ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 177

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
2 juli 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1121 van de Raad van 25 juni 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register ( 1 )

3

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1123 van de Commissie van 12 maart 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 389/2013 wat betreft de technische uitvoering van de tweede verbintenisperiode in het kader van het Protocol van Kyoto ( 1 )

63

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1124 van de Commissie van 13 maart 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wat betreft de werking van het EU-register overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad

66

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1125 van de Commissie van 5 juni 2019 tot verlening van een vergunning voor zinkchelaat van methioninesulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

77

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1126 van de Commissie van 25 juni 2019 tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen Jambon du Kintoa (BOB)

81

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/1127 van de Commissie van 4 oktober 2018 betreffende steunmaatregel SA.45359 — 2017/C (ex 2016/N) die Slowakije voornemens is te verlenen aan Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6545)  ( 1 )

82

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/1128 van de Commissie van 1 juli 2019 inzake toegangsrechten tot in het Europees centraal register opgeslagen veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop en tot intrekking van Besluit 2012/780/EU ( 1 )

112

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/1


BESLUIT (EU) 2019/1121 VAN DE RAAD

van 25 juni 2019

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst met lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (Asean). Deze machtiging voorzag in de mogelijkheid van bilaterale onderhandelingen.

(2)

Op 22 december 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het voeren van bilaterale onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met afzonderlijke Asean-lidstaten. In juni 2012 heeft de Commissie bilaterale onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Vietnam geopend, die in overeenstemming met de bestaande onderhandelingsrichtsnoeren moesten worden gevoerd.

(3)

De onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam (“de overeenkomst”) zijn afgesloten.

(4)

De overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend tot de ondertekening, namens de Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam (“de overeenkomst”), onder voorbehoud van de sluiting ervan (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 25 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A. ANTON


(1)  De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/3


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1122 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2019

tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (1), en met name artikel 19, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG moeten alle met ingang van 1 januari 2012 verleende emissierechten in een EU-register worden bijgehouden. Een dergelijk EU-register is oorspronkelijk vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie (2).

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie (3) werd Verordening (EU) nr. 920/2010 ingetrokken en zijn algemene, operationele en onderhoudsvoorschriften vastgesteld met betrekking tot het EU-register voor de op 1 januari 2013 beginnende en de daaropvolgende handelsperioden, het onafhankelijke transactielogboek als bedoeld in artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG en de registers als bedoeld in artikel 6 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (4).

(3)

Het EU-register garandeert een nauwkeurige boekhouding van de transacties in het kader van het systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie (EU-ETS) dat is ingesteld bij Richtlijn 2003/87/EG. Het EU-register is een gestandaardiseerde en beveiligde elektronische databank met gemeenschappelijke gegevenselementen om de verlening, het bezit, de overdracht en de annulering, naargelang van het geval, van emissierechten te volgen, en waar nodig voor toegang van het publiek en geheimhouding te zorgen. Het moet ervoor zorgen dat er geen overdrachten plaatsvinden die onverenigbaar zijn met de uit Richtlijn 2003/87/EG voortvloeiende verplichtingen.

(4)

Met ingang van 2021 wordt met het begin van een nieuwe periode voor het EU-ETS nieuwe wetgeving van toepassing voor de economie in haar geheel. Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging en de werking van het registersysteem eveneens aan de voorschriften voor deze nieuwe periode voldoen.

(5)

Richtlijn 2003/87/EG is ingrijpend gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (5) ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen, als gevolg waarvan het EU-register dienovereenkomstig moet worden gewijzigd. De bij deze wijzigingen ingevoerde bepalingen zijn op de perioden vanaf 2021 van toepassing.

(6)

Op grond van artikel 13 van Richtlijn 2003/87/EG zijn emissierechten die met ingang van 1 januari 2013 worden verleend voor onbepaalde tijd geldig. Vanaf 2021 moeten de emissierechten echter zijn voorzien van een vermelding van de handelsperiode waarin zij zijn gecreëerd. Het is daarom noodzakelijk in het EU-register de bijbehorende functionaliteiten aan te bieden. De vermelding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar de emissierechten zijn gecreëerd, mag alleen zichtbaar zijn voor rekeninghouders in het geval dit nodig is om in verschillende fasen gecreëerde emissierechten van elkaar te kunnen onderscheiden. Dit is het geval tijdens de overgang van de derde handelsperiode naar de vierde, aangezien de emissierechten die in de periode vanaf 2021 worden gecreëerd pas met ingang van 1 januari 2021 geldig zijn voor emissies.

(7)

Bovendien moet op de inlevering van emissierechten een beperking worden toegepast om ervoor te zorgen dat emissierechten pas vanaf het eerste jaar van de periode van tien jaar waarin zij zijn verleend, voor emissies kunnen worden gebruikt. De voorschriften voor de berekening van het nalevingsstatuscijfer zijn nodig om de naleving van deze beperking te bewaken.

(8)

Bij Richtlijn (EU) 2018/410 is artikel 11 ter, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG geschrapt. Het gebruik van internationale kredieten in het EU-ETS zal dan ook in de handelsperiode vanaf 1 januari 2021 niet meer mogelijk zijn. Dientengevolge mogen op ETS-rekeningen geen internationale kredieten meer worden aangehouden en houden rechten op het gebruik van internationale kredieten op te bestaan. Totdat alle met betrekking tot de handelsperiode van 2013 tot en met 2020 vereiste handelingen zijn voltooid, moet het gebruik van internationale kredieten en dientengevolge van rechten op het gebruik van internationale kredieten echter worden gehandhaafd. Niet meer toelaatbare eenheden moeten na het einde van de voortgezette toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 van ETS-rekeningen worden verwijderd.

(9)

Vanwege de indeling van emissierechten bestaande uit eenheden waarvan is vastgesteld dat deze voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG worden erkend als “financiële instrumenten” in de zin van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) is het dienstig de voorschriften betreffende het EU-register voor zover nodig in overeenstemming te brengen met die van de wetgeving inzake financiële markten, met name door te zorgen voor de verstrekking van relevante informatie ten behoeve van de doeltreffende handhaving van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(10)

Overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten financiële instrumenten identificeerbaar zijn aan de hand van International Securities Identification Numbers (ISIN-codes) zoals gedefinieerd in ISO 6166. Ter vergemakkelijking van de naleving van verslagleggingsverplichtingen voor de rekeninghouders moeten de ISIN-codes van emissierechten in het EU-register worden weergegeven.

(11)

Voor het soepele verloop van het veilingproces uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie (9) moet Verordening (EU) nr. 389/2013, voornamelijk op basis van de ervaring die in de praktijk met het veilingproces is opgedaan en vanwege het feit dat sinds 3 januari 2018 emissierechten in de spothandel, zoals genoemd in bijlage I, deel C, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU, worden ingedeeld onder financiële instrumenten, worden gewijzigd. Deze indeling heeft met name tot gevolg dat emissierechten in de spothandel binnen de werkingssfeer van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) komen te vallen. De wijzigingen zijn nodig om de processen met betrekking tot de veilingen waarop deze verordening betrekking heeft beter af te stemmen op de voorschriften van Richtlijn 98/26/EG, met inbegrip van geharmoniseerde implementatie hiervan in de nationale wetgeving, waar nodig, ten behoeve van de veiling van emissierechten.

(12)

Aangezien emissierechten slechts in gedematerialiseerde vorm bestaan en fungibel zijn, moet het recht op een emissierecht worden vastgesteld door het bestaan ervan in de rekening van het EU-register waarop het wordt aangehouden. Bovendien moet, ter beperking van de risico's die gepaard gaan met het terugdraaien van een in het EU-register ingevoerde transactie en de systeem- en marktverstoring waartoe die terugdraaiing kan leiden, ervoor worden gezorgd dat de emissierechten volledig fungibel zijn. Met name kunnen transacties na afloop van een in de registervoorschriften vastgestelde termijn alleen worden teruggedraaid, herroepen of ongedaan gemaakt in overeenstemming met de in de registervoorschriften vastgestelde voorwaarden. Niets in deze verordening mag een rekeninghouder of een derde beletten uit de onderliggende transactie voortvloeiende rechten of aanspraken uit te oefenen die zij in rechte kunnen aanvoeren ter terugvordering of restitutie met betrekking tot een transactie die in een systeem is ingevoerd, bijvoorbeeld in geval van fraude of een technische fout, voor zover dit niet leidt tot terugdraaiing, herroeping of ongedaanmaking van de transactie. Voorts moet het te goeder trouw verwerven van een emissierecht worden beschermd.

(13)

De centrale administrateur moet als belangrijkste taken hebben de verstrekking, het beheer en het onderhoud van het EU-register en het EU-transactielogboek (het EUTL), het beheren van centrale rekeningen, en het uitvoeren van handelingen die centraal moeten geschieden. De nationale administrateurs moeten als belangrijkste taken hebben te fungeren als contactpunt met hun respectieve rekeninghouders in het EU-register en alle handelingen uit te voeren waarbij direct contact met die rekeninghouders nodig is, waaronder het openen van, het schorsen van de toegang tot en het afsluiten van rekeningen.

(14)

Wanneer lidstaten kosteloos emissierechten toewijzen op basis van artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG, moeten deze emissierechten worden verleend overeenkomstig artikel 10 quater van die richtlijn.

(15)

Richtlijn 2003/87/EG is gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad (11). Bij deze wijziging werd de afwijking van de EU-ETS-verplichtingen voor vluchten naar en uit derde landen tot en met 31 december 2023 verlengd. Dienovereenkomstig moeten aan vliegtuigexploitanten waarvoor de afwijking geldt tot en met die datum nog kosteloze emissierechten worden toegewezen. Vanaf 1 januari 2021 is het aantal aan vliegtuigexploitanten kosteloos toegewezen emissierechten onderworpen aan de toepassing van de in artikel 9 van Richtlijn 2003/87/EG genoemde lineaire factor.

(16)

Artikel 11 van Richtlijn 2003/87/EG bepaalt dat de bevoegde autoriteiten vóór 28 februari van elk jaar de dat jaar kosteloos aan exploitanten toe te wijzen emissierechten moeten overdragen. Waar die richtlijn voorziet in de herberekening van het aantal emissierechten dat aan een exploitant wordt toegewezen, moet de centrale administrateur ervoor zorgen dat de herberekening van de toewijzing plaatsvindt overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG en dat de vereiste wijzigingen in het EU-register en het EUTL worden doorgevoerd voordat de bevoegde nationale autoriteit de emissierechten aan de betrokken exploitant kan overdragen.

(17)

Niets in deze verordening mag verhinderen dat een bevoegde autoriteit eist dat een exploitant een aantal boven op de aangepaste toewijzing voor het desbetreffende jaar ontvangen emissierechten overdraagt naar de EU-toewijzingsrekening als er te veel emissierechten zijn toegewezen, waaronder als gevolg van een fout in de oorspronkelijke toewijzing of wanneer de exploitant heeft verzuimd om de relevante informatie juist en volledig bij de bevoegde autoriteit in te dienen, mits de centrale administrateur de nationale toewijzingstabel van de lidstaat heeft gewijzigd.

(18)

Emissierechten die zijn verleend nadat een exploitant de activiteiten van de installatie waarop de emissierechten betrekking hebben, heeft stopgezet, zonder de bevoegde instantie daarvan op voorhand in kennis te hebben gesteld, kunnen niet worden aangemerkt als emissierechten in de zin van Richtlijn 2003/87/EG. Dit houdt in dat in het geval dat het teveel aan ontvangen emissierechten is ontstaan doordat de exploitant heeft nagelaten van de gestaakte activiteiten melding te maken, het mogelijk moet zijn het overeenkomstige aantal emissierechten van de exploitanttegoedrekening te verwijderen, zelfs zonder goedkeuring van de exploitant.

(19)

Om de veiligheid van de in het EU-register opgeslagen informatie te beschermen en fraude te voorkomen, moeten passende en geharmoniseerde eisen inzake het openen van rekeningen, de authenticering en de toegangsrechten worden toegepast. De bij Verordening (EU) nr. 389/2013 vastgestelde voorschriften moeten worden geëvalueerd en geactualiseerd om de doeltreffendheid ervan te garanderen, met inachtneming van de evenredigheid. Hoewel de administrateurs van het EU-register niet rechtstreeks aan de bij Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (12) vastgestelde voorschriften zijn onderworpen, komen in die richtlijn vastgestelde voorschriften en waarborgen ook terug in de voorschriften betreffende het openen en aanhouden van rekeningen in het EU-register, in het bijzonder met betrekking tot informatie over uiteindelijk begunstigden. De voorschriften van Verordening (EU) nr. 389/2013 moeten worden herzien, zodat de nationale administrateurs hun procedures kunnen aanpassen aan het werkelijke risico dat een specifieke actie met zich meebrengt.

(20)

Indien een uit een andere lidstaat afkomstig origineel document of een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan als het in bijlage IV of VIII bedoelde bewijs wordt ingediend, moeten de voorschriften van Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad (13) dienovereenkomstig worden toegepast.

(21)

De nationale administrateurs, de centrale administrateur en de Commissie moeten voldoen aan de EU- en nationale wetgeving inzake de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van dergelijke gegevens, en met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (14) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (15), wanneer deze van toepassing zijn op krachtens deze verordening bewaarde en verwerkte informatie.

(22)

De gegevens die over alle processen, exploitanten en personen in het registersysteem zijn opgeslagen, moeten worden bewaard; daarentegen moeten de hierin opgenomen persoonsgegevens bij het verstrijken van de geldende bewaringstermijn worden gewist.

(23)

De Commissie en de nationale administrateurs zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de verwerking van de op grond van deze verordening bewaarde en verwerkte informatie. Het EU-register en het EUTL hebben taken die in het algemeen belang worden uitgevoerd. Indien een inbreuk in verband met persoonsgegevens heeft plaatsgevonden, zijn de desbetreffende kennisgevingsprocedures op grond van de wetgeving inzake gegevensbescherming van toepassing.

(24)

De nationale administrateurs, de centrale administrateur en de Commissie moeten er zorg voor dragen dat op grond van deze verordening bewaarde en verwerkte informatie enkel ten behoeve van de werking van het EU-register kan worden gebruikt.

(25)

De voorschriften die op het EU-register van toepassing zijn, moeten worden vereenvoudigd om de administratieve last zo veel mogelijk te beperken, zonder daarbij de milieu-integriteit, de beveiliging of de betrouwbaarheid van het EU-ETS in het gedrang te brengen. Om de richting en de omvang van mogelijke vereenvoudigingen en lastenverlichting te helpen bepalen, is de praktijkervaring van de nationale administrateurs van het EU-register verzameld en zijn de lidstaten geraadpleegd. De daarop gebaseerde nieuwe voorschriften hebben als doel het EU-register voor zowel gebruikers als beheerders begrijpelijker en gebruiksvriendelijker te maken.

(26)

Voor zover en voor zolang het nodig is om de milieu-integriteit van het EU-ETS te beschermen, mogen luchtvaartoperatoren en andere exploitanten in het EU-ETS geen emissierechten gebruiken die zijn verleend door een lidstaat die de Europese Raad ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) in kennis heeft gesteld van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken.

(27)

De koppeling van het EU-ETS met andere emissiehandelsregelingen verruimt de mogelijkheden voor emissiereducties, zodat de bestrijding van de klimaatverandering minder kost. Voor het operationeel maken van koppelingsovereenkomsten op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG is een aantal aanpassingen in het EU-register nodig. Daarom moet Verordening (EU) nr. 389/2013 worden gewijzigd om onder meer te zorgen dat de emissierechten van derde landen voor naleving worden erkend en dat de overdracht van dergelijke emissierechten, het creëren van rekeningen en het verrichten van transacties mogelijk is en om de voorwaarden voor schorsing van de koppeling toe te voegen.

(28)

Alle met betrekking tot de derde handelsperiode van het EU-ETS van 2013 tot en met 2020 vereiste handelingen moeten overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 389/2013 vastgestelde voorschriften worden afgerond. Aangezien bij Richtlijn 2003/87/EG het gebruik van krachtens het Protocol van Kyoto gegenereerde internationale kredieten is toegestaan, moet die verordening op die handelingen van toepassing blijven. Om duidelijkheid te scheppen over, enerzijds, de voorschriften die in overeenstemming met Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (16), op alle aan de derde handelsperiode gerelateerde handelingen van toepassing zijn, en, anderzijds, de voorschriften die overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/410, op alle aan de vierde handelsperiode gerelateerde handelingen van toepassing zijn, moet de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 die na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening van kracht blijven, tot handelingen in verband met de derde handelsperiode worden beperkt.

(29)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op 18 oktober 2018 advies uitgebracht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden met betrekking tot het EU-register en het onafhankelijke transactielogboek als bedoeld in artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG algemene, operationele en onderhoudsvoorschriften vastgesteld.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de emissierechten die in het kader van het emissiehandelssysteem van de Europese Unie (EU-ETS) zijn gecreëerd.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de definities van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 en artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie (17). Voorts wordt verstaan onder:

1.   “centrale administrateur”: de persoon die door de Commissie is aangewezen overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2003/87/EG;

2.   “nationale administrateur”: de entiteit die verantwoordelijk is voor de administratie namens een lidstaat van een reeks gebruikersrekeningen in het EU-register die tot het rechtsgebied van een lidstaat behoren, en die is aangewezen overeenkomstig artikel 7;

3.   “rekeninghouder”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van een rekening in het EU-register;

4.   “rekeninggegevens”: alle voor de opening van een rekening of registratie van een verificateur benodigde gegevens, met inbegrip van alle gegevens met betrekking tot de aangewezen vertegenwoordigers;

5.   “bevoegde autoriteit”: de door een lidstaat overeenkomstig artikel 18 van Richtlijn 2003/87/EG aangewezen autoriteit of autoriteiten;

6.   “verificateur”: een verificateur als omschreven in artikel 3, punt 3, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie (18);

7.   “luchtvaartemissierechten”: emissierechten die zijn gecreëerd overeenkomstig artikel 3 quater, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG, met inbegrip van met hetzelfde doel gecreëerde emissierechten voortvloeiend uit op grond van artikel 25 van de EU-ETS-richtlijn aan het EU-ETS gekoppelde regelingen voor de handel in emissierechten;

8.   “algemene emissierechten”: alle overige emissierechten die zijn gecreëerd overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, met inbegrip van emissierechten voortvloeiend uit op grond van artikel 25 van de EU-ETS-richtlijn aan het EU-ETS gekoppelde regelingen voor de handel in emissierechten;

9.   “proces”: een geautomatiseerd technisch middel om een handeling te verrichten die betrekking heeft op een rekening of een eenheid in het EU-register;

10.   “uitvoering”: de afronding van een voorgesteld proces, hetgeen tot voltooiing, als aan alle voorwaarden is voldaan, dan wel beëindiging van dat proces kan leiden;

11.   “werkdag”: elke dag van het jaar van maandag tot en met vrijdag;

12.   “transactie”: een proces in het EU-register waarbij een emissierecht van één rekening naar de andere wordt overgedragen;

13.   “inlevering”: de boeking van een emissierecht door een exploitant of vliegtuigexploitant tegen de geverifieerde emissies van zijn installatie of vliegtuig;

14.   “afschrijving”: de definitieve afstoting van een emissierecht door de bezitter ervan zonder deze tegen geverifieerde emissies te boeken;

15.   “witwassen”: praktijk als omschreven in artikel 1, lid 3, van Richtlijn (EU) 2015/849;

16.   “ernstige strafbare feiten”: feiten als omschreven in artikel 3, punt 4, van Richtlijn (EU) 2015/849;

17.   “terrorismefinanciering”: praktijk als omschreven in artikel 1, lid 5, van Richtlijn (EU) 2015/849;

18.   “directeur”: persoon met leidinggevende verantwoordelijkheid als omschreven in artikel 3, lid 1, punt 25, van Verordening (EU) nr. 596/2014;

19.   “moederonderneming”: een moederonderneming als omschreven in artikel 2, punt 9, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (19);

20.   “dochteronderneming”: een dochteronderneming als omschreven in artikel 2, punt 10, van Richtlijn 2013/34/EU;

21.   “groep”: een groep in de zin van artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2013/34/EU;

22.   “centrale tegenpartij”: een centrale tegenpartij als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (20).

HOOFDSTUK 2

Het registersysteem

Artikel 4

Het EU-register

1.   De centrale administrateur beheert het EU-register en houdt het bij, met inbegrip van de technische infrastructuur.

2.   De lidstaten gebruiken het EU-register om hun verplichtingen uit hoofde van artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG na te komen. Het EU-register voorziet in de in deze verordening omschreven processen ten behoeve van de nationale administrateurs en de rekeninghouders.

3.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register voldoet aan de hardware-, netwerk-, software- en beveiligingsvoorschriften zoals vastgesteld in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75 van deze verordening.

Artikel 5

Het EU-transactielogboek

1.   Voor transacties die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, wordt overeenkomstig artikel 20 van Richtlijn 2003/87/EG een transactielogboek van de Europese Unie (EUTL) aangelegd in de vorm van een gestandaardiseerde elektronische databank.

2.   De centrale administrateur beheert het EUTL en houdt het bij overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

3.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EUTL alle in deze verordening bedoelde processen kan controleren en vastleggen en dat het voldoet aan de hardware-, netwerk- en softwarevereisten zoals vastgelegd in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

4.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL alle processen kan vastleggen die zijn beschreven in titel I, hoofdstuk 3, en in de titels II en III.

Artikel 6

Communicatieverbindingen tussen de registers en het EUTL

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register met de registers van regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten waarmee een koppelingsovereenkomst in overeenstemming met artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is, een communicatieverbinding in stand houdt om transacties met emissierechten door te geven.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register een directe communicatieverbinding met het EUTL in stand houdt voor het controleren en vastleggen van transacties met emissierechten en de processen inzake rekeningbeheer zoals vastgesteld in titel I, hoofdstuk 3. Alle transacties betreffende emissierechten vinden plaats in het EU-register en worden door het EUTL vastgelegd en gecontroleerd. De centrale administrateur kan een beperkte communicatieverbinding tot stand brengen tussen het EUTL en het register van een derde land dat een overeenkomst heeft gesloten inzake toetreding tot de Europese Unie.

Artikel 7

Nationale administrateurs

1.   Elke lidstaat wijst een nationale administrateur aan. De lidstaat heeft toegang tot zijn eigen rekeningen en de rekeningen in het EU-register die tot zijn rechtsgebied behoren en beheert die overeenkomstig artikel 10 via zijn nationale administrateur, zoals omschreven in bijlage I.

2.   De lidstaten en de Commissie zien erop toe dat er geen belangenconflict bestaat tussen de nationale administrateurs, de centrale administrateur en de rekeninghouders.

3.   Elke lidstaat stelt de Commissie in kennis van de identiteit en de contactgegevens van zijn nationale administrateur, met inbegrip van een telefoonnummer voor noodgevallen dat bij een beveiligingsincident kan worden gebruikt.

4.   De Commissie coördineert de tenuitvoerlegging van deze verordening met de nationale administrateurs van alle lidstaten en de centrale administrateur. De Commissie zorgt met name dat, overeenkomstig de Verdragen, alle relevante raadplegingen plaatsvinden over de kwesties en procedures die verband houden met het beheer van de registers die onder deze verordening vallen en de tenuitvoerlegging van deze verordening. De regels voor de samenwerking die tussen de centrale administrateur en de nationale administrateurs zijn afgesproken, omvatten gemeenschappelijke operationele procedures voor de tenuitvoerlegging van deze verordening, procedures voor het beheer van wijzigingen en incidenten met betrekking tot het EU-register, technische specificaties betreffende de functionering en de betrouwbaarheid van het EU-register en het EUTL en bepalingen betreffende de taken van de verwerkingsverantwoordelijken voor de ter uitvoering van deze verordening verzamelde persoonsgegevens. De regels voor de samenwerking kunnen mede betrekking hebben op de consolidatie van de externe communicatieverbindingen, de informatietechnologie-infrastructuur en procedures voor de toegang tot gebruikersaccounts. Om een geharmoniseerde uitvoering van titel I, hoofdstuk 3, te waarborgen, dient de centrale administrateur om de twee jaar een verslag in bij de nationale administrateurs over de bestaande praktijken op dat gebied in elke lidstaat.

5.   De centrale administrateur, de bevoegde autoriteiten en de nationale administrateurs voeren alleen de processen uit die nodig zijn voor het vervullen van hun respectieve functies zoals vastgesteld in Richtlijn 2003/87/EG en in de maatregelen die naar aanleiding van het daarin bepaalde zijn vastgesteld.

HOOFDSTUK 3

Rekeningen

Deel 1

Algemene bepalingen die voor alle rekeningen gelden

Artikel 8

Rekeningen

1.   De lidstaten en de centrale administrateur zorgen ervoor dat het EU-register de in bijlage I genoemde rekeningen bevat.

2.   Elke type rekening kan de in bijlage I aangegeven soorten eenheden bevatten.

Artikel 9

Rekeningstatus

1.   De rekeningen kunnen zich in de volgende status bevinden: “open”, “geblokkeerd”, “in afwachting van afsluiting” of “afgesloten”. Voor bepaalde jaren kunnen rekeningen ook de status “uitgesloten” hebben.

2.   Vanaf geblokkeerde rekeningen kunnen geen processen worden geïnitieerd, behalve de processen genoemd in de artikelen 22, 31 en 56.

3.   Voor een rekening wordt afgesloten, kan aan die rekening — zolang tegen de afsluiting rechtsmiddelen ter beschikking zijn of totdat aan de voorwaarden voor de afsluiting is voldaan, maar niet langer dan tien jaar — de status “in afwachting van afsluiting” worden gegeven. Vanaf rekeningen met de status “in afwachting van afsluiting” kunnen geen processen worden geïnitieerd, deze rekeningen kunnen geen eenheden verwerven en de toegang ertoe wordt volledig geschorst. Een rekening met de status “in afwachting van afsluiting” kan alleen op de status “open” worden gezet wanneer aan alle voorwaarden voor het openen van een rekening is voldaan.

4.   Vanaf afgesloten rekeningen kunnen geen processen worden geïnitieerd. Een afgesloten rekening kan niet worden heropend en kan geen eenheden verwerven.

5.   Als een installatie op grond van artikel 27 of 27 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het EU-ETS wordt uitgesloten, geeft de nationale administrateur de betrokken exploitanttegoedrekening de status “uitgesloten” voor de hele duur van de uitsluiting.

6.   Na kennisgeving door de bevoegde autoriteit dat de vluchten van een vliegtuigexploitant overeenkomstig bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG in een gegeven jaar niet langer onder het EU-ETS vallen, geeft de nationale administrateur de betrokken vliegtuigexploitanttegoedrekening de status “uitgesloten”, na de vliegtuigexploitant vooraf hiervan in kennis te hebben gesteld, totdat de bevoegde autoriteit meedeelt dat de vluchten van de vliegtuigexploitant opnieuw onder het EU-ETS vallen.

7.   Vanaf uitgesloten rekeningen kunnen geen processen worden geïnitieerd, met uitzondering van de in de artikelen 22 en 57 omschreven processen en de in de artikelen 31 en 56 bedoelde processen voor zover zij betrekking hebben op de periode waarin de rekening nog niet de status “uitgesloten” had.

Artikel 10

Het beheer van rekeningen

1.   Elke rekening heeft een administrateur die de rekening namens een lidstaat of namens de EU beheert.

2.   Voor ieder type rekening wordt overeenkomstig bijlage I de administrateur aangewezen.

3.   De administrateur van een rekening opent de rekening, schorst de toegang tot de rekening, of sluit de rekening, wijzigt de status ervan, keurt gemachtigde vertegenwoordigers goed, keurt wijzigingen in rekeninggegevens waarvoor de goedkeuring van een administrateur nodig is, goed, initieert transacties als de rekeningvertegenwoordiger of de rekeninghouder daarom overeenkomstig artikel 20, leden 6 en 7, verzoekt, en initieert transacties als de bevoegde autoriteit of de betrokken rechtshandhavingsautoriteit daarom verzoekt, overeenkomstig deze verordening.

4.   De administrateur kan eisen dat de rekeninghouders en hun vertegenwoordigers ermee instemmen redelijke voorwaarden die coherent zijn met deze verordening, in acht te nemen wat betreft de in bijlage II uiteengezette zaken.

5.   De rekeningen vallen onder de wetgeving en behoren tot het rechtsgebied van de lidstaat van hun administrateur en de op die rekeningen aangehouden eenheden worden geacht zich op het grondgebied van die lidstaat te bevinden.

Artikel 11

Kennisgevingen van de centrale administrateur

De centrale administrateur stelt de vertegenwoordigers van de rekeningen en de nationale administrateur in kennis van het voorstel voor de uitvoering, afronding of beëindiging van elk met de rekening verband houdend proces en van wijzigingen in de rekeningstatus, en wel via een geautomatiseerd mechanisme zoals beschreven in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75. Kennisgevingen worden gedaan in de officiële taal/talen van de lidstaat van de administrateur van de rekening.

Deel 2

Openen en bijwerken van rekeningen

Artikel 12

Opening van door de centrale administrateur beheerde rekeningen

De centrale administrateur opent alle ETS-beheerdersrekeningen in het EU-register.

Artikel 13

Opening van een rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register

1.   Clearingsystemen of afwikkelingssystemen als omschreven in Verordening (EU) nr. 1031/2010 die zijn verbonden met krachtens artikel 26 of artikel 30 van die verordening aangewezen veilingplatforms, kunnen bij een nationale administrateur de opening van een rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register aanvragen. De persoon die de rekening aanvraagt, verstrekt de in bijlage IV vermelde gegevens.

2.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set gegevens overeenkomstig lid 1 en artikel 21 opent de nationale administrateur de rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register of stelt hij de persoon die de rekening aanvraagt, in kennis van de weigering, op grond van artikel 19, om de rekening te openen.

3.   Emissierechten die op een rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling worden aangehouden, zijn zakelijke zekerheden zoals gedefinieerd in artikel 2, onder m), van Richtlijn 98/26/EG.

Voor de toepassing van artikel 9, lid 2, van Richtlijn 98/26/EG bestaat de rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register uit de desbetreffende rekening en wordt deze geacht te zijn gevestigd in en te zijn onderworpen aan de wetgeving van de in artikel 10, lid 5, van deze verordening bedoelde lidstaat.

Artikel 14

Opening van exploitanttegoedrekeningen in het EU-register

1.   Binnen twintig werkdagen na de inwerkingtreding van een broeikasgasemissievergunning verstrekt de betrokken bevoegde autoriteit of de exploitant de betrokken nationale administrateur de in bijlage VI omschreven gegevens en een verzoek tot opening van een exploitanttegoedrekening in het EU-register.

2.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set gegevens overeenkomstig lid 1 en artikel 21 opent de nationale administrateur voor elke installatie een exploitanttegoedrekening in het EU-register of stelt hij de aspirant-rekeninghouder in kennis van de weigering, op grond van artikel 19, om een rekening te openen.

3.   Er mag slechts een nieuwe exploitanttegoedrekening worden geopend als de installatie niet al beschikt over een exploitanttegoedrekening die op basis van dezelfde broeikasgasemissievergunning is geopend.

Artikel 15

Opening van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het EU-register

1.   Binnen twintig werkdagen na de goedkeuring van het monitoringplan van een vliegtuigexploitant verstrekt de bevoegde autoriteit of de vliegtuigexploitant de betrokken nationale administrateur de in bijlage VII omschreven gegevens en een verzoek tot opening van een vliegtuigexploitanttegoedrekening in het EU-register.

2.   Elke vliegtuigexploitant krijgt één vliegtuigexploitanttegoedrekening.

3.   Vliegtuigexploitanten met luchtvaartactiviteiten waarvan de totale jaarlijkse uitstoot minder dan 25 000 ton kooldioxide-equivalent per jaar bedraagt, of die gedurende drie opeenvolgende perioden van vier maanden minder dan 243 vluchten per periode uitvoeren, kunnen een natuurlijke persoon of een rechtspersoon machtigen tot de opening van een vliegtuigexploitanttegoedrekening en tot het namens hen inleveren van de emissierechten overeenkomstig artikel 12, lid 2 bis, van Richtlijn 2003/87/EG. De vliegtuigexploitant blijft daarbij verantwoordelijk voor de naleving. Wanneer een vliegtuigexploitant een natuurlijke persoon of rechtspersoon machtigt, moet de vliegtuigexploitant ervoor zorgen dat er geen belangenconflict bestaat tussen de gemachtigde persoon of entiteit en de bevoegde autoriteiten, nationale administrateurs, verificateurs of andere entiteiten die zijn onderworpen aan de bepalingen van Richtlijn 2003/87/EG en de handelingen ter implementatie daarvan. In dit geval moet de gemachtigde natuurlijke persoon of rechtspersoon zorgen dat de overeenkomstig lid 1 vereiste informatie wordt overlegd.

4.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set gegevens overeenkomstig lid 1 en artikel 21 opent de nationale administrateur voor elke vliegtuigexploitant een vliegtuigexploitanttegoedrekening in het EU-register of stelt hij de aspirant-rekeninghouder in kennis van de weigering, op grond van artikel 19, om een rekening te openen.

5.   Een vliegtuigexploitant krijgt slechts één vliegtuigexploitanttegoedrekening.

Artikel 16

Opening van handelsrekeningen in het EU-register

1.   Om een handelsrekening in het EU-register te openen, moet de aspirant-rekeninghouder zulks bij de nationale administrateur aanvragen. De aspirant-rekeninghouder verstrekt de informatie die door de nationale administrateur wordt verlangd en die minstens de in bijlage IV voorgeschreven gegevens omvat.

2.   De lidstaat van de nationale administrateur kan als voorwaarde voor de opening van een handelsrekening stellen dat de aspirant-rekeninghouders permanent verblijven of inschreven staan in de lidstaat van de nationale administrateur die de rekening beheert.

3.   De lidstaat van de nationale administrateur kan als voorwaarde voor de opening van een handelsrekening stellen dat de aspirant-rekeninghouders voor btw-doeleinden ingeschreven staan in de lidstaat van de nationale administrateur van de rekening.

4.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set gegevens overeenkomstig lid 1 en artikel 21 opent de nationale administrateur een handelsrekening in het EU-register of stelt hij de aspirant-rekeninghouder in kennis van de weigering, op grond van artikel 19, om de rekening te openen.

Artikel 17

Opening van nationale tegoedrekeningen in het EU-register

De bevoegde autoriteit van een lidstaat geeft de nationale administrateur de opdracht een nationale tegoedrekening in het EU-register te openen binnen twintig werkdagen na de ontvangst van de in bijlage III omschreven gegevens.

Artikel 18

Registratie van verificateurs in het EU-register

1.   Een aanvraag voor de registratie van een verificateur in het EU-register wordt ingediend bij de nationale administrateur. De persoon die de registratie aanvraagt, verstrekt de door de nationale administrateur verlangde informatie, met inbegrip van de in de bijlagen III en V omschreven gegevens.

2.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set gegevens overeenkomstig lid 1 en artikel 21 registreert de nationale administrateur de verificateur in het EU-register of stelt hij de aspirant-verificateur in kennis van de weigering op grond van artikel 19.

Artikel 19

Weigering een rekening te openen of een verificateur te registreren

1.   De nationale administrateur gaat na of de gegevens en de documenten die met het oog op de opening van een rekening of de registratie worden verstrekt, volledig, actueel, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn.

In geval van gegronde twijfel kan de nationale administrateur bij de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde controle een andere nationale administrateur om bijstand verzoeken. De administrateur die dit verzoek ontvangt, kan het afwijzen. De aspirant-rekeninghouder of -verificateur kan de nationale administrateur uitdrukkelijk vragen om dergelijke bijstand te verzoeken. De nationale administrateur brengt de aspirant-rekeninghouder of -verificateur van zulke bijstandsverzoeken op de hoogte.

2.   Een nationale administrateur kan weigeren een rekening te openen of een verificateur te registreren:

a)

als de verstrekte gegevens en documenten onvolledig, verouderd of anderszins onnauwkeurig of onjuist zijn;

b)

als een rechtshandhavingsautoriteit informatie aanbiedt of voor een nationale administrateur anderszins informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat tegen de aspirant-rekeninghouder of, als het om een rechtspersoon gaat, een van de directeuren van de aspirant-rekeninghouder, een onderzoek loopt of als de persoon in kwestie in de voorbije vijf jaar is veroordeeld wegens fraude met emissierechten, witwassen, terrorismefinanciering of andere ernstige strafbare feiten waarvoor de rekening als instrument kan dienen;

c)

als de nationale administrateur goede redenen heeft om aan te nemen dat de rekeningen kunnen worden gebruikt voor fraude met emissierechten, witwassen, terrorismefinanciering of andere ernstige strafbare feiten;

d)

om in de nationale wetgeving genoemde redenen.

3.   Als de nationale administrateur weigert overeenkomstig lid 2 een exploitanttegoedrekening of vliegtuigexploitanttegoedrekening te openen, kan de rekening in opdracht van de bevoegde autoriteit worden geopend. Toegang tot de rekening wordt overeenkomstig artikel 30, lid 4, volledig geschorst totdat de in lid 2 vermelde redenen voor weigering niet meer aan de orde zijn.

4.   Als de nationale administrateur weigert een rekening te openen, kan de persoon die de opening van de rekening aanvraagt, tegen deze weigering bezwaar maken bij de bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit krachtens de nationale wetgeving, die vervolgens, met inachtneming van de nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig, met deze verordening verenigbaar doel wordt nagestreefd en die evenredig zijn, hetzij de nationale administrateur opdracht geeft de rekening te openen, hetzij de weigering met een met redenen omkleed besluit bekrachtigt.

Artikel 20

Gemachtigde vertegenwoordigers

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat de gemachtigde vertegenwoordigers van de rekeningen in het EU-register toegang hebben tot de relevante rekeningen en namens de rekeninghouder een van de volgende rechten hebben:

a)

processen initiëren;

b)

processen goedkeuren, indien vereist;

c)

processen initiëren en processen goedkeuren die door een andere gemachtigde vertegenwoordiger zijn geïnitieerd.

2.   Voor elke rekening zijn er ten tijde van de opening ten minste twee gemachtigde vertegenwoordigers met een van de volgende combinaties van rechten:

a)

één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen te initiëren en één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen goed te keuren;

b)

één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen te initiëren en processen die door een andere gemachtigde vertegenwoordiger zijn geïnitieerd goed te keuren en één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen goed te keuren;

c)

één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen te initiëren en één gemachtigde vertegenwoordiger met het recht om processen te initiëren en processen die zijn geïnitieerd door een andere gemachtigde vertegenwoordiger goed te keuren;

d)

twee gemachtigde vertegenwoordigers met het recht om processen te initiëren en processen die door een andere gemachtigde vertegenwoordiger zijn geïnitieerd goed te keuren.

3.   Verificateurs hebben ten minste één gemachtigde vertegenwoordiger die relevante processen namens de verificateur initieert. Een vertegenwoordiger van een verificateur mag geen vertegenwoordiger van een rekening zijn.

4.   Rekeninghouders kunnen besluiten dat bij voorstellen voor overdrachten naar de rekeningen van de overeenkomstig artikel 23 opgestelde lijst van betrouwbare rekeningen de goedkeuring van een tweede gemachtigde vertegenwoordiger niet vereist is. Rekeninghouders kunnen een dergelijk besluit intrekken. Het besluit en de intrekking van het besluit worden meegedeeld in een naar behoren ondertekende verklaring die wordt ingediend bij de nationale administrateur.

5.   Naast de in de leden 1 en 2 omschreven gemachtigde vertegenwoordigers kunnen er voor de rekeningen ook gemachtigde vertegenwoordigers zijn die over “read only”-toegang tot de rekening beschikken.

6.   Als een gemachtigde vertegenwoordiger om technische of andere redenen geen toegang tot het EU-register heeft, kan de nationale administrateur, overeenkomstig de aan deze nationale administrateur toegekende rechten, desgevraagd namens de gemachtigde vertegenwoordiger transacties initiëren of goedkeuren, mits de nationale administrateur zulke verzoeken toestaat en de toegang van de gemachtigde vertegenwoordiger niet overeenkomstig deze verordening is geschorst.

7.   Als gemachtigde vertegenwoordigers van een rekening geen toegang tot het EU-register hebben, kunnen rekeninghouders de nationale administrateur verzoeken in hun naam voor te stellen een proces uit te voeren, in overeenstemming met deze verordening, mits de nationale administrateur zulke verzoeken toestaat. Zulke verzoeken mogen niet worden ingediend voor rekeningen met de status “afgesloten”.

8.   In de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75 kan voor elk type rekening een maximumaantal gemachtigde vertegenwoordigers zijn vastgesteld.

9.   Gemachtigde vertegenwoordigers zijn natuurlijke personen van boven de 18 jaar. Alle gemachtigde vertegenwoordigers van één rekening moeten verschillende personen zijn, maar dezelfde persoon kan wel gemachtigde vertegenwoordiger voor meer dan één rekening zijn. De lidstaat van de nationale administrateur kan, behalve als het om vertegenwoordigers van verificateurs gaat, eisen dat ten minste één van de gemachtigde vertegenwoordigers van een rekening een permanente ingezetene in die lidstaat is.

Artikel 21

Voordracht en goedkeuring van gemachtigde vertegenwoordigers

1.   Wanneer een aspirant-rekeninghouder of -verificateur de opening van een rekening of registratie van een verificateur aanvraagt, draagt hij overeenkomstig artikel 20 een aantal gemachtigde vertegenwoordigers voor.

2.   Wanneer de rekeninghouder een gemachtigde vertegenwoordiger voordraagt, verstrekt hij de door de administrateur verlangde informatie. Die informatie omvat minstens de in bijlage VIII voorgeschreven gegevens.

Indien de aspirant-gemachtigde vertegenwoordiger al voor een rekening is voorgedragen en de rekeninghouder daarom verzoekt, kan de nationale administrateur de documentatie die bij de eerdere voordracht is ingediend ten behoeve van de in lid 4 bedoelde controle gebruiken.

3.   Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige set informatie overeenkomstig lid 2 keurt de nationale administrateur een gemachtigde vertegenwoordiger goed of stelt hij de rekeninghouder in kennis van zijn weigering. Als de beoordeling van de informatie over de voorgedragen persoon meer tijd vergt, kan de administrateur het beoordelingsproces met ten hoogste twintig extra werkdagen verlengen en de rekeninghouder van deze verlenging in kennis stellen.

4.   De nationale administrateur gaat na of de gegevens en de documenten die met het oog op de voordracht van een gemachtigde vertegenwoordiger worden verstrekt, volledig, actueel, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn.

In geval van gegronde twijfel kan de nationale administrateur bij de uitvoering van de in de eerste alinea bedoelde controle een andere nationale administrateur om bijstand verzoeken. De administrateur die dit verzoek ontvangt, kan het afwijzen. De aspirant-rekeninghouder of -verificateur kan de nationale administrateur uitdrukkelijk vragen om dergelijke bijstand te verzoeken. De nationale administrateur brengt de aspirant-rekeninghouder of -verificateur van zulke bijstandsverzoeken op de hoogte.

5.   Een nationale administrateur kan weigeren een gemachtigde vertegenwoordiger goed te keuren:

a)

als de verstrekte gegevens en documenten onvolledig, verouderd of anderszins onnauwkeurig of onjuist zijn;

b)

als een rechtshandhavende instantie informatie aanbiedt of voor een nationale administrateur anderszins informatie beschikbaar is waaruit blijkt dat tegen de aspirant-vertegenwoordiger een onderzoek loopt of als de persoon in kwestie in de voorbije vijf jaar is veroordeeld wegens fraude met emissierechten, witwassen, terrorismefinanciering of andere ernstige strafbare feiten waarvoor de rekening als instrument kan dienen;

c)

om in de nationale wetgeving genoemde redenen.

6.   Als de nationale administrateur weigert een gemachtigde vertegenwoordiger goed te keuren, kan de rekeninghouder krachtens de nationale wetgeving tegen deze weigering bezwaar maken bij de desbetreffende autoriteit, die vervolgens, met inachtneming van de nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig, met deze verordening verenigbaar doel wordt nagestreefd en die evenredig zijn, hetzij de nationale administrateur opdracht geeft de vertegenwoordiger goed te keuren, hetzij de weigering met een met redenen omkleed besluit bekrachtigt.

Artikel 22

Bijwerking van rekeninggegevens en van de informatie over gemachtigde vertegenwoordigers

1.   Alle rekeninghouders stellen de nationale administrateur binnen tien werkdagen in kennis van wijzigingen in de rekeninggegevens. Voorts bevestigen de rekeninghouders uiterlijk op 31 december van elk jaar bij de nationale administrateur dat hun rekeninggegevens nog steeds volledig, actueel, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn.

2.   Vliegtuigexploitanten of vliegtuigexploitanten die zijn gefuseerd of gesplitst, stellen de administrateur van hun rekening daarvan binnen tien werkdagen in kennis.

3.   De kennisgeving van de wijziging wordt gestaafd met de informatie die de nationale administrateur overeenkomstig de bepalingen van dit deel verlangt. Binnen twintig werkdagen na de ontvangst van deze kennisgeving en de ter staving verstrekte gegevens keurt de betrokken nationale administrateur de bijwerking van de informatie goed. De administrateur kan overeenkomstig artikel 21, leden 4 en 5, weigeren de informatie bij te werken. De rekeninghouder wordt van die weigering in kennis gesteld. Overeenkomstig artikel 19, lid 4, kan bezwaar tegen zulke weigeringen worden aangetekend bij de bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit krachtens de nationale wetgeving.

4.   Ten minste om de drie jaar gaat de nationale administrateur na of de rekeninggegevens nog steeds volledig, actueel, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn en verzoekt hij de rekeninghouder in voorkomend geval eventuele wijzigingen mee te delen. Voor exploitanttegoedrekeningen, vliegtuigexploitanttegoedrekeningen en verificateurs vindt de controle ten minste om de vijf jaar plaats.

5.   De houder van een exploitanttegoedrekening mag zijn exploitanttegoedrekening uitsluitend verkopen of afstaan samen met de installatie die met de exploitanttegoedrekening is verbonden.

6.   Behoudens lid 5 mag geen enkele rekeninghouder zijn rekening aan een andere persoon verkopen of afstaan.

7.   Als de rechtspersoon die houder van een rekening in het EU-register is, verandert als gevolg van een fusie of een splitsing van de rekeninghouder, wordt de rechtsopvolger van de vorige rekeninghouder de rekeninghouder zodra de op grond van artikel 14, 15 of 16 vereiste documentatie is ingediend.

8.   Een gemachtigde vertegenwoordiger mag deze hoedanigheid niet aan een andere persoon overdragen.

9.   Een rekeninghouder of een verificateur kan om de verwijdering van een gemachtigde vertegenwoordiger verzoeken. Na ontvangst van het verzoek schorst de nationale administrateur de toegang van de gemachtigde vertegenwoordiger. Binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek verwijdert de betrokken administrateur de gemachtigde vertegenwoordiger.

