

b)

De in de punt a), onder 1), 2) en 3), bedoelde acties worden uitgevoerd binnen de tijdspanne die de bevoegde autoriteit overeenkomstig T.B.705 heeft vastgesteld.”;

(3)

Sectie B wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

“AANVULLENDE PROCEDURE VOOR DE BEVOEGDE AUTORITEIT”;

b)

de titel van subdeel G wordt vervangen door:

“AANVULLENDE EISEN VOOR ORGANISATIES VOOR HET BEHEER VAN DE PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID, ERKEND OVEREENKOMSTIG BIJLAGE V quater (Deel-CAMO)”;

c)

T.B.702 wordt vervangen door:

T.B.702   Initiële certificeringsprocedure

Naast de eisen van CAMO.B.310 gaat de bevoegde autoriteit ook na of die procedures voldoen aan de eisen van deze bijlage en of de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage.”;

d)

T.B.704 en T.B.705 worden vervangen door:

T.B.704   Permanent toezicht

Naast de eisen van CAMO.B.305 onderzoekt de bevoegde autoriteit tijdens elke planningscyclus van het toezicht een relevante steekproef van de in artikel 1, onder b), bedoelde door de organisatie beheerde luchtvaartuigen.

T.B.705   Bevindingen en corrigerende maatregelen

Voor organisaties die de permanente luchtwaardigheid beheren van in artikel 1, onder b), bedoelde luchtvaartuigen, past de bevoegde autoriteit de in CAMO.B.305 vermelde eisen toe wanneer zij nagaat of de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage.”


BIJLAGE VI

“BIJLAGE V ter

(Deel-ML)

INHOUD

ML.1

SECTIE A — TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

ML.A.101

Toepassingsgebied

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

ML.A.201

Verantwoordelijkheden

ML.A.202

Melding van voorvallen

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

ML.A.301

Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

ML.A.302

Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

ML.A.303

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

ML.A.304

Gegevens voor wijzigingen en reparaties

ML.A.305

Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

ML.A.307

Overdracht van de geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

SUBDEEL D — ONDERHOUDSNORMEN

ML.A.401

Onderhoudsgegevens

ML.A.402

Uitvoering van onderhoud

ML.A.403

Luchtvaartuigdefecten

SUBDEEL E — ONDERDELEN

ML.A.501

Classificatie en installatie

ML.A.502

Onderhoud van componenten

ML.A.503

Componenten met beperkte levensduur

ML.A.504

Beheer van onbruikbare componenten

SUBDEEL H — CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

ML.A.801

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

ML.A.802

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor componenten

ML.A.803

Machtiging piloot-eigenaar

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

ML.A.901

Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

ML.A.902

Geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid

ML.A.903

Proces voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

ML.A.904

Kwalificatie van het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

ML.A.905

Overdracht van de registratie van een luchtvaartuig binnen de Unie

ML.A.906

Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de Unie werden ingevoerd

ML.A.907

Bevindingen

SECTIE B — PROCEDURE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A — ALGEMEEN

ML.B.101

Toepassingsgebied

ML.B.102

Bevoegde autoriteit

ML.B.104

Registratie van gegevens

ML.B.105

Onderlinge informatie-uitwisseling

SUBDEEL B — VERANTWOORDINGSPLICHT

ML.B.201

Verantwoordelijkheden

SUBDEEL C — PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

ML.B.302

Vrijstellingen

ML.B.303

Monitoring van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

ML.B.304

Intrekking, schorsing en beperking

SUBDEEL I — CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

ML.B.902

Beoordeling van de luchtwaardigheid door de bevoegde autoriteit

ML.B.903

Bevindingen

Aanhangsel I — Contract voor het beheer van permanente luchtwaardigheid

Aanhangsel II — Beperkt onderhoud door de piloot/eigenaar

Aanhangsel III - Complexe onderhoudstaken die niet door de piloot-eigenaar mogen worden vrijgegeven

Aanhangsel IV— Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c)

ML.1

(a)

Overeenkomstig artikel 3, lid 2, is deze bijlage (Deel-ML) van toepassing op de volgende andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die niet vermeld zijn op het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008:

(1)

vliegtuigen met een maximale startmassa (MTOM) van 2 730 kg of minder;

(2)

hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van hoogstens 1 200 kg, die gecertificeerd zijn tot maximaal vier inzittenden;

(3)

andere ELA2-luchtvaartuigen.

(b)

Met het oog op de toepassing van deze bijlage is de bevoegde autoriteit de instantie die is aangewezen door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig.

(c)

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:

(1)   “onafhankelijk certificeringspersoneel”: certificeringspersoneel dat niet namens een erkende onderhoudsorganisatie werkt en dat voldoet aan:

(i)

de eisen van bijlage III (Deel-66); of

(ii)

voor luchtvaartuigen waarop bijlage III (Deel-66) niet van toepassing is: de eisen voor certificeringspersoneel die van kracht zijn in de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig;

(2)   “onderhoudsorganisatie”: een organisatie die houder is van een erkenning die is afgegeven overeenkomstig:

(i)

subdeel F van bijlage I (Deel-M); of

(ii)

sectie A van bijlage III (Deel-145); of

(iii)

sectie A van bijlage V quinquies (Deel-CAO).

(3)   “eigenaar”: de persoon die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, met inbegrip van:

(i)

de geregistreerde eigenaar van het luchtvaartuig; of

(ii)

de huurder, in geval van een huurovereenkomst; of

(iii)

de exploitant.

SECTIE A

TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN

SUBDEEL A

ALGEMEEN

ML.A.101   Toepassingsgebied

In deze sectie worden de maatregelen vastgesteld die moeten worden genomen om te garanderen dat het luchtvaartuig luchtwaardig is. Voorts worden ook de voorwaarden vermeld waaraan moet worden voldaan door de personen of organisaties die betrokken zijn bij de activiteiten met betrekking tot de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

SUBDEEL B

VERANTWOORDINGSPLICHT

ML.A.201   Verantwoordelijkheden

(a)

De eigenaar van het luchtvaartuig is verantwoordelijk voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en ziet erop toe dat alleen vluchten worden uitgevoerd wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(1)

het luchtvaartuig wordt in een luchtwaardige toestand gehouden;

(2)

alle operationele uitrusting en nooduitrusting is correct geïnstalleerd en klaar voor gebruik, ofwel duidelijk gemarkeerd als zijnde onbruikbaar;

(3)

het luchtwaardigheidscertificaat is geldig;

(4)

het onderhoud van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd conform het goedgekeurde onderhoudsprogramma, zoals gespecificeerd in punt ML.A.302.

(b)

In geval het luchtvaartuig wordt gehuurd, zijn de in punt a) vastgestelde verantwoordelijkheden van toepassing op de huurder, als deze geïdentificeerd is in het registratiedocument van het luchtvaartuig of in het huurcontract.

(c)

Alle personen of organisaties die onderhoud van luchtvaartuigen en componenten uitvoeren, zijn verantwoordelijk voor de uitgevoerde onderhoudstaken.

(d)

De gezagvoerder van het luchtvaartuig is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de aan de vlucht voorafgaande inspectie. Deze inspectie wordt uitgevoerd door de piloot of een andere gekwalificeerde persoon, maar hoeft niet te worden uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie of door certificeringspersoneel.

(e)

Voor luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd door erkende opleidingsorganisaties (ATO) of opleidingsorganisaties die een verklaring hebben afgelegd (DTO), zoals vermeld in artikel 10 bis van Verordening (EU) nr. 1178/2011, of die niet worden geëxploiteerd overeenkomstig bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (Deel-NCO), of die worden geëxploiteerd overeenkomstig subdeel ADD van bijlage II (Deel-BOP) bij Verordening (EU) 2018/395 of subdeel DEC van bijlage II (Deel-SAO) bij Verordening (EU) 2018/1976 (*1), moet de exploitant:

(1)

erkend zijn als CAMO of CAO voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van zijn luchtvaartuigen overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO), of een contract sluiten met een dergelijke organisatie, waarbij hij gebruik maakt van het in aanhangsel I van deze bijlage opgenomen contract;

(2)

ervoor zorgen dat alle onderhoud wordt uitgevoerd door onderhoudsorganisaties die erkend zijn overeenkomstig ML.1, punt c), onder 2).;

(3)

ervoor zorgen dat de eisen van punt a) zijn vervuld.

(f)

Voor luchtvaartuigen die niet zijn opgenomen in punt e) mag de exploitant, teneinde te voldoen aan de eisen van punt a), de taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid uitbesteden aan een organisatie die erkend is als CAMO of CAO overeenkomstig bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO). In dat geval draagt die organisatie de verantwoordelijkheid voor de correcte uitvoering van die taken en wordt een schriftelijk contract gesloten overeenkomstig aanhangsel I van deze bijlage. Als de eigenaar geen contract sluit met een dergelijke organisatie, is hij zelf verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van de taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid.

(g)

De eigenaar verleent de bevoegde autoriteit toegang tot het luchtvaartuig en de luchtvaartuiggegevens, zodat deze kan bepalen of het luchtvaartuig voldoet aan de eisen van deze bijlage.

ML.A.202   Melding van voorvallen

(a)

Onverminderd de rapporteringsvoorschriften van bijlage II (Deel-145) en bijlage V quater (Deel-CAMO), rapporteren alle overeenkomstig ML.A.201 verantwoordelijke personen of organisaties alle gebreken van een luchtvaartuig of component die de vliegveiligheid in gevaar brengen aan:

(1)

de bevoegde autoriteit die door de lidstaat van registratie van het luchtvaartuig is aangewezen en de bevoegde autoriteit die door de lidstaat van de exploitant is aangewezen, indien deze verschilt van de lidstaat van registratie;

(2)

de organisatie die verantwoordelijk is voor het typeontwerp of het aanvullende typeontwerp.

(b)

De onder a) bedoelde rapportering wordt verricht op een wijze die wordt vastgesteld door de in punt a) bedoelde bevoegde autoriteit en bevat alle relevante informatie over de gebreken waarvan de persoon of organisatie die het verslag opstelt, weet heeft.

(c)

Als het onderhoud of de beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig op basis van een schriftelijk contract wordt uitgevoerd, rapporteert de persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor die activiteiten alle onder a) bedoelde gebreken ook aan de eigenaar van het luchtvaartuig en, indien verschillend, de desbetreffende CAMO of CAO.

(d)

De persoon of organisatie dient de onder a) en c) bedoelde verslagen zo snel mogelijk in, doch niet later dan 72 uur na het ogenblik waarop de persoon of organisatie het gebrek waarop het verslag betrekking heeft, heeft vastgesteld, tenzij buitengewone omstandigheden dit verhinderen.

SUBDEEL C

PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

ML.A.301   Taken met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid

De permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de bruikbare staat van operationele uitrusting en nooduitrusting dienen te worden verzekerd door:

(a)

het uitvoeren van direct aan de vlucht voorafgaande inspecties;

(b)

het verhelpen van alle defecten en schade die gevolgen hebben voor de veilige exploitatie, overeenkomstig de gegevens die gespecificeerd zijn in ML.A.304 en ML.A.401, al naargelang van toepassing, rekening houdend met de minimumuitrustingslijst (MEL) en de configuratie-afwijkingslijst, als die bestaan;

(c)

het uitvoeren van alle onderhoud in overeenstemming met het in ML.A.302 bedoelde onderhoudsprogramma;

(d)

het uitvoeren van alle toepasselijke:

(1)

luchtwaardigheidsaanwijzingen;

(2)

operationele aanwijzingen die van invloed zijn op de permanente luchtwaardigheid,

(3)

vereisten voor permanente luchtwaardigheid zoals die door het Agentschap werden vastgesteld;

(4)

maatregelen die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit als direct antwoord op een veiligheidsprobleem;

(e)

het uitvoeren van wijzigingen en reparaties overeenkomstig ML.A.304;

(f)

onderhoudscontrolevluchten voor zover noodzakelijk.

ML.A.302   Onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen

(a)

Het onderhoud van een luchtvaartuig gebeurt aan de hand van een onderhoudsprogramma.

(b)

Het onderhoudsprogramma en alle latere wijzigingen daarvan moeten worden:

(1)

verklaard door de eigenaar overeenkomstig punt c), onder 7), van ML.A.302, wanneer de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig niet wordt beheerd door een CAMO of CAO; of

(2)

goedgekeurd door de CAMO of CAO die verantwoordelijk is voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

De eigenaar die het onderhoudsprogramma aangeeft overeenkomstig punt b), onder 1), of de organisatie die het onderhoudsprogramma goedkeurt overeenkomstig punt b), onder 2), moet het onderhoudsprogramma up-to-date houden.

(c)

Het onderhoudsprogramma:

(1)

moet een duidelijke vermelding bevatten van de eigenaar van het luchtvaartuig waarop het betrekking heeft, met inbegrip van alle geïnstalleerde motoren en propellers, al naargelang van toepassing;

(2)

moet het volgende bevatten:

(a)

de taken of inspecties in het toepasselijke minimale inspectieprogramma (MIP) als bedoeld in punt d); of

(b)

de instructies voor permanente luchtwaardigheid, uitgegeven door de houder van de ontwerpgoedkeuring;

(3)

mag aanvullende onderhoudsacties omvatten naast die bedoeld in punt c), onder 2), of andere onderhoudsacties dan die bedoeld in punt c), onder 2), punt b), op voorstel van de eigenaar, CAMO of CAO, zodra die zijn goedgekeurd of verklaard overeenkomstig punt b). Andere dan de in punt c), onder 2), punt b), vermelde acties mogen niet minder beperkend zijn dan die welke in het toepasselijke MIP zijn vermeld;

(4)

moet alle verplichte informatie over de permanente luchtwaardigheid bevatten, zoals herhaalde luchtwaardigheidsaanwijzingen, het hoofdstuk luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor permanente luchtwaardigheid of specifieke onderhoudsvereisten die zijn opgenomen in typecertificaatgegevensblad;

(5)

moet melding maken van alle aanvullende onderhoudstaken die moeten worden uitgevoerd naar aanleiding van het specifieke type luchtvaartuig, de configuratie van het luchtvaartuig en het soort en het specifieke karakter van het gebruik, waarbij minstens rekening moet worden gehouden met de volgende elementen:

(a)

specifieke geïnstalleerde uitrusting en wijzigingen aan het luchtvaartuig;

(b)

reparaties die in het luchtvaartuig zijn uitgevoerd;

(c)

onderdelen met beperkte levensduur en onderdelen die essentieel zijn voor de vliegveiligheid;

(d)

onderhoudsaanbevelingen, zoals revisie-intervallen (Time Between Overhaul (TBO)), uitgegeven via service-informatie (service bulletins, service letters) en andere niet-verplichte onderhoudsinformatie;

(e)

geldende operationele aanwijzingen of vereisten met betrekking tot de periodieke inspectie van bepaalde uitrusting;

(f)

speciale operationele goedkeuringen;

(g)

gebruik van het luchtvaartuig en operationele omgeving;

(6)

moet melding maken van het feit of de piloot-eigenaars gemachtigd zijn om onderhoud te verrichten;

(7)

moet, wanneer het wordt verklaard door de eigenaar, een ondertekende verklaring van de eigenaar bevatten waarin hij verklaart dat dit het onderhoudsprogramma is voor de specifieke luchtvaartuigregistratie en dat hij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud ervan en met name voor eventuele afwijkingen van de aanbevelingen voor houders van ontwerpgoedkeuringen;

(8)

moet, wanneer het wordt goedgekeurd door de CAMO of CAO, zijn ondertekend door deze organisatie, die gegevens bijhoudt met de motivering voor eventuele afwijkingen van de aanbevelingen voor houders van ontwerpgoedkeuringen;

(9)

wordt ten minste eenmaal per jaar geëvalueerd om de effectiviteit ervan te beoordelen; deze evaluatie wordt uitgevoerd:

(a)

in samenhang met de beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig door de persoon die deze beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert; of

(b)

door de CAMO of CAO die de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beheert in die gevallen waarin de beoordeling van het onderhoudsprogramma niet wordt uitgevoerd in samenhang met een beoordeling van de luchtwaardigheid.

Als uit het onderzoek blijkt dat het luchtvaartuig tekortkomingen vertoont die verband houden met tekortkomingen in de inhoud van het onderhoudsprogramma, dan wordt het onderhoudsprogramma dienovereenkomstig gewijzigd. In dit geval stelt de persoon die de evaluatie uitvoert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie in kennis indien hij het niet eens is met de door de eigenaar, CAMO of CAO genomen maatregelen tot wijziging van het onderhoudsprogramma. De bevoegde autoriteit beslist welke wijzigingen van het onderhoudsprogramma noodzakelijk zijn, waarbij zij de overeenkomstige bevindingen aan de orde stelt en, indien nodig, reageert overeenkomstig ML.B.304.

(d)

Een MIP:

(1)

moet de volgende inspectie-intervallen bevatten:

(a)

voor vliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen (TMG) en ballonnen: om het jaar of om de 100 uur, als dit eerder is, waarbij een tolerantie van 1 maand of 10 uur mag worden toegepast. Het volgende interval begint op het ogenblik dat de inspectie plaatsvindt;

(b)

voor zweefvliegtuigen en andere motorzweefvliegtuigen dan TMG: om het jaar, waarbij een tolerantie van 1 maand mag worden toegepast. Het volgende interval begint op het ogenblik dat de inspectie plaatsvindt;

(2)

moet het volgende bevatten, al naargelang het type luchtvaartuig:

(a)

onderhoudstaken zoals vereist uit hoofde van de vereisten voor houders van ontwerpgoedkeuringen;

(b)

inspectie van merktekens;

(c)

beoordeling van wegingsgegevens en wegingen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie, Verordening (EU) 2018/395 en Verordening (EU) 2018/1976;

(d)

operationele test van de transponder (indien aanwezig);

(e)

functionele test van het pitot-statisch systeem;

(f)

in het geval van vleugelvliegtuigen:

(i)

operationele controles voor kracht en toerental, magneto's, brandstof- en oliedruk, motortemperaturen;

(ii)

voor motoren uitgerust met automatische motorcontrole, de gepubliceerde procedure voor proefdraaien;

(iii)

voor motoren met dry-sumpsysteem, motoren met turbocompressor en motoren met vloeistofkoeling, een operationele controle op tekenen van verstoorde vloeistofcirculatie;

(g)

inspectie van de staat en bevestiging van de structurele elementen, systemen en onderdelen met betrekking tot de volgende gebieden:

(i)

voor vliegtuigen:

casco, cabine en cockpit, landingsgestel, vleugel en centrale sectie, besturingsinstrumenten, bevestigingspunten, avionica en elektrische installatie, aandrijving, koppelingen en versnellingsbakken, propeller en diverse systemen, zoals het ballistische reddingssysteem;

(ii)

voor zweefvliegtuigen en gemotoriseerde zweefvliegtuigen:

casco, cabine en cockpit, landingsgestel, vleugel en centrale sectie, bevestigingspunten, avionica en elektrische installatie, aandrijving (voor gemotoriseerde zweefvliegtuigen) en diverse systemen, zoals verwijderbare ballast en/of luchtweerstand en bedieningssinstrumenten, en waterballastsysteem;

(iii)

voor warmeluchtballonnen:

envelope, brander, mand, brandstoftanks, apparatuur en instrumenten;

(iv)

voor gasballonnen:

envelope, mand, apparatuur en instrumenten.

Zolang in deze bijlage geen MIP wordt gespecificeerd voor luchtschepen en hefschroefvliegtuigen, wordt hun onderhoudsprogramma gebaseerd op de door de houder van de ontwerpgoedkeuring uitgegeven instructies voor permanente luchtwaardigheid, zoals vermeld in punt c), onder 2), punt b).

(e)

Bij wijze van uitzondering op punten a) en b) is een verklaring van de eigenaar of een goedkeuring door een CAMO of CAO niet vereist, en hoeft geen AMP-document te worden voorgelegd wanneer de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(1)

alle door de houder van de ontwerpgoedkeuring uitgegeven instructies voor permanente luchtwaardigheid worden gevolgd zonder afwijkingen;

(2)

alle onderhoudsaanbevelingen, zoals revisie-intervallen (Time Between Overhaul, TBO), uitgegeven via service-informatie (service bulletins, service letters) en andere niet-verplichte onderhoudsinformatie worden gevolgd zonder afwijkingen;

(3)

er moeten geen aanvullende onderhoudstaken worden verricht ten gevolge van:

(a)

specifieke geïnstalleerde uitrusting en wijzigingen aan het luchtvaartuig;

(b)

reparaties die in het luchtvaartuig zijn uitgevoerd;

(c)

onderdelen met beperkte levensduur en onderdelen die essentieel zijn voor de vliegveiligheid;

(d)

speciale operationele goedkeuringen;

(e)

het gebruik van het luchtvaartuig en de operationele omgeving.

(4)

Piloot-eigenaars zijn gemachtigd om zelf onderhoud te verrichten.

Deze afwijking is niet van toepassing als de piloot-eigenaar of, in het geval van luchtvaartuigen met meerdere eigenaars, een van de piloten-eigenaars niet gemachtigd is om zelf onderhoud te verrichten omdat dit moet worden vermeld in het goedgekeurde of verklaarde onderhoudsprogramma.

(f)

Als de in punt e), onder 1) tot en met 4), vermelde voorwaarden zijn vervuld, moet het onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig uit het volgende bestaan:

(1)

de door houder van de ontwerpgoedkeuring uitgegeven instructies voor permanente luchtwaardigheid;

(2)

de onderhoudsaanbevelingen, zoals revisie-intervallen (Time Between Overhaul (TBO)), uitgegeven via service-informatie (service bulletins, service letters) en andere niet-verplichte onderhoudsinformatie;

(3)

de verplichte informatie over de permanente luchtwaardigheid, zoals herhaalde luchtwaardigheidsaanwijzingen, het hoofdstuk luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor permanente luchtwaardigheid en specifieke onderhoudsvereisten die zijn opgenomen in het typecertificaatgegevensblad;

(4)

de taken die het gevolg zijn van specifieke operationele of luchtruimaanwijzingen of voorschriften met betrekking tot bepaalde instrumenten en apparatuur.

ML.A.303   Luchtwaardigheidsaanwijzingen

Elke van toepassing zijnde luchtwaardigheidsaanwijzing moet worden uitgevoerd binnen de vereisten van die luchtwaardigheidsaanwijzing, tenzij anders bepaald door het Agentschap.

ML.A.304   Gegevens voor wijzigingen en reparaties

Een persoon of organisatie die een luchtvaartuig of component repareert, beoordeelt eventuele schade. Bij de uitvoering van wijzigingen en reparaties wordt, al naargelang van toepassing, gebruik gemaakt van gegevens die:

(a)

zijn goedgekeurd door het Agentschap;

(b)

zijn goedgekeurd door een ontwerporganisatie die voldoet aan bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr.748/2012;

(c)

zijn opgenomen in de eisen waarnaar wordt verwezen in 21.A.90B of 21.A.431B van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

ML.A.305   Registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

(a)

Nadat het onderhoud is uitgevoerd, moet het bij punt ML.A.801 vereiste certificaat van vrijgave voor gebruik worden opgenomen in het registratiesysteem voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Elke gegevensinvoer moet zo snel mogelijk plaatsvinden, maar in geen geval later dan 30 dagen na de datum waarop de onderhoudstaak is voltooid.

(b)

De gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig bestaan uit een luchtvaartuiglogboek, motorlogboek(en) of logkaarten van motormodules, propellerlogboek(en) en logkaarten, voor elke component met beperkte levensduur, al naargelang het geval.

(c)

Het luchtvaartuigtype en de registratiekentekens, de datum, evenals de totale vliegtijd en vluchtcycli en landingen, dienen te worden opgetekend in de luchtvaartuiglogboeken.

(d)

De geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig moeten het volgende bevatten:

(1)

de actuele status van de luchtwaardigheidsaanwijzingen en de maatregelen die in directe reactie op een veiligheidsprobleem zijn opgelegd door de bevoegde autoriteit;

(2)

de actuele status van wijzigingen, reparaties en andere onderhoudsaanbevelingen van de houder van de ontwerpgoedkeuring;

(3)

de actuele status van de naleving van het onderhoudsprogramma;

(4)

de actuele status van onderdelen met beperkte levensduur;

(5)

het actuele massa- en zwaartepuntrapport;

(6)

de actuele lijst van uitgesteld onderhoud.

(e)

Naast het erkende certificaat van vrijgave voor gebruik, het EASA-formulier 1, zoals opgenomen in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M), of gelijkwaardig, dient de volgende voor een geïnstalleerd onderdeel (zoals een motor, propeller, motormodule of een component met beperkte levensduur) relevante informatie te worden vermeld in het toepasselijke motor- of propellerlogboek, de logkaart van een motormodule of van een component met beperkte levensduur:

(1)

de identificatie van de component;

(2)

het type, het serienummer en de registratie, naargelang het geval, van het luchtvaartuig, de motor, propeller, motormodule of component met beperkte levensduur waarop het betrokken onderdeel werd gemonteerd, samen met de verwijzing naar de installatie en verwijdering van de component;

(3)

de datum, samen met de totale vliegtijd, vluchtcycli, landingen en kalendertijd die door de component werd geaccumuleerd, voor zover relevant voor de desbetreffende component;

(4)

de in punt d) vermelde actuele informatie die van toepassing is op de component;

(f)

De persoon of organisatie die krachtens ML.A.201 verantwoordelijk is voor de taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid controleert de in ML.A.305 gespecificeerde gegevens en legt deze op verzoek voor aan de bevoegde autoriteit.

(g)

Alle in de geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig ingevoerde gegevens dienen duidelijk en nauwkeurig te zijn. Wanneer ingevoerde gegevens moeten worden gecorrigeerd, dan dient die correctie zo te gebeuren dat de oorspronkelijke gegevens duidelijk zichtbaar zijn.

(h)

Een eigenaar dient ervoor te zorgen dat een systeem wordt ingevoerd om voor de gespecificeerde periodes volgende gegevens bij te houden:

(1)

alle gedetailleerde onderhoudsgegevens met betrekking tot het luchtvaartuig en elke op het luchtvaartuig gemonteerde component met beperkte levensduur, totdat de daarin opgenomen informatie is achterhaald door nieuwe informatie van gelijkwaardige aard en omvang maar ten minste 36 maanden nadat het luchtvaartuig of de component is vrijgegeven voor gebruik;

(2)

de totale tijd in gebruik (uren, kalendertijd, cycli en landingen) van het luchtvaartuig en alle onderdelen daarvan met beperkte levensduur, gedurende ten minste 12 maanden nadat het luchtvaartuig of de component definitief uit dienst werd genomen;

(3)

de tijd in gebruik (uren, kalendertijd, cycli en landingen) naargelang het geval, sinds het laatste geplande onderhoud van de component met beperkte levensduur, ten minste totdat het geplande onderhoud van de component is achterhaald doordat een nieuwe geplande onderhoudsbeurt van gelijkwaardige aard en omvang heeft plaatsgevonden;

(4)

de actuele status van naleving van het onderhoudsprogramma, ten minste totdat het geplande onderhoud van het luchtvaartuig of de component is achterhaald door een nieuwe geplande onderhoudsbeurt van gelijkwaardige aard en omvang;

(5)

de huidige status van luchtwaardigheidsaanwijzingen die van toepassing zijn op het luchtvaartuig en de componenten: ten minste 12 maanden nadat het luchtvaartuig of de component definitief uit dienst is genomen;

(6)

gegevens over actuele wijzigingen en reparaties aan het luchtvaartuig, de motor(en), de propeller(s) en alle andere componenten die essentieel zijn voor de vliegveiligheid: ten minste 12 maanden nadat ze definitief uit dienst zijn genomen.

ML.A.307   Overdracht van de geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

(a)

Wanneer een luchtvaartuig permanent wordt overgedragen van de ene eigenaar naar een andere, ziet de overdragende eigenaar erop toe dat de in ML.A.305 vermelde geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid ook worden overgedragen.

(b)

Wanneer de eigenaar een contract met een CAMO of CAO sluit voor de uitvoering van de taken op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid, ziet hij erop toe dat de in ML.A.305 vermelde geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid worden overgedragen naar die organisatie.

(c)

De in punt h) van ML.A.305 vastgestelde termijnen voor het bijhouden van gegevens blijven van toepassing op de nieuwe eigenaar, CAMO of CAO.

SUBDEEL D

ONDERHOUDSNORMEN

ML.A.401   Onderhoudsgegevens

(a)

De persoon of organisatie die een luchtvaartuig onderhoudt, gebruikt alleen toepasselijke onderhoudsgegevens tijdens de uitvoering van het onderhoud.

(b)

Met het oog op de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder “toepasselijke onderhoudsgegevens”:

(1)

alle toepasselijke eisen, procedures, normen of informatie die door de bevoegde autoriteit of het Agentschap zijn uitgegeven;

(2)

alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen;

(3)

toepasselijke instructies voor permanente luchtwaardigheid, uitgegeven door de houders van typecertificaten en aanvullende typecertificaten, en door elke andere organisatie die dergelijke gegevens overeenkomstig bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012 publiceert;

(4)

alle toepasselijke gegevens die zijn verstrekt overeenkomstig punt d) van 145.A.45.

ML.A.402   Uitvoering van onderhoud

(a)

Onderhoud dat wordt uitgevoerd door erkende onderhoudsorganisaties moet in overeenstemming zijn met subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145) of bijlage V quinquies (Deel-CAO), al naargelang van toepassing.

(b)

Voor onderhoud dat niet overeenkomstig punt (a) wordt uitgevoerd, moet de persoon die het onderhoud uitvoert:

(1)

gekwalificeerd zijn voor de uitgevoerde taken, zoals vereist uit hoofde van deze bijlage;

(2)

ervoor zorgen dat de plaats waar het onderhoud wordt uitgevoerd, ordelijk en vrij van vuil of verontreinigingen is;

(3)

gebruikmaken van de methoden, technieken, normen en instructies die gespecificeerd zijn in de onderhoudsgegevens die bedoeld zijn in ML.A.401;

(4)

gebruikmaken van de werktuigen, uitrusting en materiaal die gespecificeerd zijn in de onderhoudsgegevens die bedoeld zijn in ML.A.401. Waar nodig moeten de werktuigen en de uitrusting worden gecontroleerd en geijkt volgens een officieel erkende norm;

(5)

ervoor zorgen dat het onderhoud wordt uitgevoerd met inachtneming van alle in ML.A.401 bedoelde onderhoudsgegevens;

(6)

ervoor zorgen dat adequate voorzieningen worden gebruikt in geval van slechte weersomstandigheden of langdurig onderhoud;

(7)

ervoor zorgen dat het risico op meerdere fouten tijdens het onderhoud en het risico op herhaalde fouten bij identieke onderhoudstaken tot een minimum worden beperkt;

(8)

ervoor zorgen dat er een methode om fouten vast te leggen wordt toegepast nadat kritieke onderhoudstaken zijn uitgevoerd;

(9)

een algemene verificatie uitvoeren na voltooiing van het onderhoud om te waarborgen dat het luchtvaartuig of het onderdeel vrij is van alle werktuigen, uitrusting en elk ander extern onderdeel en materiaal, en dat alle verwijderde toegangsluiken werden teruggeplaatst;

(10)

ervoor zorgen dat alle uitgevoerde onderhoud goed geregistreerd en gedocumenteerd wordt.

ML.A.403   Luchtvaartuigdefecten

(a)

Elk defect aan een luchtvaartuig dat een ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid dient te worden verholpen vóór de volgende vlucht.

(b)

De volgende personen kunnen besluiten dat een defect geen ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid, en kunnen de rechtzetting ervan uitstellen:

(1)

de piloot, voor defecten die gevolgen hebben voor niet-verplichte apparatuur van het luchtvaartuig;

(2)

de piloot, wanneer hij gebruik van de minimumuitrustingslijst, voor defecten die gevolgen hebben voor verplichte apparatuur van het luchtvaartuig - zoniet mogen deze defecten alleen worden uitgesteld door bevoegd certificeringspersoneel;

(3)

de piloot, voor andere dan de in punt b), onder 1) en 2), bedoelde defecten, als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(i)

het luchtvaartuig wordt geëxploiteerd volgens bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 (Deel-NCO) of, in het geval van ballonnen of zweefvliegtuigen, niet volgens subdeel ADD van bijlage II (Deel-BOP) van Verordening (EU) 2018/395 of niet volgens subdeel DEC van bijlage II (Deel-SAO) van Verordening (EU) 2018/1976;

(ii)

de piloot stelt het defect uit met instemming van de eigenaar van het luchtvaartuig of, indien van toepassing, de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten;

(4)

passend gekwalificeerd certificeringspersoneel, voor andere dan de in punt b), onder 1) en 2), bedoelde defecten, wanneer de in punt 3), onder i) en ii), vermelde voorwaarden niet zijn vervuld.

(c)

Elk luchtvaartuigdefect dat geen ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid dient zo spoedig mogelijk te worden verholpen, na de datum waarop het luchtvaartuigdefect voor het eerst werd vastgesteld en binnen de grenzen die in de onderhoudsgegevens zijn gespecificeerd.

(d)

Alle defecten die niet vóór de vlucht worden verholpen, worden geregistreerd in de in ML.A.305 bedoelde geregistreerde gegevens over de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig; die gegevens moeten beschikbaar zijn voor de piloot.

SUBDEEL E

ONDERDELEN

ML.A.501   Classificatie en installatie

(a)

Tenzij anders gespecificeerd in subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145), bijlage V quinquies (Deel-CAO) bij deze verordening en bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, mogen componenten alleen worden geïnstalleerd als al de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(i)

ze bevinden zich in acceptabele staat;

(ii)

ze zijn op passende wijze vrijgegeven voor gebruik aan de hand van een EASA-formulier 1, zoals uiteengezet in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M), of gelijkwaardig;

(iii)

ze zijn gemarkeerd overeenkomstig subdeel Q van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

(b)

Vóór de installatie van een component op een luchtvaartuig dient de persoon of de erkende onderhoudsorganisatie te verzekeren dat de component in kwestie geschikt is om te worden gemonteerd wanneer verschillende wijzigingen of luchtwaardigheidsaanwijzingen van toepassing zijn.

(c)

Standaardonderdelen mogen enkel op een luchtvaartuig of component worden gemonteerd wanneer die standaardonderdelen in de onderhoudsgegevens zijn vermeld. Standaardonderdelen mogen enkel worden gemonteerd wanneer ze vergezeld gaan van een bewijs van conformiteit met de van toepassing zijnde norm en op passende wijze kunnen worden getraceerd.

(d)

Grondstoffen of verbruiksmateriaal mag alleen op een luchtvaartuig of component worden gebruikt als:

(i)

de fabrikant van het luchtvaartuig of de component toestaat dat de grondstoffen of het verbruiksmateriaal wordt gebruikt in relevante onderhoudsgegevens of zoals gespecificeerd in subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145) of bijlage V quinquies (Deel-CAO);

(ii)

dat materiaal voldoet aan de vereiste materiaalspecificatie en op passende wijze kan worden getraceerd;

(iii)

dat materiaal vergezeld gaat van documenten waarin het materiaal in kwestie duidelijk is gespecificeerd, en die een conformiteitsverklaring met de specificatie bevatten, alsook gegevens waaruit blijkt van welke fabrikant en leverancier het materiaal afkomstig is.

(e)

In het geval van ballonnen, waarbij verschillende combinaties van manden, branders en brandstofcilinders mogelijk zijn voor een bepaalde envelope, ziet de persoon die deze installeert erop toe dat:

(1)

de mand, brander en/of brandstofcilinders in aanmerking komen voor installatie volgens het typecertificaatgegevensblad of andere in het typecertificaatgegevensblad vermelde documenten;

(2)

de mand, brander en/of brandstofcilinders bedrijfsklaar zijn en vergezeld gaan van de passende onderhoudsgegevens.

ML.A.502   Onderhoud van componenten

(a)

Componenten die aanvaard zijn door de eigenaar overeenkomstig punt c) van 21.A.307 van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012 mogen door om het even welke persoon of organisatie worden onderhouden, mits ze opnieuw door de eigenaar worden aanvaard onder de voorwaarden van 21.A.307, punt c), van die bijlage. Dit onderhoud komt niet in aanmerking voor de afgifte van een EASA-formulier 1, zoals opgenomen in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M), en moet voldoen aan de vereisten inzake de vrijgave van een luchtvaartuig.

(b)

Componenten worden overeenkomstig de volgende tabel vrijgegeven:

 

Vrijgave met een EASA-formulier 1 (zoals opgenomen in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M))

Vrijgave op luchtvaartuigniveau overeenkomstig ML.A.801 (niet mogelijk om een EASA-formulier 1 af te geven)

Componenten onderhouden overeenkomstig onderhoudsgegevens van componenten (gegevens van de fabrikant van de component)

Ander onderhoud dan revisie

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren of componenten

(i)

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen; en/of

(ii)

onafhankelijk certificeringspersoneel

Revisie van andere componenten dan motoren en propellers

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor componenten;

Niet mogelijk

Revisie van motoren en propellers voor CS-VLA-, CS-22- en LSA-luchtvaartuigen

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren of componenten (propellers)

(iii)

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen; en/of

(iv)

onafhankelijk certificeringspersoneel

Revisie van motoren en propellers voor andere dan CS-VLA-, CS-22- en LSA-luchtvaartuigen

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren of componenten (propellers)

Niet mogelijk

Componenten die zijn onderhouden overeenkomstig onderhoudsgegevens van luchtvaartuigen (gegevens van de fabrikant van het luchtvaartuig)

Alle componenten en alle types onderhoud

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren of componenten

Onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen; en/of

onafhankelijk certificeringspersoneel

ML.A.503   Componenten met beperkte levensduur

(a)

De term “componenten met beperkte levensduur” omvat de volgende componenten:

(1)

componenten met een gecertificeerde levensduurbeperking die na het verstrijken van de levensduur buiten dienst moeten worden gesteld, en;

(2)

componenten met een levensduurbeperking die na het verstrijken van de levensduur moeten worden onderhouden om in dienst te kunnen worden gehouden.

(b)

Geïnstalleerde componenten met levensduurbeperking mogen de goedgekeurde levensduur niet overschrijden, zoals gespecificeerd in het onderhoudsprogramma en de luchtwaardigheidsaanwijzingen, met uitzondering van het bepaalde in punt ML.A.504, onder c).

(c)

De goedgekeurde levensduur wordt uitgedrukt in kalendertijd, vlieguren, landingen of cycli, naargelang het geval.

(d)

Aan het einde van de goedgekeurde levensduurbeperking moet de component uit het luchtvaartuig worden verwijderd voor onderhoud, of voor definitieve verwijdering in het geval van componenten met een gecertificeerde levensduurbeperking.

ML.A.504   Beheer van onbruikbare componenten

(a)

Een component moet als onbruikbaar worden beschouwd in elk van de volgende gevallen:

(1)

als de levensduur van de component, zoals gedefinieerd in het onderhoudsprogramma, is verstreken;

(2)

als de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen en andere door het Agentschap opgelegde eisen op het vlak van permanente luchtwaardigheid niet worden nageleefd;

(3)

als de nodige informatie om de staat van luchtwaardigheid of geschiktheid voor installatie van de componenten te bepalen, niet voorhanden is;

(4)

als er aanwijzingen zijn dat de component defect is of storingen vertoont;

(5)

als de component betrokken was bij een incident of een ongeval dat de bruikbaarheid ervan waarschijnlijk nadelig beïnvloedt.

(b)

Onbruikbare componenten moeten:

(1)

worden opgeslagen op een veilige plaats en onder toezicht van een erkende onderhoudsorganisatie of onafhankelijk certificeringspersoneel, tot een beslissing is genomen over de verdere status ervan;

(2)

onbruikbaar zijn voor de persoon of organisatie die ze onbruikbaar verklaarde, en het beheer ervan moet worden overgedragen aan de eigenaar van het luchtvaartuig nadat die overdracht gedocumenteerd is in het in ML.A.305 bedoelde onderhoudsregistratiesysteem.

(c)

Componenten die hun gecertificeerde levensduurbeperking hebben bereikt of niet-herstelbare defecten of storingen hebben, moeten als onbruikbaar worden geclassificeerd en mogen niet opnieuw worden toegelaten in het componententoeleveringssysteem, tenzij de gecertificeerde levensduurbeperking verlengd werd of een reparatieoplossing werd goedgekeurd overeenkomstig punt ML.A.304.

(d)

Elke persoon of organisatie die krachtens ML.A.201 verantwoordelijk is, dient in geval van een onbruikbare component, zoals bepaald in punt c), een van de volgende maatregelen te nemen:

(1)

deze component te bewaren op een in punt b), onder 1), bedoelde locatie;

(2)

schikkingen te treffen om de component zo te vernielen dat hij economisch niet-recupereerbaar of onherstelbaar is, alvorens afstand te doen van de verantwoordelijkheid voor de component.

(e)

Niettegenstaande punt d) mag een volgens ML.A.201 verantwoordelijke persoon of organisatie de verantwoordelijkheid voor componenten die als onbruikbaar zijn geclassificeerd maar niet zijn vernield, overdragen aan een organisatie voor opleiding of onderzoek.

SUBDEEL H

CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK

ML.A.801   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

(a)

Nadat het vereiste onderhoud van het luchtvaartuig op de juiste wijze is uitgevoerd, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven.

(b)

Het certificaat van vrijgave voor gebruik wordt afgegeven door:

(1)

passend certificeringspersoneel namens de erkende onderhoudsorganisatie;

(2)

onafhankelijk certificeringspersoneel;

(3)

de piloot-eigenaar, zoals bepaald in ML.A.803.

(c)

In afwijking van punt b) mag de eigenaar in onvoorziene gevallen, wanneer een luchtvaartuig aan de grond wordt gehouden op een locatie waar geen erkende onderhoudsorganisatie of geschikt certificeringspersoneel aanwezig is, om het even welke persoon met ten minste drie jaar gepaste onderhoudservaring en geschikte kwalificaties machtigen om onderhoud te verrichten overeenkomstig de normen zoals uiteengezet in subdeel D van deze bijlage en om het luchtvaartuig vrij te geven. In dat geval moet de eigenaar:

(1)

in de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig gedetailleerde informatie opnemen en bewaren over de uitgevoerde werkzaamheden en de kwalificaties van de persoon in kwestie die het certificaat afgeeft;

(2)

ervoor zorgen dat het onderhoud zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 7 dagen of, in het geval van luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd overeenkomstig bijlage VII van Verordening (EU) nr. 965/2012 (Deel-NCO) of, in het geval van ballonnen, die niet worden geëxploiteerd overeenkomstig subdeel ADD van bijlage II (Deel-BOP) van Verordening (EU) 2018/395 of, in het geval van zweefvliegtuigen, die niet voldoen aan subdeel DEC van bijlage II (Deel-SAO) van Verordening (EU) 2018/1976, binnen een periode van uiterlijk 30 dagen, opnieuw wordt gecontroleerd en vrijgegeven overeenkomstig punt b) van ML.A.801;

(3)

de CAMO of CAO, of, indien geen contract met een CAMO of CAO is gesloten, de bevoegde autoriteit, binnen 7 dagen in kennis stellen van de afgifte van een dergelijke machtiging.

