ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 158

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
14 juni 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG ( 1 )

1

 

*

Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators ( 1 )

22

 

*

Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit ( 1 )

54

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU ( 1 )

125

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

14.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/1


VERORDENING (EU) 2019/941 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 juni 2019

betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De elektriciteitssector in de Unie maakt een diepgaande transformatie door die wordt gekenmerkt door markten met een grotere mate van decentralisatie en met meer marktdeelnemers, een groter aandeel van energie uit hernieuwbare bronnen en beter geïnterconnecteerde systemen. Naar aanleiding daarvan streven Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (5) ernaar het juridische kader voor de interne elektriciteitsmarkt van de Unie te moderniseren teneinde te waarborgen dat de markten en netten optimaal werken, ten bate van het bedrijfsleven en de burgers van de Unie. Deze verordening is bedoeld om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de energie-unie, waarvan energiezekerheid, solidariteit, vertrouwen en een ambitieus klimaatbeleid integraal deel uitmaken.

(2)

Goed werkende markten en systemen met toereikende elektriciteitsinterconnecties zijn de beste garantie voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. Zelfs als markten en systemen goed functioneren en onderling verbonden zijn, kan het risico op een elektriciteitscrisis door natuurrampen, zoals extreme weersomstandigheden, aanslagen of brandstoftekorten, nooit worden uitgesloten. Elektriciteitscrises hebben vaak consequenties die over nationale grenzen heen reiken. Zelfs wanneer dergelijke crises plaatselijk beginnen, kunnen de gevolgen ervan zich snel over grenzen heen verspreiden. Hele regio's kunnen tegelijkertijd worden getroffen door extreme omstandigheden, zoals koude- of hittegolven of cyberaanvallen.

(3)

In de context van gekoppelde elektriciteitsmarkten en -systemen kunnen elektriciteitscrisispreventie en -beheersing niet uitsluitend als nationale taak worden beschouwd. Het potentieel voor efficiëntere en goedkopere maatregelen door regionale samenwerking moet beter worden benut. Een gemeenschappelijk regelgevingskader en beter gecoördineerde procedures zijn noodzakelijk om te waarborgen dat de lidstaten en andere actoren over grenzen heen doeltreffend samenwerken in een geest van meer transparantie, vertrouwen en solidariteit tussen de lidstaten.

(4)

In Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn de nodige maatregelen vastgesteld die de lidstaten moeten treffen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in het algemeen te waarborgen. De bepalingen van die richtlijn zijn grotendeels achterhaald als gevolg van daarna vastgestelde wetgevingshandelingen, met name wat betreft de manier waarop elektriciteitsmarkten georganiseerd moeten zijn teneinde te waarborgen dat afdoende capaciteit beschikbaar is en waarop transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om voor systeemstabiliteit te zorgen alsmede wat betreft de noodzaak om te waarborgen dat passende infrastructuur is aangelegd. Deze verordening heeft specifiek betrekking op het thema elektriciteitscrisispreventie en -beheersing.

(5)

De Verordeningen (EU) 2017/1485 (7) en (EU) 2017/2196 (8) van de Commissie omvatten gedetailleerde voorschriften betreffende de manier waarop transmissiesysteembeheerders en andere relevante belanghebbenden te werk moeten gaan en moeten samenwerken teneinde de systeemveiligheid te waarborgen. Deze voorschriften moeten ervoor zorgen dat de meeste elektriciteitsincidenten op operationeel niveau doeltreffend worden afgehandeld. Deze verordening is gericht op elektriciteitscrises die op grotere schaal gevolgen kunnen hebben. In de verordening is bepaald wat de lidstaten moeten doen om dergelijke crises te voorkomen en welke maatregelen zij kunnen treffen indien de systeembeheersvoorschriften alleen niet meer afdoende zijn. Zelfs in elektriciteitscrises moeten de systeembeheersvoorschriften volledig worden nageleefd en deze verordening moet stroken met Verordening (EU) 2017/2196.

(6)

Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk kader gecreëerd dat bestaat uit voorschriften voor het voorkomen van elektriciteitscrises alsmede de voorbereiding daarop en de beheersing daarvan, waardoor de transparantie tijdens de voorbereidingsfase en tijdens een elektriciteitscrisis wordt verbeterd en wordt gewaarborgd dat op gecoördineerde en doeltreffende wijze maatregelen worden genomen. Op grond van de verordening moeten de lidstaten op regionaal niveau en, waar nodig, bilateraal samenwerken in een geest van solidariteit. Bovendien wordt voorzien in een kader voor een doeltreffend toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Unie via de Coördinatiegroep voor elektriciteit die door de Commissie bij besluit van 15 november 2012 is opgericht (9) als forum voor de uitwisseling van informatie en ter bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten, met name op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening. De samenwerking tussen lidstaten en het toezichtskader hebben tot doel de risicoparaatheid te verbeteren en de kosten ervan terug te dringen. Deze verordening moet de interne elektriciteitsmarkt versterken door meer onderling vertrouwen tussen de lidstaten te scheppen en ongepaste overheidsmaatregelen in elektriciteitscrises tegen te gaan, waarbij in het bijzonder de ongerechtvaardigde inperking van grensoverschrijdende stromen en zoneoverschrijdende transmissiecapaciteit wordt voorkomen, zodat het risico van negatieve overloopeffecten op naburige lidstaten wordt beperkt.

(7)

Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (10) voorziet in algemene voorschriften inzake netwerk- en informatiebeveiliging, terwijl specifieke voorschriften betreffende cyberbeveiliging zullen worden vastgesteld door middel van een netcode als bepaald in Verordening (EU) 2019/943. Onderhavige verordening vult Richtlijn (EU) 2016/1148 aan doordat wordt gewaarborgd cyberincidenten, als gedefinieerd in die richtlijn, naar behoren als risico worden geïdentificeerd en dat maatregelen die met betrekking tot dergelijke incidenten worden getroffen naar behoren worden opgenomen in de risicoparaatheidsplannen.

(8)

Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (11) voorziet in een proces om de veiligstelling van als dusdanig aangemerkte Europese kritieke infrastructuur in de Unie te verbeteren, inclusief voor bepaalde elektriciteitsinfrastructuur. Samen met deze verordening draagt Richtlijn 2008/114/EG ertoe bij dat een totaalaanpak tot stand komt om de energievoorziening binnen de Unie veilig te stellen.

(9)

Bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) zijn verplichtingen vastgesteld op grond waarvan de lidstaten om de drie jaar risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau moeten opstellen en hun risicobeheersingsplanning moeten ontwikkelen en verfijnen op nationaal of passend subnationaal niveau. De in deze verordening opgenomen specifieke maatregelen betreffende risicopreventie, -paraatheid en -planning moeten in overeenstemming zijn met de bredere multirisicobeoordelingen op nationaal niveau die op grond van Besluit nr. 1313/2013/EU moeten worden uitgevoerd.

(10)

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op hun grondgebied, waarbij de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening tevens een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de Commissie en de andere actoren in de Unie is, elk binnen hun respectieve activiteitenterreinen en bevoegdheidsgebieden. De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening veronderstelt doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten, de instellingen, organen, bureaus en agentschappen van Unie, en de relevante belanghebbenden. De distributiesysteembeheerders en de transmissiesysteembeheerders spelen een sleutelrol bij het waarborgen van een zeker, betrouwbaar en doeltreffend elektriciteitssysteem, in overeenstemming met de artikelen 31 en 40 van Richtlijn (EU) 2019/944. De regulerende instanties en de andere betrokken nationale instanties spelen ook een belangrijke rol bij het waarborgen en controleren van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, als onderdeel van hun taken uit hoofde van artikel 59 van Richtlijn (EU) 2019/944. De lidstaten moeten een bestaande of nieuwe entiteit aanwijzen als hun enige bevoegde nationale overheids- of regulerende instantie met het oog op het garanderen van een transparante en inclusieve participatie van alle betrokken partijen en van een doeltreffende en goede tenuitvoerlegging van de risicoparaatheidsplannen, alsmede ter vergemakkelijking van de preventie en de ex-postevaluatie van elektriciteitscrises, en de uitwisseling van informatie hierover.

(11)

Een gemeenschappelijke aanpak van de elektriciteitscrisispreventie en -beheersing impliceert dat de lidstaten een gemeenschappelijk inzicht moeten hebben in hetgeen een elektriciteitscrisis is. Deze verordening moet met name de coördinatie tussen de lidstaten vergemakkelijken met het oog op de identificatie van een situatie waarin een potentieel risico van een significant tekort aan elektriciteit of een onmogelijkheid van het leveren aan afnemers ervan bestaand of ophanden is. Het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB voor elektriciteit) en de lidstaten moeten respectievelijk concrete regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's afbakenen. Die benadering moet waarborgen dat alle relevante elektriciteitscrises zijn afgedekt en dat rekening wordt gehouden met de specifieke regionale en nationale kenmerken, zoals de topologie van het net, de elektriciteitsmix, de omvang van de opwekking en het verbruik, en de mate van bevolkingsdichtheid.

(12)

Voor een gemeenschappelijke aanpak betreffende elektriciteitscrisispreventie en -beheersing is het ook van belang dat de lidstaten dezelfde methoden en definities gebruiken voor het identificeren van risico's in verband met de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en dat zij in staat zijn op doeltreffende wijze te vergelijken hoe goed zij en hun buren op dat gebied presteren. Deze verordening omvat twee indicatoren aan de hand waarvan de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening in de Unie wordt gemonitord: "verwachte niet-geleverde energie", uitgedrukt in GWh per jaar, en "de probabiliteit dat niet aan de vraag kan worden voldaan", uitgedrukt in uren per jaar. Deze indicatoren maken deel uit van de beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa die krachtens artikel 23 van Verordening (EU) 2019/943 door de ENTSB voor elektriciteit wordt uitgevoerd. De Coördinatiegroep voor elektriciteit moet zorgen voor regelmatig toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening op basis van de resultaten van deze indicatoren. Het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) moet van deze indicatoren gebruikmaken wanneer het in het kader van het jaarlijkse monitoringverslagen inzake de elektriciteitsmarkt overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (13) verslag uitbrengt over de prestaties van de lidstaten wat betreft de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening.

(13)

Teneinde de samenhang van de risicobeoordelingen te waarborgen op een wijze die meer onderling vertrouwen tussen de lidstaten in een elektriciteitscrisis schept, is een gemeenschappelijke benadering ten aanzien van het identificeren van risicoscenario's noodzakelijk. De ENTSB voor elektriciteit moet daarom, na overleg met de betrokken belanghebbenden en in samenwerking met ACER en met de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten, een gemeenschappelijke methodologie voor het identificeren van risico's ontwikkelen en bijwerken, waarbij de ENTSB voor elektriciteit de methodologie voorstelt en ACER deze goedkeurt. Wanneer ACER de Coördinatiegroep voor elektriciteit raadpleegt, houdt het zo veel mogelijk rekening met de standpunten daarvan. Wanneer belangrijke nieuwe informatie beschikbaar wordt, moet de ENTSB voor elektriciteit de gemeenschappelijke methodologie voor het identificeren van risico's bijwerken.

(14)

Op basis van de gemeenschappelijke methode moet de ENTSB voor elektriciteit regelmatig regionale elektriciteitscrisisscenario's opstellen en bijwerken, en de meest relevante risico's voor elke regio identificeren, zoals extreme weersomstandigheden, natuurrampen, brandstoftekorten of aanslagen. Wat betreft het crisisscenario waarbij een gastekort optreedt, moet het risico op een onderbreking van de gaslevering worden beoordeeld op basis van de scenario's voor verstoring van de gaslevering en infrastructuur die door het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (ENTSB-G) zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (14). De ENTSB voor elektriciteit moet taken in verband met het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's kunnen delegeren aan de regionale coördinatiecentra die zijn opgericht uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943. Deze gedelegeerde taken moeten worden uitgevoerd onder het toezicht van de ENTSB voor elektriciteit. De lidstaten dienen hun nationale elektriciteitscrisisscenario's op basis van de regionale elektriciteitscrisisscenario's vast te stellen en in principe om de vier jaar bij te werken. Deze scenario's moeten als basis voor de risicoparaatheidsplannen dienen. Wanneer de lidstaten op nationaal niveau risico's identificeren, moeten zij melding maken van mogelijke risico's die zij identificeren met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en van de maatregelen die eventueel zijn getroffen om deze risico's aan te pakken (zoals algemene of sectorspecifieke wetgeving inzake de doorlichting van investeringen, bijzondere rechten voor bepaalde aandeelhouders enz.), waarbij moet worden vermeld waarom zij dergelijke maatregelen als noodzakelijk en evenredig beschouwen.

(15)

Een regionale aanpak voor het identificeren van risicoscenario's en het ontwikkelen van preventieve, voorbereidende en beperkende maatregelen moet aanzienlijke voordelen opleveren wat betreft de doeltreffendheid van de maatregelen en het optimale gebruik van hulpbronnen. In het geval van een gelijktijdige elektriciteitscrisis zou een gecoördineerde en vooraf overeengekomen aanpak bovendien zorgen voor een consistente respons en voor beperking van het risico dat zuiver nationale maatregelen negatieve overloopeffecten hebben in naburige lidstaten. De lidstaten zijn daarom op grond van deze verordening verplicht op regionaal niveau samen te werken.

(16)

De regionale coördinatiecentra moeten taken van regionaal belang verrichten die hun overeenkomstig Verordening (EU) 2019/943 worden toebedeeld. Om ervoor te zorgen dat zij hun taken op doeltreffende wijze kunnen uitvoeren en dat zij in nauwe samenwerking met de relevante nationale instanties te werk gaan teneinde elektriciteitsincidenten op grotere schaal te voorkomen en te beperken, moet voor de in het kader van deze verordening verplichte regionale samenwerking worden voortgebouwd op de regionale samenwerkingsstructuren die op technisch niveau worden gebruikt, namelijk de groepen lidstaten die onder hetzelfde regionale coördinatiecentrum vallen. De geografische regio's van de regionale coördinatiecentra zijn derhalve van belang voor het identificeren van de regionale elektriciteitscrisisscenario's en risicobeoordelingen. De lidstaten moeten echter de mogelijkheid hebben binnen de regio's subgroepen te vormen met het oog op samenwerking ten aanzien van concrete regionale maatregelen, of om daartoe samen te werken binnen bestaande regionale samenwerkingsfora, aangezien het technische vermogen om elkaar onderlinge assistentie bij een elektriciteitscrisis te bieden van essentieel belang is. Niet alle lidstaten in een grotere regio zijn immers noodzakelijkerwijze in staat om in een elektriciteitscrisis aan een andere lidstaat te leveren. Derhalve is het niet nodig dat alle lidstaten in een regio regionale overeenkomsten over concrete regionale maatregelen sluiten. In plaats daarvan zouden lidstaten die het technische vermogen hebben assistentie aan elkaar te bieden, dergelijke overeenkomsten moeten sluiten.

(17)

Op grond van Verordening (EU) 2019/943 moet een gemeenschappelijke methode worden gebruikt voor de beoordeling van de middellangetermijn- tot langetermijntoereikendheid van hulpbronnen in Europa (van 10 year-ahead tot year-ahead) om te waarborgen dat de besluiten van de lidstaten met betrekking tot eventuele investeringen op een transparante en gemeenschappelijk overeengekomen basis worden vastgesteld. De beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa heeft een ander doel dan de beoordelingen van de kortetermijntoereikendheid, die worden gebruikt om mogelijke problemen in verband met de kortetermijntoereikendheid op te sporen, namelijk seizoensgebonden beoordelingen van de toereikendheid (zes maanden ahead) en beoordelingen van de toereikendheid op week-ahead- tot en met ten minste day-ahead-basis. Wat betreft kortetermijnbeoordelingen, is het noodzakelijk om een gemeenschappelijke benadering vast te stellen ten aanzien van de manier waarop mogelijke problemen in verband met de toereikendheid worden opgespoord. De ENTSB voor elektriciteit moet winter- en zomertoereikendheidsbeoordelingen uitbrengen om de lidstaten en de transmissiesysteembeheerders te waarschuwen voor risico's betreffende de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening die zich de volgende zes maanden kunnen voordoen. Om die toereikendheidsbeoordelingen te verbeteren, moet de ENTSB voor elektriciteit een gemeenschappelijke probabilistische methodologie ontwikkelen na raadpleging van de relevante belanghebbenden en in samenwerking met ACER en de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit moet deze methodologie en bijgewerkte versies ervan aan ACER voorstellen en ACER moet het voorstel en de bijgewerkte versies goedkeuren. Bij de raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit moet ACER zo veel mogelijk rekening houden met de standpunten van de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Wanneer belangrijke nieuwe informatie beschikbaar wordt, moet ENTSB-E de methodologie bijwerken. De ENTSB voor elektriciteit moet over de mogelijkheid beschikken om taken die verband houden met seizoensgebonden vooruitzichten, te delegeren aan de regionale coördinatiecentra, waarbij gedelegeerde taken moeten worden verricht onder toezicht van de ENTSB voor elektriciteit.

(18)

De transmissiesysteembeheerders moeten de ter voorbereiding van de seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen gebruikte methode toepassen wanneer zij eender welk ander type kortetermijnbeoordeling van risico's uitvoeren, met name prognoses betreffende de week-ahead tot en met ten minste de day-ahead-productietoereikendheid waarin wordt voorzien in Verordening (EU) 2017/1485.

(19)

Om een gemeenschappelijke benadering betreffende elektriciteitscrisispreventie en -beheersing te waarborgen, moet de bevoegde instantie van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan opstellen op basis van de regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's. De bevoegde instanties moeten de belanghebbenden of vertegenwoordigers van groepen van belanghebbenden, zoals vertegenwoordigers van producenten of hun belangenorganisaties of van distributiesysteembeheerders, raadplegen wanneer die van belang zijn voor de preventie en aanpak van een elektriciteitscrisis. Hiertoe moeten de bevoegde instanties een besluit nemen over de passende regelingen voor het doorvoeren van de raadpleging. In de risicoparaatheidsplannen moeten effectieve, proportionele en niet-discriminerende maatregelen worden uiteengezet waarmee alle geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's worden aangepakt. Er moet rekening worden gehouden met de milieueffecten van de voorgestelde maatregelen aan de vraagzijde en de aanbodzijde. De plannen moeten transparant zijn, met name wat betreft de voorwaarden waaronder niet-marktgebaseerde maatregelen kunnen worden getroffen om elektriciteitscrises te beperken. Alle beoogde niet-marktgebaseerde maatregelen moeten voldoen aan de in deze verordening vastgestelde voorschriften. De risicoparaatheidsplannen moeten openbaar worden gemaakt, waarbij de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie moet worden gewaarborgd.

(20)

In de risicoparaatheidsplannen moeten nationale, regionale en, waar nodig, bilaterale maatregelen worden vastgesteld. Regionale en, waar nodig, bilaterale maatregelen zijn met name noodzakelijk in het geval van een gelijktijdige elektriciteitscrisis, wanneer een gecoördineerde en vooraf overeengekomen benadering nodig is om te zorgen voor een consistente respons en om het risico op negatieve overloopeffecten te verminderen. Daartoe moeten de bevoegde instanties, voorafgaand aan de vaststelling van risicoparaatheidsplannen, de bevoegde instanties van de relevante lidstaten raadplegen. De relevante lidstaten zijn de staten waar zich negatieve overloopeffecten of andere gevolgen voor elkaars elektriciteitssystemen kunnen voordoen, of deze lidstaten zich nu in dezelfde regio bevinden of rechtstreeks verbonden zijn. In de plannen dient rekening te worden gehouden met de relevante nationale omstandigheden, met inbegrip van de situatie van ultraperifere regio's in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met sommige geïsoleerde microsystemen die niet zijn aangesloten op de nationale transmissiesystemen. In dit verband moeten de lidstaten passende conclusies trekken over, onder meer, de bepalingen van deze verordening inzake de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's en de in de risicoparaatheidsplannen vastgestelde regionale en bilaterale maatregelen, alsmede de bepalingen inzake assistentie. In de plannen dienen de rollen en verantwoordelijkheden van de bevoegde instanties duidelijk te worden vastgesteld. In de nationale maatregelen moet volledig rekening worden gehouden met de overeengekomen regionale maatregelen en moeten de kansen die regionale en bilaterale samenwerking biedt optimaal worden benut. De plannen moeten een technische en operationele inhoud krijgen en hebben als functie dat zij het plaatsvinden of het escaleren van een elektriciteitscrisis moeten helpen voorkomen en de effecten daarvan beperken.

(21)

De risicoparaatheidsplannen moeten regelmatig worden bijgewerkt. Teneinde te waarborgen dat de plannen bijgewerkt en doeltreffend zijn, moeten de bevoegde instanties van de lidstaten van elke regio, in samenwerking met transmissiesysteembeheerders en andere belanghebbenden, om de twee jaar simulaties organiseren om de geschiktheid ervan te testen.

(22)

Het in deze verordening voorziene model is bedoeld om de voorbereiding van de plannen te vergemakkelijken waarbij het mogelijk is bijkomende, voor lidstaten specifieke informatie op te nemen. Het model is tevens bedoeld om overleg met de andere lidstaten in de betrokken regio en de Coördinatiegroep voor elektriciteit te vergemakkelijken. Doordat overleg met de regio en overleg in het kader van de Coördinatiegroep voor elektriciteit plaatsvindt, moet worden gewaarborgd dat in één lidstaat of regio getroffen maatregelen de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten of regio's niet in gevaar brengen.

(23)

Het is van belang de communicatie en de transparantie tussen de lidstaten te bevorderen wanneer zij over concrete, serieuze en betrouwbare informatie beschikken dat zich een elektriciteitscrisis kan voordoen. In dergelijke omstandigheden moeten de betrokken lidstaten de Commissie, de aangrenzende lidstaten en de Coördinatiegroep voor elektriciteit zonder onnodige vertraging in kennis stellen en daarbij in het bijzonder informatie verstrekken over de oorzaken van de verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie, de maatregelen die zijn gepland om de elektriciteitscrisis te voorkomen en de mogelijke behoefte aan assistentie van de andere lidstaten.

(24)

Uitwisseling van informatie in het geval van een elektriciteitscrisis is van essentieel belang om gecoördineerde maatregelen en doelgerichte assistentie te waarborgen. Daarom is in de verordening bepaald dat de bevoegde instantie de lidstaten in de regio, de aangrenzende lidstaten en de Commissie zonder onnodige vertraging in kennis moet stellen wanneer zij met een elektriciteitscrisis wordt geconfronteerd. De bevoegde instantie moet tevens informatie verstrekken over de oorzaken van de crisis, over de geplande en getroffen maatregelen ter beperking van de crisis en over de eventuele behoefte aan assistentie door andere lidstaten. Wanneer deze assistentie verder gaat dan de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, moet het Uniemechanisme voor civiele bescherming het toepasselijke wettelijke kader blijven.

(25)

In het geval van een elektriciteitscrisis moeten de lidstaten samenwerken in een geest van solidariteit. Naast deze algemene regel zijn ook passende bepalingen nodig om ervoor te zorgen dat lidstaten elkaar assistentie bieden in geval van een elektriciteitscrisis. Dergelijke assistentie moet zijn gebaseerd op overeengekomen gecoördineerde maatregelen die in de risicoparaatheidsplannen staan. Deze verordening geeft de lidstaten een ruime beoordelingsbevoegdheid bij het overeenkomen van de inhoud van dergelijke gecoördineerde maatregelen en dus van de inhoud van de door hen geboden assistentie. Het is aan de lidstaten te beslissen en het eens te worden over dergelijke gecoördineerde maatregelen met inachtneming van vraag en aanbod. Tegelijkertijd zorgt deze verordening ervoor dat, voor de toepassing van de overeengekomen assistentie, de elektriciteit op een gecoördineerde manier wordt geleverd. De lidstaten moeten het eens worden over de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen. In het kader van deze technische regelingen moeten de lidstaten de maximumhoeveelheden te leveren elektriciteit aangeven, die opnieuw moeten worden beoordeeld op basis van de technische haalbaarheid van het leveren van elektriciteit, zodra assistentie tijdens een elektriciteitscrisis nodig is. Vervolgens dienen de lidstaten alle nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen.

(26)

Wanneer de lidstaten gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen overeenkomen of anderszins assistentiebepalingen toepassen, moeten zij rekening houden met sociale en economische factoren, met inbegrip van de veiligheid van de burgers van de Unie en met evenredigheid. Zij worden aangemoedigd beste praktijken uit te wisselen en de Coördinatiegroep voor elektriciteit te gebruiken als discussieplatform voor de identificatie van beschikbare opties voor assistentie, met name betreffende gecoördineerde maatregelen en de nodige technische, juridische en financiële regelingen, met inbegrip van billijke compensatie. De Commissie kan de voorbereiding van de regionale en bilaterale maatregelen vergemakkelijken.

(27)

De assistentie tussen lidstaten uit hoofde van deze verordening moet geschieden op basis van billijke, tussen de lidstaten overeengekomen compensatie. Deze verordening harmoniseert niet alle aspecten van zo'n billijke compensatie tussen de lidstaten. De lidstaten moeten daarom bepalingen inzake billijke compensatie overeenkomen voordat assistentie wordt geboden. De lidstaat die om assistentie verzoekt, moet deze compensatie onmiddellijk betalen of de onmiddellijke betaling waarborgen aan de lidstaat die assistentie biedt. De Commissie moet juridische niet-bindende sturing bieden voor de belangrijkste aspecten van billijke compensatie en andere aspecten van de technische, juridische en financiële regelingen.

(28)

Bij het bieden van assistentie uit hoofde van deze verordening passen de lidstaten het Unierecht toe, en zij moeten derhalve de grondrechten die worden gewaarborgd door het Unierecht eerbiedigen. Dergelijke assistentie kan, afhankelijk van de tussen lidstaten overeengekomen maatregelen, resulteren in een verplichting voor een lidstaat om compensatie te betalen aan de door zijn maatregelen getroffenen. Daarom moeten de lidstaten, waar nodig, ervoor zorgen dat is voorzien in nationale compensatieregelingen die stroken met het Unierecht, en meer bepaald met de grondrechten. Voorts moet de lidstaat die assistentie ontvangt uiteindelijk alle redelijke kosten dragen die een andere lidstaat maakt als gevolg van het bieden van assistentie, overeenkomstig dergelijke nationale compensatieregelingen.

(29)

In geval van een elektriciteitscrisis moet assistentie worden geboden, zelfs wanneer de lidstaten het nog niet eens zijn geworden over gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen, zoals vereist uit hoofde van de bepalingen van deze verordening inzake assistentie. Om in een dergelijke situatie assistentie te bieden in overeenstemming met deze verordening, moeten de lidstaten ad-hocmaatregelen en -regelingen overeenkomen, als alternatief voor de ontbrekende gecoördineerde maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen.

(30)

Bij deze verordening wordt een dergelijk assistentiemechanisme tussen lidstaten ingesteld als instrument om een elektriciteitscrisis in de Unie te voorkomen of te helpen opvangen. Derhalve moet de Commissie het assistentiemechanisme evalueren in het licht van de toekomstige ervaring met de werking ervan, en zij moet, indien nodig, wijzigingen voorstellen.

(31)

Deze verordening moet elektriciteitsbedrijven en afnemers in staat stellen zo lang mogelijk te rekenen op mechanismen als vastgesteld in Verordening (EU) 2019/943 en Richtlijn (EU) 2019/944, wanneer zij met elektriciteitscrises worden geconfronteerd. De voorschriften betreffende de interne markt en het beheer van systemen moeten ook in elektriciteitscrises worden nageleefd. Deze voorschriften omvatten artikel 22, lid 1, onder i), van Verordening (EU) 2017/1485 en artikel 35 van Verordening (EU) 2017/2196, die betrekking hebben op beperking van transacties, beperking van de levering van zoneoverschrijdende capaciteit voor capaciteitstoewijzing of beperking van de levering van schema's. Dat betekent dat niet-marktgebaseerde maatregelen, zoals gedwongen verbruiksontkoppeling of de levering van extra voorraden buiten de normale marktwerking, uitsluitend in laatste instantie en als alle door de markt geboden mogelijkheden zijn uitgeput, mogen worden getroffen. Tot gedwongen verbruiksontkoppeling moet derhalve slechts worden overgegaan als alle mogelijkheden voor vrijwillige verbruiksontkoppeling zijn uitgeput. Bovendien moeten alle niet-marktgebaseerde maatregelen noodzakelijk, evenredig, niet-discriminerend en tijdelijk zijn.

(32)

Teneinde te zorgen voor transparantie na een elektriciteitscrisis, moet de bevoegde instantie die de elektriciteitscrisis afkondigt, een ex-postevaluatie van de crisis en de gevolgen ervan uitvoeren. Bij deze evaluatie moeten onder meer de doeltreffendheid en de evenredigheid van de maatregelen alsmede de economische kosten ervan worden onderzocht. Bij deze evaluatie dienen bovendien grensoverschrijdende factoren te worden bekeken, zoals de impact van de maatregelen op andere lidstaten en de mate van assistentie die de lidstaat welke de elektriciteitscrisis heeft afgekondigd, van hen heeft ontvangen.

(33)

Door middel van de verplichtingen inzake transparantie moet worden gewaarborgd dat alle maatregelen die worden getroffen om elektriciteitscrises te voorkomen of te beheersen, voldoen aan de regels van de interne markt, en in overeenstemming zijn met de beginselen van samenwerking en solidariteit die aan de energie-unie ten grondslag liggen.

(34)

Door deze verordening wordt de rol van de Coördinatiegroep voor elektriciteit versterkt. De Coördinatiegroep moet specifieke taken uitvoeren, met name in verband met de ontwikkeling van een methodologie voor de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's en een methodologie voor de beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid, alsmede in verband met de voorbereiding van de risicoparaatheidsplannen, en moet een voorstaande rol spelen bij het toezicht op de prestaties van de lidstaten op het gebied van de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en op basis daarvan beste praktijken ontwikkelen.

(35)

Een elektriciteitscrisis kan over de grenzen van de Unie heen reiken tot het grondgebied van de verdragspartijen bij de Energiegemeenschap. Als partij bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap moet de Unie zich inspannen om dat verdrag te wijzigen, teneinde een geïntegreerde markt en een gemeenschappelijke regelgevingsruimte tot stand te brengen door een passend en stabiel regelgevingskader vast te leggen. Teneinde efficiënte crisisbeheersing te waarborgen, moet de Unie nauw samenwerken met de verdragspartijen bij de Energiegemeenschap wat betreft het voorkomen van, het voorbereiden op en het reageren op een elektriciteitscrisis.

(36)

Wanneer de Commissie, ACER, de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de ENTSB voor elektriciteit, de lidstaten en hun bevoegde instanties en de regulerende instanties of andere organen, entiteiten en personen op grond van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, moeten zij de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie waarborgen. Te dien einde moet de vertrouwelijke informatie worden onderworpen aan de toepasselijke nationale en Unievoorschriften inzake de behandeling van vertrouwelijke informatie en procedures.

(37)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een zo effectief en efficiënt mogelijke risicoparaatheid binnen de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(38)

Cyprus is momenteel de enige lidstaat die niet rechtstreeks verbonden is met een andere lidstaat. Het moet duidelijk worden gemaakt dat, zolang deze situatie duurt, sommige bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn op Cyprus, namelijk de bepalingen inzake de identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's, inzake de opneming van in risicoparaatheidsplannen vastgestelde regionale en bilaterale maatregelen en inzake assistentie. Cyprus en de overige betrokken lidstaten worden aangespoord om, met steun van de Commissie, alternatieve maatregelen en procedures op de onder deze bepalingen vallende gebieden uit te werken, mits deze geen afbreuk doen aan de effectieve toepassing van deze verordening tussen de andere lidstaten.

(39)

Richtlijn 2005/89/EG dient te worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld voor de samenwerking tussen de lidstaten met het oog op het voorkomen van elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beheersen ervan, in een geest van solidariteit en transparantie, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de eisen van een concurrerende interne markt voor elektriciteit.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

1.

"zekerheid van de elektriciteitsvoorziening": het vermogen van een elektriciteitssysteem om de voorziening van elektriciteit aan afnemers met een duidelijk vastgesteld, door de betrokken lidstaten gedefinieerd prestatieniveau te garanderen;

2.

"transmissiesysteembeheerder": transmissiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2019/944;

3.

"distributie": distributie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 27, van Richtlijn (EU) 2019/944;

4.

"grensoverschrijdende stroom": grensoverschrijdende stroom zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Verordening (EU) 2019/943;

5.

"zoneoverschrijdende capaciteit": het vermogen van het geïnterconnecteerde systeem om de overdracht van energie tussen biedzones mogelijk te maken;

6.

"afnemer": afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/944;

7.

"distributiesysteembeheerder": distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 29, van Richtlijn (EU) 2019/944;

8.

"productie": productie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 37, van Richtlijn (EU) 2019/944;

9.

"elektriciteitscrisis": een bestaande of ophanden zijnde situatie waarin zich een significant tekort aan elektriciteit voordoet, als vastgesteld door de lidstaten en beschreven in hun risicoparaatheidsplannen, of waarin het niet mogelijk is afnemers te voorzien van elektriciteit;

10.

"gelijktijdige elektriciteitscrisis": een elektriciteitscrisis waardoor meerdere lidstaten tegelijkertijd worden getroffen;

11.

"bevoegde instantie": een nationale overheidsinstantie of een regulerende instantie die door een lidstaat is aangewezen overeenkomstig artikel 3;

12.

"regulerende instanties": regulerende instanties zoals bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/944;

13.

"crisiscoördinator": een persoon, een groep personen, een team dat is samengesteld uit de relevante nationale elektriciteitscrisismanagers of een instelling die ermee belast is tijdens een elektriciteitscrisis op te treden als contactpunt en de informatiestroom te coördineren;

14.

"niet-marktgebaseerde maatregel": een maatregel aan de aanbod- of de vraagzijde die afwijkt van marktvoorschriften of commerciële overeenkomsten en die tot doel heeft een elektriciteitscrisis te beperken;

15.

"producent": producent zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 38, van Richtlijn (EU) 2019/944;

16.

"regio": een groep lidstaten waarvan de transmissiesysteembeheerders het regionale coördinatiecentrum als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) 2019/943 delen;

17.

"subgroep": een groep lidstaten binnen een regio die het technische vermogen hebben om elkaar assistentie te bieden overeenkomstig artikel 15;

18.

"vroegtijdige waarschuwing": een situatie waarin uit concrete, ernstige en betrouwbare informatie blijkt dat er zich een gebeurtenis kan voordoen die kan resulteren in een aanzienlijke verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie en het ontstaan van een elektriciteitscrisis;

19.

"transmissie": transmissie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn (EU) 2019/944;

20.

"elektriciteitsbedrijf": elektriciteitsbedrijf zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 57, van Richtlijn (EU) 2019/944;

21.

"capaciteitstoewijzing" de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit;

22.

"energie uit hernieuwbare bronnen": energie uit hernieuwbare bronnen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 31, van Richtlijn (EU) 2019/944.

Artikel 3

Bevoegde instantie

1.   Elke lidstaat wijst zo spoedig mogelijk en in elk geval uiterlijk op 5 januari 2020 een nationale overheidsinstantie of een nationale regulerende instantie aan als bevoegde instantie. De bevoegde instanties zijn verantwoordelijk voor en werken onderling samen bij de uitvoering van de in deze verordening vastgestelde taken. Zo nodig en totdat de bevoegde instantie is aangewezen, verrichten de voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening verantwoordelijke nationale entiteiten de taken van de bevoegde instantie overeenkomstig deze verordening.

2.   De lidstaten stellen de Commissie en de Coördinatiegroep voor elektriciteit onverwijld in kennis van de naam en de contactgegevens van hun overeenkomstig lid 1 aangewezen bevoegde instanties en van elke wijziging van hun naam en contactgegevens, en maken deze openbaar.

3.   De lidstaten kunnen de bevoegde instantie machtigen aan andere organen operationele taken te delegeren die betrekking hebben op de risicoparaatheidsplanning en risicobeheersing als bepaald in deze verordening. De gedelegeerde taken worden uitgevoerd onder het toezicht van de bevoegde instantie en worden gespecificeerd in het risicoparaatheidsplan overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b).

HOOFDSTUK II

Risicobeoordeling

Artikel 4

Beoordeling van de risico's voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening

Elke bevoegde instantie zorgt ervoor dat alle relevante risico's die verband houden met de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig de in deze verordening en in hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2019/943 vervatte voorschriften worden beoordeeld. Daartoe werkt zij, waar nodig, samen met de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders, de regulerende instanties, de ENTSB voor elektriciteit, de regionale coördinatiecentra en andere relevante belanghebbenden.

Artikel 5

Methodologie voor het identificeren van regionale elektriciteitscrisesscenario's

1.   Uiterlijk op 5 januari 2020 dient de ENTSB voor elektriciteit bij ACER een voorstel in betreffende een methodologie voor het identificeren van de meest relevante regionale elektriciteitscrisesscenario's.

2.   Met de voorgestelde methodologie worden elektriciteitscrisisscenario's met betrekking tot systeemtoereikendheid, systeemveiligheid en brandstofveiligheid geïdentificeerd op basis van ten minste de volgende risico's:

a)

zeldzame en extreme natuurrampen;

b)

ongevalrisico's die verder gaan dan het N-1-veiligheidscriterium en uitzonderlijke onvoorziene gebeurtenissen;

c)

gevolgrisico's, met inbegrip van de gevolgen van aanslagen en brandstoftekorten.

3.   De voorgestelde methode omvat ten minste de volgende elementen:

a)

er wordt rekening gehouden met alle relevante nationale en regionale omstandigheden, met inbegrip van eventuele subgroepen;

b)

wisselwerking van en correlatie tussen risico's over grenzen heen;

c)

simulaties van gelijktijdige elektriciteitscrisisscenario's;

d)

een rangschikking van risico's naargelang van hun impact en waarschijnlijkheid;

e)

beginselen over de wijze waarop moet worden omgegaan met gevoelige informatie, opdat de transparantie ten overstaan van het publiek kan worden gewaarborgd.

4   Bij zijn overwegingen met betrekking tot risico's op verstoring van de gaslevering in het kader van het identificeren van de risico's overeenkomstig lid 2, onder c), van dit artikel, maakt de ENTSB voor elektriciteit gebruik van de scenario's voor verstoring van de aardgaslevering en infrastructuur die door ENTSB-G zijn ontwikkeld overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938.

5.   Voordat de ENTSB voor elektriciteit de voorgestelde methode bij ACER indient, voert het een raadpleging uit waarbij ten minste de regionale coördinatiecentra, de industrieorganisaties, consumentenorganisaties, producenten of hun belangenorganisaties, de transmissiesysteembeheerders en de relevante distributiesysteembeheerders, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en andere relevante nationale instanties worden betrokken. De ENTSB voor elektriciteit houdt terdege rekening met de resultaten van de raadpleging en presenteert deze, samen met de voorgestelde methodologie, tijdens een vergadering van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

6.   Uiterlijk twee maanden na ontvangst van de voorgestelde methodologie, wordt het voorstel door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit, in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de geactualiseerde methodologie bekend op hun websites.

7.   De ENTSB voor elektriciteit werkt de methodologie bij en verbetert deze, in overeenstemming met de leden 1 tot en met 6, wanneer er belangrijke nieuwe informatie beschikbaar komt. De Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten kan aanbevelen en ACER of de Commissie kunnen erom verzoeken dat de methodologie wordt bijgewerkt en verbeterd, waarbij zij een passende rechtvaardiging verstrekken. Uiterlijk zes maanden na ontvangst van het verzoek dient de ENTSB voor elektriciteit een ontwerpversie van de voorgestelde wijzigingen in bij ACER. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van een dergelijke ontwerpversie, worden de voorgestelde wijzigingen door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de bijgewerkte methodologie bekend op hun websites.

Artikel 6

Identificatie van regionale elektriciteitscrisesscenario's

1.   Uiterlijk zes maanden na de goedkeuring van een methodologie overeenkomstig artikel 5, lid 6, en op basis van die methodologie, identificeert de ENTSB voor elektriciteit in nauwe samenwerking met de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de regionale coördinatiecentra, de bevoegde instanties en de regulerende instanties de meest relevante elektriciteitscrisisscenario's voor elke regio. De ENTSB voor elektriciteit kan taken in verband met het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's delegeren aan de regionale coördinatiecentra.

2.   De ENTSB voor elektriciteit legt de regionale elektriciteitscrisisscenario's voor aan de relevante transmissiesysteembeheerders, de regionale coördinatiecentra, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en de Coördinatiegroep voor elektriciteit. De Coördinatiegroep voor elektriciteit kan wijzigingen aanbevelen.

3.   De ENTSB voor elektriciteit werkt de regionale elektriciteitscrisisscenario's om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.

Artikel 7

Identificatie van nationale elektriciteitscrisesscenario's

1.   Uiterlijk vier maanden na identificatie van de regionale elektriciteitscrisisscenario's overeenkomstig artikel 6, lid 1, identificeert de bevoegde instantie de meest relevante nationale elektriciteitscrisisscenario's.

2.   Voor het identificeren van de nationale elektriciteitscrisisscenario's raadpleegt de bevoegde instantie de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders die door de bevoegde instantie als relevant worden beschouwd, de relevante producenten of hun belangenorganisaties en de regulerende instantie, wanneer deze niet de bevoegde instantie is.

3.   De nationale elektriciteitscrisisscenario's worden geïdentificeerd op basis van ten minste de in artikel 5, lid 2, genoemde risico's en zijn in overeenstemming met de regionale, overeenkomstig artikel 6, lid 1, geïdentificeerde regionale elektriciteitscrisisscenario's. De lidstaten werken de nationale elektriciteitscrisisscenario's om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.

4.   Uiterlijk vier maanden na de identificatie van de regionale elektriciteitscrisisscenario's overeenkomstig artikel 6, lid 1, stellen de lidstaten de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie in kennis van hun beoordeling van de risico's met betrekking tot de eigendom van infrastructuur die relevant is voor de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de maatregelen die zijn getroffen om dergelijke risico's te voorkomen of beperken, waarbij zij vermelden waarom zij dergelijke maatregelen als noodzakelijk en evenredig beschouwen.

Artikel 8

Methodologie voor beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid

1.   Uiterlijk op 5 januari 2020 dient de ENTSB voor elektriciteit bij ACER een voorstel in betreffende een methodologie voor het beoordelen van de seizoensgebonden en kortetermijntoereikendheid, dat wil zeggen de maandelijkse, week-ahead- tot ten minste day-ahead-toereikendheid, waarvan ten minste de volgende elementen deel uitmaken:

a)

de onzekerheid van de inputs, zoals de waarschijnlijkheid van een niet-beschikbaarheid van transmissiecapaciteit, de waarschijnlijkheid van een ongeplande niet-beschikbaarheid van elektriciteitscentrales, extreme weersomstandigheden, variabele vraag, met name pieken die van de weersomstandigheden afhangen, en de variabiliteit van de productie van energie uit hernieuwbare bronnen;

b)

de waarschijnlijkheid dat zich een elektriciteitscrisis voordoet;

c)

de waarschijnlijkheid dat zich een gelijktijdige elektriciteitscrisis voordoet.

2.   De in lid 1 bedoelde methodologie voorziet in een probabilistische benadering, met inbegrip van verschillende scenario's, en houdt rekening met de nationale, regionale en Uniebrede context, waaronder de mate van interconnectie tussen de lidstaten en, voor zover mogelijk, met derde landen binnen synchrone zones van de Unie. De methodologie houdt rekening met de specifieke kenmerken van de energiesector in elke lidstaat, waaronder specifieke weersomstandigheden en externe omstandigheden.

3.   Voordat de ENTSB voor elektriciteit de voorgestelde methodologie indient, voert het een raadpleging uit waarbij ten minste de regionale coördinatiecentra, de industrieorganisaties, consumentenorganisaties, producenten of hun belangenorganisaties, de transmissiesysteembeheerders, de relevante distributiesysteembeheerders, de bevoegde instanties, de nationale regulerende instanties en andere relevante nationale instanties worden betrokken. De ENTSB voor elektriciteit houdt terdege rekening met de resultaten van de raadpleging en presenteert deze, samen met de voorgestelde methodologie, tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

4.   Uiterlijk twee maanden na ontvangst van de voorgestelde methodologie, wordt het voorstel door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de methodologie bekend op hun websites.

5.   De ENTSB voor elektriciteit werkt de methodologie bij en verbetert deze, in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4, wanneer er belangrijke nieuwe informatie beschikbaar komt. De Coördinatiegroep voor elektriciteit in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten kan aanbevelen en ACER of de Commissie kunnen erom verzoeken dat de methodologie wordt bijgewerkt en verbeterd, waarbij zij een passende rechtvaardiging verstrekken. Uiterlijk zes maanden na ontvangst van het verzoek dient de ENTSB voor elektriciteit een ontwerpversie van de voorgestelde wijzigingen in bij ACER. Uiterlijk twee maanden na ontvangst van een dergelijke ontwerpversie, worden de voorgestelde wijzigingen door ACER goedgekeurd of gewijzigd, na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit, in zijn samenstelling van louter en alleen vertegenwoordigers van de lidstaten. De ENTSB voor elektriciteit en ACER maken de definitieve versie van de bijgewerkte methodologie bekend op hun websites.

Artikel 9

Beoordelingen van de kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid

1.   Alle beoordelingen van de kortetermijntoereikendheid worden, ongeacht of zij op nationaal, regionaal of Unieniveau worden verricht, uitgevoerd overeenkomstig de krachtens artikel 8 ontwikkelde methodologie.

2.   De ENTSB voor elektriciteit stelt beoordelingen van de seizoensgebonden toereikendheid op overeenkomstig de krachtens artikel 8 ontwikkelde methodologie. ENTSB-E publiceert de resultaten van de wintertoereikendheidsbeoordeling elk jaar uiterlijk op 1 december en van de zomertoereikendheidsbeoordeling elk jaar uiterlijk op 1 juni. Het kan taken in verband met de toereikendheidsbeoordelingen aan de regionale coördinatiecentra delegeren. Het legt de toereikendheidsbeoordeling voor tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit die waar nodig aanbevelingen kan doen.

3.   De regionale coördinatiecentra voeren op basis van de overeenkomstig artikel 8 vastgestelde methodologie week-ahead- tot ten minste day-ahead-toereikendheidsbeoordelingen uit in overeenstemming met Verordening (EU) 2017/1485.

HOOFDSTUK III

Risicoparaatheidsplannen

Artikel 10

Vaststelling van risicoparaatheidsplannen

1.   Op basis van de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde regionale en nationale elektriciteitscrisisscenario's stelt de bevoegde instantie van elke lidstaat een risicoparaatheidsplan vast na raadpleging van de distributiesysteembeheerders die door de bevoegde instantie relevant worden geacht, de transmissiesysteembeheerders, de relevante producenten of hun belangenorganisaties, de elektriciteits- en aardgasbedrijven, de relevante organisaties die de belangen van industriële en niet-industriële elektriciteitsafnemers behartigen en de regulerende instantie (wanneer deze niet de bevoegde instantie is).

2.   Het risicoparaatheidsplan omvat nationale, regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen als bepaald in de artikelen 11 en 12. Overeenkomstig artikel 16 voldoen alle geplande of getroffen maatregelen inzake het voorkomen van elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beperken ervan volledig aan de voorschriften betreffende de interne markt en het beheer van systemen. Deze maatregelen zijn duidelijk omschreven, transparant, evenredig en niet-discriminerend.

3.   De risicoparaatheidsplannen worden ontwikkeld overeenkomstig de artikelen 11 en 12 en het in de bijlage opgenomen model. De lidstaten kunnen, indien nodig, in het risicoparaatheidsplan bijkomende informatie opnemen.

4.   Teneinde de consistentie van de risicoparaatheidsplannen te waarborgen, legt de bevoegde instantie, voordat zij een plan goedkeurt, een ontwerpversie daarvan ter raadpleging voor aan de bevoegde instanties van de desbetreffende lidstaten in de regio, en aan de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten die niet tot dezelfde regio behoren, alsmede aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

5.   Binnen zes maanden na ontvangst van het ontwerp van de risicoparaatheidsplannen kunnen de bevoegde instanties als bedoeld in lid 4, alsmede de Coördinatiegroep voor elektriciteit aanbevelingen doen betreffende de uit hoofde van lid 4 voorgelegde ontwerpversies.

6.   De betrokken bevoegde instanties stellen de risicoparaatheidsplannen vast uiterlijk negen maanden nadat hun ontwerpplannen zijn ingediend, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de raadpleging uit hoofde van lid 4 en de aanbevelingen uit hoofde van lid 5. Zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van hun risicoparaatheidsplannen.

7.   De bevoegde instanties en de Commissie maken de plannen openbaar op hun websites, waarbij zij het vertrouwelijke karakter van gevoelige informatie in acht nemen, met name wat betreft informatie over maatregelen die verband houden met het voorkomen of beperken van de gevolgen van aanslagen. De bescherming van het vertrouwelijk karakter van gevoelige informatie wordt gebaseerd op de overeenkomstig artikel 19 vastgestelde beginselen.

8.   Uiterlijk op 5 januari 2022 stellen de bevoegde instanties hun eerste risicoparaatheidsplannen vast en publiceren zij deze. Zij werken de plannen om de vier jaar bij, tenzij de omstandigheden een hogere frequentie rechtvaardigen.

Artikel 11

Inhoud van risicoparaatheidsplannen wat betreft nationale maatregelen

1.   Het risicoparaatheidsplan van elke lidstaat omvat alle geplande of getroffen nationale maatregelen inzake het voorkomen van overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde elektriciteitscrises, het treffen van voorbereidingen om deze tegen te gaan en het beperken ervan. Het plan omvat ten minste het volgende:

a)

een samenvatting van de voor de relevante lidstaat en regio gedefinieerde elektriciteitscrisisscenario's, in overeenstemming met de procedures zoals vastgesteld in de artikelen 6 en 7;

b)

de vaststelling van de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie en een beschrijving van de taken die eventueel aan andere instanties zijn gedelegeerd;

c)

een omschrijving van de nationale maatregelen voor de preventie van en de voorbereiding op de overeenkomstig de artikelen 6 en 7 geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's;

d)

de aanwijzing van een nationale crisiscoördinator en de vaststelling van zijn taken;

e)

de vaststelling van gedetailleerde procedures die in elektriciteitscrises moeten worden gevolgd, inclusief de bijbehorende schema's inzake informatiestromen;

f)

de identificatie van de bijdrage die door marktgebaseerde maatregelen, met name aan de aanbod- en de vraagzijde, wordt geleverd om het hoofd te bieden aan elektriciteitscrises;

g)

de identificatie van mogelijke niet-marktgebaseerde maatregelen die in elektriciteitscrises moeten worden uitgevoerd, waarbij wordt aangegeven naar aanleiding waarvan, onder welke voorwaarden en volgens welke procedures deze maatregelen worden uitgevoerd, en op welke manier deze voldoen aan de in artikel 16 vastgestelde eisen en stroken met regionale en bilaterale maatregelen;

h)

een kader voor handmatige belastingafschakeling waarin wordt vermeld onder welke omstandigheden belasting moet worden afgeschakeld en, met betrekking tot de openbare en persoonlijke veiligheid, wordt gespecificeerd welke categorieën elektriciteitsafnemers, overeenkomstig het nationale recht, gerechtigd zijn speciale bescherming tegen afschakeling te krijgen, de behoefte aan dergelijke bescherming wordt gerechtvaardigd, en wordt gespecificeerd hoe de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders van de betrokken lidstaten moeten handelen om het verbruik te verlagen;

i)

een omschrijving van de mechanismen die worden gebruikt om het publiek in te lichten over elektriciteitscrises;

j)

een beschrijving van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering en handhaving van de regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen die overeenkomstig artikel 12 zijn overeengekomen;

k)

informatie over bijbehorende en noodzakelijk plannen voor de ontwikkeling van het toekomstige net en die helpen het hoofd te bieden aan de gevolgen van de geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's.

2.   Nationale maatregelen houden terdege rekening met de overeenkomstig artikel 12 overeengekomen regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen en brengen noch de operationele zekerheid of veiligheid van het transmissiesysteem noch de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten in gevaar.

Artikel 12

Inhoud van risicoparaatheidsplannen wat betreft regionale en bilaterale maatregelen

1.   Als aanvulling op de in artikel 11 genoemde nationale maatregelen omvat het plan van elke lidstaat regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen waarmee wordt gewaarborgd dat elektriciteitscrises met een grensoverschrijdende werking naar behoren worden voorkomen en beheerst. Regionale maatregelen worden in de betrokken regio overeengekomen tussen lidstaten die het technische vermogen hebben elkaar overeenkomstig artikel 15 assistentie bij een elektriciteitscrisis te bieden. Daartoe kunnen de lidstaten tevens subgroepen binnen een regio tot stand brengen. Bilaterale maatregelen worden overeengekomen tussen lidstaten die rechtstreeks met elkaar verbonden zijn maar niet tot dezelfde regio behoren. De lidstaten zorgen voor consistentie tussen regionale en bilaterale maatregelen. De regionale en bilaterale maatregelen omvatten ten minste:

a)

de aanwijzing van een crisiscoördinator;

b)

mechanismen voor het delen van informatie en voor samenwerking;

c)

gecoördineerde maatregelen om de gevolgen van een elektriciteitscrisis, met inbegrip van een gelijktijdige elektriciteitscrisis, te beperken met het oog op de in artikel 15 bedoelde assistentie;

d)

procedures betreffende de uitvoering van jaarlijkse of tweejaarlijkse tests van de plannen;

e)

de mechanismen die aanleiding geven tot niet-marktgebaseerde maatregelen die overeenkomstig artikel 16, lid 2, worden geactiveerd.

2.   De in het risicoparaatheidplan op te nemen regionale en bilaterale maatregelen worden overeengekomen door de betrokken lidstaten, na raadpleging van de relevante regionale coördinatiecentra. De Commissie kan een faciliterende rol vervullen bij het opstellen van de overeenkomst inzake regionale en bilaterale maatregelen. De Commissie kan ACER en de ENTSB voor elektriciteit verzoeken de lidstaten technische assistentie te verlenen om tot een dergelijke overeenkomst te komen. Ten minste acht maanden voor de termijn waarop het risicoparaatheidsplan wordt vastgesteld of bijgewerkt, brengen de bevoegde instanties verslag uit aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit over de gesloten overeenkomsten. Indien de lidstaten niet in staat zijn een overeenkomst te sluiten, stellen de betrokken bevoegde instanties de Commissie in kennis van de redenen voor dit gebrek aan overeenstemming. In een dergelijk geval stelt de Commissie maatregelen voor waaronder een samenwerkingsmechanisme met het oog op de sluiting van een overeenkomst houdende regionale en bilaterale maatregelen.

3.   Samen met de belanghebbenden testen de bevoegde instanties van de lidstaten van elke regio op gezette tijden de doeltreffendheid van de in de risicoparaatheidsplannen ontwikkelde procedures ter voorkoming van elektriciteitscrises, met inbegrip van de in lid 1, onder b), bedoelde mechanismen, en voeren zij tweejaarlijkse elektriciteitscrisissimulaties uit waarbij met name deze mechanismen worden getest.

Artikel 13

Beoordeling door de Commissie van de risicoparaatheidsplannen

1.   Uiterlijk vier maanden na de kennisgeving van de goedgekeurde risicoparaatheidsplannen door de bevoegde instantie beoordeelt de Commissie het plan waarbij zij terdege rekening houdt met de standpunten van de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

2.   Na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit brengt de Commissie een niet-bindend advies uit met een gedetailleerde motivering en legt zij dit voor aan de bevoegde instantie met een aanbeveling om het risicoparaatheidsplan te herzien, wanneer dat plan:

a)

niet doeltreffend is bij het beperken van de risico's die in de elektriciteitscrisisscenario's zijn geïdentificeerd;

b)

niet strookt met de geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's of met het risicoparaatheidsplan van een andere lidstaat;

c)

niet voldoet aan de eisen van artikel 10, lid 2;

d)

maatregelen omvat die de zekerheid van elektriciteitsvoorziening van andere lidstaten in gevaar kan brengen;

e)

de mededinging of de werking van de interne markt ongerechtvaardigd verstoort, of

f)

niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening of andere Unierechtelijke bepalingen.

3.   Binnen drie maanden na ontvangst van het in lid 2 bedoelde advies van de Commissie houdt de betrokken bevoegde instantie volledig rekening met de aanbeveling van de Commissie en brengt zij het gewijzigde risicoparaatheidsplan ter kennis van de Commissie of brengt zij de Commissie de redenen waarom zij niet instemt met de aanbevelingen ter kennis.

4.   Wanneer de bevoegde instantie niet instemt met tegen de aanbeveling van de Commissie, kan de Commissie binnen vier maanden na de ontvangst van de kennisgeving van de bezwaargronden van de bevoegde instantie haar aanbeveling intrekken of een bijeenkomst met de bevoegde instantie en, waar zij dit nodig acht, met de Coördinatiegroep voor elektriciteit beleggen om de kwestie te beoordelen. De Commissie geeft een gedetailleerde motivering van haar verzoek tot wijziging van het risicoparaatheidsplan. Wanneer het definitieve standpunt van de betrokken bevoegde instantie afwijkt van de gedetailleerde motivering van de Commissie, stelt die bevoegde instantie de Commissie in kennis van de redenen van haar standpunt binnen twee maanden na ontvangst van de gedetailleerde motivering van de Commissie.

HOOFDSTUK IV

Beheersen van elektriciteitscrises

Artikel 14

Vroegtijdige waarschuwing voor en afkondiging van een elektriciteitscrisissituatie

1.   Wanneer een beoordeling van de seizoensgebonden toereikendheid of andere gekwalificeerde bronnen concrete, serieuze en betrouwbare informatie bieden waaruit blijkt dat zich een elektriciteitscrisis zou kunnen voordoen in een lidstaat, dan verstrekt de bevoegde instantie van de lidstaat onverwijld een vroegtijdige waarschuwing aan de Commissie, aan de bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet in dezelfde regio bevinden, aan de bevoegde instanties van rechtstreeks verbonden lidstaten. De betreffende bevoegde instantie verstrekt tevens informatie over de oorzaken van de mogelijke elektriciteitscrisis, de geplande of getroffen maatregelen ter preventie van een elektriciteitscrisis en de eventuele behoefte aan assistentie door andere lidstaten. De informatie omvat de mogelijke effecten die de maatregelen op de interne elektriciteitsmarkt kunnen hebben. De Commissie verstrekt deze informatie aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

2.   Wanneer de bevoegde instantie met een elektriciteitscrisissituatie wordt geconfronteerd, kondigt zij in overleg met de betrokken transmissiesysteembeheerder de elektriciteitscrisis af en stelt zij de bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet tot dezelfde regio bevinden, de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Deze informatie omvat de oorzaken van de verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie, de redenen van de afkondiging van een elektriciteitscrisis, de geplande of getroffen maatregelen ter beperking ervan en de behoefte aan assistentie door andere lidstaten.

3.   Indien de Commissie, de Coördinatiegroep voor elektriciteit of de betrokken bevoegde instanties van de lidstaten binnen dezelfde regio en, indien zij zich niet tot dezelfde regio bevinden, de bevoegde instanties van de rechtstreeks verbonden lidstaten van mening zijn dat de krachtens lid 1 of lid 2 verstrekte informatie onvoldoende is, kunnen zij de betrokken lidstaat verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.

4.   Wanneer een bevoegde instantie een vroegtijdige waarschuwing afgeeft of een elektriciteitscrisis afkondigt, worden de in het risicoparaatheidsplan vastgestelde maatregelen in de hoogst mogelijke mate gevolgd.

Artikel 15

Samenwerking en assistentie

1.   De lidstaten handelen en werken samen in een geest van solidariteit teneinde elektriciteitscrises te voorkomen en te beheersen.

2.   Wanneer zij over het nodige technische vermogen beschikken, bieden de lidstaten onderlinge assistentie door middel van regionale en bilaterale maatregelen die voorafgaand aan het aanbieden van die assistentie zijn overeengekomen krachtens dit artikel en artikel 12. Met het oog hierop, en ter verzekering van de openbare en persoonlijke veiligheid, bereiken de lidstaten een akkoord over de regionale of bilaterale maatregelen van hun keuze om op een gecoördineerde manier elektriciteit te leveren.

3.   De lidstaten worden het voorafgaand aan het aanbieden van assistentie eens over de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van de regionale en bilaterale maatregelen. In dergelijke regelingen wordt onder meer de maximumhoeveelheid elektriciteit gespecificeerd die op regionaal of bilateraal niveau moeten worden geleverd, de aanleiding voor de assistentie en de opschorting ervan, de leveringswijze van de elektriciteit, en de bepalingen voor billijke compensatie tussen lidstaten overeenkomstig de leden 4, 5 en 6.

4.   Over de assistentie wordt een voorafgaand akkoord tussen de betrokken lidstaten over billijke compensatie bereikt, waarin ten minste het volgende wordt geregeld:

a)

de kosten van de op het grondgebied van de om assistentie verzoekende lidstaat geleverde elektriciteit en de daaraan verbonden transmissiekosten;

b)

andere redelijke kosten die de assistentie biedende lidstaat maakt, onder meer wat betreft de vergoeding voor assistentie die is voorbereid zonder daadwerkelijke activering, alsmede kosten die voortvloeien uit gerechtelijke procedures, arbitrageprocedures of soortgelijke procedures en schikkingen.

5.   De billijke compensatie uit hoofde van lid 4 omvat onder meer alle redelijke kosten die de assistentie biedende lidstaat maakt als gevolg van een verplichting om compensatie te betalen krachtens de door het Unierecht gewaarborgde grondrechten en de voor de toepassing van de bepalingen van deze verordening geldende internationale verplichtingen, alsmede andere redelijke kosten die uit het betalen van compensatie overeenkomstig nationale compensatieregelingen voortvloeien.

6.   De lidstaat die om assistentie verzoekt, betaalt meteen, of zorgt voor de spoedige betaling van, een billijke compensatie aan de solidariteit verstrekkende lidstaat.

7.   Uiterlijk op 5 januari 2020 en na raadpleging van de Coördinatiegroep voor elektriciteit en ACER, geeft de Commissie niet-bindende richtsnoeren voor de belangrijkste aspecten van de in de leden 3 tot en met 6 bedoelde billijke compensatie en andere belangrijke aspecten van de in lid 3 bedoelde technische, juridische en financiële regelingen, alsmede de in lid 2 bedoelde algemene beginselen voor wederzijdse assistentie.

8.   In geval van een elektriciteitscrisis waarbij de lidstaten nog geen akkoord hebben bereikt over regionale en bilaterale maatregelen en technische, juridische en financiële regelingen krachtens dit artikel, komen de lidstaten ad-hocmaatregelen en -regelingen overeen met het oog op de toepassing van dit artikel, onder meer wat betreft billijke compensatie uit hoofde van de leden 4, 5 en 6. Wanneer een lidstaat om assistentie verzoekt voordat dergelijke ad-hocmaatregelen zijn overeengekomen, verbindt zij zich ertoe om voorafgaand aan het ontvangen van assistentie, billijke compensatie te betalen uit hoofde van de leden 4, 5 en 6.

9.   De lidstaten zorgen ervoor dat de bepalingen van deze verordening met betrekking tot assistentie worden toegepast in overeenstemming met de Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en andere toepasselijke internationale verplichtingen. Hiertoe nemen zij de nodige maatregelen.

Artikel 16

Naleving van de marktvoorschriften

1.   Maatregelen die worden getroffen of gepland om elektriciteitscrises te voorkomen of beperken, voldoen aan de voorschriften betreffende de interne elektriciteitsmarkt en het beheer van systemen.

2.   Niet-marktgebaseerde maatregelen worden in een elektriciteitscrisis enkel toegepast als laatste redmiddel, indien alle opties waarin de markt voorziet, zijn uitgeput, of wanneer duidelijk is dat marktgebaseerde maatregelen alleen niet volstaan om een verdere verslechtering van de elektriciteitsvoorzieningssituatie te voorkomen. Door niet-marktgebaseerde maatregelen worden de mededinging en de doeltreffende werking van de interne elektriciteitsmarkt niet onnodig verstoord. Deze maatregelen zijn noodzakelijk, evenredig, niet-discriminerend en tijdelijk. De bevoegde instantie stelt de relevante belanghebbenden in haar lidstaat in kennis van de toepassing van alle niet-marktgebaseerde maatregelen.

3.   Beperking van transacties, met inbegrip van de beperking van reeds toegewezen zoneoverschrijdende capaciteit, beperking van de levering van zoneoverschrijdende capaciteit voor capaciteitstoewijzing of beperking van de levering van schema's, wordt geïnitieerd enkel in overeenstemming met de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943 en de voorschriften die worden vastgesteld om deze bepaling uit te voeren.

HOOFDSTUK V

Evaluatie en toezicht

Artikel 17

Ex-postevaluatie

1.   Zo spoedig mogelijk en in elk geval drie maanden na afloop van een elektriciteitscrisis legt de betrokken bevoegde instantie van de lidstaat die de elektriciteitscrisis heeft afgekondigd na overleg met de regulerende instantie, voor zover deze niet de bevoegde regulerende instantie is, een ex-postevaluatierapport voor aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie.

2.   Het ex-postevaluatierapport omvat ten minste:

a)

een omschrijving van de gebeurtenis die tot de elektriciteitscrisis heeft geleid;

b)

een omschrijving van alle getroffen preventieve, voorbereidende en gevolgenbeperkende maatregelen en een beoordeling van de evenredigheid en doeltreffendheid daarvan;

c)

een beoordeling van de grensoverschrijdende werking van de getroffen maatregelen;

d)

een beschrijving van de assistentie die met of zonder effectieve activering is voorbereid voor, geboden aan of ontvangen van aangrenzende lidstaten en derde landen;

e)

de economische gevolgen van de elektriciteitscrisis en de gevolgen van de getroffen maatregelen op de elektriciteitssector voor zover dit mogelijk is met de gegevens die ten tijde van de beoordeling beschikbaar zijn, met name de volumes niet-geleverde energie en het niveau van de handmatige afschakeling (inclusief een vergelijking tussen het niveau van vrijwillige en gedwongen afschakeling);

f)

de redenen die de toepassing van niet-marktgebaseerde maatregelen rechtvaardigen;

g)

alle mogelijke verbeteringen of voorgestelde verbeteringen van het risicoparaatheidsplan;

h)

een overzicht van de mogelijke verbeteringen van de netwerkontwikkeling in gevallen waarin onvoldoende netuitbreiding de elektriciteitscrisis heeft veroorzaakt of in de hand heeft gewerkt.

3.   Indien de Coördinatiegroep voor elektriciteit en de Commissie van mening zijn dat de in het ex-postevaluatierapport verstrekte informatie niet volstaat, kunnen zij de bevoegde instantie verzoeken aanvullende informatie te verstrekken.

4.   De bevoegde instantie legt de resultaten van de ex-postevaluatie voor tijdens een bijeenkomst van de Coördinatiegroep voor elektriciteit. Met die resultaten wordt in het bijgewerkte risicoparaatheidsplan rekening gehouden.

Artikel 18

Toezicht

1.   Behalve de in deze verordening vastgestelde andere specifieke taken, voert de Coördinatiegroep voor elektriciteit bespreking over de volgende elementen:

a)

de resultaten van het door de ENTSB voor elektriciteit opgestelde tienjarige netontwikkelingsplan voor elektriciteit;

b)

de samenhang van de risicoparaatheidsplannen die de bevoegde instanties overeenkomstig de in artikel 10 genoemde procedure hebben vastgesteld;

c)

de resultaten van de overeenkomstig artikel 23, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943 door de ENTSB voor elektriciteit uitgevoerde beoordelingen van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa;

d)

de prestatie van de lidstaten wat betreft zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, waarbij ten minste rekening wordt gehouden met de in de beoordeling van de toereikendheid van hulpbronnen in Europa toegepaste indicatoren, namelijk de verwachte niet-geleverde energie en de kans dat niet aan de vraag kan worden voldaan;

e)

de resultaten van de in artikel 9, lid 2, genoemde beoordelingen van de seizoensgebonden toereikendheid van hulpbronnen;

f)

de van de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 4, ontvangen informatie;

g)

de resultaten van de in artikel 17, lid 4, genoemde verslagen van de ex-postevaluatie;

h)

de methodologie voor de beoordeling van de in artikel 8 bedoelde kortetermijntoereikendheid van hulpbronnen;

i)

de in artikel 5 bedoelde methodologie voor het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's.

2.   De Coördinatiegroep voor elektriciteit kan aanbevelingen aan de lidstaten en de ENTSB voor elektriciteit doen in verband met de in lid 1genoemde zaken.

3.   ACER houdt doorlopend toezicht op de zekerheid van de elektriciteitsvoorzieningsmaatregelen en brengt regelmatig verslag uit aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

4.   Uiterlijk op 1 september 2025, evalueert de Commissie, op basis van de bij de toepassing van deze verordening opgedane ervaringen, de mogelijke middelen om zekerheid van elektriciteitsvoorziening op het niveau van de Unie te vergroten en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, indien nodig met wetsvoorstellen tot wijziging van deze verordening.

Artikel 19

Behandeling van vertrouwelijke informatie

1.   De lidstaten en de bevoegde instanties passen de in de verordening bedoelde procedures toe overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, met inbegrip van de nationale voorschriften betreffende de behandeling van vertrouwelijke informatie en processen. Indien de toepassing van deze voorschriften ertoe leidt dat informatie niet openbaar wordt gemaakt, onder andere als deel van de risicoparaatheidsplannen, kan de lidstaat of de instantie een niet-vertrouwelijke samenvatting hiervan ter hand stellen, en zal dit doen indien daarom wordt verzocht.

2.   De Commissie, ACER, de Coördinatiegroep voor elektriciteit, de ENTSB voor elektriciteit, de lidstaten, de bevoegde instanties, de regulerende instanties en andere relevante organen, entiteiten en personen die overeenkomstig deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, waarborgen de vertrouwelijkheid van de ontvangen informatie.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 20

Samenwerking met de verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap

Wanneer de lidstaten en de verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap samenwerken op het gebied van zekerheid van elektriciteitsvoorziening, kan die samenwerking onder meer betrekking hebben op het definiëren van een elektriciteitscrisis, het proces voor het identificeren van elektriciteitscrisisscenario's en het vaststellen van risicoparaatheidsplannen, om te waarborgen dat er geen maatregelen worden getroffen die de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening van de lidstaten, de verdragsluitende partijen of de Unie in gevaar brengen. Daartoe kunnen de verdragsluitende partijen van de Energiegemeenschap op verzoek van de Commissie deelnemen aan de Coördinatiegroep voor elektriciteit met betrekking tot alle zaken waarbij zij zijn betrokken.

Artikel 21

Afwijking

Totdat Cyprus rechtstreeks met een andere lidstaat is verbonden, zijn artikel 6, artikel 12, en artikel 15, leden 2 tot en met 9, niet van toepassing tussen Cyprus en de overige lidstaten, noch op de ENTSB voor elektriciteit met betrekking tot Cyprus. Cyprus en de overige betrokken lidstaten kunnen met steun van de Commissie maatregelen en procedures uitwerken als alternatief voor de in artikel 6, artikel 12 en artikel 15, leden 2 tot en met 9, voorziene maatregelen en procedures, mits deze geen afbreuk doen aan de effectieve toepassing van deze verordening tussen de andere lidstaten.

Artikel 22

Overgangsbepaling in afwachting van de oprichting van regionale coördinatiecentra

Tot de datum waarop de regionale coördinatiecentra worden opgericht overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943, verwijzen regio's naar een lidstaat dan wel naar een groep lidstaten die zich in dezelfde synchrone zone bevinden.

Artikel 23

Intrekking

Richtlijn 2005/89/EG wordt ingetrokken.

Artikel 24

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 91.

(2)  PB C 342 van 12.10.2017, blz. 79.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2019.

(4)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad).

(5)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad).

(6)  Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen (PB L 33 van 4.2.2006, blz. 22).

(7)  Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (PB L 220 van 25.8.2017, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2017/2196 van de Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet (PB L 312 van 28.11.2017, blz. 54).

(9)  Besluit van de Commissie van 15 november 2012 betreffende de oprichting van een Coördinatiegroep voor elektriciteit (PB C 353 van 17.11.2012, blz. 2).

(10)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).

(11)  Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).

(12)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).

(13)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad).

(14)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).


BIJLAGE

MODEL VOOR HET RISICOPARAATHEIDSPLAN

Het volgende model wordt in het Engels ingevuld.

Algemene informatie

Naam van de bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor de opstelling van dit plan

Vermeld de lidstaten die tot de regio behoren

1.   SAMENVATTING VAN DE ELEKTRICITEITSCRISISSCENARIO'S

Geef een beknopte beschrijving van de overeenkomstig de in de artikelen 6 en 7 bedoelde procedure op regionaal en nationaal niveau geïdentificeerde elektriciteitscrisisscenario's, inclusief een omschrijving van de toegepaste aannames.

2.   ROL EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN DE BEVOEGDE INSTANTIE

Geef een beschrijving van de rol en de verantwoordelijkheden van de bevoegde instantie en de organen waaraan taken zijn gedelegeerd.

Geef een beschrijving van de taken die eventueel aan andere instanties zijn gedelegeerd.

3.   PROCEDURES EN MAATREGELEN TIJDENS DE ELEKTRICITEITSCRISIS

3.1.   Nationale procedures en maatregelen

a)

Geef een beschrijving van de in het geval van een elektriciteitscrisis te volgen procedures, inclusief de bijbehorende schema's inzake informatiestromen.

b)

Geef een beschrijving van de preventieve en voorbereidende maatregelen.

c)

Geef een beschrijving van de maatregelen ter beperking van elektriciteitscrises, met name van de maatregelen betreffende de vraagzijde en de aanbodzijde, met vermelding van de omstandigheden waaronder dergelijke maatregelen kunnen worden gebruikt en in het bijzonder van de aanleiding voor elke maatregel. Wanneer niet-marktgebaseerde maatregelen worden overwogen, moeten deze naar behoren gerechtvaardigd zijn overeenkomstig de in artikel 16 vastgestelde eisen en moeten zij stroken met de regionale en, waar van toepassing, bilaterale maatregelen.

d)

Geef een kader voor manuele belastingafschakeling waarin wordt vermeld onder welke omstandigheden belasting moet worden afgeschakeld. Geef met betrekking tot de openbare en persoonlijke veiligheid een specificatie van de categorieën elektriciteitsafnemers die recht hebben op speciale bescherming tegen afschakeling en motiveer de noodzaak van een dergelijke bescherming. Specificeer hoe de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders moeten handelen om het verbruik te verlagen.

e)

Geef een beschrijving van de mechanismen die worden gebruikt om het publiek in te lichten over de elektriciteitscrisis.

3.2.   Regionale en bilaterale procedures en maatregelen

a)

Geef een beschrijving van de overeengekomen mechanismen voor de samenwerking binnen de regio en voor het waarborgen van passende coördinatie voor en tijdens de elektriciteitscrisis, inclusief de besluitvormingsprocedures betreffende een passende reactie op regionaal niveau.

b)

Geef een beschrijving van alle overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen, inclusief de nodige technische, juridische en financiële regelingen voor de uitvoering van deze maatregelen. Geef bij de beschrijving van dergelijke regelingen informatie over onder meer de maximumhoeveelheden elektriciteit die op regionaal of bilateraal niveau moeten worden geleverd, de aanleiding voor de assistentie en de mogelijkheid de opschorting ervan te vragen, de leveringswijze van de elektriciteit, en de bepalingen voor billijke compensatie tussen lidstaten. Geef een beschrijving van de nationale maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering en handhaving van de overeengekomen regionale en bilaterale maatregelen.

c)

Geef een beschrijving van de bestaande mechanismen voor de samenwerking en het coördineren van maatregelen voor en tijdens de elektriciteitscrisis met de andere lidstaten buiten de regio en met de derde landen binnen de relevante synchrone zone.

4.   CRISISCOÖRDINATOR

Vermeld en definieer de rol van de crisiscoördinator. Vermeld de contactgegevens.

5.   RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN

Geef overeenkomstig artikel 10, lid 1, een beschrijving van het mechanisme dat wordt toegepast voor raadplegingen en de resultaten van uitgevoerde raadplegingen, ten behoeve van de ontwikkeling van dit plan, met betrekking tot:

a)

relevante elektriciteits- en gasbedrijven, inclusief relevante producenten of hun belangenorganisaties;

b)

relevante organisaties die de belangen van niet-industriële elektriciteitsafnemers behartigen;

c)

relevante organisaties die de belangen van industriële elektriciteitsafnemers behartigen;

d)

regulerende instanties;

e)

de transmissiesysteembeheerders;

f)

relevante distributiesysteembeheerders.

6.   NOODSITUATIETESTS

a)

Vermeld het tijdschema voor de tweejaarlijkse regionale (en indien van toepassing nationale) realtime responssimulaties van elektriciteitscrises.

b)

Vermeld de overeengekomen procedures en de betrokken actoren overeenkomstig artikel 12, lid 1, onder d).

Wanneer het plan wordt bijgewerkt: geef een beknopte beschrijving van de tests die zijn uitgevoerd sinds het laatste plan werd vastgesteld en de belangrijkste resultaten daarvan. Vermeld welke maatregelen zijn vastgesteld naar aanleiding van die tests.


14.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/22


VERORDENING (EU) 2019/942 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 juni 2019

tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4), waarbij een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) werd opgericht, is ingrijpend gewijzigd (5). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, moet die verordening duidelijkheidshalve worden herschikt.

(2)

De oprichting van ACER heeft de coördinatie tussen de regulerende instanties over grensoverschrijdende aangelegenheden duidelijk verbeterd. Sinds zijn oprichting heeft ACER op grond van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) nieuwe belangrijke taken gekregen op het gebied van het toezicht op groothandelsmarkten, op grond van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) op het gebied van grensoverschrijdende energie-infrastructuur, en op grond van Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad (8) op het gebied van veiligstelling van de gasvoorzieningszekerheid.

(3)

Verwacht wordt dat de behoefte aan coördinatie van de nationale regelgeving de komende jaren verder zal toenemen. Het energiesysteem van de Unie ondergaat momenteel zijn meest diepgaande verandering in tientallen jaren. Meer marktintegratie en de verandering naar een meer variabele elektriciteitsproductie vereist meer inspanningen om het nationale energiebeleid te coördineren met dat van buurlanden en meer inspanningen om de kansen van de grensoverschrijdende verkoop van elektriciteit te benutten.

(4)

Uit de ervaring met de tenuitvoerlegging van de interne markt blijkt dat ongecoördineerde nationale maatregelen kunnen leiden tot ernstige marktproblemen, met name in gebieden met veel interconnecties waar de besluiten van de lidstaten vaak een voelbaar effect hebben op hun buurlanden. Om de positieve effecten van de interne elektriciteitsmarkt voor het welzijn van de consument, de voorzieningszekerheid en het koolstofvrij maken te bereiken, moeten de lidstaten, en met name hun onafhankelijke regulerende instanties, samenwerken op het gebied van regelgeving met een grensoverschrijdend effect.

(5)

Gefragmenteerde nationale staatsinterventies in energiemarkten vormen een toenemend risico voor het goed functioneren van de grensoverschrijdende elektriciteitsmarkten. ACER moet daarom een rol krijgen bij de ontwikkeling van een gecoördineerde Europese hulpbrontoereikendheidbeoordeling, in nauwe samenwerking met het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders ("ENTSB voor elektriciteit"), om de problemen van gefragmenteerde nationale beoordelingen die verschillende ongecoördineerde methoden volgen en waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met de situatie in buurlanden, te vermijden. ACER moet ook toezicht houden op de technische parameters die door het ENTSB voor elektriciteit zijn ontwikkeld voor de efficiënte deelname van grensoverschrijdende capaciteiten en andere technische eigenschappen van capaciteitsmechanismen.

(6)

Ondanks de aanzienlijke vooruitgang die op het gebied van de integratie en de interconnectie op de interne elektriciteitsmarkt is geboekt, zijn sommige lidstaten of regio's nog steeds geïsoleerd of onvoldoende met elkaar verbonden, in het bijzonder insulaire lidstaten en lidstaten in de periferie van de Unie. ACER moet bij zijn werk zo nodig rekening houden met de specifieke situatie van deze lidstaten of regio's.