10.   Elke rekeninghouder kan overeenkomstig artikel 21 nieuwe gemachtigde vertegenwoordigers voordragen.

11.   Als een vliegtuigexploitant volgens de in artikel 18 bis van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde procedure onder een andere administrerende lidstaat komt te vallen, past de centrale administrateur de informatie betreffende de nationale administrateur van de betrokken vliegtuigexploitanttegoedrekening aan. Als een vliegtuigexploitanttegoedrekening een andere administrateur krijgt, kan de nieuwe administrateur van de vliegtuigexploitant verlangen dat hij de informatie betreffende de opening van de rekening overlegt die de nieuwe administrateur overeenkomstig artikel 15 verlangt, alsook de informatie over gemachtigde vertegenwoordigers die de nieuwe administrateur overeenkomstig artikel 21 verlangt.

12.   Behoudens lid 11 vinden er geen wijzigingen plaats wat betreft de lidstaat die voor het beheer van een rekening verantwoordelijk is.

Artikel 23

Lijst van betrouwbare rekeningen

1.   Voor rekeningen in het EU-register kan een lijst van betrouwbare rekeningen worden opgenomen.

2.   Rekeningen van eenzelfde rekeninghouder die door dezelfde nationale administrateur worden beheerd, worden automatisch in de lijst van betrouwbare rekeningen opgenomen.

3.   De EU-toewijzingsrekening en de EU-rekening voor de afschrijving van emissierechten worden automatisch in de lijst van betrouwbare rekeningen opgenomen.

4.   Wijzigingen in de lijst van betrouwbare rekeningen worden voor uitvoering voorgesteld en afgerond overeenkomstig de in artikel 35 beschreven procedure. De wijziging wordt geïnitieerd en goedgekeurd door twee gemachtigde vertegenwoordigers die het recht hebben processen respectievelijk te initiëren en goed te keuren. De uitvoering van de voorgestelde wijziging geschiedt in het geval van het schrappen van rekeningen van de lijst van betrouwbare rekeningen onmiddellijk. Voor alle andere wijzigingen in de lijst van betrouwbare rekeningen vindt de uitvoering op de vierde werkdag volgende op het voorstel om 12.00 uur Midden-Europese tijd (MET) plaats.

Deel 3

Afsluiten van rekeningen

Artikel 24

Afsluiten van rekeningen

Onverminderd artikel 29 sluit de administrateur binnen tien werkdagen na de ontvangst van een aanvraag van de houder van een rekening anders dan die welke in de artikelen 25 en 26 zijn gespecificeerd, de rekening af.

Artikel 25

Afsluiting van exploitanttegoedrekeningen

1.   De bevoegde autoriteit stelt de nationale administrateur binnen tien werkdagen in kennis van de intrekking van een broeikasgasemissievergunning of van het feit dat zij heeft vernomen dat de activiteiten van een installatie zijn stopgezet. Binnen tien werkdagen na die kennisgeving registreert de nationale administrateur de betrokken datum in het EU-register.

2.   De nationale administrateur kan een exploitanttegoedrekening afsluiten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de activiteiten van een installatie zijn stopgezet of de vergunning voor broeikasgasemissies is ingetrokken;

b)

het jaar van de laatste emissies is in het EU-register geregistreerd;

c)

voor alle jaren waarin de exploitant viel onder het EU-ETS zijn geverifieerde emissies geregistreerd;

d)

de exploitant van de betrokken installatie heeft een hoeveelheid emissierechten ingeleverd die groter was dan of gelijk was aan de hoeveelheid geverifieerde emissies;

e)

de exploitant is niet in afwachting van teruggave van te veel ontvangen emissierechten overeenkomstig artikel 48, lid 4.

Artikel 26

Afsluiting van vliegtuigexploitanttegoedrekeningen

1.   De bevoegde autoriteit stelt de nationale administrateur binnen tien werkdagen na kennisgeving door de rekeninghouder of nadat zij dit na onderzoek van andere bewijzen heeft ontdekt, ervan in kennis dat de vliegtuigexploitant met een andere vliegtuigexploitant is gefuseerd of al zijn onder bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG vallende activiteiten heeft stopgezet.

2.   De nationale administrateur kan een vliegtuigexploitanttegoedrekening afsluiten indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de in lid 1 bedoelde kennisgeving is gedaan;

b)

het jaar van de laatste emissies is in het EU-register geregistreerd;

c)

voor alle jaren waarin de exploitant viel onder het EU-ETS zijn geverifieerde emissies geregistreerd;

d)

de vliegtuigexploitant heeft een hoeveelheid emissierechten ingeleverd die groter was dan of gelijk was aan de hoeveelheid geverifieerde emissies;

e)

de exploitant is niet in afwachting van teruggave van te veel ontvangen emissierechten overeenkomstig artikel 50, lid 6.

Artikel 27

Verwijdering van verificateurs

1.   Binnen tien werkdagen na ontvangst van een aanvraag van een verificateur om die verificateur uit het EU-register te verwijderen, verwijdert de nationale administrateur de verificateur.

2.   De bevoegde autoriteit kan de nationale administrateur ook opdracht geven een verificateur uit het EU-register te verwijderen wanneer aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de accreditatie van de verificateur is verstreken of ingetrokken;

b)

de verificateur heeft zijn activiteiten stopgezet.

Artikel 28

Afsluiting van rekeningen en verwijdering van gemachtigde vertegenwoordigers op initiatief van de administrateur

1.   Indien voor de situatie die aanleiding geeft tot schorsing van de toegang tot rekeningen krachtens artikel 30, niet binnen een redelijke termijn een oplossing wordt gevonden ondanks herhaalde kennisgevingen, kan de bevoegde autoriteit of de betrokken rechtshandhavingsautoriteit de nationale administrateur opdracht geven de rekeningen waarvoor de toegang is geschorst, af te sluiten.

In het geval van exploitanttegoedrekeningen of vliegtuigexploitanttegoedrekeningen kan de bevoegde autoriteit of de betrokken rechtshandhavingsautoriteit de nationale administrateur de opdracht geven die rekeningen waarvoor de toegang is geschorst te blokkeren totdat de bevoegde autoriteit bepaalt dat de situatie die tot de schorsing aanleiding heeft gegeven, niet langer bestaat.

2.   Als op een handelsrekening gedurende een jaar geen transacties zijn geregistreerd, kan de nationale administrateur die handelsrekening afsluiten nadat hij de rekeninghouder ervan in kennis heeft gesteld dat de handelsrekening binnen veertig werkdagen wordt afgesloten, tenzij hij een verzoek ontvangt om de rekening te handhaven. Als de nationale administrateur geen dergelijk verzoek van de rekeninghouder ontvangt, kan hij de rekening afsluiten of de status “in afwachting van afsluiting” geven.

3.   De nationale administrateur sluit een exploitanttegoedrekening of een vliegtuigexploitanttegoedrekening af wanneer de bevoegde autoriteit hem daartoe opdracht heeft gegeven omdat redelijkerwijs geen verdere inlevering van emissierechten of te veel ontvangen emissierechten te verwachten is.

4.   De nationale administrateur kan een gemachtigde vertegenwoordiger verwijderen als hij van mening is dat de goedkeuring van de gemachtigde vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 21, lid 3, had moeten worden geweigerd en met name als hij erachter komt dat de bij de voordracht overgelegde documenten en identificatiegegevens onvolledig, verouderd of anderszins onnauwkeurig of onjuist waren.

5.   De rekeninghouder kan binnen dertig kalenderdagen bij de krachtens de nationale wetgeving bevoegde autoriteit bezwaar maken tegen de wijziging van een rekeningstatus overeenkomstig lid 1 of tegen de verwijdering van een gemachtigde vertegenwoordiger overeenkomstig lid 4, waarna die bevoegde autoriteit, met inachtneming van de nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig, met deze verordening verenigbaar doel wordt nagestreefd en die evenredig zijn, hetzij de nationale administrateur opdracht geeft de rekening te heropenen of de gemachtigde vertegenwoordiger weer aan te stellen, hetzij de wijziging van de rekeningstatus of de verwijdering met een met redenen omkleed besluit bekrachtigt.

Artikel 29

Positief saldo op af te sluiten rekeningen

Als een rekening die door een administrateur overeenkomstig artikel 24, 25, 26 of 28 moet worden afgesloten, een positief saldo aan emissierechten te zien geeft, verzoekt de administrateur de rekeninghouder een andere rekening aan te geven waarop de betrokken emissierechten moeten worden overgedragen. Als de rekeninghouder niet binnen veertig werkdagen op het verzoek van de administrateur heeft gereageerd, kan de administrateur de emissierechten naar zijn nationale tegoedrekening overdragen of de rekening de status “in afwachting van afsluiting” geven.

Deel 4

Schorsing van de toegang tot rekeningen

Artikel 30

Schorsing van de toegang tot rekeningen

1.   Een administrateur kan de toegang van een gemachtigde vertegenwoordiger tot elke rekening of verificateur in het register of tot processen waartoe die gemachtigde vertegenwoordiger normaal toegang heeft, schorsen als de administrateur goede redenen heeft om aan te nemen dat de gemachtigde vertegenwoordiger:

a)

heeft gepoogd toegang te verkrijgen tot rekeningen of processen waarvoor hij geen machtiging bezit;

b)

herhaaldelijk heeft gepoogd toegang tot een rekening of proces te verkrijgen via een niet-correcte gebruikersnaam of een niet-correct wachtwoord, of

c)

heeft gepoogd de beveiliging, beschikbaarheid, integriteit of vertrouwelijkheid van het EU-register of het EUTL, of van de daarin verwerkte of opgeslagen gegevens, te ondermijnen.

2.   Een administrateur kan alle toegang van gemachtigde vertegenwoordigers tot een specifieke rekening of een verificateur schorsen als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de rekeninghouder is overleden of bestaat niet meer als rechtspersoon;

b)

de rekeninghouder heeft de vergoedingen niet betaald;

c)

de rekeninghouder heeft de op de rekening toepasselijke voorwaarden geschonden;

d)

de rekeninghouder heeft niet ingestemd met de wijzigingen in de voorwaarden die door de nationale administrateur of de centrale administrateur zijn vastgesteld;

e)

de rekeninghouder heeft nagelaten wijzigingen in de rekeninggegevens te melden of heeft geen bewijzen verstrekt met betrekking tot wijzigingen in de rekeninggegevens of tot nieuwe vereisten voor de rekeninggegevens;

f)

de rekeninghouder heeft zich niet gehouden aan de eis van de lidstaat dat een gemachtigde vertegenwoordiger een permanente verblijfplaats heeft in de lidstaat van de nationale administrateur;

g)

de rekeninghouder heeft zich niet gehouden aan de eis van de lidstaat dat de rekeninghouder een permanente verblijfplaats of registratie heeft in de lidstaat van de administrateur van de rekening.

3.   Een administrateur kan de toegang van alle gemachtigde vertegenwoordigers tot een specifieke rekening of verificateur schorsen in elk van de volgende gevallen:

a)

voor ten hoogste vier weken als de administrateur goede redenen heeft om aan te nemen dat de rekening werd of zal worden gebruikt voor fraude, witwassen, terrorismefinanciering, corruptie of andere ernstige strafbare feiten. In dit geval zijn bepalingen van artikel 67 van overeenkomstige toepassing. In opdracht van de financiële inlichtingeneenheid kan de periode worden verlengd;

b)

op grond van en overeenkomstig nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig doel wordt nagestreefd.

4.   De nationale administrateur kan de toegang van gemachtigde vertegenwoordigers tot bepaalde rekeningen of verificateurs volledig schorsen als hij van mening is dat de opening van die rekening of de registratie van die verificateur overeenkomstig artikel 19 had moeten worden geweigerd of dat de rekeninghouder niet langer aan de voorwaarden voor de opening van de rekening voldoet.

5.   De nationale administrateur kan de toegang van gemachtigde vertegenwoordigers tot alle rekeningen van een rekeninghouder schorsen indien hij verneemt dat de rekeninghouder een insolventieprocedure doorloopt. Deze schorsing kan worden gehandhaafd tot de nationale administrateur officiële informatie ontvangt over wie het recht heeft de rekeninghouder te vertegenwoordigen en de gemachtigde vertegenwoordigers worden bevestigd of nieuwe gemachtigde vertegenwoordigers worden benoemd overeenkomstig artikel 21.

6.   De administrateur van de rekening maakt de schorsing onmiddellijk ongedaan wanneer voor de situatie die aanleiding gaf tot de schorsing, een oplossing is gevonden.

7.   De rekeninghouder of rekeningvertegenwoordiger kan tegen de schorsing van zijn toegang overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 binnen dertig kalenderdagen bezwaar maken bij de bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit krachtens de nationale wetgeving, die vervolgens, met inachtneming van de nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig, met deze verordening verenigbaar doel wordt nagestreefd en die evenredig zijn, hetzij de nationale administrateur opdracht geeft de toegang te herstellen, hetzij de schorsing met een met redenen omkleed besluit bekrachtigt.

8.   De bevoegde autoriteit of de Commissie kan de nationale administrateur of de centrale administrateur ook opdragen tot schorsing over te gaan op grond van een van de in de leden 1 tot en met 5 genoemde redenen.

9.   Een nationale rechtshandhavingsautoriteit van de lidstaat van de administrateur kan de administrateur ook verzoeken tot schorsing over te gaan op grond van en overeenkomstig de nationale wetgeving.

10.   Wanneer de houder van een exploitanttegoedrekening of vliegtuigexploitanttegoedrekening wegens een schorsing overeenkomstig dit artikel in de tien werkdagen vóór de in artikel 12, leden 2 bis en 3, van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde uiterste datum voor inlevering nog niet aan zijn inleveringsverplichtingen heeft kunnen voldoen, levert de nationale administrateur, als de rekeninghouder daarom verzoekt, het door de rekeninghouder opgegeven aantal emissierechten in.

11.   Als een rekening waartoe de toegang is geschorst een positief saldo aan emissierechten te zien geeft, kan de bevoegde autoriteit of de betrokken rechtshandhavingsautoriteit, in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen in de nationale wetgeving, de nationale administrateur opdracht geven de emissierechten onmiddellijk over te dragen naar de betrokken nationale rekening of de rekening de status “in afwachting van afsluiting” te geven.

TITEL II

SPECIFIEKE BEPALINGEN INZAKE HET EU-REGISTER MET BETREKKING TOT HET EU-EMISSIEHANDELSSYSTEEM

HOOFDSTUK 1

Geverifieerde emissies en naleving

Artikel 31

Geverifieerde emissiegegevens voor een installatie of vliegtuigexploitant

1.   Elke exploitant of vliegtuigexploitant selecteert, voor zover door nationale wetgeving vereist, een verificateur van de lijst van verificateurs die geregistreerd zijn bij de nationale administrateur die zijn rekening beheert.

2.   De nationale administrateur, de bevoegde autoriteit of, na besluit van de bevoegde autoriteit, de rekeninghouder of de verificateur voert de emissiegegevens over het voorgaande jaar in.

3.   De jaarlijkse emissiegegevens worden verstrekt in het in bijlage IX omschreven formaat.

4.   Na succesvolle verificatie, overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG, van het verslag van een exploitant over de emissies van een installatie in een voorgaand jaar of van het verslag van een vliegtuigexploitant over de emissies van alle luchtvaartactiviteiten die hij in een voorgaand jaar heeft verricht, keurt de verificateur of de bevoegde autoriteit de jaarlijkse emissiegegevens goed.

5.   De overeenkomstig lid 4 goedgekeurde emissies worden door de nationale administrateur of de bevoegde autoriteit in het EU-register aangemerkt als “geverifieerd”. De bevoegde autoriteit kan besluiten dat niet de nationale administrateur, maar de verificateur tot taak heeft emissies in het EU-register als “geverifieerd” aan te merken. Alle goedgekeurde emissies worden tegen 31 maart aangemerkt als “geverifieerd”.

6.   De bevoegde autoriteit kan de nationale administrateur opdracht geven de jaarlijkse geverifieerde emissies voor een installatie of een vliegtuigexploitant met het oog op de naleving van de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2003/87/EG te corrigeren door de gecorrigeerde geverifieerde of geraamde emissies voor die installatie of vliegtuigexploitant voor dat jaar in te voeren in het EU-register.

7.   Als op 1 mei van elk jaar voor een installatie of vliegtuigexploitant geen geverifieerd emissiecijfer voor het voorgaande jaar in het EU-register is opgetekend of als het geverifieerde emissiecijfer aantoonbaar onjuist is, wordt in plaats daarvan een zo nauwkeurig mogelijk overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2003/87/EG berekend, geraamd emissiecijfer in het EU-register ingevoerd.

Artikel 32

Blokkering van rekeningen omdat geen geverifieerde emissies zijn ingediend

1.   Als de jaarlijkse emissies van een installatie of vliegtuigexploitant voor het voorgaande jaar niet op 1 april in het EU-register zijn ingevoerd en als “geverifieerd” zijn aangemerkt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat de overeenkomstige exploitanttegoedrekening of vliegtuigexploitanttegoedrekening in het EU-register de status “geblokkeerd” krijgt.

2.   Wanneer alle ontbrekende geverifieerde emissies van de installatie of vliegtuigexploitant voor dat jaar in het EU-register zijn opgetekend, zorgt de centrale administrateur ervoor dat de rekening in het EU-register de status “open” krijgt.

Artikel 33

Berekening van nalevingsstatuscijfers

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat op 1 mei van elk jaar het EU-register het nalevingsstatuscijfer aangeeft voor het voorgaande jaar voor elke installatie en vliegtuigexploitant met een exploitanttegoedrekening of vliegtuigexploitanttegoedrekening die niet de afgesloten status heeft door de som van alle emissierechten die voor de lopende periode zijn ingeleverd te verminderen met de som van alle geverifieerde emissies in de lopende periode tot en met het voorgaande jaar, en daarop een correctiefactor toe te passen. Het nalevingsstatuscijfer wordt niet berekend voor rekeningen waarvoor het vorige nalevingsstatuscijfer nul of positief was en het jaar voor het voorgaande jaar als jaar van de laatste emissies is ingesteld. In de berekening wordt de inlevering van emissierechten die voor een periode na de huidige nalevingsperiode zijn afgegeven niet meegenomen.

De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register het nalevingsstatuscijfer berekent vóór de afsluiting van de rekening op grond van de artikelen 25 en 26.

2.   In het geval van de handelsperiodes van 2008 tot en met 2012 en van 2013 tot en met 2020 bedraagt de in lid 1 bedoelde correctiefactor nul als het nalevingsstatuscijfer van het laatste jaar van de voorgaande periode groter was dan nul, maar hij wordt gehandhaafd op het niveau van het nalevingsstatuscijfer van het laatste jaar van de voorgaande periode als dit cijfer kleiner was dan of gelijk was aan nul. Voor de handelsperioden vanaf 1 januari 2021 wordt de correctiefactor als bedoeld in lid 1 gelijk aan het nalevingsstatuscijfer van het laatste jaar van de voorgaande periode.

3.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het nalevingsstatuscijfer voor elke installatie en vliegtuigexploitant voor elk jaar in het EU-register wordt opgetekend.

HOOFDSTUK 2

Transacties

Deel 1

Algemeen

Artikel 34

Een bepaald type rekening kan slechts de transacties initiëren waarin uitdrukkelijk bij deze verordening voor dat type rekening is voorzien.

Artikel 35

Verrichting van overdrachten

1.   Voor alle in dit hoofdstuk omschreven transacties vereist het EU-register een bevestiging buiten de band voordat de transactie voor uitvoering kan worden voorgesteld. Onverminderd artikel 20, lid 4, wordt een transactie alleen voor uitvoering voorgesteld als een gemachtigde vertegenwoordiger deze heeft geïnitieerd en hijzelf of een andere rekeningvertegenwoordiger de transactie buiten de band heeft goedgekeurd.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat alle in artikel 55 omschreven overdrachten naar rekeningen op de lijst van betrouwbare rekeningen onmiddellijk worden verricht als zij op werkdagen tussen 10.00 en 16.00 uur MET worden voorgesteld.

Overdrachten naar rekeningen op de lijst van vertrouwde rekeningen die op enig ander tijdstip worden voorgesteld, worden, als zij vóór 10.00 uur MET worden voorgesteld, op dezelfde dag om 10.00 uur MET verricht of, als zij na 16.00 uur MET worden voorgesteld, op de volgende werkdag vóór 10.00 uur MET verricht.

3.   De centrale administrateur ziet erop toe dat alle in artikel 55 omschreven overdrachten naar rekeningen die niet op de lijst van betrouwbare rekeningen staan en overdrachten van een rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling die op een werkdag vóór 12.00 uur MET worden voorgesteld, op de eerstvolgende werkdag om 12.00 uur MET worden verricht. Transacties die op een werkdag na 12.00 uur MET worden voorgesteld, worden verricht op de tweede werkdag na de dag van het voorstel om 12.00 uur MET.

4.   De centrale administrateur ziet erop toe dat overdrachten vóór 16.00 uur MET op de dag van verrichting zijn afgerond.

5.   De centrale administrateur ziet erop toe dat een aan de in lid 3 genoemde voorschriften voor de verrichting onderworpen transactie in het EU-register vóór de verrichting kan worden afgebroken. Het afbreken van een transactie kan ten minste twee uur vóór de verrichting van de transactie door een gemachtigde vertegenwoordiger worden geïnitieerd. Als het afbreken van een transactie is geïnitieerd wegens een vermoeden van fraude, meldt de rekeninghouder dit onmiddellijk aan de bevoegde nationale rechtshandhavingsautoriteit. Dit rapport wordt binnen zeven werkdagen naar de nationale administrateur doorgestuurd.

6.   Als een rekeningvertegenwoordiger of de rekeninghouder vermoedt dat een aan de in lid 3 genoemde voorschriften voor de verrichting onderworpen overdracht op frauduleuze wijze is voorgesteld, kan de rekeningvertegenwoordiger of de rekeninghouder ten laatste twee uur vóór de verrichting de nationale administrateur of, indien van toepassing, de centrale administrateur verzoeken om de overdracht namens de rekeningvertegenwoordiger of de rekeninghouder af te breken. De rekeninghouder rapporteert de vermoedelijke fraude onmiddellijk na dit verzoek aan de bevoegde nationale rechtshandhavingsautoriteit. Dit rapport wordt binnen zeven werkdagen naar de nationale administrateur of indien van toepassing de centrale administrateur doorgestuurd.

7.   Zodra een overdracht is voorgesteld, wordt aan alle rekeningvertegenwoordigers een kennisgeving gestuurd met vermelding van de voorgestelde verrichting van de overdracht. Zodra het afbreken van een transactie is geïnitieerd overeenkomstig lid 5, wordt aan alle rekeningvertegenwoordigers en aan de nationale administrateur die de rekening beheert een kennisgeving gestuurd.

8.   Voor de toepassing van artikel 3, punt 11, kunnen lidstaten besluiten dat voor een bepaald jaar de nationale feestdagen voor de toepassing van deze verordening in die lidstaat niet als werkdagen worden beschouwd. Een dergelijk besluit, dat uiterlijk op 1 december van het jaar dat aan het betrokken begrotingsjaar voorafgaat wordt bekendgemaakt, vermeldt de betreffende dagen.

Artikel 36

Aard van de emissierechten en definitief karakter van transacties

1.   Een emissierecht is een fungibel, gedematerialiseerd instrument dat op de markt kan worden verhandeld.

2.   Wegens de gedematerialiseerde aard van de emissierechten zijn de in het EU-register opgeslagen gegevens een afdoend “prima facie”-bewijs voor het eigendomsrecht op een emissierecht en voor alle andere zaken die op grond van deze verordening in het EU-register moeten of mogen worden opgenomen.

3.   De fungibiliteit van de emissierechten impliceert dat terugvorderings- of restitutieverplichtingen die met betrekking tot een emissierecht uit de nationale wetgeving kunnen voortvloeien, slechts voor emissierechten als soort gelden.

Transacties worden, onverminderd artikel 58 en het afstemmingsproces van artikel 73, definitief en onherroepelijk na definitieve afronding overeenkomstig artikel 74. Onverminderd de bepalingen of rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving voorziet en die kunnen leiden tot de eis of de opdracht om een nieuwe transactie in het EU-register uit te voeren, mogen wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, regels of praktijken betreffende de nietigheid van overeenkomsten en transacties niet leiden tot het ongedaan maken van een transactie die op grond van deze verordening definitief en onherroepelijk is geworden.

Een rekeninghouder of een derde mag niet worden belet de uit de onderliggende transactie voortvloeiende rechten of aanspraken uit te oefenen die zij in rechte kunnen aanvoeren, onder meer ter terugvordering, restitutie of schadeloosstelling met betrekking tot een transactie die in het EU-register definitief is geworden, bijvoorbeeld in geval van fraude of een technische fout, voor zover dit niet leidt tot terugdraaiing, herroeping of ongedaanmaking van de transactie in het EU-register.

4.   Een koper of houder van een emissierecht die te goeder trouw handelt, verwerft het eigendomsrecht op een emissierecht vrij van de gebreken van het eigendomsrecht van de cedent.

Deel 2

Creatie van emissierechten

Artikel 37

Creatie van emissierechten

1.   De centrale administrateur kan naargelang van het geval een EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten, een EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten, een EU-veilingrekening en een EU-luchtvaartveilingrekening creëren en hij creëert of annuleert rekeningen en emissierechten naargelang dit op grond van handelingen van de Unie nodig is, met inbegrip van die welke vereist kunnen zijn krachtens Richtlijn 2003/87/EG of artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1031/2010.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register aan elk emissierecht een unieke eenheidsidentificatiecode toekent zodra het emissierecht is gecreëerd.

3.   Emissierechten die met ingang van 1 januari 2021 worden gecreëerd, bevatten een vermelding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2021, zij zijn gecreëerd.

4.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat de in ISO 6166 gedefinieerde ISIN-codes voor de emissierechten in het EU-register worden weergegeven.

5.   Onverminderd lid 6 worden emissierechten die zijn gecreëerd volgens de nationale toewijzingstabel van een lidstaat die de Europese Raad ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in kennis heeft gesteld van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken, of die moeten worden geveild door een veilingplatform dat door een dergelijke lidstaat is aangewezen, door een landcode geïdentificeerd en moeten zij onderscheiden kunnen worden naar jaar van creatie.

6.   Gecreëerde emissierechten hoeven niet door een landcode geïdentificeerd te worden:

a)

voor de jaren waarin het recht van de Unie in die lidstaat nog niet uiterlijk op 30 april van het volgende jaar vervalt of wanneer voldoende is gewaarborgd dat de inlevering van de emissierechten op een wettelijk afdwingbare manier moet plaatsvinden voordat de Verdragen niet meer in die lidstaat van toepassing zijn;

b)

indien emissierechten zijn gecreëerd voor jaren waarin de naleving van Richtlijn 2003/87/EG voor tijdens deze jaren uit te stoten emissies wordt vereist uit hoofde van een overeenkomst met voorwaarden voor de terugtrekking van een lidstaat die kennis heeft gegeven van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de Unie, en de akten van ratificatie door beide partijen bij het terugtredingsakkoord zijn neergelegd.

Deel 3

Overdrachten tussen rekeningen vóór het veilen of toewijzen

Artikel 38

Overdracht van algemene emissierechten die moeten worden geveild

1.   De centrale administrateur draagt namens de betrokken veilende lidstaat vertegenwoordigd door zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangestelde veiler tijdig algemene emissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten naar de EU-veilingrekening, zulks ten belope van een hoeveelheid die overeenstemt met de jaarlijkse hoeveelheden die op grond van artikel 10 van die verordening worden vastgesteld.

2.   Als overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 aanpassingen worden aangebracht in de jaarlijkse hoeveelheden, draagt de centrale administrateur een overeenkomstige hoeveelheid algemene emissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten naar de EU-veilingrekening of van de EU-veilingrekening naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten, naargelang van het geval.

Artikel 39

Overdracht van algemene emissierechten die kosteloos moeten worden toegewezen

De centrale administrateur draagt tijdig algemene emissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten naar de EU-toewijzingsrekening, zulks ten belope van een hoeveelheid die overeenstemt met de som van de emissierechten die volgens de nationale toewijzingstabel van elke lidstaat kosteloos worden toegewezen.

Artikel 40

Overdracht van luchtvaartemissierechten die moeten worden geveild

1.   De centrale administrateur draagt namens de betrokken veilende lidstaat vertegenwoordigd door zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangestelde veiler tijdig luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-luchtvaartveilingrekening, zulks ten belope van een hoeveelheid die overeenstemt met de jaarlijkse hoeveelheden die op grond van die verordening worden vastgesteld.

2.   Als overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 aanpassingen worden aangebracht in de jaarlijkse hoeveelheden, draagt de centrale administrateur een overeenkomstige hoeveelheid luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-luchtvaartveilingrekening of van de EU-luchtvaartveilingrekening naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten, naargelang van het geval.

Artikel 41

Overdracht van luchtvaartemissierechten die kosteloos moeten worden toegewezen

1.   De centrale administrateur draagt tijdig luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening, zulks ten belope van een hoeveelheid die overeenstemt met het kosteloos toe te wijzen aantal luchtvaartemissierechten dat bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit van de Commissie wordt vastgesteld.

2.   Als het aantal kosteloos toe te wijzen luchtvaartemissierechten wordt verhoogd bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit, draagt de centrale administrateur opnieuw luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening, zulks ten belope van de hoeveelheid die overeenstemt met de toename van het aantal luchtvaartemissierechten dat kosteloos moet worden toegewezen.

3.   Als het aantal kosteloos toe te wijzen luchtvaartemissierechten wordt verlaagd bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit, schrapt de centrale administrateur luchtvaartemissierechten op de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening, zulks ten belope van de hoeveelheid die overeenstemt met de afname van het aantal luchtvaartemissierechten dat kosteloos moet worden toegewezen.

Artikel 42

Overdracht van luchtvaartemissierechten naar de bijzondere reserve

1.   De centrale administrateur draagt tijdig luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-rekening voor de bijzondere reserve, zulks ten belope van het aantal luchtvaartemissierechten in de bijzondere reserve dat bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit wordt vastgesteld.

2.   Als het aantal luchtvaartemissierechten in de bijzondere reserve wordt verhoogd bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit, draagt de centrale administrateur opnieuw luchtvaartemissierechten over van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten naar de EU-rekening voor de bijzondere reserve, zulks ten belope van de hoeveelheid die overeenstemt met de toename van het aantal luchtvaartemissierechten in de bijzondere reserve.

3.   Als het aantal luchtvaartemissierechten in de bijzondere reserve wordt verlaagd bij een op grond van artikel 3 sexies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG aangenomen besluit, schrapt de centrale administrateur luchtvaartemissierechten op de EU-rekening voor de bijzondere reserve, zulks ten belope van de hoeveelheid die overeenstemt met de afname van het aantal luchtvaartemissierechten in de bijzondere reserve.

4.   Bij toewijzing uit de bijzondere reserve op grond van artikel 3 septies van Richtlijn 2003/87/EG wordt de daaruit voortvloeiende definitieve hoeveelheid luchtvaartemissierechten die voor de hele handelsperiode kosteloos aan de vliegtuigexploitant wordt toegewezen automatisch van de EU-rekening voor de bijzondere reserve naar de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening overgedragen.

Artikel 43

Overdracht van algemene emissierechten naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten

Aan het einde van elke handelsperiode draagt de centrale administrateur alle nog op de EU-toewijzingsrekening staande emissierechten over naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten.

Artikel 44

Overdracht van luchtvaartemissierechten naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten

Aan het einde van elke handelsperiode draagt de centrale administrateur alle nog op de EU-rekening voor de bijzondere reserve staande emissierechten over naar de EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten.

Artikel 45

Afschrijving van luchtvaartemissierechten

De centrale administrateur ziet erop toe dat alle emissierechten die aan het einde van een handelsperiode nog op de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening staan, naar de EU-rekening voor de afschrijving van emissierechten worden overgedragen.

Deel 4

Toewijzing aan vaste installaties

Artikel 46

Invoer van de nationale toewijzingstabellen in het EU-register

1.   Elke lidstaat stelt de Commissie uiterlijk op 31 december 2020 in kennis van zijn nationale toewijzingstabel voor de periode 2021-2025 en uiterlijk op 31 december 2025 van dezelfde tabel voor de periode 2026-2030. De lidstaten zien erop toe dat de nationale toewijzingstabellen de in bijlage X omschreven informatie bevatten.

2.   De Commissie geeft de centrale administrateur de opdracht de nationale toewijzingstabel in het EU-register in te voeren als zij van mening is dat die tabel in overeenstemming is met Richtlijn 2003/87/EG, Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 en de besluiten van de Commissie krachtens artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG. Zo niet wijst zij de nationale toewijzingstabel binnen een redelijke termijn af en stelt zij de betrokken lidstaat daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgende kennisgeving moet voldoen om te kunnen worden aanvaard. Die lidstaat dient binnen drie maanden een herziene nationale toewijzingstabel bij de Commissie in.

Artikel 47

Wijzigingen in de nationale toewijzingstabellen

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat elke wijziging van de nationale toewijzingstabel in het EU-register wordt doorgevoerd conform de voorschriften voor kosteloze toewijzing aan vaste installaties.

2.   Zodra een wijziging overeenkomstig lid 1 is doorgevoerd, wordt een kennisgeving toegezonden aan de nationale administrateur die de installatie waarop de wijziging betrekking heeft, beheert.

3.   Lidstaten stellen de Commissie in kennis van wijzigingen in hun nationale toewijzingstabel met betrekking tot kosteloze toewijzing krachtens artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG.

Bij ontvangst van kennisgevingen krachtens voorgaande alinea geeft de Commissie de centrale administrateur de opdracht de wijzigingen in de nationale toewijzingstabel in het EU-register in te voeren als zij van mening is dat die wijzigingen in overeenstemming zijn met artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG. Zo niet wijst zij de wijzigingen binnen een redelijke termijn af en stelt zij de betrokken lidstaat daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgende kennisgeving moet voldoen om te kunnen worden aanvaard.

Artikel 48

Kosteloze toewijzing van algemene emissierechten

1.   De nationale administrateur geeft in de nationale toewijzingstabel voor elke exploitant, elk jaar en elke rechtsgrondslag die in bijlage X is aangegeven, aan of een installatie al dan niet een toewijzing voor dat jaar moet krijgen.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register algemene emissierechten automatisch overdraagt van de EU-toewijzingsrekening naar de betrokken open of geblokkeerde exploitanttegoedrekening, in overeenstemming met de desbetreffende nationale toewijzingstabel, met inachtneming van de in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75 vastgestelde wijzen van automatische overdracht.

3.   Wanneer een uitgesloten exploitanttegoedrekening geen emissierechten overeenkomstig lid 2 ontvangt, dan worden de emissierechten voor de jaren waarin de uitsluiting van kracht was niet naar de rekening overgedragen mocht deze voor latere jaren de status “open” krijgen.

4.   De centrale administrateur moet ervoor zorgen dat een exploitant te veel ontvangen emissierechten kan overdragen naar de EU-toewijzingsrekening als de nationale toewijzingstabel van een lidstaat krachtens artikel 47 is gewijzigd om deze te corrigeren voor het feit dat de exploitant te veel emissierechten toegewezen heeft gekregen, en als de bevoegde autoriteit de exploitant heeft verzocht de te veel ontvangen emissierechten terug te boeken.

5.   De bevoegde autoriteit kan de nationale administrateur opdracht geven de te veel ontvangen emissierechten terug te boeken naar de EU-toewijzingsrekening als te veel emissierechten zijn toegewezen als gevolg van toewijzing nadat de exploitant de activiteiten van de installatie waarop deze toewijzing betrekking heeft zonder kennisgeving aan de bevoegde autoriteit heeft stopgezet.

Deel 5

Toewijzing aan vliegtuigexploitanten

Artikel 49

Wijzigingen in de nationale luchtvaarttoewijzingstabellen

1.   Lidstaten stellen de Commissie in kennis van wijzigingen in hun nationale luchtvaarttoewijzingstabellen.

2.   De Commissie geeft de centrale administrateur de opdracht de overeenkomstige wijzigingen in de nationale luchtvaarttoewijzingstabellen in het EU-register aan te brengen als zij van mening is dat de wijzigingen in die tabellen in overeenstemming zijn met Richtlijn 2003/87/EG, en met name, als het gaat om toewijzingen uit de bijzondere reserve, in overeenstemming zijn met de toewijzingen die overeenkomstig artikel 3 septies, lid 7, van die richtlijn zijn berekend en gepubliceerd. Zo niet wijst zij de wijzigingen binnen een redelijke termijn af en stelt zij de lidstaat daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgende kennisgeving moet voldoen om te kunnen worden aanvaard.

3.   Als het bij een fusie tussen vliegtuigexploitanten gaat om exploitanten die door verschillende lidstaten worden geadministreerd, wordt de wijziging geïnitieerd door de nationale administrateur die de vliegtuigexploitant administreert van wie de toewijzing moet opgaan in de toewijzing van een andere vliegtuigexploitant. Voordat de wijziging wordt uitgevoerd, moet toestemming worden verkregen van de nationale administrateur die de vliegtuigexploitant administreert die in zijn toewijzing de toewijzing van de gefuseerde vliegtuigexploitant opneemt.

Artikel 50

Kosteloze toewijzing van luchtvaartemissierechten

1.   De nationale administrateur vermeldt voor elke vliegtuigexploitant en voor elk jaar of de vliegtuigexploitant voor dat jaar al dan niet een toewijzing in de nationale luchtvaarttoewijzingstabel moet krijgen.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register luchtvaartemissierechten automatisch overdraagt van de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening naar de betrokken open of geblokkeerde vliegtuigexploitanttegoedrekening, in overeenstemming met de desbetreffende toewijzingstabel, met inachtneming van de in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75 vastgestelde wijzen van automatische overdracht.

3.   Indien een overeenkomst op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is en de overdracht van luchtvaartemissierechten aan vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het register van een andere regeling voor de handel in broeikasgasemissies vereist is, ziet de centrale administrateur er in samenwerking met de administrateur van het andere register op toe dat het EU-register die luchtvaartemissierechten overdraagt van de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening naar de overeenkomstige rekeningen in een ander register.

4.   Indien een overeenkomst op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is en de overdracht van luchtvaartemissierechten overeenkomstig een andere regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten aan vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het EU-register vereist is, ziet de centrale administrateur er in samenwerking met de administrateur van het andere register op toe dat het EU-register die luchtvaartemissierechten overdraagt van de overeenkomstige rekeningen van het andere register naar de vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het EU-register, na goedkeuring door de bevoegde autoriteit voor het beheer van de andere regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.

5.   Wanneer een uitgesloten vliegtuigexploitanttegoedrekening geen emissierechten overeenkomstig lid 2 ontvangt voor de jaren waarin de uitsluiting van kracht was, dan worden deze emissierechten niet naar de rekening overgedragen mocht deze voor latere jaren de status “open” krijgen.

6.   De centrale administrateur moet ervoor zorgen dat een vliegtuigexploitant te veel ontvangen emissierechten kan overdragen naar de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening als de nationale luchtvaarttoewijzingstabel van een lidstaat krachtens artikel 49 is gewijzigd om deze te corrigeren voor het feit dat de vliegtuigexploitant te veel emissierechten toegewezen heeft gekregen, en als de bevoegde autoriteit de vliegtuigexploitant heeft verzocht de te veel ontvangen emissierechten terug te boeken.

7.   De bevoegde autoriteit kan de nationale administrateur opdracht geven te veel ontvangen emissierechten over te dragen naar de EU-toewijzingsrekening als er te veel emissierechten zijn toegewezen als gevolg van toewijzing nadat een vliegtuigexploitant de activiteiten waarop deze toewijzing betrekking heeft zonder kennisgeving aan de bevoegde autoriteit heeft stopgezet.

Artikel 51

Teruggave van luchtvaartemissierechten

Wanneer de nationale luchtvaarttoewijzingstabel overeenkomstig artikel 25 bis van Richtlijn 2003/87/EG wordt gewijzigd na de overdracht van emissierechten aan de vliegtuigexploitanttegoedrekeningen voor een bepaald jaar overeenkomstig artikel 50 van deze verordening, doet de centrale administrateur alle overdrachten die vereist zijn krachtens maatregelen die overeenkomstig artikel 25 bis van Richtlijn 2003/87/EG zijn genomen.

Deel 6

Veiling

Artikel 52

Invoer van de veilingtabellen in het EUTL

1.   Binnen één maand na de vaststelling en vóór de publicatie van een veilingkalender op grond van artikel 11, lid 1, artikel 13, lid 1, artikel 13, lid 2, of artikel 32, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1031/2010 verstrekt het betrokken afwikkelsysteem of clearingsysteem als omschreven in Verordening (EU) nr. 1031/2010 de Commissie de overeenkomstige veilingtabel.

Het genoemde afwikkelsysteem of clearingsysteem levert voor elk kalenderjaar vanaf 2012 twee veilingtabellen, één voor de veiling van algemene emissierechten en één voor de veiling van luchtvaartemissierechten, en zorgt ervoor dat de veilingtabellen de in bijlage XIII omschreven informatie omvatten.

2.   De Commissie geeft de centrale administrateur de opdracht de veilingtabel in het EUTL in te voeren als zij van mening is dat die tabel in overeenstemming is met Verordening (EU) nr. 1031/2010. Zo niet wijst zij de veilingtabel binnen een redelijke termijn af en stelt zij het afwikkelsysteem of clearingsysteem als omschreven in Verordening (EU) nr. 1031/2010 daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgende indiening moet voldoen om te kunnen worden aanvaard. Het genoemde afwikkelsysteem of clearingsysteem dient dienovereenkomstig binnen drie maanden een herziene veilingtabel bij de Commissie in.

3.   Elke veilingtabel of herziene veilingtabel die vervolgens overeenkomstig lid 2 van dit artikel in het EUTL wordt opgenomen, vormt een overboekingsopdracht als gedefinieerd in artikel 2, onder i), van Richtlijn 98/26/EG.

Onverminderd artikel 53, lid 3, vormt elke indiening van zo een veilingtabel of herziene veilingtabel bij de Commissie het tijdstip van invoering van een overboekingsopdracht in een systeem als omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 98/26/EG, overeenkomstig artikel 3, lid 3, van die richtlijn.

Artikel 53

Wijzigingen in de veilingtabellen

1.   Het betrokken clearingsysteem of afwikkelingssysteem als gedefinieerd in Verordening (EU) nr. 1031/2010, stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van wijziging die in de veilingtabel moeten worden aangebracht.

2.   De Commissie geeft de centrale administrateur de opdracht de herziene veilingtabel in het EUTL in te voeren als zij van mening is dat die tabel in overeenstemming is met Verordening (EU) nr. 1031/2010. Zo niet wijst zij de wijzigingen binnen een redelijke termijn af en stelt zij het veilingplatform daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgende kennisgeving moet voldoen om te kunnen worden aanvaard.

3.   De Commissie kan de centrale administrateur opdracht geven de in een veilingtabel vastgestelde overdracht van emissierechten te schorsen als zij weet krijgt van een noodzakelijke wijziging in de veilingtabel die niet door het eerdergenoemde clearingsysteem of afwikkelingssysteem is gemeld.

Artikel 54

Veiling van emissierechten

1.   De Commissie geeft de centrale administrateur tijdig de opdracht om, op verzoek van de veilende lidstaat vertegenwoordigd door zijn overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangestelde veiler, algemene emissierechten van de EU-veilingrekening en/of luchtvaartemissierechten van de EU-luchtvaartveilingrekening overeenkomstig de veilingtabellen over te dragen naar de betrokken rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register. De houder van de betrokken rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register ziet erop toe dat de geveilde emissierechten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 aan de succesvolle bieders of hun rechtsopvolgers worden overgedragen.

2.   Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 kan worden geëist dat de gemachtigde vertegenwoordiger van een rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register niet-geleverde emissierechten overdraagt van de rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register naar de EU-veilingrekening of de EU-luchtvaartveilingrekening, naargelang van het geval.

Deel 7

Handel

Artikel 55

Overdrachten van emissierechten

1.   Op verzoek van een rekeninghouder zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register, met inachtneming van lid 2, emissierechten overdraagt naar een andere rekening, tenzij een dergelijke overdracht onmogelijk is vanwege de status van de initiërende of de ontvangende rekening.

2.   Exploitanttegoedrekeningen en vliegtuigexploitanttegoedrekeningen mogen emissierechten alleen overdragen naar een rekening die voorkomt op de overeenkomstig artikel 23 opgezette lijst van betrouwbare rekeningen.

3.   Rekeninghouders van exploitanttegoedrekeningen of vliegtuigexploitanttegoedrekeningen kunnen besluiten dat overdrachten van hun rekening naar rekeningen die niet voorkomen op de overeenkomstig artikel 23 opgestelde lijst van betrouwbare rekeningen mogelijk zijn. Rekeninghouders van exploitanttegoedrekeningen of vliegtuigexploitanttegoedrekeningen kunnen een dergelijk besluit intrekken. Het besluit en intrekking van het besluit worden meegedeeld in een naar behoren ondertekende verklaring die wordt ingediend bij de nationale administrateur.

4.   Bij het initiëren van een overdracht vermeldt de gemachtigde vertegenwoordiger die de overdracht initieert in het EU-register of het gaat om een bilaterale transactie, tenzij de transactie is ingeschreven bij een handelsplatform, of de transactie bij een centrale tegenpartij wordt gecleard en of het een overdracht tussen verschillende rekeningen van dezelfde rekeninghouder in het EU-register betreft.

Deel 8

Inlevering van emissierechten

Artikel 56

Inlevering van emissierechten

1.   Een exploitant of vliegtuigexploitant levert emissierechten in door het EU-register te verzoeken:

a)

een opgegeven aantal emissierechten over te dragen van de betrokken exploitanttegoedrekening of vliegtuigexploitanttegoedrekening naar de EU-rekening voor de afschrijving van emissierechten;

b)

het aantal en type overgedragen emissierechten dat is ingeleverd voor de emissies van de installatie van de exploitant of de emissies van de vliegtuigexploitant in de lopende periode, als zodanig te registreren.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register voorstellen voor de uitvoering van de inlevering van emissierechten belet die overeenkomstig artikel 33, lid 1, niet in aanmerking moeten worden genomen voor de berekening van het nalevingsstatuscijfer.

3.   Een emissierecht dat reeds is ingeleverd, kan niet opnieuw worden ingeleverd.

4.   Wanneer een overeenkomst op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is, zijn de leden 1, 2 en 3 van dit artikel van toepassing op eenheden die uit hoofde van de aan het EU-ETS gekoppelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten zijn afgegeven.

5.   Emissierechten die een landcode hebben overeenkomstig artikel 37, lid 5, mogen niet worden ingeleverd.

Deel 9

Afschrijving van emissierechten

Artikel 57

Afschrijving van emissierechten

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register elk verzoek van een rekeninghouder overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG tot afschrijving van op diens rekeningen aanwezige emissierechten uitvoert door:

a)

een opgegeven aantal emissierechten over te dragen van de desbetreffende rekening naar de EU-rekening voor de afschrijving van emissierechten;

b)

het aantal overgedragen emissierechten te registreren als afgeschreven voor het lopende jaar.

