ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 172

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
26 juni 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014

1

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) ( 1 )

18

 

*

Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie

56

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/1


VERORDENING (EU) 2019/1022 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, waarbij de Unie partij is, zijn instandhoudingsverplichtingen vastgesteld, onder meer betreffende het behoud of het herstel van populaties van geoogste soorten op een niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren.

(2)

Tijdens de top van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling die in 2015 in New York heeft plaatsgevonden, hebben de Unie en haar lidstaten zich ertoe verbonden om uiterlijk in 2020 het oogsten van vis daadwerkelijk te hebben gereguleerd en een einde te hebben gemaakt aan overbevissing, aan illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij en aan destructieve visserijpraktijken, en wetenschappelijk gefundeerde beheersplannen uit te voeren teneinde de bestanden in zo kort mogelijke tijd te herstellen tot op zijn minst het niveau dat de door hun biologische kenmerken bepaalde MDO kan opleveren.

(3)

Bij de ministeriële verklaring MedFish4Ever van Malta van 30 maart 2017 (3) is een nieuw kader vastgesteld voor het beheer van de visserijen in de Middellandse Zee en een werkprogramma met vijf concrete acties voor de komende 10 jaar. Een van de toezeggingen is de vaststelling van meerjarenplannen.

(4)

Bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) vastgesteld in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Unie. Het GVB moet bijdragen tot de bescherming van het mariene milieu, tot het duurzame beheer van alle commercieel geëxploiteerde soorten en in het bijzonder tot het bereiken, uiterlijk in 2020, van een goede milieutoestand.

(5)

Het GVB heeft onder meer tot doel te garanderen dat visserij- en aquacultuuractiviteiten uit ecologisch, sociaal en economisch oogpunt duurzaam zijn op de lange termijn, en de voorzorgsbenadering en de ecosysteemgerichte benadering toe te passen bij het visserijbeheer. Het GVB draagt ook bij aan een redelijke levensstandaard voor de visserijsector, daaronder begrepen de kleinschalige, de ambachtelijke en de kustvisserij. Het verwezenlijken van die doelstellingen draagt ook bij aan de beschikbaarheid van voedselvoorraden en biedt voordelen op het gebied van de werkgelegenheid.

(6)

Om de GVB-doelstellingen te halen, dienen een aantal instandhoudingsmaatregelen zoals meerjarenplannen, technische maatregelen en de vaststelling en toewijzing van de maximaal toegestane visserijinspanning te worden vastgesteld.

(7)

Op grond van de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moeten meerjarenplannen gebaseerd zijn op wetenschappelijke, technische en economische adviezen. Volgens die bepalingen moet het bij deze verordening vastgestelde meerjarenplan ("het plan") doelstellingen, kwantificeerbare streefdoelen met duidelijke tijdschema's, instandhoudingsreferentiepunten en vrijwaringsmaatregelen bevatten alsook technische maatregelen om ongewenste vangsten te voorkomen en te beperken.

(8)

"Beste beschikbare wetenschappelijke advies" dient te worden begrepen als openbaar beschikbaar wetenschappelijk advies dat wordt geschraagd door de meest recente wetenschappelijke gegevens en methoden en dat is afgegeven of beoordeeld door een op internationaal of EU-niveau erkend onafhankelijk wetenschappelijk orgaan.

(9)

De Commissie dient het beste beschikbare wetenschappelijke advies in te winnen voor de bestanden die binnen het toepassingsgebied van het plan vallen. Daartoe dient zij met name het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) te raadplegen. De Commissie moet met name openbaar beschikbaar wetenschappelijk advies inwinnen, onder meer betreffende gemengde visserijen, waarbij rekening wordt gehouden met het plan en waarbij FMSY-bandbreedtes en instandhoudingsreferentiepunten (BPA en BLIM) zijn aangegeven.

(10)

Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (5) stelt een beheerskader voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee in, en legt de vaststelling op van beheersplannen voor de visserij met trawlnetten, bootzegens, landzegens, omsluitingsnetten en dreggen binnen hun territoriale wateren.

(11)

Frankrijk, Italië en Spanje hebben beheersplannen aangenomen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1967/2006. Er is echter onvoldoende samenhang tussen die plannen en er wordt in de plannen niet met al het voor demersale bestanden gebruikt vistuig rekening gehouden, noch met het grensoverschrijdende karakter van bepaalde bestanden en vissersvloten. Daarnaast zijn die plannen ondoeltreffend gebleken voor de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen. De lidstaten en belanghebbenden hebben zich uitgesproken voor de opstelling en uitvoering van een beheersplan op Unieniveau voor de betrokken bestanden.

(12)

Het WTECV heeft aangetoond dat het niveau waarop veel demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee worden geëxploiteerd, veel te hoog ligt om de MDO te bereiken.

(13)

Bijgevolg is het wenselijk een meerjarenplan vast te stellen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

(14)

Het plan dient rekening te houden met de gemengde aard van de visserijen en met de dynamiek tussen de bestanden die deze visserijen bepalen, d.w.z. heek (Merluccius merluccius), zeebarbeel (Mullus barbatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), langoustine (Nephrops norvegicus), blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) en rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea). Tevens dient het rekening te houden met in het kader van demersale visserij gevangen bijvangstsoorten en met demersale bestanden waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Het plan dient van toepassing te zijn op de demersale visserijen (in het bijzonder met trawlnetten, staande netten, vallen en beugen) in wateren van de Unie of door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

(15)

Wanneer de door recreatievisserij veroorzaakte visserijsterfte significante gevolgen heeft voor de betrokken bestanden, dient de Raad niet-discriminerende beperkingen voor recreatievissers te kunnen vaststellen. De Raad dient daarbij transparante en objectieve criteria te hanteren. In voorkomend geval dienen de lidstaten de nodige en evenredige maatregelen vast te stellen voor het toezicht op en het verzamelen van de gegevens op basis waarvan een betrouwbare raming kan worden verricht van de feitelijke vangstniveaus in de recreatievisserij. Voorts dienen ten aanzien van de recreatievisserij technische instandhoudingsmaatregelen vastgesteld te kunnen worden.

(16)

De geografische reikwijdte van het plan moet gebaseerd zijn op de geografische spreiding van bestanden als weergegeven in het beste beschikbare wetenschappelijke advies. In het licht van verbeterde wetenschappelijke informatie kunnen toekomstige wijzigingen in de geografische spreiding van de bestanden die is opgenomen in het plan, nodig zijn. Daarom dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de in het plan opgenomen geografische spreiding van bepaalde bestanden indien wetenschappelijk advies wijst op een verandering in die spreiding.

(17)

Dit plan moet erop gericht zijn bij te dragen tot het verwezenlijken van het GVB en met name de MDO voor de doelbestanden te bereiken en te behouden de aanlandingsverplichting uit te voeren voor demersale bestanden en bijvangsten, in de demersale visserij, van pelagische soorten waarvoor een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte geldt, en een redelijke levensstandaard te bevorderen voor diegenen die leven van visserijactiviteiten, met aandacht voor de kustvisserij en de sociaaleconomische aspecten. Ook dient het plan een ecosysteemgerichte benadering toe te passen op het visserijbeheer om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt. Het dient in samenhang te zijn met de milieuwetgeving van de Unie, met name met de doelstelling om uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand te bereiken, overeenkomstig Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), en de doelstellingen van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) en Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (8).

(18)

Het is passend om het streefdoel voor de visserijsterfte (F) dat overeenkomt met de doelstelling inzake het bereiken en behouden van de MDO vast te stellen in de vorm van bandbreedtes van waarden die in overeenstemming zijn met het bereiken van de MDO (FMSY). Die op het beste beschikbare wetenschappelijke advies gebaseerde bandbreedtes zijn noodzakelijk om de flexibiliteit te bieden die nodig is om rekening te houden met ontwikkelingen in het wetenschappelijk advies, om bij te dragen aan de uitvoering van de aanlandingsverplichting en om rekening te houden met de gemengde visserij. Die bandbreedtes worden op basis van het plan zo bepaald dat bij toepassing ervan de langetermijnopbrengst ten hoogste 5 % lager vergeleken met de MDO. Bovendien is de bovengrens van de FMSY-bandbreedte geplafonneerd, zodat de waarschijnlijkheid dat het bestand onder het grensreferentiepunt voor biomassa (BLIM) terechtkomt, niet meer dan 5 % bedraagt.

(19)

Met het oog op de vaststelling van de maximaal toegestane visserijinspanning moeten er FMSY-bandbreedtes voor "normaal gebruik" komen en, mits het betrokken bestand in goede staat verkeert, ook de mogelijkheid om voor het meest kwetsbare bestand een maximaal toegestane visserijinspanning boven die FMSY-bandbreedtes vast te stellen indien dat volgens wetenschappelijk advies noodzakelijk is om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken in de gemengde visserijen, om schade aan een bestand als gevolg van wisselwerkingen binnen of tussen soorten te voorkomen of om de jaarlijkse schommelingen van de maximaal toegestane visserijinspanning te beperken. Een streefdoel voor de visserijsterfte dat zich binnen die FMSY-bandbreedtes situeert, dient, geleidelijk toenemend, uiterlijk in 2020 indien mogelijk, en in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2025 te worden verwezenlijkt.

(20)

In het licht van de toepassing van vrijwaringsmaatregelen moeten, voor bestanden waarvoor streefdoelen in verband met de MDO beschikbaar zijn, instandhoudingsreferentiepunten worden vastgesteld, uitgedrukt als preventieve referentiepunten (BPA) en grensreferentiepunten (BLIM).

(21)

Er moet worden voorzien in passende vrijwaringsmaatregelen om te waarborgen dat de streefdoelen worden gehaald en, indien nodig, om herstelmaatregelen op gang te brengen, onder meer wanneer een bestand tot onder de instandhoudingsreferentiepunten daalt. Die herstelmaatregelen dienen noodmaatregelen te omvatten overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, maximaal toegestane visserijinspanning en andere specifieke instandhoudingsmaatregelen.

(22)

Met het oog op transparante toegang tot de visserij en de verwezenlijking van de streefwaarden voor de visserijsterfte dient een visserijinspanningsregeling van de Unie te worden vastgesteld voor trawls, aangezien dit het meest gebruikte vistuig is voor demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee. Daartoe is het passend visserijinspanningsgroepen te bepalen zodat de Raad jaarlijks de maximaal toegestane visserijinspanning kan vaststellen, uitgedrukt in aantal visdagen. Waar nodig moet de visserijinspanningsregeling andere soorten vistuig omvatten.

(23)

Gezien de zorgwekkende toestand van veel demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee en ter vermindering van het huidige hoge niveau van de visserijsterfte moet de visserijinspanningsregeling voorzien in een significante vermindering van de visserijinspanning in de eerste vijf jaar van toepassing van het plan.

(24)

De lidstaten moeten specifieke maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de visserijinspanningsregeling doeltreffend en werkbaar is, door een methode voor de toewijzing van visserijinspanningsquota overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op te nemen, een vaartuigenlijst op te stellen, vismachtigingen af te geven en vijsserijinspanningsgegevens te registreren en door te zenden.

(25)

Teneinde bij te dragen aan het effectief beheer van de doelstellingen van het plan, en overeenkomstig de in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgenomen beginselen van goed bestuur, moet de lidstaten worden toegestaan regelingen van participatief management op lokaal niveau te stimuleren.

(26)

Om kraamgebieden, kwetsbare habitats en de kleinschalige visserij te beschermen moet het kustgebied regelmatig worden voorbehouden voor selectievere visserijen. Daarom moet in het plan worden vastgesteld dat elk jaar gedurende drie maanden niet met trawls mag worden gevist binnen zes zeemijlen uit de kust, behalve in gebieden die dieper zijn dan de dieptelijn van 100 m. Het moet mogelijk zijn andere gesloten gebieden in te stellen wanneer de vangsten van jonge heek daardoor met ten minste 20 % kunnen worden verminderd.

(27)

Er dienen verdere instandhoudingsmaatregelen te worden vastgesteld voor demersale bestanden. Op basis van wetenschappelijk advies zijn met name in gebieden met hoge concentraties paaiende exemplaren extra sluitingen wenselijk om de omvang van het momenteel ernstig beschadigde bestand volwassen heek veilig te stellen.

(28)

De voorzorgsbenadering moet van toepassing zijn op bijvangstbestanden en op demersale bestanden waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat herstelmaatregelen nodig zijn, moeten specifieke instandhoudingsmaatregelen worden vastgesteld overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(29)

Het plan moet voorzien in aanvullende technische instandhoudingsmaatregelen die moeten worden vastgesteld door middel van gedelegeerde handelingen. Dat is nodig om de doelstellingen van het plan te halen, met name wat betreft de instandhouding van demersale bestanden en de verbetering van de selectiviteit.

(30)

Met het oog op de naleving van de bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde aanlandingsverplichting dient het plan te voorzien in aanvullende beheersmaatregelen, die nader dienen te worden uitgewerkt overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(31)

Teneinde het plan tijdig te kunnen aanpassen aan technische en wetenschappelijke vooruitgang moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanvulling van deze verordening met herstelmaatregelen en technische instandhoudingsmaatregelen, de uitvoering van de aanlandingsverplichting en de wijziging van bepaalde elementen van het plan. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(32)

Voor de indiening van gemeenschappelijke aanbevelingen van lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moet de uiterste termijn worden vastgesteld, zoals voorgeschreven bij Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(33)

Om de vorderingen bij het verwezenlijken van de maximale duurzame opbrengst te beoordelen, moet het plan de mogelijkheid bieden tot regelmatige wetenschappelijke monitoring van de betrokken bestanden en, waar mogelijk, van bijvangstbestanden.

(34)

Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Commissie de toereikendheid en doeltreffendheid van deze verordening op gezette tijden beoordelen. Die beoordeling dient gebaseerd te zijn op een voorafgaande periodieke evaluatie van het plan die het WTECV uiterlijk op 17 juli 2024 en vervolgens elke drie jaar op basis van wetenschappelijk advies uitvoert. In die periode zou de aanlandingsverplichting ten volle kunnen worden uitgevoerd, zouden geregionaliseerde maatregelen kunnen worden vastgesteld en uitgevoerd en zouden de gevolgen van die maatregelen voor de bestanden en de visserijen voelbaar kunnen worden.

(35)

Met het oog op rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat maatregelen voor tijdelijke stopzetting die zijn vastgesteld om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken, geacht worden in aanmerking te komen voor steun krachtens Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(36)

Teneinde een evenwicht te bewerkstelligen tussen de vangstcapaciteit van de vloot en de beschikbare maximaal toegestane visserijinspanning, moet steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij beschikbaar worden gesteld met het oog op de definitieve beëindiging van visserijactiviteiten in de onder deze verordening vallende vlootsegmenten die onevenwichtigheden vertonen. Verordening (EU) nr. 508/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(37)

De verwachte economische en sociale effecten van het plan zijn naar behoren geëvalueerd voordat het plan werd opgesteld, overeenkomstig artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(38)

Aangezien de maximaal toegestane visserijinspanning voor elk kalenderjaar wordt vastgesteld, moeten de bepalingen aangaande de visserijinspanningsregeling van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2020. Rekening houdend met de duurzaamheid op milieugebied en op maatschappelijk en economisch gebied moeten de bepalingen over de FMSY-bandbreedtes en over de vrijwaringsmaatregelen voor bestanden die zich onder de preventieve referentiepunten (BPA) bevinden, van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2025,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt een meerjarenplan (hierna "het plan" genoemd) vastgesteld voor de instandhouding en de duurzame exploitatie van demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

2.   Deze verordening is van toepassing op de volgende bestanden:

a)

blauwrode diepzeegarnaal (Aristeus antennatus) in GFCM-deelgebieden 1, 5, 6 en 7;

b)

roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris) in de GFCM-deelgebieden 1, 5, 6 en 9-10-11;

c)

rode diepzeegarnaal (Aristaeomorpha foliacea) in de GFCM-deelgebieden 9-10-11;

d)

heek (Merluccius merluccius) in de GFCM-deelgebieden 1-5-6-7 en 9-10-11;

e)

langoustine (Nephrops norvegicus) in GFCM-deelgebieden 5, 6, 9 en 11;

f)

zeebarbeel (Mullus barbatus) in GFCM-deelgebieden 1, 5, 6, 7, 9, 10 en 11.

3.   Deze verordening is tevens van toepassing op bijvangstbestanden die in het westelijke deel van de Middellandse Zee worden gevangen bij de visserij op de in lid 2 opgesomde bestanden. Zij is eveneens van toepassing op alle andere demersale bestanden die in het westelijke deel van de Middellandse Zee worden gevangen en waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.

4.   Deze verordening is van toepassing op de commerciële visserij op de in de leden 2 en 3 bedoelde demersale bestanden in de wateren van de Unie of door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie van het westelijke deel van de Middellandse Zee.

5.   Deze verordening bevat ook nadere bepalingen voor de uitvoering van de aanlandingsverplichting in de wateren van de Unie van het westelijke deel van de Middellandse Zee voor alle bestanden van soorten waarvoor de aanlandingsverplichting krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geldt en die in het kader van demersale visserij gevangen zijn.

6.   Deze verordening voorziet in technische maatregelen, zoals vastgesteld in artikel 13, voor alle bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden naast de definities die zijn vastgesteld in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (11) en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1967/2006, de volgende definities:

1.   "westelijk deel van de Middellandse Zee": de wateren in de geografische deelgebieden (GDG's) nrs. 1 (Zee van Alborán (noord)), 2 (Alborán), 5 (Balearen), 6 (Noord-Spanje), 7 (Golfe du Lion), 8 (Corsica), 9 (Ligurische Zee en Tyrreense Zee (noord)), 10 (Tyrreense Zee (zuid)) en 11 (Sardinië) van de GFCM, als omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12);

2.   "de betrokken bestanden": de in artikel 1, lid 2, opgesomde bestanden;

3.   "meest kwetsbare bestand": het bestand waarvoor, op het tijdstip van de vaststelling van de maximaal toegestane visserijinspanning, de visserijsterfte voor het voorgaande jaar het verst verwijderd is van de FMSY-puntwaarde zoals bepaald in het best beschikbare wetenschappelijke advies;

4.   "FMSY-bandbreedte": een bandbreedte van in het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met name van het WTECV, of van een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, weergegeven waarden waarbij alle niveaus van visserijsterfte binnen de grenswaarden van die bandbreedte maximale duurzame opbrengsten (MDO) op de lange termijn opleveren bij een bepaald visserijpatroon en bij de heersende gemiddelde milieuomstandigheden, zonder beduidende nadelige gevolgen voor het reproductieproces voor de betrokken bestanden. De bandbreedte zorgt ervoor dat de langetermijnopbrengst ten hoogste 5 % lager is dan de MDO. De bandbreedte is geplafonneerd, zodat de waarschijnlijkheid dat het bestand onder het grensreferentiepunt (BLIM) terechtkomt, niet meer dan 5 % bedraagt;

5.   "FMSY-puntwaarde": de waarde van de geraamde visserijsterfte die, bij een bepaald visserijpatroon en bij de heersende gemiddelde milieuomstandigheden, een maximale opbrengst op de lange termijn oplevert;

6.   "MSY FLOWER": de laagste waarde binnen de FMSY-bandbreedte;

7.   "MSY FUPPER": de hoogste waarde binnen de FMSY-bandbreedte;

8.   "laagste segment van de FMSY-bandbreedte": een bandbreedte van waarden die gaat van MSY FLOWER tot de FMSY-puntwaarde;

9.   "hoogste segment van de FMSY-bandbreedte": een bandbreedte van waarden die gaat van de FMSY-puntwaarde tot MSY FUPPER;

10.   "BLIM": het grensreferentiepunt, uitgedrukt in paaibiomassa, als weergegeven in het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met name van het WTECV, of van een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, onder hetwelk de reproductiecapaciteit verminderd kan zijn;

11.   "BPA": het preventieve referentiepunt, uitgedrukt in paaibiomassa, als weergegeven in het beste beschikbare wetenschappelijke advies, met name van het WTECV, of van een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, dat garandeert dat de waarschijnlijkheid dat de paaibiomassa onder BLIM belandt, minder dan 5 % bedraagt;

12.   "visserijinspanningsgroep": een vlootbeheerseenheid van een lidstaat waarvoor een maximaal toegestane visserijinspanning is vastgesteld;

13.   "bestandsgroep": een groep gezamenlijk gevangen bestanden als vastgesteld in bijlage I;

14.   "visdag": een aaneengesloten periode van 24 uur, of een gedeelte daarvan, tijdens welke een vaartuig zich in het westelijk deel van de Middellandse Zee bevindt en buitengaats is.

Artikel 3

Doel

1.   Het plan is gebaseerd op een visserijinspanningsregeling en beoogt bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vermelde doelstellingen van het GVB, met name door de toepassing van de voorzorgsbenadering bij het visserijbeheer, alsmede ervoor te zorgen dat de biologische rijkdommen van de zee zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de beviste soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.

2.   Het plan draagt bij tot het uitbannen van teruggooi door ongewenste vangsten zo veel mogelijk te voorkomen en te beperken, alsook tot de tenuitvoerlegging van de bij artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 ingestelde aanlandingsverplichting voor de onder deze verordening vallende bestanden waarvoor krachtens Unierecht minimuminstandhoudingsreferentiegrootten gelden.

3.   Het plan past de ecosysteemgerichte benadering toe op het visserijbeheer teneinde ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt. Het is in overeenstemming met de milieuwetgeving van de Unie, met name met de doelstelling om uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand te bereiken, zoals omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG.

4.   Het plan heeft met name tot doel:

a)

ervoor te zorgen dat de in beschrijvend element 3 van bijlage I bij Richtlijn 2008/56/EG beschreven voorwaarden worden vervuld;

b)

bij te dragen tot de vervulling van andere relevante beschrijvende elementen van bijlage I bij Richtlijn 2008/56/EG, in verhouding tot de rol die de visserijen voor de vervulling ervan spelen; en

c)

bij te dragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen die zijn opgenomen in de artikelen 4 en 5 van Richtlijn 2009/147/EG en de artikelen 6 en 12 van Richtlijn 92/43/EEG, met name om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor kwetsbare habitats en beschermde soorten tot een minimum worden beperkt.

5.   De maatregelen in het kader van het plan worden genomen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies.

HOOFDSTUK II

STREEFDOELEN, INSTANDHOUDINGSREFERENTIEPUNTEN EN VRIJWARINGSMAATREGELEN

Artikel 4

Streefdoelen

1.   Het streefdoel voor visserijsterfte binnen de in artikel 2 omschreven FMSY-bandbreedtes wordt voor de betrokken bestanden geleidelijk toenemend, uiterlijk in 2020 indien mogelijk, en in ieder geval uiterlijk op 1 januari 2025 verwezenlijkt en wordt van dan af gehandhaafd binnen de FMSY-bandbreedtes.

2.   Met name het WTECV, of een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, wordt verzocht om de FMSY-bandbreedtes op basis van het plan te verstrekken.

3.   Overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 stelt de Raad, wanneer hij de maximaal toegestane visserijinspanning vaststelt, die visserijinspanning voor elke visserijinspanningsgroep vast binnen de FMSY-bandbreedte die op dat moment beschikbaar is voor het meest kwetsbare bestand.

4.   Niettegenstaande de leden 1 en 3 kan de maximaal toegestane visserijinspanning worden vastgesteld op een niveau dat lager ligt dan de FMSY-bandbreedte.

5.   Niettegenstaande de leden 1 en 3 kan de maximaal toegestane visserijinspanning worden vastgesteld op een niveau dat hoger ligt dan de FMSY-bandbreedte die op dat moment beschikbaar is voor het meest kwetsbare bestand, mits alle betrokken bestanden zich boven het BPA bevinden:

a)

indien dat op grond van het best beschikbare wetenschappelijk advies of bewijs noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3 in het geval van gemengde visserijen;

b)

indien dat op grond van het best beschikbare wetenschappelijk advies of bewijs noodzakelijk is om ernstige schade aan een bestand als gevolg van wisselwerkingen binnen of tussen soorten te vermijden, of

c)

om schommelingen in de maximaal toegestane visserijinspanning tussen opeenvolgende jaren te beperken tot niet meer dan 20 %.

6.   Wanneer er voor een in artikel 1, lid 2, vermeld bestand geen FMSY-bandbreedtes kunnen worden bepaald vanwege het ontbreken van adequate wetenschappelijke informatie, wordt dat bestand beheerd overeenkomstig artikel 12 tot er FMSY-bandbreedtes beschikbaar zijn op grond van lid 2 van dit artikel.

Artikel 5

Instandhoudingsreferentiepunten

Voor de toepassing van artikel 6 wordt met name het WTECV, of een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend, op basis van het plan verzocht om de volgende instandhoudingsreferentiepunten te verstrekken:

a)

preventieve referentiepunten, uitgedrukt in paaibiomassa (BPA), en

b)

grensreferentiepunten, uitgedrukt in paaibiomassa (BLIM).

Artikel 6

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de betrokken bestanden onder het BPA ligt, worden alle passende herstelmaatregelen genomen om ervoor te zorgen dat het betrokken bestand snel weer boven een niveau wordt gebracht dat de MDO kan opleveren. In het bijzonder wordt, niettegenstaande artikel 4, lid 3, de maximaal toegestane visserijinspanning vastgesteld op een niveau dat overeenkomt met een visserijsterfte die is teruggebracht op een waarde binnen de FMSY-bandbreedte voor het meest kwetsbare bestand, rekening houdend met de afname van de biomassa van dat bestand.

2.   Wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat de paaibiomassa van een van de betrokken bestanden onder het BLIM ligt, worden verdere herstelmaatregelen vastgesteld om ervoor te zorgen dat de betrokken bestanden snel weer boven een niveau worden gebracht dat de MDO kan opleveren. In het bijzonder kunnen dergelijke herstelmaatregelen, niettegenstaande artikel 4, lid 3, inhouden dat de gerichte visserij op de betrokken bestanden wordt geschorst en de maximaal toegestane visserijinspanning op passende wijze wordt verlaagd.

3.   De in dit artikel bedoelde herstelmaatregelen kunnen bestaan in:

a)

maatregelen op grond van de artikelen 7, 8 en 11 tot en met 14 van deze verordening, en

b)

noodmaatregelen overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4.   De keuze van de in dit artikel bedoelde maatregelen wordt gemaakt navenant de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de situatie waarbij de paaibiomassa zich onder de in artikel 5 bedoelde niveaus bevindt.

HOOFDSTUK III

VISSERIJINSPANNING

Artikel 7

Visserijinspanningsregeling

1.   Een visserijinspanningsregeling is van toepassing op alle vaartuigen van de lengteklassen als omschreven in bijlage I die vissen met trawls in de gebieden en op de bestandsgroepen als omschreven in bijlage I.

2.   Elk jaar bepaalt de Raad op basis van wetenschappelijk advies en op grond van artikel 4 per lidstaat een maximaal toegestane visserijinspanning voor elke visserijinspanningsgroep.

3.   In afwijking van artikel 3, lid 1, en niettegenstaande lid 2 van dit artikel geldt tijdens de eerste vijf jaar van toepassing van het plan het volgende:

a)

voor het eerste jaar van toepassing van het plan wordt de maximaal toegestane visserijinspanning, met uitzondering van de deelgebieden waar de visserijinspanning tijdens de uitgangsperiode al met meer dan 20 % is verlaagd, met 10 % verlaagd ten opzichte van de uitgangswaarde;

b)

voor het tweede tot en met het vijfde jaar van toepassing van het plan wordt de maximaal toegestane visserijinspanning tijdens die periode verlaagd met ten hoogste 30 %. De verlaging van de visserijinspanning kan worden aangevuld met alle relevante technische of andere instandhoudingsmaatregelen die overeenkomstig het Unierecht worden genomen om de FMSY uiterlijk op 1 januari 2025 te verwezenlijken.

4.   De in lid 3 bedoelde uitgangswaarde wordt door elke lidstaat voor elke visserijinspanningsgroep of deelgebied berekend als de gemiddelde visserijinspanning uitgedrukt in aantal visdagen tussen 1 januari 2015 en 31 december 2017 en daarbij wordt alleen rekening gehouden met de vaartuigen die tijdens die periode actief waren.

5.   Wanneer het best beschikbare wetenschappelijke advies wijst op significante vangsten van een bepaald bestand met ander vistuig dan trawls, kan de maximaal toegestane visserijinspanning voor het vistuig in kwestie worden vastgesteld op basis van dat wetenschappelijke advies.

Artikel 8

Recreatievisserij

1.   Wanneer uit wetenschappelijk advies blijkt dat de recreatievisserij significante gevolgen heeft voor de visserijsterfte bij een in artikel 1, lid 2, vermeld bestand kan de Raad niet-discriminerende beperkingen voor recreatievissers vaststellen.

2.   Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde beperkingen hanteert de Raad transparante en objectieve criteria, waaronder sociale, economische en milieucriteria. De criteria die worden gehanteerd, kunnen onder meer betrekking hebben op de impact van de recreatievisserij op het milieu, het maatschappelijke belang van die activiteit en de bijdrage ervan aan de economie in kustgebieden.

3.   In voorkomend geval nemen de lidstaten noodzakelijke en evenredige maatregelen voor het controleren en verzamelen van gegevens op basis waarvan een betrouwbare raming kan worden verricht van de feitelijke vangstniveaus in de recreatievisserij.

Artikel 9

Verplichtingen van de lidstaten

1.   De lidstaten beheren de maximaal toegestane visserijinspanning overeenkomstig de in de artikelen 26 tot en met 34 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 vastgestelde voorwaarden.

2.   Elke lidstaat bepaalt een methode voor de toewijzing van de maximaal toegestane visserijinspanning aan individuele vaartuigen of groepen vaartuigen die zijn vlag voeren, in overeenstemming met de in artikel 17 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde criteria.

3.   Een lidstaat mag de hem toegewezen visserijinspanning wijzigen door visdagen over te dragen tussen visserijinspanningsgroepen van hetzelfde geografische gebied, op voorwaarde dat de lidstaat een omrekeningsfactor hanteert die wordt geschraagd door het best beschikbare wetenschappelijke advies. De uitgewisselde visdagen en de omrekeningsfactor worden onmiddellijk en uiterlijk na tien werkdagen beschikbaar gesteld aan de Commissie en de andere lidstaten.

4.   Wanneer een lidstaat toestaat dat onder zijn vlag varende vaartuigen vissen met trawlnetten, zorgt hij ervoor dat dergelijke visserij is beperkt tot maximaal 15 uur per visdag, vijf visdagen per week of het equivalent daarvan.

De lidstaten mogen een afwijking van maximaal 18 uur per visdag toestaan om rekening te houden met de vaartijd tussen de haven en de visgrond. Die afwijkingen worden onverwijld meegedeeld aan de Commissie en de andere betrokken lidstaten.

5.   Niettegenstaande lid 3 wordt, wanneer een vaartuig op één visdag vist op twee verschillende bestandsgroepen, een halve dag in mindering gebracht op de maximaal toegestane visserijinspanning voor dat vaartuig voor elke bestandsgroep.

6.   Voor de vaartuigen die zijn vlag voeren en de betrokken bestanden bevissen, geeft elke lidstaat vismachtigingen af voor de in bijlage I bedoelde gebieden overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat de totale capaciteit (uitgedrukt in BT en kW) waarvoor overeenkomstig lid 6 vismachtigingen zijn afgegeven, niet wordt verhoogd tijdens de looptijd van het plan.

8.   Elke lidstaat stelt een lijst op van de vaartuigen waaraan overeenkomstig lid 6 een vismachtiging is afgegeven, actualiseert die lijst en stelt haar ter beschikking van de Commissie en de andere lidstaten. De lidstaten zenden hun lijsten voor de eerste maal toe binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens uiterlijk op 30 november van elk jaar.

9.   De lidstaten monitoren hun visserijinspanningsregeling en garanderen dat de maximaal toegestane visserijinspanning als bedoeld in artikel 7 de vastgestelde grenzen niet overschrijdt.

10.   In overeenstemming met de beginselen van goed bestuur als vastgesteld in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, kunnen de lidstaten regelingen voor participatief management op lokaal niveau stimuleren om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken.

Artikel 10

Doorzenden van relevante gegevens

1.   De lidstaten registreren de visserijinspanningsgegevens en sturen die door aan de Commissie in overeenstemming met artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en de artikelen 146 quater, 146 quinquies en 146 sexies van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (13).

2.   De visserijinspanningsgegevens worden samengevoegd per maand en bevatten de in bijlage II vermelde informatie. Het formaat van de samengevoegde gegevens is de XML-schemadefinitie, gebaseerd op UN/CEFACT-norm P1000-12.

3.   De lidstaten zenden de in lid 1 bedoelde visserijinspanningsgegevens vóór de vijftiende van elke maand naar de Commissie.

HOOFDSTUK IV

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

Artikel 11

Gesloten gebieden

1.   Bovenop de bepalingen van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 geldt dat het gebruik van trawls in het westelijke deel van de Middellandse Zee elk jaar gedurende drie, indien passend aaneengesloten, maanden verboden is binnen zes zeemijlen uit de kust, behalve in gebieden die dieper zijn dan de dieptelijn van 100 m, op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies. Die jaarlijkse sluiting voor een periode van drie maanden wordt door elke lidstaat bepaald en geldt tijdens de meest relevante periode die wordt vastgesteld op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies. Die periode wordt onverwijld meegedeeld aan de Commissie en de andere betrokken lidstaten.

2.   In afwijking van lid 1 en op voorwaarde dat de afwijking wordt gerechtvaardigd door bijzondere geografische beperkingen, zoals de beperkte afmetingen van het continentaal plat of de lange afstanden naar de visgronden, mogen de lidstaten op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies andere gesloten gebieden instellen, op voorwaarde dat er een vermindering van ten minste 20 % van de vangsten van jonge heek in elk geografisch deelgebied wordt bereikt. De afwijking wordt onverwijld meegedeeld aan de Commissie en de andere betrokken lidstaten.

3.   Uiterlijk op 17 juli 2021 en op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies stellen de betrokken lidstaten andere gesloten gebieden in wanneer er aanwijzingen zijn van een hoge concentratie jonge vis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte en van paaiplaatsen van demersale bestanden, in het bijzonder voor de betrokken bestanden.

4.   De op grond van lid 3 ingestelde nieuwe gesloten gebieden worden met name beoordeeld door het WTECV of door een vergelijkbare onafhankelijke wetenschappelijke instantie die op het niveau van de Unie of op internationaal niveau wordt erkend. Indien uit die beoordeling blijkt dat die gesloten gebieden niet stroken met hun doelstellingen, herzien de lidstaten de gesloten gebieden in het licht van de aanbevelingen.

5.   Wanneer de in lid 3 van dit artikel bedoelde gesloten gebieden gevolgen hebben voor vissersvaartuigen van verschillende lidstaten, is de Commissie bevoegd om op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en artikel 18 van de onderhavige verordening gedelegeerde handelingen tot instelling van de betrokken gesloten gebieden vast te stellen.

Artikel 12

Beheer van bijvangstbestanden en demersale bestanden waarvoor onvoldoende gegevens beschikbaar zijn

1.   De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde bestanden worden beheerd op basis van de voorzorgsbenadering van het visserijbeheer als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2.   Beheersmaatregelen voor de in artikel 1, lid 3, bedoelde bestanden, met name technische instandhoudingsmaatregelen zoals die welke zijn vermeld in artikel 13, worden vastgesteld met inachtneming van het best beschikbare wetenschappelijke advies.

Artikel 13

Specifieke instandhoudingsmaatregelen

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 18 van deze verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de volgende technische instandhoudingsmaatregelen vast te stellen:

a)

de specificatie van kenmerken en gebruiksvoorschriften van vistuig, om te zorgen voor selectiviteit of deze te verbeteren, ongewenste vangsten te verminderen of de negatieve gevolgen op het ecosysteem tot een minimum te beperken;

b)

de specificatie van aanpassingen van of aanvullende hulpmiddelen voor vistuig, om de selectiviteit te behouden of te verbeteren, ongewenste vangsten te verminderen of de negatieve gevolgen op het ecosysteem tot een minimum te beperken;

c)

de beperking van of het verbod op het gebruik van bepaald vistuig en visserijactiviteiten in bepaalde gebieden of perioden, om paaiende vis, vis die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte of niet-doelvissoorten te beschermen of de negatieve gevolgen op het ecosysteem tot een minimum te beperken;

d)

de vaststelling van minimuminstandhoudingsreferentiegrootten voor de bestanden waarop deze verordening van toepassing is, om de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen te waarborgen, en

e)

maatregelen inzake de recreatievisserij.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen dragen bij tot de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen.

HOOFDSTUK V

AANLANDINGSVERPLICHTING

Artikel 14

Bepalingen betreffende de aanlandingsverplichting

Voor alle bestanden van soorten in het westelijke deel van de Middellandse Zee waarvoor de aanlandingsverplichting geldt krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en voor incidentele vangsten van pelagische soorten in visserijen die de in artikel 1, lid 2, opgesomde bestanden exploiteren waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is, is de Commissie bevoegd om, na raadpleging van de lidstaten, overeenkomstig artikel 18 van deze verordening en artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door nadere bepalingen met betrekking tot die verplichting vast te leggen, als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

HOOFDSTUK VI

REGIONALISERING

Artikel 15

Regionale samenwerking

1.   Artikel 18, leden 1 tot en met 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is van toepassing op de in de artikelen 11 tot en met 14 van deze verordening bedoelde maatregelen.