(7)

De zekerheid van de elektriciteitsvoorziening vereist een gecoördineerde aanpak om zich voor te bereiden op onverwachte voorzieningscrises. ACER moet derhalve de nationale acties in verband met risicoparaatheid coördineren, in overeenstemming met Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (9).

(8)

Als gevolg van de sterke interconnectie van het elektriciteitsnet van de Unie en de toenemende noodzaak om samen te werken met buurlanden om netstabiliteit te behouden en grote hoeveelheden hernieuwbare energie in het net op te nemen, zullen regionale coördinatiecentra een belangrijke rol spelen bij de coördinatie van transmissiesysteembeheerders. ACER moet ervoor zorgen dat er, waar nodig, regelgevend toezicht is op de regionale coördinatiecentra.

(9)

Aangezien grote delen van de nieuwe elektriciteitsproductie op lokaal niveau zullen worden aangesloten, zullen distributiesysteembeheerders een belangrijke rol spelen bij de exploitatie van het Europese elektriciteitssysteem op flexibele en doeltreffende wijze.

(10)

De lidstaten moeten nauw samenwerken en de obstakels uit de weg ruimen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en aardgas, teneinde de doelstellingen van het energiebeleid van de Unie te bereiken. ACER werd opgericht om de regelgevingskloof op het niveau van de Unie te dichten en bij te dragen tot een efficiënte werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas. ACER stelt regulerende instanties in staat op het niveau van de Unie intensiever samen te werken en op wederzijdse basis aan de uitvoering van Uniegerelateerde taken deel te nemen.

(11)

ACER moet ervoor zorgen dat de reguleringstaken die de regulerende instanties overeenkomstig Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (10) en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (11) verrichten, op het niveau van de Unie naar behoren worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld. Daartoe moet de onafhankelijkheid van ACER ten aanzien van elektriciteits- en gasproducenten, publieke of particuliere transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders en consumenten gewaarborgd worden, moet verzekerd worden dat zijn optreden met het recht van de Unie strookt en moeten zijn technische en regulerende capaciteiten, transparantie, ontvankelijkheid voor democratische controle, inclusief aflegging van rekenschap aan het Europees Parlement, en efficiëntie gewaarborgd zijn.

(12)

ACER moet toezicht uitoefenen op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de elektriciteit- en de gassector en op de uitvoering van de taken van het ENTSB voor elektriciteit en het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas ("ENTSB voor gas"). ACER moet ook toezicht houden op de uitvoering van de taken van andere entiteiten met gereguleerde functies met een Uniebrede dimensie, zoals energiebeurzen. De betrokkenheid van ACER is van essentieel belang om te zorgen voor een efficiënte en transparante samenwerking tussen systeembeheerders en het functioneren van andere entiteiten met Uniebrede functies in het belang van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

(13)

De regulerende instanties moeten zorgen voor onderlinge coördinatie bij de uitvoering van hun taken, teneinde te garanderen dat het ENTSB voor elektriciteit en de Europese entiteit van distributiesysteembeheerders ("EU DSB-entiteit") en de regionale coördinatiecentra voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het regelgevingskader van de interne energiemarkt, en de besluiten van ACER naleven. Wegens de uitbreiding van de operationele verantwoordelijkheden van het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteiten de regionale coördinatiecentra moet het toezicht op dergelijke op regionaal of Europees niveau actieve entiteiten worden versterkt. De bij deze verordening vastgestelde procedure zorgt ervoor dat ACER de regulerende instanties ondersteunt bij de uitvoering van deze taken als bedoeld in Richtlijn (EU) 2019/944.

(14)

Om ervoor te zorgen dat ACER over de nodige informatie beschikt om zijn taken uit te voeren, moet het die informatie kunnen vragen aan en ontvangen van de regulerende instanties, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, de regionale coördinatiecentra, de EU DSB-entiteit, de transmissiesysteembeheerders en de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders.

(15)

ACER moet in samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de betreffende nationale instanties toezien op de interne markten voor elektriciteit en aardgas, en het Europees Parlement, de Commissie en de nationale instanties zo nodig van zijn bevindingen op de hoogte stellen. Deze toezichtstaken van ACER mogen het toezicht door de Commissie of de nationale instanties, en in het bijzonder door de nationale mededingingsautoriteiten, niet overlappen of hinderen.

(16)

ACER biedt een geïntegreerd kader dat de regulerende instanties in staat stelt deel te nemen en samen te werken. Dit kader bevordert de uniforme toepassing van de wetgeving inzake de interne markten voor elektriciteit en gas in de gehele Unie. In bepaalde zaken waarbij meer dan een lidstaat is betrokken, heeft ACER de bevoegdheid gekregen zelf individuele beslissingen te nemen. Deze bevoegdheid moet onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden gelden voor technische en reguleringskwesties die regionaal gecoördineerd moeten worden, met name kwesties ten aanzien van de uitvoering van netcodes en richtsnoeren, samenwerking binnen regionale coördinatiecentra, de reguleringsbesluiten die nodig zijn om doeltreffend toezicht te houden op de integriteit en de transparantie van de groothandelsenergiemarkt, besluiten betreffende de infrastructuur voor elektriciteit en aardgas die ten minste twee lidstaten verbindt of kan verbinden, en ten slotte voor vrijstellingen van de internemarktregelgeving voor nieuwe elektriciteitsinterconnectoren en voor nieuwe gasinfrastructuur die in meer dan één lidstaat ligt.

(17)

Herzieningen van netcodes en richtsnoeren betreffen wijzigingen die noodzakelijk zijn om rekening te houden met de ontwikkeling van de markt, zonder die netcodes en richtsnoeren substantieel te wijzigen of nieuwe bevoegdheden voor ACER in het leven te roepen.

(18)

ACER speelt een belangrijke rol bij de uitwerking van kaderrichtsnoeren die naar hun aard niet-bindend zijn. De netcodes moeten overeenstemmen met die kaderrichtsnoeren. Het wordt tevens passend en in overeenstemming met zijn doel geacht dat ACER een rol speelt bij de beoordeling en wijziging van de ontwerpnetcodes, teneinde te garanderen dat deze overeenstemmen met de kaderrichtsnoeren en te zorgen voor de nodige mate van harmonisatie, voordat het deze ter aanneming aan de Commissie voorlegt.

(19)

Met de goedkeuring van een reeks netcodes en richtsnoeren die een stapsgewijze invoering en verdere verfijning van gemeenschappelijke regionale en Uniebrede regels bieden, heeft ACER een grotere rol gekregen bij het toezicht op en het bijdragen aan de uitvoering van de netcodes en richtsnoeren. Doeltreffend toezicht op netcodes en richtsnoeren is een belangrijke functie van ACER en is cruciaal voor de uitvoering van de internemarktregels.

(20)

Bij de invoering van netcodes en richtsnoeren is gebleken dat het nuttig zou zijn de procedures voor de formele goedkeuring van regionale of voor de hele Unie geldende voorwaarden of methoden die in het kader van de netcodes en de richtsnoeren moeten worden ontwikkeld, te stroomlijnen, door ze rechtstreeks in te dienen bij ACER, zodat de regulerende instanties die zijn vertegenwoordigd in de raad van regulators, een besluit kunnen nemen over dergelijke voorwaarden of methoden.

(21)

Aangezien voor de stapsgewijze harmonisatie van de energiemarkten van de Unie regelmatig regionale oplossingen moeten worden gevonden als tussentijdse maatregel en een groot aantal voorwaarden en methoden moet worden goedgekeurd door een beperkt aantal regulerende instanties voor een specifieke regio, is het passend dat de regionale dimensie van de interne markt doorklinkt in deze verordening en dat voor passende governancemechanismen wordt gezorgd. Besluiten betreffende voorstellen voor gezamenlijke regionale voorwaarden of methoden moeten daarom worden getroffen door de bevoegde regulerende instanties van de betrokken regio, tenzij die besluiten een tastbaar effect hebben op de interne energiemarkt buiten de betrokken regio.

(22)

Aangezien ACER overzicht heeft over de regulerende instanties, moet het de taak krijgen om aan de Commissie, andere instellingen van de Unie en regulerende instanties advies uit te brengen over alle kwesties die in verband staan met het doel waarvoor het is opgericht. Ook moet het de Commissie informeren wanneer het van oordeel is dat de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders niet het noodzakelijke resultaat oplevert of wanneer een regulerende instantie die een beslissing heeft genomen welke de netcodes en richtsnoeren schendt, een advies, aanbeveling of besluit van ACER niet adequaat heeft uitgevoerd.

(23)

ACER moet ook aanbevelingen kunnen doen om de regulerende instanties en de marktdeelnemers te helpen bij de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden.

(24)

Het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, de EU DSB-entiteit, de transmissiesysteembeheerders, de regionale coördinatiecentra en de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders moeten de grootst mogelijke aandacht besteden aan de krachtens deze verordening tot hen gerichte adviezen en aanbevelingen van ACER.

(25)

ACER moet zo nodig overleg plegen met belanghebbende partijen en hun in redelijke mate de mogelijkheid bieden commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen, zoals netcodes en voorschriften.

(26)

ACER moet bijdragen aan de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake trans-Europese energienetwerken, zoals vermeld in Verordening (EU) nr. 347/2013, met name wanneer het advies uitbrengt over de niet-bindende tienjarige Uniebrede netontwikkelingsplannen (Uniebrede netontwikkelingsplannen).

(27)

ACER moet bijdragen aan de inspanningen om de zekerheid van de energievoorziening te vergroten.

(28)

De activiteiten van ACER moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen en streefcijfers van de energie-unie met haar vijf nauw met elkaar verbonden en elkaar versterkende dimensies, met inbegrip van decarbonisatie, zoals uiteengezet in artikel 1 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(29)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel mag ACER enkel individuele besluiten nemen in duidelijk omschreven omstandigheden en over kwesties die strikt verband houden met de doeleinden waarvoor het is opgericht.

(30)

Om ervoor te zorgen dat het kader van ACER efficiënt is en coherent met dat van andere gedecentraliseerde agentschappen, moeten de regels die voor ACER gelden worden afgestemd op de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen die is overeengekomen tussen het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie (13) ("gemeenschappelijke aanpak"). Voor zover nodig moet de structuur van ACER echter worden afgestemd op de specifieke vereisten van de regulering op energiegebied. Met name moet ten volle rekening worden gehouden met de specifieke rol van de regulerende instanties en moet hun onafhankelijkheid worden gegarandeerd.

(31)

Aanvullende wijzigingen van deze verordening kunnen in de toekomst worden overwogen om haar volledig in overeenstemming te brengen met de gemeenschappelijke aanpak. Gezien de huidige behoeften aan regulering op energiegebied zijn afwijkingen van de gemeenschappelijke aanpak nodig. De Commissie moet een evaluatie uitvoeren om de prestaties van ACER in het licht van de doelstellingen van ACER, het mandaat en de taken te beoordelen en de Commissie moet na die evaluatie wijzigingen van deze verordening kunnen voorstellen.

(32)

De raad van bestuur dient over de nodige bevoegdheden te beschikken om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financiële regeling vast te stellen en een directeur te benoemen. Er moet worden voorzien in een regeling betreffende de rotatie van door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur, om over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken. De raad van bestuur moet onafhankelijk en op objectieve wijze optreden, in het algemeen belang, en mag geen politieke instructies verlangen of volgen.

(33)

ACER dient over de nodige bevoegdheden te beschikken om zijn regelgevingstaken efficiënt, transparant, onderbouwd en vooral onafhankelijk te vervullen. De onafhankelijkheid van ACER ten aanzien van elektriciteits- en gasproducenten en transmissie- en distributiesysteembeheerders, alsook van andere particuliere en bedrijfsbelangen, is niet alleen een basisbeginsel van goed bestuur, maar is ook van essentieel belang voor het marktvertrouwen. Onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve nationale instanties optreden, moet de raad van regulators daarom onafhankelijk van de belangen van de markt opereren, moet hij belangenverstrengeling vermijden en mag hij geen instructies verlangen of volgen noch aanbevelingen aanvaarden van een regering van een lidstaat, de instellingen van de Unie of een andere publieke of particuliere entiteit of persoon. De beslissingen van de raad van regulators moeten tegelijkertijd in overeenstemming zijn met het recht van de Unie inzake energie, zoals de interne energiemarkt, het milieu en mededinging. De raad van regulators moet verslag uitbrengen aan de instellingen van de Unie over zijn adviezen, aanbevelingen en besluiten.

(34)

In gevallen waarin ACER beslissingsbevoegdheden heeft, moeten de betrokken partijen om redenen van proceseconomie het recht krijgen om in beroep te gaan bij een raad van beroep, die deel moet uitmaken van ACER, maar wel onafhankelijk moet zijn van zijn bestuurlijke en reguleringsstructuur. Om het functioneren en de volledige onafhankelijkheid van de raad van beroep te garanderen, moet deze raad in de begroting van ACER een afzonderlijke begrotingslijn hebben. Met het oog op de continuïteit moet de raad van beroep bij de benoeming of verlenging van de ambtstermijn van zijn leden, gedeeltelijk kunnen worden vervangen. Tegen de beslissingen van de raad van beroep kan beroep worden aangetekend bij het Hof van Justitie van de Europese Unie ("het Hof van Justitie").

(35)

ACER moet zijn beslissingsbevoegdheden uitoefenen overeenkomstig de beginselen van billijke, transparante en redelijke besluitvorming. De procedurele regels van ACER moeten worden vastgelegd in zijn reglement van orde.

(36)

De directeur moet verantwoordelijk zijn voor het opstellen en goedkeuren van documenten die adviezen, aanbevelingen en besluiten bevatten. Voor bepaalde in artikel 22, lid 5, onder a), en artikel 24, lid 2, bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten moet worden vereist dat zij een gunstig advies van de raad van regulators krijgen voordat zij kunnen worden aangenomen. De raad van regulators moet adviezen kunnen verstrekken en in voorkomend geval opmerkingen en wijzigingen aanbrengen in de tekstvoorstellen van de directeur, die hiermee rekening moet houden. Indien de directeur afwijkt van de door de raad van regulators ingediende opmerkingen en wijzigingen of deze verwerpt, moet hij een naar behoren onderbouwde schriftelijke motivering verstrekken om een constructieve dialoog te vergemakkelijken. Indien de raad van regulators geen gunstig advies uitbrengt over een heringediende tekst, moet de directeur over de mogelijkheid beschikken de tekst verder aan te passen overeenkomstig de door de raad van regulators voorgestelde wijzigingen en opmerkingen, om zijn gunstig advies te verkrijgen. De directeur moet over de mogelijkheid beschikken de ingediende ontwerpadviezen, -aanbevelingen en -besluiten in te trekken indien hij het oneens is met de door de raad van regulators ingediende wijzigingen, en een nieuwe tekst voor te leggen volgens bepaalde in artikel 22, lid 5, onder a), en artikel 24, lid 2, bedoelde procedures. De directeur moet in elk stadium van de procedure om het gunstig advies van de raad van regulators over een nieuwe of herziene ontwerptekst kunnen verzoeken.

(37)

Aan ACER moeten passende middelen worden verstrekt om zijn taken uit te voeren. ACER moet voornamelijk worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie. Vergoedingen zorgen voor een betere financiering van ACER en moeten de kosten van ACER dekken voor diensten die worden verleend aan marktdeelnemers of namens hen optredende entiteiten zodat zij op efficiënte, doeltreffende en veilige wijze informatie kunnen verstrekken overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1227/2011. De middelen die de regulerende instanties momenteel beschikbaar stellen voor hun samenwerking op het niveau van de Unie, moeten beschikbaar blijven voor ACER. Voor subsidies ten laste van de algemene begroting van de Unie moet de begrotingsprocedure van de Unie blijven gelden. Bovendien moet een onafhankelijke externe auditeur de rekeningen controleren overeenkomstig artikel 107 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie (14).

(38)

De begroting van ACER moet doorlopend geëvalueerd worden door de begrotingsautoriteit op basis van de werklast en resultaten van ACER en van de doelstellingen van ACER te komen tot een interne energiemarkt en bij te dragen tot energiezekerheid ten voordele van de consumenten in de Unie. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat wordt voldaan aan de beste normen op het gebied van doeltreffendheid.

(39)

Het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie ("het Vertaalbureau") moet aan alle agentschappen van de Unie vertalingen leveren. Indien ACER bijzondere moeilijkheden ondervindt met de dienstverlening van het Vertaalbureau, moet het de mogelijkheid hebben het verhaalmechanisme in te roepen waarin Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad (15) voorziet, wat uiteindelijk kan leiden tot gebruikmaking van andere dienstverleners onder toezicht van het Vertaalbureau.

(40)

ACER moet over hooggekwalificeerd personeel beschikken. Met name moet het kunnen profiteren van de bekwaamheid en ervaring van het door de regulerende instanties, de Commissie en de lidstaten gedetacheerde personeel. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen ("het statuut") en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen ("de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden"), neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (16) en de regels die de instellingen van de Unie gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dat statuut en die regeling, moeten van toepassing zijn op het personeel van ACER. De raad van bestuur moet in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vaststellen.

(41)

De regulerende werkzaamheden van de directeur en de raad van regulators overeenkomstig deze verordening moeten door werkgroepen kunnen worden ondersteund.

(42)

ACER moet de algemene voorschriften voor de toegang van het publiek tot documenten van organen van de Unie toepassen. De raad van bestuur moet de praktische maatregelen tot bescherming van commercieel gevoelige en persoonsgegevens vaststellen.

(43)

Via de samenwerking tussen regulerende instanties binnen ACER blijkt dat meerderheidsbesluiten een essentiële voorwaarde zijn om vooruitgang te boeken ten aanzien van aangelegenheden betreffende de interne energiemarkt die in verschillende lidstaten aanzienlijke economische gevolgen hebben. De regulerende instanties moeten derhalve in de raad van regulators bij tweederdemeerderheid blijven stemmen. ACER moet indien nodig verantwoording afleggen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

(44)

Overeenkomstig door de Unie te sluiten relevante overeenkomsten moet deelname van derde landen die geen lid zijn van de Unie aan de werkzaamheden van ACER mogelijk zijn.

(45)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de samenwerking tussen de regulerende instanties op het niveau van de Unie en hun deelname aan de uitvoering van Uniegerelateerde taken, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(46)

ACER is gevestigd in Ljubljana, zoals vastgesteld bij Besluit 2009/913/EU (17). De vestigingsplaats van ACER is het centrum van zijn activiteiten en wettelijke taken.

(47)

De lidstaat van vestiging van ACER moet de gunstigst mogelijke voorwaarden voor de soepele en efficiënte werking van ACER bieden, waaronder meertalig, op Europa gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen, zoals vereist in deze verordening. De zetelovereenkomst tussen de regering van de Republiek Slovenië en ACER, die voldoet aan deze vereisten, is, samen met de uitvoeringsbepalingen ervan, gesloten op 26 november 2010 en in werking getreden op 10 januari 2011.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Doelstellingen en taken

Artikel 1

Oprichting en doelstellingen

1.   Er wordt een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) opgericht.

2.   Het doel van ACER is de in artikel 57 van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 39 van Richtlijn 2009/73/EG bedoelde regulerende instanties bij te staan bij het op het niveau van de Unie uitoefenen van de in de lidstaten vervulde reguleringstaken, zo nodig hun optreden te coördineren en tussen hen te bemiddelen en geschillen tussen hen te beslechten, overeenkomstig artikel 6, lid 10, van deze verordening. ACER draagt ook bij aan de totstandbrenging van kwalitatief hoogstaande gemeenschappelijke regelgevings- en toezichtpraktijken, waardoor wordt bijgedragen aan de consistente, efficiënte en effectieve toepassing van het Unierecht met het oog op de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie.

3.   Bij de uitvoering van zijn taken handelt ACER onafhankelijk, objectief en in het belang van de Unie. ACER neemt autonoom besluiten, onafhankelijk van particuliere en bedrijfsbelangen.

Artikel 2

Handelingen van ACER

ACER:

a)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan transmissiesysteembeheerders, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, de EU DSB-entiteit, regionale coördinatiecentra en benoemde elektriciteitsmarktbeheerders;

b)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan regulerende instanties;

c)

brengt advies uit en doet aanbevelingen aan het Europees Parlement, de Raad of de Commissie;

d)

neemt individuele beslissingen over het verstrekken van informatie overeenkomstig artikel 3, lid 2, artikel 7, lid 2, onder b), en artikel 8, onder c); over methoden en voorwaarden overeenkomstig artikel 4, lid 4, artikel 5, leden 2, 3 en 4; over de in artikel 5, lid 6, bedoelde herziening van de biedzones; over de in artikel 6, lid 1, bedoelde technische aangelegenheden; over arbitrage tussen regulators overeenkomstig artikel 6, lid 10; over taken in verband met regionale coördinatiecentra bedoeld in artikel 7, lid 2, onder a); over goedkeuringen en wijzigingen van methoden en berekeningen en technische specificaties als bedoeld in artikel 9, lid 1; over goedkeuringen en wijzigingen van methoden als bedoeld in artikel 9, lid 3; over de in artikel 10 bedoelde vrijstellingen; over infrastructuur als bedoeld in artikel 11, onder d); over kwesties ten aanzien van de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt krachtens artikel 12;

e)

legt de Commissie niet-bindende kaderrichtsnoeren voor in overeenstemming met artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (18) en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad (19).

Artikel 3

Algemene taken

1.   ACER mag op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies uitbrengen of aanbevelingen doen over alle aangelegenheden die verband houden met de doelstellingen waarvoor het is opgericht.

2.   Op verzoek van ACER verstrekken de regulerende instanties, het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, de regionale coördinatiecentra, de EU DSB-entiteit, de transmissiesysteembeheerders en de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders aan ACER de informatie die ACER uit hoofde van deze verordening voor de uitvoering van de taken van ACER nodig heeft, tenzij ACER die informatie reeds heeft gevraagd en ontvangen.

ACER is bevoegd om besluiten te nemen met het oog op de in de eerste alinea bedoelde vragen naar informatie. In zijn besluiten vermeldt ACER het doel van het verzoek, de rechtsgrond op basis waarvan de informatie wordt opgevraagd en de voor de informatieverstrekking vastgestelde termijn. Die termijn moet evenredig zijn met het verzoek.

ACER gebruikt uit hoofde van deze verordening ontvangen vertrouwelijke informatie alleen voor het uitvoeren van de taken die bij deze verordening aan ACER zijn opgedragen. ACER waarborgt een passende gegevensbescherming voor alle informatie overeenkomstig artikel 41.

Artikel 4

Taken van ACER in verband met de samenwerking van transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders

1.   ACER brengt de Commissie advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde van het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943, van het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009, en van de EU DSB-entiteit overeenkomstig artikel 53, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943.

2.   ACER oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2019/943, van het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en van de EU DSB-entiteit als bedoeld in artikel 55 van Verordening (EU) 2019/943.

3.   ACER kan advies uitbrengen aan:

a)

het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 30, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2019/943 en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009, over de netcodes;

b)

het ENTSB voor elektriciteit overeenkomstig artikel 32, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) 2019/943, en aan het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 9, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009, over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma, het ontwerp van netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, en andere relevante documenten als genoemd in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van non-discriminatie, effectieve mededinging en de efficiënte en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas;

c)

de EU DSB-entiteit over de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma en andere relevante documenten die worden genoemd in artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943, daarbij rekening houdend met de doelstellingen van non-discriminatie, effectieve mededinging en de efficiënte en zekere werking van de interne markten voor elektriciteit en aardgas.

4.   ACER keurt, in voorkomend geval na verzoek om aanpassing van de door transmissiesysteembeheerders ingediende ontwerpen, de methoden goed voor het gebruik van congestie-inkomsten overeenkomstig artikel 19, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943.

5.   ACER geeft een naar behoren met redenen omkleed advies, op feitelijke gronden, alsmede aanbevelingen aan het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie als het van oordeel is dat de ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of de ontwerpversie van het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, die overeenkomstig artikel 32, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 9, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 715/2009 bij hem is ingediend, niet bijdraagt tot de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie, of niet voldoet aan de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2019/943 en Richtlijn (EU) 2019/944 of Richtlijn 2009/73/EG en Verordening (EG) nr. 715/2009.

6.   De relevante regulerende instanties plegen overleg om gezamenlijk te bepalen of de EU DSB-entiteit, het ENTSB voor elektriciteit en de regionale coördinatiecentra tekortschieten in hun Unierechtelijke verplichtingen, en zij nemen passende maatregelen overeenkomstig artikel 59, lid 1, onder c), en artikel 62, lid 1, onder f), van Richtlijn (EU) 2019/944.

ACER geeft op verzoek van een of meer regulerende instanties of op eigen initiatief een met redenen omkleed advies en een aanbeveling aan het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit of de regionale coördinatiecentra over de naleving van hun verplichtingen.

7.   Indien uit een met redenen omkleed advies van ACER blijkt dat het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit of een regionaal coördinatiecentrum mogelijkerwijs tekortschiet in zijn respectieve verplichtingen, nemen de betrokken regulerende instanties met eenparigheid van stemmen gecoördineerde besluiten waarin zij vaststellen of is tekortgeschoten in de relevante verplichtingen en, in voorkomend geval, welke maatregelen het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit of het regionaal coördinatiecentrum dient te nemen om die niet-nakoming te verhelpen. Indien de regulerende instanties binnen vier maanden te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het met redenen omkleed advies van ACER geen dergelijk gecoördineerd besluit aannemen met eenparigheid van stemmen, wordt de zaak overeenkomstig artikel 6, lid 10, voorgelegd aan ACER.

8.   Indien het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit of een regionaal coördinatiecentrum een overeenkomstig lid 6 of lid 7 van dit artikel vastgestelde niet-nakoming van hun verplichtingen niet binnen drie maanden hebben verholpen, of indien de bevoegde regulerende instantie in de lidstaat waar de entiteit gevestigd is, geen maatregelen heeft genomen om de naleving te waarborgen, richt ACER aan de regulerende instantie een aanbeveling om overeenkomstig artikel 59, lid 1, onder c), en artikel 62, lid 1, onder f), van Richtlijn (EU) 2019/944, maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit of de regionale coördinatiecentra hun verplichtingen nakomen, en stelt het de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 5

Taken van ACER ten aanzien van de totstandbrenging en tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren

1.   ACER neemt deel aan de ontwikkeling van netcodes in overeenstemming met artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en van richtsnoeren overeenkomstig artikel 61, lid 6, van Verordening (EU) 2019/943. Het moet met name:

a)

niet-bindende kaderrichtsnoeren bij de Commissie indienen wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009. ACER beziet de kaderrichtsnoeren en dient ze opnieuw bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 7, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 715/2009;

b)

een naar behoren met redenen omkleed advies over de netcode indienen bij het ENTSB voor gas overeenkomstig artikel 6, lid 7, van Verordening (EG) nr. 715/2009;

c)

de netcode herzien overeenkomstig artikel 59, lid 11, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6, lid 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Bij zijn herziening houdt ACER rekening met de door de betrokken partijen tijdens het opstellen van die herziene netcode onder leiding van het ENTSB voor elektriciteit of de EU DSB-entiteit verstrekte zienswijzen; ACER raadpleegt de relevante belanghebbenden officieel over de aan de Commissie voor te leggen versie. ACER kan daartoe, in voorkomend geval, een beroep doen op het bij de netcodes opgerichte comité. ACER brengt bij de Commissie verslag uit over het resultaat van de raadplegingen. Vervolgens legt ACER de herziene netcode aan de Commissie voor overeenkomstig artikel 59, lid 11, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6, lid 9, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Indien het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas of de EU DSB-entiteit er niet in slaagt een netcode te ontwikkelen, stelt ACER een ontwerpnetcode op en dient deze bij de Commissie in wanneer het hierom wordt verzocht uit hoofde van artikel 59, lid 12, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 6, lid 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009;

d)

overeenkomstig artikel 32, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 een naar behoren met redenen omkleed advies uitbrengen aan de Commissie wanneer het ENTSB voor elektriciteit of het ENTSB voor gas of de EU DSB-entiteit geen uitvoering heeft gegeven aan een van de netcodes die zijn opgesteld uit hoofde van artikel 30, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 715/2009 of aan een netcode die is vastgesteld overeenkomstig artikel 59, leden 3 tot en met 12, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6, leden 1 tot en met 10, van Verordening (EG) nr. 715/2009 maar die door de Commissie niet is aangenomen uit hoofde van artikel 59, lid 13, van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 715/2009;

e)

toezicht uitoefenen op en de implementatie analyseren van de netcodes die door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en de richtsnoeren die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EU) 2019/943, alsmede de weerslag ervan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften die gericht zijn op het vergemakkelijken van de marktintegratie, alsmede non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en het efficiënt functioneren van de markt, en verslag uitbrengen aan de Commissie.

2.   Indien een van de volgende rechtshandelingen voorziet in de opstelling van voorstellen voor gemeenschappelijke voorwaarden of methoden voor de uitvoering van netcodes en richtsnoeren die de goedkeuring van alle regulerende instanties vereisen, worden die voorstellen voor gemeenschappelijke voorwaarden of methoden voorgelegd aan ACER ter beoordeling en goedkeuring:

a)

een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgestelde wetgevingshandeling van de Unie;

b)

netcodes en richtsnoeren vastgesteld vóór 4 juli 2019 en latere herzieningen van deze netcodes en richtsnoeren, of

c)

netcodes en richtsnoeren vastgesteld als uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (20).

3.   Indien een van de volgende rechtshandelingen voorziet in de opstelling van voorstellen voor voorwaarden of methoden voor de uitvoering van netcodes en richtsnoeren die de goedkeuring door alle bevoegde regulerende instanties van de betrokken regio vereisen, besluiten die regulerende instanties met eenparigheid van stemmen over de voorwaarden of methoden die door elk van deze regulerende instanties moeten worden goedgekeurd:

a)

een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgestelde wetgevingshandeling van de Unie;

b)

netcodes en richtsnoeren vastgesteld vóór 4 juli 2019 en latere herzieningen van deze netcodes en richtsnoeren, of

c)

netcodes en richtsnoeren vastgesteld als uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

De in de eerste alinea bedoelde voorstellen worden aan ACER meegedeeld binnen een week nadat zij aan die bevoegde regulerende instanties zijn voorgelegd. De regulerende instanties kunnen de voorstellen ter goedkeuring aan ACER voorleggen overeenkomstig artikel 6, lid 10, tweede alinea, onder b); indien geen in de eerste alinea bedoeld besluit met eenparigheid van stemmen is genomen, leggen zij het voorstel aan ACER voor overeenkomstig artikel 6, lid 10, onder a).

De directeur of de raad van regulators kan op eigen initiatief of op voorstel van een of meerdere van zijn leden, de regulerende instanties van de betrokken regio verplichten het voorstel ter goedkeuring aan ACER voor te leggen. Die verplichting blijft beperkt tot gevallen waarin het op regionaal niveau overeengekomen voorstel een tastbaar effect op de interne energiemarkt of op voorzieningszekerheid buiten de regio zou hebben.

4.   Onverminderd de leden 2 en 3 is ACER bevoegd om overeenkomstig artikel 6, lid 10, een besluit te nemen wanneer de bevoegde regulerende instanties geen overeenstemming bereiken over voorwaarden of methoden voor de tenuitvoerlegging van nieuwe netcodes en richtsnoeren die na 4 juli 2019 zijn vastgesteld als gedelegeerde handelingen, indien voor deze voorwaarden of methoden de goedkeuring van alle regulerende instanties of van alle regulerende instanties van de betrokken regio is vereist.

5.   Uiterlijk op 31 oktober 2023 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de betrokkenheid van ACER bij de ontwikkeling en vaststelling van voorwaarden of methoden voor de tenuitvoerlegging van netcodes en richtsnoeren die na 4 juli 2019 als gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot overdracht aan of wijziging van de nodige bevoegdheden van ACER.

6.   Voorafgaand aan hun goedkeuring overeenkomstig de leden 2 en 3, worden de voorwaarden of methoden door de regulerende instanties of — indien ACER bevoegd is — door ACER, na raadpleging van het ENTSB voor elektriciteit, het ENTSB voor gas of de EU DSB-entiteit zo nodig herzien, om ervoor te zorgen dat ze in overeenstemming zijn met het doel van de netcode of het richtsnoer en bijdragen tot marktintegratie, afwezigheid van discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de goede werking van de markt. ACER neemt een besluit over de goedkeuring binnen de in de betrokken netcodes en richtsnoeren vastgestelde termijn. Die termijn gaat in op de dag nadat het voorstel werd doorgestuurd naar ACER.

7.   ACER voert zijn taken met betrekking tot de herziening van de biedzone uit overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2019/943.

8.   ACER oefent toezicht uit op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders als bedoeld in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 12 van Verordening (EG) nr. 715/2009, en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, rekening met het resultaat van deze samenwerking.

Artikel 6

Taken van ACER in verband met de regulerende instanties

1.   ACER neemt de individuele beslissingen over technische aangelegenheden die vereist zijn krachtens Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn (EU) 2019/944 of Richtlijn 2009/73/EG.

2.   ACER mag op basis van zijn werkprogramma, op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief aanbevelingen doen om de regulerende instanties en de marktdeelnemers te helpen bij de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden.

3.   Uiterlijk 5 juli 2022 en vervolgens om de vier jaar dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de onafhankelijk van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 57, lid 7, van Richtlijn (EU) 2019/944.

4.   ACER zorgt voor een kader waarbinnen regulerende instanties kunnen samenwerken om een doeltreffende besluitvorming over aangelegenheden van grensoverschrijdend belang te waarborgen. Het bevordert de samenwerking tussen de regulerende instanties en tussen de regulerende instanties op regionaal niveau en op het niveau van de Unie en houdt, wanneer het adviezen, aanbevelingen en besluiten opstelt, rekening met het resultaat van deze samenwerking. Wanneer ACER bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, richt het tot de Commissie aanbevelingen ter zake.

5.   ACER brengt op verzoek van een of meer regulerende instanties of de Commissie een feitelijk advies uit over de vraag of een besluit van een regulerende instantie in overeenstemming is met de netcodes en richtsnoeren als bedoeld in Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn (EU) 2019/944 of Richtlijn 2009/73/EG, of met andere relevante bepalingen van deze richtlijnen of verordeningen.

6.   Wanneer een regulerende instantie niet binnen vier maanden na de ontvangst van het in lid 5 bedoelde advies van ACER hieraan voldoet, stelt ACER de Commissie en de betreffende lidstaat daarvan in kennis.

7.   Wanneer een regulerende instantie in een concrete situatie niet goed weet hoe zij de netcodes en richtsnoeren als bedoeld in Verordening (EU) 2019/943, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn (EU) 2019/944 of Richtlijn 2009/73/EG moet toepassen, kan zij ACER om advies vragen. Na advies van de Commissie brengt ACER binnen drie maanden na ontvangst van dergelijke vraag advies uit.

8.   Op verzoek van een regulerende instantie kan ACER aan die regulerende instantie operationele bijstand verlenen met betrekking tot onderzoeken op grond van Verordening (EU) nr. 1227/2011.

9.   ACER brengt advies uit aan de betrokken regulerende instantie en aan de Commissie overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943.

10.   ACER is bevoegd om individuele beslissingen te nemen over reguleringskwesties met gevolgen voor de grensoverschrijdende handel of de grensoverschrijdende systeemveiligheid waarvoor een gezamenlijk besluit van ten minste twee regulerende instanties vereist is, wanneer dergelijke bevoegdheden aan de regulerende instanties zijn toegekend op grond van een van de volgende rechtshandelingen:

a)

een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgestelde wetgevingshandeling van de Unie, of

b)

netcodes en richtsnoeren die vóór 4 juli 2019 en latere herzieningen van deze netcodes en richtsnoeren zijn aangenomen, of

c)

netcodes en richtsnoeren die zijn aangenomen als uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011.

ACER is bevoegd de in de eerste alinea gespecificeerde individuele beslissingen te nemen in de volgende situaties:

a)

indien de bevoegde regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden vanaf de datum waarop het geval naar de laatste van deze regulerende instanties is verwezen, of binnen vier maanden vanaf die datum in gevallen bedoeld in artikel 4, lid 7, van deze verordening of artikel 59, lid 1, onder c), of artikel 62, lid 1, onder f), van Richtlijn (EU) 2019/944, of

b)

in reactie op een gezamenlijk verzoek van de bevoegde regulerende instanties.

De bevoegde regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken om verlenging van de in de tweede alinea, onder a), van dit lid bedoelde periode met maximaal zes maanden, behalve in gevallen bedoeld in artikel 4, lid 7, van deze verordening of artikel 59, lid 1, onder c), of artikel 62, lid 1, onder f), van Richtlijn (EU) 2019/944.

Wanneer de bevoegdheid om over de in de eerste alinea bedoelde grensoverschrijdende kwesties te beslissen, is overgedragen aan regulerende instanties in nieuwe netcodes of richtsnoeren die na 4 juli 2019 als gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld, is ACER enkel bevoegd om beslissingen te nemen op vrijwillige basis overeenkomstig punt b) van de tweede alinea van dit lid, op verzoek van ten minste 60 % meerderheid van de bevoegde regulerende instanties. Indien er slechts twee regulerende instanties bij betrokken zijn, kan een van hen de zaak doorverwijzen naar ACER.

Uiterlijk op 31 oktober 2023 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de eventuele noodzaak om de betrokkenheid van ACER verder te versterken bij het oplossen van geschillen tussen regulerende instanties met betrekking tot gezamenlijke besluiten over aangelegenheden waarvoor de bevoegdheden na 4 juli 2019 bij een gedelegeerde handeling aan die regulerende instanties werden verleend. Indien nodig gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van die bevoegdheden of tot overdracht van de nodige bevoegdheden aan ACER.

11.   Bij de voorbereiding van zijn beslissing overeenkomstig lid 10 raadpleegt ACER de betrokken regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders en wordt het ingelicht over de voorstellen en opmerkingen van alle betrokken transmissiesysteembeheerders.

12.   Indien een geval krachtens lid 10 naar ACER is verwezen:

a)

neemt ACER een besluit binnen zes maanden vanaf de datum van de verwijzing, of binnen vijf maanden vanaf die datum in het geval van artikel 4, lid 7, van deze verordening, of artikel 59, lid 1, onder c), of artikel 62, lid 1, onder f), van Richtlijn (EU) 2019/944, en

b)

kan ACER indien noodzakelijk een voorlopig besluit nemen om de voorzieningszekerheid of de operationele veiligheid te waarborgen.

13.   Indien de in lid 10 bedoelde reguleringskwesties tevens betrekking hebben op vrijstellingen in de zin van artikel 63 van Verordening (EU) 2019/943, of ontheffingen in de zin van artikel 36 van Richtlijn 2009/73/EG, is geen cumulatie mogelijk van de termijn van de onderhavige verordening en de in die bepalingen gestelde termijnen.

Artikel 7

Taken van ACER ten aanzien van de regionale coördinatiecentra

1.   In nauwe samenwerking met de regulerende instanties en het ENTSB voor elektriciteit houdt ACER toezicht op en verricht het onderzoek naar het functioneren van de regionale coördinatiecentra, rekening houdend met de verslagen als bedoeld in artikel 46, lid 3, van Verordening (EU) 2019/943.

2.   Om de in lid 1 bedoelde taken efficiënt en vlot uit te voeren, doet ACER met name het volgende:

a)

besluiten over de configuratie van systeembeheerregio's overeenkomstig artikel 36, leden 3 en 4, en goedkeuringen verlenen overeenkomstig artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943;

b)

waar nodig informatie vragen van regionale coördinatiecentra overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2019/943;

c)

advies uitbrengen en aanbevelingen doen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

d)

advies uitbrengen en aanbevelingen doen aan regionale coördinatiecentra.

Artikel 8

Taken van ACER ten aanzien van de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders

Om ervoor te zorgen dat de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders hun functies in het kader van Verordening (EU) 2019/943 en Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie (21) kunnen uitoefenen:

a)

houdt ACER toezicht op de voortgang die de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders maken bij het opzetten van de functies op grond van Verordening (EU) 2015/1222;

b)

doet ACER de Commissie aanbevelingen overeenkomstig artikel 7, lid 5, van Verordening (EU) 2015/1222;

c)

vraagt ACER zo nodig informatie op van de benoemde elektriciteitsmarktbeheerders.

Artikel 9

Taken van ACER ten aanzien van de bevoorradingszekerheid en de risicoparaatheid

1.   ACER keurt de volgende voorstellen goed en wijzigt deze zo nodig:

a)

de voorstellen voor methoden en berekeningen in verband met de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig artikel 23, leden 3, 4, 6 en 7 van Verordening (EU) 2019/943;

b)

de voorstellen voor technische specificaties voor grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen overeenkomstig artikel 26, lid 11, van Verordening (EU) 2019/943.

2.   ACER brengt overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Verordening (EU) 2019/941 advies uit over de vraag of de verschillen tussen de nationale hulpbrontoereikendheidbeoordeling en de Europese hulpbrontoereikendheidbeoordeling gerechtvaardigd zijn.

3.   ACER keurt de volgende methoden goed en wijzigt deze zo nodig:

a)

methoden om elektriciteitscrisisscenario's op regionaal niveau vast te stellen overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2019/941;

b)

methoden om beoordelingen van kortetermijn- en seizoensgebonden toereikendheid te maken overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2019/941.

4.   Met betrekking tot de gasvoorzieningszekerheid is ACER vertegenwoordigd in de Groep coördinatie gas overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU) 2017/1938, en is het belast met de uitvoering van de in bijlage III bij Verordening (EU) 2017/1938 vastgestelde verplichtingen inzake de permanente bidirectionele interconnectiecapaciteit voor gas.

Artikel 10

Taken van ACER ten aanzien van vrijstellings- en ontheffingsbesluiten

ACER mag de vrijstellingen verlenen als bedoeld in artikel 63, lid 5, van Verordening (EU) 2019/943. Het mag ook ontheffingen verlenen als bedoeld in artikel 36, lid 4, van Richtlijn 2009/73/EG wanneer de infrastructuur in kwestie op het grondgebied van meer dan één lidstaat gelegen is.

Artikel 11

Taken van ACER ten aanzien van de infrastructuur

Wat de trans-Europese energie-infrastructuur betreft, moet ACER, in nauwe samenwerking met de regulerende instanties en het ENTSB voor elektriciteit en het ENTSB voor gas:

a)

toezicht houden op de vorderingen bij de uitvoering van projecten om nieuwe interconnectiecapaciteit te scheppen;

b)

toezicht houden op de uitvoering van de netwerkontwikkelingsplannen die de gehele Unie dekken. Indien ACER constateert dat de uitvoering niet strookt met die plannen, onderzoekt het de redenen van deze inconsistenties en doet het aanbevelingen aan de betrokken transmissiesysteembeheerders, de regulerende instanties of andere bevoegde organen met het oog op de uitvoering van de investeringen volgens de netontwikkelingsplannen die de gehele Unie dekken;

c)

de in de artikelen 5, 11 en 13 van Verordening (EU) nr. 347/2013 vastgestelde verplichtingen uitvoeren;

d)

besluiten nemen ten aanzien van investeringsaanvragen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) nr. 347/2013.

Artikel 12

Taken van ACER ten aanzien van de integriteit en de transparantie van de groothandelsmarkt

Met het oog op effectief toezicht op de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt moet ACER, in nauwe samenwerking met de regulerende instanties en andere nationale autoriteiten:

a)

toezicht houden op groothandelsmarkten, gegevens verzamelen en delen en een Europees register van marktdeelnemers oprichten overeenkomstig de artikelen 7 tot en met 12 van Verordening (EU) nr. 1227/2011;

b)

de Commissie aanbevelingen doen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1227/2011;

c)

onderzoek coördineren overeenkomstig artikel 16, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011.

Artikel 13

Toekenning van nieuwe taken aan ACER

ACER kan onder duidelijk omschreven voorwaarden, die door de Commissie zijn vastgesteld in netcodes aangenomen krachtens artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 en in richtsnoeren aangenomen krachtens artikel 61 van die verordening of artikel 23 van Verordening (EG) nr. 715/2009, over kwesties in verband met het doel waarvoor het is opgericht, belast worden met aanvullende taken die geen beslissingsbevoegdheden inhouden.

Artikel 14

Raadplegingen, transparantie en procedurele waarborgen

1.   Bij de uitvoering van zijn taken, in het bijzonder bij de opstelling van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsmede bij het voorstellen van wijzigingen van netcodes uit hoofde van artikel 60 van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 7 van Verordening (EG) nr. 715/2009, raadpleegt ACER uitvoerig en in een vroeg stadium, marktdeelnemers, transmissiesysteembeheerders, consumenten, eindgebruikers, en in voorkomend geval mededingingsautoriteiten, ongeacht hun respectieve bevoegdheden, waarbij het, in het bijzonder bij de uitvoering van taken betreffende de transmissiesysteembeheerders, op een open en doorzichtige wijze opereert.

2.   ACER zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbenden zo nodig van objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder met betrekking tot de resultaten van zijn werkzaamheden.

Alle documenten en notulen van raadplegingsvergaderingen die zijn gehouden gedurende de uitwerking van kaderrichtsnoeren overeenkomstig artikel 59 van Verordening (EU) 2019/943 of artikel 6 van Verordening (EG) nr. 715/2009, alsmede gedurende de wijziging van de in lid 1 bedoelde netcodes, worden openbaar gemaakt.

3.   Vóór de goedkeuring van kaderrichtsnoeren, alsmede vóór de indiening van voorstellen voor de in lid 1 bedoelde netcodes, geeft ACER aan hoe met de opmerkingen die het heeft ontvangen tijdens de raadpleging, rekening is gehouden; waar geen rekening is gehouden met opmerkingen, wordt dit gemotiveerd.

4.   ACER publiceert op zijn website ten minste de agenda, de achtergrondinformatie en, indien van toepassing, de notulen van alle vergaderingen van de raad van bestuur, de raad van regulators en de raad van beroep.

5.   ACER stelt een passend en evenredig reglement van orde vast overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 1, onder t), en maakt dat reglement bekend. Dat reglement bevat bepalingen die zorgen voor een transparant en redelijk besluitvormingsproces, waarin de fundamentele procedurerechten op grond van de rechtsstaat worden gewaarborgd, met inbegrip van het recht te worden gehoord, regels betreffende dossierinzage en de normen als bedoeld in de leden 6, 7 en 8.

6.   Alvorens een individueel besluit te nemen waarin deze verordening voorziet, brengt ACER alle betrokken partijen op de hoogte van zijn voornemen om dat besluit te nemen en stelt het, terdege rekening houdend met de urgentie, complexiteit en mogelijke consequenties van de zaak, een termijn vast waarbinnen de betrokken partijen hun standpunt over de zaak kenbaar kunnen maken.

7.   In de individuele besluiten van ACER worden de redenen vermeld waarop zij berusten, om een beroep ten gronde mogelijk te maken.

8.   De bij individuele besluiten betrokken partijen worden op de hoogte gebracht van de op grond van deze verordening beschikbare rechtsmiddelen.

Artikel 15

Toezicht op en verslaglegging inzake de elektriciteits- en aardgassector

1.   ACER ziet, in nauwe samenwerking met de Commissie, de lidstaten en de relevante nationale instanties, met inbegrip van de regulerende instanties, en onverminderd de bevoegdheden van de mededingingsautoriteiten, toe op de groothandels- en kleinhandelsmarkten voor elektriciteit en aardgas, met name op de consumptieprijzen van aardgas en elektriciteit, de naleving van de in Richtlijn (EU) 2019/944 en Richtlijn 2009/73/EG vastgestelde consumentenrechten, de gevolgen van marktontwikkelingen voor huishoudelijke afnemers, de toegang tot de netten, met inbegrip van de toegang van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, de vooruitgang met betrekking tot het niveau van interconnectoren, potentiële belemmeringen van grensoverschrijdende handel, regelgevende belemmeringen voor nieuwe marktdeelnemers en kleinere marktspelers, met inbegrip van energiegemeenschappen van burgers, staatsinterventies die voorkomen dat prijzen de werkelijke schaarste weergeven, zoals die welke omschreven zijn in artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) 2019/943, de prestaties van de lidstaten op het gebied van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening, op basis van de resultaten van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 23 van die verordening, met name rekening houdend met de in artikel 17 van Verordening (EU) 2019/941 bedoelde evaluatie achteraf.

2.   ACER publiceert jaarlijks een verslag over de resultaten van zijn toezichtsactiviteiten als bedoeld in lid 1. In dat verslag geeft het aan welke obstakels eventueel de voltooiing van de interne markten voor elektriciteit en aardgas in de weg staan.

3.   Bij het publiceren van zijn jaarverslag kan ACER aan het Europees Parlement en de Commissie een advies uitbrengen over de mogelijke maatregelen om obstakels als bedoeld in lid 2 weg te nemen.

4.   ACER brengt een verslag inzake beste praktijken uit in verband met methodologieën voor transmissie- en distributietarieven, overeenkomstig artikel 18, lid 9, van Verordening (EU) 2019/943.

Hoofdstuk II

Organisatie van ACER

Artikel 16

Juridische status

1.   ACER is een orgaan van de Unie met rechtspersoonlijkheid.

2.   In elke lidstaat heeft ACER de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3.   ACER wordt vertegenwoordigd door zijn directeur.

4.   De zetel van ACER is gevestigd in Ljubljana, Slovenië.

Artikel 17

Administratieve en beheersstructuur

ACER bestaat uit:

a)

een raad van bestuur, die de in artikel 19 vermelde taken vervult;

b)

een raad van regulators, die de in artikel 22 vermelde taken vervult;

c)

een directeur, die de in artikel 24 vermelde taken vervult, en

d)

een raad van beroep, die de in artikel 28 vermelde taken vervult.

Artikel 18

Samenstelling van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur bestaat uit negen leden. Elk lid heeft een plaatsvervanger. Twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Commissie, twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door het Europees Parlement en vijf leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Raad. Een lid van het Europees Parlement kan geen lid zijn van de raad van bestuur. Een lid van de raad van bestuur kan geen lid zijn van de raad van regulators.

2.   De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur en van hun plaatsvervangers bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. De eerste ambtstermijn bedraagt voor de helft van de leden van de raad van bestuur en hun vervangers evenwel zes jaar.

3.   De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter met een meerderheid van twee derde van de stemmen. De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter als deze zijn taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt twee jaar en kan eenmaal worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter loopt af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van bestuur.

4.   De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. Tenzij de raad van bestuur ten aanzien van de directeur anders beslist, nemen de voorzitter van de raad van regulators, of de door de raad van regulators uit zijn midden benoemde persoon, en de directeur, zonder stemrecht deel aan de vergadering. De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar in gewone zitting bijeen. Hij komt ook bijeen op initiatief van zijn voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. De raad van bestuur kan iedereen wiens advies van belang kan zijn uitnodigen om als waarnemer aan de vergaderingen deel te nemen. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. ACER verzorgt het secretariaat van de raad van bestuur.

5.   De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van twee derde van de aanwezige leden genomen, tenzij in deze verordening anders is bepaald. Elk lid van de raad van bestuur of zijn plaatsvervanger heeft één stem.

6.   In het reglement van orde wordt het volgende nader bepaald:

a)

de regeling voor de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele voorschriften inzake quorum, en

b)

de regeling betreffende de rotatie die van toepassing is op de door de Raad benoemde leden van de raad van bestuur en die ten doel heeft over langere tijd gezien een evenwichtige deelname door de lidstaten mogelijk te maken.

7.   Onverminderd de rol van de door de Europese Commissie benoemde leden, verbinden de leden van de raad van bestuur zich ertoe onafhankelijk en op objectieve wijze op te treden in het belang van de Unie als geheel, en verlangen noch volgen zij instructies van instellingen, organen of instanties van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enig ander publiek of privaat orgaan. Daartoe legt ieder lid een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. ACER maakt deze verklaringen jaarlijks openbaar.

Artikel 19

Functies van de raad van bestuur

1.   De raad van bestuur vervult de volgende functies:

a)

na de raad van regulators te hebben geraadpleegd en een gunstig advies te hebben verkregen overeenkomstig artikel 22, lid 5, onder c), de directeur benoemen overeenkomstig artikel 23, lid 2, en, in voorkomend geval, zijn ambtstermijn verlengen of hem van zijn functie ontheffen;

b)

formeel de leden van de raad van regulators aanwijzen die worden benoemd overeenkomstig artikel 21, lid 1;

c)

formeel de leden van de raad van beroep aanwijzen overeenkomstig artikel 25, lid 2;

d)

erop toezien dat ACER zijn opdracht vervult en de eraan opgedragen werkzaamheden verricht overeenkomstig de in deze verordening vastgelegde voorwaarden;

e)

het in artikel 20, lid 1, bedoelde programmeringsdocument vaststellen met een meerderheid van twee derde van zijn leden, en het in voorkomend geval wijzigen in overeenstemming met artikel 20, lid 3;

f)

de jaarlijkse begroting van ACER met een tweederdemeerderheid goedkeuren en zijn andere begrotingsfuncties uitoefenen volgens de artikelen 31 tot en met 35;

g)

na akkoord van de Commissie, besluiten over de aanvaarding van alle legaten, schenkingen en subsidies die afkomstig zijn uit andere bronnen van de Unie of een vrijwillige bijdrage van de lidstaten of de regulerende instanties. In het overeenkomstig artikel 35, lid 4, door de raad van bestuur uitgebrachte advies wordt uitdrukkelijk ingegaan op de in de lijst in dit lid genoemde financieringsbronnen;

h)

na overleg met de raad van regulators tuchtrechtelijk gezag uitoefenen over de directeur. Bovendien oefent hij, in overeenstemming met lid 2, ten aanzien van het personeel van ACER, de bevoegdheden uit die bij het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag en bij de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het aangaan van de overeenkomst bevoegd gezag zijn verleend;

i)

het personeelsbeleid van ACER bepalen ter uitvoering van het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden krachtens artikel 110 van het statuut overeenkomstig artikel 39, lid 2;

j)

de praktische maatregelen vaststellen inzake het recht van toegang tot de documenten van ACER, zulks overeenkomstig artikel 41;

k)

het jaarverslag over de activiteiten van ACER goedkeuren op basis van het in artikel 24, lid 1, onder i), genoemde ontwerpjaarverslag en dit bekendmaken, en dat verslag uiterlijk op 1 juli van elk jaar doen toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. Het jaarverslag over de activiteiten van ACER bevat een door de raad van regulators goedgekeurd afzonderlijk hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van ACER in dat jaar;

l)

zijn reglement van orde vaststellen en bekendmaken;

m)

overeenkomstig artikel 36 de financiële regels vaststellen die van toepassing zijn op ACER;

n)

een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die evenredig is met de frauderisico's en daarbij rekening houden met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

o)

regels vaststellen voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, en met betrekking tot de leden van de raad van beroep;

p)

de in artikel 41 bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en ze up-to-date houden;

q)

een rekenplichtige benoemen die onderworpen is aan het statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken;

r)

voor een passende follow-up zorgen van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

s)

machtiging geven tot het sluiten van werkovereenkomsten overeenkomstig artikel 43;

t)

op basis van een voorstel van de directeur in overeenstemming met artikel 24, lid 1, onder b), en na de raad van regulators te hebben geraadpleegd en van laatstgenoemde overeenkomstig artikel 22, lid 5, onder f), een gunstig advies te hebben verkregen, het in artikel 14, lid 5, bedoelde reglement van orde vaststellen en bekendmaken.

2.   De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het statuut en artikel 6 van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze gedelegeerde bevoegdheden. De directeur kan deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

3.   Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt heeft gedelegeerd, tijdelijk opschorten en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de directeur. De uitzonderlijke omstandigheden zijn strikt beperkt tot administratieve, begrotings- of managementaangelegenheden en doen geen afbreuk aan de volledige onafhankelijkheid van de directeur ten aanzien van zijn taken overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder c).

Artikel 20

Jaarlijkse en meerjarige programmering

1.   Elk jaar stelt de directeur een ontwerpprogrammeringsdocument op dat de jaarlijkse en meerjarige programmering bevat, en dient dit ontwerpprogrammeringsdocument in bij de raad van bestuur en de raad van regulators.

De raad van bestuur stelt het ontwerpprogrammeringsdocument vast na van de raad van regulators een gunstig advies te hebben verkregen, en stuurt het ontwerpprogrammeringsdocument uiterlijk op 31 januari door naar het Europees Parlement, de Commissie en de Raad.

Het ontwerpprogrammeringsdocument is in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 33, leden 1, 2, en 3, opgestelde voorlopige ontwerpraming.

De raad van bestuur stelt het programmeringsdocument vast met inachtneming van het advies van de Commissie, na van de raad van regulators een gunstig advies te hebben verkregen en nadat de directeur dit document heeft voorgelegd aan het Europees Parlement. De raad van bestuur stuurt het programmeringsdocument uiterlijk op 31 december door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het programmeringsdocument wordt vastgesteld onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt openbaar gemaakt.

Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

2.   De jaarlijkse programmering in het programmeringsdocument omvat gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. Het document bevat voorts een beschrijving van de te financieren acties en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere actie worden toegewezen, met een vermelding van de werkgroepen van ACER die tot taak hebben bij te dragen aan de opstelling van de verschillende documenten, overeenkomstig de beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. De jaarlijkse programmering is in overeenstemming met de meerjarige programmering waarvan sprake is in lid 4. Het document vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

3.   De raad van bestuur past het vastgestelde programmeringsdocument aan wanneer ACER een nieuwe taak krijgt toegewezen.

Iedere wezenlijke verandering van het programmeringsdocument wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als die welke voor het oorspronkelijke programmeringsdocument geldt. De raad van bestuur kan aan de directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het programmeringsdocument.

4.   De meerjarige programmering in het programmeringsdocument omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van de doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het behelst ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

Deze programmering van de middelen wordt jaarlijks bijgewerkt. De strategische programmering wordt in voorkomend geval geactualiseerd, met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 45 bedoelde evaluatie.

Artikel 21

Samenstelling van de raad van regulators

1.   De raad van regulators bestaat uit:

a)

hooggeplaatste vertegenwoordigers van de regulerende instanties overeenkomstig artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/944 en artikel 39, lid 1, van Richtlijn 2009/73/EG, alsmede per lidstaat een plaatsvervanger die thans een hoge functie bij deze instanties vervult, beide benoemd door de regulerende instantie;

b)

een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie.

Slechts één vertegenwoordiger per lidstaat van de regulerende instantie mag worden toegelaten tot de raad van regulators.

2.   De raad van regulators kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter als deze zijn taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd. De ambtstermijn van de voorzitter en die van de vicevoorzitter lopen echter in ieder geval af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van regulators.

Artikel 22

Functies van de raad van regulators

1.   De raad van regulators beslist met een meerderheid van twee derde van zijn aanwezige leden, waarbij elk lid één stem heeft.

2.   De raad van regulators stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend; daarin worden de nadere bijzonderheden van de stemming vastgesteld, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele quorumvoorschriften. Het reglement van orde kan specifieke werkmethoden omvatten voor de bespreking van punten die zich voordoen in het kader van regionale samenwerkingsinitiatieven.

3.   Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld en onverminderd het feit dat zijn leden namens hun respectieve regulerende instantie optreden, is de raad van regulators onafhankelijk en verlangt of volgt hij geen instructies van enige regering van een lidstaat, de Commissie of van andere publieke of private entiteiten.

4.   ACER verzorgt het secretariaat van de raad van regulators.

5.   De raad van regulators:

a)

verstrekt advies over en in voorkomend geval opmerkingen op en wijzigingen van de tekst van de voorstellen van de directeur voor in artikel 3, lid 1, de artikelen 4 tot en met 8, artikel 9, leden 1 en 3, artikel 10, artikel 11, onder c), artikel 13, artikel 15, lid 4), en de artikelen 30 en 43 bedoelde ontwerpadviezen, aanbevelingen en besluiten waarvan de aanneming wordt overwogen;

b)

geeft, op de gebieden die binnen zijn bevoegdheid vallen, richtsnoeren aan de directeur bij de uitoefening van zijn taken, met uitzondering van de activiteiten van ACER uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1227/2011, en richtsnoeren aan de krachtens artikel 30 opgerichte werkgroepen van ACER;

c)

brengt overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder a), en artikel 23, lid 2, advies uit bij de raad van bestuur over de kandidaat die voorgedragen wordt als directeur;

d)

keurt het programmeringsdocument overeenkomstig artikel 20, lid 1, goed;

e)

keurt het afzonderlijke hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden in het jaarverslag goed, in overeenstemming met artikel 19, lid 1, onder k), en artikel 24, lid 1, onder i);

f)

brengt aan de raad van bestuur advies uit over het in artikel 14, lid 5, en artikel 30, lid 3, bedoelde reglement van orde;

g)

brengt aan de raad van bestuur advies uit over de in artikel 41 bedoelde communicatie- en verspreidingsplannen;

h)

brengt aan de raad van bestuur advies uit over het in artikel 43 bedoelde reglement van orde voor betrekkingen met derde landen of internationale organisaties.

6.   Het Europees Parlement wordt ten minste twee weken vóór een vergadering op de hoogte gesteld van de ontwerpagenda van de komende vergaderingen van de raad van regulators. Binnen twee weken na een dergelijke vergadering worden de ontwerpnotulen van de vergadering aan het Europees Parlement toegezonden. Het Europees Parlement kan de voorzitter van de raad van regulators of de vicevoorzitter, met volledige inachtneming van zijn onafhankelijkheid, verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 23

De directeur

1.   ACER wordt geleid door zijn directeur, die optreedt overeenkomstig de in de tweede zin van artikel 22, lid 5, onder b), bedoelde richtsnoeren alsmede, waar in deze verordening vermeld, overeenkomstig het advies van de raad van regulators. Onverminderd de respectieve rollen van de raad van bestuur en de raad van regulators met betrekking tot de taken van de directeur, verlangt of volgt de directeur geen instructies van enige regering, noch van de instellingen van de Unie of van enige andere publieke of private entiteit of persoon. De directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur over administratieve, begrotings- of managementaangelegenheden, maar blijft volledig onafhankelijk ten aanzien van zijn taken overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder c). De directeur mag de vergaderingen van de raad van regulators als waarnemer bijwonen.

2.   De directeur wordt, na een open en transparante selectieprocedure, op grond van zijn verdiensten, bekwaamheden en ervaring die relevant zijn voor de energiesector, door de raad van bestuur benoemd uit ten minste drie door de Commissie voorgedragen kandidaten, na gunstig advies van de raad van regulators. Vóór de benoeming legt de door de raad van bestuur gekozen kandidaat een verklaring af voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en beantwoordt hij vragen van de commissieleden. Voor het sluiten van de overeenkomst met de directeur wordt ACER vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.   De ambtstermijn van de directeur bedraagt vijf jaar. In de loop van de negen maanden voordat deze periode afloopt, verricht de Commissie een beoordeling. Daarin kijkt de Commissie met name naar:

a)

de prestaties van de directeur;

b)

de taken en verplichtingen van ACER in de volgende jaren.

4.   De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, na raadpleging van de raad van regulators en met grondige aandacht voor het beoordelingsverslag en het advies van de raad van regulators over deze beoordeling de ambtstermijn van de directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen, maar alleen indien zulks op grond van de taken en verplichtingen van ACER kan worden verantwoord. Een directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag na afloop van de verlengde ambtstermijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

5.   De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

6.   Indien de ambtstermijn van de directeur niet wordt verlengd, blijft hij zijn ambt uitoefenen totdat zijn vervanger is aangewezen.

7.   De directeur kan alleen uit zijn ambt worden ontzet nadat de raad van bestuur na gunstig advies van de raad van regulators daartoe heeft besloten. De raad van bestuur neemt dit besluit met een meerderheid van twee derde van zijn leden.

8.   Het Europees Parlement en de Raad kunnen de directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken. Het Europees Parlement kan de directeur tevens verzoeken om voor zijn bevoegde commissie een verklaring af te leggen en vragen van leden van die commissie te beantwoorden.

Artikel 24

Taken van de directeur

1.   De directeur:

a)

is de wettelijke vertegenwoordiger van ACER en is met de dagelijkse leiding ervan belast;

b)

bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor, neemt — zonder stemrecht — deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur en is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de raad van bestuur genomen besluiten;

c)

stelt adviezen, aanbevelingen en besluiten op, pleegt er overleg over, neemt deze aan en maakt deze bekend;

d)

zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van ACER, zulks volgens de aanwijzingen van de raad van regulators en onder het administratief toezicht van de raad van bestuur;

e)

neemt de nodige maatregelen, met name met betrekking tot de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat ACER werkt overeenkomstig deze verordening;

f)

stelt jaarlijks een ontwerpwerkprogramma van ACER voor het volgende jaar op en dient het, na goedkeuring van het ontwerp door de raad van bestuur, elk jaar op 31 januari in bij de raad van regulators, het Europees Parlement en de Commissie.

g)

is verantwoordelijk voor de uitvoering van het programmeringsdocument en voor de rapportage aan de raad van bestuur;

h)

stelt een voorlopige ontwerpraming van ACER op ingevolge artikel 33, lid 1, en voert de begroting van ACER uit overeenkomstig de artikelen 34 en 35;

i)

stelt jaarlijks een ontwerpjaarverslag op waarin een apart hoofdstuk over de reguleringswerkzaamheden van ACER en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden is opgenomen, en legt dit voor aan de raad van bestuur;

j)

stelt een actieplan op voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsmede onderzoeken van OLAF, en rapporteert tweemaal per jaar aan de Commissie en regelmatig aan de raad van bestuur over de geboekte vooruitgang;

k)

is verantwoordelijk voor het besluit of het, om de taken van ACER op een efficiënte en effectieve manier uit te voeren, nodig is een of meer personeelsleden in een of meer lidstaten te vestigen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder k), wint de directeur, alvorens te besluiten een plaatselijk kantoor op te zetten, het advies in van de betrokken lidstaten, met inbegrip van de lidstaat waar ACER zijn zetel heeft, en verkrijgt hij de voorafgaande toestemming van de Commissie en de raad van bestuur. In het besluit, dat gebaseerd is op een passende kosten-batenanalyse, wordt het toepassingsgebied gespecificeerd van de activiteiten die in dat lokale kantoor moeten worden uitgevoerd, op zodanige wijze dat onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van ACER worden vermeden.

2.   Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, onder c), van dit artikel worden de in artikel 3, lid 1, de artikelen 4 tot en met 8, artikel 9, leden 1 en 2, artikel 10, artikel 11, onder c), artikel 13, artikel 15, lid 4, en de artikelen 30 en 43 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten alleen vastgesteld na een gunstig advies van de raad van regulators.

De directeur zendt de ontwerpadviezen, -aanbevelingen, of -besluiten, voordat ze ter stemming aan de raad van regulators worden voorgelegd, tijdig ter raadpleging toe aan de bevoegde werkgroep.

De directeur:

a)

neemt de opmerkingen en wijzigingen van de raad van regulators in aanmerking en dient het herziene ontwerp van advies, aanbeveling of besluit opnieuw in bij de raad van regulators om een advies te verkrijgen;

b)

kan de ingediende ontwerpadviezen, -aanbevelingen en -besluiten intrekken op voorwaarde dat hij een naar behoren onderbouwde schriftelijke motivering indient wanneer hij niet instemt met de door de raad van regulators ingediende wijzigingen;

In geval van intrekking van een ontwerpadvies, -aanbeveling of -besluit kan de directeur een nieuw ontwerp van advies, aanbeveling of besluit uitbrengen volgens de procedure als beschreven in artikel 22, lid 5, onder a), en in de tweede alinea van het onderhavige lid. Voor de toepassing van de derde alinea, onder a), van dit lid verstrekt de directeur, daar waar hij afwijkt van de door de raad van regulators ingediende opmerkingen en wijzigingen of deze verwerpt, tevens een naar behoren onderbouwde schriftelijke uitleg hieromtrent.

Indien de raad van regulators geen gunstig advies uitbrengt over de opnieuw voorgelegde tekst van het ontwerp van advies, aanbeveling of besluit omdat met zijn opmerkingen en wijzigingen onvoldoende rekening is gehouden in die tekst, kan de directeur de tekst van het ontwerp van advies, aanbeveling of besluit verder aanpassen in overeenstemming met de door de raad van regulators voorgestelde wijzigingen en opmerkingen teneinde zijn gunstig advies te verkrijgen, zonder dat hij hierbij de bevoegde werkgroep opnieuw hoeft te raadplegen of een aanvullende schriftelijke motivering moet verstrekken.

Artikel 25

Instelling en samenstelling van de raad van beroep

1.   ACER richt een raad van beroep op.

2.   De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes plaatsvervangers die gekozen worden uit het huidige of voormalige hogere personeel van de regulerende instanties, mededingingsautoriteiten of andere instellingen van de Unie of nationale instellingen met relevante ervaring in de energiesector. De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan.

Na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling benoemt de raad van bestuur formeel de leden van de raad van beroep op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de raad van regulators.

3.   De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. In dat reglement van orde worden de voorschriften vastgesteld voor de organisatie en het functioneren van de raad van beroep en de regels die van toepassing zijn op de overeenkomstig artikel 28 bij de raad aanhangig gemaakte beroepen. De raad van beroep stelt de Commissie in kennis van het ontwerp van zijn reglement van orde, alsook van elke belangrijke wijziging van het reglement. De Commissie kan advies uitbrengen over dit reglement binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving.

De begroting van ACER omvat een aparte begrotingslijn voor de financiering van de griffie van de raad van beroep.

4.   De besluiten van de raad van beroep worden aangenomen met een meerderheid van ten minste vier van de zes leden ervan. De raad van beroep komt bijeen wanneer dit noodzakelijk is.

Artikel 26

Leden van de raad van beroep

1.   De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd.

2.   De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten. Zij zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij verrichten geen enkele andere taak binnen ACER, in de raad van bestuur of de raad van regulators van ACER noch in een van de werkgroepen daarvan. Ook wordt een lid van de raad van beroep niet uit zijn ambt ontzet, tenzij het zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag en de raad van bestuur na raadpleging van de raad van regulators daartoe besluit.

Artikel 27

Uitsluiting en bezwaar in de raad van beroep

1.   De leden van de raad van beroep nemen niet deel aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.

2.   Indien een lid van de raad van beroep om een van de in lid 1 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt dat lid de raad van beroep daarvan in kennis. Iedere partij in de beroepsprocedure kan bezwaar maken tegen de deelname van een lid van de raad van beroep om een van de in lid 1 genoemde redenen of bij twijfel over zijn onpartijdigheid. Zulk bezwaar is niet-ontvankelijk indien het is gestoeld op de nationaliteit van een lid of indien de partij die bezwaar maakt in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden om bezwaar te maken, toch reeds een andere procedurehandeling in de beroepsprocedure heeft verricht dan het maken van bezwaar tegen de samenstelling van de raad van beroep.

3.   De raad van beroep beslist in de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien de plaatsvervanger in een met die van het lid vergelijkbare situatie verkeert, wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.

4.   De leden van de raad van beroep verbinden zich ertoe in het openbaar belang en onafhankelijk op te treden. Daartoe leggen zij een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een schriftelijke verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden jaarlijks openbaar gemaakt.

Artikel 28

Besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld

1.   Elke natuurlijke of rechtspersoon, met inbegrip van de regulerende instanties, kan beroep instellen tegen een tot hem gericht besluit als bedoeld in artikel 2, onder d), of tegen een besluit dat, ofschoon in de vorm van een besluit gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raakt.

2.   Het beroep bevat een uiteenzetting van de gronden voor het beroep en wordt binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door ACER, schriftelijk bij ACER ingediend. De raad van beroep neemt binnen vier maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.

3.   Een ingevolge lid 1 van dit artikel ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. De raad van beroep kan de toepassing van het bestreden besluit echter opschorten, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen.

4.   Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. Hij nodigt de partijen in de beroepsprocedure zo vaak als noodzakelijk is uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.

5.   De raad van beroep kan het besluit bekrachtigen, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van ACER. Dit orgaan is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep.

6.   De door de raad van beroep genomen besluiten worden door ACER bekendgemaakt.

Artikel 29

Beroep bij het Hof van Justitie

Een beroep tot nietigverklaring van een besluit dat ACER uit hoofde van deze verordening heeft genomen of een beroep wegens nalaten te handelen binnen de gestelde termijnen, kan pas bij het Hof van Justitie van de Europese Unie worden ingeleid nadat de in artikel 28 bedoelde beroepsprocedure is uitgeput. ACER treft alle maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Artikel 30

Werkgroepen

1.   Wanneer dat gerechtvaardigd is, en met name om de werkzaamheden van de directeur en de raad van regulators op het gebied van regelgevingskwesties te ondersteunen en de in artikel 3, lid 1, de artikelen 4 tot en met 8, artikel 9, leden 1 en 3, artikel 10, artikel 11, onder c), artikel 13, artikel 15, lid 4, en de artikelen 30 en 43 bedoelde adviezen, aanbevelingen en besluiten voor te bereiden, stelt de raad van bestuur, op basis van een gezamenlijk voorstel van de directeur en de raad van regulators, werkgroepen in of schrapt deze.

Voor de instelling en schrapping van een werkgroep is een gunstig advies van de raad van regulators nodig.

2.   De werkgroepen bestaan uit deskundigen van het personeel van ACER en van de regulerende instanties. Deskundigen van de Commissie kunnen deelnemen aan de werkgroepen. ACER behoeft de kosten van de deelname van deskundigen van het personeel van de regulerende instanties in de werkgroepen van ACER niet te dragen. Werkgroepen nemen de standpunten van deskundigen van andere relevante nationale instanties in aanmerking indien die instanties ter zake bevoegd zijn.

3.   De raad van bestuur stelt, op basis van een voorstel van de directeur en na de raad van regulators te hebben geraadpleegd en van deze een gunstig advies te hebben verkregen, een intern reglement van orde voor de werking van de werkgroepen vast en publiceert dit reglement.

4.   De werkgroepen van ACER voeren de hun in het overeenkomstig artikel 20 vastgestelde programmeringsdocument toegewezen taken uit, alsmede eventuele taken uit hoofde van deze verordening die hun door de raad van regulators en de directeur zijn toegewezen.

Hoofdstuk III

Opstelling en structuur van de begroting

Artikel 31

Structuur van de begroting

1.   Onverminderd eventuele andere middelen bestaan de ontvangsten van ACER uit:

a)

een bijdrage van de Unie;

b)

vergoedingen die overeenkomstig artikel 32 aan ACER betaald worden;

c)

vrijwillige bijdragen van de lidstaten of de regulerende instanties, uit hoofde van artikel 19, lid 1, onder g);

d)

legaten, schenkingen of subsidies uit hoofde van artikel 19, lid 1, onder g).

2.   De uitgaven van ACER omvatten administratieve, infrastructurele, werkings- en personeelskosten.

3.   De ontvangsten en uitgaven van ACER moeten in evenwicht zijn.

4.   Van alle ontvangsten en uitgaven van ACER wordt een raming gemaakt voor elk boekjaar, dat samenvalt met een kalenderjaar; deze ontvangsten en uitgaven worden in de begroting van ACER opgenomen.

5.   De inkomsten van ACER mogen zijn neutraliteit, onafhankelijkheid en objectiviteit niet in het gedrang brengen.

Artikel 32

Vergoedingen

1.   Aan ACER is een vergoeding verschuldigd voor:

a)

het aanvragen van een vrijstellingsbesluit overeenkomstig artikel 10 van deze verordening, en voor besluiten inzake grensoverschrijdende kostenverdeling die door ACER worden genomen overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 347/2013;

b)

het verzamelen, hanteren, verwerken en analyseren van informatie die overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 1227/2011 is gerapporteerd door marktdeelnemers of namens hen rapporterende entiteiten.

2.   De in lid 1 bedoelde vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald, worden door de Commissie vastgesteld na een openbare raadpleging en na raadpleging van de raad van bestuur en de raad van regulators. De vergoedingen staan in verhouding tot de kosten van de betrokken diensten die op kosteneffectieve wijze worden verleend, en zijn toereikend om deze kosten te dekken. Die vergoedingen worden op een zodanig niveau vastgesteld dat zij niet discriminerend zijn en geen onnodige financiële of administratieve lasten leggen op marktdeelnemers of namens hen optredende entiteiten.

De Commissie onderzoekt geregeld de hoogte van die vergoedingen op basis van een evaluatie en past zo nodig de hoogte van die vergoedingen en de wijze van betaling aan.

Artikel 33

Opstelling van de begroting

1.   De directeur stelt jaarlijks een voorlopige ontwerpraming op voor de operationele uitgaven en het werkprogramma voor het volgende boekjaar en zendt deze voorlopige ontwerpraming aan de raad van bestuur, tezamen met een voorlopige personeelsformatie.

2.   De voorlopige ontwerpraming stoelt op de doelstellingen en verwachte resultaten van het programmeringsdocument als bedoeld in artikel 20, lid 1, en houdt rekening met de financiële middelen die nodig zijn voor het verwezenlijken van die doelstellingen en verwachte resultaten.

3.   De raad van bestuur stelt jaarlijks op basis van de voorlopige ontwerpraming van de directeur een voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van ACER voor het volgende boekjaar vast.

4.   De raad van bestuur dient de voorlopige ontwerpraming, die tevens een ontwerppersoneelsformatie bevat, elk jaar uiterlijk op 31 januari bij de Commissie in. Vóór de definitieve vaststelling van de raming wordt het ontwerp van de directeur ingediend bij de raad van regulators, die daarover een met redenen omkleed advies mag uitbrengen.

5.   De Commissie dient de in lid 3 vermelde raming tezamen met het ontwerp van de algemene begroting van de Unie in bij het Europees Parlement en de Raad.

6.   Op basis van de ontwerpramingen voert de Commissie in het ontwerp van de algemene begroting van de Unie de ramingen in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Unie overeenkomstig de artikelen 313 tot en met 316 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

7.   De Raad stelt in zijn rol van begrotingsautoriteit de personeelsformatie voor ACER vast.

8.   De raad van bestuur stelt de begroting van ACER vast. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9.   Voor elke wijziging van de begroting, met inbegrip van de personeelsformatie, wordt dezelfde procedure gevolgd.

10.   Uiterlijk 5 juli 2020 beoordeelt de Commissie of ACER over voldoende financiële en personele middelen beschikt ter vervulling van zijn functie uit hoofde van deze verordening om een interne energiemarkt tot stand te brengen en bij te dragen aan de energiezekerheid ten behoeve van de consumenten in de Unie.

11.   De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting van ACER kunnen hebben, met name vastgoedprojecten. De raad van bestuur licht tevens de Commissie hierover in. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit voornemens is advies uit te brengen, stelt deze ACER binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het project in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien ACER geen antwoord ontvangt, kan het doorgaan met het geplande project.

Artikel 34

Uitvoering van en toezicht op de begroting

1.   De directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van ACER uit.

2.   Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar dient de rekenplichtige van ACER de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar, in bij de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. De rekenplichtige van ACER dient het verslag over het financieel en begrotingsbeheer uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar ook in bij het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert dan de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 245 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (22) (het "Financieel Reglement").

Artikel 35

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.   De rekenplichtige van ACER dient de voorlopige rekeningen van het begrotingsjaar (jaar N) uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar (jaar N+1) in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer.

2.   ACER zendt uiterlijk op 31 maart van het jaar N+1 een verslag over het budgettair en financieel beheer voor het jaar N toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

Uiterlijk op 31 maart van het jaar N+1 zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van ACER toe aan de Rekenkamer. De Commissie zendt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer tijdens het boekjaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad.

3.   Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van ACER voor het jaar N overeenkomstig artikel 246 van het Financieel Reglement stelt de rekenplichtige op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van ACER op voor dat jaar. De directeur dient deze voor advies in bij de raad van bestuur.

4.   De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van ACER voor het jaar N.

5.   De rekenkundige van ACER dient de definitieve rekeningen voor het jaar N, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, uiterlijk op 1 juli van het jaar N+1 in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

6.   De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het jaar N+1 bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

7.   De directeur verstrekt de Rekenkamer uiterlijk op 30 september van het jaar N+1 een antwoord op haar opmerkingen. De directeur dient een kopie van dit antwoord in bij de raad van bestuur en de Commissie.

8.   De directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het jaar N overeenkomstig artikel 109, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013.