2.   Afgeschreven emissierechten worden niet geregistreerd als ingeleverd voor emissies.

Deel 10

Terugdraaien van een transactie

Artikel 58

Terugdraaien van definitief afgeronde processen die per vergissing zijn geïnitieerd

1.   Als een rekeninghouder of een nationale administrateur die namens de rekeninghouder optreedt, onopzettelijk of per vergissing een van de in lid 2 genoemde transacties heeft geïnitieerd, kan de rekeninghouder de administrateur van zijn rekening in een schriftelijk verzoek voorstellen de afgeronde transactie terug te draaien. Het verzoek wordt naar behoren ondertekend door de gemachtigde vertegenwoordiger(s) van de rekeninghouder die het terug te draaien type transactie mag (mogen) initiëren, en wordt uiterlijk tien werkdagen na de definitieve afronding van het proces ingediend. Dit verzoek bevat een verklaring dat de transactie onopzettelijk of per vergissing werd geïnitieerd.

2.   Rekeninghouders kunnen voorstellen de volgende transacties terug te draaien:

a)

inlevering van emissierechten;

b)

afschrijving van emissierechten.

3.   Als de administrateur van de rekening vaststelt dat het verzoek aan de voorwaarden van lid 1 voldoet en hij met het verzoek instemt, kan hij voorstellen de transactie in het EU-register terug te draaien.

4.   Als een nationale administrateur onopzettelijk of per vergissing een van de in lid 5 genoemde transacties heeft geïnitieerd, kan hij de centrale administrateur in een schriftelijk verzoek voorstellen de afgeronde transactie terug te draaien. Dit verzoek bevat een verklaring dat de transactie onopzettelijk of per vergissing werd geïnitieerd.

5.   Nationale administrateurs kunnen voorstellen de volgende transacties terug te draaien:

a)

toewijzing van algemene emissierechten;

b)

toewijzing van luchtvaartemissierechten.

6.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register de krachtens lid 1 ingediende voorstellen tot terugdraaien aanvaardt, de eenheden die door de terugdraaiing moeten worden overgedragen, blokkeert en het voorstel aan de centrale administrateur toestuurt, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de transactie waarbij emissierechten waren ingeleverd of afgeschreven en die moet worden teruggedraaid, is niet meer dan dertig werkdagen voordat het voorstel van de administrateur van de rekening overeenkomstig lid 3 werd ingediend, afgerond;

b)

als gevolg van de terugdraaiing van de inlevering van de transactie voldoet geen enkele exploitant of vliegtuigexploitant niet langer aan de eisen.

7.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register de krachtens lid 4 ingediende voorstellen tot terugdraaien aanvaardt, de eenheden die door de terugdraaiing moeten worden overgedragen, blokkeert en het voorstel aan de centrale administrateur toestuurt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de bestemmingsrekening van de terug te draaien transactie bevat nog steeds de hoeveelheid eenheden van het type waarop de terug te draaien transactie betrekking had;

b)

de terug te draaien toewijzing van algemene emissierechten vond plaats nadat de vergunning van de installatie was ingetrokken of nadat de activiteiten van de installatie geheel of gedeeltelijk waren stopgezet.

8.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register de terugdraaiing voltooit met eenheden van hetzelfde eenheidstype die op de bestemmingsrekening staan van de transactie die wordt teruggedraaid.

HOOFDSTUK 3

Aansluiting met andere regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten

Artikel 59

Tenuitvoerlegging van koppelingsregelingen

De centrale administrateur kan met het oog op de tenuitvoerlegging van op grond van artikel 25 en artikel 25 bis van Richtlijn 2003/87/EG getroffen regelingen en overeenkomsten op passende tijdstippen rekeningen en processen in het leven roepen en transacties en andere verrichtingen uitvoeren.

TITEL III

GEMEENSCHAPPELIJKE TECHNISCHE BEPALINGEN

HOOFDSTUK 1

Technische vereisten van het EU-register en het EUTL

Deel 1

Beschikbaarheid

Artikel 60

Beschikbaarheid en betrouwbaarheid van het EU-register en het EUTL

1.   De centrale administrateur onderneemt alle redelijke stappen om ervoor te zorgen dat:

a)

de vertegenwoordigers van de rekeningen en de nationale administrateurs 24 uur per dag en zeven dagen per week toegang hebben tot het EU-register;

b)

de in artikel 6 bedoelde communicatieverbindingen tussen het EU-register en het EUTL 24 uur per dag en zeven dagen per week operationeel zijn;

c)

de nodige back-uphardware en -software voorhanden is voor het geval zich een storing voordoet bij de primaire hardware of software;

d)

het EU-register en het EUTL prompt reageren op verzoeken van vertegenwoordigers van rekeningen.

2.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat in het EU-register en het EUTL robuuste systemen en procedures worden ingebouwd om alle betrokken gegevens te beschermen en de snelle recuperatie van gegevens en verrichtingen bij storingen of calamiteiten te vergemakkelijken.

3.   De centrale administrateur beperkt onderbrekingen in het functioneren van het EU-register en het EUTL tot een minimum.

Artikel 61

Helpdesks

1.   De nationale administrateurs verlenen via nationale helpdesks bijstand en steun aan de houders en vertegenwoordigers van rekeningen in het EU-register die door hen worden beheerd.

2.   De centrale administrateur ondersteunt de nationale administrateurs via een centrale helpdesk om hen te helpen overeenkomstig lid 1 bijstand te verlenen.

Deel 2

Beveiliging en authenticering

Artikel 62

Authenticering van het EU-register

De identiteit van het EU-register wordt door het EUTL geauthenticeerd, waarbij rekening wordt gehouden met de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

Artikel 63

Toegang tot rekeningen in het EU-register

1.   Vertegenwoordigers van rekeningen kunnen via de beveiligde ruimte van het EU-register toegang verkrijgen tot hun rekeningen in het EU-register. De centrale administrateur zorgt ervoor dat de beveiligde ruimte op de website van het EU-register via het internet toegankelijk is. De website van het EU-register is beschikbaar in alle officiële talen van de Europese Unie.

2.   Nationale administrateurs kunnen via de beveiligde ruimte van het EU-register toegang verkrijgen tot de rekeningen die in het EU-register door hen worden beheerd. De centrale administrateur zorgt ervoor dat deze beveiligde ruimte op de website van het EU-register via het internet toegankelijk is.

3.   De verbindingen tussen de gemachtigde vertegenwoordigers of nationale administrateurs en de beveiligde ruimte van het EU-register worden versleuteld, waarbij rekening wordt gehouden met de beveiligingsvoorschriften in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

4.   De centrale administrateur onderneemt alle nodige stappen om ervoor te zorgen dat onrechtmatige toegang tot de beveiligde ruimte van de website van het EU-register onmogelijk wordt gemaakt.

5.   Als de beveiliging van de inloggegevens van een gemachtigde vertegenwoordiger is geschonden, schorst de gemachtigde vertegenwoordiger onmiddellijk de toegang tot de betrokken rekening, stelt hij de administrateur van de rekening daarvan in kennis en vraagt hij vervangende inloggegevens aan. Als geen toegang tot de rekening kan worden verkregen om de toegang tot de rekening te schorsen, verzoekt de gemachtigde vertegenwoordiger onmiddellijk de nationale administrateur de toegang te schorsen.

Artikel 64

Authenticering en machtiging in het EU-register

1.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EU-register nationale administrateurs en elke gemachtigde vertegenwoordiger inloggegevens toekent om hen te authenticeren met het oog op de toegang tot het EU-register.

2.   Een gemachtigde vertegenwoordiger heeft alleen toegang tot de rekeningen in het EU-register waarvoor hij een machtiging bezit en kan alleen om de initiëring van processen verzoeken waartoe hij krachtens artikel 21 gemachtigd is. Deze toegang wordt verstrekt en deze verzoeken worden ingediend via een beveiligde ruimte op de website van het EU-register.

3.   Om toegang tot het EU-register te verkrijgen, moet een gemachtigde vertegenwoordiger naast de in lid 1 bedoelde inloggegevens ook secundaire authenticering gebruiken, waarbij de typen mechanismen voor secundaire authenticering zoals uiteengezet in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75, in aanmerking worden genomen.

4.   De administrateur van een rekening kan ervan uitgaan dat een gebruiker die met succes door het EU-register is geauthenticeerd, de onder de verstrekte authenticeringsinloggegevens geregistreerde gemachtigde vertegenwoordiger is, tenzij de gemachtigde vertegenwoordiger de administrateur van de rekening ervan in kennis stelt dat de beveiliging van zijn inloggegevens is geschonden en hij vervangende inloggegevens aanvraagt.

5.   De gemachtigde vertegenwoordiger neemt alle nodige maatregelen om verlies, diefstal of schending van zijn inloggegevens te voorkomen. De gemachtigde vertegenwoordiger stelt de nationale administrateur onmiddellijk in kennis van verlies, diefstal of schending van zijn inloggegevens.

Artikel 65

Schorsing van elke toegang wegens beveiligingsinbreuken of -risico's

1.   De centrale administrateur kan de toegang tot het EU-register of het EUTL of delen daarvan tijdelijk schorsen als hij een redelijk vermoeden heeft dat sprake is van een inbreuk op de beveiliging van of een ernstig risico voor de beveiliging van het EU-register of het EUTL in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (21), met inbegrip van de in artikel 60 bedoelde back-upvoorzieningen. Indien de redenen voor de schorsing meer dan vijf werkdagen aanhouden, kan de Commissie de centrale administrateur opdracht geven de schorsing te handhaven.

De centrale administrateur stelt alle nationale administrateurs in kennis van de schorsing, de redenen en de vermoedelijke duur.

2.   Een nationale administrateur die kennis krijgt van een inbreuk op de beveiliging of een risico voor de beveiliging stelt de centrale administrateur hiervan onverwijld in kennis. De centrale administrateur kan de in lid 1 bedoelde maatregelen nemen.

3.   Een nationale administrateur die weet krijgt van een situatie zoals beschreven in lid 1 op grond waarvan de schorsing van elke toegang tot de rekeningen die hij overeenkomstig deze verordening beheert nodig is, schorst elke toegang tot alle rekeningen die hij beheert en stelt de centrale administrateur hiervan onverwijld in kennis. De centrale administrateur brengt alle nationale administrateurs zo snel mogelijk op de hoogte.

4.   Rekeninghouders worden van uit hoofde van de leden 1, 2 en 3 genomen maatregelen zo lang van tevoren als haalbaar is op de hoogte gebracht. De voorafgaande kennisgeving vermeldt de vermoedelijke duur van de schorsing en wordt duidelijk weergegeven op de publiek toegankelijke ruimte van de website van het EU-register.

Artikel 66

Schorsing van de toegang tot emissierechten bij een vermoeden van frauduleuze transactie

1.   Een nationale administrateur of een nationale administrateur die handelt op instructie van de bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit krachtens de nationale wetgeving kan de toegang tot emissierechten in het deel van het EU-register dat hij beheert schorsen in elk van de volgende gevallen:

a)

voor ten hoogste vier weken als hij vermoedt dat de emissierechten het voorwerp waren van een transactie waarbij fraude werd gepleegd, geld werd witgewassen, terrorisme werd gefinancierd, van corruptie sprake was of andere ernstige strafbare feiten werden gepleegd;

b)

indien schorsing plaatsvindt op grond van en overeenkomstig nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig doel wordt nagestreefd.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea zijn bepalingen van artikel 67 van overeenkomstige toepassing. In opdracht van de financiële inlichtingeneenheid kan de periode worden verlengd.

2.   De Commissie kan de centrale administrateur opdracht geven de toegang tot de emissierechten in het EU-register of het EUTL op te schorten voor ten hoogste vier weken als zij vermoedt dat de emissierechten het voorwerp waren van een transactie waarbij fraude werd gepleegd, geld werd witgewassen, terrorisme werd gefinancierd, sprake was van corruptie of andere ernstige strafbare feiten werden gepleegd.

3.   De nationale administrateur of de Commissie stelt de bevoegde rechtshandhavingsautoriteit onmiddellijk in kennis van de schorsing.

4.   Een nationale rechtshandhavingsautoriteit van de lidstaat van de nationale administrateur kan de administrateur ook verzoeken tot schorsing over te gaan op grond van en overeenkomstig de nationale wetgeving.

Artikel 67

Samenwerking met de betrokken bevoegde autoriteiten en kennisgeving van witwassen van geld, financiering van terrorisme of criminele activiteiten

1.   De centrale administrateur en de nationale administrateurs werken samen met overheidsdiensten die zijn belast met het toezicht op de naleving van Richtlijn 2003/87/EG en overheidsdiensten die met betrekking tot het toezicht op de primaire en secundaire markten voor emissierechten bevoegd zijn zodat zij zich een totaalbeeld van de markten voor emissierechten kunnen vormen.

2.   De nationale administrateur, zijn directeuren en zijn werknemers werken ten volle met de betrokken bevoegde autoriteiten samen om adequate en passende procedures in te voeren teneinde verrichtingen die met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme verband houden, te voorkomen en te verhinderen.

3.   De nationale administrateur, zijn directeuren en zijn werknemers werken ten volle met de in artikel 32 van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde financiële inlichtingeneenheid (FIE) samen door onmiddellijk:

a)

de FIE uit eigen beweging te informeren wanneer zij weten, vermoeden of goede redenen hebben om te vermoeden dat geld wordt of is witgewassen, terrorisme wordt of is gefinancierd of criminele activiteiten plaatsvinden of hebben plaatsgevonden, of dat een poging daartoe wordt of is ondernomen;

b)

de FIE op haar verzoek alle vereiste informatie te verstrekken, overeenkomstig de volgens de geldende wetgeving vastgestelde procedures.

4.   De in lid 2 bedoelde informatie wordt doorgestuurd naar de FIE van de lidstaat van de nationale administrateur. De voor de toezending van informatie uit hoofde van dit artikel verantwoordelijke persoon of personen wordt/worden aangewezen bij de nationale maatregelen ter omzetting van de in artikel 45, lid 1, van Richtlijn (EU) 2015/849 bedoelde beleidslijnen en procedures op het gebied van het nalevingsbeheer en de communicatie.

5.   De lidstaat van de nationale administrateur zorgt ervoor dat de nationale maatregelen tot omzetting van de artikelen 37, 38, 39, 42 en 46 van Richtlijn (EU) 2015/849 van toepassing zijn op de nationale administrateur.

6.   Rekeninghouders rapporteren fraude of vermoedelijke fraude onmiddellijk aan de bevoegde nationale rechtshandhavingsautoriteit. Dit rapport wordt naar de nationale administrateurs doorgestuurd.

Artikel 68

Schorsing van processen

1.   De Commissie kan de centrale administrateur opdracht geven de aanvaarding door het EUTL van een aantal dan wel alle processen die uitgaan van het EU-register, tijdelijk te schorsen als dat register niet overeenkomstig deze verordening wordt beheerd en bijgehouden. Zij stelt de betrokken nationale administrateurs daarvan onmiddellijk in kennis.

2.   De centrale administrateur kan de initiëring of aanvaarding van een aantal dan wel alle processen in het EU-register tijdelijk schorsen met het oog op de uitvoering van gepland onderhoud of noodonderhoud van het EU-register.

3.   Een nationale administrateur kan de Commissie verzoeken de overeenkomstig lid 1 geschorste processen te hervatten wanneer hij de mening is toegedaan dat de problemen die tot de schorsing hebben geleid, zijn opgelost. Als dit het geval is, geeft de Commissie de centrale administrateur de opdracht deze processen te hervatten. Zo niet wijst zij het verzoek binnen een redelijke termijn af en stelt zij de nationale administrateur daarvan onverwijld in kennis, met opgave van de redenen en van de criteria waaraan een volgend verzoek moet voldoen om te kunnen worden aanvaard.

4.   De Commissie kan de centrale instructeur, ook op verzoek van een lidstaat die de Europese Raad ingevolge artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in kennis heeft gesteld van zijn voornemen zich uit de Unie terug te trekken, opdracht geven de aanvaarding door het EUTL van de relevante processen voor die lidstaat in verband met kosteloze toewijzing en veiling tijdelijk op te schorten.

Artikel 69

Schorsing van koppelingsovereenkomsten

In geval van schorsing of opzegging van een overeenkomst uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG neemt de centrale administrateur de passende maatregelen in overeenstemming met de overeenkomst.

Deel 3

Geautomatiseerde controles, registratie en afwikkeling van processen

Artikel 70

Geautomatiseerde controles van processen

1.   Alle processen moeten voldoen aan de algemene IT-vereisten van elektronische berichtgeving die ervoor zorgen dat het EU-register een proces op degelijke wijze kan lezen, controleren en vastleggen. Alle processen moeten voldoen aan de specifieke procesgerelateerde vereisten die in deze verordening zijn beschreven.

2.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL op alle processen geautomatiseerde controles uitvoert en daarbij rekening houdt met de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75, om onregelmatigheden en discrepanties op te sporen waarbij een voorgesteld proces niet in overeenstemming is met de in Richtlijn 2003/87/EG en deze verordening gestelde eisen.

Artikel 71

Opsporing van discrepanties

Wanneer processen worden afgewikkeld via de in artikel 6, lid 2, bedoelde directe communicatieverbinding tussen het EU-register en het EUTL, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EUTL alle processen beëindigt waarbij het na de in artikel 72, lid 2, bedoelde geautomatiseerde controles discrepanties vaststelt, en dat het EU-register en de administrateur van de rekeningen waarop de beëindigde transactie betrekking heeft, daarvan in kennis gesteld worden door een geautomatiseerde controleresponscode te verzenden. De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EU-register de desbetreffende rekeninghouders onmiddellijk ervan in kennis stelt dat het proces werd stopgezet.

Artikel 72

Opsporing van discrepanties in het EU-register

1.   De centrale administrateur en de lidstaten zorgen ervoor dat het EU-register controle-invoercodes en controleresponscodes bevat om een correcte interpretatie van de tijdens elk proces uitgewisselde gegevens te garanderen. De controlecodes houden rekening met de codes in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

2.   De centrale administrateur zorgt er voor dat vóór en tijdens de uitvoering van alle processen het EU-register passende geautomatiseerde controles verricht, om ervoor te zorgen dat discrepanties worden opgespoord en onjuiste processen worden stopgezet voordat het EUTL geautomatiseerde controles uitvoert.

Artikel 73

Afstemming — opsporing van afwijkingen door het EUTL

1.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL periodiek een afstemming initieert om te garanderen dat de in het EUTL opgeslagen gegevens met betrekking tot rekeningen en tegoeden van emissierechten overeenstemmen met de in het EU-register opgeslagen gegevens met betrekking tot deze tegoeden. De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL alle processen registreert.

2.   Als het EUTL bij het in lid 1 bedoelde afstemmingsproces een afwijking vaststelt, waarbij de gegevens met betrekking tot rekeningen, tegoeden van emissierechten die door het EU-register in het kader van het periodieke afstemmingsproces worden verstrekt, verschillen van de gegevens die zijn opgeslagen in het EUTL, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EUTL alle verdere processen met de rekeningen, emissierechten waarop de afwijking betrekking heeft, verhindert. De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL de centrale administrateur en de administrateurs van de betrokken rekeningen onmiddellijk in kennis stelt van eventuele afwijkingen.

Artikel 74

Definitieve afronding van processen

1.   Alle overeenkomstig artikel 6, lid 2, aan het EUTL meegedeelde transacties en andere processen zijn definitief wanneer het EUTL het EU-register meedeelt de processen te hebben afgewikkeld. De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL automatisch de afwikkeling van een transactie of proces afbreekt als die/dat niet binnen 24 uur na de mededeling ervan kan worden afgewikkeld.

2.   Het in artikel 73, lid 1, bedoelde afstemmingsproces is definitief wanneer alle afwijkingen tussen de voor een bepaalde datum en een bepaald tijdstip in het EU-register en in het EUTL opgeslagen gegevens zijn opgelost, en het afstemmingsproces met succes opnieuw is geïnitieerd en afgewikkeld.

Deel 4

Specificaties en beheer van nieuwe versies of releases

Artikel 75

Technische en gegevensuitwisselingsspecificaties

1.   De Commissie verstrekt de nationale administrateurs de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties waarin de operationele vereisten voor het EU-register zijn vastgesteld, met inbegrip van de identificatiecodes, de geautomatiseerde controles, de responscodes en de vereisten inzake gegevensopslag, alsook de testprocedures en beveiligingsvoorschriften.

2.   De technische en gegevensuitwisselingsspecificaties worden in overleg met de lidstaten opgesteld.

3.   De normen die conform de overeenkomsten uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG worden ontwikkeld, zijn in overeenstemming met de overeenkomstig leden 1 en 2 van dit artikel opgestelde technische en gegevensuitwisselingsspecificaties.

Artikel 76

Beheer van nieuwe versies of releases

Als een nieuwe versie of release van de software van het EU-register vereist is, zorgt de centrale administrateur ervoor dat de testprocedures die in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75 zijn omschreven, worden afgerond voordat een communicatieverbinding tot stand wordt gebracht en geactiveerd tussen de nieuwe versie of release van die software en het EUTL.

HOOFDSTUK 2

Opgeslagen gegevens, rapportage, vertrouwelijkheid en vergoedingen

Artikel 77

Verwerking van informatie en persoonsgegevens

1.   Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het EU-register en het EUTL, worden de nationale administrateurs beschouwd als verwerkingsverantwoordelijken in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679. De Commissie wordt met betrekking tot haar verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening en de daarmee verband houdende verwerking van persoonsgegevens beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

2.   In het geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens die door een nationale administrateur wordt ontdekt, stelt hij zonder onnodige vertragingen de centrale administrateur en de andere nationale administrateurs in kennis van de aard en de mogelijke gevolgen van de inbreuk en de genomen en voorgestelde maatregelen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken en de mogelijke schadelijke effecten te beperken.

3.   In het geval van een inbreuk in verband met persoonsgegevens die door de centrale administrateur wordt ontdekt, stelt hij zonder onnodige vertragingen de nationale administrateurs in kennis van de aard en de mogelijke gevolgen van de inbreuk en de door de centrale administrateur genomen en voor uitvoer door de nationale administrateurs voorgestelde maatregelen om de inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken en de mogelijke schadelijke effecten te beperken.

4.   Regelingen betreffende de respectieve verantwoordelijkheden van de verwerkingsverantwoordelijken voor de nakoming van hun verplichtingen inzake gegevensbescherming worden opgenomen in de overeenkomstig artikel 7, lid 4, opgestelde samenwerkingsvoorwaarden.

5.   De centrale administrateur en de lidstaten zien erop toe dat het EU-register en het EUTL slechts gegevens opslaan en verwerken over de rekeningen, rekeninghouders en vertegenwoordigers van rekeningen zoals aangegeven in tabel III-I van bijlage III, tabellen VI-I en VI-II van bijlage VI, tabel VII-I van bijlage VII, en tabel VIII-I van bijlage VIII. Alle andere informatie die krachtens deze verordening moet worden verstrekt, wordt buiten het EU-register en het EUTL opgeslagen en verwerkt.

6.   De nationale administrateurs zien erop toe dat de krachtens deze verordening vereiste informatie die niet in het EU-register of het EUTL wordt opgeslagen in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Unierecht en de nationale wetgeving wordt verwerkt.

7.   In het EU-register of het EUTL worden geen bijzondere categorieën van gegevens als bedoeld in artikel 9 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/1725 opgeslagen.

Artikel 78

Opgeslagen gegevens

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register gegevens over alle processen, loggegevens en rekeninghouders opslaat en tot vijf jaar na afsluiting van een rekening bewaart.

2.   Persoonsgegevens worden vijf jaar na afsluiting van een rekening of vijf jaar na beëindiging van de zakelijke relatie, zoals omschreven in artikel 3, punt 13, van Richtlijn (EU) 2015/849, met een natuurlijk persoon verwijderd uit de registers.

3.   Persoonsgegevens mogen uitsluitend vijf jaar langer worden bewaard, en zijn dan enkel toegankelijk voor de centrale administrateur, voor onderzoek, opsporing, vervolging, administratie of inning van belastingen, het uitvoeren van audits en financieel toezicht bij activiteiten met betrekking tot emissierechten of het witwassen van geld, financiering van terrorisme, of andere ernstige strafbare feiten of marktmanipulatie waartoe de rekeningen in het EU-register kunnen worden aangewend of schendingen van het EU-recht of nationale wetgeving die de werking van het EU-ETS waarborgt.

4.   Voor onderzoek, opsporing, vervolging, administratie of inning van belastingen, het uitvoeren van audits en financieel toezicht bij activiteiten met betrekking tot emissierechten of het witwassen van geld, financiering van terrorisme, of andere ernstige strafbare feiten of marktmanipulatie waartoe de rekeningen in het EU-register kunnen worden aangewend of schendingen van het EU-recht of nationale wetgeving die de werking van het EU-ETS waarborgt kunnen door de nationale administrateurs verwerkte persoonsgegevens na de afsluiting van de zakelijke relatie worden bewaard tot het einde van een periode die overeenstemt met de maximale verjaringstermijn van deze strafbare feiten zoals vastgesteld in de nationale wetgeving van de nationale administrateur.

5.   Rekeninggegevens die persoonsgegevens bevatten en die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn verzameld en niet in het EU-register of het EUTL zijn opgeslagen, worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening bewaard.

6.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat de nationale administrateurs toegang hebben tot alle gegevens die in het EU-register over de door hen beheerde rekeningen zijn opgeslagen, en dat zij deze gegevens kunnen raadplegen en exporteren.

Artikel 79

Verslaglegging en beschikbaarheid van informatie

1.   De centrale administrateur stelt de in bijlage XIII genoemde informatie op een transparante en georganiseerde wijze ter beschikking aan de in bijlage XIII vermelde ontvangers. De centrale administrateur onderneemt alle redelijke stappen om de in bijlage XIII bedoelde informatie met de in bijlage XIII vermelde frequentie ter beschikking te stellen. De centrale administrateur geeft geen andere in het EUTL of in het EU-register bewaarde informatie vrij tenzij dit krachtens artikel 80 is toegestaan.

2.   Nationale administrateurs kunnen ook het gedeelte van de in bijlage XIII bedoelde informatie waartoe zij overeenkomstig artikel 80 toegang hebben, met de in die bijlage bepaalde frequentie op een transparante en georganiseerde wijze ter beschikking stellen van de in die bijlage vermelde ontvangers op een site die via het internet openbaar toegankelijk is. Nationale administrateurs geven geen andere in het EU-register bewaarde informatie vrij tenzij dit krachtens artikel 80 is toegestaan.

Artikel 80

Vertrouwelijkheid

1.   Alle gegevens, met inbegrip van de tegoeden van alle rekeningen, alle verrichte transacties, de unieke eenheidsidentificatiecode van de emissierechten die worden aangehouden of bij een transactie zijn betrokken, die in het EUTL en het EU-register zijn opgeslagen, worden als vertrouwelijk beschouwd, tenzij anders is voorgeschreven in de EU-wetgeving of nationale rechtsvoorschriften waarmee een rechtmatig, met deze verordening verenigbaar doel wordt nagestreefd en die evenredig zijn.

De eerste alinea is ook van toepassing op alle gegevens die ter uitvoering van deze verordening worden verzameld en door de centrale administrateur of een nationale administrateur worden opgeslagen.

2.   De centrale administrateur en de nationale administrateurs zien erop toe dat alle personen die voor hen werkzaam zijn of zijn geweest of entiteiten waaraan taken zijn gedelegeerd, alsmede deskundigen die in hun opdracht handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. De vertrouwelijke gegevens waarvan deze personen beroepshalve kennis krijgen, mogen zij niet bekendmaken, onverminderd de vereisten van het nationale strafrecht of belastingrecht of de andere bepalingen van deze verordening.

3.   De centrale administrateur of een nationale administrateur mag in het EU-register en het EUTL opgeslagen gegevens of krachtens deze verordening verzamelde gegevens aan de volgende entiteiten verstrekken:

a)

de politie of een andere rechtshandhavingsautoriteit of rechterlijke instantie en de belastingautoriteiten van een lidstaat;

b)

het Europees Bureau voor fraudebestrijding van de Europese Commissie;

c)

de Europese Rekenkamer;

d)

Eurojust;

e)

de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 48 van Richtlijn (EU) 2015/849;

f)

de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU;

g)

de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 596/2014;

h)

de Europese Autoriteit voor effecten en markten, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (22);

i)

het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulatoren opgericht bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (23);

j)

de bevoegde nationale toezichtsinstanties;

k)

de nationale administrateurs van de lidstaten en de bevoegde autoriteiten als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2003/87/EG;

l)

de in artikel 6 van Richtlijn 98/26/EG genoemde autoriteiten en instanties;

m)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de bevoegde nationale autoriteiten voor gegevensbescherming.

4.   Gegevens kunnen worden verstrekt aan de in lid 3 genoemde entiteiten die daartoe een verzoek indienen bij de centrale administrateur of een nationale administrateur indien dergelijke verzoeken gerechtvaardigd en noodzakelijk zijn met het oog op onderzoek, opsporing, vervolging, administratie of inning van belastingen, het uitvoeren van audits en financieel toezicht van activiteiten met betrekking tot emissierechten, het witwassen van geld, de financiering van terrorisme, andere ernstige strafbare feiten, marktmisbruik waartoe de rekeningen in het EU-register kunnen worden aangewend of schendingen van het EU-recht of nationale wetgeving die de werking van het EU-ETS waarborgt.

Onverminderd de vereisten van het nationale strafrecht of belastingrecht, mogen de centrale administrateur, de nationale administrateurs, andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen die ingevolge deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen deze, wanneer het om de centrale administrateur en de nationale administrateurs gaat, uitsluitend gebruiken bij de vervulling van hun taken en voor de uitoefening van hun functies binnen het toepassingsgebied van deze verordening of, wanneer het om andere autoriteiten, instanties of natuurlijke of rechtspersonen gaat, voor het doel waarvoor die informatie aan hen verstrekt is en/of in het kader van administratieve of gerechtelijke procedures die specifiek met de uitoefening van deze functies verband houden.

Alle uit hoofde van deze verordening ontvangen, uitgewisselde of doorgegeven vertrouwelijke informatie valt onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden. Dit artikel belet evenwel niet dat de centrale administrateur en de nationale administrateurs vertrouwelijke gegevens overeenkomstig deze verordening uitwisselen of doorgeven.

Dit artikel belet niet dat de centrale administrateur en de nationale administrateurs overeenkomstig de nationale wetgeving vertrouwelijke gegevens uitwisselen of doorgeven die niet van de centrale administrateur of de nationale administrateur van een andere lidstaat zijn ontvangen.

5.   Een entiteit die overeenkomstig lid 4 gegevens ontvangt, zorgt ervoor dat de ontvangen gegevens uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden die zijn vermeld in het overeenkomstig lid 4 ingediende verzoek en niet opzettelijk of per ongeluk beschikbaar worden gesteld aan personen die niets te maken hebben met het beoogde doel van het gegevensgebruik. Deze bepaling laat onverlet dat deze entiteiten de gegevens beschikbaar mogen stellen aan andere in lid 3 genoemde entiteiten indien dat noodzakelijk is voor de doeleinden die zijn vermeld in het overeenkomstig lid 4 ingediende verzoek.

6.   De centrale administrateur kan de entiteiten bedoeld in lid 3 desgevraagd toegang geven tot transactiegegevens die niet de mogelijkheid bieden om specifieke personen te identificeren, met het oog op het opsporen van verdachte transactiepatronen. Entiteiten met een dergelijke toegang kunnen andere in lid 3 genoemde entiteiten van verdachte transactiepatronen in kennis stellen.

7.   Europol krijgt voor de toepassing van artikel 18 van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (24) permanente read-only-toegang tot de gegevens die in het EU-register en het EUTL zijn opgeslagen. Europol houdt de Commissie op de hoogte van het gebruik dat het van de gegevens maakt.

8.   Nationale administrateurs maken op beveiligde wijze aan alle andere nationale administrateurs en de centrale administrateur de naam, nationaliteit en geboortedatum en -plaats bekend van personen voor wie zij overeenkomstig artikel 19, lid 2, onder a), b) en c), geweigerd hebben een rekening te openen of die zij overeenkomstig artikel 21, lid 5, onder a) en b), geweigerd hebben als gemachtigde vertegenwoordiger aan te wijzen, alsmede de naam, nationaliteit en geboortedatum van de rekeninghouder en de gemachtigde vertegenwoordigers van rekeningen waartoe de toegang overeenkomstig artikel 30, lid 1, onder c), artikel 30, lid 2, onder a), artikel 30, lid 3, onder a) en b), en artikel 30, lid 4, is geschorst of van rekeningen die overeenkomstig artikel 28 zijn gesloten. De nationale administrateurs zorgen ervoor dat de gegevens actueel blijven en niet langer worden gedeeld als de redenen voor het delen ophouden te bestaan. De gegevens worden niet langer dan vijf jaar gedeeld.

De nationale administrateurs stellen de betrokken personen van het feit dat hun identiteitsgegevens met andere nationale administrateurs zijn gedeeld en van de duur van deze informatie-uitwisseling op de hoogte.

De betrokken personen kunnen krachtens de nationale wetgeving binnen de dertig kalenderdagen bezwaar aantekenen tegen het delen van gegevens bij de bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit. De bevoegde autoriteit of de desbetreffende autoriteit geeft de nationale administrateur opdracht ofwel om het delen van de gegevens te stoppen ofwel het delen van de gegevens voort te zetten in een met redenen omkleed besluit, onderworpen aan de voorschriften van de nationale wetgeving.

De betrokken personen kunnen de nationale administrateur die de gegevens deelt als bedoeld in de eerste alinea verzoeken de met betrekking tot hen gedeelde persoonsgegevens over te leggen. De nationale administrateurs voldoen aan dergelijke verzoeken binnen twintig werkdagen na ontvangst van het verzoek.

9.   De nationale administrateurs kunnen ertoe besluiten de nationale rechtshandhavingsautoriteiten en de belastingdiensten in kennis te stellen van alle transacties die een groter aantal eenheden behelzen dan het door de nationale administrateur vastgestelde aantal, en van de rekeningen waarop binnen een bepaalde periode een groter aantal transacties plaatsvindt dan het door de nationale administrateur vastgestelde aantal.

10.   Het EUTL, noch het EU-register verlangt van rekeninghouders dat zij prijsinformatie met betrekking tot emissierechten overleggen.

11.   De overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) nr. 1031/2010 aangewezen veilingtoezichthouder heeft toegang tot alle informatie betreffende de rekeningen voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling in het EU-register.

Artikel 81

Vergoedingen

1.   De centrale administrateur rekent de houders van rekeningen in het EU-register geen vergoeding aan.

2.   De nationale administrateurs kunnen de rekeninghouders en verificateurs die door hen worden beheerd, een redelijke vergoeding aanrekenen.

3.   De nationale administrateurs stellen de centrale administrateur binnen tien werkdagen in kennis van de aangerekende vergoedingen en van eventuele wijzigingen in de vergoedingen. De centrale administrateur maakt de vergoedingen bekend op een openbare website.

Artikel 82

Onderbreking van de functionering

De centrale administrateur zorgt ervoor dat onderbrekingen in de functionering van het EU-register tot een minimum worden beperkt door alle redelijke stappen te ondernemen om de beschikbaarheid en de beveiliging van het EU-register en van het EUTL in de zin van Besluit (EU, Euratom) 2017/46 te garanderen en door robuuste systemen en procedures op te zetten voor de bescherming van alle informatie.

TITEL IV

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 83

Uitvoering

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om deze verordening ten uitvoer te leggen, en met name opdat de nationale administrateurs voldoen aan hun verplichtingen om de verstrekte gegevens te controleren en te toetsen overeenkomstig artikel 19, lid 1, artikel 21, lid 4, en artikel 22, lid 4.

Artikel 84

Verder gebruik van de rekeningen

1.   De in hoofdstuk 3 van titel I van deze verordening omschreven rekeningen die op grond van Verordening (EU) nr. 389/2013 zijn geopend of worden gebruikt, blijven in gebruik met het oog op de toepassing van deze verordening.

2.   Op grond van artikel 18 van Verordening (EU) nr. 389/2013 geopende persoonstegoedrekeningen worden omgezet in emissierechten.

Artikel 85

Gebruiksbeperkingen

1.   Kyoto-eenheden als omschreven in artikel 3, punt 12, van Verordening (EU) nr. 389/2013 mogen op ETS-rekeningen in het EU-register worden aangehouden tot 1 juli 2023.

2.   Na de in lid 1 genoemde datum, verstrekt de centrale administrateur een lijst van de ETS-rekeningen met Kyoto-eenheden aan de nationale administrateurs. De nationale administrateurs vragen rekeninghouders op basis van die lijst een PK-rekening aan te geven waarop dergelijke internationale kredieten moeten worden overgedragen.

3.   Als de rekeninghouder niet binnen veertig werkdagen op het verzoek van de nationale administrateur heeft gereageerd, draagt de nationale administrateur de internationale kredieten over naar een nationale PK-rekening of een in de nationale wetgeving voorgeschreven rekening.

Artikel 86

Verstrekken van nieuwe rekeninggegevens

De uit hoofde van deze verordening vereiste rekeninggegevens die niet bij Verordening (EU) nr. 389/2013 vereist zijn, worden uiterlijk bij de eerstvolgende herziening als bedoeld in artikel 22, lid 4, ingediend bij de nationale administrateurs.

Artikel 87

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 389/2013

Verordening (EU) nr. 389/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan artikel 7 wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

“4.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register met de registers van regelingen voor de handel in broeikasgasemissierechten waarmee een koppelingsovereenkomst in overeenstemming met artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is een communicatieverbinding in stand houdt om transacties met emissierechten door te geven.”.

2)

Aan artikel 56 worden de volgende leden 4 en 5 toegevoegd:

“4.   Indien een overeenkomst op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is en de overdracht van luchtvaartemissierechten aan vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het register van een andere regeling voor de handel in broeikasgasemissies vereist is, ziet de centrale administrateur er in samenwerking met de administrateur van het andere register op toe dat het EU-register die luchtvaartemissierechten overdraagt van de EU-luchtvaarttoewijzingsrekening naar de overeenkomstige rekeningen in een ander register.

5.   Indien een overeenkomst overeenkomstig artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is en de overdracht van luchtvaartemissierechten volgens een andere regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten aan vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het EU-register vereist is, ziet de centrale administrateur er in samenwerking met de administrateur van het andere register op toe dat het EU-register die luchtvaartemissierechten overdraagt van de overeenkomstige rekeningen van het andere register naar de vliegtuigexploitanttegoedrekeningen in het EU-register, na goedkeuring door de bevoegde autoriteit voor het beheer van de andere regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten.”.

3)

Aan artikel 67 wordt het volgende lid 5 toegevoegd:

“5.   Wanneer een overeenkomst op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht is, zijn de leden 1, 2 en 3 van dit artikel van toepassing op eenheden die uit hoofde van de aan het EU-ETS gekoppelde regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten zijn afgegeven.”.

4)

Artikel 71 wordt vervangen door:

“Artikel 71

Tenuitvoerlegging van koppelingsregelingen

De centrale administrateur kan met het oog op de tenuitvoerlegging van op grond van artikel 25 en artikel 25 bis van Richtlijn 2003/87/EG getroffen regelingen en overeenkomsten op passende tijdstippen rekeningen en processen in het leven roepen en transacties en andere verrichtingen uitvoeren.”.

5)

Het volgende artikel 99 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 99 bis

Schorsing van koppelingsovereenkomsten

In geval van schorsing of opzegging van een overeenkomst uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG neemt de centrale administrateur de passende maatregelen in overeenstemming met de overeenkomst.”.

6)

Aan artikel 105 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3.   De normen die conform de overeenkomsten uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG worden ontwikkeld, zijn in overeenstemming met de overeenkomstig leden 1 en 2 opgestelde technische en gegevensuitwisselingsspecificaties.”.

7)

Artikel 108 wordt vervangen door:

“Artikel 108

Opgeslagen gegevens

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register gegevens over alle processen, loggegevens en rekeninghouders opslaat en tot vijf jaar na afsluiting van een rekening bewaart.

2.   Persoonsgegevens worden vijf jaar na afsluiting van een rekening of vijf jaar na beëindiging van de zakelijke relatie, zoals omschreven in artikel 3, punt 13, van Richtlijn (EU) 2015/849, met de natuurlijke persoon verwijderd uit de registers.

3.   Persoonsgegevens mogen uitsluitend vijf jaar langer worden bewaard, en zijn dan enkel toegankelijk voor de centrale administrateur, voor onderzoek, opsporing, vervolging, administratie of inning van belastingen, het uitvoeren van audits en financieel toezicht bij activiteiten met betrekking tot emissierechten of het witwassen van geld, financiering van terrorisme, of andere ernstige strafbare feiten of marktmanipulatie waartoe de rekeningen in het EU-register kunnen worden aangewend of schendingen van het EU-recht of nationale wetgeving die de werking van het EU-ETS waarborgt.

4.   Voor onderzoek, opsporing, vervolging, administratie of inning van belastingen, het uitvoeren van audits en financieel toezicht bij activiteiten met betrekking tot emissierechten of het witwassen van geld, financiering van terrorisme, of andere ernstige strafbare feiten of marktmanipulatie waartoe de rekeningen in het EU-register kunnen worden aangewend of schendingen van het EU-recht of nationale wetgeving die de werking van het EU-ETS waarborgt kunnen door de nationale administrateurs verwerkte persoonsgegevens na de afsluiting van de zakelijke relatie worden bewaard tot het einde van een periode die overeenstemt met de maximale verjaringstermijn van deze strafbare feiten zoals vastgesteld in de nationale wetgeving van de nationale administrateur.

5.   Rekeninggegevens die persoonsgegevens bevatten en die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening zijn verzameld en niet in het EU-register of het EUTL zijn opgeslagen, worden overeenkomstig de bepalingen van deze verordening bewaard.

6.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat de nationale administrateurs toegang hebben tot alle gegevens die in het EU-register over de door hen beheerde rekeningen zijn opgeslagen, en dat zij deze gegevens kunnen raadplegen en exporteren.”.

8)

In bijlage XIV wordt het volgende punt 4 bis ingevoegd:

“4 bis.

Op 1 mei van elk jaar wordt de volgende informatie bekendgemaakt met betrekking tot de overeenkomsten die op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht zijn en tegen 30 april in het EUTL zijn geregistreerd:

a)

het bezit aan in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten op alle rekeningen in het EU-register;

b)

het aantal in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten dat wordt gebruikt voor naleving in het EU-ETS;

c)

de som van de in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten die in het voorafgaande kalenderjaar zijn overgedragen naar de rekeningen in het EU-register;

d)

som van de in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten die in het voorgaande kalenderjaar naar rekeningen zijn overgedragen.”.

Artikel 88

Intrekking

Verordening (EU) nr. 389/2013 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

Verordening (EU) nr. 389/2013 blijft evenwel tot en met 1 januari 2026 van toepassing voor alle met betrekking tot de handelsperiode van 2013 tot en met 2020 vereiste handelingen, de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto en de nalevingsperiode in de zin van artikel 3, punt 30, van die verordening.

Artikel 89

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2021, met uitzondering van artikel 87, dat van toepassing is vanaf de dag van inwerkingtreding.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

(2)  Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 270 van 14.10.2010, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, Beschikkingen nr. 280/2004/EG en nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en (EU) nr. 1193/2011 van de Commissie (PB L 122 van 3.5.2013, blz. 1).

(4)  Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1).

(5)  Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).

(6)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(7)  Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).

(9)  Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).

(10)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(11)  Verordening (EU) 2017/2392 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG om de huidige beperkingen van het toepassingsgebied voor luchtvaartactiviteiten voort te zetten en de tenuitvoerlegging van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel vanaf 2021 voor te bereiden (PB L 350 van 29.12.2017, blz. 7).

(12)  Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).

(13)  Verordening (EU) 2016/1191 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 inzake de bevordering van het vrije verkeer van burgers door vereenvoudigde overlegging van bepaalde openbare documenten in de Europese Unie en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 200 van 26.7.2016, blz. 1).

(14)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(15)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(16)  Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).

(17)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 59 van 27.2.2019, blz. 8).

(18)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2067 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de verificatie van gegevens en de accreditatie van verificateurs krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 334 van 31.12.2018, blz. 94).

(19)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(20)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(21)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).

(22)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(23)  Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(24)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).


BIJLAGE I

Tabel I-I: Typen rekeningen en typen eenheden die op de verschillende typen rekeningen kunnen worden aangehouden

Naam type rekening

Rekeninghouder

Administrateur van de rekening

Aantal rekeningen van dit type

Emissierechten

Uit hoofde van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG gekoppelde ETS-eenheden

Algemene emissierechten

Luchtvaartemissierechten

I.   ETS-beheerdersrekeningen in het EU-register

EU-rekening voor de totale hoeveelheid emissierechten

EU

centrale administrateur

1

Ja

Neen

Neen

EU-rekening voor de totale hoeveelheid luchtvaartemissierechten

EU

centrale administrateur

1

Neen

Ja

Neen

EU-veilingrekening

EU

centrale administrateur

1

Ja

Neen

Neen

EU-toewijzingsrekening

EU

centrale administrateur

1

Ja

Neen

Neen

EU-luchtvaartveilingrekening

EU

centrale administrateur

1

Neen

Ja

Neen

EU-rekening voor de bijzondere reserve

EU

centrale administrateur

1

Neen

Ja

Neen

EU-luchtvaarttoewijzingsrekening

EU

centrale administrateur

1

Neen

Ja

Neen

EU-rekening voor de afschrijving van emissierechten

EU

centrale administrateur

1

Ja

Ja

Ja

Rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling

Veiler, veilingplatform, clearingsysteem of afwikkelingssysteem

nationale administrateur die de rekening heeft geopend

één of meer voor elk veilingplatform

Ja

Ja

Neen

II.   ETS-tegoedrekeningen in het EU-register

Exploitanttegoedrekening

Exploitant

nationale administrateur van de lidstaat waar de installatie zich bevindt

één voor elke installatie

Ja

Ja

Ja

Vliegtuigexploitanttegoedrekening

Vliegtuigexploitant

nationale administrateur van de lidstaat die de vliegtuigexploitant administreert

één voor elke vliegtuigexploitant

Ja

Ja

Ja

Nationale tegoedrekening

Lidstaat

nationale administrateur van de lidstaat die houder is van de rekening

één of meer voor elke lidstaat

Ja

Ja

Ja

III.   ETS-handelsrekeningen in het EU-register

Handelsrekening

Persoon

nationale administrateur of centrale administrateur die de rekening heeft geopend

als goedgekeurd

Ja

Ja

Ja


BIJLAGE II

Voorwaarden

Betaling van vergoedingen

1.

De voorwaarden betreffende door het register in rekening gebrachte vergoedingen voor het creëren en bijhouden van rekeningen en het registreren en bijhouden van verificateurs.

Wijziging van de basisvoorwaarden

2.

Aanpassing van de basisvoorwaarden om rekening te houden met wijzigingen in deze verordening of in de nationale wetgeving.

Geschillenbeslechting

3.

Bepalingen met betrekking tot geschillen tussen rekeninghouders en de keuze van gerechtelijke instantie voor de nationale administrateur.

Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

4.

De beperking van de aansprakelijkheid van de nationale administrateur.

5.

De beperking van de aansprakelijkheid van de rekeninghouder.

BIJLAGE III

Te verstrekken informatie bij aanvragen voor het openen van een rekening

1.

De in tabel III-I vermelde informatie.

Tabel III-1: Rekeninggegevens voor alle rekeningen

 

A

B

C

D

E

F

Item nr.