2.   Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel kunnen lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer gezamenlijke aanbevelingen indienen overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013:

a)

voor de eerste keer niet later dan twaalf maanden na 16 juli 2019 en vervolgens niet later dan twaalf maanden na elke indiening van een evaluatie van het plan overeenkomstig artikel 17, lid 2, van deze verordening;

b)

uiterlijk op 1 juli van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de maatregelen moeten worden toegepast; en/of

c)

wanneer zij dat noodzakelijk achten, met name wanneer de toestand van een van de bestanden waarop deze verordening van toepassing is, plotseling verandert.

3.   De krachtens de artikelen 11 tot en met 14 van deze verordening toegekende bevoegdheden laten de bevoegdheden die krachtens andere bepalingen van het Unierecht aan de Commissie zijn verleend, onder andere krachtens Verordening (EU) nr. 1380/2013, onverlet.

HOOFDSTUK VII

WIJZIGINGEN EN FOLLOW-UP

Artikel 16

Wijzigingen van het plan

1.   Wanneer wetenschappelijk advies wijst op een verandering in de geografische spreiding van de betrokken bestanden, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 18 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de in artikel 1, lid 2, en bijlage I vermelde gebieden aan die verandering aan te passen.

2.   Wanneer de Commissie op basis van wetenschappelijk advies van oordeel is dat de lijst van de betrokken bestanden moet worden gewijzigd, kan de Commissie een voorstel tot wijziging van die lijst indienen.

Artikel 17

Monitoring en evaluatie van het plan

1.   Voor het in artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde jaarverslag omvatten de kwantificeerbare indicatoren onder meer jaarlijkse ramingen van de huidige visserijsterfte over FMSY (F/FMSY), paaibiomassa (PBM) en sociaal-economische indicatoren voor de betrokken bestanden en, waar mogelijk, voor de bijvangstbestanden. Deze kunnen worden aangevuld met andere indicatoren op basis van het wetenschappelijke advies.

2.   Uiterlijk op 17 juli 2024 en vervolgens om de drie jaar brengt de Commissie verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de resultaten en de effecten van het plan op de betrokken bestanden en op de visserijen die deze bestanden exploiteren, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 3.

HOOFDSTUK VIII

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 18

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 11 tot en met 14 en 16 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 11 tot en met 14 en 16 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een in het besluit genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgevingen aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van de artikelen 11 tot en met 14 en 16 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

HOOFDSTUK IX

EUROPEES FONDS VOOR MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ

Artikel 19

Steun uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Maatregelen voor tijdelijke stopzetting die zijn vastgesteld om de doelstellingen van het plan te verwezenlijken, worden voor de toepassing van artikel 33, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 508/2014 als de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten beschouwd.

Artikel 20

Wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 wat betreft bepaalde voorschriften betreffende het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Artikel 34 van Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1.

lid 4 wordt vervangen door:

"4.   Steun op grond van dit artikel mag tot en met 31 december 2017 worden verleend, behalve wanneer definitieve stopzettingsmaatregelen worden vastgesteld ter verwezenlijking van de doelstellingen van het meerjarenplan voor de instandhouding en duurzame exploitatie van demersale bestanden in het westelijke deel van de Middellandse Zee, ingesteld bij Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

(*1)  Verordening (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor de visserijen die demersale bestanden exploiteren in het westelijke deel van de Middellandse Zee en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 508/2014 (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 1).";"

2.

het volgende lid wordt toegevoegd:

"4 bis.   Uitgaven voor definitieve stopzettingsmaatregelen die zijn vastgesteld ter verwezenlijking van de doelstellingen van Verordening (EU) 2019/1022 komen vanaf de inwerkingtreding van die verordening in aanmerking voor steun uit het EFMZV.".

HOOFDSTUK X

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Rekening houdend met de ecologische, sociale en economische duurzaamheid, zijn artikel 4 en artikel 6, lid 1, van toepassing met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 7 is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 367 van 10.10.2018, blz. 103.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 juni 2019.

(3)  Ministeriële verklaring MedFish4Ever van Malta. Ministeriële conferentie inzake de duurzaamheid van de visserij in de Middellandse Zee (Malta, 30 maart 2017).

(4)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(5)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(6)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).

(7)  Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).

(8)  Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).

(9)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(10)  Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).

(11)  Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).

(12)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

Visserijinspanningsregeling

(als bedoeld in artikel 7)

De visserijinspanningsgroepen worden als volgt gedefinieerd:

A)

Trawls waarmee wordt gevist op zeebarbeel, heek, roze diepzeegarnaal en langoustine in het continentaal plat en het hoogste gedeelte van de continentale helling

Vistuigtype

Geografisch gebied

Bestandsgroepen

Lengte over alles van de vaartuigen

Code visserijinspanningsgroep

Trawls

(TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP)

GFCM-deelgebieden 1-2-5-6-7

zeebarbeel in deelgebieden 1, 5, 6 en 7; heek in deelgebieden 1-5-6-7; roze diepzeegarnaal in deelgebieden 1, 5 en 6; en langoustine in deelgebieden 5 en 6.

< 12 m

EFF1/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

EFF1/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

EFF1/MED1_TR3

≥ 24 m

EFF1/MED1_TR4

GFCM-deelgebieden 8-9-10-11

zeebarbeel in deelgebieden 9, 10 en 11; heek in deelgebieden 9-10-11; roze diepzeegarnaal in deelgebieden 9-10-11; en langoustine in deelgebieden 9 en 10.

< 12 m

EFF1/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

EFF1/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

EFF1/MED2_TR3

≥ 24 m

EFF1/MED1_TR4

B)

Trawls waarmee wordt gevist op blauwrode diepzeegarnaal en rode diepzeegarnaal in de diepzee

Vistuigtype

Geografisch gebied

Bestandsgroepen

Lengte over alles van de vaartuigen

Code visserijinspanningsgroep

Trawls

(TBB, OTB, PTB, TBN, TBS, TB, OTM, PTM, TMS, TM, OTT, OT, PT, TX, OTP, TSP)

GFCM-deelgebieden 1-2-5-6-7

blauwrode diepzeegarnaal in deelgebieden 1, 5, 6 en 7.

< 12 m

EFF2/MED1_TR1

≥ 12 m en < 18 m

EFF2/MED1_TR2

≥ 18 m en < 24 m

EFF2/MED1_TR3

≥ 24 m

EFF2/MED1_TR4

GFCM-deelgebieden 8-9-10-11

rode diepzeegarnaal in deelgebieden 9, 10 en 11.

< 12 m

EFF2/MED2_TR1

≥ 12 m en < 18 m

EFF2/MED2_TR2

≥ 18 m en < 24 m

EFF2/MED2_TR3

≥ 24 m

EFF2/MED1_TR4


BIJLAGE II

Lijst van informatie betreffende visserijinspanningsgegevens

(als bedoeld in artikel 10)

Informatie

Definitie en opmerkingen

1.

Lidstaat

ISO-drielettercode van de rapporterende vlaggenlidstaat

2.

Visserijinspanningsgroep

Code visserijinspanningsgroep als vastgesteld in bijlage I

3.

Visserijinspanningsperiode

Begin- en einddatum van de verslagmaand

4

Aangifte van visserijinspanning

Totaal aantal visdagen


Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Raad

Het Europees Parlement en de Raad zijn voornemens de bevoegdheid krachtens artikel 13 van onderhavige verordening om technische maatregelen vast te stellen via gedelegeerde handelingen, in te trekken zodra zij een nieuwe verordening inzake technische maatregelen vaststellen waarin bevoegdheidsdelegatie is opgenomen met betrekking tot dezelfde maatregelen.


RICHTLIJNEN

26.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/18


RICHTLIJN (EU) 2019/1023 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 (Richtlijn betreffende herstructurering en insolventie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 53 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Deze richtlijn heeft als doel bij te dragen tot het goede functioneren van de interne markt en een eind te maken aan de belemmeringen voor het uitoefenen van fundamentele vrijheden zoals het vrije verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging, die voortvloeien uit verschillen tussen nationale regelingen en procedures inzake preventieve herstructurering, insolventie, kwijtschelding van schuld en beroepsverboden. Deze richtlijn beoogt, zonder afbreuk te doen aan de grondrechten en fundamentele vrijheden van werknemers, deze belemmeringen weg te nemen door ervoor te zorgen dat: levensvatbare ondernemingen en ondernemers in financiële moeilijkheden toegang hebben tot doeltreffende nationale preventieve herstructureringsstelsels die hen in staat stellen hun activiteiten voort te zetten; eerlijke ondernemers die insolvent zijn of een overmatige schuldenlast hebben na een redelijke termijn een volledige kwijtschelding van schuld kunnen krijgen waardoor hen een tweede kans wordt gegeven; en dat de procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld efficiënter worden, in het bijzonder om de duur ervan te verkorten.

(2)

De herstructurering moet schuldenaren in financiële moeilijkheden in staat stellen hun activiteiten geheel of gedeeltelijk voort te zetten, door een wijziging van de samenstelling, de voorwaarden of de structuur van hun activa en hun passiva, of van elk ander onderdeel van hun kapitaalstructuur — met inbegrip van de verkoop van bedrijfsmiddelen of bedrijfsonderdelen, of, indien het nationale recht daarin voorziet, het bedrijven zelf — en door operationele wijzigingen uit te voeren. Tenzij anders specifiek is bepaald in het nationale recht, moeten operationele wijzigingen, zoals de beëindiging of wijziging van overeenkomsten of de verkoop of andere vervreemding van activa voldoen aan de algemene voorschriften van het nationaal recht voor dergelijke maatregelen, met name civielrechtelijke en arbeidsrechtelijke regels. Eventuele schuldconversies moeten ook voldoen aan waarborgen overeenkomstig het nationaal recht. Preventieve herstructureringsstelsels moeten de schuldenaren vooral in staat stellen om in een vroeg stadium effectief te herstructureren en om insolventie te voorkomen, zodat de onnodige vereffening van levensvatbare bedrijven wordt beperkt. Deze stelsels moeten helpen om te voorkomen dat banen, knowhow en vaardigheden verloren gaan, en leiden tot een zo groot mogelijke totale waarde voor schuldeisers – ten opzichte van wat zij zouden ontvangen bij vereffening van de activa van de onderneming of in het best mogelijke alternatieve scenario bij ontbreken van een plan –, alsmede voor de eigenaars en de economie in haar geheel.

(3)

Preventieve herstructureringsstelsels moeten ook voorkomen dat het aantal niet-renderende leningen stijgt. Als er effectieve preventieve herstructureringsstelsels beschikbaar zijn, zullen maatregelen worden genomen voordat ondernemingen hun leningen niet meer kunnen afbetalen, met als resultaat een kleiner risico dat leningen bij laagconjunctuur oninbaar worden, en minder negatieve gevolgen daarvan voor de financiële sector. Een aanzienlijk percentage ondernemingen en banen zou behouden kunnen blijven als er in alle lidstaten waar ondernemingen vestigingen, bedrijfsmiddelen of crediteuren hebben, preventieve stelsels voorhanden zouden zijn. In de herstructureringsstelsels moeten de rechten van alle betrokken partijen, inclusief werknemers, op een evenwichtige manier worden beschermd. Tegelijkertijd moeten niet-levensvatbare ondernemingen zonder overlevingskansen zo snel mogelijk worden vereffend. Wanneer een schuldenaar in financiële moeilijkheden economisch niet levensvatbaar is of zijn economische levensvatbaarheid niet onmiddellijk kan worden hersteld, kunnen herstructureringsinspanningen ertoe leiden dat sneller verliezen worden gemaakt en deze zich opstapelen, ten nadele van schuldeisers, werknemers en andere betrokkenen, en van de economie als geheel.

(4)

Er bestaan verschillen tussen de lidstaten wat betreft de procedures die voor schuldenaren in financiële moeilijkheden beschikbaar zijn om hun onderneming te herstructureren. Bepaalde lidstaten hebben een beperkte reeks procedures die bedrijven alleen in staat stellen in een relatief laat stadium te herstructureren, in het kader van insolventieprocedures. In andere lidstaten is herstructurering in een vroeger stadium mogelijk, maar zijn de beschikbare procedures minder effectief dan zij zouden kunnen zijn, of ze zijn erg formalistisch, met name omdat ze het gebruik van buitengerechtelijke regelingen beperken. Preventieve oplossingen zijn binnen het insolventierecht een groeiende trend. Anders dan vroeger, toen ondernemingen in financiële moeilijkheden doorgaans werden vereffend, worden nu meer maatregelen genomen om de financiële gezondheid van dergelijke ondernemingen te herstellen, of althans de nog levensvatbare delen ervan te redden. Mede door deze aanpak wordt, naast andere voordelen voor de economie, de werkgelegenheid behouden of minder banenverlies geleden. Bovendien varieert de mate van betrokkenheid in preventieve herstructureringsstelsels van rechterlijke of administratieve instanties of door dergelijke instanties aangewezen personen van geen of minimale betrokkenheid in enkele lidstaten tot volledige betrokkenheid in andere lidstaten. Zo ook variëren de nationale regels die ondernemers een tweede kans geven, door met name de schulden te kwijten die zij zijn aangegaan tijdens hun bedrijfsactiviteit, tussen de lidstaten met betrekking tot de kwijtscheldingsperiode en de voorwaarden voor een dergelijke kwijtschelding.

(5)

In veel lidstaten duurt het meer dan drie jaar voordat insolvente maar eerlijke ondernemers schuldenvrij worden en een nieuwe start kunnen maken. Inefficiënte regelingen voor kwijtschelding van schuld en beroepsverbod zorgen ervoor dat ondernemers naar een ander rechtsgebied moeten verhuizen om binnen een redelijke termijn een nieuwe start te kunnen maken, met aanzienlijke extra kosten voor zowel de schuldeisers als de ondernemers zelf. Langdurige beroepsverboden, waarmee een tot kwijtschelding van schuld leidende procedure vaak gepaard gaat, belemmeren de vrijheid om een zelfstandige ondernemersactiviteit te beginnen en uit te oefenen.

(6)

De veel te lange duur van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld in verscheidene lidstaten is een belangrijke factor die tot lage terugvorderingspercentages leidt en investeerders afschrikt om zaken te doen in rechtsgebieden waar procedures erg lang kunnen aanslepen en onnodig veel kosten met zich mee kunnen brengen.

(7)

Verschillen tussen de lidstaten wat betreft de procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld leiden voor investeerders tot extra kosten bij het inschatten van het risico dat schuldenaren in één of meer lidstaten in financiële moeilijkheden raken of van het risico van het investeren in levensvatbare ondernemingen in financiële moeilijkheden, alsmede van de extra kosten van het herstructureren van bedrijven met vestigingen, schuldeisers of activa in andere lidstaten. Dit is met name het geval bij de herstructurering van internationale groepen van bedrijven. Investeerders vermelden onzekerheid over insolventieregels of het risico van langdurige of complexe insolventieprocedures in een andere lidstaat als een van de belangrijkste redenen om niet te investeren of geen zakelijke betrekkingen aan te gaan buiten de lidstaat waar ze zijn gevestigd. Deze onzekerheid is een negatieve prikkel die de vrijheid van vestiging, de bevordering van ondernemerschap en het goede functioneren van de interne markt belemmert. Met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ("kmo's") hebben meestal niet de middelen om de aan grensoverschrijdende activiteiten verbonden risico's te beoordelen.

(8)

De verschillen tussen de lidstaten wat betreft de procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld leiden tot ongelijke voorwaarden voor de toegang tot krediet en tot ongelijke terugvorderingspercentages in de lidstaten. Verdere harmonisatie op het gebied van herstructurering, insolventie, kwijtschelding van schuld en beroepsverboden is dan ook onontbeerlijk voor een goed functionerende interne markt in het algemeen en voor een functionerende kapitaalmarktenunie in het bijzonder, en voor de veerkracht van de Europese economieën, inclusief het behoud en het scheppen van banen.

(9)

De extra van een risicobeoordeling en van de grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van vorderingen voor schuldeisers van ondernemers met een overmatige schuldenlast die naar een andere lidstaat verhuizen om op veel kortere termijn een kwijtschelding van schuld te krijgen, moeten ook worden beperkt. Ook de extra kosten voor ondernemers doordat ze naar een andere lidstaat moeten verhuizen om een kwijtschelding van schuld te krijgen, moeten worden verminderd. Voorts wordt ondernemerschap belemmerddoor de belemmeringen die voortvloeien uit langdurige beroepsverboden die gekoppeld zijn aan de insolventie of de overmatige schuldenlast van een ondernemer.

(10)

Een herstructurering, met name een omvangrijke die ingrijpende gevolgen heeft, moet gebaseerd zijn op een dialoog met de belanghebbenden. Die dialoog moet betrekking hebben op de keuze van de beoogde maatregelen voor het halen van de doelstellingen van de herstructureringsoperatie alsmede op alternatieve opties, en er moet gepaste betrokkenheid van werknemersvertegenwoordigers zijn zoals bepaald in het Unierecht en het nationale recht.

(11)

De belemmeringen voor de uitoefening van fundamentele vrijheden zijn niet beperkt tot louter grensoverschrijdende situaties. In een steeds meer verweven interne markt, waarop goederen, diensten, kapitaal en werknemers vrij circuleren, met een almaar sterkere digitale dimensie, kan slechts een zeer beperkt aantal bedrijven als puur nationaal worden beschouwd als rekening wordt gehouden met alle relevante elementen, zoals klantenbestand, toeleveringsketen, omvang van activiteiten, beleggersbestand en kapitaalbasis. Zelfs een zuiver nationale insolventie kan een effect hebben op het functioneren van de interne markt via het zogenaamde domino-effect waarbij de insolventie van een schuldenaar meerdere insolventies in de toeleveringsketen kan veroorzaken.

(12)

Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en van de Raad (4) heeft betrekking op kwesties als rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging, toepasselijk recht en samenwerking in grensoverschrijdende insolventieprocedures, en op de onderlinge koppeling van insolventieregisters. Het toepassingsgebied ervan omvat preventieve procedures die de redding van economisch levensvatbare schuldenaars bevorderen, alsmede kwijtingsprocedures voor ondernemers en andere natuurlijke personen. Die verordening pakt echter niet de verschillen aan tussen de nationale wetten die deze procedures regelen. Voorts zou een instrument dat louter beperkt blijft tot grensoverschrijdende insolventie, niet alle belemmeringen voor vrij verkeer wegnemen, en het zou voor investeerders ook niet doenlijk zijn om vooraf te bepalen of de potentiële financiële moeilijkheden van de schuldenaar in de toekomst grensoverschrijdend dan wel binnenlands van aard zullen zijn. Het is daarom nodig om verder te gaan dan thema's van justitiële samenwerking en wezenlijke minimumnormen vast te stellen voor preventieve herstructureringsprocedures en procedures met schuldbevrijdende werking voor ondernemers.

(13)

Deze richtlijn dient het toepassingsgebied van Verordening (EU) 2015/848 onverlet te laten. Deze richtlijn beoogt volledige verenigbaarheid met en strekt tot aanvulling van die verordening door van de lidstaten te verlangen dat zij preventieve herstructureringsprocedures invoeren die aan bepaalde minimumnormen inzake effectiviteit voldoen. Deze richtlijn houdt geen wijziging in van de in die verordening gehanteerde aanpak waarbij de lidstaten wordt toegestaan procedures te handhaven of in te voeren die niet voldoen aan de bekendmakingsvoorwaarde voor kennisgeving overeenkomstig bijlage A van die verordening. Hoewel deze richtlijn niet voorschrijft dat binnen haar toepassingsgebied vallende procedures aan alle voorwaarden voor kennisgeving overeenkomstig die bijlage voldoen, is het de bedoeling dat zij de grensoverschrijdende erkenning van deze procedures en de erkenning en de tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken vergemakkelijkt.

(14)

Het voordeel van de toepassing van Verordening (EU) 2015/848 is dat zij waarborgen biedt tegen misbruik van het verplaatsen van het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar tijdens grensoverschrijdende insolventieprocedures. Bepaalde beperkingen moeten ook gelden voor procedures die niet onder die verordening vallen.

(15)

De kosten van herstructurering voor zowel schuldenaren als schuldeisers moeten worden verlaagd. De verschillen tussen de lidstaten die een belemmering vormen voor de vroegtijdige herstructurering van levensvatbare schuldenaren in financiële moeilijkheden en voor de mogelijkheid van een kwijtschelding van schuld voor eerlijke ondernemers, moeten derhalve worden beperkt. Het beperken van dergelijke verschillen moet leiden tot grotere transparantie, rechtszekerheid en voorspelbaarheid in de gehele Unie. Het moet leiden tot een zo hoog mogelijk rendement voor alle soorten schuldeisers en investeerders, en grensoverschrijdende investeringen aanmoedigen. Een grotere coherentie van de herstructurerings- en insolventieprocedures moet ook de herstructurering van groepen van bedrijven vergemakkelijken, ongeacht waar in de Unie de leden van de groep zijn gevestigd.

(16)

Het wegnemen van de obstakels voor een doeltreffende preventieve herstructurering van levensvatbare schuldenaren in financiële moeilijkheden draagt ertoe bij dat banenverlies en waardeverliezen voor schuldeisers in de toeleveringsketen zo gering mogelijk blijven, zorgt voor het behoud van knowhow en vaardigheden, en komt dus de economie in ruimere zin ten goede. Door het vergemakkelijken van kwijtschelding van schuld voor ondernemers draagt ertoe bij dat wordt voorkomen dat ze van de arbeidsmarkt uitgesloten worden en stelt hen in staat om opnieuw een ondernemersactiviteit uit te oefenen en daarbij lering te trekken uit eerdere ervaringen. Bovendien zouden kortere herstructureringsprocedures leiden tot hogere terugvorderingspercentages voor schuldeisers, aangezien het verstrijken van de tijd normaliter enkel zou leiden tot een verder waardeverlies van de schuldenaar of de onderneming van de schuldenaar. Ten slotte zouden efficiënte procedures inzake preventieve herstructurering, insolventie- en kwijtschelding een betere beoordeling van de risico's van beslissingen over het opnemen en verstrekken van leningen mogelijk maken, en de aanpassing voor insolvente schuldenaren of schuldenaren met een overmatige schuldenlast vergemakkelijken, door de economische en sociale kosten van hun schuldverlaging tot een minimum te beperken. Deze richtlijn moet lidstaten flexibiliteit bieden deze gemeenschappelijke beginselen toe te passen met inachtneming van hun nationale rechtsstelsels. De lidstaten moeten andere preventieve herstructureringsstelsels in hun nationale rechtstelsel kunnen handhaven of invoeren dan die waarin deze richtlijn voorziet.

(17)

Ondernemingen, en met name kmo's, die 99 % van alle ondernemingen in de Unie uitmaken, moeten voordeel halen uit een meer coherente aanpak op Unieniveau. Het is waarschijnlijker dat kmo's vereffend in plaats van geherstructureerd worden, aangezien zij kosten moeten dragen die buitensporig veel hoger zijn dan die van grotere ondernemingen. Kmo's hebben, met name als zij zich in financiële moeilijkheden bevinden, vaak niet de middelen om hoge herstructureringskosten te dragen en te profiteren van doeltreffender herstructureringsprocedures die slechts in een aantal lidstaten beschikbaar zijn. Om die schuldenaren te helpen tegen lage kosten te herstructureren, moeten op nationaal niveau uitgebreide checklists voor herstructureringsplannen, aangepast aan de behoeften en specifieke eigenschappen van kmo's worden ontwikkeld en online beschikbaar gesteld. Daarnaast moeten instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing worden ingevoerd om schuldenaren te waarschuwen dat handelen dringend nodig is, rekening houdend met de beperkte middelen van kmo's voor de werving van deskundigen.

(18)

Bij het definiëren van kmo's zouden de lidstaten terdege rekening kunnen houden met Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad (5) of de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (6).

(19)

Het is wenselijk de volgende schuldenaren buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te laten: verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 13, punten 1 en 4, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (7), kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), beleggingsondernemingen en instellingen voor collectieve belegging zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punten 2 en 7 van Verordening (EU) nr. 575/2013, centrale tegenpartijen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (9), centrale effectenbewaarinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10) en andere financiële instellingen en entiteiten als vermeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (11). Dergelijke schuldenaars zijn aan specifieke regelingen onderworpen, waarbij de nationale toezichthoudende en afwikkelingsautoriteiten over ruime interventiebevoegdheden ten aanzien van hen beschikken. De lidstaten moeten ook andere financiële entiteiten kunnen uitsluiten die financiële diensten verstrekken waarvoor vergelijkbare regelingen en interventiebevoegdheden gelden.

(20)

Op grond van soortgelijke overwegingen is het ook raadzaam om naar nationaal recht opgerichte publieke instellingen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te laten. De lidstaten moeten ook de toegang tot preventieve herstructureringsstelsels voor rechtspersonen kunnen beperken, aangezien de financiële moeilijkheden van ondernemers niet alleen efficiënt kunnen worden aangepakt door preventieve herstructureringsprocedures, maar ook door procedures die tot kwijtschelding van schuld leiden of door middel van informele herstructureringen op basis van contractuele overeenkomsten. lidstaten met verschillende rechtsstelsels waar hetzelfde soort entiteit een verschillende rechtspositie heeft, moeten één uniforme regeling voor dergelijke entiteiten kunnen toepassen. Een preventief herstructureringsstelsel dat is vastgesteld op grond van deze richtlijn mag geen invloed hebben op vorderingen en rechten tegen een schuldenaar die voortvloeien uit bedrijfspensioenregelingen indien deze vorderingen en rechten zijn opgebouwd tijdens een periode voorafgaand aan de herstructurering.

(21)

Consumenten met een overmatige schuldenlast vormen een groot economisch en sociaal probleem dat nauw samenhangt met de reductie van de schuldenberg. Het is bovendien vaak niet mogelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen de schulden die door ondernemers bij de uitoefening van hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit zijn aangegaan en de schulden die buiten die activiteiten zijn aangegaan. Ondernemers zouden een tweede kans niet op doeltreffende wijze kunnen benutten indien zij afzonderlijke procedures moeten doorlopen, met verschillende toegangsvoorwaarden en kwijtscheldingsperioden, om hun zakelijke schulden en de overige schulden die zij zijn aangegaan buiten hun zakelijke activiteiten heen te kwijten. Om die redenen, en hoewel deze richtlijn geen bindende regels inzake overmatige schuldenlast van consumenten bevat, is het aangeraden dat de lidstaten de bepalingen van deze richtlijn inzake de kwijtschelding van schuld ook zo spoedig mogelijk op consumenten gaan toepassen.

(22)

Hoe eerder een schuldenaar ontdekt dat hij in financiële moeilijkheden verkeert en de nodige maatregelen kan nemen, hoe groter de kans dat een op handen zijnde insolventie kan worden voorkomen of, in het geval van een onderneming waarvan de levensvatbaarheid permanent onder druk staat, hoe ordelijker en efficiënter het vereffeningsproces zou verlopen. Daarom moeten duidelijke, actuele, beknopte en gebruiksvriendelijke informatie over de beschikbare preventieve herstructureringsprocedures, en een of meer instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing voorhanden zijn om schuldenaren te stimuleren om snel stappen te ondernemen wanneer zij financiële moeilijkheden beginnen te ondervinden. Instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing in de vorm van waarschuwingsmechanismen die aangeven wanneer de schuldenaar bepaalde soorten betalingen niet heeft verricht, kunnen bijvoorbeeld in werking treden bij niet-betaling van belastingen of socialezekerheidspremies. Dergelijke instrumenten zouden door de lidstaten zelf of door particuliere instanties kunnen worden ontwikkeld, op voorwaarde dat de doelstelling wordt verwezenlijkt. lidstaten moeten de informatie over het instrument van vroegtijdige waarschuwing online beschikbaar maken, bijvoorbeeld op een website of webpagina. De lidstaten moeten de instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing kunnen aanpassen aan de omvang van de onderneming en specifieke vroegtijdige-waarschuwingsbepalingen voor grote ondernemingen en groepen vaststellen, die rekening houdend met de specifieke kenmerken daarvan. Deze richtlijn mag de lidstaten niet aansprakelijk maken voor eventuele schade als gevolg van herstructureringsprocedures die zijn ingeschakeld door dergelijke instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing.

(23)

In een poging meer steun van de werknemers en hun vertegenwoordigers te verwerven, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de vertegenwoordigers van de werknemers toegang krijgen tot relevante en actuele informatie over de beschikbaarheid van instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing en moeten zij de vertegenwoordigers van de werknemers ook steun kunnen verlenen bij de beoordeling van de economische situatie van de schuldenaar.

(24)

Er moet een herstructureringsstelsel beschikbaar zijn voor schuldenaren, met inbegrip van juridische entiteiten en, indien het nationaal recht hierin voorziet, natuurlijke personen en groepen van bedrijven, om hen in staat te stellen hun financiële moeilijkheden in een vroeg stadium aan te pakken, wanneer het zich laat aanzien dat hun insolventie nog kan worden voorkomen en de levensvatbaarheid van het bedrijf kan worden verzekerd. Er moet een herstructureringsstelsel beschikbaar zijn voordat een schuldenaar insolvent wordt op grond van het nationaal recht, namelijk voordat de schuldenaar de voorwaarden overeenkomstig nationaal recht vervult om collectieve insolventieprocedures in te stellen, hetgeen normaliter gepaard gaat met het gehele verlies van zijn vermogen en de aanwijzing van een vereffenaar. Om misbruik van herstructureringsstelsels te voorkomen, moeten de financiële moeilijkheden van de schuldenaar van dien aard zijn dat insolventie dreigt en moet het herstructureringsplan de insolventie van de schuldenaar kunnen voorkomen en de onderneming levensvatbaar kunnen maken.

(25)

De lidstaten moeten kunnen bepalen of vorderingen die opeisbaar zijn of tot stand komen nadat een verzoek om opening van een preventieve herstructureringsprocedure is ingediend of nadat de procedure is geopend, worden opgenomen in de preventieve herstructureringsmaatregelen of de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen. De lidstaten moeten kunnen beslissen of de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen gevolgen heeft voor de rente die is verschuldigd op vorderingen.

(26)

De lidstaten moeten een levensvatbaarheidstoets kunnen invoeren als voorwaarde voor toegang tot de preventieve herstructureringsprocedure waarin deze richtlijn voorziet. Een dergelijke toets mag niet ten koste gaan van de activa van de schuldenaar, wat onder andere zou kunnen inhouden dat een voorlopige schorsing wordt toegestaan of dat de toets zonder onnodige vertraging wordt uitgevoerd. Dat er geen nadeel is geleden mag echter niet beletten dat lidstaten van schuldenaren kan verlangen dat zij hun levensvatbaarheid op eigen kosten bewijzen.

(27)

Het feit dat de lidstaten de toegang van wegens ernstige inbreuken op de accountants- of boekhoudkundige verplichtingen veroordeelde schuldenaars tot een herstructureringsstelsel kunnen beperken, mag de lidstaten niet beletten de toegang voor schuldenaren tot preventieve herstructureringsstelsels ook te beperken wanneer hun boeken en registers dermate onvolledig of gebrekkig zijn dat het onmogelijk is de zakelijke en financiële situatie van de schuldenaren te bepalen.

(28)

De lidstaten moeten het toepassingsgebied van de preventieve herstructureringsstelsels waarin deze richtlijn voorziet, kunnen uitbreiden naar situaties waarin schuldenaars te kampen hebben met niet-financiële moeilijkheden, op voorwaarde dat zulke moeilijkheden een werkelijke en ernstige bedreiging vormen voor het huidige of toekomstige vermogen van een schuldenaar om zijn schulden op de vervaldatum af te lossen. De termijn om te bepalen of een dergelijke bedreiging bestaat, kan een periode van verscheidene maanden of zelfs langer bedragen om rekening te kunnen houden met gevallen waarin de schuldenaar te kampen heeft met niet-financiële moeilijkheden die een bedreiging vormen voor zijn onderneming als going concern en, op de middellange termijn, voor zijn liquiditeit. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de schuldenaar een contract heeft verloren dat voor hem van cruciaal belang is.

(29)

Om de doeltreffendheid te bevorderen en om vertragingen en kosten te beperken, moeten nationale preventieve herstructureringsstelsels flexibele procedures omvatten. Wanneer deze richtlijn wordt toegepast door middel van meer dan één procedure binnen een herstructureringsstelsel, moet de schuldenaar alle rechten en waarborgen van deze richtlijn met als doel een doeltreffende herstructurering te bereiken. Tenzij wanneer er sprake is van de uit hoofde van deze richtlijn bepaalde verplichte betrokkenheid van rechterlijke of administratieve instanties, moeten de lidstaten de betrokkenheid van dergelijke instanties kunnen beperken tot situaties waarin dat noodzakelijk en evenredig is, rekening houdend met, onder meer, het doel de rechten en belangen van schuldenaren en betrokken partijen te beschermen alsmede het doel vertragingen en procedurekosten terug te dringen. Wanneer schuldeisers of de werknemersvertegenwoordigers wordt toegestaan een herstructureringsprocedure te beginnen krachtens het nationale recht en wanneer een schuldenaar een kmo is, dienen de lidstaten de start van de procedure te binden aan de voorwaarde dat de schuldenaar ermee instemt, en moeten zij die eis ook kunnen opleggen aan schuldenaren die grote ondernemingen zijn.

(30)

Om onnodige kosten te vermijden, tot uiting te brengen dat het om een vroegtijdige preventieve herstructurering gaat en schuldenaren ertoe aan te zetten in een vroeg stadium van hun financiële moeilijkheden de preventieve herstructurering aan te vragen, moeten zij in principe de controle over hun activa en de dagelijkse werking van hun onderneming behouden. Het aanstellen van een deskundige op het gebied van herstructurering, om toezicht te houden op de activiteiten van een schuldenaar of de controle over de dagelijkse bedrijfsvoering gedeeltelijk over te nemen, moet niet altijd verplicht zijn, maar er moet per geval over kunnen worden beslist, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak of van de specifieke behoeften van de schuldenaar. Niettemin moeten de lidstaten kunnen vaststellen dat de aanstelling van een deskundige op het gebied van herstructurering altijd noodzakelijk is in bepaalde omstandigheden, zoals wanneer: de schuldenaar profijt heeft van een algemene schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen; het herstructureringsplan moet worden bevestigd door middel van een categorie-overschrijdende cram-down; het herstructureringsplan maatregelen omvat die van invloed zijn op de rechten van werknemers of de schuldenaar of diens bestuur op criminele, frauduleuze of schadelijke wijze heeft gehandeld in zakelijke betrekkingen.

(31)

Met het oog op het verlenen van assistentie aan de partijen bij het onderhandelen over en het opstellen van een herstructureringsplan, moeten de lidstaten evenwel voorzien in de verplichte aanstelling van een deskundige op het gebied van herstructurering wanneer: een rechterlijke of administratieve instantie de schuldenaar een algemene schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen verleent, mits een deskundige noodzakelijk is om de belangen van de partijen te beschermen; het herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie moet worden bekrachtigd door middel van een categorie-overschrijdende cram-down; daarom verzocht is door de schuldenaar; of daarom verzocht wordt door een meerderheid van de schuldeisers, mits de schuldeisers de kosten en honoraria van de deskundige betalen.

(32)

Een schuldenaar moet in aanmerking kunnen komen voor een tijdelijke schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, toegekend door een rechterlijke of administratieve instantie of van rechtswege toegekend, met het oog op de ondersteuning van de onderhandelingen over een herstructureringsplan, om in staat zijn zijn activiteiten tijdens de onderhandelingen voort te zetten of althans de waarde van zijn boedel behouden. Wanneer het nationaal recht daarin voorziet moet de schorsing ook kunnen gelden ten bate van derde partijen die zekerheden stellen, daaronder begrepen borgstellers en verstrekkers van zekerheden. De lidstaten moeten echter kunnen bepalen dat rechterlijke of administratieve instanties een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen kunnen weigeren indien een dergelijke schorsing niet nodig is of indien deze maatregel niet de beoogde ondersteuning van de onderhandelingen biedt. Weigeringsgronden kunnen onder meer zijn een gebrek aan steun van de vereiste meerderheid van schuldeisers of, indien het nationaal recht daarin voorziet, het feitelijke onvermogen van de schuldenaar om schulden te betalen wanneer deze opeisbaar worden.

(33)

Ter vergemakkelijking en bespoediging van de procedure moeten de lidstaten kunnen uitgaan van vermoedens, met mogelijkheid van weerlegging, dat er gronden tot weigering van de schorsing bestaan, bijvoorbeeld wanneer de schuldenaar gedragingen vertoont die typerend zijn voor een schuldenaar die opeisbaar wordende schulden niet kan betalen, zoals grote betalingsachterstanden jegens werknemers, de belastingdienst of sociale-zekerheidsinstanties, of wanneer er een financieel misdrijf is begaan door de schuldenaar of het huidige bestuur van een onderneming waardoor kan worden aangenomen dat een meerderheid van de schuldeisers geen steun zou verlenen om onderhandelingen te beginnen.

(34)

Een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen zou algemeen kunnen zijn, in welk geval zij dus voor alle schuldeisers geldt, of gericht kunnen zijn op afzonderlijke schuldeisers of categorieën schuldeisers. De lidstaten moeten bepaalde vorderingen of categorieën vorderingen in welomschreven omstandigheden buiten de reikwijdte van de schorsing kunnen laten vallen, zoals vorderingen die worden gedekt door activa waarvan de verwijdering geen gevaar oplevert voor de herstructurering van de onderneming of vorderingen van schuldeisers ten aanzien van wie een schorsing zou leiden tot oneerlijke benadeling, zoals vanwege niet-gecompenseerd verlies of waardevermindering van zekerheden.

