ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 154

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
12 juni 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2019/951 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

1

 

 

Protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

3

 

*

Informatie over de datum van inwerkingtreding van het protocol bij de Euromediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

30

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/952 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

31

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/953 van de Commissie van 22 mei 2019 tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam Nizza (BOB)

33

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/954 van de Commissie van 22 mei 2019 tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam La Jaraba (BOB)

34

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/955 van de Commissie van 22 mei 2019 tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam Vallegarcía (BOB)

35

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/956 van de Commissie van 22 mei 2019 tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam Los Cerrillos (BOB)

36

 

*

Verordening (EU) 2019/957 van de Commissie van 11 juni 2019 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)-silaantriol en TDFA's betreft ( 1 )

37

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU, Euratom) 2019/958 van de Raad van 6 juni 2019 tot benoeming van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité, voorgedragen door de Republiek Bulgarije

40

 

*

Besluit (EU) 2019/959 van de Raad van 6 juni 2019 tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Zweden

41

 

*

Besluit (EU) 2019/960 van de Raad van 6 juni 2019 tot benoeming van twee leden en twee plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Tsjechische Republiek

42

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/961 van de Commissie van 7 juni 2019 tot goedkeuring van de Franse voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) ter beperking van het gebruik en het in de handel brengen van bepaald met creosoot en andere aan creosoot verwante stoffen behandeld hout (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4122)  ( 1 )

44

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/1


BESLUIT (EU) 2019/951 VAN DE RAAD

van 17 mei 2019

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 december 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 2027/2006 (1) waarbij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2) ("de overeenkomst") werd gesloten. De overeenkomst is op 30 maart 2007 in werking getreden, is stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.

(2)

Naar aanleiding van de aanbeveling van de Commissie, besloot de Raad op 4 juni 2018 machtiging te verlenen tot het openen van onderhandelingen met de Republiek Kaapverdië, voor de sluiting van een nieuw protocol tot uitvoering van de overeenkomst.

(3)

Het meest recente protocol bij de overeenkomst is verstreken op 22 december 2018.

(4)

De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhandelingen is het nieuwe protocol op 12 oktober 2018 geparafeerd.

(5)

Het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024) ("het protocol") heeft tot doel het voor de Unie en de Republiek Kaapverdië mogelijk te maken om nauwer samen te werken met het oog op de bevordering van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de wateren van Kaapverdië, en Kaapverdië ondersteuning te bieden bij zijn inspanningen om een blauwe economie te ontwikkelen.

(6)

Om ervoor te zorgen dat vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, moet het protocol, met ingang van de ondertekening ervan, voorlopig worden toegepast.

(7)

Het protocol dient te worden ondertekend en voorlopig toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024), onder voorbehoud van de sluiting van genoemd protocol.

De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om het protocol namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum van ondertekening ervan (3), in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 17 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  Verordening (EG) nr. 2027/2006 van de Raad van 19 december 2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 414 van 30.12.2006, blz. 3.

(3)  De datum vanaf welke het protocol voorlopig wordt toegepast, zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/3


PROTOCOL

tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

Artikel 1

Beginselen

1.   De Europese Unie ("de Unie") en de Republiek Kaapverdië ("Kaapverdië"), (hierna gezamenlijk "de partijen" genoemd) verbinden zich ertoe verantwoorde visserij in de visserijzone van Kaapverdië te bevorderen op basis van het beginsel van niet-discriminatie. Kaapverdië verbindt zich ertoe om op alle industriële tonijnvisserijvloten die in zijn visserijzone actief zijn, dezelfde technische en instandhoudingsmaatregelen toe te passen, met als doel bij te dragen tot een goede governance van de visserij.

2.   De partijen verbinden zich ertoe de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (1) ("de overeenkomst") uit te voeren overeenkomstig artikel 9 van de partnerschapsovereenkomst tussen de leden va de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds (2), zoals laatstelijk gewijzigd ("Overeenkomst van Cotonou"), inzake de essentiële elementen van die overeenkomst, i.e. de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, en het fundamentele element van die overeenkomst, i.e. goed openbaar bestuur, duurzame ontwikkeling en duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu.

3.   De partijen verbinden zich ertoe informatie openbaar te maken en uit te wisselen over elke overeenkomst waarbij aan buitenlandse vaartuigen toegang tot de visserijzone van Kaapverdië wordt verleend en de daaruit voortvloeiende visserijinspanning, met name het aantal afgegeven machtigingen en de vangsten.

4.   Op grond van artikel 6 van de overeenkomst mogen vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Unie voeren ("vaartuigen van de Unie"), slechts visserijactiviteiten in de exclusieve economische zone (EEZ) van de Republiek Kaapverdië verrichten indien zij in het bezit zijn van een door Kaapverdië in het kader van dit protocol afgegeven geldige vismachtiging.