Rekeninggegevens

Verplicht (V) of facultatief (F)?

Type

Kunnen deze gegevens worden bijgewerkt?

Is voor bijwerking de goedkeuring van de administrateur nodig?

Worden de gegevens op de openbare website van het EUTL weergegeven?

1

Type rekening

V

Keuze

Neen

n.v.t.

Ja

2

Naam rekeninghouder

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

3

Naam van de rekening (gekozen door de rekeninghouder)

V

Vrij

Ja

Neen

Ja

4

Adres rekeninghouder: land

V

Keuze

Ja

Ja

Ja

5

Adres rekeninghouder: regio of deelstaat

F

Vrij

Ja

Ja

Ja

6

Adres rekeninghouder: plaats

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

7

Adres rekeninghouder: postcode

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

8

Adres rekeninghouder: regel 1

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

9

Adres rekeninghouder: regel 2

F

Vrij

Ja

Ja

Ja

10

Registratienummer van het bedrijf van de rekeninghouder

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

11

Telefoonnummer 1 van de rekeninghouder

V

Vrij

Ja

Neen

Neen (*1)

12

Telefoonnummer 2 van de rekeninghouder

V

Vrij

Ja

Neen

Neen (*1)

13

E-mailadres van de rekeninghouder

V

Vrij

Ja

Neen

Neen (*1)

14

Geboortedatum (voor natuurlijke personen)

V voor natuurlijke personen

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

15

Geboorteplaats (voor natuurlijke personen)

V voor natuurlijke personen

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

16

Geboorteland

F

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

17

Type identiteitsbewijs (voor natuurlijke personen)

V

Keuze

Ja

Ja

Neen

18

Nummer identiteitsbewijs (voor natuurlijke personen)

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

19

Vervaldatum van het identiteitsbewijs

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Ja

Neen

20

Btw-registratienummer met landcode

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Ja

Neen

21

Identificator voor juridische entiteiten overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014

V indien toegewezen

Vastgesteld

Ja

Neen

Ja


(*1)  De rekeninghouder kan ervoor kiezen de informatie op de openbare website van het EUTL te laten weergeven.


BIJLAGE IV

Informatie die moet worden verstrekt om een rekening voor de levering van geveilde emissierechten of een handelsrekening te kunnen openen

1.

De in tabel III-I van bijlage III vermelde informatie.

2.

Bewijs dat de persoon die de opening van een rekening aanvraagt, een open bankrekening heeft in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte.

3.

Bewijsstukken ter staving van de identiteit van de natuurlijke persoon die de opening van een rekening aanvraagt; een kopie van een van de volgende stukken kan als bewijs dienen:

a)

een identiteitskaart die is afgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

b)

een paspoort;

c)

een document dat overeenkomstig de nationale wetgeving van de nationale administrateur die de rekening beheert als persoonlijk identificatiedocument geldt.

4.

Bewijsstukken ter staving van het adres van de permanente verblijfplaats van de rekeninghouder (natuurlijke persoon); een kopie van een van de volgende stukken kan als bewijs dienen:

a)

het krachtens punt 3 overgelegde identiteitsbewijs als daarin het adres van de permanente verblijfplaats wordt vermeld;

b)

enig ander door de regering verstrekt identiteitsdocument waarin het adres van de permanente verblijfplaats vermeld staat;

c)

als het land van de permanente verblijfplaats geen identiteitsdocumenten verstrekt waarin het adres van de permanente verblijfplaats wordt vermeld, een verklaring van de lokale autoriteiten waarin de permanente verblijfplaats van de voorgedragen persoon wordt bevestigd;

d)

enig ander document dat in de lidstaat van de administrateur van de rekening gewoonlijk wordt aanvaard als bewijs van de permanente verblijfplaats van de persoon op wiens naam het document staat.

5.

De volgende documenten als de opening van een rekening wordt aangevraagd door een rechtspersoon:

a)

een document waaruit blijkt dat de rechtspersoon is geregistreerd;

b)

bankrekeninggegevens;

c)

een bevestiging van inschrijving in het btw-register;

d)

de naam, de geboortedatum en de nationaliteit van de uiteindelijk begunstigde van de rechtspersoon als gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met inbegrip van het type eigendom of controle dat deze uitoefent;

e)

de lijst van de directeuren.

6.

Als een rechtspersoon de opening van een rekening aanvraagt, kunnen nationale administrateurs om de indiening van de volgende documenten verzoeken:

a)

een kopie van de oprichtingsakten van de rechtspersoon;

b)

een kopie van het jaarverslag of van de meest recente gecontroleerde financiële overzichten, of als geen gecontroleerde financiële overzichten voorhanden zijn, een kopie van de door het belastingkantoor of de financiële directeur geviseerde financiële overzichten.

7.

Bewijsstukken ter staving van het vestigingsadres van de rekeninghouder (rechtspersoon), als dit niet duidelijk valt op te maken uit het overeenkomstig punt 5 overgelegde document.

8.

Een uittreksel uit het strafregister, of enig ander document dat door de administrateur van de rekening als uittreksel uit het strafregister wordt erkend, van de natuurlijke persoon die de opening van een rekening aanvraagt.

Als een rechtspersoon de opening van een rekening aanvraagt, kan de nationale administrateur verzoeken om een uittreksel uit het strafregister, of enig ander document dat door de administrateur van de rekening als uittreksel uit het strafregister wordt erkend, van de uiteindelijk begunstigde en/of de directeuren van deze rechtspersoon. Als de nationale administrateur om een uittreksel uit het strafregister verzoekt, wordt de rechtvaardiging van dit verzoek geregistreerd.

In plaats van een verzoek tot indiening van een uittreksel uit het strafregister kan de nationale administrateur, overeenkomstig nationale wetgeving, de voor het strafregister bevoegde autoriteit verzoeken de relevante informatie in elektronische vorm te verstrekken.

Onder dit punt verstrekte documenten mogen niet worden bewaard na de opening van de rekening.

9.

Als aan de nationale administrateur originele documenten worden verstrekt, kan deze een kopie ervan maken en de kopie van een bewijs van echtheid voorzien.

10.

Een kopie van een document mag krachtens deze bijlage als bewijs worden overgelegd, indien deze door een notaris of een andere soortgelijke, door de nationale administrateur aangeduide persoon voor eensluidend wordt gewaarmerkt. Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) 2016/1191 moet voor documenten die zijn afgegeven buiten de lidstaat waar de kopie van het document wordt ingediend, de kopie worden gelegaliseerd, tenzij de nationale wetgeving anderszins voorschrijft. De kopieën mogen hoogstens drie maanden vóór het gebruik ervan zijn gewaarmerkt of gelegaliseerd.

11.

De administrateur van de rekening kan verlangen dat de overgelegde documenten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in een taal die door de administrateur wordt vastgesteld.

12.

In plaats van om papieren documenten te verzoeken ter staving van de uit hoofde van deze bijlage vereiste informatie, kunnen de nationale administrateurs voor het opvragen van relevante informatie gebruikmaken van digitale instrumenten, op voorwaarde dat die instrumenten krachtens de nationale wetgeving gerechtigd zijn deze informatie te verstrekken.

BIJLAGE V

Aanvullende informatie die moet worden vertrekt ten behoeve van de registratie van verificateurs

Een document waaruit blijkt dat de verificateur die om registratie verzoekt, als verificateur is geaccrediteerd overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2003/87/EG.


BIJLAGE VI

Informatie die moet worden verstrekt om een exploitanttegoedrekening te kunnen openen

1.

De in tabel III-I van bijlage III vermelde informatie.

2.

Op grond van de overeenkomstig tabel III-I van bijlage III verstrekte gegevens wordt de exploitant van de installatie tot rekeninghouder aangewezen. De naam van de rekeninghouder moet identiek zijn aan de naam van de natuurlijke persoon of rechtspersoon die houder is van de desbetreffende broeikasgasemissievergunning.

3.

Als de rekeninghouder deel uitmaakt van een groep, verstrekt hij een document waarin duidelijk de structuur van de groep wordt aangegeven. Als dat document een kopie is, wordt het door een notaris of een andere soortgelijke, door de nationale administrateur aangewezen persoon voor eensluidend gewaarmerkt. Als de gewaarmerkte kopie wordt afgegeven buiten de lidstaat die om een kopie verzoekt, wordt de kopie gelegaliseerd, tenzij de nationale wetgeving anderszins voorschrijft. De kopieën mogen hoogstens drie maanden vóór het gebruik ervan zijn gewaarmerkt of gelegaliseerd.

4.

De in tabellen VI-I en VI-II van deze bijlage vermelde informatie.

5.

Als een rechtspersoon de opening van een rekening aanvraagt, kunnen nationale administrateurs om de indiening van de volgende documenten verzoeken:

a)

een document waaruit blijkt dat de rechtspersoon is geregistreerd;

b)

bankrekeninggegevens;

c)

een bevestiging van inschrijving in het btw-register;

d)

de naam, de geboortedatum en de nationaliteit van de uiteindelijk begunstigde van de rechtspersoon als gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met inbegrip van het type eigendom of controle dat deze uitoefent;

e)

een kopie van de oprichtingsakten van de rechtspersoon;

f)

een kopie van het jaarverslag of van de meest recente gecontroleerde financiële overzichten, of als geen gecontroleerde financiële overzichten voorhanden zijn, een kopie van de door het belastingkantoor of de financiële directeur geviseerde financiële overzichten.

6.

In plaats van om papieren documenten te verzoeken ter staving van de uit hoofde van deze bijlage vereiste informatie, kunnen de nationale administrateurs voor het opvragen van relevante informatie gebruikmaken van digitale instrumenten, op voorwaarde dat die instrumenten krachtens de nationale wetgeving gerechtigd zijn deze informatie te verstrekken.

Tabel VI-I: Rekeninggegevens voor exploitanttegoedrekeningen

 

A

B

C

D

E

F

Item nr.

Rekeninggegevens

Verplicht (V) of facultatief (F)?

Type

Kunnen deze gegevens worden bijgewerkt?

Is voor bijwerking de goedkeuring van de administrateur nodig?

Worden de gegevens op de openbare website van het EUTL weergegeven?

1

ID vergunning

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

2

Datum inwerkingtreding vergunning

V

Vrij

Ja

Ja

3

Naam van de installatie

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

4

Activiteitstype installatie

V

Keuze

Ja

Ja

Ja

5

Adres installatie: land

V

Vastgesteld

Ja

Ja

Ja

6

Adres installatie: regio of deelstaat

F

Vrij

Ja

Ja

Ja

7

Adres installatie: plaats

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

8

Adres installatie: postcode

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

9

Adres installatie: regel 1

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

10

Adres installatie: regel 2

F

Vrij

Ja

Ja

Ja

11

Telefoon 1 installatie

V

Vrij

Ja

Neen

Neen

12

Telefoon 2 installatie

V

Vrij

Ja

Neen

Neen

13

E-mailadres installatie

V

Vrij

Ja

Neen

Neen

14

Naam van de moederonderneming

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Neen

Ja

15

Naam van de dochteronderneming

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Neen

Ja

16

ID van de rekeninghouder van de moederonderneming (toegekend door het EU-register)

V indien toegewezen

Vastgesteld

Ja

Neen

Neen

17

EPRTR-identificatienummer

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Neen

Ja

18

Breedtegraad

F

Vrij

Ja

Neen

Ja

19

Lengtegraad

F

Vrij

Ja

Neen

Ja

20

Jaar van eerste emissie

V

Vrij

 

 

Ja

Tabel VI-II: Gegevens van de contactpersoon van de installatie

 

A

B

C

D

E

F

Item nr.

Rekeninggegevens

Verplicht (V) of facultatief (F)?

Type

Kunnen deze gegevens worden bijgewerkt?

Is voor bijwerking de goedkeuring van de administrateur nodig?

Worden de gegevens op de openbare website van het EUTL weergegeven?

1

Contactpersoon binnen lidstaat: voornaam

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

2

Contactpersoon binnen lidstaat: achternaam

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

3

Adres contactpersoon: land

F

Vastgesteld

Ja

Neen

Neen

4

Adres contactpersoon: regio of deelstaat

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

5

Adres contactpersoon: plaats

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

6

Adres contactpersoon: postcode

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

7

Adres contactpersoon: regel 1

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

8

Adres contactpersoon: regel 2

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

9

Telefoon 1 contactpersoon

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

10

Telefoon 2 contactpersoon

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

11

E-mailadres contactpersoon

F

Vrij

Ja

Neen

Neen


BIJLAGE VII

Informatie die moet worden verstrekt om een vliegtuigexploitanttegoedrekening te kunnen openen

1.

De in tabel III-I van bijlage III en tabel VII-I van bijlage VII vermelde informatie.

2.

Op grond van de overeenkomstig tabel III-I verstrekte gegevens wordt de vliegtuigexploitant als rekeninghouder aangewezen. De voor de rekeninghouder geregistreerde naam moet identiek zijn aan de naam in het monitoringplan. Als de naam in het monitoringplan verouderd is, wordt de naam in het handelsregister of de naam waarvan Eurocontrol zich bedient, gebruikt.

3.

Als de rekeninghouder deel uitmaakt van een groep, verstrekt hij een document waarin duidelijk de structuur van de groep wordt aangegeven. Als dat document een kopie is, wordt het door een notaris of een andere soortgelijke, door de nationale administrateur aangewezen persoon voor eensluidend gewaarmerkt. Als de gewaarmerkte kopie wordt afgegeven buiten de lidstaat die om een kopie verzoekt, wordt de kopie gelegaliseerd, tenzij de nationale wetgeving anderszins voorschrijft. De kopieën mogen hoogstens drie maanden vóór het gebruik ervan zijn gewaarmerkt of gelegaliseerd.

4.

De roepnaam is de aanduiding van de ICAO (Internationale Burgerluchtvaartorganisatie) in vak 7 van het vluchtplan of, bij ontbreken daarvan, de registratiemarkering van het vliegtuig.

5.

Als een rechtspersoon de opening van een rekening aanvraagt, kunnen nationale administrateurs om de indiening van de volgende documenten verzoeken:

a)

een document waaruit blijkt dat de rechtspersoon is geregistreerd;

b)

bankrekeninggegevens;

c)

een bevestiging van inschrijving in het btw-register;

d)

de naam, de geboortedatum en de nationaliteit van de uiteindelijk begunstigde van de rechtspersoon als gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, met inbegrip van het type eigendom of controle dat deze uitoefent;

e)

een kopie van de oprichtingsakten van de rechtspersoon;

f)

een kopie van het jaarverslag of van de meest recente gecontroleerde financiële overzichten, of als geen gecontroleerde financiële overzichten voorhanden zijn, een kopie van de door het belastingkantoor of de financiële directeur geviseerde financiële overzichten.

6.

In plaats van om papieren documenten te verzoeken ter staving van de uit hoofde van deze bijlage vereiste informatie, kunnen de nationale administrateurs voor het opvragen van relevante informatie gebruikmaken van digitale instrumenten, op voorwaarde dat die instrumenten krachtens de nationale wetgeving gerechtigd zijn deze informatie te verstrekken.

Tabel VII-I: Rekeninggegevens voor vliegtuigexploitanttegoedrekeningen

 

A

B

C

D

E

F

Item nr.

Rekeninggegevens

Verplicht (V) of facultatief (F)?

Type

Kunnen deze gegevens worden bijgewerkt?

Is voor bijwerking de goedkeuring van de administrateur nodig?

Worden de gegevens op de openbare website van het EUTL weergegeven?

1

Unieke code op grond van Verordening (EG) nr. 748/2009 van de Commissie

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

2

Roepnaam (ICAO-aanduiding)

F

Vrij

Ja

Ja

Ja

3

ID monitoringplan

V

Vrij

Ja

Ja

Ja

4

Monitoringplan: eerste jaar van toepassing

V

Vrij

Ja

Ja

Ja


BIJLAGE VIII

Aan de administrateur van de rekening te verstrekken informatie over gemachtigde vertegenwoordigers

1.

De in tabel VIII-I van bijlage VIII vermelde informatie.

Tabel VIII-I: Gegevens van gemachtigde vertegenwoordigers

 

A

B

C

D

E

F

Item nr.

Rekeninggegevens

Verplicht (V) of facultatief (F)?

Type

Kunnen deze gegevens worden bijgewerkt?

Is voor bijwerking de goedkeuring van de administrateur nodig?

Worden de gegevens op de openbare website van het EUTL weergegeven?

1

Voornaam

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

2

Achternaam

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

3

Titel

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

4

Functie

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

5

Naam werkgever

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

6

Afdeling of dienst van de werkgever

F

Vrij

Ja

Neen

Neen

7

Land

V

Vastgesteld

Neen

n.v.t.

Neen

8

Regio of deelstaat

F

Vrij

Ja

Ja

Neen

9

Plaats

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

10

Postcode

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

11

Adres — regel 1

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

12

Adres — regel 2

F

Vrij

Ja

Ja

Neen

13

Telefoon 1

V

Vrij

Ja

Neen

Neen

14

Mobiele telefoon

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

15

E-mailadres

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

16

Geboortedatum

V

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

17

Geboorteplaats

V

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

18

Geboorteland

V

Vrij

Neen

n.v.t.

Neen

19

Type identiteitsbewijs

V

Keuze

Ja

Ja

Neen

20

Nummer van het identiteitsbewijs

V

Vrij

Ja

Ja

Neen

21

Vervaldatum van het identiteitsbewijs

V indien toegewezen

Vrij

Ja

Ja

Neen

22

Nationaal registratienummer

F

Vrij

Ja

Ja

Neen

23

Voorkeurstaal

F

Keuze

Ja

Neen

Neen

24

Rechten als gemachtigde vertegenwoordiger

V

Meerkeuze

Ja

Ja

Neen

2.

Een naar behoren ondertekende verklaring van de rekeninghouder waarin hij aangeeft dat hij een bepaalde persoon als gemachtigde vertegenwoordiger wil voordragen, waarin bevestigd wordt dat de gemachtigde vertegenwoordiger het recht heeft namens de rekeninghouder transacties te initiëren, goed te keuren, te initiëren en goed te keuren of “read only”-toegang heeft (zoals beschreven in artikel 20, lid 1 respectievelijk lid 5).

3.

Bewijsstukken ter staving van de identiteit van de voorgedragen persoon; een kopie van een van de volgende stukken kan als bewijs dienen:

a)

een identiteitskaart die is afgegeven door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling;

b)

een paspoort;

c)

een document dat overeenkomstig de nationale wetgeving van de nationale administrateur die de rekening beheert als persoonlijk identificatiedocument geldt.

4.

Bewijsstukken ter staving van het adres van de permanente verblijfplaats van de voorgedragen persoon; een kopie van een van de volgende stukken kan als bewijs dienen:

a)

het krachtens punt 3 overgelegde identiteitsbewijs als daarin het adres van de permanente verblijfplaats wordt vermeld;

b)

enig ander door de regering verstrekt identiteitsdocument waarin het adres van de permanente verblijfplaats vermeld staat;

c)

als het land van de permanente verblijfplaats geen identiteitsdocumenten verstrekt waarin het adres van de permanente verblijfplaats wordt vermeld, een verklaring van de lokale autoriteiten waarin de permanente verblijfplaats van de voorgedragen persoon wordt bevestigd;

d)

enig ander document dat in de lidstaat van de administrateur van de rekening gewoonlijk wordt aanvaard als bewijs van de permanente verblijfplaats van de persoon op wiens naam het document staat.

5.

Een uittreksel uit het strafregister, of enig ander document dat door de administrateur van de rekening als uittreksel uit het strafregister wordt erkend, van de voorgedragen persoon, met uitzondering van de gemachtigde vertegenwoordigers van verificateurs.

In plaats van een verzoek tot indiening van een uittreksel uit het strafregister kan de nationale administrateur, overeenkomstig nationale wetgeving, de voor het strafregister bevoegde autoriteit verzoeken de relevante informatie in elektronische vorm te verstrekken.

De op grond van dit lid verstrekte documenten mogen niet worden bewaard na de goedkeuring van de voorgedragen rekeningvertegenwoordiger.

6.

Als aan de nationale administrateur originele documenten worden verstrekt, kan deze een kopie ervan maken en de kopie van een bewijs van echtheid voorzien.

7.

Een kopie van een document mag krachtens deze bijlage als bewijs worden overgelegd, indien deze door een notaris of een andere soortgelijke, door de nationale administrateur aangeduide persoon voor eensluidend wordt gewaarmerkt. Onverminderd het bepaalde in Verordening (EU) 2016/1191, moet voor documenten die zijn afgegeven buiten de lidstaat waar de kopie van het document wordt ingediend, de kopie worden gelegaliseerd, tenzij de nationale wetgeving anderszins voorschrijft. De kopieën mogen hoogstens drie maanden vóór het gebruik ervan zijn gewaarmerkt of gelegaliseerd.

8.

De administrateur van de rekening kan verlangen dat de overgelegde documenten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in een taal die door de nationale administrateur wordt vastgesteld.

9.

In plaats van om papieren documenten te verzoeken ter staving van de uit hoofde van deze bijlage vereiste informatie, kunnen de nationale administrateurs voor het opvragen van relevante informatie gebruikmaken van digitale instrumenten, op voorwaarde dat die instrumenten krachtens de nationale wetgeving gerechtigd zijn deze informatie te verstrekken.

BIJLAGE IX

Formaten voor het verstrekken van jaarlijkse emissiegegevens

1.

De emissiegegevens voor exploitanten moeten de in tabel IX-I vermelde informatie bevatten, met inachtneming van het elektronische formaat voor het verstrekken van emissiegegevens zoals beschreven in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

Tabel IX-I: Emissiegegevens voor exploitanten

 

 

 

 

1

ID installatie

 

2

Verslagjaar

 

Broeikasgasemissies

 

in ton

in ton CO2-eq.

3

CO2-emissies

 

 

4

N2O-emissies

 

 

5

PFK-emissies

 

 

6

Totale emissies

Σ (C3 + C4 + C5)

2.

De emissiegegevens voor vliegtuigexploitanten moeten de in tabel IX-II vermelde informatie bevatten, met inachtneming van het elektronische formaat voor het verstrekken van emissiegegevens zoals beschreven in de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75.

Tabel IX-II: Emissiegegevens voor vliegtuigexploitanten

 

 

 

1

ID vliegtuigexploitant

 

2

Verslagjaar

 

Broeikasgasemissies

 

in ton CO2

3

Binnenlandse emissies

(voor alle vluchten opgestegen van een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat en geland op een luchthaven op het grondgebied van dezelfde lidstaat)

 

4

Buitenlandse emissies

(voor alle vluchten opgestegen van een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat en geland op een luchthaven op het grondgebied van een andere lidstaat)

 

5

Totale emissies

Σ (C3 + C4)


BIJLAGE X

Nationale toewijzingstabel

Rij nr.

 

Hoeveelheid kosteloos toegewezen algemene emissierechten

 

Op grond van artikel 10 bis, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG

Op grond van artikel 10 quater van Richtlijn 2003/87/EG (overdraagbaar)

 

Op grond van een andere bepaling van Richtlijn 2003/87/EG

Totaal

 

1

Landcode van de lidstaat

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

2

 

ID installatie

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

3

 

Toe te wijzen hoeveelheid:

 

 

 

 

 

 

4

 

 

in het jaar X

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

5

 

 

in het jaar X + 1

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

6

 

 

in het jaar X + 2

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

7

 

 

in het jaar X + 3

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

8

 

 

in het jaar X + 4

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

9

 

 

in het jaar X + 5

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

10

 

 

in het jaar X + 6

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

11

 

 

in het jaar X + 7

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

12

 

 

in het jaar X + 8

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

13

 

 

in het jaar X + 9

 

 

 

 

 

Handmatige invoer

Rijen 2 tot en met 13 worden voor elke installatie herhaald.


BIJLAGE XI

Nationale luchtvaarttoewijzingstabel

Rij nr.

 

Hoeveelheid kosteloos toegewezen luchtvaartemissierechten

 

Op grond van artikel 3 sexies van Richtlijn 2003/87/EG

Op grond van artikel 3 septies van Richtlijn 2003/87/EG

Totaal

 

1

Landcode van de lidstaat

 

 

 

Handmatige invoer

2

 

ID vliegtuigexploitant

 

 

 

Handmatige invoer

3

 

Toe te wijzen hoeveelheid

 

 

 

 

4

 

 

in het jaar X

 

 

 

Handmatige invoer

5

 

 

in het jaar X + 1

 

 

 

Handmatige invoer

6

 

 

in het jaar X + 2

 

 

 

Handmatige invoer

7

 

 

in het jaar X + 3

 

 

 

Handmatige invoer

8

 

 

in het jaar X + 4

 

 

 

Handmatige invoer

9

 

 

in het jaar X + 5

 

 

 

Handmatige invoer

10

 

 

in het jaar X + 6

 

 

 

Handmatige invoer

11

 

 

in het jaar X + 7

 

 

 

Handmatige invoer

12

 

 

in het jaar X + 8

 

 

 

Handmatige invoer

13

 

 

in het jaar X + 9

 

 

 

Handmatige invoer

Rijen 2 tot en met 13 worden voor elke vliegtuigexploitant herhaald.


BIJLAGE XII

Veilingtabel

Rij nr.

Gegevens over het veilingplatform

 

 

1

Identificatiecode van het veilingplatform

 

 

2

Identiteit van de veilingtoezichthouder

 

 

3

Nummer van de rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling

 

 

4

Gegevens over de afzonderlijke veilingen van [algemene emissierechten/luchtvaartemissierechten]

 

5

Tijdens de veiling te veilen hoeveelheid

Datum en tijdstip van levering aan de rekening voor de levering van zekerheden ten behoeve van de veiling

Identiteit van de aan elke veiling verbonden veiler(s)

Hoeveelheid voor de betrokken veiler(s) binnen de tijdens de veiling te veilen hoeveelheid, met inbegrip van, indien van toepassing, de respectieve hoeveelheid uit hoofde van artikel 10 bis, lid 8, van Richtlijn 2003/87/EG te veilen emissierechten

Handmatige invoer

6

 

 

 

 

Handmatige invoer

7

 

 

Handmatige invoer

8

 

 

Handmatige invoer

9

 

 

Handmatige invoer

10

 

 

Handmatige invoer

11

 

 

Handmatige invoer

12

 

 

Handmatige invoer

13

 

 

 

 

Handmatige invoer

14

 

 

Handmatige invoer

15

 

 

Handmatige invoer

16

 

 

Handmatige invoer

17

 

 

Handmatige invoer

18

 

 

Handmatige invoer

19

 

 

Handmatige invoer


BIJLAGE XIII

Rapportagevereisten voor de centrale administrateur

I.   Informatie in het EU-register over het EU-ETS

Voor het publiek beschikbare informatie

1.

Het EUTL geeft voor elke rekening de volgende informatie op de openbare website van het EUTL weer:

a)

alle informatie die volgens tabel III-I van bijlage III, tabel VI-I van bijlage VI en tabel VII-I van bijlage VII op de openbare website van het EU-register moet worden weergegeven;

b)

de emissierechten die krachtens de artikelen 48 en 50 aan individuele rekeninghouders zijn toegewezen;

c)

de status van de rekening overeenkomstig artikel 9, lid 1;

d)

het jaar van de eerste emissies en het jaar van de laatste emissies;

e)

het aantal emissierechten dat overeenkomstig artikel 6 is ingeleverd;

f)

vanaf 1 april van het jaar (X + 1), het cijfer van de geverifieerde emissies van de met de exploitanttegoedrekening verbonden installatie voor het jaar X, alsook de correcties daarop;

g)

een symbool en een verklaring die aangeven of de met de exploitanttegoedrekening verbonden installatie of vliegtuigexploitant uiterlijk op 30 april een aantal emissierechten heeft ingeleverd dat minstens even groot is als al haar/zijn emissies in de afgelopen jaren.

De onder a) tot en met d) bedoelde informatie wordt elke 24 uur bijgewerkt.

Voor de toepassing van punt g) worden de symbolen en verklaringen weergegeven als vermeld in tabel XIV-I. Het symbool wordt op 1 mei bijgewerkt en blijft, behalve de toevoeging van een “*” in de in rij 5 van tabel XIV-I beschreven gevallen, onveranderd tot 1 mei van het daaropvolgende jaar, tenzij de rekening voor die tijd wordt afgesloten.

Tabel XIV-I: Nalevingsverklaringen

Rij nr.

Nalevingsstatuscijfer volgens artikel 33

Zijn de geverifieerde emissies voor het volledige afgelopen jaar geregistreerd?

Symbool

Verklaring

Weer te geven op de openbare website van het EUTL

1

0 of een positief getal

Ja

A

“Het aantal op 30 april ingeleverde emissierechten is groter dan of gelijk aan de geverifieerde emissies”

2

Een negatief getal

Ja

B

“Het aantal op 30 april ingeleverde emissierechten is kleiner dan de geverifieerde emissies”

3

Om het even welk getal

Neen

C

“Tot 30 april zijn voor het voorgaande jaar geen geverifieerde emissies ingevoerd.”

4

Om het even welk getal

Neen (omdat het proces van de inlevering van emissierechten en/of het proces van de bijwerking van geverifieerde emissies voor het register van de lidstaat was geschorst)

X

“De invoering van geverifieerde emissies en/of de inlevering van emissierechten was tot 30 april onmogelijk omdat het proces van de inlevering van emissierechten en/of het proces van de bijwerking van geverifieerde emissies voor het register van de lidstaat was geschorst.”

5

Om het even welk getal

Ja of neen (maar later bijgewerkt door de bevoegde autoriteit)

* [toegevoegd aan het oorspronkelijke symbool]

“De geverifieerde emissies zijn door de bevoegde autoriteit geraamd of gecorrigeerd.”

2.

Het EUTL geeft de volgende algemene informatie op de openbare website van het EUTL weer en werkt ze om de 24 uur bij:

a)

de nationale toewijzingstabel van elke lidstaat, inclusief aanduidingen van wijzigingen die overeenkomstig artikel 47 in de tabel zijn aangebracht;

b)

de nationale luchtvaarttoewijzingstabel van elke lidstaat, inclusief aanduidingen van wijzigingen die overeenkomstig artikel 49 in de tabel zijn aangebracht;

c)

het totale aantal emissierechten dat in het EU-register op alle gebruikersrekeningen op de dag voordien aanwezig was;

d)

de vergoedingen die de nationale administrateurs overeenkomstig artikel 81 aanrekenen.

3.

Het EUTL zorgt ervoor dat de volgende informatie op 30 april van elk jaar op zijn openbare website wordt weergegeven:

a)

het totaal van de voor het voorgaande kalenderjaar ingevoerde geverifieerde emissies per lidstaat als een percentage van het totaal van de geverifieerde emissies van het daaraan voorafgaande jaar;

b)

het percentage op de door een bepaalde lidstaat beheerde rekeningen, van het aantal en volume van alle transacties voor de overdracht van emissierechten en Kyoto-eenheden in het voorgaande kalenderjaar;

c)

de omvang van alle transacties tussen door verschillende lidstaten beheerde rekeningen, als aantal- en volumepercentage van alle transacties van emissierechten en Kyoto-eenheden van het voorgaande kalenderjaar.

4.

Het EUTL zorgt ervoor dat de volgende informatie over elke op 30 april van een bepaald jaar afgeronde en in het EUTL geregistreerde transactie op 1 mei drie jaar daarna op de openbare website van het EUTL wordt weergegeven:

a)

naam van de rekeninghouder en rekeningidentificatiecode van de overdragende rekening;

b)

naam van de rekeninghouder en rekeningidentificatiecode van de verwervende rekening;

c)

het aantal emissierechten of Kyoto-eenheden waarop de transactie betrekking had, met inbegrip van de landcode, maar zonder de unieke eenheidsidentificatiecode van de emissierechten of de unieke numerieke waarde van het eenheidsreeksnummer van de Kyoto-eenheden;

d)

de identificatiecode van de transactie;

e)

de datum en het tijdstip waarop de transactie is afgerond (Midden-Europese tijd);

f)

het type transactie.

De eerste alinea is niet van toepassing op transacties waarbij zowel de overdragende als de verwervende rekening een ETS-beheerdersrekening is zoals aangegeven in tabel I-I in bijlage I.

5.

Op 1 mei van elk jaar wordt de volgende informatie bekendgemaakt met betrekking tot de overeenkomsten die op grond van artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG van kracht zijn en tegen 30 april in het EUTL zijn geregistreerd:

a)

het bezit aan in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten op alle rekeningen in het EU-register;

b)

het aantal in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten dat voor naleving in het EU-ETS wordt gebruikt;

c)

de som van de in het kader van de gekoppelde regeling voor de handel in emissierechten verleende emissierechten die in het voorafgaande kalenderjaar naar rekeningen in het EU-register zijn overgedragen;

d)

de som van de emissierechten die in het voorafgaande kalenderjaar naar rekeningen in het gekoppelde register zijn overgedragen.

Informatie beschikbaar voor rekeninghouders

6.

Het EU-register geeft op het gedeelte van de website van het EU-register dat uitsluitend voor de rekeninghouder toegankelijk is, de volgende informatie weer, en werkt deze informatie in real time bij:

a)

het huidige bezit aan emissierechten en Kyoto-eenheden, met inbegrip van de landcode en, waar van toepassing, de vermelding waaruit blijkt in welke periode van tien jaar zij zijn gecreëerd, maar zonder de unieke eenheidsidentificatiecode van de emissierechten of de unieke numerieke waarde van het eenheidsreeksnummer van de Kyoto-eenheden;

b)

de lijst van voorgestelde transacties die door die rekeninghouder zijn geïnitieerd, met voor elke voorgestelde transactie de vermelding van:

i)

de in punt 4 van deze bijlage opgenomen elementen;

ii)

het rekeningnummer en de naam van de rekeninghouder van de verwervende rekening;

iii)

de datum en het tijdstip waarop de transactie is voorgesteld (Midden-Europese tijd);

iv)

de huidige status van de voorgestelde transactie;

v)

de eventuele responscodes die na de door het register en het EUTL verrichte controles zijn teruggezonden.

c)

de lijst van emissierechten of Kyoto-eenheden die door die rekening zijn overgedragen of verworven als gevolg van afgeronde transacties, met voor elke transactie:

i)

de vermelding van de elementen in punt 4;

ii)

het rekeningnummer en de naam van de rekeninghouder van de overdragende en de verwervende rekening.


2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/63


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1123 VAN DE COMMISSIE

van 12 maart 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 389/2013 wat betreft de technische uitvoering van de tweede verbintenisperiode in het kader van het Protocol van Kyoto

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (1), en met name artikel 10, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op grond van artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten alle met ingang van 1 januari 2012 verleende emissierechten in een EU-register worden bijgehouden. Een dergelijk EU-register is oorspronkelijk vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie (3).

(2)

Bij Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie (4) werd Verordening (EU) nr. 920/2010 ingetrokken en zijn algemene, operationele en onderhoudsvoorschriften vastgesteld met betrekking tot het EU-register voor de op 1 januari 2013 beginnende en de daaropvolgende handelsperioden, het onafhankelijke transactielogboek als bedoeld in artikel 20, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, en de registers als bedoeld in artikel 6 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

(3)

Artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013 voorziet in de aanlegging van registers ten behoeve van de naleving van de uit het Protocol van Kyoto voortvloeiende verplichtingen. Daarnaast is bij Verordening (EU) nr. 389/2013 de werking van deze registers geregeld.

(4)

De Conferentie van de Partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, die fungeert als vergadering van de partijen bij het Protocol van Kyoto, heeft de wijziging van Doha aangenomen, waarbij een tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto is ingesteld, die ingaat op 1 januari 2013 en afloopt op 31 december 2020 (“de wijziging van Doha”). Bij Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad (6) stemde de Unie in met de wijziging van Doha. De wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto moet in het EU-register en in de nationale registers van het Protocol van Kyoto worden doorgevoerd. Evenwel moeten de betrokken bepalingen pas vanaf de datum van inwerkingtreding van de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto van toepassing zijn.

(5)

Noorwegen en Liechtenstein nemen deel aan het bij Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde EU-emissiehandelssysteem, maar zijn geen partij bij de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming (7) in de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Daarom moet worden voorzien in een specifiek clearingproces overeenkomstig artikel 10, lid 6, van Verordening (EU) nr. 525/2013 aan het einde van de tweede verbintenisperiode.

(6)

Alle met betrekking tot de derde handelsperiode van het EU-ETS van 2013 tot en met 2020 vereiste handelingen moeten overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 389/2013 vastgestelde voorschriften worden afgerond. Aangezien het gebruik van krachtens het Protocol van Kyoto gegenereerde internationale kredieten is toegestaan uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG, blijft die verordening tot 1 juli 2023 op die activiteiten van toepassing, d.w.z. tot het eind van de extra periode voor het nakomen van de verbintenissen van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Om duidelijkheid te scheppen over, enerzijds, de voorschriften die in overeenstemming met Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), op alle aan de derde handelsperiode gerelateerde handelingen van toepassing zijn, en, anderzijds, de voorschriften die overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad (9), op alle aan de vierde handelsperiode gerelateerde handelingen van toepassing zijn, moet de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 die na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening van kracht blijven tot handelingen in verband met de derde handelsperiode, worden beperkt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In Verordening (EU) nr. 389/2013 wordt het volgende artikel 73 nonies ingevoegd:

“Artikel 73 nonies

Clearingproces voor landen die geen partij zijn bij een overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming

1.   Binnen zes maanden na de afsluiting van de handelsperiode 2013-2020 berekent de centrale administrateur de aanzuiveringswaarde voor landen die geen partij zijn bij een overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming, door een hoeveelheid gelijk aan de emissierechten in het EU-ETS als gevolg van de opneming van dat land in het EU-ETS voor de handelsperiode 2013-2020 af te trekken van de totale hoeveelheid algemene emissierechten die is ingeleverd door de exploitanten die voor de periode 2013-2020 door de nationale administrateur van dat land worden geadministreerd.

2.   De centrale administrateur stelt de nationale administrateurs in kennis van het resultaat van de berekening overeenkomstig lid 1.

3.   Binnen vijf werkdagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving draagt de centrale administrateur een hoeveelheid AAU's die gelijk is aan de overeenkomstig lid 1 berekende aanzuiveringswaarde over van de centrale ETS-aanzuiveringsrekening in het EU-register naar een PK-partijtegoedrekening in het PK-register van elk land met een positieve aanzuiveringswaarde.

4.   Binnen vijf werkdagen na de in lid 2 bedoelde kennisgeving draagt elke PK-registeradministrateur wiens land een negatieve aanzuiveringswaarde heeft, een hoeveelheid AAU's die gelijk is aan het positieve equivalent van de overeenkomstig lid 1 berekende aanzuiveringswaarde over naar de centrale ETS-aanzuiveringsrekening in het EU-register.

5.   Alvorens de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde overdracht uit te voeren, draagt de desbetreffende nationale administrateur of de centrale administrateur eerst de vereiste hoeveelheid AAU's over om het deel van de opbrengsten bij de eerste internationale overdrachten van AAU's, als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013, te voldoen.

6.   Binnen zes maanden na de afsluiting van de handelsperiode 2013-2020 berekent de centrale administrateur de aanzuiveringswaarde voor landen die geen partij zijn bij een overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming door een hoeveelheid gelijk aan de in de nationale inventarisatie krachtens het UNFCCC van dit land opgenomen geverifieerde emissies door vliegtuigexploitanten af te trekken van de totale hoeveelheid algemene emissierechten die is ingeleverd door vliegtuigexploitanten die voor de periode 2013-2020 door de nationale administrateur van dat land worden geadministreerd.

7.   De centrale administrateur stelt de nationale administrateurs in kennis van het resultaat van de berekening overeenkomstig lid 6.

8.   Binnen vijf werkdagen na de kennisgeving overeenkomstig lid 7 draagt elke PK-registeradministrateur wiens land een positieve aanzuiveringswaarde heeft, een hoeveelheid AAU's die gelijk is aan de overeenkomstig lid 6 berekende aanzuiveringswaarde over naar de centrale ETS-aanzuiveringsrekening in het EU-register.

9.   Binnen vijf werkdagen na de kennisgeving overeenkomstig lid 7 draagt de centrale administrateur een hoeveelheid AAU's die gelijk is aan het positieve equivalent van de overeenkomstig lid 6 berekende aanzuiveringswaarde over van de centrale ETS-aanzuiveringsrekening in het EU-register naar een partijtegoedrekening in het PK-register van elk land met een negatieve aanzuiveringswaarde.

10.   Alvorens de in de leden 8 en 9 van dit artikel bedoelde overdracht uit te voeren, draagt de desbetreffende nationale administrateur of de centrale administrateur eerst de vereiste hoeveelheid AAU's over om het deel van de opbrengsten bij de eerste internationale overdrachten van AAU's, als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 525/2013, te voldoen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van bekendmaking door de Commissie van een mededeling betreffende de inwerkingtreding van de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13.

(2)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(3)  Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 270 van 14.10.2010, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, Beschikkingen nr. 280/2004/EG en nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en (EU) nr. 1193/2011 van de Commissie (PB L 122 van 3.5.2013, blz. 1).

(5)  Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1).

(6)  Besluit (EU) 2015/1339 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (PB L 207 van 4.8.2015, blz. 1).

(7)  Besluit (EU) 2015/1340 van de Raad van 13 juli 2015 over het sluiten, namens de Europese Unie, van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 207 van 4.8.2015, blz. 15).

(8)  Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63).

(9)  Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 3).


2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/66


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1124 VAN DE COMMISSIE

van 13 maart 2019

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wat betreft de werking van het EU-register overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (1), en met name artikel 12, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register (2) zijn de voorschriften vastgesteld voor de werking van het uit hoofde van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) ingestelde EU-register.

(2)

Alle met betrekking tot de nalevingsperiode van 2013 tot en met 2020 vereiste handelingen moeten overeenkomstig de in Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie (4) vastgestelde voorschriften worden afgerond. Aangezien bij Beschikking 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) de voorschriften voor de nalevingsperiode van 2013 tot en met 2020 zijn vastgesteld, waaronder ook die met betrekking tot het gebruik van krachtens het Protocol van Kyoto gegenereerde internationale kredieten, blijft die verordening tot 1 juli 2023 op die activiteiten van toepassing, d.w.z. tot het eind van de extra periode voor het nakomen van de verbintenissen van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto. Om duidelijkheid te scheppen over, enerzijds, de voorschriften die in overeenstemming met Beschikking 406/2009/EG op alle aan de nalevingsperiode van 2013 tot en met 2020 gerelateerde handelingen van toepassing zijn, en, anderzijds, de voorschriften die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842 op alle aan de nalevingsperiode van 2021 tot en met 2030 gerelateerde handelingen van toepassing zijn, moet de werkingssfeer van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 389/2013 die na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening van kracht blijven tot handelingen met betrekking tot de nalevingsperiode van 2013 tot en met 2020 worden beperkt.

(3)

Krachtens Verordening (EU) 2018/842 zijn voor de lidstaten verplichtingen vastgesteld met betrekking tot de minimumbijdragen die zij in de periode 2021 tot en met 2030 moeten leveren om het streefdoel van de Unie te halen, namelijk haar uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 30 % te hebben verminderd in vergelijking met het niveau van 2005.

(4)

Bij artikel 12 van Verordening (EU) 2018/842 is bepaald dat in het EU-register moet worden gezorgd voor een nauwkeurige boekhouding van de overeenkomstig die verordening verrichte transacties.

(5)

De jaarlijkse emissieruimte-eenheden moeten worden verleend op de ESR-nalevingsrekeningen van de lidstaten ten behoeve van de naleving van hun verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 (“ESR-nalevingsrekeningen”) die bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 in het EU-register zijn ingesteld, in de krachtens artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 bepaalde hoeveelheden. Jaarlijkse emissieruimte-eenheden moeten alleen op de ESR-nalevingsrekeningen van het EU-register worden bijgehouden.

(6)

Het EU-register moet de tenuitvoerlegging van de nalevingscyclus krachtens Verordening (EU) 2018/842 mogelijk maken door de processen te leveren waarmee de jaarlijkse beoordeelde gegevens over broeikasgasemissies in de ESR-nalevingsrekening kunnen worden opgetekend en het jaarlijkse nalevingsstatuscijfer van de ESR-nalevingsrekening van elke lidstaat voor een bepaalde nalevingsperiode kan worden bepaald en waar nodig ook de processen voor de toepassing van de factor overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/842.

(7)

Het EU-register moet eveneens garanderen dat een nauwkeurige boekhouding wordt gevoerd van de transacties op grond van de artikelen 5, 6, 7 en 11 van Verordening (EU) 2018/842.

(8)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Aan de aanhalingen wordt de volgende tekst toegevoegd:

“Gezien Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende bindende jaarlijkse broeikasgasemissiereducties door de lidstaten van 2021 tot en met 2030 teneinde bij te dragen aan klimaatmaatregelen om aan de toezeggingen uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs te voldoen, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 525/2013 (*1), en met name artikel 12, lid 1,

(*1)  PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26.”."

2.

Aan artikel 2 wordt het volgende lid toegevoegd:

“Deze verordening is ook van toepassing op jaarlijkse emissieruimte-eenheden (AEA's).”.

3.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 12) wordt vervangen door:

“12)   “transactie”: een proces in het EU-register waarbij een emissierecht of een jaarlijkse emissieruimte-eenheid van één rekening naar de andere wordt overgedragen;”;

b)

de volgende punten 23) en 24) worden toegevoegd:

“23)   “ESR-nalevingsperiode”: de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2030 tijdens welke de lidstaten hun broeikasgasemissies moeten beperken overeenkomstig Verordening (EU) 2018/842;

24)   “jaarlijkse emissieruimte-eenheid” of “AEA”: een deel van de jaarlijkse emissieruimte van een lidstaat zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 ter grootte van één ton kooldioxide-equivalent;”.

4.

In artikel 4 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De lidstaten gebruiken het EU-register om aan hun verplichtingen uit hoofde van artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG en artikel 12 van Verordening (EU) 2018/842 te voldoen. Het EU-register voorziet in de in deze verordening omschreven processen ten behoeve van de nationale administrateurs en de rekeninghouders.”.

5.

In artikel 7 wordt lid 5 vervangen door:

“5.   De centrale administrateur, de bevoegde autoriteiten en de nationale administrateurs voeren alleen de processen uit die nodig zijn voor het vervullen van hun respectieve functies overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG en Verordening (EU) 2018/842.”.

6.

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Opening van door de centrale administrateur beheerde rekeningen

1.   De centrale administrateur opent alle ETS-beheerdersrekeningen in het EU-register, de EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's, de afschrijvingsrekening uit hoofde van Verordening (EU) 2018/842 (“ESR-afschrijvingsrekening”), de EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in het kader van bijlage II, de EU-ESR-veiligheidsreserverekening en voor elke lidstaat één ESR-nalevingsrekening voor elk jaar van de nalevingsperiode.

2.   De overeenkomstig artikel 7, lid 1, aangewezen nationale administrateur fungeert als gemachtigde vertegenwoordiger van de ESR-nalevingsrekeningen.”.

7.

Het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 27 bis

Afsluiten van de ESR-nalevingsrekening

De centrale administrateur sluit een ESR-nalevingsrekening niet eerder af dan één maand na het vaststellen van het nalevingsstatuscijfer voor die rekening overeenkomstig artikel 59 septies, en na voorafgaande kennisgeving aan de rekeninghouder.