(d)

In geval van een vrijgave voor gebruik overeenkomstig punt b), onder 1) of 2), mag het certificeringspersoneel bij het uitvoeren van de onderhoudstaken worden bijgestaan door één of meer personen die rechtstreeks en permanent onder zijn controle staan;

(e)

Een certificaat van vrijgave voor gebruik bevat minstens:

(1)

de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud;

(2)

de datum waarop het onderhoud werd uitgevoerd;

(3)

de identiteit van de organisatie of persoon die het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft, inclusief:

(i)

de referentie van de erkenning van de onderhoudsorganisatie en het certificeringspersoneel dat het certificaat van vrijgave voor gebruik afgeeft; of

(ii)

in het geval van punt b), onder 2), de identiteit en, indien van toepassing, het licentienummer van het certificeringspersoneel dat het certificaat van vrijgave voor gebruik heeft afgegeven;

(4)

de eventuele beperkingen van de luchtwaardigheid of de activiteiten.

(f)

Wanneer het vereiste onderhoud niet kan worden uitgevoerd, mag bij wijze van afwijking van punt a) en onverminderd punt g), een certificaat van vrijgave voor gebruik worden afgegeven binnen de goedgekeurde luchtvaartuigbeperkingen. In dat geval wordt op het certificaat van vrijgave voor gebruik vermeld dat het onderhoud niet kon worden uitgevoerd, en wordt aangegeven welke luchtwaardigheids- of exploitatiebeperkingen van toepassing zijn, in het kader van de bij punt e), onder 4), vereiste informatie.

(g)

In geval van niet-naleving van de voorschriften van deze bijlage die de vliegveiligheid in gevaar brengt, wordt geen certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven.

ML.A.802   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor componenten

(a)

Nadat het vereiste onderhoud van het luchtvaartuig op de juiste wijze is uitgevoerd, wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik van componenten afgegeven overeenkomstig ML.A.502.

(b)

Het in aanhangsel II van bijlage I (Deel-M) opgenomen certificaat van vrijgave voor gebruik (EASA-formulier 1) vormt het certificaat van vrijgave voor gebruik van de component, behalve voor componenten die na onderhoud worden vrijgegeven op luchtvaartuigniveau, zoals uiteengezet in ML.A.502, punt b).

ML.A.803   Machtiging piloot-eigenaar

(a)

Om als piloot-eigenaar in aanmerking te komen, dient een persoon:

(1)

een geldig vliegbewijs te hebben (of een gelijkwaardig document) dat door een lidstaat is afgegeven of geldig verklaard voor het type of de classificatie van het luchtvaartuig;

(2)

eigenaar of mede-eigenaar te zijn van het luchtvaartuig; die eigenaar moet:

(i)

een van de natuurlijke personen op het registratieformulier zijn; of

(ii)

lid zijn van een recreatieve non-profitorganisatie met rechtspersoonlijkheid, waarbij de rechtspersoon als eigenaar of exploitant op het registratiedocument is vermeld; dat lid moet rechtstreeks betrokken zijn bij de besluitvormingsprocessen van de rechtspersoon en door de rechtspersoon zijn aangewezen om piloot-eigenaaronderhoud te verrichten.

(b)

In het geval van luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd overeenkomstig bijlage VII van Verordening (EU) nr. 965/2012 (Deel-NCO) of, in het geval van ballonnen, die niet worden geëxploiteerd overeenkomstig subdeel ADD van bijlage II (Deel-BOP) van Verordening (EU) 2018/395 of, in het geval van zweefvliegtuigen, die niet voldoen aan subdeel DEC van bijlage II (Deel-SAO) van Verordening (EU) 2018/1976, mag de piloot-eigenaar een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven na beperkt piloot-eigenaaronderhoud als bedoeld in aanhangsel II van deze bijlage.

(c)

Het certificaat van vrijgave voor gebruik moet in de logboeken worden opgetekend en de basisgegevens van het uitgevoerde onderhoud bevatten, alsook de gebruikte onderhoudsgegevens, de uitvoeringsdatum ervan en de identiteit, de handtekening en het nummer van het vliegbewijs (of gelijkwaardig) van de piloot-eigenaar die het certificaat afgeeft.

SUBDEEL I

CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

ML.A.901   Beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig

Om de geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig te verzekeren, moet een periodieke beoordeling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en de gegevens met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid ervan worden uitgevoerd.

(a)

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt overeenkomstig aanhangsel IV (EASA-formulier 15c) van deze bijlage afgegeven nadat met goed gevolg een beoordeling van de luchtwaardigheid is uitgevoerd. Het certificaat is 1 jaar geldig.

(b)

De beoordeling van de luchtwaardigheid en de afgifte van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid worden overeenkomstig ML.A.903 uitgevoerd door:

(1)

de bevoegde autoriteit; of

(2)

een op passende wijze erkende CAMO of CAO; of

(3)

de erkende onderhoudsorganisatie die de in het onderhoudsprogramma vermelde jaarlijkse inspectie of inspectie om de 100 uur uitvoert; of

(4)

in het geval van luchtvaartuigen die worden geëxploiteerd overeenkomstig bijlage VII van Verordening (EU) nr. 965/2012 (Deel-NCO) of, in het geval van ballonnen, die niet worden geëxploiteerd overeenkomstig subdeel ADD van bijlage II (Deel-BOP) van Verordening (EU) 2018/395 of, in het geval van zweefvliegtuigen, die niet voldoen aan subdeel DEC van bijlage II (Deel-SAO) van Verordening (EU) 2018/1976, het onafhankelijk certificeringspersoneel dat de in het onderhoudsprogramma vermelde jaarlijkse inspectie of inspectie om de 100 uur uitvoert, voor zover het houder is van:

(i)

een bevoegdheidsbewijs voor onderhoud dat is afgegeven overeenkomstig bijlage III (Deel-66), met bevoegdverklaring voor het desbetreffende luchtvaartuig of, indien bijlage III (Deel-66) niet van toepassing is op het desbetreffende luchtvaartuig, een nationale kwalificatie voor certificeringspersoneel die geldig is voor dat luchtvaartuig;

(ii)

een machtiging die is afgegeven door:

(A)

de bevoegde autoriteit die de machtiging overeenkomstig bijlage III (Deel-66) heeft afgegeven; of

(B)

als bijlage III (Deel-66) niet van toepassing is, de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de kwalificatie van het nationale certificeringspersoneel.

Onafhankelijk certificeringspersoneel dat houder is van een overeenkomstig bijlage III (Deel-66) afgegeven vergunning mag luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoeren en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven voor luchtvaartuigen die in een lidstaat zijn geregistreerd. Onafhankelijk certificeringspersoneel dat houder is van een nationale kwalificatie mag alleen luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoeren en certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid afgegeven voor luchtvaartuigen die geregistreerd zijn in de lidstaat die verantwoordelijk is voor de nationale kwalificatie.

Certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid die zijn afgegeven door onafhankelijk certificeringspersoneel dat houder is van een nationale kwalificatie, worden niet wederzijds erkend wanneer het luchtvaartuig naar een andere lidstaat wordt overgebracht.

Telkens wanneer omstandigheden het bestaan van een potentieel veiligheidsrisico aantonen, voert de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uit en geeft zij zelf het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af.

(c)

De geldigheid van een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid mag hoogstens twee opeenvolgende keren worden verlengd voor een periode van telkens één jaar, door een op passende wijze erkende CAMO of CAO, mits de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(1)

het luchtvaartuig is de voorgaande 12 maanden voortdurend beheerd door deze CAMO of CAO;

(2)

het luchtvaartuig is de voorgaande 12 maanden onderhouden door erkende onderhoudsorganisaties; dit omvat ook onderhoudstaken die door piloot-eigenaars zijn uitgevoerd en voor gebruik zijn vrijgegeven door de piloot-eigenaar of door onafhankelijk certificeringspersoneel;

(3)

de CAMO of CAO beschikt niet over aanwijzingen of redenen om aan te nemen dat het luchtvaartuig niet luchtwaardig is.

Deze verlenging door de CAMO of CAO is mogelijk ongeacht welk personeel of welke organisatie, zoals bepaald onder b), het oorspronkelijke certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid heeft afgegeven.

(d)

Bij wijze van uitzondering op punt c), mag de verlenging van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid worden vervroegd met een maximumperiode van 30 dagen, zonder af te wijken van de beoordelingscyclus van de luchtwaardigheid, teneinde te garanderen dat het originele certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid aan boord van het luchtvaartuig kan worden gebracht.

(e)

Als de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft, zal de eigenaar of exploitant de bevoegde autoriteit voorzien van:

(1)

de documenten waar de bevoegde autoriteit om vraagt;

(2)

geschikte accommodatie voor haar personeel, op de gepaste plaats;

(3)

indien nodig, ondersteuning door geschikt certificeringspersoneel.

ML.A.902   Geldigheid van het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid

(a)

Een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt ongeldig als:

(1)

het is geschorst of ingetrokken;

(2)

het luchtwaardigheidscertificaat is geschorst of ingetrokken;

(3)

het luchtvaartuig niet voorkomt in het luchtvaartuigregister van een lidstaat;

(4)

het typecertificaat waaronder het luchtwaardigheidscertificaat werd afgegeven, is geschorst of ingetrokken.

(b)

Een luchtvaartuig mag niet vliegen als het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid ongeldig is of in een van de volgende omstandigheden:

(1)

de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig of van een component die op het luchtvaartuig is gemonteerd, voldoet niet aan de eisen van deze bijlage;

(2)

het luchtvaartuig is niet meer in overeenstemming met het door het Agentschap goedgekeurde typeontwerp;

(3)

het luchtvaartuig werd gebruikt buiten de beperkingen van het goedgekeurde vlieghandboek of luchtwaardigheidscertificaat, zonder dat gepaste actie is ondernomen;

(4)

het luchtvaartuig was betrokken bij een ongeval of incident dat de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig beïnvloedt, zonder dat gepaste actie is ondernomen om de luchtwaardigheid te herstellen;

(5)

een wijziging of reparatie van het luchtvaartuig of een daarop gemonteerde component is niet in overeenstemming met bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012.

(c)

In geval van afstand of intrekking, moet het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid worden teruggegeven aan de bevoegde autoriteit.

ML.A.903   Proces voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

(a)

Om tegemoet te komen aan de in ML.A.901 vastgestelde eis om een beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig uit te voeren, moet het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid een gedocumenteerd onderzoek van de gegevens van het luchtvaartuig uitvoeren om na te gaan of:

(1)

de vlieguren en de eraan verbonden vluchtcycli van casco, motor en propeller correct zijn geregistreerd;

(2)

het vlieghandboek van toepassing is op de configuratie van het luchtvaartuig en de meest recente wijzigingsstatus weergeeft;

(3)

conform het goedgekeurde onderhoudsprogramma alle verplichte onderhoud van het luchtvaartuig is uitgevoerd;

(4)

alle bekende defecten zijn verholpen of op gecontroleerde wijze zijn uitgesteld;

(5)

alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen zijn toegepast en correct zijn geregistreerd;

(6)

alle wijzigingen en reparaties van het luchtvaartuig zijn geregistreerd en in overeenstemming zijn met bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

(7)

alle componenten met beperkte levensduur die in het luchtvaartuig zijn gemonteerd, correct zijn geïdentificeerd, geregistreerd en hun goedgekeurde levensduurbeperking niet hebben overschreden;

(8)

alle onderhoud is gecertificeerd overeenkomstig deze bijlage;

(9)

het geldende massa- en zwaartepuntrapport, indien vereist, de configuratie van het luchtvaartuig weergeeft en geldig is;

(10)

het luchtvaartuig voldoet aan de laatste herziening van zijn typeontwerp die door het Agentschap is goedgekeurd;

(11)

indien vereist, het luchtvaartuig beschikt over een geluidscertificaat dat overeenstemt met de huidige configuratie van het luchtvaartuig conform subdeel I van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

(b)

Het onder a) bedoelde personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid moet een fysiek onderzoek van het luchtvaartuig uitvoeren. Voor dit onderzoek moet luchtwaardigheidspersoneel dat niet voldoende gekwalificeerd is volgens bijlage III (Deel-66), worden bijgestaan door gekwalificeerd personeel.

(c)

Aan de hand van het fysiek onderzoek van het luchtvaartuig dient het luchtwaardigheidspersoneel zich ervan te verzekeren dat:

(1)

alle vereiste merktekens en opschriften correct zijn aangebracht;

(2)

het luchtvaartuig voldoet aan zijn goedgekeurde vlieghandboek;

(3)

de luchtvaartuigconfiguratie voldoet aan de goedgekeurde documentatie;

(4)

er geen aanwijsbaar defect kan worden gevonden dat niet volgens ML.A.403 werd behandeld;

(5)

er geen tegenstrijdigheden bestaan tussen het luchtvaartuig en het onder a) bedoelde gedocumenteerde onderzoek van gegevens.

(d)

In afwijking van ML.A.901, onder a), kan de beoordeling van de luchtwaardigheid worden vervroegd met een maximumperiode van 90 dagen, zonder af te wijken van de beoordelingscyclus van de luchtwaardigheid, teneinde de fysieke keuring te laten plaatshebben tijdens een onderhoudscontrole.

(e)

Het in aanhangsel IV bedoelde certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c) wordt alleen afgegeven:

(1)

door op passende wijze gemachtigd personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid;

(2)

wanneer, nadat de beoordeling van de luchtwaardigheid volledig is uitgevoerd, alle bevindingen zijn gesloten;

(3)

wanneer onder h) bedoelde tekortkomingen in het onderhoudsprogramma op passende wijze zijn verholpen.

(f)

Een afschrift van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid dat voor een luchtvaartuig is afgegeven of verlengd, dient binnen tien dagen te worden verzonden naar de lidstaat van registratie van dat luchtvaartuig.

(g)

Taken met betrekking tot de beoordeling van de luchtwaardigheid mogen niet worden uitbesteed.

(h)

De effectiviteit van het onderhoudsprogramma kan worden onderzocht in samenhang met de in ML.A.302, punt c), onder 9), bedoelde luchtwaardigheidsbeoordeling. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd door de persoon die de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoerde. Als uit het onderzoek blijkt dat het luchtvaartuig tekortkomingen vertoont die verband houden met tekortkomingen in de inhoud van het onderhoudsprogramma, dan wordt het onderhoudsprogramma dienovereenkomstig gewijzigd. De persoon die het onderzoek uitvoert, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie in kennis indien hij het niet eens is met de door de eigenaar, CAMO of CAO genomen maatregelen tot wijziging van het onderhoudsprogramma. In dat geval beslist de bevoegde autoriteit welke wijzigingen van het onderhoudsprogramma noodzakelijk zijn, waarbij zij de in ML.B.903 vastgestelde overeenkomstige bevindingen aan de orde stelt en, indien nodig, reageert overeenkomstig ML.B.304.

ML.A.904   Kwalificatie van het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

(a)

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat namens de bevoegde autoriteit optreedt, moet gekwalificeerd zijn overeenkomstig ML.B.902.

(b)

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat optreedt namens een organisatie die vermeld is in subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145), bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO) moet gekwalificeerd zijn in overeenstemming met subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145), bijlage V quater (Deel-CAMO) of bijlage V quinquies (Deel-CAO).

(c)

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat in eigen naam optreedt, zoals toegestaan krachtens ML.A.901, punt b), onder 4), moet houder zijn van:

(1)

een overeenkomstig bijlage III (Deel-66) afgegeven vergunning met bevoegdverklaring voor het desbetreffende luchtvaartuig of, als bijlage III (Deel-66) niet van toepassing is op het desbetreffende luchtvaartuig, een nationale kwalificatie voor certificeringspersoneel die geldig is voor dat luchtvaartuig; en

(2)

een machtiging die is afgegeven door:

(i)

de bevoegde autoriteit die de machtiging overeenkomstig bijlage III (Deel-66) heeft afgegeven; of

(ii)

als bijlage III (Deel-66) niet van toepassing is, de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de kwalificatie van het nationale certificeringspersoneel.

(d)

De krachtens punt c), onder 2), vereiste machtiging wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit als:

(1)

de bevoegde autoriteit heeft geoordeeld dat de persoon op de hoogte is van de delen van deze bijlage die relevant zijn voor het beheer van permanente luchtwaardigheid, de uitvoering van beoordelingen van de luchtwaardigheid en de afgifte van certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid;

(2)

de persoon op passende wijze een beoordeling van de luchtwaardigheid heeft uitgevoerd onder toezicht van de bevoegde autoriteit.

Deze machtiging blijft geldig voor een periode van 5 jaar, mits de houder om de 12 maanden minstens 1 luchtwaardigheidsbeoordeling heeft uitgevoerd. Als dit niet het geval is, moet op passende wijze een nieuwe luchtwaardigheidsbeoordeling worden uitgevoerd onder toezicht van de bevoegde autoriteit.

Als de geldigheidsduur verstreken is, wordt de machtiging voor 5 jaar verlengd mits opnieuw voldaan wordt aan punt d), onder 1) en 2). Het aantal verlengingen is onbeperkt.

De houder van de machtiging houdt een register bij van alle uitgevoerde luchtwaardigheidsbeoordelingen en stelt ze op verzoek ter beschikking van alle bevoegde autoriteiten en eigenaars van luchtvaartuigen waarvoor hij een luchtwaardigheidsbeoordeling uitvoert.

Deze machtiging kan te allen tijde door de bevoegde autoriteit worden ingetrokken als deze niet tevreden is over de bekwaamheden van de houder of over het gebruik van de machtiging.

ML.A.905   Overdracht van de registratie van een luchtvaartuig binnen de Unie

(a)

Bij overdracht van een luchtvaartuigregistratie binnen de Unie dient de aanvrager:

(1)

ten eerste de vorige lidstaat in kennis stellen van de naam van de lidstaat waar het luchtvaartuig zal worden geregistreerd;

(2)

en vervolgens bij de nieuwe lidstaat de afgifte aan te vragen van een nieuw luchtwaardigheidscertificaat, overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

(b)

Onverminderd ML.A.902, punt a), onder 3), blijft het vorige certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid geldig tot de vervaldatum, behalve wanneer het werd afgegeven door onafhankelijk certificeringspersoneel dat houder is van een nationale kwalificatie voor certificeringspersoneel overeenkomstig ML.A.901, punt b), onder 4); in dat geval is ML.A.906 van toepassing.

(c)

In de gevallen waarin het luchtvaartuig zich in niet-luchtwaardige staat bevond in de vorige lidstaat of waarin de luchtwaardigheidsstatus van het luchtvaartuig niet kan worden bepaald op basis van de bestaande gegevens, is ML.A.906 van toepassing, onverminderd punten a) en b).

ML.A.906   Beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in de Unie werden ingevoerd

(a)

Wanneer een aanvrager een luchtvaartuig uit een derde land invoert in het register van een lidstaat, moet hij:

(1)

bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een aanvraag indienen voor een nieuw luchtwaardigheidscertificaat overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012;

(2)

voor niet-nieuwe luchtvaartuigen een beoordeling van de luchtwaardigheid laten uitvoeren overeenkomstig ML.A.901;

(3)

alle overeenkomstig het goedgekeurde of verklaarde onderhoudsprogramma vereiste onderhoud laten uitvoeren.

(b)

Als het luchtvaartuig voldoet aan de relevante eisen, geeft de bevoegde autoriteit, de CAMO of CAO, de onderhoudsorganisatie of het onafhankelijk certificeringspersoneel dat de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert, zoals bepaald in ML.A.901, punt b), een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af; de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ontvangt een kopie van dat certificaat.

(c)

De eigenaar verleent toegang tot het luchtvaartuig voor een inspectie door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

(d)

Als het luchtvaartuig voldoet aan bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012 geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een nieuw luchtwaardigheidscertificaat af.

ML.A.907   Bevindingen

(a)

Bevindingen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

(1)

Een niveau 1-bevinding is elke ernstige inbreuk op de eisen van deze bijlage die de veiligheidsnormen verlaagt en de vliegveiligheid ernstig in gevaar brengt.

(2)

Een niveau 2-bevinding is elke inbreuk op de eisen van deze bijlage die de veiligheidsnormen kan verlagen en de vliegveiligheid in gevaar kan brengen.

(b)

Na ontvangst van een kennisgeving van bevindingen overeenkomstig ML.B.903 moet de persoon of organisatie met verantwoordelijkheden overeenkomstig ML.A.201 een corrigerend actieplan, dat tot doel heeft te voorkomen dat de bevinding en de onderliggende oorzaak zich opnieuw zouden voordoen, opstellen en aan de bevoegde autoriteit voorleggen binnen de met deze autoriteit overeengekomen termijn.

SECTIE B

PROCEDURE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A

ALGEMEEN

ML.B.101   Toepassingsgebied

Deze sectie bevat de vaststelling van administratieve voorschriften die moeten worden toegepast door de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing en handhaving van sectie A van deze bijlage.

ML.B.102   Bevoegde autoriteit

(a)   Algemeen

Een lidstaat dient een bevoegde autoriteit te benoemen die verantwoordelijkheden krijgt toegewezen voor het afgeven, handhaven, wijzigen, opschorten of intrekken van certificaten en voor het toezicht op de permanente luchtwaardigheid. Deze bevoegde autoriteit dient gedocumenteerde procedures en een organisatiestructuur vast te stellen.

(b)   Middelen

Het personeelsbestand moet toereikend zijn om de in deze sectie uiteengezette eisen na te komen.

(c)   Kwalificatie en opleiding

Alle personeel dat bij activiteiten die in deze bijlage worden behandeld, is betrokken, moet naar behoren gekwalificeerd zijn, over de gepaste kennis en ervaring beschikken en een initiële en voortgezette opleiding hebben gevolgd, teneinde de toegewezen taken te kunnen uitvoeren.

(d)   Procedures

De bevoegde autoriteit dient procedures vast te stellen waarin is aangegeven hoe de naleving van deze bijlage wordt gewaarborgd.

De procedures dienen herzien en aangepast te worden om te waarborgen dat voortdurend aan de eisen wordt voldaan.

ML.B.104   Registratie van gegevens

(a)

De bevoegde autoriteit stelt een systeem voor de registratie van gegevens vast dat het mogelijk maakt het proces van de afgifte, verlenging, wijziging, schorsing of intrekking van elk certificaat en elke machtiging te volgen.

(b)

De gegevens met betrekking tot het toezicht op elk luchtvaartuig dienen minstens te bestaan uit een kopie van:

(1)

het luchtwaardigheidscertificaat van het luchtvaartuig;

(2)

certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid;

(3)

rapporten van de beoordelingen van de luchtwaardigheid, rechtstreeks uitgevoerd door de lidstaat;

(4)

alle relevante briefwisseling met betrekking tot het luchtvaartuig;

(5)

details van alle vrijstellingen en handhavingacties;

(6)

alle documenten die door de bevoegde autoriteit zijn goedgekeurd krachtens deze bijlage of Verordening (EU) nr. 965/2012.

(c)

De in punt b) bedoelde gegevens moeten worden bewaard tot twee jaar nadat het luchtvaartuig definitief uit dienst werd genomen.

(d)

Alle in ML.B.104 bedoelde gegevens moeten op aanvraag ter beschikking worden gesteld van een andere lidstaat of het Agentschap.

ML.B.105   Onderlinge informatie-uitwisseling

(a)

Teneinde bij te dragen tot de verbetering van de veiligheid van de luchtvaart wisselen de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie uit overeenkomstig artikel 72 van Verordening (EU) 2018/1139.

(b)

Onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten verlenen de betrokken bevoegde autoriteiten, in geval van een potentiële veiligheidsdreiging voor meerdere lidstaten, elkaar bijstand bij het uitvoeren van de noodzakelijke toezichtsmaatregelen.

SUBDEEL B

VERANTWOORDINGSPLICHT

ML.B.201   Verantwoordelijkheden

De in ML.1, punt b), bedoelde bevoegde autoriteit is verantwoordelijk voor het uitvoeren van inspecties en onderzoeken om na te gaan of de eisen van deze bijlage zijn nageleefd.

SUBDEEL C

PERMANENTE LUCHTWAARDIGHEID

ML.B.302   Vrijstellingen

Alle vrijstellingen die zijn toegestaan overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2018/1139 dienen door de bevoegde autoriteit te worden geregistreerd en bewaard.

ML.B.303   Monitoring van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

(a)

De bevoegde autoriteit dient een toezichtprogramma op te stellen, op basis van een risicogebaseerde benadering, om de luchtwaardigheidsstatus van de vloot luchtvaartuigen in zijn register te controleren.

(b)

Het toezichtprogramma dient steekproeven van productonderzoeken van luchtvaartuigen te omvatten en bestrijkt alle belangrijke risicoaspecten met betrekking tot de luchtwaardigheid.

(c)

Een steekproef van een productonderzoek monstert de verwezenlijkte luchtwaardigheidsnormen op basis van de toepasselijke eisen, en levert bevindingen op.

(d)

Alle gedane bevindingen worden ingedeeld overeenkomstig de categorieën van ML.B.903 en schriftelijk bevestigd aan de persoon of organisatie die verantwoordelijk is krachtens ML.A.201. De bevoegde autoriteit beschikt over een procedure om de veiligheidsimpact van bevindingen te analyseren.

(e)

De bevoegde autoriteit registreert alle bevindingen en afsluitende handelingen.

(f)

Indien er tijdens de monitoring van luchtvaartuigen bewijzen worden gevonden van niet-naleving van deze of andere bijlagen, wordt de bevinding behandeld zoals voorgeschreven in de desbetreffende bijlage.

(g)

Indien dit noodzakelijk is om te zorgen voor passende handhavingsmaatregelen, wisselt de bevoegde autoriteit met andere bevoegde autoriteiten informatie uit over vastgestelde tekortkomingen, overeenkomstig punt f).

ML.B.304   Intrekking, schorsing en beperking

De bevoegde autoriteit dient:

(a)

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid op redelijke gronden te schorsen in het geval van een potentieel gevaar voor de veiligheid; of

(b)

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid te schorsen of in te trekken overeenkomstig punt a) van ML.B.903.

De bevoegde autoriteit die overeenkomstig ML.A.904 machtiging heeft verleend voor de beoordeling van de luchtwaardigheid door onafhankelijk certificeringspersoneel, trekt die machtiging in als de houder blijk geeft van slechte prestaties bij de beoordeling van de luchtwaardigheid of op ongepaste wijze gebruik maakt van de machtiging.

SUBDEEL I

CERTIFICAAT VAN BEOORDELING VAN DE LUCHTWAARDIGHEID

ML.B.902   Beoordeling van de luchtwaardigheid door de bevoegde autoriteit

(a)

Wanneer de bevoegde autoriteit de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert en het in aanhangsel IV van deze bijlage opgenomen certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15 quater) afgeeft, voert zij een beoordeling van de luchtwaardigheid uit overeenkomstig ML.A.903.

(b)

De bevoegde autoriteit moet beschikken over passend personeel om de beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren. Dit personeel moet beschikken over:

(1)

minstens drie jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid;

(2)

een gepaste licentie overeenkomstig bijlage III (deel 66) of een nationaal erkende en voor de luchtvaartuigcategorie geschikte kwalificatie voor onderhoudspersoneel (indien artikel 5, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1321/2014 verwijst naar nationale regelgeving) of een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, en;

(3)

een passende opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud;

(4)

een positie die de betrokkene machtigt om namens de bevoegde autoriteit te ondertekenen.

Niettegenstaande de punten 1) tot en met 4), mogen de vereisten van ML.B.902, punt b), onder 2), worden vervangen door vier jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid, bovenop de reeds in punt ML.B.902, punt b), onder 1), voorgeschreven ervaring.

(c)

De bevoegde autoriteit dient een lijst van alle personeel voor beoordeling van de luchtwaardigheid bij te houden, met inbegrip van de details van alle passende kwalificaties, die samen bewaard wordt met een opsomming van relevante ervaring en opleiding op het gebied van beheer van de permanente luchtwaardigheid.

(d)

Tijdens de uitvoering van de beoordeling van de luchtwaardigheid moet de bevoegde autoriteit toegang hebben tot de in ML.A.305, ML.A.306 en ML.A.401 gespecificeerde toepasselijke gegevens.

(e)

Nadat de beoordeling van de luchtwaardigheid met succes is uitgevoerd, geeft het personeel dat de beoordeling van de luchtwaardigheid uitvoert een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15c) af, zoals opgenomen in bijlage IV.

(f)

Telkens wanneer omstandigheden het bestaan van een potentieel veiligheidsrisico aantonen, voert de bevoegde autoriteit zelf de beoordeling van de luchtwaardigheid uit en geeft zij zelf het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af.

ML.B.903   Bevindingen

Als tijdens onderzoeken van luchtvaartuigen of via andere middelen aanwijzingen worden gevonden van niet-naleving van de eisen van deze bijlage, zal de bevoegde autoriteit:

(a)

voor bevindingen van niveau 1: eisen dat passende corrigerende maatregelen worden genomen alvorens verdere vluchten worden uitgevoerd, en het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid onmiddellijk intrekken of schorsen; en

(b)

voor bevindingen van niveau 2: corrigerende acties opleggen die passend zijn voor de aard van de bevinding.

Aanhangsel I

Contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid

(a)

Als een eigenaar overeenkomstig ML.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO voor het uitvoeren van taken op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid, stuurt de eigenaar, op verzoek van de bevoegde autoriteit, een kopie van het door beide partijen ondertekende contract naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

(b)

Bij de opstelling van het contract moet rekening worden gehouden met de vereisten van deze bijlage en moeten de verplichtingen van de ondertekenaars met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig worden vastgesteld.

(c)

Het bevat ministens de volgende informatie:

(1)

het registratienummer, typenummer en serienummer van het luchtvaartuig;

(2)

de naam of bedrijfsgegevens, met inbegrip van het adres, van de eigenaar of de geregistreerde huurder van het luchtvaartuig;

(3)

de gegevens van de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten, met inbegrip van het adres;

(4)

het type activiteit;

(d)

In het contract wordt het volgende vermeld:

“De eigenaar vertrouwt het beheer van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, de opstelling en goedkeuring van een onderhoudsprogramma en de organisatie van het onderhoud van het luchtvaartuig, overeenkomstig dit onderhoudsprogramma, toe aan de CAMO of CAO.

Volgens deze overeenkomst verbinden beide ondertekenende partijen zich ertoe de respectieve verplichtingen van dit contract na te leven.

De eigenaar verklaart naar eer en geweten dat alle aan de CAMO of CAO verstrekte informatie in verband met de permanente luchtwaardigheid accuraat is en zal zijn en dat het luchtvaartuig niet zal worden gewijzigd zonder voorafgaand akkoord van de CAMO of CAO.

In geval van niet-naleving van dit contract door één van de ondertekenaars, wordt het nietig. In dergelijk geval behoudt de eigenaar de volle verantwoordelijkheid voor elke taak die verband houdt met de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig en stelt hij de bevoegde autoriteit(en) van de lidstaat van registratie binnen twee weken in kennis van de beëindiging van het contract.”

(e)

Wanneer een eigenaar in overeenstemming met ML.A.201 een contract sluit met een CAMO of CAO, worden de verplichtingen van elke partij als volgt toegewezen:

(1)

Verplichtingen van CAMO of CAO:

(i)

het type luchtvaartuig moet zijn opgenomen in de erkenningsvoorwaarden van de CAMO of CAO;

(ii)

de CAMO of CAO moet alle onderstaande voorwaarden met betrekking tot het behoud van de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig naleven:

(A)

het onderhoudsprogramma voor het luchtvaartuig opstellen en goedkeuren;

(B)

zodra het onderhoudsprogramma is goedgekeurd, de eigenaar een kopie ervan bezorgen, samen met een motivering van eventuele afwijkingen van de aanbevelingen van de houder van de ontwerpgoedkeuring;

(C)

een overbruggingsinspectie organiseren, met gebruikmaking van het vorige onderhoudsprogramma van het luchtvaartuig;

(D)

alle onderhoud zodanig organiseren dat het wordt uitgevoerd door een erkende onderhoudsorganisatie of, indien toegestaan, door onafhankelijk certificeringspersoneel;

(E)

ervoor zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen worden toegepast;

(F)

ervoor zorgen dat alle defecten die tijdens onderhoud of luchtwaardigheidsbeoordelingen worden ontdekt of die door de eigenaar worden gemeld, worden verholpen door een erkende onderhoudsorganisatie of, indien toegestaan, door onafhankelijk certificeringspersoneel;

(G)

het periodiek onderhoud coördineren, evenals de toepassing van luchtwaardigheidsrichtlijnen, de vervanging van componenten met beperkte levensduur en de eisen met betrekking tot de inspectie van componenten;

(H)

de eigenaar verwittigen telkens wanneer het luchtvaartuig naar een erkende onderhoudsorganisatie of, indien toegestaan, onafhankelijk certificeringspersoneel moet worden gebracht;

(I)

alle technische documenten beheren en archiveren;

(iii)

de goedkeuring van wijzigingen van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, alvorens ze worden geïmplementeerd;

(iv)

de goedkeuring van reparaties van het luchtvaartuig organiseren overeenkomstig bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, alvorens ze worden uitgevoerd;

(v)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie in kennis stellen als de eigenaar het luchtvaartuig niet aanbiedt voor onderhoud, zoals vereist door de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten;

(vi)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren telkens wanneer dit contract niet wordt nageleefd;

(vii)

erop toezien dat de luchtwaardigheidsbeoordeling van het luchtvaartuig wordt uitgevoerd, indien nodig, en ervoor zorgen dat het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid wordt afgegeven;

(viii)

binnen 10 dagen een kopie van elk afgegeven of verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid naar de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie sturen;

(ix)

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

(x)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen is opgezegd.

(2)

Verplichtingen van de eigenaar:

(i)

een algemeen begrip hebben van het onderhoudsprogramma voor luchtvaartuigen;

(ii)

een algemeen begrip hebben van deze bijlage;

(iii)

het luchtvaartuig aanbieden voor onderhoud, zoals vereist door de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten;

(iv)

het luchtvaartuig niet wijzigen zonder eerst de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten, te raadplegen;

(v)

de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten in kennis stellen van al het onderhoud dat in uitzonderlijke gevallen wordt uitgevoerd zonder kennis en controle van die CAMO of CAO;

(vi)

aan de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten via het logboek alle defecten rapporteren die tijdens vluchten werden gevonden;

(vii)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie informeren wanneer dit contract door een van de partijen wordt opgezegd;

(viii)

de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie en de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten informeren wanneer het luchtvaartuig wordt verkocht;

(ix)

overgaan tot alle meldingen van voorvallen overeenkomstig de in de geldende regelgeving vastgestelde verplichtingen;

(x)

de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten regelmatig informeren over de vlieguren van het luchtvaartuig en alle andere gebruiksgegevens, zoals overeengekomen met die CAMO of CAO;

(xi)

het certificaat van vrijgave voor gebruik optekenen in de logboeken, zoals vermeld in ML.A.803, punt c), wanneer piloot-eigenaaronderhoud wordt uitgevoerd;

(xii)

de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van het piloot-eigenaaronderhoud hiervan in kennis stellen.

Aanhangsel II

Beperkt onderhoud door piloot-eigenaar

Naast de in deze bijlage vastgestelde eisen moet de piloot-eigenaar voldoen aan de onderstaande basisbeginselen alvorens onderhoudstaken uit te voeren:

(a)   Bekwaamheid en verantwoordelijkheid

(1)

De piloot-eigenaar is te allen tijde verantwoordelijk voor alle door hem uitgevoerd onderhoud.

(2)

De piloot-eigenaar beschikt over een toereikend niveau van bekwaamheid om de taken uit te voeren. Het is zijn verantwoordelijkheid om zich de standaardonderhoudspraktijken voor zijn luchtvaartuigen en de onderhoudsprogramma's eigen te maken.

(b)   Taken

De piloot-eigenaar mag eenvoudige visuele inspecties of handelingen verrichten om de algemene staat en normale werking van het casco en van de motoren, systemen en componenten na te gaan en deze te controleren op zichtbare schade

In de volgende omstandigheden mogen onderhoudstaken niet worden vrijgegeven door de piloot-eigenaar:

(1)

het betreft een kritieke onderhoudstaak;

(2)

voor het onderhoud moeten belangrijke componenten of constructies worden verwijderd;

(3)

het onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig een luchtwaardigheidsaanwijzing of een luchtwaardigheidsbeperking (Airworthiness Limitation Item, ALI), tenzij specifiek toegestaan in die aanwijzing of ALI;

(4)

het onderhoud vergt het gebruik van speciale werktuigen of geijkte gereedschappen (met uitzondering van momentsleutels en krimpgereedschap);

(5)

het onderhoud vergt het gebruik van testapparatuur of speciale testen (bv. niet-destructief onderzoek, systeemtests of operationele controles voor avionica-apparatuur);

(6)

het onderhoud bestaat uit occasionele speciale inspecties (zoals een controle na een zware landing);

(7)

het onderhoud heeft gevolgen voor systemen die van essentieel belang zijn voor vluchtuitvoeringen volgens instrumentvliegvoorschriften (IFR);

(8)

het betreft een complexe onderhoudstaak overeenkomstig aanhangsel III, of een onderhoudstaak die betrekking heeft op een component, overeenkomstig ML.A.502, punt a) of b);

(9)

het onderhoud maakt deel uit van de 100-h/jaarlijkse controle (voor gevallen waarin de onderhoudstaak wordt gecombineerd met de beoordeling van de luchtwaardigheid door onderhoudsorganisaties of onafhankelijk certificeringspersoneel).

De onder (1) tot en met (9) vermelde criteria prevaleren over minder beperkende instructies die overeenkomstig het in ML.A.302 bedoelde onderhoudsplan zijn gegeven.

Een taak die beschreven is in het vlieghandboek van het luchtvaartuig (of andere operationele handleidingen), zoals de voorbereiding van het luchtvaartuig op de vlucht (bevestiging van de vleugels van een zweefvliegtuig, aan de vlucht voorafgaande inspectie, of, in het geval van een ballon, bevestiging van mand, brander, brandstofcilinders en envelope, enz.) wordt niet als onderhoudstaak beschouwd; voor dergelijken taken hoeft dus geen certificaat van vrijgave voor gebruik te worden opgesteld. De persoon die deze onderdelen bevestigt, is er echter wel voor verantwoordelijk dat ze zich in bruikbare toestand bevinden en geschikt zijn voor installatie.

(c)   Uitvoering en registratie van de onderhoudstaken van piloot-eigenaars

De in punt ML.A.401 vermelde onderhoudsgegevens moeten bij het plegen van piloot-eigenaaronderhoud altijd beschikbaar zijn en worden nageleefd. Details van de gegevens in het kader van piloot-eigenaaronderhoud moeten overeenkomstig ML.A.803, punt d), worden opgenomen in het certificaat van vrijgave voor gebruik.

De piloot-eigenaar moet de CAMO of CAO waarmee een contract is gesloten uiterlijk 30 dagen na de voltooiing van het piloot-eigenaaronderhoud overeenkomstig ML.A.305, punt a), hiervan op de hoogte brengen.

Aanhangsel III

Complexe onderhoudstaken die niet door de piloot-eigenaar mogen worden vrijgegeven

Alle hierna vermelde taken zijn complexe onderhoudstaken die, overeenkomstig aanhangsel II, niet mogen worden uitgevoerd door de piloot-eigenaar. Deze taken worden vrijgegeven door een CAO of door onafhankelijk certificeringspersoneel:

(a)

de wijziging, herstelling of vervanging door vastklinken, hechten, lamineren of lassen van elk van volgende luchtvaartuigonderdelen:

(1)

een kokerligger;

(2)

een vleugellangsligger of koordeonderdeel;

(3)

een ligger;

(4)

een liggerflens;

(5)

een onderdeel van een spantligger;

(6)

de middenribbe van een ligger;

(7)

een kiel- of kimonderdeel van een vliegbootromp of een vlotter;

(8)

een drukschoor van gegolfde staalplaat in een vleugel of staartvlak;

(9)

een vleugelhoofdribbe;

(10)

een vleugel- of staartvlakschoor;

(11)

een motorophangingspunt;

(12)

een rompgording of -frame;

(13)

een onderdeel van een langsspant, horizontale spant of schot;

(14)

een steunschoor of -beugel voor stoelen;

(15)

een vervanging van stoelrail;

(16)

een schoor of stut van het landingsgestel;

(17)

een as;

(18)

een wiel; en

(19)

een ski of skivoetstuk, met uitsluiting van de vervanging van een lagefrictie-coating;

(b)

de wijziging of herstelling van de volgende onderdelen:

(1)

de huid van een luchtvaartuig of van een luchtvaartuigvlotter, indien het werk het gebruik van een steun, mal of fitting vereist;

(2)

de huid van een luchtvaartuig die onderhevig is aan drukbelastingen, indien de beschadigde huid groter is dan 15 cm (6 duim) in om het even welke richting;

(3)

een lastdragend deel van een besturingssysteem, daaronder begrepen een stuurknuppel, pedaal, drijfas, kwadrant, tuimelaar, torsiebuis, hoornbalansvlak en gesmeed of gegoten beugel, maar met uitsluiting van:

(i)

het stuiken van een herstelsplitsing of kabelgarnituur; en

(ii)

de vervanging van de eindsluiting van een balansbuis die door vastklinken is bevestigd;

(4)

elke andere structuur, niet opgesomd in punt (a), die door de fabrikant als primaire structuur werd aangeduid in zijn onderhoudshandboek, structuurherstellingshandboek of instructies voor permanente luchtwaardigheid;

(c)

de uitvoering van alle volgende onderhoudswerkzaamheden aan een zuigermotor:

(1)

de ontmanteling en daaropvolgende assemblage van een zuigermotor met een ander doel dan:

(i)

toegang te krijgen tot de zuiger/cilinderconstructies; of

(ii)

het verwijderen van de afscherming van de hulpapparatuur aan de achterzijde voor inspectie en/of vervanging van oliepompconstructies indien zulk werk geen verwijdering en terugplaatsing van interne tandwielen met zich meebrengt;

(2)

verwijderen en terugplaatsen van reductietandwielen;

(3)

lassen of hard solderen van verbindingen, behalve kleine lasreparaties aan uitlaten, uitgevoerd door een passend erkende of gemachtigde lasser, maar met uitsluiting van de vervanging van onderdelen;

(4)

het manipuleren van afzonderlijke onderdelen van eenheden die zijn aangeleverd nadat ze op de testbank zijn getest, met uitzondering van de vervanging of bijstelling van stukken die na inbedrijfstelling gewoon te vervangen of bij te stellen zijn;

(d)

het balanceren van een propeller, behalve

(1)

voor het certificaat van statisch balanceren, indien vereist door het onderhoudshandboek; en

(2)

dynamisch balanceren bij geïnstalleerde propellers met behulp van elektronische balanceerapparatuur, indien toegestaan door het onderhoudshandboek of andere erkende luchtwaardigheidsgegevens;

(e)

elke aanvullende taak waarvoor:

(1)

gebruik moet worden gemaakt van gespecialiseerde gereedschappen, uitrustingen of installaties; of

(2)

belangrijke coördinatieprocedures moeten worden toegepast, wegens de lange duur van de taken en de betrokkenheid van meerdere personen.

Aanhangsel IV

Certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15c

OPMERKING:

personen en organisaties die beoordelingen van de luchtwaardigheid uitvoeren in combinatie met de 100-h/jaarlijkse controle, mogen de achterzijde van dit formulier gebruiken voor de afgifte van het in ML.A.801 bedoelde certificaat van vrijgave voor gebruik dat overeenstemt met de 100-h/jaarlijkse controle.
Image 11
Tekst van het beeld

(*1)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1976 van de Commissie van 14 december 2018 tot vaststelling van gedetailleerde regels voor vluchtuitvoeringen met zweefvliegtuigen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 326 van 20.12.2018, blz. 64).