(35)

Met het oog op een goed evenwicht tussen de rechten van de schuldenaar en die van de schuldeisers, mag een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen maximaal vier maanden gelden. Complexe herstructureringen kunnen echter meer tijd vergen. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat in dergelijke gevallen verlengingen van de initiële periode van de schorsing kunnen worden toegekend door de rechterlijke of administratieve instantie. Wanneer een rechterlijke of administratieve instantie geen beslissing neemt over de verlenging van de schorsing voor het verstrijken van de geldigheidsperiode, mag de schorsing geen gevolgen meer hebben vanaf het moment waarop de schorsing verstrijkt. In het belang van de rechtszekerheid moet de totale periode van de schorsing tot twaalf maanden worden beperkt. De lidstaten moeten kunnen voorzien in een onbeperkte schorsing wanneer de schuldenaar insolvent wordt op grond van het nationaal recht. De lidstaten moeten kunnen beslissen of de termijnen van deze richtlijn van toepassing zijn op een korte tussentijdse schorsing in afwachting van de beslissing van een rechterlijke of administratieve instantie over de toegang tot het preventieve herstructureringsstelsel.

(36)

Om ervoor te zorgen dat de schuldeisers geen onnodig nadeel ondervinden, moeten de lidstaten bepalen dat rechterlijke of administratieve instanties een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen kunnen intrekken indien deze niet langer beantwoordt aan het doel, te weten ondersteuning van de onderhandelingen, bijvoorbeeld als blijkt dat de vereiste meerderheid van schuldeisers de voortzetting van de onderhandelingen niet steunt. Indien de lidstaten een dergelijke mogelijkheid bieden, moet de schorsing ook worden ingetrokken als schuldeisers er op oneerlijke wijze door worden benadeeld. De lidstaten moeten de mogelijkheid om de schorsing op te heffen, kunnen beperken tot situaties waarbij schuldeisers niet de gelegenheid hebben gehad te worden gehoord voordat de schorsing in werking trad of werd verlengd. De lidstaten moeten ook een minimumperiode kunnen instellen waarin de schorsing niet kan worden ingetrokken. Om te bepalen of er sprake is van oneerlijke benadeling van schuldeisers, moeten rechterlijke of administratieve instanties rekening kunnen houden met de vraag of de schorsing de totale waarde van de boedel intact zou laten enof de schuldenaar te kwader trouw handelt of met het oogmerk nadeel toe te brengen, of in het algemeen de legitieme verwachtingen van de gezamenlijke schuldeisers schendt.

(37)

Deze richtlijn heeft geen betrekking op bepalingen betreffende compensatie of waarborgen voor schuldeisers van wie de zekerheid tijdens de schorsing waarschijnlijk in waarde zal afnemen. Een schuldeiser of een categorie van schuldeisers zou oneerlijk worden benadeeld door de schorsing als hun vorderingen bijvoorbeeld in aanzienlijke mate slechter af zouden zijn als gevolg van de schorsing dan wanneer de schorsing niet gold, of als de schuldeiser een groter nadeel ondervindt dan andere schuldeisers in een soortgelijke positie. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat, wanneer een oneerlijke benadeling van één schuldeiser of meerdere schuldeisers of van één categorie of meer categorieën schuldeisers is geconstateerd, de schorsing kan worden ingetrokken ten aanzien van die schuldeisers of categorieën schuldeisers of ten aanzien van alle schuldeisers. De lidstaten moeten kunnen beslissen wie om intrekking van de schorsing kan verzoeken.

(38)

Een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen moet ook leiden tot een schorsing van de verplichting van een schuldenaar om een insolventieprocedure in te stellen, of van de opening, op verzoek van een schuldeiser, van een insolventieprocedure die kan leiden tot vereffening van de schuldenaar. Deze insolventieprocedures mogen bovendien niet van rechtswege beperkt worden tot procedures waarvan het enige resultaat de vereffening van de schuldenaar kan zijn, maar zij moeten ook kunnen leiden tot een herstructurering van de schuldenaar. De schorsing van de opening van een insolventieprocedure op verzoek van schuldeisers moet niet alleen gelden wanneer lidstaten voorzien in een algemene schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen ten aanzien van alle schuldeisers, maar ook wanneer lidstaten voorzien in de mogelijkheid van een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen voor slechts een beperkt aantal schuldeisers. Niettemin moeten de lidstaten kunnen bepalen dat insolventieprocedures kunnen worden geopend op verzoek van publieke autoriteiten die niet optreden als schuldeiser, maar in het algemeen belang, zoals een openbaar aanklager.

(39)

Deze richtlijn belet schuldenaars niet om, in het kader van de normale bedrijfsuitoefening, vorderingen van niet-betrokken schuldeisers te voldoen, evenals vorderingen van betrokken schuldeisers die ontstaan tijdens de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen. Opdat de schuldeisers met vorderingen die zijn ontstaan vóór de opening van een herstructureringsprocedure of een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen de schuldenaar niet onder druk zetten de vorderingen te voldoen die anders door de uitvoering van het herstructureringsplan zouden worden beperkt, moeten de lidstaten kunnen voorzien in de schorsing van de verplichting voor de schuldenaar om die vorderingen te betalen.

(40)

Wanneer een schuldenaar een insolventieprocedure opstart, is het mogelijk dat bepaalde leveranciers contractuele rechten hebben, die worden opgenomen in zogeheten ipso facto-bedingen, waardoor zij de leveringsovereenkomst louter vanwege de insolventie kunnen beëindigen, zelfs als een schuldenaar zijn verplichtingen behoorlijk is nagekomen. Ipso facto-bedingen kunnen ook van toepassing worden wanneer een schuldenaar preventieve herstructureringsmaatregelen aanvraagt. Wanneer dergelijke bedingen worden ingeroepen wanneer de schuldenaar alleen maar onderhandelt over een herstructureringsplan of worden ingeroepen om een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen verzoekt, of in het kader van een gebeurtenis die verband houdt met de schorsing, kan vroegtijdige beëindiging negatieve gevolgen hebben voor de onderneming van de schuldenaar en de succesvolle redding van de onderneming. Daarom is het in dergelijke gevallen noodzakelijk te bepalen dat schuldeisers ipso facto dergelijke bedingen niet mogen inroepen die gewagen van onderhandelingen over een herstructureringsplan of een schorsing, of een soortgelijke gebeurtenis die verband houdt met de schorsing.

(41)

Een vroegtijdige beëindiging zou het vermogen van een onderneming om de activiteiten voort te zetten tijdens de onderhandelingen over een herstructurering in het gedrang brengen, vooral wanneer het gaat om overeenkomsten voor essentiële voorzieningen zoals gas, elektriciteit, water, telecommunicatie en kaartbetalingsdiensten. De lidstaten moeten bepalen dat schuldeisers op wie de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen van toepassing is, en wier vorderingen zijn ontstaan vóór de schorsing en die niet zijn betaald door een schuldenaar, niet over de mogelijkheid mogen beschikken essentiële nog uit te voeren overeenkomsten te beëindigen, te versnellen of anderszins te wijzigen, of de nakoming ervan op te schorten tijdens de schorsingsperiode, mits de schuldenaar voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten die tijdens de schorsing opeisbaar worden. Nog uit te voeren overeenkomsten zijn bijvoorbeeld, lease- en licentieovereenkomsten, langlopende leveringscontracten en franchiseovereenkomsten.

(42)

Deze richtlijn moet minimumnormen voor de inhoud van een herstructureringsplan bevatten. De lidstaten moeten echter aanvullende toelichtingen in het herstructureringsplan kunnen verlangen, met betrekking tot bijvoorbeeld de criteria op basis waarvan schuldeisers zijn gegroepeerd, die van belang kunnen zijn voor gevallen waarin een schuld slechts gedeeltelijk wordt gedekt. De lidstaten moeten niet worden verplicht een deskundig advies te eisen met betrekking tot de waarde van de activa die moet worden vermeld in het plan.

(43)

Schuldeisers die bij een herstructureringsplan zijn betrokken, inclusief werknemers, en, wanneer dat krachtens het nationaal recht is toegestaan, kapitaalhouders, moeten het recht hebben om te stemmen over de goedkeuring van een herstructureringsplan. De lidstaten moeten beperkte uitzonderingen op deze regel kunnen toestaan. Partijen die niet bij het herstructureringsplan zijn betrokken, mogen geen stemrecht hebben over het plan en evenmin mag hun steun worden vereist voor de goedkeuring van een plan. Het begrip "betrokken partijen" mag alleen werknemers in hun hoedanigheid van schuldeisers betreffen. Indien de lidstaten besluiten om de aanspraken van de werknemers van de preventieve herstructureringsstelsels uit te zonderen, mogen werknemers niet als betrokken partijen worden beschouwd. De stemming over de goedkeuring van een herstructureringsplan zou de vorm kunnen aannemen van een formele stemprocedure of van een overleg en overeenstemming met de vereiste meerderheid van de betrokken partijen. Wanneer de stemming echter de vorm aanneemt van een overeenstemming met de vereiste meerderheid, zouden de betrokken partijen die niet aan deze overeenstemming deelnamen toch de mogelijkheid kunnen krijgen om zich bij het herstructureringsplan aan te sluiten.

(44)

Om ervoor te zorgen dat rechten die substantieel vergelijkbaar zijn, ook op dezelfde manier worden behandeld en dat herstructureringsplannen kunnen worden goedgekeurd zonder op oneerlijke wijze afbreuk te doen aan de rechten van de betrokken partijen, moeten de betrokken partijen behandeld worden in afzonderlijke categorieën die overeenkomen met de criteria voor het vormen van categorieën krachtens het nationaal recht. "Vorming van categorieën" is het groeperen van betrokken partijen met het oog op de goedkeuring van een plan op een wijze die hun rechten en rangorde van hun vorderingen en belangen respecteert. Ten minste moeten schuldeisers met zekerheid en schuldeisers zonder zekerheid steeds als afzonderlijke categorieën worden behandeld. De lidstaten moeten echter kunnen vereisen dat er meer dan twee categorieën schuldeisers worden gevormd, met verschillende categorieën van al dan niet door een zekerheid gedekte schuldeisers en categorieën schuldeisers met achtergestelde schuldvorderingen. De lidstaten moeten ook soorten schuldeisers die geen voldoende gedeelde belangen hebben, zoals belastings- en socialezekerheidsinstanties, in afzonderlijke categorieën kunnen onderbrengen De lidstaten moeten kunnen bepalen dat door een zekerheid gedekte vorderingen kunnen worden onderverdeeld in door een zekerheid gedekte en niet door een zekerheid gedekte gedeelten op basis van de waardering van de zekerheid. De lidstaten moeten ook kunnen bepalen dat specifieke regels worden vastgesteld ter ondersteuning van de vorming van categorieën, waarbij niet-gediversifieerde of anderszins bijzonder kwetsbare schuldeisers, zoals werknemers of kleine leveranciers, zouden profiteren van deze vorming van categorieën.

(45)

De lidstaten moeten kunnen bepalen dat schuldenaren die kmo's zijn, gezien hun relatief eenvoudige kapitaalstructuur, kunnen worden vrijgesteld van de verplichting betrokkken partijen onder te brengen in afzonderlijke categorieën. In gevallen waarin kmo's ervoor hebben gekozen slechts één stemmende categorie tot stand te brengen en deze categorie tegen het plan stemt, moeten schuldenaren volgens de algemene beginselen van deze richtlijn de mogelijkheid hebben een ander plan in te dienen.

(46)

In elk geval moeten de lidstaten ervoor zorgen dat aangelegenheden die van bijzonder belang zijn voor de vorming van categorieën, zoals vorderingen van verbonden partijen, in hun nationaal recht adequaat worden behandeld, en moet het nationaal recht regels bevatten over voorwaardelijke vorderingen en betwiste vorderingen. Het moet de lidstaten worden toegestaan om de wijze waarop betwiste vorderingen worden behandeld ten behoeve van de verdeling van de stemrechten te regelen. De rechterlijke of administratieve instantie moet de vorming van categorieën onderzoeken, ook de selectie van bij het plan betrokken schuldeisers, wanneer een herstructureringsplan ter bevestiging wordt ingediend. De lidstaten moeten echter kunnen bepalen dat deze instantie ook de vorming van categorieën in een vroeg stadium kan onderzoeken, ingeval de indiener van het plan vooraf om geldigverklaring of advies vraagt.

(47)

De vereiste meerderheden moeten in het nationaal recht worden vastgesteld opdat een minderheid van betrokken partijen in elke categorie de goedkeuring van een herstructureringsplan niet kan verhinderen, wanneer dat niet op oneerlijke wijze hun rechten en belangen aantast. Zonder een meerderheidsregel die niet-instemmende, door een zekerheid gedekte schuldeisers bindt, zou een vroege herstructurering in veel gevallen niet mogelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer een financiële herstructurering nodig is, maar de onderneming verder levensvatbaar is. Om ervoor te zorgen dat partijen een inspraak hebben in de goedkeuring van herstructureringsplannen die in verhouding staat tot de belangen die zij in de onderneming hebben, moet de vereiste meerderheid gebaseerd zijn op het bedrag van de vorderingen van de schuldeisers of van de belangen van houders van eigenvermogensinstrumenten in een specifieke categorie. De lidstaten moeten bovendien een meerderheid van het aantal betrokken partijen in elke categorie kunnen verlangen. De lidstaten moeten regels kunnen vaststellen met betrekking tot betrokken partijen met stemrecht die dat recht niet op correcte wijze uitoefenen of die niet vertegenwoordigd zijn, en kunnen die betrokken partijen bijvoorbeeld laten meetellen bij het berekenen van een deelnamedrempel of een meerderheid. De lidstaten moeten ook een deelnamedrempel voor de stemming kunnen bepalen.

(48)

De bevestiging van een herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie is noodzakelijk om te waarborgen dat de beperking van de rechten van schuldeisers of belangen van kapitaalhouders in verhouding staat tot de voordelen van de herstructurering, en dat zij toegang hebben tot een doeltreffende voorziening in rechte. De bevestiging is met name noodzakelijk indien: er niet-instemmende betrokken partijen zijn; het herstructureringsplan bepalingen over nieuwe financiering bevat; of het plan een verlies van meer dan 25 % van de werkgelegenheid met zich meebrengt. De lidstaten moeten echter kunnen bepalen dat bevestiging door een rechterlijke of administratieve instantie ook in andere gevallen noodzakelijk is. Plannen die een verlies van meer dan 25 % van de werkgelegenheid met zich meebrengen, hoeven alleen te worden bevestigd indien preventieve herstructureringsstelsels krachtens nationaal recht maatregelen met rechtstreekse gevolgen voor arbeidsovereenkomsten kunnen inhouden.

(49)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat een rechterlijke of administratieve instantie een plan kan verwerpen indien is aangetoond dat het plan de rechten van niet-instemmende schuldeisers of kapitaalhouders beperkt, hetzij tot onder een niveau dat zij redelijkerwijze zouden kunnen verwachten in het geval van de vereffening van de onderneming van de schuldenaar, of deze nu stapsgewijs geschiedt dan wel als een verkoop in going concern, afhankelijk van de specifieke omstandigheden waarin elke schuldenaar zich bevindt, hetzij tot onder hetgeen zij redelijkerwijze zouden kunnen verwachten in het geval van het beste alternatieve scenario indien het herstructureringsplan niet zou zijn bevestigd. Indien het plan echter door een categorie-overschrijdende cram-down wordt bevestigd, moet het in dat scenario gebruikte beschermingsmechanisme worden vermeld. Indien de lidstaten ervoor kiezen de schuldenaar te waarderen als een going concern, moet, anders dan bij de vereffeningswaarde, in de going-concernwaarde worden gekeken naar de waarde van de onderneming van de schuldenaar op langere termijn. De going-concernwaarde ligt in de regel hoger dan de vereffeningswaarde, omdat zij is gebaseerd op de aanname dat de onderneming haar activiteiten met minimale verstoring voortzet, het vertrouwen heeft van financiële schuldeisers, aandeelhouders en klanten, inkomsten blijft genereren en de gevolgen voor werknemers beperkt.

(50)

Hoewel een rechterlijke of administratieve instantie alleen moet nagaan of de toets van het belang van de schuldeisers wordt doorstaan indien het herstructureringsplan op die grond wordt betwist — zodat niet telkens een waardering hoeft te worden uitgevoerd — moeten de lidstaten kunnen bepalen dat andere voorwaarden voor bevestiging ambtshalve kunnen worden onderzocht. De lidstaten moeten andere voorwaarden kunnen toevoegen waaraan moet worden voldaan om een herstructureringsplan te bevestigen, bijvoorbeeld de vraag of kapitaalhouders voldoende worden beschermd. Rechterlijke of administratieve instanties moeten het bevestigen van herstructureringsplannen kunnen weigeren indien die geen redelijk vooruitzicht bieden op het voorkomen van de insolventie van de schuldenaar of het garanderen van de levensvatbaarheid van het bedrijf. De lidstaten mogen evenwel niet verplicht worden ervoor te zorgen dat die beoordeling ambtshalve wordt gemaakt.

(51)

De kennisgeving aan alle betrokken partijen moet een van de voorwaarden voor bevestiging van een herstructureringsplan zijn. De lidstaten moeten de vorm van de kennisgeving kunnen vaststellen, het tijdstip waarop zij werd verricht kunnen vastleggen, alsmede bepalingen kunnen vaststellen voor het behandelen van onbekende vorderingen wat de kennisgeving aangaat. Zij moeten ook kunnen bepalen dat de niet-betrokken partijen over het herstructureringsplan moeten worden geïnformeerd.

(52)

Het voldoen aan de toets van "het belang van de schuldeisers" ("best-interest-of-creditors test") moet worden geacht in te houden dat geen enkele niet-instemmende schuldeiser slechter af is bij een herstructureringsplan dan hij zou zijn bij een vereffening, of deze nu geleidelijk gebeurt dan wel als een verkoop als going concern, of in het geval van het beste alternatieve scenario indien het herstructureringsplan niet zou zijn bevestigd. De lidstaten moeten een van deze drempels kunnen kiezen bij de uitvoering van deze toets van het belang van de schuldeisers in het nationaal recht. Die toets moet in elk geval plaatsvinden wanneer een plan moet worden bevestigd om bindend te zijn voor niet-instemmende schuldeisers of, naargelang het geval, niet-instemmende categorieën schuldeisers. Naar aanleiding van de toets van "het belang van de schuldeisers" zouden de lidstaten, in het geval van openbare institutionele schuldeisers met een bevoorrechte status uit hoofde van het nationaal recht, kunnen bepalen dat het plan geen volledige of gedeeltelijke annulering van de vorderingen van deze schuldeisers opleggen.

(53)

Terwijl een herstructureringsplan altijd moet worden goedgekeurd indien de vereiste meerderheid in elke betrokken categorie het plan steunt, moet een herstructureringsplan dat niet de steun heeft van de vereiste meerderheid in elke betrokken categorie, toch nog door een rechterlijke of administratieve instantie kunnen worden bevestigd op voorstel of met de instemming van de schuldenaar. In het geval van een rechtspersoon moeten de lidstaten kunnen beslissen of, waar het gaat om de vaststelling of bevestiging van een herstructureringsplan, onder schuldenaar moet worden verstaan de raad van bestuur van de rechtspersoon of een bepaalde meerderheid van aandeelhouders of kapitaalhouders. In het geval van een categorie-overschrijdende cram-down kan een plan alleen worden bevestigd als het wordt gesteund door een meerderheid van categorieën van betrokken partijen. Ten minste een van deze categorieën moet bestaan uit door een zekerheid gedekte schuldeisers of moet hoger in rang zijn dan de categorie gewone niet door een zekerheid gedekte schuldeisers.

(54)

Indien het herstructureringsplan niet wordt ondersteund door de meerderheid van de stemmende categorieën, kan het plan niettemin worden bevestigd indien het wordt ondersteund door ten minste één betrokken of geschade categorie schuldeisers die, bij een waardering van de schuldenaar als going concern, betaling ontvangen of een belang aanhouden, of, mits het nationaal recht daarin voorziet, redelijkerwijs kan worden geacht betaling te ontvangen of een belang in het bedrijf aan te houden, indien de normale rangorde van voorrang bij vereffening krachtens nationaal recht zou worden toegepast. In een dergelijk geval moeten de lidstaten het aantal categorieën dat nodig is om het plan goed te keuren, kunnen verhogen, zonder noodzakelijkerwijs te verlangen dat al die categorieën bij een waardering van de schuldenaar als "going concern" worden betaald of een belang volgens het nationale recht aanhouden. De lidstaten moeten echter niet de instemming van alle categorieën verlangen. Daarom moet, wanneer er slechts twee categorieën van schuldeisers zijn, de instemming van één ervan voldoende worden geacht, indien ook aan andere voorwaarden voor de toepassing van een categorieoverschrijdende cram-down wordt voldaan. schuldeisers worden geacht te worden geschaad indien hun vorderingen in waarde afnemen.

(55)

In het geval van een categorie-overschrijdende cram-down, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat niet-instemmende categorieën betrokken schuldeisers niet op oneerlijke wijze worden benadeeld op grond van het voorgestelde plan en moeten de lidstaten voldoende bescherming bieden voor dergelijke niet-instemmende categorieën. De lidstaten moeten een niet-instemmende categorie van betrokken schuldeisers kunnen beschermen door ervoor te zorgen dat zij ten minste net zo gunstig worden behandeld als elke andere categorie van dezelfde rang en gunstiger dan een categorie in een lagere rang. Bij wijze van alternatief kunnen de lidstaten een niet-instemmende categorie van betrokken schuldenaren beschermen door ervoor te zorgen dat een dergelijke categorie volledig wordt betaald indien een ondergeschikte categorie recht heeft op een verdeling of aanspraak kan maken op een belang in het kader van het herstructureringsplan (de "absolute voorrangsregel"). De lidstaten moeten een beoordelingsmarge hebben bij het uitvoeren van het concept van volledige betaling, ook met betrekking tot het tijdstip van de betaling, zolang de hoofdsom van de vordering en, in het geval van door een zekerheid gedekte schuldeisers, de waarde van de zekerheid worden beschermd. De lidstaten moeten ook kunnen beslissen over de keuze met welke gelijkwaardige middelen de oorspronkelijke vordering volledig kan worden voldaan.

(56)

De lidstaten moeten van de absolute voorrangsregel kunnen afwijken, bijvoorbeeld wanneer het als billijk wordt beschouwd is dat houders van eigenvermogensinstrumenten bepaalde belangen in het kader van het plan behouden, ondanks het feit dat een categorie van een hogere rang verplicht is een verlaging van zijn vorderingen te aanvaarden, of dat essentiële leveranciers die onder de bepaling betreffende de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen vallen eerder worden betaald dan categorieën schuldeisers van een hogere rang. De lidstaten moeten kunnen kiezen welke van de voornoemde beschermingsmechanismen zij invoeren.

(57)

De legitieme belangen van aandeelhouders of andere kapitaalhouders moeten weliswaar worden beschermd, maar de lidstaten moeten ervoor zorgen dat zij niet op onredelijke wijze de goedkeuring kunnen voorkomen van herstructureringsplannen die de schuldenaar opnieuw levensvatbaar zouden maken. De lidstaten moeten dit doel met verschillende middelen kunnen bereiken, bijvoorbeeld door kapitaalhouders niet het recht te geven om te stemmen over een herstructureringsplan en door de goedkeuring van een herstructureringsplan niet te laten afhangen van de instemming van de kapitaalhouders, namelijk de kapitaalhouders die bij een waardering van de onderneming geen betaling of andere vergoeding zouden krijgen bij toepassing van de normale rangorde van voorrang bij vereffening. Indien kapitaalhouders het recht hebben om over een herstructureringsplan te stemmen, moet een rechterlijke of administratieve instantie het plan evenwel kunnen bevestigen door de regels van categorie-overschrijdende cram-down toe te passen, niettegenstaande de niet-instemming van één of meer categorieën kapitaalhouders. De lidstaten die kapitaalhouders uitsluiten van stemming moeten niet worden verplicht de regel van absolute voorrang toe te passen in de betrekkingen tussen schuldeisers en kapitaalhouders. Een andere mogelijke manier om ervoor te zorgen dat kapitaalhouders niet op onredelijke wijze de vaststelling van herstructureringsplannen verhinderen, zou eruit bestaan erop toe te zien dat er geen onredelijk veeleisende meerderheidsvoorschriften gelden voor herstructureringsmaatregelen die rechtstreekse gevolgen hebben voor de rechten van kapitaalhouders en die door een algemene vergadering van aandeelhouders moeten worden goedgekeurd krachtens vennootschapsrecht, en dat kapitaalhouders geen bevoegdheid hebben met betrekking tot herstructureringsmaatregelen die geen rechtstreekse gevolgen hebben voor hun rechten.

(58)

Indien er verschillende categorieën aandeelhouders met verschillende rechten bestaan, zijn mogelijk meerdere categorieën kapitaalhouders nodig. Kapitaalhouders van kmo's die niet louter investeerder, maar ook eigenaar van de onderneming zijn en daaraan op andere manieren bijdragen, zoals met managementdeskundigheid, hebben mogelijk geen reden om in die omstandigheden te herstructureren. Daarom moet de categorie-overschrijdende cram-down optioneel blijven voor schuldenaren die kmo's zijn.

(59)

Met het oog op de uitvoering ervan moet het herstructureringsplan kapitaalhouders van kmo's in staat stellen een niet-monetaire bijdrage aan de herstructurering te leveren door bijvoorbeeld hun ervaring, reputatie of zakelijke contacten in te brengen.

(60)

Tijdens de preventieve herstructureringsprocedures moeten werknemers de volledige arbeidsrechtelijke bescherming genieten. Deze richtlijn mag met name geen afbreuk doen aan de rechten van werknemers die zijn gewaarborgd door Richtlijnen 98/59/EG (12), 2001/23/EG van de Raad (13) en Richtlijnen 2002/14/EG (14), 2008/94/EG (15) en 2009/38/EG (16) van het Europees Parlement en de Raad. De verplichtingen betreffende het informeren en raadplegen van werknemers in het kader van de nationale wetgeving tot omzetting van deze richtlijnen, blijven onverkort gelden. Het gaat onder meer om verplichtingen om werknemersvertegenwoordigers te informeren en te raadplegen over het besluit om gebruik te maken van een preventief herstructureringsstelsel overeenkomstig Richtlijn 2002/14/EG.

(61)

De werknemers en hun vertegenwoordigers moeten informatie over het voorgestelde herstructureringsplan krijgen voor zover zulks bij Unierecht is voorgeschreven, zodat zij de diverse scenario's grondig kunnen beoordelen. Voorts moeten werknemers en hun vertegenwoordigers zo bij het herstructureringsplan worden betrokken dat aan de raadplegingsvoorschriften in de Uniewetgeving is voldaan. Daar de werknemers voldoende moeten worden beschermd, moeten de lidstaten worden verplicht uitstaande vorderingen van werknemers uit te sluiten van elke schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, ongeacht of deze vorderingen voor of na de toekenning van de schorsing zijn ontstaan. Die schorsing van de opeising van uitstaande vorderingen van werknemers mag alleen worden toegestaan voor de bedragen en gedurende de periode waarvoor de betaling van deze vorderingen daadwerkelijk op een soortgelijk niveau door andere middelen krachtens nationaal recht wordt gewaarborgd. Indien de aansprakelijkheid van de waarborgfondsen krachtens nationaal recht aan beperkingen is gebonden, hetzij wat betreft de duur van de waarborg, hetzij wat betreft het aan werknemers betaalde bedrag, moeten de werknemers in het geval van niet-nakoming door de werkgever hun vorderingen ook tijdens de schorsingsperiode kunnen afdwingen. Een andere mogelijkheid zou zijn dat de lidstaten de vorderingen van werknemers moeten kunnen uitsluiten van het toepassingsgebied van preventieve herstructureringsstelses en de bescherming ervan bij nationale wetgeving regelen.

(62)

Indien een herstructureringsplan de overdracht van een deel van de onderneming of de bedrijfsactiviteiten inhoudt, moeten de rechten van werknemers die voortvloeien uit arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen, met name het recht op loon, worden gewaarborgd overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2001/23/EG, onverminderd de specifieke regels die uit hoofde van artikel 5 van die richtlijn in het geval van insolventieprocedures gelden en in het bijzonder de mogelijkheden waarin artikel 5, lid 2, van die richtlijn voorziet. De bij Richtlijn 2002/14/EG gegarandeerde rechten op informatie en raadpleging, onder meer over beslissingen die kunnen leiden tot wezenlijke wijzigingen van de arbeidsorganisatie of in de arbeidsverhoudingen om overeenstemming over die beslissingen te bereiken, moeten door onderhavige richtlijn onverlet worden gelaten. Voorts moeten werknemers voor wier vorderingen een herstructureringsplan gevolgen heeft, krachtens deze richtlijn over het plan kunnen stemmen. Met het oog op de stemming over het herstructureringsplan, moeten de lidstaten kunnen besluiten werknemers in een afzonderlijke categorie onder te brengen, naast andere categorieën schuldeisers.

(63)

Uitsluitend indien een niet-instemmende betrokken partij het herstructureringsplan aanvecht, moeten rechterlijke of administratieve instanties een beslissing nemen over de waardering van een bedrijf — hetzij in vereffening, hetzij in het beste alternatieve scenario indien het herstructureringsplan niet is bevestigd. Dit mag de lidstaten niet beletten in een ander verband uit hoofde van nationaal recht waarderingen te verrichten. Die beslissing zou evenwel tevens een goedkeuring kunnen inhouden van een waardering door een deskundige of een waardering die door de schuldenaar of een andere partij in een eerder stadium van de procedure is ingediend. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat, indien wordt beslist een waardering te verrichten, voor een waardering in herstructureringszaken speciale, van algemeen burgerlijk procesrecht losstaande regels gelden, opdat de waardering voortvarend wordt verricht. Deze richtlijn moet de regels inzake de bewijslast uit hoofde van nationaal recht in geval van waardering onverlet laten.

(64)

De bindende werking van een herstructureringsplan moet worden beperkt tot de partijen die bij de vaststelling van het plan waren betrokken. De lidstaten moeten kunnen bepalen wat onder de betrokkenheid van een schuldeiser wordt verstaan, onder meer in geval van onbekende schuldeisers of schuldeisers van toekomstige vorderingen. De lidstaten moeten bijvoorbeeld kunnen bepalen hoe zij schuldeisers behandelen die correct in kennis zijn gesteld, maar niet aan de procedures hebben deelgenomen.

(65)

De belanghebbende betrokken partijen moeten tegen een beslissing van een administratieve instantie over de bevestiging van een herstructureringsplan beroep kunnen instellen. De lidstaten moeten ook kunnen voorzien in een mogelijkheid om tegen een beslissing van een rechterlijke instantie over de bevestiging van een herstructureringsplan beroep in te stellen. Om de doeltreffendheid van het plan te waarborgen, de onzekerheid te beperken en niet te verantwoorden vertragingen te voorkomen, mogen die beroepen in de regel evenwel geen schorsende werking hebben op de uitvoering van een plan en deze niet beletten. De lidstaten moeten de beroepsgronden kunnen bepalen of beperken. De lidstaten moeten de rechterlijke instantie de mogelijkheid kunnen bieden om, indien beroep wordt ingesteld tegen de beslissing inzake de bevestiging van het plan, een voorlopige beslissing of beslissing in kort geding te geven die de uitvoering en toepassing van het plan beschermt tegen de gevolgen van de toewijzing van het ingestelde beroep. Indien een beroep wordt aanvaard, moeten de rechterlijke of administratieve instanties als alternatief voor het nietig verklaren van het plan kunnen overwegen het plan te wijzigen, indien die mogelijkheid in de lidstaten bestaat, alsook het plan zonder wijzigingen goed te keuren. De partijen moeten op eigen initiatief of op verzoek van de rechterlijke instantie wijzigingen van het plan kunnen voorstellen of erover kunnen stemmen. De lidstaten zouden ook kunnen voorzien in compensatie voor financiële verliezen voor de partij wier beroep is aanvaard. In het nationale recht moet kunnen worden bepaald hoe een eventuele nieuwe schorsing of verlenging van de schorsing moet worden behandeld indien de rechterlijke instantie beslist dat het beroep een schorsende werking heeft.

(66)

Het succes van een herstructureringsplan is dikwijls afhankelijk van de vraag of de schuldenaar financiële bijstand krijgt om in de eerste plaats het functioneren van de onderneming tijdens de onderhandelingen over de herstructurering te ondersteunen en in de tweede plaats het herstructureringsplan na de bevestiging ervan uit te voeren. Financiële bijstand moet hier in brede zin worden begrepen, onder meer in de zin van het verstrekken van geld of garanties door derde partijen en het leveren van voorraden, grondstoffen en nutsvoorzieningen, bijvoorbeeld door de schuldenaar een langere terugbetalingsperiode te verlenen. Tussentijdse financiering en nieuwe financiering moeten dan ook worden beschermd tegen vorderingen tot nietigverklaring die als doel hebben deze financiering als een voor de gezamenlijke schuldeisers nadelige handeling nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar te laten verklaren in het kader van latere insolventieprocedures.

(67)

Nationaal insolventierecht dat in vorderingen tot nietigverklaring van tussentijdse en nieuwe financiering voorziet of bepaalt dat aan nieuwe kredietverstrekkers burgerlijke, administratieve of strafrechtelijke sancties kunnen worden opgelegd voor het verlenen van krediet aan schuldenaren in financiële moeilijkheden, zou de beschikbaarheid kunnen ondermijnen van de financiering die nodig is voor de succesvolle onderhandelingen over en uitvoering van een herstructureringsplan. De richtlijn mag geen afbreuk doen aan andere gronden voor het nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar verklaren van nieuwe of tussentijdse financiering, of voor het burgerlijk, strafrechtelijk of administratief aansprakelijk stellen van verstrekkers van die financiering, als bepaald bij nationaal recht. Andere gronden zouden onder meer kunnen zijn: fraude, kwade trouw, een bepaald soort band tussen de partijen die zou kunnen worden geassocieerd met een belangenconflict, bijvoorbeeld in geval van transacties tussen verbonden partijen of tussen aandeelhouders en de vennootschap, en transacties waarbij een partij een waarde of zekerheden heeft ontvangen zonder daar het recht toe te hebben op het tijdstip van de transactie of op de manier waarop zulks is geschied.

(68)

Indien tussentijdse financiering wordt verleend, weten de partijen niet of het herstructureringsplan al dan niet uiteindelijk zal worden bevestigd. Bijgevolg mogen de lidstaten er niet toe worden verplicht de bescherming van tussentijdse financiering te beperken tot gevallen waarin het plan door schuldeisers is goedgekeurd of door een rechterlijke of administratieve instantie is bevestigd. Om eventueel misbruik te voorkomen mag, in afwachting van de bevestiging van dat plan, alleen financiering worden beschermd die redelijkerwijs en onmiddellijk noodzakelijk is voor het verdere functioneren of overleven van de onderneming van de schuldenaar of voor het behoud of het vergroten van de waarde van die onderneming. Voorts mag deze richtlijn de lidstaten niet beletten een mechanisme voor voorafgaande controle van tussentijdse financiering in te voeren. De lidstaten moeten de bescherming voor nieuwe financiering kunnen beperken tot gevallen waarin het plan door een rechterlijke of administratieve instantie is bevestigd, en voor tussentijdse financiering tot gevallen waarin die aan een voorafgaande controle is onderworpen. Een voorafgaande controle van tussentijdse financiering of andere transacties zou kunnen worden verricht door een herstructureringsdeskundige, door een vergadering van schuldeisers of door een rechterlijke of administratieve instantie. Bescherming tegen vorderingen tot nietigverklaring en bescherming tegen persoonlijke aansprakelijkheid zijn minimumwaarborgen die aan tussentijdse en nieuwe financiering moeten worden toegekend. Teneinde nieuwe kredietverstrekkers aan te moedigen om het verhoogde risico te nemen van het investeren in een levensvatbare schuldenaar in financiële moeilijkheden, kunnen wellicht nadere stimulansen nodig zijn, bijvoorbeeld door aan deze financiering ten minste voorrang te geven tegenover niet door een zekerheid gedekte vorderingen in daaropvolgende insolventieprocedures.

(69)

Teneinde een cultuur te bevorderen waarbij preventieve herstructureringen worden aangemoedigd, is het wenselijk dat transacties die redelijk en onmiddellijk noodzakelijk zijn voor het onderhandelen over of uitvoeren van een herstructureringsplan, ook bescherming krijgen tegen vorderingen tot nietigverklaring in latere insolventieprocedures. Rechterlijke of administratieve instanties moeten, wanneer zij bepalen of kosten en vergoedingen redelijk en onmiddellijk noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld rekening kunnen houden met prognoses en ramingen die bij betrokken partijen, een vergadering van schuldeisers, een herstructureringsdeskundige of de rechterlijke of administratieve instantie zelf zijn ingediend. Daartoe moeten de lidstaten tevens van schuldenaren kunnen verlangen dat zij relevante ramingen verstrekken en actualiseren. Deze bescherming moet de zekerheid vergroten met betrekking tot transacties met ondernemingen waarvan bekend is dat zij in financiële moeilijkheden verkeren en moet bij schuldeisers en investeerders de angst wegnemen dat al deze transacties nietig zouden kunnen worden verklaard ingeval de herstructurering mislukt. De lidstaten moeten een tijdstip kunnen bepalen dat voorafgaat aan het openen van een preventieve herstructureringsprocedure en het toekennen van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, en vanaf welk vergoedingen en kosten voor het onderhandelen over, het goedkeuren of bevestigen van, of het inroepen van professioneel advies over het herstructureringsplan bescherming genieten tegen vorderingen tot nietigverklaring. In geval van andere betalingen en uitgaven en de bescherming van de betaling van werknemerslonen, zou dat beginpunt ook het toekennen van de schorsing of het inleiden van de preventieve herstructureringsprocedure kunnen zijn.