Bij het afsluiten van de ESR-nalevingsrekening ziet de centrale administrateur erop toe dat het EU-register de op de ESR-nalevingsrekening resterende AEA's overdraagt naar de ESR-afschrijvingsrekening.”.

8.

De volgende titel II bis wordt ingevoegd:

“TITEL II BIS

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR BOEKING VAN TRANSACTIES OP GROND VAN DE VERORDENINGEN (EU) 2018/842 EN (EU) 2018/841

HOOFDSTUK 1

Transacties op grond van Verordening (EU) 2018/842

Artikel 59 bis

Creatie van AEA's

1.   Aan het begin van de nalevingsperiode creëert de centrale administrateur:

a)

op de EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's een hoeveelheid AEA's gelijk aan de som van de jaarlijkse emissieruimte voor alle lidstaten voor alle jaren van de nalevingsperiode, zoals vastgesteld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 en in de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842;

b)

op de EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in het kader van bijlage II een hoeveelheid AEA's gelijk aan de som van de jaarlijkse emissieruimte voor alle in aanmerking komende lidstaten voor alle jaren van de nalevingsperiode, zoals vastgesteld in de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2018/842, op basis van de percentages die overeenkomstig artikel 6, lid 3, van die verordening door de lidstaten worden meegedeeld.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register aan elke AEA een unieke eenheidsidentificatiecode toekent zodra de AEA is gecreëerd.

Artikel 59 ter

Jaarlijkse emissieruimte-eenheden

AEA's kunnen worden gebruikt om te voldoen aan de aan lidstaten opgelegde eisen inzake de beperking van broeikasgasemissies overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2018/842 en hun toezeggingen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2018/841. Zij zijn alleen overdraagbaar overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5, leden 1 tot en met 5, artikel 6, artikel 9, lid 2, en artikel 11 van Verordening (EU) 2018/842 en artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) 2018/841.

Artikel 59 quater

Overdracht van AEA's naar ESR-nalevingsrekeningen

1.   Aan het begin van de nalevingsperiode draagt de centrale administrateur een hoeveelheid AEA's gelijk aan de jaarlijkse emissieruimte voor elke lidstaat voor elk jaar zoals vastgesteld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 en in de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842, uit de EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's over naar de relevante ESR-nalevingsrekening.

2.   Indien bij het afsluiten van de ESD-nalevingsrekening van de lidstaat voor het jaar 2020, overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) nr. 389/2013, de totale hoeveelheid broeikasgasemissies, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, op die ESD-nalevingsrekening groter is dan de som van alle AEA's, internationale kredieten, tCER's en lCER's, wordt een hoeveelheid die overeenstemt met het teveel aan emissies, vermenigvuldigd met de in artikel 7, lid 1, onder a), van Beschikking 406/2009/EG aangegeven kortingsfactor, in mindering gebracht op de hoeveelheid AEA's die overeenkomstig lid 1 van dit artikel voor het jaar 2021 naar de ESR-nalevingsrekening wordt overgedragen.

Artikel 59 quinquies

Invoering van de relevante broeikasgasemissiegegevens

1.   De centrale administrateur voert de totale hoeveelheid relevante beoordeelde broeikasgasemissiegegevens, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, voor elke lidstaat in de bijbehorende ESR-nalevingsrekening voor dat nalevingsjaar tijdig in, zodra de betrokken beoordeelde broeikasgasemissiegegevens voor het gegeven jaar van de nalevingsperiode voor de meerderheid van de lidstaten beschikbaar zijn.

2.   De centrale administrateur voert tevens de som van de relevante beoordeelde broeikasgasemissiegegevens voor alle lidstaten voor een bepaald jaar in de EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in.

Artikel 59 sexies

Berekening van het saldo van de ESR-nalevingsrekening

1.   Na invoering van de relevante broeikasgasemissiegegevens overeenkomstig artikel 59 quinquies ziet de centrale administrateur erop toe dat het EU-register het saldo van de desbetreffende ESR-nalevingsrekening berekent door de totale hoeveelheid beoordeelde broeikasgasemissies, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, op de desbetreffende ESR-nalevingsrekening af te trekken van de som van alle AEA's op dezelfde ESR-nalevingsrekening.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register het saldo van elke ESR-nalevingsrekening weergeeft.

Artikel 59 septies

Bepaling van nalevingsstatuscijfers

1.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register zes maanden na de invoering van de relevante broeikasgasemissiegegevens voor de jaren 2025 en 2030 overeenkomstig artikel 59 quinquies van deze verordening van elke ESR-nalevingsrekening het nalevingsstatuscijfer voor de jaren 2021 en 2026 bepaalt door berekening van de som van alle AEA's, kredieten overeenkomstig artikel 24 bis van Richtlijn 2003/87/EG en LMU's minus de totale hoeveelheid beoordeelde broeikasgasemissies, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, op dezelfde ESR-nalevingsrekening.

2.   De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register van elke ESR-nalevingsrekening het nalevingsstatuscijfer voor elk van de jaren 2022 tot en met 2025 en 2027 tot en met 2030 bepaalt door berekening van de som van alle AEA's, kredieten overeenkomstig artikel 24 bis van Richtlijn 2003/87/EG en LMU's minus de totale hoeveelheid beoordeelde broeikasgasemissies, uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, op dezelfde ESR-nalevingsrekening één maand na de berekening van het nalevingsstatuscijfer voor het voorgaande jaar.

De centrale administrateur ziet erop toe dat het EU-register het nalevingsstatuscijfer van elke ESR-nalevingsrekening registreert.

Artikel 59 octies

Toepassing van artikel 9, lid 1, onder a) en b), van Verordening (EU) 2018/842

1.   Indien het overeenkomstig artikel 59 septies van deze verordening bepaalde nalevingsstatuscijfer negatief is, ziet de centrale administrateur erop toe dat het EU-register het teveel aan beoordeelde broeikasgasemissies uitgedrukt in ton kooldioxide-equivalent, vermenigvuldigd met de in artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2018/842 aangegeven factor 1,08, overdraagt van de ESR-nalevingsrekening van de desbetreffende lidstaat voor het gegeven jaar naar de ESR-nalevingsrekening voor het volgende jaar.

2.   Tegelijkertijd blokkeert de centrale administrateur de ESR-nalevingsrekeningen voor de resterende jaren van de nalevingsperiode van de betrokken lidstaat.

3.   De centrale administrateur verandert de status van de ESR-nalevingsrekening van “geblokkeerd” naar “open” voor alle resterende jaren van de nalevingsperiode vanaf het jaar waarvoor het overeenkomstig artikel 59 septies bepaalde nalevingsstatuscijfer nul of positief is.

Artikel 59 nonies

Gebruik van de in artikel 6 van Verordening (EU) 2018/842 bedoelde flexibiliteit

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's overdraagt van de EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in het kader van bijlage II naar de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat voor een gegeven jaar van de nalevingsperiode. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voordat het saldo van de ESR-nalevingsrekening is berekend, of nadat het nalevingsstatuscijfer voor het gegeven jaar is bepaald;

b)

de lidstaat die het verzoek heeft ingediend staat niet vermeld in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/842;

c)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan het totale resterende saldo van de hoeveelheid die overeenkomstig bijlage II bij Verordening (EU) 2018/842 voor die lidstaat beschikbaar is zoals vastgesteld in de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, leden 3 en 4, van Verordening (EU) 2018/842 en rekening houdend met de neerwaartse bijstelling van de hoeveelheid overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede alinea, van die verordening;

d)

de gevraagde hoeveelheid overschrijdt de hoeveelheid overtollige emissies voor het gegeven jaar, die wordt berekend met medeneming van de hoeveelheid AEA's die overeenkomstig artikel 59 quinvicies, lid 3, of artikel 59 octovicies, lid 2, voor een gegeven jaar van de ESR-nalevingsrekening van deze lidstaat naar de LULUCF-nalevingsrekening van diezelfde lidstaat wordt overgedragen.

Artikel 59 decies

Lenen van AEA's

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's van de ESR-nalevingsrekening voor het volgende jaar van de nalevingsperiode overdraagt naar de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat voor een gegeven jaar van de nalevingsperiode. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voordat het saldo van de ESR-nalevingsrekening is berekend, of nadat het nalevingsstatuscijfer voor het gegeven jaar is bepaald;

b)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan tien procent van de jaarlijkse emissieruimte voor het volgende jaar zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 gedurende de jaren 2021 tot en met 2025, en vijf procent van de jaarlijkse emissieruimte voor het volgende jaar zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 gedurende de jaren 2026 tot en met 2029.

Artikel 59 undecies

Reserveren van AEA's

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's van de ESR-nalevingsrekening van een lidstaat voor een gegeven jaar van de nalevingsperiode overdraagt naar de ESR-nalevingsrekening van een van de daaropvolgende jaren van de nalevingsperiode. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voordat het saldo van de ESR-nalevingsrekening voor het gegeven jaar is berekend;

b)

wat betreft het jaar 2021 is de gevraagde hoeveelheid groter dan het positieve saldo van de rekening zoals berekend overeenkomstig artikel 59 sexies;

c)

wat betreft de jaren 2022 tot en met 2029 is de gevraagde hoeveelheid groter dan het positieve saldo van de rekening zoals berekend overeenkomstig artikel 59 sexies van deze verordening of dan 30 % van de cumulatieve jaarlijkse emissieruimten van die lidstaat tot dat jaar zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842;

d)

de status van de ESR-nalevingsrekening die de overdracht initieert staat de overdracht niet toe.

Artikel 59 duodecies

Gebruik van landcompensatie-eenheden (LMU's)

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register landcompensatie-eenheden overdraagt van de LULUCF-nalevingsrekening van een lidstaat naar de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan de beschikbare hoeveelheid van de overeenkomstig artikel 59 quinvicies voor overdracht naar de ESR-nalevingsrekening in aanmerking komende LMU's of de resterende hoeveelheid;

b)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan de beschikbare hoeveelheid volgens bijlage III bij Verordening (EU) 2018/842 of de resterende hoeveelheid;

c)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan de hoeveelheid emissies voor het gegeven jaar verminderd met de hoeveelheid AEA's voor het gegeven jaar, zoals vastgesteld in artikel 10, lid 2, van Verordening (EU) 2018/842 en de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, lid 3, en artikel 10 van die verordening, en verminderd met de som van alle gereserveerde AEA's uit vorige jaren die zijn overgedragen naar het lopende jaar of daaropvolgende jaren overeenkomstig artikel 59 undecies van deze verordening;

d)

de betrokken lidstaat heeft zich niet gehouden aan de rapportagevoorschriften overeenkomstig artikel 7, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 525/2013 met betrekking tot zijn voornemen gebruik te maken van de in artikel 7 van Verordening (EU) 2018/842 bedoelde flexibiliteitsinstrumenten;

e)

de betrokken lidstaat heeft niet voldaan aan Verordening (EU) 2018/841;

f)

de overdracht wordt geïnitieerd voordat het saldo van de LULUCF-nalevingsrekening van die lidstaat is berekend of nadat het nalevingsstatuscijfer voor de gegeven nalevingsperiode is bepaald overeenkomstig de artikelen 59 duovicies en 59 octovicies;

g)

de overdracht wordt geïnitieerd voordat het saldo van de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat is berekend of nadat het nalevingsstatuscijfer voor het gegeven jaar is bepaald.

Artikel 59 terdecies

Ex-ante-overdrachten van de jaarlijkse emissieruimte van een lidstaat

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's van de ESR-nalevingsrekening voor een gegeven jaar van die lidstaat overdraagt naar de ESR-nalevingsrekening van een andere lidstaat. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

met betrekking tot de jaren 2021 tot en met 2025 bedraagt de gevraagde hoeveelheid meer dan vijf procent van de gegeven jaarlijkse emissieruimte van de initiërende lidstaat zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842, of is deze groter dan de resterende beschikbare hoeveelheid;

b)

met betrekking tot de jaren 2026 tot en met 2030 bedraagt de gevraagde hoeveelheid meer dan tien procent van de gegeven jaarlijkse emissieruimte van de initiërende lidstaat zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842, of is deze groter dan de resterende beschikbare hoeveelheid;

c)

de lidstaat heeft om overdracht verzocht naar een ESR-nalevingsrekening voor een jaar eerder dan het gegeven jaar;

d)

de status van de ESR-nalevingsrekening die de overdracht initieert staat de overdracht niet toe.

Artikel 59 quaterdecies

Overdrachten na de berekening van het saldo van de ESR-nalevingsrekening

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's van de ESR-nalevingsrekening voor een gegeven jaar van die lidstaat overdraagt naar de ESR-nalevingsrekening van een andere lidstaat. Een dergelijke overdracht wordt niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voordat het saldo van de rekening is berekend overeenkomstig artikel 59 sexies;

b)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan het positieve saldo van de rekening zoals berekend overeenkomstig artikel 59 sexies; of is groter dan de resterende hoeveelheid;

c)

de status van de ESR-nalevingsrekening die de overdracht initieert staat de overdracht niet toe.

Artikel 59 quindecies

Veiligheidsreserve

Na invoering van de relevante broeikasgasemissiegegevens voor het jaar 2030 overeenkomstig artikel 59 quinquies van deze verordening, creëert de centrale administrateur op de EU-ESR-veiligheidsreserverekening een extra hoeveelheid AEA's gelijk aan het verschil tussen 70 % van de som van de beoordeelde emissies voor alle lidstaten voor het jaar 2005, als vastgesteld volgens de methode van het besluit dat is aangenomen op grond van artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842, en de som van de beoordeelde broeikasgasemissiegegevens voor het jaar 2030 van alle lidstaten. Deze hoeveelheid komt uit tussen de 0 en 105 miljoen AEA's.

Artikel 59 sexdecies

Eerste ronde van de verdeling van de veiligheidsreserve

1.   Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's voor jaren in de periode van 2026 tot en met 2030 overdraagt van de EU-ESR-veiligheidsreserverekening naar de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat overeenkomstig de behoeften van die lidstaat. Dergelijke overdrachten worden niet uitgevoerd in elk van de volgende gevallen:

a)

het verzoek heeft betrekking op een ESR-nalevingsrekening voor een ander jaar dan de jaren 2026-2030;

b)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voordat het saldo voor het jaar 2030 is berekend;

c)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend minder dan zes weken vóór de berekening van het nalevingsstatuscijfer voor de ESR-nalevingsrekening voor het jaar 2026;

d)

het verzoek is ingediend door een lidstaat die niet is opgenomen in het overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2018/842 bekendgemaakte besluit;

e)

de gevraagde hoeveelheid bedraagt meer dan 20 % van de totale overschrijding van die lidstaat in de periode van 2013 tot en met 2020, als bepaald in het overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2018/842 bekendgemaakte besluit, of de op grond van lid 3 van dit artikel verminderde hoeveelheid AEA's, of de resterende beschikbare hoeveelheid;

f)

de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 59 terdecies en 59 quaterdecies aan andere lidstaten verkochte AEA's is groter dan de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 59 terdecies en 59 quaterdecies van andere lidstaten verkregen AEA's;

g)

de gevraagde hoeveelheid is groter dan de hoeveelheid overtollige emissies voor het gegeven jaar, waarbij het volgende wordt meegerekend:

i)

de hoeveelheid AEA's voor het gegeven jaar, zoals beschreven in de besluiten die zijn aangenomen op grond van artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842;

ii)

de hoeveelheid van de ESR-nalevingsrekening afkomstige AEA's die voor het gegeven jaar zijn verkregen of verkocht overeenkomstig de artikelen 59 terdecies en 59 quaterdecies;

iii)

de volledige hoeveelheid AEA's die overeenkomstig artikel 59 undecies van voorgaande jaren naar het lopende jaar of de volgende jaren zijn overgedragen;

iv)

de totale hoeveelheid AEA's die op grond van artikel 59 decies aan dat jaar mogen worden geleend;

v)

de hoeveelheid LMU's die overeenkomstig artikel 59 quinvicies voor de overdrachten naar ESR-nalevingsrekeningen in aanmerking komen of de resterende beschikbare hoeveelheid overeenkomstig artikel 59 quaterdecies.

2.   Zes weken voordat het nalevingsstatuscijfer voor het jaar 2026 wordt berekend, zorgt de centrale administrateur ervoor dat in het EU-register de totale hoeveelheid door alle lidstaten overeenkomstig lid 1 aangevraagde AEA's wordt berekend en weergegeven.

3.   Indien de in lid 2 bedoelde som groter is dan de totale hoeveelheid AEA's op de EU-ESR-veiligheidsreserverekening zorgt de centrale administrateur ervoor dat de door alle lidstaten gewenste hoeveelheden verhoudingsgewijs verminderd in het EU-register worden overgedragen.

4.   De centrale administrateur ziet erop toe dat de verhoudingsgewijs verminderde hoeveelheid in het EU-register wordt berekend door de gevraagde hoeveelheid te vermenigvuldigen met de verhouding van de totale hoeveelheid AEA's op de EU-ESR-veiligheidsreserverekening en de totale door alle lidstaten overeenkomstig lid 1 gevraagde hoeveelheid.

Artikel 59 septdecies

Tweede ronde van de verdeling van de veiligheidsreserve

1.   Indien de in artikel 59 sexdecies, lid 2, bedoelde som lager is dan de totale hoeveelheid AEA's op de EU-ESR-veiligheidsreserverekening, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register aanvullende verzoeken van de lidstaten toestaat op voorwaarde dat:

a)

het verzoek van de lidstaat ten vroegste zes weken voor bepaling van het nalevingsstatuscijfer voor het jaar 2026 en niet later dan drie weken voor bepaling van het nalevingsstatuscijfer voor het jaar 2026 wordt ingediend;

b)

het verzoek is ingediend door een lidstaat die is opgenomen in het overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Verordening (EU) 2018/842 bekendgemaakte besluit;

c)

de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 59 terdecies en 59 quaterdecies aan andere lidstaten verkochte AEA's niet groter is dan de hoeveelheid overeenkomstig de artikelen 59 terdecies en 59 quaterdecies van andere lidstaten verkregen AEA's;

d)

de over te dragen hoeveelheid met medeneming van alle in artikel 59 sexdecies, lid 1, onder g), opgenomen hoeveelheden en de hoeveelheid overeenkomstig artikel 59 sexdecies ontvangen AEA's niet groter is dan de hoeveelheid overtollige emissies voor het gegeven jaar.

2.   Indien de som van alle geldige verzoeken hoger uitkomt dan de resterende totale hoeveelheid, ziet de centrale administrateur erop toe dat het EU-register de over te dragen hoeveelheid voor elk geldig verzoek berekent door de resterende totale hoeveelheid AEA's op de EU-ESR-veiligheidsreserverekening te vermenigvuldigen met de verhouding van dat verzoek tot de som van alle verzoeken die aan de in lid 1 vastgelegde criteria voldoen.

Artikel 59 octodecies

Aanpassingen

1.   In geval van aanpassingen overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 of van enige andere wijziging van de som als bedoeld in artikel 59 bis van de onderhavige verordening die zou leiden tot een stijging van de jaarlijkse emissieruimte van een lidstaat tijdens de nalevingsperiode, maakt de centrale administrateur een overeenkomstige hoeveelheid AEA's aan op de EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's en draagt hij die hoeveelheid over naar de desbetreffende ESR-nalevingsrekening van de betrokken lidstaat.

2.   In geval van aanpassingen overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842 of van enige andere wijziging van de som als bedoeld in artikel 59 bis van de onderhavige verordening die zou leiden tot een daling van de jaarlijkse emissieruimte van een lidstaat tijdens de nalevingsperiode, draagt de centrale administrateur een overeenkomstige hoeveelheid AEA's over van de ESR-nalevingsrekening van de betrokken lidstaat naar de ESR-afschrijvingsrekening.

3.   Wanneer een lidstaat meedeelt het percentage naar beneden overeenkomstig artikel 6, lid 3, tweede alinea, van Verordening (EU) 2018/842 te herzien en na de overeenkomstige wijziging van de vermelde hoeveelheden in het op grond van artikel 4, lid 3, van Verordening (EU) 2018/842 aangenomen besluit, zorgt de centrale administrateur voor de overdracht van de corresponderende hoeveelheid AEA's van het EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in het kader van bijlage II naar de ESR-afschrijvingsrekening. De totale beschikbare hoeveelheid voor deze lidstaat krachtens artikel 6 van Verordening (EU) 2018/842 wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

Artikel 59 novodecies

Overdrachten van eerder gereserveerde AEA's

Indien een lidstaat daarom verzoekt, zorgt de centrale administrateur ervoor dat het EU-register AEA's van de ESR-nalevingsrekening voor een gegeven jaar van de nalevingsperiode overdraagt naar de ESR-nalevingsrekening van die lidstaat voor een van de daaropvolgende jaren van de nalevingsperiode. Een dergelijke overdracht mag niet worden uitgevoerd als:

a)

de gevraagde hoeveelheid groter is dan de overeenkomstig artikel 59 undecies gereserveerde hoeveelheid AEA's op de ESR-nalevingsrekening waarvan de beoogde overdracht plaatsvindt;

b)

het verzoek van de lidstaat wordt ingediend voor berekening van het saldo of na bepaling van het nalevingsstatuscijfer van de ESR-nalevingsrekening waarvan de beoogde overdracht plaatsvindt.

Artikel 59 vicies

Uitvoering en terugdraaiing van overdrachten

1.   Voor alle in deze titel omschreven overdrachten gelden de bepalingen van de artikelen 34, 35 en 55.

2.   Overdrachten naar ESR-nalevingsrekeningen die per vergissing zijn geïnitieerd, kunnen op verzoek van de nationale administrateur worden teruggedraaid. In dit geval zijn de leden 4, 6, 7 en 8 van artikel 62 van toepassing.”.

9.

In artikel 70 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De centrale administrateur zorgt ervoor dat het EUTL op alle processen geautomatiseerde controles uitvoert en daarbij rekening houdt met de technische en gegevensuitwisselingsspecificaties zoals bedoeld in artikel 75, om onregelmatigheden en discrepanties op te sporen waarbij een voorgesteld proces niet in overeenstemming is met de in Richtlijn 2003/87/EG, Verordening (EU) 2018/842 en deze verordening gestelde eisen.”.

10.

Bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

11.

Bijlage XIII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 156 van 19.6.2018, blz. 26.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 van de Commissie van 12 maart 2019 tot aanvulling van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werking van het EU-register (zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad).

(3)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).

(4)  Verordening (EU) nr. 389/2013 van de Commissie van 2 mei 2013 tot instelling van een EU-register overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad, Beschikkingen nrs. 280/2004/EG en 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 920/2010 en 1193/2011 van de Commissie (PB L 122 van 3.5.2013, blz. 1).

(5)  Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 136).


BIJLAGE I

Aan bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wordt de volgende tabel toegevoegd:

Tabel I-II: Rekeningen voor boeking van transacties overeenkomstig titel II bis

Naam type rekening

Rekeninghouder

Administrateur van de rekening

Aantal rekeningen van dit type

AEA's

Geboekte emissies/geboekte verwijderingen

LMU's

MFLFA's

EU-ESR-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's

EU

centrale administrateur

1

Ja

Nee

Nee

Nee

ESR-afschrijvingsrekening

EU

centrale administrateur

1

Ja

Nee

Ja

Nee

EU-rekening voor de totale hoeveelheid AEA's in het kader van bijlage II

EU

centrale administrateur

1

Ja

Nee

Nee

Nee

EU-ESR-veiligheidsreserverekening

EU

centrale administrateur

1

Ja

Nee

Nee

Nee

ESR-nalevingsrekening

Lidstaat

centrale administrateur

1 voor elk van de 10 nalevingsjaren voor elke lidstaat

Ja

Nee

Ja

Nee”


BIJLAGE II

Aan bijlage XIII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/1122 wordt het volgende punt II toegevoegd:

“II.   Informatie met betrekking tot de boeking van transacties overeenkomstig titel II bis

Voor het publiek beschikbare informatie

7.

De centrale administrateur maakt voor elke ESR-nalevingsrekening de volgende informatie openbaar en werkt deze informatie in voorkomend geval binnen 24 uur bij:

a)

informatie over de lidstaat die houder is van de rekening;

b)

jaarlijkse emissieruimten zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 4, lid 3, en artikel 10 van Verordening (EU) 2018/842;

c)

de status van elke ESR-nalevingsrekening overeenkomstig artikel 10;

d)

de relevante gegevens over broeikasgasemissies overeenkomstig artikel 59 quinquies;

e)

het nalevingsstatuscijfer overeenkomstig artikel 59 septies voor elke ESR-nalevingsrekening, als volgt aangeduid:

i)

A staat voor naleving;

ii)

I staat voor niet-naleving;

f)

de hoeveelheid overeenkomstig artikel 59 octies ingevoerde broeikasgasemissies;

g)

de volgende informatie over elke afgeronde transactie:

i)

naam en ID van de rekeninghouder van de overdragende rekening;

ii)

naam en ID van de rekeninghouder van de verwervende rekening;

iii)

de hoeveelheid AEA's waarop de transactie betrekking heeft, zonder de unieke eenheidsidentificatiecode van de AEA's;

iv)

identificatiecode van de transactie;

v)

de datum en het tijdstip waarop de transactie is afgerond (Midden-Europese tijd);

vi)

het type transactie.

Informatie beschikbaar voor rekeninghouders

8.

Het EU-register geeft op het gedeelte van de website van het EU-register dat uitsluitend voor de houder van de ESR-nalevingsrekening toegankelijk is, de volgende informatie weer, en werkt deze in real time bij:

a)

de lopende tegoeden aan AEA's, zonder de unieke eenheidsidentificatiecode van de AEA's;

b)

de lijst van voorgestelde transacties die door die rekeninghouder zijn geïnitieerd, met voor elke voorgestelde transactie de vermelding van:

i)

de elementen in punt 7, onder g);

ii)

de datum en het tijdstip waarop de transactie is voorgesteld (Midden-Europese tijd);

iii)

de huidige status van de voorgestelde transactie;

iv)

de eventuele responscodes die na de door het register en het EUTL verrichte controles zijn teruggezonden;

c)

de lijst van AEA's die door die rekening zijn verworven als gevolg van afgeronde transacties, met voor elke transactie de vermelding van de elementen in punt 7, onder g);

d)

de lijst van AEA's die uit die rekening zijn overgedragen als gevolg van afgeronde transacties, met voor elke transactie de vermelding van de elementen in punt 7, onder g).”.


2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/77


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1125 VAN DE COMMISSIE

van 5 juni 2019

tot verlening van een vergunning voor zinkchelaat van methioninesulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 9, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag voor de verlening van een vergunning voor zinkchelaat van methioninesulfaat ingediend. De krachtens artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste gegevens en documenten zijn bij de aanvraag verstrekt.

(3)

Die aanvraag betreft de verlening van een vergunning voor zinkchelaat van methioninesulfaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor alle diersoorten in de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen”.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar adviezen van 18 mei 2017 (2) en 4 oktober 2018 (3) geconcludeerd dat zinkchelaat van methioninesulfaat onder de voorgestelde gebruiksvoorwaarden geen ongunstige gevolgen heeft voor de diergezondheid en de consumentenveiligheid. Zij heeft ook geconcludeerd dat het toevoegingsmiddel als mogelijk sensibiliserend voor de huid en irriterend voor de ogen en de huid wordt beschouwd en heeft verklaard dat bij inademing van het toevoegingsmiddel voor de gebruikers een risico bestaat. Daarom is de Commissie van mening dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om negatieve effecten voor de menselijke gezondheid te voorkomen, met name betreffende de gebruikers van het toevoegingsmiddel. De EFSA heeft tevens geconcludeerd dat het betreffende toevoegingsmiddel in vergelijking met andere zinkverbindingen geen extra risico voor het milieu met zich meebrengt en dat het voor alle diersoorten een doeltreffende bron van zink is. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium is ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van dat toevoegingsmiddel blijkt dat, behoudens de respectievelijke beschermende maatregelen voor de gebruikers van het toevoegingsmiddel, aan de voorwaarden voor vergunningverlening van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is voldaan. Het gebruik van dat toevoegingsmiddel, zoals gespecificeerd in de bijlage bij deze verordening, moet daarom worden toegestaan.

(6)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de in de bijlage gespecificeerde stof, die behoort tot de categorie “nutritionele toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verbindingen van sporenelementen”, wordt onder de in de bijlage vastgestelde voorwaarden een vergunning voor gebruik als toevoegingsmiddel in diervoeding verleend.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  EFSA Journal (2017);15(6):4859.

(3)  EFSA Journal (2018);16(10):5463.


BIJLAGE

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

Gehalte van het element (Zn) in mg/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: nutritionele toevoegingsmiddelen. Functionele groep: verbindingen van sporenelementen

3b614

Zinkchelaat van methioninesulfaat

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Zinkchelaat van methioninesulfaat, in poedervorm, met een zinkgehalte van tussen 2 % en 15 %.

Karakterisering van de werkzame stof

Zink, 2-amino-4-methylsulfanylbutaanzuur, sulfaat; met methionine gecheleerd zink in een molaire verhouding van 1:1.

 

Chemische formule: C5H11NO6S2Zn

 

CAS-nummer: 56329-42-1

Analysemethoden  (1)

Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in het toevoegingsmiddel voor diervoeding en in voormengsels:

EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

Voor de kwantificering van het methioninegehalte in het toevoegingsmiddel voor diervoeding:

ionenwisselingschromatografie met nakolomsderivatisering en fotometrische detectie (IEC-UV/FD) — EN ISO 17180 of VDLUFA 4.11.6 en EN ISO 13903.

Voor de kwantificering van het totaalgehalte aan zink in voedermiddelen en mengvoeders:

Verordening (EG) nr. 152/2009 — atoomabsorptiespectrometrie (AAS), of

EN 15510: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), of

EN 15621: atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES) na ontsluiting onder druk.

Alle diersoorten

Honden en katten: 200 (totaal) Zalmachtigen en melkvervangers voor kalveren: 180 (totaal)

Biggen, zeugen, konijnen en alle vissoorten behalve zalmachtigen: 150 (totaal)

Andere soorten en categorieën: 120 (totaal)

1.

Het toevoegingsmiddel moet als voormengsel in diervoeder worden verwerkt.

2.

Zinkchelaat van methioninesulfaat mag in de handel worden gebracht en als een toevoegingsmiddel bestaande uit een preparaat worden gebruikt.

3.

Voor gebruikers van het toevoegingsmiddel en de voormengsels moeten de exploitanten van diervoederbedrijven operationele procedures en passende organisatorische maatregelen vaststellen voor het omgaan met de mogelijke risico's bij inhalering, contact met de huid of met de ogen. Indien de risico's met die procedures en maatregelen niet tot een aanvaardbaar niveau kunnen worden teruggebracht, worden bij de toepassing van het toevoegingsmiddel en de voormengsels passende persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt.

22 juli 2029


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn beschikbaar op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/eurl/feed-additives/evaluation-reports


2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/81


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1126 VAN DE COMMISSIE

van 25 juni 2019

tot inschrijving van een naam in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen “Jambon du Kintoa” (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de door Frankrijk ingediende aanvraag tot registratie van de naam “Jambon du Kintoa” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam “Jambon du Kintoa” worden ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam “Jambon du Kintoa” (BOB) wordt ingeschreven in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.2 “Vleesproducten (verhit, gepekeld, gerookt enz.)” als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 juni 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 36 van 29.1.2019, blz. 19.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


BESLUITEN

2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/82


BESLUIT (EU) 2019/1127 VAN DE COMMISSIE

van 4 oktober 2018

betreffende steunmaatregel SA.45359 — 2017/C (ex 2016/N) die Slowakije voornemens is te verlenen aan Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o.

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6545)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij brief van 12 mei 2016 heeft Slowakije de Commissie in kennis gesteld van een regionale investeringssteunmaatregel van 125 046 543 EUR in de vorm van een rechtstreekse subsidie ten gunste van Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. (“de begunstigde”), onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie. Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. is onderdeel van de Jaguar Land Rover Group (2) (“JLR”).

(2)

Bij brief van 24 mei 2017 (“het inleidingsbesluit”) heeft de Commissie Slowakije in kennis gesteld van haar besluit om de procedure van artikel 108, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”) in te leiden ten aanzien van de aangemelde staatssteun en mogelijke aanvullende, niet-aangemelde staatssteun, en heeft zij Slowakije verzocht binnen een maand zijn opmerkingen in te dienen.

(3)

Bij brief van 20 juli 2017 hebben de Slowaakse autoriteiten hun opmerkingen ingediend over het besluit van de Commissie om de procedure van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden.

(4)

Het inleidingsbesluit is op 8 december 2017 in het Publicatieblad van de Europese Unie (3) bekendgemaakt. De Commissie heeft andere belanghebbenden verzocht binnen een maand hun opmerkingen kenbaar te maken.

(5)

De enige opmerking die de Commissie van andere belanghebbenden heeft ontvangen, werd op 19 december 2017 ingediend door JLR. De Commissie heeft de opmerking op 17 januari 2018 doorgestuurd aan Slowakije. De opmerkingen van Slowakije bij de opmerking van JLR is op 5 februari 2018 geregistreerd.

(6)

De Commissie heeft op 9 en 23 februari 2018 verzoeken om inlichtingen gestuurd, waarop Slowakije op 9 maart en op 12 en 18 april 2018 heeft geantwoord. De Commissie heeft Slowakije op 11 juni 2018 een verzoek om aanvullende informatie gestuurd. Op 3 juli 2018 heeft Slowakije op dit verzoek gereageerd.

(7)

Op 10 oktober 2017, 27 november 2017 en 1 maart 2018 hebben bijeenkomsten plaatsgevonden tussen de diensten van de Commissie en de Slowaakse autoriteiten.

(8)

De Commissie heeft van JLR een brief d.d. 14 mei 2018 ontvangen, die zij bij brief van 22 mei 2018 heeft beantwoord. Op 2 juli 2018 heeft de Commissie nadere informatie van JLR ontvangen.

(9)

Bij brief van 3 juli 2018 heeft Slowakije ermee ingestemd dat dit besluit in de Engelse taal zal worden vastgesteld en aan Slowakije zal worden meegedeeld.

(10)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie twijfels geuit over de verenigbaarheid van de aangemelde steun en over mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun. Aangezien de mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun gevolgen zou kunnen hebben gehad voor de verenigbaarheid van de aangemelde steun, met name met betrekking tot evenredigheid en een duidelijk negatief effect, beoordeelt de Commissie in dit besluit eerst of er sprake is van aanvullende, niet-aangemelde steun. Deze beoordeling is van cruciaal belang om de reikwijdte van de beoordeling van de verenigbaarheid te bepalen.

2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

2.1.   Doel van de steunmaatregel

(11)

De Slowaakse autoriteiten zijn voornemens de regionale ontwikkeling te bevorderen door regionale steun te verlenen voor een investering van de grote onderneming JLR voor de bouw en de uitrusting van een installatie voor de fabricage van aluminium voertuigen in Nitra, een plaats in de regio Nitra in Slowakije, een gebied dat in aanmerking komt voor regionale steun op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU, waarbij voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 een standaardplafond voor regionale steun van 25 % geldt op de Slowaakse regionalesteunkaart (4).

2.2.   Het aangemelde project

(12)

Met het investeringsproject, waarmee voorgestelde in aanmerking komende investeringskosten van 1 406 621 000 EUR in nominale waarde (1 369 295 298 EUR in actuele waarde (5)) zijn gemoeid, wordt de bouw van een autofabriek beoogd met een jaarlijkse capaciteit van 150 000 SUV-voertuigen van het “Premium D”-segment (6). De investering is in december 2015 van start gegaan en moet in 2020 worden afgerond. De investering vindt plaats in een industriepark in aanbouw, het Nitra Strategic Park (“NSP”), op grond die, ten tijde van de oprichting van de NSP op 8 juli 2015, nog steeds voornamelijk landbouwgrond in particuliere eigendom was. Het project zal naar verwachting 2 834 directe nieuwe banen scheppen.

(13)

In het aangemelde investeringsproject, zoals voorgesteld aan de Slowaakse autoriteiten in de formele steunaanvraag van 24 november 2015, is sprake van een productiecapaciteit van 150 000 voertuigen per jaar. In het investeringsproject, zoals oorspronkelijk voorgesteld in de op 25 juni 2015 bij de Slowaakse autoriteiten ingediende ontwerp-steunaanvraag van JLR, was sprake van een investering met een jaarlijkse productiecapaciteit van 300 000 voertuigen die in twee fasen zou worden gerealiseerd, waaronder de productie van twee andere, destijds nog te bepalen modellen. Slowakije lichtte toe dat JLR in het najaar van 2015 heeft besloten de oorspronkelijke omvang van het project te terug te brengen tot een fabriek met een aangemelde productiecapaciteit van 150 000 voertuigen per jaar. Het in fase 2 op het terrein te vervaardigen product was toen nog niet bekend en er was nog geen toezegging aangaande de voorgenomen uitbreiding van de investering in fase 2.

2.3.   De begunstigde

(14)

De ontvanger van de staatssteun is Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. Zoals beschreven in het inleidingsbesluit, is Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. voor 85 % eigendom van Jaguar Land Rover Limited en voor 15 % eigendom van Jaguar Land Rover Holdings Limited. Jaguar Land Rover Limited is 100 % eigendom van Jaguar Land Rover Holdings Limited, dat op zijn beurt 100 % eigendom is van Jaguar Land Rover Automotive plc. De onmiddellijke moedervennootschap van Jaguar Land Rover Automotive plc is Tata Motors Limited India (“Tata Motors”). Tata Motors is voornamelijk actief op het gebied van de productie en verkoop van personenauto's, bedrijfsvoertuigen en (toer)bussen. De term “JLR” in dit besluit omvat niet Tata Motors.

(15)

De Slowaakse autoriteiten hebben informatie bevestigd en verstrekt, op basis waarvan de Commissie heeft geverifieerd dat JLR en haar moedermaatschappij Tata Motors geen ondernemingen in moeilijkheden zijn in de zin van de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (7).

2.4.   Steunbedrag en steunintensiteit

2.4.1.   De aangemelde steun

(16)

De aangemelde rechtstreekse subsidie van 129 812 750 EUR in nominale waarde of 125 046 543 EUR in actuele waarde (8) verwijst naar de in aanmerking komende uitgave van 1 369 295 298 EUR in actuele waarde zoals bedoeld in overweging 12, en komt derhalve overeen met een steunintensiteit van 9,13 %. De aangemelde regionale investeringssteun wordt verleend uit de nationale overheidsbegroting.

2.4.2.   De mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun

(17)

In onderdeel 3.1.2 van het inleidingsbesluit oordeelde de Commissie dat Slowakije naast de aangemelde steun mogelijk onrechtmatige steun heeft verleend in de vorm van infrastructurele ontwikkeling, onder meer door verkoop van grond in het NSP onder de marktprijs en door vrijstelling van de verplichting om een vergoeding voor de omzetting van landbouwgrond te betalen (“ALF-vergoeding”). De entiteit die door de Slowaakse autoriteiten is belast met de realisering van het NSP, is MH Invest (“MHI”), een onderneming die voor 100 % eigendom van de staat is en door het ministerie van Vervoer, bouwnijverheid en regionale ontwikkeling wordt beheerd en gefinancierd. MHI is de eerste eigenaar van de terreinen van het NSP. De Slowaakse autoriteiten voeren, door middel van opdrachten aan derden, werken aan het NSP uit, te weten voorbereidende bodemsaneringswerkzaamheden, werken in de nutssector, spoor- en wegverbindingen, bescherming tegen overstromingen en grondwaterbeheerwerkzaamheden. Železnice sloveskej republiky (“Slowaakse Spoorwegen”), eveneens 100 % eigendom van de staat, werkt aan de bouw van een multimodale transportterminal in het NSP. De totale kosten van deze werkzaamheden en terminal worden geraamd op circa 500 miljoen EUR.

(18)

Zoals vermeld in onderdeel 3.1.3 van het inleidingsbesluit, is bij een van de wijzigingen van Reglement nr. 58 van de regering van de Slowaakse Republiek van 13 maart 2013 inzake vergoedingen voor het onteigenen en zonder toestemming in gebruik nemen van landbouwgrond (9), de zogenoemde vrijstelling H van de ALF-vergoeding ingevoerd, die van toepassing is op gronden die zijn aangekocht door 100 % overheidsbedrijven die strategische bedrijvenparken aanleggen die zijn erkend als “aanzienlijke investering” in de zin van Wet nr. 175/1999 (10) inzake aanzienlijke investeringen (“wet inzake aanzienlijke investeringen”). Vrijstelling H is op 31 oktober 2015 in werking getreden. Het NSP is op 8 juli 2015 als “aanzienlijke investering” erkend.

(19)

De eventuele aanvullende, niet-aangemelde steunmaatregelen zullen uit de nationale overheidsbegroting worden toegekend.

2.5.   Duur

(20)

De aangemelde maatregel moet tussen 2017 en 2021 worden uitbetaald. De begunstigde zal naar verwachting voordeel genieten van de andere maatregelen die als niet-aangemelde steun kunnen worden aangemerkt, en wel vanaf het tijdstip van de aankoopovereenkomst voor wat de door JLR gekochte grond en eventuele vrijstelling van de ALF-vergoeding betreft, en vanaf het tijdstip van de infrastructurele ontwikkeling voor infrastructuur buiten de grenzen van de 185 hectare die door JLR van de Slowaakse autoriteiten is gekocht (“JLR-terrein”).

3.   REDEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE

(21)

De Commissie heeft het formele onderzoek op 24 mei 2017 geopend. De Commissie kon niet uitsluiten dat JLR naast de aangemelde steun niet-aangemelde steun ontving in de vorm van infrastructurele ontwikkeling, onder meer door verkoop van grond in het NSP onder de marktprijs en vrijstelling van de verplichting tot betaling van een ALF-vergoeding. In de onderliggende beoordeling is rekening gehouden met zowel de aangemelde als de mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steunmaatregelen.

3.1.   De mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun

3.1.1.   Mogelijke steun in de vorm van infrastructurele ontwikkeling, onder meer door overdracht van grond in het NSP onder de marktwaarde

(22)

De Commissie was van oordeel dat de mogelijkheid bestond dat de verkoop aan JLR van grond in het NSP bepaalde voordelen met zich mee had kunnen brengen die als aanvullende staatssteun zouden kunnen worden aangemerkt.

(23)

Toen MHI de eerste eigenaar van de toekomstige locatie van het NSP werd, had het tegen 31 december 2016 reeds 75 miljoen EUR uitgegeven voor de verwerving van grond in het NSP waarop het aangemelde JLR-project gelegen zou zijn. Daarnaast kwam nog een aanzienlijk bedrag aan extra kosten voor de ontwikkeling van het terrein zelf voor rekening van Slowakije. Tegelijkertijd bleek de bijdrage van JLR voor de aankoop van het JLR-terrein slechts een fractie te zijn van de daarmee verband houdende kosten voor aanschaf en ontwikkeling. Het verschil tussen de door Slowakije gemaakte kosten om de grond te verwerven en het NSP te ontwikkelen en de door JLR voor de grond in het NSP te betalen prijs heeft de vraag doen rijzen of de verkoop van de grond in het NSP aan JLR staatssteun inhield.

(24)

Slowakije voerde aan dat de ontwikkeling van het NSP geen staatssteun kan inhouden, omdat het een overheidstaak betreft om de redenen die worden genoemd in punt 17 van de mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU (11). Slowakije voerde dan ook aan dat de ontwikkeling van het NSP geen economische activiteit is en dat de overheidsfinanciering ervan geen staatssteun vormt. Bovendien zou JLR, volgens Slowakije, voor de gekochte grond in het NSP een marktprijs betalen die wordt vastgesteld op basis van taxaties door onafhankelijke deskundigen.

(25)

De Commissie betwijfelde evenwel of de ontwikkeling van het NSP kon worden vergeleken met de situatie als bedoeld in punt 17 van de mededeling van de Commissie betreffende het begrip “staatssteun” in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, die alleen van toepassing is op maatregelen die geen betrekking hebben op specifieke infrastructuur.

(26)

De Commissie begreep dat contractuele overeenkomsten tussen Slowakije en de begunstigde JLR onvoorwaardelijke eigendom dan wel optierechten voor latere aankoop zouden verlenen van bijna alle commercieel exploiteerbare grond van het NSP.

(27)

De Commissie beschouwt infrastructuur als specifiek, indien deze is aangelegd voor een vooraf geïdentificeerde onderneming en op de specifieke behoeften van deze onderneming is toegesneden (12). In haar voorlopige standpunt oordeelde de Commissie dat het NSP kon worden beschouwd als specifieke infrastructuur voor JLR, en wel om de volgende redenen: a) op grond van de contractuele voorwaarden is een groot oppervlak aan de onderneming voorbehouden; b) de begunstigde had een vooraf geïdentificeerde onderneming kunnen zijn, en c) het NSP leek te zijn afgestemd op de specifieke behoeften van de begunstigde onderneming.

(28)

De Commissie was dan ook van oordeel dat indien het NSP infrastructuur specifiek voor JLR vormt, de onderneming onder normale marktvoorwaarden de ontwikkeling van het terrein had moeten bekostigen, met uitzondering van kosten die verband houden met werkelijk algemene infrastructuurelementen en die in dit besluit moeten worden vastgesteld.

(29)

Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat het NSP geen specifieke infrastructuur was, heeft de methode voor de vaststelling van de door JLR te betalen marktprijs aanleiding gegeven tot twijfel. In het bijzonder vroeg de Commissie zich af of de waarde van specifieke ontwikkelingswerkzaamheden die door Slowakije werden uitgevoerd en gefinancierd en die rechtstreeks ten goede kwamen aan JLR, naar behoren tot uiting kwam in de taxaties van de onafhankelijke deskundigen, en of het door JLR te betalen deel van de ontwikkelingskosten voor het NSP in verhouding stond tot haar eigendomsbelang in het park.

3.1.2.   Mogelijke steun in de vorm van vrijstelling van een vergoeding, de ALF-vergoeding, die is verschuldigd wanneer landbouwgrond wordt omgezet in industriegrond

(30)

De Commissie was van oordeel dat JLR een voordeel kan hebben genoten in de vorm van een vrijstelling (“vrijstelling H”) van een vergoeding die krachtens de Slowaakse wetgeving is verschuldigd, wanneer landbouwgrond wordt omgezet in industriegrond. De Commissie kon zelfs niet uitsluiten dat, ondanks het feit dat in de transactie een overheidsbedrijf werd belast met het aankopen van de landbouwgrond van derden, het voorbereiden van de grond voor industrieel gebruik (onder meer door bodemsanering en voor toegang tot openbare nutsvoorzieningen) en het verkopen van de grond aan de investeerder, er toch sprake had kunnen zijn van toerekenbaarheid aan de Slowaakse staat en van een selectief voordeel voor de begunstigde. De Commissie was derhalve van oordeel dat de vrijstelling van de vergoeding staatssteun kan hebben gevormd in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU ten gunste van JLR.

3.2.   Verenigbaarheid van de aangemelde steun

3.2.1.   Inleiding

(31)

Op basis van het voorlopige onderzoek kon de Commissie niet vaststellen of de aangemelde regionale steun in overeenstemming was met de bepalingen van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020 (13) (“de richtsnoeren”).