5.   De Kaapverdische autoriteiten zorgen ervoor dat de visserijzones tussen de kust en de in dit protocol vastgestelde grenzen exclusief toegankelijk zijn voor Kaapverdische vissers.

Artikel 2

Toepassingsperiode

Dit protocol en de bijlage daarbij zijn van toepassing voor een periode van vijf jaar met ingang van de eerste dag van de voorlopige toepassing op grond van artikel 15, tenzij het protocol krachtens artikel 14 wordt opgezegd.

Artikel 3

Vangstmogelijkheden

1.   De vangstmogelijkheden die krachtens artikel 5 van de overeenkomst aan vaartuigen van de Unie zijn toegekend, worden als volgt vastgesteld:

a)

vriesvaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 28 vaartuigen;

b)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: 14 vaartuigen;

c)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 27 vaartuigen.

Die vangstmogelijkheden zijn gericht op de vangst, binnen de in aanhangsel 2 bij dit protocol vastgestelde grenzen, van de sterk migrerende soorten die zijn opgenomen in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982, met uitzondering van de in het kader van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (ICCAT) of andere internationale verdragen beschermde of verboden soorten.

2.   Lid 1 is van toepassing met inachtneming van de artikelen 6 en 7.

Artikel 4

Financiële tegenprestatie

1.   De totale waarde van dit protocol voor de in artikel 2 bedoelde periode wordt geraamd op 3 750 000 EUR.

2.   De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt vastgesteld op 750 000 EUR per jaar, verdeeld als volgt:

a)

een bedrag van 400 000 EUR per jaar als financiële compensatie voor de toegang tot de bestanden, wat overeenkomt met een referentietonnage van 8 000 ton per jaar;

b)

een specifiek bedrag van 350 000 EUR per jaar voor de ondersteuning van de uitvoering van het sectorale visserijbeleid van Kaapverdië.

Daarnaast wordt het bedrag van de door de reders verschuldigde rechten voor vismachtigingen die krachtens de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst en volgens de voorwaarden van hoofdstuk II, deel 2, van de bijlage bij dit protocol worden afgegeven, geraamd op 600 000 EUR per jaar.

3.   Lid 1 van dit artikel is van toepassing met inachtneming van de artikelen 5, 6, 7, 10 en 14 van dit protocol en de artikelen 12 en 13 van de overeenkomst.

4.   Als de totale vangst van de vaartuigen van de Unie in de Kaapverdische wateren meer bedraagt dan het in lid 2, onder a), vermelde referentietonnage, wordt het daarin bedoelde bedrag van de financiële tegenprestatie voor elke extra gevangen ton verhoogd met 50 EUR. Het jaarlijks door de Unie te betalen bedrag mag evenwel niet meer bedragen dan het dubbele van het in lid 2, onder a), vermelde bedrag. Als de vaartuigen van de Unie meer vangen dan de met het dubbele van het jaarlijkse totaalbedrag overeenstemmende hoeveelheid, wordt het voor de extra hoeveelheid verschuldigde bedrag het volgende jaar betaald.

5.   Voor het eerste jaar vindt de betaling van de in lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële tegenprestatie uiterlijk 90 dagen na de datum van de voorlopige toepassing van dit protocol plaats, en voor de volgende jaren uiterlijk op de verjaardag van dit protocol. De benutting van de in lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Kaapverdië.

6.   De in lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële bijdragen worden overgemaakt op de rekeningen van het ministerie van Financiën van Kaapverdië. De in lid 2, onder b), bedoelde bijdrage wordt opgenomen in de nationale begroting. De bankgegevens van de rekeningen worden jaarlijks door de autoriteiten van Kaapverdië aan de Europese Commissie meegedeeld.

Artikel 5

Sectorale steun

1.   De in het kader van dit protocol verleende sectorale steun draagt bij aan de uitvoering van de nationale strategie voor de visserij en de blauwe economie. De steun beoogt het duurzame beheer van de visbestanden en de ontwikkeling van de sector, door met name:

a)

versterking van de monitoring, controle en bewaking van de visserijactiviteiten;

b)

vergroting van de wetenschappelijke kennis over de visbestanden;

c)

steun voor de kustgemeenschappen (visserijactiviteiten, opleiding, werkgelegenheid, veiligheid van de vissers en economische ontwikkeling);

d)

versterking van de internationale samenwerking;

e)

steun voor de blauwe economie en ontwikkeling van de aquacultuur.