(70)

Om preventieve herstructurering nog meer te bevorderen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat bestuurders er niet van worden weerhouden hun redelijke zakelijke inzichten aan te wenden of redelijke commerciële risico's te nemen, in het bijzonder indien dit de slaagkansen van de herstructurering van een potentieel levensvatbare onderneming zou verbeteren. Indien een onderneming financiële moeilijkheden kent, moeten de bestuurders stappen ondernemen om verliezen te beperken en insolventie te voorkomen, zoals: het inroepen van professioneel advies, onder meer over herstructurering en insolventie, bijvoorbeeld door in voorkomend geval gebruik te maken van instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing; het beschermen van de activa van de onderneming om de waarde te maximaliseren en het verlies van essentiële activa tegen te gaan; het onderzoeken van de structuur en de functies van de onderneming om de levensvatbaarheid na te gaan en de uitgaven te beperken; afzien van het verbinden van de onderneming tot types transacties die onderworpen kunnen zijn aan nietigverklaring, tenzij die zakelijk voldoende te verantwoorden zijn; het zaken blijven doen in omstandigheden waarin dat gepast is om de going-concernwaarde te maximaliseren; het onderhandelen met schuldeisers en het inleiden van preventieve herstructureringsprocedures.

(71)

Indien de insolventie van de schuldenaar nakend is, is het ook belangrijk de legitieme belangen van de schuldeisers te beschermen tegen beslissingen van de bestuurders die gevolgen kunnen hebben voor de samenstelling van de boedel van de schuldenaar, in het bijzonder indien deze beslissingen kunnen leiden tot een verdere daling van de waarde van de boedel die beschikbaar is voor herstructureringsinspanningen of verdeling onder schuldeisers. Het is dan ook noodzakelijk om erop toe te zien dat bestuurders zich in die omstandigheden onthouden van tot persoonlijke winst ten nadele van de belanghebbenden leidende opzettelijke handelingen of grove nalatigheid, van het instemmen met transacties onder de marktwaarde, of van het stellen van handelingen die leiden tot een oneerlijke voorkeursbehandeling van één of meer belanghebbenden. De lidstaten moeten de overeenkomstige bepalingen van deze richtlijn kunnen uitvoeren door ervoor te zorgen dat rechterlijke of administratieve instanties rekening houden met de in deze richtlijn neergelegde regels over de plichten van bestuurders wanneer zij bepalen of een bestuurder aansprakelijk dient te worden gehouden voor inbreuken op de zorgplicht. Deze richtlijn strekt er niet toe een rangorde vast te leggen tussen de verschillende partijen met wier belangen naar behoren rekening moet worden gehouden. De lidstaten moeten echter kunnen besluiten over een dergelijke rangorde. Deze richtlijn moet de nationale regelgeving van de lidstaten betreffende de besluitvormingsprocessen in een onderneming onverlet laten.

(72)

Ondernemers die een handels-, bedrijfs- of ambachtsactiviteit of een vrije of zelfstandige beroepsactiviteit uitoefenen, kunnen blootstaan aan het risico op insolventie. De verschillen tussen de lidstaten wat de mogelijkheden om een nieuwe start te maken betreft, kunnen ondernemers met een overmatige schuldenlast of insolvente ondernemers ertoe aanzetten om te verhuizen naar een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij zijn gevestigd, om zo kortere kwijtscheldingsperioden of aantrekkelijkere kwijtscheldingsvoorwaarden te genieten, wat leidt tot extra rechtsonzekerheid en kosten voor de schuldeisers om hun vorderingen te innen. Verder vormen de gevolgen van insolventie, met name het sociale stigma, de juridische gevolgen, zoals een beroepsverbod voor ondernemers om nieuwe ondernemersactiviteiten te ontplooien en uit te oefenen, en het aanhoudende onvermogen om schulden af te betalen, belangrijke negatieve prikkels voor ondernemers die een bedrijf willen oprichten of een tweede kans willen krijgen, ook al is aangetoond dat ondernemers die insolvent zijn geworden, meer kans maken om de volgende keer wel succesvol te zijn.

(73)

Derhalve moeten stappen worden ondernomen om de negatieve gevolgen van een overmatige schuldenlast of insolventie voor ondernemers te verminderen, met name door volledige kwijtschelding van schuld mogelijk te maken na een bepaalde periode en door de duur van een beroepsverbod naar aanleiding van de overmatige schuldenlast of insolventie van een schuldenaar te beperken. Het begrip "insolventie" moet in het nationaal recht worden omschreven en het kan de vorm van overmatige schuldenlast aannemen. De positie van bedrijfsleiders of -directeurs wordt door het begrip "ondernemer" in de zin van deze richtlijn onverlet gelaten en moet in overeenstemming met het nationaal recht worden behandeld. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben te beslissen hoe toegang tot kwijtschelding van schuld wordt verkregen, met inbegrip van de mogelijkheid te verlangen dat de schuldenaar om kwijtschelding van schuld verzoekt.

(74)

De lidstaten moeten in de mogelijkheid kunnen voorzien de terugbetalingsverplichtingen van insolvente ondernemers bij te stellen indien er in hun financiële situatie een aanmerkelijke verandering optreedt, ongeacht of ze nu verbetert of verslechtert. Deze richtlijn mag niet vereisen dat een terugbetalingsplan door de meerderheid van de schuldeisers wordt gesteund. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat ondernemers niet wordt belet een nieuwe activiteit in hetzelfde of in een ander vakgebied op te zetten tijdens de uitvoering van het terugbetalingsplan.

(75)

Kwijtschelding van schuld moet beschikbaar zijn in procedures die een terugbetalingsplan, een tegeldemaking van activa of een combinatie van beide inhouden. Bij het uitvoeren van deze regels moeten de lidstaten vrij uit deze mogelijkheden kunnen kiezen. Indien in het nationaal recht meer dan één procedure die tot kwijtschelding van schuld kan leiden beschikbaar is, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat ten minste één van die procedures insolvente ondernemers de mogelijkheid biedt binnen een periode van ten hoogste drie jaar volledige kwijtschelding van schuld te verkrijgen. Bij procedures waarin tegeldemaking van activa wordt gecombineerd met een terugbetalingsplan, dient de kwijtscheldingsperiode in te gaan uiterlijk op de datum dat het terugbetalingsplan door een rechterlijke instantie wordt bevestigd of dat een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering ervan, bijvoorbeeld vanaf de eerste afbetaling in het kader van het plan; die periode kan evenwel ook vroeger ingaan, bijvoorbeeld wanneer een beslissing tot het openen van de procedure wordt genomen.

(76)

In procedures die geen terugbetalingsplan inhouden, dient de kwijtscheldingsperiode in te gaan uiterlijk vanaf de datum waarop door een rechterlijke of een administratieve instantie een beslissing tot opening van de procedure wordt genomen, of vanaf de datum van vaststelling van de insolvente boedel. De lidstaten zouden voor het berekenen van de duur van de kwijtscheldingsperiode in de zin van deze richtlijn kunnen bepalen dat het begrip "openen van de procedure" geen betrekking heeft op voorlopige maatregelen zoals conservatoire maatregelen of het aanwijzen van een voorlopige insolventiedeskundige, tenzij die maatregelen de mogelijkheid bieden tot tegeldemaking van de activa, met inbegrip van de verkoop en de verdeling van activa aan de schuldeisers. De vaststelling van de insolvente boedel dient niet noodzakelijkerwijs te leiden tot een formele beslissing of bevestiging door een rechterlijke of een administratieve instantie indien die beslissing niet krachtens het nationaal recht vereist is, en kan bestaan in het indienen van de inventaris van activa en passiva.

(77)

Dat de procedurele weg die tot een kwijtschelding van schuld leidt, inhoudt dat de activa van een ondernemer te gelde worden gemaakt, mag de lidstaten niet beletten om te bepalen dat het kwijtscheldingsverzoek afzonderlijk van de tegeldemaking van de activa moet worden behandeld, mits dat verzoek integraal deel uitmaakt van het verloop van de tot kwijtschelding van schuld leidende procedurele weg uit hoofde van deze richtlijn. De lidstaten moeten kunnen besluiten over de bewijslastregels die voor de inwerkingtreding van de kwijtschelding van schuld moeten gelden, hetgeen betekent dat het mogelijk moet zijn ondernemers wettelijk te verplichten te bewijzen dat zij hun verplichtingen nakomen.

(78)

Volledige kwijtschelding van schuld of het einde van het beroepsverbod na een periode van niet langer dan drie jaar is niet in alle omstandigheden passend, en derhalve kan het nodig zijn afwijkingen van deze regel die naar behoren zijn gemotiveerd met in de nationale wetgeving neergelegde redenen, in te stellen. Dergelijke afwijkingen moeten bijvoorbeeld worden ingesteld indien de schuldenaar oneerlijk is of te kwader trouw heeft gehandeld. Indien ondernemers krachtens nationaal recht niet het vermoeden van eerlijkheid en goede trouw genieten, mag de bewijslast voor de eerlijkheid en goede trouw het hun niet onnodig moeilijk of lastig maken om toegang tot de procedure te verkrijgen.

(79)

Bij het bepalen of een ondernemer oneerlijk is geweest, kunnen de rechterlijke of administratieve instanties rekening houden met omstandigheden zoals: de aard en de omvang van de schuld; het moment waarop de schuld is aangegaan; de inspanningen van de ondernemer om de schuld af te betalen en te voldoen aan de wettelijke verplichtingen, onder meer op het gebied van vergunningsvereisten en de noodzaak van een correcte boekhouding; de vraag of de ondernemer actie heeft ondernomen om verhaal van de schuldeisers te bemoeilijken; de nakoming van verplichtingen bij kans op insolventie die rusten op ondernemers die bestuurders van een onderneming zijn; en de conformiteit met mededingings- en arbeidsrecht van de Unie en de lidstaten. Het moet ook mogelijk zijn afwijkingen in te stellen, indien de ondernemer zich niet van bepaalde wettelijke verplichtingen heeft gekweten, zoals verplichtingen om het rendement voor de schuldeisers te maximaliseren; deze kunnen de vorm aannemen van een algehele verplichting om inkomen of activa te genereren. Bovendien zou het mogelijk moeten zijn speciale afwijkingen in te stellen indien het noodzakelijk is de rechten van de schuldenaar en de rechten van een of meer schuldeisers in evenwicht te houden, bijvoorbeeld indien de schuldeiser een natuurlijke persoon is die meer bescherming behoeft dan de schuldenaar.

(80)

Een afwijking kan eveneens te rechtvaardigen zijn indien de kosten van de procedure die tot een kwijtschelding van schuld leidt, met inbegrip van de vergoedingen voor de rechterlijke en de administratieve instanties en de deskundigen, niet worden gedekt. De lidstaten moeten over de mogelijkheid beschikken om in het nationaal recht te bepalen dat de voordelen van die kwijtschelding kunnen worden ingetrokken indien, bijvoorbeeld, de financiële situatie van de schuldenaar aanmerkelijk verbetert door onvoorziene omstandigheden, zoals loterijwinst of het verkrijgen van een erfenis of een schenking. De lidstaten mag niet worden belet om in welomschreven omstandigheden en op voorwaarde dat zulks naar behoren is gemotiveerd, in extra afwijkingen te voorzien.

(81)

Indien in het nationaal recht een naar behoren gemotiveerde grond is neergelegd, kan het passend zijn de mogelijkheid tot kwijtschelding voor bepaalde soorten schuld te beperken. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben door een zekerheid gedekte schulden uit te sluiten als voor kwijtschelding in aanmerking komende schulden voor ten hoogste de waarde van de zekerheid als vastgesteld in het nationaal recht, terwijl de rest van de schuld dient te worden behandeld als niet door een zekerheid gedekte schuld. De lidstaten moeten, indien zulks naar behoren is gemotiveerd, nog meer categorieën van schulden kunnen uitsluiten.

(82)

De lidstaten moeten kunnen bepalen dat rechterlijke of administratieve instanties hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een persoon met een legitiem belang kunnen nagaan of ondernemers hebben voldaan aan de voorwaarden voor het verkrijgen van volledige kwijtschelding van schuld.

(83)

Deze richtlijn mag de lidstaten niet beletten om, indien de toestemming of vergunning voor een ondernemer tot het uitoefenen van een bepaalde ambachts-, bedrijfs-, handels-, of beroepsactiviteit ten gevolge van een beroepsverbod is geweigerd of ingetrokken, te verlangen dat de ondernemer na het verstrijken van het beroepsverbod een aanvraag voor een nieuwe toestemming of vergunning indient. Een instantie van een lidstaat moet er bij het nemen van een besluit over een beroepsactiviteit waarvoor speciaal toezicht geldt, tevens rekening mee kunnen houden met het feit dat de insolvente ondernemer overeenkomstig deze richtlijn kwijtschelding van schuld heeft verkregen, zelfs indien de duur van het beroepsverbod verstreken is.

(84)

Persoonlijke en beroepsmatige schulden die niet redelijkerwijs van elkaar te scheiden zijn, bijvoorbeeld indien een bepaald goed zowel voor de beroepsactiviteit als daarbuiten wordt gebruikt, zouden in één procedure moeten worden behandeld. Indien de lidstaten bepalen dat die schulden aan verschillende insolventieprocedures zijn onderworpen, is het nodig tussen die procedures te coördineren. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om alle schulden van ondernemers volgens één procedure te behandelen. De lidstaten waarin de ondernemers hun bedrijfsactiviteiten tijdens een insolventieprocedure voor eigen rekening mogen voortzetten, mag niet worden belet te bepalen dat die ondernemers aan een nieuwe insolventieprocedure worden onderworpen, indien die voortgezette bedrijfsactiviteiten insolvent worden.

(85)

De transparantie en voorspelbaarheid van de procedures in termen van het leiden tot resultaten die gunstig zijn voor het in stand houden van ondernemingen en voor het gunnen van een tweede kans aan ondernemers, of die de efficiënte vereffening van niet-levensvatbare ondernemingen mogelijk maken, moet worden gehandhaafd en bevorderd. Ook is het noodzakelijk te zorgen voor een verkorting van de buitensporige duur van insolventieprocedures in veel lidstaten, die tot rechtsonzekerheid voor schuldeisers en investeerders en tot lage terugvorderingspercentages leidt. Ten slotte moet, gelet op de bij Verordening (EU) 2015/848 tot stand gebrachte mechanismen voor betere samenwerking tussen rechtbanken en deskundigen in grensoverschrijdende zaken, de professionaliteit van alle betrokken actoren in de hele Unie naar een vergelijkbaar hoog niveau worden gebracht. Om deze doelstellingen te bereiken, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de leden van de rechterlijke en de administratieve instanties die procedures inzake preventieve herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld behandelen, adequaat worden opgeleid en voor hun taken de noodzakelijke deskundigheid hebben. Een dergelijke opleiding en deskundigheid kunnen ook worden verkregen tijdens het uitoefenen van de functies als lid van een rechterlijke of een administratieve instantie of, voorafgaand aan de aanstelling voor dergelijke functies, tijdens het uitoefenen van ander relevante functies.

(86)

Deze opleiding en deskundigheid moeten het mogelijk maken dat beslissingen met mogelijk significante economische en sociale gevolgen op efficiënte wijze worden genomen, en hoeven niet te betekenen dat leden van de rechterlijke instantie uitsluitend zaken betreffende herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld moeten behandelen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld op efficiënte en snelle wijze kunnen worden afgehandeld. Het oprichten van gespecialiseerde rechtbanken of kamers, of het aanstellen van gespecialiseerde rechters overeenkomstig het nationaal recht, evenals het concentreren van rechtsmacht in een beperkt aantal rechterlijke of administratieve instanties" kunnen doeltreffende manieren zijn om de doelstellingen van het tot stand brengen van rechtszekerheid en de doeltreffendheid van de procedures te bereiken. De lidstaten moeten niet worden verplicht te vereisen dat procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld voorrang hebben op andere procedures.

(87)

De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat deskundigen inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld die door rechterlijke of administratieve instanties worden aangesteld ("deskundigen"): adequaat worden opgeleid; op transparante wijze worden aangesteld, terdege rekening houdend met de noodzaak efficiënte procedures te waarborgen; worden gecontroleerd bij de uitvoering van hun taken; en hun taken op integere wijze uitvoeren. Het is belangrijk dat deskundigen zich verbinden tot de normen voor hun taken, zoals het verkrijgen van een verzekering voor beroepsaansprakelijkheid. Adequate scholing, beroepskwalificaties en deskundigheid kunnen ook worden verkregen tijdens de uitoefening van hun beroep. De lidstaten mogen niet worden verplicht de noodzakelijke opleiding zelf te verstrekken; die kan bijvoorbeeld worden verzorgd door beroepsorganisaties of andere organen. Insolventiefunctionarissen in de zin van Verordening (EU) 2015/848 moeten in de werkingssfeer van deze richtlijn worden opgenomen.

(88)

Deze richtlijn mag niet beletten dat de deskundigen worden gekozen door een schuldenaar, door schuldeisers of door een vergadering van schuldeisers uit een lijst of een pool die vooraf is goedgekeurd door een rechterlijke of een administratieve instantie. Bij het kiezen van een deskundige kan aan de schuldenaar, de schuldeisers of de vergadering van schuldeisers een beoordelingsmarge worden toegekend met betrekking tot de algemene deskundigheid en ervaring van de deskundige en de vereisten van een specifieke zaak. Schuldenaren die natuurlijke personen zijn geheel van deze taak zouden kunnen worden vrijgesteld. In zaken met grensoverschrijdende elementen moet bij de aanstelling van de deskundige onder meer rekening worden gehouden met de bekwaamheid van de deskundigen om de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/848 na te komen, dat wil zeggen communiceren en samenwerken met insolventiedeskundigen en met rechterlijke en administratieve instanties van andere lidstaten, alsmede met hun personele en administratieve middelen om mogelijk ingewikkelde zaken te behandelen. De lidstaten mag niet worden belet te bepalen dat een deskundige kan worden geselecteerd via andere methoden, zoals willekeurige selectie door een softwareprogramma, op voorwaarde dat wanneer een beroep wordt gedaan op die methoden naar behoren rekening wordt gehouden met de ervaring en deskundigheid van de deskundige. De lidstaten moeten kunnen besluiten over de middelen om verzet aan te tekenen tegen de selectie of aanstelling van een deskundige of te verzoeken om diens vervanging, bijvoorbeeld via een vergadering van schuldeisers.

(89)

Op de deskundigen dienen toezichts- en regelgevingsmechanismen van toepassing te zijn, waaronder doeltreffende maatregelen ten aanzien van de aansprakelijkheid van deskundigen die hun taken niet naar behoren hebben uitgevoerd, zoals: vermindering van het honorarium van de deskundige; uitsluiting uit de lijst of pool van deskundigen die voor insolventiezaken kunnen worden aangesteld; en, indien passend, tuchtrechtelijke, administratieve of strafrechtelijke sancties. Die toezichts- en regelgevingsmechanismen dienen de bepalingen van het nationaal recht met betrekking tot civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade wegens niet-nakoming van contractuele of niet-contractuele verplichtingen onverlet te laten. De lidstaten moeten niet verplicht worden speciale autoriteiten of organen op te richten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de informatie over de autoriteiten of organen die toezicht uitoefenen op deskundigen publiek beschikbaar is. Als informatie dient een gewone vermelding van bijvoorbeeld de rechterlijke of administratieve instantie te volstaan. Het moet in beginsel mogelijk zijn deze normen te bereiken zonder dat in het nationaal recht nieuwe beroepen of kwalificaties in het leven moeten worden geroepen. De lidstaten moeten de bepalingen inzake opleiding van en toezicht op deskundigen kunnen uitbreiden tot andere deskundigen die niet onder deze richtlijn vallen. De lidstaten mogen niet worden verplicht te bepalen dat geschillen over de vergoeding van deskundigen voorrang hebben op andere procedures.

(90)

Om de duur van de procedures verder te verkorten, betere deelname van schuldeisers aan de procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld te bevorderen en te zorgen voor vergelijkbare voorwaarden tussen schuldeisers, ongeacht waar zij in de Unie zijn gevestigd, moeten de lidstaten bepalingen vaststellen die schuldenaren, schuldeisers, deskundigen en rechterlijke en administratieve instanties in staat stellen middelen voor elektronische communicatiemiddelen te gebruiken. Daarom moet het mogelijk zijn procedurele stappen, zoals het indienen van vorderingen door schuldeisers, kennisgevingen aan schuldeisers of het aantekenen van bezwaar of beroep, via elektronische communicatiemiddelen te laten verlopen. De lidstaten moeten kunnen bepalen dat kennisgevingen aan een schuldeiser slechts op elektronische wijze kunnen worden verricht indien de betrokken schuldeiser vooraf met elektronische communicatie heeft ingestemd.

(91)

De partijen in procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld mogen niet worden verplicht elektronische communicatiemiddelen te gebruiken indien een dergelijk gebruik niet verplicht is uit hoofde van nationaal recht, onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten een verplicht systeem op te zetten voor elektronische indiening en kennisgeving van documenten in verband met procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld. De lidstaten moeten zelf het elektronische communicatiemiddel kunnen kiezen. Voorbeelden van dergelijke middelen zijn een speciaal daartoe ontworpen systeem voor elektronische indiening van die documenten of het gebruik van e-mail, zulks onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaten om functies in te stellen die veilige elektronische indiening garanderen, zoals een elektronische handtekening, of vertrouwensdiensten, zoals diensten voor elektronische aangetekende bezorging overeenkomstig Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(92)

Om de uitvoering en toepassing van deze richtlijn te monitoren is het belangrijk dat betrouwbare en vergelijkbare informatie wordt verzameld over de resultaten van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld. De lidstaten moeten daarom gegevens verzamelen en aggregeren die voldoende gedetailleerd zijn opdat het mogelijk is het functioneren van de richtlijn in de praktijk accuraat te beoordelen, en zij moeten die gegevens meedelen aan de Commissie. Het mededelingsformulier voor het meedelen van die gegevens aan de Commissie moet door de Commissie worden vastgesteld met assistentie van een comité in de zin van Verordening (EU) Nr. 182/2011 van het Europese Parlement en de Raad (18). Het formulier moet voorzien zijn van een shortlist met de voornaamste resultaten van procedures die alle lidstaten gemeenschappelijk hebben. Een herstructureringsprocedure kan bijvoorbeeld als voornaamste resultaten hebben: bevestiging van een plan door een rechtbank, niet-bevestiging van een plan door een rechtbank, omzetting van de herstructureringsprocedure in een vereffeningsprocedure, of afsluiting van de procedure omdat een vereffeningsprocedure is geopend voordat het plan door een rechtbank is bevestigd. De lidstaten dienen niet te worden verplicht procedures die worden afgesloten voordat er relevante maatregelen zijn genomen naar resultaat uit te splitsen, maar zouden in de plaats daarvan kunnen meedelen hoeveel procedures er in totaal vóór de opening ervan onontvankelijk zijn verklaard, zijn afgewezen of zijn ingetrokken.

(93)

Het mededelingsformulier moet een lijst bevatten van opties die de lidstaten in aanmerking kunnen nemen voor het bepalen van de grootte van een schuldenaar, onder verwijzing naar een of meer elementen van de definitie van kmo's die in alle lidstaten voorkomen. De lijst moet de optie bevatten om de grootte van de schuldenaar uitsluitend te bepalen op basis van het aantal werknemers. Het formulier moet: eveneens bepalen voor welke gemiddelde kosten en gemiddelde terugvorderingsniveaus de lidstaten vrijwillig gegevens moeten kunnen verzamelen; richtsnoeren bevatten over de elementen waarmee rekening kan worden gehouden wanneer de lidstaten een steekproeftechniek toepassen, bijvoorbeeld over de grootte die steekproeven moeten hebben om representatief te zijn wat betreft geografische spreiding, grootte van schuldenaren en sector; en de lidstaten de gelegenheid bieden extra beschikbare informatie te verstrekken, bijvoorbeeld met betrekking tot het volledige bedrag van de activa en passiva van schuldenaren.

(94)

De stabiliteit van de financiële markten hangt in grote mate af van financiëlezekerheidsovereenkomsten, in het bijzonder wanneer een zekerheid wordt gesteld in verband met deelnemingen in aangemerkte systemen of in centralebanktransacties en wanneer margins worden gestort aan centrale tegenpartijen. Aangezien de waarde van financiële instrumenten die als zekerheid worden gesteld, sterk kan schommelen, is het van cruciaal belang om de waarde ervan snel te realiseren voordat die daalt. De bepalingen van de Richtlijnen 98/26/EG (19) en 2002/47/EG (20) van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten derhalve van toepassing zijn niettegenstaande de bepalingen van deze richtlijn. De lidstaten moet de mogelijkheid worden geboden salderingsovereenkomsten, met inbegrip van saldering bij vroegtijdige beëindiging, vrij te stellen van de gevolgen van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, zelfs indien deze niet vallen onder de Richtlijnen 98/26/EG en 2002/47/EG of Verordening (EU) nr. 648/2012, mits die overeenkomsten krachtens het recht van de betrokken lidstaat zelfs afdwingbaar zijn indien insolventieprocedures worden geopend.

Dit zou het geval kunnen zijn voor een aanzienlijk aantal raamovereenkomsten die op brede schaal worden toegepast in de financiële, energie- en grondstoffenmarkten door zowel niet-financiële als financiële tegenpartijen. Dergelijke overeenkomsten beperken systeemrisico's, met name in derivatenmarkten. Die overeenkomsten zouden dus kunnen worden vrijgesteld van beperkingen waaraan uit te voeren overeenkomsten bij insolventiewetgeving worden gebonden. Derhalve moet de lidstaten tevens de mogelijkheid worden geboden om wettelijke salderingsovereenkomsten vrij te stellen van de gevolgen van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, met inbegrip van salderingsovereenkomsten bij vroegtijdige beëindiging die op het ogenblik dat insolventieprocedures worden geopend in werking treden. Het bedrag dat resulteert uit de werking van salderingsovereenkomsten, met inbegrip van salderingsovereenkomsten bij vroegtijdige beëindiging, moet echter onder de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen vallen.

(95)

De lidstaten die partij zijn bij het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en de daarbij horende protocollen, ondertekend te Kaapstad op 16 november 2001, moeten onverminderd aan hun bestaande internationale verplichtingen kunnen voldoen. De bepalingen van deze richtlijn inzake preventieve herstructureringsstelsels moeten worden toegepast met de afwijkingen die nodig zijn om te waarborgen dat de toepassing ervan de toepassing van dat Verdrag en de protocollen daarbij onverlet laat.

(96)

De doeltreffendheid van het proces voor de goedkeuring en uitvoering van het herstructureringsplan mag worden ondermijnd door het vennootschapsrecht. De lidstaten moeten derhalve kunnen afwijken van de voorschriften die in Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (21) zijn neergelegd betreffende de verplichting om een algemene vergadering bijeen te roepen en aandelen eerst aan de bestaande aandeelhouders aan te bieden, voor zover en zolang dat nodig is om te voorkomen dat de aandeelhouders de herstructureringsinspanningen dwarsbomen door misbruik te maken van hun rechten op grond van die Richtlijn. Zo kan het nodig zijn dat de lidstaten afwijken van de verplichting om een algemene vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen of in afwijkingen van de normale termijnen, in gevallen waarbij het bestuur dringend moet optreden om de activa van de vennootschap veilig te stellen, bijvoorbeeld door bij een ernstig en plotseling verlies van geplaatst kapitaal en een kans op insolventie te verzoeken om een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen. Afwijkingen van het vennootschapsrecht kunnen ook nodig zijn indien het herstructureringsplan voorziet in de uitgifte van nieuwe aandelen die als schuldconversie met voorrang aan schuldeisers kunnen worden aangeboden, of ter vermindering van het bedrag van geplaatst kapitaal indien delen van de onderneming worden overgedragen. Dergelijke afwijkingen moeten worden beperkt tot de periode die de lidstaten nodig achten om een preventief herstructureringsstelsel tot stand te brengen. De lidstaten mogen niet worden verplicht om geheel of gedeeltelijk, voor onbepaalde tijd of voor een beperkte tijd af te wijken van het vennootschapsrecht, indien zij waarborgen dat hun vennootschapsrechtelijke voorschriften de doeltreffendheid van het herstructureringsproces niet ondermijnen of indien de lidstaten beschikken over andere, even doeltreffende instrumenten om te voorkomen dat aandeelhouders op onredelijke wijze de goedkeuring of uitvoering verhinderen van een herstructureringsplan dat de levensvatbaarheid van de onderneming zou herstellen. In deze context moeten de lidstaten bijzonder belang hechten aan de doeltreffendheid van de bepalingen in verband met de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen en de bevestiging van het herstructureringsplan, die niet onnodig mogen worden belemmerd door oproepen tot of de resultaten van algemene vergaderingen van aandeelhouders. Richtlijn (EU) 2017/1132 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd. Bij het afwegen welke afwijkingen in het kader van het nationaal vennootschapsrecht nodig zijn voor de effectieve uitvoering van deze richtlijn moeten de lidstaten beschikken over een beoordelingsmarge, en zij moeten ook kunnen voorzien in soortgelijke vrijstellingen van Richtlijn (EU) 2017/1132 ingeval van niet onder deze richtlijn vallende insolventieprocedures die herstructureringsmaatregelen mogelijk maken.

(97)

Om het formulier voor mededeling van gegevens vast te stellen en daarna eventueel te wijzigen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

(98)

De Commissie moet een studie uitvoeren naar de noodzaak om wetgevingsvoorstellen in te dienen inzake de insolventie van personen die geen handels- bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit uitoefenen en die als consument te goeder trouw tijdelijk of permanent niet in staat zijn schulden op de vervaldatum te betalen. In die studie moet worden onderzocht of de toegang tot basisgoederen en -diensten voor deze personen moet worden gewaarborgd opdat zij fatsoenlijke levensomstandigheden genieten.

(99)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (22) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(100)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt aangezien de verschillen tussen nationale herstructurerings- en insolventiestelsels het vrije verkeer van kapitaal en de vrijheid van vestiging zouden blijven belemmeren, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(101)

Op 7 juni 2017 heeft de Europese Centrale Bank een advies gegeven (23),

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld betreffende:

a)

preventieve herstructureringsstelsels die beschikbaar zijn voor schuldenaren in financiële moeilijkheden indien er kans op insolventie bestaat, teneinde insolventie van de schuldenaar te voorkomen en de levensvatbaarheid van de schuldenaar te verzekeren;

b)

procedures die tot kwijtschelding van schuld voor insolvente ondernemers leiden; en

c)

maatregelen met het oog op efficiëntere procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op in lid 1 van dit artikel bedoelde procedures die betrekking hebben op schuldenaren die:

a)

verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn in de zin van artikel 13, punten 1) en 4), van Richtlijn 2009/138/EG;

b)

kredietinstellingen zijn in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Verordening (EU) nr. 575/2013;

c)

beleggingsondernemingen of instellingen voor collectieve beleggingen zijn in de zin van, respectievelijk, artikel 4, lid 1, punten 2) en 7) van Verordening (EU) nr. 575/2013;

d)

centrale tegenpartijen zijn in de zin van artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 648/2012;

e)

centrale effectenbewaarinstellingen zijn in de zin van artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 909/2014;

f)

andere financiële instellingen en entiteiten zijn die zijn vermeld in artikel 1, lid 1, eerste alinea, van Richtlijn 2014/59/EU;

g)

publieke instellingen naar nationaal recht zijn; en

h)

natuurlijke personen, maar geen ondernemers zijn.

3.   De lidstaten kunnen overgaan tot het uitsluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn van in lid 1 bedoelde procedures die betrekking hebben op schuldenaren die andere financiële entiteiten zijn dan deze bedoeld in lid 2 en die financiële diensten verstrekken waarvoor bijzondere regelingen gelden in het kader waarvan de nationale toezichthoudende of afwikkelingsautoriteiten beschikken over ruime handelingsbevoegdheden die vergelijkbaar zijn met die welke zijn vastgesteld in het Unierecht en het nationale recht in verband met de in lid 2 bedoelde financiële entiteiten. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van deze bijzondere regelingen.

4.   De lidstaten kunnen de toepassing van de in lid 1, onder b), bedoelde procedures uitbreiden tot insolvente natuurlijke personen die geen ondernemers zijn.

De lidstaten kunnen de toepassing van lid 1, onder a), beperken tot rechtspersonen.

5.   De lidstaten kunnen bepalen dat de volgende vorderingen worden uitgesloten van, of niet worden getroffen door, de in lid 1, onder a), bedoelde preventieve herstructureringsstelsels:

a)

bestaande of toekomstige vorderingen van huidige of voormalige werknemers;

b)

onderhoudsvorderingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap; of

c)

vorderingen die ontstaan uit aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van de schuldenaar.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat preventieve herstructureringsstelsels opgebouwde rechten op bedrijfspensioenen onverlet laten.

Artikel 2

Definities

1.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   "herstructurering": maatregelen die gericht zijn op het herstructureren van het bedrijf van de schuldenaar, waaronder ten minste het wijzigen van de samenstelling, de voorwaarden of de structuur van de activa en passiva van een schuldenaar of van een ander deel van de kapitaalstructuur van de schuldenaar, zoals de verkoop van activa of bedrijfsonderdelen en, indien het nationaal recht hierin voorziet, de verkoop van een bedrijf "as going concern", evenals alle benodigde operationele wijzigingen of een combinatie van deze elementen;

2.   "betrokken partijen": schuldeisers, met inbegrip van, indien toepasselijk krachtens nationaal recht, werknemers, of categorieën schuldeisers en, indien toepasselijk krachtens nationaal recht, kapitaalhouders, wier vorderingen of belangen naargelang het geval door een herstructureringsplan rechtstreeks worden getroffen;

3.   "kapitaalhouder": een persoon die een eigendomsbelang heeft in een schuldenaar of een bedrijf van een schuldenaar, waaronder een aandeelhouder, voor zover die persoon geen schuldeiser is;

4.   "schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen": een door een rechterlijke of administratieve instantie of van rechtswege toegepaste tijdelijke schorsing van het recht van een schuldeiser om een vordering tegen een schuldenaar te laten gelden en, indien het nationaal recht hierin voorziet, tegen een derde partij die zekerheden stelt, in het kader van een gerechtelijke, administratieve of andere procedure, of van het recht om de activa of het bedrijf van de schuldenaar op buitengerechtelijke wijze in beslag te nemen of te gelde te maken;

5.   "nog uit te voeren overeenkomst": een overeenkomst tussen een schuldenaar en een of meer schuldeisers krachtens welke de partijen nog verplichtingen moeten nakomen op het ogenblik dat de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen wordt toegekend of toegepast;

6.   "toets van het belang van de schuldeisers" ("best-interest-of-creditors test"): toets waaraan wordt voldaan als blijkt dat geen niet-instemmende schuldeiser slechter af is onder het herstructureringsplan dan die schuldeiser zou zijn indien de normale rangorde van voorrang bij vereffening krachtens nationaal recht zou worden toegepast, hetzij bij een vereffening, of deze nu stapsgewijs geschiedt dan wel als een verkoop als "going concern", hetzij in het geval van het beste alternatieve scenario indien het herstructureringsplan niet is bevestigd;

7.   "nieuwe financiering": elke nieuwe financiële bijstand waarin wordt voorzien door een bestaande of nieuwe schuldeiser teneinde een herstructureringsplan uit te voeren en die in dat herstructureringsplan is inbegrepen;

8.   "tussentijdse financiering": elke nieuwe financiële bijstand waarin wordt voorzien door een bestaande of nieuwe schuldeiser, die ten minste financiële bijstand tijdens de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen omvat, en die redelijk en onmiddellijk noodzakelijk is om de bedrijfsactiviteiten van de schuldenaar voort te zetten of om de waarde ervan te behouden of te verhogen;

9.   "ondernemer": een natuurlijke persoon die een handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit uitoefent;

10.   "volledige kwijtschelding van schuld": de uitsluiting van de mogelijkheid hun uitstaande schulden die voor kwijtschelding in aanmerking komen jegens ondernemers af te dwingen of de eigenlijke annulering van de uitstaande schulden die voor kwijtschelding in aanmerking komen, als onderdeel van een procedure die een tegeldemaking van activa of een terugbetalingsplan of beide kan inhouden;

11.   "terugbetalingsplan": een schema van betalingen van gespecificeerde bedragen op gespecificeerde data door een insolvente ondernemer aan schuldeisers, of een periodieke overdracht aan schuldeisers van een bepaald deel van het beschikbaar inkomen van de ondernemer tijdens de kwijtscheldingsperiode;

12.   "herstructureringsdeskundige": elke persoon of instantie die door een rechterlijke of administratieve instantie is aangesteld om, met name, een of meer van de volgende taken uit te voeren:

a)

de schuldenaar en de schuldeiser assisteren bij het opstellen van of het onderhandelen over een herstructureringsplan;

b)

toezicht houden op de activiteiten van de schuldenaar tijdens de onderhandelingen over een herstructureringsplan, en verslag uitbrengen aan een rechterlijke of administratieve instantie;

c)

de gedeeltelijke controle verwerven over de activa of zaken van de schuldenaar tijdens de onderhandelingen.