9.   Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N+2 kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

Artikel 36

Financiële voorschriften

Na raadpleging van de Commissie stelt de raad van bestuur de financiële voorschriften vast die van toepassing zijn op ACER. Deze voorschriften mogen afwijken van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 indien de specifieke eisen van de werking van ACER dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 37

Fraudebestrijding

1.   Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen als bedoeld in Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (23) te bevorderen, treedt ACER toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF (24) en stelt het de geschikte, voor zijn werknemers geldende bepalingen vast volgens het model van de bijlage bij dat akkoord.

2.   De Europese Rekenkamer is bevoegd voor het uitvoeren van audits ter plaatse en audits op basis van documenten, ten aanzien van alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van ACER middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (25) onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een door ACER gefinancierde overeenkomst.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, de contracten, de subsidieovereenkomsten en de subsidiebesluiten van ACER bepalingen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen de in dit artikel bedoelde controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Hoofdstuk IV

Algemene bepalingen en slotbepalingen

Artikel 38

Voorrechten en immuniteiten en zetelovereenkomst

1.   Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, is van toepassing op ACER en zijn personeel.

2.   De noodzakelijke regelingen betreffende de huisvesting die aan ACER moet worden verschaft in de lidstaat van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaat moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de directeur, de leden van de raad van bestuur, de werknemers van ACER en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen ACER en de lidstaat waar de zetel is gevestigd. Deze overeenkomst wordt gesloten na goedkeuring door de raad van bestuur.

Artikel 39

Personeel

1.   Het statuut van de ambtenaren, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie en de regels die de instellingen van de Unie gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, zijn van toepassing op het personeel van ACER, met inbegrip van zijn directeur.

2.   De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het statuut.

3.   ACER oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die krachtens het statuut zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.   De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor ACER kunnen werken.

Artikel 40

Aansprakelijkheid van ACER

1.   De contractuele aansprakelijkheid van ACER wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.

Arbitrageclausules in een door ACER gesloten contract zijn onderworpen aan de jurisdictie van het Hof van Justitie.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt ACER overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die ACER zelf of het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken hebben veroorzaakt.

3.   Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van de in lid 2 bedoelde schade.

4.   De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van ACER ten aanzien van ACER valt onder de desbetreffende voor het personeel van ACER geldende voorschriften.

Artikel 41

Transparantie en communicatie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (26) is van toepassing op de documenten van ACER.

2.   De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen de besluiten van ACER ingevolge artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie onder de voorwaarden als bedoeld in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU.

4.   Op de verwerking van persoonsgegevens door ACER is Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (27) van toepassing. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EU) 2018/1725 door ACER, onder meer maatregelen betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van ACER. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

5.   ACER mag op eigen initiatief communicatieactiviteiten op zijn bevoegdheidsgebied uitvoeren. De toewijzing van middelen voor communicatieactiviteiten mag niet nadelig zijn voor de effectieve uitvoering van de taken als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 13. De communicatieactiviteiten worden uitgevoerd in overeenstemming met de betrokken, door de raad van bestuur vastgestelde communicatie- en verspreidingsplannen.

Artikel 42

Bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

1.   ACER stelt eigen veiligheidsvoorschriften vast, die gelijkwaardig zijn aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (EUCI) en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, onder meer voorschriften betreffende de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie, zoals omschreven in Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (28) en (EU, Euratom) 2015/444 (29) van de Commissie.

2.   ACER kan ook besluiten de in lid 1 bedoelde besluiten van de Commissie mutatis mutandis toe te passen. De beveiligingsvoorschriften van ACER hebben onder andere betrekking op bepalingen voor de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie.

Artikel 43

Samenwerkingsovereenkomsten

1.   ACER staat open voor deelname van derde landen die met de Unie overeenkomsten hebben gesloten en die de relevante regels van het Unierecht op het gebied van energie, waaronder met name de regels inzake onafhankelijke regulerende instanties, toegang van derden tot infrastructuur en ontvlechting, energiehandel en systeembeheer, en consumentenparticipatie en -bescherming, alsmede de desbetreffende regels op het gebied van milieu en mededinging hebben aangenomen en toepassen.

2.   Onder voorbehoud van de sluiting van een daartoe strekkende overeenkomst tussen de Unie en derde landen als bedoeld in lid 1, kan ACER zijn taken uit hoofde van de artikelen 3 tot en met 13 ook uitoefenen met betrekking tot derde landen, op voorwaarde dat die derde landen de relevante regels overeenkomstig lid 1 hebben vastgesteld en toepassen, en zij ACER opdracht hebben gegeven de activiteiten van hun regulerende instanties te coördineren met die van de regulerende instanties van de lidstaten. Alleen in dergelijke gevallen hebben de verwijzingen naar kwesties van grensoverschrijdende aard betrekking op grenzen tussen de Unie en derde landen en niet op grenzen tussen twee lidstaten.

3.   De in lid 1 bedoelde overeenkomsten bevatten voorschriften die met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van ACER specificeren, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage.

4.   De raad van bestuur stelt, na ontvangst van een positief advies van de raad van regulators, een reglement van orde vast voor betrekkingen met derde landen als bedoeld in lid 1. De Commissie zorgt ervoor dat ACER binnen zijn mandaat en het bestaande institutionele kader opereert door het sluiten van een passende werkovereenkomst met de directeur van ACER.

Artikel 44

Talenregeling

1.   Verordening nr. 1 van de Raad (30) is op ACER van toepassing.

2.   De raad van bestuur beslist over de interne talenregeling van ACER.

3.   De voor het functioneren van ACER vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 45

Beoordeling

1.   Uiterlijk 5 juli 2024, en vervolgens om de vijf jaar, voert de Commissie, bijgestaan door een externe onafhankelijke deskundige, een evaluatie uit om de prestaties van ACER ten aanzien van zijn doelstellingen, mandaat en taken te beoordelen. In de evaluatie wordt met name nagegaan of het noodzakelijk is om het mandaat van ACER te wijzigen, alsmede de financiële implicaties van een dergelijke wijziging.

2.   Wanneer de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van ACER niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij na passende raadpleging van de belanghebbenden en van de raad van regulators voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

3.   De Commissie dient de bevindingen van de in lid 1 bedoelde evaluatie tezamen met haar conclusies in bij het Europees Parlement, bij de Raad en bij de raad van regulators van ACER. De bevindingen van de evaluatie moeten openbaar worden gemaakt.

4.   Uiterlijk op 31 oktober 2025 en vervolgens ten minste om de vijf jaar dient de Commissie een verslag houdende een evaluatie van deze verordening, en met name van de taken van ACER in verband met het nemen van individuele beslissingen, in bij het Europees Parlement en de Raad. In deze verslagen wordt in voorkomend geval rekening gehouden met de resultaten van de beoordeling overeenkomstig artikel 69, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943.

De Commissie doet haar verslag in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 46

Intrekking

Verordening (EG) nr. 713/2009 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en moeten worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 47

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 91.

(2)  PB C 342 van 12.10.2017, blz. 79.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2019.

(4)  Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

(5)  Zie bijlage I.

(6)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

(8)  Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(10)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad).

(11)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(12)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(13)  Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen van 19.7.2012.

(14)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).

(15)  Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1).

(16)  Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).

(17)  Besluit in onderlinge overeenstemming genomen door de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten van 7 december 2009 betreffende de plaats van de zetel van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (PB L 322 van 9.12.2009, blz. 39).

(18)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad).

(19)  Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 36).

(20)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(21)  Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

(22)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(23)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

(24)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(25)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(26)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

(27)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(28)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(29)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(30)  Verordening nr. 1 van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).


BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de wijziging ervan

Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

(PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1).

 

Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009

Alleen de verwijzing in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 347/2013 naar artikel 22, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 713/2009

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 4

Artikel 2

Artikel 5

Artikel 3

Artikel 6, leden 1, 2 en 3, en lid 4, eerste alinea

Artikel 4

Artikel 6, lid 4, tweede tot en met vijfde alinea, tot en de leden 5, 6 en 9

Artikel 5

Artikelen 7 en 8

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 9, leden 1 en 2, eerste alinea

Artikel 10

Artikel 6, leden 7 en 8

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 9, lid 2, tweede alinea

Artikel 13

Artikel 10

Artikel 14

Artikel 11

Artikel 15

Artikel 2

Artikel 16

Artikel 3

Artikel 17

Artikel 12

Artikel 18

Artikel 13

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 14, leden 1 en 2

Artikel 21

Artikel 14, leden 3 tot en met 6

Artikel 22, leden 1 tot en met 4

Artikel 15

Artikel 22, leden 5 en 6

Artikel 16

Artikel 23

Artikel 17

Artikel 24

Artikel 18, leden 1 en 2

Artikel 25, leden 1 en 2, en lid 4

Artikel 19, lid 6

Artikel 25, lid 3

Artikel 18, lid 3

Artikel 26

Artikel 18, leden 4 tot en met 7

Artikel 27

Artikel 19, leden 1 tot en met 5 en lid 7

Artikel 28

Artikel 20

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 21

Artikel 31

Artikel 22

Artikel 32

Artikel 23

Artikel 33

Artikel 24, leden 1 en 2

Artikel 34

Artikel 24, lid 3 en de volgende leden

Artikel 35

Artikel 25

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 27

Artikel 38

Artikel 28

Artikel 39

Artikel 29

Artikel 40

Artikel 30

Artikel 41, leden 1 tot en met 3

Artikel 42

Artikel 31

Artikel 43

Artikel 33

Artikel 44

Artikel 34

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 35

Artikel 47


14.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/54


VERORDENING (EU) 2019/943 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 juni 2019

betreffende de interne markt voor elektriciteit

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad (4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze verordening te worden overgegaan.

(2)

De energie-unie is erop gericht de eindafnemers — huishoudens en bedrijven — veilige, zekere, duurzame, concurrerende en betaalbare energie te verschaffen. Historisch gezien werd het elektriciteitssysteem gedomineerd door verticaal geïntegreerde monopolies die vaak in overheidsbezit waren en die over grote, kerncentrales of met fossiele brandstoffen gestookte centrales beschikten. Met de interne markt voor elektriciteit, die sinds 1999 geleidelijk tot stand is gebracht, wordt beoogd alle consumenten in de Unie — zowel particulieren als bedrijven — echte keuzevrijheid te bieden, nieuwe kansen voor het bedrijfsleven te scheppen en grensoverschrijdende handel te bevorderen, teneinde efficiëntieverbeteringen, concurrerende prijzen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen en de voorzieningszekerheid en duurzaamheid in de hand te werken. De interne markt voor elektriciteit heeft voor scherpere concurrentie gezorgd, met name op groothandelsniveau, en voor een toename van de zoneoverschrijdende handel. Deze interne markt blijft de basis voor een efficiënte energiemarkt.

(3)

Het energiesysteem van de Unie maakt momenteel de grootste verandering in decennia door en de markt voor elektriciteit staat centraal in dat proces. Het gemeenschappelijk doel van de decarbonisatie van het energiesysteem zorgt voor nieuwe mogelijkheden en uitdagingen voor de marktdeelnemers. Tegelijkertijd maken technologische ontwikkelingen nieuwe vormen van afnemersparticipatie en grensoverschrijdende samenwerking mogelijk.

(4)

Deze verordening stelt voorschriften vast om het functioneren van de interne markt voor elektriciteit te waarborgen, en voorziet in vereisten in verband met de ontwikkeling van hernieuwbare energie en het milieubeleid, met name specifieke voorschriften voor bepaalde elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken met betrekking tot balanceringsverantwoordelijkheid, dispatching en redispatching, en een drempelwaarde voor CO2-emissies van nieuwe productiecapaciteit wanneer die capaciteit onderworpen is aan tijdelijke maatregelen die zorgen voor het noodzakelijke niveau van toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, namelijk capaciteitsmechanismen.

(5)

Elektriciteit van hernieuwbare bronnen uit kleine elektriciteitsproductie-installaties moeten bij de dispatching voorrang krijgen, hetzij door een specifieke prioritaire volgorde in de dispatchingmethodologie, hetzij door wettelijke of bestuursrechtelijke voorschriften die de marktbeheerders verplichten deze elektriciteit op de markt te leveren. Prioritaire dispatching die in het kader van de systeembeheerdiensten onder dezelfde economische voorwaarden wordt verleend, moet worden geacht in overeenstemming te zijn met deze verordening. In elk geval moet prioritaire dispatching verenigbaar worden geacht met de deelname aan de elektriciteitsmarkt van elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken.

(6)

Overheidsmaatregelen, waarvan de opzet vaak ongecoördineerd is, hebben in toenemende mate geleid tot verstoringen van de groothandelsmarkt voor elektriciteit, met negatieve gevolgen voor investeringen en de grensoverschrijdende handel.

(7)

In het verleden speelden elektriciteitsafnemers een uitsluitend passieve rol: zij kochten vaak elektriciteit tegen gereguleerde prijzen die geen rechtstreeks verband hielden met de markt. In de toekomst moeten afnemers in staat worden gesteld om volledig deel te nemen aan de markt, op gelijke voet met andere marktdeelnemers, en om hun eigen energieverbruik te beheren. Teneinde het toenemende aandeel van hernieuwbare energie te integreren, moet het toekomstige elektriciteitssysteem gebruikmaken van alle beschikbare flexibiliteitsbronnen, met name vraagzijdeoplossingen en energieopslag, en van digitalisering door middel van de integratie van innovatieve technologieën in het elektriciteitssysteem. Om ervoor te zorgen dat de kosten van de decarbonisatie van het systeem zo laag mogelijk zijn, moet het toekomstige elektriciteitssysteem bovendien de energie-efficiëntie bevorderen. De voltooiing van de interne energiemarkt door de effectieve integratie van hernieuwbare energie kan investeringen op lange termijn aanjagen en kan bijdragen tot het halen van de doelstellingen van de energie-unie en het klimaat- en energiekader 2030, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 22 januari 2014"Een beleidskader voor klimaat en energie in de periode 2020-2030", en zoals onderschreven in de conclusies die de Europese Raad in zijn zitting van 23 en 24 oktober 2014 heeft aangenomen.

(8)

Een sterkere marktintegratie en de verandering in de richting van volatielere elektriciteitsproductie vergen meer inspanningen betreffende de coördinatie van het nationale energiebeleid met de buurlanden en het gebruik van de mogelijkheden die grensoverschrijdende elektriciteitshandel biedt.

(9)

Er zijn regelgevingskaders ontwikkeld die het mogelijk maken dat elektriciteitshandel in de hele Unie plaatsvindt. De vaststelling van verschillende netcodes en richtsnoeren betreffende de integratie van de elektriciteitsmarkten heeft bijgedragen tot deze ontwikkeling. Deze netcodes en richtsnoeren omvatten bepalingen inzake marktvoorschriften, systeembeheer en netaansluiting. Teneinde te zorgen voor volledige transparantie en de rechtszekerheid te verbeteren, moeten voorts de voornaamste beginselen van de werking van de markt en de capaciteitstoewijzing in de tijdsbestekken voor de balancerings-, intraday-, day-ahead- en termijnmarkt worden vastgesteld overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure en worden samengevoegd in één Uniewetgevingshandeling.

(10)

Artikel 13 van Verordening (EU) 2017/2195 van de Commissie (5) voorziet in een procedure waarbij transmissiesysteembeheerders hun taken geheel of gedeeltelijk kunnen delegeren aan een derde. De delegerende transmissiesysteembeheerder moet verantwoordelijk blijven voor de naleving van deze verordening. Bovendien moeten de lidstaten taken en verplichtingen aan een derde kunnen toewijzen. Deze toewijzing moet beperkt blijven tot taken en verplichtingen die op nationaal niveau moeten worden uitgevoerd, zoals onbalansverrekening. De beperkingen van een dergelijke toewijzing mogen niet leiden tot onnodige wijzigingen van de bestaande nationale regelingen. De transmissiesysteembeheerders dienen evenwel verantwoordelijk te blijven voor de taken die hen krachtens artikel 40 van Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad (6) zijn toevertrouwd.

(11)

Met betrekking tot balanceringsmarkten is het voor een efficiënte en niet-verstorende prijsstelling bij het verwerven van balanceringscapaciteit en balanceringsenergie noodzakelijk dat de balanceringscapaciteitscontracten niet de prijs van de balanceringsenergie bepalen. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de dispatchingsystemen die gebruikmaken van een geïntegreerd programmeringsproces overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2195.

(12)

De artikelen 18, 30 en 32 van Verordening (EU) 2017/2195 voorzien erin dat de prijsstellingsmethode voor zowel standaardproducten als specifieke producten voor balanceringsenergie de marktdeelnemers prikkelen om hun eigen systeembalans in hun onbalansprijszone te behouden of te helpen herstellen, waarbij zij systeemonbalansen en kosten voor de samenleving beperken. Deze prijsstelling moet streven naar het economisch efficiëntste gebruik van vraagrespons en andere balanceringsmiddelen, binnen de grenzen van de operationele veiligheid.

(13)

De integratie van energiebalanceringsmarkten moet de efficiënte werking van de intradaymarkt vergemakkelijken, zodat marktdeelnemers zo dicht mogelijk bij realtime als bepaald aan de hand van de gate-sluitingstijden voor balanceringsenergie die zijn bepaald op basis van artikel 24 van Verordening (EU) 2017/2195, zichzelf in balans kunnen brengen. Alleen de onbalansen die overblijven na het einde van de intradaymarkt zouden door de transmissiesysteembeheerders in balans moeten worden gebracht op de balanceringsmarkt. Artikel 53 van Verordening (EU) 2017/2195 voorziet ook in een geharmoniseerde onbalansverrekeningsperiode van 15 minuten in de gehele Unie. Die harmonisatie moet de intradayhandel ondersteunen en de ontwikkeling van een aantal handelsproducten met dezelfde levertermijn bevorderen.

(14)

Om de transmissiesysteembeheerders in staat te stellen om op efficiëntie, rendabele en marktgebaseerde wijze balanceringscapaciteit in te kopen en te gebruiken, moet de marktintegratie worden bevorderd. In dat verband werden in titel IV van Verordening (EU) 2017/2195 drie methoden vastgesteld op basis waarvan de transmissiesysteembeheerders het recht krijgen zoneoverschrijdende capaciteit voor het uitwisselen van balanceringscapaciteit en het delen van reserves toe te wijzen, voor zover gebaseerd op een kosten-batenanalyse: het optimaliseringsproces, het marktgebaseerde toewijzingsproces en het toewijzingsproces op basis van een analyse van de economische efficiëntie. Het geoptimaliseerde toewijzingsproces moet op day-aheadbasis worden uitgevoerd. Het marktgebaseerde toewijzingsproces daarentegen kan worden uitgevoerd als het contract niet meer dan één week vóór het verstrekken van de balanceringscapaciteit is gesloten, en de toewijzing op basis van een analyse van de economische efficiëntie kan worden uitgevoerd als het contract meer dan één week vóór het verlenen van de balanceringscapaciteit is gesloten, op voorwaarde dat de toegewezen volumes beperkt zijn en dat jaarlijks een beoordeling wordt uitgevoerd. Zodra de betrokken regulerende instanties een methodologie voor de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit hebben goedgekeurd, kunnen twee of meer transmissiesysteembeheerders die methodologie in een vroeg stadium toepassen om ervaring op te doen en een vlotte toepassing van die methode door meer transmissiesysteembeheerders in de toekomst mogelijk te maken. De uiteindelijke toepassing van die methodologieën moet niettemin worden geharmoniseerd door alle transmissiesysteembeheerders teneinde de marktintegratie te bevorderen.

(15)

Titel V van Verordening (EU) 2017/2195 voorziet erin dat de verrekening van onbalansen in het algemeen tot doel heeft ervoor te zorgen dat de balanceringsverantwoordelijken hun eigen balans in stand houden of de systeembalans op efficiënte wijze helpen herstellen en voorziet in prikkels voor marktdeelnemers om de systeembalans in stand te houden of te helpen herstellen. Om balanceringsmarkten en het energiesysteem in zijn geheel klaar te maken voor de integratie van steeds meer variabele hernieuwbare energie, moet de prijs van onbalansen een weergave zijn van de realtimewaarde van energie. Alle marktdeelnemers zijn financieel verantwoordelijk voor de onbalansen die zij in het systeem veroorzaken, d.w.z. het verschil tussen het toegewezen volume en de eindpositie op de markt. Voor vraagresponsaggregatoren bestaat het toegewezen volume in het energievolume dat fysiek wordt geactiveerd door de belasting van de deelnemende afnemers, op basis van een vastgestelde meet- en basislijn-methodologie.

(16)

Bij Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie (7) worden gedetailleerde richtsnoeren inzake zoneoverschrijdende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer op de day-ahead- en intradaymarkten vastgesteld, met inbegrip van eisen voor de vaststelling van gemeenschappelijke methoden voor het bepalen van de capaciteitsvolumes die simultaan in verschillende biedzones beschikbaar zijn, criteria voor de evaluatie van de efficiëntie en een herzieningsproces voor de vaststelling van biedzoneconfiguraties. De artikelen 32 en 34 van Verordening (EU) 2015/1222 voorzien in voorschriften voor de herziening van biedzoneconfiguraties, de artikelen 41 en 54 ervan voorzien in geharmoniseerde maximum- en minimumclearingprijzen voor day-ahead- en intradaytijdsbestekken, artikel 59 ervan stelt voorschriften vast voor de gate-sluitingstijden van de zoneoverschrijdende intradaymarkt, en artikel 74 ervan stelt voorschriften vast voor de kostendelingsmethode voor redispatching en compensatiehandel.

(17)

Bij Verordening (EU) 2016/1719 van de Commissie (8) worden gedetailleerde richtsnoeren vastgesteld inzake zoneoverschrijdende capaciteitstoewijzing op de langetermijnmarkten, inzake de vaststelling van een gemeenschappelijke methodologie voor het bepalen van de zoneoverschrijdende capaciteit op de lange termijn, inzake de vaststelling van een centraal toewijzingsplatform op Europees niveau waarop langetermijnrechten betreffende transmissie worden aangeboden en inzake de mogelijkheid tot teruggave van langetermijnrechten betreffende transmissie, waarna capaciteitstoewijzing op de langere termijn plaatsvindt, of tot de overdracht van langetermijnrechten betreffende transmissie tussen marktdeelnemers. Artikel 30 van Verordening (EU) 2016/1719 voorziet in voorschriften betreffende producten voor indekking op de lange termijn.

(18)

Bij Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie (9) worden de eisen vastgesteld voor de aansluiting van elektriciteitsproductie-eenheden op het geïnterconnecteerde systeem, namelijk synchrone elektriciteitsproductie-eenheden, power park modules en offshore-power park modules. Die vereisten dragen bij tot het waarborgen van eerlijke mededingingsvoorwaarden op de interne markt voor elektriciteit, het waarborgen van de systeemveiligheid, de integratie van elektriciteit van hernieuwbare bronnen en het vergemakkelijken van de Uniebrede elektriciteitshandel. De artikelen 66 en 67 van Verordening (EU) 2016/631 voorzien in voorschriften voor opkomende technologieën voor elektriciteitsproductie.

(19)

Biedzones die de spreiding van vraag en aanbod weerspiegelen, zijn een hoeksteen van de marktgebaseerde elektriciteitshandel en zijn een voorwaarde voor de verwezenlijking van het volledige potentieel van capaciteitstoewijzingsmethoden, inclusief de stroomgebaseerde aanpak. De biedzones moeten daarom zodanig worden vastgesteld dat marktliquiditeit, een efficiënt congestiebeheer en een doeltreffende algemene marktwerking zijn gewaarborgd. Wanneer een herziening van een bestaande biedzoneconfiguratie door een regulerende instantie of transmissiesysteembeheerder met goedkeuring van zijn bevoegde regulerende instantie wordt gestart voor de biedzones binnen de regelzone van de transmissiesysteembeheerder, indien de biedzoneconfiguratie verwaarloosbare gevolgen heeft voor de regelzones van naburige transmissiesysteembeheerders, met inbegrip van interconnectoren, en indien de herziening van de biedzoneconfiguratie noodzakelijk is om de efficiëntie te verbeteren, om de grensoverschrijdende handelsmogelijkheden te maximaliseren of om de operationele veiligheid te handhaven, moeten de transmissiesysteembeheerder in de betreffende regelzone en de bevoegde regulerende instantie respectievelijk de enige transmissiesysteembeheerder en de enige regulerende instantie zijn die aan de herziening deelnemen. De betrokken transmissiesysteembeheerder en de bevoegde regulerende instantie moeten respectievelijk de naburige transmissiesysteembeheerders vooraf van de herziening in kennis stellen en de resultaten van de herziening moeten worden gepubliceerd. Een regionale herziening van de biedzone moet kunnen worden gestart naar aanleiding van het technisch verslag over congestie of overeenkomstig de bestaande procedures van Verordening (EU) 2015/1222.

(20)

Wanneer de regionale coördinatiecentra de capaciteitsberekening verrichten, moeten zij de capaciteit maximaliseren met het oog op corrigerende maatregelen zonder hoge kosten en met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen van de transmissiesysteembeheerders in de capaciteitsberekeningsregio. Indien de berekening niet resulteert in een capaciteit die gelijk is aan of hoger is dan de in deze verordening neergelegde minimumcapaciteit, moeten de regionale coördinatiecentra alle beschikbare dure corrigerende maatregelen in overweging nemen om de capaciteit verder te verhogen tot de minimumcapaciteit, met inbegrip van het redispatchpotentieel binnen en tussen de capaciteitsberekeningsregio's, met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen van de transmissiesysteembeheerders van de capaciteitsberekeningsregio. De transmissiesysteembeheerders moeten accuraat en transparant rapporteren over alle aspecten van de capaciteitsberekening overeenkomstig deze verordening en moeten ervoor zorgen dat alle informatie die naar de regionale coördinatiecentra wordt gestuurd, accuraat en doelmatig is.

(21)

Bij het verrichten van de capaciteitsberekening, berekenen de regionale coördinatiecentra de zoneoverschrijdende capaciteiten aan de hand van gegevens van de transmissiesysteembeheerders die de operationele-veiligheidsgrenzen van hun respectieve regelzones respecteren. De transmissiesysteembeheerders moeten kunnen besluiten om van de gecoördineerde capaciteitsberekening af te wijken indien de toepassing ervan zou leiden tot een overschrijding van de operationele veiligheidsgrenzen van netwerkelementen in hun regelzone. Die afwijkingen moeten zorgvuldig worden gemonitord en op transparante wijze worden gerapporteerd om misbruik te voorkomen en ervoor te zorgen dat het volume van de interconnectiecapaciteit dat aan marktdeelnemers ter beschikking wordt gesteld, niet wordt beperkt om congestie binnen een biedzone aan te pakken. Wanneer er een actieplan bestaat, moet daarin rekening worden gehouden met afwijkingen en moet de oorzaak daarvan worden aangepakt.

(22)

In de kernbeginselen betreffende de markt moet worden vastgesteld dat de elektriciteitsprijzen worden bepaald aan de hand van vraag en aanbod. De prijzen moeten aangeven wanneer er behoefte aan elektriciteit is, waarbij marktgebaseerde prikkels worden gegeven voor investeringen in flexibiliteitsbronnen zoals flexibele productie, interconnectie, vraagrespons of opslag.

(23)

Hoewel de decarbonisatie van de elektriciteitssector, waarbij hernieuwbare energiebronnen een belangrijk deel van de markt zullen uitmaken, een van de doelstellingen van de energie-unie is, is het van essentieel belang dat belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel van de markt worden verwijderd en dat investeringen in ondersteunende infrastructuur worden aangemoedigd, bijvoorbeeld op het gebied van flexibelere productie, interconnectie, vraagrespons en energieopslag. Teneinde deze verschuiving naar variabele en verspreide productie te ondersteunen en te waarborgen dat de beginselen van de energiemarkt in de toekomst de basis vormen voor de elektriciteitsmarkten van de Unie, is het van essentieel belang dat de focus opnieuw komt te liggen op kortetermijnmarkten en prijsbepaling op basis van schaarste.

(24)

Kortetermijnmarkten zorgen ervoor dat de liquiditeit en de concurrentie toenemen, doordat meer middelen in staat worden gesteld om volledig aan de markt deel te nemen, en met name de middelen die flexibeler zijn. Door prijsbepaling op basis van schaarste worden de marktdeelnemers aangemoedigd om in te spelen op de marktsignalen en beschikbaar te zijn wanneer de markt daaraan het meeste behoefte heeft en wordt gewaarborgd dat zij de kosten op de groothandelsmarkt kunnen terugwinnen. Het is daarom cruciaal dat wordt gewaarborgd dat administratieve en impliciete prijsplafonds worden afgeschaft om op schaarste gebaseerde prijsbepaling mogelijk te maken. Indien kortetermijnmarkten en prijsbepaling op basis van schaarste volledig zijn geïntegreerd in de marktstructuur, zal dat ertoe bijdragen dat andere marktverstorende maatregelen, zoals capaciteitsmechanismen, worden ingetrokken, zodat de voorzieningszekerheid wordt gewaarborgd. Tegelijkertijd mogen betrouwbare en stabiele prijzen voor de eindafnemers, en met name voor huishoudelijke afnemers, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en industriële afnemers, niet in het gedrang komen indien prijsbepaling op basis van schaarste zonder prijsplafonds op de groothandelsmarkt wordt toegepast.

(25)

Onverminderd de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) leiden derogaties van fundamentele marktbeginselen, zoals balanceringstaken, marktgebaseerde dispatching of redispatching, ertoe dat flexibiliteitssignalen afnemen en vormen zij een belemmering voor de ontwikkeling van oplossingen zoals energieopslag, vraagrespons of aggregatie. Derogaties zijn nog steeds noodzakelijk om onnodige administratieve lasten voor bepaalde marktdeelnemers, en met name voor huishoudelijke afnemers en kleine en middelgrote ondernemingen, te voorkomen, maar uitgebreide derogaties die betrekking hebben op volledige technologieën zijn niet in overeenstemming met de doelstelling om tot efficiënte marktgebaseerde processen van de decarbonisatie van het systeem te komen en moeten dan ook worden vervangen door meer doelgerichte maatregelen.

(26)

Voorwaarde voor een goed functionerende concurrentie in de interne elektriciteitsmarkt zijn niet-discriminerende, transparante en adequate tarieven voor het gebruik van het systeem waaronder de interconnectoren in het transmissiesysteem.

(27)

Niet-gecoördineerde beperkingen van interconnectorcapaciteiten beperken in toenemende mate de uitwisseling van elektriciteit tussen lidstaten en zijn een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van een functionerende interne elektriciteitsmarkt geworden. De maximaal beschikbare capaciteit van interconnectoren en de kritische netwerkelementen moet derhalve gesteld worden op het maximum dat met de veiligheidsnormen voor een veilig beheer van het net in overeenstemming is, waarbij ook de N-1-veiligheidsnorm voor onvoorziene omstandigheden in acht moet worden genomen. Aan het vaststellen van het capaciteitsniveau in een vermaasd netwerk zijn evenwel een aantal beperkingen verbonden. Er moeten duidelijke minimumniveaus voor de beschikbare capaciteit voor grensoverschrijdende handel worden vastgesteld om de effecten van lusstromen (loop flows) en interne congesties op de grensoverschrijdende handel te beperken en marktdeelnemers een voorspelbare capaciteitswaarde te geven. Bij de op stroom gebaseerde aanpak moet die minimumcapaciteit bepalen welk minimumaandeel van de capaciteit van een interconnector of kritisch netwerkelement met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen als input voor gecoördineerde capaciteitsberekening in het kader van Verordening (EU) 2015/1222 moet worden gebruikt, rekening houdend met onvoorziene omstandigheden. Het resterende deel van de capaciteit kan worden gebruikt voor betrouwbaarheidsmarges, lusstromen en interne stromen. Bovendien moeten in geval van voorzienbare problemen inzake netveiligheid gedurende een beperkte overgangsfase derogaties kunnen worden verleend. Deze derogaties moeten vergezeld gaan van een methodologie en projecten die een oplossing op lange termijn bieden.

(28)

De transmissiecapaciteit waarop de minimumcapaciteit van 70 % wordt toegepast in de nettransmissiecapaciteitsbenadering is de maximumtransmissie van de actieve stroom die de operationele-veiligheidsgrenzen in acht neemt en rekening houdt met uitvalsituaties. De gecoördineerde berekening van deze capaciteit houdt er ook rekening mee dat elektriciteitsstromen ongelijk worden verdeeld over de individuele componenten en er niet enkel capaciteiten van interconnectoren wordt toegevoegd. Deze capaciteit houdt geen rekening met de betrouwbaarheidsmarge, lusstromen of interne stromen waarvoor de resterende 30 % kan worden gebruikt.

(29)

Het is belangrijk te voorkomen dat verschillende normen voor veiligheid, bedrijfsvoering en planning die door transmissiesysteembeheerders in de lidstaten worden gehanteerd, leiden tot verstoring van de mededinging. Marktdeelnemers moeten bovendien een duidelijk beeld krijgen van de beschikbare transmissiecapaciteit en de normen inzake veiligheid, planning en bedrijfsvoering die van invloed zijn op de beschikbare overdrachtcapaciteit.

(30)

Om ervoor te zorgen dat noodzakelijke investeringen doelgericht zijn, moeten de prijzen signalen teweegbrengen waar elektriciteit het meest nodig is. In een op zones gebaseerd elektriciteitssysteem is een coherente, objectieve en betrouwbare afbakening van de biedzones via een transparant proces nodig om tot correcte locatiespecifieke signalen te komen. Teneinde een efficiënt beheer en efficiënte planning van het Unie-elektriciteitsnet te waarborgen en te zorgen voor doeltreffende prijssignalen betreffende nieuwe productiecapaciteit, vraagrespons- en transmissie-infrastructuur, moeten de biedzones structurele congestie weerspiegelen. In het bijzonder mag zoneoverschrijdende capaciteit niet worden gereduceerd teneinde interne congestie aan te pakken.

(31)

Om de uiteenlopende beginselen te weerspiegelen, namelijk het optimaliseren van biedzones zonder liquide markten en netinvesteringen in het gedrang te brengen, moet worden voorzien in twee opties om congesties tegen te gaan. De lidstaten moeten kunnen kiezen tussen de splitsing van een biedzone of maatregelen zoals netverzwaring en netoptimalisering. Uitgangspunt voor een dergelijke beslissing dient te zijn dat door de transmissiesysteembeheerder(s) van een lidstaat, in een verslag van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (het "ENTSB voor elektriciteit") of bij de herziening van de biedzone wordt vastgesteld dat zich structurele congestie op lange termijn zal voordoen. De lidstaten moeten eerst trachten een gemeenschappelijke oplossing te vinden over de wijze waarop congesties het beste worden aangepakt. Daarbij kunnen de lidstaten multinationale of nationale actieplannen aannemen om congesties op te lossen. Voor lidstaten die een actieplan aannemen om congestie op te lossen, moet een phase-in periode in de vorm van een lineair traject voor het openen van interconnectoren gelden. Aan het eind van het implementatieproces van een dergelijk actieplan moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om te kiezen voor een aanpassing van de configuratie van de biedzone(s) of voor corrigerende maatregelen, waarvoor zij de kosten dragen, om de resterende congestie op te lossen. In laatstgenoemd geval wordt de biedzone niet tegen de wil van de lidstaat gesplitst, op voorwaarde dat de minimumcapaciteit wordt gehaald. De minimumcapaciteit die bij de gecoördineerde capaciteitsberekening moet worden gehanteerd, dient een percentage te zijn van de capaciteit van een kritisch netwerkelement, zoals gedefinieerd overeenkomstig het selectieproces overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1222 na, of — in het geval van de stroomgebaseerde benadering — met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen in onvoorziene omstandigheden. Een besluit van de Commissie over de biedzoneconfiguratie moet mogelijk zijn als uiterste middel en mag een biedzoneconfiguratie alleen wijzigen in de lidstaten die voor een splitsing van de biedzone hebben gekozen of die het minimumniveau aan capaciteit niet hebben gehaald. Voor lidstaten die een actieplan met maatregelen voor het oplossen van congestie vaststellen, moet een inloopperiode in de vorm van een lineair traject voor het openen van interconnectoren gelden.

(32)

Om het elektriciteitssysteem via marktintegratie op efficiënte wijze decarboniseren, moeten belemmeringen voor de grensoverschrijdende handel stelselmatig worden verwijderd, zodat versnippering van de markt teniet wordt gedaan en de energieafnemers in de Unie ten volle kunnen profiteren van de voordelen van geïntegreerde elektriciteitsmarkten en van mededinging.

(33)

In deze verordening moeten de grondbeginselen voor tarifering en capaciteitstoewijzing worden vastgelegd en tegelijkertijd richtsnoeren worden gegeven waarin de relevante beginselen en methoden nader worden omschreven, zodat een snelle aanpassing aan de gewijzigde omstandigheden mogelijk wordt.

(34)

Het beheer van congestieproblemen moet aan transmissiesysteembeheerders en marktdeelnemers de juiste economische signalen geven en op marktmechanismen gebaseerd zijn.

(35)

Op een door concurrentie gekenmerkte open markt moeten de transmissiesysteembeheerders een vergoeding ontvangen voor de kosten in verband met het via hun systemen lopen van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en wel van de beheerders van die transmissiesystemen waarvan de grensoverschrijdende stromen afkomstig zijn en van de systemen waar die stromen eindigen.

(36)

Bij de vaststelling van nationale nettarieven moet rekening worden gehouden met betalingen en ontvangsten in verband met verrekeningen tussen transmissiesysteembeheerders.

(37)

Het voor grensoverschrijdende toegang tot het net daadwerkelijk verschuldigde bedrag kan aanzienlijk variëren, afhankelijk van de betrokken transmissiesysteembeheerders en de verschillen in structuur tussen de tariferingstelsels in de lidstaten. Derhalve is een zekere mate van harmonisatie noodzakelijk, teneinde verstoring van de handel te voorkomen.

(38)

Er moeten regels gelden voor het gebruik van eventuele ontvangsten uit congestiebeheersprocedures, tenzij de specifieke aard van de interconnector een vrijstelling van deze regels rechtvaardigt.

(39)

Teneinde voor een gelijk speelveld voor alle marktdeelnemers te zorgen, moeten nettarieven zodanig worden toegepast dat niet op positieve of negatieve wijze wordt gediscrimineerd tussen op distributieniveau aangesloten productie en op transmissieniveau aangesloten productie. Nettarieven mogen niet discrimineren ten opzichte van energieopslag, mogen geen negatieve prikkels tot stand worden gebracht met betrekking tot participatie in vraagrespons en mogen geen belemmeringen worden gecreëerd voor de verbetering van de energie-efficiëntie.

(40)

Teneinde de transparantie en vergelijkbaarheid bij de vaststelling van tarieven te verbeteren wanneer bindende harmonisatie als niet adequaat wordt beschouwd, dient het bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (10) opgerichte Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) een verslag inzake beste praktijken inzake tariefmethoden uit te brengen.

(41)

Teneinde optimale investeringen in het trans-Europese net te waarborgen en het probleem beter aan te pakken dat haalbare interconnectieprojecten niet kunnen worden uitgevoerd omdat er op nationaal niveau te weinig prioriteit aan wordt toegekend, moet het gebruik van congestieheffingen opnieuw worden overwogen en ertoe bijdragen dat de beschikbaarheid wordt gegarandeerd en de interconnectiecapaciteit wordt gehandhaafd of vergroot.

(42)

Teneinde in de Unie een optimaal beheer van het elektriciteitstransmissienet te garanderen en grensoverschrijdende elektriciteitshandel en grensoverschrijdende levering van elektriciteit mogelijk te maken, moet het ENTSB voor elektriciteit worden opgericht. De taken van het ENTSB voor elektriciteit moeten worden uitgeoefend overeenkomstig de mededingingsregels van de Unie, die op de beslissingen van het ENTSB voor elektriciteit van toepassing blijven. De taken van het ENTSB voor elektriciteit moeten nauwkeurig worden omschreven en zijn werkmethode moet efficiëntie en transparantie garanderen. De door het ENTSB voor elektriciteit opgestelde netcodes zijn niet bedoeld om de noodzakelijke nationale netcodes voor niet-grensoverschrijdende kwesties te vervangen. Aangezien met een benadering op regionaal niveau effectievere vooruitgang kan worden geboekt, moeten de transmissiesysteembeheerders binnen de overkoepelende samenwerkingsstructuur regionale structuren opzetten en er tegelijkertijd voor zorgen dat de resultaten op regionaal niveau stroken met de netcodes en niet-bindende tienjarige netontwikkelingsplannen op het niveau van de Unie. De lidstaten moeten de samenwerking bevorderen en toezien op de effectieve werking van het netwerk op regionaal niveau. De samenwerking op regionaal niveau moet verenigbaar zijn met de vooruitgang naar een concurrerende en efficiënte interne elektriciteitsmarkt.

(43)

Het ENTSB voor elektriciteit moet een robuuste Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening verrichten op de middellange tot lange termijn om een objectieve basis te bieden voor de beoordeling van zorgpunten op het gebied van de toereikendheid. Het zorgpunt betreffende de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening dat door middel van capaciteitsmechanismen wordt aangepakt, moet op de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening bevoorradingszekerheid worden gebaseerd. Die beoordeling kan worden aangevuld met nationale beoordelingen.

(44)

De in deze verordening uiteengezette methodologie voor de beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening op lange termijn (van ten-year-ahead tot year-ahead) heeft een ander doel dan de seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen (zes maanden ahead) als vastgesteld in artikel 9 van de Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad (11). Beoordelingen van de bevoorradingszekerheid op de middellange tot lange termijn worden voornamelijk gebruikt om zorgpunten op het gebied van toereikendheid vast te stellen en de noodzaak van capaciteitsmechanismen te beoordelen, terwijl seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen worden gebruikt om de aandacht te vestigen op kortetermijnrisico's die zich in de volgenden zes maanden kunnen voordoen en die waarschijnlijk een significante verslechtering van de elektriciteitsvoorziening tot gevolg hebben. Ook de regionale coördinatiecentra voeren regionale toereikendheidsbeoordelingen uit inzake het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen. Dat zijn beoordelingen van de toereikendheid op de zeer korte termijn (van week-ahead tot day-ahead) die in de context van het systeembeheer worden gebruikt.

(45)

Voordat de lidstaten capaciteitsmechanismen invoeren, moeten zij de verstoringen op regelgevingsgebied onderzoeken die bijdragen tot het daarmee samenhangende zorgpunt op het gebied van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening. De lidstaten moeten worden verplicht maatregelen vast te stellen die de geconstateerde verstoringen tegengaan en moeten een tijdschema vaststellen voor de uitvoering ervan. Capaciteitsmechanismen moeten alleen worden ingevoerd om problemen inzake toereikendheid aan te pakken die niet kunnen worden opgelost door dergelijke verstoringen weg te nemen.

(46)

Lidstaten die van plan zijn capaciteitsmechanismen in te voeren, dienen doelstellingen inzake de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening vast te stellen aan de hand van een transparant en controleerbaar proces. Het moet aan de lidstaten worden overgelaten om hun eigen niveau voor de voorzieningszekerheid vast te stellen.

(47)

Krachtens artikel 108 VWEU heeft de Commissie de exclusieve bevoegdheid om te beoordelen of staatssteunmaatregelen die de lidstaten zouden kunnen nemen, verenigbaar zijn met de interne markt. Die beoordeling moet gebeuren op grond van artikel 107, lid 3, VWEU en in overeenstemming met de bepalingen en richtsnoeren ter zake die de Commissie te dien einde kan vaststellen. Deze verordening doet geen afbreuk aan de exclusieve bevoegdheid die het VWEU aan de Commissie toekent.

(48)

Bestaande capaciteitsmechanismen moeten aan de hand van deze verordening worden geëvalueerd.

(49)

In deze verordening moeten gedetailleerde voorschriften voor het bevorderen van doeltreffende grensoverschrijdende participatie in capaciteitsmechanismen worden vastgesteld. Transmissiesysteembeheerders moeten de participatie van belangstellende producenten aan capaciteitsmechanismen in andere lidstaten faciliteren. Daarom moeten zij berekenen tot welke capaciteit grensoverschrijdende participatie mogelijk is, participatie mogelijk maken en de beschikbaarheid controleren. De regulerende instanties moeten de grensoverschrijdende voorschriften in de lidstaten handhaven.

(50)

Bij het waarborgen van de voorzieningszekerheid mogen de capaciteitsmechanismen niet tot overcompensatie leiden. Daartoe moeten capaciteitsmechanismen die geen strategische reserves zijn zodanig worden opgezet dat de voor de beschikbaarheid betaalde prijs automatisch naar nul tendeert wanneer het aangeboden capaciteitsniveau dat op de energiemarkt zonder capaciteitsmechanisme winstgevend zou zijn, naar verwachting afdoende is om te voldoen aan het gevraagde capaciteitsniveau.

(51)

Ter ondersteuning van lidstaten en regio's die als gevolg van de energietransitie met sociale, industriële en economische uitdagingen worden geconfronteerd, heeft de Commissie een initiatief voor steenkool- en koolstofintensieve regio's opgezet. In dat verband moet de Commissie de lidstaten bijstaan, onder meer met gerichte financiële steun, voor zover beschikbaar, om een "rechtvaardige transitie" in die regio's mogelijk te maken.

(52)

Gezien de verschillen tussen de nationale energiesystemen en de technische beperkingen van de bestaande elektriciteitsnetten, bevindt de beste aanpak voor het verwezenlijken van vooruitgang bij de marktintegratie zich vaak op het regionale niveau. De regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders moet daarom worden versterkt. Teneinde efficiënte samenwerking te waarborgen, moet een nieuw regelgevingskader voorzien in sterkere regionale governance en sterker regelgevend toezicht, onder meer door uitbreiding van de beslissingsbevoegdheden van ACER bij grensoverschrijdende aangelegenheden. Nauwere samenwerking tussen de lidstaten kan ook noodzakelijk zijn in crisissituaties waarin de voorzieningszekerheid moet worden verhoogd en marktverstoringen moeten worden beperkt.

(53)

De coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau is geformaliseerd door middel van de verplichte betrokkenheid van de transmissiesysteembeheerders bij de regionale veiligheidscoördinatoren. De regionale coördinatie van transmissiesysteembeheerders moet verder worden ontwikkeld met een versterkt institutioneel kader door de oprichting van regionale coördinatiecentra. Bij de oprichting van regionale coördinatiecentra moet rekening worden gehouden met bestaande of geplande initiatieven betreffende regionale coördinatie en moet het in toenemende mate geïntegreerde beheer van de elektriciteitssystemen in de hele Unie worden bevorderd, waarbij moet worden gewaarborgd dat deze op efficiënte en veilige wijze werken. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat de coördinatie van de transmissiesysteembeheerders via regionale coördinatiecentra in de hele Unie plaatsvindt. Indien de transmissiesysteembeheerders van een bepaalde regio nog niet door een bestaand of een gepland regionaal coördinatiecentrum worden gecoördineerd, moeten de transmissiesysteembeheerders van die regio een regionaal coördinatiecentrum oprichten of aanwijzen.

(54)

De geografische werkingssfeer van de regionale coördinatiecentra moet zodanig zijn dat zij in staat zijn om doeltreffend bij te dragen aan de coördinatie van de werkzaamheden van transmissiesysteembeheerders in de regio's en dat zij resulteren in meer systeemveiligheid en grotere marktefficiëntie. De regionale coördinatiecentra moeten over de flexibiliteit beschikken om de uitvoering van hun taken in de regio zo goed mogelijk te kunnen afstemmen op de aard van de individuele taken die hun zijn toevertrouwd.

(55)

De regionale coördinatiecentra moeten taken uitvoeren waarbij het regionale aspect voor toegevoegde waarde zorgt in vergelijking met op nationaal niveau uitgevoerde taken. Tot de taken van de regionale coördinatiecentra moeten de taken behoren die door regionale veiligheidscoördinatoren worden uitgevoerd krachtens Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie (12) alsmede aanvullende taken op het gebied van systeembeheer, marktbeheer en risicoparaatheid. Realtime beheer van het elektriciteitssysteem mag niet tot de door de regionale coördinatiecentra uitgevoerde taken behoren.

(56)

Bij de uitvoering van hun taken moeten de regionale coördinatiecentra bijdragen tot de verwezenlijking van de in het beleidskader voor klimaat en energie vastgestelde doelstellingen voor 2030 en 2050.

(57)

De regionale coördinatiecentra moeten in eerste instantie in het belang van het systeem- en marktbeheer van de regio handelen. Daarom moeten de regionale coördinatiecentra de nodige bevoegdheden krijgen om door de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio met betrekking tot bepaalde functies ondernomen acties te coördineren, en een versterkte adviserende rol krijgen met betrekking tot de resterende functies.

(58)

De personele, technische, materiële en financiële middelen van de regionale coördinatiecentra mogen niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is voor de vervulling van hun taken.

(59)

Het ENTSB voor elektriciteit moet ervoor zorgen dat de activiteiten van regionale coördinatiecentra over de regionale grenzen heen worden gecoördineerd.

(60)

Teneinde de efficiëntie van de elektriciteitsdistributienetten in de Unie te verhogen en te zorgen voor nauwe samenwerking met de transmissiesysteembeheerders en het ENTSB voor elektriciteit moet een entiteit van distributiesysteembeheerders in de Unie ("de EU DSB-entiteit") worden opgezet. De taken van de EU DSB-entiteit moeten nauwkeurig worden omschreven en de werkmethode ervan efficiëntie, transparantie en de representatieve aard van de distributiesysteembeheerders van de Unie garanderen. De EU DSB-entiteit moet nauw samenwerken met het ENTSB voor elektriciteit wat betreft de voorbereiding en tenuitvoerlegging van de netcodes, voor zover van toepassing, en eraan werken te voorzien in richtsnoeren betreffende de integratie van onder meer decentrale productie en energieopslag in distributienetten of andere gebieden die verband houden met het beheer van distributienetten. De EU DSB-entiteit moet ook naar behoren rekening houden met de specifieke kenmerken van distributiesystemen die lager in de keten zijn aangesloten op elektriciteitssystemen op eilanden die niet via interconnectoren zijn verbonden met andere elektriciteitssystemen.

(61)

Er is een grotere samenwerking en coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders vereist om netcodes in te voeren voor de verlening en het beheer van daadwerkelijke en transparante toegang tot de transmissienetten over de grenzen heen te verwezenlijken, om, met inachtneming van het milieu, een gecoördineerde en voldoende toekomstgerichte planning en een deugdelijke technische ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief het creëren van interconnectiecapaciteit, in de Unie te waarborgen. Die netcodes moeten in overeenstemming zijn met de door ACER ontwikkelde niet-bindende kaderrichtsnoeren. ACER moet betrokken worden bij de beoordeling, op feitelijke basis, van ontwerpnetcodes, waaronder de vraag of zij aan die kaderrichtsnoeren voldoen, en het kan de Commissie aanbevelen die netcodes goed te keuren. ACER dient ook de voorgestelde wijzigingen op de netcodes te beoordelen, en het kan de Commissie aanbevelen die wijzigingen goed te keuren. Transmissiesysteembeheerders moeten hun netten volgens deze netcodes beheren.

(62)

Uit ervaring die is opgedaan bij de ontwikkeling en vaststelling van netcodes is gebleken dat het nuttig is de ontwikkelingsprocedure te stroomlijnen door duidelijk te maken dat ACER het recht heeft om ontwerpversies van netcodes op het gebied van elektriciteit te herzien voordat deze bij de Commissie worden ingediend.

(63)

Om een vlotte werking van de interne elektriciteitsmarkt te waarborgen, moeten er procedures komen waarmee de Commissie besluiten en richtsnoeren betreffende onder meer tarifering en capaciteitstoewijzing kan vaststellen, waarbij betrokkenheid van de regulerende instanties verzekerd is, eventueel via hun associatie op Unieniveau. De regulerende instanties hebben samen met andere betrokken instanties in de lidstaten een belangrijke rol te spelen bij het goed functioneren van de interne elektriciteitsmarkt.

(64)

Alle marktdeelnemers hebben belang bij de werkzaamheden die van het ENTSB voor elektriciteit worden verwacht. Daarom is een doeltreffende raadplegingsprocedure van essentieel belang en moeten de bestaande structuren, die zijn opgezet om de raadplegingsprocedure te vergemakkelijken en te stroomlijnen, bijvoorbeeld via de regulerende instanties of ACER, een belangrijke rol spelen.

(65)

Om voor meer transparantie te zorgen met betrekking tot het volledige elektriciteitstransmissienetwerk in de Unie, moet het ENTSB voor elektriciteit een niet-bindend Uniebreed tienjarig netwerkontwikkelingsplan opstellen, publiceren en regelmatig bijwerken. Rendabele elektriciteitstransmissienetten en de nodige regionale interconnecties, die relevant zijn vanuit commercieel oogpunt en vanuit het oogpunt van voorzieningszekerheid, moeten deel uitmaken van dat netwerkontwikkelingsplan.

(66)

Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden aangemoedigd en tegelijkertijd moet de goede werking van de interne elektriciteitsmarkt worden gewaarborgd. Teneinde het positieve effect van vrijgestelde gelijkstroominterconnectoren op de mededinging te versterken en de voorzieningszekerheid te verbeteren, moet tijdens de planningsfase van een project de marktbelangstelling worden gepeild en moeten voorschriften voor congestiebeheer worden vastgesteld. Ingeval gelijkstroominterconnectoren zich op het grondgebied van meer dan een lidstaat bevinden, moet ACER als laatste instantie het verzoek om vrijstelling behandelen, zodat beter rekening wordt gehouden met de grensoverschrijdende gevolgen van het verzoek en de administratieve verwerking ervan vlotter verloopt. Gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van deze vrijgestelde belangrijke infrastructuurprojecten moet bedrijven met belangen op het gebied van levering en productie bovendien de mogelijkheid worden geboden van een tijdelijke derogatie van de volledige ontvlechtingsvoorschriften te genieten voor de betrokken projecten. Vrijstellingen die in het kader van Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad (13) zijn verleend, dienen van toepassing te blijven tot de geplande einddatum die in het vrijstellingsbesluit is vastgesteld. Ook offshore-elektriciteitsinfrastructuur met dubbele functionaliteit (zogenoemde "hybride offshore-installaties"), waarbij vervoer van offshore windenergie naar de kust wordt gecombineerd met interconnectoren, moet in aanmerking komen voor vrijstelling, bijvoorbeeld in het kader van de regels die voor nieuwe gelijkstroominterconnectoren gelden. Waar nodig moet in het regelgevingskader rekening worden gehouden met de specifieke situatie van die installaties om belemmeringen voor de realisatie van maatschappelijk kostenefficiënte hybride offshore-installaties weg te nemen.

(67)

Om het vertrouwen in de markt te versterken, moeten marktdeelnemers de zekerheid hebben dat op misbruik doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties worden gesteld. De bevoegde autoriteiten moeten de bevoegdheid krijgen vermoedens van marktmisbruik daadwerkelijk te onderzoeken. Daartoe is het nodig dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot gegevens die informatie verschaffen over operationele beslissingen van leveranciers. Op de elektriciteitsmarkt worden tal van relevante beslissingen genomen door de producenten, die gedurende een bepaalde termijn informatie over die beslissingen beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten moeten houden. De bevoegde autoriteiten moeten er verder regelmatig op toezien of de transmissiesysteembeheerders de regels naleven. Kleine producenten die de markt niet echt kunnen verstoren, moeten van deze verplichting worden vrijgesteld.

(68)

Van de lidstaten en de bevoegde autoriteiten moet worden verlangd dat zij de Commissie relevante informatie verschaffen. Deze informatie moet door de Commissie vertrouwelijk worden behandeld. Waar nodig moet de Commissie de mogelijkheid hebben de relevante informatie rechtstreeks bij de betrokken bedrijven op te vragen, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten op de hoogte worden gebracht.

(69)

De lidstaten moeten voorschriften inzake sancties vaststellen die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat die worden toegepast. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(70)

De lidstaten, de partijen bij de Energiegemeenschap en andere derde landen die deze verordening toepassen of deel uitmaken van de synchrone zone Continentaal Europa moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden in verband met de ontwikkeling van een geïntegreerde elektriciteitshandelsregio en zij mogen geen maatregelen treffen die verdere integratie van de elektriciteitsmarkten of de voorzieningszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengen.

(71)

Bij de vaststelling van Verordening (EG) nr. 714/2009 bestonden er op Unieniveau slechts weinig regels voor de interne markt voor elektriciteit. Inmiddels is de interne markt van de Unie complexer geworden door de wezenlijke veranderingen die de markten ondergaan, in het bijzonder met betrekking tot de inzet van variabele hernieuwbare elektriciteitsproductie. De netcodes en richtsnoeren zijn daarom uitgebreid en alomvattend geworden, en bestrijken zowel technische als algemene kwesties.

(72)

Teneinde de mate van harmonisatie te waarborgen die minimaal vereist is voor een doeltreffende marktwerking, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van niet-essentiële onderdelen van bepaalde specifieke gebieden die van essentieel belang zijn voor de marktintegratie. Die handelingen moeten onder meer betrekking hebben op de vaststelling en wijziging van bepaalde netcodes en richtsnoeren wanneer zij een aanvulling vormen op deze verordening, de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders en regulerende instanties, financiële vergoedingen die de transmissiesysteembeheerders aan elkaar betalen en de toepassing van bepalingen inzake vrijstellingen voor nieuwe interconnectoren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 (14) over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(73)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten overeenkomstig artikel 291 VWEU uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (15). Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de onderzoeksprocedure vastgesteld.

(74)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het voorzien in een geharmoniseerd kader voor grensoverschrijdende elektriciteitshandel, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(75)

Ter wille van de samenhang en de rechtszekerheid dient deze verordening de toepassing van de derogaties uit hoofde van artikel 66 van de Richtlijn (EU) 2019/944 onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp en werkingssfeer

Deze verordening beoogt:

a)

de basis tot stand te brengen waarmee de doelstellingen van de Europese energie-unie, en met name het klimaat- en energiekader 2030, efficiënt worden verwezenlijkt door het mogelijk te maken dat de markt signalen afgeeft voor meer efficiëntie, een groter aandeel van hernieuwbare energiebronnen, voorzieningszekerheid, flexibiliteit, duurzaamheid, decarbonisatie en innovatie;

b)

fundamentele beginselen vast te stellen voor goed functionerende, geïntegreerde elektriciteitsmarkten, waarbij niet-discriminerende toegang voor alle aanbieders van middelen en elektriciteitsafnemers mogelijk is, de consumenten mondig worden gemaakt, het concurrentievermogen op de mondiale markt alsook vraagrespons, energieopslag en energie-efficiëntie worden verzekerd, de aggregatie van decentrale vraag en aanbod mogelijk is en markt- en sectorintegratie en marktgebaseerde vergoeding van uit hernieuwbare bronnen opgewekte elektriciteit mogelijk worden gemaakt;

c)

eerlijke regels te stellen voor de grensoverschrijdende elektriciteitshandel, om aldus de mededinging op de interne elektriciteitsmarkt te bevorderen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale en regionale markten. Dit omvat de totstandbrenging van een vergoedingsmechanisme voor grensoverschrijdende elektriciteitsstromen en de vaststelling van geharmoniseerde beginselen inzake tarieven voor grensoverschrijdende transmissie en de toewijzing van beschikbare interconnectiecapaciteit tussen nationale transmissiesystemen;

d)

het ontstaan te bevorderen van een goed functionerende en transparante groothandelsmarkt die bijdraagt tot een hoog niveau van zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en te voorzien in mechanismen om deze regels voor de grensoverschrijdende elektriciteitshandel te harmoniseren.

Artikel 2

Definities

Volgende definities zijn van toepassing:

1.

"interconnector": transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant en de nationale transmissiesystemen van de lidstaten onderling koppelt;

2.

"regulerende instantie": de regulerende instantie die door elke lidstaat wordt aangeduid krachtens artikel 57, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/944;

3.

"grensoverschrijdende stroom": een fysieke stroom van elektriciteit op een transmissienet van een lidstaat die het gevolg is van de invloed van de activiteit van producenten, afnemers, of beide, buiten die lidstaat op zijn transmissienetwerk;

4.

"congestie": een situatie waarin niet aan alle verzoeken van marktdeelnemers betreffende handel tussen netgebieden kan worden voldaan, aangezien de fysieke stromen op de netelementen die niet in deze stromen kunnen voorzien daardoor in aanzienlijke mate zouden worden getroffen;

5.

"nieuwe interconnector": een interconnector die op 4 augustus 2003 niet voltooid is;

6.

"structurele congestie": congestie in het transmissiesysteem die ondubbelzinnig kan worden gedefinieerd, voorspelbaar en in geografisch opzicht langdurig stabiel is alsmede herhaaldelijk onder normale elektriciteitssysteemomstandigheden voorkomt;

7.

"marktbeheerder": een entiteit die een dienst levert waarbij de aanbiedingen om elektriciteit te verkopen in evenwicht zijn met biedingen om elektriciteit te kopen;

8.

"benoemde elektriciteitsmarktbeheerder" of "NEMO": een marktbeheerder die door de bevoegde autoriteit is aangewezen om taken uit te voeren met betrekking tot eenvormige day-ahead- of eenvormige intradaykoppeling;

9.

"waarde van de niet-geleverde energie (VoLL)": een raming in EUR/MWh van de maximale elektriciteitsprijs die afnemers bereid zijn te betalen om niet-beschikbaarheid te voorkomen;

10.

"balancering": alle acties en processen in alle tijdsbestekken waarmee de transmissiesysteembeheerders op bestendige wijze waarborgen dat de systeemfrequentie binnen een vooraf gedefinieerd stabiliteitsbereik blijft en dat voldoende reserves beschikbaar zijn om de vereiste kwaliteit te garanderen;

11.

"balanceringsenergie": energie die door de transmissiesysteembeheerders wordt gebruikt om de balancering uit te voeren;

12.

"balanceringsdienstverlener": een marktdeelnemer die balanceringsenergie en/of balanceringscapaciteit aanbiedt aan transmissiesysteembeheerders;

13.

"balanceringscapaciteit": een hoeveelheid capaciteit waarvan de balanceringsdienstverlener is overeengekomen erover te beschikken en ten aanzien waarvan de balanceringsdienstverlener is overeengekomen biedingen voor een dienovereenkomstige hoeveelheid balanceringsenergie bij de transmissiebeheerder te doen gedurende de looptijd van de overeenkomst;

14.

"balanceringsverantwoordelijke of BRP": een marktdeelnemer of de door deze gekozen vertegenwoordiger die verantwoordelijk is voor diens onbalans op de elektriciteitsmarkt;

15.

"onbalansverrekeningsperiode": de tijdseenheid waarvoor de onbalans van de balanceringsverantwoordelijken wordt berekend;

16.

"onbalansprijs": de prijs, die positief, nul of negatief kan zijn, in elke periode voor onbalansverrekening voor een onbalans in elke richting;

17.

"onbalansprijszone": de zone waarin een onbalansprijs wordt berekend;

18.

"prekwalificatieproces": het proces waarmee wordt gecontroleerd of een aanbieder van balanceringscapaciteit voldoet aan de door de transmissiesysteembeheerders vastgestelde eisen;

19.

"reservecapaciteit": de omvang van de frequentiebegrenzingsreserves, frequentieherstelreserves of vervangingsreserves die voor de transmissiesysteembeheerder beschikbaar moeten zijn;

20.

"prioritaire dispatching": met betrekking tot het self-dispatchingmodel, de dispatching van elektriciteitscentrales op basis van criteria die verschillen van de economische volgorde van biedingen en, met betrekking tot het centraal dispatchingmodel, dispatching van elektriciteitscentrales op basis van criteria die verschillen van de economische volgorde en van de netbeperkingen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan dispatching van bepaalde productietechnologieën;

21.

"capaciteitsberekeningsregio": een geografisch gebied waarbinnen een gecoördineerde capaciteitsberekening wordt toegepast;

22.

"capaciteitsmechanisme": een tijdelijke maatregel waarmee wordt gewaarborgd dat het noodzakelijke niveau van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening wordt bereikt door middel van de vergoeding van hulpbronnen aan de hand van de beschikbaarheid ervan, met uitzondering van maatregelen in verband met ondersteunende diensten en congestiebeheer;

23.

"hoogrenderende warmtekrachtkoppeling": warmtekrachtkoppeling die voldoet aan de in bijlage II bij Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (16) vastgestelde criteria;

24.

"demonstratieproject": een project waarbij een technologie als eerste in haar soort in de Unie wordt gedemonstreerd en dat een aanzienlijke innovatie vertegenwoordigt die veel verder gaat dan de huidige stand van de techniek;

25.

"markdeelnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit aankoopt, verkoopt, of produceert, aan aggregatie doet of vraagrespons- of energieopslagdiensten verstrekt, onder meer door het plaatsen van handelsorders op een of meerdere elektriciteitsmarkten, waaronder op balanceringsenergiemarkten;

26.

"redispatching": een maatregel, met inbegrip van beperking, die door een of meerdere transmissiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders wordt geactiveerd door een wijziging van het productie- en/of belastingspatroon teneinde de fysieke stromen in het elektriciteitssysteem te veranderen en fysieke congestie te verlichten of de systeemveiligheid op een andere manier te waarborgen;

27.

"compensatiehandel": een zoneoverschrijdende transactie die door systeembeheerders tussen twee biedzones is opgestart om fysieke congestie te verlichten;

28.

"elektriciteitsproductie-installatie" een installatie waarin primaire energie wordt omgezet in elektrische energie en die bestaat uit een of meer elektriciteitsproductie-eenheden die met een netwerk zijn verbonden;

29.

"centraal dispatchingmodel": een programmerings- en dispatchingmodel waarbij de productie- en verbruiksplannen, alsmede de dispatching van elektriciteitsproductie-installaties en verbruikersinstallaties, wat inzetbare installaties betreft, worden bepaald door een transmissiesysteembeheerder binnen het geïntegreerde programmeringsproces;

30.

"zelfdispatchingmodel": een programmerings- en dispatchingmodel waarbij de productie- en verbruiksplannen, alsmede de dispatching van elektriciteitsproductie-installaties en verbruikersinstallaties, worden bepaald door de programma-agent van deze faciliteiten;

31.

"standaardbalanceringsproduct" een geharmoniseerd balanceringsproduct dat door alle transmissiesysteembeheerders is gedefinieerd voor de uitwisseling van balanceringsdiensten;

32.

"specifiek balanceringsproduct" een balanceringsproduct dat verschilt van een standaard balanceringsproduct;

33.

"gedelegeerd beheerder": een entiteit waaraan specifieke taken of verplichtingen die uit hoofde van deze verordening of een andere Unierechtshandeling zijn toevertrouwd aan een transmissiesysteembeheerder of een benoemde elektriciteitsmarktbeheerder, door die transmissiesysteembeheerder of NEMO zijn gedelegeerd of door een lidstaat of een regulerende instantie zijn toegewezen.

34.

"afnemer": afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2019/944;

35.

"eindafnemer": eindafnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 3, van Richtlijn (EU) 2019/944;

36.

"grootafnemer": grootafnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn (EU) 2019/944;

37.

"huishoudelijke afnemer": huishoudelijke afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Richtlijn (EU) 2019/944;

38.

"kleine onderneming": kleine onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 7, van Richtlijn (EU) 2019/944;

39.

"actieve afnemer": actieve afnemer zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 8, van Richtlijn (EU) 2019/944;

40.

"elektriciteitsmarkten": elektriciteitsmarkten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 9, van Richtlijn (EU) 2019/944;

41.

"levering": levering zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn (EU) 2019/944;

42.

"elektriciteitsleveringscontract": elektriciteitsleveringscontract zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 13, van Richtlijn (EU) 2019/944;

43.

"aggregatie": aggregatie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18, van Richtlijn (EU) 2019/944;

44.

"vraagrespons": vraagrespons zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Richtlijn (EU) 2019/944;

45.

"slim metersysteem": slim metersysteem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 23, van Richtlijn (EU) 2019/944;

46.

"interoperabiliteit":interoperabiliteit zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 24, van Richtlijn (EU) 2019/944;

47.

"distributie": distributie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 28, van Richtlijn (EU) 2019/944;

48.

"distributiesysteembeheerder": distributiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 29, van Richtlijn (EU) 2019/944;

49.

"energie-efficiëntie":energie-efficiëntie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 30, van Richtlijn (EU) 2019/944;

50.

"energie uit hernieuwbare bronnen" of "hernieuwbare energie": energie uit hernieuwbare bronnen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 31, van Richtlijn (EU) 2019/944;

51.

"gedistribueerde productie": gedistribueerde productie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 32, van Richtlijn (EU) 2019/944;

52.

"transmissie": transmissie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn (EU) 2019/944;

53.

"transmissiesysteembeheerder": transmissiesysteembeheerder zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2019/944;

54.

"systeemgebruiker": systeemgebruiker zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 36, van Richtlijn (EU) 2019/944;

55.

"productie": productie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 37, van Richtlijn (EU) 2019/944;

56.

"producent": producent zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 38, van Richtlijn (EU) 2019/944;

57.

"stelsel van systemen": stelsel van systemen zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 40, van Richtlijn (EU) 2019/944;

58.

"kleinschalig geïsoleerd systeem": kleinschalig geïsoleerd systeem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 42, van Richtlijn (EU) 2019/944;

59.

"kleinschalig verbonden systeem": kleinschalig verbonden systeem zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 43, van Richtlijn (EU) 2019/944;

60.

"ondersteunende dienst": ondersteunende dienst zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 48, van Richtlijn (EU) 2019/944;

61.

"niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst": niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 49, van Richtlijn (EU) 2019/944;

62.

"energieopslag": energieopslag zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 59, van Richtlijn (EU) 2019/944;

63.

"regionaal coördinatiecentrum": een regionaal coördinatiecentrum zoals opgericht op grond van artikel 35 van deze verordening;

64.

"groothandelsmarkt voor energie": groothandelsmarkt voor energie zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (17);

65.

"biedzone": het grootste geografische gebied waarin marktdeelnemers in staat zijn energie uit te wisselen zonder capaciteitstoewijzing;

66.

"capaciteitstoewijzing": de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit;

67.

"regelzone": een samenhangend deel van het geïnterconnecteerde systeem, geëxploiteerd door één systeembeheerder en omvattend onderling gekoppelde fysieke belastingen en/of productie-eenheden als die er zijn;

68.

"gecoördineerde nettransmissiecapaciteit": een capaciteitsberekeningsmethode gebaseerd op het beginsel van voorafgaande beoordeling en omschrijving van een maximale uitwisseling van energie tussen aanpalende biedzones;

69.

"kritisch netwerkelement": een netwerkelement, binnen een biedzone, dan wel tussen biedzones, waarbij in het capaciteitsberekeningsproces rekening wordt gehouden om de hoeveelheid elektriciteit die kan worden uitgewisseld, te beperken;

70.

"zoneoverschrijdende capaciteit": het vermogen van het geïnterconnecteerde systeem om de overdracht van energie tussen biedzones mogelijk te maken;

71.

"productie-eenheid": een faciliteit voor de productie van elektriciteit, die deel uitmaakt van een opwekkingseenheid.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VOOR DE ELEKTRICITEITSMARKT

Artikel 3

Beginselen inzake het beheer van elektriciteitsmarkten

De lidstaten, de regulerende instanties, de transmissiesysteembeheerders, de distributiesysteembeheerders, de marktbeheerders en de gedelegeerde beheerders waarborgen dat de elektriciteitsmarkten in overeenstemming met de volgende beginselen worden beheerd:

a)

prijsvorming vindt plaats op basis van vraag en aanbod;

b)

de marktvoorschriften moedigen de vrije prijsvorming aan en vermijden acties waardoor prijsvorming op basis van vraag en aanbod wordt tegengegaan;

c)

de marktvoorschriften vergemakkelijken de ontwikkeling van meer flexibele productie, duurzame koolstofarme productie en meer flexibele vraag;

d)

eindafnemers worden in staat gesteld te profiteren van de mogelijkheden die de markt biedt en van scherpere concurrentie op de retailmarkten, en krijgen de mogelijkheid om als marktdeelnemers op te treden op de energiemarkt en bij de energietransitie;

e)

eindafnemers en kleine bedrijven worden in staat gesteld aan de markt deel te nemen door middel van de aggregatie van productie door meerdere elektriciteitsproductie-installaties of belasting door meerdere vraagresponsinstallaties, waardoor kan worden voorzien in gezamenlijke aanbiedingen op de elektriciteitsmarkt en gezamenlijk beheer in het elektriciteitssysteem kan plaatsvinden, in overeenstemming met het mededingingsrecht van de Unie;

f)

de marktvoorschriften maken de decarbonisatie van het elektriciteitssysteem en daarmee van de economie mogelijk, onder meer door de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen mogelijk wordt gemaakt en prikkels voor energie-efficiëntie worden geboden;

g)

de marktvoorschriften zorgen voor passende investeringsprikkels voor productie, in het bijzonder langetermijninvesteringen voor een koolstofvrij en duurzaam elektriciteitssysteem, energieopslag, energie-efficiëntie, en zorgen voor vraagrespons, waardoor aan de behoeften van de markt tegemoet wordt gekomen, en faciliteren eerlijke mededinging, waardoor de voorzieningszekerheid wordt gewaarborgd;

h)

belemmeringen voor grensoverschrijdende elektriciteitsstromen tussen biedzones of lidstaten en grensoverschrijdende transacties op elektriciteitsmarkten en aanverwante dienstenmarkten worden geleidelijk weggenomen;

i)

de marktvoorschriften voorzien in regionale samenwerking wanneer dat doeltreffend is;

j)

veilige en duurzame productie, energieopslag en vraagrespons nemen op gelijke voet deel aan de markt, overeenkomstig de in het Unierecht bepaalde eisen;

k)

alle producenten zijn direct of indirect verantwoordelijk voor de verkoop van de elektriciteit die zij produceren;

l)

de marktvoorschriften maken het mogelijk dat demonstratieprojecten worden ontwikkeld inzake duurzame, veilige en koolstofarme energiebronnen, technologieën of systemen, die worden gerealiseerd en gebruikt ten bate van de maatschappij;

m)

de marktvoorschriften maken efficiënte dispatching van middelen voor elektriciteitsproductie, energieopslag en vraagrespons mogelijk;

n)

de marktvoorschriften maken toegang en vertrek van elektriciteitsproducenten, energieopslagbedrijven en elektriciteitsleveranciers mogelijk naargelang van hun beoordeling van de economische en financiële levensvatbaarheid van hun activiteiten;

o)

om marktdeelnemers de mogelijkheid te geven zich op marktgebaseerde wijze te beschermen tegen risico's op prijsvolatiliteit en om onzekerheid wat betreft toekomstige producten te beperken, zijn indekkingsmogelijkheden op lange termijn op transparante wijze verhandelbaar op beurzen, en komen elektriciteitsleveringscontracten voor de lange termijn buiten de beurs tot stand, waarbij het mededingingsrecht van de Unie moet worden nageleefd;

p)

de marktvoorschriften vergemakkelijken de handel in producten in de Unie en bij wijzigingen in de wetgeving wordt rekening gehouden met de effecten op termijnmarkten en -producten op zowel korte als lange termijn;

q)

marktdeelnemers hebben een recht om onder objectieve, transparante en niet-discriminerende voorwaarden toegang te krijgen tot de transmissie- en distributienetten.

Artikel 4

Rechtvaardige transitie

De Commissie biedt met alle beschikbare middelen steun aan lidstaten die een nationale strategie invoeren voor de geleidelijke vermindering van de bestaande productie uit kolen en andere vaste fossiele brandstoffen en de mijncapaciteit teneinde een rechtvaardige transitie mogelijk te maken in regio's die een structurele verandering ondergaan. De Commissie biedt de lidstaten bijstand om de sociale en economische gevolgen van de transitie naar schone energie aan te pakken.

Zij werkt daartoe nauw samen met de belanghebbenden in steenkool- en koolstofintensieve regio's, faciliteert de toegang tot en het gebruik van de beschikbare fondsen en programma's, en stimuleert de uitwisseling van goede praktijken, waaronder discussies over industriële stappenplannen en herscholingsbehoeften.

Artikel 5

Verantwoordelijkheid voor balancering

1.   Alle marktdeelnemers zijn verantwoordelijk voor de onbalans die zij in het systeem veroorzaken ("verantwoordelijkheid voor balancering"). Daartoe zijn de marktdeelnemers balanceringsverantwoordelijken of delegeren zij hun verantwoordelijkheid op basis van een overeenkomst aan de balanceringsverantwoordelijke van hun keuze. Elke balanceringsverantwoordelijke partij is financieel aansprakelijk voor zijn onbalansen en streeft ernaar in evenwicht te zijn of het elektriciteitssysteem in evenwicht te helpen houden.

2.   De lidstaten kunnen alleen in de volgende gevallen voorzien in derogaties van de balanceringsverantwoordelijkheid voor:

a)

demonstratieprojecten voor innovatieve technologieën, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, op voorwaarde dat deze derogaties beperkt zijn tot de tijd en de mate waarin zij noodzakelijk zijn om de doeleinden van de demonstratie te verwezenlijken;

b)

elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken en een geïnstalleerd elektrisch vermogen hebben kleiner dan 400 kW;

c)

installaties die door de Commissie goedgekeurde steun ontvangen die voldoet aan de staatssteunregels krachtens de artikelen 107 tot en met 109 VWEU en die vóór 4 juli 2019 zijn opgeleverd.

De lidstaten kunnen, onverminderd de artikelen 107 en 108 VWEU, geheel of gedeeltelijk van de verantwoordelijkheid voor balancering vrijgestelde marktdeelnemers stimuleren om de volledige verantwoordelijkheid voor balancering te aanvaarden.

3.   Indien een lidstaat overeenkomstig lid 2 in een derogatie voorziet, zorgt hij ervoor dat de financiële verantwoordelijkheid voor onbalansen door andere marktdeelnemers wordt gedragen.

4.   Voor elektriciteitsproductie-installaties die vanaf 1 januari 2026 worden opgeleverd, is lid 2, onder b), uitsluitend van toepassing op productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken met een geïnstalleerd elektrisch vermogen kleiner dan 200 kW.

Artikel 6

Balanceringsmarkt

1.   Balanceringsmarkten en prekwalificatieprocessen worden zodanig georganiseerd dat:

a)

doeltreffende niet-discriminatie tussen marktdeelnemers wordt gewaarborgd, waarbij rekening wordt gehouden met de verschillende technische behoeften van het elektriciteitssysteem en de verschillende technische mogelijkheden van productiebronnen, energieopslag en vraagsturing;

b)

diensten transparant en technologieneutraal worden gedefinieerd en transparant en marktgebaseerd worden ingekocht;

c)

alle marktdeelnemers, waaronder van marktdeelnemer op het gebied van elektriciteit uit variabele hernieuwbare bronnen, vraagrespons en energieopslag, op non-discriminatoire wijze toegang hebben, afzonderlijk of via aggregatie;

d)

zij de noodzaak respecteren om rekening te houden met het toenemende aandeel van variabele productie, de toenemende vraagbeheersing en de opkomst van nieuwe technologieën.

2.   De prijs van de balanceringsenergie wordt niet vooraf bepaald in een overeenkomst voor balanceringscapaciteit. De inkoopprocessen zijn transparant overeenkomstig artikel 4, lid 40, van Richtlijn (EU) 2019/944, waarbij tegelijkertijd het vertrouwelijke karakter wordt gerespecteerd.

3.   Balanceringsmarkten waarborgen de operationele veiligheid en voorzien tegelijkertijd in maximaal gebruik en efficiënte toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit in de verschillende tijdsbestekken overeenkomstig artikel 17.

4.   De vereffening van balanceringsenergie voor standaard- en specifieke balanceringsproducten is gebaseerd op marginale prijsstelling (pay-as-cleared), tenzij alle regulerende instanties een alternatieve tariferingsmethode hebben goedgekeurd op basis van een gezamenlijk voorstel van alle transmissiesysteembeheerders na een analyse waaruit blijkt dat een alternatieve tariferingsmethode efficiënter is.

De marktdeelnemers mogen binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert biedingen uitbrengen, en de BE-GCT is na de gate-sluitingstijd van de zoneoverschrijdende intradaymarkt.