2.   Uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van dit protocol worden de partijen het in de in artikel 9 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie ("de gemengde commissie") eens over een meerjarig sectoraal programma en de daarbij horende uitvoeringsbepalingen, waarin met name het volgende wordt opgenomen:

a)

de op jaarbasis en op meerjarige basis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 4, lid 2, onder b), van dit protocol bedoelde deel van de financiële tegenprestatie;

b)

de doelstellingen die op jaarbasis en op meerjarige basis moeten worden bereikt om op termijn tot een duurzame en verantwoorde visserij te komen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Kaapverdië stelt voor zijn nationale visserijbeleid of voor andere beleidsterreinen die met de totstandbrenging van een duurzame en verantwoorde visserij verband houden of daarop van invloed zijn;

c)

de criteria en de procedures voor de jaarlijkse beoordeling van de resultaten.

3.   Elke wijziging die in het jaarlijkse of meerjarige sectorale programma wordt voorgesteld, moet door de gemengde commissie worden goedgekeurd, in voorkomend geval via briefwisseling.

4.   Elk jaar legt Kaapverdië bij de gemengde commissie een stand van zaken van de met de sectorale steun uitgevoerde projecten voor. Deze stand van zaken wordt onderzocht door de gemengde commissie, die een evaluatie maakt van de resultaten.

5.   De sectorale steun wordt in schijven betaald naargelang van de in de programmering vastgestelde behoeften en de behaalde resultaten.

6.   De Unie kan de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder b), van dit protocol bedoelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk herzien of schorsen indien deze financiële tegenprestatie niet wordt benut of wanneer bij een door de gemengde commissie uitgevoerde evaluatie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenstemmen.

7.   Nadat beide partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en hun toestemming hebben gegeven, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de resultaten van de uitvoering dit rechtvaardigen. De in artikel 4, lid 2, onder b), van dit protocol bedoelde specifieke financiële tegenprestatie wordt evenwel slechts tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van dit protocol betaald.

8.   De partijen geven zichtbaarheid aan de acties die met sectorale steun worden gefinancierd.

Artikel 6

Wetenschappelijke samenwerking met het oog op verantwoorde visserij

1.   Gedurende de looptijd van dit protocol doen de Unie en de autoriteiten van Kaapverdië het nodige om voor alle soorten die onder dit protocol vallen, de ontwikkeling van de vangsten, van de visserijinspanning en van de toestand van de visbestanden in de visserijzone van Kaapverdië te monitoren. Met name komen de partijen overeen de gegevensverzameling en -analyse te versterken met het oog op de opstelling van een nationaal actieplan voor de instandhouding en het beheer van de haaien in de EEZ van Kaapverdië.

2.   De partijen leven de aanbevelingen en resoluties van de ICCAT na die betrekking hebben op een verantwoord beheer van de visserijen.

3.   Overeenkomstig artikel 4 van de overeenkomst kunnen de partijen, op basis van de aanbevelingen en de resoluties van de ICCAT en de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen, in onderling overleg een gezamenlijke wetenschappelijke vergadering beleggen om na te gaan hoe het gesteld is met de belangrijkste soorten waarop de vaartuigen van de Unie vissen, met name de pelagische haaien. De resultaten van de wetenschappelijke vergadering worden voorgelegd aan de gemengde commissie. De gemengde commissie moet in voorkomend geval aanvullende maatregelen vaststellen voor een duurzaam beheer van de visbestanden die door de vaartuigen van de Unie worden gevangen.

4.   Aangezien pelagische haaien tot de soorten behoren die door vaartuigen van de Unie mogen worden gevangen in combinatie met de tonijnvisserij, wordt, gezien de kwetsbaarheid van deze soorten blijkens de wetenschappelijke adviezen van de ICCAT, vanuit het voorzorgsbeginsel bijzondere aandacht besteed aan de vangst van deze soorten door de vaartuigen voor de beugvisserij die in het kader van dit protocol vissen. Beide partijen werken samen om de beschikbaarheid en de opvolging van de wetenschappelijke gegevens over de gevangen soorten te verbeteren.

5.   Daartoe stellen beide partijen een mechanisme in om deze visserij van nabij te volgen ten einde de duurzame exploitatie van dit bestand te garanderen. Dit monitoringsmechanisme is met name gebaseerd op een trimestriële uitwisseling van de gegevens over de haaienvangsten. Als deze vangsten in een jaar groter zijn dan 30 % van het in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde referentietonnage, wordt de monitoring opgedreven in die zin dat de gegevens maandelijks worden uitgewisseld, en plegen de partijen overleg met elkaar. Als deze vangsten in een jaar oplopen tot 40 % van het genoemde referentietonnage, stelt de gemengde commissie zo nodig aanvullende beheersmaatregelen vast om de activiteiten van de beugvisserijvloot beter te omkaderen.

6.   De gemengde commissie kan besluiten het genoemde monitoringmechanisme aan te passen op basis van de resultaten van de werkzaamheden van de gezamenlijke wetenschappelijke vergadering.