2.   Voor de toepassing van deze richtlijn hebben de volgende begrippen de betekenis die eraan wordt gegeven in het nationaal recht:

a)

insolventie;

b)

dreigende insolventie;

c)

micro-, kleine en middelgrote ondernemingen ("kmo's").

Artikel 3

Vroegtijdige waarschuwing en toegang tot informatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren toegang hebben tot één of meer duidelijke en transparante instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing waarmee omstandigheden kunnen worden opgespoord die kunnen leiden tot dreigende insolventie en waarmee hen kan worden gesignaleerd dat onverwijld actie moet worden ondernomen.

Voor de toepassing van de eerste alinea kunnen de lidstaten gebruikmaken van moderne IT-technologieën voor berichten en voor communicatie.

2.   Instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing kunnen het volgende omvatten:

a)

waarschuwingsmechanismen indien de schuldenaar bepaalde soorten betalingen niet heeft verricht;

b)

adviesdiensten van overheids- of particuliere organisaties;

c)

stimulansen krachtens nationaal recht om derden met relevante informatie over de schuldenaar, zoals boekhouders, belasting- of socialezekerheidsdiensten, ertoe aan te zetten een negatieve ontwikkeling aan de schuldenaar te signaleren.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren en werknemersvertegenwoordigers toegang hebben tot relevante en actuele informatie over de beschikbaarheid van instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing, evenals van de procedures en maatregelen betreffende herstructurering van schulden en kwijtschelding van schuld.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over de toegang tot instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing openbaar online beschikbaar is en dat met name voor kmo's deze informatie eenvoudig raadpleegbaar is en op een gebruiksvriendelijke manier wordt aangeboden.

5.   De lidstaten kunnen de werknemersvertegenwoordigers steun verstrekken bij de beoordeling van de economische situatie van de schuldenaar.

TITEL II

PREVENTIEVE HERSTRUCTURERINGSSTELSELS

HOOFDSTUK 1

Beschikbaarheid van preventieve herstructureringsstelsels

Artikel 4

Beschikbaarheid van preventieve herstructureringsstelsels

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren bij dreigende insolventie toegang hebben tot een preventief herstructureringsstelsel dat hen in staat stelt te herstructureren, teneinde insolventie te voorkomen en hun levensvatbaarheid te verzekeren zonder afbreuk te doen aan andere oplossingen ter voorkoming van insolventie, en zodoende banen te beschermen en de bedrijfsactiviteiten te handhaven.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat schuldenaren die veroordeeld zijn voor ernstige inbreuken op accountants- of boekhoudersverplichtingen krachtens nationaal recht pas toegang kunnen krijgen tot een preventief herstructureringsstelsel nadat die schuldenaren passende corrigerende maatregelen hebben genomen ten aanzien van de problemen die tot de veroordeling hebben geleid, zodat schuldeisers worden voorzien van de informatie die zij nodig hebben om een besluit te nemen tijdens herstructureringsonderhandelingen.

3.   De lidstaten kunnen in het kader van nationaal recht een levensvatbaarheidstoets handhaven of invoeren, mits die toets tot doel heeft schuldenaren zonder enig uitzicht op levensvatbaarheid uit te sluiten en kan worden uitgevoerd zonder nadelige effecten voor de activa van de schuldenaar.

4.   De lidstaten kunnen een beperking stellen aan het aantal keren dat een schuldenaar binnen een bepaalde periode toegang heeft tot een preventief herstructureringsstelsel waarin deze richtlijn voorziet.

5.   Het preventieve herstructureringsstelsel waarin deze richtlijn voorziet kan bestaan uit een of meer procedures, maatregelen of bepalingen, waarvan sommige buitengerechtelijk kunnen verlopen, zonder afbreuk te doen aan andere herstructureringsstelsels op grond van nationaal recht.

De lidstaten zorgen ervoor dat een dergelijk herstructureringsstelsel schuldenaren en betrokken partijen de in deze titel bepaalde rechten en waarborgen op coherente wijze biedt.

6.   De lidstaten kunnen bepalingen vaststellen die de betrokkenheid van een rechterlijke of administratieve instantie in een preventief herstructureringsstelsel beperken tot situaties waarin die betrokkenheid noodzakelijk en evenredig is, en zorgen er daarbij voor dat de rechten van betrokken partijen en relevante belanghebbenden worden gewaarborgd.

7.   Preventieve herstructureringsstelsels uit hoofde van deze richtlijn zijn beschikbaar op aanvraag van de schuldenaren.

8.   De lidstaten kunnen tevens bepalen dat preventieve herstructureringsstelsels waarin deze richtlijn voorziet beschikbaar zijn op verzoek van schuldeisers en werknemersvertegenwoordigers, op voorwaarde dat de schuldenaar daarmee instemt. De lidstaten kunnen die voorwaarde van instemming van de schuldenaar beperken tot gevallen waarin schuldenaren kmo's zijn.

HOOFDSTUK 2

Faciliteren van onderhandelingen over preventieve herstructureringsplannen

Artikel 5

Schuldenaar-in-bezit

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren die toegang hebben tot preventieve herstructureringsprocedures, volledig of ten minste gedeeltelijk, de controle behouden over hun activa en over de dagelijkse bedrijfsvoering van de onderneming.

2.   Waar nodig wordt over de aanstelling van een herstructureringsdeskundige door een rechterlijke of administratieve instantie per geval beslist, behalve in bepaalde omstandigheden waarbij de lidstaten in alle gevallen de verplichte aanstelling van een dergelijke deskundige kunnen voorschrijven.

3.   De lidstaten voorzien in de aanstelling van een deskundige op het gebied van herstructurering om de schuldenaar en de schuldeisers te assisteren bij de onderhandelingen over en de opstelling van het plan ten minste in de volgende gevallen voor:

a)

indien een rechterlijke of administratieve instantie overeenkomstig artikel 6, lid 3een algemene schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen verleent en besluit dat een dergelijke deskundige op het gebied van herstructurering nodig is om de belangen van de partijen te waarborgen;

b)

indien het herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie moet worden bevestigd door middel van een categorie-overschrijdende cram-down overeenkomstig artikel 11; of

c)

indien hierom door de schuldenaar of een meerderheid van de schuldeisers wordt verzocht, mits in dat laatste geval de kosten van de deskundige op het gebied van herstructurering door de schuldeisers worden gedragen.

Artikel 6

Schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren gebruik kunnen maken van een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen om de onderhandelingen over een herstructureringsplan in het kader van een preventief herstructureringsstelsel te ondersteunen.

De lidstaten kunnen bepalen dat rechterlijke of administratieve instanties een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen kunnen weigeren indien die schorsing niet nodig is of indien deze maatregel het beoogde doel van de eerste alinea niet zou verwezenlijken.

2.   Onverminderd de leden 4 en 5 zorgen de lidstaten ervoor dat een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen alle soorten vorderingen kan dekken, ook door zekerheden gedekte vorderingen en bevoorrechte vorderingen.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen algemeen kan zijn en dan alle schuldeisers dekt, of beperkt kan zijn, en dan slechts een of meer individuele schuldeisers of categorieën schuldeisers dekt.

In geval van een beperkte schorsing is de schorsing uitsluitend van toepassing op schuldeisers die overeenkomstig nationaal recht zijn geïnformeerd over de in lid 1 bedoelde onderhandelingen over het herstructureringsplan of over de schorsing.

4.   De lidstaten kunnen in welomschreven omstandigheden bepaalde vorderingen of categorieën vorderingen uitsluiten van de dekking van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen indien die uitsluiting naar behoren is gemotiveerd en indien:

a)

de tenuitvoerlegging de herstructurering van de onderneming waarschijnlijk niet in gevaar zal brengen; of

b)

de schorsing een oneerlijke benadeling van de schuldeisers van die vorderingen zou veroorzaken.

5.   Lid 2 is niet van toepassing op vorderingen van werknemers.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten lid 2 op de vorderingen van werknemers toepassen indien en voor zover de lidstaten ervoor zorgen dat voor de betaling van die vorderingen in preventieve herstructureringsstelsels een vergelijkbaar beschermingsniveau wordt gewaarborgd.

6.   De initiële duur van een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen is beperkt tot maximaal vier maanden.

7.   Niettegenstaande lid 6 kunnen de lidstaten rechterlijke of administratieve instanties in staat stellen om op verzoek van de schuldenaar, een schuldeiser of, in voorkomend geval, een herstructureringsdeskundige, de duur van een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen te verlengen of een nieuwe schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen te verlenen. Die verlenging of nieuwe schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen wordt uitsluitend verleend indien uit welomschreven omstandigheden blijkt dat die verlenging of nieuwe schorsing gerechtvaardigd is, bijvoorbeeld:

a)

in de onderhandelingen over het herstructureringsplan is belangrijke vooruitgang geboekt;

b)

de voortzetting van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen brengt de rechten of belangen van betrokken partijen niet op onrechtvaardige wijze in het gedrang; of

c)

de schuldenaar is nog geen insolventieprocedure krachtens nationaal recht geopend die kan eindigen in de vereffening van de schuldenaar.

8.   De duur van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen, met inbegrip van verlengingen en hernieuwingen, mag in totaal niet langer zijn dan twaalf maanden.

Indien de lidstaten ervoor kiezen deze richtlijn om te zetten met behulp van een of meer van de in bijlage A bij Verordening (EU) 2015/848 genoemde procedures of maatregelen die niet voldoen aan de kennisgevingsvoorwaarden, is de totale duur van de schorsing volgens die procedures beperkt tot maximaal vier maanden indien het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar vanuit een andere lidstaat is verplaatst binnen een periode van drie maanden voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot opening van een herstructureringsprocedure.

9.   De lidstaten zorgen ervoor dat de rechterlijke of administratieve instanties de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen in de volgende gevallen kunnen opheffen:

a)

de schorsing vervult niet langer de doelstelling, te weten de ondersteuning van de onderhandelingen over het herstructureringsplan, bijvoorbeeld indien blijkt dat een deel van de schuldeisers dat krachtens nationaal recht de goedkeuring van het herstructureringsplan zou kunnen voorkomen, de voortzetting van de onderhandelingen niet steunt;

b)

op verzoek van de schuldenaar of de herstructureringsdeskundige;

c)

indien het nationaal recht hierin voorziet — één of meer schuldeisers of één of meer categorieën schuldeisers worden door een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen op oneerlijke wijze benadeeld of zouden hierdoor op oneerlijke wijze worden benadeeld; of

d)

indien het nationaal recht hierin voorziet — indien de schorsing leidt tot de insolventie van een schuldeiser.

De lidstaten kunnen de bevoegdheid om de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen op te heffen, beperken tot situaties waarin schuldeisers geen gelegenheid hadden gehad om gehoord te worden voordat de schorsing in werking trad of voordat een rechterlijke of administratieve instantie een verlenging van de schorsing toestond.

De lidstaten kunnen voorzien in een minimumperiode, die de in lid 6 bedoelde termijn niet overschrijdt, tijdens welke een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen niet kan worden opgeheven.

Artikel 7

Gevolgen van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen

1.   Indien er tijdens de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen voor een schuldenaar krachtens nationaal recht een verplichting ontstaat om een aanvraag in te dienen tot opening van een insolventieprocedure die zou kunnen eindigen in de vereffening van de schuldenaar, wordt die verplichting voor de duur van die schorsing opgeschort.

2.   De opening op verzoek van een of meer schuldeisers, van een insolventieprocedure die kan eindigen in de vereffening van de schuldenaar wordt, voor de duur van de schorsing, opgeschort door een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen overeenkomstig artikel 6.

3.   In gevallen waarin de schuldenaar niet bij machte is zijn schulden op de vervaldatum te vereffenen, kunnen de lidstaten afwijken van de leden 1 en 2. In dergelijke gevallen zorgen de lidstaten ervoor dat een rechterlijke of administratieve instantie kan beslissen om het voordeel van de schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen te handhaven indien, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak, de opening van een insolventieprocedure die kan eindigen in de vereffening van de schuldenaar, niet in het algemene belang van schuldeisers zou zijn.

4.   De lidstaten voorzien in regels die onder de schorsing vallende schuldeisers ervan weerhouden essentiële nog uit te voeren overeenkomsten te beëindigen, te versnellen, de nakoming ervan op te schorten, of ze anderszins te wijzigen in het nadeel van de schuldenaar, in verband met schulden die zijn ontstaan vóór de schorsing, louter omdat de schuldenaar die niet heeft voldaan. Onder essentiële nog uit te voeren overeenkomsten wordt verstaan nog uit te voeren overeenkomsten die nodig zijn voor het voortzetten van de dagelijkse bedrijfsvoering van de onderneming, waaronder overeenkomsten inzake leveringen waarvan het opschorten tot een stopzetting van de activiteiten van de schuldenaar zou leiden.

De eerste alinea belet de lidstaten die schuldeisers niet om passende waarborgen te bieden om te voorkomen dat zij onbillijke nadelen ondervinden als gevolg van die alinea.

De lidstaten kunnen bepalen dat dit lid ook van toepassing is op niet-essentiële nog uit te voeren overeenkomsten.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldeisers de nog uit te voeren overeenkomsten niet mogen beëindigen, versnellen of anderszins wijzigen, en de nakoming ervan niet in het nadeel van de schuldenaar mogen opschorten door middel van een daartoe strekkend beding in de overeenkomst, louter wegens:

a)

een aanvraag tot de opening van een preventieve herstructureringsprocedure;

b)

een aanvraag voor een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen;

c)

de opening van een preventieve herstructureringsprocedure; of

d)

de toekenning van een schorsing van individuele tenuitvoerleggings-maatregelen.

6.   De lidstaten kunnen bepalen dat een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen niet geldt voor salderingsovereenkomsten, waaronder salderingsovereenkomsten bij vroegtijdige beëindiging, op financiële markten, energiemarkten en grondstoffenmarkten, zelfs indien artikel 31, lid 1 niet van toepassing is, indien dergelijke overeenkomsten onder het nationale insolventierecht afdwingbaar zijn. De schorsing geldt echter wel voor een vordering die een schuldeiser tegen een schuldenaar instelt als gevolg van de werking van een salderingsovereenkomst.

De eerste alinea geldt niet voor overeenkomsten voor de levering van goederen, diensten of energie die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van de onderneming van de schuldenaar, tenzij die overeenkomsten de vorm aannemen van een op een beurs of een andere markt verhandelde positie, zodat die op ongeacht welk moment tegen de huidige marktwaarde kan worden vervangen.

7.   De lidstaten zorgen ervoor dat het verstrijken van een schorsing van individuele tenuitvoerleggingsmaatregelen zonder dat een herstructureringsplan is goedgekeurd, niet op zichzelf leidt tot de opening van een insolventieprocedure die kan eindigen in de vereffening van de schuldenaar, tenzij aan de andere voorwaarden voor de indiening ervan krachtens nationaal recht is voldaan.

HOOFDSTUK 3

Herstructureringsplannen

Artikel 8

Inhoud van herstructureringsplannen

1.   De lidstaten schrijven voor dat herstructureringsplannen die overeenkomstig artikel 9 ter goedkeuring, of overeenkomstig artikel 10 ter bevestiging door een rechterlijke of administratieve instantie, worden voorgelegd, ten minste de volgende informatie bevatten:

a)

de identiteit van de schuldenaar;

b)

een lijst van de activa en passiva van de schuldenaar op het ogenblik dat het herstructureringsplan met een waardering voor de activa wordt voorgelegd, een beschrijving van de economische situatie van de schuldenaar, de positie van de werknemers, en een beschrijving van de oorzaken en de omvang van de moeilijkheden van de schuldenaar;

c)

de betrokken partijen, hetzij door individuele namen te geven, hetzij door een beschrijving van categorieën schulden overeenkomstig nationaal recht, alsmede hun vorderingen of belangen die door het herstructureringsplan worden gedekt;

d)

waar van toepassing, de categorieën waarin de betrokken partijen zijn gegroepeerd met het oog op de goedkeuring van het herstructureringsplan, en de respectieve waarden van de vorderingen en belangen van elke categorie;

e)

waar van toepassing, de partijen, hetzij aangeduid met hun individuele namen, hetzij beschreven door categorieën schulden overeenkomstig nationaal recht, waarop het herstructureringsplan geen betrekking heeft, samen met de redenen waarom wordt voorgesteld hen er niet bij te betrekken;

f)

indien van toepassing, de identiteit van de herstructureringsdeskundige;

g)

de voorwaarden van het herstructureringsplan, waaronder met name:

i)

alle voorgestelde herstructureringsmaatregelen als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder 1;

ii)

indien van toepassing, de voorgestelde duur van alle voorgestelde herstructureringsmaatregelen;

iii)

de regelingen inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers overeenkomstig het recht van de Unie en het nationaal recht;

iv)

indien toepasselijk, de algemene werkgelegenheidsgevolgen, zoals ontslagen, werktijdverkortingsregelingen of andere soortgelijke gevolgen;

v)

de geraamde financiële stromen van de schuldenaar, indien het nationaal recht hierin voorziet; en

vi)

alle nieuwe financiering die wordt verwacht als onderdeel van het herstructureringsplan en de redenen waarom de nieuwe financiering nodig is voor de uitvoering van dat plan;

h)

een motivering die verklaart waarom redelijkerwijs mag worden verwacht dat het herstructureringsplan de insolventie van de schuldenaar zal voorkomen en delevensvatbaarheid van de onderneming zal verzekeren, en die de noodzakelijke voorwaarden voor het welslagen van het plan ervan vermeldt. De lidstaten kunnen bepalen dat de motivering wordt opgesteld of gevalideerd door hetzij een externe deskundige, hetzij de herstructureringsdeskundige, indien die is aangesteld.

2.   De lidstaten stellen online een uitgebreide checklist voor herstructureringsplannen beschikbaar die is afgestemd op de behoeften van kmo's. De checklist bevat praktische richtsnoeren over de manier waarop het herstructureringsplan krachtens nationaal recht moet worden opgesteld.

De checklist wordt beschikbaar gesteld in de officiële taal of talen van de lidstaat. De lidstaten overwegen om de checklist in ten minste één andere taal beschikbaar te maken, in het bijzonder een taal die in internationale zakelijke betrekkingen wordt gebruikt.

Artikel 9

Goedkeuring van herstructureringsplannen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldenaren, ongeacht wie overeenkomstig artikel 4 een preventieve herstructureringsprocedure aanvraagt, het recht hebben om herstructureringsplannen ter goedkeuring aan de betrokken partijen voor te leggen.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat en onder welke voorwaarden schuldeisers en herstructureringsdeskundigen het recht hebben om herstructureringsplannen voor te leggen.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat betrokken partijen het recht hebben om te stemmen over de goedkeuring van een herstructureringsplan.

Partijen die niet bij een herstructureringsplan betrokken zijn, krijgen geen stemrecht bij de goedkeuring van dat plan.

3.   Niettegenstaande lid 2 kunnen de lidstaten het recht om te stemmen ontzeggen aan de volgende partijen:

a)

kapitaalhouders;

b)

schuldeisers wier vorderingen lager in rang zijn dan de vorderingen van gewone niet door een zekerheid gedekte schuldeisers in de normale rangorde van voorrang bij vereffening; of

c)

alle partijen met banden met de schuldenaar of met de onderneming van de schuldenaar die krachtens nationaal recht in een belangenconflict verkeren.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokken partijen in afzonderlijke categorieën worden behandeld die, krachtens nationaal recht, voldoende gedeelde belangen weerspiegelen op basis van verifieerbare criteria. Schuldeisers van door een zekerheid gedekte vorderingen en niet door een zekerheid gedekte vorderingen worden in ieder geval in afzonderlijke categorieën behandeld met het oog op de goedkeuring van een herstructureringsplan.

De lidstaten kunnen ook bepalen dat vorderingen van werknemers als een afzonderlijke categorie worden behandeld.

De lidstaten kunnen bepalen dat schuldenaren die kmo's zijn, ervoor kunnen kiezen betrokken partijen niet in afzonderlijke categorieën te behandelen.

De lidstaten treffen passende maatregelen opdat de categorieën zodanig worden gevormd dat met name kwetsbare schuldeisers, zoals kleine leveranciers, worden beschermd.

5.   De stemrechten en de vorming van categorieën worden door een rechterlijke of administratieve instantie beoordeeld wanneer een aanvraag tot bevestiging van het herstructureringsplan wordt voorgelegd.

De lidstaten kunnen vereisen dat een rechterlijke of administratieve instantie de stemrechten en de vorming van categorieën in een vroeger stadium dan het in de eerste alinea bedoelde stadium onderzoekt en bevestigt.

6.   Een herstructureringsplan wordt door de betrokken partijen goedgekeurd mits daarvoor in elke categorie een meerderheid in het bedrag van hun vorderingen of belangen bestaat. De lidstaten kunnen bovendien een meerderheid verlangen van het aantal betrokken partijen in elke categorie.

De lidstaten stellen de vereiste meerderheden voor de goedkeuring van een herstructureringsplan vast. Deze meerderheden bedragen niet meer dan 75 % van het bedrag in vorderingen of belangen in elke categorie of, indien van toepassing, van het aantal betrokken partijen in elke categorie.

7.   Niettegenstaande de leden 2 tot en met 6 kunnen de lidstaten bepalen dat een formele stemming over de goedkeuring van een herstructureringsplan kan worden vervangen door een akkoord met de vereiste meerderheid.

Artikel 10

Bevestiging van herstructureringsplannen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste de volgende herstructureringsplannen alleen bindend zijn voor de partijen indien zij door een rechterlijke of administratieve instantie worden bevestigd:

a)

herstructureringsplannen die invloed hebben op de vorderingen of belangen van de niet-instemmende betrokken partijen;

b)

herstructureringsplannen die voorzien in nieuwe financiering;

c)

herstructureringsplannen waarbij meer dan 25 % van de banen verloren gaat, indien een dergelijk banenverlies krachtens nationaal recht is toegestaan.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de voorwaarden waaronder een herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie kan worden bevestigd, duidelijk gespecificeerd zijn en ten minste het volgende omvatten:

a)

het herstructureringsplan is goedgekeurd overeenkomstig artikel 9;

b)

schuldeisers met voldoende gedeelde belangen in dezelfde categorie worden gelijk behandeld en op een wijze die in verhouding staat tot hun vordering;

c)

het herstructureringsplan is overeenkomstig nationaal recht meegedeeld aan alle betrokken partijen;

d)

indien er niet-instemmende schuldeisers zijn, voldoet het herstructureringsplan aan de toets van het belang van de schuldeisers;

e)

eventuele nieuwe financiering is noodzakelijk om het herstructureringsplan uit te voeren en benadeelt de belangen van de schuldeisers niet op onbillijke wijze.

De naleving van punt d) van de eerste alinea wordt enkel bij betwisting van het herstructureringsplan op die basis door een rechterlijke of administratieve instantie onderzocht.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat rechterlijke of administratieve instanties kunnen weigeren een herstructureringsplan te bevestigen indien dat plan geen redelijk vooruitzicht biedt op het afwenden van de insolventie van de schuldenaar of op het waarborgen van de levensvatbaarheid van het bedrijf.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat indien het herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie moet worden bevestigd om bindend te zijn, er op efficiënte wijze, met het oog op een voortvarende behandeling van de kwestie, de beslissing wordt genomen.

Artikel 11

Categorie-overschrijdende cram-down

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat een herstructureringsplan dat niet door alle stemmende categorieën van de betrokken partijen overeenkomstig artikel 9, lid 6, wordt goedgekeurd, op voorstel van een schuldenaar of met de instemming van de schuldenaar kan worden bevestigd door een rechterlijke of administratieve instantie, en bindend wordt voor niet-instemmende stemmende categorieën indien het herstructureringsplan ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het voldoet aan artikel 10, leden 2 en 3;

b)

het is goedgekeurd door:

i)

een meerderheid van de stemmende categorieën van de betrokken partijen, op voorwaarde dat ten minste één van die categorieën een categorie door een zekerheid gedekte schuldeisers is of hoger in rang is dan de categorie gewone niet door een zekerheid gedekte schuldeisers; of, indien dit niet het geval is,

ii)

ten minste één stemmende categorie van betrokken partijen, of, mits het nationaal recht daarin voorziet, geschade partijen, met uitzondering van een categorie kapitaalhouders of elke andere categorie die, bij de waardebepaling van de schuldenaar als going concern, geen enkele betaling zou ontvangen noch enig belang in het bedrijf zou aanhouden, of, mits het nationaal recht daarin voorziet, redelijkerwijs kan worden geacht geen betaling te ontvangen noch enig belang in het bedrijf aan te houden, indien de normale rangorde van voorrang bij vereffening krachtens nationaal recht zou worden toegepast;

c)

het zorgt ervoor dat niet-instemmende stemmende categorieën van betrokken schuldeisers ten minste even gunstig worden behandeld als elke andere categorie van dezelfde rang en gunstiger dan een categorie in een lagere rang; en

d)

geen enkele categorie van betrokken partijen kan in het kader van het herstructureringsplan meer dan het volledige bedrag van haar vorderingen of belangen ontvangen of houden.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten het vereiste om instemming van de schuldenaar te verkrijgen, beperken tot gevallen waarin de schuldenaren kmo's zijn.

De lidstaten kunnen het voor het goedkeuren van het plan als bedoeld onder b), ii), van de eerste alinea vereiste minimumaantal categorieën betrokken partijen, of, indien het nationaal recht daarin voorziet, geschade partijen verhogen.

2.   In afwijking van lid 1, onder c), kunnen de lidstaten bepalen dat de vorderingen van de betrokken schuldeisers in een niet-instemmende stemmende categorie met dezelfde of gelijkwaardige middelen volledig genoegdoening krijgen, indien een categorie in een lagere rang volgens het herstructureringsplan enige betaling ontvangt of enig belang in de onderneming aanhoudt.

Lidstaten kunnen bepalingen invoeren of handhaven die afwijken van lid 1, indien dat nodig is om de doelstellingen van het herstructureringsplan te halen en indien het herstructureringsplan de rechten of belangen van betrokken partijen niet op onbillijke wijze in het gedrang brengt.

Artikel 12

Kapitaalhouders

1.   Indien lidstaten kapitaalhouders uitsluiten van de toepassing van de artikelen 9, 10 en 11, zorgen zij er via andere middelen voor dat die kapitaalhouders niet op onredelijke wijze de goedkeuring en bevestiging van een herstructureringsplan kunnen voorkomen of belemmeren.

2.   De lidstaten zorgen er ook voor dat kapitaalhouders niet is toegestaan de uitvoering van een herstructureringsplan op onredelijke wijze te voorkomen of te belemmeren.

3.   De lidstaten kunnen hetgeen volgens dit artikel als "op onredelijke wijze voorkomen of belemmeren" wordt beschouwd aanpassen om onder meer rekening te houden met: de vraag of de schuldenaar een kmo of een grote onderneming is; de voorgestelde herstructureringsmaatregelen die raken aan de rechten van kapitaalhouders; het soort kapitaalhouder; de vraag of de schuldenaar een rechtspersoon of natuurlijke persoon is, of de vraag of partners in een onderneming beperkte of onbeperkte aansprakelijkheid hebben.

Artikel 13

Werknemers

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het preventieve herstructureringsstelsel geen afbreuk doet aan de individuele en collectieve werknemersrechten uit hoofde van het uniaal en nationaal arbeidsrecht, zoals:

a)

het recht op collectieve onderhandelingen en collectieve actie; en

b)

het recht op informatie en raadpleging overeenkomstig Richtlijn 2002/14/EG en Richtlijn 2009/38/EG, met name:

i)

informatie voor de werknemersvertegenwoordigers over de recente en waarschijnlijke evolutie van de activiteiten en de economische situatie van de onderneming of de vestiging, zodat zij opmerkingen over de situatie van de onderneming en wat betreft de noodzaak om herstructureringsmechanismen in overweging te nemen, aan de schuldenaar kunnen meedelen;

ii)

informatie voor de werknemersvertegenwoordigers betreffende een eventuele preventieve herstructureringsprocedure die gevolgen kan hebben voor de werkgelegenheid, bijvoorbeeld voor het vermogen van werknemers om hun lonen en eventuele toekomstige betalingen, waaronder bedrijfspensioenen, terug te vorderen;

iii)

informatie voor en raadpleging van de werknemersvertegenwoordigers over de herstructureringsplannen voordat zij overeenkomstig artikel 9 ter goedkeuring worden voorgelegd, of overeenkomstig artikel 10 ter bevestiging door een rechterlijke of administratieve instantie;

c)

de bij Richtlijnen 98/59/EG, 2001/23/EG en 2008/94/EG gegarandeerde rechten.

2.   Indien het herstructureringsplan maatregelen bevat die leiden tot veranderingen in de arbeidsorganisatie of in de arbeidsovereenkomsten met werknemers, worden die maatregelen goedgekeurd door die werknemers indien het nationaal recht of collectieve overeenkomsten in die gevallen in die goedkeuring voorzien.

Artikel 14

Waardebepaling door de rechterlijke of administratieve instantie

1.   De rechterlijke of administratieve instantie neemt uitsluitend een beslissing over de waardebepaling van de onderneming van de schuldenaar indien een niet-instemmende betrokken partij het herstructureringsplan betwist op basis van hetzij:

a)

een vermeend niet-voldoen aan de toets van het belang van de schuldeisers overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 6); of

b)

een vermeende inbreuk op de voorwaarden voor een categorie-overschrijdende cram-down overeenkomstig artikel 11, lid 1), onder b), ii).

2.   Met het oog op het nemen van een beslissing betreffende een waardebepaling overeenkomstig lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat rechterlijke of administratieve instanties voldoende gekwalificeerde deskundigen mogen aanstellen of horen.

3.   Met het oog op de toepassing van lid 1 zorgen de lidstaten ervoor dat een niet-instemmende betrokken partij een rechtsmiddel kan instellen bij de rechterlijke of administratieve instantie die verzocht wordt om het herstructureringsplan te bevestigen.

De lidstaten kunnen bepalen dat een dergelijk rechtsmiddel kan worden ingesteld in de context van een beroepsprocedure tegen een beslissing betreffende de bevestiging van een herstructureringsplan.

Artikel 15

Gevolgen van herstructureringsplannen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat herstructureringsplannen die door een rechterlijke of administratieve instantie worden bevestigd, bindend zijn voor alle betrokkenen die overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder c) worden genoemd of omschreven.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat schuldeisers die krachtens nationaal recht niet betrokken zijn bij de goedkeuring van een herstructureringsplan, niet door het plan worden geraakt.

Artikel 16

Beroepsprocedures

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat nationaalrechtelijke beroepsprocedures tegen een door een rechterlijke instantie gegeven beslissing tot bevestiging of verwerping van een herstructureringsplan bij een hogere rechterlijke instantie worden ingesteld.

De lidstaten zorgen ervoor dat een beroepsprocedure tegen een door een administratieve instantie gegeven beslissing tot bevestiging of verwerping van een herstructureringsplan bij een rechterlijke instantie wordt ingesteld.

2.   De beroepsprocedures worden op efficiënte wijze afgewikkeld met het oog op een voortvarende behandeling.

3.   Een beroepsprocedure tegen een beslissing tot bevestiging van een herstructureringsplan heeft geen schorsende werking op de uitvoering van dat plan.

In afwijking van de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalen dat rechterlijke instanties de uitvoering van een herstructureringsplan of delen daarvan kunnen schorsen indien zulks noodzakelijk en passend is ter bescherming van de belangen van een partij.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een in lid 3 bedoeld beroep wordt aanvaard, de rechterlijke instantie de mogelijkheid heeft:

a)

het herstructureringsplan nietig te verklaren; of

b)

het herstructureringsplan te bevestigen met — mits het nationaal recht daarin voorziet — of zonder wijzigingen.

De lidstaten kunnen bepalen dat, indien een plan uit hoofde van de eerste alinea, onder b), wordt bevestigd, een financiële vergoeding wordt toegekend aan elke partij die financiële verliezen heeft geleden en wier beroep is aanvaard.

HOOFDSTUK 4

Bescherming voor nieuwe financiering, tussentijdse financiering en andere transacties in verband met herstructurering

Artikel 17

Bescherming voor nieuwe en tussentijdse financiering

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat nieuwe en tussentijdse financiering voldoende worden beschermd. Ten minste worden in geval van latere insolventie van de schuldenaar:

a)

nieuwe financiering en tussentijdse financiering niet nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar verklaard; en

b)

de verstrekkers van die financiering niet burgerlijk, administratief of strafrechtelijk aansprakelijk gesteld, omdat die financiering voor de gezamenlijke schuldeisers nadelig is, tenzij andere aanvullende bij nationaal recht geregelde gronden aanwezig zijn.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat lid 1 uitsluitend geldt voor nieuwe financiering indien het herstructureringsplan door een rechterlijke of administratieve instantie is bevestigd en voor tussentijdse financiering die aan voorafgaande controle is onderworpen.

3.   De lidstaten kunnen tussentijdse financiering die is verstrekt nadat de schuldenaar niet in staat is gebleken zijn schulden op de vervaldatum te betalen, van de toepassing van lid 1 uitsluiten.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat verstrekkers van nieuwe of tussentijdse financiering het recht hebben om met voorrang terugbetaald te worden in het kader van daaropvolgende insolventieprocedures ten opzichte van andere schuldenaren die anders bevoorrechte of gelijkwaardige vorderingen zouden hebben.

Artikel 18

Bescherming voor andere transacties in verband met herstructurering

1.   Onverminderd artikel 17 zorgen de lidstaten ervoor dat, in geval van latere insolventie van een schuldenaar, transacties die redelijk en onmiddellijk noodzakelijk zijn voor het onderhandelen over een herstructureringsplan niet nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar worden verklaard omdat die transacties voor de gezamenlijke schuldeisers nadelig zijn, tenzij andere aanvullende bij nationaal recht geregelde gronden aanwezig zijn.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat lid 1 uitsluitend geldt indien het plan door een rechterlijke of administratieve instantie is bevestigd of indien die transacties aan voorafgaande controle waren onderworpen.

3.   De lidstaten kunnen transacties die zijn verricht nadat de schuldenaar niet in staat is gebleken zijn schulden op de vervaldatum te betalen, van de toepassing van lid 1 uitsluiten.

4.   De in lid 1 bedoelde transacties omvatten ten minste:

a)

de betaling van vergoedingen en kosten voor het onderhandelen over, of het goedkeuren of bevestigen van een herstructureringsplan;

b)

de betaling van vergoedingen en kosten om een beroep te doen op professioneel advies dat nauw verband houdt met de herstructurering;

c)

de betaling van werknemersloon voor reeds verricht werk, onverminderd de andere bescherming krachtens Unierecht of nationaal recht;

d)

andere tijdens de normale bedrijfsuitoefening verrichte betalingen en uitgaven dan die bedoeld in de punten a) tot en met c).

5.   Onverminderd artikel 17 zorgen de lidstaten ervoor dat in geval van latere insolventie van de schuldenaar, transacties die redelijk en onmiddellijk noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een herstructureringsplan en worden verricht overeenkomstig het door een rechterlijke of administratieve instantie bevestigde herstructureringsplan niet nietig, vernietigbaar of niet-tegenwerpbaar worden verklaard omdat die transacties voor de gezamenlijke schuldeisers nadelig zijn, tenzij andere aanvullende bij nationaal recht geregelde gronden aanwezig zijn.

HOOFDSTUK 5

Verplichtingen van bestuurders

Artikel 19

Verplichtingen van bestuurders bij een dreigende insolventie

De lidstaten zorgen ervoor dat, bij een dreigende insolventie, de bestuurders ten minste voldoende rekening houden met het volgende:

a)

de belangen van de schuldeisers, kapitaalhouders en andere belanghebbenden;

b)

de noodzaak stappen te ondernemen ter voorkoming van insolventie; alsmede

c)

de noodzaak opzettelijke handelingen of grove nalatigheid te vermijden die de levensvatbaarheid van de onderneming bedreigen.

TITEL III

KWIJTSCHELDING VAN SCHULD EN BEROEPSVERBODEN

Artikel 20

Toegang tot kwijtschelding van schuld

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat insolvente ondernemers toegang hebben tot ten minste één procedure die tot volledige kwijtschelding van schuld overeenkomstig deze richtlijn kan leiden.

De lidstaten kunnen verlangen dat de handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit waarop de schulden van een insolvente ondernemer betrekking hebben, is stopgezet.

2.   De lidstaten waar volledige kwijtschelding van schuld afhangt van gedeeltelijke terugbetaling van schuld door de ondernemer, zorgen ervoor dat de betrokken terugbetalingsverplichting gebaseerd is op de individuele situatie van de ondernemer, en met name in verhouding staat tot het voor beslag vatbare of het beschikbare inkomen en de activa van de ondernemer tijdens de kwijtscheldingsperiode, en het billijke belang van de schuldeisers in aanmerking neemt.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemers die kwijtschelding van schuld hebben verkregen toegang hebben tot toepasselijke en actuele informatie over bestaande nationale regelingen die voorzien in bedrijfssteun voor ondernemers, en dat zij van dergelijke regelingen kunnen profiteren.