Transmissiesysteembeheerders die een centraal dispatchingmodel gebruiken, kunnen aanvullende regels vaststellen overeenkomstig de richtsnoeren voor elektriciteitsbalancering vastgesteld op basis van artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

5.   Onbalansen worden vereffend tegen een prijs die de realtimewaarde van energie weerspiegelt.

6.   Een onbalansprijszone is gelijk aan een biedzone, behalve in het geval van een centraal dispatchingmodel, waarin een onbalansprijszone deel kan uitmaken van een biedzone.

7.   De dimensionering van reservecapaciteit wordt door de transmissiesysteembeheerders verricht en wordt op regionaal niveau gefaciliteerd.

8.   De inkoop van balanceringscapaciteit wordt door de transmissiesysteembeheerder verricht en kan op regionaal niveau worden gefaciliteerd. Het daartoe reserveren van grensoverschrijdende capaciteit kan worden beperkt. De inkoop van balanceringscapaciteit is marktgebaseerd en zodanig georganiseerd dat er in het prekwalificatieproces geen discriminatie plaatsvindt, ongeacht of de marktdeelnemers afzonderlijk of door middel van aggregatie deelnemen, overeenkomstig artikel 40, lid 4, van Richtlijn (EU) 2019/944.

De inkoop van balanceringscapaciteit is gebaseerd op een primaire markt, tenzij en voor zover de regulerende instantie heeft voorzien in een derogatie die het gebruik toestaat van andere vormen van marktgebaseerde inkoop wegens een gebrek aan mededinging op de markt voor balanceringsdiensten. Derogaties van de verplichting om de inkoop van balanceringscapaciteit te baseren op het gebruik van primaire markten worden om de drie jaar herzien.

9.   Opwaartse balanceringscapaciteit en neerwaartse balanceringscapaciteit worden afzonderlijk ingekocht, tenzij de regulerende instantie een derogatie van dit beginsel verleent omdat dit tot een hogere economische efficiëntie zou leiden, zoals aangetoond door de transmissiesysteembeheerder. Contracten voor balanceringscapaciteit worden niet later gesloten dan één dag vóór de levering van de balanceringscapaciteit en de contractperiode bestrijkt maximaal één dag, tenzij en voor zover die regulerende instantie eerdere of langere contractperioden heeft goedgekeurd om de voorzieningszekerheid te waarborgen of de economische efficiëntie te verbeteren.

Indien een derogatie wordt verleend, wordt voor minimaal 40 % van de standaardbalanceringsproducten en minimaal 30 % van alle producten die voor de balanceringscapaciteit worden gebruikt, worden contracten voor de balanceringscapaciteit niet meer dan één dag vóór de levering van de balanceringscapaciteit gesloten en bestrijkt de contractperiode maximaal één dag. Het contract voor het resterende deel van de balanceringscapaciteit wordt uitgevoerd maximaal één maand voor de levering van de balanceringscapaciteit en de contractperiode bedraagt maximaal één maand.

10.   Op verzoek van de transmissiesysteembeheerder kan de regulerende instantie beslissen de contractperiode van het resterende deel van de balanceringscapaciteit als bedoeld in lid 9 te verlengen tot een maximumperiode van twaalf maanden, mits die beslissing in de tijd beperkt is en de positieve gevolgen in termen van lagere kosten voor de eindafnemers de negatieve effecten op de markt overstijgen. Het verzoek vermeldt:

a)

de specifieke periode waarvoor vrijstelling wordt gevraagd;

b)

het specifieke volume balanceringscapaciteit waarvoor vrijstelling wordt gevraagd;

c)

een analyse van het effect van de vrijstelling op de deelname van de balanceringsmiddelen, en

d)

een rechtvaardiging van de vrijstelling, waarin wordt aangetoond dat een dergelijke vrijstelling tot lagere kosten voor de eindafnemers zou leiden.

11.   Niettegenstaande lid 10, zullen contractperioden vanaf 1 januari 2026 niet langer duren dan zes maanden.

12.   Uiterlijk op 1 januari 2028 brengen de regulerende instanties aan de Commissie en ACER verslag uit over het aandeel van de totale capaciteit die wordt gedekt door contracten of inkoopperioden die langer dan één dag duren.

13.   De transmissiesysteembeheerders of hun gedelegeerde beheerders publiceren, zo veel mogelijk in realtime maar niet meer dan dertig minuten na de levering, de actuele systeembalans van hun programmeringszones, de geraamde prijzen van onbalansen en de geraamde prijzen voor balanceringsenergie.

14.   Wanneer standaardbalanceringsproducten niet voldoende zijn om de operationele veiligheid te waarborgen of wanneer bepaalde balanceringsmiddelen niet kunnen deelnemen aan de balanceringsmarkt door middel van standaardbalanceringsproducten, kunnen de transmissiesysteembeheerders derogaties van de leden 2 en 4 voorstellen voor specifieke balanceringsproducten die lokaal worden geactiveerd zonder dat ze met andere transmissiesysteembeheerders worden uitgewisseld, en de regulerende instanties kunnen deze goedkeuren.

Voorstellen voor derogaties omvatten een beschrijving van de maatregelen die worden voorgesteld om het gebruik van specifieke producten tot een minimum te beperken, voor zover dit economisch efficiënt is, bewijzen waaruit blijkt dat de specifieke producten geen significante inefficiëntie en verstoring van de balanceringsmarkt veroorzaken binnen dan wel buiten de programmeringszone, en, voor zover van toepassing, de regels om balanceringsenergiebiedingen van specifieke balanceringsproducten om te zetten in balanceringsenergiebiedingen van standaardbalanceringsproducten.

Artikel 7

Day-ahead- en intradaymarkten

1.   De transmissiesysteembeheerders en de NEMO's organiseren gezamenlijk het beheer van de geïntegreerde day-ahead- en intradaymarkten overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1222. De transmissiesysteembeheerders en de NEMO's werken samen op Unieniveau of, wanneer zulks geschikter is, op regionale basis, teneinde maximale efficiëntie en doeltreffendheid van de day-ahead- en intraday-elektriciteitshandel in de Unie tot stand te brengen. De verplichting tot samenwerking laat de toepassing van de bepalingen van het mededingingsrecht van de Unie onverlet. In hun aan de elektriciteitshandel gerelateerde functies zijn de transmissiesysteembeheerders en de NEMO's onderworpen aan regelgevend toezicht door de regulerende instanties en ACER overeenkomstig artikel 59 van Richtlijn (EU) 2019/944 en ACER overeenkomstig de artikelen 4 en 8 van Verordening (EU) 2019/942.

2.   Day-ahead- en intradaymarkten:

a)

zijn zodanig georganiseerd dat deze niet-discriminerend zijn;

b)

zorgen ervoor dat alle marktdeelnemers zo goed mogelijk in staat zijn onbalansen te beheren;

c)

zorgen ervoor dat alle marktdeelnemers over optimale mogelijkheden beschikken om binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert in alle biedzones deel te nemen aan zoneoverschrijdende handel;

d)

bieden prijzen die de fundamentele kenmerken van de markten weerspiegelen, met inbegrip van de realtimewaarde van energie, en waarop de marktdeelnemers kunnen vertrouwen wanneer zij overeenstemming bereiken over indekkingsproducten op lange termijn;

e)

waarborgen de operationele veiligheid, waarbij tegelijkertijd een maximaal gebruik van de transmissiecapaciteit mogelijk wordt gemaakt;

f)

zijn transparant, waarbij tegelijkertijd het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie wordt beschermd, en zorgen ervoor dat handel op anonieme wijze plaatsvindt;

g)

maken geen onderscheid tussen handel binnen een biedzone en handel tussen biedzones, en

h)

zijn zodanig georganiseerd dat alle marktdeelnemers afzonderlijk of door middel van aggregatie toegang hebben tot de markt.

Artikel 8

Handel op day-ahead- en intradaymarkten

1.   De NEMO's staan de marktdeelnemers toe energie te verhandelen binnen een tijdsspanne die zo dicht mogelijk realtime benadert en ten minste tot de gate-sluitingstijd.

2.   De NEMO's geven de marktdeelnemers de mogelijkheid energie te verhandelen in tijdsintervallen die ten minste even kort zijn als de onbalansvereffeningsperiode voor de day-ahead- en intradaymarkten.

3.   De NEMO's voorzien in producten die kunnen worden verhandeld op de day-ahead- en intradaymarkten en die zo klein van omvang zijn, met een minimale omvang van de bieding van 500 kW of minder, dat doeltreffende deelname van vraagrespons, energieopslag en kleinschalige hernieuwbare bronnen mogelijk is, ook rechtstreeks door afnemers.

4.   Uiterlijk op 1 januari 2021 bedraagt de onbalansvereffeningsperiode in alle programmeringszones 15 minuten, tenzij regulerende instanties een derogatie of een vrijstelling hebben verleend. Derogaties mogen slechts tot 31 december 2024 worden verleend.

Vanaf 1 januari 2025 mag de onbalansvereffeningsperiode niet meer dan dertig minuten bedragen wanneer een vrijstelling is verleend door alle regulerende instanties van een synchroon gebied.

Artikel 9

Termijnmarkten

1.   Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/1719 geven de transmissiesysteembeheerders langetermijnrechten uit of treffen zij gelijkwaardige maatregelen teneinde de marktdeelnemers, waaronder de eigenaren van elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, de mogelijkheid te bieden zich in te dekken tegen prijsrisico's over biedzonegrenzen heen, tenzij een beoordeling van de termijnmarkt van de biedzonegrenzen door de bevoegde regulerende instanties aantoont dat er voldoende indekkingsmogelijkheden in de betrokken biedzones zijn.

2.   Langetermijnrechten betreffende transmissie worden op transparante, marktgebaseerde en niet-discriminerende wijze toegewezen door middel van een centraal toewijzingsplatform.

3.   Mits aan het mededingingsrecht van de Unie wordt voldaan, kunnen de marktbeheerders vrijelijk termijngerichte indekkingsproducten, waaronder termijngerichte indekkingsproducten voor de lange termijn, ontwikkelen, teneinde de marktdeelnemers, waaronder de eigenaren van elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, passende mogelijkheden te bieden zich in te dekken tegen financiële risico's als gevolg van prijsschommelingen. De lidstaten vereisen niet dat dergelijke indekkingsactiviteiten beperkt zijn tot handel binnen een lidstaat of biedzone.

Artikel 10

Technische beperkingen van biedingen

1.   Er mag geen maximale noch minimale limiet voor de groothandels-elektriciteitsprijs worden vastgelegd. Deze bepaling is onder meer van toepassing op het bieden en clearen in alle tijdsbestekken en omvat prijzen voor balanceringsenergie en onbalans, onverminderd de technische prijsbeperkingen die kunnen worden toegepast in het balanceringstijdsbestek en in de day-ahead- en intradaytijdsbestekken overeenkomstig lid 2.

2.   De NEMO's kunnen geharmoniseerde limieten opleggen voor maximale en minimale clearingprijzen voor day-ahead- en intradaytijdsbestekken. Die limieten moeten voldoende hoog zijn om de handel niet onnodig te beperken, moeten in de interne markt geharmoniseerd zijn en moeten rekening houden met de maximale waarde van de verloren belasting. De NEMO's voeren een transparant mechanisme in om de technische beperkingen van biedingen tijdig automatisch aan te passen indien verwacht wordt dat de vastgestelde limieten zullen worden bereikt. De aangepaste hogere limieten blijven van toepassing totdat verdere verhogingen op grond van dat mechanisme nodig zijn.

3.   De transmissiesysteembeheerders treffen geen maatregelen die erop zijn gericht groothandelsprijzen te wijzigen.

4.   De regulerende instanties of, wanneer een lidstaat daarvoor een andere bevoegde autoriteit heeft aangewezen, die aangewezen bevoegde autoriteiten, identificeren de op hun grondgebied toegepaste beleids- en andere maatregelen die er indirect toe kunnen bijdragen dat de groothandelsprijsvorming wordt ingeperkt, met inbegrip van het beperken van biedingen die verband houden met de activering van balanceringsenergie, capaciteitsmechanismen, door de transmissiesysteembeheerders getroffen maatregelen alsmede maatregelen die zijn gericht op het tegengaan van marktresultaten of het voorkomen van misbruik van dominante posities of op inefficiënte wijze afgebakende biedzones.

5.   Wanneer een regulerende instantie of een aangewezen bevoegde autoriteit een beleid of een maatregel heeft geïdentificeerd waardoor de groothandelsprijsvorming kan worden ingeperkt, onderneemt hij alle passende acties om ervoor te zorgen dat dat beleid of die maatregel geen gevolgen voor het biedingsgedrag heeft of dat de gevolgen van dat beleid of die maatregel beperkt blijven. De lidstaten brengen uiterlijk op 5 januari 2020 verslag uit aan de Commissie, waarin zij de maatregelen en acties die zij hebben ondernemen of van plan zijn te ondernemen nauwkeurig omschrijven.

Artikel 11

Waarde van de verloren belasting

1.   Uiterlijk op 5 juli 2020 stellen de regulerende instanties of, wanneer een lidstaat daarvoor een andere bevoegde autoriteit heeft aangewezen, die aangewezen bevoegde autoriteiten, indien zulks nodig is voor de vaststelling van een betrouwbaarheidsnorm conform artikel 25, voor hun grondgebied een enkele raming van de waarde van de verloren belasting (value of lost load) vast. Die raming wordt openbaar gemaakt. De regulerende instanties of andere aangewezen autoriteiten kunnen verschillende ramingen per biedzone vaststellen indien er op hun grondgebied meerdere biedzones zijn. Indien een biedzone het grondgebied van meer dan één lidstaat beslaat, ramen de betrokken regulerende instanties of andere aangewezen bevoegde autoriteiten één waarde van de verloren belasting voor die biedzone. Bij het ramen van de enkele waarde van de verloren belasting passen de regulerende instanties of andere aangewezen bevoegde autoriteiten de overeenkomstig artikel 23, lid 6, ontwikkelde methodologie toe.

2.   De regulerende instanties of de aangewezen bevoegde autoriteiten werken hun raming van de waarde van de verloren belasting ten minste om de vijf jaar bij, of eerder indien ze significante veranderingen vaststellen.

Artikel 12

Dispatching van productie en vraagrespons

1.   De dispatching van elektriciteitsproductie-installaties en vraagrespons vindt op niet-discriminerende, transparante en, tenzij anders is bepaald in artikel 12, leden 2 tot en met 6, marktgebaseerde wijze plaats.

2.   Onverminderd de artikelen 107 tot en met 109 VWEU zorgen de lidstaten ervoor dat systeembeheerders bij de dispatching van elektriciteitsproductie-installaties prioriteit geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen, voor zover het veilige beheer van het nationale elektriciteitssysteem dit toelaat en dit gebeurt op basis van transparante en niet-discriminerende criteria wanneer het bij zulke stroomproductie-installaties gaat om:

a)

elektriciteitsproductie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare energiebronnen en beschikken over een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 400 kW, of

b)

demonstratieprojecten voor innovatieve technologieën, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, waarbij de voorrang beperkt is tot de tijd en de mate die noodzakelijk is om de doeleinden van de demonstratie te verwezenlijken.

3.   Een lidstaat kan besluiten om prioritaire dispatching niet toe te passen op elektriciteitsproductie-installaties als bedoeld in lid 2, onder a), die ten minste zes maanden na dat besluit in gebruik worden genomen, of om een lagere minimumcapaciteit dan die van lid 2, onder a), toe te passen, onder de volgende voorwaarden:

a)

die lidstaat beschikt over goed werkende intraday- en andere groothandels- en balanceringsmarkten en die markten volledig toegankelijk zijn voor alle marktdeelnemers, overeenkomstig deze verordening;

b)

de regels voor redispactching en congestiebeheer transparant zijn voor alle marktdeelnemers;

c)

de nationale bijdrage van de lidstaat aan het bindende algemene streefcijfer van de Unie voor het aandeel energie uit hernieuwbare bronnen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (18) en artikel 4, onder a), punt 2, van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (19) is ten minste gelijk aan de overeenkomstige uitkomst van de formule in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/1999 en het aandeel energie uit hernieuwbare energiebronnen in de lidstaat ligt niet onder zijn referentiepunten overeenkomstig artikel 4, onder a), punt 2, van Verordening (EU) 2018/1999, of, bij wijze van alternatief, het aandeel van hernieuwbare bronnen in het bruto-eindverbruik van elektriciteit in de lidstaat bedraagt ten minste 50 %;

d)

de lidstaat heeft de Commissie van de geplande derogatie in kennis gesteld en heeft gedetailleerd uiteengezet hoe aan de onder a), b) en c) genoemde voorwaarden wordt voldaan, en

e)

de lidstaat heeft de geplande derogatie, met inbegrip van de gedetailleerde motivering voor het verlenen van die afwijking, openbaar gemaakt, zo nodig rekening houdend met de bescherming van commercieel gevoelige informatie.

Bij de verlening van een derogatie worden retroactieve veranderingen voor productie-installaties die reeds prioritaire dispatch genieten, vermeden, niettegenstaande een eventuele overeenkomst op vrijwillige basis tussen een lidstaat en een productie-installatie.

Onverminderd de artikelen 107, 108 en 109 VWEU kunnen de lidstaten installaties die voor prioritaire dispatching in aanmerking komen, stimulansen bieden om vrijwillig af te zien van prioritaire dispatching.

4.   Onverminderd de artikelen 107, 108 en 109 VWEU kunnen de lidstaten voorzien in prioritaire dispatching voor elektriciteit die wordt opgewekt in elektriciteitsproductie-installaties die hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruikt met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 400 kW.

5.   Voor elektriciteitsproductie-installaties die vanaf 1 januari 2026 worden opgeleverd, is lid 2, onder a), uitsluitend van toepassing op elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken met een geïnstalleerd elektrisch vermogen van minder dan 200 kW.

6.   Onverminderd overeenkomsten die vóór 4 juli 2019 zijn gesloten, blijven elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken, die vóór 4 juli 2019 zijn opgeleverd en op het moment van oplevering onderworpen waren aan prioritaire dispatching overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Richtlijn 2012/27/EU of artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (20), profiteren van prioritaire dispatching. Prioritaire dispatching is niet meer van toepassing op dergelijke elektriciteitsproductie-installaties vanaf de datum waarop de elektriciteitsproductie-installatie aan significante wijzigingen wordt onderworpen, hetgeen ten minste het geval wordt geacht te zijn wanneer een nieuwe aansluitovereenkomst noodzakelijk is of de productiecapaciteit van de elektriciteitsproductie-installatie wordt verhoogd.

7.   Prioritaire dispatching mag de veilige exploitatie van het elektriciteitssysteem niet in het gedrang brengen, mag niet worden gebruikt als rechtvaardiging voor de beperking van zoneoverschrijdende capaciteit buiten het bepaalde in artikel 16 en is gebaseerd op transparante en niet-discriminerende criteria.

Artikel 13

Redispatching

1.   Redispatching van productie en redispatching van vraagrespons is gebaseerd op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. Redispatching staat open voor alle productietechnologieën, energieopslag en alle vraagrespons, met inbegrip van deze die in andere lidstaten zijn gevestigde, tenzij dit uit technisch oogpunt niet haalbaar is.

2.   De middelen waarop redispatching betrekking heeft, worden gekozen uit productie-, energieopslag- of verbruikersinstallaties die gebruikmaken van marktgebaseerde mechanismen; hiervoor vindt een financiële vergoeding plaats. Voor redispatching gebruikte balanceringsenergiebiedingen bepalen niet de prijzen voor balanceringsenergie.

3.   Niet-marktgebaseerde redispatching van productie, energieopslag en vraagrespons mag uitsluitend worden gebruikt, voor zover dat:

a)

er geen marktgebaseerd alternatief beschikbaar is;

b)

alle beschikbare marktgebaseerde middelen zijn gebruikt;

c)

het aantal beschikbare elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallaties te klein is om daadwerkelijke mededinging te waarborgen in het gebied waar geschikte productie-installaties voor het verstrekken van de dienst zich bevinden, of

d)

de actuele netsituatie leidt op een zodanig regelmatige en voorspelbare wijze tot congestie dat marktgebaseerde redispatching zou resulteren in regelmatige strategische biedingen, die het niveau van interne congestie zouden verhogen, en de betrokken lidstaat heeft met het oog op het aanpakken van deze congesties een actieplan vastgesteld of zorgt ervoor dat minimaal beschikbare capaciteit voor zoneoverschrijdende handel in overeenstemming is met artikel 16, lid 8.

4.   De relevante transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders leggen ten minste jaarlijks een verslag voor aan de bevoegde regulerende instantie over:

a)

de mate van ontwikkeling en effectiviteit van marktgebaseerde redispatchingsmechanismen voor elektriciteitsproductie-, energieopslag- en vraagresponsinstallaties;

b)

de redenen, volumes in MWh en soorten productiebronnen die onderhevig zijn aan redispatching;

c)

de maatregelen die zijn getroffen om de behoefte aan neerwaartse dispatching van productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken, in de toekomst terug te dringen, met inbegrip van investeringen in de digitalisering van de infrastructuur van het net en in diensten die de flexibiliteit vergroten.

De regulerende instantie dient het verslag in bij ACER en maakt een samenvatting van de in de onder a), b) en c) van de eerste alinea bedoelde gegevens openbaar, indien nodig samen met aanbevelingen voor verbetering.

5.   Overeenkomstig de eisen inzake de instandhouding van de betrouwbaarheid en veiligheid van het net en uitgaande van door de regulerende instanties vastgestelde transparante en niet-discriminerende criteria, zorgen de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders ervoor dat:

a)

de transmissienetten en de distributienetten in staat zijn tot transmissie van uit hernieuwbare energiebronnen of door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling geproduceerde elektriciteit, waarbij zo min mogelijk sprake is van redispatching, hetgeen er niet aan in de weg staat dat bij de netplanning evenwel rekening kan worden gehouden met een beperkte mate van redispatching wanneer de transmissiesysteembeheerder of de distributiesysteembeheerder op een transparante manier kunnen aantonen dat dit in economisch opzicht efficiënter is en overeenkomt met ten hoogste 5 % van de jaarlijks opgewekte elektriciteit in installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken en die rechtstreeks zijn aangesloten op hun respectieve net, tenzij anders bepaald door een lidstaat waar de elektriciteit uit elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken, ten minste 50 % van het bruto jaarlijks eindverbruik van elektriciteit bedraagt;

b)

passende netgerelateerde en marktgerelateerde operationele maatregelen worden getroffen teneinde neerwaartse redispatching van uit hernieuwbare energiebronnen of door middel van hoogrenderende warmtekrachtkoppeling geproduceerde elektriciteit tot een minimum te beperken;

c)

hun netten voldoende flexibel zijn zodat zij in staat zijn om hun netten te beheren.

6.   Wanneer niet-marktgebaseerde neerwaartse redispatching wordt gebruikt, zijn de volgende beginselen van toepassing:

a)

elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, worden uitsluitend onderworpen aan neerwaartse redispatching indien er geen alternatieven zijn of indien andere oplossingen zouden leiden tot aanzienlijk onevenredige kosten of ernstige risico's voor de veiligheid van het net;

b)

elektriciteit die wordt opgewekt door hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, wordt uitsluitend onderworpen aan neerwaartse redispatching indien er, behalve neerwaartse redispatching van elektriciteitsproductie-installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken, geen alternatieven zijn of indien andere oplossingen zouden leiden tot onevenredige kosten of ernstige risico's voor de veiligheid van het net;

c)

zelfgeproduceerde elektriciteit van productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken die niet wordt teruggeleverd aan het transmissie- of distributienet wordt niet beperkt, tenzij er geen andere mogelijkheid bestaat om problemen inzake de netbeveiliging op te lossen;

d)

neerwaartse redispatching overeenkomstig de punten a), b) en c) wordt naar behoren en op transparante wijze gerechtvaardigd. De rechtvaardiging wordt opgenomen in het in lid 3 bedoelde verslag.

7.   Wanneer niet-marktgebaseerde redispatching wordt gebruikt, wordt dit onderworpen aan financiële vergoeding door de systeembeheerder die om redispatching verzoekt aan de beheerder van de productie-, energieopslag- of vraagresponsinstallatie waarvoor redispatching plaatsvindt, behalve in het geval producenten die een aansluitovereenkomst hebben aanvaard waarin de vaste levering van energie niet is gewaarborgd. Dergelijke financiële vergoeding is ten minste gelijk aan het hoogste van de volgende elementen of een combinatie ervan indien het toepassen van uitsluitend het hoogste zou leiden tot een ongerechtvaardigd lage of een ongerechtvaardigd hoge vergoeding:

a)

aanvullende exploitatiekosten als gevolg van redispatching, zoals aanvullende brandstofkosten in het geval van opwaartse redispatching, of back-up-warmtevoorziening in het geval van neerwaartse redispatching van elektriciteitsproductie-installaties die hoogrenderende warmtekrachtkoppeling gebruiken;

b)

de netto-inkomsten van de verkoop van elektriciteit op de day-aheadmarkt die de elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallatie zou hebben geproduceerd zonder het verzoek om redispatching; wanneer financiële ondersteuning wordt verleend aan elektriciteitsproductie-, energieopslag- of vraagresponsinstallaties op basis van het geproduceerde of verbruikte elektriciteitsvolume, wordt de financiële ondersteuning die zou zijn ontvangen zonder het verzoek om redispatching beschouwd als onderdeel van de netto-inkomsten.

HOOFDSTUK III

TOEGANG TOT HET NET EN CONGESTIEBEHEER

AFDELING 1

Capaciteitstoewijzing

Artikel 14

Herziening van biedzones

1.   De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om congestie aan te pakken. Biedzonegrenzen zijn gebaseerd op structurele congestie op lange termijn in het transmissienet. Biedzones omvatten die structurele congestie niet tenzij zij geen effect hebben op aangrenzende biedzones of hun effect bij wijze van tijdelijke vrijstelling wordt beperkt door het gebruik van corrigerende maatregelen en die structurele congesties niet leiden tot vermindering van zoneoverschrijdende handelscapaciteit overeenkomstig de vereisten van artikel 16. De configuratie van biedzones in de Unie wordt zodanig vastgesteld dat de economische efficiëntie en de zoneoverschrijdende handelsmogelijkheden overeenkomstig artikel 16 worden gemaximaliseerd, terwijl de voorzieningszekerheid in stand wordt gehouden.

2.   Om de drie jaar brengt het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit ("ENTSB voor elektriciteit") verslag uit over structurele congestie en andere belangrijke fysieke congestie tussen en binnen de biedzones, inclusief de desbetreffende locaties en frequentie van die congestie, overeenkomstig het op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer. Dat verslag bevat een beoordeling of de capaciteit voor zoneoverschrijdende handel het lineair traject overeenkomstig artikel 15 of de minimum capaciteit overeenkomstig artikel 16 van deze verordening heeft bereikt.

3.   Teneinde te waarborgen dat biedzones optimaal worden geconfigureerd, wordt een herziening van de biedzones uitgevoerd. Deze herziening stelt alle structurele congesties vast en omvat een gecoördineerde analyse van verschillende configuraties van biedzones, waarbij de belanghebbenden uit alle betrokken lidstaten participeren, overeenkomstig de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer. Huidige biedzones worden beoordeeld op basis van hun vermogen om een betrouwbare marktomgeving te creëren, met inbegrip van flexibele productie- en basislastcapaciteit, wat van vitaal belang is om knelpunten op het net te vermijden, vraag en aanbod van elektriciteit in balans te houden en de langetermijnbeveiliging van de netwerkinfrastructuurinvesteringen te garanderen.

4.   Ten behoeve van dit artikel en in artikel 15 van deze verordening wordt met betrokken lidstaten, transmissiesysteembeheerders of regulerende instanties bedoeld de lidstaten, transmissiesysteembeheerders of regulerende instanties die deelnemen aan de herziening van de biedzoneconfiguratie en ook die welke in dezelfde capaciteitsberekeningsregio zitten, overeenkomstig de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer.

5.   Uiterlijk op 5 oktober 2019 dienen alle betrokken transmissiesysteembeheerders een voorstel voor de methodologie en de aannames die in het proces van herziening van de biedzone moeten worden gebruikt en voor de in overweging te nemen alternatieve biedzoneconfiguraties ter goedkeuring in bij de betrokken regulerende instanties. De betrokken regulerende instanties nemen binnen drie maanden na de indiening van het voorstel een unaniem besluit over het voorstel. Indien de regulerende instanties binnen die termijn geen unaniem besluit kunnen nemen over het voorstel, neemt ACER binnen een aanvullende periode van drie maanden een besluit over de methodologie en de aannames die zullen worden gebruikt in het proces van herziening van de biedzone en ten aanzien van de in overweging te nemen alternatieve biedzoneconfiguraties. De methodologie is gebaseerd op structurele congesties die vermoedelijk niet binnen de volgende drie jaar zullen worden opgelost, rekening houdend met tastbare vooruitgang van projecten voor infrastructuurontwikkeling die naar verwacht binnen de volgende drie jaar zullen worden gerealiseerd.

6.   Op basis van de overeenkomstig lid 5 goedgekeurde methodologie en aannames dienen de transmissiesysteembeheerders die deelnemen aan de herziening van de biedzones uiterlijk twaalf maanden na goedkeuring van de methodologie overeenkomstig lid 4 bij de betrokken lidstaten of hun aangewezen bevoegde instanties een gezamenlijk voorstel in te dienen voor het wijzigen of handhaven van de configuratie van de biedzone. Andere lidstaten, de partijen bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap of andere derde landen die een synchroon gebied met een van de betrokken lidstaten delen, mogen opmerkingen indienen.

7.   Indien er structurele congestie is vastgesteld in het verslag overeenkomstig lid 2 van dit artikel of in de herziening van de biedzones overeenkomstig dit artikel door een of meer transmissiesysteembeheerders in regelzones in een verslag dat door de bevoegde regulerende instanties is goedgekeurd, besluit de lidstaat met vastgestelde structurele congestie, in samenwerking met zijn transmissiesysteembeheerders, binnen zes maanden na ontvangst van het verslag, hetzij nationale of multinationale actieplannen overeenkomstig artikel 15 vast te stellen, hetzij de configuratie van zijn biedzone te herzien en te wijzigen. Die besluiten worden onmiddellijk meegedeeld aan de Commissie en aan ACER.

8.   Wat betreft lidstaten die voor een wijziging van de biedzoneconfiguratie overeenkomstig lid 7 hebben gekozen, nemen de betrokken lidstaten binnen zes maanden na de kennisgeving als bedoeld in lid 7 een unaniem besluit. Andere lidstaten kunnen opmerkingen toezenden aan de betrokken lidstaten, die met die opmerkingen rekening houden bij het nemen van hun besluit. Het besluit wordt gemotiveerd en wordt meegedeeld aan de Commissie en aan ACER. Indien de betrokken lidstaten binnen die zes maanden niet tot een unaniem besluit komen, stellen zij de Commissie daar onmiddellijk van in kennis. Als uiterste middel stelt de Commissie na overleg met ACER uiterlijk zes maanden na ontvangst van die kennisgeving door middel van een besluit vast of de biedzoneconfiguratie in en tussen de lidstaten wordt gewijzigd of gehandhaafd.

9.   Alvorens een besluit in het kader van dit artikel vast te stellen, raadplegen de lidstaten en de Commissie de relevante belanghebbenden.

10.   In een krachtens dit artikel vastgesteld besluit wordt de datum vastgesteld waarop enige wijzigingen worden uitgevoerd. Bij deze uitvoeringsdatum wordt zowel rekening gehouden met de noodzaak van vlotte uitvoering als met praktische overwegingen, onder meer met betrekking tot de langetermijnhandel in elektriciteit. In het besluit kunnen passende overgangsregelingen worden opgenomen.

11.   Wanneer overeenkomstig de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer verdere herzieningen van biedzones worden gestart, is dit artikel van toepassing.

Artikel 15

Actieplannen

1.   Na de vaststelling van een besluit overeenkomstig artikel 14, lid 7, ontwikkelen lidstaten met vastgestelde structurele congestie een actieplan in samenwerking met hun regulerende instanties. Dit actieplan bevat een concreet tijdschema voor de vaststelling van maatregelen om de in dat besluit vastgestelde structurele congesties binnen vier jaar na de vaststelling van het besluit overeenkomstig artikel 14, lid 7, te verminderen.

2.   Ongeacht de concrete vooruitgang die met het actieplan wordt geboekt en onverminderd uit hoofde van artikel 16, lid 10, of uit hoofde van artikel 16, lid 3, toegestane afwijkingen zorgen de lidstaten ervoor dat de capaciteit voor zoneoverschrijdende handel elk jaar wordt verhoogd tot aan de overeenkomstig artikel 16, lid 8, berekende minimumcapaciteit. Deze minimumcapaciteit moet uiterlijk op 31 december 2025 zijn bereikt.

Deze jaarlijkse verhogingen worden bereikt via een lineair traject. Het startpunt van dit traject is ofwel de capaciteit die aan deze grens of op een kritisch netwerkelement toegekend wordt in het jaar voorafgaand aan de vaststelling van het actieplan, of de gemiddelde capaciteit gedurende de drie jaar voorafgaand aan de vaststelling van het actieplan, als dat hoger is. De lidstaten zorgen ervoor, tijdens de periode van uitvoering van hun actieplannen, dat de capaciteit die beschikbaar is gesteld voor zoneoverschrijdende handel in overeenstemming met artikel 16, lid 8, ten minste gelijk is aan de waarde van het lineair traject, onder meer door het gebruik van corrigerende maatregelen in de capaciteitsberekeningsregio.

3.   De kosten van de corrigerende maatregelen die noodzakelijk zijn om het in lid 2 bedoelde lineair traject te volgen of om zoneoverschrijdende capaciteit ter beschikking te stellen aan de betrokken relevante grenzen of op betrokken kritische netwerkelementen waarop het actieplan betrekking heeft, worden gedragen door de lidstaat of de lidstaten die het actieplan uitvoert of uitvoeren.

4.   Jaarlijks beoordelen de betrokken transmissiesysteembeheerders, tijdens de uitvoering van het actieplan en binnen zes maanden na het aflopen ervan, of voor de voorgaande twaalf maanden de beschikbare grensoverschrijdende capaciteit het lineaire traject heeft bereikt of vanaf 1 januari 2026 de minimumcapaciteit van artikel 16, lid 8, is bereikt. Zij dienen hun beoordelingsverslag in bij ACER en bij de betrokken regulerende instanties. Alvorens het eindverslag in te dienen, dient iedere de transmissiesysteembeheerder zijn bijdrage aan de verslagen, met inbegrip van alle relevante gegevens, ter goedkeuring toe in bij zijn regulerende instantie.

5.   Voor de lidstaten waarvoor bij de in lid 4 bedoelde beoordeling blijkt dat een transmissiesysteembeheerder niet voldeed aan het lineaire traject, nemen de betrokken lidstaten binnen zes maanden nadat zij het in lid 4 bedoelde beoordelingsverslag hebben ontvangen, een unaniem besluit over de vraag of zij de biedzoneconfiguratie in en tussen de lidstaten wijzigen of handhaven. Bij dat besluit moeten de betrokken lidstaten rekening houden met opmerkingen die zijn ingediend door andere lidstaten. Het besluit van de betrokken lidstaat wordt gemotiveerd en wordt meegedeeld aan de Commissie en aan ACER.

Indien de betrokken lidstaten binnen de gestelde termijn niet tot een unaniem besluit komen overeenkomstig de eerste alinea, stellen zij de Commissie daar onmiddellijk van in kennis. Als uiterste middel stelt de Commissie na overleg met ACER en de relevante belanghebbenden uiterlijk zes maanden na ontvangst van die kennisgeving door middel van een besluit vast of de biedzoneconfiguratie in en tussen deze lidstaten wordt gewijzigd of gehandhaafd.

6.   Zes maanden voor het aflopen van het actieplan, besluiten de lidstaten met vastgestelde structurele congestie of zij resterende congesties zullen wegwerken door hun biedzones te wijzigen of door corrigerende maatregelen te nemen om de resterende congesties aan te pakken, waarvoor zij de kosten dragen.

7.   Wanneer er geen actieplan is vastgesteld binnen zes maanden na de vaststelling van een structurele congestie overeenkomstig artikel 14, lid 7, beoordelen de betrokken transmissiesysteembeheerders binnen twaalf maanden na de vaststelling van een dergelijke structurele congestie of de beschikbare zoneoverschrijdende capaciteit, de in artikel 16, lid 8, vastgestelde minimumcapaciteit heeft bereikt gedurende de voorgaande twaalf maanden, en dienen zij een beoordelingsverslag in bij de betrokken regulerende instanties en ACER.

Alvorens het verslag op te stellen, zendt iedere transmissiesysteembeheerder zijn bijdrage aan het verslag, met inbegrip van alle relevante gegevens, ter goedkeuring naar zijn regulerende instantie. Indien uit de beoordeling blijkt dat een transmissiesysteembeheerder niet heeft voldaan aan de minimumcapaciteit, is het in lid 5 van dit artikel neergelegde besluitvormingsproces van toepassing.

Artikel 16

Algemene beginselen inzake capaciteitstoewijzing en congestiebeheer

1.   Congestieproblemen van het netwerk worden aangepakt met niet-discriminerende, aan de markt gerelateerde oplossingen waarvan voor de marktdeelnemers en de betrokken transmissiesysteembeheerders efficiënte economische signalen uitgaan. Netcongestieproblemen dienen te worden opgelost door middel van transacties losstaande methoden, met name methoden waarbij geen keuze tussen de contracten van afzonderlijke marktdeelnemers behoeft te worden gemaakt. Wanneer de transmissiesysteembeheerder operationele maatregelen treft om te waarborgen dat zijn transmissiesysteem in de normale toestand blijft, houdt hij rekening met het effect van deze maatregelen op aangrenzende regelzones en coördineert hij deze maatregelen met andere betrokken transmissiesysteembeheerders overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1222.

2.   Procedures om transacties te beperken worden slechts toegepast in noodsituaties, met name wanneer de transmissiesysteembeheerder snel moet optreden en redispatching of compensatiehandel niet mogelijk is. Dergelijke procedures worden op niet-discriminerende wijze toegepast. Behoudens in geval van overmacht worden marktdeelnemers met een capaciteitstoewijzing voor zo'n eventuele beperking vergoed.

3.   De regionale coördinatiecentra voeren de gecoördineerde capaciteitsberekening uit overeenkomstig de leden 4 en 8 van dit artikel, zoals is voorzien in artikel 37, lid 1, onder a), en overeenkomstig artikel 42, lid 1.

De regionale coördinatiecentra berekenen de zoneoverschrijdende capaciteit met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen aan de hand van gegevens van de transmissiesysteembeheerders, inclusief gegevens over de technische beschikbaarheid van corrigerende maatregelen, met uitzondering van afschakeling. Wanneer de regionale coördinatiecentra concluderen dat alle beschikbare corrigerende maatregelen in de capaciteitsberekeningsregio of tussen capaciteitsberekeningsregio's niet toereikend zijn om het lineair traject van artikel 15, lid 2, of de in lid 8 van dit artikel bepaalde minimumcapaciteiten te bereiken, met inachtneming van de operationeleveiligheidsgrenzen, kunnen zij, als uiterste maatregel, gecoördineerde acties vaststellen om de zoneoverschrijdende capaciteit dienovereenkomstig te beperken. De transmissiesysteembeheerders mogen uitsluitend afwijken van gecoördineerde acties met betrekking tot de gecoördineerde capaciteitsberekening en de gecoördineerde veiligheidsanalyse overeenkomstig artikel 42, lid 2.

Vanaf drie maanden na de inwerkingtreding van de regionale coördinatiecentra overeenkomstig artikel 35, lid 2, van deze verordening en om de drie maanden, dienen de regionale coördinatiecentra een verslag in bij de betrokken regulerende instanties en ACER over de capaciteitsverminderingen of afwijkingen van gecoördineerde acties uit hoofde van de tweede alinea, waarbij zij de gevallen beoordelen en zo nodig aanbevelingen formuleert om dergelijke afwijkingen in de toekomst te voorkomen. Indien ACER concludeert dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor afwijking uit hoofde van dit lid of structureel van aard zijn, dan dient ACER een advies in bij de betrokken regulerende instanties en bij de Commissie. De bevoegde regulerende instanties nemen passende maatregelen tegen transmissiesysteembeheerders of regionale coördinatiecentra overeenkomstig artikel 59 of artikel 62 van Richtlijn (EU) 2019/944 indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor afwijking uit hoofde van dit lid.

Afwijkingen van structurele aard worden aangepakt in een actieplan als bedoeld in artikel 14, lid 7, of in een bijwerking van een bestaand actieplan.

4.   Marktdeelnemers krijgen de beschikking over de maximale capaciteit van de interconnecties en/of de maximale capaciteit van de transmissienetwerken waarmee grensoverschrijdende capaciteit wordt verzorgd, zulks in overeenstemming met de voor een veilige exploitatie van het netwerk geldende veiligheidsnormen. Compensatiehandel en redispatching, met inbegrip van grensoverschrijdende redispatching, worden gebruikt voor het maximaliseren van de beschikbare capaciteit om de in lid 8 bedoelde minimumcapaciteit te bereiken en een gecoördineerd en niet-discriminerend proces voor grensoverschrijdende corrigerende maatregelen zal worden toegepast om zo'n maximalisering mogelijk te maken, na toepassing van de methodologie van kostendeling bij redispatching en compensatiehandel.

5.   Capaciteit wordt toegewezen door middel van expliciete capaciteitsveilingen of impliciete veilingen, waartoe zowel capaciteit als energie behoren. Beide methoden mogen worden gebruikt voor een en dezelfde interconnectie. Voor intradayhandel wordt continuhandel gebruikt en kunnen veilingen als aanvulling wordt gebruikt.

6.   In geval van congestie, wordt de capaciteit toegewezen aan het hoogste geldige bod, dat de hoogste waarde biedt voor de (schaarse) transmissiecapaciteit ongeacht of het een impliciet of expliciet bod binnen een gegeven tijdsbestek is. Het is verboden reserveringsprijzen vast te stellen in het kader van methoden voor capaciteitstoewijzing; bij artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003, artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 63 van onderhavige verordening wordt hierop een vrijstelling wordt verleend voor nieuwe interconnectoren.

7.   Capaciteit mag vrij worden verhandeld op secundaire basis mits de transmissiesysteembeheerder hiervan lang genoeg van tevoren in kennis wordt gesteld. Wanneer een transmissiesysteembeheerder een secundaire handel (transactie) weigert, deelt hij dit op duidelijke en transparante wijze mee en legt hij dit uit aan alle marktdeelnemers, en stelt hij de regulerende instantie daarvan in kennis.

8.   Transmissiesysteembeheerders leggen geen beperking op aan het volume van de interconnectiecapaciteit die aan marktdeelnemers ter beschikking wordt gesteld om congestie binnen hun eigen biedzone aan te pakken of die als middel dient voor het beheren van stromen als gevolg van transacties binnen de biedzones. Onverminderd de toepassing van de derogaties uit hoofde van de leden 3 en 9 van dit artikel en de toepassing van artikel 15, lid 2, wordt dit lid geacht te zijn nageleefd mits de volgende niveaus van beschikbare capaciteit voor zoneoverschrijdende handel zijn bereikt:

a)

voor grenzen met een aanpak op basis van gecoördineerde nettotransmissiecapaciteit bedraagt de minimumcapaciteit 70 % van de transmissiecapaciteit, met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen, na aftrek van uitvalsituaties, als bepaald overeenkomstig het op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

b)

voor grenzen met een stroomgebaseerde aanpak is de minimumcapaciteit een marge die is vastgesteld in het capaciteitsberekeningsproces als beschikbaar voor door zoneoverschrijdende uitwisseling teweeggebrachte stromen. De marge bedraagt 70 % van de capaciteit, met inachtneming van de operationele-veiligheidsgrenzen van interne zoneoverschrijdende kritische netwerkelementen, rekening houdend met uitvalsituaties, als bepaald overeenkomstig het op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer.

De volledige 30 % kan worden gebruikt voor de betrouwbaarheidsmarges, lusstromen en interne stromen voor elk kritisch netwerkelement.

9.   Op verzoek van transmissiesysteembeheerders van een capaciteitsberekeningsregio kunnen de relevante regulerende instanties een derogatie van lid 8 om voorzienbare redenen verlenen wanneer dat nodig is om de operationele veiligheid in stand te houden. Dergelijke derogaties, die geen betrekking mogen hebben op beperking van reeds toegewezen capaciteit overeenkomstig lid 2, worden verleend voor niet meer dan telkens een jaar, of — op voorwaarde dat de afwijking na het eerste jaar aanzienlijk afneemt — voor maximum twee jaar. Een dergelijke derogatie is strikt beperkt tot wat noodzakelijk is om operationele zekerheid te handhaven en leidt niet tot discriminatie tussen interne en zoneoverschrijdende uitwisselingen.

Voordat de betrokken regulerende instantie een derogatie verleent, raadpleegt zij de regulerende instanties van de andere lidstaten die deel uitmaken van de betrokken capaciteitsberekeningsregio's. Indien een regulerende instantie niet akkoord gaat met de voorgestelde derogatie, beslist ACER overeenkomstig artikel 6, lid 10, onder a), van Verordening (EU) 2019/942 of de derogatie moet worden verleend. De rechtvaardiging en de motivering betreffende de derogatie worden gepubliceerd.

Wanneer een derogatie wordt verleend, ontwikkelen en publiceren de relevante transmissiesysteembeheerders een methodologie en projecten die voorzien in een langetermijnoplossing voor de aangelegenheid waarop de derogatie betrekking heeft. De afwijking is van toepassing totdat de termijn voor de derogatie verstrijkt of de oplossing wordt toegepast, naargelang hetgeen het eerst gebeurt.

10.   Marktdeelnemers stellen de betrokken transmissiesysteembeheerders er voldoende lang vóór de aanvang van de betrokken exploitatieperiode van in kennis of zij voornemens zijn de toegewezen capaciteit te gebruiken. Eventueel toegewezen capaciteit die niet gaat worden benut, wordt op een open, transparante en niet-discriminerende wijze weer op de markt gebracht.

11.   Voor zover dat technisch mogelijk is, vereffenen de transmissiesysteembeheerders de behoeften aan capaciteit voor elektriciteitsstromen in tegengestelde richting over de overbelaste koppellijn, teneinde de capaciteit van deze lijn maximaal te benutten. Transacties waarmee de congestie wordt verlicht mogen, met volledige inachtneming van de netwerkveiligheid, niet worden geweigerd.

12.   De financiële gevolgen van het niet naleven van verplichtingen in verband met de toewijzing van capaciteit komen ten laste van de transmissiesysteembeheerders of NEMO's die daarvoor verantwoordelijk zijn. Wanneer marktdeelnemers niet gebruikmaken van de capaciteit waartoe ze zich verbonden hebben of, in het geval van expliciet geveilde capaciteit, deze capaciteit niet verhandelen op secundaire basis of tijdig teruggeven, verliezen die marktdeelnemers de rechten op die capaciteit en zijn ze een op de kosten gebaseerde vergoeding verschuldigd. De op de kosten gebaseerde vergoedingen voor het niet gebruiken van capaciteit dienen gerechtvaardigd en proportioneel te zijn. Indien een transmissiesysteembeheerder zijn verplichting in verband met het aanbieden van vaste transmissiecapaciteiten niet nakomt, vergoedt hij de marktdeelnemer voor het verlies van de capaciteitsrechten. Met andere verliezen die het gevolg zijn van het verlies van capaciteitsrechten wordt geen rekening gehouden. De belangrijkste concepten en methoden voor het vaststellen van de aansprakelijkheid voor het niet naleven van de verplichtingen worden van tevoren uiteengezet wat de financiële gevolgen betreft, en dienen te worden beoordeeld door de betrokken regulerende instantie.

13.   Bij het toewijzen van de kosten voor corrigerende maatregelen tussen transmissiesysteembeheerders analyseren regulerende instanties in hoeverre stromen als gevolg van transacties binnen biedzones bijdragen aan de congestie tussen twee biedzones en wijzen zij de kosten, op basis van die bijdrage aan de congestie, toe aan de transmissiesysteembeheerders van de biedzones die verantwoordelijk zijn voor het creëren van deze stromen, behalve wanneer het gaat om kosten die het resultaat zijn van stromen als gevolg van transacties binnen de biedzones die beneden het niveau liggen dat te verwachten is zonder structurele congestie in een biedzone.

Dit niveau wordt gezamenlijk geanalyseerd en vastgesteld door alle transmissiesysteembeheerders van een capaciteitsberekeningsregio voor elke biedzonegrens en wordt onderworpen aan de goedkeuring door alle regulerende instanties van de capaciteitsberekeningsregio.

Artikel 17

Toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit in de verschillende tijdsbestekken

1.   De transmissiesysteembeheerders voeren ten minste na de gate-sluitingstijden van de zoneoverschrijdende gate-sluitingstijden van de day-ahead- en de intradaymarkt een herberekening van de beschikbare zoneoverschrijdende capaciteit uit. De transmissiesysteembeheerders wijzen de beschikbare zoneoverschrijdende capaciteit plus eventueel resterende zoneoverschrijdende capaciteit die voorheen niet is toegewezen alsmede eventuele zoneoverschrijdende capaciteit die is vrijgegeven door houders van rechten betreffende fysieke transmissie uit voorafgaande toewijzingen toe in het volgende toewijzingsproces voor zoneoverschrijdende capaciteit.

2.   De transmissiesysteembeheerders stellen een passende structuur voor voor de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit in de verschillende tijdsbestekken, met inbegrip van de day-ahead- en de intradaymarkt en van balancering. Die toewijzingsstructuur moet worden beoordeeld door de betrokken regulerende instanties. Bij het opstellen van hun voorstel houden de transmissiesysteembeheerders rekening met:

a)

de kenmerken van de markten;

b)

de exploitatieomstandigheden van het elektriciteitssysteem, zoals de gevolgen van de vereffening van vaste programma's;

c)

het niveau van harmonisering van de aan de verschillende tijdsbestekken toegewezen percentages en de tijdsbestekken die zijn goedgekeurd voor de verschillende bestaande zoneoverschrijdende mechanismen voor de capaciteitstoewijzing.

3.   Wanneer zoneoverschrijdende capaciteit beschikbaar is na de gate-sluitingstijd van de zoneoverschrijdende intradaymarkt, gebruiken de transmissiesysteembeheerders de zoneoverschrijdende capaciteit voor de uitwisseling van balanceringsenergie of voor het beheer van het onbalansvereffeningsproces.

4.   Wanneer zoneoverschrijdende capaciteit wordt toegewezen voor de uitwisseling van balanceringscapaciteit of het delen van reserves overeenkomstig artikel 6, lid 8, van deze verordening gebruiken de transmissiesysteembeheerders de methodologieën die zijn ontwikkeld in de richtsnoeren inzake elektriciteitsbalancering op basis van artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

5.   De transmissiesysteembeheerders verhogen de overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1222 berekende betrouwbaarheidsmarge niet als gevolg van de uitwisseling van balanceringscapaciteit of het delen van reserves.

AFDELING 2

Netwerktarieven en congestie-ontvangsten

Artikel 18

Tarieven voor de toegang tot netwerken, het gebruik van netwerken en versterkingen

1.   De door de netwerkbeheerders gehanteerde tarieven voor nettoegang, met inbegrip van tarieven voor de aansluiting op de netten, tarieven voor het gebruik van netten en, indien van toepassing, tarieven voor gerelateerde versterkingen van netten, moeten kostenreflectief en transparant zijn, rekening houden met de noodzakelijke zekerheid van het netwerk en flexibiliteit en een afspiegeling vormen van de werkelijk gemaakte kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare netbeheerder en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Deze tarieven omvatten geen ongerelateerde kosten ter ondersteuning van ongerelateerde beleidsdoelstellingen.

Zonder afbreuk te doen aan artikel 15, leden 1 en 6, van Richtlijn 2012/27/EU en de criteria van bijlage XI bij die richtlijn ondersteunt de voor het bepalen van de netwerktarieven gebruikte methode op neutrale wijze de algehele systeemefficiëntie op lange termijn door middel van prijssignalen aan afnemers en producenten en wordt zij in het bijzonder zodanig toegepast dat niet op positieve of negatieve wijze wordt gediscrimineerd tussen op distributieniveau aangesloten productie en op transmissieniveau aangesloten productie. Door middel van de netwerktarieven vindt noch op positieve, noch op negatieve wijze discriminatie plaats ten opzichte van energieopslag of aggregatie en worden geen negatieve prikkels tot stand gebracht met betrekking tot zelfproductie, zelfconsumptie of participatie in vraagrespons. Zonder afbreuk te doen aan lid 3 van dit artikel zijn deze tarieven niet afstandsgebonden.

2.   De tariefmethodologieën reflecteren de vaste kosten van de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders en bieden de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders passende stimulansen op zowel lange als korte termijn om de efficiëntie, waaronder de energie-efficiëntie, te verbeteren, de marktintegratie en de voorzieningszekerheid te versterken en toereikende investeringen en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen en innovatie in het belang van de consument te bevorderen op gebieden zoals digitalisering, flexibiliteitsdiensten en interconnectie.

3.   Wanneer passend, worden in het op producenten of eindafnemers van toepassing zijnde tarief locatiespecifieke signalen op Unieniveau ingebouwd en wordt rekening gehouden met de omvang van de veroorzaakte netverliezen en congestie en met de investeringskosten voor infrastructuur.

4.   Bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang wordt rekening gehouden met:

a)

de uit het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders voortvloeiende betalingen en ontvangsten;

b)

de werkelijk verrichte en ontvangen betalingen, alsmede de over toekomstige tijdvakken verwachte betalingen, een en ander aan de hand van ramingen over vroegere tijdvakken.

5.   Het krachtens dit artikel vaststellen van de tarieven laat de tarieven die in het kader van het in artikel 16 bedoelde congestiebeheer worden geheven, onverlet.

6.   Er worden geen specifieke nettarieven in rekening gebracht voor individuele transacties inzake zoneoverschrijdende elektriciteitshandel.

7.   De distributietarieven zijn kostenreflectief, rekening houdend met het gebruik van het distributienet door systeemgebruikers, met inbegrip van actieve afnemers. De distributietarieven kunnen elementen bevatten met betrekking tot capaciteiten voor aansluiting op het net en kunnen worden gedifferentieerd naargelang van de verbruiks- of productieprofielen van de systeemgebruikers. Wanneer de lidstaten de uitrol van slimme metersystemen hebben geïmplementeerd, houden de regulerende instanties bij het vaststellen of goedkeuren van transmissietarieven of distributietarieven of hun methodologieën overeenkomstig artikel 59, van Richtlijn (EU) 2019/944 rekening met aan bepaalde tijdsbestekken gekoppelde nettarieven en kunnen bepaalde tijdsbestekken gekoppelde nettarieven indien nodig worden ingevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met het gebruik van het net en zodanig te werk wordt gegaan dat het voor de eindafnemer transparant, kostenefficiënt en voorzienbaar is.

8.   De methodologieën inzake distributietarieven stimuleren de distributiesysteembeheerders tot de meest kostenefficiënte exploitatie en ontwikkeling van hun netten, inclusief door de aankoop van diensten. Daartoe nemen de regulerende instanties de relevante kosten in aanmerking en nemen zij deze op in de distributietarieven, en kunnen zij prestatiedoelstellingen vaststellen teneinde de distributiesysteembeheerders te stimuleren om de efficiëntie in hun netten te verbeteren, inclusief door middel van energie-efficiëntie, flexibiliteit en de uitrol van slimme netten en intelligente bemetering.

9.   Uiterlijk op 5 oktober 2019, om het risico van marktfragmentatie te beperken, verstrekt ACER een rapport over beste praktijken betreffende methodologieën inzake transmissie- en distributietarieven, en houdt daarbij rekening met de specifieke nationale kenmerken. Dat rapport over beste praktijken heeft ten minste betrekking op:

a)

het aandeel van de aan de producenten aangerekende tarieven en de aan eindafnemers aangerekende tarieven;

b)

de kosten die door middel van tarieven worden terugverdiend;

c)

aan bepaalde tijdsbestekken gekoppelde nettarieven;

d)

locatiespecifieke signalen;

e)

de verhouding tussen transmissietarieven en distributietarieven;

f)

methoden waarmee transparantie bij de vaststelling en de structuur van tarieven wordt gewaarborgd;

g)

groepen netgebruikers waarop tarieven, zo nodig inclusief de kenmerken van die groepen en vormen van verbruik, alsmede vrijstellingen van tarieven van toepassing zijn;

h)

verliezen in netten met een hoge, een gemiddelde en een lage spanning.

ACER werkt het rapport over beste praktijken ten minste om de twee jaar bij.

10.   De regulerende instanties houden met het rapport over beste praktijken naar behoren rekening bij de vaststelling of goedkeuring van transmissietarieven of distributietarieven of de methodologieën hiervoor overeenkomstig artikel 59 van Richtlijn (EU) 2019/944.

Artikel 19

Congestie-ontvangsten

1.   Aan een vooraf gespecificeerd tijdsbestek gekoppelde congestiebeheerprocedures leveren alleen ontvangsten op wanneer er voor dat tijdsbestek congestie ontstaat, behalve in het geval van nieuwe interconnectoren, die een vrijstelling genieten krachtens artikel 63 van onderhavige verordening, artikel 17 van Verordening (EG) nr. 714/2009 of artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003. De procedure voor de verdeling van deze ontvangsten wordt ter beoordeling aan de regulerende instanties voorgelegd; deze procedure mag het toewijzingsproces niet beïnvloeden ten gunste van een partij die capaciteit of energie aanvraagt en mag stimulansen voor de beperking van congestie niet ontmoedigen.

2.   De voorrang gaat uit naar de volgende doelstellingen bij de toewijzing van eventuele ontvangsten uit de toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit:

a)

het garanderen dat de toegewezen capaciteit daadwerkelijk beschikbaar is, met inbegrip van een vergoeding voor vastheid, of

b)

de zoneoverschrijdende capaciteit handhaven of vergroten door optimalisering van het gebruik van de bestaande interconnectoren, indien nodig door middel van gecoördineerde corrigerende acties; de kosten dekken die voortvloeien uit investeringen in het net die relevant zijn voor het reduceren van de interconnectiecongestie.

3.   Wanneer de doelstellingen in lid 2 op adequate wijze worden gehaald, kan de opbrengst gebruikt worden als inkomsten die door de regulerende instanties in rekening moeten worden genomen bij de goedkeuring van de methodologie voor de berekening van nettarieven of de vaststelling van nettarieven. De resterende ontvangsten worden op een aparte interne rekening gezet totdat hij voor de in lid 2 genoemde doelen kan worden besteed.

4.   Het gebruik van ontvangsten overeenkomstig lid 2, onder a) of b), is onderworpen aan een methodologie die wordt voorgesteld door de transmissiesysteembeheerders, na overleg met de regulerende instanties en de betrokken belanghebbenden, en na de goedkeuring door ACER. De transmissiesysteembeheerders dienen de voorgestelde methodologie uiterlijk op 5 juli 2020 in bij ACER en ACER neemt binnen zes maanden na de ontvangst daarvan een besluit over de voorgestelde methodologie.

ACER kan de transmissiesysteembeheerders verzoeken de in de eerste alinea bedoelde methodologie te wijzigen of bij te werken. ACER beslist over de bijgewerkte methodologie uiterlijk zes maanden nadat deze is ingediend.

In de methodologie zijn ten minste de voorwaarden gedetailleerd vastgesteld waarop de ontvangsten kunnen worden gebruikt ten behoeve van de in lid 2 bedoelde doelstellingen, de voorwaarden waarop die ontvangsten op een aparte rekening kunnen worden gezet met het oog op toekomstig gebruik voor die doelstellingen, en de termijn waarbinnen die ontvangsten op een dergelijke rekening kunnen worden gezet.

5.   De transmissiesysteembeheerders stellen van tevoren duidelijk vast hoe eventuele congestie-ontvangsten zullen worden gebruikt en zij brengen aan de regulerende instanties verslag uit over het daadwerkelijke gebruik van dergelijke ontvangsten. Uiterlijk op 1 maart van elk jaar informeren de regulerende instanties ACER en publiceren zij een verslag waarin wordt uiteengezet:

a)

hoeveel ontvangsten in de periode van twaalf maanden tot en met 31 december van het voorgaande jaar zijn binnengekomen;

b)

hoe deze ontvangsten zijn gebruikt overeenkomstig lid 2, met inbegrip van de specifieke projecten waarvoor de ontvangsten zijn gebruikt, en welk bedrag op een aparte rekening is gezet;

c)

het bedrag dat is gebruikt bij het berekenen van de netwerktarieven;

d)

dat wordt nagegaan dat het onder c) bedoelde bedrag voldoet aan deze verordening en aan de overeenkomstig lid 3 en lid 4 ontwikkelde methodologie.

Als sommige van de congestie-inkomsten worden gebruikt bij het berekenen van netwerktarieven, zal in het rapport vermeld worden hoe de transmissiesysteembeheerders voldeden aan de prioritaire doelstellingen in lid 2, indien van toepassing.

HOOFDSTUK IV

BEVOORRADINGSZEKERHEID

Artikel 20

Toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening in de interne markt voor elektriciteit

1.   De lidstaten houden toezicht op de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening op hun grondgebied op basis van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening als bedoeld in artikel 23. Ter aanvulling van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening kunnen de lidstaten bovendien nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening verrichten overeenkomstig artikel 24.

2.   Wanneer bij de Europese beoordeling van de in artikel 23 bedoelde toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening of nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening als bedoeld in artikel 24 een zorgpunt in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening wordt geconstateerd, stelt de betrokken lidstaat vast welke verstorende effecten van regelgeving en/of tekortkomingen van de markt hebben geleid of bijgedragen tot het ontstaan van dat zorgpunt.

3.   De lidstaten waar zorgpunten op het gebied van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening worden geconstateerd, ontwikkelen en publiceren een uitvoeringsplan met een tijdschema voor het vaststellen van maatregelen die zijn gericht op het wegnemen van eventuele vastgestelde verstorende effecten van regelgeving of tekortkomingen van de markt in het kader van het overheidssteunproces. Wanneer de lidstaten zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening aanpakken, houden zij rekening met de in artikel 3 vastgestelde beginselen en overwegen zij:

a)

verstorende effecten van regelgeving weg te nemen;

b)

prijsplafonds weg te nemen overeenkomstig artikel 10;

c)

een functie voor prijsbepaling op basis van schaarste in te voeren voor balanceringsenergie, zoals bedoeld in artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2195;

d)

de interconnectiecapaciteit en de interne netcapaciteit te vergroten om ten minste de interconnectiedoelstellingen ervan als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EU) 2018/1999 te realiseren;

e)

zelfproductie, energieopslag, maatregelen aan de vraagzijde en energie-efficiëntie mogelijk te maken door eventueel vastgestelde verstorende effecten van regelgeving weg te nemen;

f)

kostenefficiënte en op de markt gebaseerde inkoop van ondersteunende en balanceringsdiensten te verzekeren;

g)

gereguleerde prijzen af te schaffen indien dit is vereist op grond van artikel 5 van Richtlijn (EU) 2019/944.

4.   De betrokken lidstaten dienen hun uitvoeringsplannen ter beoordeling in bij de Commissie.

5.   Binnen vier maanden na ontvangst van het uitvoeringsplan brengt de Commissie een advies uit over de vraag of de maatregelen volstaan om de verstorende effecten van de regelgeving of de overeenkomstig lid 2 vastgestelde marktverstoringen weg te nemen, en kan de lidstaat verzoeken hun uitvoeringsplannen dienovereenkomstig te wijzigen.

6.   De betrokken lidstaten houden toezicht op de toepassing van hun uitvoeringsplannen en publiceert de resultaten van het toezicht in een jaarverslag en dient dat verslag in bij de Commissie.

7.   De Commissie brengt een advies uit over de vraag of de uitvoeringsplannen voldoende zijn uitgevoerd en of de zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening zijn weggenomen.

8.   De lidstaten blijven zich aan het uitvoeringsplan houden nadat de vastgestelde zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening zijn weggenomen.

Artikel 21

Algemene beginselen inzake capaciteitsmechanismen

1.   Om resterende zorgpunten op het gebied van toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening weg te nemen, kunnen de lidstaten als uiterste maatregel, bij het uitvoeren van de in artikel 20 van deze verordening bedoelde uitvoeringsmaatregelen overeenkomstig de artikelen 107, 108 en 109 VWEU de Unievoorschriften capaciteitsmechanismen invoeren.

2.   Vooraleer capaciteitsmechanismen in te voeren, verrichten de betrokken lidstaten uitvoerig onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die mechanismen voor de aangrenzende lidstaten, en raadplegen zij ten minste de aangrenzende lidstaten met wie zij een rechtstreekse elektriciteitsverbinding hebben en de belanghebbenden in deze lidstaten.

3.   De lidstaten beoordelen of een capaciteitsmechanisme in de vorm van een strategische reserve de zorgpunten op het gebied van toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening kan oplossen. Wanneer dit niet het geval is, kunnen de lidstaten een ander soort capaciteitsmechanisme ten uitvoer leggen.

4.   De lidstaten voeren geen capaciteitsmechanismen in wanneer zowel de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening als de nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, of bij gebrek aan een nationale beoordeling van de toereikendheid, de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening geen zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening hebben vastgesteld.

5.   De lidstaten voeren geen capaciteitsmechanismen in voor over het uitvoeringsplan overeenkomstig artikel 20, lid 3, een advies is uitgebracht door de Commissie, zoals bedoeld in artikel 20, lid 5.

6.   Wanneer een lidstaat een capaciteitsmechanisme toepast, evalueert hij dat capaciteitsmechanisme en zorgt hij ervoor dat geen nieuwe overeenkomsten in het kader van dat mechanisme worden gesloten, als zowel de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening als de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, of bij gebrek aan een nationale beoordeling van de toereikendheid, de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening geen zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening hebben vastgesteld of als over het uitvoeringsplan overeenkomstig artikel 20, lid 3, geen advies is uitgebracht door de Commissie, zoals bedoeld in artikel 20, lid 5.

7.   Bij het opzetten van capaciteitsmechanismen nemen de lidstaten een bepaling op waarbij wordt voorzien in de efficiënte administratieve uitdoving van het capaciteitsmechanisme, als gedurende drie opeenvolgende jaren geen nieuwe contracten worden gesloten uit hoofde van lid 6.

8.   Capaciteitsmechanismen zijn tijdelijk. Zij worden door de Commissie voor een periode van maximaal tien jaar goedgekeurd. Zij worden stopgezet of de toegekende hoeveelheid capaciteit wordt afgebouwd op basis van de in artikel 20 bedoelde uitvoeringsplannen. De lidstaten blijven het uitvoeringsplan toepassen na de invoering van het capaciteitsmechanisme.

Artikel 22

Beginselen inzake de opzet van capaciteitsmechanismen

1.   Capaciteitsmechanismen:

a)

zijn tijdelijk;

b)

leiden niet tot onnodige marktverstoringen en beperken de zone-overschrijdende handel niet;

c)

gaan niet verder dan wat nodig is om de in artikel 20 bedoelde zorgpunten met betrekking tot de toereikendheid aan te pakken;

d)

selecteren capaciteitsaanbieders via een transparante, niet-discriminerende en concurrerende procedure;

e)

bieden stimulansen voor capaciteitsaanbieders om op momenten waarop systeemstress verwacht wordt beschikbaar te blijven;

f)

waarborgen dat de vergoeding wordt bepaald via de concurrerende procedure;

g)

bepalen de technische voorwaarden voor de deelname van capaciteitsaanbieders voordat de selectieprocedure van start gaat;

h)

staan open voor deelname van alle hulpbronnen die de vereiste technische prestaties kunnen verstrekken, met inbegrip van energieopslag en vraagzijdebeheer;

i)

leggen passende sancties op aan capaciteitsaanbieders die niet beschikbaar zijn in tijden van systeemstress.

2.   De opzet van strategische reserves voldoet aan de volgende vereisten:

a)

wanneer een capaciteitsmechanisme is opgezet als een strategische reserve, kan dispatching van de middelen ervan in de strategische reserve slechts plaatsvinden wanneer de transmissiesysteembeheerders naar verwachting al hun balanceringsmiddelen moeten inzetten om een evenwicht tussen vraag en aanbod tot stand te brengen;

b)

tijdens onbalansvereffeningsperiodes waarin dispatching van de middelen in de strategische reserve heeft plaatsgevonden, moeten onbalansen op de markt worden vereffend tegen ten minste de waarde van de verloren belasting of een waarde boven de intraday-technische prijslimieten als bedoeld in artikel 10, lid 1, als deze hoger is;

c)

de output van de strategische reserve na de dispatching moet door het onbalansvereffeningsmechanisme worden toegewezen aan de balanceringsverantwoordelijken;

d)

voor de middelen die deelnemen in de strategische reserve, mag geen vergoeding worden ontvangen van de groothandelsmarkten voor elektriciteit of van de balanceringsmarkten;

e)

de middelen in de strategische reserve moeten buiten de markt worden gehouden voor minstens de duur van de contractperiode.

Het onder a) van de eerste alinea bedoelde voorschrift staat er niet aan in de weg dat middelen worden geactiveerd alvorens de werkelijke dispatching plaatsvindt, zulks met het oog op de opvoeringsbeperkingen en exploitatie-vereisten van de middelen. De output van de strategische reserve tijdens activering wordt niet toegeschreven aan balanceringsgroepen via groothandelsmarkten en verandert hun onevenwichtigheden niet.

3.   Naast de voorschriften van lid 1, geldt voor capaciteitsmechanismen, afgezien van strategische reserves:

a)

dat zij zo dienen te worden opgezet dat verzekerd wordt dat de prijs die voor het beschikbaar houden wordt betaald, automatisch naar nul tendeert wanneer de omvang van het aangeboden vermogen naar verwachting afdoende is om te voldoen aan de omvang van de vraag naar vermogen;

b)

dat zij de participerende middelen alleen dienen te vergoeden naargelang hun beschikbaarheid, en dienen te verzekeren dat deze vergoeding geen gevolgen heeft voor de beslissing van de capaciteitsaanbieder om al dan niet elektriciteit op te wekken;

c)

dat zij dienen te waarborgen dat capaciteitsverplichtingen overgedragen kunnen worden tussen in aanmerking komende capaciteitsaanbieders.

4.   In capaciteitsmechanismen worden de volgende voorschriften opgenomen met betrekking tot CO2-emissiegrenswaarden:

a)

uiterlijk op 4 juli 2019 wordt productiecapaciteit waarvan de commerciële productie werd opgestart op of na die datum en met emissies van meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom niet vastgelegd en worden geen betalingen of toezeggingen ontvangen voor toekomstige betalingen in het kader van een capaciteitsmechanisme;

b)

uiterlijk op 1 juli 2025 wordt productiecapaciteit waarvan de commerciële productie werd opgestart vóór 4 juli 2019 en met emissies van meer dan 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom en met een jaarlijks gemiddelde van meer dan 350 kg CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per geïnstalleerde kW, wordt niet vastgelegd en worden geen betalingen of toezeggingen ontvangen voor toekomstige betalingen in het kader van een capaciteitsmechanisme.

De emissiegrenswaarde van 550 g CO2 afkomstig van fossiele brandstoffen per kWh stroom en de limiet van een jaarlijks gemiddelde van 350 kg CO2 per geïnstalleerde kW als bedoeld onder a) en b) van de eerste alinea, worden berekend op basis van de efficiëntie van het ontwerp van de productie-eenheid, namelijk het nettorendement bij nominaal vermogen in de relevante normen die zijn vastgelegd door de Internationale Organisatie voor normalisatie.

Uiterlijk op 5 januari 2020 publiceert het Agentschap een advies met technische richtsnoeren met betrekking tot de berekening van de in de eerste alinea bedoelde waarden.

5.   Lidstaten die op 4 juli 2019 capaciteitsmechanismen toepassen, passen hun mechanismen aan om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de vereisten van hoofdstuk 4, onverminderd verplichtingen of overeenkomsten die uiterlijk op 31 december 2019 zijn gesloten.

Artikel 23

Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening

1.   De Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening stelt de zorgpunten met betrekking tot de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening vast aan de hand van een beoordeling van de algemene toereikendheid van het elektriciteitssysteem om stroom te leveren en de verwachte vraag naar elektriciteit voor elk jaar op het niveau van de Unie, op het niveau van de lidstaten en op het niveau van de individuele biedzones, indien nodig. De Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening bestrijkt een periode van tien jaar vanaf de datum van die beoordeling.

2.   De Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening wordt verricht door het ENTSB voor elektriciteit.

3.   Uiterlijk op 5 januari 2020 dient het ENTSB voor elektriciteit bij de overeenkomstig artikel 1 van het Besluit van de Commissie van 15 november 2012 (21) opgerichte Coördinatiegroep voor elektriciteit en ACER een ontwerpmethodologie in voor de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening op basis van de in lid 5 van dit artikel vastgestelde beginselen.

4.   De transmissiesysteembeheerders verstrekken aan het ENTSB voor elektriciteit de gegevens die het nodig heeft om de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening uit te voeren.

Het ENTSB voor elektriciteit voert de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening jaarlijks uit. De producenten en andere marktdeelnemers bezorgen transmissiesysteembeheerders en andere marktdeelnemers gegevens over het verwachte gebruik van de productiebronnen, waarbij rekening wordt gehouden met de beschikbaarheid van primaire middelen en passende scenario's van de verwachte vraag en het verwachte aanbod.

5.   De Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening is gebaseerd op een transparante methodologie die mogelijk maakt dat de beoordeling:

a)

wordt uitgevoerd op het niveau van elke biedzone en ten minste alle lidstaten bestrijkt;

b)

is gebaseerd op passende centrale referentiescenario's van verwachte vraag en aanbod, met inbegrip van een economische beoordeling van de waarschijnlijkheid dat activa voor elektriciteitsproductie permanent buiten bedrijf worden gesteld of worden stilgelegd, of dat nieuwe activa voor elektriciteitsproductie worden gebouwd, alsmede met inbegrip van maatregelen ter verwezenlijking van doelstellingen inzake energie-efficiëntie en elektriciteitsinterconnectie en die een analyse omvat waarbij op passende wijze rekening wordt gehouden met gevoeligheden betreffende extreme weersomstandigheden, hydrologische omstandigheden, groothandelsprijzen en de ontwikkeling van de koolstofprijs;

c)

afzonderlijke scenario's bevat die de verschillende waarschijnlijkheden weerspiegelen van de zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening die de verschillende soorten capaciteitsmechanismen moeten aanpakken;

d)

op passende wijze rekening houdt met de bijdrage van alle middelen, met inbegrip van bestaande en toekomstige productie, energieopslag, sectorale integratie, vraagrespons en invoer- en uitvoermogelijkheden, alsmede met de bijdrage daarvan aan een flexibel systeembeheer;

e)

rekening houdt met de waarschijnlijke gevolgen van de in artikel 20, lid 3, bedoelde maatregelen;

f)

varianten zonder bestaande of geplande capaciteitsmechanismen en; waar van toepassing, varianten met bestaande of geplande capaciteitsmechanismen omvat;

g)

is gebaseerd op een marktmodel met gebruikmaking van, indien van toepassing, de stroomgebaseerde aanpak;

h)

gebruikmaakt van probabilistische berekeningen;

i)

gebruikmaakt van één modelleringshulpmiddel;

j)

ten minste de volgende in artikel 25 bedoelde indicatoren omvat:

"verwachte niet-geleverde energie", en

"de waarschijnlijkheid dat niet aan de vraag kan worden voldaan";

k)

de bronnen van mogelijke zorgpunten in verband met de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening vaststelt, in het bijzonder of er sprake is van een beperking op het gebied van het net en/of een hulpbron;

l)

rekening houdt met echte netontwikkeling;

m)

ervoor zorgt dat naar behoren rekening wordt gehouden met de nationale kenmerken van productie, vraagflexibiliteit en energieopslag, de beschikbaarheid van primaire middelen en het niveau van interconnectie.

6.   Uiterlijk op 5 januari 2020 dient het ENTSB voor elektriciteit bij ACER een ontwerpmethodologie in voor de berekening van:

a)

de waarde van de verloren belasting;

b)

de "kosten voor nieuwe toegang" voor productie of vraagrespons, en

c)

de in artikel 25 bedoelde betrouwbaarheidsnorm.

De methodologie is gebaseerd op transparante, objectieve en verifieerbare criteria.

7.   Met betrekking tot de voorstellen overeenkomstig de leden 3 en 6 voor de ontwerpmethodologie, de scenario's, de gevoeligheidsanalyses en de aannames waarop deze gebaseerd zijn, en de resultaten van de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig lid 4, vindt voorafgaande raadpleging van de lidstaten, de Coördinatiegroep voor elektriciteit en alle relevante belanghebbenden en de goedkeuring door ACER plaats in overeenstemming met de in artikel 27 vastgestelde procedure.

Artikel 24

Nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening

1.   Nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening hebben een regionaal toepassingsgebied en zijn gebaseerd op de in artikel 23, lid 5, bedoelde methodologie, met name het bepaalde in artikel 23, lid 5,

Nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening omvatten de centrale referentiescenario's als bedoeld in artikel 23, lid 5, onder b).

Nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening kunnen rekening houden met bijkomende gevoeligheden naast die als bedoeld in artikel 23, lid 5, onder b). In dergelijke gevallen kunnen nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening:

a)

uitgaan van veronderstellingen, rekening houdend met de specifieke kenmerken van de nationale vraag naar en het nationale aanbod van elektriciteit;

b)

gebruikmaken van aanvullende instrumenten en recente gegevens die aanvullend zijn welke het ENTSB voor elektriciteit gebruikt voor de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening.

Daarnaast maken de nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening bij het beoordelen van de bijdrage van capaciteitsaanbieders in een andere lidstaat tot de voorzieningszekerheid van de door hen bestreken biedzones, gebruik van de methodologie van artikel 26, lid 11, onder a).

2.   De nationale beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening en, waar van toepassing, de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening en het advies van ACER uit hoofde van lid 3 van dit artikel, worden openbaar gemaakt.

3.   Wanneer bij de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening een punt van zorg wordt geconstateerd met betrekking tot een biedzone dat niet was geconstateerd bij de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, omvat de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening de redenen voor het verschil tussen de twee beoordelingen van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, inclusief gedetailleerde gegevens over de gevoeligheidsanalyses en de onderliggende veronderstellingen. De lidstaten publiceren dit verslag en dienen het in bij ACER.

Binnen twee maanden na de datum van ontvangst van het verslag, brengt ACER een advies uit over de vraag of de verschillen tussen de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening en de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening gerechtvaardigd zijn.

Het orgaan dat verantwoordelijk is voor de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening, houdt naar behoren rekening met het advies van ACER en wijzigt zo nodig zijn beoordeling. Indien het besluit niet volledig rekening te houden met het advies van ACER, publiceert het orgaan dat verantwoordelijk is voor de nationale beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening een verslag met een gedetailleerde motivering.

Artikel 25

Betrouwbaarheidsnorm

1.   Wanneer de lidstaten capaciteitsmechanismen toepassen, maken zij gebruik van een betrouwbaarheidsnorm. Die geeft op transparante wijze aan wat het vereiste niveau van voorzieningszekerheid voor de lidstaat is. In geval van grensoverschrijdende biedzones worden deze betrouwbaarheidsnormen gezamenlijk door de relevante instanties vastgesteld.

2.   De betrouwbaarheidsnorm wordt vastgesteld door de lidstaat of een door de lidstaat aangewezen bevoegde instantie op basis van een voorstel van de regulerende instantie. De betrouwbaarheidsnorm wordt vastgesteld op basis van de in artikel 23, lid 6, uiteengezette methodologie.

3.   De betrouwbaarheidsnorm wordt berekend met gebruikmaking van ten minste de waarde van de verloren belasting en de kosten voor nieuwe toegang gedurende een gegeven tijdsbestek en wordt uitgedrukt als "verwachte niet-geleverde energie" en als "de waarschijnlijkheid dat niet aan de vraag kan worden voldaan".

4.   Wanneer toepassing wordt gemaakt van capaciteitsmechanismen, worden de parameters waarmee de hoeveelheid in het kader van het capaciteitsmechanisme aangekochte capaciteit wordt bepaald, goedgekeurd door de lidstaat of een andere door de lidstaat aangewezen bevoegde instantie op basis van een voorstel van de regulerende instantie.