BIJLAGE VII

“BIJLAGE V quater

(Deel CAMO)

INHOUD

DEEL A — ORGANISATIEVEREISTEN

CAMO.A.005

Toepassingsgebied

CAMO.A.105

Bevoegde autoriteit

CAMO.A.115

Aanvraag voor een organisatiecertificaat

CAMO.A.120

Wijzen van naleving

CAMO.A.125

Goedkeuringsvoorwaarden en -rechten

CAMO.A.130

Wijzigingen binnen de organisatie

CAMO.A.135

Blijvende geldigheid

CAMO.A.140

Toegang

CAMO.A.150

Bevindingen

CAMO.A.155

Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

CAMO.A.160

Melding van voorvallen

CAMO.A.200

Beheersysteem

CAMO.A.202

Interne regeling voor veiligheidsrapportering

CAMO.A.205

Aanbesteding en onderaanbesteding

CAMO.A.215

Faciliteiten

CAMO.A.220

Bijhouden van gegevens

CAMO.A.300

Beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid

CAMO.A.305

Personeelsvoorschriften

CAMO.A.310

Kwalificaties van het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

CAMO.A.315

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

CAMO.A.320

Beoordeling van de luchtwaardigheid

CAMO.A.325

Gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid

DEEL B — EISEN VOOR DE AUTORITEIT

CAMO.B.005

Toepassingsgebied

CAMO.B.115

Documentatie van het toezicht

CAMO.B.120

Wijzen van naleving

CAMO.B.125

Informatieverstrekking aan het Agentschap

CAMO.B.135

Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

CAMO.B.200

Beheersysteem

CAMO.B.205

Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

CAMO.B.210

Wijzigingen in het beheersysteem

CAMO.B.220

Bijhouden van gegevens

CAMO.B.300

Beginselen van het toezicht

CAMO.B.305

Toezichtsprogramma

CAMO.B.310

Eerste certificeringsprocedure

CAMO.B.330

Wijzigingen

CAMO.B.350

Bevindingen en corrigerende maatregelen

CAMO.B.355

Opschorting, beperking en intrekking

DEEL A

ORGANISATIEVEREISTEN

CAMO.A.005   Toepassingsgebied

Dit deel bevat de eisen waaraan een organisatie moet voldoen om in aanmerking te komen voor de afgifte of verlenging van een certificaat voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig en van componenten voor installatie.

CAMO.A.105   Bevoegde autoriteit

In deze bijlage wordt verstaan onder bevoegde autoriteit:

(a)

de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat waar de voornaamste plaats van activiteit van die organisatie is gevestigd, als de erkenning niet vervat is in een air operator certificate;

(b)

de autoriteit die is aangeduid door de lidstaat van de exploitant, als de erkenning vervat is in een air operator certificate;

(c)

het Agentschap, als de voornaamste plaats van activiteit zich in een derde land bevindt.

CAMO.A.115   Aanvraag voor een organisatiecertificaat

(a)

Aanvragen voor een certificaat of een wijziging van een bestaand certificaat overeenkomstig deze bijlage worden ingediend in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, rekening houdende met de toepasselijke eisen van bijlage I (Deel-M), bijlage V ter (Deel-ML) en de onderhavige bijlage.

(b)

Aanvragers van een eerste certificaat overeenkomstig deze bijlage verstrekken de bevoegde autoriteit:

(1)

de resultaten van een door de organisatie verrichte pre-audit, vergeleken met de toepasselijke eisen van bijlage I (Deel-M), bijlage V ter (Deel-ML) en de onderhavige bijlage;

(2)

documenten waaruit blijkt hoe zij aan de eisen van deze verordening zullen voldoen.

Zoals bepaald in punt CAMO.A.130, bevatten deze documenten een procedure die beschrijft hoe wijzigingen waarvoor geen voorafgaande goedkeuring is vereist, worden beheerd en hoe de bevoegde autoriteit daarvan in kennis wordt gesteld.

CAMO.A.120   Wijzen van naleving

(a)

In plaats van de door het Agentschap aangenomen wijzen van naleving mag een organisatie alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

Een organisatie die een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet de bevoegde autoriteit vooraf een volledige beschrijving daarvan verstrekken. Tot de beschreven aspecten behoren onder meer mogelijk relevante herzieningen van handboeken of procedures en een beoordeling blijkens welke aan de eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen daarvan wordt voldaan.

De organisatie mag deze alternatieve wijzen van naleving gebruiken indien de bevoegde autoriteit hiervoor vooraf goedkeuring heeft gegeven en de kennisgeving zoals bepaald in CAMO.B.120 is ontvangen.

CAMO.A.125   Erkenningsvoorwaarden en -rechten van de organisatie

(a)

De erkenning is vermeld op het certificaat, dat wordt opgenomen in aanhangsel I, en wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit.

(b)

Onverminderd punt (a), moet voor luchtvaartuigen met een exploitatievergunning op grond van Verordening (EG) nr. 1008/2008 de erkenning deel uitmaken van de vergunning tot vluchtuitvoering, die door de bevoegde autoriteit voor het geëxploiteerde luchtvaartuig is uitgegeven.

(c)

Het toepassingsgebied van de werkzaamheden wordt gespecificeerd in de beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid (CAME), overeenkomstig CAMO.A.300.

(d)

Een overeenkomstig deze bijlage erkende organisatie mag:

(1)

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen, behalve luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in het erkenningscertificaat;

(2)

de permanente luchtwaardigheid beheren van luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, zoals opgesomd in zowel het certificaat als het air operator certificate;

(3)

regelingen treffen om beperkte taken met betrekking tot permanente luchtwaardigheid uit te besteden aan een andere organisatie die binnen haar beheersysteem werkt, zoals opgesomd in het certificaat;

(4)

een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen volgens de voorwaarden van punt (f) van M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

(e)

Een overeenkomstig deze bijlage goedgekeurde organisatie met hoofdvestiging in een van de lidstaten mag bovendien worden erkend om beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren in overeenstemming met M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing, en

(1)

het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeven en te zijner tijd verlengen volgens de voorwaarden van punt (c), onder (2), van M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing;

(2)

een aanbeveling voor beoordeling van de luchtwaardigheid doen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, onder de voorwaarden van punt (d) van M.A.901 of punt (b) van M.A.904 van bijlage I (Deel-M).

(f)

Een organisatie die houder is van de in punt (e) vermelde rechten mag bovendien worden erkend om een vliegvergunning af te geven in overeenstemming met punt (d) van 21.A.711 van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voor het luchtvaartuig waarvoor de organisatie volgens haar erkenning een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid mag afgeven, voorzover de organisatie verklaart dat het luchtvaartuig in overeenstemming is met de goedgekeurde vluchtvoorwaarden, volgens een passende procedure van de in CAMO.A.300 bedoelde CAME.

CAMO.A.130   Wijzigingen binnen de organisatie

(a)

Voor de volgende wijzigingen binnen de organisatie is voorafgaande goedkeuring nodig:

(1)

wijzigingen die van invloed zijn op het toepassingsgebied van het certificaat of de erkenningsvoorwaarden van een organisatie;

(2)

wijzigingen van het personeel dat overeenkomstig punt (a), onder (3), (4) en (5), en punt (b), onder (2), van CAMO.A.305 is benoemd;

(3)

wijzigingen van de rapporteringslijnen tussen het personeel dat overeenkomstig punt (a), onder (3), (4) en (5), en punt (b), onder (2), van CAMO.A.305 is benoemd, en de verantwoordelijke manager;

(4)

de procedure met betrekking tot wijzigingen waarvoor de onder (c) bedoelde voorafgaande goedkeuring niet nodig is.

(b)

Voor wijzigingen die vooraf moeten worden goedgekeurd overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan dient de organisatie goedkeuring te vragen aan en te verkrijgen van de bevoegde autoriteit. De aanvraag dient te worden ingediend voordat deze wijziging wordt toegepast teneinde de bevoegde autoriteit de mogelijkheid te bieden vast te stellen dat Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan te allen tijde worden nageleefd en, zo nodig, het organisatiecertificaat en de desbetreffende daarbij gevoegde erkenningsvoorwaarden te wijzigen.

De organisatie dient de bevoegde autoriteit alle ter zake dienende documenten te bezorgen.

De wijziging wordt pas ingevoerd na ontvangst van de officiële erkenning door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met CAMO.B.330.

De organisatie dient bij de exploitatie te voldoen aan de voorwaarden die de bevoegde autoriteit in voorkomend geval vaststelt tijdens dit wijzigingsproces.

(c)

Alle wijzigingen waarvoor geen voorafgaande goedkeuring is vereist, worden beheerd en doorgegeven aan de bevoegde autoriteit zoals gedefinieerd in de in punt (b) van CAMO.A.115 gedefinieerde en door de bevoegde autoriteit overeenkomstig CAMO.B.310 goedgekeurde procedure.

CAMO.A.135   Blijvende geldigheid

(a)

Het certificaat van de organisatie blijft geldig mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(1)

de organisatie blijft Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan naleven, rekening houdend met de bepalingen betreffende de afhandeling van bevindingen zoals gespecificeerd onder CAMO.B.350;

(2)

de bevoegde autoriteit krijgt toegang tot de organisatie, zoals gespecificeerd in CAMO.A.140;

(3)

het certificaat wordt niet teruggegeven of ingetrokken.

(b)

Voor luchtvaarmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008 heeft de beëindiging, opschorting of intrekking van het air operator certificate automatisch tot gevolg dat het certificaat van de organisatie ongeldig wordt met betrekking tot de in het air operator certificate vermelde geregistreerde luchtvaartuigen, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld door de bevoegde autoriteit.

(c)

In geval van intrekking of teruggave moet het certificaat direct worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

CAMO.A.140   Toegang

Om te kunnen nagaan of de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan worden nageleefd, dient de exploitant te allen tijde toegang te verlenen tot alle faciliteiten, luchtvaartuigen, documenten, archieven, gegevens, procedures en al het overige materiaal dat relevant is voor zijn certificeringsplichtige en al dan niet uitbestede activiteiten, aan elke persoon die is gemachtigd door:

(a)

de in CAMO.A.105 vastgestelde bevoegde autoriteit;

(b)

de autoriteit die handelt overeenkomstig de bepalingen van punt (d) van CAMO.B.300 of punt (e) van CAMO.B.300.

CAMO.A.150   Bevindingen

(a)

Na ontvangst van een kennisgeving van bevindingen overeenkomstig CAMO.B.350 moet de organisatie:

(1)

de fundamentele oorzaak of oorzaken van het geval van niet-naleving identificeren, alsook de factoren die ertoe hebben bijgedragen;

(2)

een corrigerend actieplan opstellen;

(3)

aan de bevoegde autoriteit aantonen dat de corrigerende acties zijn uitgevoerd.

(b)

De in punt (a), onder (1), (2) en (3), bedoelde acties worden uitgevoerd in de periode die met die bevoegde autoriteit is overeengekomen, zoals gedefinieerd in CAMO.B.350.

CAMO.A.155   Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

De organisatie moet:

(a)

alle veiligheidsmaatregelen uitvoeren die zijn voorgeschreven door de bevoegde autoriteit overeenkomstig CAMO.B.135;

(b)

alle relevante verplichte veiligheidsinformatie toepassen die door het Agentschap wordt verstrekt.

CAMO.A.160   Melding van voorvallen

(a)

Als onderdeel van haar beheersysteem past de organisatie een systeem voor de melding van voorvallen toe dat voldoet aan de eisen van Verordening (EU) nr. 376/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 (*1).

(b)

Onverminderd punt (a) dient de organisatie ervoor te zorgen dat elk incident, elk defect, elke technische storing, elke overschrijding van technische begrenzingen, elk voorval waaruit blijkt dat de informatie die overeenkomstig bijlage I (Deel-21) van Verordening (EU) nr. 748/2012 is opgesteld onnauwkeurig, onvolledig of dubbelzinnig is of elke andere onregelmatigheid die een veilig gebruik van het luchtvaartuig in gevaar heeft of kan hebben gebracht, maar zonder ongeval of ernstig incident tot gevolg, wordt gerapporteerd aan de bevoegde autoriteit en de organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van het luchtvaartuig.

(c)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2015/1018 moeten de onder de punten (a) en (b) bedoelde verslagen zijn opgesteld op een door de bevoegde autoriteit vastgestelde wijze en alle ter zake dienende informatie bevatten over de toestand die de organisatie bekend is.

(d)

De melding moet zo spoedig mogelijk plaatsvinden, maar in ieder geval binnen tweeënzeventig uur nadat de organisatie de omstandigheid waarop de melding betrekking heeft, heeft vastgesteld, tenzij buitengewone omstandigheden dit verhinderen.

(e)

In voorkomend geval dient de organisatie een follow-upverslag over te leggen met bijzonderheden over de maatregelen die zij van plan is te nemen om soortgelijke voorvallen in de toekomst te vermijden, zodra deze maatregelen zijn geïdentificeerd. Dit rapport wordt opgesteld in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld.

CAMO.A.200   Beheersysteem

(a)

De organisatie dient een beheersysteem op te zetten, toe te passen en in stand te houden dat het volgende omvat:

(1)

duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden binnen de organisatie, met inbegrip van een rechtstreekse aansprakelijkheid van de verantwoordelijke manager op veiligheidsgebied;

(2)

een beschrijving van de algemene visie en grondslagen van de organisatie op veiligheidsgebied, veiligheidsbeleid genoemd;

(3)

de inventarisatie van (mogelijke) gevaren voor de luchtvaartveiligheid die worden veroorzaakt door de activiteiten van de organisatie, de beoordeling ervan en het beheer van de daarmee gepaard gaande risico's, waaronder het nemen van risicobeperkende maatregelen en het controleren van de doeltreffendheid van deze maatregelen;

(4)

de instandhouding van het opleidings- en bekwaamheidsniveau van het personeel met het oog op de uitvoering van hun taken;

(5)

documentatie van alle belangrijke processen met betrekking tot het beheersysteem, waaronder een proces waarmee het personeel bewust wordt gemaakt van zijn verantwoordelijkheden en de procedure voor wijziging van deze documentatie;

(6)

een functie om toezicht te houden op de naleving van de relevante eisen door de organisatie. Het toezicht op de naleving dient een systeem voor terugkoppeling van bevindingen naar de aansprakelijke manager te omvatten, om te verzekeren dat corrigerende acties, voor zover nodig, doeltreffend ten uitvoer worden gelegd;

(7)

alle andere eisen die in deze verordening zijn vastgesteld.

(b)

Het beheersysteem dient te zijn afgestemd op de grootte van de organisatie en op de aard en complexiteit van haar activiteiten, rekening houdend met de gevaren en daarmee samenhangende risico's die eigen zijn aan deze activiteiten.

(c)

Als de organisatie houder is van een of meer aanvullende organisatiecertificaten binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, mag het beheersysteem worden geïntegreerd met het systeem dat vereist is uit hoofde van die aanvullende certificaten.

(d)

Onverminderd punt (c) moet, voor luchtvaartuigen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, het in deze bijlage bedoelde beheersysteem integrerend deel uitmaken van het beheersysteem van de exploitant.

CAMO.A.202   Interne regeling voor veiligheidsrapportering

(a)

Als onderdeel van haar beheersysteem stelt de organisatie een interne regeling voor veiligheidsrapportering vast teneinde de voorvallen die volgens punt CAMO.A.160 moeten worden gerapporteerd, te kunnen verzamelen en evalueren.

(b)

De regeling maakt het ook mogelijk de intern gerapporteerde fouten, bijna-botsingen en gevaren die niet onder punt (a) vallen, te verzamelen en te evalueren.

(c)

Via deze regeling moet de organisatie:

(1)

nagaan wat de oorzaken zijn van en welke factoren hebben bijgedragen tot de gerapporteerde fouten, bijna-botsingen en gevaren, en deze aanpakken in het kader van veiligheidsrisicobeheer overeenkomstig punt (a) (3) van CAMO.A.200;

(2)

zorgen voor de evaluatie van alle bekende relevante informatie over fouten, de onmogelijkheid om procedures te volgen, bijna-botsingen en gevaren, en voor een methode om de informatie indien nodig te verspreiden.

(d)

De organisatie moet alle subcontractanten toegang verschaffen tot haar interne regeling voor veiligheidsrapportering.

(e)

De organisatie moet met alle andere organisaties die een belangrijke bijdragen leveren aan de veiligheid van haar activiteiten op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid samenwerken met betrekking tot onderzoeken van ongevallen.

CAMO.A.205   Aanbesteding en onderaanbesteding

(a)

Als de organisatie onderhoud aanbesteedt of een deel van haar activiteiten op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid onderaanbesteedt, ziet zij erop toe dat:

(1)

deze activiteiten in overeenstemming zijn met de toepasselijke eisen; en

(2)

alle gevaren voor de luchtvaartveiligheid die gepaard gaan met dergelijke aanbesteding of onderaanbesteding beschouwd worden als onderdeel van het beheersysteem van de organisatie.

(b)

Als de organisatie een deel van haar activiteiten op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid onderaanbesteedt aan een andere organisatie, dan werkt de onderaannemer onder de erkenning van de organisatie. De organisatie zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit toegang krijgt tot de onderaannemer, zodat kan worden vastgesteld of de toepasselijke eisen worden nageleefd.

CAMO.A 215   Faciliteiten

De organisatie zorgt voor passende kantoren op geschikte locaties voor het in CAMO.A.305 bedoelde personeel.

CAMO.A.220   Registratie van gegevens

(a)

Registratie van gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid

(1)

De organisatie zorgt ervoor dat de bij de M.A.305 en ML.A.305 en, voor zover van toepassing, M.A.306 vereiste gegevens worden geregistreerd.

(2)

De organisatie registreert alle bijzonderheden van de uitgevoerde werkzaamheden.

(3)

Indien organisatie de in CAMO.A.125, onder (e), bedoelde bevoegdheid bezit, dient zij een kopie te bewaren van elk afgegeven of, voor zover van toepassing, verlengd certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid (ARC) en elke afgegeven aanbeveling, samen met alle ondersteunende documenten. De organisatie dient bovendien een kopie van elk certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid te bewaren dat zij heeft verlengd ingevolge de in CAMO.A.125, punt (d), onder (4), bedoelde bevoegdheid.

(4)

Indien de organisatie de in CAMO.A.125, onder (f), bedoelde bevoegdheid bezit, dient zij een kopie te bewaren van elke vliegvergunning die zij heeft afgegeven overeenkomstig de bepalingen van 21.A.729 van de bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

(5)

De organisatie houdt een kopie bij van alle in punt (a), onder (2), (3) en (4), bedoelde gegevens, tot drie jaar nadat de verantwoordelijkheid voor het luchtvaartuig in overeenstemming met M.A.201 of ML.A.201 permanent is overgedragen aan een andere persoon of organisatie.

(6)

Als de organisatie haar werkzaamheden stopzet, worden alle geregistreerde gegevens overgedragen aan de eigenaar van het luchtvaartuig.

(b)

Beheersysteem, gegevens over contracten en uitbesteding

(1)

De organisatie ziet erop toe dat de volgende gegevens worden geregistreerd:

(i)

gegevens van belangrijke processen van het beheersysteem, zoals gedefinieerd in CAMO.A.200;

(ii)

contracten en uitbestedingscontracten, zoals gedefinieerd in CAMO.A.205;

(2)

gegevens over het beheersysteem en contracten als bedoeld in CAMO.A.205 worden gedurende minstens vijf jaar bijgehouden.

(c)

Personeelsgegevens

(1)

De organisatie ziet erop toe dat de volgende gegevens worden geregistreerd:

(i)

gegevens over de kwalificaties en ervaring van personeel dat betrokken is bij het beheer van de permanente luchtwaardigheid, het toezicht op de naleving en het veiligheidsbeheer;

(ii)

gegevens over de kwalificaties en ervaring van al het personeel dat betrokken is bij beoordelingen van de luchtwaardigheid en personeel dat aanbevelingen en vliegvergunningen afgeeft.

(2)

De gegevens van al het personeel dat betrokken is bij beoordelingen van de luchtwaardigheid, personeel dat aanbevelingen afgeeft en personeel dat vliegvergunningen afgeeft, omvatten alle passende kwalificaties waarvan het personeel houder is, samen met een samenvatting van de relevante ervaring en opleidingen op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid, en een kopie van de vergunning.

(3)

Personeelsgegevens worden bijgehouden zolang de persoon in kwestie werkzaam is voor de organisatie, en tot drie jaar nadat de persoon de organisatie heeft verlaten.

(d)

De organisatie stelt een systeem voor het bewaren van gegevens op, dat passende archivering en betrouwbare opspoorbaarheid van al haar activiteiten mogelijk maakt.

(e)

De vorm waarin de gegevens worden geregistreerd, wordt gespecificeerd in de procedures van de organisatie.

(f)

De gegevens worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal waarborgt.

CAMO.A.300   Beschrijving van het beheer van de permanente luchtwaardigheid (CAME)

(a)

De organisatie verstrekt de bevoegde autoriteit een CAME en, indien van toepassing, alle bijbehorende handboeken en procedures die al de volgende informatie bevatten:

(1)

een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring die bevestigt dat de organisatie te allen tijd in overeenstemming met deze bijlage, bijlage I (Deel-M) en bijlage V ter (Deel-ML) zal werken, voor zover van toepassing, en in overeenstemming met de goedgekeurde CAME. Indien de verantwoordelijke manager niet de directeur van de organisatie is, dient de directeur in kwestie de verklaring mede te ondertekenen;

(2)

het veiligheidsbeleid van de organisatie, zoals gedefinieerd in punt (a), onder (2), van CAMO.A.200;

(3)

het toepassingsgebied van de werkzaamheden van de organisatie die relevant zijn voor de goedkeuringsvoorwaarden;

(4)

een algemene beschrijving van de personele middelen en van het systeem om de beschikbaarheid van personeel te plannen, zoals vereist bij punt (d) van CAMO.A.305.

(5)

de titel(s) en na(a)m(en) van de persoon of personen die bedoeld zijn in punt (a), onder (3), (4) en (5), en punt (b), onder (2), en punt (f), van CAMO.A.305;

(6)

de taken, aansprakelijkheden, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de krachtens punt (a), onder (3), (4) en (5), punt (b), onder (2), en de punten (e) en (f), van CAMO.A.305 benoemde personen;

(7)

een organigram met de aansprakelijkheids- en verantwoordelijkheidsketens tussen alle in punt (a), onder (3), (4) en (5), punt (b), onder (2), en de punten (e) en (f), van CAMO.A.305 bedoelde personen, en met betrekking tot punt (a), onder (1), van CAMO.A.200;

(8)

een lijst van het personeel dat gemachtigd is om de certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid of de in punt (e) van CAMO.A.305 bedoelde aanbevelingen af te geven, waarin, voor zover van toepassing, vermeld is welke personeelsleden vliegvergunningen mogen afgegeven overeenkomstig punt (c) van CAMO.A.125;

(9)

een algemene beschrijving en locatie van de faciliteiten;

(10)

de beschrijving van de interne regeling voor veiligheidsrapportering, zoals vereist uit hoofde van CAMO.A.202;

(11)

de procedures waarin wordt gespecificeerd hoe de organisatie toeziet op de naleving van deze bijlage, bijlage I (Deel-M) en bijlage V ter (Deel-ML), voor zover van toepassing, met name met inbegrip van:

(i)

de documentatie van belangrijke processen van het beheersysteem, zoals vereist bij CAMO.A.200;

(ii)

procedures waarin wordt gedefinieerd hoe de organisatie toezicht houdt op aanbestede en onderaanbestede activiteiten, zoals vereist bij CAMO.A.205 en punt (c) van CAMO.A.315;

(iii)

de procedures met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid, beoordelingen van de luchtwaardigheid en vliegvergunningen, al naargelang van toepassing;

(iv)

de procedures waarin bepaald is voor welke wijzigingen geen voorafgaande toestemming vereist is en waarin wordt beschreven hoe dergelijke wijzigingen worden beheerd en aangemeld, zoals vereist bij punt (b) van CAMO.A.115 en punt (c) van CAMO.A.130;

(v)

de procedures voor de wijzigingen van de CAME.

(12)

de lijst van goedgekeurde programma's voor het onderhoud van luchtvaartuigen waarvoor overeenkomstig M.A.201 of ML.A.201 een contract voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid is gesloten;

(13)

de lijst van onderhoudscontracten overeenkomstig punt (e) van CAMO.A.315;

(14)

de lijst van de op dit moment goedgekeurde alternatieve wijzen van naleving.

(b)

De initiële afgifte van de CAME moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. De CAME dient zo nodig te worden gewijzigd om een actuele beschrijving van de organisatie te blijven bieden.

(c)

Wijzigingen van de CAME worden beheerd volgens de procedure van punt (11), onder (iv). Alle wijzigingen die buiten het toepassingsgebied van deze procedure vallen en alle in punt (a) van CAMO.A.130 opgesomde wijzigingen moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

CAMO.A.305   Personeelsvoorschriften

(a)

De organisatie stelt een verantwoordelijke manager aan, die binnen de organisatie de bevoegdheid heeft om ervoor te zorgen dat alle activiteiten op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid kunnen worden gefinancierd en uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1139 en de op basis daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen. De verantwoordelijke manager dient:

(1)

ervoor te zorgen dat alle nodige middelen voorhanden zijn om de permanente luchtwaardigheid te beheren in overeenstemming met deze bijlage, bijlage I (Deel-M) en bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing, teneinde het goedkeuringscertificaat van de organisatie te ondersteunen;

(2)

het in CAMO.A.200 bedoelde veiligheidsbeleid op te stellen en te bevorderen;

(3)

een persoon of een groep van personen aan te wijzen die ervoor verantwoordelijk zijn dat de organisatie altijd voldoet aan de in deze bijlage, bijlage I (Deel-M) en bijlage V ter (Deel-ML) vastgestelde toepasselijke eisen inzake het beheer van de permanente luchtwaardigheid, de beoordeling van de luchtwaardigheid en de vliegvergunning;

(4)

een persoon of een groep van personen aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de functie toezicht op de naleving, als onderdeel van het beheersysteem;

(5)

een persoon of een groep van personen aan te wijzen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de ontwikkeling, de administratie en het onderhoud van effectieve processen voor veiligheidsbeheer, als onderdeel van het beheersysteem;

(6)

ervoor te zorgen dat de overeenkomstig punt (a), onder (3), (4) en (5), en punt (b), onder (2), van CAMO.A.305 aangewezen persoon of groep van personen rechtstreekse toegang heeft, zodat hij zich voldoende op de hoogte kan houden van kwesties met betrekking tot naleving en veiligheid;

(7)

blijk te geven van een fundamenteel begrip van deze verordening.

(b)

Voor organisaties die ook zijn goedgekeurd als luchtvaartmaatschappijen met een exploitatievergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, dient de verantwoordelijke manager bovendien:

(1)

de persoon te zijn die als verantwoordelijke manager voor de luchtvaartmaatschappij is aangewezen, zoals vereist bij punt (a) van ORO.GEN.210 van bijlage III (Deel-ORO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012;

(2)

een persoon aan te wijzen die verantwoordelijk is voor het beheer van en het toezicht op de permanente luchtwaardigheid; deze persoon mag niet in dienst zijn van een overeenkomstig bijlage II (Deel-145) goedgekeurde organisatie die een contract heeft gesloten met de exploitant, tenzij de bevoegde autoriteit hier specifiek mee instemt.

(c)

De persoon (personen) die genomineerd is (zijn) overeenkomstig punt (a), onder (3), (4) en (5), en punt (b), onder (2), van CAMO.A.305, moet(en) kunnen aantonen dat hij (zij) over relevante kennis, achtergrond en ervaring beschikt (beschikken) met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen, en over praktijkkennis van deze verordening. Die perso(o)n(en) zal(zullen) uiteindelijk verantwoordelijk zijn t.o.v. de verantwoordelijke manager.

(d)

De organisatie dient te beschikken over een systeem om de beschikbaarheid van personeel te plannen, teneinde ervoor te zorgen dat zij over voldoende passend gekwalificeerd personeel beschikt om haar activiteiten te plannen, uit te voeren, te monitoren en te inspecteren overeenkomstig de goedkeuringsvoorwaarden.

(e)

Om te worden goedgekeurd om beoordelingen van de luchtwaardigheid uit te voeren of aanbevelingen af te geven overeenkomstig punt (e) van CAMO.A.125 en, indien van toepassing, vliegvergunningen af te geven overeenkomstig punt (f) van CAMO.A.125, dient de organisatie te beschikken over personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat gekwalificeerd en gemachtigd is overeenkomstig CAMO.A.310.

(f)

Organisaties die certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen overeenkomstig punt (d), onder (4), van CAMO.A.125, moeten personen aanwijzen die gemachtigd zijn dit te doen.

(g)

De bekwaamheid van het personeel dat betrokken is bij toezicht op de naleving, veiligheidsbeheer, beheer van de permanente luchtwaardigheid, luchtwaardigheidsbeoordelingen of -aanbevelingen en, indien van toepassing, bij de afgifte van vliegvergunningen, wordt door de organisatie vastgesteld en gecontroleerd overeenkomstig een procedure en een norm die zijn overeengekomen met de bevoegde autoriteit. Naast de benodigde aan de functie gerelateerde deskundigheid moet deze bekwaamheid ook betrekking hebben op een begrip van veiligheidsbeheer en menselijke factoren dat passend is voor de functie van de persoon en zijn verantwoordelijkheden binnen de organisatie.

CAMO.A.310   Kwalificaties van het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

(a)

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid afgeeft overeenkomstig punt (e) van CAMO.A.125 en, indien van toepassing, vliegvergunningen afgeeft overeenkomstig punt (f) van CAMO.A.125, moet:

(1)

ten minste vijf jaar ervaring hebben op het gebied van permanente luchtwaardigheid;

(2)

beschikken over een passende vergunning overeenkomstig bijlage III (Deel-66) of een academische graad in de luchtvaart of gelijkwaardig;

(3)

een formele opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben genoten;

(4)

een functie binnen de goedgekeurde organisatie hebben bekleed, met passende verantwoordelijkheden.

(b)

onverminderd punt (a), onder (1), (3) en (4), kan de in punt (a), onder (2), vastgestelde eis worden vervangen door vijf jaar ervaring in permanente luchtwaardigheid bovenop de reeds in punt (a), onder (1), voorgeschreven ervaring.

(c)

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid dat benoemd is door de organisatie kan alleen een vergunning van die organisatie krijgen als het door de bevoegde autoriteit formeel is aanvaard na voltooiing van een luchtwaardigheidsbeoordeling onder toezicht van de bevoegde autoriteit of het gemachtigde personeel voor luchtwaardigheidsbeoordeling van de organisatie, overeenkomstig een procedure die door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd als onderdeel van de CAME.

(d)

De organisatie moet ervoor zorgen dat personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen relevante en recente beheerservaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid kan aantonen.

CAMO.A.315   Beheer van de permanente luchtwaardigheid

(a)

De organisatie ziet erop toe dat alle beheer van de permanente luchtwaardigheid wordt verricht overeenkomstig deel A, subdeel C, van bijlage I (Deel-M) of deel A, subdeel C, van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

(b)

Voor elk beheerd luchtvaartuig moet de organisatie met name:

(1)

erop toezien dat een onderhoudsprogramma voor het luchtvaartuig wordt opgesteld en gecontroleerd, met inbegrip van elk toepasselijk betrouwbaarheidsprogramma, zoals vereist bij M.A.302 of ML.A.302, al naargelang van toepassing;

(2)

voor elk luchtvaartuig dat niet gebruikt wordt door luchtvaartmaatschappijen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, een kopie van het onderhoudsprogramma verstrekken aan de eigenaar of exploitant die verantwoordelijk is overeenkomstig M.A.201 of ML.A.201, al naargelang van toepassing;

(3)

ervoor zorgen dat de gegevens die gebruikt worden voor wijzigingen en reparaties in overeenstemming zijn met M.A.304 of ML.A.304, al naargelang van toepassing;

(4)

voor alle complexe motoraangedreven luchtvaartuigen of luchtvaartuigen die gebruikt worden door luchtvaartmaatschappijen die een vergunning hebben gekregen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008, een procedure vaststellen om niet-verplichte wijzigingen en/of inspecties te beoordelen en een beslissing te nemen over de toepassing ervan, daarbij gebruik makende van het proces voor veiligheidsrisicobeheer van de organisatie, zoals vereist bij punt (a), onder (3), van CAMO.A.200;

(5)

ervoor zorgen dat het luchtvaartuig, de motor(en), de propeller(s) en de componenten daarvan naar een op passende wijze goedgekeurde onderhoudsorganisatie worden gebracht, zoals vermeld in subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145) of bijlage V quinquies (Deel-CAO), telkens wanneer dit nodig is;

(6)

de opdracht geven voor onderhoud, toezicht houden op de activiteiten en de bijbehorende beslissingen coördineren om te garanderen dat elk onderhoud goed wordt uitgevoerd en op passende wijze wordt vrijgegeven met het oog op de bepaling van de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

(c)

Als de organisatie niet is goedgekeurd overeenkomstig subdeel F van bijlage I (Deel-M), bijlage II (Deel-145) of bijlage V quinquis (Deel-CAO), beheert zij, in overleg met de exploitant, de bij punt (e), onder (3), punt (f), onder (3), punt (g), onder (3) en punt (h), onder (3), van M.A.201 of ML.A.201 vereiste schriftelijke onderhoudscontracten, teneinde ervoor te zorgen dat:

(1)

alle onderhoud in laatste instantie wordt uitgevoerd door een naar behoren goedgekeurde onderhoudsorganisatie;

(2)

de bij punt (a), onder (2), (3), (6) en (7), van M.A.301 of ML.A.301 vereiste functies, al naargelang van toepassing, duidelijk zijn gespecificeerd.

(d)

Onverminderd punt (c) mag het contract de vorm aannemen van afzonderlijke werkopdrachten, gericht aan de onderhoudsorganisatie, in het geval van:

(1)

een luchtvaartuig dat occasioneel lijnonderhoud nodig heeft;

(2)

onderhoud van componenten, met inbegrip van motor en propeller, al naargelang van toepassing.

(e)

De organisatie zorgt ervoor dat tijdens het beheer van de permanente luchtwaardigheid rekening wordt gehouden met menselijke factoren en menselijke prestatiebeperkingen, met inbegrip van alle aanbestede en onderaanbestede activiteiten.

CAMO.A.320   Beoordeling van de luchtwaardigheid

Als de overeenkomstig punt (e) van CAMO.A.125 goedgekeurde organisatie luchtwaardigheidsbeoordelingen uitvoert, worden deze verricht overeenkomstig M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V quinquies (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

CAMO.A.325   Gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid

De organisatie is houder van en gebruikt toepasselijke actuele onderhoudsgegevens, overeenkomstig M.A.401 van bijlage I (Deel-M) voor het uitvoeren van de in CAMO.A.315 bedoelde taken met betrekking tot permanente luchtwaardigheid. Deze gegevens kunnen verstrekt worden door de eigenaar of door de exploitant, op voorwaarde dat er een geschikt contract is gesloten met die eigenaar of exploitant. In dat geval houdt de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid deze gegevens enkel tijdens de duur van het contract bij, behalve indien anders vereist uit hoofde van punt (a) van CAMO.A.220.

DEEL B

EISEN VOOR DE AUTORITEIT

CAMO.B.005   Toepassingsgebied

In dit deel worden de eisen met betrekking tot het administratie- en beheersysteem beschreven waaraan moet worden voldaan door de bevoegde autoriteit die belast is met de uitvoering en handhaving van deel A van de onderhavige bijlage.

CAMO.B.115   Documentatie van het toezicht

De bevoegde autoriteit verstrekt alle wetteksten, normen, voorschriften, technische publicaties en daarmee samenhangende documenten aan de betrokken personeelsleden, zodat zij hun taken kunnen uitvoeren en zich van hun verantwoordelijkheden kunnen kwijten.

CAMO.B.120   Wijzen van naleving

(a)

Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving op die kunnen worden gehanteerd om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

Er mogen aanvaardbare wijzen van naleving worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(c)

De bevoegde autoriteit stelt een systeem op om consequent te beoordelen of alle alternatieve wijzen van naleving die worden gebruikt door haarzelf of door organisaties die onder haar toezicht staan het mogelijk maken overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(d)

De bevoegde autoriteit beoordeelt alle overeenkomstig CAMO.A.120 door een organisatie voorgestelde alternatieve wijzen van naleving door de verstrekte documentatie te analyseren en, als zij dat nodig acht, de organisatie te inspecteren.

Oordeelt de bevoegde autoriteit dat de alternatieve wijzen van naleving in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, dan dient zij zonder nodeloze vertraging:

(1)

de aanvrager ervan in kennis te stellen dat de alternatieve wijzen van naleving mogen worden toegepast en, voor zover van toepassing, de erkenning of het certificaat van de aanvrager dienovereenkomstig aan te passen;

(2)

het Agentschap in kennis te stellen van de inhoud ervan, met inbegrip van kopieën van alle relevante documenten.

(e)

Gebruikt de bevoegde autoriteit zelf alternatieve wijzen van naleving om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, dan dient zij:

(1)

deze beschikbaar te stellen aan alle organisaties en personen die onder haar toezicht staan;

(2)

het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis te stellen.

De bevoegde autoriteit geeft het Agentschap een volledige beschrijving van de alternatieve wijzen van naleving, inclusief herzieningen van procedures die van belang kunnen zijn, alsook een beoordeling waaruit blijkt dat zij voldoen aan Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

CAMO.B.125   Informatieverstrekking aan het Agentschap

(a)

De bevoegde autoriteit stelt het Agentschap zonder nodeloze vertraging in kennis van eventuele significante problemen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

De bevoegde autoriteit verstrekt het Agentschap veiligheidsrelevante informatie afkomstig uit meldingen van voorvallen die zij overeenkomstig CAMO.A.160 heeft ontvangen.

CAMO.B.135   Onmiddellijke reactie op een veiligheidsprobleem

(a)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 (*2) past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor passende verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

(b)

Het Agentschap past een systeem toe om alle ontvangen relevante veiligheidsinformatie op adequate wijze te analyseren en de lidstaten en de Commissie zonder nodeloze vertraging alle informatie, met inbegrip van aanbevelingen of te nemen corrigerende maatregelen, te verstrekken die zij nodig hebben om tijdig te reageren op een veiligheidsprobleem met producten, onderdelen, uitrustingsstukken, personen of organisaties die vallen onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(c)

Bij ontvangst van de onder (a) en (b) bedoelde informatie neemt de bevoegde autoriteit passende maatregelen om het veiligheidsprobleem op te lossen.

(d)

De onder punt (c) genomen maatregelen moeten onmiddellijk ter kennis worden gebracht van alle personen of organisaties die daaraan moeten voldoen krachtens Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. De bevoegde autoriteit stelt ook het Agentschap in kennis van deze maatregelen, alsmede de andere betrokken lidstaten, in zoverre gecombineerd optreden is vereist.

CAMO.B.200   Beheersysteem

(a)

De bevoegde autoriteit zorgt voor de opstelling en instandhouding van een beheersysteem met minstens:

(1)

gedocumenteerde beleidslijnen en procedures ter beschrijving van haar organisatie, middelen en methoden om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. De procedures worden bijgehouden en dienen binnen die bevoegde autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle daarmee samenhangende taken;

(2)

voldoende personeel om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten. Er dient een systeem te worden opgezet om de beschikbaarheid van het personeel te plannen teneinde alle taken naar behoren te volbrengen;

(3)

het personeel moet over de nodige kwalificaties beschikken om de toegewezen taken te vervullen, de nodige kennis en ervaring hebben en een basisopleiding en regelmatige bijscholingen hebben gevolgd om de vaardigheden op peil te houden;

(4)

passende faciliteiten en kantoorruimte om de toegewezen taken uit te voeren;

(5)

een functie om te controleren of het beheersysteem voldoet aan de toepasselijke eisen en om te beoordelen of de procedures goed functioneren, waaronder de invoering van een proces voor interne controle en voor het beheer van veiligheidsrisico's. De nalevingscontrole omvat een terugkoppelingssysteem van controlebevindingen naar de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit om te waarborgen dat waar nodig corrigerende maatregelen worden uitgevoerd;

(6)

een persoon of groep personen die zich in laatste instantie tegenover de hoogste leiding van de bevoegde autoriteit verantwoordt voor de functie van nalevingscontrole.

(b)

De bevoegde autoriteit dient voor elk werkterrein, inclusief het beheersysteem, één of meer personen aan te duiden die de algehele verantwoordelijkheid dragen voor het beheer van de relevante taak of taken.

(c)

De bevoegde autoriteit dient procedures vast te stellen om deel te nemen aan de wederzijdse uitwisseling van alle noodzakelijke informatie en assistentie met andere betrokken bevoegde autoriteiten, met inbegrip van alle vastgestelde bevindingen en genomen follow-upmaatregelen als gevolg van het toezicht op personen en organisaties die activiteiten uitoefenen op het grondgebied van een lidstaat, maar die zijn gecertificeerd door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of het Agentschap.

(d)

Een kopie van de aan het beheersysteem gerelateerde procedures en wijzigingen daarvan wordt voor normalisatiedoeleinden ter beschikking gesteld van het Agentschap en de onder deze verordening vallende organisaties, indien zij daarom vragen.

CAMO.B.205   Toewijzing van taken aan gekwalificeerde entiteiten

(a)

Taken met betrekking tot de eerste certificering of het permanent toezicht op personen of organisaties die onder Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, mogen door de lidstaten uitsluitend worden toegewezen aan gekwalificeerde entiteiten. Bij het toewijzen van taken zorgt de bevoegde autoriteit ervoor dat zij:

(1)

een systeem heeft opgezet om in het begin en op permanente basis te beoordelen of de gekwalificeerde entiteit voldoet aan bijlage VI “Essentiële eisen voor gekwalificeerde entiteiten” bij Verordening (EU) 2018/1139. Dit systeem en de beoordelingsresultaten moeten worden gedocumenteerd;

(2)

een gedocumenteerde overeenkomst heeft opgesteld met de gekwalificeerde entiteit. Deze overeenkomst moet door beide partijen zijn goedgekeurd op het passende beheersniveau en moet een duidelijke omschrijving bevatten van:

(i)

de uit te voeren taken;

(ii)

de te verstrekken verklaringen, rapporten en registers;

(iii)

de technische voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij de uitvoering van deze taken;

(iv)

de daarmee samenhangende aansprakelijkheidsdekking;

(v)

de bescherming van bij de uitvoering van deze taken verkregen informatie.

(b)

De bevoegde autoriteit dient te waarborgen dat alle voor haar rekening verrichte taken inzake certificering of permanent toezicht onder het krachtens punt (a), onder (5), van CAMO.B.200 vereiste interne controleproces en risicobeoordelingsproces vallen.

CAMO.B.210   Wijzigingen in het beheersysteem

(a)

De bevoegde autoriteit dient over een systeem te beschikken dat wijzigingen in kaart brengt die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dit systeem stelt haar in staat waar nodig maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat haar beheersysteem passend en doeltreffend blijft.