Artikel 21

Kwijtscheldingsperiode

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de periode waarna insolvente ondernemers in staat zijn volledige kwijtschelding van schuld te verkrijgen, niet langer is dan drie jaar, te rekenen vanaf uiterlijk de datum van:

a)

bij een procedure met een terugbetalingsplan, de beslissing waarbij een rechterlijke of een administratieve instantie het plan of de aanvang van de uitvoering ervan bevestigt; of

b)

bij alle andere procedures, de beslissing van een rechterlijke of een administratieve instantie om de procedure te openen, of het vaststellen van de insolvente boedel van de ondernemer.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat insolvente ondernemers die hun verplichtingen zijn nagekomen, indien die verplichtingen uit hoofde van het nationaal recht bestaan, kwijtschelding van schuld verkrijgen op het ogenblik dat de kwijtscheldingsperiode verstrijkt zonder dat zij tot een rechterlijke of een administratieve instantie een aanvraag moeten richten tot opening van een procedure naast de in lid 1 bedoelde procedures.

Onverminderd de eerste alinea kunnen de lidstaten bepalingen handhaven of invoeren waarbij een rechterlijke of een administratieve instantie ertoe wordt gemachtigd na te gaan of de ondernemers de verplichtingen voor het verkrijgen van kwijtschelding van schuld zijn nagekomen.

3.   De lidstaten kunnen bepalen dat een volledige kwijtschelding van schuld geen belemmering vormt voor het voortzetten van een insolventieprocedure die tegeldemaking en verdeling van de activa van een ondernemer, zoals deze op de datum van het verstrijken van de kwijtscheldingsperiode deel uitmaakten van de insolvente boedel van die ondernemer.

Artikel 22

Duur van beroepsverboden

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een insolvente ondernemer overeenkomstig deze richtlijn kwijtschelding van schuld verkrijgt, elk verbod om een handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit te starten of uit te oefenen, dat alleen verband houdt met de insolventie van de ondernemer, uiterlijk bij het verstrijken van de kwijtscheldingsperiode vervalt.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat bij het verstrijken van de kwijtscheldingsperiode de in lid 1 van dit artikel bedoelde beroepsverboden vervallen zonder dat zij tot een rechterlijke of een administratieve instantie een aanvraag moeten richten tot opening van een procedure naast de in artikel 21, lid 1, bedoelde procedures.

Artikel 23

Afwijkingen

1.   In afwijking van de artikelen 20, 21 en 22 handhaven of introduceren de lidstaten bepalingen tot weigering of beperking van de toegang tot kwijtschelding van schuld, tot intrekking van kwijtschelding van schuld, of tot verlenging van de termijnen voor het verkrijgen van volledige kwijtschelding van schuld of van de beroepsverboden indien de insolvente ondernemer bij het aangaan van de schulden, tijdens de insolventieprocedure of bij het terugbetalen van de schulden naar nationaal recht oneerlijk of te kwader trouw heeft gehandeld tegenover schuldeisers of andere belanghebbenden, onverminderd de nationale bewijslastregels.

2.   In afwijking van de artikelen 20, 21 en 22 kunnen de lidstaten bepalingen handhaven of introduceren tot weigering of beperking van de toegang tot kwijtschelding van schuld, tot intrekking van kwijtschelding van schuld, of tot verlenging van de termijnen voor het verkrijgen van volledige kwijtschelding van schuld of van de beroepsverboden, zulks alleen in bepaalde, welomschreven omstandigheden en indien deze afwijkingen naar behoren gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld indien:

a)

de insolvente ondernemer zijn verplichtingen krachtens een terugbetalingsplan of een andere wettelijke verplichting ter bescherming van de belangen van schuldeisers, onder meer de verplichting om het rendement voor de schuldeisers te maximaliseren, wezenlijk heeft geschonden;

b)

de insolvente ondernemer zich niet houdt aan informatie- of samenwerkingsverplichtingen uit hoofde van Unierecht en nationaal recht;

c)

er te kwader trouw ingediende kwijtscheldingsaanvragen zijn;

d)

er een nieuwe kwijtscheldingsaanvraag is binnen een bepaalde termijn nadat aan de insolvente ondernemer volledige kwijtschelding van schuld was toegekend of nadat een volledige kwijtschelding van schuld was geweigerd vanwege een ernstige schending van de informatie- of samenwerkingsverplichtingen;

e)

de kosten van de procedure inzake kwijtschelding van schuld niet zijn gedekt; of

f)

een afwijking noodzakelijk is om de rechten van de schuldenaar en de rechten van een of meer schuldeisers in evenwicht te houden.

3.   In afwijking van artikel 21 kunnen de lidstaten voorzien in langere kwijtscheldingsperioden in gevallen waarin:

a)

beschermende maatregelen worden goedgekeurd of bevolen door een rechterlijke of een administratieve instantie met het oog op het beschermen van de hoofdverblijfplaats van de insolvente ondernemer en, waar van toepassing, van het gezin van de ondernemer of van de bedrijfsmiddelen die van wezenlijk belang zijn voor de voortzetting van de handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit van de ondernemer; of

b)

de hoofdverblijfplaats van de insolvente ondernemer en, indien toepasselijk, van het gezin van de ondernemer, niet te gelde is gemaakt.

4.   De lidstaten kunnen specifieke categorieën schulden uitsluiten van kwijtschelding van schuld, of de toegang ervan tot kwijtschelding van schuld beperken of de kwijtscheldingsperiode ervan verlengen indien die uitsluitingen, beperkingen of verlengingen naar behoren zijn gerechtvaardigd, bijvoorbeeld in het geval van:

a)

door een zekerheid gedekte schulden;

b)

schulden die ontstaan uit of verband houden met strafrechtelijke boeten;

c)

schulden die ontstaan uit aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad;

d)

schulden in verband met onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap;

e)

schulden die zijn ontstaan na de aanvraag tot kwijtschelding van schuld of na de opening van de procedure die tot kwijtschelding van schuld leidt; en

f)

schulden die ontstaan uit de verplichting tot betaling van de kosten van de procedure die tot kwijtschelding van schuld leidt.

5.   In afwijking van artikel 22 kunnen lidstaten voorzien in langere beroepsverboden of beroepsverboden van onbepaalde duur indien de insolvente ondernemer lid is van een beroepsgroep:

a)

waarvoor specifieke ethische regels of speciale regels inzake reputatie of deskundigheid gelden, en de ondernemer die regels heeft geschonden; of

b)

die zich bezighoudt met het beheer van het eigendom van anderen.

De eerste alinea is ook van toepassing wanneer een insolvente ondernemer om toegang verzoekt tot een in punt a) of punt b) van die alinea bedoelde beroepsgroep.

6.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de nationale voorschriften inzake andere door een rechterlijke of administratieve instantie bevolen beroepsverboden dan die bedoeld in artikel 22.

Artikel 24

Consolidatie van procedures betreffende beroepsmatige en persoonlijke schulden

1.   Indien insolvente ondernemers tijdens hun handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit beroepsmatige, en, buiten deze activiteiten, persoonlijke schulden zijn aangegaan, en die schulden niet redelijkerwijs van elkaar te scheiden zijn, zorgen de lidstaten ervoor dat de schulden, indien zij voor kwijtschelding in aanmerking komen, worden behandeld in één procedure met het oog op het verkrijgen van een volledige kwijtschelding van schuld.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat, indien beroepsmatige schulden en persoonlijke schulden gescheiden kunnen worden, die schulden met het oog op een volledige kwijtschelding van schuld hetzij in afzonderlijke doch gecoördineerde procedures hetzij in dezelfde procedure worden behandeld.

TITEL IV

MAATREGELEN TER VERHOGING VAN DE EFFICIËNTIE VAN DE PROCEDURES INZAKE HERSTRUCTURERING, INSOLVENTIE EN KWIJTSCHELDING VAN SCHULD

Artikel 25

Rechterlijke en administratieve instanties

Onverminderd de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en onverminderd eventuele verschillen in de organisatie van de rechterlijke macht in de Unie, zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

leden van de rechterlijke en de administratieve instanties die procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld behandelen, een adequate opleiding krijgen en beschikken over de voor hun taken vereiste deskundigheid; en

b)

de procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld op efficiënte wijze worden afgewikkeld met het oog op een voortvarende behandeling van de procedures.

Artikel 26

Herstructurerings, insolventie- en deskundigen inzake kwijtschelding van schuld

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

de deskundigen die door een rechterlijke of een administratieve instantie zijn aangesteld in een procedure inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld ("deskundigen") adequaat worden opgeleid en beschikken over de voor hun taken vereiste deskundigheid;

b)

de voorwaarden om voor aanstelling in aanmerking te komen en de procedure voor aanstelling en gedwongen of vrijwillig ontslag van deskundige duidelijk, transparant en rechtvaardig zijn;

c)

bij de aanstelling van een deskundige voor een specifieke zaak, met inbegrip van zaken met grensoverschrijdende elementen, zijn ervaring en deskundigheid, alsmede de specifieke kenmerken van de zaak, voldoende in aanmerking worden genomen; en

d)

teneinde belangenconflicten te voorkomen, de schuldenaren en schuldeisers bezwaar kunnen maken tegen de selectie of aanstelling van een deskundige of om diens vervanging kunnen verzoeken.

2.   De Commissie faciliteert de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten teneinde de kwaliteit van de opleiding in de hele Unie te verbeteren, onder meer door de uitwisseling van ervaring en instrumenten voor capaciteitsopbouw.

Artikel 27

Toezicht op en vergoeding van deskundige

1.   De lidstaten voorzien in gepaste toezichts- en regelgevingsmechanismen om het werk van deskundigen daadwerkelijk te controleren, opdat hun diensten op doeltreffende en bekwame wijze en, ten aanzien van de betrokken partijen, op onpartijdige en onafhankelijke wijze worden verstrekt. Deze mechanismen omvatten ook maatregelen met het oog op de verantwoordingsplicht van deskundigen die hun taken niet naar behoren hebben uitgevoerd.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de informatie over de autoriteiten of organen die toezicht uitoefenen op deskundigen publiek beschikbaar is.

3.   De lidstaten kunnen het ontwikkelen van en het aansluiten bij gedragscodes door deskundigen aanmoedigen.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat voor de vergoeding van deskundigen regels gelden die beantwoorden aan de doelstelling van een efficiënte afwikkeling van procedures.

De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte procedures voorhanden zijn om eventuele geschillen over vergoeding te beslechten.

Artikel 28

Gebruik van elektronische communicatiemiddelen

De lidstaten zorgen ervoor dat de partijen bij de procedure, de deskundige en de rechterlijke of administratieve instantie in procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld ten minste de volgende handelingen via elektronische communicatiemiddelen kunnen verrichten, ook in grensoverschrijdende situaties:

a)

indienen van vorderingen;

b)

indienen van herstructurerings- of terugbetalingsplannen;

c)

kennisgeving aan schuldenaren;

d)

aantekenen van bezwaar en beroep.

TITEL V

MONITORING VAN PROCEDURES INZAKE HERSTRUCTURERING, INSOLVENTIE EN KWIJTSCHELDING VAN SCHULD

Artikel 29

Verzamelen van gegevens

1.   De lidstaten verzamelen en aggregeren jaarlijks, op nationaal niveau, gegevens over procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, uitgesplitst naar type van procedure, die betrekking hebben op ten minste de volgende elementen:

a)

het aantal procedures dat werd aangevraagd of geopend, mits het nationaal recht in die opening voorziet, en het aantal lopende of afgesloten procedures;

b)

de gemiddelde duur van de procedures vanaf de indiening van de aanvraag of vanaf de opening van de procedure, mits het nationaal recht in die opening voorziet, tot en met de afsluiting;

c)

het aantal andere dan de in punt d) vereiste procedures, uitgesplitst naar type van resultaat;

d)

het aantal aanvragen voor een herstructureringsprocedure die niet-ontvankelijk zijn verklaard, zijn verworpen of zijn ingetrokken voordat zij werden geopend.

2.   De lidstaten verzamelen en aggregeren jaarlijks, op nationaal niveau, gegevens over het aantal schuldenaren waarop een procedure inzake herstructurering of insolventie van toepassing was en waarvoor, binnen drie jaar voorafgaand aan het indienen van de aanvraag of aan de opening van die procedure, mits het nationaal recht in die opening voorziet, een herstructureringsplan was bevestigd in het kader van een vorige herstructureringsprocedure ter uitvoering van Titel II.

3.   De lidstaten kunnen jaarlijks op nationaal niveau gegevens verzamelen en aggregeren over:

a)

de gemiddelde kosten van elk type van procedure;

b)

de gemiddelde terugvorderingspercentages voor door een zekerheid en niet door een zekerheid gedekte schuldeisers, en, in voorkomend geval, andere soorten schuldeisers, zulks op uitgesplitste wijze;

c)

het aantal ondernemers die, na een procedure in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), te hebben doorlopen, een nieuwe onderneming starten;

d)

het aantal verloren gegane banen in verband met procedures inzake herstructurering en insolventie.

4.   De lidstaten delen de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gegevens en, waar van toepassing en beschikbaar, de in lid 3 bedoelde gegevens, in volgens:

a)

de grootte van de schuldenaren die geen natuurlijke personen zijn;

b)

de vraag of de schuldenaren waarop een procedure inzake herstructurering of insolventie van toepassing is, natuurlijke personen of rechtspersonen zijn; alsmede

c)

de vraag of de procedures die tot kwijtschelding van schuld leiden, uitsluitend betrekking hebben op ondernemers, of op alle natuurlijke personen.

5.   De lidstaten kunnen de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde gegevens verzamelen en aggregeren door middel van een steekproeftechniek die garandeert dat de steekproeven representatief zijn wat betreft omvang en diversiteit.

6.   De lidstaten verzamelen en aggregeren de in de leden 1, 2, 4 en, waar van toepassing, lid 3, bedoelde gegevens voor volledige kalenderjaren eindigend op 31 december van elk jaar, te beginnen met het eerste volledige kalenderjaar na de datum van toepassing van de in lid 7 bedoelde uitvoeringshandelingen. De gegevens worden jaarlijks, uiterlijk op 31 december van het kalenderjaar volgend op het jaar waarvoor de gegevens zijn verzameld, aan de Commissie meegedeeld door middel van een gestandaardiseerd mededelingsformulier.

7.   De Commissie stelt het in lid 6 van dit artikel bedoelde mededelingsformulier bij uitvoeringshandeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 30, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

8.   De Commissie publiceert de overeenkomstig lid 6 meegedeelde gegevens op toegankelijke en gebruiksvriendelijke wijze op haar website.

Artikel 30

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is de derde alinea van artikel 5, lid 4, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 31

Verhouding tot andere handelingen en internationale instrumenten

1.   De volgende handelingen zijn van toepassing ondanks deze richtlijn:

a)

Richtlijn 98/26/EG;

b)

Richtlijn 2002/47/EG; alsmede

c)

Verordening (EU) nr. 648/2012.

2.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de voorschriften inzake de bescherming van geldmiddelen voor betalingsinstellingen uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (24) en voor instellingen voor elektronisch geld uit hoofde van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (25).

3.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de toepassing van het Verdrag inzake internationale zakelijke rechten op mobiel materieel en het Protocol daarbij betreffende voor luchtvaartuigmaterieel specifieke aangelegenheden, ondertekend te Kaapstad op 16 november 2001, waarbij sommige lidstaten op het tijdstip van vaststelling van deze richtlijn partij zijn.

Artikel 32

Wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132

Aan artikel 84 van Richtlijn (EU) 2017/1132 wordt het volgende lid toegevoegd:

"4.   De lidstaten wijken af van artikel 58, lid 1, de artikelen 68, 72, 73 en 74, artikel 79, lid 1, onder b), artikel 80, lid 1, en artikel 81 voor zover en zolang die afwijkingen nodig zijn voor de vaststelling van de preventieve herstructureringsstelsels bedoeld in Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad (*1).

De eerste alinea laat het beginsel van gelijke behandeling van aandeelhouders onverlet.

Artikel 33

Evaluatieclausule

Uiterlijk op 17 juli 2026 en vervolgens om de vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing en het effect van deze richtlijn in, onder meer over de toepassing van de vorming van categorieën en de stemregels met betrekking tot kwetsbare schuldeisers, zoals werknemers. Op basis van die beoordeling dient de Commissie zo nodig een wetgevingsvoorstel in, waarin aanvullende maatregelen tot consolidatie en harmonisatie van het wettelijk kader inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld in overweging worden genomen.

Artikel 34

Omzetting

1.   De lidstaten dienen uiterlijk op 17 juli 2021 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van de bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 28, onder a), b) en c), die uiterlijk op 17 juli 2024 worden vastgesteld en bekendgemaakt, en van de bepalingen die nodig zijn om aan artikel 28, onder d), te voldoen, die uiterlijk op 17 juli 2026 worden vastgesteld en bekendgemaakt. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Zij passen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen om aan deze richtlijn te voldoen toe met ingang van 17 juli 2021, met uitzondering van de bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 28, onder a), b) en c), die uiterlijk op 17 juli 2024 van toepassing zijn, en van de bepalingen die nodig zijn om aan artikel 28, onder d), te voldoen, die uiterlijk op 17 juli 2026 van toepassing zijn.

2.   In afwijking van de lid 1, krijgen de lidstaten die bijzondere moeilijkheden ondervinden bij het omzetten van deze richtlijn de mogelijkheid tot een verlenging van maximaal één jaar van de in lid 1 bepaalde omzettingstermijn. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 17 januari 2021 mee of zij gebruik moeten maken van deze mogelijkheid tot verlenging van de omzettingstermijn.

3.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 36

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 209 van 30.6.2017, blz. 21.

(2)  PB C 342 van 12.10.2017, blz. 43.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 28 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 juni 2019.

(4)  Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 19).

(5)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(6)  Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).

(7)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).

(12)  Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag (PB L 225 van 12.8.1998, blz. 16).

(13)  Richtlijn 2001/23/EG van de Raad van 12 maart 2001 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen (PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16).

(14)  Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2002 tot vaststelling van een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Europese Gemeenschap (PB L 80 van 23.3.2002, blz. 29).

(15)  Richtlijn 2008/94/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever (PB L 283 van 28.10.2008, blz. 36).

(16)  Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers (PB L 122 van 16.5.2009, blz. 28).

(17)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(18)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(19)  Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).

(20)  Richtlijn 2002/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2002 betreffende financiëlezekerheidsovereenkomsten (PB L 168 van 27.6.2002, blz. 43).

(21)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).

(22)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(23)  PB C 236 van 21.7.2017, blz. 2.

(24)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(25)  Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).


26.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 172/56


RICHTLIJN (EU) 2019/1024 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie

(herschikking)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) is ingrijpend gewijzigd. Aangezien er nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet de richtlijn ter wille van de duidelijkheid worden herschikt.

(2)

Op grond van artikel 13 van Richtlijn 2003/98/EG en vijf jaar na de vaststelling van Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), waarbij Richtlijn 2003/98/EG werd gewijzigd, heeft de Commissie, na raadpleging van de relevante belanghebbenden, de toepassing van Richtlijn 2003/98/EG geëvalueerd in het kader van het programma voor gezonde en resultaatgerichte regelgeving.

(3)

Op basis van de raadpleging van de belanghebbenden en de resultaten van de effectbeoordeling heeft de Commissie geconcludeerd dat maatregelen op Unieniveau noodzakelijk zijn om een aantal overblijvende en nieuwe belemmeringen voor het grootschalig hergebruik van overheidsinformatie en met overheidsmiddelen gefinancierde informatie weg te werken, om het regelgevingskader aan te passen aan de vooruitgang op het gebied van digitale technologieën, en om digitale innovatie verder te stimuleren, met name op het gebied van kunstmatige intelligentie.

(4)

Teneinde het potentieel van overheidsinformatie optimaal te benutten ten behoeve van de Europese economie en samenleving, moeten de inhoudelijke wijzigingen van de wettekst worden toegespitst op de volgende gebieden: het verlenen van toegang tot dynamische gegevens in realtime en via adequate technische middelen, het uitbreiden van het aanbod aan waardevolle overheidsgegevens voor hergebruik, inclusief gegevens van overheidsondernemingen, onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren, het aanpakken van nieuwe vormen van exclusiviteitsregelingen, het gebruik van uitzonderingen op het beginsel dat slechts de marginale kostprijs in rekening mag worden gebracht en het verband tussen deze richtlijn en bepaalde rechtsinstrumenten, waaronder Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Richtlijnen 96/9/EG (6), 2003/4/EG (7) en 2007/2/EG (8) van het Europees Parlement en de Raad.

(5)

Toegang tot informatie is een grondrecht. Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) bepaalt dat eenieder recht op vrijheid van meningsuiting heeft, met inbegrip van de vrijheid een mening te hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.

(6)

Artikel 8 van het Handvest waarborgt het recht op de bescherming van persoonsgegevens en bepaalt dat deze gegevens eerlijk moeten worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet, en dit onder toezicht van een onafhankelijke autoriteit.

(7)

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de totstandbrenging van een interne markt en een stelsel waarmee vervalsing van de mededinging op de interne markt wordt voorkomen. De harmonisatie van de voorschriften en praktijken in de lidstaten inzake de exploitatie van overheidsinformatie draagt bij tot het bereiken van die doelstellingen.

(8)

In de lidstaten verzamelt, produceert, vermenigvuldigt en verspreidt de publieke sector een breed scala aan informatie over de talrijke beleidsgebieden, zoals sociale, politieke, economische, juridische, geografische en milieu-informatie, meteorologische informatie, informatie over seismische activiteit, toeristische informatie, informatie over bedrijven, octrooi-informatie en onderwijsinformatie. Documenten die zijn voortgebracht door openbare lichamen van de uitvoerende, wetgevende of rechterlijke macht vormen een enorme, diverse en waardevolle hoeveelheid bronnen die de samenleving ten goede kunnen komen. Door die informatie, waartoe ook dynamische gegevens behoren, in een gangbaar elektronisch formaat aan te bieden, kunnen burgers en rechtspersonen nieuwe manieren vinden om de informatie te gebruiken, en nieuwe innovatieve producten en diensten ontwikkelen. In hun inspanningen om gegevens vlot toegankelijk te maken voor hergebruik kunnen lidstaten en openbare lichamen toereikende financiële steun genieten en ontvangen uit de betreffende fondsen en programma's van de Unie, waardoor een breed gebruik van digitale technologieën of de digitale transformatie van overheidsinstanties en openbare diensten wordt bewerkstelligd.

(9)

Overheidsinformatie vormt een buitengewone bron van gegevens die kan bijdragen tot het beteren van de interne markt en het ontwikkelen van nieuwe toepassingen voor consumenten en rechtspersonen. Intelligent gebruik van gegevens, onder meer door de verwerking ervan via toepassingen voor kunstmatige intelligentie, kan een transformerend effect op alle sectoren van de economie hebben.

(10)

Richtlijn 2003/98/EG legde een pakket minimumvoorschriften vast voor het hergebruik en de praktische regelingen ter vereenvoudiging van het hergebruik van bestaande documenten die in het bezit zijn van openbare lichamen van de lidstaten, met inbegrip van uitvoerende, regelgevende en gerechtelijke instanties. Sinds de vaststelling van de eerste set regels over hergebruik van overheidsinformatie, is de hoeveelheid gegevens in de wereld, inclusief overheidsgegevens, exponentieel toegenomen en worden nieuwe soorten gegevens gegenereerd en verzameld. Tegelijkertijd vindt een voortdurende evolutie plaats van technologieën voor de analyse, het gebruik en de verwerking van gegevens, zoals machinaal leren, kunstmatige intelligentie en het internet der dingen. Die snelle technologische ontwikkeling maakt het mogelijk nieuwe diensten en toepassingen te ontwikkelen, die worden ontworpen op basis van het inzetten, verzamelen en combineren van gegevens. De oorspronkelijk in 2003 vastgestelde en in 2013 gewijzigde regels zijn achterhaald door die snelle veranderingen, met als gevolg het risico dat de economische en sociale kansen die worden geboden door het hergebruik van overheidsgegevens onbenut blijven.

(11)

De ontwikkeling naar een op basis van data functionerende maatschappij, waarin gegevens uit verschillende domeinen en activiteiten worden gebruikt, is van invloed op het leven van elke burger in de Unie, onder meer omdat hierdoor nieuwe manieren van toegang tot en verwerving van kennis worden geboden.

(12)

Digitale inhoud speelt een belangrijke rol in die ontwikkeling. De productie van inhoud heeft in de afgelopen jaren veel nieuwe arbeidsplaatsen opgeleverd en kan dat ook in de toekomst blijven doen. De meeste van die arbeidsplaatsen ontstaan in innoverende start-ups en kleine en middelgrote ondernemingen.

(13)

Een van de belangrijkste doelstellingen van de totstandbrenging van een interne markt is het scheppen van voorwaarden die de ontwikkeling van diensten en producten in de gehele Unie en in de lidstaten bevorderen. Overheidsinformatie of informatie die verzameld, geproduceerd, vermenigvuldigd en verspreid wordt in het kader van de uitoefening van een openbare taak of een dienst van algemeen belang vormt een belangrijke grondstof voor digitale informatieproducten en -diensten en zal een nog belangrijkere hulpbron worden voor de ontwikkeling van geavanceerde digitale technologieën, zoals kunstmatige intelligentie, "distributed ledger"-technologieën, en het internet der dingen. In dat verband is een ruime, grensoverschrijdende dekking eveneens van wezenlijk belang. De toegenomen mogelijkheden voor het hergebruik van dergelijke informatie zullen waarschijnlijk alle bedrijven van de Unie, met inbegrip van micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, evenals het maatschappelijk middenveld, onder meer in staat stellen om de mogelijkheden ervan te benutten en bij te dragen tot economische ontwikkeling en het scheppen en beschermen van hoogwaardige banen, met name ten behoeve van lokale gemeenschappen, alsook tot belangrijke maatschappelijke doelen zoals verantwoordingsplicht en transparantie.

(14)

Het verlenen van toestemming voor het hergebruik van documenten die in het bezit zijn van een openbaar lichaam biedt toegevoegde waarde ten behoeve van de hergebruikers, de eindgebruikers, de maatschappij in het algemeen en in veel gevallen ten behoeve van het openbare lichaam zelf, doordat transparantie en verantwoording worden bevorderd en doordat feedback wordt gegeven door hergebruikers en eindgebruikers op basis waarvan het desbetreffende openbare lichaam de kwaliteit van de verzamelde informatie en de uitoefening van zijn taken kan verbeteren.

(15)

De verschillen tussen de voorschriften en praktijken in de lidstaten ten aanzien van de exploitatie van overheidsinformatie zijn aanzienlijk, waardoor de volledige exploitatie van het economische potentieel van die essentiële bron van informatie wordt belemmerd. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de praktijk van overheidsinstanties met betrekking tot het gebruik van overheidsinformatie nog steeds van lidstaat tot lidstaat verschilt. Een minimum aan harmonisatie van nationale voorschriften en praktijken inzake het hergebruik van overheidsdocumenten moet derhalve worden nagestreefd indien de verschillen tussen nationale regelingen en praktijken of het gebrek aan duidelijkheid een belemmering vormen voor de soepele werking van de interne markt en de goede ontwikkeling van de informatiemaatschappij in de Unie.

(16)

Open data als concept wordt over het algemeen geacht betrekking te hebben op gegevens in een open formaat die door iedereen voor alle doeleinden vrij gebruikt, hergebruikt en gedeeld kunnen worden. Opendatabeleid, dat brede beschikbaarheid en hergebruik van overheidsinformatie voor privé of commerciële doeleinden met minimale of geen juridische, technische of financiële beperkingen aanmoedigt en het circuleren van informatie zowel voor marktdeelnemers als — in de eerste plaats — voor burgers bevordert, kan een belangrijke rol spelen in het bevorderen van het maatschappelijk engagement en het op gang brengen en bevorderen van de ontwikkeling van nieuwe diensten die gebaseerd zijn op nieuwe manieren om dergelijke informatie te combineren en in te zetten. De lidstaten worden derhalve aangemoedigd het genereren van gegevens op basis van het beginsel "open door ontwerp en door standaardinstellingen" ("open by design and by default") te bevorderen voor alle documenten die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Daarbij moeten zij zorgen voor een consistent niveau van bescherming van doelstellingen van algemeen belang, zoals openbare veiligheid, ook wanneer het om gevoelige informatie met betrekking tot kritieke infrastructuur gaat. Zij moeten ook zorgen voor de bescherming van persoonsgegevens, ook wanneer informatie in een individuele dataset geen risico inhoudt dat een natuurlijke persoon kan worden geïdentificeerd of er wordt uitgepikt, maar die informatie mogelijk wel een dergelijk risico inhoudt wanneer zij wordt gecombineerd met andere beschikbare informatie.

(17)

Voorts zouden nationale wetgevingsactiviteiten waartoe een aantal lidstaten naar aanleiding van de technologische uitdagingen al het initiatief heeft genomen, zonder een minimum aan harmonisatie op Unieniveau tot nog grotere divergentie kunnen leiden. Het effect van dergelijke verschillen en onzekerheden op het gebied van de wetgeving zal nog duidelijker worden naarmate de informatiemaatschappij, die nu al tot een sterke toename van de grensoverschrijdende exploitatie van informatie heeft geleid, zich verder ontwikkelt.

(18)

De lidstaten hebben beleid inzake hergebruik van overheidsinformatie ontwikkeld op basis van Richtlijn 2003/98/EG en sommige van hen hebben een ambitieuze opendata-aanpak gevolgd om het hergebruik van toegankelijke overheidsgegevens voor burgers en rechtspersonen gemakkelijker te maken op een niveau dat het in de richtlijn vastgestelde minimumniveau overstijgt. Het risico bestaat dat het uiteenlopen van regels tussen de lidstaten een hindernis vormt voor het grensoverschrijdend aanbod van producten en diensten en beletten dat vergelijkbare reeksen overheidsgegevens worden hergebruikt voor toepassingen op Unieniveau gebaseerd op deze gegevensreeksen. Derhalve is minimale harmonisatie vereist om te bepalen welke overheidsgegevens beschikbaar zijn voor hergebruik op de interne informatiemarkt, in overeenstemming zijn met, en geen invloed hebben op, de betrokken algemene en sectorale toegangsregelingen, zoals de regeling omschreven in Richtlijn 2003/4/EG. De bepalingen van Unie- en nationaal recht die verder gaan dan die minimumvereisten, met name wanneer het om sectorale regelgeving gaat, moeten van toepassing blijven. Voorbeelden van bepalingen die verder gaan dan de minimale harmonisatie waarin deze richtlijn voorziet, zijn bijvoorbeeld lagere drempels voor de toegestane hergebruikstarieven dan de in deze richtlijn vastgestelde drempels of minder strenge licentievoorwaarden dan de in deze richtlijn bedoelde voorwaarden. De richtlijn mag met name geen afbreuk doen aan bepalingen die verder gaan dan het minimale harmonisatieniveau van deze richtlijn als vastgesteld in de gedelegeerde verordeningen die de Commissie heeft vastgesteld op grond van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (9).

(19)

Bovendien worden de lidstaten aangemoedigd verder te gaan dan de minimumvereisten van deze richtlijn door de vereisten ervan te laten gelden voor documenten in het bezit van overheidsondernemingen die verband houden met activiteiten waarvoor op grond van artikel 34 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) is vastgesteld dat zij rechtstreeks blootstaan aan concurrentie. De lidstaten mogen ook besluiten de vereisten van deze richtlijn te laten gelden voor particuliere ondernemingen, met name particuliere bedrijven die diensten van algemeen belang verlenen.

(20)

Een algemeen kader voor de voorwaarden voor het hergebruik van overheidsdocumenten is noodzakelijk om te zorgen voor eerlijke, evenredige en niet-discriminerende voorwaarden voor het hergebruik van dergelijk informatie. Openbare lichamen verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verspreiden documenten om hun openbare taak te vervullen. Overheidsondernemingen verzamelen, produceren, vermenigvuldigen en verspreiden documenten om diensten van algemeen belang te leveren. Gebruik van deze documenten om andere redenen is hergebruik. Het beleid van de lidstaten kan verder gaan dan de in deze richtlijn vastgestelde minimumvoorschriften en kan derhalve een uitgebreider hergebruik mogelijk maken. Bij de omzetting van deze richtlijn kunnen de lidstaten andere termen dan "document" gebruiken, mits de volledige reikwijdte van de term "document", als gedefinieerd bij deze richtlijn, gehandhaafd blijft.

(21)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op documenten waarvan de verstrekking valt onder de openbare taken van de betrokken openbare lichamen, als bepaald bij wet of ander bindend voorschrift van de lidstaten. Indien een voorschrift ter zake ontbreekt, moet de overheidstaak worden gedefinieerd overeenkomstig de gangbare bestuurspraktijk in de lidstaten, mits de afbakening van de overheidstaken transparant is en aan toetsing is onderworpen. De openbare taken kunnen hetzij algemeen, hetzij per geval voor afzonderlijke openbare lichamen worden gedefinieerd.

(22)

Deze richtlijn moet van toepassing zijn op documenten die voor hergebruik toegankelijk zijn wanneer openbare lichamen voor informatie licenties verlenen of informatie verkopen, verspreiden, uitwisselen of verstrekken. Om kruissubsidiëring te voorkomen omvat hergebruik tevens het verdere gebruik van documenten binnen de eigen organisatie voor activiteiten die buiten de openbare taak vallen. Activiteiten die niet onder de openbare taak vallen, betreffen in de regel het verstrekken van documenten die uitsluitend worden geproduceerd en gefactureerd op een commerciële basis en in concurrentie met anderen op de markt.

(23)

Deze richtlijn houdt geenszins een beperking in van, en heeft geen nadelige gevolgen voor, de uitvoering van de wettelijke taken van overheidsinstanties en andere openbare diensten. Deze richtlijn voorziet voor de lidstaten in een verplichting om alle bestaande documenten herbruikbaar te maken tenzij de toegang wordt beperkt of uitgesloten uit hoofde van nationale regels inzake de toegang tot documenten of behoudens de andere uitzonderingen waarin deze richtlijn voorziet. Deze richtlijn bouwt voort op de bestaande toegangsregelingen in de lidstaten en houdt geen wijziging van de nationale regels voor de toegang tot documenten in. Zij is niet van toepassing op gevallen waarin burgers of rechtspersonen uit hoofde van de toepasselijke toegangsregeling een document alleen in handen kunnen krijgen als zij een bijzonder belang kunnen aantonen. Op Unieniveau wordt in de artikelen 41 en 42 van het Handvest, die respectievelijk het recht op behoorlijk bestuur en het recht van inzage in documenten betreffen, het recht erkend van iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat op toegang tot documenten die in bezit zijn van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Openbare lichamen moeten worden aangemoedigd alle documenten in hun bezit voor hergebruik beschikbaar te stellen. Openbare lichamen moeten hergebruik van documenten bevorderen en aanmoedigen, ook van officiële teksten van wetgevende en administratieve aard, in die gevallen waarin het openbaar lichaam bevoegd is om toestemming te verlenen voor het hergebruik ervan.

(24)

De lidstaten doen voor de levering van diensten van algemeen belang vaak een beroep op entiteiten buiten de publieke sector, waarop ze niettemin een sterke controle uitoefenen. Richtlijn 2003/98/EG is echter alleen van toepassing op documenten van openbare lichamen en niet op documenten van overheidsondernemingen. Dit leidt tot een lage beschikbaarheid voor hergebruik van documenten die in het kader van de diensten van algemeen belang worden geproduceerd, met name in verband met nutsvoorzieningen. Dit beperkt ook sterk het potentieel voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende diensten op basis van documenten van overheidsondernemingen die diensten van algemeen belang leveren.

(25)

Richtlijn 2003/98/EG moet derhalve worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat die richtlijn kan worden toegepast op het hergebruik van bestaande documenten die in het kader van de levering van diensten van algemeen belang worden geproduceerd door overheidsondernemingen die een van de activiteiten verrichten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14 van Richtlijn 2014/25/EU, alsmede door overheidsondernemingen die openbare diensten exploiteren op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (11), overheidsondernemingen die als luchtvaartmaatschappij openbaredienstverplichtingen vervullen op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad (12), en overheidsondernemingen die als reder openbare diensten verrichten op grond van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad (13).

(26)

In deze richtlijn is geen algemene verplichting opgenomen om toestemming te verlenen voor het hergebruik van documenten van overheidsondernemingen. De betrokken overheidsondernemingen moeten zelf kunnen beslissen of ze al dan niet toestemming verlenen voor hergebruik, tenzij anders vereist door deze richtlijn of door Unie- of nationaal recht. Slechts nadat een overheidsonderneming een document voor hergebruik beschikbaar heeft gesteld, dient die onderneming de in de hoofdstukken III en IV van deze richtlijn vastgestelde toepasselijke verplichtingen na te komen, met name inzake formaten, vergoedingen, transparantie, licenties, non-discriminatie en het verbod op exclusiviteitsregelingen. Anderzijds mogen overheidsondernemingen niet geacht worden te voldoen aan de vereisten van hoofdstuk II, zoals de regels inzake de behandeling van verzoeken om hergebruik. Wanneer toestemming wordt verleend voor het hergebruik van documenten, moet er bijzondere aandacht worden besteed aan gevoelige informatie in verband met de bescherming van kritieke infrastructuur in de zin van Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (14) en van essentiële diensten in de zin van Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (15).