(32)

In het bijzonder kon de Commissie niet concluderen dat de aangemelde regionale steunmaatregel voldoet aan de minimumvereisten van de richtsnoeren, en uitte zij daarom twijfels over a) de subsidiabiliteit van bepaalde elementen die kennelijk deel uitmaken van de in aanmerking komende investeringskosten; b) het stimulerende effect van de steun; c) de evenredigheid van de steun; d) het zich voordoen van een duidelijk negatief effect op de cohesie in de Unie, en e) het zich voordoen van een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer in de zin van punt 119 van de richtsnoeren, omdat de maximale steunintensiteit mogelijk wordt overschreden. Bovendien oordeelde de Commissie dat de mogelijke aanvullende steunelementen in de infrastructurele ontwikkeling en de vrijstelling van de ALF-vergoeding met name de evenredigheid van de aangemelde steun en de inachtneming van de maximale steunintensiteit kunnen beïnvloeden.

3.2.2.   Subsidiabiliteit van “voorzieningen” als investeringskosten

(33)

De Commissie merkte op dat de aangemelde subsidiabele kosten een post “voorziening” omvatten (beschreven als “onverwachte overschrijding”) ten belope van ten minste [60-85] miljoen GBP ([72-102] miljoen EUR (14)). Zij betwijfelde of “voorzieningen” in aanmerking komen voor regionale investeringssteun.

3.2.3.   Gebrek aan stimulerend effect van de aangemelde maatregel inzake regionale investeringssteun

(34)

De Commissie betwijfelde of de aangemelde regionale steun een stimulerend effect had, d.w.z. of de steun nodig was om investering door JLR in Nitra aan te trekken. Zij was er niet van overtuigd dat de ingediende documentatie van het proces ter voorbereiding van het locatiebesluit van JLR aantoonde dat Mexico een geloofwaardig alternatief scenario was geweest toen dat besluit werd genomen. De Commissie nam met name nota van verwijzingen naar plannen van JLR om op verschillende locaties twee fabrieken te bouwen in documenten die betrekking hebben op de externe vergadering van de leden van de raad van bestuur van januari 2015, en op verschillen in het detailniveau van de beoordeling van de Europese locaties in vergelijking met Mexico. Ook leek er in het alternatief Mexico een aanzienlijke vertraging op te treden. De Commissie was van mening dat de werkelijke contrafeitelijke locatie waarmee Nitra concurreerde voor de locatie van de nieuwe JLR-fabriek, niet de Mexicaanse locatie maar mogelijk Jawor in Polen kan zijn geweest. Nog een element waardoor het stimulerende effect van de steun in twijfel werd getrokken, was het bestaan van een grote kloof in de netto contante waarde (NCW) tussen Mexico en Nitra, die door de aangemelde regionale steun slechts ten dele wordt gecompenseerd. Daarom kon de Commissie niet uitsluiten dat de strategische overwegingen van JLR om Nitra boven Mexico te verkiezen van doorslaggevend belang waren geweest voor de keuze van Nitra, met andere woorden dat de investering in Nitra ook zou zijn uitgevoerd zonder de 125 miljoen EUR, in actuele waarde, aan aangemelde steun, of althans met een lager bedrag. De strategische overwegingen van JLR waren a) afstand tot het hoofdkantoor van JLR; b) vertragingen bij de timing; c) risico's van natuurrampen in Mexico als gevolg van vulkanische activiteit; d) politieke instabiliteit, doeltreffendheid van de overheid en corruptierisico's; e) overwegingen van brand equity, en f) investeringen in de Unie ter afdekking van de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk zich uit de Unie terugtrekt.

3.2.4.   Gebrek aan evenredigheid

(35)

Aangezien de aangemelde steun net onder het maximale steunbedrag ligt dat kan worden toegekend voor een investering van de opgegeven omvang in Nitra in het kader van de huidige regionalesteunkaart van Slowakije (“aangepast steunbedrag”), had de Commissie twijfels over de vraag of het totale steunbedrag nog steeds evenredig zou zijn, indien JLR daadwerkelijk voordeel had genoten van de mogelijke aanvullende steunelementen. Bovendien vroeg de Commissie zich af of de evenredigheidsdrempel van 413 miljoen EUR, namelijk de door JLR berekende levensvatbaarheidskloof tussen Mexico en Slowakije, ten belope van een van de twee in de richtsnoeren vastgelegde evenredigheidsdrempels (15), niet “al op een veel lager niveau kon worden bereikt”.

3.2.5.   Duidelijke negatieve effecten — anticohesie-effect

(36)

De Commissie betwijfelde of het alternatief Mexico geloofwaardig was en of de alternatieve locatie in werkelijkheid niet Jawor in Polen was. Uit interne bedrijfsberekeningen is gebleken dat de investering rendabeler zou zijn geweest in Jawor, waar dezelfde maximale intensiteit voor regionale steun wordt gehanteerd als in Nitra, namelijk 25 %. Daarom nam de Commissie het voorlopige standpunt in dat, als het alternatief Mexico niet geloofwaardig zou blijken te zijn, en als het echte nulscenario voor Nitra Jawor zou zijn, niet kan worden uitgesloten dat het door Slowakije aan JLR verleende steunpakket een duidelijk negatief effect heeft in de zin van punt 121 van de richtsnoeren.

3.2.6.   Duidelijke negatieve effecten voor het handelsverkeer — maximale steunintensiteit overschreden

(37)

De aangemelde regionale steun in de actuele waarde resulteert in een steunintensiteit die op het eerste gezicht lager is dan de maximaal toegestane steunintensiteit voor een investering van de opgegeven omvang in de regio Nitra. Elk aanvullend steunelement in de vorm van infrastructurele ontwikkeling, waaronder de overdracht van grond onder de marktwaarde en/of vrijstelling van de ALF-vergoeding, zou echter het totale steunbedrag boven het toegestane niveau van steunintensiteit doen stijgen en dus een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer opleveren overeenkomstig punt 119 van de richtsnoeren. Aangezien de Commissie aanvullende steunelementen niet kon uitsluiten, uitte zij twijfels over de vraag of de totale steunmaatregel niet tot een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer heeft geleid.

4.   OPMERKINGEN VAN SLOWAKIJE

4.1.   Opmerkingen van Slowakije over mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun

4.1.1.   Mogelijke steun in de vorm van infrastructurele ontwikkeling, onder meer door overdracht van grond in het NSP onder de marktwaarde

(38)

De Slowaakse autoriteiten zijn van mening dat het NSP om verschillende redenen geen specifieke infrastructuur voor JLR vormt. Zij voeren aan dat de grond die het NSP vormt, lang voordat JLR op zoek ging naar een locatie, voor industrieel gebruik was aangewezen en dat de Slowaakse autoriteiten de greenfieldgrond van het NSP ook aan andere investeerders hadden aangeboden. Bovendien voeren de Slowaakse autoriteiten aan dat JLR geen eigenaar is van het NSP, geen exclusieve licentie of concessie heeft over het NSP en dat JLR geen feitelijke uitsluitende zeggenschap heeft over het NSP. Zij stellen voorts dat het bestaan van het NSP als industriegebied met bestaande industriële ontwikkeling in feite een factor was in de keuze van JLR voor vestiging in Nitra, niet andersom, en dat de aanpak van de Slowaakse autoriteiten bij de ontwikkeling van het NSP standaardpraktijk is die door Slowakije en andere lidstaten wordt toegepast om verspilling van overheidsgeld te voorkomen en tegelijkertijd de regionale ontwikkeling te maximaliseren.

(39)

De Slowaakse autoriteiten hebben de historische ontwikkeling van het NSP verduidelijkt. De term “strategisch park” en in verband daarmee “Nitra Strategic Park” is ingevoerd in de wet inzake aanzienlijke investeringen in 1999. Het NSP beslaat een gebied van 704 hectare waar de Slowaakse autoriteiten onteigeningsbevoegd zijn om het strategische park te realiseren dat grenst aan het bestaande industriepark Nitra Noord (16). De twee parken samen vormen het geïntegreerde industriegebied Nitra Noord. Het NSP strekt zich uit over vijf gemeenten, namelijk Nitra en Luzianky met daarnaast kleine delen op het grondgebied van Cakajovce, Zbehy en Jelsovce.

(40)

De behoefte aan de ontwikkeling van industriegrond in de regio Nitra is voor het eerst vastgesteld in het bestemmingsplan van de regio Nitra van 1998 (17). De gemeenten Nitra en Luzianky werden aangewezen als toekomstige industriecentra.

(41)

Met het oog op de bevordering van de industriële ontwikkeling heeft de Slowaakse regering onderkend dat zij een manier moest vinden om het probleem van de versnipperde eigendom van grond aan te pakken, dat een belemmering vormde voor het aantrekken van grote investeringsprojecten. Grond in Slowakije is sterk gefragmenteerd als gevolg van het historische erfrecht, waarin kinderen een gelijk aandeel van de grond van hun ouders erfden. Dit heeft geleid tot kleine, gefragmenteerde percelen met een groot aantal mede-eigenaren. Daarom heeft Slowakije in 1999 de “wet inzake aanzienlijke investeringen” ingevoerd, die van toepassing is op de procedure voor de afgifte van certificaten van aanzienlijke investeringen, om het gemakkelijker te maken grond te verwerven voor de uitvoering van grote investeringsprojecten.

(42)

De behoefte aan de ontwikkeling van industriegrond werd in 2003 verder bevestigd toen de gemeente Nitra werd opgenomen op een lijst van locaties die werden aanbevolen in de “studie naar de locatie van industrieparken in geselecteerde gebieden van de Slowaakse Republiek”, erkend door Regeringsbesluit nr. 690 van 16 juli 2003. Het betrof een oppervlakte van 231 hectare. In 2004 heeft de regio Nitra het gebied gereserveerd voor de herbestemming van landbouwgrond voor industrieel gebruik. Geografisch gezien omvatte het gebied het industriepark Nitra Noord in het zuiden en besloeg het het zuidelijke gebied en het merendeel van het JLR-terrein. In 2004 zijn met Regeringsresolutie 88/2004 financiële maatregelen ten uitvoer gelegd voor de regionale ontwikkeling van Nitra en verschillende andere steden in heel Slowakije om de technische infrastructuur te kunnen opzetten die vereist is om investeringen aan te trekken. In 2006 heeft de gemeente Luzianky haar bestemmingsplan 2006 vastgesteld waarin een gebied van 106 hectare is gereserveerd om bij het industriegebied Nitra Noord te worden gevoegd.

(43)

In 2007 hebben zich de eerste ondernemingen in het industriepark Nitra Noord gevestigd. Eén van de ankerinvesteerders in het industriepark was Sony, later Foxconn. In 2011 werd een zoneringsbesluit genomen om de snelweg R1 op het industriegebied aan te sluiten.

(44)

In het bestemmingsplan van de regio Nitra in 2012 werd bevestigd dat het industriegebied Nitra Noord is “aangewezen als geschikte locatie voor een industriepark of industriële productie-eenheden. Dit gebied [was] niet volledig ingericht en [had] potentieel voor ontwikkeling.” De Slowaakse regering erkende dat er meer moest worden gedaan ten aanzien van de belemmering voor investeringen als gevolg van versnipperde grondeigendom. Daarom is de wet inzake aanzienlijke investeringen in 2013 gewijzigd. De nieuwe bepalingen maken het mogelijk een aanzienlijke investering te versnellen door een flexibeler proces van afgifte van een certificaat van aanzienlijke investering op te zetten en minder bureaucratische eisen aan het proces te stellen.

(45)

In 2014 heeft de gemeente Luzianky, als gevolg van mogelijke belangstelling van een industriële investeerder, haar bestemmingsplan van 2006 gewijzigd om een gedetailleerde geplande ontwikkeling van haar gedeelte van het industriegebied ter grootte van 158 hectare te vergemakkelijken. De investeerder besloot uiteindelijk elders te investeren. In het bestemmingsplan van Luzianky uit 2014 zijn gedetailleerde plannen neergelegd voor infrastructurele ontwikkelingen om het gebied voor te bereiden voor industrieel gebruik. Een van de basisbeginselen van het voorgestelde concept van stedelijke ontwikkeling hield in de voorgestelde ontwikkelingsgebieden functioneel en ruimtelijk te koppelen met het grondgebied van het industriepark Nitra. In het bestemmingsplan werd uitdrukkelijk gewezen op de beperkingen en behoeften van het terrein, zoals transportverbindingen, zones ter bescherming van spoorbanen, de bio-corridor rivier Nitra, een oplossing voor het hoge grondwaterniveau, de noodzaak om opslagreservoirs en pompstations aan te leggen, en de noodzaak om de drinkwatervoorziening, een openbaar rioolsysteem, bescherming tegen hemelwater, aanwezigheid van drukleidingen, aansluiting op telecomnetwerk, veilig te stellen.

(46)

Op 27 mei 2015 heeft de Slowaakse regering een nieuw wetsinitiatief gelanceerd om de voorwaarden te scheppen voor de oprichting van zogenoemde strategische industrie- en technologieparken door een onderneming die voor 100 % eigendom is van de staat en verantwoordelijk is voor de voorbereiding van het terrein, waaronder de aanleg van de benodigde infrastructuur. Dit initiatief heeft geleid tot wijziging 154/2015 van 30 juni 2015 van de wet inzake aanzienlijke investeringen. Tegelijkertijd is een wijziging van Verordening nr. 58 (18) voorgesteld als bedoeld in punt 10 van het inleidingsbesluit. Op 8 juli 2015 (19) heeft de Slowaakse regering een certificaat van aanzienlijke investeringen afgegeven voor de aanleg van het NSP.

(47)

Aangezien de Slowaakse autoriteiten industriële bestemmingsplannen hadden vastgesteld, een strategie voor industriële ontwikkeling hadden die al gedeeltelijk was uitgevoerd via het industriepark Nitra Noord, gedetailleerde fysieke plannen hadden ontwikkeld voor de ontwikkeling van de rest van het gebied en andere investeerders greenfieldmogelijkheden hadden geboden, zijn zij van mening dat niet kan worden gesteld dat het NSP wordt ontwikkeld voor JLR als vooraf vastgestelde onderneming. Bovendien benadrukten de Slowaakse autoriteiten dat elke stap van de historische ontwikkeling die tot de ontwikkeling van het NSP leidde, al was genomen voordat JLR besloot haar fabriek daar te vestigen, en lang voordat JLR zich contractueel erop vastlegde zich in Nitra te vestigen.

(48)

De Slowaakse autoriteiten verwezen naar verschillende documenten van JLR waaruit blijkt dat de reeds bestaande plannen voor de ontwikkeling van het NSP in combinatie met het reeds feitelijk bestaande industriepark met aangrenzend een uitbreidingsgebied bestemd voor industrieel gebruik, positief werden meegewogen in de lokalisatiebeoordeling van JLR. Op 27 april 2015 bijvoorbeeld stond Nitra op de derde plaats, maar een van de positieve factoren was dat het een “locatie op een gevestigd industriepark” betrof.

(49)

Verder lichtten de Slowaakse autoriteiten toe dat het JLR-terrein en de bijbehorende werkzaamheden niet op de specifieke behoeften van JLR waren toegesneden.

(50)

De verwijzing naar de toezichthoudende rechten in de investeringsovereenkomst die op 11 december 2015 door Slowakije en JLR is ondertekend (“investeringsovereenkomst”), heeft alleen betrekking op de voltooiing van de bodemsaneringswerkzaamheden. MHI moet bepaalde werkzaamheden voltooien om ervoor te zorgen dat de grond voldoet aan de standaard die tussen MHI en JLR is overeengekomen en waarop de verkoopprijs was gebaseerd. Volgens de Slowaakse autoriteiten werden deze toezichthoudende rechten veeleer bepaald door standaardoverwegingen van projectbeheer dan bedrijfsspecifieke ontwikkelingsspecificaties. MHI is niet verplicht rekening te houden met eventuele terugkoppeling van JLR. MHI is slechts verplicht om terugkoppeling te vragen over ontwerptekeningen en specificaties met betrekking tot de bodemsaneringswerkzaamheden voor het JLR-terrein. Er is geen controle achteraf van de uitvoering van de werken.

(51)

De Slowaakse autoriteiten hebben verder de aard van de infrastructuurwerkzaamheden met betrekking tot het NSP verduidelijkt. Zoals in eerdere projecten met betrekking tot de openbare ontwikkeling van industrieparken zijn deze werkzaamheden bedoeld om aan alle in het park gevestigde bedrijven infrastructuurdiensten te leveren, waaronder toegang tot openbare nutsvoorzieningen en weg- en spoorverbindingen. De infrastructuurwerkzaamheden omvatten de volgende elementen:

a)

de voorbereidende bodemsaneringswerkzaamheden ter waarde van 221 miljoen EUR beperken zich tot de standaardwerkzaamheden voor ontwikkeling die nodig zijn om het openbare terrein te benutten. Alle werken die verder gaan dan de standaardontwikkeling, worden betaald door JLR en zijn in de investeringsovereenkomst opgenomen. Ze bevatten elementen zoals binnenwegen of extra funderingen die nodig zijn om belasting van bouwstructuren specifiek van JLR te aanvaarden;

b)

de infrastructuurwerkzaamheden in verband met openbare nutsvoorzieningen ter waarde van 11,28 miljoen EUR zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de industrieterreinen in het park zijn aangesloten op nutsvoorzieningen. De openbare nutsvoorzieningen lopen tot aan de toegangspunten van het terrein dan wel de terreinen. De nutsgerelateerde infrastructuur binnen de grenzen van het JLR-terrein wordt door JLR betaald. Daarnaast betaalt JLR een marktprijs voor toegang tot nutsvoorzieningen. Voor het NSP zijn dezelfde regels van toepassing als voor de uitgebreide gemeentelijke gebieden. JLR betaalt alle aansluitkosten en distributiekosten met betrekking tot het JLR-terrein die normaliter verschuldigd zijn, in overeenstemming met de door het regelgevend bureau voor de netwerkindustrie (20) gereguleerde vergoedingen. Aan JLR is geen enkele vrijstelling verleend;

c)

wegeninfrastructuur ter waarde van 185,9 miljoen EUR, met inbegrip van verbindingswegen voor snelwegen, lokale openbare wegen, wegennet en openbare parkeergelegenheid in het hele park, brandweerpost, politiebureau en faciliteit voor wegenonderhoud. De wegeninfrastructuur dient voor alle ondernemingen in het industriegebied Nitra Noord, bestaande uit het NSP en het industriepark Nitra Noord, alsook de uitgebreide regio. Geen enkele weg is bestemd voor exclusief gebruik door JLR of is aangelegd volgens de specificaties van JLR. De wegwerkzaamheden gaan niet verder dan standaardontwikkeling;

d)

de geografische kenmerken van de zone maakten een waterkerings- en waterbeheersysteem ter waarde van 25 miljoen EUR noodzakelijk;

e)

de multimodaalvervoersterminal Luzianky ter waarde van 51,85 miljoen EUR die door de Slowaakse spoorwegen wordt aangelegd, beheerd en gefinancierd uit middelen die afkomstig zijn uit hun commerciële activiteiten die afzonderlijk van hun met publieke middelen gefinancierde niet-economische activiteiten worden verantwoord. De multimodaalvervoersterminal Luzianky bestaat uit drie functionele delen: a) het opslaggebied voor voltooide voertuigen dat aan de ene zijde in verbinding staat met de fabriek van JLR en aan de andere zijde rechtstreeks met de uitgaande distributie per spoor. Het leasen van opslagruimte moet de belangrijkste dienst vormen. JLR wenst contractuele exclusiviteit met betrekking tot het opslaggebied; b) de faciliteit voor uitgaande distributie per spoor dient om voltooide producten op treinstellen te laden. Dat deel van de terminal is niet contractueel voorbehouden aan JLR, en c) de containeroverslagplaats. De werkzaamheden aan de containeroverslagplaats zijn nog niet begonnen, aangezien de Slowaakse spoorwegen nog bezig zijn de potentiële vraag en de winstgevendheid van de investering te analyseren. De overslagplaats zou tegen marktvoorwaarden voor elke gebruiker beschikbaar zijn. De Slowaakse spoorwegen onderhandelen met JLR over toegangstarieven, oftewel gebruiksvergoedingen, waarmee de Slowaakse spoorwegen rendement op het geïnvesteerde kapitaal kunnen behalen en de variabele kosten kunnen dekken. De gebruiksvergoedingen worden berekend over een periode van dertig jaar op commerciële basis, aan de hand van de NCW-methode, en omvatten alle daarmee samenhangende investeringskosten, bedrijfskosten en kosten voor vernieuwingsinvesteringen. De vergoedingen zijn marktgericht en moeten een passend rendement op de investering waarborgen, namelijk een intern rendement van […] en een NCW van […] miljoen EUR.

(52)

Verder hebben de Slowaakse autoriteiten verduidelijkt welk aandeel van het NSP door JLR zal worden ingenomen:

a)

de Slowaakse autoriteiten hebben in de eerste plaats toegelicht dat JLR na het inleidingsbesluit afstand heeft gedaan van een aantal van zijn rechten. Op grond van clausule 4.10 van de investeringsovereenkomst was MHI verplicht JLR de optie te bieden om het zuidelijke gebied binnen twaalf maanden nadat de koopovereenkomst van het JLR-terrein was getekend, geheel of gedeeltelijk te kopen. Op 29 juni 2017, voordat de koopovereenkomst van het JLR-terrein op 12 december 2017 werd getekend, heeft JLR afstand gedaan van die optie op het zuidelijke gebied. De Slowaakse autoriteiten hebben de Commissie meegedeeld dat het hele zuidelijke gebied zal worden gekocht door andere ondernemingen, bijvoorbeeld Gestamp en Prologis;

b)

artikel 4, lid 9, van de investeringsovereenkomst geeft JLR het voorkeursrecht op het geheel of gedeeltelijk kopen van het noordelijke gebied, geldig gedurende twintig jaar vanaf de datum van ondertekening van de koopovereenkomst van het JLR-terrein. Op 25 augustus 2017 heeft JLR afstand gedaan van dat recht ten aanzien van ruim 40,1 hectare van de totale oppervlakte van 69 hectare van het noordelijke gebied. Als JLR grond wil verwerven, moet het dit doen op de datum van aankoop van de grond en tegen de marktprijs, vast te stellen door onafhankelijke deskundigen;

c)

met betrekking tot de clausule in artikel 4, lid 2, onder b), ii), van de investeringsovereenkomst, op grond waarvan Slowakije, op schriftelijk verzoek van JLR binnen tien jaar na de ondertekening van de overeenkomst voor de aankoop door JLR toezegt dat “Strategic Park wordt uitgebreid met het uitbreidingsgebied”, lichten de Slowaakse autoriteiten toe dat die clausule slechts een uiting is van een politieke belofte van Slowakije om de grond te verwerven en JLR de optie te bieden dat stuk grond op enig moment in de toekomst te kopen, op voorwaarden, waaronder de prijs, waarover nog moet worden onderhandeld.

(53)

De Slowaakse autoriteiten zijn van mening dat geen van de rechten die voortvloeien uit de investeringsovereenkomst ten aanzien van het zuidelijke gebied, het noordelijke gebied of het uitbreidingsgebied de zeggenschap over de grond overdragen aan JLR. Het JLR-terrein heeft dan ook een oppervlakte van slechts 185 hectare, wat overeenkomt met 26 % van de totale oppervlakte van het NSP of 55 % van de commercieel exploiteerbare oppervlakte, aangezien 366 hectare van het NSP “technische grond” is bestemd voor algemene infrastructuur.

(54)

Zoals toegelicht door de Slowaakse autoriteiten, is de door JLR voor de aankoop van het JLR-terrein te betalen prijs vastgesteld op basis van onafhankelijke taxaties door drie deskundigen, namelijk […], […] en CB Richard Ellis. Deze deskundigen hebben de marktprijs geraamd overeenkomstig de mededeling van de Commissie betreffende staatssteunelementen bij de verkoop van gronden en gebouwen door openbare instanties (21), die ten tijde van de taxaties het relevante richtsnoer van de Commissie vormde. De Slowaakse autoriteiten hebben verder verduidelijkt dat het verslag van CB Richard Ellis dat tijdens de kennisgevingsprocedure bij de Commissie is ingediend, ten onrechte is ingediend, omdat het geen taxatieverslag van het terrein maar een afzonderlijk marktonderzoeksverslag vormt.

(55)

Alle taxaties zijn uitgevoerd onder de aanname dat de grond in bouwrijpe staat wordt verkocht, dat wil zeggen gesaneerd en bestemd voor industrieel gebruik. Hieruit concluderen de Slowaakse autoriteiten dat de waarde van de saneringswerkzaamheden in de ramingen van de marktprijs is meegenomen. De uiteindelijke aankoopprijs van 15,83 EUR per vierkante meter werd vastgesteld als het gemiddelde van de drie afzonderlijke taxaties van respectievelijk 15 EUR, 15,5 EUR en 17 EUR per vierkante meter. Op grond van de investeringsovereenkomst moet JLR afzonderlijk betalen voor op maat gemaakte werken die verder gaan dan de standaardspecificaties voor bouwrijpe grond.

4.1.2.   Mogelijke steun in de vorm van vrijstelling van een vergoeding, de ALF-vergoeding, die is verschuldigd wanneer landbouwgrond wordt omgezet in industriegrond

(56)

De Slowaakse autoriteiten lichtten toe dat vrijstelling H een vrijstelling van de ALF-vergoeding is die van toepassing is op grond die is aangekocht door ondernemingen die volledig eigendom van de staat zijn, in dit geval MHI, om een industriepark te ontwikkelen dat wordt erkend als “aanzienlijke investering”. Daarom is vrijstelling H uitsluitend van toepassing op de ontwikkeling van overheidsgrond door de overheid. Doel van de vrijstelling is de administratieve last van financiële overdrachten binnen de staat weg te nemen. Zonder de vrijstelling zou MHI de ALF-vergoeding verschuldigd zijn als eigenaar en ontwikkelaar van grond in het NSP zodra het terrein werd omgezet in industriegrond. Als eigenaar en ontwikkelaar van het terrein was het de taak van MHI om infrastructuur te installeren en de grond te herinrichten om deze bouwrijp te maken en vervolgens te verkopen aan investeerders, waaronder JLR. JLR, dat, zoals overeengekomen in de investeringsovereenkomst, de grond pas zou verwerven, nadat deze zou zijn omgezet in industriegrond, was geen vergoeding verschuldigd. De Slowaakse autoriteiten lichtten toe dat de verwijzing in een intern document van JLR waarin wordt gesuggereerd dat JLR baat zou hebben bij een vrijstelling van de ALF-vergoeding, gebaseerd was op de foutieve interpretatie van de auteur van dat document dat de vergoeding verschuldigd was door JLR. Ook deelden de autoriteiten de Commissie mee dat het totale bedrag aan vergoedingen voor de omzetting van alle landbouwgrond in het gebied van het toekomstige NSP in grond voor industrieel gebruik dat zonder vrijstelling H verschuldigd was geweest, ongeveer 30 miljoen EUR zou hebben bedragen. Hiervan zou slechts ongeveer 8 miljoen EUR betrekking hebben gehad op het JLR-terrein.

4.2.   Opmerkingen van Slowakije over de verenigbaarheid van de aangemelde steun

4.2.1.   Subsidiabiliteit van “voorzieningen” als investeringskosten

(57)

De Slowaakse autoriteiten hebben de in aanmerking komende kosten bevestigd zoals vermeld in tabel 1 van het inleidingsbesluit. De aangegeven voorgestelde in aanmerking komende investeringskosten bedroegen 1 406 620 591 EUR in nominale waarde, gelijk aan 1 369 295 298 in actuele waarde. De presentatie in de JLR-documentatie van 18 november 2015 waarin werd verwezen naar voorzieningen, diende voor financiële analyse. Er was geen sprake van voorzieningen buiten de in aanmerking komende kostenposten zoals vermeld in tabel 1 van het inleidingsbesluit. Deze in aanmerking komende kostenposten vormden een afspiegeling van de kosten die waren voorzien ten tijde van de steunaanvraag, en omvatten een voorziening voor elk van de in aanmerking komende kostenposten, in het kader van een voorzichtige kostenraming. De Slowaakse autoriteiten beschouwen derhalve het volledige bedrag van 1 406 620 591 EUR in nominale waarde als subsidiabel.

4.2.2.   Gebrek aan stimulerend effect van de aangemelde maatregel inzake regionale investeringssteun

(58)

Slowakije is van mening dat het een passende controle van de geloofwaardigheid van het nulscenario heeft verricht en dat de twijfel van de Commissie ongegrond is, omdat Mexico een geloofwaardige alternatieve locatie was voor de fabriek in de Unie. Volgens Slowakije was Mexico in het voorjaar van 2015 nog steeds een mogelijke locatie voor de geplande investering en werd het niet beschouwd als locatie voor een aanvullende, parallelle investering. De door Slowakije verleende staatssteun was derhalve noodzakelijk om de investering van JLR naar Slowakije te halen.

(59)

Slowakije benadrukt dat Mexico een geloofwaardige alternatieve locatie was om drie redenen:

a)

ten tijde van het door JLR voorbereiden van het locatiebesluit waren veel autofabrikanten, waaronder premium OEM's, reeds in Mexico actief of bezig met investeringen. Nadat JLR het besluit over de locatie had genomen, zijn verschillende autofabrikanten begonnen met investeringen in Mexico. In het bijzonder hebben zowel VW als Audi fabrieken in Puebla, waardoor het voor de hand ligt dat zij met dezelfde kwalitatieve risico's zijn geconfronteerd als JLR. Deze risico's hebben geen invloed gehad op het besluit van VW/Audi om zich in Puebla te vestigen;

b)

door JLR zijn tal van recente documenten uit diverse bronnen ter beschikking gesteld waaruit blijkt dat Mexico zorgvuldig is overwogen en dat er een volledige financiële analyse is uitgevoerd met een vergelijking tussen Mexico en Slowakije. Mexico was eind januari 2015 al aangemerkt als de meest veelbelovende locatie in Noord-Amerika in de haalbaarheidsstudie in het kader van project Oak. Na een uitgebreid onderzoek waarbij verschillende locaties in Mexico werden vergeleken, werd bij de vergadering van de strategieraad van 27 april 2015 Puebla als beste alternatief buiten de Unie gekozen vanwege de nabijheid van havens, de gunstige tarieven, de gevestigde leveranciersbasis en de arbeidsmarktvoordelen. Aangezien het Europese selectieproces, de haalbaarheidsstudie van het project Darwin, achterliep, waren sommige bijeenkomsten en documenten gericht op de resultaten van Darwin, waardoor er minder gedetailleerde informatie over Mexico in valt aan te treffen. Wat de presentatie van 10 juli 2015 betreft, merkte Slowakije op dat het feit dat minder dia's aan het Oak-alternatief waren gewijd, valt te verklaren door de context van de vergadering en de mate waarin de informatie over Mexico en Puebla al bij de aanwezigen bekend was. Als voorbereiding op de aanbeveling van juli voor de locatie van de bijeenkomst van het globaliseringsforum heeft JLR gedetailleerde financiële modellen doorgerekend waarin de kosten op de concurrerende locaties worden vergeleken. Deze financiële berekeningen zijn op identieke basis voor beide locaties uitgevoerd en gingen vergezeld van een kwalitatieve beoordeling van de voor- en nadelen ervan;

c)

Mexico was het alternatief voor Slowakije dat werd gepresenteerd bij de daaropvolgende vergaderingen van het management en bestuur van JLR waar het besluit over de locatie werd genomen.

(60)

Slowakije heeft verder bewijsmateriaal verstrekt, zoals de presentaties aan de raad van bestuur, de haalbaarheidsstudie die voor Mexico is uitgevoerd, de informatie die met de Mexicaanse autoriteiten is uitgewisseld, de bevindingen van het bezoek van het hogere management van juni 2015 aan de voorgedragen locaties in Puebla, waarbij de kwalitatieve strategische factoren verder werden onderzocht, en de presentatie Counterfactual cost differential to CEE (Contrafeitelijk kostenverschil met MOE) van 10 juni 2015.

(61)

De Slowaakse autoriteiten stellen dat de twijfels van de Commissie berusten op onjuiste berichtgeving in de pers die duidelijk wordt tegengesproken door recente interne JLR-documenten van maart tot en met juli 2015. De Slowaakse autoriteiten hebben ruimschoots bewijs verstrekt dat Mexico in het voorjaar van 2015 nog steeds werd overwogen en niet was losgelaten ten gunste van een locatie in de Unie. Dat bewijsmateriaal is afkomstig van verschillende bronnen en verschillende niveaus van de JLR-organisatie, namelijk het hogere management van JLR, werkteams van JLR, externe adviseurs en Mexicaanse overheidsfunctionarissen. Van bijzonder belang zijn de documenten die zijn opgesteld als voorbereiding en follow-up van het bezoek aan Puebla in juni 2015 door een delegatie van JLR op directieniveau. Mexico werd pas in de wacht gezet toen JLR in de zomer van 2015 besloot om door te gaan met Nitra.

(62)

De studie van Ernst & Young, getiteld “Project Oak — Golden Site Report Out” (Project Oak — verslag betreffende optimale locaties) dateert van 20 maart 2015. De studie is door JLR gebruikt in het kader van de beoordeling van de levensvatbaarheid van de voorgedragen locaties in Mexico. In de notulen van de vergadering van de raad voor internationale ontwikkeling van 30 maart 2015 staat vermeld: “Overeengekomen werd dat de huidige werkzaamheden ter beoordeling van alternatieve opties in Turkije en Mexico moeten worden voortgezet”. In de actielijst en notulen van de vergadering van de strategieraad van 27 april 2015 staat vermeld: “Puebla, Mexico goedgekeurd als alternatief buiten de EU”. Het overzicht van het filterproces in Mexico, zoals op 10 juli 2015 aan het globaliseringsforum gepresenteerd, bevestigt dit besluit met de volgende status die op 11 mei 2015 is gemeld: “[De Mexicaanse staten] H[…] en G[…] in de wacht gezet; Puebla meegenomen voor verder onderzoek (op basis van locaties H[…], A[…] en S[…])”. H[…] werd “de voorkeursoptie vanwege de nabijheid van havens, de gevestigde leveranciersbasis en de arbeidsmarkt.” Bij de vergadering van het globaliseringsforum van 15 mei 2015 zijn Slowakije en Polen voorgedragen onder project Darwin naast Mexico onder project Oak. Op 22 mei 2015 heeft JLR de formele reactie van de staat Puebla ontvangen met betrekking tot beschikbare stimulansen, seismische risico's, overeenkomsten ter inperking van VW en tijdpad. In het onderdeel Actuele stand van zaken van Darwin van de notulen en de actielijst van de raad voor internationale ontwikkeling van 1 juni 2015 staat vermeld: “De belangrijkste discussiepunten betroffen: […] toelichting over de voortgang van de besprekingen over Mexico en plannen voor nog een excursie ter beoordeling van Puebla.” Uit de kasstroombeoordeling in de presentatie “Project Darwin — counter-factual cost differential to CEE” van 10 juni 2015 blijkt dat de analyse van JLR diende om benchmarks vast te stellen voor “MX tegenover PL” en “MX tegenover SK”. De vergadering van de strategieraad van 15 juni 2015, waarin de nadruk lag op project Darwin, omvatte niettemin een actiepunt “excursie naar Mexico voor bespreken van verzoek om offerte voor locatie Puebla”. In de week van 15 juni 2015 ging een team onder leiding van de directeur wereldwijde bedrijfsuitbreiding van JLR op excursie naar de staat Puebla, waarbij de locaties H[…] en A[…] werden bezocht. Op 25 juni 2015 bevestigde JLR schriftelijk aan de gouverneur van de staat Puebla dat H[…] was voorgedragen. In de aantekeningen die zijn opgesteld voor de vergadering van het globaliseringsforum op 10 juli 2015, zijn de bevindingen van het bezoek aan de locaties H[…] en A[…] beknopt weergegeven. Zoals blijkt uit de notulen van deze vergadering van het globaliseringsforum, was het doel ervan “te beslissen welke van de locaties van het Darwin- en Oak-project de voorkeur genoot en het proces te bespreken met het oog op een contractueel bindende investeringsovereenkomst met als gestelde einddatum 30 september. De locaties die werden overwogen, waren gelegen in Nitra (Slowakije), Jawor (Polen) en Puebla (Mexico).” In de notulen staat verder: “Nitra (voorkeurslocatie uit het Darwin-proces) werd voorgesteld als qua kosten aanzienlijk in het nadeel vergeleken met Puebla (voorkeurslocatie uit het Oak-proces).” In de voor die vergadering voorbereide presentatie staat: “Na de niet-kwantificeerbare risicofactoren en de andere kwantificeerbare overwegingen in aanmerking te hebben genomen, ervan uitgaande dat de staatssteun van de EU wordt verwezenlijkt in de mate die wordt overwogen, zijn wij van mening dat dit voldoende is om het kostenvoordeel van Mexico te compenseren. Onze aanbeveling luidt dan ook om Puebla (MX) in de wacht te zetten.” In de notulen van de vergadering van de raad van bestuur van JLR van 3 augustus 2015 staat: “Na een rigoureuze beoordeling van de terreinen is bij de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli overeengekomen dat moet worden doorgegaan met Nitra in Slowakije als aanbevolen locatie, onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van bestuur.” In de onderliggende presentatie aan de raad van bestuur van JLR werd een beschrijving gegeven van het “proces om één terrein van project Darwin en project Oak voor te dragen”.

(63)

De Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht dat JLR geen officiële steunaanvraag bij de Mexicaanse autoriteiten heeft ingediend, omdat er in Mexico geen regeling voor staatssteun bestaat. JLR heeft echter van de overheid van Puebla gedetailleerde informatie ontvangen over wat men zou kunnen aanbieden, als JLR zou besluiten daar te investeren.

(64)

De Slowaakse autoriteiten bevestigen dat de investering in Mexico niet werd beschouwd als een tweede investering in aanvulling op de fabriek in de Unie. Zij opperen dat de twijfels van de Commissie zijn gebaseerd op één, toegegeven, enigszins misleidend document van JLR en stellen dat dit document een verkeerd beeld geeft van de besprekingen van de extern gehouden vergadering van de leden van het uitvoerend comité van 21 januari 2015, dat wil zeggen zes maanden voor de beslissing over de locatie. Dat document van JLR werd hoe dan ook verdrongen door een aanzienlijke hoeveelheid bewijsmateriaal, dat in een later stadium werd overgelegd, waarin de twee locaties werden besproken als alternatieven. Verder lichten de autoriteiten toe dat de extra capaciteit die het gevolg is van de nieuwe fabriek (300 000 voertuigen per jaar), reeds 50 % van de capaciteit van JLR bedraagt. Het zou onrealistisch zijn om aan te nemen dat JLR zou overwegen om tegelijkertijd, of zelfs op de korte/middellange termijn, in een tweede project van dezelfde schaal te investeren.

(65)

De Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht waarom het verslag en de presentatie van de extern gehouden vergadering van de leden van het uitvoerend comité van 21 januari 2015 betrekking hebben op de bouw van twee fabrieken. Volgens Slowakije is JLR altijd van plan geweest met 150 000 voertuigen per jaar in de nieuwe fabriek te beginnen, d.w.z. fase 1 van fabriek 1, en de productie op te voeren naar 300 000 voertuigen in [2020-2025], d.w.z. fase 2 van fabriek 1. Ten tijde van de vergadering in januari 2015 was er echter zo'n sterke toename in de vraag naar voertuigen van JLR dat de leden van het uitvoerend comité gedurende korte tijd ook overwogen om bij voldoende vraag binnen vijf tot tien jaar na de voltooiing van de werkzaamheden op de eerste locatie een tweede fabriek op een andere locatie te bouwen. Op die toekomstige locatie werd in de vergadering niet verder ingegaan, omdat die beslissing ver in de toekomst lag. De Slowaakse autoriteiten merkten op dat de verklaring in de notulen van de extern gehouden vergadering, die erop leek te wijzen dat JLR twee fabrieken nodig zal hebben om aan de verwachte vraag te voldoen, voortkwam uit ofwel de verwarring van de twee fasen van fabriek 1 ofwel de notulen waarin te veel de nadruk lag op de beperkte discussie over een potentiële tweede fabriek op enig moment in de verre toekomst.

(66)

De Slowaakse autoriteiten benadrukken dat uit de interne documenten van JLR consequent de wens naar voren komt om in één locatie te investeren. In de notulen van de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 is vermeld dat de locatie Nitra boven Mexico was gekozen en dat de twee locaties met elkaar waren vergeleken als alternatief. JLR overwoog slechts op één locatie te produceren: “Wij zijn gereed om één land van het Darwin- en het Oak-project voor te dragen.”

(67)

Strategische redenen speelden een belangrijke rol in het besluit, maar de steun was nog steeds nodig om het besluit over de locatie in de richting van Slowakije te doen uitvallen. De Slowaakse autoriteiten voeren aan dat het onjuist is om te beweren dat de verleende staatssteun slechts een “onbeduidend” deel van de netto contante waarde dekt, na het oordeel van de Commissie in het inleidingsbesluit dat de nominale steun 47 % van de NCW-kloof bedroeg (22). In de interne documenten van JLR wordt uitdrukkelijk vermeld dat bij de beslissing over de locatie veel factoren in aanmerking zijn genomen, waarbij de toekenning van de staatssteun een kritische factor vormde. In de notulen van de vergadering van de raad van bestuur van Tata van 18 september 2015 wordt in dit verband gemeld dat “rekening houdend met elementen van kwaliteit en risico de totale herziene staatssteun van [150-200] miljoen GBP (23) in contanten voldoende was om de voorkeur te geven aan Nitra boven Mexico”. Evenzo was de beslissing van JLR van november 2015 om Nitra als de locatie van de fabriek te bevestigen gebaseerd op de “voorwaarde dat het volledige bedrag aan staatssteun wordt ontvangen”. Bijgevolg drong JLR erop aan dat in de investeringsovereenkomst werd vastgelegd dat de investeringsverplichtingen van JLR uitsluitend golden als 100 % van de regionale steun werd toegekend.

(68)

Voorts wees Slowakije erop dat het risico van vertraging bij de uitvoering in Mexico bij de financiële vergelijking uitdrukkelijk in aanmerking is genomen en daarom naar behoren is overwogen. Slowakije verwees naar de presentatie van het globaliseringsforum op 10 juli 2015 met de woorden: “langer tijdpad voor taak 1 verwacht in Mexico […] 6-9 maanden zoals hierboven toegelicht”.

4.2.3.   Gebrek aan evenredigheid

(69)

De Slowaakse autoriteiten voeren aan dat aan JLR geen aanvullende steunelementen zijn toegekend en dat de steun derhalve evenredig is.

4.2.4.   Duidelijke negatieve effecten — anticohesie-effect

(70)

De Slowaakse autoriteiten benadrukten dat de Slowaakse steun geen anticohesie-effect heeft ten nadele van Polen en brachten in herinnering dat “het globaliseringsforum op 10 juli heeft vastgesteld dat Jawor (Polen) geen levensvatbare locatie was vanwege ernstige zorgen over de kenmerken van de locatie en de opleverbaarheid. De onderneming moest daarom kiezen tussen Nitra (Slowakije) en Puebla (Mexico). De onderneming selecteerde Slowakije als voorkeurslocatie en gaf toestemming voor een grondige haalbaarheidsstudie. Mexico werd in de wacht gezet.” Jawor werd als alternatief voor Nitra verworpen toen op 10 juli 2015 een besluit werd genomen over de definitieve aanbeveling voor de locatie, die begin augustus 2015 door de raad van bestuur moest worden geratificeerd. De raden van bestuur van JLR en Tata Motors hebben op hun vergaderingen van respectievelijk 3 en 7 augustus 2015 Jawor niet als alternatief voor Nitra overwogen.

4.2.5.   Duidelijke negatieve effecten voor het handelsverkeer — maximale steunintensiteit overschreden

(71)

Aangezien de Slowaakse autoriteiten van mening zijn dat er naast de aangemelde steun geen steun is verleend, verwerpen zij de twijfel van de Commissie dat de maximaal toegestane steunintensiteit wordt overschreden en dat de steun derhalve een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer kan hebben.

5.   OPMERKINGEN VAN JLR

5.1.   Inleiding

(72)

JLR steunt de opmerkingen van de Slowaakse autoriteiten van 20 juli 2017 en werkt enkele specifieke punten uit.

5.2.   Opmerkingen van JLR over mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun

(73)

JLR is van mening dat de Slowaakse inspanningen voor de ontwikkeling van het NSP noodzakelijk waren om de locatie levensvatbaar en aantrekkelijk voor investeringen te maken. JLR was zich terdege bewust van het feit dat het niet exclusief baat zou hebben van de infrastructuur, dat het normale toegangsrechten of belastingen zou betalen die gewoonlijk verschuldigd zijn, dat het een marktprijs zou betalen voor de grond die het zou verwerven, en dat het de kosten zou betalen voor de onderdelen van de locatie die niet standaard waren, maar waren afgestemd op de specifieke behoeften van de onderneming.

(74)

JLR benadrukt dat het NSP en de ontwikkeling van de infrastructuur niet specifiek voor JLR zijn bestemd. Het feit dat de bestemmingsplannen en de wetgevingshandelingen dateren van de jaren 1990, bewijst dat de plannen niet uitsluitend zijn ontwikkeld naar aanleiding van de belangstelling van JLR. Het bestaan van het industriepark Nitra Noord en de beschikbaarheid van veel eerder vastgestelde plannen voor verdere ontwikkeling van het industriegebied waren integendeel factoren die het besluitvormingsproces van JLR ten gunste van Nitra beïnvloedden. Deze invloed is gedocumenteerd in interne besluitvormingsdocumenten van JLR waarin verwijzingen zijn aan te treffen zoals “gelegen in een op professionele wijze ontwikkeld industriepark” (24), “beste verzekering dankzij infrastructuur en feit dat het terrein gereed is” (25) en “in gevestigd industriepark met aangrenzende fabrieken” (26).

(75)

Bovendien wijst JLR erop dat het slechts 55 %, 185 van de 338 hectare, had verworven van het NSP-oppervlak dat commercieel kan worden geëxploiteerd, en dat het voorkeursrecht of de koopoptie JLR niet in staat stelt de grond te gebruiken of er zeggenschap over uit te oefenen. JLR brengt ook in herinnering dat het op 25 augustus 2017 gedeeltelijk afstand heeft gedaan van zijn voorkeursrecht voor het noordelijke gebied. De onderneming behield dit recht voor een oppervlakte van 28,5 hectare.

(76)

JLR is van mening dat het de volledige marktprijs heeft betaald voor de grond die het bouwrijp heeft gekocht, omdat de prijs ervan onafhankelijk door drie deskundigen is vastgesteld, en dat die taxaties uitdrukkelijk verwijzen naar grond die bouwrijp is gemaakt, d.w.z. dat de overeenkomstige algemene grondbouwwerkzaamheden die nodig zijn om die norm te bereiken, ten gunste van de grond hebben gewerkt. Verder geeft JLR aan dat het de volledige kosten heeft betaald van alle werkzaamheden die volgens de specificatie van JLR zijn uitgevoerd, om die norm te overtreffen. De kostprijs van deze werkzaamheden is bijna twee keer zo hoog als het bedrag van 16,9 miljoen EUR dat oorspronkelijk voor dat doel in de investeringsovereenkomst was vastgelegd.