Artikel 26

Grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen

1.   Andere capaciteitsmechanismen dan strategische reserves, en indien dat technisch haalbaar is, de strategische reserves, staan open voor rechtstreekse grensoverschrijdende deelname door capaciteitsaanbieders in een andere lidstaat, onder de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.

2.   De lidstaten waarborgen dat buitenlandse capaciteit die in staat is technische prestaties te leveren die gelijkwaardig zijn aan binnenlandse capaciteit, de mogelijkheid heeft om deel te nemen aan dezelfde concurrerende procedure als binnenlandse capaciteit. In het geval van capaciteitsmechanismen die worden gebruikt vanaf 4 juli 2019, kunnen de lidstaten rechtstreekse deelname van interconnectoren als buitenlandse capaciteit toestaan in dezelfde concurrerende procedure, voor ten hoogste vier jaar na 4 juli 2019 of twee jaar na de datum van goedkeuring van de in lid 11 bedoelde methodologieën, naargelang wat zich het eerst voordoet.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de capaciteit zich bevindt in een lidstaat met een rechtstreekse netaansluiting met de lidstaat die het mechanisme toepast.

3.   De lidstaten beletten capaciteit die zich op hun grondgebied bevindt niet deel te nemen aan capaciteitsmechanismen van andere lidstaten.

4.   Grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen houdt geen wijziging of een andere verandering in van zoneoverschrijdende planningen of fysieke stromen tussen de lidstaten. Die schema's of stromen worden uitsluitend bepaald door de resultaten van capaciteitstoewijzing overeenkomstig artikel 16.

5.   Capaciteitsaanbieders kunnen aan meer dan één capaciteitsmechanisme deelnemen.

Wanneer capaciteitsaanbieders aan meer dan één capaciteitsmechanisme voor dezelfde leveringsperiode deelnemen, nemen zij deel tot het niveau van de verwachte beschikbaarheid van interconnectie en het waarschijnlijke tegelijkertijd optreden van systeemstress in het systeem waarin het mechanisme wordt toegepast en in het systeem waarin de buitenlandse capaciteit zich bevindt, volgens de in artikel 11, onder a) bedoelde methodologie.

6.   Capaciteitsaanbieders moeten niet-beschikbaarheidsbetalingen doen indien hun capaciteit niet beschikbaar is.

Wanneer capaciteitsaanbieders aan meer dan één capaciteitsmechanisme voor dezelfde leveringsperiode deelnemen, moeten zij onderworpen zijn aan meervoudige niet-beschikbaarheidsbetalingen wanneer zij niet in staat zijn meervoudige toezeggingen te vervullen.

7.   Met het oog op het verstrekken van een aanbeveling aan de transmissiesysteembeheerders berekenen de overeenkomstig artikel 35 opgerichte regionale coördinatiecentra jaarlijks de maximale toegangscapaciteit die beschikbaar is voor de deelname van buitenlandse capaciteit. Bij die berekening wordt rekening gehouden met de verwachte beschikbaarheid van interconnectie en het waarschijnlijke tegelijkertijd optreden van systeemstress in het systeem waarin het mechanisme wordt toegepast en in het systeem waarin de buitenlandse capaciteit zich bevindt. Voor elke biedzonegrens is een dergelijke berekening vereist.

De transmissiesysteembeheerders stellen jaarlijks de maximale toegangscapaciteit vast die beschikbaar is voor de deelname van buitenlandse capaciteit op basis van de aanbeveling van het regionale coördinatiecentrum.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 7 bedoelde toegangscapaciteit op transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde wijze wordt toegewezen aan capaciteitsaanbieders die in aanmerking komen.

9.   Indien capaciteitsmechanismen open staan voor grensoverschrijdende deelname in twee aan elkaar grenzende lidstaten, komen alle inkomsten die ontstaan als gevolg van de in lid 8 bedoelde toewijzing ten goede van de betrokken transmissiesysteembeheerders en worden zij door hen gedeeld overeenkomstig de in lid 11, onder b), van dit artikel bedoelde methodologie of overeenkomstig een gemeenschappelijke methodologie die door de beide betrokken regulerende instanties is goedgekeurd. Indien de aangrenzende lidstaat geen toepassing maakt van een capaciteitsmechanisme of toepassing maakt van een capaciteitsmechanismen dat niet open staat voor grensoverschrijdende deelname, wordt het aandeel van inkomsten goedgekeurd door de bevoegde nationale instantie van de lidstaat waar het capaciteitsmechanisme wordt toegepast, nadat het advies van de regulerende instanties van de aangrenzende lidstaten is ingewonnen. De transmissiesysteembeheerders gebruiken dergelijke ontvangsten voor de in artikel 19, lid 2, genoemde doeleinden.

10.   De transmissiesysteembeheerder binnen wiens systeem de buitenlandse capaciteit zich bevindt:

a)

stelt vast of de belangstellende capaciteitsaanbieders de technische prestaties kunnen leveren die noodzakelijk zijn voor het capaciteitsmechanisme waaraan de capaciteitsaanbieders willen deelnemen, en neemt de capaciteitsaanbieders op in een daartoe opgezet register als in aanmerking komende capaciteitsaanbieder;

b)

voert controles inzake beschikbaarheid uit;

c)

stelt de transmissiesysteembeheerder in de lidstaat die toepassing maakt van het capaciteitsmechanisme in kennis van de uit hoofde van de onder a) en b) van de tweede alinea van dit artikel verkregen informatie.

De betrokken capaciteitsaanbieder stelt de transmissiesysteembeheerder onverwijld in kennis van zijn deelname aan een buitenlands capaciteitsmechanisme.

11.   Uiterlijk op 5 juli 2020 dient het ENTSB voor elektriciteit bij ACER het volgende in:

a)

een methodologie inzake de berekening van de maximale toegangscapaciteit voor de in lid 7 bedoelde grensoverschrijdende deelname;

b)

een methodologie voor het delen van de in lid 9 bedoelde ontvangsten;

c)

gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering van de in lid 10, onder b), bedoelde controles inzake beschikbaarheid;

d)

gemeenschappelijke voorschriften voor de bepaling wanneer een niet-beschikbaarheidsbetaling is verschuldigd;

e)

voorwaarden voor het beheer van het in lid 10, onder a), bedoelde register;

f)

gemeenschappelijke voorschriften voor de vaststelling van capaciteit die overeenkomstig lid 10, onder a), in aanmerking komt voor deelname aan het capaciteitsmechanisme.

Met betrekking tot het voorstel vindt overeenkomstig de in artikel 27 vastgestelde procedure voorafgaande raadpleging en de goedkeuring door ACER plaats.

12.   De betrokken regulerende instanties controleren of de capaciteit is berekend overeenkomstig de in lid 11, onder a), bedoelde methodologie.

13.   De regulerende instanties waarborgen dat de grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen op doeltreffende en niet-discriminerende wijze wordt georganiseerd. Zij stellen met name adequate administratieve regelingen vast voor het afdwingen van niet-beschikbaarheidsbetalingen over grenzen heen.

14.   De in lid 8 bedoelde toegewezen capaciteiten kunnen worden overgedragen tussen in aanmerking komende capaciteitsaanbieders. In aanmerking komende capaciteitsaanbieders stellen het in lid 10, onder a), bedoelde register in kennis van een dergelijke overdracht.

15.   Het ENTSB voor elektriciteit zorgt ervoor dat het in lid 10, onder a), bedoelde register uiterlijk op 5 juli 2021 is opgezet en operationeel is. Het register staat open voor alle in aanmerking komende capaciteitsaanbieders, de systemen die de capaciteitsmechanismen toepassen en hun transmissiesysteembeheerders.

Artikel 27

Goedkeuringsprocedure

1.   Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is de in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde procedure van toepassing op de goedkeuring van door het ENTSB voor elektriciteit ingediend voorstellen.

2.   Voordat het ENTSB voor elektriciteit het voorstel indient, voert het een raadpleging uit waarbij alle relevante belanghebbenden, waaronder de regulerende instanties en andere nationale autoriteiten. Het naar behoren rekening met de resultaten van het raadplegingsproces.

3.   Uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van het in lid 1 bedoelde voorstel, wordt het door ACER goedgekeurd of gewijzigd. In dat laatste geval raadpleegt ACER het ENTSB voor elektriciteit voordat het het gewijzigde voorstel goedkeurt. ACER publiceert het goedgekeurde voorstel op zijn website uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van de voorgestelde documenten.

4.   ACER kan te allen tijde om wijziging van het goedgekeurde voorstel verzoeken. Uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van dat verzoek verstrekt het ENTSB voor elektriciteit een ontwerpversie van de voorgestelde wijzigingen aan ACER. Uiterlijk drie maanden na de datum van ontvangst van de ontwerpversie worden de veranderingen door ACER gewijzigd of goedgekeurd en op zijn website gepubliceerd.

HOOFDSTUK V

TRANSMISSIESYSTEEMBEHEER

Artikel 28

Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit

1.   De transmissiesysteembeheerders werken samen op Unieniveau middels het ENTSB voor elektriciteit met de bedoeling de voltooiing en het functioneren van de interne elektriciteitsmarkt en de zoneoverschrijdende handel te bevorderen en een optimaal beheer, gecoördineerde werking en deugdelijke technische ontwikkeling van het Europees elektriciteitstransmissienet te garanderen.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit handelt bij de uitvoering van zijn functies uit hoofde van het Unierecht in het belang van een goed werkende en geïntegreerde interne markt voor elektriciteit en draagt bij tot de efficiënte en duurzame verwezenlijking van de in het beleidskader voor klimaat en energie vastgestelde doelstellingen voor de periode 2020-2030, in het bijzonder tot de efficiënte integratie van uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte elektriciteit en tot verbetering van de energie-efficiëntie, met behoud van de systeemveiligheid. Het ENTSB voor elektriciteit wordt uitgerust met voldoende personeel en financiële middelen om zijn taken uit te voeren.

Artikel 29

Het ENTSB voor elektriciteit

1.   De transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit dienen bij de Commissie en ACER ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het reglement van orde van het ENTSB voor elektriciteit in.

2.   Binnen twee maanden na ontvangst van de ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het reglement van orde brengt ACER, na raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen, en in het bijzonder de systeemgebruikers, inclusief afnemers, aan de Commissie advies uit over de ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het ontwerpreglement van orde.

3.   Rekening houdend met het in lid 2 bedoelde advies van ACER en binnen drie maanden na de ontvangst van het advies van ACER brengt de Commissie advies uit over de ontwerpamendementen op de statuten, de ledenlijst of het ontwerpreglement van orde.

4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het positieve advies van de Commissie gaan de transmissiesysteembeheerders over tot de vaststelling en publicatie van de geamendeerde statuten of het geamendeerde reglement van orde.

5.   De in lid 1 genoemde documenten worden aan de Commissie en ACER verstrekt wanneer veranderingen daaraan hebben plaatsgevonden of op gemotiveerd verzoek van een van hen. De Commissie en ACER brengen overeenkomstig de leden 2, 3 en 4 een advies uit.

Artikel 30

Taken van het ENTSB voor elektriciteit

1.   Het ENTSB voor elektriciteit:

a)

ontwikkelt de in artikel 59, lid 1, genoemde terreinen netcodes op om de in artikel 28 genoemde doelstellingen te verwezenlijken;

b)

stelt om de twee jaar een niet-bindend Uniebreed tienjarenplan voor netontwikkeling vast ("Uniebreed netontwikkelingsplan"), en publiceert dat plan;

c)

stelt voorstellen op en neemt deze aan die verband houden met de Europese beoordeling van de toereikendheid van de elektriciteitsvoorziening overeenkomstig artikel 23 en voorstellen met de technische specificaties inzake grensoverschrijdende deelname aan capaciteitsmechanismen overeenkomstig artikel 26, lid 11;

d)

stelt aanbevelingen vast inzake coördinatie van technische samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders van de Unie en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

e)

stelt een kader vast voor de samenwerking en coördinatie tussen de regionale operationele centra;

f)

stelt een voorstel vast met betrekking tot het afbakenen van de systeembeheersregio overeenkomstig artikel 36;

g)

werkt samen met distributiesysteembeheerders en de EU DSB-entiteit;

h)

bevordert de digitalisering van transmissienetten, inclusief de uitrol van slimme netten, het efficiënt verkrijgen van gegevens in real time en intelligente metersystemen;

i)

stelt gemeenschappelijke netwerkbeheersinstrumenten vast om te zorgen voor de coördinatie van de netwerkuitbating onder normale omstandigheden en in noodsituaties, waaronder een gemeenschappelijk indelingsschema voor incidenten, en onderzoeksplannen, met inbegrip van de uitvoering van die plannen door middel van een efficiënt onderzoeksprogramma. In deze instrumenten wordt onder andere het volgende gespecificeerd:

i)

de informatie — met inbegrip van de desbetreffende day-ahead, intra-day en realtime informatie — die moet dienen ter verbetering van de operationele coördinatie, alsmede de optimale frequentie voor het verzamelen en uitwisselen van dergelijke informatie;

ii)

het technologisch platform voor de uitwisseling van informatie in realtime en, in voorkomend geval, de technologische platforms voor de verzameling, verwerking en overdracht van de overige informatie als bedoeld in punt i), alsmede voor de toepassing van de procedures ter verbetering van de operationele coördinatie tussen transmissiesysteembeheerders, zodat deze coördinatie de gehele Unie kan bestrijken;

iii)

de wijze waarop transmissiesysteembeheerders operationele informatie beschikbaar stellen aan andere transmissiesysteembeheerders of entiteiten die gemachtigd zijn om hen ten behoeve van de operationele coördinatie te ondersteunen, alsmede aan ACER, en

iv)

dat de transmissiesysteembeheerders een contactpunt aanwijzen dat is belast met het beantwoorden van vragen betreffende die informatie van andere transmissiesysteembeheerders of van gemachtigde entiteiten als bedoeld in punt iii), dan wel van ACER;

j)

stelt een jaarlijks werkprogramma vast;

k)

draagt bij tot de vaststelling van interoperabiliteitseisen en niet-discriminerende en transparante procedures voor de toegang tot gegevens overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn (EU) 2019/944;

l)

stelt een jaarverslag vast;

m)

stelt seizoensgebonden vooruitzichten inzake de toereikendheidsbeoordelingen vast en voert deze uit overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2019/941;

n)

stimuleert cyberveiligheid en gegevensbescherming, in samenwerking met de relevante autoriteiten en gereguleerde entiteiten;

o)

houdt rekening met de ontwikkeling van de vraagrespons bij de uitvoering van zijn taken.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit brengt verslag uit aan ACER over geconstateerde tekortkomingen wat betreft de oprichting en prestaties van de regionale coördinatiecentra.

3.   Het ENTSB voor elektriciteit publiceert de notulen van zijn algemene vergaderingen, van de bijeenkomsten van het bestuur en van de bijeenkomsten van de comités en voorziet het publiek regelmatig van informatie over zijn besluitvorming en activiteiten.

4.   Het in lid 1, onder j), bedoelde jaarlijkse werkprogramma bevat een lijst en een beschrijving van de op te stellen netcodes, een plan voor de coördinatie van het beheer van het netwerk en de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten in de loop van dat jaar, alsook een indicatief tijdschema.

5.   Het ENTSB voor elektriciteit stelt alle informatie ter beschikking die ACER nodig heeft om zijn taken overeenkomstig artikel 32, lid 1, te vervullen. Om ENTSB voor elektriciteit in staat te stellen aan dat vereiste te voldoen, stellen de transmissiesysteembeheerders alle vereiste informatie ter beschikking van het ENTSB voor elektriciteit.

6.   Op verzoek van de Commissie geeft het ENTSB voor elektriciteit zijn zienswijze op de vaststelling van richtsnoeren als bepaald in artikel 61.

Artikel 31

Overleg

1.   Bij de voorbereiding van de voorstellen in verband met de in artikel 30, lid 1, genoemde taken raadpleegt het ENTSB voor elektriciteit uitvoerig, in een vroeg stadium en op een open en transparante manier. Het raadplegingsproces wordt gestructureerd op een zodanige manier dat opmerkingen van belanghebbenden vóór de definitieve goedkeuring van het voorstel kunnen worden meegenomen, en op een open en transparante wijze, overeenkomstig het in artikel 29 bedoelde reglement van orde, waarbij alle relevante belanghebbenden, en met name de organisaties die deze belanghebbenden vertegenwoordigen, worden betrokken. Bij de raadpleging worden ook de regulerende instanties en andere nationale instanties, producenten, leveranciers, systeemgebruikers, met inbegrip van afnemers, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van relevante bedrijfstakverenigingen, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken. Beoogd wordt de zienswijze en voorstellen van alle betrokken partijen in het besluitvormingsproces te vernemen.

2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

3.   Alvorens de in artikel 30, lid 1, bedoelde voorstellen vast te stellen, geeft het ENTSB voor elektriciteit aan hoe met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening is gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

Artikel 32

Toezicht door ACER

1.   ACER houdt toezicht op de uitvoering van de in artikel 30, leden 1, 2 en 3, bedoelde taken van het ENTSB voor elektriciteit, en brengt verslag over zijn bevindingen uit aan de Commissie.

ACER houdt toezicht op de toepassing van de overeenkomstig artikel 59 ontwikkelde netcodes door het ENTSB voor elektriciteit. Indien het ENTSB voor elektriciteit er niet in is geslaagd dergelijke netcodes toe te passen, verzoekt ACER het ENTSB voor elektriciteit een naar behoren gemotiveerde uitleg te verschaffen over de redenen waarom het er niet in is geslaagd. ACER stelt de Commissie op de hoogte van deze uitleg en brengt hierover advies uit.

ACER houdt toezicht op en verricht onderzoek naar de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren die door de Commissie overeenkomstig artikel 58, lid 1, zijn aangenomen, en het effect daarvan op de harmonisatie van de toepasselijke voorschriften ter bevordering van marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en efficiënte marktwerking, en brengt verslag uit aan de Commissie.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit dient de ontwerpversies van het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, het jaarlijkse werkprogramma, met inbegrip van de informatie betreffende het raadplegingsproces en de overige in artikel 30, lid 1, bedoelde documenten, voor advies in bij ACER.

Wanneer het van oordeel is dat de door het ENTSB voor elektriciteit ingediende ontwerpversie van het jaarlijkse werkprogramma of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, niet bijdraagt tot non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging, een efficiënte werking van de markt of een voldoende niveau van voor derde partijen toegankelijke grensoverschrijdende interconnectie, verstrekt ACER binnen twee maanden na de ontvangst daarvan een naar behoren met redenen omkleed advies, alsmede aanbevelingen aan het ENTSB voor elektriciteit en de Commissie.

Artikel 33

Kosten

De kosten die met de in de artikelen 28 tot en met 32 en 58 tot en met 61 van deze verordening en artikel 11 van Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad (22) genoemde werkzaamheden van het ENTSB voor elektriciteit verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en passend zijn.

Artikel 34

Regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders

1.   Binnen het ENTSB voor elektriciteit brengen transmissiesysteembeheerders regionale samenwerking tot stand om bij te dragen tot de uitvoering van de in artikel 30, leden 1, 2 en 3 genoemde werkzaamheden. Zij publiceren met name om de twee jaar een regionaal investeringsplan en mogen investeringsbeslissingen nemen op basis van het regionale investeringsplan. Het ENTSB voor elektriciteit bevordert de samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders op regionaal niveau, waardoor op gebieden die nog niet op Unieniveau zijn geharmoniseerd interoperabiliteit, communicatie en toezicht op regionale prestaties wordt gewaarborgd.

2.   De transmissiesysteembeheerders bevorderen het treffen van operationele regelingen om een optimaal beheer van het netwerk te garanderen en bevorderen tevens de ontwikkeling van energiebeurzen, de gecoördineerde toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit via non-discriminerende marktgeoriënteerde oplossingen met voldoende aandacht voor de specifieke verdiensten van impliciete veilingen voor kortetermijntoewijzingen en de integratie van balancerings- en reservevermogensmechanismen.

3.   Ter verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 vastgestelde doelen, kan de Commissie het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt bestreken, vaststellen, rekening houdend met de bestaande regionale samenwerkingsstructuren. Iedere lidstaat mag de samenwerking in meer dan één geografisch gebied bevorderen.

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 68 gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen, met het oog op de vaststelling van het geografische gebied dat door elke regionale samenwerkingsstructuur wordt gedekt. Daartoe raadpleegt de Commissie de regulerende instanties, ACER en het ENTSB voor elektriciteit.

De in dit lid bedoelde gedelegeerde handelingen laten de bepalingen van artikel 36 onverlet.

Artikel 35

Oprichting en missie van de regionale coördinatiecentra

1.   Uiterlijk op 5 juli 2020 dienen alle transmissiesysteembeheerders van een systeembeheersregio een voorstel voor de oprichting van regionale coördinatiecentra in bij de betrokken regulerende instanties in overeenstemming met de in dit hoofdstuk vastgestelde criteria.

De regulerende instanties van de systeembeheersregio evalueren het voorstel en keuren het goed.

Het voorstel omvat ten minste de volgende elementen:

a)

de lidstaat van de toekomstige vestigingsplaats van de regionale coördinatiecentra en de deelnemende transmissiesysteembeheerders;

b)

de nodige organisationele, financiële en operationele regelingen teneinde de efficiënte, veilige en betrouwbare werking van het geïnterconnecteerde transmissiesysteem te waarborgen;

c)

een uitvoeringsplan voor de inwerkingtreding van de regionale coördinatiecentra;

d)

de statuten en het reglement van orde van de regionale coördinatiecentra;

e)

een beschrijving van de samenwerkingsprocedures overeenkomstig artikel 38;

f)

een beschrijving van de regelingen met betrekking tot de aansprakelijkheid van de regionale coördinatiecentra overeenkomstig artikel 47;

g)

als twee regionale coördinatiecentra functioneren volgens een rotatiesysteem overeenkomstig artikel 36, lid 2, een beschrijving van de regelingen die zijn getroffen om te voorzien in duidelijke verantwoordelijkheden voor die regionale coördinatiecentra en procedures voor de uitvoering van hun taken.

2.   Na de goedkeuring door de regulerende instanties van het in lid 1 bedoelde voorstel, vervangen de regionale coördinatiecentra de regionale veiligheidscoördinatoren die zijn ingesteld overeenkomstig het op basis van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoer betreffende systeembeheer en treden zij uiterlijk op 1 juli 2022 in werking.

3.   De regionale coördinatiecentra krijgen een rechtsvorm als vermeld in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (23).

4.   Bij de uitvoering van hun taken overeenkomstig het Unierecht treden de regionale coördinatiecentra onafhankelijk op van individuele nationale belangen en onafhankelijk van de belangen van de transmissiesysteembeheerders.

5.   De regionale coördinatiecentra vullen de rol van de transmissiesysteembeheerders aan door de taken van regionaal belang uit te voeren die hun zijn toegewezen overeenkomstig artikel 37. De transmissiesysteembeheerders zijn verantwoordelijk voor het beheer van elektriciteitsstromen en het verzekeren van een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem overeenkomstig artikel 40, lid 1, onder d), van Richtlijn (EU) 2019/944.

Artikel 36

Geografische reikwijdte van de regionale coördinatiecentra

1.   Uiterlijk op 5 januari 2020 dient het ENTSB voor elektriciteit bij ACER een voorstel in waarin wordt gespecificeerd welke transmissiesysteembeheerders, biedzones, biedzonegrenzen, capaciteitsberekeningsregio's en coördinatieregio's voor niet-beschikbaarheden door elk van de systeembeheersregio's worden bestreken. In het voorstel wordt rekening gehouden met de netwerktopologie, inclusief de mate van interconnectie en onderlinge afhankelijkheid van de elektriciteitssystemen wat betreft stromen, en de omvang van de regio, die ten minste één capaciteitsberekeningsregio omvat.

2.   De transmissiesysteembeheerders van een systeembeheersregio nemen deel aan het regionale coördinatiecentrum dat in die regio is gevestigd. In uitzonderlijke omstandigheden, wanneer de regelzone van een transmissiesysteembeheerder deel uitmaakt van verschillende synchrone gebieden, kan de transmissiesysteembeheerder deelnemen aan twee regionale coördinatiecentra. Voor de biedzonegrenzen aanpalend aan systeembeheersregio's, wordt in het in lid 1 bedoelde voorstel gespecificeerd hoe de coördinatie tussen de regionale coördinatiecentra voor die grenzen dient te geschieden. Voor de synchrone zone Continentaal Europa, waar de activiteiten van twee regionale coördinatiecentra in een systeembeheersregio kunnen overlappen, beslissen de transmissiesysteembeheerders van die systeembeheersregio ofwel om één regionaal coördinatiecentrum in die regio aan te wijzen, ofwel dat de twee regionale coördinatiecentra de taken van regionaal belang in de hele systeembeheersregio geheel of gedeeltelijk uitvoeren op basis van roulatie en dat andere taken worden uitgevoerd door één regionaal coördinatiecentrum dat hiervoor wordt aangewezen.

3.   Uiterlijk drie maanden na ontvangst van het in lid 1 bedoelde voorstel keurt ACER het voorstel betreffende de afbakening van de systeembeheersregio's goed of stelt het ACER wijzigingen voor. In dat laatste geval raadpleegt ACER het ENTSB voor elektriciteit voordat de wijzigingen worden aangenomen. Het aangenomen voorstel wordt gepubliceerd op de website van ACER.

4.   De betrokken transmissiesysteembeheerders kunnen bij ACER een voorstel indienen om de overeenkomstig lid 1 bepaalde systeembeheersregio's te wijzigen. Het in lid 3 uiteengezette proces is van toepassing.

Artikel 37

Taken van de regionale coördinatiecentra

1.   Elk regionaal coördinatiecentrum voert ten minste alle onderstaande taken van regionaal belang uit in de gehele systeembeheersregio waarin het is gevestigd:

a)

het uitvoeren van een gecoördineerde capaciteitsberekening overeenkomstig de methoden die zijn ontwikkeld conform de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

b)

het verrichten van de gecoördineerde veiligheidsanalyse overeenkomstig de methoden die zijn ontwikkeld conform de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende systeembeheer;

c)

het opstellen van gemeenschappelijke netmodellen overeenkomstig de methoden en procedures die zijn ontwikkeld conform de op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende systeembeheer;

d)

het ondersteunen van de beoordeling van de samenhang van de beschermingsplannen en de herstelplannen van de transmissiesysteembeheerders overeenkomstig de procedure in de netcode betreffende noodtoestand en herstel die is vastgesteld op grond van artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009;

e)

het verrichten van regionale week-ahead tot minstens day-ahead prognoses van de toereikendheid van het systeem en voorbereiding van risicobeperkende maatregelen overeenkomstig de methodologie in artikel 8 van Verordening (EU) 2019/941 en de procedures in de op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende systeembeheer;

f)

het verrichten van regionale coördinatie van de planning van niet-beschikbaarheid overeenkomstig de procedures en methodologieën in de op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr.714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende systeembeheer;

g)

het opleiden en certificeren van personeel dat voor de regionale coördinatiecentra werkt;

h)

het ondersteunen van de coördinatie en optimalisering van regionaal herstel op verzoek van de transmissiesysteembeheerders;

i)

analyse en rapportage achteraf betreffende beheer en verstoringen;

j)

regionale bepaling van de omvang van reservecapaciteit;

k)

het vergemakkelijken van de regionale inkoop van balanceringscapaciteit;

l)

het ondersteunen van de transmissiesysteembeheerders, op hun verzoek, bij de optimalisering van de vereffening tussen transmissiesysteembeheerders;

m)

het verrichten van taken in verband met het identificeren van regionale elektriciteitscrisisscenario's indien en voor zover deze overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2019/941 aan de regionale coördinatiecentra zijn gedelegeerd;

n)

het verrichten van taken in verband met seizoensgebonden beoordelingen inzake de toereikendheid indien en voor zover deze overeenkomstig artikel 9, lid 2, van Verordening (EU) 2019/941 aan de regionale coördinatiecentra zijn gedelegeerd;

o)

het berekenen van de waarde van de maximale toegangscapaciteit die beschikbaar is voor de deelname van buitenlandse capaciteit aan capaciteitsmechanismen, teneinde een aanbeveling op grond van artikel 26, lid 7, te formuleren;

p)

het verrichten van taken in verband met de ondersteuning van de transmissiesysteembeheerders bij de vaststelling van de behoefte inzake nieuwe transmissiecapaciteit, uitbreiding van de bestaande transmissiecapaciteit of alternatieven daarvoor, die ingediend moet worden bij de regionale groepen die zijn opgericht bij Verordening (EU) nr. 347/2013 en opgenomen moet worden in het tienjarige netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 51 van Richtlijn (EU) 2019/944.

De in de eerste alinea bedoelde taken zijn in meer detail uiteengezet in bijlage I.

2.   Op basis van een voorstel van de Commissie of van een lidstaat brengt het bij artikel 68 van Richtlijn (EU) 2019/944 opgerichte comité een advies uit over de toewijzing van nieuwe adviestaken aan de regionale coördinatiecentra. Wanneer dat comité een positief advies over de toewijzing van nieuwe adviestaken uitbrengt, voeren de regionale coördinatiecentra deze taken uit op basis van een door het ENTSB voor elektriciteit ontwikkeld en door ACER goedgekeurd voorstel overeenkomstig de procedure van artikel 27.

3.   De transmissiesysteembeheerders voorzien hun regionale coördinatiecentrum van de informatie die het nodig heeft om zijn taken uit te voeren.

4.   De regionale coördinatiecentra voorzien de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio van alle informatie die deze nodig hebben om de door de regionale coördinatiecentra voorgestelde gecoördineerde acties en gedane aanbevelingen uit te voeren.

5.   Voor de in dit artikel bepaalde taken die niet reeds vervat zijn in de relevante netcodes of richtsnoeren, ontwikkelt het ENTSB voor elektriciteit een voorstel overeenkomstig de in artikel 27 bepaalde procedure. De regionale coördinatiecentra verrichten deze taken op basis van het voorstel nadat het door het Agentschap is goedgekeurd.

Artikel 38

Samenwerking binnen en tussen de regionale operationele centra

De dagelijkse samenwerking binnen en tussen de regionale coördinatiecentra wordt beheerd door middel van coöperatieve processen tussen de transmissiesysteembeheerders in de regio, waar passend met inbegrip van regelingen voor coördinatie tussen regionale coördinatiecentra. Het coöperatieve proces is gebaseerd op:

a)

werkafspraken met betrekking tot de plannings- en operationele aspecten die van belang zijn voor de in artikel 37 bedoelde taken;

b)

een procedure voor het delen van analyses en het plegen van overleg over voorstellen van de regionale coördinatiecentra met de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio en de relevante belanghebbenden en met andere regionale coördinatiecentra, op efficiënte en inclusieve wijze, wat betreft de uitoefening van de operationele taken, in overeenstemming met artikel 40;

c)

een procedure voor de vaststelling van gecoördineerde maatregelen en aanbevelingen in overeenstemming met artikel 42.

Artikel 39

Werkafspraken

1.   De regionale coördinatiecentra ontwikkelen, met het oog op de uitvoering van de takenwerkafspraken met betrekking tot de planning van de werkzaamheden en de operationele aspecten ervan, waarbij met name rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken en vereisten van deze taken als gespecificeerd in bijlage I. De werkafspraken zijn efficiënt, inclusief, transparant en gericht op het bereiken van consensus. De regionale coördinatiecentra ontwikkelen tevens een procedure voor de herziening van deze werkovereenkomsten.

2.   De regionale coördinatiecentra waarborgen dat de in lid 1 bedoelde werkafspraken voorschriften inzake de kennisgeving aan betrokken partijen omvatten.

Artikel 40

Raadplegingsprocedure

1.   De regionale coördinatiecentra ontwikkelen in het kader van hun dagelijkse operationele taken een procedure op basis waarvan passende en regelmatige raadpleging van de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio, andere regionale coördinatiecentra en de relevante belanghebbenden plaatsvindt. Om kwesties van regelgevende aard te kunnen behandelen, worden waar nodig de regulerende instanties geraadpleegd.

2.   De regionale coördinatiecentra raadplegen de lidstaten in de systeembeheersregio en, als er een regionaal forum is, hun regionale fora over uit politiek oogpunt relevante aangelegenheden die niet de dagelijkse activiteiten van de regionale coördinatiecentra of de uitvoering van hun taken betreffen. De regionale coördinatiecentra houden terdege rekening met de aanbevelingen van de lidstaten en, in voorkomend geval, van hun regionale fora.

Artikel 41

Transparantie

1.   De regionale coördinatiecentra ontwikkelen een proces waarbij de belanghebbenden betrokken zijn, en beleggen regelmatig vergaderingen met de belanghebbenden om vraagstukken in verband met de efficiënte, veilige en betrouwbare werking van het geïnterconnecteerde systeem te bespreken en tekortkomingen vast te stellen en verbeteringen voor te stellen.

2.   Het ENTSB voor elektriciteit en de regionale coördinatiecentra werken op een voor de belanghebbenden en het brede publiek volledig transparante wijze. Zij publiceren alle relevante documentatie op hun respectieve websites.

Artikel 42

Vaststelling en herziening van gecoördineerde acties en aanbevelingen

1.   De transmissiesysteembeheerders in een systeembeheersregio ontwikkelen een procedure voor de vaststelling en herziening van gecoördineerde acties en aanbevelingen die de regionale coördinatiecentra in overeenstemming met de in de leden 2, 3 en 4 bepaalde criteria hebben vastgesteld.

2.   De regionale coördinatiecentra stellen gecoördineerde acties vast die zijn gericht aan de transmissiesysteembeheerders met betrekking tot de in artikel 37, lid 1, onder a) en b), genoemde taken. De transmissiesysteembeheerders voeren de gecoördineerde acties uit, tenzij uitvoering van de gecoördineerde acties zou resulteren in een overschrijding van de operationele veiligheidsgrenzen die elke transmissiesysteembeheerder heeft vastgesteld overeenkomstig het richtsnoer inzake systeembeheer op basis van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

Indien een transmissiesysteembeheerder om de in dit lid vermelde redenen besluit om een gecoördineerde actie niet uit te voeren, stelt hij het regionale coördinatiecentrum en de transmissiesysteembeheerder van de systeembeheersregio daarvan onverwijld en op transparante wijze in kennis. In deze gevallen beoordeelt het regionale coördinatiecentrum de gevolgen van dat besluit voor de overige transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio en kan het een andere reeks gecoördineerde acties voorstellen, met inachtneming van de in lid 1 uiteengezette procedure.

3.   De regionale coördinatiecentra stellen aanbevelingen vast voor de transmissiesysteembeheerders met betrekking tot de in artikel 37, lid 1, onder c) tot en met p), genoemde taken of met betrekking tot de taken die zijn overeengekomen overeenkomstig artikel 37, lid 2.

Wanneer een transmissiesysteembeheerder besluit om van een aanbeveling als bedoeld in lid 1 af te wijken, verstrekt hij onverwijld een rechtvaardiging voor zijn besluit aan de regionale coördinatiecentra en aan de andere transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio.

4.   De herziening van gecoördineerde acties of van een aanbeveling wordt in werking gesteld op verzoek van een of meer van de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio. Naar aanleiding van de herziening van de gecoördineerde actie of de aanbeveling bevestigen of wijzigen de regionale coördinatiecentra de maatregel.

5.   Wanneer een gecoördineerde actie overeenkomstig lid 4 van dit artikel aan een herziening wordt onderworpen, wordt die gecoördineerde actie door het verzoek om herziening niet geschorst, behalve wanneer uitvoering van de gecoördineerde actie zou resulteren in een overschrijding van de operationele veiligheidsgrenzen die elke individuele transmissiesysteembeheerder heeft vastgesteld overeenkomstig het richtsnoer inzake systeembeheer op basis van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009.

6.   Op voorstel van een lidstaat of de Commissie en na raadpleging van het bij artikel 68 van Richtlijn (EU) 2019/944 opgerichte comité kunnen de lidstaten van een systeembeheersregio gezamenlijk besluiten de bevoegdheid tot het vaststellen van gecoördineerde acties te verlenen aan hun regionale coördinatiecentrum voor een of meer van de in artikel 37, lid 1, onder c) tot en met p), van deze verordening bedoelde taken.

Artikel 43

Raad van toezicht van de regionale coördinatiecentra

1.   De regionale coördinatiecentra stellen een raad van toezicht in die maatregelen in verband met het bestuur van de regionale coördinatiecentra vaststelt en toezicht houdt op hun verrichtingen.

2.   De raad van toezicht is samengesteld uit leden die alle transmissiesysteembeheerders vertegenwoordigen die aan de relevante regionale coördinatiecentra deelnemen.

3.   De raad van toezicht is verantwoordelijk voor:

a)

het opstellen en goedkeuren van de statuten en het reglement van orde van het regionale coördinatiecentrum;

b)

het nemen van besluiten over de organisatiestructuur en de uitvoering daarvan;

c)

het opstellen en goedkeuren van de jaarlijkse begroting;

d)

het opstellen en goedkeuren van de coöperatieve processen overeenkomstig artikel 38.

4.   De bevoegdheden van de raad van bestuur hebben geen betrekking op de dagelijkse activiteiten van de regionale coördinatiecentra en de uitvoering van hun taken.

Artikel 44

Organisatiestructuur

1.   De transmissiesysteembeheerders van een systeembeheersregio zetten de organisatiestructuur op van de regionale coördinatiecentra die de veiligheid van hun taken ondersteunen.

In de organisatiestructuur is het volgende vastgesteld:

a)

de bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van het personeel;

b)

de relatie en rapportagelijnen tussen de verschillende delen en processen van de organisatie.

2.   De regionale coördinatiecentra kunnen regionale afdelingen opzetten met het oog op specifieke subregionale aangelegenheden; tevens kunnen zij regionale back-upcentra aanwijzen met het oog op de efficiënte en betrouwbare uitvoering van hun taken, waar dit op aantoonbare wijze strikt noodzakelijk is.

Artikel 45

Uitrusting en personeel

De regionale coördinatiecentra beschikken over alle personele, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen en hun taken onafhankelijk en onpartijdig uit te voeren.

Artikel 46

Toezicht en rapportage

1.   De regionale coördinatiecentra stellen een proces vast voor permanent toezicht op ten minste:

a)

hun operationele verrichtingen;

b)

de gecoördineerde acties en verstrekte aanbevelingen, de mate waarin de gecoördineerde acties en aanbevelingen door de transmissiesysteembeheerders zijn uitgevoerd, en de daarmee behaalde resultaten;

c)

de doeltreffendheid en efficiëntie van elk van de taken waarvoor zij verantwoordelijk zijn en, indien van toepassing, de roulatie van die taken.

2.   De regionale coördinatiecentra geven op een transparante wijze rekenschap van hun kosten en rapporteren hierover aan ACER en de regulerende instanties in de systeembeheersregio.

3.   De regionale coördinatiecentra dienen een jaarlijks verslag met de resultaten van de in lid 1 bedoelde monitoring en informatie over hun verrichtingen in bij het ENTSB voor elektriciteit, ACER, de regulerende instanties in de systeembeheersregio en de Coördinatiegroep voor elektriciteit.

4.   De regionale coördinatiecentra brengen verslag uit over alle geconstateerde tekortkomingen in het in lid 1 genoemde toezichtproces aan het ENTSB voor elektriciteit, de regulerende instanties in de systeembeheersregio, ACER en andere bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor de preventie en de beheersing van crisissituaties. Op basis van dat verslag kunnen de betrokken regulerende instanties in de systeembeheersregio maatregelen voorstellen aan de regionale coördinatiecentra om de tekortkomingen aan te pakken.

5.   Onverminderd de noodzaak om de veiligheid en de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie te beschermen, maken de regionale coördinatiecentra de in de leden 4 en 5 bedoelde verslagen openbaar.

Artikel 47

Aansprakelijkheid

In de voorstellen voor de oprichting van de regionale coördinatiecentra overeenkomstig artikel 35 treffen de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio de nodige maatregelen om de aansprakelijkheid in verband met de uitvoering van de taken van de regionale coördinatiecentra te dekken. Bij de voor de dekking toegepaste methode wordt rekening gehouden met de juridische status van de regionale coördinatiecentra en met het via commerciële verzekeringen beschikbare dekkingsniveau.

Artikel 48

Tienjarig netontwikkelingsplan

1.   Het in artikel 30, lid 1, onder b), bedoelde netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, bevat een modellering van het geïntegreerde netwerk, een scenario-ontwikkeling en een beoordeling van de veerkracht van het systeem.

Voor het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, geldt met name het volgende:

a)

het berust op de nationale investeringsplannen, en houdt rekening met de regionale investeringsplannen bedoeld in artikel 34, lid 1, van deze verordening en, in voorkomend geval, de communautaire aspecten van netwerkplanning als omschreven in Verordening (EU) nr. 347/2013; het wordt onderworpen aan een kosten-batenanalyse onder gebruikmaking van de in artikel 11 van die verordening gedefinieerde methodologie;

b)

het berust, wat grensoverschrijdende interconnecties betreft, ook op de redelijke behoeften van verschillende systeemgebruikers, en bevat langetermijnverbintenissen van de in de artikelen 44 en 51 van Richtlijn (EU) 2019/944 bedoelde investeerders, en

c)

het geeft aan waar er sprake is van een tekort aan investeringen, met name met betrekking tot de grensoverschrijdende capaciteit.

In verband met het bepaalde onder c) van de eerste alinea kan bij het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt een onderzoek worden gevoegd naar de belemmeringen voor de toename van grensoverschrijdende capaciteit van het netwerk als gevolg van verschillende goedkeuringsprocedures of -praktijken.

2.   ACER stelt een advies op over de nationale tienjarige netontwikkelingsplannen om na te gaan of zij consistent zijn met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt. Indien ACER inconsistenties constateert tussen een nationaal tienjarig netontwikkelingsplan en het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, beveelt het een wijziging aan van het nationale netontwikkelingsplan of van het netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt, indien nodig. Indien een dergelijk nationaal tienjarig netontwikkelingsplan is ontwikkeld overeenkomstig artikel 51 van Richtlijn (EU) 2019/944, beveelt ACER de relevante regulerende instantie aan het nationale tienjarige netontwikkelingsplan te wijzigen overeenkomstig artikel 51, lid 7, van die Richtlijn en stelt het de Commissie hiervan op de hoogte.

Artikel 49

Vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders

1.   Transmissiesysteembeheerders ontvangen een vergoeding voor kosten die veroorzaakt worden door op hun net optredende grensoverschrijdende elektriciteitsstromen.

2.   De in lid 1 bedoelde vergoeding is verschuldigd door de beheerders van nationale transmissiesystemen waar de grensoverschrijdende stromen hun oorsprong vinden en waar die stromen eindigen.

3.   De vergoedingen worden op gezette tijden betaald over een bepaalde periode in het verleden. De betaalde vergoedingen worden achteraf waar nodig aangepast aan de werkelijk veroorzaakte kosten.

De eerste periode waarover de vergoedingen moeten worden betaald, wordt in de in artikel 61 bedoelde richtsnoeren bepaald.

4.   De Commissie stelt overeenkomstig artikel 68 ter aanvulling van deze verordening gedelegeerde handelingen vast met het oog op de vaststelling van de verschuldigde vergoedingsbedragen.

5.   De omvang van de optredende grensoverschrijdende stromen of de omvang van de grensoverschrijdende stromen die worden aangemerkt als afkomstig van en/of eindigend in nationale transmissiesystemen, worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijk over een bepaalde periode gemeten fysieke elektriciteitsstromen.

6.   De kosten veroorzaakt door grensoverschrijdende stromen worden berekend op basis van de verwachte gemiddelde incrementele kosten op lange termijn, rekening houdend met verliezen, investeringen in nieuwe infrastructuur, en een passend aandeel in de kosten van bestaande infrastructuur, voor zover de infrastructuur gebruikt wordt voor transmissie van grensoverschrijdende stromen, waarbij in het bijzonder de noodzaak om de voorzieningszekerheid te waarborgen in aanmerking wordt genomen. Voor het bepalen van de veroorzaakte kosten wordt gebruikgemaakt van erkende gestandaardiseerde kostenberekeningsmethoden. De aan een netwerk toevloeiende baten als gevolg van het optreden van grensoverschrijdende stromen worden in aanmerking genomen, zodat de ontvangen vergoeding wordt verminderd.

7.   Indien transmissienetwerken van twee of meer lidstaten geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van één regelblok, wordt alleen voor de toepassing van het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders, het volledige regelblok aangemerkt als onderdeel van het transmissienetwerk van een van de betrokken lidstaten, zulks om te voorkomen dat stromen binnen regelblokken als grensoverschrijdende stroom in de zin van artikel 2, lid 2, onder b), worden beschouwd en aanleiding geven tot compensatiebetalingen uit hoofde van lid 1 van dit artikel. De regulerende instanties van de betrokken lidstaten kunnen besluiten van welke van de betrokken lidstaten het volledige regelblok wordt aangemerkt als onderdeel van het transmissienetwerk.

Artikel 50

Informatieverschaffing

1.   De transmissiesysteembeheerders voorzien in mechanismen voor coördinatie en uitwisseling van informatie teneinde in het kader van congestiebeheer in te staan voor de zekerheid van de netwerken.

2.   De door de transmissiesysteembeheerders gehanteerde veiligheids-, operationele en planningsnormen worden openbaar gemaakt. Dit omvat tevens een algemeen model voor de berekening van de totale overdrachtcapaciteit en de transmissiebetrouwbaarheidsmarge, een en ander gebaseerd op de elektrische en fysieke eigenschappen van het netwerk. Dergelijke modellen moeten door de regulerende instanties worden goedgekeurd.

3.   De transmissiesysteembeheerders publiceren ramingen van de voor iedere dag beschikbare overdrachtcapaciteit, met vermelding van eventuele reeds gereserveerde overdrachtcapaciteit. Deze publicaties vinden plaats op bepaalde tijdstippen vóór de dag van het transport en omvatten in elk geval ramingen voor de komende week en de komende maand, alsook een kwantitatieve aanduiding van de verwachte betrouwbaarheid van de beschikbare capaciteit.

4.   De transmissiesysteembeheerders publiceren relevante gegevens over de geaggregeerde voorziene vraag en de feitelijke vraag, over de beschikbaarheid en het feitelijke gebruik van activa voor elektriciteitsproductie en basislast ("load"), over de beschikbaarheid en het gebruik van de netwerken en interconnecties, over balanceringsvermogen en reservecapaciteit en over de beschikbaarheid van flexibiliteit. Voor de beschikbaarheid en het feitelijke gebruik van kleine installaties voor elektriciteitsproductie en basislast mogen geaggregeerde ramingsgegevens worden gebruikt.

5.   De betrokken marktdeelnemers verstrekken de benodigde gegevens aan de transmissiesysteembeheerders.

6.   Productiebedrijven die eigenaar of beheerder zijn van activa voor elektriciteitsproductie waarvan er minstens één een geïnstalleerde capaciteit van ten minste 250 MW heeft, of die een portfolio hebben dat activa voor elektriciteitsproductie met een capaciteit van ten minste 400 MW omvat, houden alle uurgegevens per installatie die noodzakelijk zijn om alle operationele transmissiebeslissingen en het biedingsgedrag op elektriciteitsbeurzen, veilingen van koppelingscapaciteit, reservemarkten en onderhandse (OTC-) markten te verifiëren, gedurende vijf jaar ter beschikking van de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie. De bij te houden informatie per installatie en per uur omvat, maar is niet beperkt tot, gegevens over de beschikbare productiecapaciteit en gecontracteerde reserves, met inbegrip van de toewijzing van deze gecontracteerde reserves op installatieniveau, op het tijdstip waarop de biedingen worden verricht en wanneer de productie plaatsvindt.

7.   De transmissiesysteembeheerders wisselen regelmatig een reeks voldoende accurate gegevens over het netwerk en de "load flow" uit teneinde elke transmissiesysteembeheerder in staat te stellen in zijn gebied loadflowberekeningen uit te voeren. Op verzoek wordt dezelfde reeks gegevens ook ter beschikking van de regulerende instanties, de Commissie en de lidstaten gesteld. De regulerende instanties, de lidstaten en de Commissie behandelen deze reeks gegevens vertrouwelijk en zorgen ervoor dat alle consultants die op basis van deze gegevens analytisch werk voor hen uitvoeren, ze op hun verzoek eveneens vertrouwelijk behandelen.

Artikel 51

Certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   De Commissie onderzoekt kennisgevingen van besluiten betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder als bepaald in artikel 52, lid 6, van Richtlijn (EU) 2019/944 onmiddellijk na ontvangst. Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving deelt de Commissie haar advies aan de desbetreffende regulerende instantie mee of zij het besluit verenigbaar acht met artikel 43 en ofwel artikel 52, lid 2, ofwel artikel 53 van Richtlijn (EU) 2019/944.

Bij de opstelling van het in de eerste alinea bedoelde advies kan de Commissie om het advies van ACER over het besluit van de regulerende instantie verzoeken. In dat geval wordt de in de eerste alinea genoemde termijn met twee verdere maanden verlengd.

Als de Commissie niet tijdens de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijnen advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

2.   Binnen twee maanden na ontvangst van het advies van de Commissie stelt de regulerende instantie het definitieve besluit betreffende de certificering van de transmissiesysteembeheerder vast, waarbij zij zo veel mogelijk rekening houdt met het advies van de Commissie. Het besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt.

3.   De regulerende instanties of de Commissie kunnen in de loop van de procedure te allen tijde bij een transmissiesysteembeheerder of een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht, alle informatie opvragen die relevant is voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig dit artikel.

4.   De regulerende instanties en de Commissie beschermen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens.

5.   Wanneer de Commissie een kennisgeving betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder bedoeld in artikel 43, lid 9, van Richtlijn (EU) 2019/944 ontvangt, neemt zij een beslissing over de certificering. De regulerende instantie voert de beslissing van de Commissie uit.

HOOFDSTUK VI

BEHEER VAN DISTRIBUTIESYSTEMEN

Artikel 52

Europese entiteit van distributiesysteembeheerders

1.   Distributiesysteembeheerders werken op Unieniveau samen via de EU DSB-entiteit teneinde de voltooiing en het functioneren van de interne elektriciteitsmarkt te bevorderen alsmede een optimaal beheer en een gecoördineerde werking van transmissie- en distributiesystemen te bevorderen. De distributiesysteembeheerders die aan de EU DSB-entiteit willen deelnemen, hebben het recht om geregistreerde leden van de entiteit te worden.

Geregistreerde leden mogen rechtstreeks deelnemen aan de EU DSB-entiteit of zich laten vertegenwoordigen door een door de lidstaat aangeduide nationale organisatie of door een vereniging op Unieniveau.

2.   De EU DSB-entiteit verricht zijn taken en volgt zijn procedures overeenkomstig artikel 55. Als expertise-entiteit werkt de EU DSB-entiteit in het gemeenschappelijke Uniebelang en dient zij geen specifieke belangen; evenmin probeert zij het besluitvormingsproces te beïnvloeden ten gunste van specifieke belangen.

3.   De leden van de EU DSB-entiteit zijn verplicht zich te registreren en een billijke en evenredige lidmaatschapsbijdrage te betalen in verhouding tot het aantal bij de betrokken distributiesysteembeheerder aangesloten afnemers.

Artikel 53

Oprichting van de EU DSB-entiteit

1.   De EU DSB-entiteit bestaat ten minste uit een algemene vergadering, een raad van bestuur, een strategische adviesraad, deskundigengroepen en een secretaris-generaal.

2.   Uiterlijk op 5 juli 2020 dienen de distributiesysteembeheerders bij de Commissie en ACER de ontwerpstatuten overeenkomstig artikel 54 met inbegrip van een gedragscode, een lijst van geregistreerde leden en het ontwerpreglement van orde in, met onder meer de procedurevoorschriften voor de raadpleging van het ENTSB voor elektriciteit en andere belanghebbenden alsmede de financieringsvoorschriften voor de op te richten EU DSB-entiteit.

Het ontwerpreglement van orde van de EU DSB-entiteit verzekert een evenwichtige vertegenwoordiging van alle deelnemende distributiesysteembeheerders.

3.   Binnen twee maanden na ontvangst van de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde, brengt ACER, na raadpleging van de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen en in het bijzonder van de distributiesysteemgebruikers, aan de Commissie advies uit.

4.   Binnen drie maanden na ontvangst van het advies van ACER, brengt de Commissie, rekening houdend met het in lid 3 bedoelde advies van ACER, advies uit over de ontwerpstatuten, de ledenlijst en het ontwerpreglement van orde.

5.   Binnen drie maanden na ontvangst van het gunstige advies van de Commissie gaan de distributiesysteembeheerders over tot oprichting van de EU DSB-entiteit en tot de aanneming en publicatie van haar statuten en reglement van orde.

6.   De in lid 2 genoemde documenten worden aan de Commissie en ACER verstrekt wanneer er veranderingen aan deze documenten hebben plaatsgevonden of indien een van hen een gemotiveerd verzoek indient. De Commissie en ACER brengen overeenkomstig het in de leden 2, 3 en 4 vastgestelde proces een advies uit.

7.   De kosten die verband houden met de activiteiten van de EU DSB-entiteit, worden gedragen door de distributiesysteembeheerders die geregistreerd lid zijn, en worden in aanmerking genomen bij de berekening van tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.

Artikel 54

Voornaamste regels en procedures voor de EU DSB-entiteit

1.   In de overeenkomstig artikel 53 vast te stellen statuten van de EU DSB-entiteit worden de volgende beginselen gewaarborgd:

a)

alleen geregistreerde leden mogen deelnemen aan de werkzaamheden van de EU DSB-entiteit en zij hebben de mogelijkheid om deze te delegeren;

b)

strategische besluiten over de activiteiten van de EU DSB-entiteit alsmede de beleidsrichtsnoeren voor de raad van bestuur worden goedgekeurd door de algemene vergadering;

c)

besluiten van de algemene vergadering worden vastgesteld volgens onderstaande regels:

i)

elk lid beschikt over een aantal stemmen dat evenredig is aan het aantal afnemers van dat lid;

ii)

65 % van de aan de leden toegekende stemmen zijn uitgebracht, en

iii)

het besluit is goedgekeurd door een meerderheid van 55 % van de leden;

d)

besluiten van de algemene vergadering worden verworpen volgens onderstaande regels:

i)

elk lid beschikt over een aantal stemmen dat evenredig is aan het aantal afnemers van dat lid;

ii)

35 % van de aan de leden toegekende stemmen zijn uitgebracht, en

iii)

het besluit is verworpen door minstens 25 % van de leden

e)

de raad van bestuur wordt door de algemene vergadering verkozen voor een termijn van maximaal vier jaar;

f)

de raad van bestuur benoemt de voorzitter en de drie vicevoorzitters uit zijn midden;

g)

samenwerking tussen de transmissiesysteembeheerders en de distributiesysteembeheerders overeenkomstig de artikelen 56 en 57 wordt geleid door de raad van bestuur;

h)

de besluiten van de raad van bestuur worden goedgekeurd met een absolute meerderheid;

i)

op basis van een voorstel van de raad van bestuur benoemt de algemene vergadering uit haar midden de secretaris-generaal voor een mandaat van vier jaar, dat eenmaal kan worden verlengd;

j)

op basis van een voorstel van de raad van bestuur benoemt de algemene vergadering deskundigengroepen, die alle uit maximaal dertig leden bestaan, met de mogelijkheid dat een derde van de leden geen lid is van de EU DSB-entiteit. Daarnaast wordt er een "landengroep" opgericht, met één vertegenwoordiger van de distributiesysteembeheerders uit elke lidstaat.

2.   In de door de EU DSB-entiteit vastgestelde procedures wordt de eerlijke en proportionele behandeling van haar leden gewaarborgd en de uiteenlopende geografische en economische structuur van haar leden weerspiegeld. In de procedures wordt met name het volgende bepaald:

a)

de raad van bestuur bestaat uit de voorzitter van de raad en 27 vertegenwoordigers van de leden, van wie:

i)

9 vertegenwoordigers zijn van leden met meer dan 1 miljoen netwerkgebruikers;

ii)

9 vertegenwoordigers zijn van leden met meer dan 100 000 en minder dan 1 miljoen netwerkgebruikers, en

iii)

9 vertegenwoordigers zijn van leden met minder dan 100 000 netwerkgebruikers;

b)

vertegenwoordigers van bestaande DSB-ledenorganisaties mogen als waarnemers deelnemen aan de bijeenkomsten van de raad van bestuur;

c)

de raad van bestuur telt maximaal drie vertegenwoordigers die in dezelfde lidstaat zijn gevestigd of van dezelfde ondernemingsgroep afkomstig zijn;

d)

iedere vicevoorzitter van de raad van bestuur moet worden benoemd door de vertegenwoordigers van de leden in elke categorie als bedoeld onder a);

e)

vertegenwoordigers van leden die in één lidstaat gevestigd zijn of van dezelfde ondernemingsgroep afkomstig zijn, vormen geen meerderheid onder de leden van een deskundigengroep;

f)

de raad van bestuur roept een strategische adviesraad in het leven die advies uitbrengt aan de raad van bestuur en de deskundigengroepen, en bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese DSB-ledenorganisaties en vertegenwoordigers van de lidstaten die niet in de raad van bestuur vertegenwoordigd zijn.

Artikel 55

Taken van de EU DSB-entiteit

1.   De EU DSB-entiteit heeft de volgende taken:

a)

de coördinatie van het beheer en de planning van distributienetten en van transmissienetwerken bevorderen;

b)

integratie van hernieuwbare energiebronnen, verspreide productie en andere in het distributienet geïntegreerde middelen, zoals energieopslag, faciliteren;

c)

flexibiliteit en vraagrespons faciliteren, evenals de markttoegang van gebruikers van distributienetten;

d)

bijdragen tot de digitalisering van distributiesystemen, inclusief de uitrol van slimme netten en intelligente metersystemen;

e)

de ontwikkeling van gegevensbeheer, cyberbeveiliging en gegevensbescherming steunen, in samenwerking met de relevante instanties en gereguleerde entiteiten;

f)

deelname aan het ontwikkelen van netcodes die relevant zijn voor het beheer en de planning van distributienetten en het gecoördineerde beheer van de transmissie- en distributienetten overeenkomstig artikel 59.

2.   Daarnaast is de EU DSB-entiteit belast met de volgende werkzaamheden:

a)

samenwerken met het ENTSB voor elektriciteit wat betreft het toezicht op en de tenuitvoerlegging van de overeenkomstig deze verordening vastgestelde netcodes en richtsnoeren die relevant zijn voor het beheer en de planning van distributienetten en het gecoördineerde beheer van de transmissie- en distributienetten;

b)

samenwerken met het ENTSB voor elektriciteit en vaststellen van beste praktijken betreffende het gecoördineerde beheer en de gecoördineerde planning van transmissie- en distributiesystemen, inclusief aangelegenheden als de uitwisseling van gegevens tussen beheerders en de coördinatie van verspreide energiehulpbronnen;

c)

verrichten van werkzaamheden inzake het identificeren van beste praktijken op de in lid 1 genoemde gebieden en inzake de invoering van verbeteringen van de energie-efficiëntie in het distributienet;

d)

aannemen van een jaarlijks werkprogramma en een jaarlijks verslag;

e)

bij het beheer het mededingingsrecht naleven en neutraliteit waarborgen.

Artikel 56

Raadplegingen tijdens het proces van ontwikkeling van netcodes

1.   Bij de deelname aan het ontwikkelen van nieuwe netcodes overeenkomstig artikel 59 raadpleegt de EU DSB-entiteit overeenkomstig de in artikel 53 bedoelde raadplegingsprocedure uitvoerig, in een vroeg stadium en op een open en transparante wijze deze relevante belanghebbenden, en in het bijzonder de organisaties die alle belanghebbenden vertegenwoordigen. Bij de raadpleging worden ook de regulerende instanties en andere nationale instanties, producenten, leveranciers, systeemgebruikers, met inbegrip van afnemers, technische instanties en platforms van belanghebbenden betrokken. Beoogd wordt de zienswijze en voorstellen van alle betrokken partijen in het besluitvormingsproces te vernemen.

2.   Alle documenten en notulen van vergaderingen die met de in lid 1 bedoelde raadplegingen verband houden, worden openbaar gemaakt.

3.   De EU DSB-entiteit houdt rekening met de zienswijzen die tijdens de raadpleging naar voren zijn gebracht. Voordat de EU DSB-entiteit de in artikel 59 bedoelde netcodes vaststelt, geeft zij aan hoe zij met de tijdens de raadpleging ontvangen opmerkingen rekening heeft gehouden. Waar geen rekening is gehouden met een opmerking, wordt dit gemotiveerd.

Artikel 57

Samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders

1.   De transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders werken met elkaar samen bij de planning en het beheer van hun netten. In het bijzonder wisselen de transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders alle noodzakelijke informatie en gegevens uit met betrekking tot de prestaties van activa voor elektriciteitsproductie en vraagrespons, het dagelijkse beheer van hun netten en de langetermijnplanning van investeringen in de netten, teneinde te waarborgen dat hun netten kostenefficiënt, veilig en betrouwbaar worden ontwikkeld en beheerd.

2.   De transmissie systeembeheerders en distributiesysteembeheerders werken met elkaar samen teneinde gecoördineerde toegang tot hulpbronnen zoals verspreide productie, energieopslag of vraagrespons tot stand te brengen waarmee aan specifieke behoeften van zowel het transmissiesysteem als het distributiesysteem tegemoet kan worden gekomen.

HOOFDSTUK VII

NETCODES EN RICHTSNOEREN

Artikel 58

Vaststelling van netcodes en richtsnoeren

1.   De Commissie kan in overeenstemming met de in de artikelen 59, 60 en 61 genoemde bevoegdheden uitvoeringshandelingen of gedelegeerde handelingen vaststellen. Dergelijke handelingen kunnen worden vastgesteld als netcodes op basis van door het ENTSB voor elektriciteit opgestelde tekstvoorstellen of, wanneer krachtens artikel 59, lid 3, zodanig in de prioriteitenlijst is besloten, door de EU DSB-entiteit, waar passend in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit, en ACER krachtens de in artikel 59 vastgestelde procedure, of als richtsnoeren krachtens de in artikel 61 vastgestelde procedure.

2.   De netcodes en richtsnoeren:

a)

waarborgen dat wordt voorzien in de minimale harmonisering die vereist is om de met deze verordening beoogde doelen te verwezenlijken;

b)

houden, in voorkomend geval, rekening met specifieke regionale kenmerken;

c)

gaan niet verder dan voor de doeleinden van punt a) noodzakelijk is, en

d)

doen geen afbreuk aan de rechten van de lidstaten om nationale netcodes vast te stellen die niet van invloed zijn op de zoneoverschrijdende handel.

Artikel 59

Vaststelling van netcodes

1.   De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening door de vaststelling van netcodes op de volgende terreinen:

a)

voorschriften inzake beveiliging en betrouwbaarheid van het netwerk, met inbegrip van voorschriften betreffende een technische transmissiereservecapaciteit voor de operationele veiligheid van het netwerk evenals voorschriften inzake interoperabiliteit voor de uitvoering van de artikelen 34 tot en met 47 en artikel 57 van deze verordening en artikel 40 van Richtlijn (EU) 2019/944, met inbegrip van voorschriften inzake systeemtoestanden, corrigerende maatregelen en limieten inzake de operationele veiligheid, spanningsregeling en blindvermogensbeheer, kortsluitstroombeheer, beheer van de elektriciteitsstromen, analyse en behandeling van uitvalsituaties, beschermingsapparatuur en beschermingsregelingen, gegevensuitwisseling, naleving, training, operationele planning en operationeleveiligheidsanalyse, regionale coördinatie van de operationele veiligheid, niet-beschikbaarheidscoördinatie, beschikbaarheidsplannen van de relevante activa, analyse van de toereikendheid, ondersteunende diensten, programmering, en OPDE's;

b)

voorschriften voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer voor de uitvoering van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/944 en de artikelen 7 tot en met 10, de artikelen 13 tot en met 17 en de artikelen 35 tot en met 37 van deze verordening, met inbegrip van methoden en processen voor day-ahead-, intraday- en langetermijncapaciteitsberekening, netwerkmodellen, biedzoneconfiguratie, redispatching en compensatiehandel, handelsalgoritmen, eenvormige day-ahead- of eenvormige intradaykoppeling, de vastheid van toegewezen zoneoverschrijdende capaciteit, verdeling van congestieontvangsten, risicoafdekking bij zoneoverschrijdende transmissie, nominatieprocedures, en terugwinning van kosten voor capaciteitstoewijzing en congestiebeheer;

c)

voorschriften voor de uitvoering van de artikelen 5, 6, en 17 in verband met de elektriciteitshandel in verband met de technische en operationele verstrekking van diensten voor nettoegang en systeembalancering, voorschriften inzake reservevermogen in verband met het netwerk daaronder begrepen, met inbegrip van functies en verantwoordelijkheden, platformen voor het uitwisselen van balanceringsenergie, gate-sluitingstijden, voorschriften voor standaardproducten en specifieke producten, inkoop van balanceringsdiensten, toewijzing van zoneoverschrijdende capaciteit voor de uitwisseling van balanceringsdiensten of het delen van reserves, verrekening van balanceringsenergie, verrekening van energie-uitwisseling tussen transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders, verrekening van onbalansen en verrekening van balanceringscapaciteit, belastingfrequentieregeling, frequentiekwaliteitsdefiniërende parameters en frequentiekwaliteitsdoelparameters, frequentiebegrenzingsreserves, frequentieherstelreserves, vervangingsreserves, uitwisselen en delen van reserves, processen voor grensoverschrijdende activering van reserves, processen voor tijdbeheer en transparantie van informatie;

d)

voorschriften voor de uitvoering van de artikelen 36, 40 en 54 van Richtlijn (EU) 2019/944 in verband met de niet-discriminerende, transparante levering van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten, met inbegrip van voorschriften inzake spanningsregeling in stationaire toestand, inertie, snelle blindstroominjectie, inertie voor netstabiliteit, kortsluitstroom, blackstartmogelijkheden en eilandbedrijfgeschiktheid;

e)

voorschriften voor de uitvoering van de artikelen 17, 31, 32, 36, 40 en 54 van Richtlijn (EU) 2019/944 inzake vraagrespons, met inbegrip van voorschriften inzake aggregatie, energieopslag en beperking van de vraag.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2   De Commissie is bevoegd ter aanvulling van deze verordening overeenkomstig artikel 68 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van netcodes op de volgende terreinen:

a)

voorschriften voor netaansluiting, met inbegrip van regels inzake de aansluiting van transmissiegekoppelde verbruikersinstallaties; transmissiegekoppelde distributie-installaties en distributiesystemen, aansluiting van verbruikseenheden die worden gebruikt voor het leveren van vraagsturingsdiensten, voorschriften voor de aansluiting van producenten op het net, voorschriften voor de aansluiting op een hoogspanningsgelijkstroomnet, voorschriften voor op gelijkstroom aangesloten power park modules en remote-end HVDC-convertorstations, en kennisgevingsprocedures voor operationele aansluiting op het net;

b)

voorschriften voor gegevensuitwisseling, verrekening en transparantie, met inbegrip van met name regels inzake overdrachtcapaciteit voor de relevante tijdschema's, ramingen en feitelijke waarden betreffende de toewijzing en het gebruik van overdrachtcapaciteit, de voorziene en feitelijke vraag naar installaties en aggregatie daarvan met inbegrip van de onbeschikbaarheid van installaties, de voorziene en feitelijke productie van productie-eenheden en aggregatie daarvan met inbegrip van de onbeschikbaarheid van eenheden, de beschikbaarheid en het gebruik van netwerken, maatregelen voor congestiebeheer en gegevens over de balanceringsmarkt. De voorschriften hebben onder meer betrekking op de wijze waarop de informatie bekend wordt gemaakt, de timing van de bekendmaking en de entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling;

c)

voorschriften voor toegang door derden;

d)

operationele nood- en herstelprocedures voor noodgevallen, met inbegrip van beschermingsplannen voor systemen, herstelplannen, marktinteractie, informatie-uitwisseling en communicatie en instrumenten en installaties;

e)

sectorspecifieke voorschriften voor met cyberbeveiliging samenhangende aspecten van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen, regels over gemeenschappelijke minimumvereisten, planning, toezicht, rapportage en crisisbeheer.

3.   Na raadpleging van ACER, het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit en de andere betrokken belanghebbende partijen stelt de Commissie om de drie jaar een prioriteitenlijst op met de in de leden 1 en 2 vermelde terreinen waarmee bij de ontwikkeling van netcodes rekening moet worden gehouden.

Indien het onderwerp van de netcode rechtstreeks verband houdt met het beheer van het distributiesysteem en niet primair verband houdt met het transmissiesysteem, kan de Commissie de EU DSB-entiteit verplichten om in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit een redactiecomité bijeen te roepen en een voorstel voor een netcode bij het Agentschap in te dienen.

4.   De Commissie verzoekt ACER haar binnen een redelijke termijn van ten hoogste zes maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie een niet-bindende kaderrichtsnoeren voor te leggen waarin duidelijke en objectieve beginselen zijn vervat voor de ontwikkeling van specifieke netcodes met betrekking tot de terreinen die op de prioriteitenlijst zijn vermeld ("kaderrichtsnoer"). Het verzoek van de Commissie kan voorwaarden omvatten waaraan het kaderrichtsnoer moet voldoen. Elk kaderrichtsnoer draagt bij tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt. Op een met redenen omkleed verzoek van ACER kan de Commissie die termijn voor het indienen van richtsnoeren verlengen.

5.   Gedurende een termijn van ten minste twee maanden raadpleegt ACER het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit en de andere betrokken belanghebbende partijen formeel op een open en transparante manier over het kaderrichtsnoer.

6.   Op verzoek van de Commissie overeenkomstig lid 4 legt ACER een niet-bindend kaderrichtsnoer voor.

7.   Indien de Commissie van oordeel is dat het kaderrichtsnoer niet bijdraagt tot marktintegratie, non-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en een efficiënte werking van de markt, kan zij ACER verzoeken het kaderrichtsnoer binnen een redelijke periode te herzien en dit opnieuw aan de Commissie voor te leggen.

8.   Indien ACER binnen de door de Commissie overeenkomstig lid 4 of lid 7 gestelde termijn geen kaderrichtsnoer voorlegt dan wel opnieuw voorlegt, ontwikkelt de Commissie het bewuste kaderrichtsnoer.

9.   De Commissie verzoekt het ENTSB voor elektriciteit of, wanneer zodanig is besloten in de in lid 3 bedoelde prioriteitenlijst, de EU DSB-entiteit in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit, om binnen een redelijke termijn, die ten hoogste twaalf maanden beloopt, na ontvangst van het verzoek van de Commissie, een voorstel voor een netcode aan ACER voor te leggen dat in overeenstemming is met het desbetreffende kaderrichtsnoer.

10.   Het ENTSB voor elektriciteit, of, wanneer dit is besloten in de in lid 3 bedoelde prioriteitenlijst, de EU DSB-entiteit, roept in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit een redactiecomité bijeen dat ondersteuning verleent tijdens het proces van de ontwikkeling van netcodes. Het redactiecomité bestaat uitvertegenwoordigers van ACER, het ENTSB voor elektriciteit en waar passend de EU DSB-entiteit of NEMO's en een beperkt aantal van de belangrijkste betrokken belanghebbenden. Het ENTSB voor elektriciteit of, wanneer overeenkomstig lid 2 zodanig is besloten in de prioriteitenlijst, de EU DSB-entiteit in samenwerking met het ENTSB voor elektriciteit, ontwikkelt op verzoek van de Commissie overeenkomstig lid 8 voorstellen voor netcodes op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen op.

11.   ACER herziet de voorgestelde netcode en waarborgt dat de vast te stellen netcode strookt met het desbetreffende kaderrichtsnoer en bijdraagt tot marktintegratie, niet-discriminatie, daadwerkelijke mededinging en het efficiënt functioneren van de markt, en legt de herziene netcode voor aan de Commissie binnen zes maanden na de ontvangst van het voorstel. In het aan de Commissie voorgelegde voorstel houdt ACER rekening met de door alle betrokken partijen tijdens het opstellen van het voorstel onder leiding van het ENTSB voor elektriciteit of de EU DSB-entiteit verstrekte zienswijzen; het Agentschap raadpleegt de relevante belanghebbenden over de aan de Commissie voor te leggen versie.

12.   Als het ENTSB voor elektriciteit of de EU DSB-entiteit niet binnen de door de Commissie vastgestelde termijn van lid 9 een netcode heeft ontwikkeld, kan de Commissie ACER verzoeken om op basis van het desbetreffende kaderrichtsnoer een ontwerpnetcode op te stellen. ACER kan tijdens het opstellen van een ontwerpnetcode overeenkomstig dit lid verder overleg voeren. ACER legt een overeenkomstig dit lid opgestelde ontwerpnetcode voor aan de Commissie, eventueel vergezeld van de aanbeveling om de netcode goed te keuren.

13.   De Commissie kan, op eigen initiatief indien het ENTSB voor elektriciteit of de EU DSB-entiteit geen netcode heeft ontwikkeld of ACER geen ontwerpnetcode heeft ontwikkeld als bedoeld in lid 12, of op aanbeveling van ACER uit hoofde van lid 11, een of meer netcodes goedkeuren op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen.

14.   Als de Commissie op eigen initiatief voorstelt een netcode goed te keuren, raadpleegt de Commissie gedurende een termijn van ten minste twee maanden ACER, het ENTSB voor elektriciteit en alle betrokken belanghebbende partijen over de ontwerpnetcode.

15.   Dit artikel laat het in artikel 61 neergelegde recht van de Commissie om de richtsnoeren vast te stellen en te wijzigen onverlet. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van het ENTSB voor elektriciteit om niet-bindende richtsnoeren te ontwikkelen op de in de leden 1 en 2 genoemde terreinen voor zover deze richtsnoeren geen betrekking hebben op de terreinen die deel uitmaken van een door de Commissie aan het ENTSB voor elektriciteit gericht verzoek. Het ENTSB voor elektriciteit legt dergelijke richtsnoeren voor advies voor aan ACER en houdt naar behoren rekening met dit advies.

Artikel 60

Wijzigingen van netcodes

1.   De Commissie is bevoegd de netcodes te wijzigen op de in artikel 59, leden 1 en 2, genoemde terreinen en in overeenstemming met de relevante procedure die in dat artikel 59 is vastgesteld. ACER kan overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel ook wijzigingen van de netcodes voorstellen.

2.   Personen die belang kunnen hebben bij een overeenkomstig artikel 59 vastgestelde netcode, waaronder het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit, regulerende instanties, transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, systeemgebruikers en consumenten, kunnen ACER ontwerpwijzigingen voor die netcode voorleggen. ACER kan ook op eigen initiatief wijzigingen voorstellen.

3.   ACER kan de Commissie met redenen omklede wijzigingsvoorstellen doen waarin wordt uitgelegd hoe deze stroken met de doelstellingen van de in artikel 59, lid 3, van deze verordening bedoelde netcodes. Wanneer het van mening is dat een wijziging toelaatbaar is en wanneer het wijzigingen voorstelt op eigen initiatief, raadpleegt ACER alle belanghebbenden overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) 2019/942.

Artikel 61

Richtsnoeren

1.   De Commissie is bevoegd op de in dit artikel genoemde terreinen bindende richtsnoeren vast te stellen.

2.   De Commissie is bevoegd richtsnoeren vast te stellen op de terreinen waarop dergelijke handelingen ook overeenkomstig de in artikel 59, leden 1 en 2, vastgestelde netcodeprocedure kunnen worden ontwikkeld. Deze richtsnoeren worden vastgesteld in de vorm van gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen, naargelang de in deze verordening vastgestelde relevante bevoegdheidsdelegatie.

3.   De Commissie is bevoegd ter aanvulling van deze verordening overeenkomstig artikel 68 gedelegeerde handelingen vast te stellen met daarin richtsnoeren met betrekking tot het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders. Die richtsnoeren, met inachtneming van de in de artikelen 18 en 49 vastgestelde beginselen, specificeren het volgende:

a)

bijzonderheden omtrent de procedure tot vaststelling van de transmissiesysteembeheerders die gehouden zijn tot het betalen van vergoedingen voor grensoverschrijdende stromen, inclusief bijzonderheden omtrent de scheiding tussen beheerders van nationale transmissiesystemen waarvan de grensoverschrijdende stromen afkomstig zijn en die van de systemen waar die stromen eindigen, zulks in overeenstemming met artikel 49, lid 2;

b)

bijzonderheden omtrent de te volgen betalingsprocedure, met inbegrip van de vaststelling van het eerste tijdvak waarover een vergoeding verschuldigd is, zulks in overeenstemming met artikel 49, lid 3, tweede alinea;

c)

bijzonderheden omtrent de methoden ter bepaling van zowel de omvang als de soort van de opgetreden grensoverschrijdende stromen waarvoor krachtens artikel 49 een vergoeding moet worden betaald en de wijze waarop bepaalde hoeveelheden van die stromen als afkomstig van of eindigend in transmissiesystemen van individuele lidstaten worden aangemerkt, zulks in overeenstemming met artikel 49, lid 5;

d)

bijzonderheden omtrent de methodologie tot vaststelling van de kosten en de baten die gemoeid zijn met het optreden van grensoverschrijdende stromen, zulks in overeenstemming met artikel 49, lid 6;

e)

bijzonderheden omtrent de behandeling die binnen de context van het tussen transmissiesysteembeheerders toegepaste vergoedingsmechanisme is weggelegd voor elektriciteitsstromen die afkomstig zijn uit of eindigen in landen buiten de Europese Economische Ruimte, en

f)

regelingen voor de deelname aan het vergoedingsmechanisme van nationale systemen die via gelijkstroomlijnen met elkaar verbonden zijn, zulks in overeenstemming met artikel 49.

4.   In voorkomend geval kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarin richtsnoeren worden uiteengezet die voorzien in de minimale harmonisatie die vereist is om het met deze verordening beoogde doel te verwezenlijken. Deze richtsnoeren specificeren ook het volgende:

a)

bijzonderheden omtrent de voorschriften voor de elektriciteitshandel voor de uitvoering van artikel 6 van Richtlijn (EU) 2019/944 en de artikelen 5 tot en met 10, 13 tot en met 17, 35, 36 en 37 van deze verordening;

b)

bijzonderheden omtrent de voorschriften ter aanmoediging van investeringen in interconnectorcapaciteit op basis van locatiespecifieke signalen voor de uitvoering van artikel 19.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 67, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

5.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin richtsnoeren worden uiteengezet met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de operationele coördinatie tussen de transmissiesysteembeheerders op het niveau van de Unie. Deze richtsnoeren zijn verenigbaar met en bouwen voort op de in artikel 59 bedoelde netcodes en voorts op de vastgestelde specificaties als bedoeld in artikel 30, lid 1, onder i). Bij de vaststelling van deze richtsnoeren houdt de Commissie rekening met de uiteenlopende regionale en nationale operationele vereisten.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 67, lid 2.

6.   Wanneer de Commissie richtsnoeren vaststelt of wijzigt, raadpleegt zij ACER, het ENTSB voor elektriciteit, de EU DSB-entiteit en, waar nodig, andere belanghebbenden.

Artikel 62

Recht van de lidstaten om meer gedetailleerde maatregelen te treffen

Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening, in de in artikel 61 bedoelde richtsnoeren of in de in artikel 59 bedoelde netcodes zijn vervat, mits die maatregelen verenigbaar zijn met het Unierecht.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 63

Nieuwe interconnectoren

1.   Nieuwe gelijkstroominterconnectoren kunnen op verzoek gedurende een beperkte periode van artikel 19, lid 2, van onderhavige verordening en van in artikel 6, artikel 43, artikel 59, lid 7, en artikel 60, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/944 worden vrijgesteld, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a)

de investering bevordert de mededinging in de elektriciteitsvoorziening;

b)

de risico's die aan de investering zijn verbonden, zijn van dien aard dat de investering niet zou plaatsvinden tenzij er een vrijstelling wordt verleend;

c)

de interconnector is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die interconnector zal worden ingebouwd;

d)

er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die interconnector;

e)

sedert de gedeeltelijke marktopening, bedoeld in artikel 19 van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad (24), is geen enkel deel van de kapitaal- of exploitatiekosten van de interconnector gerecupereerd uit enig bestanddeel van de tarieven die voor het gebruik van door de interconnector verbonden transmissie- of distributiesystemen in rekening zijn gebracht, en

f)

een vrijstelling zou niet ten koste gaan van de mededinging of de efficiënte werking van de interne elektriciteitsmarkt, dan wel de efficiënte werking van het gereguleerde systeem waarmee de interconnector verbonden is.