(b)

De bevoegde autoriteit dient haar beheersysteem te actualiseren om elke wijziging in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan tijdig weer te geven teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

(c)

De bevoegde autoriteit dient het Agentschap in kennis te stellen van wijzigingen die haar vermogen beïnvloeden om haar taken uit te voeren en zich van haar verantwoordelijkheden te kwijten zoals omschreven in Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

CAMO.B.220   Registratie van gegevens

(a)

De bevoegde autoriteit zet een systeem op voor het registreren van gegevens dat voorziet in de mogelijkheid van een adequate opslag, toegankelijkheid en betrouwbare traceerbaarheid van:

(1)

de gedocumenteerde beleidslijnen en procedures van het beheersysteem;

(2)

de opleiding, kwalificatie en machtiging van haar personeel;

(3)

de taakverdeling, waaronder de bij CAMO.B.205 vereiste elementen, alsook de bijzonderheden over de toegewezen taken;

(4)

certificeringsprocessen en voortdurend toezicht op gecertificeerde organisaties, met inbegrip van;

(i)

de aanvraag voor een organisatiecertificaat;

(ii)

het programma voor permanent toezicht van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van alle gegevens over beoordelingen, audits en inspecties;

(iii)

het certificaat van de organisatie, met inbegrip van eventuele wijzigingen daarvan;

(iv)

een kopie van het toezichtsprogramma, met een opsomming van de data waarop audits moeten worden uitgevoerd respectievelijk zijn uitgevoerd;

(v)

kopieën van alle formele correspondentie;

(vi)

bijzonderheden van bevindingen, corrigerende maatregelen, data waarop acties zijn gesloten, eventuele vrijstellingen en handhavingsmaatregelen;

(vii)

alle verslagen van beoordelingen, audits en inspecties die door een andere bevoegde autoriteit zijn opgesteld overeenkomstig punt (d) van CAMO.B.300;

(viii)

kopieën van alle CAME's of handboeken van de organisatie, en de wijzigingen daarvan;

(ix)

kopieën van elk ander document dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd;

(5)

de evaluatie en kennisgeving aan het Agentschap van door organisaties voorgestelde alternatieve wijzen van naleving en de beoordeling van door de bevoegde autoriteit zelf gebruikte alternatieve wijzen van naleving;

(6)

veiligheidsinformatie en follow-upmaatregelen overeenkomstig CAMO.B.125;

(7)

het gebruik van flexibiliteitsbepalingen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

De bevoegde autoriteit houdt een lijst bij van alle organisatiecertificaten die zij heeft afgegeven.

(c)

De onder de punten (a) en (b) bedoelde gegevens worden minstens vijf jaar bijgehouden, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving inzake gegevensbescherming:

(d)

Alle onder de punten (a) en (b) bedoelde gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of van het Agentschap.

CAMO.B.300   Beginselen van het toezicht

(a)

De bevoegde autoriteit controleert het volgende:

(1)

de naleving van de eisen die van toepassing zijn op organisaties, vóór de afgifte van een certificaat van de organisatie, al naargelang van het geval;

(2)

de permanente naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties;

(3)

de toepassing van passende veiligheidsmaatregelen die door de bevoegde autoriteit worden voorgeschreven overeenkomstig de punten (c) en (d) van CAMO.B.135.

(b)

Deze controle:

(1)

moet worden onderbouwd met documenten die specifiek tot doel hebben het met het veiligheidstoezicht belaste personeel te begeleiden bij de uitvoering van zijn taken;

(2)

moet de resultaten van het veiligheidstoezicht kenbaar maken aan de betrokken organisaties;

(3)

moet gebaseerd zijn op beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van onaangekondigde inspecties;

(4)

verschaft de bevoegde autoriteit het benodigde bewijs om verdere acties te motiveren, met inbegrip van de maatregelen van CAMO.B.350 “Bevindingen en corrigerende maatregelen”.

(c)

Bij het onder de punten (a) en (b) vermelde toezicht moet rekening worden gehouden met de resultaten van toezichtsactiviteiten uit het verleden en met de veiligheidsprioriteiten.

(d)

Als de faciliteiten van de organisatie zich in meer dan een land bevinden, kan de in CAMO.A.105 gedefinieerde bevoegde autoriteit ermee instemmen de toezichtstaken te laten uitvoeren door de bevoegde autoriteit(en) van de lidsta(a)t(en) waar de faciliteiten zich bevinden of, met betrekking tot faciliteiten die zich in derde landen bevinden, door het Agentschap. Elke organisatie waarop deze instemming van toepassing is, wordt geïnformeerd over het bestaan en de reikwijdte daarvan.

(e)

Met betrekking tot toezicht dat wordt uitgevoerd in faciliteiten die zich in een ander land bevinden, stelt de bevoegde autoriteit die gedefinieerd is in CAMO.A.105 de bevoegde autoriteit van dat land of, met betrekking tot faciliteiten van organisaties waarvan de hoofdvestiging zich in een derde land bevindt, het Agentschap in kennis alvorens ter plaatse een audit of inspectie van die faciliteiten uit te voeren.

(f)

De bevoegde autoriteit verzamelt en verwerkt alle informatie die zij nuttig acht voor het toezicht, ook voor onaangekondigde inspecties.

CAMO.B.305   Toezichtsprogramma

(a)

De bevoegde autoriteit moet een toezichtsprogramma opstellen en instandhouden dat de in punt CAMO.B.300 vereiste toezichtsactiviteiten bestrijkt.

(b)

Bij de ontwikkeling van het toezichtprogramma moet rekening worden gehouden met de specifieke aard van de organisatie, de complexiteit van haar activiteiten, de resultaten van vroegere certificerings- en/of toezichtsactiviteiten en de beoordeling van de bijbehorende risico's. Dit programma omvat in elke planningcyclus van het toezicht:

(1)

beoordelingen, audits en inspecties, met inbegrip van onaangekondigde inspecties en, voor zover van toepassing:

(i)

beoordelingen van het beheersysteem en procesaudits;

(ii)

productaudits van een relevant monster van luchtvaartuigen die door de organisatie worden beheerd;

(iii)

monstername van de uitgevoerde luchtwaardigheidsbeoordelingen;

(iv)

monstername van afgegeven vliegvergunningen;

(2)

vergaderingen tussen de verantwoordelijke beheerder en de bevoegde autoriteit om ervoor te zorgen dat zij allebei op de hoogte blijven van belangrijke kwesties.

(c)

Voor door de bevoegde autoriteit gecertificeerde organisaties duurt een planningcyclus van het toezicht hoogstens 24 maanden.

(d)

Onverminderd punt (c) mag de planningcyclus van het toezicht worden verlengd tot maximaal 36 maanden indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat tijdens de afgelopen 24 maanden:

(1)

de organisatie heeft aangetoond dat de gevaren voor de luchtvaartveiligheid doeltreffend in kaart zijn gebracht en dat de daarmee samenhangende risico's worden beheerd;

(2)

de organisatie krachtens CAMO.A.130 steeds heeft aangetoond de volledige controle te hebben over alle wijzigingen;

(3)

er geen bevindingen van niveau 1 zijn opgesteld;

(4)

alle corrigerende maatregelen zijn toegepast binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde termijn zoals gedefinieerd in CAMO.B.350.

Onverminderd punt (c) mag de planningcyclus van het toezicht verder worden verlengd tot ten hoogste 48 maanden indien de organisatie, in aanvulling op de voorwaarden van de punten (1) tot en met (4) van de eerste alinea, een doeltreffend systeem heeft opgezet om continu verslag uit te brengen aan de bevoegde autoriteit over de veiligheidsprestaties en de naleving van de regelgeving door de organisatie zelf, en de bevoegde autoriteit dit systeem heeft aanvaard.

(e)

De planningcyclus van het toezicht mag worden ingekort indien er bewijzen zijn dat de veiligheidsprestaties van de organisatie zijn afgenomen.

(f)

Het toezichtsprogramma bevat gegevens over de datums waarop audits, inspecties en vergaderingen verplicht zijn en wanneer deze audits, inspecties en vergaderingen werden uitgevoerd.

(g)

Na afloop van elke planningcyclus van het toezicht stelt de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van het toezicht een aanbeveling op met betrekking tot de voortzetting van de goedkeuring.

CAMO.B.310   Eerste certificeringsprocedure

(a)

Bij ontvangst van een aanvraag tot eerste afgifte van een certificaat voor een organisatie dient de bevoegde autoriteit te controleren of de organisatie aan de toepasselijke eisen voldoet.

(b)

Tijdens het onderzoek voor eerste certificering wordt minstens één keer vergaderd met de verantwoordelijke manager van de organisatie, teneinde te garanderen dat hij/zij het belang van het certificeringsproces en de reden voor de ondertekening van de verklaring van de organisatie dat zij voldoet aan de in de CAME gespecificeerde procedures, volledig begrijpt.

(c)

De bevoegde autoriteit dient alle bevindingen, afsluitende acties (acties nodig om een bevinding af te sluiten) en aanbevelingen te registreren.

(d)

De bevoegde autoriteit bevestigt schriftelijk alle bevindingen die tijdens de controle onder de aandacht van de organisatie zijn gebracht. Bij een eerste certificering moeten alle bevindingen tot tevredenheid van de bevoegde autoriteit worden gecorrigeerd alvorens het certificaat kan worden afgegeven.

(e)

Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke vereisten, zal de bevoegde autoriteit:

(1)

het certificaat afgegeven zoals bepaald in aanhangsel I “EASA-formulier 14” van deze bijlage;

(2)

de CAME formeel goedkeuren.

(f)

Het referentienummer van het certificaat dient op een door het Agentschap voorgeschreven wijze op het EASA-formulier 14 te worden vermeld.

(g)

Het certificaat wordt afgegeven voor onbepaalde tijd. De rechten en omvang van de activiteiten die de organisatie mag uitoefenen, met inbegrip van eventuele beperkingen, worden vermeld in de bij het certificaat gevoegde erkenningsvoorwaarden.

(h)

Om de organisatie in staat te stellen de wijzigingen ten uitvoer te leggen zonder voorafgaande goedkeuring overeenkomstig punt (c) van CAMO.A.130, keurt de bevoegde autoriteit de door de relevante CAME-procedure goed, waarin het toepassingsgebied van de wijzigingen is gedefinieerd en is beschreven hoe deze wijzigingen zullen worden beheerd en aangemeld.

CAMO.B.330   Wijzigingen

(a)

Bij ontvangst van een vooraf goed te keuren wijzigingsaanvraag gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen alvorens goedkeuring te verlenen.

(b)

De bevoegde autoriteit stelt vast onder welke voorwaarden de organisatie mag werken tijdens de wijziging, tenzij zij oordeelt dat het certificaat van de organisatie moet worden geschorst.

(c)

Als zij ervan overtuigd is dat de organisatie voldoet aan de toepasselijke vereisten, keurt de bevoegde autoriteit de wijziging goed.

(d)

Onverminderd aanvullende handhavingsmaatregelen dient de bevoegde autoriteit het organisatiecertificaat te schorsen, te beperken of in te trekken wanneer de organisatie vooraf goed te keuren wijzigingen toepast zonder dat de bevoegde autoriteit dit heeft goedgekeurd overeenkomstig punt (c).

(e)

In het geval van niet vooraf goed te keuren wijzigingen beoordeelt de bevoegde autoriteit de informatie die vermeld staat in de door de organisatie verstuurde kennisgeving overeenkomstig punt (c) van CAMO.A.130 om na te gaan of aan de toepasselijke eisen is voldaan. Zijn de eisen niet nageleefd, dan zal de bevoegde autoriteit:

(1)

de organisatie in kennis stellen van de niet-naleving en aanvullende wijzigingen vragen;

(2)

in geval van bevindingen van niveau 1 of 2, handelen overeenkomstig CAMO.B.350.

CAMO.B.350   Bevindingen en corrigerende maatregelen

(a)

De bevoegde autoriteit moet beschikken over een systeem om de bevindingen te toetsen op hun belang voor de veiligheid.

(b)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 1 af bij vaststelling van een significant geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden voor een goedkeuring of certificaat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

De bevindingen van niveau 1 omvatten het volgende:

(1)

ook na twee schriftelijke verzoeken de bevoegde autoriteit geen toegang geven tot de faciliteiten van de organisatie tijdens de normale werktijd, zoals gedefinieerd in CAMO.A.140;

(2)

de geldigheid van het organisatiecertificaat verkrijgen of behouden door vervalsing van de ingediende documenten;

(3)

bewijzen van wanpraktijken of frauduleus gebruik van het organisatiecertificaat;

(4)

er is geen verantwoordelijke manager.

(c)

De bevoegde autoriteit geeft een bevinding van niveau 2 af bij vaststelling van een geval van niet-naleving van de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, van de procedures en handboeken van de organisatie of van de voorwaarden voor een erkenning of certificaat, voor zover dat geval van niet-naleving de veiligheid vermindert of ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

(d)

Wanneer tijdens het toezicht of anderszins een bevinding wordt vastgesteld, deelt de bevoegde autoriteit, onverminderd aanvullende maatregelen die zijn vereist bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, de bevinding schriftelijk mee aan de organisatie en verzoekt zij corrigerende maatregelen te nemen om het vastgestelde geval van niet-naleving te verhelpen. Als een bevinding rechtstreeks betrekking heeft op een luchtvaartuig, dient de bevoegde autoriteit dit mee te delen aan de staat waarin het luchtvaartuig is geregistreerd.

(1)

In het geval van bevindingen van niveau 1 neemt de bevoegde autoriteit onmiddellijk passende maatregelen om activiteiten te verbieden of te beperken en, indien van toepassing, om het certificaat in te trekken, te beperken of te schorsen, geheel of gedeeltelijk en in verhouding tot de bevinding van niveau 1, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft genomen.

(2)

In het geval van niveau 2-bevindingen dient de bevoegde autoriteit:

(i)

de organisatie een eerste uitvoeringsperiode van niet meer dan drie maanden toe te kennen voor corrigerende acties die aangepast zijn aan de aard van de bevinding. Deze periode begint op de datum waarop de bevinding schriftelijk aan de organisatie wordt meegedeeld en waarop gevraagd wordt maatregelen te nemen om de vastgestelde niet-naleving te verhelpen. Aan het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding de veiligheidsprestaties van de organisatie in het verleden, kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen als de bevoegde autoriteit heeft ingestemd met een corrigerend actieplan;

(ii)

de corrigerende maatregelen en het uitvoeringsplan die door de organisatie worden voorgesteld, te beoordelen en te aanvaarden voor zover uit deze beoordeling blijkt dat ze toereikend zijn om het geval van niet-naleving te verhelpen.

(3)

Indien een organisatie geen aanvaardbaar corrigerend actieplan indient of geen corrigerende maatregelen neemt binnen de door de bevoegde autoriteit aanvaarde of verlengde periode, wordt de bevinding verhoogd tot niveau 1 en wordt de in punt (d), onder (1), bepaalde actie ondernomen.

(4)

De bevoegde autoriteit zal alle bevindingen die zij heeft vastgesteld of die aan haar werden meegedeeld overeenkomstig punt (e) en, voor zover van toepassing, de door haar toegepaste handhavingsmaatregelen en alle corrigerende maatregelen registreren, alsook de datum waarop de bevinding wordt gesloten.

(e)

Wanneer de autoriteit van een lidstaat die handelt overeenkomstig punt (d) van CAMO.B.300 vaststelt dat de toepasselijke eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan niet worden nageleefd door een organisatie die werd gecertificeerd door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of door het Agentschap, dient zij, onverminderd aanvullende handhavingsmaatregelen, de bevoegde autoriteit in kennis te stellen en een indicatie te geven van het niveau van de bevinding.

CAMO.B.355   Opschorting, beperking en intrekking

De bevoegde autoriteit dient:

(a)

een certificaat op redelijke gronden op te schorten in het geval van een potentieel gevaar voor de veiligheid;

(b)

een certificaat te op te schorten, in te trekken of te beperken overeenkomstig CAMO.B.350;

(c)

een certificaat op te schorten in het geval de inspecteurs van de bevoegde autoriteit, als gevolg van de veiligheidssituatie in de staat waar de faciliteiten zich bevinden, gedurende een periode van 24 maanden niet in staat zijn zich van hun toezichtsverantwoordelijkheden te kwijten via (een) audit(s) ter plaatse.

Aanhangsel I

Certificaat van organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid - EASA-formulier 14

Image 12
Tekst van het beeld
Image 13
Tekst van het beeld

(*1)  Verordening (EU) 2015/1018 van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1).

(*2)  Verordening (EU) 2015/1018 van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1).


BIJLAGE VIII

“BIJLAGE V quinquies

(Deel-CAO)

INHOUD

CAO.1

Algemeen

SECTIE A — ORGANISATIEVEREISTEN

CAO.A.010

Toepassingsgebied

CAO.A.015

Toepassing

CAO.A.017

Wijzen van naleving

CAO.A.020

Erkenningsvoorwaarden

CAO.A.025

Gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring

CAO.A.030

Faciliteiten

CAO.A.035

Personeelsvereisten

CAO.A.040

Certificeringspersoneel

CAO.A.045

Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

CAO.A.050

Componenten, uitrusting en gereedschappen

CAO.A.055

Onderhoudsgegevens en werkopdrachten

CAO.A.060

Onderhoudsnormen

CAO.A.065

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

CAO.A.070

Certificaat van vrijgave voor gebruik voor componenten

CAO.A.075

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

CAO.A.080

Gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid

CAO.A.085

Beoordeling van de luchtwaardigheid

CAO.A.090

Registratie van gegevens

CAO.A.095

Rechten van de organisatie

CAO.A.100

kwaliteitssysteem en beoordeling van de organisatie

CAO.A.105

Wijzigingen binnen de organisatie

CAO.A.110

Blijvende geldigheid

CAO.A.115

Bevindingen

SECTIE B — EISEN VOOR DE AUTORITEIT

CAO.B.010

Toepassingsgebied

CAO.B.015

Bevoegde autoriteit

CAO.B.017

Wijzen van naleving

CAO.B.020

Registratie van gegevens

CAO.B.025

Onderlinge informatie-uitwisseling

CAO.B.030

Verantwoordelijkheden

CAO.B.035

Vrijstellingen

CAO.B.040

Toepassing

CAO.B.045

Eerste erkenning

CAO.B.050

Afgifte van de erkenning

CAO.B.055

Permanent toezicht

CAO.B.060

Bevindingen

CAO.B.065

Wijzigingen

CAO.B.070

Opschorting, beperking en intrekking

Aanhangsel I - Certificaat van de organisatie voor gecombineerde luchtwaardigheid (CAO)

CAO.1   Algemeen

Met het oog op de toepassing van deze bijlage (Deel-CAO):

(1)

is de bevoegde autoriteit

(a)

voor organisaties waarvan de hoofdzetel in een lidstaat is gevestigd, de door die lidstaat aangeduide autoriteit;

(b)

voor organisaties met hoofdvestiging in een derde land: het Agentschap.

(2)

wordt verstaan onder “eigenaar” de persoon die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig, met inbegrip van de volgende personen:

(i)

de geregistreerde eigenaar van het luchtvaartuig; of

(ii)

de huurder, in geval van een huurovereenkomst; of

(iii)

de exploitant.”

SECTIE A

ORGANISATIEVEREISTEN

CAO.A.010   Toepassingsgebied

In deze bijlage worden de eisen vastgesteld waaraan een organisatie voor gecombineerde luchtwaardigheid (CAO) moet voldoen om, op aanvraag, een erkenning te krijgen voor het onderhoud en het beheer van de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en daarop te installeren componenten, en om die activiteiten voort te zetten, als de luchtvaartuigen in kwestie geen complexe motoraangedreven luchtvaartuigen zijn en niet zijn opgenomen in het air operator certificate van een luchtvaartmaatschappij met een vergunning overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1008/2008.

CAO.A.015   Toepassing

CAO's moeten de afgifte van of wijziging in een CAO-erkenning aanvragen bij de bevoegde autoriteit, in de vorm en op de wijze die door die autoriteit zijn vastgesteld.

CAO.A.017   Wijzen van naleving

(a)

In plaats van de door het Agentschap aanvaarde wijzen van naleving mag een organisatie alternatieve wijzen van naleving gebruiken om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

Een organisatie die een alternatieve wijze van naleving wenst te gebruiken, moet de bevoegde autoriteit vooraf een volledige beschrijving daarvan verstrekken. Die beschrijving moet een beoordeling omvatten waaruit blijkt dat voldaan is aan alternatieve wijzen van naleving van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

De organisatie mag die alternatieve wijzen van naleving gebruiken indien de bevoegde autoriteit hiervoor vooraf goedkeuring heeft gegeven en de kennisgeving zoals bepaald in CAO.B.017 is ontvangen.

CAO.A.020   Erkenningsvoorwaarden

(a)

De CAO specificeert het erkende toepassingsgebied in haar gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring (CAE), zoals bepaald in CAO.A.025.

(1)

Voor vliegtuigen die een maximale startmassa (MTOM) van meer dan 2 730 kg en voor helikopters die een MTOM van meer dan 1 200 kg hebben of gecertificeerd zijn voor meer dan 4 inzittenden, moeten de specifieke types luchtvaartuigen worden vermeld in het toepassingsgebied. Wijzigingen van dit toepassingsgebied moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig CAO.A.105, punt a), en CAO.B.065, punt a).

(2)

Voor volledige turbinemotoren moet de motorfabrikant of de groep, de serie, het type of de onderhoudstaken in het toepassingsgebied worden vermeld. Wijzigingen van dit toepassingsgebied moeten worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig CAO.A.105, punt a), en CAO.B.065, punt a).

(3)

Een CAO die slechts één persoon in dienst heeft voor zowel de planning als de uitvoering van alle onderhoudstaken, kan niet gemachtigd zijn voor het onderhoud van:

a)

vliegtuigen die zijn uitgerust met een turbinemotor (in het geval van onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen);

b)

helikopters die zijn uitgerust met een turbinemotor of met meer dan één zuigermotor (in het geval van onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen);

c)

volledige zuigermotoren van minstens 450 pk (in het geval van onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren); en

d)

volledige turbinemotoren (in het geval van onderhoudsorganisaties met bevoegdverklaring voor motoren).

(4)

Voor andere dan de in punt (1) vermelde luchtvaartuigen, voor andere componenten dan volledige turbinemotoren en voor diensten die gespecialiseerd zijn in niet-destructieve tests, wordt het toepassingsgebied van de werkzaamheden gecontroleerd door de CAO overeenkomstig de in CAO.A.025, punt (a), onder (11), uiteengezette procedure. Voor onderhoud van andere componenten dan volledige motoren wordt het toepassingsgebied van de werkzaamheden ingedeeld overeenkomstig de volgende systeembevoegdverklaringen:

(i)

C1: klimaatregeling en cabinedruk;

(ii)

C2: automatische-vluchtsystemen;

(iii)

C3: communicatie en navigatie;

(iv)

C4: deuren en luiken;

(v)

C5: elektrisch vermogen en verlichting;

(vi)

C6: apparatuur;

(vii)

C7: motor;

(viii)

C8: stuurorganen;

(ix)

C9: brandstof;

(x)

C10: helikopter en rotors;

(xi)

C11: helikoptertransmissie;

(xii)

C12: hydraulisch vermogen;

(xiii)

C13: aanwijsinrichting- en registratiesysteem;

(xiv)

C14: landingsgestel;

(xv)

C15: zuurstof;

(xvi)

C16: propellers;

(xvii)

C17: pneumatische en vacuümsystemen;

(xviii)

C18: bescherming tegen ijs/regen/brand;

(xix)

C19: ramen;

(xx)

C20: structuur;

(xxi)

C21: waterballast; en

(xxii)

C22: voortstuwingsversterking.

Organisaties die overeenkomstig deze bijlage een erkenning krijgen op basis van een bestaande erkenning als organisatie die is afgegeven overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (Deel-M) of bijlage II (Deel-145), zoals bepaald in artikel 4, lid 4, moeten alle nodige details opnemen in het toepassingsgebied van de werkzaamheden, teneinde te garanderen dat de rechten identiek zijn aan die van de bestaande erkenning.

(b)

De CAO-erkenning wordt afgegeven op basis van het model in aanhangsel I bij deze bijlage.

(c)

Een CAO mag, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens, een beperkte reeks onderdelen fabriceren voor gebruik tijdens de lopende werkzaamheden in zijn eigen faciliteiten, zoals bepaald in haar gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring.

CAO.A.025   Gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring

(a)

De CAO stelt een handboek ter beschikking met minstens de volgende informatie:

(1)

een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring waarbij wordt bevestigd dat de organisatie te allen tijde haar werkzaamheden zal verrichten in overeenstemming met de eisen van deze bijlage en de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring;

(2)

het toepassingsgebied van de werkzaamheden in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring;

(3)

de titel(s) en na(a)m(en) van de persoon of personen die bedoeld zijn in de punten (a) en (b) van CAO.A.035;

(4)

een organigram dat de verantwoordelijkheidsketen aangeeft tussen de persoon (personen) waarnaar wordt verwezen in de punten (a) en (b) van CAO.A.035;

(5)

een lijst van het certificeringspersoneel, indien aanwezig, met vermelding van het toepassingsgebied van hun erkenning;

(6)

een lijst van het personeel dat verantwoordelijk is voor de opstelling en goedkeuring van onderhoudsprogramma's voor luchtvaartuigen, indien aanwezig, met vermelding van het toepassingsgebied van hun erkenning;

(7)

een lijst van het personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, indien aanwezig, met vermelding van het toepassingsgebied van hun erkenning;

(8)

een lijst van het personeel dat verantwoordelijk is voor de afgifte van vliegvergunningen, indien aanwezig;

(9)

een algemene beschrijving en locatie van de faciliteiten;

(10)

procedures waarin wordt gespecificeerd hoe de CAO de naleving van de eisen van deze bijlage zal garanderen;

(11)

de procedure voor de wijziging van de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring, zoals bedoeld in punt (b) van CAO.A.105.

(b)

De initiële gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

(c)

Wijzigingen van de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring worden behandeld overeenkomstig CAO.A.105.

CAO.A.030   Faciliteiten

De CAO ziet erop toe dat zij kan beschikken over alle faciliteiten, met inbegrip van passende kantoren, die zij nodig heeft om al haar geplande werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

Als de erkenning van de CAO ook betrekking heeft op onderhoudswerkzaamheden, ziet zij er bovendien op toe dat:

(a)

gespecialiseerde werkplaatsen, loodsen en hallen passende bescherming bieden tegen verontreiniging en omgevingsfactoren;

(b)

veilige opslagfaciliteiten voorhanden zijn voor componenten, apparatuur, gereedschap en materiaal, onder omstandigheden die garanderen dat onbruikbare componenten en materialen worden gescheiden van alle andere componenten, materialen, apparatuur en gereedschap, dat de opslagvoorschriften van de fabrikant worden nageleefd en dat alleen gemachtigd personeel toegang heeft tot de opslagfaciliteiten.

CAO.A.035   Personeelsvereisten

(a)

De CAO stelt een verantwoordelijke manager aan die gemachtigd is om erop toe te zien dat alle activiteiten van de organisatie zodanig kunnen worden gefinancieerd dat ze kunnen worden uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van deze bijlage.

(b)

De verantwoordelijke manager benoemt een persoon of groep van personen wiens verantwoordelijkheid het is ervoor te zorgen dat de CAO altijd voldoet aan de eisen van deze bijlage. Deze perso(o)n(en) legt (leggen) uiteindelijk verantwoording af aan de verantwoordelijke manager.

(c)

Alle in punt (b) bedoelde personen moeten de nodige kennis, achtergrond en ervaring hebben met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid of onderhoud, al naargelang hun functie.

(d)

De CAO moet over voldoende passend gekwalificeerd personeel beschikken om de geplande werkzaamheden te kunnen uitvoeren. De CAO mag een beroep doen op onderaannemers.

(e)

De CAO beoordeelt en registreert de kwalificaties van alle personeelsleden.

(f)

Personeel dat gespecialiseerde taken uitvoert dan kleurcontrastinspecties, zoals lassen of andere niet-destructieve tests (NDT), dient gekwalificeerd te zijn volgens een officieel erkende norm.

CAO.A.040   Certificeringspersoneel

(a)

Certificeringspersoneel dient te voldoen aan de eisen van artikel 5. Deze personeelsleden mogen hun recht op vrijgave na onderhoud alleen uitoefenen als de CAO erop heeft toegezien dat:

(1)

deze personeelsleden voldoen aan de eisen van 66.A.20, punt b), van bijlage III (Deel-66), behalve als in artikel 5, lid 6, wordt verwezen naar nationale regelgeving van een lidstaat; in dat geval moeten ze voldoen aan de eisen van die regelgeving;

(2)

deze personeelsleden over passende kennis beschikken over de desbetreffende te onderhouden luchtvaartuigen of componenten, of beide, en over de organisatorische procedures voor de uitvoering van het onderhoud.

(b)

Bij wijze van uitzondering op punt a), mag de CAO waarmee een contract voor onderhoudsondersteuning is gesloten, in onvoorziene omstandigheden waarbij een luchtvaartuig aan de grond wordt gehouden op een andere locatie dan de hoofdbasis en waar geen geschikt certificeringspersoneel beschikbaar is, een eenmalige certificeringsmachtiging afgeven:

(1)

aan één van zijn werknemers die een typekwalificatie bezit voor luchtvaartuigen met vergelijkbare technologie, constructie en systemen; of

(2)

aan een persoon met minstens drie jaar onderhoudservaring die houder is van een geldige ICAO-onderhoudslicentie met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen van het te certificeren type, voorzover er op die locatie geen overeenkomstig deze bijlage erkende organisatie is en de CAO waarmee een contract werd gesloten bewijzen aangaande de ervaring en licentie van genoemde persoon verkrijgt en registreert.

Als de CAO een eenmalige certificeringsmachtiging afgeeft, stelt zij de bevoegde autoriteit hiervan binnen 7 dagen in kennis. De CAO die de eenmalige certificeringsmachtiging afgeeft, ziet erop toe dat alle onderhoud dat de vliegveiligheid kan beïnvloeden, opnieuw wordt gecontroleerd.

(c)

Wanneer de CAO onderhoudsondersteuning verleent aan exploitanten van commercieel luchtvervoer mag zij, in afwijking van punt a), gebruikmaken van certificeringspersoneel dat gekwalificeerd is in overeenstemming met de volgende eisen, voor zover gepaste procedures zijn goedgekeurd in het kader van de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring:

(1)

voor een regelmatige aan de vlucht voorafgaande luchtwaardigheidsaanwijzing waarin specifiek wordt gesteld dat de cockpitbemanning deze luchtwaardigheidsaanwijzing mag uitvoeren, mag de CAO aan de gezagvoerder een beperkte machtiging van certificeringspersoneel toekennen op grond van het bevoegdheidsbewijs van het cockpitpersoneel, op voorwaarde dat de CAO garandeert dat de gezagvoerder voldoende praktische opleiding heeft gevolgd om te waarborgen dat hij/zij in staat is de luchtwaardigheidsaanwijzing overeenkomstig de vereiste norm uit te voeren;

(2)

als een luchtvaartuig een vlucht uitvoert weg van een onderhoudslocatie, mag de CAO een beperkte machtiging van certificeringspersoneel toekennen aan de gezagvoerder op grond van het bevoegdheidsbewijs van het cockpitpersoneel, op voorwaarde dat de organisatie garandeert dat de gezagvoerder voldoende praktische opleiding heeft gevolgd om te waarborgen dat hij/zij deze taak overeenkomstig de vereiste norm kan uitvoeren.

(d)

De CAO registreert de gegevens over het certificeringspersoneel en houdt een actuele lijst bij van alle certificeringspersoneel, samen met het toepassingsgebied van hun erkenning, in het kader van de luchtwaardigheidsverklaring van de organisatie.

CAO.A.045   Personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid

(a)

Om een erkenning te krijgen om luchtwaardigheidsbeoordelingen uit te voeren en, indien van toepassing, vliegvergunningen af te geven, moet een CAO over passend personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid beschikken, dat aan alle onderstaande eisen moet voldoen:

(1)

het moet minstens 1 jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid hebben opgedaan voor zweefvliegtuigen en ballonnen en minstens 3 jaar voor alle andere luchtvaartuigen;

(2)

het moet houder zijn van een passende vergunning die is afgegeven overeenkomstig artikel 5 van deze verordening of van een luchtvaartdiploma of gelijkwaardig, of, bovenop de bij punt 1) vereiste ervaring, over minstens 2 jaar ervaring op het gebied van permanente luchtwaardigheid beschikken voor zweefvliegtuigen en ballonnen en minstens 4 jaar voor alle andere luchtvaartuigen;

(3)

het moet een passende opleiding op het gebied van luchtvaartonderhoud hebben gevolgd.

(b)

Alvorens de CAO aan personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid een machtiging afgeeft om luchtwaardigheidsbeoordelingen uit te voeren, benoemt de CAO de persoon die een luchtwaardigheidsbeoordeling van een luchtvaartuig zal uitvoeren onder toezicht van de bevoegde autoriteit of van een persoon die al beschikt over een machtiging als beoordelingspersoneel van de CAO. Als de resultaten van dit toezicht bevredigend zijn, aanvaardt de bevoegde autoriteit het personeel formeel als personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid.

(c)

De CAO zorgt ervoor dat haar personeel voor de beoordeling van de luchtwaardigheid kan aantonen dat het over passende en recente ervaring beschikt op het gebied van permanente luchtwaardigheid.

(d)

Elk personeelslid voor de beoordeling van de luchtwaardigheid wordt geïdentificeerd in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring, in een lijst die de in punt b) bedoelde machtigingen voor de beoordeling van de luchtwaardigheid bevat.

(e)

De CAO registreert de gegevens van al haar personeelsleden voor de beoordeling van de luchtwaardigheid, met de bijzonderheden van alle passende kwalificaties en een samenvatting van relevante ervaring en opleiding op het gebied van permanente luchtwaardigheid, samen met een kopie van hun machtiging. Zij houdt die gegevens bij tot minstens 2 jaar na de datum waarop de betrokken persoon niet meer werkzaam is voor de CAO.

CAO.A.050   Componenten, uitrusting en gereedschappen

(a)

De CAO dient:

(1)

de uitrusting en de gereedschappen te bezitten zoals bepaald in de in CAO.A.055 vervatte onderhoudsgegevens of geverifieerde gelijkwaardige gegevens als bedoeld in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring, die noodzakelijk zijn voor het routineonderhoud binnen het toepassingsgebied van de erkenning van de organisatie;

(2)

te beschikken over een procedure om ervoor te zorgen dat zij toegang heeft tot alle andere uitrusting en gereedschappen die slechts occasioneel nodig zijn om haar werkzaamheden uit te voeren.

(b)

De CAO ziet erop toe dat de door haar gebruikte uitrusting en gereedschappen gecontroleerd en geijkt zijn volgens een officieel erkende norm. Zij houdt gegevens bij van die ijkingen en van de gebruikte normen, en voldoet aan CAO.A.090.

(c)

De CAO inspecteert, classificeert en scheidt op passende wijze alle inkomende componenten overeenkomstig M.A.501 en M.A.504 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.501 en ML.A.504 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

CAO.A.055   Onderhoudsgegevens en werkopdrachten

(a)

Bij het uitvoeren van onderhoud, inclusief wijzigingen en reparaties, dient de CAO de van toepassing zijnde onderhoudsgegevens bij te houden en te gebruiken, zoals gespecificeerd in M.A.401 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.401 van bijlage V ter (Deel-ML). Ingeval de klant de onderhoudsgegevens levert, is het enkel nodig die gegevens te hebben wanneer het werk in uitvoering is.

(b)

Vóór de aanvang van het onderhoud moet een schriftelijke werkopdracht worden overeengekomen tussen de CAO en de om onderhoud verzoekende persoon of organisatie, waarin het uit te voeren onderhoud duidelijk wordt omschreven.

CAO.A.060   Onderhoudsnormen

Als de CAO onderhoud verricht, moet zij aan al de onderstaande eisen voldoen:

(a)

garanderen dat alle personen die onderhoud verrichten, gekwalificeerd zijn overeenkomstig de eisen van deze bijlage;

(b)

garanderen dat de plaats waar het onderhoud wordt verricht, ordelijk en schoon is (vrij van vuil of verontreinigingen);

(c)

gebruik maken van de methoden, technieken, normen en instructies die gespecificeerd zijn in de onderhoudsgegevens en werkopdrachten die bedoeld zijn in CAO.A.055;

(d)

gebruikmaken van de gereedschappen, de uitrusting en het materiaal dat gespecificeerd is in CAO.A.050;

(e)

garanderen dat het onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig alle in CAO.A.055 bedoelde omgevingsbeperkingen;

(f)

garanderen dat passende faciliteiten worden gebruikt in geval van slechte weersomstandigheden of langdurig onderhoud;

(g)

garanderen dat het risico op meerdere fouten tijdens het onderhoud en het risico op herhaalde fouten bij identieke onderhoudstaken tot een minimum worden beperkt;

(h)

garanderen dat na kritieke onderhoudswerkzaamheden een methode wordt toegepast om fouten vast te leggen;

(i)

een algemene verificatie uitvoeren na voltooiing van het onderhoud om te waarborgen dat het luchtvaartuig of de component vrij is van alle gereedschappen, uitrusting en elk ander extern onderdeel en materiaal, en dat alle verwijderde toegangsluiken werden teruggeplaatst;

(j)

garanderen dat alle uitgevoerde onderhoud goed wordt geregistreerd en gedocumenteerd.

CAO.A.065   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor luchtvaartuigen

Na voltooiing van alle onderhoud van luchtvaartuigen overeenkomstig deze bijlage wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven overeenkomstig M.A.801 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.801 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

CAO.A.070   Certificaat van vrijgave voor gebruik voor componenten

(a)

Na voltooiing van alle onderhoud van componenten overeenkomstig deze bijlage wordt een certificaat van vrijgave voor gebruik afgegeven overeenkomstig M.A.802 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.802 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing. Een EASA-formulier 1 wordt afgegeven overeenkomstig aanhangsel II bij bijlage I (Deel-M), behalve als bepaald in punt b) of d) van M.A.502 van bijlage I (Deel-M) en ML.A.502 van bijlage V ter (Deel-ML) en voor componenten die vervaardigd zijn overeenkomstig punt c) van CAO.A.020.

(b)

Het in punt a) bedoelde EASA-formulier 1 mag op basis van een computergegevensbank worden gegenereerd.

CAO.A.075   Beheer van de permanente luchtwaardigheid

(a)

Alle beheer van de permanente luchtwaardigheid wordt verricht overeenkomstig subdeel C van bijlage I (Deel-M) of subdeel C van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

(b)

Voor elk beheerd luchtvaartuig moet de CAO:

(1)

het onderhoudsprogramma voor het beheerde luchtvaartuig opstellen en controleren, en:

(i)

in het geval van luchtvaartuigen die voldoen aan bijlage V ter (Deel-ML), het onderhoudsprogramma en de wijzigingen daarvan goedkeuren, of

(ii)

in het geval van luchtvaartuigen die voldoen aan bijlage I (Deel-M), het onderhoudsprogramma en de wijzigingen daarvan ter goedkeuring indienen bij de bevoegde autoriteit, tenzij de goedkeuring onder een indirecte goedkeuringsprocedure valt, overeenkomstig punt c) van M.A.302 van bijlage I (Deel-M);

(2)

een kopie van het onderhoudsprogramma aan de eigenaar verstrekken;

(3)

ervoor zorgen dat de gegevens die gebruikt worden voor wijzigingen en reparaties in overeenstemming zijn met M.A.304 of ML.A.304, al naargelang van toepassing;

(4)

ervoor zorgen dat alle onderhoud wordt uitgevoerd overeenkomstig het onderhoudsprogramma en wordt vrijgegeven overeenkomstig sectie A, subdeel H, van bijlage I (Deel-M) of sectie A van bijlage II (Deel-145) of sectie A, subdeel H, van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing;

(5)

ervoor zorgen dat alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen en operationele aanwijzingen met gevolgen voor de permanente luchtwaardigheid worden toegepast;

(6)

ervoor zorgen dat alle defecten die tijdens onderhoud ontdekt of gerapporteerd werden, verholpen worden door een daartoe erkende onderhoudsorganisatie of door onafhankelijk certificeringspersoneel;

(7)

ervoor zorgen dat het luchtvaartuig voor onderhoud naar een erkende organisatie of onafhankelijk certificeringspersoneel wordt gebracht, indien nodig;

(8)

het geplande onderhoud, de toepassing van luchtwaardigheidsaanwijzingen, de vervanging van onderdelen met beperkte levensduur, en de inspectie van componenten coördineren, teneinde te garanderen dat het werk goed wordt uitgevoerd;

(9)

alle gegevens met betrekking tot de permanente luchtwaardigheid en, indien van toepassing, het technische logboek van het luchtvaartuig, beheren en archiveren;

(10)

ervoor zorgen dat het massa- en zwaartepuntrapport de actuele status van het luchtvaartuig weergeeft.

CAO.A.080   Gegevens over het beheer van de permanente luchtwaardigheid

De CAO houdt de in M.A.401 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.401 van bijlage V ter (Deel-ML) bedoelde toepasselijke actuele onderhoudsgegevens bij en gebruikt deze, in voorkomend geval, voor de uitvoering van de in CAMO.A.315 en CAO.A.075 bedoelde taken met betrekking tot het beheer van de permanente luchtwaardigheid. Deze gegevens mogen worden verstrekt door de eigenaar, in het kader van een in punt h), onder 2), punt i), onder 1), punt e) of punt f) van M.A.201 bedoeld contract; in dat geval hoeft de CAO deze gegevens alleen bij te houden tijdens de duur van het contract, tenzij het de gegevens moet bijhouden krachtens punt b) van CAO.A.090.

CAO.A.085   Beoordeling van de luchtwaardigheid

De CAO voert alle luchtwaardigheidsbeoordelingen uit overeenkomstig M.A.903 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing.

CAO.A.090   Registratie van gegevens

(a)

De CAO houdt de volgende gegevens bij:

(1)

de onderhoudsgegevens die nodig zijn om aan te tonen dat alle eisen van deze bijlage zijn nageleefd met het oog op de afgifte van een certificaat van vrijgave, met inbegrip van de vrijgavedocumenten van de subcontractant; de CAO verstrekt een kopie van elk certificaat van vrijgave voor gebruik aan de eigenaar van het luchtvaartuig, samen met een kopie van alle specifieke reparatie- of wijzigingsgegevens die gebruikt zijn voor de uitgevoerde reparaties of wijzigingen;

(2)

de gegevens over de permanente luchtwaardigheid die vereist zijn uit hoofde van:

(i)

M.A.305 en, indien van toepassing, M.A.306 van bijlage I (Deel-M);

(ii)

ML.A.305 van bijlage V ter (Deel-ML);

(3)

als de CAO de in punt c) van CAO.A.095 bedoelde rechten heeft, houdt zij een kopie bij van alle certificaten van beoordeling van de luchtwaardigheid die zijn afgegeven overeenkomstig punt a) van ML.A.901 van bijlage V ter (Deel-ML) en alle afgegeven of, indien van toepassing, verlengde aanbevelingen, samen met alle ondersteunende documenten.

(4)

als de CAO het in punt d) van CAO.A.095 bedoelde recht heeft, houdt zij een kopie bij van elke vliegvergunning die is afgegeven overeenkomstig 21.A.729 van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012.

(b)

De CAO houdt een kopie bij van de in punt a), onder 1), beschreven gegevens en alle bijbehorende onderhoudsgegevens, gedurende drie jaar na de datum waarop zij het luchtvaartuig of onderdeel waarop het werk betrekking heeft, heeft vrijgegeven voor gebruik.

(c)

De CAO houdt een kopie bij van de in punt a), onder 2), 3) en 4), bedoelde gegevens gedurende een periode van 2 jaar na de datum waarop het luchtvaartuig definitief uit dienst werd genomen.

(d)

Alle gegevens moeten worden opgeslagen op een manier die bescherming tegen beschadiging, wijziging en diefstal garandeert.

(e)

Alle computerhardware die voor back-ups van onderhoudsgegevens werd gebruikt, dient te worden opgeslagen op een andere plaats dan die waar de gegevens zich bevinden, in een omgeving die bewaring in goede staat garandeert.