(27)

Het volume onderzoeksgegevens groeit exponentieel en biedt ook potentieel voor hergebruik buiten de wetenschappelijke gemeenschap. Om de groeiende maatschappelijke uitdagingen op een efficiënte en holistische manier aan te pakken, is toegang tot data uit verschillende bronnen, sectoren en disciplines voor blending en hergebruik cruciaal en dringend geworden. Onderzoeksgegevens omvatten statistieken, resultaten van experimenten, metingen, observaties op basis van terreinwerk, enquêteresultaten, opnames van interviews en beelden. Ook metadata, specificaties en andere digitale objecten horen daarbij. Onderzoeksgegevens verschillen van wetenschappelijke artikelen, waarin verslag wordt uitgebracht en commentaar wordt geleverd over resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Reeds vele jaren geleden werden beleidsinitiatieven genomen met betrekking tot de open beschikbaarheid en herbruikbaarheid van gegevens van met overheidsmiddelen gefinancierd wetenschappelijk onderzoek. Onder "open access" wordt de praktijk verstaan van het kosteloos bieden van online toegang tot onderzoeksresultaten voor de eindgebruiker, zonder beperkingen op gebruik en hergebruik buiten de mogelijkheid om erkenning van het auteurschap te verlangen. Openaccessbeleid heeft met name tot doel onderzoekers en het grote publiek zo vroeg mogelijk in het verspreidingsproces toegang te verschaffen tot onderzoeksgegevens en het gebruik en hergebruik daarvan te vergemakkelijken. Open access draagt bij tot een betere kwaliteit, tot het beperken van de behoefte aan duplicatie van onderzoek, tot snellere wetenschappelijke vooruitgang en tot de strijd tegen wetenschappelijk bedrog, en komt in het algemeen de economische groei en innovatie te goede. Behalve op het gebied van open access worden er lofwaardige inspanningen geleverd om van planning van gegevensbeheer een wetenschappelijke standaardpraktijk te maken en de verspreiding te steunen van onderzoeksgegevens die vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar zijn (de FAIR-beginselen).

(28)

In het licht van de hierboven geschetste redenen is het passend de lidstaten te verplichten een openaccessbeleid te ontwikkelen voor met overheidsmiddelen gefinancierde onderzoeksgegevens en ervoor te zorgen dat dit wordt toegepast door alle onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren. Onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren, zouden ook als openbare lichamen of overheidsondernemingen kunnen worden georganiseerd. Deze richtlijn geldt voor die hybride organisaties alleen in hun hoedanigheid van onderzoeksinstelling en voor hun onderzoeksgegevens. Een openaccessbeleid voorziet traditioneel in verschillende uitzonderingen op de open beschikbaarheid van wetenschappelijke resultaten. In de aanbeveling van de Commissie van 25 april 2018 betreffende de toegang tot en de bewaring van wetenschappelijke informatie worden onder meer de relevante aspecten van een openaccessbeleid beschreven. Bovendien moeten de voorwaarden voor hergebruik van bepaalde onderzoeksgegevens worden verbeterd. Om die reden moet een aantal verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn worden uitgebreid tot wetenschappelijke onderzoeksgegevens die het resultaat zijn van met overheidsmiddelen gefinancierd onderzoek, al dan niet medegefinancierd door entiteiten uit de particuliere sector. In het kader van nationaal openaccessbeleid moeten met overheidsmiddelen gefinancierde onderzoeksgegevens als standaardoptie openbaar toegankelijk worden gemaakt. Volgens het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" ("as open as possible, as closed as necessary") moet in dit verband echter terdege rekening worden gehouden met aspecten inzake de persoonlijke levenssfeer, bescherming van persoonsgegevens, vertrouwelijkheid, nationale veiligheid, rechtmatige handelsbelangen, zoals bedrijfsgeheimen, en intellectuele-eigendomsrechten van derden. Bovendien dient deze richtlijn niet van toepassing te zijn op onderzoeksgegevens die niet toegankelijk zijn op grond van nationale veiligheid, landsverdediging of openbare veiligheid. Om administratieve lasten te vermijden, mogen verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn alleen gelden voor onderzoeksgegevens die reeds door onderzoekers, onderzoeksinstellingen of organisaties die onderzoek financieren via een institutionele of thematische databank openbaar werden gemaakt en mogen zij geen extra kosten meebrengen voor het opvragen van de datasets noch aanvullende gegevensconservering verlangen. De lidstaten mogen de toepassing van deze richtlijn uitbreiden tot onderzoeksgegevens die openbaar worden gemaakt via andere data-infrastructuren dan databanken, door middel van openaccesspublicaties of als bijlage bij een artikel, datapaper of paper in een datajournal. Andere documenten dan onderzoeksgegevens moeten vrijgesteld blijven van de toepassing van deze richtlijn.

(29)

De definitie van "openbaar lichaam" is gebaseerd op de definitie in punt 1 van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (16). De definitie van "publiekrechtelijke instelling" uit die richtlijn en de definitie van "overheidsonderneming" uit Richtlijn 2014/25/EU moeten op de onderhavige richtlijn van toepassing zijn.

(30)

Deze richtlijn geeft een definitie van de term "document", die ook om het even welk deel van een document moet omvatten. De term "document" moet de voorstelling van handelingen, feiten of informatie — en een bundeling van deze handelingen, feiten of informatie — ongeacht het medium (op papier, in elektronische vorm of als geluids-, beeld- of audiovisuele opname) bestrijken. De definitie van "document" is niet bedoeld om ook computerprogramma's te betreffen. De lidstaten mogen de toepassing van deze richtlijn uitbreiden tot computerprogramma's.

(31)

Openbare lichamen stellen hun documenten steeds vaker proactief beschikbaar voor hergebruik door ervoor te zorgen dat zowel documenten als bijbehorende metadata online opspoorbaar en daadwerkelijk beschikbaar zijn in een open formaat dat machinaal leesbaar is en dat interoperabiliteit, hergebruik en toegankelijkheid garandeert. Documenten moeten ook op verzoek van een hergebruiker beschikbaar worden gesteld voor hergebruik. In die gevallen moet de beantwoordingstermijn bij een verzoek om hergebruik redelijk zijn en overeenstemmen met de beantwoordingstermijn bij een verzoek om toegang tot het document overeenkomstig de betrokken toegangsregelingen. Overheidsondernemingen, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren moeten evenwel worden vrijgesteld van die verplichting. Een redelijke termijn in de hele Unie stimuleert het creëren van nieuwe, samengestelde informatieproducten en -diensten op Unieniveau. Dit is met name van belang voor dynamische gegevens (zoals milieu-informatie, verkeersinformatie, satellietgegevens, meteorologische gegevens en door sensoren gegenereerde gegevens), waarvan de economische waarde afhankelijk is van onmiddellijke beschikbaarheid en regelmatige aanvulling. Dynamische gegevens moeten derhalve onmiddellijk nadat ze zijn verzameld, of in het geval van een handmatige actualisering onmiddellijk na de aanpassing van de gegevensbestanden, via een applicatieprogramma-interface (API) beschikbaar worden gesteld om de ontwikkeling van op die gegevens gebaseerde mobiele, internet- en cloudapplicaties te faciliteren. Als dit vanwege technische of financiële beperkingen niet haalbaar is, dienen de openbare lichamen de documenten beschikbaar te stellen binnen een termijn die het mogelijk maakt hun economisch potentieel volledig te benutten. Er moeten specifieke maatregelen worden genomen om de desbetreffende technische en financiële beperkingen weg te nemen. Indien van een vergunning gebruik wordt gemaakt, kan de tijdige beschikbaarheid van documenten deel uitmaken van de condities. Wanneer in het licht van gerechtvaardigde redenen van openbaar belang gegevensverificatie essentieel is, met name voor de volksgezondheid en de openbare veiligheid, moeten dynamische gegevens onmiddellijk na de verificatie beschikbaar worden gesteld. Deze essentiële gegevensverificatie mag geen invloed hebben op de frequentie van de actualiseringen.

(32)

Teneinde toegang te krijgen tot gegevens die op grond van deze richtlijn worden vrijgegeven voor hergebruik, zou het nuttig zijn de toegang tot dynamische gegevens te waarborgen door middel van goed ontworpen API's. Een API is een reeks functies, procedures, definities en protocollen voor communicatie van machine naar machine en de naadloze uitwisseling van gegevens. API's moeten worden ondersteund met duidelijke technische documentatie die volledig en online beschikbaar is. Waar mogelijk moeten open API's worden gebruikt. Er dienen door de Unie of internationaal erkende standaardprotocollen te worden toegepast, en in voorkomend geval dienen internationale standaarden voor datasets te worden gebruikt. API's kunnen verschillende niveaus van complexiteit hebben, gaande van een eenvoudige koppeling met een databank voor het opzoeken van specifieke datasets over een webinterface tot een meer complexe opzet. De algemene meerwaarde van hergebruik en delen van gegevens door middel van een gepast gebruik van API's bestaat erin dat ontwikkelaars en starters de mogelijkheid krijgen nieuwe producten en diensten te ontwikkelen. Dit is tevens een cruciaal element voor het opbouwen van waardevolle ecosystemen rond vaak onbenutte data-activa. Het opzetten en gebruiken van API's moet gebeuren op basis van verschillende beginselen: beschikbaarheid, stabiliteit, onderhoud gedurende de levenscyclus, uniformiteit in gebruik en normen, gebruiksvriendelijkheid en beveiliging. Openbare lichamen en overheidsondernemingen moeten dynamische gegevens, dat wil zeggen gegevens die frequent, en vaak in real time, worden geactualiseerd onmiddellijk nadat ze zijn verzameld, beschikbaar stellen via passende API's en, in voorkomend geval, in de vorm van een bulksgewijze download, tenzij dit onevenredige inspanningen zou vergen. Bij het beoordelen van de evenredigheid van de inspanning moet rekening worden houden met de omvang en de operationele begroting van het desbetreffende openbare lichaam of de desbetreffende overheidsonderneming.

(33)

De mogelijkheden tot hergebruik kunnen worden verbeterd door de gevallen te beperken waarin papieren documenten moeten worden gedigitaliseerd of waarin digitale bestanden moeten worden gemanipuleerd om deze compatibel te maken. Openbare lichamen dienen daarom hun documenten in alle reeds bestaande formaten en alle talen, indien mogelijk en passend langs elektronische weg, beschikbaar te stellen. Openbare lichamen dienen verzoeken om uittreksels van bestaande documenten positief te beoordelen wanneer aan een dergelijk verzoek met een eenvoudige handeling kan worden voldaan. Openbare lichamen hoeven echter geen uittreksels van documenten te verstrekken, noch het formaat van de gevraagde informatie te wijzigen wanneer dit een onevenredig grote inspanning vereist. Teneinde hergebruik te vergemakkelijken, dienen openbare lichamen hun documenten beschikbaar te stellen in een formaat dat, voor zover mogelijk en passend, niet is gebonden aan specifieke software. Waar mogelijk en passend dienen openbare lichamen rekening te houden met de mogelijkheden voor het hergebruik van documenten door en voor personen met een handicap door de informatie in een toegankelijk formaat aan te bieden, overeenkomstig de vereisten van Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad (17).

(34)

Om hergebruik te faciliteren, moeten openbare lichamen documenten, met inbegrip van op websites gepubliceerde documenten, daar waar mogelijk en passend, in een open en machinaal leesbaar formaat, samen met hun metagegevens, met het beste niveau van nauwkeurigheid en fijnkorreligheid, beschikbaar stellen in een formaat dat interoperabiliteit mogelijk maakt, bijvoorbeeld door ze te verwerken op een manier die aansluit bij de beginselen betreffende de compatibiliteits- en bruikbaarheidsvereisten voor ruimtelijke informatie in het kader van Richtlijn 2007/2/EG.

(35)

Een document moet als machinaal leesbaar worden beschouwd als de structuur van het bestandsformaat ervoor zorgt dat softwaretoepassingen in dat document gemakkelijk specifieke gegevens kunnen identificeren, herkennen en extraheren. Gegevens die zijn gecodeerd in bestanden die in een machinaal leesbaar formaat zijn gestructureerd, moeten als machinaal leesbare gegevens worden beschouwd. Een machinaal leesbaar formaat kan open of geoctrooieerd zijn. Het kan om een formele standaard gaan of niet. Documenten die zijn gecodeerd in een bestandsformaat dat de automatische verwerking beperkt doordat de gegevens niet of niet gemakkelijk kunnen worden geëxtraheerd, mogen niet als documenten in een machinaal leesbaar formaat worden beschouwd. In voorkomend geval en waar mogelijk dienen de lidstaten het gebruik van door de Unie of internationaal erkende open, machinaal leesbare formaten aan te moedigen. Waar van toepassing moet bij het ontwerpen van technische oplossingen voor het hergebruik van documenten rekening worden gehouden met het Europees kader voor interoperabiliteit.

(36)

De tarieven voor het hergebruik van documenten belemmeren in sterke mate de toegang tot de markt voor starters en kleine en middelgrote ondernemingen. Derhalve moeten documenten kosteloos beschikbaar worden gesteld voor hergebruik en wanneer een vergoeding voor het hergebruik van documenten evenwel noodzakelijk is, moet die in beginsel beperkt blijven tot de marginale kosten. Wanneer openbare lichamen, vrijwillig of op basis van een verplichting in de nationale wetgeving, bijzonder uitgebreide opzoekingen moeten doen in verband met gevraagde informatie of uiterst dure wijzigingen aan het formaat van de gevraagde informatie moeten aanbrengen, kunnen de marginale kosten de hiermee gepaard gaande kosten dekken. In uitzonderlijke gevallen moet rekening worden gehouden met de noodzaak om de gewone werking van openbare lichamen die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten voor de uitoefening van hun openbare taken te dekken, niet te hinderen. Dit geldt ook wanneer een openbaar lichaam gegevens als open data beschikbaar heeft gesteld, maar verplicht is inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten voor de uitoefening van andere openbare taken te dekken. Voorts moet de rol van overheidsondernemingen binnen een concurrerend economisch klimaat worden erkend. In dergelijke gevallen moeten openbare lichamen en overheidsondernemingen derhalve meer dan enkel de marginale kosten kunnen aanrekenen. Deze vergoedingen die de marginale kosten overstijgen moeten worden vastgesteld op basis van objectieve, transparante en controleerbare criteria en de totale inkomsten uit het verstrekken en het verlenen van toestemming voor hergebruik van documenten mogen niet hoger zijn dan de kosten van verzameling en productie, met inbegrip van het betrekken van deze gegevens bij derden, vermenigvuldiging, onderhoud, opslag en verspreiding, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen. Desgevallend moet het ook mogelijk zijn de kosten voor de anonimisering van persoonsgegevens en de kosten van maatregelen voor de bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens door te berekenen. De lidstaten kunnen verlangen dat openbare lichamen en overheidsondernemingen die kosten bekendmaken. De vereiste om inkomsten te genereren ter dekking van een aanzienlijk deel van de kosten van de openbare lichamen in verband met de uitoefening van hun openbare taken of de draagwijdte van de door overheidsondernemingen verleende diensten van algemeen belang hoeft geen rechtens opgelegde vereiste te zijn, maar kan bijvoorbeeld ook uit de administratieve praktijk in de lidstaten voortvloeien. De lidstaten moeten deze vereiste regelmatig toetsen.

(37)

Onder het rendement op investeringen wordt een percentage verstaan, bovenop de marginale kosten, dat het mogelijk maakt de kapitaalkosten terug te verdienen, inclusief een reëel rendement. Aangezien de kapitaalkosten nauw verband houden met de rentetarieven van kredietinstellingen, die op hun beurt weer gebaseerd zijn op de vaste rentevoet van de Europese Centrale Bank (ECB) voor basisherfinancieringstransacties, zou een redelijk rendement op investeringen niet meer dan 5 % boven de vaste rentevoet van de ECB mogen liggen.

(38)

Bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven moeten meer dan de marginale kosten kunnen aanrekenen teneinde hun gewone werking niet te hinderen. In het geval van dergelijke openbare lichamen mogen de totale inkomsten uit het verstrekken en het verlenen van toestemming voor hergebruik van documenten over de desbetreffende berekeningsperiode genomen niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging, verspreiding, conservering en vereffening van rechten, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen. Desgevallend moeten ook de kosten voor de anonimisering van persoonsgegevens of commercieel gevoelige informatie kunnen worden doorberekend. Wat bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven betreft, en gezien hun specifieke kenmerken, kan bij de berekening van een redelijk rendement op de investering worden gekeken naar de prijzen die de particuliere sector aanrekent voor het hergebruik van identieke of soortgelijke documenten.

(39)

De in deze richtlijn vastgestelde bovengrenzen voor de vergoedingen laten het recht van de lidstaten om lagere of in het geheel geen vergoedingen toe te passen, onverlet.

(40)

De lidstaten moeten de criteria vaststellen voor vergoedingen die de marginale kosten overstijgen. Zij moeten bijvoorbeeld in staat zijn die criteria rechtstreeks in nationale regels vast te stellen, of de passende andere instantie(s) dan het openbare lichaam zelf aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om de criteria vast te stellen. Die instantie moet overeenkomstig de grondwet en het rechtsstelsel van de lidstaat zijn georganiseerd. Het kan gaan om een bestaande instantie met budgettaire uitvoeringsbevoegdheden en onder politieke verantwoordelijkheid.

(41)

Voor de ontwikkeling van een de gehele Unie bestrijkende informatiemarkt moeten de voorwaarden voor het hergebruik van overheidsdocumenten duidelijk en voor het publiek toegankelijk zijn. Daarom moeten alle voorwaarden voor het hergebruik van documenten ter kennis van de potentiële hergebruikers worden gebracht. De lidstaten dienen het opstellen van registers van beschikbare documenten, waar passend online toegankelijk, aan te moedigen om de verzoeken tot hergebruik aan te moedigen en te vergemakkelijken. Indieners van verzoeken tot hergebruik van documenten van andere entiteiten dan overheidsondernemingen, onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren, dienen op de hoogte te worden gesteld van de mogelijkheden van beroep tegen besluiten of handelingen die hen betreffen. Dit is met name van belang voor start-ups en voor kleine en middelgrote ondernemingen, die wellicht geen ervaring hebben met de omgang met openbare lichamen in andere lidstaten en de beroepsmogelijkheden aldaar.

(42)

De rechtsmiddelen moeten de mogelijkheid tot een herziening door een onpartijdige instantie omvatten. Die instantie kan een bestaande nationale autoriteit zijn, zoals de nationale mededingingsautoriteit, de toezichthoudende autoriteit die overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 is opgezet, de nationale autoriteit inzake toegang tot documenten of een nationale rechterlijke instantie. Die instantie moet overeenkomstig de grondwet en het rechtsstelsel van de lidstaat zijn georganiseerd. Een beroep doen op die instantie mag geen afbreuk doen aan eventuele andere rechtsmiddelen die indieners van verzoeken tot hergebruik ter beschikking staan. Die instantie moet evenwel los staan van het mechanisme van de lidstaat dat de criteria vaststelt voor vergoedingen die de marginale kosten overstijgen. De rechtsmiddelen moeten de mogelijkheid omvatten tot herziening van afwijzende beslissingen, maar ook van beslissingen die hergebruik weliswaar toelaten, maar de aanvrager toch om andere redenen aangaan, met name door de toegepaste regels voor vergoedingen. Het herzieningsproces moet snel verlopen, overeenkomstig de behoeften van een snel veranderende markt.

(43)

De openbaarmaking van alle algemeen beschikbare informatie in het bezit van de overheid — dus niet alleen in de politieke maar ook in de rechterlijke en bestuurlijke sfeer — vormt een fundamenteel instrument voor verruiming van het recht op kennis, dat een essentieel beginsel is van de democratie. Die doelstelling geldt voor instellingen op elk niveau, plaatselijk, nationaal en internationaal.

(44)

Voor het hergebruik van documenten mogen geen voorwaarden gelden. In sommige gevallen die door een doel van algemeen belang worden gerechtvaardigd, kan het evenwel gebeuren dat een licentie wordt afgegeven waarbij aan het hergebruik door de licentiehouder voorwaarden worden opgelegd waarin kwesties als aansprakelijkheid, bescherming van persoonsgegevens, correct gebruik van documenten, het gewaarborgd niet-wijzigen en het erkennen van de bron worden geregeld. Indien openbare lichamen een licentie vereisen voor het hergebruik van documenten, dienen de licentievoorwaarden objectief, evenredig en niet-discriminerend te zijn. Online beschikbare standaardlicenties kunnen in dit opzicht eveneens een belangrijke rol spelen. Derhalve dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat standaardlicenties beschikbaar zijn. Licenties voor het hergebruik van overheidsinformatie moeten in ieder geval zo weinig mogelijk beperkingen leggen op het hergebruik, die bijvoorbeeld begrensd blijven tot de verplichting van bronvermelding. Vrije licenties in de vorm van gestandaardiseerde openbare licenties die online beschikbaar zijn, waarmee gegevens en inhoud door iedereen voor alle doeleinden vrij geraadpleegd, gebruikt, gewijzigd en gedeeld kunnen worden, en die berusten op vrij toegankelijke gegevensformaten, moeten in dit opzicht een belangrijke rol spelen. Daarom moeten de lidstaten het gebruik van vrije licenties, die uiteindelijk in de hele Unie gangbare praktijk moeten worden, aanmoedigen. Onverminderd de aansprakelijkheidsvereisten vastgelegd in het Unierecht of het nationale recht, mag het openbare lichamen of overheidsondernemingen die zonder andere voorwaarden of beperkingen documenten voor hergebruik beschikbaar stellen, toegestaan worden om iedere aansprakelijkheid met betrekking tot de voor hergebruik beschikbaar gestelde documenten af te wijzen.

(45)

Besluit een bevoegde overheidsinstantie bepaalde documenten niet langer voor hergebruik beschikbaar te stellen of die documenten niet meer bij te werken, dan dient zij die besluiten zo spoedig mogelijk aan het publiek kenbaar te maken, indien mogelijk langs elektronische weg.

(46)

De voorwaarden voor hergebruik dienen niet-discriminerend te zijn voor vergelijkbare categorieën hergebruik. In dat opzicht mag het verbod op discriminatie bijvoorbeeld niet beletten dat openbare lichamen bij de uitoefening van hun openbare taak zonder vergoeding informatie uitwisselen, terwijl andere partijen voor het hergebruik van dezelfde documenten wel dienen te betalen. Het mag evenmin beletten dat voor commercieel en niet-commercieel hergebruik een verschillende tarifering wordt gehanteerd.

(47)

De lidstaten dienen er met name voor te zorgen dat het hergebruik van documenten van overheidsondernemingen niet tot marktverstoring leidt en dat de eerlijke concurrentie niet wordt ondermijnd.

(48)

Openbare lichamen moeten bij de vaststelling van de beginselen voor hergebruik de mededingingsregels van de Unie en de lidstaten in acht nemen en exclusiviteitsovereenkomsten tussen henzelf en particuliere partners zo veel mogelijk voorkomen. Met het oog op de verstrekking van een dienst van algemeen economisch belang kan een exclusief recht op het hergebruik van specifieke overheidsdocumenten soms evenwel noodzakelijk zijn. Dit is het geval indien geen enkele commerciële uitgever bereid wordt gevonden de betrokken informatie te publiceren zonder het exclusieve recht daarop te verwerven. In dit verband is het passend rekening te houden met overheidsopdrachten voor diensten die overeenkomstig artikel 11 van Richtlijn 2014/24/EU zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/24/EU, en met innovatiepartnerschappen als bedoeld in artikel 31 van Richtlijn 2014/24/EU.

(49)

Talrijke samenwerkingsregelingen tussen bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea, archieven en particuliere partners voorzien in de digitalisering van culturele hulpbronnen en de toekenning van exclusieve rechten aan particuliere partners. In de praktijk is gebleken dat dergelijke publiek-private partnerschappen een zinvol gebruik van culturele collecties kunnen faciliteren en er tegelijkertijd voor zorgen dat het cultureel erfgoed sneller toegankelijk wordt voor de burger. Het is dan ook raadzaam rekening te houden met de bestaande uiteenlopende praktijken in de lidstaten op het gebied van de digitalisering van culturele hulpbronnen, middels specifieke regels inzake overeenkomsten over de digitalisering van die hulpbronnen. Wanneer een exclusief recht betrekking heeft op de digitalisering van culturele hulpbronnen, kan een bepaalde periode van exclusiviteit noodzakelijk zijn zodat de particuliere partner zijn investering kan terugverdienen. Die periode moet echter zo kort mogelijk zijn, zodat het beginsel in acht wordt genomen dat materiaal dat tot het publieke domein behoort, in het publieke domein moet blijven als het gedigitaliseerd is. De periode van het exclusieve recht om culturele hulpbronnen te digitaliseren, mag in het algemeen niet langer dan tien jaar duren. Een exclusiviteitsperiode langer dan tien jaar moet worden getoetst met inachtneming van de technologische, financiële en administratieve veranderingen die zich in de omgeving hebben voorgedaan sinds de regeling is afgesproken. Bovendien moeten publiek-private partnerschappen voor de digitalisering van culturele hulpbronnen de culturele partnerinstelling na afloop van de overeenkomst volledige rechten op het gebruik van gedigitaliseerde culturele hulpbronnen geven.

(50)

Regelingen tussen houders en hergebruikers van gegevens waarbij niet uitdrukkelijk sprake is van exclusieve rechten maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ze de beschikbaarheid van documenten voor hergebruik beperken, moeten aan een aanvullend openbaar onderzoek worden onderworpen. De essentiële aspecten van dergelijke regelingen moeten bijgevolg minstens twee maanden voor hun inwerkingtreding, dat wil zeggen twee maanden voor de overeengekomen datum waarop de vervulling van de verplichtingen van de partijen van start gaat, online worden gepubliceerd. Deze publicatie moet de betrokken partijen de kans geven een verzoek tot hergebruik in te dienen voor documenten die onder die regelingen vallen, en het risico vermijden dat het aantal potentiële hergebruikers wordt beperkt. In ieder geval moeten de essentiële aspecten van die regelingen, in hun door de partijen overeengekomen definitieve vorm, na het sluiten ervan onverwijld online openbaar worden gemaakt.

(51)

Deze richtlijn heeft tot doel het risico op buitensporige pioniersvoordelen die het aantal potentiële hergebruikers van gegevens kunnen beperken, te minimaliseren. Indien contractuele regelingen, bovenop de verplichte beschikbaarstelling van documenten door een lidstaat op grond van deze richtlijn, waarschijnlijk aanleiding zullen geven tot een overdracht van de middelen van die lidstaat in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU, mag deze richtlijn geen afbreuk doen aan de toepassing van de in de artikelen 101 tot en met 109 VWEU vastgestelde mededingings- en staatssteunregels. Uit de in de artikelen 107, 108 en 109 VWEU vastgestelde staatssteunregels volgt dat de lidstaat vooraf dient na te gaan of er in de betrokken contractuele regeling sprake kan zijn van staatssteun en ervoor dient te zorgen dat die regeling verenigbaar is met de staatssteunregels.

(52)

Deze richtlijn is niet van invloed op de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van de Uniewetgeving en de nationale wetgeving, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (18), en met inbegrip van alle aanvullende bepalingen van nationaal recht. Dit betekent onder meer dat het hergebruik van persoonsgegevens alleen mag worden toegestaan indien het beginsel van doelbinding als bedoeld in artikel 5, lid 1, punt b), en artikel 6 van Verordening (EU) 2016/679 wordt geëerbiedigd. Anonieme informatie is informatie die geen betrekking heeft op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, of op persoonsgegevens die zodanig anoniem zijn gemaakt dat de betrokkene niet of niet meer identificeerbaar is. Anonimisering van informatie is een middel om de voordelen van een zo groot mogelijke herbruikbaarheid van overheidsinformatie te verzoenen met de verplichtingen van de regelgeving inzake gegevensbescherming, maar brengt wel kosten mee. Derhalve is het passend die kostprijs mee te nemen als één van de componenten van de marginale kosten voor verspreiding als bedoeld in deze richtlijn.

(53)

Bij het nemen van besluiten over de reikwijdte en de voorwaarden voor het hergebruik van overheidsdocumenten die persoonsgegevens bevatten, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg, dienen er wellicht overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2016/679 gegevensbeschermingseffectbeoordelingen te worden verricht.

(54)

Deze richtlijn laat de intellectuele-eigendomsrechten van derde partijen onverlet. De term intellectuele-eigendomsrechten heeft alleen betrekking op het auteursrecht en de naburige rechten, inclusief sui-generisvormen van bescherming. Deze richtlijn is niet van toepassing op documenten waarop industriële-eigendomsrechten rusten, zoals octrooien en ingeschreven modellen en merken. Deze richtlijn heeft geen gevolgen voor het bestaan of bezit van intellectuele-eigendomsrechten van openbare lichamen en houdt geen enkele beperking in voor de uitoefening van deze rechten buiten de door deze richtlijn gestelde grenzen. De overeenkomstig deze richtlijn opgelegde verplichtingen zijn alleen van toepassing als zij verenigbaar zijn met de internationale overeenkomsten inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzonder de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Berner conventie), de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS-overeenkomst) en het WIPO-verdrag inzake auteursrecht (WIPO Copyright Treaty; WCT). Openbare lichamen dienen evenwel hun auteursrechten op dusdanige wijze uit te oefenen dat hergebruik wordt vergemakkelijkt.

(55)

Rekening houdend met het recht van de Unie en de internationale verplichtingen van de lidstaten en de Unie, met name uit hoofde van de Berner Conventie en de TRIPS-overeenkomst, moeten documenten waarvan de intellectuele-eigendomsrechten bij derden berusten, worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze richtlijn. Wanneer een derde oorspronkelijk eigenaar was van de intellectuele-eigendomsrechten voor een document dat in het bezit is van een bibliotheek (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), museum of archief en waarvoor de beschermingstermijn nog niet verstreken is, dan dient dat document in de zin van deze richtlijn te worden beschouwd als een document waarvan de intellectuele-eigendomsrechten bij een derde berusten.

(56)

Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de rechten van werknemers van openbare lichamen op grond van het nationale recht, met inbegrip van economische en morele rechten.

(57)

Wanneer een document bovendien beschikbaar wordt gesteld voor hergebruik dient het desbetreffende openbare lichaam het recht op exploitatie van dat document te behouden.

(58)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan Richtlijn 2014/24/EU.

(59)

Middelen die potentiële hergebruikers helpen voor hergebruik beschikbare documenten en de voorwaarden voor hergebruik te vinden, kunnen het grensoverschrijdende gebruik van overheidsdocumenten aanzienlijk vereenvoudigen. Bijgevolg dienen de lidstaten in te staan voor praktische regelingen die hergebruikers helpen bij het zoeken naar voor hergebruik beschikbare documenten. Voorbeelden van dergelijke praktische regelingen zijn overzichtslijsten, die bij voorkeur online toegankelijk moeten zijn, van de belangrijkste documenten (documenten die vaak worden hergebruikt of het potentieel hebben vaak te worden hergebruikt) en portaalsites met links naar gedecentraliseerde overzichtslijsten. Met het oog op hergebruik dienen de lidstaten ook de beschikbaarheid van overheidsinformatie op lange termijn te bevorderen, zulks overeenkomstig het toepasselijke bewaringsbeleid.

(60)

De Commissie dient de samenwerking tussen de lidstaten te faciliteren en ondersteuning te verlenen voor het ontwerpen, testen, uitvoeren en uitrollen van interoperabele elektronische interfaces met het oog op de ontwikkeling van efficiëntere en veiligere overheidsdiensten.

(61)

Deze richtlijn geldt onverminderd Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (19). In deze richtlijn worden de voorwaarden bepaald waaronder openbare lichamen hun intellectuele-eigendomsrechten op de interne informatiemarkt kunnen uitoefenen wanneer zij toestemming verlenen voor het hergebruik van documenten. Wanneer openbare lichamen over het recht beschikken als bedoeld in artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, mogen zij dat recht niet uitoefenen om het hergebruik van bestaande documenten te voorkomen of te beperken buiten de door deze richtlijn gestelde beperkingen.

(62)

De Commissie heeft steun verleend voor de ontwikkeling van een onlineverslag over de maturiteit inzake open data met relevante prestatie-indicatoren betreffende hergebruik van overheidsinformatie in alle lidstaten. Een regelmatige actualisering van dat verslag zal bijdragen tot de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de beschikbaarheid van informatie over het beleid en de praktijk in de hele Unie.

(63)

Het is noodzakelijk ervoor te zorgen dat de lidstaten toezien op de omvang van het hergebruik van overheidsinformatie, de voorwaarden waaronder deze beschikbaar wordt gesteld en de praktijk op het gebied van rechtsmiddelen.

(64)

De Commissie kan de lidstaten helpen deze richtlijn op consequente wijze uit te voeren door, na raadpleging van de belanghebbende partijen, richtsnoeren te verschaffen over met name de aanbevolen standaardlicenties, datasets en vergoedingen voor het hergebruik van documenten en die richtsnoeren te actualiseren.

(65)

Een van de belangrijkste doelstellingen van de totstandbrenging van de interne markt is het scheppen van voorwaarden die de ontwikkeling van de gehele Unie bestrijkende diensten bevorderen. Bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven bezitten een grote hoeveelheid waardevolle overheidsinformatie, met name sinds de hoeveelheid materiaal in het publieke domein aanzienlijk is toegenomen door digitaliseringsprojecten. Die verzamelingen van cultureel erfgoed en de daarmee samenhangende metagegevens zijn een mogelijke basis voor producten en diensten op het gebied van digitale inhoud en houden enorme mogelijkheden in voor hergebruik in sectoren zoals leren en toerisme. Andere soorten culturele instellingen, zoals orkesten, operahuizen, balletgezelschappen en theaters, met inbegrip van de archieven die daar deel van uitmaken, moeten buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn blijven omdat podiumkunsten specifiek zijn en omdat vrijwel al hun materiaal onder intellectuele-eigendomsrechten van derde partijen valt.

(66)

Teneinde de voorwaarden te scheppen voor de ondersteuning van het hergebruik van documenten, dat belangrijke sociaal-economische voordelen meebrengt met een uiterst grote waarde voor de economie en de samenleving, moet in een bijlage een lijst van thematische categorieën van hoogwaardige datasets worden vastgesteld. Bij wijze van voorbeeld en zonder afbreuk te doen aan de uitvoeringshandelingen waarin de hoogwaardige datasets worden vastgesteld waarop de specifieke vereisten van deze richtlijn van toepassing moeten zijn, alsmede rekening houdend met de richtsnoeren van de Commissie inzake aanbevolen standaardlicenties, datasets en kostentoerekening voor het hergebruik van documenten, zouden de thematische categorieën onder meer betrekking kunnen hebben op postcodes, nationale en lokale kaarten (geospatiale data), energieverbruik en satellietbeelden (aardobservatie en milieu), in-situdata afkomstig van instrumenten en weersvoorspellingen (meteorologische data), demografische en economische indicatoren (statistiek), handelsregisters en registratienummers (bedrijven en eigendom van bedrijven), en verkeersborden en binnenwateren (mobiliteit).

(67)

Teneinde de lijst van thematische categorieën van hoogwaardige datasets te wijzigen door er nieuwe thematische categorieën aan toe te voegen, moet de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen, aan de Commissie worden overgedragen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (20). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(68)

Een Uniebrede lijst van datasets met een bijzonder potentieel om sociaal-economische baten te genereren, gekoppeld aan geharmoniseerde voorwaarden voor hergebruik, is een belangrijke randvoorwaarde voor grensoverschrijdende datatoepassingen en -diensten. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze richtlijn, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend teneinde het hergebruik van documenten, dat belangrijke sociaal-economische voordelen meebrengt, te steunen door een lijst vast te stellen van specifieke hoogwaardige datasets waarop specifieke vereisten van de onderhavige richtlijn van toepassing zijn, samen met de regelingen voor de publicatie en het hergebruik van die gegevens. Bijgevolg zullen die specifieke vereisten niet van toepassing zijn vóór de vaststelling door de Commissie van uitvoeringshandelingen. De lijst dient rekening te houden met sectorale Unierechtshandelingen die de publicatie van datasets regelen, zoals Richtlijnen 2007/2/EG en 2010/40/EU, om te waarborgen dat datasets volgens overeenkomstige standaarden en in het kader van sets van metadata beschikbaar worden gesteld. De lijst moet worden gebaseerd op de in deze richtlijn vastgestelde thematische categorieën. Bij het opstellen van die lijst dient de Commissie passende raadplegingen te organiseren, onder meer op deskundigenniveau. Bovendien moet bij de beslissing over de vraag of gegevens die in het bezit zijn van overheidsondernemingen in de lijst moeten worden opgenomen dan wel vrij beschikbaar moeten worden gemaakt, rekening worden gehouden met de gevolgen voor de mededinging op de relevante markten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (21).

(69)

Teneinde een maximaal effect te sorteren en hergebruik te faciliteren, moeten de hoogwaardige datasets kosteloos en met zo weinig mogelijk wettelijke beperkingen beschikbaar worden gesteld. Deze datasets moeten ook via API's worden gepubliceerd. Dit belet openbare lichamen echter niet diensten in rekening te brengen die zij in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag in verband met hoogwaardige datasets verlenen, meer bepaald wat betreft de certificering van de authenticiteit of waarheidsgetrouwheid van documenten.