2.   Lid 1 is in uitzonderlijke gevallen tevens van toepassing op wisselstroominterconnectoren, mits de investeringskosten en -risico's bijzonder hoog zijn in vergelijking met de investeringskosten en -risico's die normaliter gepaard gaan met de koppeling van transmissiesystemen van twee naburige lidstaten door middel van een wisselstroominterconnector.

3.   Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op aanzienlijke verhogingen van de capaciteit van bestaande interconnectoren.

4.   Het besluit waarbij een in de leden 1, 2 en 3 bedoelde vrijstelling wordt toegestaan, wordt per geval genomen door de regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Een vrijstelling kan gelden voor het geheel of een deel van de capaciteit van de nieuwe interconnector of de aanzienlijk uitgebreide bestaande interconnector.

Binnen twee maanden na de ontvangst van het verzoek om vrijstelling van de laatste van de betrokken regulerende instanties, kan ACER aan deze regulerende instanties een advies doen toekomen. De regulerende instanties kunnen hun besluit nemen op basis van dat advies.

Bij het beslissen over een vrijstelling letten de regulerende instanties per geval op de noodzaak om voorwaarden te stellen aangaande de duur van de vrijstelling en de niet-discriminerende toegang tot de interconnector. Bij het beslissen over die voorwaarden houden de regulerende instanties met name rekening met de extra capaciteit die gebouwd zal gaan worden of de wijziging van de bestaande capaciteit, de verwachte looptijd van het project en de nationale omstandigheden.

Voordat een vrijstelling wordt verleend, nemen de regulerende instanties van de betrokken lidstaten een besluit over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit. Die voorschriften voor congestiebeheer voorzien in de verplichting om onbenutte capaciteit op de markt aan te bieden, en gebruikers van de faciliteit zijn gerechtigd om hun gecontracteerde capaciteit op de secundaire markt te verhandelen. Bij de toetsing van de voorwaarden van lid 1, onder a), b) en f), wordt rekening gehouden met de resultaten van de procedure voor de toewijzing van capaciteit.

Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek een akkoord hebben bereikt over het besluit tot verlening van vrijstelling, stellen zij ACER op de hoogte van dit besluit.

Het besluit tot verlening van vrijstelling, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de derde alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.

5.   Het in lid 4 bedoelde besluit wordt door ACER genomen:

a)

indien de betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties het verzoek om vrijstelling heeft ontvangen, of

b)

naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.

Alvorens zulk een besluit te nemen, overlegt ACER met de betrokken regulerende instanties en de aanvragers.

6.   Niettegenstaande de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of ACER, naargelang het geval, haar of zijn advies over het verzoek om vrijstelling aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.

7.   Bij ontvangst van ieder verzoek om vrijstelling wordt onverwijld een afschrift daarvan ter informatie door de regulerende instanties aan de Commissie en ACER gezonden. Het besluit over de verlening van vrijstelling wordt door de betrokken regulerende instanties of door ACER ("de kennisgevende instanties") onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie met betrekking tot het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:

a)

de gedetailleerde redenen op grond waarvan de vrijstelling werd verleend of geweigerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een vrijstelling;

b)

de analyse van de gevolgen voor de mededinging en de effectieve werking van de interne elektriciteitsmarkt die het verlenen van de vrijstelling met zich meebrengt;

c)

de motivering voor het tijdvak en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken interconnector waarvoor de vrijstelling is verleend, en

d)

het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties.

8.   Binnen vijftig werkdagen na ontvangst van de kennisgeving uit hoofde van lid 7 kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot vrijstelling te wijzigen of te herroepen. Die termijn kan met vijftig werkdagen worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. De extra termijn gaat in op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Ook deze termijn kan met instemming van zowel de Commissie als de kennisgevende instanties worden verlengd.

Indien de gevraagde informatie niet binnen de in het verzoek van de Commissie gestelde termijn is verstrekt, wordt de kennisgeving als ingetrokken beschouwd, tenzij ofwel de termijn vóór het verstrijken ervan met instemming van zowel de Commissie als de kennisgevende instanties is verlengd, ofwel de kennisgevende instanties vóór het verstrijken van de termijn de Commissie in een naar behoren met redenen omklede verklaring hebben medegedeeld dat zij de kennisgeving als volledig beschouwen.

De kennisgevende instanties geven binnen een termijn van één maand na ontvangst gevolg aan een besluit van de Commissie om het besluit tot verlening van de vrijstelling te wijzigen of te herroepen en stellen de Commissie daarvan in kennis.

De Commissie beschermt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.

De goedkeuring door de Commissie van een besluit tot vrijstelling vervalt twee jaar na de aanneming ervan indien de bouw van de interconnector uiterlijk op die datum niet is aangevangen, en vijf jaar na de aanneming ervan indien de interconnector uiterlijk op die datum nog niet operationeel is, tenzij de Commissie op basis van een met redenen omkleed verzoek van de kennisgevende instanties besluit dat een vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie de vrijstelling is toegekend.

9.   Wanneer de regulerende instanties van de betrokken lidstaten besluiten om een vrijstellingsbesluit te wijzigen, wordt hun besluit onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. Op het besluit om een vrijstellingsbesluit te wijzigen zijn de leden 1 tot en met 8 van toepassing, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere kenmerken van de bestaande vrijstelling.

10.   De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, de procedure met betrekking tot een vrijstellingsverzoek heropenen wanneer:

a)

naar behoren rekening houdend met de legitieme verwachtingen van de partijen en met het door middel van het oorspronkelijke besluit over de vrijstelling tot stand gebrachte economische evenwicht, zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in een of meerdere feiten waarop het besluit was gebaseerd;

b)

de betrokken ondernemingen in strijd met de door hen gedane toezeggingen handelen, of

c)

het besluit op door de partijen verstrekte onvolledige, onjuiste of misleidende informatie berust.

11.   De Commissie is bevoegd ter aanvulling van de verordening overeenkomstig artikel 68 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin richtsnoeren worden vastgesteld voor de toepassing van de in lid 1 van dit artikel neergelegde voorwaarden en waarin de bij de toepassing van lid 4 en de leden 7 tot en met 10 van dit artikel te volgen procedure vast te stellen.

Artikel 64

Derogaties

1.   De lidstaten kunnen verzoeken om derogaties van de relevante bepalingen van de artikelen 3 en 6, artikel 7, lid 1, artikel 8, leden 1 en 4, de artikelen 9, 10 en 11, de artikelen 14 tot en met 17, de artikelen 19 tot en met 27, de artikelen 35 tot en met 47 en artikel 51 in de volgende gevallen:

a)

de lidstaat kan aantonen dat er aanzienlijke problemen zijn voor het functioneren van kleinschalig geïsoleerde systemen en kleinschalig verbonden systemen;

b)

voor ultraperifere regio's in de zin van artikel 349 VWEU die om voor de hand liggende fysieke redenen niet kunnen worden geïnterconnecteerd met de energiemarkt van de Unie.

In de onder a) van de eerste alinea bedoelde situatie wordt de derogatie beperkt in de tijd en is zij onderworpen aan voorwaarden die beogen de mededinging en de integratie in de interne markt voor elektriciteit te verbeteren.

In de onder b) van de eerste alinea bedoelde situatie is de derogatie niet beperkt in de tijd.

Indien een derogatie wordt verleend, stelt de Commissie de lidstaten daarvan in kennis alvorens het besluit te nemen, en beschermt zij daarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.

Een krachtens dit artikel verleende derogatie moet garanderen dat zij geen belemmering vormt voor de transitie naar hernieuwbare energie, meer flexibiliteit, energieopslag, elektromobiliteit en vraagrespons.

In haar besluit waarbij zij een derogatie verleent, licht de Commissie toe in hoeverre in de derogatie rekening moet worden gehouden met de toepassing van de netcodes en de richtsnoeren.

2.   De artikelen 3, 5 en 6, artikel 7, lid 1, artikel 7, lid 2, onder c) en g), de artikelen 8 tot en met 17, artikel 18, leden 5 en 6, de artikelen 19 en 20, artikel 21, leden 1, 2 en 4 tot en met 8, artikel 22, lid 1, artikel 22, lid 2, onder b) en c), artikel 22, lid 2, laatste alinea, de artikelen 23 tot en met 27, artikel 34, leden 1, 2 en 3, de artikelen 35 tot en met 47, artikel 48, lid 2, en de artikelen 49 en 51 zijn niet van toepassing op Cyprus totdat zijn transmissiesysteem via interconnecties is aangesloten op de transmissiesystemen van andere lidstaten.

Indien het transmissiesysteem van Cyprus op 1 januari 2026 niet via interconnecties aangesloten is op de transmissiesystemen van andere lidstaten, beoordeelt Cyprus of het nodig is van die bepalingen af te wijken, en kan het de Commissie verzoeken om de derogatie te verlengen. De Commissie beoordeelt of de toepassing van de bepalingen naar verwachting aanzienlijke problemen zal veroorzaken voor het functioneren van het elektriciteitssysteem in Cyprus, dan wel voordelen zal opleveren voor het functioneren van de markt. Op basis van die beoordeling komt de Commissie met een gemotiveerd besluit over een volledige of gedeeltelijke verlenging van de derogatie. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   Deze verordening laat de verlening van derogaties uit hoofde van artikel 66 van Richtlijn (EU) 2019/944 onverlet.

4.   Met betrekking tot het halen van het interconnectiestreefcijfer voor 2030, als bepaald in Verordening (EU) 2018/1999, wordt naar behoren rekening gehouden met de elektriciteitsverbinding tussen Malta en Italië.

Artikel 65

Informatieverschaffing en vertrouwelijkheid

1.   De lidstaten en de regulerende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd alle voor de handhaving van deze verordening benodigde informatie.

De Commissie stelt een redelijke termijn vast voor de informatieverstrekking, rekening houdend met de complexiteit en de urgentie van de gevraagde informatie.

2.   Indien de betrokken lidstaten of de betrokken regulerende instanties de in lid 1 bedoelde informatie niet binnen de overeenkomstig lid 1 bedoelde termijn verstrekken, kan de Commissie alle voor de handhaving van deze verordening benodigde informatie rechtstreeks van de betrokken bedrijven verlangen.

Wanneer de Commissie een verzoek om informatie tot een onderneming richt, zendt zij tegelijkertijd een afschrift van het verzoek aan de regulerende instanties van de lidstaat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming gevestigd is.

3.   In haar verzoek om informatie krachtens lid 1 noemt de Commissie de rechtsgrond van het verzoek, de voor de informatieverstrekking vastgestelde termijn, het doel van het verzoek, alsmede de sancties waarin artikel 66, lid 2, voorziet voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie.

4.   Tot het verstrekken van de gevraagde informatie zijn verplicht de eigenaren van een onderneming of degenen die hen vertegenwoordigen, en, in het geval van rechtspersonen, de natuurlijke personen die volgens het recht of de statuten bevoegd zijn hen te vertegenwoordigen. Indien naar behoren tot handelen gemachtigde advocaten de informatie namens hun cliënten verstrekken, blijft de cliënt volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

5.   Indien een onderneming de gevraagde informatie binnen de door de Commissie vastgestelde termijn niet dan wel onvolledig verstrekt, kan de Commissie de informatie bij besluit verlangen. Dat besluit specificeert welke informatie gevraagd wordt en stelt een passende termijn vast waarbinnen deze informatie moet worden verstrekt. Het besluit vermeldt de in artikel 66, lid 2, bedoelde sancties. Het besluit wijst ook op het recht bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep tegen het besluit in te stellen.

De Commissie doet tegelijkertijd een afschrift van haar besluit toekomen aan de regulerende instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan zich de verblijfplaats van de betrokken persoon bevindt, dan wel de zetel van de onderneming gevestigd is.

6.   De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie mag slechts ter handhaving van deze verordening worden aangewend.

De Commissie mag de uit hoofde van deze verordening verkregen informatie niet openbaar maken wanneer die informatie onder het beroepsgeheim valt.

Artikel 66

Sancties

1.   De lidstaten stellen onverminderd lid 2 van dit artikel de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening, de overeenkomstig artikel 59 vastgestelde netcodes en de overeenkomstig artikel 61 vastgestelde richtsnoeren, en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.

2.   De Commissie kan bij besluit aan bedrijven boetes opleggen van ten hoogste 1 % van de totale omzet over het voorgaande boekjaar, indien die ondernemingen opzettelijk of uit onachtzaamheid onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verschaffen in antwoord op een ingevolge artikel 65, lid 3, tot hen gericht verzoek, dan wel verzuimen informatie te verschaffen binnen de termijn vastgesteld bij een op basis van artikel 65, lid 5, eerste alinea, uitgevaardigd besluit. Bij de vaststelling van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de ernst van de niet-naleving van de in lid 1 van dit artikel gestelde voorwaarden.

3.   Op basis van lid 1 opgelegde sancties en krachtens lid 2 vastgestelde besluiten zijn niet van strafrechtelijke aard.

Artikel 67

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 68 van Richtlijn (EU) 2019/944 ingesteld comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 68

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 34, lid 3, artikel 49, lid 4, artikel 59, lid 2, artikel 61, lid 2, en artikel 63, lid 11, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt tot en met 31 december 2028 aan de Commissie toegekend. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van die termijn een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van acht jaar verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 34, lid 3, artikel 49, lid 4, artikel 59, lid 2, artikel 61, lid 2, en artikel 63, lid 11, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn vastgesteld in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 34, lid 3, artikel 49, lid 4, artikel 59, lid 2, artikel 61, lid 2, en artikel 63, lid 11, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 69

Herzieningen door de Commissie en verslagen

1.   Uiterlijk op 1 juli 2025 herziet de Commissie de bestaande netcodes en richtsnoeren teneinde te beoordelen welke van deze bepalingen op passende wijze kan worden verwerkt in wetgevingshandelingen van de Unie die betrekking hebben op de interne markt voor elektriciteit en op welke wijze de bevoegdheidsdelegaties van de artikelen 59 en 61 kunnen worden herzien.

Uiterlijk op diezelfde datum dient de Commissie een gedetailleerd verslag van haar beoordeling in bij het Europees Parlement en de Raad.

Uiterlijk op 31 december 2026 dient de Commissie, indien passend, op basis van haar beoordeling wetgevingsvoorstellen in.

2.   Uiterlijk op 31 december 2030 herziet de Commissie deze verordening en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in op basis van die herziening, waar passend vergezeld van een wetgevingsvoorstel.

Artikel 70

Intrekking

Verordening (EG) nr. 714/2009 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 71

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Niettegenstaande de eerste alinea, zijn de artikelen 14 en 15, artikel 22, lid 4, artikel 23, leden 3 en 6, en de artikelen 35, 36 en 62 van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening. Teneinde uitvoering te geven aan artikel 14, lid 7, en artikel 15, lid 2, is artikel 16 van toepassing vanaf die datum.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 91.

(2)  PB C 342 van 12.10.2017, blz. 79.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2019.

(4)  Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003 (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 15).

(5)  Verordening (EU) 2017/2195 van de Commissie van 23 november 2017 tot vaststelling van richtsnoeren voor elektriciteitsbalancering (PB L 312 van 28.11.2017, blz. 6).

(6)  Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU (zie bladzijde 125 van dit Publicatieblad).

(7)  Verordening (EU) 2015/1222 van de Commissie van 24 juli 2015 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer (PB L 197 van 25.7.2015, blz. 24).

(8)  Verordening (EU) 2016/1719 van de Commissie van 26 september 2016 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende capaciteitstoewijzing op de langere termijn (PB L 259 van 27.9.2016, blz. 42).

(9)  Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net (PB L 112 van 27.4.2016, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad).

(11)  Verordening (EU) 2019/941 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende risicoparaatheid in de elektriciteitssector en tot intrekking van Richtlijn 2005/89/EG (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).

(12)  Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (PB L 220 van 25.8.2017, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1).

(14)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(15)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(16)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(17)  Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326, 8.12.2011, blz. 1).

(18)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(19)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(20)  Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16).

(21)  Besluit van de Commissie van 15 november 2012 betreffende de oprichting van een Coördinatiegroep voor elektriciteit (PB C 353 van 17.11.2012, blz. 2).

(22)  Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39).

(23)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).

(24)  Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit (PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20).


BIJLAGE I

TAKEN VAN REGIONALE COÖRDINATIECENTRA

1.   Gecoördineerde capaciteitsberekening

1.1.

De regionale coördinatiecentra voeren de gecoördineerde berekening van de zoneoverschrijdende capaciteit uit.

1.2.

De uitvoering van de gecoördineerde capaciteitsberekening vindt plaats voor de day-ahead- en intradaytijdsbestekken.

1.3.

De gecoördineerde capaciteitsberekening vindt plaats op basis van de methoden die zijn ontwikkeld overeenkomstig het op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoer betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer.

1.4.

De gecoördineerde capaciteitsberekening vindt plaats op basis van een gemeenschappelijk netwerkmodel overeenkomstig punt 3.

1.5.

Met de gecoördineerde capaciteitsberekening wordt gezorgd voor een efficiënt congestiebeheer in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde beginselen inzake congestiebeheer.

2.   Gecoördineerde veiligheidsanalyses

2.1.

De regionale coördinatiecentra voeren gecoördineerde veiligheidsanalyses uit die zijn gericht op het waarborgen van een veilig systeembeheer.

2.2.

De veiligheidsanalyses worden voor alle operationele planningstijdsbestekken uitgevoerd, tussen de year-ahead- en intradaytijdsbestekken, met gebruikmaking van de gemeenschappelijke netwerkmodellen.

2.3.

De gecoördineerde veiligheidsanalyses vinden plaats op basis van de methoden die zijn ontwikkeld overeenkomstig het op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoer betreffende systeembeheer.

2.4.

De regionale coördinatiecentra stellen de resultaten van de gecoördineerde veiligheidsanalyses ten minste ter beschikking aan de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio.

2.5.

Als een regionaal coördinatiecentrum op basis van een gecoördineerde veiligheidsanalyse een mogelijke beperking constateert, treft het corrigerende maatregelen gericht op maximale doeltreffendheid en economische efficiëntie.

3.   Totstandbrenging van gemeenschappelijke netwerkmodellen

3.1.

De regionale coördinatiecentra brengen door middel van efficiënte processen een gemeenschappelijk netwerkmodel voor elk operationeel planningstijdbestek tussen de year-ahead- en intradaytijdsbestekken tot stand.

3.2.

De transmissiesysteembeheerders wijzen één regionale veiligheidscoördinator aan die de gemeenschappelijke netwerkmodellen opstelt die de gehele Unie dekken.

3.3.

Gemeenschappelijke netwerkmodellen worden opgesteld in overeenstemming met de methoden die zijn ontwikkeld overeenkomstig de op grond van artikel 18, lid 5, van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoeren betreffende systeembeheer en betreffende capaciteitstoewijzing en congestiebeheer.

3.4.

De gemeenschappelijke netwerkmodellen omvatten relevante gegevens voor efficiënte operationele planning en capaciteitsberekening in alle operationele planningstijdbestekken tussen de year-ahead- en intradaytijdsbestekken.

3.5.

De gemeenschappelijke netwerkmodellen worden aan alle regionale coördinatiecentra, de transmissiesysteembeheerders, het ENTSB voor elektriciteit en, op verzoek, aan ACER ter beschikking gesteld.

4.   Ondersteuning voor de beschermings- en herstelplannen van de transmissiesysteembeheerders wat de beoordeling van de samenhang betreft

4.1.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio bij het uitvoeren van de beoordeling van de samenhang van de beschermingsplannen en herstelplannen van de transmissiesysteembeheerders overeenkomstig de procedures van de netcode betreffende de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet die is vastgesteld overeenkomstig artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009.

4.2.

Alle transmissiesysteembeheerders bereiken overeenstemming over een drempel waarboven de gevolgen van acties van een of meer transmissiesysteembeheerders in de nood-, black-out- of hersteltoestand als significant worden beschouwd voor andere transmissiesysteembeheerders die synchroon of niet-synchroon zijn gekoppeld.

4.3.

In het kader van de ondersteuning die het aan de transmissiesysteembeheerders biedt, voert het regionale coördinatiecentrum de volgende taken uit:

a)

constateren van potentiële onverenigbaarheden;

b)

voorstellen van mitigatiemaatregelen.

4.4.

De transmissiesysteembeheerders maken een beoordeling van en houden rekening met de voorgestelde mitigatiemaatregelen.

5.   Ondersteuning van de coördinatie en optimalisering van regionaal herstel

5.1.

Elke relevant regionaal coördinatiecentrum ondersteunt de transmissiesysteembeheerders aangewezen als frequentieleiders en resynchronisatieleiders in overeenstemming met de netcode betreffende noodtoestand en herstel die is vastgesteld op basis van artikel 6, lid 11, van Verordening (EG) nr. 714/2009 ter verbetering van de efficiëntie en doeltreffendheid van het systeemherstel. De transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio bepalen de rol van het regionale coördinatiecentrum in verband met de ondersteuning van de coördinatie en optimalisering van regionaal herstel.

5.2.

De transmissiesysteembeheerders mogen om assistentie vragen van de regionale coördinatiecentra indien hun systeem zich in een black-out- of hersteltoestand bevindt.

5.3.

De regionale coördinatiecentra beschikken over de bijna-realtime toezicht- en gegevensverzamelingssystemen waarbij de waarneembaarheid wordt bepaald middels toepassing van de overeenkomstig punt 4.2 bedoelde drempel.

6.   Analyse en rapportage achteraf betreffende beheer en verstoringen

6.1.

De regionale coördinatiecentra onderzoeken elk incident boven de overeenkomstig punt 4.2 bedoelde drempel en stellen daarover een verslag op. De regulerende instanties in de systeembeheersregio en ACER worden op hun verzoek bij het onderzoek betrokken. Het verslag omvat aanbevelingen die zijn gericht op het voorkomen van soortgelijke incidenten in de toekomst.

6.2.

De regionale coördinatiecentra publiceren het verslag. ACER kan aanbevelingen doen die zijn gericht op het voorkomen van soortgelijke incidenten in de toekomst.

7.   Regionale omvangsbepaling van reservecapaciteit

7.1.

De regionale coördinatiecentra berekenen de vereisten inzake reservecapaciteit voor de systeembeheersregio. De bepaling van de vereisten inzake reservecapaciteit:

a)

heeft als algemeen doel het op de meest kosteneffectieve wijze handhaven van de operationele veiligheid;

b)

wordt verricht met betrekking tot het day-ahead- en/of intradaytijdsbestek;

c)

omvat de berekening van de totale hoeveelheid vereiste reservecapaciteit voor de systeembeheersregio;

d)

stelt de minimumvereisten inzake reservecapaciteit vast voor elk type reservecapaciteit;

e)

houdt rekening met mogelijke substituties tussen verschillende types reservecapaciteit teneinde de aankoopkosten te minimaliseren;

f)

omvat in voorkomend geval de nodige eisen inzake de geografische verspreiding van vereiste reservecapaciteit.

8.   Vergemakkelijking van de regionale aankoop van balanceringscapaciteit

8.1.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio bij het bepalen van de hoeveelheid balanceringscapaciteit die moet worden aangekocht. De bepaling van de hoeveelheid balanceringscapaciteit:

a)

wordt verricht met betrekking tot het day-ahead- en/of intradaytijdsbestek;

b)

houdt rekening met mogelijke substitutie tussen verschillende types reservecapaciteit teneinde de aankoopkosten te minimaliseren;

c)

houdt rekening met de volumes vereiste reservecapaciteit die naar verwachting worden geleverd door de balancering van energiebiedingen die niet op basis van een overeenkomst inzake balanceringscapaciteit worden gedaan.

8.2.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio bij de aankoop van de vereiste hoeveelheid balanceringscapaciteit die overeenkomstig punt 8.1 is bepaald. De aankoop van balanceringscapaciteit:

a)

wordt verricht met betrekking tot het day-ahead- en/of intradaytijdsbestek;

b)

houdt rekening met mogelijke substitutie tussen verschillende types reservecapaciteit teneinde de aankoopkosten te minimaliseren.

9.   Regionale beoordelingen voor het week-ahead- tot en met ten minste het day-ahead-tijdsbestek van de systeemtoereikendheid en voorbereiding van risicoverminderende maatregelen

9.1.

De regionale coördinatiecentra verrichten regionale toereikendheidsbeoordelingen voor het week-ahead- tot en met ten minste het day-ahead-tijdsbestek overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie en op basis van de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2019/941 ontwikkelde methodologie.

9.2.

De regionale coördinatiecentra baseren de regionale toereikendheidsbeoordelingen voor de korte termijn op de door de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio verstrekte informatie met als doel situaties op te sporen waarin een gebrek aan toereikendheid wordt verwacht in een regelzone of op regionaal niveau. De regionale coördinatiecentra houden rekening met mogelijke zoneoverschrijdende uitwisselingen en limieten inzake de operationele veiligheid in alle relevante operationele planningstijdsbestekken.

9.3.

Bij het verrichten van een regionale beoordeling van de systeemtoereikendheid zorgt elk regionaal coördinatiecentrum voor coördinatie met de andere regionale coördinatiecentra met betrekking tot:

a)

het verifiëren van de onderliggende aannames en prognoses;

b)

het opsporen van mogelijke regio-overschrijdende situaties waarin de toereikendheid niet is gewaarborgd.

9.4.

Elk regionaal coördinatiecentrum verstrekt de resultaten van de regionale beoordelingen van de systeemtoereikendheid en de maatregelen die het voorstelt teneinde risico's op een gebrek aan toereikendheid te verminderen aan de transmissiesysteembeheerders van de systeembeheersregio en aan de andere regionale coördinatiecentra.

10.   Regionale coördinatie van de planning van niet-beschikbaarheid

10.1.

Elk regionaal coördinatiecentrum verricht regionale niet-beschikbaarheidscoördinatie overeenkomstig de procedures van het op grond van artikel 18 van Verordening (EG) nr. 714/2009 vastgestelde richtsnoer betreffende systeembeheer waarbij de beschikbaarheidsstatus van de relevante activa wordt gecontroleerd en de beschikbaarheidsplannen ervan worden gecoördineerd, teneinde de operationele veiligheid van het transmissiesysteem te waarborgen en tegelijkertijd de capaciteit van de interconnectoren en/of de transmissiesystemen die van invloed zijn op zoneoverschrijdende stromen te maximaliseren.

10.2.

Elk regionaal coördinatiecentrum houdt een centrale lijst van relevante netelementen, elektriciteitsproductie-eenheden en verbruikersinstallaties van de systeembeheersregio bij en stelt deze ter beschikking aan de ENTSO-E OPDE.

10.3.

Elk regionaal coördinatiecentrum voert in verband met de niet-beschikbaarheidscoördinatie in de systeembeheersregio de volgende activiteiten uit:

a)

beoordelen van de verenigbaarheid van de planning van niet-beschikbaarheid met gebruikmaking van alle year-ahead-beschikbaarheidsplannen van de transmissiesysteembeheerders;

b)

verstrekken aan de transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio van een lijst van geconstateerde onverenigbaarheden wat betreft de planning alsmede de oplossingen die het voorstelt om deze onverenigbaarheden weg te nemen.

11.   Optimalisering van vergoedingsmechanismen tussen transmissiesysteembeheerders

11.1.

De transmissiesysteembeheerders in de systeembeheersregio mogen gezamenlijk besluiten steun te aanvaarden van het regionale coördinatiecentrum bij het beheer van de financiële stromen in verband met de vereffening tussen transmissiesysteembeheerders waarbij meer dan twee transmissiesysteembeheerders zijn betrokken, zoals redispatchingkosten, inkomsten uit congestie, onbedoelde afwijkingen of reserveaankoopkosten.

12.   Training en certificering van personeel dat voor de regionale coördinatiecentra werkt

12.1.

De regionale coördinatiecentra gaan over tot de voorbereiding en uitvoering van training- en certificeringsprogramma's, waarbij zij zich richten op regionaal systeembeheer voor het personeel dat voor de regionale coördinatiecentra werkt.

12.2.

De trainingsprogramma's omvatten alle relevante bestanddelen van het systeembeheer, waar het regionale coördinatiecentrum taken uitvoert met inbegrip van scenario's inzake regionale crises.

13.   Identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's

13.1.

Indien het ENTSB voor elektriciteit deze functie delegeert, identificeren de regionale coördinatiecentra regionale elektriciteitscrisisscenario's overeenkomstig de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) 2019/941 vastgestelde criteria.

De identificatie van regionale elektriciteitscrisisscenario's gebeurt in overeenstemming met de methodologie van artikel 5 van Verordening (EU) 2019/941.

13.2.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de bevoegde autoriteiten van elke systeembeheersregio op hun verzoek bij de voorbereiding en uitvoering van tweejaarlijkse crisissimulaties overeenkomstig artikel 12, lid 3, van Verordening (EU) 2019/941.

14.   Vaststelling van de behoefte op het gebied van nieuwe transmissiecapaciteit, aan uitbreiding van de bestaande transmissiecapaciteit of aan alternatieven daarvoor

14.1.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de transmissiesysteembeheerders bij de vaststelling van de behoefte op het gebied van nieuwe transmissiecapaciteit, aan uitbreiding van de bestaande transmissiecapaciteit of aan alternatieven daarvoor, die ingediend moet worden bij de regionale groepen die zijn opgericht bij Verordening (EU) nr. 347/2013 en opgenomen moet worden in het tienjarige netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 51 van Richtlijn (EU) 2019/944.

15.   Berekening van de maximale toegangscapaciteit die beschikbaar is voor de deelname van buitenlandse capaciteit aan capaciteitsmechanismen.

15.1.

De regionale coördinatiecentra ondersteunen de transmissiesysteembeheerder bij het berekenen van de maximale toegangscapaciteit die beschikbaar is voor de deelname van buitenlandse capaciteit aan capaciteitsmechanismen, rekening houdend met de verwachte beschikbaarheid van interconnectie en de waarschijnlijkheid van het gelijktijdig optreden van systeemstress in het systeem waarin het mechanisme wordt toegepast en in het systeem waarin de buitenlandse capaciteit zich bevindt.

15.2.

De berekening wordt uitgevoerd in overeenstemming met de methodologie van artikel 26, lid 11, onder a).

15.3.

De regionale coördinatiecentra verstrekken een berekening voor elke biedzonegrens bestreken door de systeembeheersregio.

16.   Opstelling van seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen

16.1.

Indien het ENTSB voor elektriciteit deze functie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2019/941 delegeert, zorgen de regionale coördinatiecentra voor regionale seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen.

16.2.

De seizoensgebonden toereikendheidsbeoordelingen worden opgesteld op basis van de overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) 2019/941 ontwikkelde methodologie.

BIJLAGE II

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN

Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009 (PB L 115 van 25.4.2013, blz. 39)

Artikel 8, lid 3, onder a)

Artikel 8, lid 10, onder a)

Artikel 11

Artikel 18, lid 4 bis

Artikel 23, lid 3

Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 163 van 15.6.2013, blz. 1)

De punten 5.5 tot en met 5.9 van bijlage I


BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EG) nr. 714/2009

Deze verordening

Artikel 1, onder a)

Artikel 1, onder b)

Artikel 1, onder a)

Artikel 1, onder c)

Artikel 1, onder b)

Artikel 1, onder d)

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 1

Artikel 2, lid 2, onder a)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2, onder b)

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 2, onder c)

Artikel 2, lid 4

Artikel 2, lid 2, onder d)

Artikel 2, lid 2, onder e)

Artikel 2, lid 2, onder f)

Artikel 2, lid 2, onder g)

Artikel 2, lid 5

Artikel 2, leden 6 tot en met 71

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16, leden 1 tot en met 3

Artikel 16, leden 1 tot en met 4

Artikel 16, leden 5 tot en met 8

Artikel 16, leden 4 tot en met 5

Artikel 16, leden 9 tot en met 11

Artikel 16, leden 12 en 13

Artikel 17

Artikel 14, lid 1

Artikel 18, lid 1

Artikel 18, lid 2

Artikel 14, leden 2 tot en met 5

Artikel 18, leden 3 tot en met 6

Artikel 18, leden 7 tot en met 11

Artikel 19, lid 1

Artikel 16, lid 6

Artikel 19, leden 2 en 3

Artikel 19, leden 4 en 5

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 8, lid 4

Artikel 23, lid 1

Artikel 23, leden 2 tot en met 7

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 4

Artikel 28, lid 1

Artikel 28, lid 2

Artikel 5

Artikel 29, leden 1 tot en met 4

Artikel 29, lid 5

Artikel 8, lid 2, eerste zin

Artikel 30, lid 1, onder a)

Artikel 8, lid 3, onder b)

Artikel 30, lid 1, onder b)

Artikel 30, lid 1, onder c)

Artikel 8, lid 3, onder c)

Artikel 30, lid 1, onder d)

Artikel 30, lid 1, onder e) en f)

 

Artikel 30, lid 1, onder g) en h)

Artikel 8, lid 3, onder a)

Artikel 30, lid 1, onder i)

Artikel 8, lid 3, onder d)

Artikel 30, lid 1, onder j)

 

Artikel 30, lid 1, onder k)

Artikel 8, lid 3, onder e)

Artikel 30, lid 1, onder l)

 

Artikel 30, lid 1, onder m) tot en met o)

Artikel 30, leden 2 en 3

Artikel 8, lid 5

Artikel 30, lid 4

Artikel 8, lid 9

Artikel 30, lid 5

Artikel 10

Artikel 31

Artikel 9

Artikel 32

Artikel 11

Artikel 33

Artikel 12

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 40

 

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 8, lid 10

Artikel 48

Artikel 13

Artikel 49

Artikel 2, lid 2, laatste alinea

Artikel 49, lid 7

Artikel 15

Artikel 50, leden 1 tot en met 6

Bijlage I, punt 5.10

Artikel 50, lid 7

Artikel 3

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 53

 

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 8, lid 6

Artikel 59, lid 1, onder a), b) en c)

Artikel 59, lid 1, onder d) en e)

 

Artikel 59, lid 2

Artikel 6, lid 1

Artikel 59, lid 3

Artikel 6, lid 2

Artikel 59, lid 4

Artikel 6, lid 3

Artikel 59, lid 5

Artikel 59, lid 6

Artikel 6, lid 4

Artikel 59, lid 7

Artikel 6, lid 5

Artikel 59, lid 8

Artikel 6, lid 6

Artikel 59, lid 9

Artikel 8, lid 1

Artikel 59, lid 10

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, leden 9 en 10

Artikel 59, leden 11 en 12

Artikel 6, lid 11

Artikel 59, lid 13

Artikel 6, lid 12

Artikel 59, lid 15

Artikel 8, lid 2

Artikel 59, lid 15

Artikel 60, lid 1

Artikel 7, lid 1

Artikel 60, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 60, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 4

Artikel 61, lid 1

Artikel 61, lid 2

Artikel 18, lid 1

Artikel 61, lid 3

Artikel 18, lid 2

Artikel 18, lid 3

Artikel 61, lid 4

Artikel 18, lid 4

Artikel 18, lid 4 bis

Artikel 61, lid 5

Artikel 18, lid 5

Artikel 61, leden 5 en 6

Artikel 19

Artikel 21

Artikel 62

Artikel 17

Artikel 63

Artikel 64

Artikel 20

Artikel 65

Artikel 22

Artikel 66

Artikel 23

Artikel 67

Artikel 24

Artikel 68

Artikel 69

Artikel 25

Artikel 70

Artikel 26

Artikel 71


RICHTLIJNEN

14.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 158/125


RICHTLIJN (EU) 2019/944 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 5 juni 2019

betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot wijziging van Richtlijn 2012/27/EU

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd (4). Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

(2)

De interne markt voor elektriciteit, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in de hele Unie, heeft tot doel om, door concurrerende elektriciteitsmarkten te organiseren over de landgrenzen heen, een echte keuzevrijheid te bieden aan alle eindafnemers in de Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren, concurrerende tarieven, efficiënte investeringssignalen en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.

(3)

Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn (5) 2009/72/EG hebben aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor elektriciteit. Het energiesysteem van de Unie ondergaat op dit moment echter een diepgaande verandering. Het gemeenschappelijke doel om het energiesysteem koolstofvrij te maken schept nieuwe kansen en uitdagingen voor marktdeelnemers. Tegelijkertijd maken technologische ontwikkelingen nieuwe vormen van consumentendeelname en grensoverschrijdende samenwerking mogelijk. De marktregels van de Unie moeten worden aangepast aan een nieuwe marktrealiteit.

(4)

In de mededeling van de Commissie van 25 februari 2015, getiteld "Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering", wordt een visie voor de energie-unie uiteengezet, waarin de burger centraal staat, inspraak heeft in en controle heeft over de energietransitie, van de nieuwe technologieën profiteert in de vorm van een lagere energierekening en een actieve marktdeelnemer is, en waarin kwetsbare consumenten bescherming krijgen.

(5)

In de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015, getiteld "Een "new deal" voor energieconsumenten", is de visie van de Commissie voor een detailhandelsmarkt uiteengezet die de energieconsumenten beter bedient, onder meer door de groothandels- en detailhandelsmarkten beter aan elkaar te koppelen. Door te profiteren van nieuwe technologieën en nieuwe en innovatieve energiedienstverleners moeten alle consumenten volledig kunnen deelnemen aan de energietransitie en met energie-efficiënte oplossingen hun verbruik beheren, waardoor zij geld besparen en bijdragen aan de algehele verlaging van het energieverbruik.

(6)

In de mededeling van de Commissie van 15 juli 2015, getiteld "Startsein voor een openbare raadpleging over de nieuwe opzet van de energiemarkt", is benadrukt dat de verschuiving van productie in grote centrale productie-installaties naar gedecentraliseerde productie van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en naar koolstofvrije markten een aanpassing van de huidige regels voor de handel in elektriciteit en wijziging van de bestaande rollen op de markt vereist. In die mededeling werd benadrukt dat elektriciteitsmarkten moeten worden georganiseerd op een meer flexibele wijze waarin alle marktdeelnemers worden geïntegreerd, met inbegrip van de producenten van hernieuwbare energie, nieuwe energiedienstverleners, energieopslag en flexibele vraag. Het is even belangrijk dat de Unie dringend investeert in interconnectie op Unieniveau met het oog op de overdracht van energie door middel van hoogspanningstransmissiesystemen voor elektriciteit.

(7)

Met het oog op de totstandbrenging van de interne markt voor elektriciteit moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en samenwerking tussen systeembeheerders op Europees en regionaal niveau stimuleren, en de in de Unie nog altijd bestaande geïsoleerde systemen, die elektriciteitseilanden vormen, integreren.

(8)

Naast het aanpakken van de nieuwe uitdagingen beoogt de richtlijn ook hardnekkige belemmeringen voor de voltooiing van interne markt voor elektriciteit weg te nemen. Het verfijnd regelgevingskader moet bijdragen aan het overwinnen van de bestaande problemen van gefragmenteerde nationale markten die nog vaak worden bepaald door veelvuldig regulerend optreden. Dergelijk optreden heeft ertoe geleid dat de levering van elektriciteit op gelijke voorwaarden wordt verhinderd en dat de kosten hoger zijn dan wanneer oplossingen worden gekozen waarbij grensoverschrijdend wordt samengewerkt op basis van marktbeginselen.

(9)

De Unie zou haar doelstellingen voor hernieuwbare energie op de meest doeltreffende wijze kunnen verwezenlijken door een marktkader te scheppen dat flexibiliteit en innovatie beloont. Een goed functionerende structuur van de elektriciteitsmarkt is een doorslaggevende factor om te kunnen overstappen op hernieuwbare energie.

(10)

Consumenten moeten een essentiële rol spelen in de totstandbrenging van de nodige flexibiliteit om het elektriciteitssysteem aan te passen aan variabele en gedistribueerde, hernieuwbare elektriciteitsproductie. Technologische vooruitgang bij het netbeheer en de productie van hernieuwbare elektriciteit heeft de consument veel kansen geboden. Gezonde concurrentie op de detailhandelsmarkten is van essentieel belang om te zorgen voor de marktgestuurde invoering van innovatieve nieuwe diensten die inspelen op de veranderende behoeften en mogelijkheden van de consument, terwijl de flexibiliteit van het systeem wordt vergroot. Door het feit dat consumenten geen realtime- of bijna-realtime-informatie ontvangen over hun energieverbruik, kunnen ze echter niet actief deelnemen aan de energiemarkt en de energietransitie. Door het de consument mogelijk te maken en hem de nodige instrumenten aan te reiken om, meer en op nieuwe manieren aan de energiemarkt deel te nemen, is het de bedoeling dat burgers in de Unie profiteren van de interne markt voor elektriciteit en dat de streefcijfers van de Unie op het gebied van hernieuwbare energie worden gehaald.

(11)

De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) worden gegarandeerd, onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle leveranciers vrijelijk aan hun afnemers leveren.

(12)

De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers is voor de lidstaten van het grootste belang, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor elektriciteit. Er kan niettemin sprake blijven van marktfalen in perifere kleine elektriciteitssystemen en in niet met andere lidstaten verbonden systemen, waarbij elektriciteitsprijzen niet het juiste signaal afgeven om investeringen te stimuleren, en derhalve specifieke oplossingen vereisen om te zorgen voor een voldoende niveau van voorzieningszekerheid.

(13)

Om de mededinging en de levering van elektriciteit tegen de meest concurrerende prijs te verzekeren, moeten de lidstaten en de regulerende instanties grensoverschrijdende toegang voor nieuwe leveranciers van elektriciteit afkomstig van diverse energiebronnen en voor nieuwe aanbieders van productie, energieopslag en van vraagrespons makkelijker maken.

(14)

De lidstaten moeten erop toezien dat er op de interne markt voor elektriciteit geen onnodige belemmeringen bestaan voor de toegang tot, de werking op en het verlaten van de markt. Tevens moet duidelijk zijn dat deze bepaling geen afbreuk doet aan de bevoegdheid waarover de lidstaten ten aanzien van derde landen beschikken. Die verduidelijking mag niet worden opgevat als de mogelijkheid voor een lidstaat om de exclusieve bevoegdheid van de Unie uit te oefenen. Tevens moet worden verduidelijkt dat marktdeelnemers uit derde landen die op de interne markt actief zijn, het toepasselijke Unie- en nationaal recht moeten naleven op dezelfde wijze als alle andere marktdeelnemers.

(15)

Marktregels maken het toetreden tot en het verlaten van de markt voor producenten en -leveranciers mogelijk op basis van hun beoordeling van de economische en financiële levensvatbaarheid van hun activiteiten. Dit beginsel is niet onverenigbaar met de mogelijkheid van lidstaten om in het algemeen economisch belang openbaredienstverplichtingen op te leggen aan bedrijven werkzaam in de elektriciteitssector in overeenstemming met de Verdragen, en met name artikel 106 VWEU, en met deze richtlijn en Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(16)

De Europese Raad van 23 en 24 oktober 2014 verklaarde in zijn dat de Commissie met steun van de lidstaten voortvarend maatregelen moet treffen om een minimumstreefcijfer van 10 % op het gebied van de interconnectie van elektriciteit te verwezenlijken, zo spoedig mogelijk maar uiterlijk in 2020, voor ten minste de lidstaten die nog geen minimumniveau van integratie in de interne energiemarkt hebben bereikt, dat wil zeggen voor de Baltische Staten, Portugal en Spanje, en voor de lidstaten die het belangrijkste toegangspunt tot de interne energiemarkt van deze landen vormen. Daarnaast verklaarde de Europese Raad dat de Commissie tevens regelmatig verslag uit moet brengen aan de Europese Raad, met als doel uiterlijk in 2030 het streefcijfer van 15 % te halen.

(17)

Toereikende fysieke interconnectie met buurlanden is belangrijk om de lidstaten en de buurlanden in staat te stellen te profiteren van de positieve effecten van de interne markt, zoals wordt benadrukt in de mededeling van de Commissie van 23 november 2017, getiteld "Mededeling over het versterken van de energienetten van Europa", en zoals weergegeven in de geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad (7).

(18)

Elektriciteitsmarkten verschillen van andere markten, zoals de markten voor aardgas, bijvoorbeeld door de verhandeling van producten die op dit moment niet gemakkelijk kunnen worden opgeslagen en die worden geproduceerd door gebruik van een breed scala aan productie-installaties, waaronder gedistribueerde productie. Dit komt naar voren in verschillende benaderingen van de manier waarop interconnectoren in de elektriciteits- en gassector worden behandeld in de regelgeving. De integratie van elektriciteitsmarkten vergt intensieve samenwerking tussen systeembeheerders, marktdeelnemers en regulerende instanties, vooral als de elektriciteit wordt verhandeld via marktkoppeling.

(19)

Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en een ruime en voor iedereen toegankelijke elektriciteitsvoorziening moet eveneens een van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn vormen. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende interconnecties en voor investeringen in nieuwe elektriciteitsproductie bieden, terwijl ze op langere termijn tot prijsconvergentie leiden.

(20)

De marktprijzen dienen de juiste stimulans te bieden voor de ontwikkeling van het netwerk en voor investering in nieuwe elektriciteitsproductie.

(21)

Er bestaan verschillende types van marktorganisatie op de interne markt voor elektriciteit. De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het VWEU en ander Unierecht moet de Commissie worden geraadpleegd.

(22)

De lidstaten moeten een ruime discretionaire bevoegdheid in stand houden om aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen op te leggen bij het nastreven van doelstellingen van algemeen economisch belang. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat huishoudelijke afnemers, en, indien de lidstaten dat dienstig achten, kleine ondernemingen, het recht hebben om tegen duidelijk vergelijkbare, transparante en concurrerende prijzen van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit te worden voorzien. Niettemin vormen openbaredienstverplichtingen die de vorm aannemen van prijsstelling voor de elektriciteitslevering, fundamenteel een verstorende maatregel die vaak leidt tot de accumulatie van tarieftekorten, de beperking van de keuze van de consument, minder stimulansen voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntie, lagere dienstverleningsnormen, een lager niveau van betrokkenheid en tevredenheid van consumenten, en de beperking van de mededinging, alsook tot minder aanbod van innovatieve producten en diensten op de markt. De lidstaten moeten derhalve andere beleidsinstrumenten toepassen, en dan met name de gerichte sociale beleidsmaatregelen, om ervoor te zorgen dat de burgers van betaalbare elektriciteit voorzien kunnen blijven worden. Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van electriciteit mag alleen als openbaredienstverplichtingen worden toegepast onder bepaalde en moeten aan in deze richtlijn gespecificeerde voorwaarden onderworpen zijn. Een volledig geliberaliseerde, goed functionerende retailmarkt voor elektriciteit zou de concurrentie op prijs en op andere punten dan prijs onder bestaande leveranciers stimuleren en zou stimulansen moeten bieden aan nieuwe deelnemers op de markt, waardoor de keuze en de tevredenheid van de consument verbetert.

(23)

Openbaredienstverplichtingen die de vorm van prijsstelling voor de elektriciteitsvoorziening aannemen, moeten worden gebruikt zonder afbreuk te doen aan het beginsel van open markten, in duidelijk omschreven omstandigheden, ten aanzien van duidelijk omschreven begunstigden, en moeten beperkt zijn in duur. Deze omstandigheden kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer voorziening drastisch wordt ingeperkt, hetgeen aanleiding geeft tot aanzienlijk hogere elektriciteitsprijzen dan normaal, of in het geval van een marktfalen wanneer het ingrijpen door regulerende instanties en mededingingsautoriteiten niet doeltreffend is gebleken. Daardoor zouden huishoudens onevenredig hard worden getroffen, en met name kwetsbare afnemers die doorgaans een groter aandeel van hun beschikbare inkomen aan energierekeningen besteden dan consumenten met een hoog inkomen. Om de verstorende effecten van openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling voor de elektriciteitsvoorziening te beperken, moeten de lidstaten die op deze manier ingrijpen aanvullende maatregelen treffen, waaronder maatregelen om te voorkomen dat de prijsstelling voor groothandelsmarkten wordt verstoord. De lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat alle begunstigden van gereguleerde prijzen ten volle profijt kunnen trekken van de aanbiedingen op de concurrerende markt indien zij dit wensen. De begunstigden moeten daartoe worden uitgerust met slimme-metersystemen en toegang hebben tot contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs. Bovendien moeten zij rechtstreeks en op gezette tijden worden geïnformeerd over de beschikbare aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt, in het bijzonder wat betreft contracten op basis van dynamische elektriciteitsprijs, en hulp krijgen om te reageren pen te kunnen profiteren van marktgebaseerde aanbiedingen.

(24)

Het recht van begunstigden van gereguleerde prijzen om zonder extra kosten individuele slimme meters te ontvangen, mag de lidstaten niet beletten om de functionaliteit van slimme-metersystemen te wijzigen wanneer er geen infrastructuur voor slimme meters bestaat, aangezien de kosten-batenanalyse met betrekking tot de invoering van slimme-metersystemen negatief was.

(25)

Overheidsingrijpen in de prijsstelling van de elektriciteitsvoorziening mogen niet leiden tot directe kruissubsidiëring tussen verschillende categorieën afnemers. Volgens dit beginsel mogen prijssystemen bepaalde categorieën afnemers niet expliciet verplichten de kosten te dragen van prijsingrepen die andere categorieën afnemers beïnvloeden. Zo mag een prijsstelsel waarin de kosten op niet-discriminerende wijze worden gedragen door leveranciers of andere beheerders niet worden beschouwd als directe kruissubsidiëring.

(26)

Teneinde de handhaving van de hoge normen van de openbare dienstverlening in de Unie te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.

(27)

De lidstaten moeten een noodleverancier kunnen aanwijzen. Die leverancier kan de verkoopafdeling zijn van een verticaal geïntegreerd bedrijf dat ook distributiefuncties heeft, mits de ontvlechtingsvoorschriften van deze richtlijn worden nageleefd.

(28)

De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen waarbij, indien nodig, bestaande nationale instrumenten en instrumenten van de Unie worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.

(29)

Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU vormen, moeten zij uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het VWEU ter kennis van de Commissie worden gebracht.

(30)

Sectoroverschrijdend recht biedt een sterke basis voor consumentenbescherming voor een breed scala aan energiediensten die reeds bestaan, en zal waarschijnlijk evolueren. Niettemin moeten bepaalde contractuele basisrechten van de afnemers duidelijk worden omschreven.

(31)

De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie heeft na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, regulerende instanties, consumentenorganisaties en elektriciteitsbedrijven, een checklist voor energieconsumenten opgesteld met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist dient te worden bijgehouden, aan alle consumenten te worden uitgereikt en algemeen beschikbaar te zijn.

(32)

Verschillende factoren verhinderen dat consumenten toegang hebben tot de verschillende bronnen van marktinformatie die hun ter beschikking staan, en dat zij deze informatie begrijpen en ernaar handelen. Daaruit volgt dat de vergelijkbaarheid van het aanbod moet worden verbeterd en de factoren die overstappen bemoeilijken zoveel mogelijk moeten worden beperkt zonder de keuze van de consument onnodig te beperken.

(33)

Kleinere afnemers moeten, wanneer zij overstappen op een andere leverancier, direct of indirect, nog steeds een flink aantal verschillende vergoedingen betalen. Die vergoedingen maken het moeilijker te berekenen wat het beste product of de beste dienst is en nemen het onmiddellijke financiële voordeel van overstappen weg. Hoewel het afschaffen van dergelijke vergoedingen de keuze van de consument zou kunnen beperken doordat producten die gebaseerd zijn op het belonen van consumententrouw niet langer worden aangeboden, zou het beperken van het verdere gebruik ervan het welzijn en de betrokkenheid van de consument en de concurrentie op de markt verbeteren.

(34)

Kortere overstaptijden zetten consumenten er waarschijnlijk toe aan om te zoeken naar betere energiecontracten en over te stappen op een andere leverancier. Het toegenomen gebruik van informatietechnologie moet het mogelijk maken dat uiterlijk in 2026 het technische overstapproces waarbij een nieuwe leverancier op een meetpunt bij de marktdeelnemer wordt geregistreerd, op werkdagen normaliter binnen 24 uur wordt afgerond. Niettegenstaande de andere fasen die in het overstapproces moeten worden doorlopen voordat met het technische overstapproces kan worden begonnen, draagt de garantie dat dit technische overstapproces uiterlijk op die datum binnen 24 uur kan plaatsvinden, ertoe bij dat de overstaptijd tot een minimum wordt beperkt, hetgeen mede leidt tot een grotere betrokkenheid van de consument en tot concurrentie op detailhandelsniveau. Hoe dan ook mag het overstapproces in totaal niet meer dan drie weken in beslag nemen vanaf de datum van de aanvraag van de afnemer.

(35)

Met behulp van onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten, waaronder websites, kunnen kleinere afnemers op een doeltreffende manier de verdiensten van de verschillende op de markt beschikbare energieaanbiedingen beoordelen. Zulke zoekinstrumenten verlagen de opzoekkosten, aangezien de afnemers niet langer informatie hoeven te verzamelen van individuele leveranciers en dienstverleners. Dergelijke instrumenten kunnen ervoor zorgen dat de informatie die wordt geboden niet alleen duidelijk en beknopt, maar ook volledig en uitvoerig is. Zij moeten trachten een zo breed mogelijk scala aan op de markt beschikbaar aanbod te tonen en de markt zo volledig mogelijk te dekken, zodat de afnemer een representatief overzicht krijgt. Het is van wezenlijk belang dat kleine afnemers toegang hebben tot ten minste één vergelijkingsinstrument en dat de informatie die via dergelijke instrumenten wordt verstrekt, betrouwbaar, onpartijdig en transparant is. De lidstaten kunnen hiertoe voorzien in een vergelijkingsinstrument dat wordt beheerd door een nationale instantie of een particuliere onderneming.

(36)

Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke onafhankelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen, zoals een energieombudsman, een consumentenorganisatie of een regulerende instantie, zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.

(37)

Alle consumenten moeten rechtstreeks kunnen deelnemen aan de markt, met name door hun verbruik aan te passen aan de marktsignalen, en in ruil daarvoor moeten zij kunnen profiteren van lagere elektriciteitsprijzen of andere stimulerende vergoedingen. De voordelen van dergelijke actieve deelname zullen mettertijd waarschijnlijk toenemen aangezien normaalgesproken passieve consumenten zich bewuster worden van hun mogelijkheden als actieve afnemers en de informatie over de mogelijkheden van actieve deelname beter toegankelijk en bekend worden. Consumenten moeten aan alle vormen van vraagrespons kunnen deelnemen. Zij moeten daarom kunnen profiteren van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs en de volledige invoering van slimme-metersystemen en, waar dergelijke invoering negatief is beoordeeld, moeten zij kunnen kiezen voor een slimme-metersysteem en een dynamische-elektriciteitsprijscontract. Dit zou hen in staat moeten stellen hun verbruik aan te passen aan de realtime prijssignalen die de waarde en de kosten van elektriciteit in verschillende tijdvakken weerspiegelen, terwijl de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de blootstelling van consumenten aan groothandelsprijsrisico redelijk is. Consumenten moeten worden geïnformeerd over de voordelen en mogelijke prijsrisico's van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat de consumenten die ervoor kiezen niet actief deel te nemen aan de markt, niet worden benadeeld. In plaats daarvan moet hun vermogen tot geïnformeerde besluitvorming over de voor hen beschikbare opties worden vergemakkelijkt op een manier die het best aansluit bij de omstandigheden op de binnenlandse markt.

(38)

Teneinde de voordelen en doeltreffendheid van een dynamische prijsstelling voor elektriciteit te optimaliseren, moeten de lidstaten beoordelen wat de mogelijkheden zijn om het aandeel van vaste componenten van elektriciteitsrekeningen te verminderen of dynamischer te maken, en als die mogelijkheden bestaan, passende maatregelen nemen.

(39)

Alle groepen afnemers (industriële en commerciële afnemers en huishoudens) moeten toegang hebben tot de elektriciteitsmarkten om hun flexibiliteit en door henzelf opgewekte elektriciteit te verhandelen. Afnemers moet worden toegestaan ten volle gebruik te maken van de voordelen van de aggregatie van productie en levering in grotere regio's en te profiteren van grensoverschrijdende concurrentie. Marktdeelnemers die aan aggregatie doen zullen waarschijnlijk een belangrijke rol spelen als intermediair tussen groepen afnemers en de markt. De lidstaten moeten het passende uitvoeringsmodel en de juiste governancebenadering voor onafhankelijke aggregatie vrij kunnen kiezen, zij het met inachtneming van de in deze richtlijn geformuleerde algemene beginselen. Tot een dergelijk model of benadering kan het kiezen van marktgebaseerde of regelgevende beginselen behoren die oplossingen bieden om te voldoen aan deze richtlijn, zoals modellen aan de hand waarvan onbalansen worden verrekend of perimetercorrecties worden ingevoerd. Het gekozen model moet transparante en eerlijke regels bevatten om onafhankelijke aankoopgroeperingen in staat te stellen hun rol als intermediair te vervullen en ervoor te zorgen dat de eindafnemer op passende wijze profijt trekt van hun activiteiten. Producten moeten op alle elektriciteitsmarkten, met inbegrip van markten voor ondersteunende diensten en capaciteit, zodanig worden gedefinieerd dat de deelname van vraagrespons wordt gestimuleerd.

(40)

In de mededeling van de Commissie van 20 juli 2016, getiteld "Europese strategie voor emissiearme mobiliteit", wordt benadrukt dat de vervoerssector koolstofvrij moet worden gemaakt, en dat de uitstoot daarvan met name in stedelijke gebieden moet worden verminderd, en benadrukt de belangrijke rol die elektromobiliteit kan spelen bij het halen van deze doelstellingen. De uitrol van elektromobiliteit vormt bovendien een belangrijk element in de energietransitie. De in deze richtlijn vastgestelde marktregels zouden derhalve moeten bijdragen aan het scheppen van gunstige voorwaarden voor alle soorten elektrische voertuigen. Met name moeten zij de daadwerkelijke plaatsing van openbaar toegankelijke en particuliere oplaadpunten voor elektrische voertuigen waarborgen en zorgen voor de efficiënte integratie van het opladen van voertuigen in het systeembeheer.

(41)

Vraagrespons vervult een spilfunctie om het slim opladen van elektrische voertuigen mogelijk te maken en maakt daarbij de efficiënte integratie van elektrische voertuigen in het elektriciteitsnet mogelijk, hetgeen van cruciaal belang zal zijn voor het proces om vervoer koolstofvrij te maken.

(42)

De consumenten moeten in staat zijn door henzelf opgewekte elektriciteit te verbruiken, op te slaan en te verkopen en deel te nemen aan alle elektriciteitsmarkten door het systeem van flexibiliteit te voorzien, bijvoorbeeld door energieopslag, zoals opslag door of met gebruik van elektrische voertuigen, door middel van vraagrespons of door middel van energie-efficiëntieregelingen. Nieuwe technologische ontwikkelingen zullen deze activiteiten in de toekomst vergemakkelijken. Er bestaan echter wettelijke en handelsbarrières, bijvoorbeeld disproportionele vergoedingen voor intern verbruikte elektriciteit, verplichtingen om zelf opgewekte elektriciteit in het energiesysteem in te voeren, administratieve lasten zoals die voor consumenten die zelf elektriciteit opwekken en deze aan het systeem verkopen, om aan de eisen voor leveranciers te voldoen, enz. Dergelijke obstakels die consumenten ervan weerhouden zelf elektriciteit op te wekken en de door henzelf opgewekte elektriciteit te verbruiken, op te slaan of aan de markt te verkopen, moeten worden weggenomen, terwijl ervoor moet worden gezorgd dat dergelijke consumenten wel voldoende bijdragen aan de systeemkosten. De lidstaten moeten in hun nationale recht kunnen beschikken over verschillende bepalingen met betrekking tot belastingen en heffingen voor individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers, alsmede voor huishoudelijke en andere eindafnemers.

(43)

Gedistribueerde energietechnologieën en empowerment van consumenten hebben van gemeenschapsenergie een doeltreffende en kostenefficiënte manier gemaakt om aan de behoeften en verwachtingen van burgers ten aanzien van energiebronnen, diensten en lokale deelname te voldoen. Gemeenschapsenergie biedt alle consumenten een inclusieve optie om een rechtstreeks aandeel te hebben in de productie, het verbruik of het delen van energie. Gemeenschapsenergie-initiatieven zijn in de eerste plaats gericht op het leveren van betaalbare energie van een bepaalde soort, zoals hernieuwbare energie, aan hun leden of aandeelhouders, en geven niet zozeer prioriteit aan het maken van winst, zoals traditionele energiebedrijven. Door consumenten rechtstreeks te betrekken tonen gemeenschapsenergie-initiatieven hun potentieel om de introductie van nieuwe technologieën en verbruikspatronen, met inbegrip van slimme distributienetten en vraagrespons, op een geïntegreerde manier ingang te doen vinden. Gemeenschapsenergie kan ook de energie-efficiëntie op het niveau van huishoudelijke afnemers bevorderen en energie-armoede helpen bestrijden via beperking van het verbruik en lagere leveringstarieven. Ook maakt gemeenschapsenergie het sommige groepen huishoudelijke afnemers, die dat anders wellicht niet hadden kunnen doen, mogelijk deel te nemen aan de elektriciteitsmarkten. Waar dergelijke initiatieven succesvol zijn geweest, hebben zij economische, sociale en een milieuwinsten opgeleverd voor de gemeenschap die verder gaan dan louter de voordelen van het verlenen van energiediensten. Deze richtlijn heeft ten doel bepaalde categorieën burgerinitiatieven inzake energie op Unie niveau als "energiegemeenschap van burgers" te erkennen en hun zo een ondersteunend kader, een eerlijke behandeling, gelijke mededingingsvoorwaarden en een welomschreven lijst van rechten en verplichtingen te bieden. Het moet huishoudelijke afnemers worden toegestaan vrijwillig deel te nemen aan een gemeenschapsenergie-initiatief, maar ook om dat te verlaten, zonder de toegang tot het door het gemeenschapsenergie-initiatief beheerde netwerk of hun rechten als consument te verliezen. Toegang tot het netwerk van een energiegemeenschap van burgers moet worden verleend op eerlijke voorwaarden die de kosten weerspiegelen.

(44)

Lidmaatschap van een energiegemeenschap van burgers moet open staan voor alle categorieën entiteiten. De beslissingsbevoegdheden binnen een energiegemeenschap van burgers moeten echter beperkt blijven tot de leden of aandeelhouders die niet betrokken zijn bij grootschalige commerciële activiteiten en voor wie de energiesector niet de voornaamste economische activiteit vormt. Energiegemeenschappen van burgers worden beschouwd als een categorie van een samenwerkingsverband tussen burgers of lokale actoren waarvoor erkenning en bescherming uit hoofde van het recht van de Unie moeten gelden. De bepalingen betreffende energiegemeenschappen van burgers laten andere burgerinitiatieven, zoals burgerinitiatieven die voortkomen uit privaatrechtelijke overeenkomsten, onverlet. Daarom moeten de lidstaten erin kunnen voorzien dat energiegemeenschappen van burgers om het even welke entiteitsvorm aannemen, bijvoorbeeld die van een vereniging, coöperatie, vennootschap, non-profitorganisatie of een kleine of middelgrote onderneming, mits een dergelijke entiteit in eigen naam rechten mag uitoefenen en verplichtingen opgelegd kan krijgen.

(45)

De bepalingen van deze richtlijn inzake energiegemeenschappen van burgers voorzien in rechten en verplichtingen die mogelijks worden afgeleid van andere, bestaande rechten en verplichtingen, zoals de vrijheid van overeenkomst, het recht om over te stappen op een andere leverancier, de verantwoordelijkheden van de distributiesysteembeheerder, de regels inzake nettarieven, en balanceringsverplichtingen.

(46)

Energiegemeenschappen van burgers vormen een nieuw soort entiteit vanwege hun deelnamestructuur, governancevoorschriften en doel. Op de markt moeten zij onder gelijke mededingingsvoorwaarden kunnen opereren zonder de mededinging te vervalsen, en de rechten en verplichtingen die van toepassing zijn op de andere elektriciteitsbedrijven op de markt, moeten op niet-discriminerende en evenredige wijze worden toegepast op energiegemeenschappen van burgers. Die rechten en verplichtingen moeten van toepassing zijn naargelang de rol van elke gemeenschap, bijvoorbeeld de rol van eindafnemer, producent, leverancier of distributiesysteembeheerder. Energiegemeenschappen van burgers mogen niet te maken krijgen met regelgevende beperkingen wanneer zij bestaande of toekomstige informatie- en communicatietechnologieën toepassen om op grond van marktbeginselen elektriciteit geproduceerd met gebruikmaking van productie-activa binnen een energiegemeenschap van burgers tussen de leden of aandeelhouders te verdelen, bijvoorbeeld door verrekening van de energiecomponent van de leden of aandeelhouders die de binnen de gemeenschap beschikbare productie gebruiken, ook via het openbare net, mits beide meetpunten toebehoren aan de gemeenschap. Dankzij delen kan elektriciteit uit productie-installaties binnen de gemeenschap aan leden of aandeelhouders worden geleverd zonder dat zij zich in de onmiddellijke fysieke nabijheid van de productie-installatie of achter één meetpunt bevinden. Het delen van elektriciteit mag geen gevolgen hebben voor de inning van nettarieven, heffingen en vergoedingen die verband houden met elektriciteitsstromen. Delen moet worden bevorderd met inachtneming van de verplichtingen en correcte termijnen met betrekking tot balancering, meting en betaling. De bepalingen van deze richtlijn inzake energiegemeenschappen van burgers doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om beleid inzake de energiesector met betrekking tot nettarieven, heffingen en vergoedingen, of de financieringssystemen en kostendeling in de energiesector, te bepalen en uit te voeren, mits dat beleid niet-discriminerend en rechtmatig is.

(47)

De lidstaten zijn op grond van deze richtlijn bevoegd energiegemeenschappen van burgers toe te staan distributiesysteembeheerders te worden, hetzij in het kader van de algemene regeling, hetzij als "beheerder van een gesloten distributiesysteem". Zodra een energiegemeenschap van burgers de status van distributiesysteembeheerder krijgt, moet deze worden behandeld, en aan dezelfde verplichtingen worden onderworpen, als distributiesysteembeheerders. In de bepalingen van deze richtlijn inzake energiegemeenschappen van burgers wordt slechts een aantal aspecten van distributiesysteembeheer verduidelijkt die relevant kunnen zijn voor energiegemeenschappen van burgers, terwijl andere aspecten van distributiesysteembeheer van toepassing zijn overeenkomstig de regels inzake distributiesysteembeheerders.

(48)

Elektriciteitsrekeningen zijn een belangrijk middel om eindafnemers te informeren. Zij kunnen behalve het verstrekken van gegevens over verbruik en kosten ook andere informatie geven die consumenten helpt hun huidige regeling te vergelijken met dat van andere aanbieders. Geschillen over rekeningen vormen echter een zeer gebruikelijke bron van klachten van consumenten, en dus een factor die bijdraagt tot de permanent lage percentages consumententevredenheid en betrokkenheid bij de elektriciteitssector. Daarom moeten rekeningen duidelijker en gemakkelijker te begrijpen zijn, en moet ervoor worden gezorgd dat er op de rekeningen en in de factureringsinformatie duidelijk de aandacht wordt gevestigd op een beperkt aantal belangrijke gegevens die nodig zijn om consumenten in staat te stellen hun energieverbruik te reguleren, het aanbod te vergelijken en over te stappen op een andere leverancier. Overige gegevens moeten aan de eindafnemer beschikbaar worden gesteld op, bij of als verwijzing op zijn facturen. Dergelijke gegevens moeten worden weergegeven op de factuur of in een afzonderlijk aan de factuur gehecht document, of de factuur moet een verwijzing bevatten naar de plaats waar de eindafnemer de informatie eenvoudig kan vinden op een website, via een mobiele applicatie of door andere middelen.

(49)

De regelmatige verstrekking van accurate factureringsinformatie op basis van het feitelijke elektriciteitsverbruik, vergemakkelijkt door slimme-metersystemen, is belangrijk om afnemers te helpen hun elektriciteitsverbruik en de bijbehorende kosten te reguleren. Afnemers, met name huishoudelijke afnemers, moeten niettemin toegang hebben tot flexibele regelingen voor het betalen van hun facturen. Het moet bijvoorbeeld mogelijk zijn dat afnemers regelmatig factureringsinformatie wordt verstrekt, terwijl slechts een betaling op kwartaalbasis wordt verlangd, of er kunnen producten zijn waarvoor de afnemer elke maand hetzelfde vaste bedrag betaald, ongeacht zijn werkelijke verbruik.

(50)

De bepalingen met betrekking tot facturering in Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) moeten worden bijgewerkt, gestroomlijnd en verplaatst naar deze richtlijn, waar ze op een coherente manier op hun plaats zijn.

(51)

De lidstaten moeten de modernisering van distributienetten bevorderen, bijvoorbeeld door de invoering van slimme netwerken (smart grids), die op zodanige wijze moeten worden opgezet dat gedecentraliseerde productie en energie-efficiëntie worden bevorderd.

(52)

Om consumenten contractueel te binden zijn de juiste stimulansen en technologieën als slimme-metersystemen nodig. Slimme-metersystemen geven consumenten meer invloed, aangezien deze hen in staat stellen nauwkeurige en in bijna-realtime feedback te krijgen over hun verbruik of productie en hun verbruik beter te beheren, deel te nemen aan en de voordelen te genieten van vraagresponsprogramma's en andere diensten, en hun elektriciteitsfactuur te verlagen. Slimme-metersystemen stellen distributiesysteembeheerders ook in staat hun netwerken beter te overzien en daardoor hun beheers- en onderhoudskosten te verminderen en die besparingen door te geven aan de consumenten via lagere distributietarieven.

(53)

De nationale besluitvorming over de invoering van slimme-metersystemen moet gebaseerd kunnen worden op een economische evaluatie. Bij deze economische evaluatie moet rekening worden gehouden met de langetermijnvoordelen van de invoering van slimme-metersystemen voor consumenten en de hele waardeketen, zoals beter netwerkbeheer, nauwkeurigere planning en de vaststelling van netwerkverliezen. Indien uit die evaluatie blijkt dat de invoering van dergelijke metersystemen alleen kosteneffectief is voor consumenten met een zeker elektriciteitsverbruik, moeten de lidstaten met die conclusie rekening kunnen houden bij de invoering van slimme-metersystemen. Deze evaluatie moet echter regelmatig in reactie op wezenlijke veranderingen in de onderliggende aannames, of ten minste elke vier jaar opnieuw worden uitgevoerd, gezien de snelle technologische ontwikkelingen.

(54)

De lidstaten die hun slimme-metersystemen niet systematisch invoeren, moeten het de consumenten mogelijk maken, op hun verzoek en onder eerlijke en redelijke voorwaarden, van de installatie van een slimme meter te profiteren, en moeten hun alle relevante informatie verstrekken. Wanneer consumenten geen slimme meters hebben, moeten zij het recht hebben om meters te hebben die aan de minimumeisen voldoen die nodig zijn om hen van de factureringsinformatie te voorzien die in deze richtlijn gespecificeerd is.

(55)

Om de consumenten te helpen actief deel te nemen aan de elektriciteitsmarkten, moeten de slimme-metersystemen die door de lidstaten op hun grondgebied moeten worden ingevoerd, interoperabel zijn en in staat zijn om gegevens te leveren die noodzakelijk zijn voor energiebeheersystemen voor consumenten. Daartoe moeten de lidstaten terdege rekening houden met het gebruik van beschikbare normen op dit gebied, waaronder normen die interoperabiliteit op het niveau van het gegevensmodel en de applicatiefunctie mogelijk maken, met beste praktijken en het belang van de ontwikkeling van gegevensuitwisseling, met toekomstige en innovatieve energiediensten, met de invoering van slimme netwerken en met de interne markt voor elektriciteit. De slimme-metersystemen die moeten worden ingevoerd, mogen bovendien geen barrière opwerpen om over te stappen op een andere leverancier, en moeten zij zijn voorzien van passende functionaliteiten die het consumenten mogelijk maken in bijna-realtime toegang te krijgen tot hun verbruiksgegevens, hun energieverbruik aan te passen, en, voor zover de ondersteunende infrastructuur dit toelaat, hun flexibiliteit aan het netwerk en aan elektriciteitsbedrijven aan te bieden, en daarvoor te worden beloond, en op hun elektriciteitsrekening te besparen.

(56)

Het verstrekken van toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook toegang tot hun verbruiksgegevens en de bij hun verbruik behorende prijzen en servicekosten hebben zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens gebaseerd aanbod te doen. De consumenten moeten ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over hun energieverbruik. Bij vooruitbetaling mogen de gebruikers daarvan niet buitenproportioneel worden benadeeld en uiteenlopende betalingssystemen mogen niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten zou een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de afnemer hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en over het effect van gedragswijziging. In dat verband zal volledige tenuitvoerlegging van Richtlijn 2012/27/EU de consumenten helpen hun energiekosten te verlagen.

(57)

In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de invoering van slimme-metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheermodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken.

(58)

De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om kwetsbare en energiearme afnemers in de context van de interne markt voor elektriciteit te beschermen. Die maatregelen kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en kunnen maatregelen op het gebied van sociaal en energiebeleid omvatten in verband met de betaling van elektriciteitsrekeningen, investeringen in de energie-efficiëntie van woongebouwen of consumentenbescherming, zoals waarborgen tegen afsluiting. Indien ook voorzien is in een universele dienst aan kleine ondernemingen, kunnen de maatregelen om universele dienstverlening te waarborgen verschillen naar gelang deze maatregelen gericht zijn op huishoudelijke afnemers dan wel kleine ondernemingen.

(59)

Energiediensten zijn van fundamenteel belang voor de bescherming van het welzijn van de burgers van de Unie. Voldoende verwarming, koeling, en verlichting en energie voor de aandrijving van apparaten zijn diensten die van essentieel belang zijn om een redelijke levensstandaard en de gezondheid van de burgers te waarborgen. Bovendien stelt toegang tot deze energiediensten de Europese burgers in staat om hun mogelijkheden te benutten en wordt de sociale inclusie erdoor versterkt. Energiearme huishoudens kunnen zich deze energiediensten niet veroorloven als gevolg van een combinatie van een laag inkomen, hoge energie-uitgaven en de gebrekkige energie-efficiëntie van hun woningen. Verder moeten de lidstaten de juiste gegevens verzamelen om te controleren hoeveel huishoudens onder energiearmoede lijden. Precieze meting zou de lidstaten moeten helpen de huishoudens die aan energiearmoede lijden te identificeren, teneinde gerichte steun te kunnen verlenen. De Commissie moet de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn inzake energiearmoede actief ondersteunen door het delen van goede praktijken tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

(60)

De lidstaten die door energiearmoede getroffen zijn en geen nationale actieplannen of andere adequate kaders hebben ontwikkeld om energiearmoede aan te pakken, moeten dit doen met het oog op vermindering van het aantal energiearme afnemers. Een laag inkomen, hoge energie-uitgaven en een slechte energie-efficiëntie van huizen zijn relevante factoren bij de vaststelling van de criteria voor de meting van energiearmoede. De lidstaten dienen er in ieder geval voor te zorgen dat kwetsbare en energiearme afnemers voorzien zijn. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van een geïntegreerde aanpak, bijvoorbeeld in het kader van het sociaal beleid en het energiebeleid, en de maatregelen zouden sociale beleidsmaatregelen of verbeteringen van de energie-efficiëntie van huizen kunnen omvatten. Deze richtlijn moet nationale beleidsmaatregelen ten gunste van kwetsbare en energiearme afnemers versterken.

(61)

Distributiesysteembeheerders moeten nieuwe elektriciteitsproductie, met name installaties die elektriciteit opwekken uit hernieuwbare energiebronnen, en nieuwe belasting zoals belasting ingevolge hittepompen en elektrische voertuigen, kostenefficiënt in het net integreren. Daartoe zouden distributiesysteembeheerders in staat moeten worden gesteld en worden voorzien van stimulansen om diensten van gedistribueerde energiebronnen te gebruiken, zoals vraagrespons en energieopslag, op basis van marktprocedures, om hun netwerken efficiënt te beheren en kostbare uitbreiding van hun netwerk te voorkomen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen, zoals nationale netcodes en marktregels, en de distributiesysteembeheerders voorzien van stimulansen door middel van nettarieven die de flexibiliteit of de verbetering van de energie-efficiëntie op het net niet in de weg staan. De lidstaten moeten ook netwerkontwikkelingsplannen voor distributiesystemen indienen om de integratie van installaties die elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen produceren, te ondersteunen, de ontwikkeling van energieopslagfaciliteiten en de elektrificatie van de vervoerssector te vergemakkelijken en systeemgebruikers voldoende informatie te verstrekken over de te verwachten uitbreiding of verbeteringen van het netwerk, aangezien een dergelijke procedure in de meeste lidstaten momenteel niet bestaat.

(62)

Systeembeheerders mogen geen energieopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren. Volgens de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt moeten energieopslagdiensten marktgebaseerd en concurrerend zijn. Daarom moet kruissubsidiëring tussen energieopslag en de gereguleerde functies van distributie of transmissie worden vermeden. Dergelijke beperking op de eigendom van energieopslagfaciliteiten dient om vervalsing van de mededinging te voorkomen, het gevaar van discriminatie weg te nemen, voor alle marktdeelnemers eerlijke toegang tot energieopslagdiensten te verzekeren, en een efficiënt en doeltreffend gebruik van energieopslagfaciliteiten te bevorderen, naast het beheer van het distributie- of transmissiesysteem. Dit voorschrift moet worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met de rechten en beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het "Handvest"), met name de vrijheid van ondernemerschap en het recht op eigendom, die gewaarborgd worden door de artikelen 16 en 17 van het Handvest.

(63)

Als energieopslagfaciliteiten volledig geïntegreerde netwerkcomponenten zijn die niet worden gebruikt voor balancerings- of congestiebeheer, mogen zij, onder voorbehoud van goedkeuring van de nationale regulerende instantie, niet worden onderworpen aan naleving van dezelfde strikte beperkingen als systeembeheerders om deze faciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren. Dergelijke volledig geïntegreerde netwerkcomponenten kunnen energieopslagfaciliteiten omvatten als condensatoren of vliegwielen die belangrijke diensten kunnen leveren voor de beveiliging en betrouwbaarheid van netwerken, en ertoe bijdragen tot de synchronisatie van verschillende delen van het systeem.

(64)

Teneinde vooruitgang te boeken op weg naar een volledig koolstofvrije elektriciteitssector, is het nodig de richting van seizoensgebonden energieopslag in te slaan. Dergelijke energieopslag is een element dat kan dienen als hulpmiddel voor het beheer van het elektriciteitssysteem om aanpassingen voor de korte termijn en in een bepaald seizoen mogelijk te maken, teneinde om te kunnen gaan met variabiliteit in energieproductie uit hernieuwbare bronnen en de bijbehorende onvoorziene omstandigheden.

(65)

Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemers downstream op kleinhandelsniveau. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op kleinhandelsniveau te creëren, moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat de distributiesysteembeheerders profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke afnemers en kleine niet-huishoudelijke afnemers.

(66)

Indien gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde voorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of indien een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten en chemische-industrielocaties kunnen een gesloten distributiesysteem hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.

(67)

Zonder de effectieve scheiding van netten van productie- en leveringsactiviteiten (effectieve ontvlechting) bestaat het inherente risico van discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat de stimulansen betreft voor verticaal geïntegreerde bedrijven om op toereikende wijze in hun netten te investeren.

(68)

Uitsluitend het wegwerken van de stimulans voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en -investeringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de voorzieningszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor zorgen dat dezelfde persoon of personen niet tegelijk zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een producent of leverancier en zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteembeheerder of transmissiesysteem de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een producent of leverancier. Binnen deze grenzen moet een producent of leverancier minderheidsbelangen kunnen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.

(69)

Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren.

(70)

Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten die besluiten tot ontvlechting van de eigendom over te gaan, extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector moeten de ontvlechtingsbepalingen voor beide sectoren samen gelden.

(71)

Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een producent of leverancier.