(f)

Als het beheer van de permanente luchtwaardigheid van een luchtvaartuig wordt overgedragen aan een andere organisatie of persoon, dan worden alle in punt a), onder 2), 3) en 4), bedoelde gegevens ook overgedragen aan die organisatie of persoon. Vanaf het ogenblik van de overdracht zijn punten b) en c) van toepassing op deze organisatie of persoon.

(g)

Als de CAO haar werkzaamheden stopzet, worden alle bijgehouden gegevens als volgt overgedragen:

(1)

de in punt a), onder 1), bedoelde gegevens worden overgedragen aan de laatste eigenaar of klant van het respectieve luchtvaartuig of de respectieve component of worden opgeslagen volgens de specificaties van de bevoegde autoriteit;

(2)

de in punt a), onder 2), 3) en 4), bedoelde gegevens worden overgedragen aan de eigenaar van het luchtvaartuig.

CAO.A.095   Rechten van de organisatie

De CAO heeft de volgende rechten:

(a)

Onderhoud

(1)

Elk luchtvaartuig of onderdeel waarvoor ze werd erkend, onderhouden in de locaties die in het erkenningscertificaat en in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring zijn gespecificeerd.

(2)

zorgen voor de uitvoering van gespecialiseerde diensten bij een andere gekwalificeerde organisatie die onder de controle van de CAO staat, overeenkomstig de passende procedures die zijn uiteengezet in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring en zijn goedgekeurd door de bevoegde autoriteit.

(3)

Op elke plaats onderhoud verrichten van elk luchtvaartuig of elke component waarvoor erkenning is afgegeven, naar aanleiding van de noodzaak dergelijk onderhoud uit te voeren als gevolg van ofwel de onbruikbare staat van het luchtvaartuig ofwel de noodzaak van ondersteunend occasioneel onderhoud, overeenkomstig de in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring uiteengezette voorwaarden;

(4)

Certificaten van vrijgave voor gebruik afgeven bij voltooiing van onderhoud overeenkomstig CAO.A.065 of CAO.A.070.

(b)

Beheer van de permanente luchtwaardigheid

(1)

De permanente luchtwaardigheid beheren van alle luchtvaartuigen waarvoor ze is erkend.

(2)

Het onderhoudsprogramma goedkeuren, overeenkomstig punt b), onder 2), van ML.A.302, voor luchtvaartuigen die worden beheerd overeenkomstig bijlage V ter (Deel-ML).

(3)

Beperkte taken op het gebied van permanente luchtwaardigheid uitvoeren met een andere onder haar kwaliteitsborgingssysteem werkende organisatie waarmee een contract werd gesloten, zoals opgesomd in het erkenningscertificaat.

(4)

Overeenkomstig punt f) van M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of punt c) van ML.A.901 van bijlage V ter (Deel-ML), een door de bevoegde autoriteit, een andere CAO of een CAMO afgegeven certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid verlengen.

(c)

Beoordeling van de luchtwaardigheid

(1)

Een CAO waarvan de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt en waarvan de erkenning de in punt b) bedoelde rechten omvat, mag worden erkend om luchtwaardigheidsbeoordelingen uit te voeren overeenkomstig M.A.901 van bijlage I (Deel-M) of ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), al naargelang van toepassing, en om:

(i)

het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid of de aanbeveling voor dat certificaat af te geven;

(ii)

de geldigheid van een bestaand certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid te verlengen.

(2)

Een CAO waarvan de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt en waarvan de erkenning de in punt a) bedoelde rechten omvat, mag worden erkend om luchtwaardigheidsbeoordelingen uit te voeren overeenkomstig ML.A.903 van bijlage V ter (Deel-ML), en om het bijbehorende certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af te geven.

(d)

Vliegvergunningen

Een CAO waarvan de hoofdvestiging zich in een lidstaat bevindt en waarvan de erkenning de in punt c) bedoelde rechten omvat, kan worden erkend om, voor de luchtvaartuigen waarvoor zij het certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid mag afgeven, een vliegvergunning af te geven overeenkomstig punt d) van 21.A.711 van bijlage I (Deel-21) bij Verordening (EU) nr. 748/2012, voorzover zij verklaart dat het luchtvaartuig voldoet aan de goedgekeurde vluchtvoorwaarden, volgens een passende procedure in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring.

(e)

Een CAO kan worden erkend voor een of meer rechten.

CAO.A.100   kwaliteitssysteem en beoordeling van de organisatie

(a)

Om te garanderen dat de CAO blijft voldoen aan de eisen van deze bijlage, stelt zij een kwaliteitssysteem op en stelt zij een kwaliteitsmanager aan.

(b)

In het kader van het kwaliteitssysteem wordt toezicht gehouden op de uitvoering van de activiteiten van de organisatie die onder deze bijlage vallen. De CAO ziet er name op toe dat:

(1)

alle activiteiten worden uitgevoerd overeenkomstig de goedgekeurde procedures;

(2)

alle uitbestede onderhoudstaken in overeenstemming met het contract worden uitgevoerd;

(3)

de organisatie blijft voldoen aan de eisen van deze bijlage.

(c)

De gegevens van dat toezicht worden minstens 2 jaar bijgehouden.

(d)

Als de organisatie die houder is van een CAO-erkenning ook is erkend overeenkomstig een andere dan deze bijlage, dan mag het kwaliteitssysteem worden gecombineerd met het kwaliteitssysteem dat vereist is uit hoofde van die andere bijlage.

(e)

Een CAO wordt als een kleine CAO beschouwd als een van de volgende voorwaarden is vervuld:

(1)

Het toepassingsgebied van de CAO omvat alleen luchtvaartuigen die onder Deel-ML vallen.

(2)

De CAO heeft niet meer dan 10 voltijdse personeelsleden in dienst voor onderhoudstaken.

(3)

De CAO heeft niet meer dan 5 voltijdse personeelsleden in dienst voor taken op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid.

(f)

In het geval van een kleine CAO mag het kwaliteitssysteem worden vervangen door regelmatige beoordelingen van de organisatie, mits de bevoegde autoriteit hiervoor toestemming verleent. In dat geval mag de CAO geen taken op het gebied van het beheer van de permanente luchtwaardigheid uitbesteden aan andere partijen.

CAO.A.105   Wijzigingen binnen de organisatie

(a)

Teneinde de bevoegde autoriteit de mogelijkheid te bieden om de blijvende naleving van dit deel vast te stellen, dient de erkende onderhoudsorganisatie haar elk voorstel te melden om elk van de onderstaande wijzigingen door te voeren, voordat die wijzigingen plaatshebben:

(1)

wijzigingen die van invloed zijn op de informatie in het erkenningscertificaat in aanhangsel I en op de erkenningsvoorwaarden van deze bijlage;

(2)

wijzigingen van de in CAO.A.035, punten a) en b), bedoelde personen;

(3)

wijzigingen in de types luchtvaartuigen die onder het toepassingsgebied vallen van de in CAO.A.020, punt a), onder 1), bedoelde werkzaamheden, in het geval van vliegtuigen die een maximale startmassa (MTOM) van meer dan 2 730 kg hebben en in het geval van helikopters die een MTOM van meer dan 1 200 kg hebben of gecertificeerd zijn voor meer dan 4 inzittenden;

(4)

wijzigingen in het toepassingsgebied van de in CAO.A.020, punt a), onder 2), bedoelde werkzaamheden, in het geval van volledige turbinemotoren;

(5)

wijzigingen van de in dit punt uiteengezette controleprocedure.

(b)

Alle andere wijzigingen in locaties, faciliteiten, apparatuur, gereedschappen, materiaal, procedures, toepassingsgebied en personeel worden door de CAO gecontroleerd via een in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring opgenomen controleprocedure. De CAO dient een beschrijving van die wijzigingen en de overeenkomstige wijzigingen van de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring binnen 15 dagen na de dag waarop de wijziging plaatsvond, in bij de bevoegde autoriteit.

CAO.A.110   Blijvende geldigheid

(a)

Een erkenning wordt afgegeven voor onbepaalde duur en blijft geldig op voorwaarde dat:

(1)

de organisatie blijft voldoen aan de vereisten van deze bijlage, met name hoe de bevindingen worden behandeld overeenkomstig CAO.A.115;

(2)

de bevoegde autoriteit de toegang wordt verleend tot de organisatie, zodat zij kan bepalen of de eisen van deze bijlage nog steeds worden nageleefd;

(3)

de bevoegde autoriteit de erkenning niet heeft teruggegeven of ingetrokken.

(b)

Na teruggave of intrekking van de erkenning stuurt de organisatie het erkenningscertificaat terug naar de bevoegde autoriteit.

CAO.A.115   Bevindingen

(a)

Een niveau 1-bevinding is elke belangrijke niet-naleving van de eisen van Deel-CAO die de veiligheidsnorm verlaagt en een ernstig gevaar oplevert voor de vliegveiligheid.

(b)

Een niveau 2-bevinding is elke niet-naleving van de eisen van Deel-CAO die de veiligheidsnorm kan verlagen en de vliegveiligheid in gevaar kan brengen.

(c)

Na ontvangst van een bevinding overeenkomstig CAO.B.060 stelt de CAO een corrigerend actieplan vast en overtuigt zij de bevoegde autoriteit ervan dat zij de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen om de bevinding binnen de door die autoriteit vastgestelde termijn te verhelpen.

SECTIE B

EISEN VOOR DE AUTORITEIT

CAO.B.010   Toepassingsgebied

In deze sectie worden de administratieve eisen vastgesteld waaraan de bevoegde autoriteiten moeten voldoen in verband met de in sectie A uiteengezette eisen voor organisaties.

CAO.B.017   Wijzen van naleving

(a)

Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving op die kunnen worden gehanteerd om de overeenstemming aan te tonen met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(b)

Er mogen alternatieve wijzen van naleving worden gebruikt om de overeenstemming aan te tonen met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(c)

De bevoegde autoriteit stelt een systeem op om consequent te beoordelen of alle alternatieve wijzen van naleving die door onder haar toezicht staande organisaties worden gebruikt, het mogelijk maken overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

(d)

De bevoegde autoriteit beoordeelt alle overeenkomstig CAO.A.017 door een organisatie voorgestelde alternatieve wijzen van naleving door de verstrekte documentatie te analyseren en, als zij dat nodig acht, de organisatie te inspecteren.

Oordeelt de bevoegde autoriteit dat de alternatieve wijzen van naleving in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan, dan dient zij zonder nodeloze vertraging:

(1)

de aanvrager ervan in kennis te stellen dat de alternatieve wijzen van naleving mogen worden gebruikt en, voor zover van toepassing, de erkenning of het certificaat van de aanvrager dienovereenkomstig aan te passen;

(2)

het Agentschap in kennis te stellen van de inhoud ervan, met inbegrip van kopieën van alle relevante documenten.

CAO.B.020   Registratie van gegevens

(a)

De bevoegde autoriteit stelt een systeem voor de registratie van gegevens vast dat het mogelijk maakt het proces van de afgifte, verlenging, wijziging, schorsing of intrekking van elk afgegeven certificaat te volgen.

(b)

De gegevens van de bevoegde autoriteit inzake het toezicht op overeenkomstig deze bijlage erkende organisaties moeten minimaal het volgende omvatten:

(1)

de aanvraag voor een erkenning van de organisatie;

(2)

het bewijs van erkenning van de organisatie, inclusief eventuele wijzigingen daarvan;

(3)

een kopie van het auditprogramma van de organisatie, met vermelding van de datums waarop audits zijn uitgevoerd en moeten worden uitgevoerd;

(4)

de gegevens met betrekking tot permanent toezicht, met inbegrip van alle auditgegevens, zoals bepaald in CAO.B.055;

(5)

alle bevindingen, acties die nodig zijn om de bevindingen te sluiten en aanbevelingen;

(6)

kopieën van alle relevante correspondentie met de organisatie;

(7)

bijzonderheden van alle vrijstellingen overeenkomstig CAO.B.035 en handhavingsacties;

(8)

rapporten van andere bevoegde autoriteiten met betrekking tot het toezicht op de organisatie;

(9)

de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring en de wijzigingen daarvan;

(10)

kopieën van elk ander document dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd.

(c)

De in punt b) vermelde gegevens moeten minstens 5 jaar worden bijgehouden.

(d)

Alle gegevens worden op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat of van het Agentschap.

CAO.B.025   Onderlinge informatie-uitwisseling

(a)

Indien dit nodig is om hun taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, wisselen de bevoegde autoriteiten informatie uit.

(b)

In geval van een potentiële veiligheidsdreiging voor meerdere lidstaten, verlenen de betrokken bevoegde autoriteiten elkaar bijstand bij het uitvoeren van de noodzakelijke toezichtsmaatregelen.

CAO.B.030   Verantwoordelijkheden

De bevoegde autoriteit voert de nodige inspecties en onderzoeken uit om te controleren en te garanderen dat de organisaties waarvoor zij verantwoordelijk is overeenkomstig CAO.1 voldoen aan de eisen van sectie A van deze bijlage.

CAO.B.035   Vrijstellingen

Wanneer een lidstaat een vrijstelling verleent van de eisen van deze bijlage, overeenkomstig artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1139, registreert de bevoegde autoriteit die vrijstelling. Zij houdt die gegevens bij zoals bepaald in punt b), onder 6), van CAO.B.020.

CAO.B.040   Toepassing

Wanneer faciliteiten van de CAO zich in meer dan één lidstaat bevinden, moeten de eerste certificeringsprocedure en het permanent toezicht op de erkenning worden uitgevoerd in samenwerking met de bevoegde autoriteiten die zijn aangewezen door de lidstaten op wier grondgebied de andere faciliteiten zijn gelegen.

CAO.B.045   Eerste certificeringsprocedure

(a)

Wanneer is vastgesteld dat de organisatie voldoet aan de eisen van punten a) en b) van CAO.A.035, stelt de bevoegde autoriteit de aanvrager formeel in kennis van de aanvaarding van het personeel.

(b)

De bevoegde autoriteit ziet erop toe dat de in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring vermelde procedures in overeenstemming zijn met sectie A en dat de verantwoordelijke manager de in CAO.A.025, punt a), onder 1), vermelde verbintenisverklaring heeft ondertekend.

(c)

De bevoegde autoriteit gaat na of de organisatie voldoet aan sectie A.

(d)

De bevoegde autoriteit belegt tijdens het erkenningsonderzoek ten minste een keer een vergadering met de verantwoordelijke manager om te garanderen dat hij of zij het belang van de erkenning en de in CAO.A.025, punt a), onder 1), bedoelde verklaring begrijpt.

(e)

Alle bevindingen overeenkomstig punt CAO.B.060 worden schriftelijk bevestigd aan de aanvragende organisatie.

(g)

Alvorens de erkenning af te geven, sluit de bevoegde autoriteit alle bevindingen, nadat ze door de organisatie zijn gecorrigeerd.

(h)

Voor organisaties die overeenkomstig deze bijlage een erkenning aanvragen op basis van een bestaande erkenning van een organisatie, afgegeven overeenkomstig subdeel F of G van bijlage I (Deel-M) of bijlage II (Deel-145), zal de bevoegde autoriteit, bij wijze van uitzondering op de punten a) tot en met g) en punt a) van CAO.B.50 en overeenkomstig artikel 4, punt 4):

(1)

overeenkomstig deze bijlage een erkenning afgeven op basis van het in aanhangsel I van deze bijlage opgenomen EASA-formulier 3 (CAO);

(2)

binnen 2 jaar na de datum waarop zij de in punt 1) bedoelde erkenning heeft afgegeven, nagaan of de desbetreffende organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage, met betrekking tot de rechten die zij heeft.

CAO.B.050   Afgifte van het eerste certificaat

(a)

Als de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan CAO.B.45, geeft zij het certificaat af, waarbij zij gebruik maakt van het in aanhangsel I opgenomen model voor EASA-formulier 3-CAO en de erkenningsvoorwaarden vermeldt.

(b)

De bevoegde autoriteit vermeldt het referentienummer van de CAO, zoals gespecificeerd in het in aanhangsel I opgenomen model voor EASA-formulier 3-CAO.

CAO.B.055   Permanent toezicht

(a)

De bevoegde autoriteit stelt een toezichtsprogramma op en houdt dit programma up-to-date; in het programma worden alle CAO's vermeld waaraan zij een certificaat heeft afgegeven, alsook de datums waarop zij een audit van die CAO's heeft uitgevoerd of zal uitvoeren.

(b)

De bevoegde autoriteit voert hoogstens om de 24 maanden een audit uit van alle CAO's waaraan zij een erkenning heeft afgegeven. Tijdens die audits wordt met name aandacht besteed aan de wijzigingen van de organisatie die overeenkomstig de in CAO.A.105 gespecificeerde procedure aan de bevoegde autoriteit zijn gemeld.

(c)

Om de 24 maanden wordt een relevante steekproef van de door de CAO beheerde luchtvaartuigen, als de organisatie daarvoor erkend is, onderzocht. De grootte van de steekproef wordt bepaald door de bevoegde autoriteit op basis van de resultaten van eerdere audits en vroegere productonderzoeken.

(d)

Alle tijdens die audits gedane bevindingen worden schriftelijk bevestigd aan de bevoegde autoriteit.

(e)

De bevoegde autoriteit registreert alle tijdens die audits gedane bevindingen, alle acties die nodig zijn om de bevindingen te sluiten en alle uitgegeven aanbevelingen.

(f)

De bevoegde autoriteit belegt minstens om de 24 maanden een vergadering met de verantwoordelijke manager.

CAO.B.060   Bevindingen

(a)

Wanneer er tijdens audits of andere gelegenheden aanwijzingen worden gevonden van niet-naleving van de eisen van Deel-CAO, moet de bevoegde autoriteit de volgende maatregelen nemen:

(1)

voor bevindingen van niveau 1 moet onmiddellijke actie worden ondernomen door de bevoegde autoriteit om de erkenning van de CAO geheel of gedeeltelijk en in verhouding met de bevinding van niveau 1 in te trekken, te beperken of te schorsen, totdat de organisatie corrigerende maatregelen heeft genomen; en

(2)

Voor bevindingen van niveau 2 staat de bevoegde autoriteit een periode van hoogstens 3 maanden toe om corrigerende actie te ondernemen, al naargelang de aard van de bevinding - in bepaalde omstandigheden kan de bevoegde autoriteit aan het einde van deze eerste periode en met inachtneming van de aard van de bevinding deze periode van 3 maanden verlengen, op voorwaarde dat een toereikend corrigerend actieplan is opgesteld.

(b)

De bevoegde autoriteit neemt maatregelen om de erkenning geheel of gedeeltelijk te schorsen, indien binnen de door de bevoegde autoriteit toegestane termijn geen corrigerende maatregelen worden genomen.

CAO.B.065   Wijzigingen

(a)

Bij ontvangst van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig CAO.A.105, punt a), gaat de bevoegde autoriteit na of de organisatie voldoet aan de toepasselijke eisen alvorens de wijziging goed te keuren.

(b)

De bevoegde autoriteit kan aangeven onder welke voorwaarden de CAO mag werken tijdens de wijziging, tenzij zij bepaalt dat het certificaat van de organisatie moet worden geschorst gezien de aard of omvang van de wijzigingen.

(c)

Voor wijzigingen waarvoor geen voorafgaande goedkeuring vereist is, beoordeelt de bevoegde autoriteit tijdens de toezichtsactiviteiten of de CAO voldoet aan de goedgekeurde controleprocedure van punt b) van CAO.A.105 en aan de toepasselijke eisen.

CAO.B.070   Opschorting, beperking en intrekking

De bevoegde autoriteit dient:

(a)

een erkenning op redelijke gronden te schorsen in het geval van een potentieel gevaar voor de veiligheid; of

(b)

een erkenning ingevolge CAO.B.060 te schorsen, in te trekken of te beperken.

Aanhangsel I

Certificaat van de organisatie voor gecombineerde luchtwaardigheid (CAO) - EASA-formulier 3-CAO

(a)

Binnen de erkenningsklasse(n) en bevoegdverklaring(en) die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld, worden de exacte begrenzingen van de erkenning gedefinieerd door het toepassingsgebied van de werkzaamheden die in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring zijn gespecificeerd. Het is dan ook van essentieel belang dat de erkenningsklasse(n) en bevoegdverklaring(en) verenigbaar zijn met het toepassingsgebied van de werkzaamheden van de organisatie.

(b)

Met betrekking tot de onderhoudsbevoegdheden betekent een bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen dat de CAO onderhoud van het luchtvaartuig en alle componenten (met inbegrip van motoren) mag verrichten, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens van het luchtvaartuig of, indien toegestaan door de bevoegde autoriteit, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens van de componenten, maar alleen als die componenten op het luchtvaartuig gemonteerd zijn. Om de toegang tot een component te vergemakkelijken, mag een CAO met bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen die component echter tijdelijk demonteren, tenzij hiervoor extra onderhoudswerk nodig is dat niet in aanmerking komt voor de eisen van punt b). Dit wordt gecontroleerd aan de hand van een voor de bevoegde autoriteit aanvaardbare controleprocedure die in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring is opgenomen.

(c)

Een bevoegdverklaring voor motoren (turbine, zuiger of elektrisch) betekent dat de CAO onderhoud van de niet-geïnstalleerde motor en motorcomponenten mag uitvoeren, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens van de motor of, indien toegestaan door de bevoegde autoriteit, in overeenstemming met de onderhoudsgegevens van de componenten, maar alleen als die componenten op de motor gemonteerd zijn. Om de toegang tot een component te vergemakkelijken, mag een CAO met bevoegdverklaring voor motoren die component echter tijdelijk demonteren, tenzij hiervoor extra onderhoudswerk nodig is dat niet in aanmerking komt voor de eisen van punt c). Een CAO met bevoegdverklaring voor motoren mag ook een geïnstalleerde motor onderhouden tijdens groot onderhoud en lijnonderhoud, behoudens een door de bevoegde autoriteit goed te keuren controleprocedure die in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring is opgenomen.

(d)

Een bevoegdverklaring voor componenten (andere dan volledige motoren) betekent dat de CAO onderhoud mag verrichten van niet-geïnstalleerde componenten (behalve volledige motoren) die bestemd zijn om op het luchtvaartuig of de motor te worden gemonteerd. Dergelijke CAO mogen ook onderhoud verrichten van geïnstalleerde componenten (andere dan volledige motoren) tijdens groot onderhoud en lijnonderhoud of in een faciliteit voor onderhoud van motoren, behoudens een door de bevoegde autoriteit goed te keuren controleprocedure die in de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring is opgenomen.

(e)

Een bevoegdverklaring voor niet-destructieve tests (NDT) is een afzonderlijke bevoegdverklaring die niet noodzakelijk verband houdt met een specifiek luchtvaartuig, een specifieke motor of een andere specifieke component. De NDT-bevoegdverklaring is alleen nodig voor een CAO die NDT uitvoert als specifieke taak voor een andere organisatie. Een CAO met een bevoegdverklaring voor luchtvaartuigen, motoren of componenten mag NDT uitvoeren op door haar onderhouden producten, op voorwaarde dat de gecombineerde luchtwaardigheidsverklaring NDT-procedures bevat, zonder dat die CAO houder hoeft te zijn van een NDT-bevoegdverklaring.

Image 14
Tekst van het beeld
Image 15
Tekst van het beeld
Image 16
Tekst van het beeld

4.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/106


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1384 VAN DE COMMISSIE

van 24 juli 2019

tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 965/2012 en (EU) nr. 1321/2014 met betrekking tot het gebruik van luchtvaartuigen die zijn vermeld op een vergunning tot vluchtuitvoering voor niet-commerciële luchtvervoersactiviteiten en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen, de vaststelling van operationele voorschriften voor het uitvoeren van onderhoudscontrolevluchten, de vaststelling van regels voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met beperkt cabinepersoneel aan boord en het aanbrengen van redactionele aanvullingen met betrekking tot de eisen inzake vluchtuitvoeringen

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (1), en met name artikel 17, lid 1, en artikel 31,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie (2) zijn gedetailleerde regels vastgesteld voor commerciële luchtvervoersactiviteiten, voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen en andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, voor gespecialiseerde commerciële vluchtuitvoeringen en gespecialiseerde niet-commerciële vluchtuitvoeringen en bepaalde gespecialiseerde commerciële luchtvaartactiviteiten met een hoog risico. In die regels wordt geen rekening gehouden met het feit dat hetzelfde luchtvaartuig tijdens zijn levensduur verschillende soorten activiteiten zou kunnen uitvoeren.

(2)

Daarom moeten voor de wijziging van het gebruik van het luchtvaartuig van commerciële luchtvervoersactiviteiten naar niet-commerciële vluchtuitvoeringen of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen nieuwe regels voor het continue gebruik van dat luchtvaartuig worden ingevoerd. Die regels moeten flexibel genoeg zijn om het gebruik van dezelfde luchtvaartuigen mogelijk te maken door exploitanten die niet-commerciële of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen verrichten zonder het luchtvaartuig te schrappen in de vergunning tot vluchtuitvoering (air operator certificate, AOC). Dit nieuwe operationele kader moet ook een vlotte uitvoering van en een doeltreffend toezicht op die vluchtuitvoeringen waarborgen zonder dat de veiligheid ervan in het gedrang komt.

(3)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 965/2012 moet de bevoegde autoriteit de verschillende operationele procedures goedkeuren die een houder van een AOC toepast op zijn verschillende niet-commerciële vluchtuitvoeringen. Die vereiste houdt een ongelijke behandeling tussen AOC-houders en niet-commerciële exploitanten voor hetzelfde soort vluchtuitvoeringen in en moet daarom worden geschrapt om consistente regelgeving te waarborgen.

(4)

Op basis van veiligheidsaanbevelingen en de respons van de lidstaten en belanghebbenden, waaronder normaliseringsinspecties, is de Commissie van mening dat Verordening (EU) nr. 965/2012 moet worden bijgewerkt om rekening te houden met de stand van de techniek en de beste praktijken met betrekking tot diverse eisen inzake vluchtuitvoeringen. Er moeten redactionele wijzigingen worden aangebracht om diverse verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen, namelijk de Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie (3) en Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4), bij te werken. Bovendien moet een nieuwe formulering worden toegevoegd om verschillende bestaande bepalingen te verduidelijken.

(5)

Er hebben zich een aantal luchtvaartongevallen of -incidenten voorgedaan tijdens vluchten met luchtvaartuigen die pas een onvolledig of ongepast onderhoud hadden gekregen of tijdens vluchten die werden uitgevoerd om te controleren of het onderhoud van het luchtvaartuig toereikend was (“onderhoudscontrolevluchten”). In het licht van het ongeval met een Airbus A320-232 op 27 november 2008 voor de kust van Canet-Plage (Frankrijk) moet Verordening (EU) nr. 965/2012 worden gewijzigd om deze categorie van vluchten nauwkeurig te definiëren en om, waar nodig, de minimumeisen voor cabinepersoneel en de in acht te nemen procedures bij de voorbereiding en de uitvoering van die vluchten, vast te stellen.

(6)

Bovendien moeten voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen zonder cabinepersoneel aan boord minder strenge eisen worden ingevoerd voor luchtvaartuigen met een maximale operationele passagiersconfiguratie (MOPSC) van meer dan 19 en met maximaal 19 passagiers, als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Exploitanten mogen deze minder strenge eisen alleen toepassen samen met passende maatregelen om de risico's van dergelijke vluchtuitvoeringen te beperken.

(7)

Volgens Verordening (EU) nr. 965/2012 moeten exploitanten van commerciële luchtvervoersactiviteiten passagiers informeren en hen een kaart met veiligheidsaanwijzingen geven waarop de werking van de nooduitrusting en de nooduitgangen waarvan passagiers waarschijnlijk gebruik zouden kunnen maken, worden afgebeeld. Verordening (EU) nr. 965/2012 zou een nieuwe definitie van nooduitgangen moeten bevatten.

(8)

Verordening (EU) nr. 965/2012 zou daarom overeenkomstig bijlage I bij deze verordening moeten worden gewijzigd.

(9)

Na een wijziging van het gebruik van het luchtvaartuig van commerciële luchtvervoersactiviteiten naar niet-commerciële vluchtuitvoeringen of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen moet de verantwoordelijkheid voor de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die onder die wijziging vallen op het niveau van de AOC-houder worden bewaard. Daarom moeten de bijlagen I (deel-M) en Vb (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (5) dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsvoorschriften opgesteld en deze als adviezen (6) bij de Commissie ingediend overeenkomstig de artikelen 75 en 76 van Verordening (EU) 2018/1139.

(11)

De maatregelen van deze verordening zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 965/2012

Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt punt 7 vervangen door:

“7.   “Gespecialiseerde vluchtuitvoering”: iedere andere vluchtuitvoering dan een commerciële luchtvervoersactiviteit waarbij een luchtvaartuig wordt gebruikt voor gespecialiseerde activiteiten zoals landbouw, bouw, fotografie, landmeetkunde, observatie en patrouilles, luchtreclame en onderhoudscontrolevluchten.”.

2)

Artikel 6, lid 3, onder b), wordt vervangen door:

“b)

vluchten zonder passagiers of vracht waarbij het vliegtuig of de helikopter wordt getransporteerd voor renovatie, reparatie, inspectie, levering, uitvoer of soortgelijke doeleinden, op voorwaarde dat het luchtvaartuig niet op een vergunning tot vluchtuitvoering of op een verklaring voorkomt.”.

3)

Het volgende artikel 9 bis bis wordt ingevoegd:

“Artikel 9 bis bis

Eisen ten aanzien van de cockpitbemanning voor onderhoudscontrolevluchten

Een piloot die vóór 20 augustus 2019 gezagvoerder is geweest op een onderhoudscontrolevlucht die overeenkomstig de definitie van SPO.SPEC.MCF.100 in bijlage VIII is gecategoriseerd als een onderhoudscontrolevlucht van niveau A, wordt vrijgesteld van de naleving van SPO.SPEC.MCF.115, onder a), punt 1, van die bijlage. In dat geval dient de exploitant te waarborgen dat de gezagvoerder wordt geïnstrueerd over de vastgestelde verschillen tussen de exploitatiepraktijken die zijn vastgesteld vóór 20 augustus 2019, en de verplichtingen in de secties 5 en 6 van subdeel E van bijlage VII bij deze verordening, met inbegrip van die welke zijn afgeleid van de daarmee verband houdende procedures die door de exploitant zijn vastgesteld.”.

4)

De bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII worden gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 1321/2014

Bijlage I (deel-M) en bijlage Vb (deel-ML) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 296 van 25.10.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 november 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1).

(4)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).

(6)  Advies nr. 04/2017 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 29 juni 2017 voor een ontwerpverordening van de Commissie betreffende de herziening van de regels inzake vluchtuitvoeringen en de permanente luchtwaardigheid en Advies nr. 01/2017 van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart van 7 maart 2017 voor een ontwerpverordening van de Commissie betreffende de herziening van de regels inzake vluchtuitvoeringen met betrekking tot onderhoudscontrolevluchten.


BIJLAGE I

De bijlagen I, II, III, IV, V, VI, VII en VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I (deel-DEF) wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 17 wordt vervangen door:

“17.   “Categorie A-helikopter”: een meermotorige helikopter die is ontworpen met motor- en systeemisolatiekenmerken die zijn vastgelegd in de toepasselijke certificeringsspecificatie en waarmee kan worden gevlogen met start- en landingsgegevens die zijn vastgelegd in een concept voor storing van de kritieke motor dat voorziet in een adequaat aangewezen oppervlak en een adequate functionele capaciteit waarmee de vlucht veilig kan worden voortgezet of de start veilig kan worden afgebroken indien zich een motorstoring voordoet.”;

b)

het volgende punt 45 bis wordt ingevoegd:

“45 bis.   “Nooduitgang”: een geïnstalleerde uitgang voor het verlaten van het luchtvaartuig die optimale mogelijkheden biedt om de cockpit en de cabine binnen een passende tijdsspanne te evacueren en die bestaat uit een deur op grondniveau, een noodraam of een ander type uitgang, bijvoorbeeld een luik in de cockpit en een uitgang in de staartkegel.”;

c)

het volgende punt 48 bis wordt ingevoegd:

“48 bis.   “Cockpitbemanningslid”: een bemanningslid dat in het bezit is van een bewijs van bevoegdheid en belast is met taken die van essentieel belang zijn voor de vluchtuitvoering met een luchtvaartuig tijdens een vluchtdienstperiode.”;

d)

het volgende punt 49 bis wordt ingevoegd:

“49 bis.   “Vliegdienstofficier” of “vluchtadviseur”: een persoon die door de exploitant is aangewezen om de controle van en het toezicht op vluchtuitvoeringen te verrichten, die daarvoor naar behoren gekwalificeerd is en die de gezagvoerder instrueert en/of bijstaat voor het veilige verloop van de vlucht.”;

e)

het volgende punt 76 bis wordt ingevoegd:

“76 bis.   “Onderhoudscontrolevlucht (maintenance check flight, MCF)”: een vlucht met een luchtvaartuig met een luchtwaardigheidscertificaat of een vliegvergunning, die wordt uitgevoerd om problemen op te sporen of om de werking van een of meer systemen, onderdelen of uitrustingsstukken na onderhoud te controleren als de werking van de systemen, onderdelen of uitrustingsstukken niet kan worden vastgesteld tijdens grondcontroles, en die wordt uitgevoerd in een van de volgende situaties:

a)

als vereist in het onderhoudshandboek van het luchtvaartuig (aircraft maintenance manual, AMM) of andere onderhoudsgegevens die zijn uitgegeven door een houder van de ontwerpgoedkeuring die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig;

b)

na onderhoud, als vereist door de exploitant of voorgesteld door de organisatie die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig;

c)

als gevraagd door de onderhoudsorganisatie ter controle van een geslaagde herstelling van een defect;

d)

om te helpen bij het isoleren van storingen of het opsporen van problemen.”;

f)

de volgende punten 95 bis en 95 ter worden ingevoegd:

“95 bis.   “Systeem voor het vervoer van personen (personnel-carrying device system, PCDS)”: een systeem dat bestaat uit een of meer toestellen, dat aan een takel of vrachthaak is bevestigd of op het casco van het hefschroefvliegtuig is aangebracht tijdens vluchtuitvoeringen met menselijke externe vracht (human external cargo, HEC) of takeloperaties met een helikopter (helicopter hoist operations, HHO). De toestellen beschikken over de nodige structurele capaciteit en kenmerken voor het vervoer van inzittenden buiten de helikopter, bv. een veiligheidsharnas met of zonder snelopener en strop met een verbindingsring, een starre mand of kooi;

95 bis.   “Systeem voor het vervoer van één persoon (simple personnel-carrying device system, simple PCDS)”: een PCDS dat:

a)

voldoet aan een geharmoniseerde norm krachtens Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad (*1) of Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2);

b)

is ontworpen om slechts één persoon (bijvoorbeeld de takel- of vrachthaakoperator, taakspecialist of fotograaf) binnen te cabine te houden of niet meer dan twee personen buiten de cabine te houden;

c)

geen starre structuur is zoals een kooi, platform of mand.

(*1)  Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51)."

(*2)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).”;"

g)

het volgende punt 103 bis wordt ingevoegd:

“103 bis.   “Luchtverkeersregels”: de regels die zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie (*3).

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).”."

2)

Bijlage II (deel-ARO) wordt als volgt gewijzigd:

a)

ARO.GEN.120 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de punten a), b) en c) worden vervangen door:

“a)

Het Agentschap stelt aanvaardbare wijzen van naleving (acceptable means of compliance, AMC) op die mogen worden gebruikt om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

b)

Er mag gebruik worden gemaakt van alternatieve wijzen van naleving om overeenstemming te bereiken met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

c)

De bevoegde autoriteit werkt een systeem uit om consequent te beoordelen of alle alternatieve wijzen van naleving die worden gebruikt door haarzelf of door organisaties en personen die onder haar toezicht staan, in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan. Dat systeem omvat procedures om goedgekeurde alternatieve wijzen van naleving te beperken, in te trekken of te wijzigen als door de bevoegde autoriteit is aangetoond dat zij niet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2018/1139 en de op grond daarvan vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.”;

ii)

in de derde alinea van punt d) wordt punt 3 geschrapt;

b)

in ARO.GEN.135 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*4) past de bevoegde autoriteit een systeem toe voor een adequate verzameling, analyse en verspreiding van veiligheidsinformatie.

(*4)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).”;"

c)

in ARO.GEN.300, onder a), wordt punt 2 vervangen door:

“2.

de permanente naleving van de eisen die van toepassing zijn op de door haar gecertificeerde organisaties en vergunde gespecialiseerde vluchtuitvoeringen en op de organisaties waarvan zij een eigen verklaring heeft ontvangen;”;

d)

in ARO.GEN.350, onder d), wordt punt 4 vervangen door:

“4)

De bevoegde autoriteit zal alle bevindingen die zij heeft vastgesteld of die aan haar werden meegedeeld overeenkomstig punt e) en, voor zover van toepassing, de door haar toegepaste handhavingsmaatregelen en alle corrigerende maatregelen registreren, alsook de datum waarop de bevinding wordt gesloten.”;

e)

ARO.OPS.110 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3)

ORO.AOC.110 e), voor luchtvaartuigen die op basis van een dry-lease-out-overeenkomst aan om het even welke exploitant worden verhuurd, behalve voor de in ORO.GEN.310 van bijlage III vermelde gevallen;”;

ii)

punt b) wordt als volgt gewijzigd:

punt 2 wordt vervangen door:

“2)

op grond van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad (*5) een exploitatieverbod is opgelegd aan de verhuurder;

het volgende punt 3 wordt toegevoegd:

“3)

de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie (*6) afgegeven vergunning is geschorst, ingetrokken of teruggegeven.

iii)

onder d) worden de punten 1 en 2 vervangen door:

“1)

adequate coördinatie met de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het permanente toezicht op het luchtvaartuig, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie (*7), of voor de exploitatie van het luchtvaartuig, als dit niet dezelfde autoriteit is;

2)

tijdige schrapping van het luchtvaartuig uit het AOC van de exploitant, behalve voor de in ORO.GEN.310 van bijlage III vermelde gevallen.

(*7)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).”;"

f)

in ARO.OPS.150 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Wanneer de voor de exploitant bevoegde autoriteit tevreden is over de risicobeoordeling en de SOP's, geeft zij de vergunning af, zoals vastgelegd in aanhangsel IV. De vergunning kan worden afgegeven voor bepaalde of onbepaalde duur. In de vergunning worden de voorwaarden vastgelegd waaronder de exploitant gemachtigd is een of meer gespecialiseerde commerciële vluchtuitvoeringen met een hoog risico te verrichten.”;

g)

in ARO.OPS.200, onder b), wordt punt 2 vervangen door:

“2.

de lijst van specifieke erkenningen, zoals vastgesteld in aanhangsel III, voor de uitvoering van niet-commerciële en gespecialiseerde vluchten.”;

h)

in ARO.RAMP.105, onder b), wordt punt 5 vervangen door:

“5)

luchtvaartuigen die worden gebruikt door een exploitant uit een derde land die voor het eerst vluchten exploiteert naar, in of uit het grondgebied waarop de bepalingen van het Verdrag van toepassing zijn of waarvan de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 452/2014 afgegeven vergunning na schorsing of intrekking is beperkt of hersteld.”;

i)

in ARO.RAMP.115, onder b), wordt punt 3 vervangen door:

“3)

ervoor te zorgen dat hun kwalificatie geldig blijft door middel van periodieke opleiding en door per kalenderjaar minimaal twaalf inspecties uit te voeren.”;

j)

ARO.RAMP.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

Platforminspecties worden op gestandaardiseerde wijze uitgevoerd.”;

ii)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

Na voltooiing van de platforminspectie wordt de gezagvoerder of, bij zijn/haar afwezigheid, een ander lid van de cockpitbemanning of een vertegenwoordiger van de exploitant op de hoogte gesteld van de resultaten van de platforminspectie.”;

k)

in ARO.RAMP.140, onder d), wordt punt 2 vervangen door:

“2)

hij heeft een vliegvergunning gekregen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 748/2012 voor luchtvaartuigen die zijn geregistreerd in een lidstaat;”;

l)

in ARO.RAMP.150, onder a), wordt punt 1 vervangen door:

“1)

de in ARO.RAMP.145 bedoelde gegevens.”;

m)

de aanhangsels I tot en met IV worden vervangen door:

“Aanhangsel I

AIR OPERATOR CERTIFICATE

(Erkenningsregeling voor luchtvervoersondernemingen)

Soorten activiteiten:

Commercieel luchtvervoer (CAT)

☐ Passagiers; ☐ Vracht;

☐ Andere (1): …

 (4)

Land van de exploitant (2)

 (5)

Uitgevende autoriteit (3)

AOC nr. (6):

Naam van de exploitant (7)

Dba handelsnaam (8)

Adres van de exploitant (10):

Telefoon (11):

Fax

E-mail:

Operationele contactpunten: (9)

Contactgegevens, waar onverwijld contact kan worden opgenomen met het operationele management, zijn opgenomen in … (12).

 

 

 

Met dit certificaat wordt bevestigd dat … (13) toestemming heeft voor commerciële luchtvaartactiviteiten, zoals gedefinieerd in de bijgevoegde activiteitenspecificaties, in overeenstemming met het vluchthandboek, bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

Datum van afgifte (14):

Naam en handtekening (15):

Functie:

EASA-FORMULIER 138 Versie 2.

Aanhangsel II

ACTIVITEITENSPECIFICATIES

(behoudens de goedgekeurde voorwaarden in het vluchthandboek)

Contactgegevens van de uitgevende autoriteit

Telefoon (16): …; Fax …;

E-mail: …

AOC (17):

Naam van de exploitant (18):

Datum (19):

Handtekening:

 

Dba handelsnaam:

 

 

Activiteitenspecificaties nr.:

Luchtvaartuigmodel (20):

Registratiekentekens (21):

Soorten activiteiten: Commercieel luchtvervoer

☐ Passagiers

☐ Vracht

☐ Andere (22): …

Activiteitengebied (23):

Speciale beperkingen (24):

Specifieke erkenningen:

Ja

Neen

Specificatie (25)

Opmerkingen

Gevaarlijke goederen

 

 

Slechtzichtvluchten

CAT (26)

 

Start

 

 

RVR (27): m

Nadering en landing

 

 

DA/H: ft RVR: m

RVSM (28)

☐ N.v.t

 

 

ETOPS (29)

☐ N.v.t

Maximale uitwijktijd (30): min.

 

Complexe navigatiespecificaties voor PBN-activiteiten (31)

 

 (32)

Minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie

 

 

Activiteiten met vleugelvliegtuigen met één turbinemotor bij nacht of in instrumentweersomstandigheden (SET-IMC)

 (33)

 

Helikoptervluchten met NVIS

 

 

Takeloperaties met een helikopter

 

 

Medische noodhulpvluchten per helikopter

 

 

Offshore-helikopteroperaties

 

 

Opleiding van cabinebemanning (34)

 

 

Afgifte van het cabinebemanningsattest (35)

 

 

Gebruik van EFB-toepassingen type B

 (36)

 

Permanente luchtwaardigheid

 (37)

 

Overig (38)

 

 

 

 

EASA-Formulier 139 Versie 5

Aanhangsel III

Lijst van specifieke erkenningen

Niet-commerciële vluchtuitvoeringen

Gespecialiseerde vluchtuitvoeringen

(behoudens de voorwaarden zoals gespecificeerd in de erkenning en opgenomen in het vluchthandboek of de pilotenhandleiding)

Uitgevende autoriteit (39):

Lijst van specifieke erkenningen nr. (40):

Naam van de exploitant:

Datum (41):

Handtekening:

Luchtvaartuigmodel en registratiekentekens (42):

Typen gespecialiseerde vluchtuitvoering (SPO), indien van toepassing:

 (43)

Specifieke erkenningen (44)

Specificatie (45)

Opmerkingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

EASA-FORMULIER 140 Versie 2

Aanhangsel IV

VERGUNNING VOOR COMMERCIËLE GESPECIALISEERDE VLUCHTUITVOERINGEN MET EEN HOOG RISICO

Uitgevende autoriteit (46):

Vergunning nr. (47):

Naam van de exploitant (48):

Adres van de exploitant (49):

Telefoon (50):

Fax

E-mail:

Luchtvaartuigmodel en registratiekentekens (51):

Toegestane gespecialiseerde vluchtuitvoeringen (52):

Toegestaan gebied of toegestane locatie (53):

Bijzondere beperkingen (54):

Hierbij wordt bevestigd dat … commerciële gespecialiseerde vluchtuitvoeringen met een hoog risico mag uitvoeren in overeenstemming met deze vergunning, de standaardvluchtuitvoeringsprocedures van de exploitant, bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan.