(77)

JLR verduidelijkt verder dat het bedrag van 75 miljoen EUR, waarnaar in punt 16 van het inleidingsbesluit wordt verwezen, niet de prijs is waarvoor MHI de grond van het JLR-terrein van derden heeft gekocht, maar de totale uitgave van MHI voor de aankoop van grond in het volledige NSP.

(78)

Tevens voert JLR aan dat het geen voordeel heeft genoten van een vrijstelling van de ALF-vergoeding. JLR heeft geen landbouwgrond maar industriegrond gekocht, en alle drie de grondtaxaties op grond waarvan de marktprijs werd vastgesteld, hadden uitdrukkelijk betrekking op grond met het kenmerk van bouwrijpe grond in industriegebieden. JLR geeft toe dat in één van haar interne documenten inderdaad sprake was van een vrijstelling van de ALF-vergoeding tot [50-110] miljoen EUR, maar licht toe dat dit een onjuiste interpretatie was van een adviseur en niet was gebaseerd op door de Slowaakse autoriteiten verstrekte informatie.

5.3.   Opmerkingen over de verenigbaarheid van de aangemelde steun

(79)

JLR benadrukt dat de regionale staatssteun noodzakelijk was om de keuze van de investering naar Nitra te doen omslaan. JLR bevestigt dat “strategische overwegingen” in aanmerking zijn genomen in combinatie met de mogelijkheid om staatssteun te ontvangen ter compensatie van de extra kosten, maar benadrukt dat deze strategische overwegingen op zichzelf, of met een lager steunbedrag, onvoldoende aanleiding zouden zijn geweest voor het locatiebesluit ten gunste van Nitra.

(80)

JLR benadrukt dat andere autofabrikanten besloten in Mexico te investeren, niet alleen voordat maar ook nadat JLR het besluit over de locatie had genomen. De geloofwaardigheid van Mexico als potentiële locatie voor het investeringsproject van JLR wordt bevestigd door de investeringen die andere autoproducenten in Mexico deden. JLR heeft zelfs meer dan 18 maanden besteed aan het beoordelen van de Mexicaanse optie. Die beoordeling hield in het opzetten van een projectteam, het aanwerven van externe adviseurs, het onderhouden van contacten met Mexicaanse overheidsfunctionarissen en het uitvoeren van excursies, zelfs door de hoogste leidinggevende van het team wereldwijde bedrijfsuitbreiding van JLR.

(81)

JLR benadrukt dat het Mexico gedurende het hele besluitvormingsproces als haalbaar alternatief heeft beschouwd, zoals blijkt uit tal van interne documenten uit die tijd die bij de Commissie zijn ingediend. JLR is van mening dat tegengestelde opvattingen, zoals weergegeven in bepaalde in het inleidingsbesluit genoemde nieuwsberichten, louter speculatief zijn en niet in overeenstemming zijn met het besluitvormingsproces van JLR.

(82)

Bovendien stelt JLR dat het beoogde om in één enkele locatie te investeren. Op geen enkel moment is overwogen om tegelijkertijd of in de nabije toekomst in een tweede fabriek op een andere locatie te investeren. JLR geeft toe dat in de notulen van de extern gehouden vergadering van de leden van het uitvoerend comité van 21 januari 2015 sprake is van een fabriek 2. Op die vergadering werd namelijk gespeculeerd dat, indien er voldoende vraag was, JLR zou kunnen overwegen om binnen vijf tot tien jaar na voltooiing van de initiële investering, op een andere locatie nog een fabriek te bouwen. Deze overwegingen zijn derhalve ook in de notulen opgenomen. JLR benadrukt echter dat deze langetermijnmogelijkheid noch in de materialen van de vergadering, noch in de vergadering zelf in detail is besproken. De materialen van de vergadering verwijzen veeleer naar fase 1 en fase 2 van het investeringsproject op dezelfde locatie, d.w.z. de strategie van JLR om met 150 000 voertuigen per jaar te beginnen in 2018 voor de eerste fase (fase 1 voor fabriek 1) en de capaciteit te verhogen tot 300 000 voertuigen per jaar in [2020-2025] (fase 2 voor fabriek 1). JLR stelt voorts dat het ondenkbaar is dat er tegelijkertijd twee extra fabrieken worden gebouwd, een in de Unie en een in Noord-Amerika, elk met een capaciteit van 300 000 voertuigen per jaar, aangezien JLR in het boekjaar 2014/2015 slechts 462 209 voertuigen had verkocht. Gezien deze cijfers is er geen commercieel redelijke grond om aan te nemen dat JLR beoogde haar jaarlijkse capaciteit op korte tot middellange termijn met 600 000 voertuigen uit te breiden.

(83)

JLR benadrukt dat de locatie Jawor in Polen geen haalbaar alternatief voor Nitra of Mexico was, aangezien de locatie leed aan fundamentele tekortkomingen, met name een weg die door het terrein loopt. Om deze reden werd Jawor door de raad van bestuur niet als mogelijk alternatief voor Nitra beschouwd, zoals gedocumenteerd in de presentatie voor de raad van bestuur van 18 november 2015.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUN

6.1.   Inleiding

(84)

In dit onderdeel zal de Commissie zich in de eerste plaats richten op de vraag of de totale steun aan JLR zich beperkt tot de aangemelde steun dan wel of JLR voordeel geniet van aanvullende steunelementen, met name op het vlak van marktconformiteit van de verkoopprijs, door de overheid gefinancierde specifieke/op maat gemaakte infrastructuurwerken en vrijstelling van de ALF-vergoeding. Na de rechtmatigheid van de steun in aanmerking te hebben genomen, zal de Commissie een definitief standpunt formuleren over de verenigbaarheid van de ontvangen steun.

6.2.   De vraag of er sprake is van steun

6.2.1.   De aangemelde rechtstreekse subsidie

(85)

Om de in het inleidingsbesluit vermelde redenen is de Commissie van mening dat de aangemelde rechtstreekse subsidie staatssteun vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en dat deze subsidie, aangezien de subsidie met staatsmiddelen wordt bekostigd, selectief is, een economisch voordeel voor JLR oplevert, het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden en de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen.

6.2.2.   De mogelijke aanvullende, niet-aangemelde steun

(86)

Zoals in onderdeel 3.1 is vermeld, overwoog de Commissie in het inleidingsbesluit dat de mogelijkheid bestond dat JLR voordeel heeft genoten van een bepaald bedrag aan aanvullende staatssteun in het kader van de ontwikkeling van het NSP en de aankoop van het JLR-terrein. De Commissie heeft drie manieren overwogen waarop de transactie tot aanvullende staatssteun voor JLR had kunnen leiden:

a)

in punt 118 van het inleidingsbesluit wordt gesteld dat indien het NSP in aanmerking kwam als voor JLR bestemde infrastructuur, de tegenprestatie van JLR voor eigendoms- en andere rechten met betrekking tot het NSP onder normale marktvoorwaarden de kosten zou moeten dekken van de ontwikkeling van infrastructuur die de Slowaakse staat heeft gemaakt voor de aanleg het NSP, met uitzondering van de kosten in verband met de ontwikkeling van infrastructuur die werkelijk van algemene aard is en nog moeten worden vastgesteld;

b)

zelfs indien de conclusie luidt dat het NSP als geheel niet geldt als een voor JLR bestemde infrastructuur, werd in het inleidingsbesluit de vraag opgeworpen of sommige van de werkzaamheden die door Slowakije zijn uitgevoerd om het JLR-terrein te ontwikkelen en te verbinden, niet specifiek bedoeld waren om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van JLR en of de waarde van die werkzaamheden naar behoren tot uiting kwam in de door de onafhankelijke deskundigen opgestelde taxaties en de uiteindelijk door JLR voor de grond en de relevante infrastructuur betaalde prijs;

c)

ten slotte werd in het inleidingsbesluit ook gemeld dat de vrijstelling van de ALF-vergoeding kan worden beschouwd als een aanvullende steunmaatregel ten gunste van JLR.

6.2.2.1.   De vraag of het NSP kan worden beschouwd als voor JLR bestemde infrastructuur

(87)

Om te kunnen concluderen dat JLR de volledige door de Slowaakse staat gemaakte kosten van infrastructuurontwikkeling moet dragen, moet aan beide volgende voorwaarden worden voldaan: a) het NSP vormt specifieke infrastructuur, d.w.z. JLR kan worden aangemerkt als vooraf identificeerbare onderneming en het NSP is toegesneden op de behoeften van JLR, en b) de kosten van werkelijk algemene aard zijn uitgesloten.

(88)

De Commissie is van mening dat niet aan beide in overweging 87 genoemde voorwaarden is voldaan en dat de 704 hectare van het NSP derhalve niet kan worden aangemerkt als een voor JLR bestemde infrastructuur. Uit de historische ontwikkeling van de oprichting ervan, zoals geschetst door de Slowaakse autoriteiten en samengevat in onderdeel 4.1.1 van dit besluit, blijkt dat het NSP op 8 juli 2015 juridisch is opgericht bij het onderliggende certificaat van aanzienlijke investeringen, waarmee de Slowaakse autoriteiten de bevoegdheid tot onteigening werd verleend. De industriële indeling van het NSP was echter begonnen ruim voordat JLR belangstelling voor het gebied toonde, en er waren op dat moment al concrete plannen om het industriegebied Nitra Noord verder te ontwikkelen. In 2014 waren er bijvoorbeeld al gedetailleerde infrastructuurplannen beschikbaar in het kader van het bestemmingsplan Luzianky. Bovendien was een deel van het industriegebied al ingericht, onder meer via het industriepark Nitra Noord. In wezen vormt het NSP een uitbreiding van het industriepark Nitra Noord. De Commissie besluit derhalve dat JLR niet kan worden aangemerkt als vooraf identificeerbare onderneming voor de ontwikkeling van het NSP als zodanig.

(89)

Bovendien wordt slechts een deel van het NSP door JLR gekocht. Het NSP bestaat uit commercieel exploiteerbare grond voor investeerders zoals JLR en zogenoemde “technische grond”. De technische grond neemt meer dan de helft van het NSP in en is nodig voor infrastructurele maatregelen in het hele industriegebied Nitra Noord, waaronder industriepark Nitra Noord, en tot op zekere hoogte ook in gebieden buiten de grenzen ervan. De technische grond biedt bijvoorbeeld plaats aan de rondweg of de belangrijkste toegangsweg tot Drazovce, evenals de talrijke beschermingszones die noodzakelijk zijn als gevolg van de geografische kenmerken, waaronder bijvoorbeeld waterkeringen, waar slechts beperkte bouwactiviteiten plaatsvinden. Daarnaast heeft Slowakije informatie verstrekt waaruit blijkt dat de door JLR gekochte grond slechts 26 % van het totale NSP vertegenwoordigt (55 % van het NSP indien de technische grond wordt buiten beschouwing wordt gelaten) en dat een aantal andere ondernemingen zich al op het NSP heeft gevestigd.

(90)

De Commissie concludeert derhalve dat de 704 hectare in het NSP als zodanig niet kan worden beschouwd als infrastructuur die voor JLR is bestemd.

6.2.2.2.   De vraag of JLR de marktprijs heeft betaald voor de grond en infrastructuur in het NSP

(91)

Zoals vermeld in punt 119 van het inleidingsbesluit, kan de transactie, zelfs wanneer alle 704 hectare van het NSP niet kan worden aangemerkt als infrastructuur die voor JLR is bestemd, toch staatssteun ten gunste van JLR inhouden, hetzij omdat bepaalde maatregelen voor de ontwikkeling van de infrastructuur mogelijk zijn aangepast aan de specifieke behoeften van JLR, hetzij omdat de grond mogelijk onder de marktprijs is verkocht. Daarom moet de Commissie de infrastructurele maatregelen en de grondverkooptransactie afzonderlijk evalueren.

Infrastructurele maatregelen

(92)

De in overweging 51 bedoelde infrastructuurkosten die door de Slowaakse staat worden gedragen, hebben betrekking op bodemsanering, wegeninfrastructuur, nutsvoorzieningen, waterkeringen, waterbeheer en de multimodaalvervoersterminal Luzianky.

(93)

In het besluit van de Commissie betreffende SA.36346 — Duitsland — GRW-regeling voor de ontwikkeling van grond voor industrieel en commercieel gebruik (27) onderzocht de Commissie of de overheidsfinanciering van de ontginning van grond voor toekomstige verkoop aan industriële ondernemingen onder marktvoorwaarden steun vormde voor de oorspronkelijke eigenaar of investeerder voor het uitvoeren van grondontwikkeling. De Commissie stelde vast dat het bouwrijp maken van een openbaar terrein en het zorgen voor aansluiting op nutsvoorzieningen, zoals water, gas, riolering en elektriciteit evenals vervoersnetwerken zoals (spoor)wegen, geen economische activiteit vormt, maar deel uitmaakt van de openbare taken van de staat, namelijk de levering van en het toezicht op grond in overeenstemming met lokale plannen voor stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling. Ontwikkeling op maat voor vooraf identificeerbare kopers van grond viel niet onder het toepassingsgebied van de maatregel en kopers moesten de grond onder marktvoorwaarden verwerven.

(94)

De Commissie is van mening dat de kosten die Slowakije heeft gemaakt voor de voorbereidende bodemsaneringswerkzaamheden aan het commercieel exploiteerbare deel van het NSP zich beperken tot de standaardontwikkelingskosten om het openbare terrein bouwrijp te maken; die werken maken deel uit van de publieke taak van de Slowaakse staat, namelijk de verstrekking van en het toezicht op grond in overeenstemming met lokale plannen voor stedelijke en ruimtelijke ontwikkeling. Aangezien deze werkzaamheden tot de overheidstaken behoren, vormt de overheidsfinanciering ervan geen staatssteun ten behoeve van de eigenaar of investeerder voor de uitvoering van de ontwikkelingswerkzaamheden. In dit geval is MHI de eigenaar of investeerder. De vraag of de uiteindelijke koper van de grond, in dit geval JLR, voordelen geniet die als staatssteun kunnen worden aangemerkt, is onderscheiden van de vraag of er sprake was van staatssteun ten gunste van de eigenaar of ontwikkelaar van de grond. Aangezien MHI optreedt namens en wordt gefinancierd door de staat, zijn de handelingen van MHI aan de staat toerekenbaar. Staatssteun aan JLR via de bodemsaneringswerkzaamheden en de verkoopprijs kan worden uitgesloten als MHI niet zonder passende vergoeding bodemsaneringswerkzaamheden op het JLR-terrein verricht die verder gaan dan de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om de grond bouwrijp te maken en als de overdracht van grond onder marktvoorwaarden plaatsvindt.

(95)

De investeringsovereenkomst omvat een uitputtende lijst van de omvang van de bodemsaneringswerkzaamheden en verwijst naar een voorbereiding voor standaardproductiegebruik. Alle aanvullende bodemsaneringswerkzaamheden die nodig zijn op grond van de specifieke behoeften van JLR, worden in de investeringsovereenkomst vermeld onder de kop “Specifieke voorbereidende werkzaamheden voor investeerder” (28) en worden afzonderlijk door JLR vergoed. De Commissie neemt ook nota van de bevestiging door de Slowaakse autoriteiten dat de rechten van toezicht van JLR op de bouwfase beperkt waren tot het controleren of de grond zou voldoen aan de norm voor “bouwrijp industrieterrein”, een norm die was overeengekomen in het kader van de aankoop door JLR van MHI en die de verkoopprijs heeft bepaald. De Commissie concludeert dat de bodemsaneringswerkzaamheden voor het bouwrijp maken van de grond en de aanvullende werkzaamheden volgens de specificaties van JLR geen staatssteun voor JLR inhouden, mits de werkzaamheden onder een grondkoopovereenkomst vallen die voldoet aan de marktnormen, dan wel op passende wijze worden vergoed in overeenstemming met de in de investeringsovereenkomst overeengekomen marktvoorwaarden en de aanvullende betalingen. De beoordeling of aan deze voorwaarde is voldaan, wordt uiteengezet in overwegingen 105 tot en met 108 van dit besluit.

(96)

In het inleidingsbesluit wordt opgemerkt dat de ontwikkeling van het NSP niet alleen betrekking had op overheidsinvesteringen in bodemsaneringswerkzaamheden om de grond bouwrijp te maken, maar ook op het ontwikkelen van een breed scala aan infrastructuur. Deze infrastructuurwerkzaamheden waarmee wordt beoogd voor JLR openbare nutsvoorzieningen en (spoor)wegverbindingen beschikbaar te maken, liggen buiten het JLR-terrein en buiten de terreinen van andere ondernemingen en zijn niet toegesneden op een vooraf identificeerbare gebruiker, zoals uiteengezet in overwegingen 97 tot en met 104.

(97)

De Slowaakse autoriteiten hebben bevestigd dat alle nutsinfrastructuur binnen de grenzen van het JLR-terrein door JLR wordt betaald en dat JLR voor toegang tot en gebruik van diensten van openbare nutsbedrijven een marktprijs zal betalen. De Slowaakse autoriteiten hebben een overzicht verstrekt van de wetgeving die van toepassing is op de berekening van gebruiksvergoedingen voor openbare nutsvoorzieningen. De toepasselijke regels zijn op lidstaatniveau vastgesteld en Slowakije heeft bevestigd dat er voor de gebruikers in het NSP geen specifieke regels gelden die verschillen van de toepasselijke regels op nationaal niveau. De door JLR betaalde aansluitings- en distributiekosten zijn gebaseerd op standaardprijslijsten die in soortgelijke situaties van toepassing zijn. JLR betaalt dan ook alle aansluitings- en distributiekosten in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen die in het hele land van toepassing zijn en die door het regelgevend bureau voor de netwerkindustrie worden gereguleerd. Dat wil zeggen dat JLR geen enkele vrijstelling zal genieten. Volgens de Commissie vallen de werkzaamheden op het gebied van nutsinfrastructuur volledig binnen de overheidstaak van de Slowaakse staat. De conclusie is dan ook dat de nutsinfrastructuur niet voor JLR is bestemd.

(98)

De in overweging 51 bedoelde investering in wegeninfrastructuur dient voor alle ondernemingen in het industriegebied dat bestaat uit het NSP en industriepark Nitra Noord, alsook de uitgebreide regio. Er is geen enkele weg bestemd voor exclusief gebruik door JLR of aangelegd volgens de specifieke behoeften van JLR. De wegen zijn kosteloos algemeen beschikbaar. De Slowaakse autoriteiten hebben bevestigd dat de wegenwerken zich beperken tot de normale ontwikkeling van het wegennet en hebben aangetoond dat de voor het betrokken project geldende regels identiek waren aan die voor andere projecten. De interne wegen binnen de grenzen van het JLR-terrein worden door JLR betaald. Volgens de Commissie vallen de werkzaamheden op het gebied van wegeninfrastructuur bijgevolg volledig binnen de overheidstaak van de Slowaakse staat. De conclusie is dan ook dat de wegeninfrastructuur niet voor JLR is bestemd.

(99)

De Commissie heeft eerder (29) geoordeeld dat wanneer een parkeerplaats niet specifiek voor één onderneming is aangelegd maar deel uitmaakt van het economische ontwikkelingsplan van het industriepark, de parkeerplaats als niet specifiek kan worden beschouwd en geen staatssteun inhoudt. De Commissie merkt op dat reeds in het bestemmingsplan voor 2014 van de gemeente Luzianky melding werd gemaakt van de aanleg van openbaar toegankelijke parkeerfaciliteiten. De Commissie concludeert derhalve dat de ontwikkeling van parkeergelegenheid binnen de overheidstaak van de Slowaakse staat valt en dat de werkzaamheden niet voor JLR zijn bestemd.

(100)

De Commissie is van mening dat de investeringen met betrekking tot de brandweerpost, de politiepost, de wegenonderhoudsfaciliteit, het waterkeringssysteem en het grondwaterbeheer typisch tot de overheidstaken van de staat behoren en dus geen economische activiteit betreffen. De overheidsfinanciering ervan vormt geen staatssteun.

(101)

Aangezien de multimodaalvervoersterminal Luzianky wordt gefinancierd door de Slowaakse spoorwegen, een spoorweginfrastructuuronderneming die eigendom is van de overheid, is de investering mogelijk toerekenbaar aan de Slowaakse staat. De Commissie heeft eerst onderzocht of er sprake kan zijn van een voordeel voor JLR.

(102)

De Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht dat de multimodaalvervoersterminal door de Slowaakse spoorwegen wordt gefinancierd uit middelen die afkomstig zijn uit hun commerciële activiteiten die worden verantwoord afzonderlijk van hun met publieke middelen gefinancierde niet-economische activiteiten. Voor het deel van de infrastructuur dat verband houdt met het opslaggebied van voltooide voertuigen, streeft JLR naar contractuele exclusiviteit. De andere twee functionele delen van de multimodaalvervoersterminal zullen alle gebruikers tegen marktvoorwaarden ter beschikking worden gesteld. Daarom heeft het er de schijn van dat ten minste een deel van de infrastructuur wordt aangelegd volgens de specifieke behoeften van JLR als vooraf identificeerbare onderneming.

(103)

De Slowaakse autoriteiten bevestigden voorts dat de gebruiksvergoedingen voor alle delen van de terminal op commerciële basis zullen worden berekend en dat de vergoedingen alle daarmee samenhangende investeringskosten, exploitatiekosten en kosten voor vernieuwings- of vervangingsinvesteringen zullen dekken. De vergoedingen zullen marktgericht zijn en beogen voor het project een intern rendement te behalen van […]. De gebruiksvergoedingen gedurende dertig jaar moeten voor het project een rendement op investering waarborgen, zoals geraamd op basis van een berekening vooraf van de NCW van […] miljoen EUR.

(104)

De Commissie is daarom van mening dat de Slowaakse spoorwegen handelen zoals een marktdeelnemer in een markteconomie in een vergelijkbare situatie. Wanneer economische transacties door overheidsinstanties in overeenstemming met de normale marktvoorwaarden worden verricht, ontleent de tegenpartij ervan geen voordeel (30). De Commissie concludeert derhalve dat JLR door de multimodaaltransportterminal Luzianky te gebruiken geen staatssteun ontvangt.

De grondtransactie

(105)

Slowakije heeft via MHI 185 hectare bouwrijpe commercieel exploiteerbare grond, “het JLR-terrein”, aan JLR verkocht voor de prijs van 15,83 EUR per vierkante meter of bijna 30 miljoen EUR in totaal. In de overwegingen 40 en 41 van besluit SA.36346 van de Commissie is bepaald dat de uiteindelijke koper van herontwikkelde grond niet als begunstigde voor de grondontwikkelingsmaatregel in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU moet worden beschouwd, indien die uiteindelijke koper voor de herontwikkelde grond een marktprijs betaalt. In dit verband merkt de Commissie op dat de definitieve aankoopprijs voor het JLR-terrein is vastgesteld als gemiddelde van drie onafhankelijke taxatieverslagen die zijn opgesteld door internationaal erkende deskundigen, die de normen voor professionele waardering en de methoden van de Royal Institution of Chartered Surveyors hanteren. Alle drie de taxatieverslagen bevatten een verklaring van onafhankelijkheid, zijn ter beschikking van de Commissie gesteld en zijn van toepassing op een terrein dat is bestemd voor industrieel gebruik, aan de grens waarvan aansluitpunten van de nutsbedrijven beschikbaar zijn, dat is gesaneerd en is afgevlakt, en waarvoor geen verdere kosten voortvloeien uit de omschakeling van agrarisch grondgebruik naar industrieel grondgebruik. In de verslagen wordt er ook van uitgegaan dat alle bestaande nutsvoorzieningen en een spoorlijn op het industrieterrein worden verplaatst en dat in het hele park wegen en openbare parkeerplaatsen worden aangelegd. In de drie verslagen wordt een vergelijkbare methode gebruikt om de prijs te beoordelen. De methode houdt in dat de grond wordt vergeleken met andere percelen die zijn verkocht of te koop staan in Slowakije (31), waarbij de verkoop- of vraagprijzen worden aangepast op basis van factoren zoals omvang van het perceel, locatie, beschikbare infrastructuur, datum, vorm en zichtbaarheid. In het verslag van […] werd daarnaast gebruikgemaakt van een discounted cashflow-methode (32). In de drie verslagen werd geraamd dat de waarde per vierkante meter van het JLR-terrein respectievelijk 15,5 EUR, 15,0 EUR en 17,0 EUR bedraagt.

(106)

De veronderstellingen over de kenmerken van de grond zijn in de drie verslagen identiek en komen overeen met de situatie van het JLR-terrein, nadat de werkzaamheden aan de openbare infrastructuur zijn uitgevoerd.

(107)

Daarnaast merkt de Commissie op dat het verslag van CB Richard Ellis, dat door de Slowaakse autoriteiten ten onrechte is ingediend, een algemeen marktonderzoeksverslag van CB Richard Ellis was. Het bevatte slechts een algemene beschrijving van de Slowaakse vastgoedmarkt met een aanduiding van gemiddelde prijzen van andere percelen die in Slowakije waren verkocht of te koop stonden. Dit stemt overeen met de prijzen van de benchmarklocaties waarvan in de taxatieverslagen van het JLR-terrein is uitgegaan. Het marktonderzoeksverslag bevatte geen specifieke aanpassingen om de marktprijs van het JLR-terrein te taxeren.

(108)

De Commissie concludeert derhalve dat de aankoopprijs van 15,83 EUR per vierkante meter marktconform is en dat de verkoop van de grond in de door de markttaxatieverslagen beschreven staat marktconform is verlopen.

Conclusie

(109)

De Commissie concludeert dat JLR geen selectief voordeel ontvangt in verband met de verkoop van het JLR-terrein of de infrastructuurwerkzaamheden die verband houden met het NSP en worden gefinancierd door de Slowaakse staat.

6.2.2.3.   Vrijstelling van de ALF-vergoeding

(110)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie de vraag opgeworpen of de vrijstelling van de ALF-vergoeding staatssteun aan JLR vormde.

(111)

Zoals vermeld in overweging 105, werd in alle drie de onafhankelijke taxatieverslagen verondersteld dat de terrein werd herbestemd voor industrieel gebruik en dat de omschakeling van het terrein van agrarisch gebruik geen extra kosten met zich meebracht. De aankoopprijs van 15,83 EUR per vierkante meter moet worden beschouwd als marktprijs wanneer de koper niet wordt geconfronteerd met extra kosten in verband met omzetting van de bestemming van grond. Aangezien de marktconformiteit van de verkoop van het JLR-terrein aan JLR kon worden vastgesteld op basis van de verslagen van onafhankelijke deskundigen, leidt de vrijstelling van MHI van de betaling van de ALF-vergoeding tot een vermindering van de kosten die deze special purpose vehicle maakt bij de uitvoering van haar publieke taak. De vrijstelling wordt echter niet als selectief voordeel aan JLR doorgegeven.

(112)

De Commissie concludeert derhalve dat de vrijstelling van de ALF-vergoeding geen staatssteun ten gunste van of JLR vormt in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU.

6.2.2.4.   Conclusie

(113)

De Commissie stelt vast dat JLR geen selectieve voordelen ontleent aan de voorwaarden voor de verkoop van het JLR-terrein aan JLR en de voorwaarden waartegen bodemsanering, nutsvoorzieningen en andere infrastructuurwerkzaamheden worden uitgevoerd. Bijgevolg is het niet nodig om de andere cumulatieve voorwaarden voor het bestaan van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU nader te beoordelen om vast te stellen of er sprake is van steun in verband met de verkoop aan JLR van grond in het NSP. De staatssteun aan JLR is derhalve beperkt tot de aangemelde rechtstreekse subsidie.

6.3.   Rechtmatigheid van de staatssteun

(114)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie vastgesteld dat de Slowaakse autoriteiten, door kennis te geven van de voorgenomen rechtstreekse subsidie van 129 812 750 EUR in nominale waarde, onder voorbehoud van goedkeuring door de Commissie, hun verplichtingen uit hoofde van artikel 108, lid 3, VWEU ten aanzien van dat deel van de steun in acht hebben genomen.

6.4.   Verenigbaarheid van de steun

6.4.1.   Rechtsgrondslag voor de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun

(115)

De op 12 mei 2016 aangemelde maatregel heeft tot doel de regionale ontwikkeling in de regio Nitra van Slowakije te bevorderen. Daarom moet de maatregel worden beoordeeld op grond van de bepalingen die van toepassing zijn op regionale steun zoals vastgesteld in artikel 107, lid 3, onder a) en c), VWEU, zoals geïnterpreteerd in de richtsnoeren 2014-2020, en de regionalesteunkaart 2014-2020 voor Slowakije. De beoordeling op basis van de gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen van de richtsnoeren vindt plaats in drie stappen, namelijk een beoordeling van de minimumvereisten, de duidelijke negatieve effecten en het uitvoeren van een afweging. In het inleidingsbesluit heeft de Commissie geconcludeerd dat op basis van de gemeenschappelijke beoordelingsbeginselen is voldaan aan een deel van de algemene verenigbaarheidscriteria en dat bij het formele onderzoek geen elementen aan het licht zijn gekomen die de onderliggende voorlopige beoordeling van die verenigbaarheidscriteria in twijfel trekken.

(116)

In het inleidingsbesluit heeft de Commissie echter twijfels geuit met betrekking tot de subsidiabiliteit van de uitgaven en met betrekking tot het stimulerende effect en de evenredigheid van de steun. Daarom kon de Commissie ook geen definitief standpunt innemen over de vraag of het project aan alle minimumvereisten van de richtsnoeren voldoet. Evenmin kon de Commissie in het inleidingsbesluit de aanwezigheid van duidelijke negatieve effecten op de handel en de samenhang tussen de lidstaten uitsluiten. In het licht van deze overwegingen kon de Commissie niet vaststellen of de eventuele positieve effecten van de steun, indien een stimulerend effect zou uitblijven, konden opwegen tegen de negatieve effecten ervan.

6.4.2.   Subsidiabiliteit van het investeringsproject

(117)

Zoals vastgesteld in onderdeel 3.3.2 van het inleidingsbesluit, is de Commissie van oordeel dat het investeringsproject in aanmerking komt voor regionale steun en dat staatssteun kan worden aangemerkt als verenigbaar met de interne markt, op voorwaarde dat aan alle verenigbaarheidscriteria van de richtsnoeren wordt voldaan.

6.4.3.   Subsidiabiliteit van de uitgaven

(118)

In het inleidingsbesluit wordt twijfel geuit over de subsidiabiliteit van “voorzieningen”. Volgens punt 20, onder e), van de richtsnoeren houden “in aanmerking komende kosten” in “waar het investeringssteun betreft: materiële en immateriële activa die met een initiële investering verband houden, of loonkosten”. De Slowaakse autoriteiten hebben een gedetailleerde uitsplitsing van de in aanmerking komende kosten verstrekt. Deze in aanmerking komende kostenposten vormden een afspiegeling van de kosten die waren voorzien ten tijde van het indienen van de steunaanvraag, en omvatten een voorziening voor elk van de in aanmerking komende kostenposten, in het kader van een voorzichtige kostenraming. In de investeringsovereenkomst wordt het volledige nominale bedrag van 1 406 620 590 EUR beschouwd als “geplande projectinvestering” waarvoor JLR de uitgaven heeft vastgelegd (33).

(119)

Op basis van de toelichtingen van de Slowaakse autoriteiten merkt de Commissie op dat de verwijzing naar “voorzieningen” in de interne presentatie van JLR van 18 november 2015 diende voor interne financiële presentatie van de investeringsverplichting die JLR ten opzichte van Slowakije zou aangaan. Deze voorzieningen hadden geen betrekking op een extra kostenpost boven op een voorzichtige kostenraming van de in aanmerking komende kostenposten. Aangezien JLR in de investeringsovereenkomst heeft toegezegd het hele investeringsbedrag van 1 406 620 590 EUR te besteden en de betaling van de regionale investeringssteun slechts betrekking zal hebben op de werkelijk gemaakte in aanmerking komende kosten, aanvaardt de Commissie 1 406 620 590 EUR als het maximale nominale bedrag aan in aanmerking komende kosten waarvoor steun kan worden verleend. De Commissie merkt in dit verband op dat Slowakije heeft toegezegd het aangemelde maximale steunbedrag en de aangemelde maximale steunintensiteit niet te overschrijden. De Commissie concludeert dat de in aanmerking komende kosten in overeenstemming zijn met punt 20, onder e), van de richtsnoeren.

6.4.4.   Minimumvereisten

6.4.4.1.   Bijdrage aan regionale doelstelling en noodzaak van overheidsmaatregelen

(120)

Zoals bepaald in onderdeel 3.3.4.1, onder a), van het inleidingsbesluit, draagt de steun bij tot de doelstelling van regionale ontwikkeling en wordt de steun beschouwd als gerechtvaardigd aangezien Nitra op de regionalesteunkaart is opgenomen als regio die op grond van artikel 107, lid 3, onder a), VWEU in aanmerking komt voor regionale steun. Hierbij bedraagt de steunintensiteit voor investeringssteun aan grote ondernemingen standaard maximaal 25 %.

6.4.4.2.   Geschiktheid van de regionale steun en van het steuninstrument

(121)

De Commissie heeft reeds in onderdeel 3.3.4.1, onder b), van het inleidingsbesluit geconcludeerd dat de aangemelde rechtstreekse subsidie in beginsel een geschikt steuninstrument vormt om de levensvatbaarheidskloof van de onderneming te overbruggen door de investeringskosten te verlagen. Aan fiscale prikkels werd vanwege de administratieve complexiteit niet de voorkeur gegeven.

6.4.4.3.   Stimulerend effect

(122)

Overeenkomstig onderdeel 3.5 van de richtsnoeren kan regionale steun alleen als verenigbaar met de interne markt worden verklaard, indien de steun een stimulerend effect heeft. Er is sprake van een stimulerend effect wanneer de steun het gedrag van de onderneming zodanig verandert dat deze méér activiteiten ten gunste van de ontwikkeling van het gebied onderneemt, die zij zonder de steun niet zou hebben uitgevoerd, dan wel in beperktere mate of op een andere wijze of op een andere locatie zou hebben uitgevoerd. De steun mag niet de kosten subsidiëren van een activiteit die een onderneming sowieso zou hebben verricht, noch mag de steun het normale zakelijke risico van een economische activiteit compenseren.

(123)

In de punten 64 en 65 van de richtsnoeren worden de formele vereisten inzake het stimulerende effect beschreven. Hierin is bepaald dat de werkzaamheden aan een individuele investering pas van start kunnen gaan, nadat het aanvraagformulier voor de steun formeel is ingediend. De Commissie heeft in punt 166 van het inleidingsbesluit reeds vastgesteld dat het formele vereiste van een stimulerend effect voor de subsidie in acht is genomen, aangezien de steun formeel werd aangevraagd voordat de werkzaamheden aan het investeringsproject van start gingen. De Commissie bevestigt deze zienswijze voor de toepassing van dit besluit.

(124)

Naast het formele vereiste van een stimulerend effect vereist punt 61 van de richtsnoeren de aanwezigheid van een materieel stimulerend effect dat op twee manieren kan worden aangetoond, nl. dat zonder de steun de investering onvoldoende winstgevend zou zijn (scenario 1) of op een andere locatie zou plaatsvinden (scenario 2).

(125)

In het geval van scenario 2 moet de lidstaat aantonen dat de steun de begunstigde een prikkel geeft om de voorgenomen investering in het betrokken gebied uit te voeren, en niet in een gebied waar de investering rendabeler zou zijn geweest en zonder de steun had kunnen worden uitgevoerd, doordat de aangemelde steun de begunstigde compenseert voor de nettonadelen van de uitvoering van het project in de regio die moet worden ondersteund, ten opzichte van de alternatieve, meer levensvatbare, “contrafeitelijke” situatie.

(126)

Zoals in onderdeel 3.5.2 van de richtsnoeren wordt beschreven, moet de lidstaat duidelijk aantonen dat de steun een reële impact heeft op de investeringskeuze of op de keuze van de locatie. Daartoe moet de lidstaat een uitgebreide beschrijving verstrekken van het nulscenario waarin aan de begunstigde geen steun wordt toegekend.

(127)

Als nulscenario verstrekte Slowakije een geval van scenario 2 waarin het alternatief voor Nitra (Slowakije) als locatie van de investering H[…] in de staat Puebla (Mexico) zou zijn. Volgens de aanmelding is de NCW die kan worden behaald door het goedgekeurde investeringsproject met een capaciteit van 150 000 voertuigen per jaar te vestigen in H[…], 413 miljoen EUR hoger dan de NCW die voor Nitra is berekend indien er gedurende de geplande looptijd van twintig jaar van het project geen steun is.

(128)

Volgens punt 71 van de richtsnoeren kan de lidstaat voor scenario 2 het stimulerende effect van de steun aantonen door bedrijfsdocumenten over te leggen die destijds actueel waren en waaruit blijkt dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging van de investering in het geselecteerde steungebied enerzijds en alternatieve locaties anderzijds. Daartoe wordt de lidstaat overeenkomstig punt 72 van de richtsnoeren gevraagd zich te baseren op officiële documenten van de raad van bestuur, risicobeoordelingen, financiële verslagen, interne businessplannen, adviezen van deskundigen, andere studies en documenten met betrekking tot verschillende investeringsscenario's.

(129)

Zoals reeds vermeld in het inleidingsbesluit, hebben de Slowaakse autoriteiten dergelijke informatie verstrekt in de vorm van een toelichting bij het selectieproces voor de plaats van vestiging, gebaseerd op destijds actuele documenten, die eveneens door de Slowaakse autoriteiten zijn ingediend. In deze documenten wordt het besluitvormingsproces van de begunstigde beschreven ten aanzien van het besluit over de investering en de locatie. In de loop van de formele onderzoeksprocedure hebben de Slowaakse autoriteiten nadere toelichtingen en aanvullende actuele documenten verstrekt.

(130)

Op de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 is overeengekomen dat de locatie Nitra moest worden aanbevolen, onder voorbehoud van goedkeuring door de raad van bestuur. De raad van bestuur van JLR heeft op 3 augustus 2015 Nitra goedgekeurd als aanbevolen locatie, ingestemd met het ondertekenen van een niet-bindende intentieverklaring om de doorgang van exclusieve besprekingen met Slowakije te bevestigen, en de oprichting goedgekeurd van een nieuwe JLR-entiteit in Slowakije, onder voorbehoud van goedkeuring in de Business Approval gateway (34) en een gedetailleerde evaluatie van het bedrijfsplan van JLR in de derde week van september 2015. In de notulen van de vergadering van de raad van bestuur van Tata Motors Limited van 7 augustus 2015 wordt eveneens verwezen naar een gedetailleerde presentatie over de financiën van het project die de CFO van JLR op de volgende vergadering zou geven. In juli/augustus 2015 was in het kader van het project nog steeds sprake van een fabriek met een capaciteit van 300 000 voertuigen per jaar. Het project is op 3 september 2015 bij de vergadering van het uitvoerend comité van JLR door de Business Approval gateway goedgekeurd. Bij de vergadering van Tata Motors van 18 september 2015 heeft JLR de raad van bestuur ingelicht over de laatste stand van zaken van Project Darwin, met inbegrip van essentiële financiële gegevens en businesscase. De totale herziene staatssteun van [150-200] miljoen GBP (35) was voldoende om de voorkeur te geven aan Nitra boven Mexico en het project zou over twee fasen worden verspreid. Bij de vergadering van het globaliseringsforum van 21 oktober 2015 is overeengekomen om het initiële-investeringsproject ten behoeve van de steunaanvraag te herdefiniëren tot enkel fase 1, aangezien er niet voldoende gegevens beschikbaar waren over de exacte productmix van fase 2, en er dus geen solide en vastgelegd ondernemingsplan was, om met de Slowaakse autoriteiten een verbintenis aan te gaan voor de volledige investering. Bij de vergadering van de raad van bestuur van JLR op 18 november 2015 is het geactualiseerde bedrijfsplan goedgekeurd en is de voorkeur voor Slowakije bevestigd op voorwaarde dat voor het geherdefinieerde project het volledige bedrag van de staatssteun werd ontvangen. De NCW voor zowel Slowakije als Mexico was gebaseerd op de meest recente productstrategie. Hierbij waren de geactualiseerde aannamen herberekend en was fase 2 verwijderd. Het verschil in NCW bedroeg 413 miljoen EUR en volgens een herberekening kwam de staatssteun uit op het nominale bedrag van 129 812 750 EUR.

(131)

Om een stimulerend effect te hebben, moet de steun een doorslaggevende factor zijn in het besluit om de investering te vestigen in Nitra in plaats van H[…]. Aangezien het definitieve besluit tot investering pas werd genomen in oktober/november 2015, toen het initiële-investeringsproject werd geherdefinieerd en beperkt tot fase 1 en toen de raad van bestuur van JLR uitdrukkelijk de voorkeur gaf aan Slowakije, beschouwt de Commissie oktober/november 2015 als het relevante tijdstip om te toetsen of er sprake is van een stimulerend effect. Aangezien de aanbeveling over de locatie van 10 juli 2015 echter reeds begin augustus 2015 door de raden van bestuur van JLR en Tata Motors was geratificeerd, er op 10 augustus 2015 een niet-bindende intentieverklaring met Slowakije was ondertekend en er op 11 augustus 2015 een openbare aankondiging was gedaan, is de Commissie ook van mening dat de periode juli/augustus 2015 van bijzonder belang is om te beoordelen of er sprake is van een stimulerend effect.

Geloofwaardigheid van het alternatief Mexico

(132)

Vooraf merkt de Commissie op dat de argumentatie van Slowakije dat Mexico een geloofwaardig alternatief voor JLR vormde omdat het een realistische investeringslocatie was voor andere autofabrikanten, niet als voldoende kan worden beschouwd, aangezien er geen authentiek bewijs wordt geleverd dat JLR zonder de steun de investering in Mexico zou hebben gedaan. Volgens punt 68 van de richtsnoeren is een nulscenario geloofwaardig, indien het een reëel scenario betreft en verband houdt met factoren die meespeelden in de besluitvorming op de datum waarop de begunstigde het besluit nam ten aanzien van de investering.

(133)

Tijdens de formele onderzoeksprocedure verstrekten de Slowaakse autoriteiten aanvullende bedrijfsdocumenten waaruit bleek dat er een vergelijking is gemaakt tussen de kosten en baten van vestiging in Nitra en die van vestiging in H[…], Mexico. Op grond van punt 71 van de richtsnoeren moet de Commissie nagaan of die vergelijking een realistische basis heeft.

(134)

In punt 181 van het inleidingsbesluit heeft de Commissie drie belangrijke redenen aangevoerd om haar twijfels over de geloofwaardigheid van het alternatief Mexico kenbaar te maken.

(135)

Ten eerste kon de Commissie niet uitsluiten dat de ingediende informatie betrekking had op twee afzonderlijke projecten. De Commissie is van mening dat de argumenten van de Slowaakse autoriteiten zoals geschetst in overwegingen 61 tot en met 66 van dit besluit, volstaan om te concluderen dat project Oak en project Darwin bedoeld waren als haalbaarheidsstudies voor één project, zoals ook uitdrukkelijk vermeld in de presentatie aan de raad van bestuur van Tata Motors van 7 augustus 2015, en dat pas van het Mexicaanse alternatief werd afgezien toen op 18 november 2015 de raad van bestuur van JLR het definitieve besluit nam om een investeringsovereenkomst met Slowakije te ondertekenen.

(136)

Nog voordat project Darwin formeel van start ging, waren er aanwijzingen dat Oost-Europa en Nafta met elkaar zouden worden vergeleken. Een van de actiepunten in de notulen van de vergadering van de strategieraad van 10 november 2014 was bijvoorbeeld “desktop research te verrichten naar het wereldwijde concurrentievermogen op het vlak van productie, onder meer door middel van een vergelijking van Oost-Europa en Nafta”.

(137)

In project Oak en project Darwin werd de haalbaarheid onderzocht van een productiefabriek voor 300 000 voertuigen met een geplande begindatum van productie van juni 2018 op een perceel van 400 tot 600 hectare. De cijfers betreffende de vereiste aanvullende capaciteit bevestigen de verklaringen van Slowakije en JLR in hun antwoord op het inleidingsbesluit dat er geen behoefte was aan twee afzonderlijke fabrieken met elk een capaciteit van elk 300 000 voertuigen. Dit wordt bijvoorbeeld ook verduidelijkt in het document “Global Manufacturing Footprint Expansion” (Uitbreiding van wereldwijde productie) van 15 december 2014.

(138)

Bij de vergadering van de leden van het uitvoerend comité van 21 januari 2015 was sprake van een tweede fabriek. De Slowaakse autoriteiten lichtten toe dat de leden van het uitvoerend comité gedurende korte tijd van mening waren dat na de eerste vestiging, met een capaciteit van 300 000 voertuigen, bij voldoende vraag de bouw van een toekomstige vestiging vijf tot tien jaar na de voltooiing van de werkzaamheden aan de eerste investering zou worden overwogen. Voor de tweede fabriek zouden de Verenigde Staten en Mexico in overweging worden genomen. Dit zou kunnen verklaren waarom JLR in december 2015 tegenover de gouverneur van de Mexicaanse staat Puebla heeft bevestigd dat JLR haar betrekkingen graag verder zou uitbouwen, aangezien de uitbreidingsplannen nog steeds in ontwikkeling waren en Puebla en Mexico voor JLR een aantrekkelijke optie waren.

(139)

Uit door Slowakije ingediende bewijsstukken valt op te maken dat de haalbaarheidsstudies project Oak en project Darwin beide zijn uitgevoerd met het oog op één fabriek. Bij de vergadering van de strategieraad van 27 april is Puebla goedgekeurd als het alternatief buiten de Unie in het kader van agendapunt project Darwin en werd besloten de beoordeling te beëindigen van Turkije en andere landen die buiten de selectie waren gevallen. In de brief aan de gouverneur van de staat Puebla van 25 juni 2015 die volgde op het bezoek dezelfde maand door het team wereldwijde bedrijfsuitbreiding van JLR aan de locaties in Puebla, werd aangekondigd dat H[…] “is voorgedragen als één van de locaties, onder meer in Midden- en Oost-Europa, die nog steeds voor de investering in aanmerking komen”. In de notulen van de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 is vermeld: “De vergadering had als doel te beslissen welke van de locaties van het Darwin- en Oak-project de voorkeur genoot […].” Verder staat er dat “Nitra (voorkeurslocatie uit het Darwin-proces) werd voorgesteld als qua kosten aanzienlijk nadeliger dan Puebla (voorkeurslocatie uit het Oak-proces)”. In de notulen van de vergadering van de raad van bestuur van JLR van 18 november 2015 is vermeld: “De NCW voor zowel Slowakije als Mexico was gebaseerd op de meest recente productstrategie en de geactualiseerde aannamen zijn opnieuw berekend, waarbij fase 2 werd verwijderd.”

(140)

De Commissie acht het daarom geloofwaardig dat alle informatie die de Slowaakse autoriteiten over project Oak en project Darwin hebben ingediend, betrekking heeft op één project.