(72)

De aanwijzing van een systeembeheerder of transmissiesysteembeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn eigendom van netactiva te handhaven en tegelijkertijd de effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of transmissiesysteembeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtmechanismen.

(73)

Indien een bedrijf op 3 september 2009 eigenaar was van een transmissiesysteem en deel uitmaakte van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten de keuze krijgen tussen hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeembeheerder of transmissiesysteembeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.

(74)

Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in een netbedrijf en aandelen in een resterend leverings- en productiebedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit de ontvlechting van de eigendom.

(75)

De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeembeheerder of transmissiesysteembeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels inzake onafhankelijke transmissiesysteembeheerders verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van elektriciteitsmarkten. Effectieve ontvlechting door middel van bepalingen inzake onafhankelijke transmissiesysteembeheerders moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van transmissiesysteembeheerders moet tevens gewaarborgd worden door onder meer bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie.

(76)

De lidstaten mogen kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op hun grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft een bedrijf niet het recht de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerder aan te wijzen. Voorts kan een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht geen directe of indirecte zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wél voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.

(77)

Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van non-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder, enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, op de samenstelling, stemming of besluitvorming zowel in de organen van de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als in de organen van de producent of leverancier. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de betrokken lidstaat in kwestie kan aantonen dat aan de relevante eisen is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.

(78)

De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Unie toegepast worden op zowel bedrijven van de Unie als andere bedrijven. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Unie onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om een samenhangende toepassing van deze regels overal in de Unie te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met de standpunten van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Bovendien, om de naleving van de internationale verplichtingen van de Unie en de solidariteit en de energiezekerheid in de Unie te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.

(79)

Vergunningsprocedures mogen niet leiden tot een administratieve belasting die niet in verhouding staat tot de grootte en het potentiële effect van de producenten. Onnodig lange vergunningsprocedures kunnen een belemmering vormen voor de toegang voor nieuwkomers op de markt.

(80)

Om de interne markt voor elektriciteit goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Dit sluit rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten niet uit. Bovendien is de goedkeuring van de begroting van de regulerende instantie door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat door de nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is vastgesteld. Wanneer de lidstaten een bijdrage leveren aan de onafhankelijkheid van de regulerende instanties van politieke of economische belangen via een adequaat roulatieschema, moeten zij rekening kunnen houden met de beschikbaarheid van personeel en de omvang van het bestuur.

(81)

De regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders, of op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de marginale, vermeden netkosten op de lange termijn van gedistribueerde productie en vraagzijdebeheersmaatregelen.

(82)

Regulerende instanties moeten afzonderlijke nettarieven voor transmissie- en distributienetwerken of een berekeningsmethode, of beide, vaststellen of goedkeuren. De onafhankelijkheid van de regulerende instanties bij het vaststellen van nettarieven op grond van artikel 57, lid 4, onder b), punt ii), moet in alle gevallen gehandhaafd worden.

(83)

Regulerende instanties moeten erop toezien dat transmissie- en distributiesysteembeheerders passende maatregelen nemen om hun netwerk veerkrachtiger en flexibeler te maken. Daartoe moeten zij de prestaties van die beheerders in de gaten houden aan de hand van indicatoren zoals het vermogen van transmissie- en distributiesysteembeheerders om lijnen te exploiteren aan de hand van dynamische-lijnvermogens, de ontwikkeling van monitoring op afstand en controle in realtime van onderstations, de beperking van netverliezen en de frequentie en de duur van stroomonderbrekingen.

(84)

Regulerende instanties moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten vast te stellen in verband met elektriciteitsbedrijven, en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen niet nakomen, of om voor te stellen dat een bevoegde rechterlijke instantie hun dergelijke sancties oplegt. Hiertoe moeten regulerende instanties relevante informatie van de elektriciteitsbedrijven kunnen verkrijgen, passend en toereikend onderzoek kunnen verrichten en geschillen kunnen beslechten. Regulerende instanties moeten ook de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen die voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor elektriciteit.

(85)

Regulerende instanties moeten de uitvoering van hun taken onderling coördineren zodat het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (ENTSB voor elektriciteit), de Europese entiteit van distributiesysteembeheerders ("EU-DSB-entiteit"), en de regionale coördinatiecentra voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het regelgevingskader van de interne markt voor elektriciteit, en aan de besluiten van het bij Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad (9) opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) naleven. Wegens de uitbreiding van de operationele verantwoordelijkheden van het ENTSB voor elektriciteit, de EU-DSB-entiteit en de regionale coördinatiecentra moet het toezicht op dergelijke op Unie- of regionaal niveau actieve entiteiten worden versterkt. Regulerende instanties moeten met elkaar overleggen en hun toezichthoudende taken op elkaar afstemmen om gezamenlijk situaties vast te stellen waarin het ENTSB voor elektriciteit, de EU-DSB-entiteit of de regionale coördinatiecentra hun verplichtingen niet naleven.

(86)

Regulerende instanties moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van universele en openbare dienstverplichtingen in overeenstemming met de openstelling van de markt, tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de volledige effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Unie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een Uniedimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals de regels inzake het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een regulerende instantie getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank kunnen zijn of een andere rechterlijke instantie met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.

(87)

Deze richtlijn en Richtlijn 2009/73/EC van het Europees Parlement en de Raad (10) ontnemen de lidstaten niet de mogelijkheid om hun nationaal energiebeleid vast te stellen en bekend te maken. Dientengevolge zouden de lidstaten, afhankelijk van de grondwettelijke bepalingen van een lidstaat, over de bevoegdheid kunnen beschikken om het beleidskader vast te stellen waarin de regulerende instanties moeten opereren, bijvoorbeeld met betrekking tot voorzieningszekerheid. De richtsnoeren van de lidstaat inzake het algemene energiebeleid mogen evenwel geen afbreuk doen aan de onafhankelijkheid of autonomie van de regulerende instanties.

(88)

In Verordening (EU) 2019/943 is bepaald dat de Commissie richtsnoeren of netcodes dient vast te stellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren en netcodes zijn bindende uitvoeringsmaatregelen en vormen, ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.

(89)

De lidstaten en de overeenkomstsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap (11) moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden in verband met de ontwikkeling van een geïntegreerde elektriciteitshandelsregio en zij mogen geen maatregelen treffen die verdere integratie van de elektriciteitsmarkten of de voorzieningszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengen.

(90)

Deze richtlijn dient te worden gelezen in samenhang met Verordening (EU) 2019/943 waarin de belangrijkste beginselen van de nieuwe opzet van de elektriciteitsmarkt worden vastgesteld, waarmee een betere beloning voor flexibiliteit en passende prijssignalen kan worden gegeven en de totstandkoming van functionerende geïntegreerde kortetermijnmarkten wordt gegarandeerd. In Verordening (EU) 2019/943 worden ook nieuwe regels vastgesteld op verschillende gebieden, waaronder capaciteitsmechanismen en samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders.

(91)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest zijn erkend. Deze richtlijn moet bijgevolg worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens dat door artikel 8 van het Handvest wordt gewaarborgd. Het is van essentieel belang dat elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (12).

(92)

Teneinde te voorzien in de minimale harmonisatie die vereist is om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 VWEU worden overgedragen aan de Commissie om regels vast te stellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met ACER betreft, en om richtsnoeren vast te stellen waarin de procedure voor de overeenstemming met de netcodes en richtsnoeren nader wordt omschreven. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(93)

Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om interoperabiliteitsvoorschriften voor energiediensten vast te stellen, alsook niet-discriminerende en transparante procedures om toegang te krijgen tot de meet- en verbruiksgegevens, alsmede gegevens die nodig zijn voor de afnemer om over te stappen, vraagrespons en andere diensten. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (14).

(94)

Als er sprake is van een afwijking op grond van artikel 66, lid 3, 4 of 5, moet die afwijking ook gelden voor bepalingen in deze richtlijn die een aanvulling vormen op, of de voorafgaande toepassing vereisen van, een bepaling waarvoor een afwijking is toegekend.

(95)

De bepalingen van Richtlijn 2012/27/EU inzake elektriciteitsmarkten, zoals de bepalingen betreffende meting en facturering van elektriciteit, vraagrespons, prioritaire verdeling en toegang tot het net voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling, worden geactualiseerd door de in deze Richtlijn (EU) 2019/943 vastgelegde bepalingen. Richtlijn 2012/27/EU moet derhalve dienovereenkomstig gewijzigd worden.

(96)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor elektriciteit, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(97)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (15), hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

(98)

De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 2009/72/EG zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit Richtlijn 2009/72/EG.

(99)

Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III genoemde termijnen voor de omzetting in nationaal recht en de datum van toepassing van Richtlijn 2009/72/EG onverlet te laten,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze richtlijn worden, met het oog op het scheppen van echt geïntegreerde, concurrerende, consumentgerichte en flexibele, eerlijke en transparante elektriciteitsmarkten in de Unie, gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie, de energieopslag en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten.

Steunend op de voordelen van een geïntegreerde markt, is deze richtlijn erop gericht de consument betaalbare, transparante energieprijzen en -kosten, een hoge mate van voorzieningszekerheid en een soepele overgang naar een duurzaam koolstofarm energiesysteem te bieden. De richtlijn stelt belangrijke regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector van de Unie, met name regels betreffende empowerment en bescherming van consumenten, betreffende de open toegang tot de geïntegreerde markt, betreffende de toegang van derde partijen tot de transmissie- en distributie-infrastructuur, ontvlechtingsvoorschriften, en regels betreffende de onafhankelijkheid van regulerende instanties in de lidstaten.

In deze richtlijn worden de manieren vastgesteld voor samenwerking tussen de lidstaten, regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders om een volledig onderling verbonden interne markt voor elektriciteit tot stand te brengen waarmee de integratie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, de vrije mededinging en de voorzieningszekerheid worden bevorderd.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1)

"afnemer": een grootafnemer of een eindafnemer van elektriciteit;

2)

"grootafnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop deze persoon aangesloten is;

3)

"eindafnemer": een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen gebruik;

4)

"huishoudelijke afnemer": een afnemer die elektriciteit koopt voor eigen huishoudelijk gebruik en niet voor commerciële of professionele activiteiten;

5)

"niet-huishoudelijke afnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit koopt die niet voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd; onder dit begrip vallen tevens producenten industriële afnemers, kleine en middelgrote ondernemingen, bedrijven en grootafnemers;

6)

"micro-onderneming": onderneming met minder dan tien werknemers en een jaaromzet en/of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen EUR;

7)

"kleine onderneming": onderneming met minder dan vijftig werknemers en een jaaromzet en/of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 10 miljoen EUR;

8)

"actieve afnemer": een eindafnemer, of een groep gezamenlijk optredende eindafnemers, die op eigen terrein binnen afgebakende grenzen of, indien toegestaan door een lidstaat, op andere terreinen opgewekte elektriciteit verbruiken of opslaan, die door henzelf opgewekte elektriciteit verkopen, of die deelnemen aan flexibiliteits- of energie-efficiëntieregelingen, mits die activiteiten niet hun belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen;

9)

"elektriciteitsmarkten": markten voor elektriciteit, onder meer over-the-counter-markten en elektriciteitsbeurzen, markten voor de verhandeling van energie, capaciteit, balancerings- en ondersteunende diensten in alle tijdsbestekken, waaronder termijn-, day-ahead- en intraday-markten;

10)

"marktdeelnemer": een marktdeelnemer als gedefinieerd in artikel 2, punt 25, van Verordening (EU) 2019/943;

11)

"energiegemeenschap van burgers": een juridische entiteit die:

a)

gebaseerd is op vrijwillige en open deelname en waarover leden of aandeelhouders, die natuurlijke personen, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, of kleine ondernemingen zijn, feitelijke zeggenschap hebben;

b)

waarvan het hoofddoel veeleer bestaat uit het bieden van milieu-, economische of sociale gemeenschapsvoordelen aan haar leden of aandeelhouders of aan de plaatselijke gebieden waar ze werkzaam is dan uit winst maken, en

c)

zich bezig kan houden met de productie, waaronder uit hernieuwbare bronnen, distributie, levering, verbruik, aggregatie, energieopslag, energie-efficiëntiediensten, oplaaddiensten voor elektrische voertuigen of andere energiediensten aan haar leden of aandeelhouders kan aanbieden;

12)

"levering": verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van elektriciteit aan afnemers;

13)

"elektriciteitsleveringscontract": een contract voor de levering van elektriciteit, elektriciteitsderivaten niet inbegrepen;

14)

"elektriciteitsderivaat": een financieel instrument, als omschreven in punt 5, 6 of 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (16), en dat betrekking heeft op elektriciteit;

15)

"contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs": een elektriciteitsleveringscontract voor de levering van elektriciteit tussen een leverancier en een eindafnemer waarin de prijsvariatie op de spotmarkten, waaronder de day-ahead- en intraday-markten, wordt weerspiegeld in intervallen die ten minste overeenkomen met de marktvereffeningsperiode;

16)

"opzegvergoeding": een heffing of boete die wordt opgelegd aan afnemers door leveranciers of marktdeelnemers die aan aggregatie doen voor opzegging van een contract voor elektriciteitslevering of -diensten;

17)

"overstapgerelateerde vergoeding": iedere heffing of boete die rechtstreeks of indirect door leveranciers, marktdeelnemers die aan aggregatie doen of systeembeheerders aan afnemers wordt opgelegd vanwege het overstappen op een andere leverancier of op een andere marktdeelnemer die aan aggregatie doet, waaronder opzegvergoedingen;

18)

"aggregatie": een functie van een natuurlijke of rechtspersoon die de belasting of de opgewekte elektriciteit van verschillende afnemers voor de verkoop, koop of veiling op een elektriciteitsmark combineert;

19)

"onafhankelijke aankoopgroepering": een marktdeelnemer die aan aggregatie doet en niet is aangesloten bij de leverancier van de afnemer;

20)

"vraagrespons": de verandering van de elektriciteitsbelasting door eindafnemers ten opzichte van hun normale of bestaande verbruikspatronen, in reactie op de marktsignalen, waaronder tijdvariabele elektriciteitsprijzen of financiële prikkels, of in reactie op het aanvaarden van het bod van de eindafnemer, individueel of via aggregatie, om vraagvermindering of -verhoging voor een bepaalde prijs te verkopen op de georganiseerde markt, zoals gedefinieerd in Artikel 2, punt 4, van de Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie (17);

21)

"factureringsinformatie": informatie die wordt verstrekt op een factuur van een eindafnemer, afgezien van een betalingsverzoek;

22)

"conventionele meter": een analoge meter of een elektronische meter zonder capaciteit om gegevens zowel te verzenden als te ontvangen;

23)

"slimme-metersysteem": een elektronisch systeem dat de elektriciteit die in het net wordt ingevoed of die uit het net wordt verbruikt kan meten, dat meer informatie verstrekt dan een conventionele meter, en dat data kan verzenden en ontvangen voor informatie-, monitoring- en controledoeleinden door middel van een vorm van elektronische communicatie;

24)

"interoperabiliteit": in de context van slimme-metersystemen, de mogelijkheid van twee of meer energie- of communicatienetwerken, -systemen, -apparaten, -toepassingen of -componenten om samen te werken om informatie uit te wisselen en te gebruiken om bepaalde vereiste functies uit te oefenen;

25)

"onbalansverrekeningsperiode": de onbalansverrekeningsperiode als gedefinieerd in artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) 2019/943;

26)

"bijna-realtime": in de context van slimme-metersystemen, een korte tijdspanne, gewoonlijk niet meer dan enkele seconden, tot maximum de termijn voor onbalansverrekening op de nationale markt;

27)

"beste beschikbare technieken": in de context van gegevensbescherming en -beveiliging in een omgeving van slimme-metersystemen, de meest doeltreffende, geavanceerde en praktisch bruikbare technieken, waarmee in principe de basis wordt gelegd voor de naleving van de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie;

28)

"distributie": transport van elektriciteit langs hoog-, midden- en laagspanningsdistributiesystemen met het oog op de belevering aan afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;

29)

"distributiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van elektriciteit;

30)

"energie-efficiëntie", de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie, en de energie-input;

31)

"energie uit hernieuwbare bronnen" of "hernieuwbare energie": energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, namelijk windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere oceaanenergie, waterkracht, en energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas;

32)

"gedistribueerde productie": productie-installaties die aangesloten zijn op het distributiesysteem;

33)

"oplaadpunt": een aansluiting, waarmee telkens één elektrisch voertuig kan worden opgeladen of de batterij van telkens één elektrisch voertuig kan worden vervangen;

34)

"transmissie": transport van elektriciteit langs het extra hoogspannings- en hoogspanningsstelsel van systemen, met het oog op de belevering van eindafnemers of distributiemaatschappijen, de levering zelf niet inbegrepen;

35)

"transmissiesysteembeheerder": natuurlijke persoon of rechtspersoon die in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en, zo nodig, de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit;

36)

"systeemgebruiker": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die levert aan of afneemt van een transmissie- of distributiesysteem;

37)

"productie": productie van elektriciteit;

38)

"producent": natuurlijke persoon of rechtspersoon die elektriciteit opwekt;

39)

"interconnector": uitrusting om elektriciteitssystemen onderling te koppelen;

40)

"stelsel van systemen": een aantal transmissie- en distributiesystemen die door middel van een of meer interconnectoren met elkaar zijn verbonden;

41)

"directe lijn": een elektriciteitslijn die een geïsoleerde productielocatie met een geïsoleerde afnemer verbindt, of een elektriciteitslijn die een elektriciteitsproducent en een elektriciteitsleverancier met elkaar verbindt om hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en afnemers direct te bevoorraden;

42)

"kleinschalig geïsoleerd systeem": systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 en waarvan minder dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

43)

"kleinschalig verbonden systeem": systeem met een verbruik van minder dan 3 000 GWh in 1996 waarvan meer dan 5 % van het jaarverbruik via interconnectie met andere systemen wordt verkregen;

44)

"congestie": congestie als gedefinieerd in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) 2019/943;

45)

"balancering": balancering als gedefinieerd in artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2019/943;

46)

"balanceringsenergie": balanceringsenergie als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, van Verordening (EU) 2019/943;

47)

"balanceringsverantwoordelijke": een balanceringsverantwoordelijke als gedefinieerd in artikel 2, punt 14, van Verordening (EU) 2019/943;

48)

"ondersteunende dienst": een dienst die nodig is voor de exploitatie van een transmissie- of distributiesysteem, met inbegrip van balanceringsdiensten en niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten, maar uitgezonderd congestiebeheer;

49)

"niet-frequentiegerelateerde ondersteunende dienst": een dienst die wordt gebruikt door een transmissie- of distributiesysteembeheerder voor spanningsregeling in stationaire toestand, snelle blindstroominjecties, inertie voor plaatselijke netstabiliteit, kortsluitstroom, blackstartmogelijkheden en inzetbaarheid in eilandbedrijf;

50)

"regionaal coördinatiecentrum": een regionaal coördinatiecentrum zoals opgericht uit hoofde van artikel 35 van Verordening (EU) 2019/943;

51)

"volledig geïntegreerde netwerkcomponenten": netwerkcomponenten die in het transmissie- of distributiesysteem, met inbegrip van opslagfaciliteiten, geïntegreerd zijn en die uitsluitend gebruikt worden voor het waarborgen van een veilig en betrouwbaar beheer van het transmissie- of distributiesysteem, en niet voor balancerings- of congestiebeheer;

52)

"geïntegreerd elektriciteitsbedrijf": een verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;

53)

"verticaal geïntegreerd bedrijf": elektriciteitsbedrijf of groep van elektriciteitsbedrijven waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste een van de functies van transmissie of distributie en ten minste een van de functies van productie of levering verricht;

54)

"horizontaal geïntegreerd bedrijf": elektriciteitsbedrijf dat ten minste een van de functies van productie voor de verkoop, transmissie, distributie of levering, en daarnaast een niet op het gebied van elektriciteit liggende activiteit verricht;

55)

"verwant bedrijf": een verbonden onderneming zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad (18) en een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;

56)

"zeggenschap": rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:

a)

eigendoms- of gebruiksrechten op alle activa van een onderneming of delen daarvan;

b)

rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming;

57)

"elektriciteitsbedrijf": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: productie, transmissie, distributie, aggregatie, vraagrespons, energieopslag, levering of aankoop van elektriciteit, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;

58)

"zekerheid": zowel de zekerheid van levering en voorziening van elektriciteit als de technische beveiliging;

59)

"energieopslag": in het elektriciteitssysteem, het uitstellen van het uiteindelijke gebruik van elektriciteit tot een later moment dan het moment waarop de elektriciteit is opgewekt, of het omzetten van elektrische energie in een vorm van energie die kan worden opgeslagen, het opslaan van dergelijke energie, en de daaropvolgend omzetting van dergelijke energie in elektrische energie of een andere energiedrager;

60)

"energieopslagfaciliteit": in het elektriciteitssysteem, een installatie waar energieopslag plaatsvindt.

HOOFDSTUK II

ALGEMENE REGELS VOOR DE ORGANISATIE VAN DE ELEKTRICITEITSSECTOR

Artikel 3

Een concurrerende, op de consument gerichte, flexibele en niet-discriminerende elektriciteitsmarkt

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale recht geen onnodige belemmering vormt voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit, deelname van de consument, onder meer door middel van vraagrespons, investeringen in, met name, kwetsbare en flexibele energieproductie, energieopslag, of de ontwikkeling van elektromobiliteit of nieuwe interconnectoren tussen lidstaten, en zorgen ervoor dat de elektriciteitsprijzen in overeenstemming zijn met de feitelijke vraag en het feitelijke aanbod.

2.   Bij de ontwikkeling van nieuwe interconnectoren houden de lidstaten rekening met de streefcijfers voor elektriciteitsinterconnectie vastgelegd in Artikel 4, onder d), punt 1), van Verordening (EU) 2018/1999.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er op de interne markt voor elektriciteit geen onnodige belemmeringen bestaan voor de toetreding tot, de werking van en het verlaten van de markt, waarbij de bevoegdheden waarover de lidstaten ten aanzien van derde landen beschikken, onverlet worden gelaten.

4.   De lidstaten zorgen voor een gelijk speelveld waarbij elektriciteitsbedrijven worden onderworpen aan transparante, evenredige en niet-discriminerende regels en vergoedingen, en aan een transparante, evenredige en niet-discriminerende behandeling, in het bijzonder wat betreft balanceringsverantwoordelijkheid, toegang tot groothandelsmarkten, toegang tot gegevens, het overstapproces en factureringsstelsels en, indien van toepassing, vergunningverlening.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers uit derde landen wanneer die actief zijn binnen de interne markt voor elektriciteit, het toepasselijke Unie- en nationale recht naleven, met inbegrip van het recht betreffende milieu- en veiligheidsbeleid.

Artikel 4

Vrije keuze van leverancier

De lidstaten zien erop toe dat de afnemers vrij zijn om elektriciteit te kopen bij de leverancier van hun keuze en dat alle afnemers vrij zijn om op hetzelfde moment over meer dan één elektriciteitsleveringscontract te beschikken, mits de vereiste aansluit- en meetpunten zijn aangelegd.

Artikel 5

Marktgebaseerde leveringsprijzen

1.   Leveranciers zijn vrij de prijs waarvoor zij aan de afnemers leveren, vast te stellen. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen leveranciers.

2.   De lidstaten zorgen op grond van de artikelen 28 en 29 voor de bescherming van energiearme en kwetsbare huishoudelijke afnemers, met sociaal beleid of op andere manieren dan via overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2, kunnen de lidstaten overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan energiearme of kwetsbare huishoudelijke afnemers toepassen. Op dergelijk overheidsingrijpen zijn de omstandigheden in de leden 4 en 5 van toepassing.

4.   Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit:

a)

streeft een algemeen economisch belang na en gaat niet verder dan wat nodig is voor het algemene economische belang dat zij nastreven;

b)

is duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en verifieerbaar;

c)

garandeert elektriciteitsbedrijven uit de Unie gelijke toegang tot de afnemer;

d)

is van beperkte duur en staat in verhouding tot de begunstigden ervan;

e)

leidt niet op discriminerende wijze tot extra kosten voor marktdeelnemers.

5.   Lidstaten die overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit toepassen overeenkomstig lid 3 van dit artikel moeten ook artikel 3, lid 3, onder d), en artikel 24 van Verordening (EU) 2018/1999 naleven, ongeacht of de lidstaat in kwestie een aanzienlijk aantal huishoudens heeft dat kampt met energiearmoede.

6.   Met het oog op een overgangsperiode om doeltreffende mededinging tot stand te brengen voor elektriciteitsleveringscontracten tussen leveranciers en om een doeltreffende, marktgebaseerde detailhandelprijs voor elektriciteit tot stand te brengen overeenkomstig lid 1 mogen de lidstaten overheidsingrijpen toepassen in de prijsstelling voor de levering van elektriciteit aan huishoudelijke afnemers en aan micro-ondernemingen die niet profiteren van overheidsingrijpen op grond van lid 3.

7.   Overheidsingrijpen op grond van lid 6 voldoet aan de criteria van lid 4 en:

a)

gaat vergezeld van een reeks maatregelen om doeltreffende mededinging tot stand te brengen en van een methode om de geboekte vooruitgang ten aanzien van deze maatregelen te beoordelen;

b)

wordt vastgesteld door gebruik van een methode waarmee de niet-discriminerende behandeling van leveranciers wordt gewaarborgd;

c)

wordt vastgesteld op een prijs boven de kostprijs, op een niveau waarbij doeltreffende prijsconcurrentie mogelijk is;

d)

wordt zodanig ingericht dat eventuele negatieve gevolgen voor de groothandelsmarkt voor elektriciteit tot een minimum beperkt blijven;

e)

waarborgt dat alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen een concurrerend marktaanbod kunnen kiezen en rechtstreeks ten minste elk kwartaal worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt, in het bijzonder wat betreft contracten op basis van dynamische elektriciteitsprijs, en waarborgt dat zij hulp krijgen om over te stappen op een marktgebaseerd aanbod;

f)

waarborgt dat, op grond van de artikelen 19 en 21, alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen het recht hebben en het aanbod krijgen om zonder extra kosten slimme meters te laten installeren, rechtstreeks worden geïnformeerd over de mogelijkheid slimme meters te installeren en hierbij de nodige hulp krijgen;

g)

leidt niet tot directe kruissubsidiëring tussen afnemers die worden bevoorraad tegen vrijemarktprijzen en afnemers die worden bevoorraad tegen gereguleerde leverprijzen.

8.   De lidstaten stellen de Commissie binnen één maand na goedkeuring van de overeenkomstig de leden 3 en 6 genomen maatregelen daarvan in kennis en kunnen ze onmiddellijk toepassen. De kennisgeving gaat vergezeld van een uitleg waarom andere instrumenten de beoogde doelstelling in onvoldoende mate konden verwezenlijken, hoe de vereisten in de leden 4 en 7 worden vervuld en wat de effecten op de mededinging zijn van de maatregelen waarvan kennis is gegeven. In de kennisgeving wordt het toepassingsgebied van begunstigden, de duur van de maatregelen en het aantal huishoudelijke afnemers dat te maken heeft met de maatregelen omschreven, en wordt uitgelegd hoe de gereguleerde prijzen zijn bepaald.

9.   Uiterlijk op 1 januari 2022 en 1 januari 2025 dienen de lidstaten verslagen in bij de Commissie over de tenuitvoerlegging van dit artikel, de noodzaak en de evenredigheid van het overheidsingrijpen op grond van dit artikel, en een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt op weg naar doeltreffende mededinging tussen leveranciers en de overgang naar marktgebaseerde prijzen. Lidstaten die in overeenstemming met lid 6 gereguleerde prijzen hanteren, brengen verslag uit over de naleving van de voorwaarden in lid 7, waaronder naleving door leveranciers die dergelijk ingrijpen moeten doorvoeren, en over de impact van gereguleerde prijzen op de financiën van die leveranciers.

10.   Uiterlijk op 31 december 2025 voert de Commissie een evaluatie uit en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van dit artikel teneinde een marktgebaseerde detailhandelprijs voor elektriciteit tot stand te brengen, in voorkomend geval samen met of gevolgd door een wetgevingsvoorstel. In dat wetgevingsvoorstel kan een einddatum voor gereguleerde prijzen worden opgenomen.

Artikel 6

Toegang van derden

1.   De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden tot de transmissie- en distributiesystemen, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die voor alle afnemers gelden en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 59 en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.

2.   De beheerder van een transmissie- of distributiesysteem kan de toegang weigeren wanneer hij niet over de nodige capaciteit beschikt. De weigering wordt naar behoren met redenen omkleed, waarbij met name het bepaalde in artikel 9 in acht wordt genomen op basis van objectieve, technisch en economisch onderbouwde criteria. De lidstaten of, indien de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties van die lidstaten zorgen ervoor dat deze criteria op coherente wijze worden toegepast en dat de systeemgebruiker aan wie toegang is geweigerd, gebruik kan maken van een geschillenbeslechtingsprocedure. De regulerende instantie zorgt er tevens voor dat, waar van toepassing en wanneer de toegang wordt geweigerd, de transmissie- of distributiesysteembeheerder relevante informatie verstrekt over de voor de versterking van het net vereiste maatregelen. Die informatie wordt verstrekt in alle gevallen waarin toegang tot oplaadpunten werd geweigerd. Aan degene die om dergelijke informatie verzoekt, kan een redelijke vergoeding in rekening worden gebracht die de aan de verstrekking van die informatie verbonden kosten weerspiegelt.

3.   Dit artikel geldt ook voor energiegemeenschappen van burgers die distributienetten beheren.

Artikel 7

Directe lijnen

1.   De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:

a)

alle op hun grondgebied gevestigde elektriciteitsproducenten en elektriciteitsleveranciers, hun eigen vestigingen, dochterondernemingen en afnemers via een directe lijn kunnen leveren zonder onderworpen te zijn aan onevenredige administratieve procedures of kosten;

b)

alle individuele of collectieve afnemers die op hun grondgebied gevestigd zijn, via een directe lijn kunnen worden bevoorraad door elektriciteitsproducenten en elektriciteitsleveranciers.

2.   De lidstaten stellen criteria vast voor de toekenning van vergunningen voor de aanleg van directe lijnen op hun grondgebied. Deze criteria zijn objectief en niet-discriminerend.

3.   De mogelijkheid van elektriciteitslevering via een directe lijn zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel laat de mogelijkheid tot het sluiten van een leveringscontract overeenkomstig artikel 6 onverlet.

4.   De lidstaten kunnen de aflevering van een vergunning voor de aanleg van een directe lijn afhankelijk stellen van een weigering van toegang tot het systeem op basis van – voor zover van toepassing – artikel 6, dan wel de start van een geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van artikel 60.

5.   De lidstaten kunnen de vergunning voor een directe lijn weigeren indien door de verlening van een dergelijke vergunning de toepassing van de bepalingen inzake openbaredienstverplichtingen van artikel 9 zouden worden overtreden. Een dergelijke weigering wordt naar behoren met redenen omkleed.

Artikel 8

Vergunningsprocedure voor nieuwe capaciteit

1.   Voor de bouw van nieuwe productiecapaciteit voeren de lidstaten een vergunningsprocedure in die aan de hand van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria wordt toegepast.

2.   De lidstaten stellen de criteria voor de verlening van bouwvergunningen voor productiecapaciteit op hun grondgebied vast. Bij het vaststellen van passende criteria houden de lidstaten rekening met:

a)

de veiligheid en de zekerheid van het elektriciteitssysteem, de installaties en de bijbehorende uitrusting;

b)

de bescherming van de volksgezondheid en de veiligheid;

c)

de bescherming van het milieu;

d)

ruimtelijke ordening en locatie;

e)

gebruik van grond met een openbare bestemming;

f)

energie-efficiëntie;

g)

de aard van de primaire energiebronnen;

h)

de bijzondere kenmerken van de aanvrager, zoals technische, economische en financiële capaciteit;

i)

de naleving van de maatregelen die krachtens artikel 9 zijn genomen;

j)

de bijdrage van de productiecapaciteit aan het bereiken van het algemene streefcijfer van de Unie van een aandeel energie uit hernieuwbare bronnen van minstens 32 % in het bruto eindverbruik van energie in de Unie in 2030 als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (19);

k)

de bijdrage van de productiecapaciteit aan het verminderen van emissies, en

l)

de alternatieven voor de opbouw van nieuwe productiecapaciteit, zoals vraagresponsoplossingen en energieopslag.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat er specifieke, vereenvoudigde en gestroomlijnde vergunningsprocedures bestaan voor kleine gedecentraliseerde en/of gedistribueerde productie, waarbij rekening gehouden wordt met hun beperkte grootte en potentiële effect.

De lidstaten kunnen richtsnoeren vaststellen voor deze specifieke vergunningsprocedure. Regulerende instanties of andere bevoegde nationale instanties, waaronder planningsinstanties, beoordelen deze richtsnoeren en kunnen wijzigingen daarvan voorstellen.

Indien lidstaten specifieke vergunningsprocedures voor grondgebruik hebben vastgesteld voor het starten van grote nieuwe infrastructuurprojecten voor productiecapaciteit, laten de lidstaten in voorkomend geval de bouw van nieuwe productiecapaciteit binnen het toepassingsgebied van deze procedures vallen en passen zij deze op niet-discriminerende wijze en binnen een passend tijdschema toe.

4.   De vergunningsprocedures en de criteria worden bekendgemaakt. De aanvragers worden op de hoogte gesteld van de redenen tot weigering van een vergunning. Die redenen zijn objectief en niet-discriminerend, berusten op goede gronden en worden naar behoren gestaafd. Beroep is voor aanvragers mogelijk.

Artikel 9

Openbaredienstverplichtingen

1.   Onverminderd lid 2 waarborgen de lidstaten op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat elektriciteitsbedrijven, volgens de beginselen van deze richtlijn werken met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame elektriciteitsmarkt; wat hun rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.

2.   Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het VWEU, en met name artikel 106, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, waaronder de voorzieningszekerheid, de regelmaat, de kwaliteit en de prijs van de leveringen zijn begrepen, alsmede op de bescherming van het milieu, met inbegrip van energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en bescherming van het klimaat. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen de gelijke toegang voor elektriciteitsbedrijven van de Unie tot nationale consumenten waarborgen. Openbaredienstverplichtingen die verband houden met de prijsstelling voor de levering van elektriciteit voldoen aan de vereisten van artikel 5 van deze richtlijn.

3.   Indien een lidstaat financiële vergoeding, andere vormen van vergoeding en exclusieve rechten voor het nakomen van de verplichtingen als bedoeld in lid 2 van dit artikel of voor de verlening van universele diensten als bedoeld in artikel 27 verleent, geschiedt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.

4.   De lidstaten delen de Commissie na de omzetting van deze richtlijn alle maatregelen mee die zijn vastgesteld om universeledienst- en openbaredienstverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumentenbeschermings- en milieubeschermingsmaatregelen, en van de mogelijke gevolgen van die maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van die maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.

5.   De lidstaten kunnen besluiten de artikelen 6, 7 en 8 van deze richtlijn niet toe te passen, voor zover de toepassing daarvan de elektriciteitsbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de hun in het algemeen economisch belang opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Unie. De belangen van de Unie omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de afnemers overeenkomstig artikel 106 VWEU en deze richtlijn.

HOOFDSTUK III

EMPOWERMENT EN BESCHERMING VAN DE CONSUMENT

Artikel 10

Contractuele basisrechten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindafnemers aanspraak hebben op elektriciteitsvoorziening door een leverancier, onder voorbehoud van de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, mits de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast. In dat verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen discriminatie inhouden ten aanzien van leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.

2.   Onverminderd de voorschriften van de Unie inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad (20) en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad (21), zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers de rechten hebben zoals voorzien in leden 3 tot en met 12 van dit artikel.

3.   Eindafnemers hebben recht op een contract met hun leverancier waarin zijn opgenomen:

a)

de identiteit en het adres van de leverancier;

b)

de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;

c)

de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;

d)

de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven, onderhoudskosten en gebundelde producten of diensten kan worden verkregen;

e)

de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract en diensten, met inbegrip van producten of diensten die gebundeld zijn met die diensten, en van het contract, en of kosteloze opzegging van het contract is toegestaan;

f)

alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige of te late facturering;

g)

de methode voor het inleiden van een buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 26;

h)

informatie over consumentenrechten, met inbegrip van informatie over klachtenbehandeling en alle in dit lid bedoelde informatie, welke duidelijk wordt meegedeeld op de factuur of de websites van het elektriciteitsbedrijf.

De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt deze informatie voorafgaand aan de sluiting of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van intermediairs worden gesloten, wordt de in dit lid vastgelegde informatie eveneens voorafgaand aan de ondertekening van het contract verstrekt;

Eindafnemers ontvangen een in het oog springende samenvatting van de belangrijkste contractuele voorwaarden in beknopte en eenvoudige taal.

4.   Eindafnemers worden op toereikende wijze in kennis gesteld van ieder voornemen de contractuele voorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht de overeenkomst op te zeggen wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Leveranciers stellen hun eindafnemers op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van aanpassingen van de leveringsprijs, alsmede van de redenen en voorwaarden voor de aanpassing en de reikwijdte ervan, en doen dit uiterlijk twee weken, en voor zover het huishoudelijke afnemers betreft, uiterlijk één maand vóór de aanpassing in werking treedt. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de leverancier meegedeelde nieuwe contractuele voorwaarden of aanpassingen van de leveringsprijs niet aanvaarden.

5.   Eindafnemers ontvangen van leveranciers transparante informatie over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van elektriciteitsdiensten.

6.   Eindafnemers worden door leveranciers een ruime keuze van betalingswijzen geboden, die geen enkele categorie afnemers onnodig discrimineert. Ieder verschil in tarieven in verband met betalingsmethoden of vooruitbetalingsregelingen is objectief, niet-discriminerend en evenredig, en bedraagt niet meer dan de directe kosten die door de begunstigde worden gedragen voor het gebruik van een specifieke betalingsmethode of vooruitbetalingsregeling, in lijn met artikel 62 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (22).

7.   Huishoudelijke afnemers die toegang hebben tot vooruitbetalingssystemen, op grond van lid 6, ondervinden geen nadeel als gevolg van die systemen.

8.   Eindafnemers krijgen van leveranciers eerlijke en transparante algemene voorwaarden aangeboden die gesteld zijn in duidelijke en begrijpelijke taal en die geen niet-contractuele belemmeringen bevatten voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden.

9.   Eindafnemers hebben recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun leveranciers. Leveranciers handelen klachten eenvoudig, eerlijk en snel af.

10.   Wanneer zij toegang hebben tot universele dienstverlening uit hoofde van de op grond van artikel 27door de lidstaten vastgestelde bepalingen, worden eindafnemers in kennis gesteld van hun rechten in verband met universele dienstverlening.

11.   Huishoudelijke afnemers krijgen van de leveranciers ruim op tijd vóór een geplande afsluiting voldoende informatie over alternatieve maatregelen voor afsluiting. Deze alternatieve maatregelen kunnen zijn: bronnen van ondersteuning om afsluiting te voorkomen, vooruitbetalingssystemen, energieaudits, energieadviesdiensten, alternatieve betalingsregelingen, schuldbeheeradvies of afsluitingsmoratoria en kosten de afnemer bij wie afsluiting dreigt niets extra.

12.   Eindafnemers ontvangen van de leveranciers, nadat zij naar een andere leverancier zijn overgestapt, ten laatste zes weken nadat een dergelijke overstap is gebeurd een definitieve afsluitingsrekening.

Artikel 11

Het recht op een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat het nationale regelgevingskader leveranciers in staat stelt een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs aan te bieden. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers bij wie een slimme meter is geïnstalleerd, kunnen verzoeken om een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs met ten minste één leverancier te sluiten en met elke leverancier die meer dan 200 000 eindafnemers heeft.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers door de leveranciers volledig geïnformeerd worden over de mogelijkheden, kosten en risico's van 'dergelijke contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs, en zorgen ervoor dat leveranciers de eindafnemers dienovereenkomstig informeren, waaronder betreffende de noodzaak om een passende elektriciteitsmeter te laten installeren. De regulerende instanties monitoren de marktontwikkelingen en beoordelen de risico's die de nieuwe producten en diensten met zich mee kunnen brengen, en pakken gevallen van misbruik aan.

3.   Elke eindafnemer moet altijd toestemming geven aan de leverancier voordat wordt overgeschakeld op een contract op basis van een dynamische elektriciteitsprijs.

4.   Gedurende een periode van ten minste tien jaar nadat contracten op basis van dynamische elektriciteitsprijs beschikbaar worden, monitoren de lidstaten of hun regulerende instanties de voornaamste ontwikkelingen van dergelijke contracten, met inbegrip van het aanbod op de markt en de effecten op de facturen van de consument en, specifiek, de prijsvolatiliteit, en stellen daarover een jaarverslag op.

Artikel 12

Het recht om over te stappen en regels inzake overstapgerelateerde vergoedingen

1.   Het overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer die aan aggregatie doet geschiedt binnen een zo kort mogelijk tijdsbestek. De lidstaten zorgen ervoor dat een afnemer die wil overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer die aan aggregatie doet, wanneer hij zich houdt aan de contractuele voorwaarden, het recht heeft om binnen een termijn van ten hoogste drie weken vanaf de datum van het verzoek over te stappen. Uiterlijk in 2026 neemt het technische proces van het overstappen op een andere leverancier niet langer dan 24 uur in beslag en is overstappen op elke werkdag mogelijk.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste huishoudelijke afnemers en kleine ondernemingen geen overstapgerelateerde vergoedingen hoeven te betalen.

3.   In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten leveranciers of marktdeelnemers die aan aggregatie doen, toestaan opzegvergoedingen in rekening te brengen aan afnemers die vrijwillig een elektriciteitsleveringscontract met een vaste looptijd en een vaste prijs vóór het einde van de looptijd opzeggen, voor zover zulke vergoedingen deel uitmaken van een contract dat de afnemer vrijwillig is aangegaan en zulke vergoedingen duidelijk aan de afnemer worden meegedeeld voordat het contract wordt aangegaan. Dergelijke vergoedingen zijn evenredig en mogen bovendien niet meer bedragen dan het rechtstreekse economische verlies dat de leverancier of marktdeelnemer die aan aggregatie doet, lijdt als gevolg van de afnemer die zijn contract opzegt, met inbegrip van de kosten voor gebundelde investeringen of diensten die de afnemer reeds heeft ontvangen als onderdeel van het contract. De bewijslast voor het rechtstreekse economische verlies ligt bij de leverancier of marktdeelnemer die aan aggregatie doet en de toelaatbaarheid van opzegvergoedingen wordt gemonitord door de regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat het recht om over te stappen op een andere leverancier of marktdeelnemer die aan aggregatie doet voor alle afnemers geldt, zonder discriminatie ten aanzien van kosten, moeite en tijd.

5.   Huishoudelijke afnemers hebben het recht om deel te nemen aan collectieve overstapregelingen. De lidstaten nemen alle regelgevings- en administratieve belemmeringen voor collectief overstappen weg en zorgen voor een kader dat de hoogst mogelijke consumentenbescherming biedt teneinde wanpraktijken te voorkomen.

Artikel 13

Aggregatiecontract

1.   De lidstaten zien erop toe dat het alle afnemers vrijstaat om onafhankelijk van hun elektriciteitsleveringscontract andere elektriciteitsdiensten, met inbegrip van aggregatie, dan levering te kopen en te verkopen bij een elektriciteitsbedrijf van hun keuze.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een eindafnemer een aggregatiecontract wil afsluiten, de eindafnemer het daartoe heeft zonder toestemming van de elektriciteitsbedrijven van die eindafnemer.

De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers die aan aggregatie doen afnemers volledig informeren over de voorwaarden van de contracten die hun worden aangeboden.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers het recht hebben minstens eenmaal per factureringsperiode kosteloos alle relevante vraag-responsgegevens of gegevens over geleverde en verkochte elektriciteit te ontvangen, indien de afnemer hierom verzoekt.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat de in de leden 2 en 3 vermelde rechten voor alle eindafnemers gelden, zonder discriminatie ten aanzien van kosten, moeite of tijd. De lidstaten zorgen er met name voor dat afnemers niet worden onderworpen aan discriminerende technische en administratieve voorschriften, procedures of kosten door hun leverancier omdat ze een contract hebben met een marktdeelnemer die aan aggregatie doet.

Artikel 14

Vergelijkingsinstrumenten

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat op zijn minst huishoudelijke afnemers en micro-ondernemingen met een verwacht jaarlijks verbruik van minder dan 100 000 kWh gratis toegang hebben tot ten minste één instrument waarin het aanbod van de leveranciers wordt vergeleken, waaronder aanbiedingen voor contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs. Afnemers worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van dergelijke instrumenten, op of bij hun factuur of op een andere manier. De instrumenten voldoen aan ten minste de volgende vereisten:

a)

ze zijn onafhankelijk van marktdeelnemers en waarborgen dat elektriciteitsbedrijven in zoekresultaten gelijk worden behandeld;

b)

ze vermelden duidelijk wie de eigenaars zijn en welke natuurlijke of rechtspersoon het instrument beheert en controleert, alsook hoe de instrumenten worden gefinancierd;

c)

ze hanteren duidelijke en objectieve criteria als basis voor de vergelijking, waaronder diensten, en vermelden deze;

d)

ze maken gebruik van gewone en ondubbelzinnige bewoordingen;

e)

ze geven nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering;

f)

ze zijn toegankelijk voor personen met een handicap door waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te zijn;

g)

ze bieden een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden, en

h)

ze voeren vergelijkingen uit waarbij de opgevraagde persoonlijke gegevens strikt beperkt blijft tot gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vergelijking.

De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste één instrument de gehele markt bestrijkt. Indien de markt door verschillende instrumenten wordt bestreken, omvatten deze instrumenten een zo volledig mogelijke reeks elektriciteitsaanbiedingen die een significant deel van de markt bestrijken, en als met die instrumenten de markt niet volledig wordt bestreken, een duidelijke verklaring daarover, voordat de zoekresultaten worden getoond;

2.   De in lid 1 bedoelde instrumenten kunnen door om het even welke entiteit worden beheerd, onder meer particuliere ondernemingen en overheidsinstanties of -organen.

3.   De lidstaten benoemen een bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor het uitbrengen van vertrouwensmerken voor vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de in lid 1 vastgestelde vereiste, en voor het waarborgen dat vergelijkingsinstrumenten met een vertrouwensmerk blijven voldoen aan de in lid 1 vastgestelde vereisten. Die autoriteit is onafhankelijk van marktdeelnemers en beheerders van vergelijkingsinstrumenten.

4.   De lidstaten kunnen eisen dat de in lid 1 bedoelde vergelijkingsinstrumenten vergelijkingscriteria bevatten die verband houden met de aard van de diensten die door de leveranciers worden geboden.

5.   Ieder instrument dat het aanbod van marktdeelnemers vergelijkt komt op vrijwillige en niet-discriminerende wijze in aanmerking voor een vertrouwensmerk overeenkomstig dit artikel.

6.   In afwijking van de leden 3 en 5 kunnen de lidstaten ervoor kiezen niet te voorzien in de afgifte van een vertrouwensmerk bij vergelijkingsinstrumenten, indien een overheidsinstantie of -orgaan een vergelijkingsinstrument ter beschikking stelt dat voldoet aan de in lid 1 vastgestelde vereisten.

Artikel 15

Actieve afnemers

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers het recht hebben om op te treden als actieve afnemers zonder te worden onderworpen aan onevenredige of discriminerende technische vereisten, administratieve voorschriften, procedures en vergoedingen, en aan nettarieven, die de kosten niet weerspiegelen;

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers:

a)

het recht hebben hetzij rechtstreeks, hetzij via aggregatie op te treden;

b)

het recht hebben door henzelf opgewekte elektriciteit te verkopen, ook door middel van stroomafnameovereenkomsten;

c)

het recht hebben deel te nemen aan flexibiliteits- en energie-efficiëntieregelingen;

d)

het recht hebben het beheer van de installaties die nodig zijn voor hun activiteiten aan een derde te delegeren, ook wat betreft de installatie, de exploitatie, de verwerking van gegevens en het onderhoud z waarbij de derde niet als actieve afnemer wordt beschouwd;

e)

onderwerpen worden aan transparante en niet-discriminerende nettarieven die de kosten weerspiegelen, waarbij de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt, apart worden verrekend overeenkomstig artikel 59, lid 9, van deze richtlijn en artikel 18 van Verordening (EU) 2019/943, waarbij ervoor wordt gezorgd dat zij op een passende en evenwichtige wijze bijdragen aan het delen van de totale kosten van het systeem;

f)

financieel verantwoordelijk zijn voor de onbalansen die zij in het elektriciteitssysteem veroorzaken; in dit verband zijn zij balanceringsverantwoordelijken of delegeren zij hun balanceringsverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2019/943.

3.   De lidstaten kunnen in hun nationaal recht voorzien in verschillende bepalingen ten aanzien van individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers, mits alle in dit artikel opgenomen rechten en verplichtingen op alle actieve afnemers worden toegepast. Elk verschil in behandeling van gezamenlijk optredende actieve afnemers is evenredig en wordt terdege gemotiveerd.

4.   Lidstaten met reeds bestaande regelingen waarin de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt, niet apart worden verrekend, kennen geen nieuwe rechten toe onder deze regelingen na 31 december 2023. Alle afnemers die vallen onder een bestaande regeling moeten te allen tijde de mogelijkheid hebben om te kiezen voor een nieuwe regeling waarin de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de elektriciteit die uit het net wordt verbruikt, apart worden verrekend als basis voor de berekening van nettarieven.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers met een energieopslagfaciliteit:

a)

het recht hebben om binnen een redelijke termijn na de aanvraag een netaansluiting te krijgen, mits is voldaan aan alle noodzakelijke voorwaarden zoals balanceringsverantwoordelijkheid en een passend metersysteem;

b)

geen dubbele tarieven aangerekend krijgen, waaronder nettarieven, voor opgeslagen elektriciteit op hun eigen terrein of als ze flexibiliteitsdiensten leveren aan systeembeheerders;

c)

niet worden onderworpen aan onevenredige vergunningsvereisten of vergoedingen;

d)

gelijktijdig verschillende diensten mogen verlenen, indien dit technisch mogelijk is.

Artikel 16

Energiegemeenschappen van burgers

1.   De lidstaten voorzien in een ondersteunend regelgevingskader voor energiegemeenschappen van burgers waarbij ervoor wordt gezorgd dat:

a)

de deelname aan een energiegemeenschap van burgers open en vrijwillig is;

b)

de leden of aandeelhouders van een energiegemeenschap van burgers het recht hebben de gemeenschap te verlaten, in welk geval artikel 12 van toepassing is;

c)

de leden of aandeelhouders van een energiegemeenschap van burgers hun rechten en verplichtingen als huishoudelijke afnemers of actieve afnemers niet verliezen;

d)

de desbetreffende distributiesysteembeheerder tegen een compensatie die als billijk is beoordeeld door de regulerende instantie, met energiegemeenschappen van burgers samenwerkt om elektriciteitsoverdracht binnen energiegemeenschappen van burgers te faciliteren;

e)

energiegemeenschappen van burgers worden onderworpen aan niet-discriminerende, eerlijke, evenredige en transparante procedures en tarieven, ook wat betreft registratie en het verlenen van vergunningen, en aan transparante en niet-discriminerende nettarieven die de kosten weerspiegelen in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EU) 2019/943, waarbij wordt gewaarborgd dat zij op voldoende en evenwichtige wijze bijdragen aan het delen van de totale kosten van het systeem.

2.   De lidstaten mogen in het ondersteunend regelgevingskader bepalen dat energiegemeenschappen van burgers:

a)

openstaan voor grensoverschrijdende deelname;

b)

het recht hebben distributienetten te bezitten, op te richten, te kopen of te huren en deze op autonome wijze te beheren mits wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel;

c)

onderworpen zijn aan de ontheffingen als bepaald in artikel 38, lid 2.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat energiegemeenschappen van burgers:

a)

op niet-discriminerende wijze toegang kunnen hebben tot alle elektriciteitsmarkten, hetzij rechtstreeks, hetzij via aggregatie;

b)

worden behandeld op een niet-discriminerende en evenredige wijze ten aanzien van hun activiteiten, rechten en verplichtingen als eindafnemers, producenten, leveranciers, distributiesysteembeheerders of marktdeelnemers die doen aan aggregatie;

c)

financieel verantwoordelijk zijn voor de onbalansen die zij in het elektriciteitssysteem veroorzaken; in dit verband zijn zij balanceringsverantwoordelijken of delegeren zij hun balanceringsverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2019/943;

d)

wat betreft verbruik van zelfopgewekte elektriciteit worden energiegemeenschappen van burgers behandeld als actieve afnemers overeenkomstig artikel 15, lid 2, onder e);

e)

het recht hebben binnen de energiegemeenschap van burgers te voorzien het delen van elektriciteit die is opgewekt door de productie-eenheden in bezit van de gemeenschap, mits aan de andere in dit artikel vastgelegde vereisten wordt voldaan en de rechten en verplichtingen van de leden van de gemeenschap als eindafnemers worden gehandhaafd.

Voor de toepassing van eerste alinea, onder e), als elektriciteit wordt gedeeld, gebeurt dat zonder afbreuk te doen aan geldende nettarieven, heffingen en vergoedingen, in overeenstemming met een transparante kosten-batenanalyse van gedistribueerde energiebronnen, uitgevoerd door de bevoegde nationale instantie.

4.   De lidstaten kunnen besluiten om energiegemeenschappen van burgers het recht toe te kennen een distributienetten in hun dekkingsgebied te beheren en om de desbetreffende procedures vast te stellen, onverminderd hoofdstuk IV of andere regels en bepalingen die van toepassing zijn op distributiesysteembeheerders. Indien dat recht wordt toegekend, zorgen de lidstaten ervoor dat energiegemeenschappen van burgers:

a)

het recht hebben een overeenkomst af te sluiten met de distributiesysteembeheerder of transmissiesysteembeheerder waarop hun net is aangesloten, over het beheer van hun net;

b)

worden onderworpen aan passende nettarieven bij de aansluitpunten tussen hun net en het distributienet buiten de energiegemeenschap van burgers en dat in dergelijke nettarieven apart rekening wordt gehouden met de elektriciteit die in het distributienet wordt ingevoed en de elektriciteit die vanuit het distributienet buiten de energiegemeenschap van burgers wordt verbruikt overeenkomstig artikel 59, lid 7;

c)

afnemers die aangesloten blijven op het distributiesysteem niet discrimineren of schaden.

Artikel 17

Vraagrespons via aggregatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat deelname in vraagrespons via aggregatie wordt toegestaan en bevorderd. De lidstaten staan de eindafnemers, met inbegrip van afnemers die vraagrespons aanbieden via aggregatie, toe op niet-discriminerende wijze deel te nemen aan alle elektriciteitsmarkten, naast producenten.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat transmissiesysteem- en distributiesysteembeheerders bij het leveren van ondersteunende diensten marktdeelnemers die aan aggregatie van vraagrespons doen, met inachtneming van hun technische mogelijkheden, niet discriminerend behandelen ten opzichte van producenten.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat hun desbetreffende regelgevingskader ten minste de volgende elementen bevat:

a)

het recht voor iedere marktdeelnemer die aan aggregatie doet, met inbegrip van onafhankelijke aankoopgroeperingen, om tot de elektriciteitsmarkten toe te treden zonder toestemming van andere marktdeelnemers;

b)

niet-discriminerende en transparante regels die alle elektriciteitsbedrijven en afnemers een duidelijke rol en verantwoordelijkheden toekennen;

c)

niet-discriminerende en transparante regels en procedures voor de uitwisseling van gegevens tussen marktdeelnemers die aan aggregatie doen en andere elektriciteitsbedrijven die ervoor zorgen dat gemakkelijk toegang kan worden verkregen tot de gegevens op gelijkwaardige en niet-discriminerende voorwaarden, maar wel onder volledige bescherming van commercieel gevoelige gegevens en persoonsgegevens van afnemers;

d)

een verplichting voor marktdeelnemers die aan aggregatie doen, om financieel verantwoordelijk te zijn voor de onbalansen die zij in het elektriciteitssysteem veroorzaken; in dat verband zijn zij balanceringsverantwoordelijken of delegeren zij hun balanceringsverantwoordelijkheid overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2019/943;

e)

erin voorzien dat eindafnemers die een contract met onafhankelijke aankoopgroeperingen hebben, niet te maken krijgen met buitensporige betalingen, sancties of andere buitensporige, door hun leveranciers opgelegde contractuele beperkingen;

f)

een geschillenbeslechtingsmechanisme tussen marktdeelnemers die aan aggregatie doen en andere marktdeelnemers, met inbegrip van de verantwoordelijkheid voor onbalansen.

4.   De lidstaten kunnen verlangen dat elektriciteitsbedrijven of deelnemende eindafnemers een financiële vergoeding betalen aan andere marktdeelnemers of aan de balanceringsverantwoordelijken van de marktdeelnemers, indien die marktdeelnemers of balanceringsverantwoordelijken rechtstreeks te maken krijgen met de activering van vraagrespons. Dergelijke financiële compensatie creëert geen obstakel voor de markttoegang van marktdeelnemers die aan aggregatie doen, of voor de flexibiliteit. In dergelijke gevallen blijft de financiële compensatie strikt beperkt tot het dekken van de resulterende kosten voor de leveranciers van deelnemende afnemers of de balanceringsverantwoordelijken van de leveranciers tijdens de activering van vraagrespons. Bij de methode voor de berekening van de vergoeding kan rekening worden gehouden met de voordelen die de onafhankelijke aankoopgroeperingen andere marktdeelnemers bieden en in dat geval kunnen aankoopgroeperingen of deelnemende afnemers bijdragen aan een dergelijke vergoeding, maar alleen als en in zover dat de voordelen voor alle leveranciers, afnemers en hun balanceringsverantwoordelijken de rechtstreekse kosten die ze hebben gemaakt, niet overschrijden. De berekeningsmethode moet worden goedgekeurd door de regulerende instantie of door een andere bevoegde nationale instantie.

5.   De lidstaten zorgen ervoor dat regulerende instanties of, wanneer hun nationale recht dat voorschrijft, transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders in nauwe samenwerking met marktdeelnemers en eindafnemers, technische vereisten opstellen van deelname in vraagrespons op alle elektriciteitsmarkten, op basis van de technische vereisten van die markten en de mogelijkheden van vraagrespons. Dergelijke vereisten hebben ook betrekking op deelname van geaggregeerde belastingen.

Artikel 18

Facturen en factureringsinformatie

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat facturen en factureringsinformatie correct, gemakkelijk te begrijpen, duidelijk, beknopt en gebruiksvriendelijk zijn en zodanig worden gepresenteerd dat vergelijking door de eindafnemer wordt vergemakkelijkt. Op verzoek ontvangen de eindafnemers duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe hun factuur tot stand is gekomen, zeker als de factuur niet gebaseerd is op het daadwerkelijke verbruik.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers al hun facturen en factureringsinformatie gratis ontvangen.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers kunnen kiezen voor elektronische facturen en factureringsinformatie, en voor flexibele regelingen voor de feitelijke betaling van de facturen.

4.   Indien het contract in een toekomstige wijziging van het product of de prijs, of in een korting, voorziet, wordt dit samen met de datum waarop de wijziging in werking treedt op de factuur vermeld.

5.   De lidstaten raadplegen consumentenorganisaties wanneer zij wijzigingen van de voorschriften voor de inhoud van facturen overwegen.

6.   De lidstaten zorgen ervoor dat facturen en factureringsinformatie aan de in bijlage I vastgestelde minimumvereisten voldoen.

Artikel 19

Slimme-metersystemen

1.   Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen en eindafnemers meer zeggenschap te geven, bevelen de lidstaten, of indien de lidstaat dat heeft bepaald, de regulerende instanties ten sterkste aan dat elektriciteitsbedrijven en andere marktdeelnemers het gebruik van elektriciteit optimaliseren, onder meer door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer, door het ontwikkelen van innovatieve prijsformules, en door de invoering van interoperabele slimme-metersystemen, met name met energiebeheersystemen voor de consument en met slimme netwerken (smart grids), overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de Unie.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat er op hun grondgebied slimme-metersystemen worden ingevoerd die de actieve deelname van de afnemers aan de elektriciteitsmarkt ondersteunen. Voor de invoering van die systemen kan een kostenbatenbeoordeling worden gevraagd die overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde beginselen wordt uitgevoerd.

3.   De lidstaten die slimme-metersystemen daadwerkelijk invoeren stellen de minimale functionele en technische eisen vast voor de slimme-metersystemen die op hun grondgebied zullen worden ingevoerd, en publiceren deze, overeenkomstig artikel 20 en bijlage II. De lidstaten zorgen voor de interoperabiliteit van die slimme-metersystemen en de mogelijkheid daarvan om output te leveren voor energiebeheersystemen voor consumenten. In dat verband houden de lidstaten terdege rekening met het gebruik van de desbetreffende beschikbare normen, waaronder die op het gebied van interoperabiliteit, met beste praktijken en met het belang van de ontwikkeling van smart grids en van de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit.

4.   De lidstaten die daadwerkelijk slimme-metersystemen invoeren, zorgen ervoor dat de eindafnemers op een transparante en niet-discriminerende wijze bijdragen aan de met de invoering verbonden kosten, en houden daarbij rekening met de baten die de invoering op lange termijn voor de gehele waardeketen oplevert. De lidstaten, of, indien een lidstaat dat zo heeft bepaald, de aangewezen regulerende instanties, monitoren de invoering op hun grondgebied regelmatig om de verwezenlijkte voordelen voor de consument te volgen.

5.   Wanneer de invoering van slimme-metersystemen negatief wordt beoordeeld als gevolg van de in lid 2 bedoelde kosten-batenanalyse, zorgen de lidstaten ervoor dat deze beoordeling ten minste om de vier jaar of vaker wordt herzien in reactie op wezenlijke veranderingen in de onderliggende aannames en op de technologische en de marktontwikkelingen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uitkomst van hun geactualiseerde kosten-batenbeoordeling, wanneer die beschikbaar is.

6.   De bepalingen van deze richtlijn op het gebied van slimme-metersystemen zijn van toepassing op toekomstige installaties en op installaties die oudere slimme meters vervangen. Slimme-metersystemen die reeds zijn geïnstalleerd, of waarvoor de "aanvang van de werkzaamheden" inging vóór 4 juli 2019, mogen gedurende hun gehele levensduur in bedrijf blijven, maar in het geval van slimme-metersystemen die niet voldoen aan de eisen van artikel 20 en bijlage II, niet na 5 juli 2031.

Voor de toepassing van dit lid betekent "aanvang van de werkzaamheden" hetzij de start van de bouwwerkzaamheden, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aanknoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden.

Artikel 20

Functionaliteiten van slimme-metersystemen

Wanneer de invoering van slimme-metersystemen positief worden beoordeeld als uitkomst van een kostenbatenanalyse als bedoeld in artikel 19, lid 2, of systematisch worden ingevoerd na 4 juli 2019, voeren de lidstaten slimme-metersystemen in overeenkomstig de Europese normen, bijlage II, en overeenkomstig de volgende vereisten:

a)

de slimme-metersystemen meten het feitelijke elektriciteitsverbruik nauwkeurig en zijn in staat de eindafnemers informatie over het werkelijke tijdstip van het verbruik te verschaffen. Gevalideerde gegevens over eerder verbruik moeten op verzoek op beveiligde wijze en zonder extra kosten gemakkelijk beschikbaar worden gemaakt en worden gevisualiseerd. Niet-gevalideerde gegevens over het verbruik in bijna-realtime worden eveneens op beveiligde wijze en zonder extra kosten gemakkelijk beschikbaar gemaakt voor de eindafnemers, door middel van een gestandaardiseerde interface of door toegang op afstand, ter ondersteuning van geautomatiseerde energie-efficiëntieprogramma's, vraagrespons en andere diensten;

b)

de beveiliging van slimme-metersystemen en datacommunicatie voldoet de relevante beveiligingsregels van de Unie, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technieken om te zorgen voor het hoogste niveau van bescherming van de cyberveiligheid en rekening houdend met de kosten en het evenredigheidsbeginsel;

c)

de persoonlijke levenssfeer van eindafnemers en de bescherming van hun gegevens voldoen aan de relevante regels van de Unie inzake gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer;

d)

meterbeheerders zorgen ervoor dat de meters van actieve afnemers die elektriciteit in het net invoeden rekening kunnen houden met de elektriciteit die aan het net wordt geleverd vanaf het terrein van de actieve afnemer;

e)

op verzoek van de eindafnemer worden hem de gegevens betreffende de elektriciteit die in het net wordt ingevoed en de gegevens omtrent hun elektriciteitsverbruik ter beschikking gesteld, overeenkomstig de op grond van artikel 24 vastgestelde uitvoeringshandeling, door middel van een gestandaardiseerde communicatie-interface of door toegang op afstand, of aan een derde partij die namens hem optreedt, in een gemakkelijk te begrijpen formaat, waardoor zij aanbiedingen kunnen vergelijken op basis van gelijke basis;

f)

de eindafnemer krijgt passend advies en informatie voorafgaand aan of op het moment dat de slimme meters worden geïnstalleerd, met name over hun volle potentieel ten aanzien van het meterstandbeheer en de monitoring van het energieverbruik, en over de verzameling en verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de geldende gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie;

g)

slimme-metersystemen maken het de eindafnemers mogelijk dat hun meter wordt afgelezen en hun rekening wordt vereffend binnen dezelfde tijdresolutie als de termijn voor onbalansverrekening op de nationale markt.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder e), worden eindafnemers in de gelegenheid gesteld hun meetgegevens op te zoeken of zonder extra kosten door te sturen naar derden en in overeenstemming met hun bij de gegevensbeschermingsregels van de Unie verleende recht op gegevensoverdraagbaarheid.

Artikel 21

Recht op een slimme meter

1.   Indien de invoering van slimme-metersystemen negatief is beoordeeld als gevolg van de in artikel 19, lid 2, bedoelde kostenbatenanalyse, en indien slimme-metersystemen niet systematisch worden ingevoerd, zorgen de lidstaten ervoor dat elke eindafnemer op verzoek en onder eerlijke, redelijke en kostenefficiënte voorwaarden het recht heeft op de installatie, of, in voorkomend geval, de upgrade, van een slimme meter — waarvan de extra kosten voor zijn rekening komen — die:

a)

indien technisch mogelijk, uitgerust is met functionaliteiten als bedoeld in artikel 20, of met een minimumreeks functionaliteiten die door de lidstaten op nationaal niveau en overeenkomstig bijlage II moet worden vastgesteld en gepubliceerd;

b)

interoperabel is en in staat is de gewenste connectiviteit van de meterinfrastructuur met consumenten-energiebeheersystemen te leveren in bijna-realtime.

2.   In het kader van het verzoek van een afnemer op grond van lid 1, zorgen de lidstaten, of, als een lidstaat dat heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instanties ervoor:

a)

dat het aanbod aan de eindafnemer die om installatie van een slimme meter vraagt, expliciet vermeldt en duidelijk beschrijft:

i)

welke functies en interoperabiliteit door de slimme meter kunnen worden ondersteund en welke diensten mogelijk zijn, alsmede welke voordelen, realistisch beschouwd, kunnen worden bereikt door die slimme meter op dat moment in de tijd te hebben;

ii)

of installatie gepaard gaat met door de eindafnemer te dragen kosten;

b)

dat de slimme meter binnen een redelijke termijn en niet meer dan vier maanden na het verzoek van de afnemer wordt geïnstalleerd;

c)

dat zij regelmatig, en ten minste elke twee jaar, de daarmee samenhangende kosten opnieuw bekijken en openbaar toegankelijk maken, en dat zij de ontwikkeling van die kosten als gevolg van technologische ontwikkelingen en mogelijke metersysteemupgrades volgen.

Artikel 22

Conventionele meters

1.   Wanneer eindafnemers geen slimme meters hebben, zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers individuele conventionele meters krijgen die hun feitelijke verbruik nauwkeurig meten.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers hun conventionele meter gemakkelijk kunnen aflezen, hetzij rechtstreeks hetzij indirect via een online interface of via een andere passende interface.

Artikel 23

Gegevensbeheer

1.   Bij het opzetten van de regels betreffende het beheer en de uitwisseling van gegevens, specificeren de lidstaten, of, wanneer een lidstaat dat heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, de regels over de toegang tot gegevens van de eindafnemer voor in aanmerking komende partijen in overeenstemming met dit artikel en het toepasselijke rechtskader van de Unie. Voor de doeleinden van deze richtlijn omvatten gegevens meter- en verbruiksgegevens, alsmede gegevens die nodig zijn voor het overstappen van de afnemer naar een andere leverancier, vraagresponsgegevens en gegevens voor andere diensten.

2.   De lidstaten organiseren het beheer van gegevens en zorgen daarmee voor efficiënte en beveiligde toegang tot en uitwisseling van gegevens evenals gegevensbescherming en gegevensbeveiliging.

Ongeacht het gegevensbeheermodel dat in elke lidstaat wordt toegepast, verstrekken de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer aan elke in aanmerking komende partij toegang tot de gegevens van de eindafnemer in overeenstemming met lid 1. In aanmerking komende partijen kunnen op niet-discriminerende wijze en op hetzelfde moment beschikken over de gevraagde gegevens. De toegang tot gegevens is gemakkelijk en de betrokken procedures toegang tot gegevens te verkrijgen, worden openbaar gemaakt.

3.   De regels over toegang tot en opslag van gegevens voor de toepassing van deze richtlijn moeten in overeenstemming zijn met het desbetreffende recht van de Unie.

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn, geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

4.   De lidstaten of, wanneer een lidstaat dat heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, machtigen en certificeren de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer, of houden daar in voorkomend geval toezicht op, om ervoor te zorgen dat deze partijen aan de eisen van deze richtlijn voldoen.

Onverminderd de taken van de functionarissen voor gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, kunnen de lidstaten besluiten om van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer te eisen dat nalevingsfunctionarissen worden benoemd die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de maatregelen die door de betrokken partijen zijn genomen om te zorgen voor niet-discriminerende toegang tot gegevens en de naleving van de eisen van deze richtlijn.

De lidstaten kunnen de in artikel 35, lid 2, onder d), van deze richtlijn bedoelde nalevingsfunctionarissen of -instanties benoemen om aan de verplichtingen uit hoofde van dit lid te voldoen.

5.   De eindafnemers wordt geen extra kosten in rekening gebracht voor de toegang tot hun gegevens of voor het verzoek om hun gegevens beschikbaar te stellen.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de betrokken tarieven voor de toegang tot gegevens door de in aanmerking komende partijen.

De lidstaten of, indien een lidstaat dat zo heeft bepaald, de aangewezen regulerende instanties zorgen ervoor dat door gereguleerde entiteiten die gegevensdiensten verstrekken opgelegde tarieven redelijk en naar behoren verantwoord zijn.

Artikel 24

Interoperabiliteitsvoorschriften en procedures voor toegang tot gegevens

1.   Teneinde concurrentie op de detailhandelsmarkt te bevorderen en buitensporige administratieve kosten voor de in aanmerking komende partijen te voorkomen, faciliteren de lidstaten de volledige interoperabiliteit van energiediensten binnen de Unie.

2.   De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen interoperabiliteitsvoorschriften en niet-discriminerende en transparante procedures voor toegang tot de in artikel 23, lid 1, bedoelde gegevens vast. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 68, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat elektriciteitsbedrijven de in lid 2 bedoelde interoperabiliteitsvoorschriften en procedures voor toegang tot gegevens toepassen. Die voorschriften en procedures zijn op bestaande nationale praktijken gebaseerd.

Artikel 25

Eén enkel contactpunt

Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de afnemers alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, het toepasselijk recht en de geschillenbeslechtingsmechanismen in geval van een geschil. Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.

Artikel 26

Recht op buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1.   De lidstaten waarborgen dat de eindafnemers toegang hebben tot een eenvoudige, eerlijke, transparante, onafhankelijke, doeltreffende en efficiënte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen over de bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten, en wel via een onafhankelijk mechanisme zoals een energie-ombudsman of consumentenorganisatie, of via een nationale regulerende instantie. Indien de eindafnemer een consument is in de zin van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (23), voldoen dergelijke buitengerechtelijk geschillenbeslechtingsmechanismen aan de kwaliteitseisen van Richtlijn 2013/11/EU en voorzien deze zo nodig in systemen van terugbetaling of vergoeding.

2.   Indien nodig waarborgen de lidstaten dat entiteiten voor alternatieve geschillenbeslechting samenwerken om een eenvoudige, eerlijke, transparante, onafhankelijke, doeltreffende en efficiënte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen te bieden voor elk geschil dat voortkomt uit producten of diensten die gekoppeld zijn aan, of gebundeld zijn met, een product dat, of een dienst die, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

3.   De deelname van elektriciteitsbedrijven aan buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen voor huishoudelijke afnemers is verplicht tenzij de lidstaat aan de Commissie aantoont dat andere mechanismen even doeltreffend zijn.

Artikel 27

Universele dienstverlening

1.   De lidstaten waarborgen dat alle huishoudelijke afnemers en, indien zij dat dienstig achten, kleine ondernemingen, aanspraak kunnen maken op universele dienstverlening, dat wil zeggen het recht op levering van elektriciteit van een bepaalde kwaliteit tegen concurrerende, eenvoudig en duidelijk vergelijkbare, doorzichtige en niet-discriminerende prijzen op hun grondgebied. Om de universele dienstverlening te waarborgen, kunnen de lidstaten een noodleverancier aanwijzen. De lidstaten verplichten distributiesysteembeheerders om afnemers op hun net aan te sluiten overeenkomstig de voorwaarden en tarieven die zijn vastgesteld volgens de procedure van artikel 59, lid 7. Deze richtlijn weerhoudt de lidstaten er niet van om de marktpositie van de huishoudelijke afnemers en kleine en middelgrote niet-huishoudelijke afnemers te versterken door de mogelijkheden voor de vrijwillige gezamenlijke vertegenwoordiging voor die groep afnemers te bevorderen.

2.   Aan lid 1 wordt uitvoering gegeven op transparante en niet-discriminerende wijze en zonder een belemmering te vormen voor de in artikel 4 voorgeschreven vrije keuze van leverancier.

Artikel 28

Kwetsbare afnemers

1.   De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de elektriciteitstoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. Het concept "kwetsbare afnemers" kan bestaan uit inkomensniveaus, het percentage dat energie-uitgaven vormen van het besteedbare inkomen, de energie-efficiëntie van huizen, kritieke afhankelijkheid van elektrische apparatuur om gezondheidsredenen, vanwege leeftijd of andere criteria. De lidstaten waarborgen dat de rechten en verplichtingen met betrekking tot kwetsbare afnemers worden toegepast. Met name nemen zij maatregelen om afnemers in afgelegen gebieden te beschermen. Zij waarborgen een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractuele voorwaarden, algemene informatie en geschillenbeslechtingsmechanismen.

2.   De lidstaten nemen passende maatregelen, zoals het voorzien van steun door middel van hun socialezekerheidsstelsel om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van voorzien zijn, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld op grond van artikel 3, lid 3, onder d), van Verordening (EU) 2018/1999, aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen mogen de daadwerkelijke openstelling van de markt zoals beschreven in artikel 4 en de werking van de markt niet in de weg staan, en worden waar nodig aan de Commissie meegedeeld, overeenkomstig artikel 9, lid 4. Deze mededelingen kunnen ook betrekking hebben op maatregelen die in het kader van het algemene socialezekerheidsstelsel worden genomen.

Artikel 29

Energiearmoede

Tijdens de beoordeling van het aantal huishoudens dat op grond van artikel 3, lid 3, onder d), van Verordening (EU) 2018/1999 kampt met energiearmoede, bepalen en publiceren de lidstaten een reeks criteria, bijvoorbeeld laag inkomen, hoge energie-uitgaven ten opzichte van het besteedbare inkomen en lage energie-efficiëntie.

De Commissie stelt in dit kader en in het kader van artikel 5, lid 5, richtsnoeren beschikbaar over de definitie van een "aanzienlijk aantal huishoudens dat kampt met energiearmoede", uitgaande van de veronderstelling dat elk aandeel van huishoudens in energiearmoede als aanzienlijk beschouwd kan worden.

HOOFDSTUK IV

BEHEER VAN HET DISTRIBUTIESYSTEEM

Artikel 30

Aanwijzing van distributiesysteembeheerders

De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht door de lidstaten te bepalen periode.

Artikel 31

Taken van distributiesysteembeheerders

1.   De distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het vermogen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van elektriciteit, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden van een zeker, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitsdistributiesysteem in zijn gebied, met inachtneming van het milieu en energie-efficiëntie.

2.   De distributiesysteembeheerder mag in geen geval tussen gebruikers of categorieën systeemgebruikers discrimineren, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.

3.   De distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief gebruik ervan, nodig hebben.

4.   Een lidstaat kan de distributiesysteembeheerder ertoe verplichten om bij het inschakelen van productie-installaties voorrang te geven aan productie-installaties die gebruikmaken van hernieuwbare bronnen of hoogrenderende warmtekrachtkoppeling overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2019/943.

5.   Distributiesysteembeheerders fungeren als neutrale marktfacilitators door de energie in te kopen die zij gebruiken om energieverliezen te dekken en te voorzien in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in hun systeem, volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures, wanneer zij deze functie vervullen.

6.   Wanneer een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor de aankoop van producten en diensten die nodig zijn voor een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het distributiesysteem, zijn de regels die hij daartoe vaststelt objectief, transparant en niet-discriminerend, en worden deze opgesteld in overleg met de transmissiesysteembeheerders en andere relevante marktdeelnemers. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven voor het verstrekken van dergelijke producten en diensten aan distributiesysteembeheerders, indien van toepassing, worden overeenkomstig artikel 59, lid 7, vastgesteld op niet-discriminerende wijze en waarin de kosten worden weerspiegeld. Deze voorwaarden worden gepubliceerd.

7.   Bij het verrichten van de in lid 6 bedoelde taken koopt de distributiesysteembeheerder de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten aan die nodig zijn voor zijn systeem, volgens transparante, niet-discriminerende en marktgerichte procedures, tenzij de regulerende instantie tot het oordeel is gekomen dat de marktgebaseerde verlening van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten economisch niet efficiënt is en een afwijking heeft toegestaan. De verplichting om niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in te kopen is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten.

8.   Bij de aankoop van de in lid 6 bedoelde producten en diensten wordt de effectieve deelname van alle in aanmerking komende marktdeelnemers, waaronder marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, exploitanten van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen, gewaarborgd, met name door van regulerende instanties en distributiesysteembeheerders, in nauwe samenwerking met alle marktdeelnemers, alsmede transmissiesysteembeheerders, te verlangen dat zij technische vereisten voor deelname aan deze markten opstellen op basis van de technische kenmerken van die markten en de mogelijkheden van alle marktdeelnemers.

9.   Distributiesysteembeheerders werken samen met transmissiesysteembeheerders voor de effectieve deelname van met hun net verbonden marktdeelnemers op de detailhandels-, groothandels- en balanceringsmarkten. Over de levering van balanceringsdiensten die voortvloeien uit bronnen in het distributienet wordt met de desbetreffende transmissiesysteembeheerder overeenstemming bereikt overeenkomstig artikel 57 van Verordening (EU) 2019/943 en artikel 182 van Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie (24).

10.   Lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen distributiesysteembeheerders toestaan activiteiten te verrichten anders dan genoemd in deze richtlijn en in Verordening (EU) 2019/943 indien deze activiteiten nodig zijn voor de distributiesysteembeheerders om aan hun verplichtingen krachtens deze richtlijn of Verordening (EU) 2019/943 te voldoen, mits de regulerende instantie tot de noodzaak van een dergelijke afwijking heeft beoordeeld is. Dit lid laat het recht van de distributiesysteembeheerder om netwerken die geen elektriciteitsnetwerken zijn te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren onverlet, indien de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie een dergelijk recht heeft verleend.