Datum van afgifte (55):

Naam en handtekening (56):

Functie:

EASA-FORMULIER 151 Versie 2

;

n)

aanhangsels V en VI worden geschrapt.

3)

Bijlage III (deel-ORO) wordt als volgt gewijzigd:

a)

in ORO.GEN.110 wordt punt h) vervangen door:

“h)

De exploitant stelt een controlelijst op voor ieder luchtvaartuigtype die door bemanningsleden moet worden gebruikt tijdens alle vluchtstadia onder normale, abnormale en noodomstandigheden, teneinde te garanderen dat de operationele procedures in het vluchthandboek worden gevolgd. Het ontwerp en het gebruik van controlelijsten moeten gebaseerd zijn op beginselen met betrekking tot menselijke factoren en daarbij moet rekening worden gehouden met de recentste relevante documentatie van de houder van de ontwerpgoedkeuring.”;

b)

in ORO.GEN.135 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Het certificaat van de exploitant blijft geldig op voorwaarde dat:

1.

de exploitant de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan blijft naleven, waarbij rekening wordt gehouden met de bepalingen betreffende de verwerking van bevindingen, zoals gespecificeerd in ORO.GEN.150 van deze bijlage;

2.

de bevoegde autoriteit, overeenkomstig ORO.GEN.140 van deze bijlage, toegang krijgt tot de exploitant om vast te stellen of nog steeds wordt voldaan aan de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan;

3.

het certificaat niet wordt teruggegeven of ingetrokken.”;

c)

in ORO.GEN.140 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Om te kunnen nagaan of de relevante eisen van Verordening (EU) 2018/1139 en de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen daarvan worden nageleefd, dient de exploitant te allen tijde toegang te verlenen tot alle faciliteiten, luchtvaartuigen, documenten, archieven, gegevens, procedures en al het overige materiaal dat relevant is voor zijn al dan niet uitbestede activiteiten waarvoor een certificeringsverplichting, een SPO-vergunningsverplichting of een verplichting tot het indienen van een eigen verklaring geldt, aan elke persoon die is gemachtigd door een van de volgende autoriteiten:

1)

de in ORO.GEN.105 van bijlage III bij deze verordening gedefinieerde bevoegde autoriteit;

2)

de autoriteit die handelt volgens de bepalingen van ARO.GEN.300, onder d), ARO.GEN.300, onder e), of subdeel RAMP van bijlage II bij deze verordening.”;

d)

ORO.GEN.160 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

De exploitant meldt alle ongevallen, ernstige incidenten en voorvallen zoals gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (*8) en Verordening (EU) nr. 376/2014 aan de bevoegde autoriteit en alle andere organisaties die daarvan volgens het land van de exploitant in kennis moeten worden gesteld.

(*8)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).”;"

ii)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

Onverminderd Verordening (EU) nr. 996/2010 en Verordening (EU) nr. 376/2014 moeten de onder a) en b) bedoelde verslagen zijn opgesteld in een vorm en op een wijze die door de bevoegde autoriteit zijn vastgesteld en moeten zij alle relevante informatie bevatten over de toestand die de exploitant bekend is.”;

e)

in ORO.GEN.205 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Wanneer de exploitant diensten of producten als onderdeel van zijn activiteiten uitbesteedt of inkoopt, moet hij erop toezien dat:

1)

de uitbestede of ingekochte diensten of producten voldoen aan de toepasselijke eisen;

2)

in zijn beheersysteem rekening wordt gehouden met eventuele risico's voor de luchtvaartveiligheid die verband houden met de uitbestede of ingekochte diensten of producten.”;

f)

aan subdeel GEN wordt de volgende sectie 3 toegevoegd:

Sectie III

Aanvullende organisatorische eisen

ORO.GEN.310   Gebruik van in een AOC opgenomen luchtvaartuigen voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen en gespecialiseerde vluchtuitvoeringen

a)

Luchtvaartuigen die in een AOC van een exploitant zijn opgenomen, mogen daarin opgenomen blijven als zij worden geëxploiteerd in een van de volgende situaties:

1)

door de AOC-houder zelf, voor gespecialiseerde vluchtuitvoeringen overeenkomstig bijlage VIII (deel-SPO);

2)

door andere exploitanten, voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen met motoraangedreven luchtvaartuigen of voor gespecialiseerde vluchtuitvoeringen die worden verricht overeenkomstig bijlage VI (deel-NCC), bijlage VII (deel-NCO) of bijlage VIII (deel-SPO), op voorwaarde dat het luchtvaartuig gedurende een ononderbroken periode van niet langer dan dertig dagen wordt gebruikt.

b)

Wanneer het luchtvaartuig wordt gebruikt overeenkomstig het bepaalde onder a), punt 2, stellen de AOC-houder die het luchtvaartuig ter beschikking stelt en de exploitant die het luchtvaartuig gebruikt een procedure vast waarin:

1)

duidelijk wordt vermeld welke exploitant verantwoordelijk is voor de operationele controle van elke vlucht en wordt beschreven hoe de operationele controle tussen hen wordt overgedragen;

2)

de overdrachtsprocedure van het luchtvaartuig bij zijn terugkeer naar de AOC-houder wordt beschreven.

Die procedure wordt opgenomen in het vluchthandboek van elke exploitant of in een overeenkomst tussen de AOC-houder en de exploitant die het luchtvaartuig gebruikt overeenkomstig het bepaalde onder a), punt 2. De AOC-houder stelt een model voor een dergelijke overeenkomst op. ORO.GEN.220 is van toepassing op het bijhouden van deze overeenkomsten.

De AOC-houder en de exploitant die het luchtvaartuig gebruikt overeenkomstig het bepaalde onder a), punt 2, waarborgen dat de procedure wordt meegedeeld aan het betrokken personeel.

c)

De AOC-houder dient de onder b) bedoelde procedure vooraf ter goedkeuring in bij de bevoegde autoriteit.

De AOC-houder bereikt met de bevoegde autoriteit overeenstemming over de wijze waarop en de frequentie waarmee hij informatie verstrekt over de overdracht van operationele controle overeenkomstig ORO.GEN.130, onder c).

d)

De permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig dat overeenkomstig punt a) wordt gebruikt, wordt beheerd door de organisatie die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen die zijn opgenomen in het AOC, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1321/2014.

e)

De AOC-houder die de luchtvaartuigen overeenkomstig punt a) ter beschikking stelt:

1)

vermeldt in zijn vluchthandboek de registratiekentekens van de geleverde luchtvaartuigen en het soort activiteiten dat met die luchtvaartuigen wordt uitgevoerd;

2)

blijft te allen tijde op de hoogte en houdt een lijst bij van elke exploitant die op een bepaald tijdstip de operationele controle over de luchtvaartuigen heeft, tot de luchtvaartuigen aan de AOC-houder zijn teruggegeven;

3)

waarborgt dat de gevarenidentificatie, de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen betrekking hebben op alle met die luchtvaartuigen uitgevoerde activiteiten.

f)

Voor vluchtuitvoeringen krachtens bijlage VI (deel-NCC) en bijlage VIII (deel-SPO) waarborgt de exploitant die de luchtvaartuigen gebruikt overeenkomstig punt a):

1)

dat elke vlucht die onder zijn operationele controle wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd in het technisch journaal van het luchtvaartuig;

2)

dat de systemen of de configuratie van het luchtvaartuig niet worden gewijzigd;

3)

dat elk defect of elke technische storing die zich voordoet terwijl het luchtvaartuig zich onder zijn operationele controle bevindt, wordt gemeld aan de CAMO van de AOC-houder;

4)

dat de AOC-houder een kopie ontvangt van elk voorvalverslag met betrekking tot de met het luchtvaartuig uitgevoerde vluchten, ingevuld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie (*9).

(*9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1).”;"

g)

in ORO.AOC.110 wordt punt c) vervangen door:

“Wet-lease-in-overeenkomsten

c)

De aanvrager van een goedkeuring voor een wet-lease-in-overeenkomst voor een luchtvaartuig van een exploitant uit een derde land dient aan de bevoegde autoriteit aan te tonen dat:

1)

de exploitant uit een derde land houder is van een geldig AOC dat is afgegeven overeenkomstig bijlage 6 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

2)

de veiligheidsnormen van een exploitant uit een derde land inzake permanente luchtwaardigheid en vluchtuitvoering gelijkwaardig zijn aan de toepasselijke eisen die bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 en deze verordening zijn vastgesteld;

3)

voor het luchtvaartuig een standaard luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven overeenkomstig bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart.”;

h)

ORO.AOC.125 wordt vervangen door:

ORO.AOC.125   Niet-commerciële activiteiten van een AOC-houder met luchtvaartuigen die in het AOC zijn opgenomen

a)

De AOC-houder mag niet-commerciële vluchten uitvoeren overeenkomstig bijlage VI (deel-NCC) of bijlage VII (deel-NCO) met luchtvaartuigen die zijn vermeld in de activiteitenspecificaties van zijn AOC of in het vluchthandboek, op voorwaarde dat de AOC-houder dergelijke vluchtuitvoeringen gedetailleerd beschrijft in het vluchthandboek, met inbegrip van:

1.

de vaststelling van de toepasselijke eisen;

2.

een beschrijving van de verschillen tussen de toegepaste operationele procedures bij het uitvoeren van commerciële luchtvervoersactiviteiten en niet-commerciële vluchtuitvoeringen;

3.

een methode waarmee wordt gewaarborgd dat al het personeel dat bij de vluchtuitvoeringen is betrokken, volledig bekend is met de bijbehorende procedures.

b)

Een AOC-houder leeft het volgende na:

1.

bijlage VIII (deel-SPO) bij de uitvoering van onderhoudscontrolevluchten met complexe motoraangedreven luchtvaartuigen;

2.

bijlage VII (deel-NCO) bij de uitvoering van onderhoudscontrolevluchten met andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen.

c)

Een AOC-houder die de onder a) en b) vermelde vluchten uitvoert, hoeft geen eigen verklaring overeenkomstig deze bijlage in te dienen.

d)

De AOC-houder specificeert het type vlucht, als vermeld in zijn vluchthandboek, in de documenten die betrekking hebben op de vlucht (vliegplan, vrachtbrief en andere gelijkwaardige documenten).”;

i)

in ORO.AOC.135 wordt punt a) vervangen door:

“a)

In overeenstemming met ORO.GEN.210, onder b), benoemt de exploitant personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van en het toezicht op de volgende gebieden:

1)

vluchtuitvoeringen;

2)

opleiding van bemanning;

3)

activiteiten op de grond;

4)

permanente luchtwaardigheid of het beheerscontract voor permanente luchtwaardigheid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014, al naargelang het geval.”;

j)

in ORO.SPO.100 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Een gespecialiseerde commerciële exploitant dient voorafgaande goedkeuring te krijgen van de bevoegde autoriteit en aan de volgende voorwaarden te voldoen:

1.

in het geval van wet leasing van een luchtvaartuig van een exploitant uit een derde land:

i)

dat de veiligheidsnormen van een exploitant uit een derde land inzake permanente luchtwaardigheid en vluchtuitvoering gelijkwaardig zijn aan de toepasselijke eisen die bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 (*10) en deze verordening zijn vastgesteld;

ii)

dat voor het luchtvaartuig van een exploitant uit een derde land een standaard luchtwaardigheidscertificaat is afgegeven overeenkomstig bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

iii)

dat de duur van de wet-lease-overeenkomst niet meer dan zeven maanden bedraagt in elke periode van twaalf opeenvolgende maanden;

2.

in het geval van dry leasing van een luchtvaartuig dat in een derde land is geregistreerd:

i)

dat een operationele behoefte is vastgesteld waaraan niet kan worden voldaan door het leasen van een in de Unie geregistreerd luchtvaartuig;

ii)

dat de duur van de dry-lease-overeenkomst niet meer dan zeven maanden bedraagt in elke periode van twaalf opeenvolgende maanden;

iii)

dat de veiligheidsnormen van het luchtvaartuig uit een derde land inzake permanente luchtwaardigheid gelijkwaardig zijn aan de toepasselijke eisen die bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 zijn vastgesteld;

iv)

dat het luchtvaartuig is uitgerust overeenkomstig bijlage VIII (deel-SPO).

(*10)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).”;"

k)

ORO.CC.100 wordt vervangen door:

ORO.CC.100   Aantal leden en samenstelling van de cabinebemanning

a)

Voor vluchtuitvoeringen met een luchtvaartuig met een MOPSC van meer dan 19 moet ten minste één cabinebemanningslid worden aangewezen wanneer een of meer passagiers worden vervoerd.

b)

Om te voldoen aan punt a) moet het minimumaantal cabinebemanningsleden het grootste aantal zijn uit de hiernavolgende reeks:

1)

het aantal cabinebemanningsleden dat tijdens het certificeringsproces van het luchtvaartuig is vastgesteld, overeenkomstig de toepasselijke certificeringsspecificaties voor de door de exploitant gebruikte cabineconfiguratie, of

2)

als het aantal zoals bepaald in punt 1 niet is vastgesteld, het aantal cabinebemanningsleden dat tijdens het certificeringsproces van het luchtvaartuig is vastgesteld voor de gecertificeerde maximale passagiersconfiguratie, waarvan één wordt afgetrokken voor elke 50 passagiersstoelen waarmee de door de exploitant gebruikte cabineconfiguratie onder de gecertificeerde maximale stoelcapaciteit blijft, of

3)

één cabinebemanningslid voor elke 50, of gedeelte van 50, passagiersstoelen die op hetzelfde dek van het te exploiteren luchtvaartuig zijn geïnstalleerd.

c)

Voor vluchtuitvoeringen met meer dan één cabinebemanningslid wijst de exploitant één cabinebemanningslid aan dat verantwoording verschuldigd is aan de gezagvoerder.

d)

In afwijking van punt a) mogen niet-commerciële vluchten met luchtvaartuigen met een MOPSC van meer dan 19 worden uitgevoerd zonder dienstdoend cabinebemanningslid, op voorwaarde dat dit vooraf door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd. Om die goedkeuring te verkrijgen, moet de exploitant waarborgen dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

1)

er zijn maximaal 19 passagiers aan boord;

2)

de exploitant heeft procedures voor die vluchtuitvoering opgesteld.”;

l)

ORO.CC.205 wordt vervangen door:

ORO.CC.205   Beperking van het aantal cabinebemanningsleden tijdens grondactiviteiten en in onvoorziene omstandigheden

a)

Wanneer zich passagiers aan boord van een luchtvaartuig bevinden, dient het minimale aantal vereiste cabinebemanningsleden, zoals vastgelegd in ORO.CC.100, in het luchtvaartuig aanwezig te zijn en klaar te zijn om op te treden.

b)

In afwijking van punt a) mag het minimumaantal cabinebemanningsleden worden beperkt in elk van de volgende gevallen:

1)

tijdens normale activiteiten op de grond waarbij niet wordt getankt/leeggetankt wanneer het luchtvaartuig zich op zijn parkeerstation bevindt;

2)

in onvoorziene omstandigheden als het aantal passagiers aan boord van het luchtvaartuig lager is. In dit geval wordt na voltooiing van de vlucht een rapport ingediend bij de bevoegde autoriteit;

3)

om tijdens een vlucht rust te kunnen nemen tijdens de kruisfase, overeenkomstig ORO.FTL.205, onder e), of als een door de exploitant ingevoerde maatregel tegen vermoeidheid.

c)

Voor de toepassing van het bepaalde onder b), punten 1 en 2, moet in de procedures van de exploitant in het vluchthandboek worden gegarandeerd dat:

1)

met het beperkte aantal cabinebemanningsleden een gelijkwaardig veiligheidsniveau wordt bereikt, met name voor de evacuatie van passagiers;

2)

ondanks het beperkte aantal cabinebemanningsleden een leidinggevend lid van de cabinebemanning aanwezig is in overeenstemming met ORO.CC.200;

3)

ten minste één cabinebemanningslid vereist is voor elke 50, of gedeelte van 50, passagiers die op hetzelfde dek van het luchtvaartuig aanwezig zijn;

4)

in het geval van normale activiteiten op de grond met luchtvaartuigen waarvoor meerdere cabinebemanningsleden zijn vereist, het aantal dat overeenkomstig punt 3 is bepaald, wordt verhoogd met één cabinebemanningslid per paar gelijkvloerse nooduitgangen.

d)

Voor de toepassing van het bepaalde onder b), punt 3, dient de exploitant:

1)

een risicobeoordeling uit te voeren om het aantal cabinebemanningsleden te bepalen dat tijdens de kruisfase te allen tijde aanwezig moet zijn en moet kunnen optreden;

2)

maatregelen vast te stellen om de gevolgen te beperken van het feit dat er minder cabinebemanningsleden tijdens de kruisfase aanwezig zijn en kunnen optreden;

3)

in het vluchthandboek specifieke procedures vast te stellen, onder meer voor de rusttijden tijdens de vlucht van het leidinggevend lid van de cabinebemanning, zodat de passagiers te allen tijde correct kunnen worden behandeld en abnormale of noodsituaties efficiënt kunnen worden aangepakt;

4)

in het vliegtijdspecificatieschema overeenkomstig ORO.FTL.125 de omstandigheden vast te stellen waaronder de cabinebemanningsleden tijdens de vlucht kunnen rusten.”;

m)

aanhangsel I wordt vervangen door:

“Aanhangsel I

VERKLARING

in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie inzake vluchtuitvoering

Exploitant

Naam:

Plaats waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft of, als de exploitant geen hoofdvestiging heeft, plaats waar de exploitant is gevestigd of verblijft en plaats waar de vluchtuitvoeringen worden aangestuurd:

Naam en contactgegevens van de verantwoordelijke manager:

Exploitatie van het luchtvaartuig

Startdatum van exploitatie/datum waarop de wijziging van toepassing wordt:

Informatie over het luchtvaartuig, de vluchtuitvoering en de organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid (57):

Fabrikant-serienummer (MSN) van het luchtvaartuig

Type luchtvaartuig

Registratie van het luchtvaartuig (58)

Hoofdbasis

Soort(en) vluchtuitvoering (59)

Verantwoordelijke organisatie voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid (60)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien van toepassing, details van verkregen goedkeuringen (indien van toepassing, voeg bij de verklaring een lijst van specifieke goedkeuringen, waaronder specifieke goedkeuringen die door een derde land zijn verleend).

Indien van toepassing, details van de verkregen vergunning voor gespecialiseerde activiteiten (indien van toepassing, vergunningen bijvoegen).

Indien van toepassing, lijst van alternatieve wijzen van naleving met verwijzingen naar de desbetreffende AMC's die zij vervangen (AltMoC bijvoegen).

Verklaringen

☐ De exploitant voldoet en zal blijven voldoen aan de essentiële eisen van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad en aan de eisen van Verordening (EU) nr. 965/2012.

☐ De documentatie betreffende het managementsysteem, inclusief het vluchthandboek, voldoet aan de eisen van bijlage III (deel-ORO), bijlage V (deel-SPA), bijlage VI (deel-NCC) of bijlage VIII (deel-SPO) bij Verordening (EU) nr. 965/2012 en alle vluchten worden uitgevoerd in overeenstemming met de bepalingen van het vluchthandboek als voorgeschreven in ORO.GEN.110, onder b), van bijlage III bij die verordening.

☐ Alle geëxploiteerde luchtvaartuigen hebben een geldig luchtwaardigheidscertificaat overeenkomstig Verordening (EU) nr. 748/2012 of voldoen aan de specifieke luchtwaardigheidsvoorschriften die van toepassing zijn op luchtvaartuigen die zijn geregistreerd in een derde land en deel uitmaken van een lease-overeenkomst.

☐ Alle cockpitbemanningsleden hebben een vergunning overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1178/2011 zoals vereist volgens ORO.FC.100, onder c), van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012, en alle cabinebemanningsleden, indien van toepassing, zijn opgeleid overeenkomstig subdeel CC van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012.

☐ (Indien van toepassing)

De exploitant heeft een erkende industriële norm nageleefd en dit aangetoond.

Referentie van de norm:

Certificeringsorgaan:

Datum van de laatste nalevingscontrole:

☐ De exploitant stelt de bevoegde autoriteit in kennis van alle wijzigingen van omstandigheden die gevolgen hebben voor zijn naleving van de in bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1139 vastgestelde essentiële eisen en van de eisen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 965/2012 zoals vermeld in deze verklaring aan de bevoegde autoriteit, en van alle wijzigingen van de informatie en AltMoc-lijsten die zijn opgenomen in deze verklaring of er als bijlage aan zijn toegevoegd, zoals vereist bij ORO.GEN.120, onder a), van bijlage III bij Verordening (EU) nr. 965/2012.

☐ De exploitant bevestigt dat de in deze verklaring verstrekte informatie juist is.

Datum, naam en handtekening van de verantwoordelijke manager

.

4)

Bijlage IV (deel-CAT) wordt als volgt gewijzigd:

a)

CAT.GEN.MPA.105 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

de punten 12 en 13 worden vervangen door:

“12.

vergewist zich ervan dat de aan de vlucht voorafgaande inspectie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de voorschriften van bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014;

13.

vergewist zich ervan dat de relevante nooduitrusting gemakkelijk toegankelijk blijft, zodat ze direct inzetbaar is;”;

het volgende punt 14 wordt toegevoegd:

“14.

registreert aan het einde van de vlucht de gebruiksgegevens en alle bekende of vermeende defecten van het luchtvaartuig in het technisch journaal of het journaal van het luchtvaartuig om de vliegveiligheid te kunnen blijven garanderen.”;

ii)

het volgende punt e) wordt toegevoegd:

“e)

De gezagvoerder meldt zo snel mogelijk aan de passende eenheid voor luchtverkeersdiensten alle door hem vastgestelde gevaarlijke weers- of vliegomstandigheden die de veiligheid van andere luchtvaartuigen in gevaar kunnen brengen.”;

b)

CAT.GEN.MPA.150 wordt vervangen door:

CAT.GEN.MPA.150   Noodlandingen op het water — vleugelvliegtuigen

De exploitant mag een vliegtuig met een toegestane passagierscapaciteit van meer dan dertig alleen gebruiken voor vluchten boven water waarbij de afstand tot een voor een noodlanding geschikte plaats op het land meer dan 120 minuten vliegen op kruissnelheid of meer dan 400 zeemijlen bedraagt (het eerst overschreden maximum geldt), indien het vliegtuig voldoet aan de eisen voor noodlandingen op het water zoals voorgeschreven in het (de) toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschrift(en).”;

c)

in CAT.GEN.MPA.180, onder a), wordt punt 10 vervangen door:

“10.

het technisch journaal, overeenkomstig bijlage I (deel-M) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014;”;

d)

CAT.GEN.MPA.210 wordt vervangen door:

CAT.GEN.MPA.210   Locatie van een luchtvaartuig in nood — Vliegtuigen

De volgende vliegtuigen worden uitgerust met een krachtige en automatische voorziening om, na een ongeval waarbij het vliegtuig ernstig is beschadigd, nauwkeurig te bepalen op welk punt de vlucht eindigt:

1.

alle vliegtuigen met een MCTOM van meer dan 27 000 kg, met een MOPSC van meer dan 19 en waarvoor het individuele luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2023;

2.

alle vliegtuigen met een MCTOM van meer dan 45 500 kg en waarvoor het individuele luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven op of na 1 januari 2023.”;

e)

in CAT.OP.MPA.170 wordt punt b) vervangen door:

“b)

een kaart met veiligheidsaanwijzingen krijgen waarop de werking van de veiligheids- en nooduitrusting en de nooduitgangen waarvan passagiers waarschijnlijk gebruik zouden kunnen maken, zijn afgebeeld.”;

f)

CAT.OP.MPA.320 wordt vervangen door:

CAT.OP.MPA.320   Luchtvaartuigcategorieën

a)

Luchtvaartuigcategorieën zijn gebaseerd op de aangewezen snelheid bij de drempel (VAT), welke gelijk is aan de overtreksnelheid (VSO) vermenigvuldigd met 1,3 of “one-g” (zwaartekracht, gravity) overtreksnelheid (VS1 g) vermenigvuldigd met 1,23 in de landingsconfiguratie bij de hoogste gecertificeerde landingsmassa. Als zowel VSO als VS1 g beschikbaar zijn, wordt de hoogste daaruit resulterende VAT gebruikt.

b)

De luchtvaartuigcategorieën in onderstaande tabel worden gebruikt.

Tabel 1

Luchtvaartuigcategorieën volgens VAT-waarden

Luchtvaartuigcategorie

VAT

A

Minder dan 91 kt

B

Van 91 tot 120 kt

C

Van 121 tot 140 kt

D

Van 141 tot 165 kt

E

Van 166 tot 210 kt

c)

De landingsconfiguratie die in aanmerking moet worden genomen, dient te worden vastgelegd in het vluchthandboek.

d)

De exploitant mag een lagere landingsmassa toepassen voor het bepalen van de VAT indien dit door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd. Een dergelijke lagere landingsmassa dient een permanente waarde te zijn die onafhankelijk is van de veranderende omstandigheden van de dagelijkse vluchtuitvoering.”;

g)

in CAT.IDE.A.100 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Instrumenten en apparatuur die krachtens deze bijlage (deel-CAT) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1)

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of CAT.IDE.A.330, CAT.IDE.A.335, CAT.IDE.A.340 en CAT.IDE.A.345 van deze bijlage;

2)

de instrumenten en apparatuur mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van het vliegtuig, ook niet bij uitval of storingen.”;

h)

in CAT.IDE.A.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming krijgt om het vliegtuig te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III.”;

i)

CAT.IDE.A.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt iii) van punt 1 vervangen door:

“iii)

barometrische hoogte;”;

ii)

onder b) wordt punt 1, vervangen door:

“1)

barometrische hoogte;”;

j)

CAT.IDE.A.130 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

Twee inrichtingen om de barometrische hoogte te meten en weer te geven.”;

ii)

onder h) wordt punt 1 vervangen door:

“1)

barometrische hoogte;”;

k)

CAT.IDE.A.205 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3)

een veiligheidsgordel met een schoudersysteem voor elke passagiersstoel en koppelriemen voor elke ligplaats in geval van vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder, waarvoor een individueel luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven op of na 8 april 2015;”;

ii)

onder b) wordt punt 3 vervangen door:

“3)

dient voor elke cockpitbemanningsstoel en voor elke stoel naast een pilotenstoel te zijn voorzien van:

i)

twee schouderbanden en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt;

ii)

een diagonale schouderband en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt in de volgende vliegtuigen:

A)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie;

B)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die niet in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie en waarvoor een individueel luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven vóór 28 oktober 2014;

C)

vliegtuigen die zijn gecertificeerd in overeenstemming met CS-VLA of gelijkwaardig en CS-LSA of gelijkwaardig.”;

l)

in CAT.IDE.A.245 wordt punt d) vervangen door:

“d)

Vliegtuigen dienen te zijn uitgerust met aanvullende draagbare beschermende ademhalingsapparatuur die is geïnstalleerd in de directe nabijheid van het handbrandblusapparaat als bedoeld in CAT.IDE.A.250, onder b) en c), of in de directe nabijheid van de ingang van het vrachtcompartiment indien het handbrandblusapparaat in een vrachtcompartiment is geïnstalleerd.”;

m)

in CAT.IDE.A.275 worden de punten c) en d) vervangen door:

“c)

In het geval van vliegtuigen met een MOPSC van 19 of minder waarvan het type is gecertificeerd op basis van de certificeringsspecificatie van het Agentschap, dient de onder a) bedoelde noodverlichtingsinstallatie de onder b), punten 1, 2 en 3, vermelde uitrusting te omvatten.

d)

In het geval van vliegtuigen met een MOPSC van 19 of minder die niet zijn gecertificeerd op basis van de certificeringsspecificatie van het Agentschap, dient de onder a) bedoelde noodverlichtingsinstallatie de onder b), punt 1, vermelde uitrusting te omvatten.”;

n)

in CAT.IDE.A.285 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Watervliegtuigen waarmee vluchten boven water worden uitgevoerd, worden uitgerust met:

1)

een zeeanker en andere uitrusting voor het aanmeren, verankeren of manoeuvreren van het watervliegtuig op het water, in overeenstemming met de grootte, het gewicht en de manoeuvreereigenschappen ervan;

2)

uitrusting om de geluidssignalen te kunnen produceren die zijn voorgeschreven in de internationale regels voor het voorkomen van botsingen op zee, indien van toepassing.”;

o)

in CAT.IDE.A.345 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Niettegenstaande punt b) zijn vliegtuigen die korteafstandsvluchten uitvoeren in het NAT HLA-luchtruim (North Atlantic high-level airspace) en die de noordelijke Atlantische Oceaan niet oversteken, uitgerust met ten minste één langeafstandscommunicatiesysteem als voor het desbetreffende luchtruim alternatieve communicatieprocedures zijn gepubliceerd.”;

p)

CAT.IDE.H.100 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt a) wordt vervangen door:

“a)

De volgens dit subdeel vereiste instrumenten en apparatuur worden goedgekeurd in overeenstemming met de toepasselijke luchtwaardigheidseisen, met uitzondering van de volgende elementen:

1.

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

2.

een nauwkeurig uurwerk;

3.

kaarthouders;

4.

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

5.

megafoons;

6.

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

7.

zeeankers en uitrusting voor het aanmeren;

8.

bevestigingssystemen voor kinderen.”;

ii)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

Instrumenten en apparatuur die krachtens deze bijlage (deel-CAT) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1)

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of CAT.IDE.H.330, CAT.IDE.H.335, CAT.IDE.H.340 en CAT.IDE.H.345 van deze bijlage;

2)

de instrumenten en apparatuur mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van de helikopter, ook niet bij uitval of storingen.”;

q)

in CAT.IDE.H.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming krijgt om de helikopter te exploiteren binnen de beperkingen van de MMEL overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III.”;

r)

CAT.IDE.H.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt iii) van punt 1 vervangen door:

“iii)

barometrische hoogte;”;

ii)

onder b) wordt punt 1 vervangen door:

“1)

barometrische hoogte;”;

s)

CAT.IDE.H.130 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

Twee inrichtingen om de barometrische hoogte te meten en weer te geven. In geval van VFR-vluchten bij nacht met één piloot mag één drukhoogtemeter worden vervangen door een radiohoogtemeter.”;

ii)

onder h) wordt punt 1 vervangen door:

“1)

barometrische hoogte;”;

t)

in CAT.IDE.H.315 wordt punt a) vervangen door:

“a)

een zeeanker en andere uitrusting voor het aanmeren, verankeren of manoeuvreren van de helikopter op het water, in overeenstemming met de grootte, het gewicht en de manoeuvreereigenschappen ervan, en”;

u)

CAT.IDE.H.320 wordt vervangen door:

CAT.IDE.H.320   Alle helikopters die vluchten boven water uitvoeren — noodlandingen op het water

a)

Helikopters dienen zodanig te worden ontworpen dat ze op het water kunnen landen of kunnen worden gecertificeerd voor noodlandingen op het water in overeenstemming met de relevante certificeringsspecificatie wanneer ze vluchten uitvoeren in prestatieklasse 1 of 2 boven water in een vijandige omgeving op een afstand tot het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid.

b)

Helikopters dienen zodanig te worden ontworpen dat ze op het water kunnen landen of kunnen worden gecertificeerd voor noodlandingen op het water in overeenstemming met de relevante certificeringsspecificatie, of dienen te zijn uitgerust met drijfmiddelen voor noodsituaties wanneer ze vluchten uitvoeren in:

1)

prestatieklasse 1 of 2 boven water in een niet-vijandige omgeving op een afstand tot het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid;

2)

prestatieklasse 2 indien de start of landing plaatsvindt boven water, behalve in het geval van HEMS-operaties waarbij om de blootstelling te minimaliseren de landing of start in een HEMS-exploitatiegebied dat is gelegen in een agglomeratie, plaatsvindt boven water;

3)

prestatieklasse 3 boven water op een afstand tot het land die groter is dan die welke nodig is om een veilige noodlanding op het land uit te voeren.”.

5)

Bijlage V (deel-SPA) wordt als volgt gewijzigd:

a)

SPA.GEN.100 wordt vervangen door:

SPA.GEN.100   Bevoegde autoriteit

a)

De bevoegde autoriteit voor het afgeven van een specifieke goedkeuring is:

1.

voor commerciële exploitanten: de autoriteit van de lidstaat waarin de exploitant zijn hoofdvestiging heeft;

2.

voor niet-commerciële exploitanten: de autoriteit van de lidstaat waarin de exploitant zijn hoofdvestiging heeft, gevestigd is of verblijft.

b)

Niettegenstaande het bepaalde onder a), punt 2, zijn voor niet-commerciële exploitanten die gebruikmaken van een luchtvaartuig dat in een derde land is geregistreerd, de toepasselijke voorschriften van deze bijlage voor de goedkeuring van de volgende vluchtuitvoeringen niet van toepassing indien deze goedkeuringen zijn afgegeven door een derde land van registratie:

1.

vluchtuitvoeringen met prestatiegebaseerde navigatie (performance-based navigation, PBN);

2.

minimumprestatiespecificaties op het gebied van navigatie (minimum navigation performance specifications, MNPS);

3.

vluchtuitvoeringen in een deel van het luchtruim met verminderde verticale separatieminima (reduced vertical separation minima, RVSM);

4.

activiteiten bij slecht zicht (LVO).”;

b)

in SPA.DG.110 wordt punt e) vervangen door:

“e)

ervoor te zorgen dat een exemplaar van de informatie aan de piloot met gezagvoerdersbevoegdheid of aan de gezagvoerder wordt bewaard op de grond en dat dit exemplaar, of de informatie die daarin is vervat, vrij beschikbaar is voor de vliegdienstofficier, de vluchtadviseur of het aangewezen grondpersoneel dat verantwoordelijk is voor hun deel van de vluchtactiviteiten, tot na de voltooiing van de vlucht waarop de informatie betrekking heeft;”;

c)

in SPA.NVIS.110 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Radiohoogtemeter. De helikopter dient te zijn uitgerust met een radiohoogtemeter die in staat is een auditieve waarschuwing uit te zenden onder een vooraf vastgestelde hoogte en een auditieve en visuele waarschuwing op een door de piloot te selecteren hoogte, welke waarschuwing onmiddellijk waarneembaar is tijdens alle fasen van een NVIS-vlucht.”;

d)

SPA.HHO.110 wordt vervangen door:

SPA.HHO.110   Eisen voor de uitrusting voor HHO

a)

Voor de installatie van alle andere takeluitrusting voor helikopters dan eenvoudige inrichtingen voor het vervoer van personen (personnel-carrying device systems, PCDS), met inbegrip van radioapparatuur om te voldoen aan SPA.HHO.115, en voor alle daaropvolgende wijzigingen, dient een luchtwaardigheidsgoedkeuring te zijn afgegeven die passend is voor de voorgenomen functie. Aanvullende uitrusting dient te zijn ontworpen en getest aan de hand van de toepasselijke norm, zoals vereist door de bevoegde autoriteit.

b)

De onderhoudsinstructies voor HHO-uitrusting en -systemen dienen te worden vastgesteld door de exploitant in samenwerking met de fabrikant en te worden opgenomen in het onderhoudsprogramma van de exploitant voor de helikopter, zoals vereist bij Verordening (EU) nr. 1321/2014.”.

6)

Bijlage VI (deel-NCC) wordt als volgt gewijzigd:

a)

NCC.GEN.100 wordt vervangen door:

NCC.GEN.100   Bevoegde autoriteit

De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft, gevestigd is of verblijft.”;

b)

het volgende punt NCC.GEN.101 wordt toegevoegd:

NCC.GEN.101   Aanvullende eisen voor organisaties voor vliegopleiding

Goedgekeurde opleidingsorganisaties die aan deze bijlage moeten voldoen, moeten ook voldoen aan ORO.GEN.310 van bijlage III, zoals van toepassing.”;

c)

in NCC.IDE.A.100 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Instrumenten en apparatuur of accessoires die krachtens deze bijlage niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of NCC.IDE.A.245 en NCC.IDE.A.250 van deze bijlage;

2.

de instrumenten en apparatuur mogen geen invloed hebben op de luchtwaardigheid van het vliegtuig, ook niet bij uitval of storingen.”;

d)

in NCC.IDE.A.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming krijgt om het vliegtuig te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III, of”;

e)

NCC.IDE.A.120 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

f)

NCC.IDE.A.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

iii)

punt h) wordt vervangen door:

“h)

een noodstroomvoorziening die onafhankelijk is van het normale elektriciteitsvoorzieningssysteem, waarmee het systeem voor vlieghoudingsweergave minstens 30 minuten kan worden gevoed en verlicht. De noodstroomvoorziening treedt automatisch in werking als de normale elektriciteitsvoorziening volledig uitvalt; op het instrument of op het instrumentenpaneel wordt duidelijk aangegeven dat de vlieghoudingsweergave op noodstroom werkt.”;

g)

in NCC.IDE.A.180 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Een veiligheidsgordel met een schoudersysteem:

1.

dient te zijn voorzien van een éénpuntsontkoppelingsmechanisme;

2.

dient voor de stoelen voor de minimaal vereiste cabinebemanning te zijn voorzien van twee schouderbanden en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt;

3.

dient voor elke cockpitbemanningsstoel en voor elke stoel naast een pilotenstoel te zijn voorzien van:

i)

twee schouderbanden en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt, of

ii)

een diagonale schouderband en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt in de volgende vliegtuigen:

A)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie;

B)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die niet in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie en waarvoor een individueel luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven vóór 25 augustus 2016.”;

h)

aan NCC.IDE.A.250 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Vliegtuigen moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”;

i)

in NCC.IDE.H.100 wordt punt c) vervangen door:

“c)

Instrumenten en apparatuur of accessoires die krachtens deze bijlage niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of NCC.IDE.H.245 en NCC.IDE.H.250 van deze bijlage;

2.

de instrumenten en apparatuur mogen geen invloed hebben op de luchtwaardigheid van de helikopter, ook niet bij uitval of storingen.”;

j)

in NCC.IDE.H.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming krijgt om de helikopter te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III, of”;

k)

NCC.IDE.H.120 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

l)

NCC.IDE.H.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

m)

NCC.IDE.H.235 wordt vervangen door:

NCC.IDE.H.235   Alle helikopters die vluchten boven water uitvoeren — noodlandingen op het water

Helikopters worden zodanig ontworpen dat ze op het water kunnen landen of kunnen worden gecertificeerd voor noodlandingen op het water in overeenstemming met de relevante certificeringsspecificaties of worden uitgerust met drijfmiddelen voor noodsituaties wanneer ze vluchten boven water uitvoeren in een vijandige omgeving op een afstand tot het land die overeenkomt met meer dan 10 minuten vliegtijd bij normale kruissnelheid.”;

n)

aan NCC.IDE.H.250 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Helikopters moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”.

7)

Bijlage VII (deel-NCO) wordt als volgt gewijzigd:

a)

in NCO.GEN.100 wordt punt b) vervangen door:

“b)

Als het luchtvaartuig is geregistreerd in een derde land, is de bevoegde autoriteit de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft, gevestigd is of verblijft.”;

b)

het volgende punt NCO.GEN.104 wordt toegevoegd:

NCO.GEN.104   Gebruik van luchtvaartuigen die door een exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen zijn opgenomen in een AOC

a)

Een exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen mag andere dan complexe motoraangedreven luchtvaartuigen die zijn opgenomen in het AOC van een exploitant, gebruiken om niet-commerciële vluchten uit te voeren in overeenstemming met deze bijlage.

b)

De exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen die de luchtvaartuigen overeenkomstig punt a) gebruikt, stelt een procedure op:

1.

waarin duidelijk wordt beschreven hoe de operationele controle van het luchtvaartuig wordt overgedragen tussen de AOC-houder en de exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen, zoals vermeld in ORO.GEN.310 van bijlage III;

2.

waarin de overdrachtsprocedure van het luchtvaartuig bij zijn terugkeer naar de AOC-houder wordt beschreven.

Die procedure wordt opgenomen in een overeenkomst tussen de AOC-houder en de exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen.

De exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen waarborgt dat de procedure wordt meegedeeld aan het betrokken personeel.

c)

De permanente luchtwaardigheid van het luchtvaartuig dat overeenkomstig punt a) wordt gebruikt, wordt beheerd door de organisatie die verantwoordelijk is voor de permanente luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen die zijn opgenomen in het AOC, in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1321/2014.

d)

De exploitant van niet-commerciële vluchtuitvoeringen die de luchtvaartuigen overeenkomstig punt a) gebruikt, garandeert:

1.

dat elke vlucht die onder zijn operationele controle wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd in het technisch journaal van het luchtvaartuig;

2.

dat de systemen of de configuratie van het luchtvaartuig niet worden gewijzigd;

3.

dat elk defect of elke technische storing die zich voordoet terwijl het luchtvaartuig zich onder zijn operationele controle bevindt, na de vlucht onmiddellijk wordt gemeld aan de onder c) vermelde organisatie;

4.

dat de AOC-houder een kopie ontvangt van elk voorvalverslag met betrekking tot de met het luchtvaartuig uitgevoerde vluchten, ingevuld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018.”;

d)

in NCO.IDE.A.100 worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

Voor de volgende uitrusting, voor zover die bij dit subdeel is vereist, is geen goedkeuring nodig:

1.

reservezekeringen;

2.

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

3.

een nauwkeurig uurwerk;

4.

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

5.

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

6.

zeeankers en uitrusting voor het aanmeren;

7.

bevestigingssystemen voor kinderen;

8.

een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen die door een taakspecialist wordt gebruikt als bevestigingssysteem.

c)

Instrumenten en apparatuur die krachtens bijlage VII (deel-NCO) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten of apparatuur wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of NCO.IDE.A.190 en NCO.IDE.A.195 van bijlage VII;

2.

de instrumenten en apparatuur mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van het vliegtuig, ook niet bij uitval of storingen.”;

e)

in NCO.IDE.A.120, onder a), wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

f)

in NCO.IDE.A.125, onder a), wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

g)

in NCO.IDE.A.140, onder a), wordt punt 2 vervangen door:

“2.

een veiligheidsgordel voor elke passagiersstoel en koppelriemen voor elke ligplaats;”;

h)

aan NCO.IDE.A.195 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Vliegtuigen moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”;

i)

in NCO.IDE.H.100 worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

Voor de volgende uitrusting, voor zover die bij dit subdeel is vereist, is geen goedkeuring nodig:

1.

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

2.

een nauwkeurig uurwerk;

3.

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

4.