(141)

Ten tweede, de Commissie heeft in het inleidingsbesluit haar twijfels over de geloofwaardigheid van het nulscenario Mexico geuit door de aandacht te vestigen op de verschillende niveaus van detail in de beoordeling van Mexico en de Europese locaties. Slowakije heeft dit argument weerlegd door aanvullende bewijsstukken en toelichtingen in te dienen, die in overweging 59, onder b), van dit besluit zijn samengevat. Ook hebben de Slowaakse autoriteiten hun standpunt gedocumenteerd in de vorm van verdere correspondentie tussen de autoriteiten van Puebla en JLR, het briefingpakket voor de bezoeken aan de locaties en de notulen van de bezoeken ter plaatse. Op basis van die aanvullende informatie aanvaardt de Commissie dat de analyse in het kader van project Oak en van project Darwin even streng is gecontroleerd. Voor de definitieve vergelijking van het verkozen alternatief van project Oak (H[…]) met het verkozen alternatief van Project Darwin (Nitra) waren voor beide opties even gedetailleerde gegevens beschikbaar en werden beide locaties op identieke basis in de financiële modellering opgenomen.

(142)

In dat verband merkt de Commissie op dat eind 2014 Ernst & Young is ingehuurd om JLR te ondersteunen bij het voortzetten van project Oak. In samenwerking met Ernst & Young heeft JLR een gedetailleerde reeks criteria voor optimale locaties ontwikkeld, die later werden gebruikt bij de selectie van de locatie van zowel project Oak als Project Darwin. In een later stadium van de beoordeling van de Oost-Europese locaties heeft JLR op 16 februari 2015 PriceWaterhouseCoopers (PwC) ingeschakeld, onder meer om mee te werken aan het verfijnen van de criteria voor optimale locaties. Het hieruit voortkomende model was gebaseerd op de ervaring van JLR en de ervaring van PwC bij het filteren en selecteren van locaties in Oost-Europa met andere OEM's. Volgens de Slowaakse autoriteiten werd een verschil in analyse en criteria voor optimale locaties binnen project Oak en project Darwin veroorzaakt door deze verfijnde criteria. Ten tijde van de definitieve vergelijking tussen het voorkeursalternatief van project Oak en van project Darwin was de beschikbare informatie over beide locaties echter even gedetailleerd.

(143)

Hoewel de Slowaakse autoriteiten hebben bevestigd dat op het moment van de aanbeveling over de plaats van vestiging op 10 juli 2015 de informatie voor de alternatieven Oak en Darwin even gedetailleerd was, bevat de presentatie aan het globaliseringsforum minder details over het alternatief Oak dan over het alternatief Darwin, zoals beschreven in punt 181 van het inleidingsbesluit. De Slowaakse autoriteiten lichtten toe dat het globaliseringsforum al informatie over Mexico en Puebla had ontvangen. De selectie van Mexico als meest veelbelovende Noord-Amerikaanse staat en van Puebla als meest veelbelovende Mexicaanse staat waren reeds in een eerder stadium afgerond. Deze analyse voor de selectie van Europese locaties was in een kortere tijd uitgevoerd, aangezien de analyse pas in februari 2015 van start ging. De selectieprocedures voor land en terrein volgden elkaar dan ook niet op. Op de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 werden nog twee Darwin-landen gepresenteerd, nl. Polen en Slowakije, maar alleen Nitra in Slowakije bleef over.

(144)

Ten derde, zoals door de Commissie gemeld in punt 181 van het inleidingsbesluit, heeft het feit dat het alternatief Mexico een aanzienlijke vertraging leek te hebben, bijgedragen aan de twijfel over de geloofwaardigheid van Mexico als reëel alternatief. De Commissie aanvaardt het standpunt van de Slowaakse autoriteiten, zoals beschreven in overweging 68 van dit besluit, dat bij de kwalitatieve en kwantitatieve vergelijking tussen Puebla en Slowakije bij de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli de langere termijn voor de aanvang van de productie in aanmerking is genomen. De langere termijn is afzonderlijk gekwantificeerd met een impact op de NCW tussen [80-130] miljoen GBP of [96-156] miljoen EUR en een vertraging van zes maanden en [110-180] miljoen GBP of [132-216] miljoen EUR en een vertraging van negen maanden. Dat risico en de daarmee verband houdende financiële gevolgen zijn ook uitdrukkelijk in aanmerking genomen in de geactualiseerde cijfers van het ondernemingsplan in oktober/november 2015.

(145)

De Commissie concludeert derhalve dat H[…] ten tijde van de definitieve bevestiging van het locatiebesluit een reëel en geloofwaardig alternatief voor Nitra was en daarom kan worden beschouwd als geloofwaardig nulscenario in de zin van punt 68 van de richtsnoeren.

Strategische overwegingen

(146)

Ten tijde van het definitieve besluit in november 2015 was Nitra qua NCW significant in het nadeel ten opzichte van H[…]. Het verschil in NCW werd door NPV berekend op 344 miljoen GBP of 413 miljoen EUR. Het specifieke risico dat voortvloeit uit een verwachte vertraging van zes tot negen maanden bij de uitvoering van de investering in Puebla, is niet in de NCW-analyse opgenomen; het werd geraamd op een waarde variërend tussen [80-130] miljoen GBP of [96-156] miljoen EUR en [110-180] miljoen GBP of [132-216] miljoen EUR, uitgedrukt in actuele waarde. Het resterende NCW-verschil van [164-234] miljoen GBP of [197-281] miljoen EUR tot [214-264] miljoen GBP of [257-317] miljoen EUR wordt door de aangemelde staatssteun slechts gedeeltelijk, voor 33 % tot 43 %, overbrugd. De aangemelde staatssteun van 108 miljoen GBP of 130 miljoen EUR werd gedisconteerd met een kapitaalkostendisconteringspercentage van […] %, het percentage dat in de bedrijfsplanning van JLR was gebruikt. Met een looptijd van het project van twintig jaar werd de staatssteun derhalve door JLR gewaardeerd op 76 miljoen GBP of 91 miljoen EUR. Zoals echter uit de presentatie aan de raad van bestuur van 18 november 2015 blijkt, hebben talrijke andere kwalitatieve factoren een rol in het besluitvormingsproces gespeeld. Opnieuw werd bevestigd dat deze factoren, die reeds besproken en geanalyseerd waren ten tijde van het bezoek aan de locatie Puebla in juni 2015 en de vergadering van het globaliseringsforum op 10 juli 2015, aanwezig en van belang waren.

(147)

Het feit dat Nitra ondanks de steun qua NCW significant in het nadeel was ten opzichte van H[…], gaf aanleiding tot verschillende vragen die relevant zijn voor de beoordeling van het stimulerende effect en de evenredigheid van de steun: a) hadden de strategische factoren op zich de balans niet van Mexico naar Slowakije kunnen doen omslaan?; b) waarom was de steun voldoende om de balans van Mexico naar Slowakije te doen omslaan?, en c) was het volledige steunbedrag nodig om de balans van Mexico naar Slowakije te doen omslaan? De vragen a) en b) maken deel uit van de beoordeling van het stimulerende effect, terwijl vraag c) wordt beoordeeld in het kader van de evenredigheidsanalyse van dit besluit.

(148)

De Commissie beoordeelt eerst of de strategische factoren op zich de balans van Mexico naar Slowakije hadden kunnen doen omslaan. De belangrijkste evaluatieoverwegingen, zoals vermeld in de notulen van de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015, omvatten de nabijheid van een automobielcluster, de kenmerken van de locatie, de beschikbaarheid van arbeidskrachten, de timing, de exploitatiekosten, de voorafgaande kasbehoeften en de opleverbaarheid. De leden van het uitvoerend comité die de vergadering van het globaliseringsforum bijwoonden, hechtten bijzonder belang aan de timing, de afstand tot het hoofdkantoor van JLR en het relatief grotere risico op reputatieschade dat met Mexico samenhangt. Andere factoren waren het risico van natuurrampen, politieke stabiliteit, doeltreffendheid van de regering, risico van corruptie, en investeringen in de Unie ter afdekking van het brexitrisico. De gevolgen van de vertraging bij uitvoering in Mexico werden afzonderlijk gekwantificeerd. Met uitzondering van een aantal valuta-afdekkingseffecten werkten de kwalitatieve factoren over het geheel meer ten gunste van investering in Slowakije dan in Mexico.

(149)

De Slowaakse autoriteiten hebben bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat de Slowaakse staatssteun noodzakelijk was om de balans van Mexico naar Slowakije te doen omslaan en dat de kwalitatieve voordelen op zich niet voldoende waren om Nitra te kiezen boven H[…].

(150)

Bij het bezoek aan Puebla op 16 juni 2015 werd verder inzicht verkregen in een aantal strategische factoren die een belangrijke rol zouden spelen in de door het globaliseringsforum op 10 juli 2015 te formuleren locatieaanbeveling. Uit het briefingpakket voor dat bezoek ter plaatse blijkt dat de tijdige oplevering voor zowel Midden- en Oost-Europa als Mexico een risico vormde. Er waren bijkomende strategische factoren en risico's verbonden aan Mexico, die in het kader van het bezoek ter plaatse nader moesten worden onderzocht. In de notulen van het bezoek worden de resterende punten van zorg aangegeven. Deze hebben betrekking op de verzadiging van OEM's, namelijk op de vraag of er ruimte is voor een derde OEM, en zo ja, hoe JLR zou passen in een land dat al tientallen jaren door Volkswagen wordt gedomineerd. Andere punten van zorg betreffen de nabijheid van havens, de veiligheid, de beveiliging, corruptie, culturele verschillen, de afstand tot de operationele basis en het risico op natuurrampen. Uit de notulen blijkt echter ook dat het bezoek ter plaatse zekerheid bood over enkele factoren die aanvankelijk als ernstige punten van zorg waren beschouwd. Er was zekerheid verkregen dat de geselecteerde locatie in Puebla zich bevond in een gebied met een laag risico op natuurrampen. Ook maakte het team Puebla op de vertegenwoordigers van JLR een positieve indruk.

(151)

Daarnaast wezen de Slowaakse autoriteiten in het bijzonder op de notulen van de vergadering van het globaliseringsforum op 10 juli 2015. Het verschil in NCW tussen Slowakije en Mexico werd door het globaliseringsteam aanvaard in een “zorgvuldig overwogen” beoordeling. De kwalitatieve zorgen zouden echter pas aan de orde komen, nadat de staatssteun in aanmerking was genomen. In de notulen wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat “in het besluit veel factoren in aanmerking zijn genomen en dat er in het bijzonder aandacht is besteed aan het feit dat de NCW van de Slowaakse locatie aanzienlijk lager was dan van de Mexicaanse locatie en dat de NCW van de Slowaakse locatie bovendien afhing van een subsidieaanbod dat maximaal was toegestaan volgens de regels van de EU”. Tegelijkertijd “werd opgemerkt dat het oordeel over het project was dat de Slowaakse overheid in staat en bereid is haar besluit tegenover de Europese Commissie te verdedigen. Ook werd opgemerkt dat Slowakije samenhangende argumenten heeft om goedkeuring te rechtvaardigen”. In het licht van de vastgestelde risico's in verband met de Mexicaanse locatie, en pas na de Slowaakse steun in overweging te hebben genomen, aanvaardde JLR Nitra in juli 2015 als aanbevolen locatie. De Commissie merkt op dat de behoefte aan staatssteun reeds eerder in de haalbaarheidsanalyse is vastgesteld. In de presentatie aan de raad van bestuur van JLR van 21 mei 2015 is bijvoorbeeld vermeld dat “de mogelijkheden om overheidsprikkels in Midden- en Oost-Europa te baat te nemen ter compensatie van het financiële voordeel in Mexico volledig zullen worden onderzocht”.

(152)

In de notulen van de raad van bestuur van Tata Motors Limited van 18 september 2015 wordt gemeld dat “rekening houdend met elementen van kwaliteit en risico de totale herziene staatssteun van [150-200] miljoen GBP (36) in contanten voldoende was om de voorkeur te geven aan Nitra boven Mexico. Op basis van de financiële staatssteun is de investeringsovereenkomst met Slowakije onderhandeld. Bij de ondertekening hiervan, eind september 2015, is een nieuwe rechtspersoon opgericht”.

(153)

In de presentatie aan de raad van bestuur van JLR van 18 november 2015 wordt uitdrukkelijk verwezen naar de aanwezigheid van de kwalitatieve factoren die zijn besproken bij de vergadering van het globaliseringsforum op 10 juli 2015 en die begin augustus 2015 door de raad van bestuur van JLR en Tata Motors zijn geratificeerd. De resterende NCW-delta wordt, rekening houdend met de gekwantificeerde impact van de vertraging voor het Mexicaanse alternatief en rekening houdend met de staatssteun, “[…] gecompenseerd door andere factoren van meer kwalitatieve aard, zoals bevestigd door de raad van bestuur […]”

(154)

De Commissie concludeert derhalve dat ten aanzien van punt a) in overweging 147 de strategische overwegingen slechts volstonden om de resterende kasstroomdelta tussen Nitra en H[…] te overbruggen, nadat de gevolgen van de NCW van de Slowaakse staatssteun en van de NCW van de vertraagde uitvoering in Mexico waren meegewogen. Bijgevolg sluit de Commissie uit dat de NCW-kloof tussen Nitra en H[…] enkel door strategische overwegingen had kunnen worden overbrugd.

(155)

Ten aanzien van punt b) in overweging 147, waarnaar ook in punt 172 van het inleidingsbesluit wordt verwezen, heeft de Commissie de NCW-cijfers in aanmerking genomen zoals in november 2015 goedgekeurd door de raad van bestuur van JLR. Met de staatssteun ten belope van 76 miljoen GBP (91 miljoen EUR) waarnaar in overweging 146 wordt verwezen, kon 33 % tot 43 % van de NCW-kloof worden overbrugd, rekening houdend met de kwantificering van de verwachte vertraging in Mexico. Uit de verstrekte besluitvormingsdocumenten blijkt duidelijk dat gedurende het gehele besluitvormingsproces het volledige en maximale steunbedrag in aanmerking is genomen. De besluitvormers werden, na het maximale steunbedrag in aanmerking te hebben genomen, geconfronteerd met een resterende kasstroomdelta en beoordeelden of die kasstroomdelta aanvaardbaar was in het licht van andere, niet kwantificeerbare overwegingen. Na een uitvoerige discussie tijdens de vergadering van 10 juli 2015 is het globaliseringsforum uiteindelijk akkoord gegaan met resterende kloof. Uit de notulen van de vergadering blijkt echter dat het maximale bedrag aan staatssteun dat in Slowakije beschikbaar was, weliswaar in aanmerking is genomen, maar dat een besluit om de voorkeur te geven aan Nitra boven H[…] van veel andere factoren afhing. De Commissie concludeert derhalve dat andere kwalitatieve factoren en risicofactoren een rol in het besluitvormingsproces hebben gespeeld, die verklaren waarom de resterende kasstroomdelta aanvaardbaar was.

Conclusie over het stimulerende effect

(156)

De Commissie concludeert derhalve dat de steun duidelijk een stimulans bood om de geplande investering in Nitra en niet in H[…] te doen, omdat in combinatie met strategische overwegingen wordt gecompenseerd voor de netto financiële nadelen in verband met de bouw van de fabriek in Nitra. Derhalve is er sprake van een stimulerend effect in de zin van onderdeel 3.5 van de richtsnoeren.

6.4.4.4.   Evenredigheid van de steun

(157)

De Commissie moet de evenredigheid van het steunpakket beoordelen. Overeenkomstig onderdeel 3.6 van de richtsnoeren moet het steunbedrag een tweeledige evenredigheidstoets doorstaan. Ten eerste moet het beperkt blijven tot het minimum dat nodig is om aan te zetten tot de bijkomende investering of activiteit in het betrokken gebied. Ten tweede dienen de maximale steunintensiteiten als plafond voor de nettomeerkosten, aangezien de Commissie voor investeringssteun maximale steunintensiteiten toepast.

(158)

Ingevolge punt 78 van de richtsnoeren geldt als algemene regel dat individueel aangemelde steun als tot het noodzakelijke minimum beperkt zal worden beschouwd, indien het steunbedrag overeenstemt met de nettomeerkosten van de tenuitvoerlegging van de investering in het betrokken gebied vergeleken met het nulscenario waarin geen steun wordt verleend. Ingevolge punt 80 van de richtsnoeren mag in situaties van scenario 2 (vestigingsprikkels) het steunbedrag niet hoger uitkomen dan het verschil tussen de NCW van de investering in het doelgebied en de NCW op de alternatieve locatie. Daarbij moeten alle betrokken kosten en baten in aanmerking worden genomen

(159)

De relevante NCW-waarden die in aanmerking moeten worden genomen voor de beoordeling van de evenredigheid van de aangemelde steun met een nominale waarde van 129 812 750 EUR, zijn de waarden die betrekking hebben op de ingeperkte omvang van het project (150 000 voertuigen). De NCW-cijfers zijn in oktober/november 2015 door de raad van bestuur van JLR goedgekeurd. Voordat de vertraagde tenuitvoerlegging in Mexico in aanmerking werd genomen, bedroeg de NCW-waarde 344 miljoen GBP of 413 miljoen EUR. Een steunbedrag van meer dan 413 miljoen EUR zou onevenredig zijn. In het inleidingsbesluit verwees de Commissie met name naar mogelijke infrastructuursteun en vrijstelling van de ALF-vergoeding. In combinatie met het aangemelde steunbedrag kan een en ander hebben geleid tot een totaal steunbedrag dat hoger is dan dat maximum.

(160)

Zoals vermeld in overweging 113, beschouwt de Commissie de verkoop van de NSP-grond, het voorzien in daarmee verband houdende infrastructuur of de vrijstelling van de ALF-vergoeding niet als steunmaatregelen ten gunste van JLR. De evenredigheidsbeoordeling wordt derhalve beperkt tot het aangemelde steunbedrag.

(161)

Slowakije heeft de vereiste documentatie ingediend en op basis van die documentatie aangetoond dat aan het eerste deel van de evenredigheidstoets is voldaan, omdat de aangemelde steun niet hoger is dan het verschil in NCW tussen Nitra en H[…] van 344 miljoen GBP of 413 miljoen EUR. Het nominale steunbedrag van 108 miljoen GBP of 130 miljoen EUR vertegenwoordigde op basis van de door JLR toegepaste disconteringsvoet van […] % een actuele waarde van 76 miljoen GBP of 91 miljoen EUR.

(162)

De Commissie merkt op dat zelfs als de steun wordt toegekend, Nitra alsnog een NCW-nadeel heeft van 268 miljoen GBP of 322 miljoen EUR. Uit de analyse van het stimulerende effect is gebleken dat het resterende NCW-nadeel aanvaardbaar was voor JLR vanwege de verwachte vertraging bij de tenuitvoerlegging in Mexico en vanwege andere risico's en kwalitatieve factoren. Deze factoren zijn tijdens de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 uitvoerig besproken en de conclusies van de risicoanalyse zijn in november 2015 bevestigd tijdens de presentatie aan de raad van bestuur van JLR, waarin specifiek werd gewezen op het politiek-zakelijke klimaat, economische factoren, de afstand tot het hoofdkantoor van JLR, het risico op natuurrampen en de kans dat de EU en de VS een vrijhandelsovereenkomst zouden sluiten. Op basis van die risicoanalyse is besloten om te bevestigen dat Nitra als locatie de voorkeur genoot.

(163)

Aangezien het plafond dat met de nettomeerkostenbenadering is verkregen, niet wordt overschreden, is de Commissie van mening dat de steun in overeenstemming is met het eerste deel van de evenredigheidstoets.

(164)

Wat het tweede deel van de evenredigheidstoets betreft, past de Commissie, in aanvulling op de nettomeerkostenbenadering, degressieve maximale steunintensiteiten toe op grond van punt 20, onder c), van de richtsnoeren voor grote investeringsprojecten.

(165)

In het inleidingsbesluit merkte de Commissie op dat het aangemelde steunbedrag van 129 812 750 EUR in nominale waarde en 125 046 543 EUR in actuele waarde, op basis van een in aanmerking komende investering van 1 369 295 298 EUR in actuele waarde, leidt tot een steunintensiteit van 9,13 %. Dit is op het eerste gezicht lager dan de maximale degressieve toegestane steunintensiteit van 9,24 % voor investering in de regio Nitra, waarvoor een maximum voor regionale steun geldt van 25 %. De Commissie heeft voorts vastgesteld dat de in aanmerking komende kosten voldoen aan de voorwaarden van onderdeel 3.6.1.1 van de richtsnoeren, hetgeen relevant is voor de beoordeling van de in aanmerking komende kosten.

(166)

In de onderdelen 3.6.1.1 en 3.6.1.2 van de richtsnoeren wordt toegelicht welke investeringskosten in aanmerking kunnen komen als subsidiabele kosten. In dit geval is onderdeel 3.6.1.1 van toepassing, aangezien de voor de voorgenomen investeringssteun in aanmerking komende kosten worden berekend op basis van de investeringskosten. De Commissie merkt op dat de in aanmerking komende kosten zijn vastgesteld in overeenstemming met de bepalingen van deze onderdelen, aangezien de verworven activa nieuw zijn, de investering een initiële investering betreft in de vorm van een nieuwe vestiging, er geen leasekosten in aanmerking worden genomen en de immateriële activa circa […] % van de totale in aanmerking komende kosten bedragen, hetgeen lager is dan het maximaal toegestane percentage van 50 %. Slowakije heeft bevestigd dat aan alle andere voorwaarden die gelden voor immateriële activa, zal worden voldaan.

(167)

De Commissie heeft in het inleidingsbesluit geconcludeerd dat het aangemelde steunbedrag zou worden verlaagd indien de “overschrijding” van [60-85] miljoen GBP of [72-102] miljoen EUR niet subsidiabel zou blijken te zijn.

(168)

In overweging 119 van dit besluit heeft de Commissie geoordeeld dat de in aanmerking komende investering 1 460 620 591 EUR bedraagt. Het aangemelde steunbedrag blijft dus lager dan de maximaal toegestane degressieve steunintensiteit van 9,24 %. Derhalve wordt de tweeledige maximumvoorwaarde in punt 83 van de richtsnoeren in acht genomen. Deze voorwaarde vloeit voort uit de combinatie van de nettomeerkostenbenadering, dat wil zeggen steun beperkt tot het minimaal noodzakelijke met de toegestane plafonds. De Commissie acht het aangemelde steunbedrag derhalve evenredig.

6.4.4.5.   Conclusie ten aanzien van de naleving van de minimumvereisten

(169)

Overeenkomstig de beoordeling waarnaar wordt verwezen in overwegingen 120 tot en met 168 van dit besluit, kan worden geconcludeerd dat aan alle minimumvereisten in de onderdelen 3.2 tot en met 3.6 van de richtsnoeren is voldaan.

6.4.5.   Vermijden van ongewenste negatieve effecten op de mededinging en het handelsverkeer

(170)

De Commissie heeft in onderdeel 3.3.4.2 van het inleidingsbesluit vastgesteld dat de aangemelde steun geen ongewenste negatieve effecten op de mededinging heeft door het vergroten of behouden van marktmacht of het scheppen van buitensporige capaciteit in een krimpende markt. De Commissie bevestigt haar conclusie voor de toepassing van dit besluit.

(171)

De handel kan echter alsnog worden verstoord door de locatiegebonden effecten van regionale steun. In onderdeel 3.7.2 van de richtsnoeren wordt een aantal situaties opgesomd waarin de negatieve effecten op de handel opwegen tegen eventuele positieve effecten en regionale steun verboden is.

6.4.5.1.   Duidelijk negatief effect op de handel: de bijgestelde maximale steunintensiteit wordt overschreden

(172)

Van een duidelijk negatief effect zou overeenkomstig punt 119 van de richtsnoeren sprake zijn als het voorgestelde steunbedrag, in vergelijking met de in aanmerking komende gestandaardiseerde investeringsuitgaven (37), meer bedraagt dan de maximale bijgestelde steunintensiteit die geldt voor een project van een bepaalde omvang, waarbij de vereiste “geleidelijke degressie” (38) in aanmerking wordt genomen.

(173)

Aangezien in overweging 113 van dit besluit wordt vastgesteld dat JLR afgezien van de aangemelde steun geen voordeel geniet van andere steun, en in overweging 168 dat het toepasselijke bijgestelde maximum voor regionale steun niet wordt overschreden, is er geen sprake van een duidelijk negatief effect op het handelsverkeer in de zin van punt 119 van de richtsnoeren.

6.4.5.2.   Duidelijk negatief effect: cohesieverstorend effect

(174)

In punt 121 van de richtsnoeren is bepaald dat in een scenario 2-zaak, waar de investering, zonder de steun, was gevestigd in een regio met een hogere of dezelfde regionalesteunintensiteit als de doelregio, dit een negatief effect zou zijn dat waarschijnlijk niet kan worden gecompenseerd door positieve effecten van de steun, omdat dit ongunstig is voor de cohesie, de reden waarom regionale steun wordt verleend.

(175)

De Commissie is van mening dat de bepaling van toepassing is op een scenario 2-situatie waarin beide alternatieve locaties zich in de Europese Economische Ruimte (“EER”) bevinden. De Poolse locatie in Jawor die tot 10 juli 2015 is meegewogen in het besluitvormingsproces met betrekking tot de locatie, bevindt zich in een regio met dezelfde maximale steunintensiteit als Nitra (39).

(176)

Zoals aangegeven in het inleidingsbesluit, viel uit de interne documenten van JLR op te maken dat de investering in Jawor kosteneffectiever dan Slowakije had kunnen zijn indien Slowakije geen stimulansen had geboden.

(177)

Bij de vergadering van het globaliseringsforum van 10 juli 2015 is een analyse in twee stappen gepresenteerd, waarbij eerst een keuze werd gemaakt tussen Jawor en Nitra en vervolgens een keuze tussen Nitra en Mexico. Jawor zou kosteneffectiever zijn geweest, maar JLR heeft voor die locatie een aantal nadelen geïdentificeerd in termen van kenmerken van de locatie, timing, voorafgaande kasbehoeften en opleverbaarheid. De Poolse locatie kreeg een rode vlag op basis van de kenmerken, omdat de locatie zich op landbouwgrond bevindt die moest worden herbestemd, en, zoals door JLR is toegelicht, vanwege een weg die door het terrein loopt. Daarnaast werd de opleverbaarheid van […] uitdrukkelijk in twijfel getrokken. Uit de notulen van de vergadering blijkt dat de leden van het uitvoerend comité instemden met de aanbeveling om de Poolse vestiging vanwege de aangevoerde redenen in de wacht te zetten. Vanwege deze rode vlaggen werd de Poolse locatie door JLR niet als haalbaar alternatief beschouwd.

(178)

De Commissie heeft geen bewijs aangetroffen dat de ongeschiktheid van Jawor om de door JLR gesignaleerde redenen in twijfel zou trekken, en merkt op dat door geen enkele derde opmerkingen over deze kwestie zijn gemaakt. Bovendien is, zoals toegelicht in onderdeel 6.4.4.3 van dit besluit, het terrein in Mexico vastgesteld als alternatieve locatie van de investering indien de staatssteun niet zou zijn verleend. De Commissie concludeert derhalve dat de steun geen cohesieverstorend effect ten nadele van Jawor heeft in de zin van punt 121 van de richtsnoeren.

6.4.5.3.   Duidelijk negatief effect: sluiting of verplaatsing van activiteiten

(179)

Ingevolge punt 122 van de richtsnoeren geldt dat, wanneer de begunstigde concrete plannen heeft om dezelfde of een vergelijkbare activiteit in een ander gebied binnen de EER te sluiten of deze daadwerkelijk sluit en die activiteit naar het doelgebied verplaatst, en indien er een oorzakelijk verband tussen de steun en de verplaatsing van activiteiten bestaat, een en ander een negatief effect zal zijn dat hoogstwaarschijnlijk niet door positieve elementen kan worden gecompenseerd.

(180)

Omdat de Slowaakse autoriteiten hebben bevestigd dat JLR in de twee jaar voorafgaand aan de steunaanvraag niet dezelfde of een vergelijkbare activiteit in de EER heeft beëindigd en dat JLR daar binnen twee jaar na afronding van de investering geen concrete plannen voor had, heeft de Commissie in het inleidingsbesluit geconcludeerd dat de staatssteun niet tot een sluiting van activiteiten of verplaatsing van activiteiten leidt.

(181)

In verschillende persartikelen van april 2018 is echter sprake van circa 1 000 ontslagen in verband met dezelfde of een vergelijkbare activiteit in het Verenigd Koninkrijk.

(182)

De Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht dat het snijden in banen geen verband houdt met het besluit tot investering in Nitra. Zij bevestigden nogmaals, ondersteund door authentiek bewijsmateriaal, dat JLR ten tijde van de steunaanvraag in Slowakije geen concrete plannen had om in haar fabriek in het Verenigd Koninkrijk of elders in banen te snijden. Tevens hebben de Slowaakse autoriteiten een exemplaar verstrekt van een “werkgelegenheidsakkoord” met de vakbonden van het personeel van JLR in het Verenigd Koninkrijk, door JLR ondertekend op 30 april 2016. Het werkgelegenheidsakkoord bevatte een beschrijving van het cyclusplan met betrekking tot de voertuigen die in de Britse fabriek zouden worden geproduceerd. De Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht dat JLR en de Britse vakbonden in 2016 schriftelijk zijn overeengekomen dat de investering in Slowakije, waarbij de productie van […] voertuigen van de fabriek in Solihull werd overgeplaatst, niet zou leiden tot verplaatsing van banen of minder capaciteit in het Verenigd Koninkrijk. In het werkgelegenheidsakkoord werd ook vastgesteld in welke omstandigheden in Britse banen gesneden zou moeten worden en welke stappen in reactie hierop genomen zouden moeten worden. Die omstandigheden werden echter beschreven als “grote economische veranderingen, zoals een volgende wereldwijde neergang, die leidt tot een daling in de vraag of anderszins van invloed is op het eerder overeengekomen cyclusplan”.

(183)

De verplaatsing van de productie van het voertuig […] van Solihull naar Nitra was ten tijde van de steunaanvraag bekend, maar JLR was van plan de productie over het geheel uit te breiden en Solihull te laten voldoen aan de vraag naar andere voertuigen, met name […] en […], met een toename van de productie tot gevolg. Volgens de plannen zou de productiecapaciteit van de […] in Castle Bromwich hetzelfde blijven.

(184)

Zoals de Slowaakse autoriteiten hebben toegelicht met behulp van openbaar beschikbare informatie, was de in 2018 aangekondigde personeelsinkrimping het gevolg van een verminderde vraag naar dieselvoertuigen. Dit was deels toe te schrijven aan het Britse beleid ten aanzien van belasting op diesel en de onzekerheden rond de brexit. JLR besloot om […]. Dit had directe gevolgen voor de capaciteit van Solihull. Deze factoren houden geen verband met de investering van JLR in Slowakije en deden zich voor jaren nadat JLR had besloten om te investeren in de bouw van een fabriek in Nitra.

(185)

Daarom bevestigt de Commissie haar conclusie dat er geen oorzakelijk verband is tussen de steunmaatregel in Slowakije en de sluiting van activiteiten in het Verenigd Koninkrijk.

6.4.5.4.   Conclusie ten aanzien van de vraag of er sprake is van een duidelijk negatief effect op de mededinging en het handelsverkeer

(186)

Op grond van de in de overwegingen 170 tot en met 185 van dit besluit verrichte beoordeling kan worden geconcludeerd dat de steun geen duidelijk negatief heeft op de mededinging en het handelsverkeer in de zin van onderdeel 3.7.2 van de richtsnoeren.

6.4.6.   Afwegen van de positieve en negatieve effecten van de steun

(187)

In punt 112 van de richtsnoeren is bepaald: “Wil de steun verenigbaar zijn, dan moeten de negatieve effecten van de steunmaatregel in termen van mededingingsdistorsies en beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten beperkt zijn en moeten de positieve effecten ervan in termen van bijdrage aan de doelstelling van gemeenschappelijk belang opwegen tegen die negatieve effecten. Bepaalde omstandigheden kunnen worden onderscheiden waarin de negatieve effecten duidelijk opwegen tegen eventuele positieve effecten, zodat de steun niet als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd.”

(188)

Uit de beoordeling door de Commissie van de minimumeisen is gebleken dat de steun passend is, dat het gepresenteerde nulscenario geloofwaardig en realistisch is en dat de steun een stimulerend effect heeft en beperkt is tot het bedrag dat nodig is om het locatiebesluit van JLR te wijzigen. De steun heeft tot gevolg dat in de steunregio wordt geïnvesteerd en draagt daarmee bij tot de ontwikkeling van de regio Nitra. Ook bleek uit de beoordeling dat de steun geen duidelijk negatief effect heeft in die zin dat de steun geen overcapaciteit tot stand brengt of in stand houdt op een markt die in absolute zin krimpend is, en evenmin leidt tot buitensporige effecten op het handelsverkeer. Verder voldoet de steun aan het toepasselijke regionalesteunplafond, heeft de steun geen cohesieverstorend effect en leidt de steun er niet toe dat activiteiten elders worden beëindigd en naar Nitra worden verplaatst. Bovendien leidt de steun niet tot een daarmee onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht (40).

(189)

Ongewenste negatieve effecten op de mededinging die in de resterende afweging in aanmerking moeten worden genomen, zijn vastgesteld in de punten 114, 115 en 132 van de richtsnoeren en hebben betrekking op het ontstaan of versterken van een dominante marktpositie of het ontstaan of versterken van overcapaciteit in een achterblijvende markt, zelfs wanneer de markt niet in absolute cijfers krimpt.

(190)

De Commissie is van mening, in overeenstemming met haar analyse in het inleidingsbesluit, dat zij bij dit besluit bevestigt, dat de steun een dominante marktpositie van de begunstigde op de relevante productmarkt en geografische markt tot gevolg heeft noch versterkt, en dat de steun geen overcapaciteit op een krimpende markt tot gevolg heeft. Derhalve concludeert de Commissie dat de steun beperkte negatieve effecten voor de mededinging heeft.

(191)

Het effect van de steun op het handelsverkeer is beperkt, aangezien het aangepaste regionale steunplafond in acht wordt genomen en de maatregel niet leidt tot cohesieverstoring of verplaatsing van activiteiten.

(192)

De steun voldoet aan alle minimumvereisten, heeft geen duidelijk negatief effect en heeft volgens de analyse waarnaar wordt verwezen in overwegingen 190 en 191 van dit besluit, beperkte negatieve effecten voor de mededinging en het handelsverkeer. Op grond hiervan concludeert de Commissie dat de aanzienlijke positieve effecten van de steun op de regionale ontwikkeling van de regio Nitra, en met name de gevolgen voor werkgelegenheid en inkomensvorming van de investering, waarnaar in het inleidingsbesluit wordt verwezen, duidelijk opwegen tegen de beperkte negatieve effecten.

6.5.   Transparantie

(193)

Gezien punt II.2 van de mededeling van de Commissie inzake transparantie (41) moeten de lidstaten zorgdragen voor de bekendmaking van de volgende informatie op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau: de volledige tekst van de goedgekeurde steunregeling of de subsidiebeschikking voor individuele steun en de uitvoeringsbepalingen ervan, of een link daarnaar; de identiteit van de steunverlenende autoriteit(en); de identiteit van de individuele begunstigden, de vorm en het bedrag van de steun voor elke begunstigde, de datum waarop de steun is toegekend, het soort onderneming, de regio waar de begunstigde onderneming is gevestigd in termen van NUTS-niveau en de voornaamste economische sector van de activiteiten van de begunstigde op NACE-groepsniveau. Deze informatie moet worden bekendgemaakt, nadat de subsidiebeschikking is gegeven, moet ten minste tien jaar worden bewaard en moet zonder beperkingen beschikbaar zijn voor het brede publiek. De lidstaten moeten de in deze overweging bedoelde informatie met ingang van 1 juli 2016 bekendmaken.

(194)

In haar inleidingsbesluit merkte de Commissie op dat Slowakije heeft bevestigd dat het voldoet aan alle vereisten inzake transparantie van punt II.2 van de mededeling inzake transparantie.

7.   CONCLUSIE

(195)

De Commissie concludeert dat de aangemelde regionale investeringssteun ten gunste van Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o. voldoet aan alle voorwaarden van de richtsnoeren 2014-2020 en derhalve als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd overeenkomstig artikel 107, lid 3, onder a), VWEU.

(196)

Aangezien de Slowaakse autoriteiten bij wijze van uitzondering ermee hebben ingestemd af te zien van de rechten die voortvloeien uit artikel 342, VWEU juncto artikel 3 van Verordening nr. 1 (42), en om het voorziene besluit overeenkomstig artikel 297 VWEU in de Engelse taal te laten vaststellen en bekendmaken, moet dit besluit in de Engelse taal worden vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De staatssteun die Slowakije voornemens is te verlenen ten gunste van Jaguar Land Rover Slovakia s.r.o., ten bedrage van maximaal 125 046 543 EUR in actuele waarde en een maximale steunintensiteit van 9,13 % BSE, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

De tenuitvoerlegging van deze steunmaatregel is bijgevolg geoorloofd.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Slowaakse Republiek.

Gedaan te Brussel, 4 oktober 2018.

Voor de Commissie

Margrethe VESTAGER

Lid van de Commissie


(1)  PB C 422 van 8.12.2017, blz. 21.

(2)  Zoals nader omschreven in onderdeel 2.3 van dit besluit.

(3)  Zie voetnoot 1.

(4)  SA.37447 (N/2013) (PB C 210 van 4.7.2014, blz. 4).

(5)  De actuele waarden in dit besluit worden berekend op basis van een gedisconteerd tarief van 1,17 % dat van toepassing was op het tijdstip van de indiening van de definitieve steunaanvraag, dat wil zeggen 24 november 2015. De actuele waarden worden gedisconteerd tot het boekjaar 2015/2016 van het Verenigd Koninkrijk, zijnde de geplande datum van gunning. JLR gebruikt het financiële jaar van het Verenigd Koninkrijk, dat loopt van 1 april tot en met 31 maart.

(6)  Geplande productie van All-new Land Rover Discovery, bekend als […] (*), en […], bekend als […].

(*)

Bedrijfsgeheim.

(7)  PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.

(8)  Op basis van een disconteringsvoet van 1,17 %, zoals vermeld in voetnoot 5.

(9)  http://www.zakonypreludi.sk/zz/2013-58

(10)  Wet nr. 175/1999 van 29 juni 1999 betreffende bepaalde maatregelen inzake de voorbereiding van aanzienlijke investeringen en tot wijziging van bepaalde wetten.

(11)  PB C 262 van 19.7.2016, blz. 1.

(12)  Deze opvatting stemt overeen met artikel 2, punt 33, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).

(13)  PB C 209 van 23.7.2013, blz. 1.

(14)  In het kader van dit besluit werd een wisselkoers van GBP:EUR van 1:1,2 toegepast, aangezien dit de voor JLR gebruikte koers voor langetermijnbedrijfsplanning was.

(15)  De andere is het bijgestelde maximum voor regionale steun.

(16)  In punt 13 van het inleidingsbesluit is vermeld dat het NSP naast een reeds bestaand industriepark van 29,7 hectare is gelegen. Deze informatie lijkt niet correct te zijn, aangezien het bedrijvenpark Nitra Noord aanzienlijk groter is. Op de geannoteerde kaart van bijlage 7 bij de investeringsovereenkomst is binnen het NSP een oppervlakte van 27 hectare gekleurd als “industriepark”. Dit valt niet samen met het bedrijvenpark Nitra Noord.

(17)  Bestemmingsplan 1998 regio Nitra nr. 188 van 28 april 1998.

(18)  Verordening nr. 58 van de regering van de Slowaakse Republiek van 13 maart 2013 inzake de vergoedingen voor het onteigenen en zonder toestemming in gebruik nemen van landbouwgrond.

(19)  Regeringsbesluit 401/2015 van 8 juli 2015.

(20)  Úrad pre reguláciu sieťových odvetví.

(21)  PB C 209 van 10.7.1997, blz. 3.

(22)  Op basis van de cijfers zoals door de Commissie gebruikt in voetnoot 55 van het inleidingsbesluit.

(23)  Dit komt overeen met in aanmerking komende investeringskosten van [1 700-2 100] miljoen GBP.

(24)  Verslag van de raad voor internationale ontwikkeling d.d. 30 maart 2015.

(25)  Presentatie van de raad voor internationale ontwikkeling d.d. 1 juni 2015.

(26)  Presentatie van de strategieraad d.d. 15 juni 2015.

(27)  SA.36346 (2013/N) (PB C 141 van 9.5.2014, blz. 1).

(28)  De Slowaakse autoriteiten merkten op dat, hoewel in het inleidingsbesluit sprake was van bepaalde specifieke werkzaamheden voor de investeerder ten belope van 16,9 miljoen EUR, die door JLR zouden moeten worden betaald, de kosten voor die werkzaamheden reeds waren gestegen tot 30,1 miljoen EUR.

(29)  Besluit (EU) 2015/508 van de Commissie van 1 oktober 2014 betreffende de vermoedelijke infrastructuursteun van Duitsland ten gunste van Propapier PM2 GmbH — SA.36147 (C 30/10) (ex NN 45/10; ex CP 327/08) (PB L 89 van 1.4.2015, blz. 72).

(30)  Arrest van het Hof van Justitie van 10 juli 1996, SFEI e.a., C-39/94, ECLI:EU:C:1996:285, punten 60 en 61.

(31)  In het verslag van […] werd uitgegaan van andere percelen met prijzen variërend van 10 EUR tot 40 EUR per vierkante meter. In het verslag van […] werd uitgegaan van andere percelen met prijzen variërend van 3 EUR tot 55 EUR per vierkante meter. In het verslag van CB Richard Ellis werd uitgegaan van andere percelen met prijzen variërend van 14 EUR tot 38 EUR per vierkante meter.

(32)  Uitgangspunt van de methodologie was een verkoopprijs van 35 EUR per vierkante meter en een evenredige verkoop van de grond binnen de komende twintig jaar.

(33)  In de investeringsovereenkomst is bepaald dat, indien de werkelijke investeringskosten die voor de investeringsperiode zijn berekend, lager zijn dan 85 % van de geplande projectinvestering, Slowakije het recht heeft de overeenkomst te beëindigen en JLR verplicht is het volledige bedrag van de investeringssteun te retourneren.

(34)  In de Business Approval gateway worden de bedrijfsstrategieën overeengekomen, wordt het project aan het bedrijfsplan en cyclusplan toegevoegd en wordt de volledige projectinvestering goedgekeurd.

(35)  Dit komt overeen met in aanmerking komende kosten van [1 700-2 100] miljoen GBP, een lager bedrag dan de [2 100-2 500] miljoen GBP in het ontwerpsteunaanvraagformulier van 25 juni 2015.

(36)  Nominale waarde [180-240] miljoen EUR.

(37)  De gestandaardiseerde in aanmerking komende uitgaven voor investeringsprojecten van grote ondernemingen worden uitvoerig beschreven in de onderdelen 3.6.1.1 en 3.6.1.2 van de richtsnoeren.

(38)  Zie punt 86 en punt 20, onder c), van de richtsnoeren.

(39)  SA.37485 — Regionalesteunkaart voor Polen (PB C 210 van 4.7.2014, blz. 1).

(40)  Punt 28 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen.

(41)  Mededeling van de Commissie tot wijziging van de mededelingen van de Commissie betreffende EU-richtsnoeren voor de toepassing van de staatssteunregels in het kader van de snelle uitrol van breedbandnetwerken, betreffende richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2014-2020, betreffende staatssteun voor films en andere audiovisuele werken, betreffende richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen en betreffende richtsnoeren voor staatssteun aan luchthavens en luchtvaartmaatschappijen (PB C 198 van 27.6.2014, blz. 30).

(42)  Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58).


2.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 177/112


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1128 VAN DE COMMISSIE

van 1 juli 2019

inzake toegangsrechten tot in het Europees centraal register opgeslagen veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop en tot intrekking van Besluit 2012/780/EU

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie (1), en met name artikel 8, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) worden alle veiligheidsaanbevelingen en antwoorden daarop opgeslagen in het centrale register.

(2)

Het in overweging 1 bedoelde centrale register is bij Verordening (EU) nr. 376/2014 ingesteld als het Europees centraal register.

(3)

Overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 376/2014 is de toegang tot de in het Europees centraal register opgeslagen informatie over voorvallen beperkt vanwege het vertrouwelijke karakter daarvan. Anderzijds is er een rechtmatig belang om het publiek toegang te verlenen tot alle veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop, namelijk de overkoepelende doelstelling van de Verordeningen (EU) nr. 996/2010 en (EU) nr. 376/2014 om het aantal ongevallen te verminderen en de verspreiding van de bevindingen van veiligheidsgerelateerde incidenten te bevorderen. Het bestaan van een dergelijk rechtmatig belang wordt bevestigd door het feit dat verslagen van veiligheidsonderzoeken, die vaak veiligheidsaanbevelingen bevatten, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 996/2010 openbaar moeten worden gemaakt.

(4)

Overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 376/2014 dient de Commissie regelingen vast te stellen voor het beheer van het Europees centraal register. Aangezien er om veiligheidsredenen geen directe toegang tot het Europees centraal register mag worden gegeven, moeten alle in het Europees centraal register opgeslagen veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop voor het grote publiek toegankelijk worden gemaakt via een afzonderlijke openbare website.

(5)

Bij de opslag, de verwerking en de uitwisseling van gegevens moeten te allen tijde en op elk niveau de verplichtingen inzake de bescherming van persoonsgegevens van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (3) en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (4) worden nageleefd.

(6)

Besluit 2012/780/EU (5) van de Commissie moet worden ingetrokken en vervangen door dit besluit, dat in tegenstelling tot Besluit 2012/780/EU niet alleen voorziet in openbare toegang tot veiligheidsaanbevelingen maar ook tot de antwoorden daarop.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 127 van Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte comité (6),

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp

Dit besluit stelt maatregelen vast betreffende het beheer van het overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 376/2014 opgezette Europees centraal register, wat betreft de toegang tot veiligheidsaanbevelingen in de zin van artikel 2, lid 15, van Verordening (EU) nr. 996/2010 en tot de overeenkomstig artikel 18, lid 3, van die verordening geregistreerde antwoorden daarop.

Artikel 2

Status van de veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop

Alle in het Europees centraal register opgeslagen veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop worden toegankelijk gemaakt voor het publiek via een openbare website die door de Commissie wordt opgezet en beheerd.

Artikel 3

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit besluit gebeurt overeenkomstig de Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725.

Artikel 4

Vertrouwelijkheid

Antwoorden op veiligheidsaanbevelingen die overeenkomstig dit besluit worden gepubliceerd, mogen geen vertrouwelijke informatie bevatten. De lidstaten stellen daartoe passende procedures vast.

Artikel 5

Intrekking

Besluit 2012/780/EU wordt ingetrokken.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 1 juli 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 122 van 24.4.2014, blz. 18.

(2)  Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en tot intrekking van richtlijn 94/56/EG (PB L 295 van 12.11.2010, blz. 35).

(3)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(5)  Besluit 2012/780/EU van de Commissie van 5 december 2012 inzake toegangsrechten tot het bij artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG opgezette Europese centrale register van veiligheidsaanbevelingen en de antwoorden daarop (PB L 342 van 14.12.2012, blz. 46).

(6)  Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (PB L 212 van 22.8.2018, blz. 1).