(70)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het vereenvoudigen van de totstandbrenging van informatieproducten en -diensten op Unieniveau gebaseerd op overheidsdocumenten, het zorgen voor doelmatig grensoverschrijdend gebruik van overheidsdocumenten, enerzijds door particuliere bedrijven, en met name door kleine en middelgrote ondernemingen, voor informatieproducten en -diensten met toegevoegde waarde, en anderzijds door burgers met het oog op de bevordering van het vrije verkeer van informatie en communicatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de toepassing van het voorgestelde optreden op Unieniveau, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(71)

Deze richtlijn neemt de grondrechten in acht en houdt rekening met de beginselen die met name zijn vastgelegd in het Handvest, met inbegrip van het recht op eerbiediging van het privéleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op eigendom en de integratie van personen met een handicap. Geen enkele bepaling van deze richtlijn mag worden uitgelegd of uitgevoerd op een wijze die strijdig is met het Verdrag van de Raad van Europa tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

(72)

De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming werd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (22) geraadpleegd en heeft op 10 juli 2018 advies uitgebracht (23).

(73)

De Commissie dient de toepassing van deze richtlijn te evalueren. Op grond van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet die evaluatie gebaseerd zijn op de volgende vijf criteria: doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde, en de basis vormen voor effectbeoordelingen van mogelijkheden voor verder optreden.

(74)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in deel B van bijlage II bepaalde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Om het gebruik van open data te bevorderen en innovatie in producten en diensten te stimuleren, stelt deze richtlijn een pakket minimumvoorschriften vast voor het hergebruik en de praktische regelingen om het hergebruik te faciliteren van:

a)

bestaande documenten die in het bezit zijn van openbare lichamen van de lidstaten;

b)

bestaande documenten van overheidsondernemingen die:

i)

actief zijn op de in Richtlijn 2014/25/EU gedefinieerde gebieden;

ii)

optreden als exploitant van openbare diensten op grond van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1370/2007;

iii)

als luchtvaartmaatschappij openbaredienstverplichtingen vervullen op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1008/2008, of

iv)

als reder openbare diensten verrichten op grond van artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3577/92;

c)

onderzoeksgegevens op grond van de voorwaarden van artikel 10.

2.   Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a)

documenten waarvan de verstrekking een activiteit is die niet valt onder de openbare taak van de betrokken openbare lichamen, als bepaald bij wet of ander bindend voorschrift van de lidstaat of, indien een voorschrift ter zake ontbreekt, als overeenkomstig de gangbare bestuurspraktijk van de betrokken lidstaat, mits de afbakening van de overheidstaken transparant is en aan toetsing is onderworpen;

b)

documenten van overheidsondernemingen die:

i)

zijn geproduceerd buiten de context van de levering van diensten van algemeen belang als gedefinieerd in de wetgeving of andere bindende regels in de lidstaten;

ii)

verband houden met activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie en bijgevolg op grond van artikel 34 van Richtlijn 2014/25/EU niet onder aanbestedingsregels vallen;

c)

documenten waarvan de intellectuele-eigendomsrechten bij derden berusten;

d)

documenten, zoals gevoelige gegevens, waartoe de toegang is uitgesloten op basis van de toegangsregelingen van de lidstaat, onder meer wegens:

i)

de bescherming van de nationale veiligheid (namelijk staatsveiligheid), defensie of openbare veiligheid;

ii)

statistisch geheim;

iii)

handelsgeheim (waaronder bedrijfs- of beroepsgeheim);

e)

documenten waartoe de toegang uitgesloten of beperkt is op grond van de bescherming van gevoelige informatie in verband met de bescherming van kritieke infrastructuur als gedefinieerd in artikel 2, punt d), van Richtlijn 2008/114/EG;

f)

documenten waartoe de toegang beperkt is uit hoofde van de toegangsregelingen in de lidstaten, onder meer in gevallen waarin burgers of rechtspersonen moeten aantonen dat zij er een bijzonder belang bij hebben toegang tot de documenten te krijgen;

g)

logo's, wapens en insignes;

h)

documenten waartoe de toegang uit hoofde van de toegangsregelingen uitgesloten of beperkt is op grond van de bescherming van persoonsgegevens, en gedeelten van documenten die uit hoofde van die regelingen toegankelijk zijn, maar persoonsgegevens bevatten waarvan het hergebruik wettelijk onverenigbaar is verklaard met het recht betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens of waarvan het hergebruik wettelijk is aangemerkt als een ondermijning van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, met name in overeenstemming met het Unierecht of het nationale recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens;

i)

documenten in het bezit van openbare omroepen of hun dochterondernemingen en van andere entiteiten of hun dochterondernemingen ten behoeve van de vervulling van een publieke omroeptaak;

j)

documenten in het bezit van andere culturele instellingen dan bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven;

k)

documenten in het bezit van onderwijsinstellingen van het secundair of lager niveau, en, in het geval van alle andere onderwijsinstellingen, andere dan de in lid 1, onder c), bedoelde documenten;

l)

andere dan de in lid 1, onder c), bedoelde documenten van onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren, met inbegrip van organisaties die zijn opgericht voor de overdracht van onderzoeksresultaten.

3.   Deze richtlijn bouwt voort op de bestaande Unie- en nationale toegangsregelingen en laat deze onverlet.

4.   Deze richtlijn doet geen afbreuk aan het Unierecht of het nationale recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG, en de overeenkomstige bepalingen van nationaal recht.

5.   De verplichtingen die overeenkomstig deze richtlijn worden opgelegd, zijn alleen van toepassing als zij verenigbaar zijn met de bepalingen van de internationale overeenkomsten inzake de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, in het bijzonder de Berner Conventie, de TRIPS-overeenkomst en het WCT.

6.   Openbare lichamen oefenen het bij artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG verleende recht van een fabrikant van een databank niet uit om het hergebruik van documenten tegen te gaan of om het hergebruik buiten de bij deze richtlijn bepaalde grenzen te beperken.

7.   Deze richtlijn regelt het hergebruik van bestaande documenten van openbare lichamen en overheidsondernemingen van de lidstaten, met inbegrip van documenten waarop Richtlijn 2007/2/EG van toepassing is.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   "openbaar lichaam": de staats-, regionale en lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen;

2.   "publiekrechtelijke instellingen": instellingen die voldoen aan alle volgende kenmerken:

a)

zij zijn opgericht voor het specifieke doel te voorzien in andere behoeften van algemeen belang dan die van industriële of commerciële aard;

b)

zij bezitten rechtspersoonlijkheid, en

c)

zij worden merendeels door de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen gefinancierd, of hun beheer staat onder toezicht van deze instanties of instellingen, of zij hebben een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen;

3.   "overheidsonderneming": elke onderneming die actief is op de in artikel 1, lid 1, onder b), genoemde gebieden en waarop de openbare lichamen direct of indirect een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften. Er wordt uitgegaan van een overheersende invloed van de openbare lichamen in elk van de volgende gevallen waarin die lichamen, direct of indirect:

a)

de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezitten;

b)

over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door de onderneming uitgegeven aandelen beschikken;

c)

meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, het leidinggevend of het toezichthoudend orgaan van de onderneming kunnen aanwijzen;

4.   "universiteit": een openbaar lichaam dat postsecundair hoger onderwijs verstrekt dat tot een academische graad leidt;

5.   "standaardlicentie": een reeks vooraf bepaalde voorwaarden voor hergebruik, in een digitaal formaat, bij voorkeur verenigbaar met gestandaardiseerde openbare licenties die online beschikbaar zijn;

6.   "document":

a)

eender welke inhoud, ongeacht het medium (op papier of in elektronische vorm of als geluids-, beeld- of audiovisuele opname), of

b)

eender welk deel van een dergelijke inhoud;

7.   "anonimisering": het proces waarbij documenten worden omgezet in anonieme documenten die geen betrekking hebben op een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, of het proces waarbij persoonsgegevens zodanig anoniem worden gemaakt dat de betrokkene niet of niet meer identificeerbaar is;

8.   "dynamische gegevens": documenten in digitale vorm die frequent of in real time worden geactualiseerd, met name wegens hun volatiliteit of omdat ze snel verouderd-zijn; gegevens die door sensoren zijn gegenereerd, worden doorgaans als dynamische gegevens beschouwd;

9.   "onderzoeksgegevens": andere documenten in digitale vorm dan wetenschappelijke publicaties, die worden verzameld of geproduceerd tijdens wetenschappelijke onderzoeksactiviteiten en die als bewijs in het onderzoeksproces worden gebruikt, of waarvan binnen de onderzoeksgemeenschap algemeen wordt erkend dat ze noodzakelijk zijn om onderzoeksresultaten te valideren;

10.   "hoogwaardige datasets": documenten waarvan het hergebruik belangrijke voordelen biedt voor de samenleving, het milieu en de economie, met name vanwege hun geschiktheid voor het ontwikkelen van diensten met toegevoegde waarde en van toepassingen, en voor het scheppen van nieuwe, hoogwaardige en fatsoenlijke banen, en vanwege het aantal potentiële begunstigden van op basis van die datasets ontwikkelde diensten of toepassingen met toegevoegde waarde;

11.   "hergebruik": het gebruik door natuurlijke personen of rechtspersonen van documenten die in het bezit zijn van:

a)

openbare lichamen voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijk doel binnen de publieke taak waarvoor de documenten zijn geproduceerd, met uitzondering van de uitwisseling van documenten tussen openbare lichamen uitsluitend met het oog op de vervulling van hun openbare taken, of

b)

overheidsondernemingen voor andere commerciële of niet-commerciële doeleinden dan het oorspronkelijk doel van dienstverlening in het algemeen belang waarvoor de documenten zijn geproduceerd, met uitzondering van de uitwisseling van documenten tussen overheidsondernemingen en openbare lichamen uitsluitend met het oog op de vervulling van de openbare taken van openbare lichamen;

12.   "persoonsgegevens": persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1, van Verordening (EU) 2016/679;

13.   "machinaal leesbaar formaat": een bestandsformaat dat zodanig is gestructureerd dat softwaretoepassingen specifieke gegevens, met inbegrip van individuele feitenbeschrijvingen, en hun interne structuur gemakkelijk kunnen identificeren, herkennen en extraheren;

14.   "open formaat": een bestandsformaat dat platformonafhankelijk is en voor het publiek beschikbaar is zonder enige beperking die het hergebruik van documenten belemmert;

15.   "formele open standaard": een standaard die schriftelijk is vastgesteld, met vermelding van specificaties voor de vereisten betreffende de wijze waarop de interoperabiliteit van de software moet worden gegarandeerd;

16.   "redelijk rendement op investeringen": een percentage van het totale tarief, bovenop de kosten die mogen worden doorberekend, dat maximaal 5 procentpunten hoger ligt dan de vaste rente van de ECB;

17.   "derde partij": een natuurlijke of rechtspersoon die geen openbaar lichaam of overheidsonderneming is en die de gegevens in zijn bezit heeft.

Artikel 3

Algemeen beginsel

1.   Met inachtneming van lid 2 van dit artikel, zorgen de lidstaten ervoor dat de documenten waarop deze richtlijn overeenkomstig artikel 1 van toepassing is, hergebruikt kunnen worden voor commerciële of niet-commerciële doeleinden, overeenkomstig de hoofdstukken III en IV.

2.   Voor documenten waarvoor intellectuele-eigendomsrechten berusten bij bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven en voor documenten van overheidsondernemingen zien de lidstaten erop toe dat die documenten, indien toestemming is verleend voor het hergebruik ervan, kunnen worden hergebruikt voor commerciële of niet-commerciële doeleinden, overeenkomstig de hoofdstukken III en IV.

HOOFDSTUK II

VERZOEKEN OM HERGEBRUIK

Artikel 4

Behandeling van verzoeken om hergebruik

1.   Openbare lichamen behandelen verzoeken om hergebruik en stellen de documenten aan de verzoeker beschikbaar voor hergebruik, waar mogelijk en passend langs elektronische weg, of stellen, indien een licentie vereist is, het licentieaanbod aan de aanvrager op binnen een redelijke termijn die strookt met de voor de behandeling van een verzoek om toegang tot deze documenten vastgestelde termijnen.

2.   Wanneer geen termijnen of andere regels voor de spoedige verstrekking van documenten zijn vastgesteld, behandelen de openbare lichamen het verzoek en verstrekken zij de verzoeker de documenten voor hergebruik of stellen zij, indien een licentie is vereist, het licentieaanbod aan de aanvrager zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 20 werkdagen na de ontvangst van het verzoek op. Voor uitgebreide of ingewikkelde verzoeken kan die termijn met 20 werkdagen worden verlengd. In dat geval wordt de aanvrager er zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen drie weken na zijn oorspronkelijk verzoek van in kennis gesteld dat de behandeling van zijn verzoek meer tijd zal vergen, met vermelding van de redenen daarvoor.

3.   In geval van een afwijzende beslissing delen de openbare lichamen de verzoeker de gronden voor de afwijzing van het verzoek mede, waarbij zij zich baseren op de toepasselijke bepalingen van de toegangsregeling in de betrokken lidstaat of de bepalingen ter omzetting van deze richtlijn en in het bijzonder artikel 1, lid 2, onder a) tot en met h), of artikel 3 zijn genomen. Ingeval een afwijzende beslissing gebaseerd is op artikel 1, lid 2, onder c), verwijst het openbare lichaam in zijn beslissing naar de natuurlijke of rechtspersoon bij wie de rechten berusten, indien deze bekend is, of naar de licentiegever van wie het openbare lichaam het betrokken materiaal heeft verkregen. Bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven, zijn niet verplicht deze verwijzing op te nemen.

4.   In elke beslissing over hergebruik wordt verwezen naar de rechtsmiddelen die de verzoeker ter beschikking staan indien hij de beslissing wenst aan te vechten. De rechtsmiddelen omvatten de mogelijkheid tot herziening door een onpartijdige herzieningsinstantie die over de nodige deskundigheid beschikt, zoals de nationale mededingingsautoriteit, de bevoegde autoriteit inzake toegang tot documenten, de toezichthoudende autoriteit die is ingesteld in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 of een nationale rechterlijke instantie, waarvan de beslissingen bindend zijn voor het betrokken openbaar lichaam.

5.   Voor de toepassing van dit artikel stellen de lidstaten praktische regelingen vast ter facilitering van een doeltreffend hergebruik van documenten. Die regelingen kunnen met name betrekking hebben op de middelen voor het verstrekken van adequate informatie over de in deze richtlijn bedoelde rechten en voor het bieden van relevante ondersteuning en begeleiding.

6.   De volgende entiteiten hoeven niet te voldoen aan dit artikel:

a)

overheidsondernemingen;

b)

onderwijsinstellingen, onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren.

HOOFDSTUK III

VOORWAARDEN VOOR HERGEBRUIK

Artikel 5

Beschikbare formaten

1.   Onverminderd hoofdstuk V stellen openbare lichamen en overheidsondernemingen hun documenten beschikbaar in de reeds bestaande formaten of talen en, indien mogelijk en passend, elektronisch, in formaten die open, machinaal leesbaar, toegankelijk, vindbaar en herbruikbaar zijn, samen met hun metadata. Zowel het formaat als de metadata dienen zo veel mogelijk aan formele open standaarden te voldoen.

2.   De lidstaten moedigen openbare lichamen en overheidsondernemingen aan om documenten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, te produceren en beschikbaar te stellen overeenkomstig het beginsel "open door ontwerp en door standaardinstellingen" ("open by design and by default").

3.   Lid 1 behelst geen verplichting voor openbare lichamen om documenten te creëren of aan te passen of om uittreksels te verstrekken om aan dat lid te voldoen indien dit een onevenredig grote inspanning vereist die verder gaat dan een eenvoudige handeling.

4.   Openbare lichamen worden niet verplicht een bepaalde soort documenten te blijven produceren en op te slaan met het oog op het hergebruik van die documenten door een particuliere of publieke organisatie.

5.   Dynamische gegevens worden door openbare lichamen onmiddellijk nadat ze zijn verzameld via passende API's en, in voorkomend geval, in de vorm van een bulksgewijze download, beschikbaar gesteld voor hergebruik.

6.   Wanneer het beschikbaar stellen van dynamische gegevens onmiddellijk na het verzamelen ervan, zoals bedoeld in lid 5, de financiële en technische mogelijkheden van het openbare lichaam zou overstijgen omdat dit een onevenredige inspanning zou vergen, worden die dynamische gegevens voor hergebruik beschikbaar gesteld binnen een termijn of met tijdelijke technische beperkingen die de exploitatie van hun economisch en sociaal potentieel niet onnodig in het gedrang brengen.

7.   De leden 1 tot en met 6 zijn van toepassing op bestaande documenten die in het bezit zijn van overheidsondernemingen en die voor hergebruik beschikbaar zijn.

8.   De hoogwaardige datasets, waarvan de lijst wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1, worden in een machinaal leesbaar formaat voor hergebruik beschikbaar gesteld via API's en, in voorkomend geval, in de vorm van een bulksgewijze download.

Artikel 6

Tariferingsbeginselen

1.   Voor het hergebruik van documenten wordt geen vergoeding aangerekend.

De terugvordering van de marginale kosten voor de vermenigvuldiging, verstrekking en verspreiding van documenten, evenals voor de anonimisering van persoonsgegevens en voor maatregelen ter bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie kan evenwel worden toegestaan.

2.   Bij wijze van uitzondering is lid 1 niet van toepassing op:

a)

openbare lichamen die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten van de uitoefening van hun openbare taken te dekken;

b)

bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven;

c)

overheidsondernemingen.

3.   De lidstaten publiceren een onlinelijst van de openbare lichamen als bedoeld in lid 2, onder a).

4.   In de in lid 2, onder a) en c), bedoelde gevallen wordt de totale vergoeding berekend aan de hand van objectieve, transparante en controleerbare criteria. Die criteria worden door de lidstaten vastgesteld.

De totale inkomsten uit het verstrekken van documenten en het verlenen van toestemming voor het hergebruik van documenten mogen over de desbetreffende berekeningsperiode genomen niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging, verspreiding en opslag ervan, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen, en — indien van toepassing — de anonimisering van persoonsgegevens en maatregelen ter bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie.

De vergoeding wordt berekend overeenkomstig de toepasselijke boekhoudkundige beginselen.

5.   Indien er door de in lid 2, onder b), bedoelde openbare lichamen een vergoeding wordt verlangd, mogen de totale inkomsten uit het verstrekken en het verlenen van toestemming voor hergebruik van documenten over de desbetreffende berekeningsperiode genomen niet hoger zijn dan de kosten van de verzameling, productie, vermenigvuldiging, verspreiding, opslag, conservering en vereffening van rechten en, indien van toepassing, de anonimisering van persoonsgegevens en maatregelen ter bescherming van commercieel vertrouwelijke informatie, vermeerderd met een redelijk rendement op investeringen.

De vergoeding wordt berekend overeenkomstig de boekhoudkundige beginselen die op de betrokken openbare lichamen van toepassing zijn.

6.   Hergebruik van het volgende is kosteloos voor de gebruiker:

a)

met inachtneming van artikel 14, leden 3, 4 en 5, de hoogwaardige datasets, waarvan de lijst wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 14, lid 1;

b)

in artikel 1, lid 1, onder c), bedoelde onderzoeksgegevens.

Artikel 7

Transparantie

1.   In het geval van standaardvergoedingen voor het hergebruik van documenten worden de eventuele voorwaarden en het eigenlijke bedrag van die vergoedingen, met inbegrip van de berekeningsgrondslag ervoor, vooraf vastgesteld en bekendgemaakt, indien mogelijk en passend langs elektronische weg.

2.   In het geval van andere dan de in lid 1 genoemde vergoedingen voor hergebruik worden de factoren waarmee rekening wordt gehouden bij de berekening van die vergoedingen vooraf aangegeven. Op verzoek geeft de houder van de documenten in kwestie ook aan hoe die vergoedingen zijn berekend met betrekking tot een specifiek verzoek om hergebruik.

3.   De openbare lichamen zorgen ervoor dat verzoekers om hergebruik van documenten in kennis worden gesteld van de rechtsmiddelen tegen besluiten of handelingen die hen betreffen.

Artikel 8

Standaardlicenties

1.   Het hergebruik van documenten mag niet worden onderworpen aan voorwaarden, tenzij die voorwaarden objectief, evenredig en niet-discriminerend zijn en gerechtvaardigd worden door een doel van algemeen belang.

Wanneer hergebruik aan voorwaarden wordt onderworpen, mogen die voorwaarden de mogelijkheden tot hergebruik niet nodeloos beperken, noch gebruikt worden om de mededinging te beperken.

2.   In de lidstaten waar licenties gebruikt worden, zorgen de lidstaten ervoor dat standaardlicenties het hergebruik van overheidsdocumenten, die aan specifieke licentieaanvragen kunnen worden aangepast, in digitaal formaat beschikbaar zijn en elektronisch kunnen worden verwerkt. De lidstaten moedigen het gebruik van dergelijke standaardlicenties aan.

Artikel 9

Praktische regelingen

1.   De lidstaten stellen praktische regelingen vast die het zoeken naar voor hergebruik beschikbare documenten vereenvoudigen, zoals overzichtslijsten van de belangrijkste documenten met relevante metagegevens, die indien mogelijk en passend online en in machinaal leesbare formaten toegankelijk zijn en portaalsites met links naar de overzichtslijsten. Indien mogelijk vergemakkelijken de lidstaten het taaloverschrijdend zoeken naar documenten, met name door aggregatie van metadata op Unieniveau mogelijk te maken.

De lidstaten moedigen tevens openbare lichamen aan om praktische regelingen te treffen voor het vergemakkelijken van de bewaring van documenten die beschikbaar zijn voor hergebruik.

2.   De lidstaten zetten zich, in samenwerking met de Commissie, verder in voor een eenvoudigere toegang tot datasets, met name door te zorgen voor één enkel toegangspunt en door de geleidelijke beschikbaarstelling van geschikte datasets die in het bezit zijn van openbare lichamen met betrekking tot de documenten waarop deze richtlijn van toepassing is, alsmede tot de gegevens die in het bezit zijn van de instellingen van de Unie, in formaten die toegankelijk, gemakkelijk vindbaar en elektronisch herbruikbaar zijn.

Artikel 10

Onderzoeksgegevens

1.   De lidstaten ondersteunen de beschikbaarheid van onderzoeksgegevens middels nationale beleidsmaatregelen en relevante acties om met overheidsmiddelen gefinancierde onderzoeksgegevens beschikbaar te stellen ("openaccessbeleid") volgens het beginsel "open door standaardinstellingen" ("open by default") en verenigbaar met de FAIR-beginselen. In dat verband worden problemen met betrekking tot intellectuele-eigendomsrechten, bescherming en vertrouwelijkheid van persoonsgegevens, beveiliging en rechtmatige handelsbelangen in aanmerking genomen in overeenstemming met het beginsel "zo open als mogelijk, zo gesloten als nodig" ("as open as possible, as closed as necessary"). Dat openaccessbeleid is gericht tot onderzoeksinstellingen en organisaties die onderzoek financieren.

2.   Onverminderd artikel 1, lid 2, onder c), zijn onderzoeksgegevens herbruikbaar voor commerciële of niet-commerciële doeleinden overeenkomstig de hoofdstukken III en IV voor zover die gegevens met overheidsmiddelen zijn gefinancierd en onderzoekers, onderzoeksinstellingen of organisaties die onderzoek financieren ze al openbaar hebben gemaakt via een institutionele of thematische databank. In dat verband moet rekening worden gehouden met rechtmatige handelsbelangen, activiteiten inzake kennisoverdracht en reeds bestaande intellectuele-eigendomsrechten.

HOOFDSTUK IV

DISCRIMINATIEVERBOD EN EERLIJKE HANDEL

Artikel 11

Discriminatieverbod

1.   De voorwaarden voor het hergebruik van documenten mogen niet discriminerend zijn voor vergelijkbare categorieën van hergebruik, met inbegrip van hergebruik over de landsgrenzen heen.

2.   Indien documenten door een openbaar lichaam worden hergebruikt als basismateriaal voor commerciële activiteiten van dat openbare lichaam die buiten de openbare taak vallen, zijn op de verstrekking van documenten voor deze activiteiten dezelfde vergoedingen en andere voorwaarden van toepassing als die welke gelden voor andere gebruikers.

Artikel 12

Exclusiviteitsregelingen

1.   Het hergebruik van documenten staat open voor alle potentiële marktdeelnemers, zelfs indien één of meer marktdeelnemers reeds op die documenten gebaseerde producten met toegevoegde waarde exploiteren. Contracten of andere overeenkomsten tussen een openbaar lichaam dat of overheidsonderneming die deze documenten in bezit heeft en derden mogen geen exclusiviteitsrechten verlenen.

2.   Wanneer een exclusief recht echter noodzakelijk is voor het verlenen van een dienst van algemeen belang, dient periodiek, doch in ieder geval om de drie jaar, te worden nagegaan of de redenen daarvoor nog steeds geldig zijn. Exclusiviteitsregelingen die op of na 16 juli 2019 zijn gesloten, worden minstens twee maanden voor hun inwerkingtreding online openbaar gemaakt. De uiteindelijke regelingen zijn transparant en worden online openbaar gemaakt.

Dit lid is niet van toepassing op de digitalisering van culturele hulpbronnen.

3.   Niettegenstaande lid 1, duurt, wanneer een exclusief recht betrekking heeft op de digitalisering van culturele hulpbronnen, de periode van exclusiviteit in het algemeen niet langer dan tien jaar. Indien die periode meer dan tien jaar bedraagt, wordt de duur ervan tijdens het elfde jaar en, indien van toepassing, daarna om de zeven jaar, getoetst.

De in de eerste alinea bedoelde regelingen die exclusieve rechten toekennen zijn transparant en worden openbaar gemaakt.

In geval van een in de eerste alinea bedoeld exclusief recht, wordt in de desbetreffende overeenkomst vastgesteld dat het desbetreffende openbare lichaam kosteloos een kopie van de gedigitaliseerde culturele hulpbronnen krijgt. Die kopie is na afloop van de exclusiviteitsperiode beschikbaar voor hergebruik.

4.   Juridische of praktische regelingen die, zonder expliciet in de toekenning van exclusiviteitsrechten te voorzien, tot doel hebben of redelijkerwijs kunnen worden geacht de beschikbaarheid van documenten voor hergebruik door andere partijen dan de derde partij bij de regeling te beperken, worden minstens twee maanden voor de inwerkingtreding van die regeling online openbaar gemaakt. De gevolgen van die juridische of praktische regelingen voor de beschikbaarheid van gegevens voor hergebruik worden regelmatig, en in elk geval om de drie jaar, geëvalueerd. De uiteindelijke regelingen zijn transparant en worden online openbaar gemaakt.

5.   Door openbare lichamen gesloten exclusiviteitsregelingen die al bestonden op 17 juli 2013 en die niet voor een uitzondering als bedoeld in de leden 2 en 3 in aanmerking komen, worden aan het eind van het contract en in elk geval uiterlijk op 18 juli 2043 beëindigd.

Door overheidsondernemingen gesloten exclusiviteitsregelingen die al bestaan op 16 juli 2019 en die niet voor een uitzondering als bedoeld in de leden 2 en 3 in aanmerking komen, worden aan het eind van het contract en in elk geval uiterlijk op 17 juli 2049.

HOOFDSTUK V

HOOGWAARDIGE DATASETS

Artikel 13

Thematische categorieën van hoogwaardige datasets

1.   Om voorwaarden te scheppen die het hergebruik van hoogwaardige datasets ondersteunen, is een lijst van thematische categorieën van die datasets opgenomen in bijlage I.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 15 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I door toevoeging van nieuwe thematische categorieën van hoogwaardige datasets om technologische en marktontwikkelingen te weerspiegelen.

Artikel 14

Specifieke hoogwaardige datasets en regelingen voor publicatie en hergebruik

1.   De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, onder de documenten waarop deze richtlijn van toepassing is een lijst vast met specifieke hoogwaardige datasets die onder de categorieën in bijlage I vallen en die in het bezit zijn van openbare lichamen en overheidsondernemingen.

Dergelijke specifieke hoogwaardige datasets:

a)

zijn, met inachtneming van de artikelen 3, 4 en 5, kosteloos beschikbaar;

b)

zijn machinaal leesbaar;

c)

worden via API's beschikbaar gesteld, en

d)

worden, in voorkomend geval, in de vorm van bulksgewijze downloads verstrekt.

Die uitvoeringshandelingen kunnen de regelingen voor de publicatie en het hergebruik van de hoogwaardige datasets bepalen. Dergelijke regelingen zijn compatibel met open standaardlicenties.

De regelingen kunnen voorwaarden bevatten betreffende het hergebruik, de formaten van data en metadata en de technische regelingen voor de verspreiding ervan. Investeringen door lidstaten in een opendata-aanpak, zoals investeringen in de ontwikkeling en uitrol van bepaalde standaarden, worden afgewogen tegen de potentiële voordelen van opneming in de lijst.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   De vaststelling van specifieke hoogwaardige datasets op grond van lid 1 gebeurt op basis van de beoordeling van hun potentieel om:

a)

belangrijke sociaal-economische of ecologische baten en innovatieve diensten te genereren;

b)

een groot aantal gebruikers, met name kleine en middelgrote ondernemingen, ten goede te komen;

c)

bij te dragen aan het genereren van inkomsten, en

d)

gecombineerd te worden met andere datasets.

De Commissie gaat met het oog op de vaststelling van dergelijke specifieke hoogwaardige datasets over tot passende raadplegingen, onder meer op deskundigenniveau, verricht zij een effectbeoordeling en zorgt zij voor complementariteit met bestaande rechtshandelingen, zoals Richtlijn 2010/40/EU, wat het hergebruik van documenten betreft. Die effectbeoordeling omvat een kosten-batenanalyse en een analyse om na te gaan of het kosteloos aanbieden van hoogwaardige datasets door openbare lichamen die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten voor de uitoefening van hun openbare taken te dekken, een belangrijk effect zou hebben op de begroting van die lichamen. Met betrekking tot hoogwaardige datasets van overheidsondernemingen wordt in de effectbeoordeling bijzondere aandacht besteed aan de rol van overheidsondernemingen in een concurrerend economisch klimaat.

3.   In afwijking van lid 1, tweede alinea, onder a), wordt in de in lid 1 bedoelde uitvoeringshandelingen bepaald dat de kosteloze beschikbaarstelling van hoogwaardige datasets niet geldt voor specifieke hoogwaardige datasets die in het bezit zijn van overheidsondernemingen indien dat tot concurrentieverstoring in de relevante markten zou leiden.

4.   De vereiste om hoogwaardige datasets kosteloos beschikbaar te stellen op grond van lid 1, tweede alinea, onder a), geldt niet voor bibliotheken (met inbegrip van universiteitsbibliotheken), musea en archieven.

5.   Indien de kosteloze beschikbaarstelling van hoogwaardige datasets door openbare lichamen die verplicht zijn inkomsten te genereren om een aanzienlijk deel van de kosten voor de uitoefening van hun openbare taken te dekken, een belangrijk effect zou hebben op de begroting van de betrokken lichamen, mogen de lidstaten die lichamen vrijstellen van de vereiste om die hoogwaardige datasets kosteloos beschikbaar te stellen voor een maximale duur van twee jaar na de inwerkingtreding van de relevante uitvoeringshandeling die overeenkomstig lid 1 is vastgesteld.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 juli 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 13, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 13, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.

Artikel 16

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 17

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 17 juli 2021 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor de verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 18

Evaluatie door de Commissie

1.   Ten vroegste op 17 juli 2025 evalueert de Commissie de toepassing van deze richtlijn en dient zij een verslag met de belangrijkste resultaten van die evaluatie in bij het Europees Parlement en bij de Raad, alsook bij het Europees Economisch en Sociaal Comité.

De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige informatie voor het opstellen van dat verslag.

2.   De evaluatie heeft met name betrekking op het toepassingsgebied en het sociale en economische effect van de richtlijn, met inbegrip van:

a)

de mate waarin het hergebruik van overheidsdocumenten waarop de richtlijn van toepassing is, is toegenomen, met name door kleine en middelgrote ondernemingen;

b)

het effect van de hoogwaardige datasets;

c)

de gevolgen van de toegepaste tariferingsbeginselen, het hergebruik van officiële teksten van wetgevende en administratieve aard;

d)

het hergebruik van documenten van andere entiteiten dan openbare lichamen;

e)

de beschikbaarheid en het gebruik van API's;

f)

de interactie tussen gegevensbescherming en mogelijkheden tot hergebruik;

g)

de verdere mogelijkheden om de goede werking van de interne markt te bevorderen, en ter ondersteuning van de economische ontwikkelingen de ontwikkeling van de arbeidsmarkt.

Artikel 19

Intrekking

Richtlijn 2003/98/EG, als gewijzigd door de in deel A van bijlage II genoemde richtlijn, wordt ingetrokken met ingang van 17 juli 2021, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor de omzetting in nationale wetgeving en de datums van toepassing van de in deel B van bijlage II genoemde richtlijnen.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 238.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 6 juni 2019.

(3)  Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90).

(4)  Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(6)  Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).

(7)  Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).

(8)  Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

(9)  Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (PB L 207 van 6.8.2010, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

(11)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

(12)  Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

(13)  Verordening (EEG) nr. 3577/92 van de Raad van 7 december 1992 houdende toepassing van het beginsel van het vrij verrichten van diensten op het zeevervoer binnen de lidstaten (cabotage in het zeevervoer). (PB L 364 van 12.12.1992, blz. 7).

(14)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

(15)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(16)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

(17)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(18)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(19)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(20)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(21)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(22)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(23)  PB C 305, 30.8.2018, blz. 7.


BIJLAGE I

Lijst van thematische categorieën van hoogwaardige datasets als bedoeld in artikel 13, lid 1

1.

Geospatiale data

2.

Aardobservatie en milieu

3.

Meteorologische data

4.

Statistiek

5.

Bedrijven en eigendom van bedrijven

6.

Mobiliteit


BIJLAGE II

Deel A

Ingetrokken Richtlijn met de wijziging ervan

(bedoeld in artikel 19)

Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90)

 

Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 175 van 27.6.2013, blz. 1)

 

Deel B

Termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassingsdatums

(als bedoeld in artikel 19)

Richtlijn

Termijn voor omzetting

Toepassingsdatum

2003/98/EG

1 juli 2005

1 juli 2005

2013/37/EU

18 juli 2015

18 juli 2015


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2003/98/EG

Deze richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, inleidende formule

Artikel 1, lid 1, punten a), b) en c)

Artikel 1, lid 2, inleidende formule

Artikel 1, lid 2, inleidende formule

Artikel 1, lid 2, punt a)

Artikel 1, lid 2, punt a)

Artikel 1, lid 2, punt b)

Artikel 1, lid 2, punt b)

Artikel 1, lid 2, punt c)

Artikel 1, lid 2, punt c)

Artikel 1, lid 2, punt d)

Artikel 1, lid 2, punt e)

Artikel 1, lid 2, punt c bis)

Artikel 1, lid 2, punt f)

Artikel 1, lid 2, punt c ter)

Artikel 1, lid 2, punt g)

Artikel 1, lid 2, punt c quater)

Artikel 1, lid 2, punt h)

Artikel 1, lid 2, punt d)

Artikel 1, lid 2, punt i)

Artikel 1, lid 2, punt e)

Artikel 1, lid 2, punt l)

Artikel 1, lid 2, punt f)

Artikel 1, lid 2, punt j)

Artikel 1, lid 2, punt k)

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, leden 6 en 7

Artikel 2, inleidende formule

Artikel 2, inleidende formule

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt 1

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punt 2

Artikel 2, punten 3 en 5

Artikel 2, punt 3

Artikel 2, punt 6

Artikel 2, punt 7 tot en met 10

Artikel 2, punt 4

Artikel 2, punt 11

Artikel 2, punt 5

Artikel 2, punt 12

Artikel 2, punt 6

Artikel 2, punt 13

Artikel 2, punt 7

Artikel 2, punt 14

Artikel 2, punt 8

Artikel 2, punt 15

Artikel 2, punt 9

Artikel 2, punt 4

Artikel 2, punten 16 en 17

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 3

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 5

Artikel 4, lid 6, inleidende formule

Artikel 4, lid 6, punten a) en b)

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 1

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 2

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 3

Artikel 5, lid 4

Artikel 5, leden 5 tot en met 8

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 2, inleidende formule

Artikel 6, lid 2, inleidende formule

Artikel 6, lid 2, punt a)

Artikel 6, lid 2, punt a)

Artikel 6, lid 2, punt b)

Artikel 6, lid 2, punt c)

Artikel 6, lid 2, punt b)

Artikel 6, lid 2, punt c)

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 7, lid 3

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9, lid 1

Artikel 9, lid 2

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 11, lid 2 bis

Artikel 12, lid 3

Artikel 12, lid 4

Artikel 11, lid 3

Artikel 11, lid 4

Artikel 12, lid 5

Artikelen 13 tot en met 16

Artikel 12

Artikel 17, lid 1

Artikel 17, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 13, lid 3

Artikel 18, lid 2, inleidende formule

Article 18, lid 2, punten a) tot en met g)

Artikel 19

Artikel 14

Artikel 20

Artikel 15

Artikel 21

Bijlagen I, II en III