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

5.

zeeankers en uitrusting voor het aanmeren;

6.

bevestigingssystemen voor kinderen;

7.

een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen die door een taakspecialist wordt gebruikt als bevestigingssysteem.

c)

Instrumenten en apparatuur of accessoires die krachtens bijlage VII (deel-NCO) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of NCO.IDE.H.190 en NCO.IDE.H.195 van bijlage VII;

2.

de instrumenten en apparatuur of accessoires mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van de helikopter, ook niet bij uitval of storingen.”;

j)

in NCO.IDE.H.120, onder a), wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

k)

in NCO.IDE.H.125, onder a), wordt punt 3) vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

l)

in NCO.IDE.H.140, onder a), worden de punten 1 en 2 vervangen door:

“1.

een stoel of ligplaats voor elke persoon aan boord van 24 maanden of ouder, of een post voor elk bemanningslid of elke taakspecialist aan boord;

2.

een veiligheidsgordel voor elke passagiersstoel en koppelriemen voor elke ligplaats, en bevestigingssystemen voor elke post;”;

m)

NCO.IDE.H.185 wordt vervangen door:

NCO.IDE.H.185   Alle helikopters die vluchten boven water uitvoeren — noodlandingen op het water

Helikopters die in een vijandige omgeving boven water vliegen op een afstand van meer dan 50 zeemijl van het land moeten:

a)

ontworpen zijn om op water te kunnen landen overeenkomstig de desbetreffende certificeringsspecificaties, of

b)

gecertificeerd zijn voor noodlandingen op water overeenkomstig de desbetreffende certificeringsspecificaties, of

c)

uitgerust zijn met drijfmiddelen voor noodsituaties.”;

n)

aan NCO.IDE.H.195 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Helikopters moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”;

o)

in NCO.SPEC.HEC.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

De installatie van elke takel- en vrachthaakuitrusting anders dan een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen en alle latere aanpassingen dienen een luchtwaardigheidsgoedkeuring voor de beoogde functie te hebben.”;

p)

NCO.SPEC.PAR.120 wordt vervangen door:

NCO.SPEC.PAR.120   Vervoer en vrijgave van gevaarlijke goederen

Onverminderd het bepaalde in NCO.SPEC.160, mogen parachutisten het luchtvaartuig verlaten voor een demonstratie parachutespringen boven dichtbevolkte steden, gemeenten of andere woongebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht, terwijl ze rookmachines dragen mits deze machines voor dit doel zijn vervaardigd.”;

q)

aan subdeel E wordt de volgende sectie 6 toegevoegd:

“SECTIE 6

Onderhoudscontrolevluchten

NCO.SPEC.MCF.100   Niveaus van onderhoudscontrolevluchten

Alvorens een onderhoudscontrolevlucht uit te voeren, stelt de exploitant het toepasselijke niveau van de onderhoudscontrolevlucht als volgt vast:

a)

een onderhoudscontrolevlucht van niveau A is een vlucht waarbij naar verwachting abnormale of noodprocedures zullen worden toegepast zoals gedefinieerd in het vlieghandboek, of die nodig is om de werking van een back-upsysteem of andere veiligheidsvoorzieningen aan te tonen;

b)

een onderhoudscontrolevlucht van niveau B is elke onderhoudscontrolevlucht die niet onder niveau A valt.

NCO.SPEC.MCF.1053   Operationele beperkingen

a)

In afwijking van NCO.GEN.105, onder a), punt 4, van deze bijlage mag een onderhoudscontrolevlucht worden uitgevoerd met een luchtvaartuig dat is vrijgegeven voor gebruik na een onvolledig onderhoud overeenkomstig M.A.801 g) of 145.A.50 e) van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie.

b)

In afwijking van NCO.IDE.A.105 of NCO.IDE.H.105 mag de gezagvoerder een vlucht uitvoeren met voor de vlucht vereiste uitgevallen of ontbrekende uitrusting of functies, als die uitgevallen of ontbrekende uitrusting of functies zijn vastgesteld in de in NCO.SPEC.MCF.110 vermelde controlelijst.

NCO.SPEC.MCF.110   Controlelijst en veiligheidsbriefing

a)

De in NCO.SPEC105 vermelde controlelijst wordt indien nodig vóór elke onderhoudscontrolevlucht aangepast en houdt rekening met de operationele procedures die volgens de planning moeten worden gevolgd tijdens die specifieke onderhoudscontrolevlucht.

b)

Niettegenstaande NCO.SPEC.125, onder b), is een veiligheidsbriefing van de taakspecialist vereist vóór elke onderhoudscontrolevlucht.

NCO.SPEC.MCF.120   Eisen ten aanzien van de cockpitbemanning

Bij de keuze van een cockpitbemanningslid voor een onderhoudscontrolevlucht houdt de exploitant rekening met de complexiteit van het luchtvaartuig en het niveau van de onderhoudscontrolevlucht zoals bepaald in NCO.SPEC.MCF.100.

NCO.SPEC.MCF.125   Samenstelling van de bemanning en personen aan boord

a)

De gezagvoerder stelt vóór elke geplande onderhoudscontrolevlucht de behoefte aan extra bemanningsleden en/of taakspecialisten vast en houdt daarbij rekening met de verwachte werklast van de extra bemanningsleden of taakspecialisten en de risicobeoordeling.

b)

De gezagvoerder staat tijdens een onderhoudscontrolevlucht van niveau A niet toe dat zich andere dan de volgens punt a) vereiste personen aan boord bevinden.

NCO.SPEC.MCF.130   Tijdens de vlucht gesimuleerde abnormale of noodprocedures

In afwijking van NCO.SPEC.145 mag een gezagvoerder situaties simuleren die de toepassing van abnormale en noodprocedures vereisen met een taakspecialist aan boord, als die simulatie vereist is om aan het doel van de vlucht te beantwoorden en als dat is aangegeven in de in NCO.SPEC.MCF.110 vermelde controlelijst of in de operationele procedures.

NCO.SPEC.MCF.140   Systemen en apparatuur

Als een onderhoudscontrolevlucht is bedoeld om de goede werking van een systeem of apparatuur te controleren, zal dat systeem of die apparatuur als mogelijk onbetrouwbaar worden aangemerkt en zullen vóór de vlucht passende maatregelen worden overeengekomen om de risico's voor de veiligheid tijdens de vlucht zo veel mogelijk te beperken.”.

8)

Bijlage VIII (deel-SPO) wordt als volgt gewijzigd:

a)

in SPO.GEN.005 wordt punt a) vervangen door:

“a)

Deze bijlage is van toepassing op alle gespecialiseerde vluchtuitvoeringen waarbij een luchtvaartuig wordt gebruikt voor gespecialiseerde activiteiten zoals landbouw, bouw, fotografie, landmeetkunde, observatie en patrouilles, luchtreclame of onderhoudscontrolevluchten.”;

b)

SPO.GEN.100 wordt vervangen door:

SPO.GEN.100   Bevoegde autoriteit

De bevoegde autoriteit is de autoriteit die is aangewezen door de lidstaat waar de exploitant zijn hoofdvestiging heeft, gevestigd is of verblijft.”;

c)

in SPO.POL.110 wordt punt a) vervangen door:

“a)

De exploitant stelt een systeem vast voor de bepaling van massa en zwaartepunt om vóór elke vlucht of reeks vluchten het volgende te kunnen bepalen:

1.

de droge vliegmassa van het luchtvaartuig;

2.

de massa van de verkeerslading;

3.

de massa van de brandstoflading;

4.

de lading en de verdeling daarvan;

5.

de startmassa, de landingsmassa en de massa zonder brandstof;

6.

de van toepassing zijnde locaties van het zwaartepunt.”;

d)

in SPO.IDE.A.100 worden de punten b) en c) vervangen door:

“b)

Voor de volgende uitrusting, voor zover die bij dit subdeel is vereist, is geen goedkeuring nodig:

1.

reservezekeringen;

2.

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

3.

een nauwkeurig uurwerk;

4.

kaarthouders;

5.

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

6.

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

7.

zeeankers en uitrusting voor het aanmeren;

8.

een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen die door een taakspecialist wordt gebruikt als bevestigingssysteem.

c)

Instrumenten, apparatuur of accessoires die krachtens deze bijlage (deel-SPO) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of SPO.IDE.A.215 en SPO.IDE.A.220 van deze bijlage;

2.

de instrumenten, apparatuur of accessoires mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van het vliegtuig, ook niet bij uitval of storingen.”;

e)

SPO.IDE.A.105 wordt vervangen door:

SPO.IDE.A.105   Minimumuitrusting voor de vlucht

Aan een vlucht mag niet worden begonnen wanneer een van de voor de voorgenomen vlucht vereiste instrumenten, apparaten of functies van het vliegtuig niet werkt of ontbreekt, tenzij een van de volgende voorwaarden is vervuld:

a)

dat het vliegtuig wordt geëxploiteerd overeenkomstig de minimumuitrustingslijst (MEL);

b)

dat voor complexe motoraangedreven vliegtuigen en voor alle vliegtuigen die voor commerciële vluchtuitvoeringen worden gebruikt, de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming heeft gekregen om het vliegtuig te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III;

c)

dat voor het vliegtuig een vliegvergunning is afgegeven overeenkomstig de toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschriften.”;

f)

SPO.IDE.A.120 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3)

barometrische hoogte;”;

ii)

onder e) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

g)

SPO.IDE.A.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

iii)

onder e) wordt punt 4 vervangen door:

“4.

een noodstroomvoorziening die onafhankelijk is van het normale elektriciteitsvoorzieningssysteem, waarmee het systeem voor vlieghoudingsweergave minstens 30 minuten kan worden gevoed en verlicht. De noodstroomvoorziening treedt automatisch in werking als de normale elektriciteitsvoorziening volledig uitvalt; op het instrument of op het instrumentenpaneel wordt duidelijk aangegeven dat de vlieghoudingsweergave op noodstroom werkt.”;

h)

in SPO.IDE.A.160 wordt punt e) vervangen door:

“e)

De volgens punt d) vereiste veiligheidsgordel met een schoudersysteem:

1.

dient te zijn voorzien van een éénpuntsontkoppelingsmechanisme;

2.

dient voor elke cockpitbemanningsstoel en voor elke stoel naast een pilotenstoel te zijn voorzien van:

i)

twee schouderbanden en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt, of

ii)

een diagonale schouderband en een veiligheidsgordel die onafhankelijk kan worden gebruikt in de volgende vliegtuigen:

A)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie;

B)

vliegtuigen met een MCTOM van 5 700 kg of minder en een MOPSC van negen of minder die niet in overeenstemming zijn met de dynamische omstandigheden voor noodlandingen zoals omschreven in de toepasselijke certificeringsspecificatie en waarvoor een individueel luchtwaardigheidscertificaat voor het eerst is afgegeven vóór 25 augustus 2016.”;

i)

aan SPO.IDE.A.220 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Vliegtuigen moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”;

j)

SPO.IDE.H.100 wordt als volgt gewijzigd:

i)

punt b) wordt vervangen door:

“b)

Voor de volgende uitrusting, voor zover die bij dit subdeel is vereist, is geen goedkeuring nodig:

1.

onafhankelijk werkende draagbare lampen;

2.

een nauwkeurig uurwerk;

3.

verbandtrommels voor eerste hulp bij ongevallen;

4.

overlevings- en noodsignaalapparatuur;

5.

zeeankers en uitrusting voor het aanmeren;

6.

bevestigingssystemen voor kinderen;

7.

een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen die door een taakspecialist wordt gebruikt als bevestigingssysteem.”;

ii)

punt c) wordt vervangen door:

“c)

Instrumenten, apparatuur of accessoires die krachtens deze bijlage (deel-SPO) niet zijn vereist en alle andere apparatuur die krachtens deze verordening niet is vereist, maar die wel op een vlucht worden vervoerd, moeten voldoen aan de volgende voorschriften:

1.

de informatie die door deze instrumenten, apparatuur of accessoires wordt verstrekt, mag door de cockpitbemanning niet worden gebruikt om te voldoen aan bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1139 of SPO.IDE.H.215 en SPO.IDE.H.220 van deze bijlage;

2.

de instrumenten, apparatuur of accessoires mogen geen nadelige invloed hebben op de luchtwaardigheid van de helikopter, ook niet bij uitval of storingen.”;

k)

SPO.IDE.H.105 wordt vervangen door:

SPO.IDE.H.105   Minimumuitrusting voor de vlucht

Aan een vlucht mag niet worden begonnen wanneer een van de voor de voorgenomen vlucht vereiste instrumenten, apparaten of functies van de helikopter niet werkt of ontbreekt, tenzij een van de volgende voorwaarden is vervuld:

a)

dat de helikopter wordt geëxploiteerd overeenkomstig de minimumuitrustingslijst (MEL);

b)

dat voor complexe motoraangedreven helikopters en voor alle helikopters die voor commerciële vluchtuitvoeringen worden gebruikt, de exploitant van de bevoegde autoriteit toestemming heeft gekregen om de helikopter te exploiteren binnen de beperkingen van de basisminimumuitrustingslijst (MMEL) overeenkomstig ORO.MLR.105, onder j), van bijlage III;

c)

dat voor de helikopter een vliegvergunning is afgegeven overeenkomstig de toepasselijke luchtwaardigheidseisen.”;

l)

SPO.IDE.H.120 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder d) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

m)

SPO.IDE.H.125 wordt als volgt gewijzigd:

i)

onder a) wordt punt 3 vervangen door:

“3.

barometrische hoogte;”;

ii)

onder c) wordt punt 1 vervangen door:

“1.

barometrische hoogte;”;

n)

aan SPO.IDE.H.220 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

“e)

Helikopters moeten zijn uitgerust met surveillanceapparatuur overeenkomstig de toepasselijke eisen met betrekking tot het luchtruim.”;

o)

SPO.SPEC.HESLO.100 wordt vervangen door:

SPO.SPEC.HESLO.100   Standaardvluchtuitvoeringsprocedures

De standaardvluchtuitvoeringsprocedures voor helikoptervluchten met aangehaakte vracht (HESLO) bevatten voorschriften voor:

a)

de mee te voeren uitrusting, met inbegrip van de operationele beperkingen ervan en de toepasselijke vermeldingen in de minimumuitrustingslijst (MEL), voor zover van toepassing;

b)

de samenstelling van de bemanning en de vereiste ervaring van de bemanningsleden en taakspecialisten;

c)

de relevante theoretische en praktische opleiding die bemanningsleden gevolgd moeten hebben om hun taken uit te voeren, de relevante opleiding die taakspecialisten gevolgd moeten hebben om hun taken uit te voeren, en de kwalificatie en aanstelling van personen die dergelijke opleidingen aan bemanningsleden en taakspecialisten geven;

d)

de verantwoordelijkheden en taken van de bemanningsleden en taakspecialisten;

e)

de nodige prestatiecriteria voor helikoptervluchten met aangehaakte vracht (HESLO);

f)

normale, abnormale en noodprocedures.”;

p)

SPO.SPEC.HEC.100 wordt vervangen door:

SPO.SPEC.HEC.100   Standaardvluchtuitvoeringsprocedures

De standaardprocedures voor vluchtuitvoeringen met menselijke externe vracht (HEC) bevatten voorschriften voor:

a)

de mee te voeren uitrusting, met inbegrip van de operationele beperkingen ervan en de toepasselijke vermeldingen in de minimumuitrustingslijst (MEL), voor zover van toepassing;

b)

de samenstelling van de bemanning en de vereiste ervaring van de bemanningsleden en taakspecialisten;

c)

de relevante theoretische en praktische opleiding die bemanningsleden gevolgd moeten hebben om hun taken uit te voeren, de relevante opleiding die taakspecialisten gevolgd moeten hebben om hun taken uit te voeren, en de kwalificatie en aanstelling van personen die dergelijke opleidingen aan bemanningsleden en taakspecialisten geven;

d)

de verantwoordelijkheden en taken van de bemanningsleden en taakspecialisten;

e)

de nodige prestatiecriteria voor helikoptervluchten met aangehaakte vracht (HESLO);

f)

normale, abnormale en noodprocedures.”;

q)

in SPO.SPEC.HEC.105 wordt punt b) vervangen door:

“b)

De installatie van elke takel- en vrachthaakuitrusting anders dan een eenvoudige inrichting voor het vervoer van personen en alle latere aanpassingen, dienen een luchtwaardigheidsgoedkeuring voor de beoogde functie te hebben.”;

r)

SPO.SPEC.PAR.125 wordt vervangen door:

SPO.SPEC.PAR.125   Vrijgave van gevaarlijke goederen

Onverminderd SPO.GEN.155 mogen parachutisten het luchtvaartuig verlaten voor een demonstratie parachutespringen boven dichtbevolkte steden, gemeenten en andere woongebieden of boven grote toeschouwersmenigten in de openlucht, terwijl ze rookmachines dragen mits deze machines voor dit doel zijn vervaardigd.”;

s)

aan subdeel E wordt de volgende sectie 5 toegevoegd:

SECTIE 5

Onderhoudscontrolevluchten

SPO.SPEC.MCF.100   Niveaus van onderhoudscontrolevluchten

Alvorens een onderhoudscontrolevlucht uit te voeren, stelt de exploitant het toepasselijke niveau van de onderhoudscontrolevlucht als volgt vast:

a)

een onderhoudscontrolevlucht van niveau A is een vlucht waarbij naar verwachting abnormale of noodprocedures zullen worden toegepast zoals gedefinieerd in het vlieghandboek, of die nodig zijn om de werking van een back-upsysteem of andere veiligheidsvoorzieningen aan te tonen;

b)

een onderhoudscontrolevlucht van niveau B is elke onderhoudscontrolevlucht die niet onder niveau A valt.

SPO.SPEC.MCF.105   Vluchtprogramma voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A

Alvorens een onderhoudscontrolevlucht van niveau A uit te voeren met een complex motoraangedreven luchtvaartuig, ontwikkelt en documenteert de exploitant een vluchtprogramma.

SPO.SPEC.MCF.110   Handboek onderhoudscontrolevluchten voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A

Een exploitant die een onderhoudscontrolevlucht van niveau A uitvoert:

a)

beschrijft de vluchtuitvoering en de bijbehorende procedures in het in ORO.MLR.100 van bijlage III vermelde vluchthandboek of in een specifiek handboek onderhoudscontrolevluchten;

b)

werkt dat handboek indien nodig bij;

c)

stelt alle betrokken personeel in kennis van het handboek en van de wijzigingen die relevant zijn voor hun taken;

d)

bezorgt het handboek en de bijwerkingen ervan aan de bevoegde autoriteit.

SPO.SPEC.MCF.115   Eisen ten aanzien van de cockpitbemanning voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A

a)

De exploitant kiest de geschikte cockpitbemanningsleden in functie van de complexiteit van het luchtvaartuig en het niveau van de onderhoudscontrolevlucht. Bij de keuze van de cockpitbemanningsleden voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A met een complex motoraangedreven luchtvaartuig waarborgt de exploitant het volgende:

1.

de gezagvoerder heeft een opleidingscursus gevolgd overeenkomstig SPO.SPEC.MCF.120; als hij de opleiding in een simulator heeft gevolgd, moet de piloot ten minste één onderhoudscontrolevlucht van niveau A uitvoeren als toezichthoudende piloot of als waarnemer alvorens als gezagvoerder van een onderhoudscontrolevlucht van niveau A te vliegen;

2.

de gezagvoerder heeft ten minste 1 000 uren gevlogen op luchtvaartuigen van dezelfde luchtvaartuigcategorie als het te vliegen luchtvaartuig, waarvan 400 uren als gezagvoerder in een complex motoraangedreven luchtvaartuig en ten minste 50 uren op het specifieke luchtvaartuigtype.

Als de exploitant een nieuw luchtvaartuigtype in gebruik neemt en de kwalificaties van de piloot heeft beoordeeld overeenkomstig een vastgestelde beoordelingsprocedure, kan de exploitant niettegenstaande punt 2 van de eerste alinea een piloot kiezen die minder dan 50 uur ervaring op het specifieke luchtvaartuigtype heeft.

b)

Piloten die houder zijn van een bevoegdverklaring voor testvliegen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1178/2011, mogen volledig worden vrijgesteld van de onder a), punt 1, vermelde opleidingscursus, op voorwaarde dat zij de vereiste initiële en periodieke opleiding betreffende boordpersoneelsbeheer hebben gevolgd overeenkomstig ORO.FC.115 en ORO.FC.215 van bijlage III.

c)

Een gezagvoerder mag geen onderhoudscontrolevluchten van niveau A uitvoeren op een complex motoraangedreven luchtvaartuig tenzij hij in de laatste 36 maanden een onderhoudscontrolevlucht van niveau A heeft uitgevoerd.

d)

Recente ervaring als gezagvoerder van een onderhoudscontrolevlucht van niveau A kan opnieuw worden opgedaan als waarnemer of als toezichthoudende piloot tijdens een onderhoudscontrolevlucht van niveau A, of na een onderhoudscontrolevlucht van niveau A als gezagvoerder in een simulator.

SPO.SPEC.MCF.120   Opleidingscursus voor de cockpitbemanning voor onderhoudscontrolevluchten van niveau A

a)

De vereiste opleidingscursus voor onderhoudscontrolevluchten van niveau A wordt gegeven overeenkomstig een gedetailleerde syllabus.

b)

De vlieginstructie voor de opleiding wordt op een van de volgende wijzen gegeven:

1.

in een simulator die voor opleidingsdoeleinden de reacties van het luchtvaartuig en zijn systemen op de uitgevoerde controles adequaat weergeeft;

2.

tijdens een vlucht in een luchtvaartuig waarbij technieken voor onderhoudscontrolevluchten worden gedemonstreerd.

c)

Een opleidingscursus die is gevolgd in één luchtvaartuigcategorie, wordt als geldig beschouwd voor alle luchtvaartuigtypes van die categorie.

d)

Bij de vergelijking van het voor de opleiding gebruikte luchtvaartuig en het luchtvaartuig waarmee wordt gevlogen tijdens de onderhoudscontrolevlucht, specificeert de exploitant of een verschillenopleiding of vertrouwdmakingsopleiding vereist is en beschrijft hij de inhoud van een dergelijke opleiding.

SPO.SPEC.MCF.125   Samenstelling van de bemanning en personen aan boord

a)

De exploitant stelt procedures vast om na te gaan of er extra taakspecialisten nodig zijn.

b)

Voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A definieert de exploitant in zijn handboek het beleid ten aanzien van andere personen aan boord.

c)

Voor een onderhoudscontrolevlucht van niveau A is in de cockpit een taakspecialist of extra piloot vereist om de cockpitbemanningsleden bij te staan, tenzij de configuratie van het luchtvaartuig zulks niet toestaat of de exploitant, gezien de werklast van de cockpitbemanningsleden op grond van het vluchtprogramma, kan rechtvaardigen dat de cockpitbemanningsleden geen extra hulp nodig hebben.

SPO.SPEC.MCF.130   Tijdens de vlucht gesimuleerde abnormale of noodprocedures

In afwijking van SPO.OP.185 mag een taakspecialist zich aan boord van een onderhoudscontrolevlucht van niveau A bevinden als dat vereist is om aan de bedoeling van de vlucht te beantwoorden en zulks is vastgesteld in het vluchtprogramma.

SPO.SPEC.MCF.135   Vluchtbeperkingen en rusttijden

Bij de toewijzing van bemanningsleden voor onderhoudscontrolevluchten dienen de exploitanten die onder subdeel FTL van bijlage III (deel-ORO) vallen, de bepaling van dat subdeel toe te passen.

SPO.SPEC.MCF.140   Systemen en apparatuur

Als een onderhoudscontrolevlucht is bedoeld om de goede werking van een systeem of van apparatuur te controleren, zal dat systeem of die apparatuur als mogelijk onbetrouwbaar worden aangemerkt en zullen vóór de vlucht passende maatregelen worden overeengekomen om de risico's voor de veiligheid tijdens de vlucht zo veel mogelijk te beperken.

SPO.SPEC.MCF.145   Vereisten voor cockpitgeluidsrecorders, vluchtgegevensrecorders en datalinkrecorders voor AOC-houders

Voor een onderhoudscontrolevlucht van een luchtvaartuig dat anders wordt gebruikt voor commerciële luchtvervoersactiviteiten, blijven de bepalingen gelden inzake cockpitgeluidsrecorders (CVR), vluchtgegevensrecorders (FDR) en datalinkrecorders (DLR) van bijlage IV (deel-CAT).”.


(*1)  Verordening (EU) 2016/425 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 89/686/EEG van de Raad (PB L 81 van 31.3.2016, blz. 51).

(*2)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).”;

(*3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PB L 281 van 13.10.2012, blz. 1).”.

(*4)  Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18).”;

(*5)  Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG (PB L 344 van 27.12.2005, blz. 15).”;

(*6)  Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 133 van 6.5.2014, blz. 12).”;

(*7)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).”;

(*8)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).”;

(*9)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waarbij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën (PB L 163 van 30.6.2015, blz. 1).”;

(*10)  Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PB L 362 van 17.12.2014, blz. 1).”;”


(1)  Ander te specificeren type vervoer.

(2)  Te vervangen door de naam van het land van de exploitant.

(3)  Te vervangen door de identiteit van de uitgevende bevoegde autoriteit.

(4)  Voor gebruik door de bevoegde autoriteit.

(5)  Voor gebruik door de bevoegde autoriteit.

(6)  Erkenningsreferentie, zoals afgegeven door de bevoegde autoriteit.

(7)  Te vervangen door de geregistreerde naam van de exploitant.

(8)  Handelsnaam van de exploitant, indien verschillend. Voeg “Dba” (“doing business as”) toe vóór de handelsnaam.

(9)  De contactgegevens bevatten de telefoon- en faxnummers, met de landcode, en het eventuele e-mailadres waarop onverwijld contact kan worden opgenomen met het operationele management met betrekking tot kwesties die verband houden met vluchtuitvoeringen, luchtwaardigheid, bekwaamheid van de cockpit- en cabinebemanning, gevaarlijke goederen en overige zaken.

(10)  Hoofdvestiging van de exploitant.

(11)  Telefoon- en faxnummers, met de landcode, van de hoofdvestiging van de exploitant. E-mailadres, indien beschikbaar.

(12)  Invoeging van het gecontroleerde document, dat aan boord wordt meegenomen, waarin de contactgegevens zijn vermeld, met een verwijzing naar de bijbehorende alinea of bladzijde. Bv.: “Contactgegevens … zijn vermeld in het vluchthandboek, alg./basis, hoofdstuk 1, 1.1”; of “… zijn vermeld in de activiteitenspecificaties, blz. 1”; of “… zijn vermeld in een bijlage bij dit document”.

(13)  Geregistreerde naam van de exploitant.

(14)  Datum van afgifte van het AOC (dd-mm-jjjj).

(15)  Functie, naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit. Bovendien mag een officieel stempel op het AOC worden aangebracht.

(16)  Telefoon- en faxnummers van de bevoegde autoriteit, met de landcode. E-mailadres, indien beschikbaar.

(17)  Bijbehorend nummer van het air operator certificate (AOC) invullen.

(18)  Geregistreerde naam en handelsnaam (indien verschillend) van de exploitant invullen. Voeg “Dba” (“Doing business as”) toe vóór de handelsnaam.

(19)  Datum van afgifte van de activiteitenspecificaties (dd-mm-jjjj) en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit.

(20)  ICAO-aanduiding van het merk, model en (master)serienummer, indien aangegeven, van het luchtvaartuig (bv. Boeing-737-3K2 of Boeing-777-232).

(21)  De registratiekentekens zijn opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval dienen de desbetreffende activiteitenspecificaties te verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek. Indien niet alle specifieke erkenningen van toepassing zijn op het luchtvaartuigmodel, kunnen de registratiekentekens van het luchtvaartuig worden ingevoerd in de kolom voor opmerkingen bij de desbetreffende specifieke erkenning.

(22)  Ander type vervoer (nader te specificeren; bv. medische noodhulpvluchten).

(23)  Een lijst van de geografische gebieden waar de activiteiten mogen plaatsvinden (met aanduiding van geografische coördinaten of specifieke routes, vluchtinformatieregio of nationale of regionale grenzen).

(24)  Opsomming van toepasselijke speciale beperkingen (bijv. enkel VFR, enkel overdag e.d.).

(25)  Vermeld in deze kolom de meest permissieve criteria voor iedere erkenning of het erkenningstype (met de betreffende criteria).

(26)  Toepasselijke categorie precisienadering invullen: LTS CAT I, CAT II, OTS CAT II, CAT IIIA, CAT IIIB of CAT IIIC. Minimale zichtbare baanlengte (RVR) in meter en beslissingshoogte (DA/H) in voet invullen. Eén naderingscategorie per regel.

(27)  Goedgekeurde minimale zichtbare baanlengte voor starten invullen (in meter). Wanneer verschillende erkenningen worden afgegeven, mag één regel per erkenning worden gebruikt.

(28)  Het vakje “N.v.t.” (niet van toepassing) mag alleen worden aangekruist als de maximale wolkenbasis voor het luchtvaartuig lager is dan FL290.

(29)  ETOPS (Extended range operations) is op dit moment alleen van toepassing op tweemotorige vliegtuigen. Het vakje “N.v.t.” mag daarom worden aangekruist als het luchtvaartuigmodel meer of minder dan twee motoren telt.

(30)  De drempelafstand mag ook worden vermeld (in NM), evenals het motortype.

(31)  PBN (Performance-based navigation): één regel per complexe PBN-specifieke goedkeuring (bijv. RNP AR APCH), met passende beperkingen vermeld in de kolommen “Specificaties” en/of “Opmerkingen”. Individuele goedkeuringen van specifieke RNP AR APCH-procedures kunnen worden opgenomen in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval dienen de desbetreffende activiteitenspecificaties te verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

(32)  Geef aan of de specifieke erkenning is beperkt tot bepaalde baaneinden en/of luchtvaartterreinen.

(33)  Specifieke combinatie van casco en motor invullen.

(34)  Erkenning voor de verstrekking van de opleiding en examinering die aanvragers van een cabinebemanningsattest moeten voltooien, zoals aangegeven in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

(35)  Erkenning voor de afgifte van cabinebemanningsattesten, zoals gespecificeerd in bijlage V (deel-CC) bij Verordening (EU) nr. 1178/2011.

(36)  De lijst van EFB-toepassingen van type B toevoegen, samen met de referentie van de EFB-hardware (voor draagbare EFB's). De lijst staat in de activiteitenspecificaties of in het vluchthandboek. In het laatste geval dienen de desbetreffende activiteitenspecificaties te verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

(37)  De naam van de persoon of organisatie die ervoor verantwoordelijk is dat de permanente luchtwaardigheid wordt beheerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1321/2014.

(38)  Overige erkenningen of gegevens kunnen hier worden ingevuld. Gebruik één regel (of een blok van meerdere regels) per toestemming (bijv. korte landingen, steile naderingen, helikoptervluchten naar/van een gebied van algemeen belang, helikoptervluchten boven een vijandige omgeving buiten een agglomeratie, helikoptervluchten zonder capaciteit voor een veilige noodlanding, activiteiten met verhoogde dwarshellingshoeken, maximale afstand van een adequaat luchtvaartterrein voor tweemotorige vleugelvliegtuigen zonder ETOPS-erkenning).

(39)  Naam en contactgegevens invullen.

(40)  Bijbehorend nummer invullen.

(41)  Datum van afgifte van de specifieke erkenningen (dd-mm-jjjj) en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit.

(42)  CAST- of ICAO-aanduiding van het merk, model en (master)serienummer, indien aangegeven, van het luchtvaartuig (bijv. Boeing-737-3K2 of Boeing-777-232). De CAST/ICAO-classificatie is te vinden op: http://www.intlaviationstandards.org/

De registratiekentekens moeten worden vermeld in de lijst van specifieke erkenningen of in het vluchthandboek. In het laatste geval dient de lijst van specifieke erkenningen te verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

(43)  Specificeer het soort activiteit, bv. landbouw, bouw, fotografie, landmeetkunde, observatie en patrouilles, luchtreclame of onderhoudscontrolevluchten.

(44)  Vermeld in deze kolom alle erkende activiteiten, bv. gevaarlijke goederen, LVO, RVSM, PBN, MNPS, HOFO.

(45)  Vermeld in deze kolom de meest permissieve criteria voor iedere erkenning, bv. de beslissingshoogte en RVR-minima voor CAT II.

(46)  Naam en contactgegevens van de bevoegde autoriteit.

(47)  Nummer van de bijbehorende vergunning invullen.

(48)  Geregistreerde naam en handelsnaam (indien verschillend) van de exploitant invullen. Voeg “Dba” (“Doing business as”) toe vóór de handelsnaam.

(49)  Hoofdvestiging van de exploitant.

(50)  Telefoon- en faxnummers, met de landcode, van de hoofdvestiging van de exploitant. E-mailadres, indien beschikbaar.

(51)  CAST- of ICAO-aanduiding van het merk, model en (master)serienummer, indien aangegeven, van het luchtvaartuig (bijv. Boeing-737-3K2 of Boeing-777-232). De CAST/ICAO-classificatie is te vinden op: http://www.intlaviationstandards.org. De registratiekentekens moeten worden vermeld in de lijst van specifieke erkenningen of in het vluchthandboek. In het laatste geval dient de lijst van specifieke erkenningen te verwijzen naar de bijbehorende bladzijde in het vluchthandboek.

(52)  Specificeer het soort activiteit, bv. landbouw, bouw, fotografie, landmeetkunde, observatie en patrouilles, luchtreclame of onderhoudscontrolevluchten.

(53)  Lijst van het (de) geografisch(e) gebied(en) of plaatsen waar de activiteiten mogen plaatsvinden (met geografische coördinaten, vluchtinformatieregio of nationale of regionale grenzen).

(54)  Opsomming van toepasselijke speciale beperkingen (bijv. enkel VFR, enkel overdag e.d.).

(55)  Datum van afgifte van de vergunning (dd/mm/jjjj).

(56)  Functie, naam en handtekening van de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit. Bovendien mag een officieel stempel op de vergunning worden aangebracht.

(57)  Als er in deze verklaring onvoldoende ruimte is voor deze informatie, wordt die opgenomen in een afzonderlijke bijlage. De bijlage moet worden gedateerd en ondertekend.

(58)  Als het luchtvaartuig ook bij een AOC-houder is geregistreerd, gelieve dan het AOC-nummer van die houder te vermelden.

(59)   “Soort(en) vluchtuitvoering” verwijst naar het type vluchten dat met dit luchtvaartuig wordt uitgevoerd, bv. niet-commerciële vluchtuitvoeringen of gespecialiseerde activiteiten zoals luchtfotografie, luchtreclame, vluchten voor nieuwsmedia, televisie- en filmopnames, parachutesprongen, skydiving of onderhoudscontrolevluchten.

(60)  De informatie over de organisatie die verantwoordelijk is voor het beheer van de permanente luchtwaardigheid, moet de naam van de organisatie, het adres en de referentie van de goedkeuring omvatten.


BIJLAGE II

De bijlagen I en Vb van Verordening (EU) nr. 1321/2014 worden als volgt gewijzigd:

1)

Aan M.A.201 van bijlage I (deel-M) wordt het volgende punt k) toegevoegd:

“k)

Als een in een vergunning tot vluchtuitvoering opgenomen luchtvaartuig wordt gebruikt voor niet-commerciële vluchtuitvoeringen of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen krachtens ORO.GEN.310 van bijlage III of NCO.GEN.104 van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarborgt de exploitant dat de taken die verband houden met permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door de CAMO die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage Vc (deel-CAMO) of de gecombineerde luchtwaardigheidsorganisatie (combined airworthiness organisation, CAO) die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage Vd (deel-CAO), naargelang het geval, van de houder van de vergunning tot vluchtuitvoering.”.

2)

Aan ML.A.201 van bijlage Vb (deel-ML) wordt het volgende punt h) toegevoegd:

“h)

In het geval dat een in een vergunning tot vluchtuitvoering opgenomen luchtvaartuig wordt gebruikt voor niet-commerciële of gespecialiseerde vluchtuitvoeringen krachtens ORO.GEN.310 van bijlage III of NCO.GEN.104 van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 965/2012, waarborgt de exploitant dat de taken die verband houden met permanente luchtwaardigheid, worden uitgevoerd door de CAMO die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage Vc (deel-CAMO) of de gecombineerde luchtwaardigheidsorganisatie (combined airworthiness organisation, CAO) die is goedgekeurd overeenkomstig bijlage Vd (deel-CAO), naargelang het geval, van de houder van de vergunning tot vluchtuitvoering.”.

BESLUITEN

4.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 228/141


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1385 VAN DE COMMISSIE

van 3 september 2019

tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 6432)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Gezien Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (3), en met name artikel 4, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (4) zijn in bepaalde lidstaten, waar gevallen van Afrikaanse varkenspest in tamme of wilde varkens zijn bevestigd (“de betrokken lidstaten”), maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met die ziekte. In de bijlage bij dat uitvoeringsbesluit zijn bepaalde gebieden in de betrokken lidstaten afgebakend, die in de lijsten in de delen I tot en met IV van die bijlage zijn opgenomen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende risiconiveaus op basis van de epidemiologische situatie van die ziekte. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is verscheidene keren gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in de Unie die in die bijlage moeten worden weerspiegeld. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is laatstelijk gewijzigd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1373 van de Commissie (5), naar aanleiding van gevallen van Afrikaanse varkenspest in Bulgarije, Polen en Slowakije.

(2)

Sinds de datum waarop Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1373 is vastgesteld, hebben zich verdere gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde en tamme varkens voorgedaan in Bulgarije, Hongarije, Litouwen, Polen en Roemenië. Naar aanleiding van deze recente gevallen van die ziekte, en rekening houdend met de huidige epidemiologische situatie in de Unie, is de regionalisering in deze vijf lidstaten opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Bovendien zijn de bestaande risicobeheersmaatregelen ook opnieuw geëvalueerd en geactualiseerd. Deze wijzigingen moeten worden weerspiegeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU.

(3)

In augustus 2019 zijn drie gevallen van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de districten Elbląg, Giżycko en Radom in Polen, in gebieden die momenteel zijn opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze gevallen van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze door Afrikaanse varkenspest getroffen gebieden in Polen nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(4)

In augustus 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Olsztyn in Polen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Polen nu in de lijst in deel III in plaats van in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(5)

In augustus 2019 is een geval van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in het district Rietavas in Litouwen, in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door dit geval van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Litouwen nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(6)

In augustus 2019 is een geval van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in het district Šilutė in Litouwen, in een gebied dat momenteel niet is opgenomen in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door dit geval van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Litouwen in de lijst in deel II van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(7)

In augustus 2019 is een uitbraak van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij tamme varkens in het district Hunedoara in Roemenië in een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze uitbraak van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Roemenië nu in de lijst in deel III in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(8)

In augustus 2019 is een geval van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de regio Sofia in Bulgarije, in een gebied dat is opgenomen in de lijst in deel III, en dat zich in onmiddellijke nabijheid bevindt van een gebied dat momenteel is opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door dit geval van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moet dit door Afrikaanse varkenspest getroffen gebied in Bulgarije nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(9)

In augustus 2019 zijn vijf gevallen van Afrikaanse varkenspest vastgesteld bij wilde varkens in de districten Borsod-Abaúj-Zemplén en Heves in Hongarije, in gebieden die momenteel zijn opgenomen in de lijst in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU. Door deze gevallen van Afrikaanse varkenspest moet in die bijlage met een hoger risiconiveau rekening worden gehouden. Bijgevolg moeten deze door Afrikaanse varkenspest getroffen gebieden in Hongarije nu in de lijst in deel II in plaats van in deel I van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen.

(10)

Om rekening te houden met recente ontwikkelingen in de epidemiologische evolutie van Afrikaanse varkenspest in de Unie, en met het oog op de proactieve bestrijding van de met de verspreiding van die ziekte samenhangende risico's, moeten voor Bulgarije, Hongarije, Litouwen, Polen en Roemenië nieuwe gebieden met een hoog risico van voldoende omvang worden afgebakend en in de lijsten in de delen I, II en III van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU worden opgenomen. De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 3 september 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)   PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)   PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)   PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.

(4)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).

(5)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1373 van de Commissie van 22 augustus 2019 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (PB L 220 van 23.8.2019, blz. 6).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU wordt vervangen door:

“BIJLAGE

DEEL I

1.   België

De volgende gebieden in België:

in de provincie Luxemburg:

het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door:

de grens met Frankrijk,

Rue Mersinhat,

de N818 tot de kruising met de N83,

de N83 tot de kruising met de N884,

de N884 tot de kruising met de N824,

de N824 tot de kruising met Le Routeux,

Le Routeux,

Rue d'Orgéo,

Rue de la Vierre,

Rue du Bout-d'en-Bas,

Rue de l'Eglise,

Rue Notre-Dame,

Rue du Centre,

de N845 tot de kruising met de N85,

de N85 tot de kruising met de N40,

de N40 tot de kruising met de N802,

de N802 tot de kruising met de N825,

de N825 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N40,

N40: Burnaimont, Rue de Luxembourg, Rue Ranci, Rue de la Chapelle,

Rue du Tombois,

Rue Du Pierroy,

Rue Saint-Orban,

Rue Saint-Aubain,

Rue des Cottages,

Rue de Relune,

Rue de Rulune,

Route de l'Ermitage,

N87: Route de Habay,

Chemin des Ecoliers,

Le Routy,

Rue Burgknapp,

Rue de la Halte,

Rue du Centre,

Rue de l'Eglise,

Rue du Marquisat,

Rue de la Carrière,

Rue de la Lorraine,

Rue du Beynert,

Millewée,

Rue du Tram,

Millewée,

N4: Route de Bastogne, Avenue de Longwy, Route de Luxembourg,

de grens met het Groothertogdom Luxemburg,

de grens met Frankrijk,

de N87 tot de kruising met de N871 ter hoogte van Rouvroy,

de N871 tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de Rue Baillet Latour,

de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N811,

de N811 tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange,

de N883 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Aubange,

de N81 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N40,

de N40 tot de kruising met de Rue du Fet,

Rue du Fet,

de Rue de l'Accord tot de kruising met de Rue de la Gaume,

de Rue de la Gaume tot de kruising met de Rue des Bruyères,

Rue des Bruyères,

Rue de Neufchâteau,

Rue de la Lorraine,

de N894 tot de kruising met de N85,

de N85 tot de kruising met de grens met Frankrijk.

2.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Gabrovo,

the whole region of Haskovo,

the whole region of Kardzhali,

the whole region of Sliven,

the whole region of Stara Zagora.

3.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Hiiu maakond.

4.   Hongarije

De volgende gebieden in Hongarije:

Békés megye 950150, 950250, 950350, 950450, 950750, 950850, 951460, 951550, 951650, 951750, 956250, 956350 és 956450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye 900750, 901250, 901260, 901270, 901350, 901551, 901560, 901570, 901580, 901590, 901650, 901660, 902450, 902550, 902650, 902660, 902670, 902750, 903250, 903650, 903750, 903850, 903950, 903960, 904050, 904060, 904150, 904250, 904350, 904750, 904760, 904850, 904860, 904950, 904960, 905050, 905060, 905070, 905080, 905150, 905250, 905260, 905350, 905360, 905450 és 905550 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Heves megye 702550, 703360, 704150, 704250, 704350, 704450, 704550, 704650, 704750 és 705350 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750150, 750160, 750250, 750260, 750350, 750450, 750460, 750550, 750750, 750850, 751250, 751260,751850, 751950, 752850, 753550, 753650, 753660, 753750, 753850, 753950, 753960, 754050, 754150, 754250, 754360, 754370, 754450, 754550, 754560, 754570, 754650, 754750, 754850, 754950 és 755650 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye 552010, 552150, 552250, 552350, 552450, 552460, 552520, 552550, 552610, 552620, 552710, 552850, 552860, 552950, 552970, 553050, 553110, 553250, 553260, 553350, 553650, 553750, 553850, 553910 és 554050 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Pest megye 571250, 571350, 571550, 571610, 571750, 571760, 572250, 572350, 572550, 572850, 572950, 573360, 573450, 575050, 576050, 577150, 577250, 579750, 580050 és 580450 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 851950, 852350, 852450, 852550, 852750, 853560, 853650, 853751, 853850, 853950, 853960, 854050, 854150, 854250, 854350, 855350, 855450, 855550, 855650, 855660 és 855850 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

5.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Aizputes novada Cīravas pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa 1192, Lažas pagasta daļa uz ziemeļrietumiem no autoceļa 1199 un uz ziemeļiem no Padures autoceļa,

Alsungas novads,

Durbes novada Dunalkas pagasta daļa uz rietumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, un Tadaiķu pagasts,

Kuldīgas novada Gudenieku pagasts,

Pāvilostas novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz rietumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Ventspils novada Jūrkalnes pagasts,

Grobiņas novads,

Rucavas novada Dunikas pagasts.