Artikel 32

Stimulansen voor het gebruik van flexibiliteit in distributienetwerken

1.   De lidstaten voorzien in het regelgevingskader dat nodig is om distributiesysteembeheerders toe te staan en aan te sporen flexibiliteitsdiensten te kopen, met inbegrip van congestiebeheer binnen hun dekkingsgebied, met het oog op het efficiënter beheer en de efficiëntere ontwikkeling van het distributiesysteem. Het regelgevingskader zorgt er in het bijzonder voor dat distributiesysteembeheerders dergelijke diensten kunnen kopen van aanbieders van gedistribueerde productie, vraagrespons of energieopslag, en bevordert de acceptatie van energie-efficiëntiemaatregelen, wanneer die de noodzaak tot uitbreiding of vervanging van elektriciteitscapaciteit op kostenefficiënte wijze verlichten en het efficiënt en veilig beheer van het distributiesysteem ondersteunen. De distributiesysteembeheerders kopen dergelijke diensten aan volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures, tenzij de regulerende instanties hebben vastgesteld dat de aankoop van dergelijke diensten economisch niet efficiënt is of dat een dergelijk aankoop zou leiden tot ernstige marktverstoringen of meer congestie.

2.   De distributiesysteembeheerders, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, of de regulerende instantie zelf, voorzien, ten minste op nationaal niveau, in een transparant en participatief proces waarbij alle potentiële systeemgebruikers en transmissiesysteembeheerders betrokken zijn, de specificaties voor het inkopen van flexibiliteitsdiensten en, indien van toepassing, gestandaardiseerde marktproducten voor deze diensten. De specificaties waarborgen een effectieve en niet-discriminerende deelname van alle marktdeelnemers, inclusief marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, exploitanten van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen. De distributiesysteembeheerders wisselen alle noodzakelijke informatie uit en werken samen met de transmissiesysteembeheerders om voor een optimaal gebruik van hulpbronnen te zorgen, het veilige en efficiënte beheer van het systeem te waarborgen en de marktontwikkeling te bevorderen. De distributiesysteembeheerders ontvangen een passende vergoeding voor de aankoop van dergelijke diensten, zodat zij ten minste hun overeenkomstige redelijke kosten kunnen terugverdienen, zoals de noodzakelijke uitgaven voor informatie- en communicatietechnologie en infrastructuurkosten.

3.   De ontwikkeling van een distributiesysteem wordt gebaseerd op een transparant netontwikkelingsplan dat ten minste om de twee jaar door de distributiesysteembeheerders bekend wordt gemaakt en bij de regulerende instantie wordt ingediend. In het netontwikkelingsplan wordt op transparante wijze beschreven welke flexibiliteitsdiensten op middellange en lange termijn vereist zijn en wordt aangegeven welke investeringen voor de komende vijf tot tien jaar worden gepland, met een bijzondere nadruk op de belangrijkste distributie-infrastructuur die vereist is voor de aansluiting van nieuwe productiecapaciteit en nieuwe belasting, inclusief oplaadpunten voor elektrische voertuigen. In het netontwikkelingsplan worden ook de vraagrespons, energie-efficiëntie, energieopslagfaciliteiten of andere hulpbronnen vermeld die de distributiesysteembeheerder moet gebruiken als alternatief voor de uitbreiding van het systeem.

4.   De distributiesysteembeheerder raadpleegt alle relevante systeemgebruikers en de relevante transmissiesysteembeheerders over het netontwikkelingsplan. De distributiesysteembeheerder maakt de resultaten van de raadpleging samen met het netontwikkelingsplan bekend en dient de resultaten van de raadpleging en het netontwikkelingsplan bij de regulerende instantie in. De regulerende instanties kunnen om wijzigingen van het plan verzoeken.

5.   De lidstaten kunnen besluiten de verplichting van lid 3 niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleinschalige geïsoleerde systemen bedienen.

Artikel 33

Integratie van elektromobiliteit in het elektriciteitsnet

1.   Onverminderd Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad (25), voorzien de lidstaten in het regelgevingskader dat nodig is om de aansluiting van openbaar toegankelijke en particuliere oplaadpunten op de distributienetten te bevorderen. De lidstaten zorgen ervoor dat distributiesysteembeheerders op een niet-discriminerende basis samenwerken met elke onderneming die oplaadpunten voor elektrische voertuigen bezit, ontwikkelt, exploiteert of beheert, ook wat de aansluiting op het net betreft.

2.   Distributiesysteembeheerders mogen geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren, behalve indien zij zelf particuliere oplaadpunten bezitten die uitsluitend voor eigen gebruik bestemd zijn.

3.   In afwijking van lid 2 mogen de lidstaten toestaan dat distributiesysteembeheerders oplaadpunten voor elektrische voertuigen bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

andere partijen, na een open, transparante en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure, die is getoetst en goedgekeurd door de regulerende instantie, hebben geen recht verworven om oplaadpunten voor elektrische voertuigen te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, of kunnen die diensten niet tegen redelijke kosten en binnen een redelijke termijn aanbieden;

b)

de regulerende instantie heeft een voorafgaande toetsing verricht van de voorwaarden van de onder a) bedoelde aanbestedingsprocedure en heeft haar goedkeuring verleend;

c)

de distributiesysteembeheerder exploiteert de oplaadpunten op basis van de toegang van derden overeenkomstig artikel 6, en hij discrimineert niet tussen systeemgebruikers of categorieën systeemgebruikers, en met name niet ten gunste van aan hem verwante bedrijven.

De regulerende instanties kunnen richtsnoeren of inkoopbepalingen opstellen om distributiesysteembeheerders te helpen billijke aanbestedingsprocedures te garanderen;

4.   Indien de lidstaten hebben voldaan aan de voorwaarden van lid 3, houden de lidstaten of hun aangewezen bevoegde instanties met regelmatige tussenpozen of ten minste om de vijf jaar een openbare raadpleging om opnieuw na te gaan of andere partijen eventueel belangstelling hebben om oplaadpunten voor elektrische voertuigen te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren. Indien uit de openbare raadpleging blijkt dat andere partijen in staat zijn dergelijke punten te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren, zien de lidstaten erop toe dat de activiteiten van distributiesysteembeheerders in dit verband worden uitgefaseerd, mits de in bedoeld in lid 3, onder a), bedoelde aanbestedingsprocedure met succes is voltooid. Als onderdeel van de voorwaarde van die procedure kunnen de regulerende instanties de distributiesysteembeheerder toestaan de restwaarde van zijn investering in oplaadinfrastructuur terug te verdienen.

Artikel 34

Taken van distributiesysteembeheerders met betrekking tot gegevensbeheer

De lidstaten zorgen ervoor dat alle in aanmerking komende partijen onder duidelijke en gelijke voorwaarden niet-discriminerende toegang tot gegevens hebben, in overeenstemming met de desbetreffende gegevensbeschermingsregels. In lidstaten waar slimme-metersystemen zijn ingevoerd overeenkomstig artikel 19 en distributiesysteembeheerders betrokken zijn bij het gegevensbeheer, bevatten de in artikel 35, lid 2, onder d), vermelde nalevingsprogramma's specifieke maatregelen om discriminerende toegang tot gegevens van in aanmerking komende partijen uit te sluiten zoals bepaald in artikel 23. Indien distributiesysteembeheerders niet zijn onderworpen aan artikel 35, lid 1, 2 of 3, nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat verticaal geïntegreerde bedrijven geen bevoorrechte toegang tot gegevens hebben voor de verstrekking van hun leveringsdiensten.

Artikel 35

Ontvlechting van distributiesysteembeheerders

1.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van de distributiesysteembeheerder af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

2.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, is hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te bereiken, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van distributiesysteembeheerder mogen niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, transmissie of levering van elektriciteit;

b)

er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerders, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;

c)

de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor het beheer, het onderhoud of de ontwikkeling van het net. Om deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, fysieke en financiële middelen. Dit zou geen beletsel mogen vormen voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 59, lid 7, in een dochteronderneming beschermd worden. Hierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig equivalent instrument van de distributiesysteembeheerder goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochteronderneming vast te stellen. Het biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument, en

d)

de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 57, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt. De nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.

3.   Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

4.   De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde elektriciteitsbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen, of die kleinschalige geïsoleerde systemen bedienen.

Artikel 36

Eigendom van energieopslagfaciliteiten door distributiesysteembeheerders

1.   Distributiesysteembeheerders mogen geen energieopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat distributiesysteembeheerders energieopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren indien het gaat om volledig geïntegreerde netwerkcomponenten, en de regulerende instantie haar goedkeuring heeft verleend of indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

andere partijen, na een open, transparante en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure, die is getoetst en goedgekeurd door de regulerende instantie, hebben geen recht verworven om dergelijke faciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, of kunnen die diensten niet tegen redelijke kosten en binnen een redelijke termijn aanbieden;

b)

dergelijke faciliteiten zijn nodig voor de nakoming door de distributiesysteembeheerders van de krachtens deze richtlijn op hen rustende verplichtingen met betrekking tot een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het distributiesysteem en de faciliteiten worden niet gebruikt om elektriciteit op de elektriciteitsmarkten te kopen of te verkopen, en

c)

de regulerende instantie heeft de noodzaak van een dergelijke afwijking beoordeeld, heeft de aanbestedingsprocedure, waaronder de voorwaarden van die aanbestedingsprocedure, geëvalueerd, en heeft haar goedkeuring verleend.

De regulerende instanties kunnen richtsnoeren of inkoopbepalingen opstellen om distributiesysteembeheerders te helpen billijke aanbestedingsprocedures te garanderen.

3.   De regulerende instanties houden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de vijf jaar een openbare raadpleging over de bestaande energieopslagfaciliteiten om de potentiële beschikbaarheid en belangstelling om in dergelijke faciliteiten te investeren te evalueren. Indien uit de openbare raadpleging, zoals geëvalueerd door de regulerende instantie, blijkt dat derden in staat zijn dergelijke installaties op een kosteneffectieve manier te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren, ziet de regulerende instantie erop toe dat de activiteiten van de distributiesysteembeheerders in dit verband binnen 18 maanden worden uitgefaseerd. Als onderdeel van de voorwaarden van die procedure kunnen de regulerende instanties distributiesysteembeheerders toestaan een redelijke vergoeding te ontvangen, met name de restwaarde van hun investering in energieopslagfaciliteiten terug te verdienen.

4.   Lid 3 is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten of voor de gebruikelijke afschrijvingsperiode van nieuwe batterij-opslagfaciliteiten met een definitieve investeringsbeslissing vóór 4 juli 2019, op voorwaarde dat dergelijke batterij-opslagfaciliteiten:

a)

uiterlijk twee jaar daarna met het netwerk verbonden zijn;

b)

in het distributiesysteem zijn geïntegreerd;

c)

uitsluitend worden gebruikt voor het reactief onmiddellijk herstellen van de veiligheid van het netwerk in noodgevallen, wanneer een dergelijk herstelmaatregel onmiddellijk van kracht wordt en wordt beëindigd zodra reguliere redispatching in staat is het probleem op te lossen, en

d)

niet worden gebruikt om elektriciteit te kopen of te verkopen op de elektriciteitsmarkten, met inbegrip van balanceringsmarkten.

Artikel 37

Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders

Onverminderd artikel 55 of enige andere wettelijk vereiste tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt de distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.

Artikel 38

Gesloten distributiesystemen

1.   De lidstaten kunnen voorzien in regulerende instanties of andere bevoegde instanties om een systeem dat elektriciteit distribueert binnen een geografisch afgebakende industriële of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van elektriciteit voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:

a)

het beheer of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd is, of

b)

het systeem primair elektriciteit distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.

2.   Gesloten distributiesystemen worden voor de toepassing van deze richtlijn als distributiesystemen beschouwd. De lidstaten kunnen voorzien in regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem te ontheffen van:

a)

de vereiste van artikel 31, leden 5 en 7, om de energie die hij gebruikt om energieverliezen te dekken en in de niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten in zijn systeem te voorzien, te kopen volgens transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;

b)

de vereiste van artikel 6, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten overeenkomstig artikel 59, lid 1, worden goedgekeurd alvorens zij in werking treden;

c)

de vereisten van artikel 32, lid 1, om flexibiliteitsdiensten te kopen en van artikel 32, lid 3, om het systeem van de exploitant te ontwikkelen op basis van netwerkontwikkelingsplannen;

d)

de vereiste van artikel 33, lid 2, om geen oplaadpunten voor elektrische voertuigen te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, en

e)

de vereiste van artikel 36, lid 1, om geen energieopslagfaciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren.

3.   Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 59, lid 1, op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem.

4.   Incidenteel gebruik door een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en gevestigd zijn in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem wordt bediend, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.

Artikel 39

Gecombineerd beheer

Artikel 35, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie- en distributiesystemendoor een systeembeheerder, mits de beheerder voldoet aan de voorwaarden van artikel 43, lid 1, of van de artikelen 44 en 45, of van deel 3 van hoofdstuk VI, of dat de beheerder onder artikel 66, lid 3, valt.

HOOFDSTUK V

ALGEMENE VOORSCHRIFTEN VAN TOEPASSING OP TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDERS

Artikel 40

Taken van transmissiesysteembeheerders

1.   Elke transmissiesysteembeheerder heeft de volgende verantwoordelijkheden:

a)

ervoor zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie van elektriciteit en zorgen voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van veilige, betrouwbare en efficiënte transmissiesystemen, met inachtneming van het milieu, in nauwe samenwerking met aangrenzende transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders;

b)

zorgen voor afdoende middelen om te voldoen aan zijn verplichtingen;

c)

bijdragen tot de voorzieningszekerheid door te zorgen voor toereikende transmissiecapaciteit en betrouwbaarheid van het systeem;

d)

het beheer van de elektriciteitsstromen op het systeem, waarbij hij rekening houdt met het elektriciteitsverkeer van en naar andere stelsels van systemen. Daartoe zorgt de transmissiesysteembeheerder voor een veilig, betrouwbaar en efficiënt elektriciteitssysteem en ziet er in dit verband op toe dat de nodige ondersteunende diensten beschikbaar zijn, waaronder op het gebied van vraagrespons en energieopslagfaciliteiten, voor zover die beschikbaarheid onafhankelijk is van andere transmissiesystemen waaraan zijn systeem gekoppeld is;

e)

de beheerder van andere systemen waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende informatie verschaffen om het zeker en efficiënt beheer, de gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen;

f)

zich onthouden van discriminatie tussen systeemgebruikers of categorieën systeemgebruikers, met name van die ten gunste van verwante bedrijven;

g)

de systeemgebruikers de informatie verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben;

h)

het innen van congestielasten en betalingen in het kader van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2019/943, het verlenen en beheren van toegang van derden en het motiveren van besluiten tot een weigering van dergelijke toegang, onder toezicht van de regulerende instanties, en bij de uitvoering van hun werkzaamheden uit hoofde van dit artikel in de eerste plaats de integratie van de markt vergemakkelijken;

i)

ondersteunende diensten kopen om de operationele veiligheid te waarborgen;

j)

een kader voor de samenwerking en coördinatie tussen de regionale operationele centra vaststellen;

k)

deelnemen aan de opstelling van de Europese en nationale hulpbrontoereikendheidsbeoordelingen op grond van hoofdstuk IV van Verordening (EU) 2019/943;

l)

de digitalisering van transmissiesystemen;

m)

gegevensbeheer, met inbegrip van de ontwikkeling van systemen voor gegevensbeheer, cyberbeveiliging en gegevensbescherming, met inachtneming van de toepasselijke regels en onverminderd de bevoegdheden van andere instanties.

2.   De lidstaten mogen bepalen dat één of meer van de in lid 1 van dit artikel vermelde verantwoordelijkheden worden toegewezen aan een andere transmissiesysteembeheerder dan die welke het transmissiesysteem bezit waarop de desbetreffende verantwoordelijkheden van toepassing zijn. De transmissiesysteembeheerder waaraan de taken zijn toegewezen, wordt gecertificeerd in het kader van het model van de ontvlechting van de eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerder, en voldoet aan de in artikel 43 vastgestelde vereisten, maar wordt niet vereist het onder zijn verantwoordelijkheid vallende transmissiesysteem niet bezitten.

De transmissiesysteembeheerder die het transmissiesysteem bezit, voldoet aan de vereisten van hoofdstuk VI en wordt gecertificeerd overeenkomstig artikel 43. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerders zijn gecertificeerd, om op hun initiatief en onder hun toezicht, bepaalde taken te delegeren aan andere transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerderzijn gecertificeerd, indien deze delegatie van taken de effectieve en onafhankelijke besluitvormingsbevoegdheden van de delegerende transmissiesysteembeheerder niet in het gedrang brengt.

3.   Bij de uitvoering van de in lid 1 bedoelde taken houdt de transmissiesysteembeheerder rekening met de door de regionale coördinatiecentra opgestelde aanbevelingen.

4.   Bij de uitvoering van de in lid 1, onder i), bedoelde taak koopt de transmissiesysteembeheerder balanceringsdiensten onder voorwaarde van:

a)

transparante, niet-discriminerende en marktgebaseerde procedures;

b)

de deelname van alle in aanmerking komende elektriciteitsbedrijven en marktdeelnemers, waaronder marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, exploitanten van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder b), stellen regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders, in nauwe samenwerking met alle marktdeelnemers, technische vereisten op voor deelname aan deze markten op basis van de technische kenmerken van die markten.

5.   Lid 4 is van toepassing op de verstrekking van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten door transmissiesysteembeheerders, tenzij de regulerende instantie heeft tot het oordeel is gekomen dat de markt- gebaseerde verstrekking van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten economisch niet efficiënt is en een afwijking heeft toegestaan. Het regelgevingskader zorgt er in het bijzonder voor dat transmissiesysteembeheerders degelijke diensten kunnen kopen van aanbieders van vraagrespons of energieopslag, en bevorderen de acceptatie van energie-efficiëntiemaatregelen, wanneer die de noodzaak tot uitbreiden of vervangen van elektriciteitscapaciteit op kosten-efficiënte wijze verlichten en het efficiënt en veilig beheer van het transmissiesysteem ondersteunen.

6.   De transmissiesysteembeheerders, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie, of de regulerende instantie zelf, voorzien, ten minste op landelijk niveau, in een transparant en participatief proces waarbij alle potentiële systeemgebruikers en de distributiesysteembeheerder betrokken zijn, de specificaties voor het kopen van niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en, indien van toepassing, gestandaardiseerde marktproducten voor de desbetreffende diensten. De specificaties waarborgen de effectieve en niet-discriminerende deelname van alle marktdeelnemers, waaronder marktdeelnemers die energie uit hernieuwbare bronnen aanbieden, marktdeelnemers die aan vraagrespons doen, exploitanten van energieopslagfaciliteiten en marktdeelnemers die aan aggregatie doen. De transmissiesysteembeheerders wisselen alle noodzakelijke informatie uit en werken samen met de distributiesysteembeheerders om voor een optimaal gebruik van hulpbronnen te zorgen, het veilige en efficiënte beheer van het systeem te waarborgen en de marktontwikkeling te bevorderen. De transmissiesysteembeheerders ontvangen een passende vergoeding voor de aankoop van dergelijke diensten, zodat zij ten minste de overeenkomstige redelijke kosten kunnen terugverdienen, zoals de noodzakelijke uitgaven voor informatie- en communicatietechnologie en infrastructuurkosten.

7.   De in lid 5 bedoelde verplichting om niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten te kopen is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten.

8.   De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties mogen transmissiesysteembeheerders toestaan andere taken uit te voeren dan die welke worden genoemd in deze richtlijn en in Verordening (EU) 2019/943 indien die faciliteiten nodig zijn voor de nakoming door de transmissiesysteembeheerders van de krachtens deze richtlijn of Verordening (EU) 2019/943 op hen rustende verplichtingen, mits de regulerende instantie de noodzaak van een dergelijke afwijking heeft beoordeeld. Dit lid laat het recht van de transmissiesysteembeheerders om netwerken die geen elektriciteitsnetwerken zijn te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren onverlet, indien de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie dergelijk recht heeft verleend.

Artikel 41

Vertrouwelijkheids- en transparantievereisten voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen

1.   Onverminderd artikel 55 of een andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissiesysteembeheerder en elke eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geeft hij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van het bedrijf, tenzij die openbaarmaking noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.

2.   Transmissiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van elektriciteit door verwante bedrijven geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.

3.   Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie onverlet.

Artikel 42

Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van nieuwe productie-installaties en energieopslagfaciliteiten op het transmissiesysteem

1.   De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe productie-installaties en energieopslagfaciliteiten op het transmissiesysteem en publiceert deze. Die procedures zijn onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instanties.

2.   De transmissiesysteembeheerder heeft niet het recht de aansluiting van een nieuwe productie-installatie of energieopslagfaciliteit te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare capaciteit op het net, bijvoorbeeld congestie in afgelegen delen van het transmissiesysteem. De transmissiesysteembeheerder verstrekt de nodige informatie.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor transmissiesysteembeheerders om de gegarandeerde aansluitingscapaciteit te beperken of aansluitingen met operationele beperkingen aan te bieden, teneinde de economische efficiëntie van nieuwe productie-installaties of energieopslagfaciliteiten te waarborgen, mits dergelijke beperkingen zijn goedgekeurd door de regulerende instantie. De regulerende instantie zorgt ervoor dat eventuele beperkingen in de gegarandeerde aansluitingscapaciteit of operationele beperkingen worden ingesteld op basis van transparante en niet-discriminerende procedures en geen onnodige belemmeringen voor de markttoegang met zich meebrengen. Indien de productie-installatie of energieopslagfaciliteit de kosten draagt voor het garanderen van onbeperkte aansluiting gelden er geen beperkingen.

3.   Transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht een nieuw aansluitpunt te weigeren op de grond dat het tot extra kosten zou leiden als gevolg van de noodzakelijke capaciteitsvergroting van systeemonderdelen in de directe omgeving van het aansluitpunt.

HOOFDSTUK VI

ONTVLECHTING VAN TRANSMISSIESYSTEEMBEHEERDERS

Deel 1

Ontvlechting van de eigendom

Artikel 43

Ontvlechting van eigendom van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

elke onderneming die een transmissiesysteem bezit, handelt als een transmissiesysteembeheerder;

b)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:

i)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of

ii)

direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat een van de functies van productie of levering uitvoert;

c)

dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of enig recht uit te oefenen over een bedrijf dat een van de functies van productie of levering uitvoert, en

d)

dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, zowel van een bedrijf dat een van de functies van productie of levering uitvoert, als van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.

2.   De in lid 1, onder b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:

a)

de bevoegdheid om stemrecht uit te oefenen;

b)

de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of

c)

het hebben van een meerderheidsaandeel.

3.   Voor de toepassing van lid 1, onder b), omvat het begrip "bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht" het begrip "bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht" in de zin van Richtlijn 2009/73/EG, en omvatten de begrippen "transmissiesysteembeheerder" en "transmissiesysteem" de begrippen "transmissiesysteembeheerder", respectievelijk "transmissiesysteem" in de zin van die richtlijn.

4.   De in lid 1, onder a), vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die transmissiesystemen bezitten, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van het betrokken transmissiesysteem. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 44 als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiesysteembeheerder voor de toepassing van deel 3 erkend is.

5.   Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, een bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.

6.   De lidstaten waken erover dat de in artikel 41 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, niet worden overgedragen aan bedrijven die een van de functies van productie of levering verrichten.

7.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf.

In dat geval besluit de betrokken lidstaat:

a)

een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 44, of

b)

deel 3 na te leven.

8.   De lidstaten kunnen besluiten lid 1 niet toe te passen als het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan deel 3.

9.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 8 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 52, leden 4, 5 en 6, van deze richtlijn, en van artikel 51 van Verordening (EU) 2019/943, ten gevolge waarvan de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan deel 3 van dit hoofdstuk.

10.   Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.

11.   Bedrijven die een van de functies van productie of levering verrichten mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen over ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.

Deel 2

Onafhankelijke systeembeheerders

Artikel 44

Onafhankelijke systeembeheerders

1.   Wanneer het transmissiesysteem op 3 september 2009 tot een verticaal geïntegreerd bedrijf behoort, kunnen de lidstaten besluiten artikel 43, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aanwijzen. Deze moet door de Commissie worden goedgekeurd.

2.   De regulerende instantie mag een onafhankelijke systeembeheerder goedkeuren en aanwijzen mits:

a)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorschriften van artikel 43, lid 1, onder b), c) en d);

b)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische en fysieke middelen om de in artikel 40 omschreven taken uit te voeren;

c)

de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;

d)

de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen. Daartoe stelt hij alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-beheerder en van alle andere betrokken entiteiten, en

e)

de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2019/943, kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.

3.   Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 53 en lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 52 van deze richtlijn en artikel 51 van Verordening (EU) 2019/943, hetzij van artikel 53 van deze richtlijn, is van toepassing.

4.   Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, inclusief het innen van een toegangsheffing, congestielasten en betalingen in het kader van het vergoedingsmechanisme tussen transmissiesysteembeheerders overeenkomstig artikel 49 van Verordening (EU) 2019/943, alsmede voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en om ervoor te zorgen dat door een afdoende investeringsplanning het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de vergunningsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit deel. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden en ook niet voor de investeringsplanning.

5.   Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:

a)

de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;

b)

de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of stemt ermee in dat die investeringen door een belanghebbende partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd. De toepasselijke financiële regelingen worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Alvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van het transmissiesysteem samen met andere belanghebbende partijen;

c)

de dekking van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder, en

d)

waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er op grond van punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een belanghebbende partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.

6.   In nauwe samenwerking met de regulerende instantie worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de eigenaar van een transmissiesysteem van zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 daadwerkelijk te monitoren.

Artikel 45

Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen

1.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerd bedrijf onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie samenhangende activiteiten.

2.   Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:

a)

personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, distributie en levering van elektriciteit;

b)

er worden passende maatregelen genomen teneinde ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren, en

c)

de eigenaar van een transmissiesysteem stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. De persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit verslag wordt bekendgemaakt.

Deel 3

Onafhankelijke transmissiesysteembeheerders

Artikel 46

Activa, uitrusting, personeel en identiteit

1.   Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit uit te voeren, met name:

a)

de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;

b)

het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van elektriciteit, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;

c)

het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Dit belet echter niet dat de transmissiesysteembeheerder diensten verricht ten behoeve van het verticaal geïntegreerd bedrijf, mits:

i)

de verrichting van deze diensten geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en

ii)

de voorwaarden van de verrichtingen van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;

d)

onverminderd de besluiten van het in artikel 49 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld voor de transmissiesysteembeheerder door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.

2.   De werkzaamheden van transmissie van elektriciteit omvatten, naast de in artikel 40 genoemde, ten minste de volgende taken:

a)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder en onderhoud van contacten met derde partijen en de regulerende instanties;

b)

vertegenwoordiging van de transmissiesysteembeheerder binnen het ENTSB voor elektriciteit;

c)

toewijzing en beheer van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;

d)

inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen, energie voor verliezen en heffingen voor ondersteunende diensten;

e)

exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;

f)

investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de voorzieningszekerheid kan waarborgen;

g)

oprichting van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, elektriciteitsbeurzen, en de andere relevante actoren bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren, en

h)

alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.

3.   De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (26).

4.   De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring wat betreft de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.

5.   De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.

6.   De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.

Artikel 47

Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder

1.   Onverminderd de besluiten van het in artikel 49 bedoelde controleorgaan:

a)

beschikt de transmissiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het verticaal geïntegreerde bedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor het beheer, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en

b)

is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.

2.   De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij te allen tijde beschikt over de nodige middelen om de werkzaamheden van transmissie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.

3.   Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoeren, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering uitvoert, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.

4.   De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit deel. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het op grond van artikel 51 ontwikkelde tienjarige netontwikkelingsplan.

5.   Bij het vervullen van de in artikel 40 en artikel 46, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 16, 18, 19 en 50 van Verordening (EU) 2019/943, benadelen transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.

6.   De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteembeheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.

7.   De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.

8.   De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 46, lid 1, onder d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande activa.

9.   Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of schaadt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en het verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.

10.   Een onderneming die door de regulerende instantie gecertificeerd is als een bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 52 van deze richtlijn en artikel 51 van Verordening (EU) 2019/943, hetzij van artikel 53 van deze richtlijn, is van toepassing.

Artikel 48

Onafhankelijkheid van het personeel en van het beheer van de transmissiesysteembeheerder

1.   Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die onder deze alinea vallen, worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 49.

2.   De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.

De regulerende instantie mag tegen de in lid 1 bedoelde besluiten bezwaar aantekenen:

a)

als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of

b)

in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.

3.   In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.

4.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

5.   De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.

6.   Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.

7.   Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

8.   Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.

De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.

De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en/of op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met het beheer, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.

Artikel 49

Controleorgaan

1.   De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het op grond van artikel 51 ontwikkelde tienjarige netontwikkelingsplan, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.

2.   Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de relevante nationale regels dat voorschrijft, leden die andere belanghebbende partijen vertegenwoordigen, zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.

3.   Artikel 48, lid 2, eerste alinea, en artikel 48, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op minstens de helft min één van de leden van het controleorgaan.

Artikel 48, lid 2, tweede alinea, onder b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.

Artikel 50

Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de regulerende instantie wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.

2.   Het controleorgaan benoemt de nalevingsfunctionaris, onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instantie. De regulerende instantie mag de goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 8 van artikel 48 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.

3.   De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:

a)

monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma;

b)

opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;

c)

verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;

d)

in kennis stellen van de regulerende instantie van elke aanzienlijke inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma, en

e)

verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.

4.   De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het management en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.

5.   Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden uitgevoerd, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net worden voorkomen of uitgesteld, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens handelt overeenkomstig artikel 51.

6.   De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer van alle middelen te verschaffen die nodig zijn om de taken van de nalevingsfunctionaris te vervullen. Tijdens zijn of haar mandaat mag de nalevingsfunctionaris – al dan niet rechtstreeks – geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.

7.   De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.

8.   De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het management of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:

a)

voorwaarden voor toegang tot het net als vastgelegd in Verordening (EU) 2019/943, met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, ondersteunende diensten en secundaire markten;

b)

projecten om het transmissiesysteem te beheren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen voor interconnectie en aansluiting;

c)

aankoop en verkoop van energie die nodig is voor het beheer van het transmissiesysteem.

9.   De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 41 naleeft.

10.   De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.

11.   De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.

12.   Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.

Artikel 51

Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen

1.   De transmissiesysteembeheerder legt, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de regulerende instantie ten minste om de twee jaar een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. Het netontwikkelingsplan bevat efficiënte maatregelen om de doelmatigheid van het systeem en de voorzieningszekerheid te garanderen. De transmissiesysteembeheerder maakt het tienjarig netontwikkelingsplan bekend op zijn website.

2.   Het tienjarig netwerkontwikkelingsplan moet met name:

a)

de marktdeelnemers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;

b)

alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en

c)

een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten.

3.   Bij de opstelling van het tienjarig netontwikkelingsplan houdt de transmissiesysteembeheerder volledig rekening met het potentiële gebruik van vraagrespons, energieopslagfaciliteiten of andere hulpbronnen als alternatieven voor uitbreiding van het systeem, alsook het verwachte verbruik en de handel met andere landen, en met de investeringsplannen voor Uniebrede en regionale netten.

4.   De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. De regulerende instantie maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.

5.   De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met het in artikel 30, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde niet-bindend Uniebreed tienjarige netontwikkelingsplan. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het Uniebreed tienjarig netontwikkelingsplan, raadpleegt de regulerende instantie ACER. De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netontwikkelingsplan wijzigt.

De bevoegde nationale instanties onderzoeken de consistentie van het tienjarige netontwikkelingsplan met het overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 ingediende nationale energie- en klimaatplan.

6.   De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan.

7.   Ingeval de transmissiesysteembeheerder om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die uit hoofde van het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien zulke investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:

a)

eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;

b)

voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders, of

c)

de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.

8.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in lid 7, onder b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:

a)

financiering door een derde partij;

b)

bouw door een derde partij;

c)

opbouw van de betrokken activa zelf, of

d)

beheer exploitatie van het betrokken actief zelf.

De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.

De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.

9.   Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7 dekken de toepasselijke tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.

Deel 4

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

Artikel 52

Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders

1.   Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4, 5 en 6, van dit artikel, en van artikel 51 van Verordening (EU) 2019/943.

2.   Bedrijven die op grond van onderstaande certificeringsprocedure door de regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 43, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders. De aanwijzing van transmissiesysteembeheerders wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3.   De transmissiesysteembeheerders stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie van hun naleving van de eisen van artikel 43 kan vereisen.

4.   De regulerende instanties zien erop toe dat de transmissiesysteembeheerders de eisen van artikel 43 permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure op om bedoelde naleving te waarborgen:

a)

wanneer zij een kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder op grond van lid 2 ontvangen;

b)

op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed over transmissiesysteemeigenaars of -beheerders kan leiden tot een inbreuk op artikel 43, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of

c)

op een gemotiveerd verzoek van de Commissie.

5.   De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder binnen vier maanden na de datum van de kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na afronding van de procedure van lid 6.

6.   Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 51 van Verordening (EU) 2019/943.

7.   De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerder en bedrijven die een van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.

8.   De regulerende instantie en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens in acht.

Artikel 53

Certificering met betrekking tot derde landen

1.   Indien de eigenaar van een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.

De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap verkrijgen over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder.

2.   De transmissiesysteembeheerder stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap verkrijgen over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder.

3.   De regulerende instantie neemt binnen vier maanden na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder. De instantie weigert de certificering indien niet is aangetoond:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 43, en

b)

ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Unie. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere bevoegde nationale instantie rekening met:

i)

de rechten en verplichtingen die de Unie heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt;

ii)

de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het recht van de Unie, en

iii)

andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.

4.   Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.

5.   De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onder b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:

a)

dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 43, en

b)

de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie.

6.   De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.

Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij om de standpunten van ACER verzoeken, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met twee maanden verlengd.

Als de Commissie niet binnen de in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.

7.   Wanneer zij beoordeelt of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Unie, houdt de Commissie rekening met:

a)

de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen, en

b)

de rechten en verplichtingen van de Unie met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Unie partij is en waarin de voorzieningszekerheid aan bod komt.

8.   De regulerende instantie neemt, binnen twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de regulerende instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat of de energievoorzieningszekerheid van een andere lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde nationale instantie heeft aangewezen om over lid 3, onder b), te oordelen, mag hij van de regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde nationale instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat samen met dit besluit de motivering van dergelijk besluit.

9.   Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het recht van de Unie, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.

10.   Dit artikel, met uitzondering van lid 3, onder a), is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 66 geldt.

Artikel 54

Eigendom van energieopslagfaciliteiten door transmissiesysteembeheerders

1.   Transmissiesysteembeheerders bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren geen energieopslagfaciliteiten.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten toestaan dat transmissiesysteembeheerders energieopslagfaciliteiten bezitten, ontwikkelen, beheren of exploiteren indien het gaat om volledig geïntegreerde netwerkcomponenten, mits de regulerende instantie haar goedkeuring heeft verleend of aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

andere partijen hebben, na een open, transparante en niet-discriminerende aanbestedingsprocedure, die is getoetst en goedgekeurd door de regulerende instantie, geen recht verworven om dergelijke faciliteiten te bezitten, te ontwikkelen, te beheren of te exploiteren, of kunnen die diensten niet tegen redelijke kosten en binnen een redelijke termijn verrichten;

b)

dergelijke faciliteiten of niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten zijn nodig voor de nakoming door de transmissiesysteembeheerders van de krachtens deze richtlijn op hen rustende verplichtingen met betrekking tot een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het transmissiesysteem en worden niet gebruikt om elektriciteit te kopen of te verkopen op de elektriciteitsmarkten, en

c)

de regulerende instantie heeft de noodzaak van een dergelijke afwijking beoordeeld, heeft de toepasselijkheid van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van de voorwaarden van de aanbestedingsprocedure, vooraf geëvalueerd, en heeft haar goedkeuring verleend.

De regulerende instanties kunnen richtsnoeren of aanbestedingsclausules opstellen om transmissiesysteembeheerders te helpen billijke aanbestedingsprocedures te garanderen.

3.   Het besluit tot afwijking wordt meegedeeld aan de Commissie en ACER, samen met relevante informatie over het verzoek en de redenen waarom de afwijking wordt toegestaan.

4.   De regulerende instanties houden met regelmatige tussenpozen en ten minste om de vijf jaar een openbare raadpleging over de bestaande energieopslagfaciliteiten om de potentiële beschikbaarheid en belangstelling van andere partijen in dergelijke faciliteiten te investeren na te gaan. Indien uit de openbare raadpleging, zoals geëvalueerd door de regulerende instantie, blijkt dat derden in staat zijn dergelijke installaties op een kosteneffectieve manier te bezitten, te ontwikkelen, te exploiteren of te beheren, ziet de regulerende instantie erop toe dat de activiteiten van transmissiesysteembeheerders in dit verband binnen 18 maanden worden uitgefaseerd. Als onderdeel van de voorwaarden voor die procedure kunnen de regulerende instanties transmissiesysteembeheerders toestaan een redelijke vergoeding te ontvangen, met name de restwaarde van hun investering in de energieopslagfaciliteiten terug te verdienen.

5.   Lid 4 is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten of voor de gebruikelijke afschrijvingsperiode van nieuwe batterij-opslagfaciliteiten met een definitieve investeringsbeslissing vóór 2024, op voorwaarde dat dergelijke batterij-opslagfaciliteiten:

a)

uiterlijk twee jaar daarna met het netwerk zijn verbonden;

b)

in het transmissiesysteem zijn geïntegreerd;

c)

uitsluitend worden gebruikt voor het reactief onmiddellijk herstellen van de veiligheid van het netwerk in noodgevallen, wanneer een dergelijke herstelmaatregel direct van kracht wordt en wordt beëindigd zodra reguliere redispatching in staat is het probleem op te lossen, en

d)

niet worden gebruikt om elektriciteit te kopen of te verkopen op de elektriciteitsmarkten, met inbegrip van balanceringsmarkten.

Deel 5

Ontvlechting en transparantie van de boekhouding

Artikel 55

Recht op inzage van de boekhouding

1.   De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 57 bedoelde regulerende instanties, hebben recht op inzage van de boekhouding van de elektriciteitsbedrijven overeenkomstig artikel 56, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.

2.   De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de regulerende instanties, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar die openbaarmaking voor de uitvoering van de taken van de bevoegde instanties nodig is.

Artikel 56

Ontvlechting van de boekhouding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van elektriciteitsbedrijven wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 en 3.

2.   Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden elektriciteitsbedrijven zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van Richtlijn 2013/34/EU.

Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.

3.   Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren elektriciteitsbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie- en distributieactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende bedrijven werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van elektriciteit, die geen verband houden met transmissie en distributie. Inkomsten die voortvloeien uit de eigendom van het transmissie- of distributiesysteem worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten. De interne boekhouding bevat per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.

4.   Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan of de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidiëring zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.

HOOFDSTUK VII

REGULERENDE INSTANTIES

Artikel 57

Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties

1.   Iedere lidstaat wijst één enkele regulerende instantie op nationaal niveau aan.

2.   Lid 1 belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op niveau van de Unie in de raad van regulators van ACER één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2019/942.

3.   In afwijking van lid 1 kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine netten aanwijzen in een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het totale verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau in de raad van regulators van ACER overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) 2019/942 wordt door deze afwijking onverlet gelaten.

4.   De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving zijn opgelegd:

a)

juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van andere publieke of particuliere entiteiten;

b)

ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:

i)

onafhankelijk zijn van marktbelangen, en

ii)

bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 59 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.

5.   Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, waken de lidstaten er met name over dat:

a)

de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan;

b)

de regulerende instantie beschikt over alle benodigde personele en financiële middelen om haar taken en bevoegdheden op doeltreffende en efficiënte wijze uit te voeren;

c)

de regulerende instantie een afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzing en autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting heeft;

d)

de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd;

e)

de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld op grond van objectieve, transparante en bekendgemaakte criteria, volgens een onafhankelijke en onpartijdige procedure, waarmee wordt gegarandeerd dat de kandidaten voor de relevante positie in de regulerende instantie over de vereiste vaardigheden en ervaring beschikken;

f)

bepalingen inzake belangenconflicten worden vastgesteld en de vertrouwelijkheidsverplichtingen zich over een periode uitstrekken die het einde van het mandaat van de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, het einde van het mandaat van de hogere leiding van de regulerende instantie, overschrijdt;

g)

de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, uitsluitend op basis van geldende transparante criteria kunnen worden ontslagen.

In verband met punt d) van de eerste alinea, voorzien de lidstaten in een adequaat roulatieschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens het nationale recht schuldig zijn geweest aan wangedrag.

6.   De lidstaten kunnen voorzien in de controle achteraf van de jaarrekeningen van de regulerende instanties door een onafhankelijke auditor.

7.   Uiterlijk op 5 juli 2022 en vervolgens om de vier jaar dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de naleving door de nationale instanties van het in dit artikel vastgelegd onafhankelijkheidsbeginsel.

Artikel 58

Algemene doelstellingen van de regulerende instantie

Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie, in nauw overleg met de andere betrokken nationale instanties, waaronder de mededingingsautoriteiten, alsook instanties, met inbegrip van regulerende instanties, van naburige lidstaten en, in voorkomend geval, naburige derde landen, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden, alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld in artikel 59:

a)

de bevordering, in nauwe samenwerking met de regulerende instanties van andere lidstaten, de Commissie en ACER, van een door concurrentie gekenmerkte, flexibele, zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor elektriciteit binnen de Unie en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Unie, en waarborging dat elektriciteitsnetten op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn;

b)

de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale, grensoverschrijdende markten binnen de Unie met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;

c)

het opheffen van alle beperkingen voor handel in elektriciteit tussen de lidstaten, inclusief de ontwikkeling van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken, hetgeen de elektriciteitsstromen in de Unie kan faciliteren;

d)

bijdragen tot de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, en de adequaatheid van systemen bevorderen alsmede, aansluitend bij de doelstellingen van het algemene energiebeleid, de energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienetwerken, alsook het beheer ervan met betrekking tot andere energienetwerken voor gas of warmte vergemakkelijken;

e)

de toegang van nieuwe productiecapaciteit en energieopslagfaciliteiten tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen weg te nemen;

f)

ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie, en met name de energie-efficiëntie, van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;

g)

ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van een hoog niveau van consumentenbescherming in nauwe samenwerking met de desbetreffende consumentenbeschermingsautoriteiten;

h)

bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van universele en van openbare dienstverlening bij het leveren van elektriciteit, tot de bescherming van kwetsbare afnemers en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor de overstap van leverancier door de afnemer.

Artikel 59

Taken en bevoegdheden van de regulerende instanties

1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor of beide;

b)

ervoor zorgen dat transmissie- en distributiesysteembeheerders, en in voorkomend geval de betrokken systeemeigenaars, alsmede alle elektriciteitsbedrijven en andere marktdeelnemers hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) 2019/943, de op grond van de artikelen 59, 60 en 61 van Verordening (EU) 2019/943 vastgestelde netwerkcodes, en het andere toepasselijke recht van de Unie, waaronder wat betreft grensoverschrijdende kwesties, alsook de besluiten van ACER, naleven;

c)

er in nauwe samenwerking met de andere regulerende instanties voor zorgen dat het ENTSB voor elektriciteit, de EU-DSB-entiteit hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) 2019/943, de op grond van de artikelen 59, 60 en 61van Verordening (EU) 2019/943 vastgestelde netwerkcodes en richtsnoeren, en ander toepasselijk Unierecht, waaronder wat betreft grensoverschrijdende kwesties, evenals de besluiten van ACER, naleven, en gezamenlijk de niet-naleving door het ENTSB voor elektriciteit en de EU-DSB-entiteit van hun respectievelijke verplichtingen vaststellen; indien de regulerende instanties er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken binnen een periode van vier maanden na het begin van de raadplegingen met het oog op de gezamenlijke vaststelling van niet-naleving, wordt de kwestie ingevolge artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942 voor een beslissing aan ACER voorgelegd.

d)

goedkeuren van producten en aanbestedingsprocedures voor niet-frequentiegerelateerde ondersteunende diensten;

e)

uitvoeren van de op grond van de artikelen 59, 60 en 61 van Verordening (EU) 2019/943 vastgestelde netcodes en richtsnoeren door middel van nationale maatregelen of, in voorkomend geval, gecoördineerde regionale maatregelen of maatregelen op Unieniveau;

f)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met ACER, met name door deelname aan de werkzaamheden van de raad van regulators van ACER op grond van artikel 21 van Verordening (EU) 2019/942;

g)

naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van de Commissie en ACER;

h)

ervoor zorgen dat transmissiesysteembeheerders ingevolge artikel 16 van Verordening (EU) 2019/943 zo veel mogelijk interconnectorcapaciteit beschikbaar stellen;

i)

op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de betrokken autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en ACER, met inbegrip van de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;

j)

erover waken dat geen sprake is van kruissubsidiëring tussen activiteiten met betrekking tot transmissie, distributie en levering of andere al dan niet op elektriciteitsgebied liggende activiteiten;

k)

toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het Uniebreed netontwikkelingsplan; een dergelijke beoordeling kan aanbevelingen voor de wijziging van die investeringsplannen omvatten;

l)

toezicht houden op en beoordelen van de prestaties van transmissiesysteembeheerders en distributiesysteembeheerders met betrekking tot de ontwikkeling van een slim netwerk dat gericht is op energie-efficiëntie en de integratie van energie uit hernieuwbare bronnen op basis van een beperkte reeks indicatoren, en om de twee jaar een nationaal rapport publiceren met aanbevelingen;

m)

vaststellen of goedkeuren van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en van de levering of hier samen met andere bevoegde instanties toe bijdragen, en toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net;

n)

toezicht houden op het niveau van transparantie, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de elektriciteitsbedrijven;

o)

toezicht houden op het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief elektriciteitsbeurzen, prijzen voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, de impact van contracten op basis van een dynamische elektriciteitsprijs en van het gebruik van slimme-metersystemen, overstapgraad, afsluitingsgraad, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten, het verband tussen huishoudelijke en groothandelsprijzen, de ontwikkeling van nettarieven en -vergoedingen, en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht houden op vervalsing of beperking van de mededinging, onder andere door toepasselijke informatie te verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voor te leggen;

p)

toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die afnemers kunnen weerhouden van of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen;

q)

toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;

r)

samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;

s)

publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 5, en die aanbevelingen waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen;

t)

waarborgen van de niet-discriminerende toegang tot de verbruiksgegevens van de afnemer, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot de gegevens op grond van de artikelen 23 en 24;

u)

het toezicht op de uitvoering van regels met betrekking tot de rol en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers, afnemers en andere marktdeelnemers op grond van Verordening (EU) 2019/943;

v)

monitoren van de investeringen in productie- en opslagcapaciteit met het oog op de voorzieningszekerheid;

w)

toezicht houden op technische samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders van de Unie en transmissiesysteembeheerders van derde landen;

x)

bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau;

y)

toezicht houden op de beschikbaarheid van vergelijkingsinstrumenten die aan de in artikel 14 vastgelegde vereisten voldoen;

z)

uitoefenen van toezicht op het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en beperkingen voor het verbruik van zelfopgewekte elektriciteit en energiegemeenschappen van burgers.

2.   Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.

Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders en werkt zij eventueel nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheid en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.

Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of ACER zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hun overeenkomstig dit artikel toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

vaststellen van bindende besluiten voor elektriciteitsbedrijven;

b)

onderzoeken uitvoeren naar de werking van de elektriciteitsmarkten en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt te waarborgen. In passende gevallen is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de regulators van de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met het mededingingsrecht;

c)

opvragen bij elektriciteitsbedrijven van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering van toegang aan een derde partij en informatie over maatregelen die nodig zijn om het netwerk te versterken;

d)

opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan elektriciteitsbedrijven die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) 2019/943 of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, of een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder of het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en

e)

passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en de nodige onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens artikel 60, leden 2 en 3.

4.   De regulerende instantie die is gevestigd in de lidstaat waar het ENTSB voor elektriciteit of de EU-DSB-entiteit is gevestigd, heeft de bevoegdheid om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan deze entiteiten op te leggen wanneer zij hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) 2019/943 of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, of om voor te stellen een bevoegde rechtbank dergelijke sancties te laten opleggen.

5.   Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen uit hoofde van artikel 44, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van de leden 1 en 3 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:

a)

erop toezien dat de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder hun verplichtingen uit hoofde dit artikel naleven, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 3, onder d);

b)

toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem, ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend op grond van artikel 60, lid 2;

c)

onverminderd de procedure van artikel 44, lid 2, onder c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, zijn goedkeuring hechten aan de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan dat door de onafhankelijke systeembeheerder ten minste om de twee jaar wordt ingediend;

d)

ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd;

e)

inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van eigenaars van transmissiesystemen en van onafhankelijke systeembeheerders, en

f)

toezicht op het gebruik van de congestielasten die door de onafhankelijke systeembeheerder worden aangerekend overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2019/943.

6.   Naast de haar krachtens de leden 1 en 3 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder is aangewezen overeenkomstig deel 3 van hoofdstuk VI, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:

a)

straffen opleggen overeenkomstig lid 3, onder d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van een verticaal geïntegreerd bedrijf;

b)

toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder zijn verplichtingen naleeft;

c)

optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens artikel 60, lid 2, ingediende klachten;

d)

toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder;

e)

haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, mits deze in overeenstemming zijn met marktvoorwaarden;

f)

het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 50, lid 4; deze rechtvaardiging bevat met name bewijsmateriaal waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;

g)

inspecties, waaronder onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, en

h)

alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder aan een overeenkomstig artikel 44 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding door de transmissiesysteembeheerder van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.

7.   Behalve in gevallen waarin ACER bevoegd is om de voorwaarden of methoden voor de tenuitvoerlegging van de netcodes en richtsnoeren uit hoofde van hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/943 op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2019/942 vanwege hun gecoördineerde karakter vast te stellen of goed te keuren, zijn de regulerende instanties bevoegd voor de vaststelling of de voldoende ruim aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de nationale methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake:

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven of de methoden daarvoor; die tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten kunnen waarborgen;

b)

de verstrekking van ondersteunende diensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen; dergelijke ondersteunende diensten worden op billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op objectieve criteria, en

c)

toegang tot grensoverschrijdende infrastructuur, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.

8.   De in lid 7 vermelde methoden of de voorwaarden worden gepubliceerd.

9.   Om meer transparantie op de markt te bewerkstelligen en alle belanghebbende partijen alle nodige informatie, besluiten of voorstellen voor een besluit met betrekking tot transmissie- en distributietarieven als bedoeld in artikel 60, lid 3, te verstrekken, stellen de regulerende instanties de gedetailleerde methode en de onderliggende kosten die worden gebruikt voor de berekening van de desbetreffende nettarieven, ter beschikking aan het publiek, waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie wordt gewaarborgd.

10.   De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale elektriciteitssystemen, inclusief interconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders of marktdeelnemers hun regels inzake congestiebeheer, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de regulerende instanties ter goedkeuring voor. De regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze regels.

Artikel 60

Beslissingen en klachten

1.   De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de transmissie- en distributiesysteembeheerders te verlangen dat zij de voorwaarden wijzigen, met inbegrip van de in artikel 59 van deze richtlijn bedoelde tarieven of methoden, om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2019/943. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven en de berekeningswijzen hiervan voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende vergoedingsmaatregelen indien de definitieve transmissie- en distributietarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.

2.   Partijen die een klacht hebben tegen een transmissie- of distributiesysteembeheerder met betrekking tot diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, kunnen de klacht voorleggen aan de regulerende instantie die, fungerend als geschillenbeslechtingsinstantie, binnen twee maanden na ontvangst van de klacht een beslissing neemt. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze verlengde periode kan met instemming van de klager nog eens verlengd worden. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij en totdat zij in beroep wordt herroepen.

3.   Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een op grond van artikel 59 genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kunnen binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.

4.   De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van de afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het VWEU, en met name artikel 102, in acht genomen.

5.   De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale recht, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.

6.   Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 2 en 3 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het recht van de Unie of het nationale recht.

7.   De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, teneinde door de rechter te kunnen worden getoetst. De besluiten zijn voor het publiek beschikbaar, waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.

8.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.

Artikel 61

Regionale samenwerking tussen regulerende instanties in het kader van grensoverschrijdende kwesties

1.   De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, in het bijzonder binnen ACER, en voorzien elkaar en ACER van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. De ontvangende instantie zorgt ervoor dat ten aanzien van ontvangen informatie dezelfde graad van vertrouwelijkheid geldt als van de verzendende instantie wordt verlangd.

2.   De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om:

a)

de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het net mogelijk te maken, gemeenschappelijke elektriciteitsbeurzen en toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit, mede door nieuwe interconnectie, binnen de regio en tussen de regio's mogelijk te maken om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de voorzieningszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers uit verschillende lidstaten te discrimineren;

b)

het gezamenlijke toezicht op entiteiten die functies op regionaal niveau uitvoeren, te coördineren;

c)

het gezamenlijke toezicht op nationale, regionale en Uniebrede hulpbrontoereikendheidsbeoordelingen te coördineren in samenwerking met andere betrokken autoriteiten;

d)

de ontwikkeling van alle netwerkcodes en richtsnoeren voor de relevante transmissiesysteembeheerders en andere marktdeelnemers te coördineren, en

e)

de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren.

3.   Regulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.

4.   De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheid.

5.   De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 67, teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen betreffende de omvang van de taken van regulerende instanties wat betreft hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met ACER.

Artikel 62

Taken en bevoegdheden van regulerende instanties met betrekking tot regionale coördinatiecentra

1.   De regionale regulerende instanties van de systeembeheerregio waar een regionaal coördinatiecentrum is gevestigd, hebben, in nauw overleg met elkaar, de volgende taken:

a)

het voorstel voor de invoering van regionale coördinatiecentra zoals bedoeld in artikel 35, lid 1, van Verordening (EU) 2019/943 goedkeuren;

b)

de kosten in verband met de activiteiten van de regionale coördinatiecentra goedkeuren, die moeten worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en moeten worden meegewogen in de berekening van tarieven, mits zij redelijk en passend zijn;

c)

het op samenwerking gebaseerde besluitvormingsproces goedkeuren;

d)

ervoor zorgen dat de regionale coördinatiecentra beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en hun functies onafhankelijk en onpartijdig uit te voeren;

e)

samen met andere regulerende instanties van een systeembeheerregio voorstellen doen voor eventuele door de lidstaten van de systeembeheerregio aan de regionale coördinatiecentra toe te kennen bijkomende taken en bevoegdheden;

f)

zorgen voor naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn en ander toepasselijk recht van de Unie, met name met betrekking tot grensoverschrijdende kwesties, en gezamenlijk de niet-naleving door de regionale coördinatiecentra van hun respectievelijke verplichtingen vast te stellen; indien de regulerende instanties er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken binnen een periode van vier maanden na het begin van de raadplegingen, wordt de kwestie krachtens artikel 6, lid 8, van Verordening (EU) 2019/942 voor een beslissing aan ACER voorgelegd.

g)

toezicht houden op de uitoefening van de systeemcoördinatie en in dit verband jaarlijks verslag uitbrengen aan ACER, in overeenstemming met artikel 46 van Verordening (EU) 2019/943.

2.   De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instanties de bevoegdheden krijgen die hen in staat stellen de hun overeenkomstig lid 1 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikken de regulerende instanties ten minste over de volgende bevoegdheden:

a)

het verzoeken om informatie van de regionale coördinatiecentra;

b)

het uitvoeren van inspecties, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de regionale coördinatiecentra;

c)

het vaststellen van gemeenschappelijke bindende besluiten betreffende de regionale coördinatiecentra.

3.   De regulerende instantie die is gevestigd in de lidstaat waar het regionale coördinatiecentrum is gevestigd, heeft de bevoegdheid om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan deze regionale coördinatiecentra op te leggen wanneer zij hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, Verordening (EU) 2019/943 of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, of om voor te stellen een bevoegde rechtbank dergelijke sancties te doen opleggen.

Artikel 63

Overeenstemming met de netcodes en richtsnoeren

1.   Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen ACER verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met de in deze richtlijn of in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde netcodes en richtsnoeren.

2.   ACER geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.

3.   Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van het advies van ACER daaraan voldoet, stelt ACER de Commissie daarvan in kennis.

4.   Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/943 netcodes en richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.

5.   Wanneer de Commissie binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van ACER of de in lid 4 bedoeld kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met de in deze richtlijn of de in hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/943 bedoelde netcodes en richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.

6.   Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:

a)

geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of

b)

van de desbetreffende regulerende instantie te eisen haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met netcodes en richtsnoeren.

7.   Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 respectievelijk 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen of een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.

8.   De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie waarin van de instantie geëist wordt haar besluit te herroepen, uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.

9.   De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 67, teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven.

Artikel 64

Bewaren van gegevens

1.   De lidstaten eisen van hun leveranciers dat zij gedurende ten minste vijf jaar de ter zake dienende gegevens met betrekking tot al hun transacties in elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders ter beschikking houden van de nationale instanties, waaronder de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteiten en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.

2.   Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande elektriciteitsleveringscontracten en elektriciteitsderivaten.

3.   De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktdeelnemers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallen.

4.   Dit artikel doet voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.

5.   Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten die autoriteiten de opgevraagde gegevens.

HOOFDSTUK VIII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 65

Gelijke mededingingsvoorwaarden

1.   De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het VWEU, met name met artikel 36, en het Unierecht.

2.   De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.

3.   De Commissie reageert op de in lid 2 bedoelde kennisgeving binnen twee maanden na ontvangst ervan. Deze termijn gaat in op de dag na de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.

Artikel 66

Ontheffingen

1.   De lidstaten die kunnen aantonen dat zich wezenlijke beheersproblemen voordoen voor hun kleinschalige verbonden systemen en kleinschalige geïsoleerde systemen, kunnen de Commissie om ontheffing vragen van de desbetreffende bepalingen van de artikelen 7 en 8 en van hoofdstukken IV, V en VI en.

Kleinschalige geïsoleerde systemen en Frankrijk kunnen, met het oog op Corsica, ook om ontheffing vragen van de artikelen 4, 5 en 6.

De Commissie stelt de lidstaten van dergelijke verzoeken in kennis alvorens een besluit te nemen, en houdt daarbij rekening met de eerbiediging van de vertrouwelijkheid.

2.   Door de Commissie verleende ontheffingen als bedoeld in lid 1 zijn beperkt in de tijd en onderworpen aan voorwaarden die erop gericht zijn de concurrentie aan te scherpen en de integratie van de interne markt te verbeteren, alsook te waarborgen dat de omschakeling op hernieuwbare energie, meer flexibiliteit, energieopslag, elektromobiliteit en vraagrespons niet worden gehinderd door de ontheffing.

Voor ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU, die niet met de elektriciteitsmarkten van de Unie onderling kunnen worden verbonden, is de ontheffing niet beperkt in de tijd en is ze onderworpen aan voorwaarden die ervoor moeten zorgen dat de omschakeling op hernieuwbare energie niet door wordt gehinderd door de ontheffing.

Besluiten om ontheffing te verlenen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

3.   Artikel 43 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en Malta. Voorts zijn de artikelen 6 en 35 niet van toepassing op Malta, en zijn de artikelen 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50 en 52 niet van toepassing op Cyprus.

Voor de toepassing van artikel 43, lid 1, onder b), omvat het begrip "bedrijf dat een van de functies van productie of levering verricht" niet eindafnemers die, rechtstreeks of via een onderneming waarover zij zeggenschap uitoefenen, hetzij individueel, hetzij gezamenlijk, een functie van productie en/of levering van elektriciteit uitvoeren, mits de eindafnemers, met inbegrip van hun deel van de elektriciteit die wordt geproduceerd in ondernemingen waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gelet op het jaargemiddelde, nettoverbruiker van elektriciteit zijn en de economische waarde van de elektriciteit die zij aan derden verkopen onbeduidend is in verhouding tot hun overige bedrijfsactiviteiten.

4.   Tot 1 januari 2025 of een latere in een besluit op grond van lid 1 van dit artikel op te nemen datum is artikel 5 niet van toepassing op Cyprus en Corsica.

5.   Artikel 4 is niet van toepassing op Malta tot 5 juli 2027, welke periode kan worden verlengd met een nieuwe bijkomende periode van ten hoogste acht jaar. De verlenging met een nieuwe bijkomende periode geschiedt middels een besluit op grond van lid 1.

Artikel 67

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 61, lid 5, en in artikel 63, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 4 juli 2019.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 61, lid 5, en in artikel 63, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handeling onverlet.

4.   Voordat de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, raadpleegt zij de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig artikel 61, lid 5, en artikel 63, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 68

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 69

Monitoring, evaluatie en verslaglegging door de Commissie

1.   De Commissie monitort en toetst de uitvoering van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en de Raad als een bijlage bij het verslag over de stand van de energie-unie als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999.

2.   Uiterlijk op 31 december 2025 evalueert de Commissie de uitvoering van deze richtlijn en dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. In voorkomend geval dient de Commissie een wetgevingsvoorstel in samen met of na indiening van het verslag.

Bij haar evaluatie beoordeelt de Commissie in het bijzonder of afnemers, en met name kwetsbare afnemers en afnemers die met energiearmoede kampen, onder deze de richtlijn voldoende bescherming genieten.

Artikel 70

Wijzigingen van Richtlijn 2012/27/EU

Richtlijn 2012/27/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

"Meting voor aardgas";

b)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

"1.   De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers van aardgas, voor zover dit technisch mogelijk en financieel redelijk is en voor zover dit in verhouding staat tot de potentiële energiebesparingen, tegen concurrerende prijzen de beschikking krijgen over individuele meters die het daadwerkelijke energieverbruik van de eindafnemer nauwkeurig weergeven en informatie geven over het werkelijke tijdstip van het verbruik.";

c)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

het inleidende gedeelte wordt vervangen door:

"2.   Indien, en voor zover, de lidstaten gebruikmaken van intelligente meetsystemen en slimme meters voor aardgas invoeren in overeenstemming met de Richtlijn 2009/73/EG:";

ii)

de punten c) en d) worden geschrapt";

2)

artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de titel wordt vervangen door:

"Factureringsinformatie voor aardgas";

b)

in lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

"1.   In de gevallen waarin de eindafnemer niet beschikt over een slimme meter als bedoeld in Richtlijn 2009/73/EG, zorgen de lidstaten ervoor dat uiterlijk op 31 december 2014 de factureringsinformatie voor aardgas betrouwbaar en nauwkeurig is, en gebaseerd is op het werkelijke verbruik, overeenkomstig punt 1.1 van bijlage VII mits dit technisch mogelijk en economisch gerechtvaardigd is.";

c)

in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

"2.   Meters die zijn geïnstalleerd in overeenstemming met Richtlijn 2009/73/EG maken het voorzien in accurate factureringsinformatie op basis van het werkelijke verbruik mogelijk. De lidstaten waarborgen dat de eindafnemers gemakkelijk toegang krijgen tot aanvullende informatie om zelf hun verbruiksverleden in detail te kunnen controleren.";

3)

in artikel 11 wordt de titel vervangen door:

"Kosten van toegang tot informatie over de meting en facturering van aardgas";

4)

in artikel 13 worden de woorden "artikel 7 tot en met 11" vervangen door de woorden "artikelen 7 tot en met 11 bis";

5)

artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

i)

de eerste alinea en de tweede alinea worden geschrapt;

ii)

de derde alinea wordt vervangen door:

"De transmissie- en de distributiesysteembeheerders voldoen aan de voorschriften van bijlage XII.";

b)

lid 8 wordt geschrapt;

6)

in bijlage VII wordt de titel vervangen door:

"Minimumeisen voor facturering en factureringsinformatie, op basis van werkelijk verbruik van aardgas".

Artikel 71

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2020 aan de artikelen 2 tot en met 5, artikel 6, leden 2 en 3, artikel 7, lid 1, artikel 8, lid 2, onder j) en l), artikel 9, lid 2, artikel 10, leden 2 tot en met 12, de artikelen 11 tot en met 24, de artikelen 26, 28 en 29, de artikelen 31 tot en met 34 en 36, artikel 38, lid 2, de artikelen 40 en 42, artikel 46, lid 2, onder d), de artikelen 51 en 54, de artikelen 57 tot en met 59, de artikelen 61 tot en met 63, artikel 70, punten 1 tot en met 3, punt 5, onder b), en punt 6, en de bijlagen I en II te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

De lidstaten doen echter de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk:

a)

op 31 december 2019 aan artikel 70, punt 5, onder a), te voldoen;

b)

op 25 oktober 2020 aan artikel 70, punt 4, te voldoen.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 72

Intrekking

Richtlijn 2009/72/EG wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht en de toepassingsdatum van de aldaar genoemde richtlijn.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV.

Artikel 73

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6, lid 1, artikel 7, leden 2 tot en met 5, artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 2, onder a) tot en met i), en k), en artikel 8 leden 3 en 4, artikel 9, leden 1, 3, 4 en 5, artikel 10, leden 2 tot en met 10, de artikelen 25, 27, 30, 35 en 37, artikel 38, leden 1, 3 en 4, de artikelen 39, 41, 43, 44 en 45, artikel 46, lid 1, artikel 46, lid 2, onder a), b) en c), en e) tot en met h), artikel 46, leden 3 tot en met 6, de artikelen 47 tot en met 50, de artikelen 52, 53, 55, 56, 60, 64 en 65 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 70, punten 1 tot en met 3, punt 5, onder b), en punt 6, is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 70, punt 5, onder a), is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 70, punt 4, is van toepassing met ingang van 26 oktober 2020.

Artikel 74

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 5 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 288 van 31.8.2017, blz. 91.

(2)  PB C 342 van 12.10.2017, blz. 79.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 22 mei 2019.

(4)  Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(5)  Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37), ingetrokken en vervangen, met werking vanaf 2 maart 2011, door Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).

(6)  Verordening (EU) 2019/943 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de interne markt voor elektriciteit (zie bladzijde 54 van dit Publicatieblad).

(7)  Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).

(8)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2019/942 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (zie bladzijde 22 van dit Publicatieblad).

(10)  Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).

(11)  PB L 198 van 20.7.2006, blz. 18.

(12)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(13)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(14)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(15)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(16)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(17)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1348/2014 van de Commissie van 17 december 2014 inzake de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 8, leden 2 en 6, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 363 van 18.12.2014, blz. 121).

(18)  Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).

(19)  Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).

(20)  Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 64).

(21)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(22)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(23)  Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).

(24)  Verordening (EU) 2017/1485 van de Commissie van 2 augustus 2017 tot vaststelling van richtsnoeren betreffende het beheer van elektriciteitstransmissiesystemen (PB L 220 van 25.8.2017, blz. 1).

(25)  Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PB L 307 van 28.10.2014, blz. 1).

(26)  Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).


BIJLAGE I

MINIMUMVEREISTEN VOOR FACTURERING EN FACTURERINGSINFORMATIE

1.   Minimumgegevens op de factuur en in de factureringsinformatie

1.1.

Op zijn facturen, duidelijk onderscheiden van andere gedeelten van de factuur, wordt de eindafnemer duidelijk geattendeerd op de volgende essentiële informatie:

a)

de te betalen prijs, en waar mogelijk een uitsplitsing van de prijs, samen met een duidelijke verklaring dat alle energiebronnen ook kunnen profiteren van stimuleringsmaatregelen die niet werden gefinancierd met heffingen die in de uitsplitsing van de prijs zijn aangegeven;

b)

de dag waarop ede betaling verschuldigd is.

1.2.

Op zijn facturen en in zijn factureringsinformatie, duidelijk onderscheiden van andere gedeelten van de factuur, wordt de eindafnemer duidelijk geattendeerd op de volgende essentiële informatie:

a)

zijn elektriciteitsverbruik in de factureringsperiode;

b)

de naam en contactgegevens van de leverancier, met inbegrip van een telefonische hulpdienst voor consumenten en het e-mailadres;

c)

de tariefnaam;

d)

de einddatum van het contract, indien van toepassing;

e)

informatie over de mogelijkheid en de voordelen van overstappen;

f)

de overstapcode of unieke identificatiecode van de eindafnemer voor zijn leveringspunt;

g)

informatie over de rechten van de eindafnemers inzake buitengerechtelijke geschillenbeslechting met inbegrip van de contactgegevens van de entiteit die daarvoor verantwoordelijk is op grond van artikel 26;

h)

het één enkele contactpunt als bedoeld in artikel 25;

i)

een link of verwijzing naar de plaats waar een of meer vergelijkingsinstrumenten als bedoeld in artikel 14 te vinden zijn.

1.3

Indien facturen gebaseerd zijn op het daadwerkelijke verbruik of uitlezing op afstand door de exploitant wordt aan de eindafnemer op, bij of als verwijzing op zijn facturen of in periodieke afrekeningen de volgende informatie ter beschikking gesteld:

a)

vergelijkingen van het huidige elektriciteitsverbruik van de eindafnemer met het verbruik van de eindafnemer over dezelfde periode van het voorgaande jaar, in grafiekvorm;

b)

contactinformatie voor consumentenorganisaties, energieagentschappen of soortgelijke organen, met inbegrip van webadressen, waar informatie kan worden verkregen over de beschikbare maatregelen voor meer energie-efficiëntie voor energieverbruikende apparatuur;

c)

vergelijkingen met een gemiddelde genormaliseerde of benchmark-eindafnemer van dezelfde verbruikerscategorie.

2.   Frequentie van de facturering en verstrekking van factureringsinformatie:

a)

de facturering op basis van het daadwerkelijke verbruik vindt ten minste eenmaal per jaar plaats;

b)

indien een eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan worden uitgelezen, of wanneer de eindafnemers er uit eigen beweging voor hebben gekozen de uitlezing op afstand te deactiveren overeenkomstig het nationaal recht, wordt aan hen ten minste eenmaal per zes maanden nauwkeurige factureringsinformatie beschikbaar gesteld op basis van het daadwerkelijke verbruik, of eenmaal per drie maanden wanneer daarom wordt verzocht of wanneer de eindafnemer heeft gekozen voor elektronische facturering;

c)

indien een eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan worden uitgelezen, of wanneer de eindafnemers er uit eigen beweging voor hebben gekozen de uitlezing op afstand te deactiveren overeenkomstig het nationaal recht, kan aan de onder a) en b) bedoelde verplichtingen worden voldaan door middel van een systeem van regelmatig zelf uitlezen door de eindafnemer waarbij hij de gegevens van zijn meter meedeelt aan de exploitant; alleen indien de eindafnemer voor een bepaalde factureringsperiode geen metergegevens heeft verstrekt, wordt de facturering of de factureringsinformatie gebaseerd op het geschatte verbruik of op een vast tarief;

d)

indien een eindafnemer geen meter heeft die op afstand door de exploitant kan, wordt ten minste maandelijks nauwkeurige factureringsinformatie verstrekt op basis van het daadwerkelijke verbruik; dergelijke informatie kan ook via het internet beschikbaar worden gesteld, en wordt zo vaak bijgewerkt als de gebruikte meetapparatuur en -systemen toelaten.

3.   Uitsplitsing van de prijs voor de eindafnemer

De prijs voor afnemers is gelijk aan de som van de volgende drie componenten: de component energie en levering, de netwerkcomponent (transmissie en distributie) en de component bestaande uit belastingen, heffingen, vergoedingen en kosten.

Wanneer in facturen een uitsplitsing van de prijs voor eindafnemers wordt opgenomen, worden in de hele Unie de in Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad (1) vastgestelde gemeenschappelijke definities van de drie componenten van die uitsplitsing gebruikt.

4.   Toegang tot aanvullende informatie over het verbruiksverleden

De lidstaten schrijven voor dat, voor zover er aanvullende gegevens over eerder verbruik beschikbaar zijn, deze op verzoek van de eindafnemer beschikbaar worden gesteld aan de door hem aangewezen leverancier of dienstverlener.

Wanneer de eindafnemer een meter heeft die uitlezing op afstand door de exploitant toelaat, krijgt deze gemakkelijk toegang tot aanvullende informatie om zelf hun verbruiksverleden in detail te kunnen controleren.

De aanvullende informatie over het verbruiksverleden omvat:

a)

cumulatieve gegevens over de periode van ten minste de drie voorgaande jaren of over de periode sinds de aanvang van het elektriciteitsleveringscontract, indien deze korter is. De gegevens hebben betrekking op de termijnen waarvoor frequente factureringsinformatie is verstrekt, en

b)

gedetailleerde gegevens over de verbruiksduur per dag, week, maand en jaar. Deze gegevens worden op het internet of op de meterinterface onverwijld ter beschikking gesteld van de eindafnemer en hebben betrekking op een periode van ten minste de voorgaande 24 maanden of de periode sinds de aanvang van het elektriciteitsleveringscontract, indien deze korter is.

5.   Verstrekking van informatie over energiebronnen

Op facturen vermelden de leveranciers het aandeel van elke energiebron in de door de eindafnemer aangekochte elektriciteit in overeenstemming met zijn elektriciteitsleveringscontract (openbaarmaking van informatie op productniveau).

De volgende informatie wordt aan de eindafnemer beschikbaar gesteld op, bij of als verwijzing op zijn facturen en in de factureringsinformatie:

a)

op een bevattelijke en gemakkelijk te vergelijken manier het aandeel van elke energiebron in de totale energiemix die de leverancier in het voorgaande jaar heeft gebruikt (op nationaal niveau, namelijk in de lidstaat waar het elektriciteitsleveringscontract is afgesloten, alsook op het niveau van de leverancier indien de leverancier in meerdere lidstaten actief is);

b)

informatie over de gevolgen voor het milieu, tenminste wat betreft CO2-emissies en radioactief afval van elektriciteit geproduceerd door de totale energiemix van de leverancier gedurende het voorafgaande jaar.

In verband met punt a) van de tweede alinea kunnen, voor elektriciteit die is verkregen via een elektriciteitsbeurs of die is ingevoerd van een buiten de Unie gelegen bedrijf, door de elektriciteitsbeurs of het betrokken bedrijf verstrekte geaggregeerde cijfers over het voorgaande jaar worden gebruikt.

Voor de verstrekking van informatie over elektriciteit uit hoogrenderende warmtekrachtkoppeling kan gebruikgemaakt worden van garanties van oorsprong op grond van artikel 14, lid 10, van Richtlijn 2012/27/EU. Voor de verstrekking van informatie over elektriciteit uit hernieuwbare bronnen wordt gebruik gemaakt van garanties van oorsprong, behalve in de in artikel 19, lid 8, onder a) en b), van Richtlijn (EU) 2018/2001 bedoelde gevallen.

De regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie neemt de nodige stappen om ervoor te zorgen dat de op grond van dit punt door de leveranciers aan hun eindafnemers verstrekte informatie betrouwbaar is en op een duidelijk vergelijkbare wijze op nationaal niveau wordt verstrekt.


(1)  Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG (PB L 311 van 17.11.2016, blz. 1).)


BIJLAGE II

SLIMMEMETERSYSTEMEN

1.

De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied slimme-metersystemen worden ingevoerd die kunnen worden onderworpen aan een economische evaluatie op lange termijn van de kosten en baten voor de markt en de individuele consument of aan een onderzoek om te bepalen welke vorm van slimme-metersystemen vanuit economisch standpunt redelijk en kosteneffectief is en welke termijn haalbaar is voor de distributie ervan.

2.

Bij een dergelijke evaluatie wordt rekening gehouden met de methode voor een kosten-batenanalyse en de minimumfunctionaliteiten voor slimme-metersystemen voorzien in Aanbeveling van de Commissie 2012/148/EU (1), alsook met de beste beschikbare technieken om het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming te garanderen.

3.

Onder voorbehoud van deze evaluatie stellen de lidstaten of, wanneer een lidstaat dit zo heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instantie een tijdschema van maximaal tien jaar op voor de invoering van slimme-metersystemen. Indien de ingebruikname van slimme-metersystemen positief wordt beoordeeld, wordt minstens 80 % van de eindafnemers voorzien van slimme meters binnen zeven jaar vanaf de datum van de positieve beoordeling of uiterlijk in 2024 voor die lidstaten die met de systematische invoering van slimme-metersystemen zijn gestart vóór 4 juli 2019.

(1)  Aanbeveling 2012/148/EU van de Commissie van 9 maart 2012 inzake de voorbereiding van de uitrol van slimme metersystemen (PB L 73 van 13.3.2012, blz. 9).


BIJLAGE III

TERMIJNEN VOOR OMZETTING IN INTERN RECHT EN DATUM VAN TOEPASSING

(ALS BEDOELD IN ARTIKEL 72)

Richtlijn

Uiterste termijn voor omzetting

Datum van inwerkingtreding

Richtlijn 2009/72/ EG van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55)

3 maart 2011

3 september 2009


BIJLAGE IV

CONCORDANTIETABEL

Richtlijn 2009/72/EG

Deze richtlijn

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 33 en artikel 44

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 32

Artikel 6

Artikel 34

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 3, lid 1

Artikel 9, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 9, lid 2

Artikel 3, lid 6

Artikel 9, lid 3

Artikel 3, lid 15

Artikel 9, lid 4

Artikel 3, lid 14

Artikel 9, lid 5

Artikel 3, lid 16

Artikel 3, lid 4

Artikel 10, lid 1

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, leden 2 en 3

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, lid 4

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, lid 5

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, leden 6 en 8

Artikel 10, lid 7

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, lid 9

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, lid 10

Artikel 3, lid 7

Artikel 10, lid 11

Bijlage I 1, onder a)

Artikel 10, lid 12

Artikel 3, lid 10

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 11

Artikel 3, lid 5, punt a) en bijlage I.1, e)

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 3, lid 11

Artikel 19, lid 1

Artikel 19, leden 2 tot en met 6

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 3, lid 12

Artikel 25

Artikel 3, lid 13

Artikel 26

Artikel 3, lid 3

Artikel 27

Artikel 3, lid 7

Artikel 28, lid 1

Artikel 3, lid 8

Artikel 28, lid 2

Artikel 29

Artikel 24

Artikel 30

Artikel 25

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 26

Artikel 35

Artikel 36

Artikel 27

Artikel 37

Artikel 28

Artikel 38

Artikel 29

Artikel 39

Artikel 12

Artikel 40, lid 1

Artikel 40, leden 2 tot en met 8

Artikel 16

Artikel 41

Artikel 23

Artikel 42

Artikel 9

Artikel 43

Artikel 13

Artikel 44

Artikel 14

Artikel 45

Artikel 17

Artikel 46

Artikel 18

Artikel 47

Artikel 19

Artikel 48

Artikel 20

Artikel 49

Artikel 21

Artikel 50

Artikel 22

Artikel 51

Artikel 10

Artikel 52

Artikel 11

Artikel 53

Artikel 54

Artikel 30

Artikel 55

Artikel 31

Artikel 56

Artikel 35

Artikel 57

Artikel 36

Artikel 58

Artikel 37, lid 1

Artikel 59, lid 1

Artikel 37, lid 2

Artikel 59, lid 2

Artikel 37, lid 4

Artikel 59, lid 3

Artikel 59, lid 4

Artikel 37, lid 3

Artikel 59, lid 5

Artikel 37, lid 5

Artikel 59, lid 6

Artikel 37, lid 6

Artikel 59, lid 7

Artikel 37, lid 8

Artikel 37, lid 7

Artikel 59, lid 8

Artikel 59, lid 9

Artikel 37, lid 9

Artikel 59, lid 10

Artikel 37, lid 10

Artikel 60, lid 1

Artikel 37, lid 11

Artikel 60, lid 2

Artikel 37, lid 12

Artikel 60, lid 3

Artikel 37, lid 13

Artikel 60, lid 4

Artikel 37, lid 14

Artikel 60, lid 5

Artikel 37, lid 15

Artikel 60, lid 6

Artikel 37, lid 16

Artikel 60, lid 7

Artikel 37, lid 17

Artikel 60, lid 8

Artikel 38

Artikel 61

Artikel 62

Artikel 39

Artikel 63

Artikel 40

Artikel 64

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 65

Artikel 44

Artikel 66

Artikel 45

Artikel 67

Artikel 46

Artikel 68

Artikel 47

Artikel 69

Artikel 70

Artikel 49

Artikel 71

Artikel 48

Artikel 72

Artikel 50

Artikel 73

Artikel 51

Artikel 74

Bijlage I, punten 1 tot en met 4

Artikel 3, lid 9

Bijlage I 5

Bijlage I 2

Bijlage II

Bijlage III

Bijlage IV