6.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Klaipėdos rajono savivaldybės: Agluonėnų, Priekulės, Veiviržėnų, Judrėnų, Endriejavo ir Vėžaičių seniūnijos,

Plungės rajono savivaldybės: Alsėdžių, Babrungo, Kulių, Nausodžio, Paukštakių, Platelių, Plungės miesto, Šateikių ir Žemaičių Kalvarijos seniūnijos,

Skuodo rajono savivaldybė,

7.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

powiat szczycieński,

powiat nidzicki,

powiat działdowski,

gminy Gietrzwałd, Purda, Stawiguda, Jonkowo, Olsztynek i miasto Olsztyn w powiecie olsztyńskim,

gminy Łukta, Miłomłyn, Dąbrówno, Grunwald i Ostróda z miastem Ostróda w powiecie ostródzkim,

gminy Kisielice, Susz, Iława z miastem Iława, Lubawa z miastem Lubawa, w powiecie iławskim,

w województwie podlaskim:

gminy Rudka, Wyszki, część gminy Brańsk położona na północ od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 66 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Brańsk i miasto Brańsk w powiecie bielskim,

gmina Poświętne w powiecie białostockim,

gminy Kulesze Kościelne, Nowe Piekuty, Szepietowo, Wysokie Mazowieckie z miastem Wysokie Mazowieckie, Czyżew w powiecie wysokomazowieckim,

gminy Miastkowo, Nowogród, Śniadowo i Zbójna w powiecie łomżyńskim,

powiat zambrowski,

w województwie mazowieckim:

powiat ostrołęcki,

powiat miejski Ostrołęka,

gminy Bielsk, Brudzeń Duży, Drobin, Gąbin, Łąck, Nowy Duninów, Radzanowo, Słupno i Stara Biaław powiecie płockim,

powiat miejski Płock,

powiat sierpecki,

powiat żuromiński,

gminy Andrzejewo, Brok, Małkinia Górna, Stary Lubotyń, Szulborze Wielkie, Wąsewo, Zaręby Kościelne i Ostrów Mazowiecka z miastem Ostrów Mazowiecka w powiecie ostrowskim,

gminy Dzierzgowo, Lipowiec Kościelny, miasto Mława, Radzanów, Szreńsk, Szydłowo i Wieczfnia Kościelna, w powiecie mławskim,

powiat przasnyski,

powiat makowski,

gminy Gzy, Obryte, Zatory, Pułtusk i część gminy Winnica położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

gminy Brańszczyk, Długosiodło, Rząśnik, Wyszków, Zabrodzie i część gminy Somianka położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 62 w powiecie wyszkowskim,

gminy Puszcza Mariańska, Wiskitki i miasto Żyrardów w powiecie żyrardowskim,

gminy Błędów, Nowe Miasto nad Pilicą i Mogielnica w powiecie grójeckim,

gminy Stara Błotnica, Wyśmierzyce i Radzanów w powiecie białobrzeskim,

gminy Iłża, Jedlińsk, Kowala, Przytyk, Skaryszew, Wierzbica, Wolanów i Zakrzew w powiecie radomskim,

powiat miejski Radom,

powiat szydłowiecki,

powiat przysuski,

gminy Kazanów i Przyłęk w powiecie zwoleńskim,

gminy Ciepielów, Chotcza, Lipsko, Rzeczniów i Sienno w powiecie lipskim,

powiat gostyniński,

w województwie lubelskim:

gminy Bełżyce, Borzechów, Bychawa, Niedrzwica Duża, Konopnica, Strzyżewice, Wysokie, Wojciechów i Zakrzew w powiecie lubelskim,

gminy Kraśnik z miastem Kraśnik, Szastarka, Trzydnik Duży, Wilkołaz, Zakrzówek i część gminy Urzędów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 833 w powiecie kraśnickim,

gminy Batorz, Godziszów, Janów Lubelski, Modliborzyce i Potok Wielki w powiecie janowskim,

gmina Potok Górny w powiecie biłgorajskim,

w województwie podkarpackim:

gminy Wielkie Oczy i Lubaczów z miastem Lubaczów w powiecie lubaczowskim,

gminy Laszki, Wiązownica, Radymno z miastem Radymno i gmina wiejska Jarosław w powiecie jarosławskim,

gminy Bojanów, Pysznica, Zaleszany i miasto Stalowa Wola w powiecie stalowowolskim,

powiat tarnobrzeski,

gmina Sieniawa i Tryńcza w powiecie przeworskim,

powiat leżajski,

powiat niżański,

w województwie świętokrzyskim:

gminy Lipnik, Opatów, Wojciechowice, Sadowie i część gminy Ożarów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 w powiecie opatowskim,

powiat sandomierski,

gmina Brody w powiecie starachowickim,

powiat ostrowiecki,

w województwie łódzkim:

gminy Kocierzew Południowy, Kiernozia, Chąśno, część gminy wiejskiej Łowicz położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 92 i Nieborów w powiecie łowickim,

gminy Biała Rawska, Regnów i Sadowice w powiecie rawskim

gminy Bolimów, Kowiesy, Nowy Kawęczyn i Skierniewice w powiecie skierniewickim,

powiat miejski Skierniewice,

w województwie pomorskim:

powiat nowodworski,

gminy Lichnowy, Miłoradz, Nowy Staw, Malbork z miastem Malbork w powiecie malborskim,

gminy Mikołajki Pomorskie, Stary Targ i Sztum w powiecie sztumskim,

powiat gdański,

Miasto Gdańsk,

powiat tczewski,

powiat kwidzyński.

8.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Județul Alba,

Județul Cluj,

Județul Harghita,

Județul Iași cu restul comunelor care nu sunt incluse in partea II,

Județul Neamț,

Județul Suceava,

Județul Mureș,

Județul Sibiu,

Județul Caraș-Severin.

9.   Slowakije

De volgende gebieden in Slowakije:

the whole district of Kosice-okolie (including its urban areas),

the whole district of Vrenov nad Toplou,

the whole district of Humenné,

the whole district of Snina,

the whole district of Sobrance,

in the district of Michalovce, the whole municipalities of Tušice, Moravany, Pozdišovce, Michalovce, Zalužice, Lúčky,Závadka, Hnojné,, Poruba pod Vihorlatom, Jovsa, Kusín, Klokočov, Kaluža, Vinné, Trnava pri Laborci, Oreské, Staré, Zbudza, Petrovce nad Laborcom, Lesné, Suché, Rakovec nad Ondavou, Nacina Ves, Voľa, Pusté Čemerné and Strážske.

DEEL II

1.   België

De volgende gebieden in België:

in de provincie Luxemburg:

het gebied dat met de wijzers van de klok mee wordt afgebakend door:

de grens met Frankrijk ter hoogte van Florenville,

de N85 tot de kruising met de N894 ter hoogte van Florenville,

de N894 tot de kruising met de Rue de la Motte,

de Rue de la Motte tot de kruising met de Rue de Neufchâteau,

Rue de Neufchâteau,

de Rue des Bruyères tot de kruising met Rue de la Gaume,

de Rue de la Gaume tot de kruising met Rue de l'Accord,

Rue de l'Accord,

Rue du Fet,

de N40 tot de kruising met de E25-E411,

de E25-E411 tot de kruising met de N81 ter hoogte van Weyler,

de N81 tot de kruising met de N883 ter hoogte van Aubange,

de N883 tot de kruising met de N88 ter hoogte van Aubange,

de N88 tot de kruising met de N811,

de N811 tot de kruising met de Rue Baillet Latour,

de Rue Baillet Latour tot de kruising met de N88,

de N88 tot de kruising met de N871,

de N871 tot de kruising met de N87 ter hoogte van Rouvroy,

de N87 tot de kruising met de grens met Frankrijk.

2.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Pernik,

the whole region of Kyustendil,

the whole region of Dobrich,

the whole region of Plovdiv,

the whole region of Pazardzhik,

the whole region of Shumen,

the whole region of Smolyan,

the whole region of Varna,

the whole region of Burgas excluding the areas in Part III,

the whole region of Veliko Tarnovo excluding the areas in Part III.

3.   Estland

De volgende gebieden in Estland:

Eesti Vabariik (välja arvatud Hiiu maakond).

4.   Hongarije

De volgende gebieden in Hongarije:

Borsod-Abaúj-Zemplén megye 650100, 650200, 650300, 650400, 650500, 650600, 650700, 650800, 650900, 651000, 651100, 651200, 651300, 651400, 651500, 651610, 651700, 651801, 651802, 651803, 651900, 652000, 652100, 652200, 652300, 652601, 652602, 652603, 652700, 652900, 653000, 653100,653200, 653300, 653401, 653403, 653500, 653600, 653700, 653800, 653900, 654000, 654201, 654202, 654301, 654302, 654400, 654501, 654502, 654600, 654700, 654800, 654900, 655000, 655100, 655200, 655300, 655400, 655500, 655600, 655700, 655800, 655901, 655902, 656000, 656100, 656200, 656300, 656400, 656600, 656701, 656702, 656800, 656900, 657010, 657100, 657300, 657400, 657500, 657600, 657700, 657800, 657900, 658000, 658100, 658201, 658202, 658310, 658401, 658402, 658403, 658404, 658500, 658600, 658700, 658801, 658802, 658901, 658902, 659000, 659100, 659210, 659220, 659300, 659400, 659500, 659601, 659602, 659701, 659800, 659901, 660000, 660100, 660200, 660400, 660501, 660502, 660600 és 660800, valamint 652400, 652500 és 652800 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Hajdú-Bihar megye 900150, 900250, 900350, 900450, 900550, 900650, 900660, 900670, 901850,900850, 900860, 900930, 900950, 901050, 901150, 901450, 901750, 901950, 902050, 902150, 902250, 902350, 902850, 902860, 902950, 902960, 903050, 903150, 903350, 903360, 903370, 903450, 903550, 904450, 904460, 904550 és 904650 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Heves megye 700150, 700250, 700260, 700350, 700450, 700460, 700550, 700650, 700750, 700850, 700860, 700950, 701050, 701111, 701150, 701250, 701350, 701550, 701560, 701650, 701750, 701850, 701950, 702050, 702150, 702250, 702260, 702350, 702450, 702750, 702850, 702950, 703050, 703150, 703250, 703350, 703370, 703450, 703550, 703610, 703750, 703850, 703950, 704050, 704850, 704950, 705050, 705150,705250, 705450, 705510 és 705610 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Jász-Nagykun-Szolnok megye 750650, 750950, 751050, 751150, 751160, 751350, 751360, 751450, 751460, 751470, 751550, 751650, 751750, 752150, 752250, 752350, 752450, 752460, 752550, 752560, 752650, 752750, 752950, 753060, 753070, 753150, 753250, 753310, 753450, 755550 és 755750 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Nógrád megye 550110, 550120, 550130, 550210, 550310, 550320, 550450, 550460, 550510, 550610, 550710, 550810, 550950, 551010, 551150, 551160, 551250, 551350, 551360, 551450, 551460, 551550, 551650, 551710, 551810, 551821, 552360 és 552960 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe,

Szabolcs-Szatmár-Bereg megye 850950, 851050, 851150, 851250, 851350, 851450, 851550, 851560, 851650, 851660, 851751, 851752, 852850, 852860, 852950, 852960, 853050, 853150, 853160, 853250, 853260, 853350, 853360, 853450, 853550, 854450, 854550, 854560, 854650, 854660, 854750, 854850, 854860, 854870, 854950, 855050, 855150, 855250, 855460, 855750, 855950, 855960, 856051, 856150, 856250, 856260, 856350, 856360, 856450, 856550, 856650, 856750, 856760, 856850, 856950, 857050, 857150, 857350, 857450, 857650, valamint 850150, 850250, 850260, 850350, 850450, 850550, 852050, 852150, 852250, 857550, 850650, 850850, 851851 és 851852 kódszámú vadgazdálkodási egységeinek teljes területe.

5.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Ādažu novads,

Aizputes novada Kalvenes pagasts pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa A9,

Aglonas novads,

Aizkraukles novads,

Aknīstes novads,

Alojas novads,

Alūksnes novads,

Amatas novads,

Apes novads,

Auces novads,

Babītes novads,

Baldones novads,

Baltinavas novads,

Balvu novads,

Bauskas novads,

Beverīnas novads,

Brocēnu novada Blīdenes pagasts, Remtes pagasta daļa uz austrumiem no autoceļa 1154 un P109,

Burtnieku novads,

Carnikavas novads,

Cēsu novads,

Cesvaines novads,

Ciblas novads,

Dagdas novads,

Daugavpils novads,

Dobeles novads,

Dundagas novads,

Durbes novada Durbes pagasta daļa uz dienvidiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja,

Engures novads,

Ērgļu novads,

Garkalnes novads,

Gulbenes novads,

Iecavas novads,

Ikšķiles novads,

Ilūkstes novads,

Inčukalna novads,

Jaunjelgavas novads,

Jaunpiebalgas novads,

Jaunpils novads,

Jēkabpils novads,

Jelgavas novads,

Kandavas novads,

Kārsavas novads,

Ķeguma novads,

Ķekavas novads,

Kocēnu novads,

Kokneses novads,

Krāslavas novads,

Krimuldas novads,

Krustpils novads,

Kuldīgas novada Ēdoles, Īvandes, Padures, Rendas, Kabiles, Rumbas, Kurmāles, Pelču, Snēpeles, Turlavas, Laidu un Vārmes pagasts, Kuldīgas pilsēta,

Lielvārdes novads,

Līgatnes novads,

Limbažu novads,

Līvānu novads,

Lubānas novads,

Ludzas novads,

Madonas novads,

Mālpils novads,

Mārupes novads,

Mazsalacas novads,

Mērsraga novads,

Naukšēnu novads,

Neretas novads,

Ogres novads,

Olaines novads,

Ozolnieku novads,

Pārgaujas novads,

Pļaviņu novads,

Preiļu novads,

Priekules novads,

Priekuļu novads,

Raunas novads,

republikas pilsēta Daugavpils,

republikas pilsēta Jelgava,

republikas pilsēta Jēkabpils,

republikas pilsēta Jūrmala,

republikas pilsēta Rēzekne,

republikas pilsēta Valmiera,

Rēzeknes novads,

Riebiņu novads,

Rojas novads,

Ropažu novads,

Rugāju novads,

Rundāles novads,

Rūjienas novads,

Salacgrīvas novads,

Salas novads,

Salaspils novads,

Saldus novada Novadnieku, Kursīšu, Zvārdes, Pampāļu, Šķēdes, Nīgrandes, Zaņas, Ezeres, Rubas, Jaunauces un Vadakstes pagasts,

Saulkrastu novads,

Sējas novads,

Siguldas novads,

Skrīveru novads,

Skrundas novads,

Smiltenes novads,

Stopiņu novada daļa, kas atrodas uz austrumiem no autoceļa V36, P4 un P5, Acones ielas, Dauguļupes ielas un Dauguļupītes,

Strenču novads,

Talsu novads,

Tērvetes novads,

Tukuma novads,

Vaiņodes novads,

Valkas novads,

Varakļānu novads,

Vārkavas novads,

Vecpiebalgas novads,

Vecumnieku novads,

Ventspils novada Ances, Tārgales, Popes, Vārves, Užavas, Piltenes, Puzes, Ziru, Ugāles, Usmas un Zlēku pagasts, Piltenes pilsēta,

Viesītes novads,

Viļakas novads,

Viļānu novads,

Zilupes novads.

6.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Alytaus miesto savivaldybė,

Alytaus rajono savivaldybė: Alytaus, Alovės, Butrimonių, Daugų, Nemunaičio, Pivašiūnų, Punios, Raitininkų seniūnijos,

Anykščių rajono savivaldybė,

Akmenės rajono savivaldybė: Ventos ir Papilės seniūnijos,

Biržų miesto savivaldybė,

Biržų rajono savivaldybė,

Druskininkų savivaldybė,

Elektrėnų savivaldybė,

Ignalinos rajono savivaldybė,

Jonavos rajono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė: Kepalių, Kriukų, Saugėlaukio ir Satkūnų seniūnijos,

Jurbarko rajono savivaldybė,

Kaišiadorių rajono savivaldybė,

Kalvarijos savivaldybė: Akmenynų, Liubavo, Kalvarijos seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 131 ir į pietus nuo kelio Nr. 200 ir Sangrūdos seniūnijos,

Kauno miesto savivaldybė,

Kauno rajono savivaldybė: Babtų, Batniavos, Čekiškės, Domeikavos, Garliavos, Garliavos apylinkių, Karmėlavos, Kulautuvos, Lapių, Linksmakalnio, Neveronių, Raudondvario, Rokų, Samylų, Taurakiemio, Užliedžių, Vandžiogalos, Vilkijos ir Vilkijos apylinkių seniūnijos,

Kelmės rajono savivaldybė,Kėdainių rajono savivaldybė,

Kupiškio rajono savivaldybė,

Lazdijų rajono savivaldybė: Būdviečio, Kapčiamieščio, Kučiūnų ir Noragėlių seniūnijos,

Marijampolės savivaldybė: Degučių, Mokolų ir Narto seniūnijos,

Mažeikių rajono savivaldybė: Šerkšnėnų, Sedos ir Židikų seniūnijos,

Molėtų rajono savivaldybė,

Pagėgių savivaldybė,

Pakruojo rajono savivaldybė,

Panevėžio rajono savivaldybė,

Panevėžio miesto savivaldybė,

Pasvalio rajono savivaldybė,

Radviliškio rajono savivaldybė,

Rietavo savivaldybė,

Prienų rajono savivaldybė: Stakliškių ir Veiverių seniūnijos,

Plungės rajono savivaldybė: Žlibinų ir Stalgėnų seniūnijos,

Raseinių rajono savivaldybė,

Rokiškio rajono savivaldybė,

Šakių rajono savivaldybė: Barzdų, Griškabūdžio, Kidulių, Kudirkos Naumiesčio, Lekėčių, Sintautų, Slavikų. Sudargo, Žvirgždaičių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į rytus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į pietus nuo kelio Nr. 140 ir į pietvakarius nuo kelio Nr. 137

Šalčininkų rajono savivaldybė,

Šiaulių miesto savivaldybė,

Šiaulių rajono savivaldybė: Šiaulių kaimiškoji seniūnija,

Šilutės rajono savivaldybė,

Širvintų rajono savivaldybė,

Šilalės rajono savivaldybė,

Švenčionių rajono savivaldybė,

Tauragės rajono savivaldybė.

Telšių rajono savivaldybė,

Trakų rajono savivaldybė,

Ukmergės rajono savivaldybė,

Utenos rajono savivaldybė,

Varėnos rajono savivaldybė,

Vilniaus miesto savivaldybė,

Vilniaus rajono savivaldybė,

Vilkaviškio rajono savivaldybė: Bartninkų, Gražiškių, Keturvalakių, Kybartų, Klausučių, Pajevonio, Šeimenos, Vilkaviškio miesto, Virbalio, Vištyčio seniūnijos,

Visagino savivaldybė,

Zarasų rajono savivaldybė.

7.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

gminy Kalinowo, Prostki i gmina wiejska Ełk w powiecie ełckim,

gminy Elbląg, Gronowo Elbląskie, Milejewo, Młynary, Markusy, Rychliki i Tolkmicko w powiecie elbląskim,

powiat miejski Elbląg,

powiat gołdapski,

gmina Wieliczki w powiecie oleckim,

powiat piski,

gmina Górowo Iławeckie z miastem Górowo Iławeckie w powiecie bartoszyckim,

gminy Biskupiec, Świątki i część gminy Barczewo położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie olsztyńskim,

gmina Miłakowo, część gminy Małdyty położona na południowy – zachód od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od Olsztyna do Elbląga i część gminy Morąg położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od Olsztyna do Elbląga w powiecie ostródzkim,

część gminy Ryn położona na południe od linii wyznaczonej przez linię kolejową łączącą miejscowości Giżycko i Kętrzyn w powiecie giżyckim,

gminy Braniewo i miasto Braniewo, Frombork, Lelkowo, Pieniężno, Płoskinia oraz część gminy Wilczęta położona na pólnoc od linii wyznaczonej przez drogę nr 509 w powiecie braniewskim,

gmina Reszel, część gminy Kętrzyn położona na południe od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn biegnącej do granicy miasta Kętrzyn, na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 591 biegnącą od miasta Kętrzyn do północnej granicy gminy oraz na zachód i na południe od zachodniej i południowej granicy miasta Kętrzyn, miasto Kętrzyn i część gminy Korsze położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od wschodniej granicy łączącą miejscowości Krelikiejmy i Sątoczno i na wschód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Sątoczno, Sajna Wielka biegnącą do skrzyżowania z drogą nr 590 w miejscowości Glitajny, a następnie na wschód od drogi nr 590 do skrzyżowania z drogą nr 592 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 592 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 590 w powiecie kętrzyńskim,

gminy Lubomino, Orneta część gminy Lidzbark Warmiński położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 51 i miasto Lidzbark Warmiński w powiecie lidzbarskim,

powiat mrągowski,

gmina Zalewo w powiecie iławskim,

w województwie podlaskim:

powiat grajewski,

powiat moniecki,

powiat sejneński,

gminy Łomża, Piątnica, Jedwabne, Przytuły i Wiznaw powiecie łomżyńskim,

powiat miejski Łomża,

gminy Dziadkowice, Grodzisk, Mielnik, Nurzec-Stacja i Siemiatycze z miastem Siemiatycze w powiecie siemiatyckim,

gminy Białowieża, Czyże, Narew, Narewka, Hajnówka z miastem Hajnówka i część gminy Dubicze Cerkiewne położona na północny wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1654B w powiecie hajnowskim,

gminy Klukowo, Kobylin-Borzymy i Sokoły w powiecie wysokomazowieckim,

powiat kolneński z miastem Kolno,

gminy Czarna Białostocka, Dobrzyniewo Duże, Gródek, Juchnowiec Kościelny, Łapy, Michałowo, Supraśl, Suraż, Turośń Kościelna, Tykocin, Wasilków, Zabłudów, Zawady i Choroszcz w powiecie białostockim,

miasto Bielsk Podlaski, część gminy Bielsk Podlaski położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 biegnącą od południowo-zachodniej granicy gminy do granicy miasta Bielsk Podlaski, na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 689 biegnącą od wschodniej granicy gminy do wschodniej granicy miasta Bielsk Podlaski oraz na północ i północny zachód od granicy miasta Bielsk Podlaski, część gminy Boćki położona na zachód od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 i część gminy Brańsk położona na południe od linii od linii wyznaczonej przez drogę nr 66 biegnącą od wschodniej granicy gminy do granicy miasta Brańsk w powiecie bielskim,

powiat suwalski,

powiat miejski Suwałki,

powiat augustowski,

powiat sokólski,

powiat miejski Białystok,

w województwie mazowieckim:

gminy Korczew, Kotuń, Paprotnia, Przesmyki, Wodynie, Skórzec, Mokobody, Mordy, Siedlce, Suchożebry i Zbuczyn w powiecie siedleckim,

powiat miejski Siedlce,

gminy Bielany, Ceranów, Kosów Lacki, Repki i gmina wiejska Sokołów Podlaski w powiecie sokołowskim,

powiat węgrowski,

powiat łosicki,

gminy Grudusk, Opinogóra Górna, Gołymin-Ośrodek i część gminy Glinojeck położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie ciechanowskim,

powiat sochaczewski,

gminy Policzna, Tczów i Zwoleń w powiecie zwoleńskim,

gminy Garbatka – Letnisko, Gniewoszów i Sieciechów w powiecie kozienickim,

gmina Solec nad Wisłą w powiecie lipskim,

gminy Gózd, Jastrzębia, Jedlnia Letnisko i Pionki z miastem Pionki w powiecie radomskim,

gminy Bodzanów, Bulkowo, Staroźreby i Słubice w powiecie płockim,

powiat nowodworski,

powiat płoński,

gminy Pokrzywnica, Świercze i część gminy Winnica położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Bielany, Winnica i Pokrzywnica w powiecie pułtuskim,

powiat wołomiński,

część gminy Somianka położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 62 w powiecie wyszkowskim,

gminy Borowie, Garwolin z miastem Garwolin, Górzno, Miastków Kościelny, Parysów, Pilawa, Trojanów, Żelechów, część gminy Wilga położona na północ od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia do rzeki Wisły w powiecie garwolińskim,

gmina Boguty – Pianki w powiecie ostrowskim,

gminy Stupsk, Wiśniewo i część gminy Strzegowo położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie mławskim,

powiat otwocki,

powiat warszawski zachodni,

powiat legionowski,

powiat piaseczyński,

powiat pruszkowski,

gminy Belsk Duży, Goszczyn, Chynów, Grójec, Jasieniec, Pniewy i Warka w powiecie grójeckim,

powiat grodziski,

gminy Mszczonów i Radziejowice w powiecie żyrardowskim,

gminy Białobrzegi i Promna w powiecie białobrzeskim,

powiat miejski Warszawa,

w województwie lubelskim:

gminy Janów Podlaski, Kodeń, Tuczna, Leśna Podlaska, Rossosz, Łomazy, Konstantynów, Piszczac, Rokitno, Biała Podlaska, Zalesie, Terespol z miastem Terespol, Drelów, Międzyrzec Podlaski z miastem Międzyrzec Podlaski w powiecie bialskim,

powiat miejski Biała Podlaska,

gminy Aleksandrów, Biłgoraj z miastem Biłgoraj, Biszcza, Józefów, Księżpol, Łukowa, Obsza i Tarnogród część gminy Frampol położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 74, część gminy Goraj położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 835, część gminy Tereszpol położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 858, część gminy Turobin położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 835 w powiecie biłgorajskim,

gminy Chrzanów i Dzwola w powiecie janowskim,

powiat puławski,

powiat rycki,

gminy Stoczek Łukowski z miastem Stoczek Łukowski, Wola Mysłowska, Trzebieszów, Stanin, część gminy wiejskiej Łuków położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 63 biegnącą od północnej granicy gminy do granicy miasta Łuków i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 806 biegnącą od wschodniej granicy miasta Łuków do wschodniej granicy gminy wiejskiej Łuków i miasto Łuków w powiecie łukowskim,

gminy Jabłonna, Krzczonów i Garbów w powiecie lubelskim,

gminy Rybczewice i Piaski w powiecie świdnickim,

gmina Fajsławice, część gminy Żółkiewka położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 842 i część gminy Łopiennik Górny położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 17 w powiecie krasnostawskim,

gminy Dołhobyczów, Mircze, Trzeszczany, Werbkowice i część gminy wiejskiej Hrubieszów położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 844 oraz na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 i miasto Hrubieszów w powiecie hrubieszowskim,

gminy Krynice, Rachanie, Tarnawatka, Łaszczów, Telatyn, Tyszowce i Ulhówek w powiecie tomaszowskim,

część gminy Wojsławice położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od północnej granicy gminy przez miejscowość Wojsławice do południowej granicy gminy w powiecie chełmskim,

gmina Adamów, Miączyn, Sitno, Komarów-Osada, Krasnobród, Łabunie, Zamość, Grabowiec, część gminy Zwierzyniec położona na południowy-wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 858 i część gminy Skierbieszów położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 843 w powiecie zamojskim,

powiat miejski Zamość,

gminy Annopol, Dzierzkowice, Gościeradów i część gminy Urzędów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 833 w powiecie kraśnickim,

powiat opolski,

w województwie podkarpackim:

gminy Radomyśl nad Sanem i Zaklików w powiecie stalowowolskim,

gminy Horyniec-Zdrój, Cieszanów, Oleszyce i Stary Dzików w powiecie lubaczowskim,

gmina Adamówka w powiecie przeworskim,

w województwie pomorskim:

gminy Dzierzgoń i Stary Dzierzgoń w powiecie sztumskim,

gmina Stare Pole w powiecie malborskim,

w województwie świętokrzyskim:

gmina Tarłów i część gminy Ożarów polożona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 w powiecie opatowskim.

8.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Restul județului Maramureș care nu a fost inclus în Partea III cu următoarele comune:

Comuna Vișeu de Sus,

Comuna Moisei,

Comuna Borșa,

Comuna Oarța de Jos,

Comuna Suciu de Sus,

Comuna Coroieni,

Comuna Târgu Lăpuș,

Comuna Vima Mică,

Comuna Boiu Mare,

Comuna Valea Chioarului,

Comuna Ulmeni,

Comuna Băsești,

Comuna Baia Mare,

Comuna Tăuții Magherăuș,

Comuna Cicărlău,

Comuna Seini,

Comuna Ardusat,

Comuna Farcasa,

Comuna Salsig,

Comuna Asuaju de Sus,

Comuna Băița de sub Codru,

Comuna Bicaz,

Comuna Grosi,

Comuna Recea,

Comuna Baia Sprie,

Comuna Sisesti,

Comuna Cernesti,

Copalnic Mănăstur,

Comuna Dumbrăvița,

Comuna Cupseni,

Comuna Șomcuța Mare,

Comuna Sacaleșeni,

Comuna Remetea Chioarului,

Comuna Mireșu Mare,

Comuna Ariniș,

Județul Bistrița-Năsăud,

Județul Iași cu următoarele comune:

Bivolari,

Trifești,

Probota,

Movileni,

Țigănași,

Popricani,

Victoria,

Golăești,

Aroneanu,

Iași,

Rediu,

Miroslava,

Bârnova,

Ciurea,

Mogosești,

Grajduri,

Scânteia,

Scheia,

Dobrovăț,

Schitu Duca,

Tuțora,

Tomești,

Bosia,

Prisăcani,

Osoi,

Costuleni,

Răducăneni,

Dolhești,

Gorban,

Ciortești,

Moșna,

Cozmești,

Grozești,

Holboca.

DEEL III

1.   Bulgarije

De volgende gebieden in Bulgarije:

the whole region of Blagoevgrad,

the whole region of Montana,

the whole region of Ruse,

the whole region of Razgrad,

the whole region of Silistra,

the whole region of Pleven,

the whole region of Vratza,

the whole region of Vidin,

the whole region of Targovishte,

the whole region of Lovech,

the whole region of Sofia city,

the whole region of Sofia Province,

in the region of Veliko Tarnovo:

the whole municipality of Svishtov,

the whole municipality of Pavlikeni

the whole municipality of Polski Trambesh

the whole municipality of Strajitsa,

in Burgas region:

the whole municipality of Burgas,

the whole municipality of Kameno,

the whole municipality of Malko Tarnovo,

the whole municipality of Primorsko,

the whole municipality of Sozopol,

the whole municipality of Sredets,

the whole municipality of Tsarevo.

2.   Letland

De volgende gebieden in Letland:

Aizputes novada Aizputes pagasts, Cīravas pagasta daļa uz dienvidiem no autoceļa 1192, Kazdangas pagasts, Kalvenes pagasta daļa uz ziemeļiem no autoceļa A9, Lažas pagasta dienvidaustrumu daļa un pagasta daļa uz dienvidaustrumiem no autoceļa 1199 un uz dienvidiem no Padures autoceļa, Aizputes pilsēta,

Durbes novada Vecpils pagasts, Durbes pagasta daļa uz ziemeļiem no dzelzceļa līnijas Jelgava-Liepāja, Dunalkas pagasta daļa uz austrumiem no autoceļiem P112, 1193 un 1192, Durbes pilsēta,

Brocēnu novada Cieceres un Gaiķu pagasts, Remtes pagasta daļa uz rietumiem no autoceļa 1154 un P109, Brocēnu pilsēta,

Saldus novada Saldus, Zirņu, Lutriņu un Jaunlutriņu pagasts, Saldus pilsēta.

3.   Litouwen

De volgende gebieden in Litouwen:

Akmenės rajono savivaldybė: Akmenės, Kruopių, Naujosios Akmenės kaimiškoji ir Naujosios Akmenės miesto seniūnijos,

Alytaus rajono savivaldybė: Simno sen, Krokialaukio ir Miroslavo seniūnijos,

Birštono savivaldybė,

Joniškio rajono savivaldybė:Gaižaičių, Gataučių, Joniškio, Rudiškių, Skaistgirio, Žagarės seniūnijos,

Kalvarijos savivaldybė: Kalvarijos seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 131 ir į šiaurę nuo kelio Nr. 200,

Kauno rajono savivaldybė: Akademijos, Alšėnų, Ežerėlio, Kačerginės, Ringaudų ir Zapyškio seniūnijos,

Kazlų Rudos savivaldybė: Antanavo, Kazlų Rudos, Jankų ir Plutiškių seniūnijos,

Lazdijų rajono savivaldybė: Krosnos, Lazdijų miesto, Lazdijų, Seirijų, Šeštokų, Šventežerio ir Veisiejų seniūnijos,

Marijampolės savivaldybė: Gudelių, Igliaukos, Liudvinavo, Marijampolės,Sasnavos ir Šunskų seniūnijos,

Mažeikių rajono savivaldybės: Laižuvos, Mažeikių apylinkės, Mažeikių, Reivyčių, Tirkšlių ir Viekšnių seniūnijos,

Prienų rajono savivaldybė: Ašmintos, Balbieriškio, Išlaužo, Jiezno, Naujosios Ūtos, Pakuonio, Prienų ir Šilavotos seniūnijos,

Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137,

Šiaulių rajono savivaldybės: Bubių, Ginkūnų, Gruzdžių, Kairių, Kuršėnų kaimiškoji, Kuršėnų miesto, Kužių, Meškuičių, Raudėnų ir Šakynos seniūnijos,

Šakių rajono savivaldybė: Gelgaudiškio ir Plokščių seniūnijos ir Kriūkų seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Lukšių seniūnijos dalis į vakarus nuo kelio Nr. 3804, Šakių seniūnijos dalis į šiaurę nuo kelio Nr. 140 ir į šiaurės rytus nuo kelio Nr. 137,

Vilkaviškio rajono savivaldybės: Gižų ir Pilviškių seniūnijos.

4.   Polen

De volgende gebieden in Polen:

w województwie warmińsko-mazurskim:

Gminy Bisztynek, Sępopol i Bartoszyce z miastem Bartoszyce w powiecie bartoszyckim,

gmina Kiwity i część gminy Lidzbark Warmiński położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 51 w powiecie lidzbarskim,

gminy Srokowo, Barciany, część gminy Kętrzyn położona na północ od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn biegnącej do granicy miasta Kętrzyn oraz na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 591 biegnącą od miasta Kętrzyn do północnej granicy gminy i część gminy Korsze położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od wschodniej granicy łączącą miejscowości Krelikiejmy i Sątoczno i na zachód od linii wyznaczonej przez drogę łączącą miejscowości Sątoczno, Sajna Wielka biegnącą do skrzyżowania z drogą nr 590 w miejscowości Glitajny, a następnie na zachód od drogi nr 590 do skrzyżowania z drogą nr 592 i na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 592 biegnącą od zachodniej granicy gminy do skrzyżowania z drogą nr 590 w powiecie kętrzyńskim,

gmina Stare Juchy w powiecie ełckim,

część gminy Wilczęta położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 509 w powiecie braniewskim,

część gminy Morąg położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od Olsztyna do Elbląga, część gminy Małdyty położona na północny – wschód od linii wyznaczonej przez linię kolejową biegnącą od Olsztyna do Elbląga w powiecie ostródzkim,

gminy Godkowo i Pasłęk w powiecie elbląskim,

gminy Kowale Oleckie, Olecko i Świętajno w powiecie oleckim,

powiat węgorzewski,

gminy Kruklanki, Wydminy, Miłki, Giżycko z miastem Giżycko i część gminy Ryn położona na północ od linii kolejowej łączącej miejscowości Giżycko i Kętrzyn w powiecie giżyckim,

gminy Jeziorany, Kolno, Dywity, Dobre Miasto i część gminy Barczewo położona na północ od linii wyznaczonej przez linię kolejową w powiecie olsztyńskim,

w województwie podlaskim:

gmina Orla, część gminy Bielsk Podlaski położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 biegnącą od południowo-zachodniej granicy gminy do granicy miasta Bielsk Podlaski i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 689 biegnącą od wschodniej granicy gminy do wschodniej granicy miasta Bielsk Podlaski i część gminy Boćki położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 19 w powiecie bielskim,

gminy Kleszczele, Czeremcha i część gminy Dubicze Cerkiewne położona na południowy zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 1654B w powiecie hajnowskim,

gminy Perlejewo, Drohiczyn i Milejczyce w powiecie siemiatyckim,

gmina Ciechanowiec w powiecie wysokomazowieckim,

w województwie mazowieckim:

gminy Domanice i Wiśniew w powiecie siedleckim,

gminy Łaskarzew z miastem Łaskarzew, Maciejowice, Sobolew i część gminy Wilga położona na południe od linii wyznaczonej przez rzekę Wilga biegnącą od wschodniej granicy gminy do ujścia dorzeki Wisły w powiecie garwolińskim,

powiat miński,

gminy Jabłonna Lacka, Sabnie i Sterdyń w powiecie sokołowskim,

gminy Ojrzeń, Sońsk, Regimin, Ciechanów z miastem Ciechanów i część gminy Glinojeck położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie ciechanowskim,

część gminy Strzegowo położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 7 w powiecie mławskim,

gmina Nur w powiecie ostrowskim,

gminy Grabów nad Pilicą, Magnuszew, Głowaczów, Kozienice w powiecie kozienickim,

gmina Stromiec w powiecie białobrzeskim,

gminy Czerwińsk nad Wisłą i Naruszewo w powiecie płońskim,

gminy Wyszogród i Mała Wieś w powiecie płockim,

w województwie lubelskim:

gminy Bełżec, Jarczów, Lubycza Królewska, Susiec, Tomaszów Lubelski i miasto Tomaszów Lubelski w powiecie tomaszowskim,

gminy Białopole, Dubienka, Chełm, Leśniowice, Wierzbica, Sawin, Ruda Huta, Dorohusk, Kamień, Rejowiec, Rejowiec Fabryczny z miastem Rejowiec Fabryczny, Siedliszcze, Żmudź i część gminy Wojsławice położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę biegnącą od północnej granicy gminy do miejscowości Wojsławice do południowej granicy gminy w powiecie chełmskim,

powiat miejski Chełm,

gminy Izbica, Gorzków, Rudnik, Kraśniczyn, Krasnystaw z miastem Krasnystaw, Siennica Różana i część gminy Łopiennik Górny położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 17, część gminy Żółkiewka położona na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 842 w powiecie krasnostawskim,

gmina Stary Zamość, Radecznica, Szczebrzeszyn, Sułów, Nielisz, część gminy Skierbieszów położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 843, część gminy Zwierzyniec położona na północny-zachód od linii wyznaczonej przez droge nr 858 powiecie zamojskim,

część gminy Frampol położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74, część gminy Goraj położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 835, część gminy Tereszpol położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 858, część gminy Turobin położona na wschód od linii wyznaczonej przez drogę nr 835 w powiecie biłgorajskim,

gminy Hanna, Hańsk, Wola Uhruska, Urszulin, Stary Brus, Wyryki i gmina wiejska Włodawa w powiecie włodawskim,

powiat łęczyński,

gmina Trawniki w powiecie świdnickim,

gminy Sławatycze, Sosnówka i Wisznice w powiecie bialskim,

gminy Adamów, Krzywda, Serokomla, Wojcieszków i część gminy wiejskiej Łuków położona na zachód od linii wyznaczonej przez drogę nr 63 biegnącą od północnej granicy gminy do granicy miasta Łuków, a następnie na północ, zachód, południe i wschód od linii stanowiącej północną, zachodnią, południową i wschodnią granicę miasta Łuków do jej przecięcia się z drogą nr 806 i na południe od linii wyznaczonej przez drogę nr 806 biegnącą od wschodniej granicy miasta Łuków do wschodniej granicy gminy wiejskiej Łuków w powiecie łukowskim,

powiat parczewski,

powiat radzyński,

powiat lubartowski,

gminy Horodło, Uchanie, Niedźwiada i część gminy wiejskiej Hrubieszów położona na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 844 biegnącą od zachodniej granicy gminy wiejskiej Hrubieszów do granicy miasta Hrubieszów oraz na północ od linii wyznaczonej przez drogę nr 74 biegnącą od wschodniej granicy miasta Hrubieszów do wschodniej granicy gminy wiejskiej Hrubieszów w powiecie hrubieszowskim,

gminy Głusk, Jastków, Niemce i Wólka w powiecie lubelskim,

gminy Mełgiew i miasto Świdnik w powiecie świdnickim,

powiat miejski Lublin,

w województwie podkarpackim:

gmina Narol w powiecie lubaczowskim.

5.   Roemenië

De volgende gebieden in Roemenië:

Zona orașului București,

Județul Constanța,

Județul Satu Mare,

Județul Tulcea,

Județul Bacău,

Județul Bihor,

Județul Brăila,

Județul Buzău,

Județul Călărași,

Județul Dâmbovița,

Județul Galați,

Județul Giurgiu,

Județul Ialomița,

Județul Ilfov,

Județul Prahova,

Județul Sălaj,

Județul Vaslui,

Județul Vrancea,

Județul Teleorman,

Partea din județul Maramureș cu următoarele delimitări:

Comuna Petrova,

Comuna Bistra,

Comuna Repedea,

Comuna Poienile de sub Munte,

Comuna Vișeu e Jos,

Comuna Ruscova,

Comuna Leordina,

Comuna Rozavlea,

Comuna Strâmtura,

Comuna Bârsana,

Comuna Rona de Sus,

Comuna Rona de Jos,

Comuna Bocoiu Mare,

Comuna Sighetu Marmației,

Comuna Sarasau,

Comuna Câmpulung la Tisa,

Comuna Săpânța,

Comuna Remeti,

Comuna Giulești,

Comuna Ocna Șugatag,

Comuna Desești,

Comuna Budești,

Comuna Băiuț,

Comuna Cavnic,

Comuna Lăpuș,

Comuna Dragomirești,

Comuna Ieud,

Comuna Saliștea de Sus,

Comuna Săcel,

Comuna Călinești,

Comuna Vadu Izei,

Comuna Botiza,

Comuna Bogdan Vodă,

Localitatea Groșii Țibileșului, comuna Suciu de Sus,

Localitatea Vișeu de Mijloc, comuna Vișeu de Sus,

Localitatea Vișeu de Sus, comuna Vișeu de Sus.

Județul Mehedinți,

Județul Gorj,

Județul Argeș,

Județul Olt,

Județul Dolj,

Județul Arad,

Județul Timiș,

Județul Covasna,

Județul Brașov,

Județul Botoșani,

Județul Vâlcea,

Județul Hunedoara.

6.   Slowakije

De volgende gebieden in Slowakije:

the whole district of Trebisov,

in the district of Michalovce, the whole municipalities of the district not already included in Part I.

DEEL IV

Italië

De volgende gebieden in Italië:

tutto il territorio della Sardegna.