7.   De partijen werken samen aan de versterking van de mechanismen voor controle, inspectie en bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij in Kaapverdië.

Artikel 7

Herziening, in onderlinge overeenstemming, van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen

1.   De gemengde commissie kan de in artikel 3 bedoelde vangstmogelijkheden herzien en in onderlinge overeenstemming aanpassen mits de door de ICCAT vastgestelde aanbevelingen en resoluties bevestigen dat deze aanpassing het duurzame beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden garandeert. De in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig en pro rata temporis aangepast en dit protocol en de bijlage daarbij worden dienovereenkomstig gewijzigd.

2.   De gemengde commissie kan, indien nodig, de in dit protocol vastgestelde voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de uitvoeringsbepalingen voor de sectorale steun onderzoeken en in onderlinge overeenstemming aanpassen.

Artikel 8

Bevordering van de samenwerking tussen de marktdeelnemers

1.   De partijen werken samen om de aanlandingsmogelijkheden in de Kaapverdische havens te verbeteren.

2.   De partijen spannen zich in om de omstandigheden te creëren die de betrekkingen tussen hun bedrijven op technisch, economisch en commercieel gebied bevorderen via de totstandbrenging van een voor ondernemingen en investeerders gunstig klimaat.

Artikel 9

Samenwerking op het gebied van de blauwe economie

1.   De partijen verbinden zich ertoe samen te werken om de blauwe economie te bevorderen, met name op het gebied van aquacultuur, maritieme ruimtelijke ordening, energie, mariene biotechnologie en bescherming van de mariene ecosystemen.

2.   De partijen verbinden zich ertoe investeringen op het gebied van de visserij en de maritieme economie te bevorderen overeenkomstig de doelstellingen van het bijzondere partnerschap tussen Kaapverdië en de Unie.

3.   De partijen werken samen om de particuliere actoren in de Europese Unie bewust te maken van de commerciële en industriële mogelijkheden in de visserijsector en de maritieme economie van Kaapverdië.

4.   De partijen werken samen om gemeenschappelijke acties op te zetten en informatie en goede praktijken uit te wisselen. Daartoe maken zij afspraken over contactpunten en communicatiemethoden.

Artikel 10

Schorsing van de uitvoering van dit protocol

1.   De uitvoering van dit protocol, met inbegrip van de betaling van de financiële tegenprestatie, kan worden geschorst op initiatief van een van beide partijen wanneer zich een of meer van de onderstaande omstandigheden voordoen:

a)

overmacht of onvoorziene omstandigheden waardoor in de EEZ van Kaapverdië geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden;

b)

belangrijke wijzigingen in de inhoud en de uitvoering van het visserijbeleid van een van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol;

c)

de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde overlegmechanismen naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou;

d)

een probleem bij de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie door de Unie om andere dan de in dit lid, onder c), genoemde redenen;

e)

een ernstig en onopgelost geschil tussen de twee partijen over de toepassing of de interpretatie van dit protocol.

2.   Wanneer de toepassing van dit protocol om andere dan de in lid 1, onder c), genoemde redenen wordt geschorst, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing. De schorsing van dit protocol om in lid 1, onder c), genoemde redenen is onmiddellijk na het schorsingsbesluit van toepassing.

3.   Bij schorsing blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de toepassing van dit protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële compensatie evenredig en pro rata temporis verlaagd, overeenkomstig de duur van de periode waarin de toepassing van dit protocol was geschorst.

Artikel 11

Elektronische gegevensuitwisseling

1.   Kaapverdië en de Unie verbinden zich ertoe om de informaticasystemen die nodig zijn voor de elektronische uitwisseling van alle gegevens en documenten die met de uitvoering van de overeenkomst verband houden, operationeel te maken en te houden.

2.   De elektronische versie van een document wordt als volledig gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.

3.   Kaapverdië en de Unie stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere storing van een informaticasysteem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten worden dan automatisch via een alternatief communicatiemiddel doorgestuurd.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid van de gegevens

1.   Kaapverdië en de Unie verbinden zich ertoe alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominatieve gegevens over de vaartuigen van de Unie en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt te behandelen overeenkomstig de beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.

2.   De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten in de wateren van Kaapverdië openbaar worden gemaakt overeenkomstig de ter zake geldende ICCAT-bepalingen.

3.   Gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, mogen door de bevoegde autoriteiten uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van de overeenkomst en voor visserijbeheer, -controle en -bewaking.

Artikel 13

Geldend nationaal recht

1.   De activiteiten van de vaartuigen van de Unie die in het kader van dit protocol actief zijn in de wateren van Kaapverdië, ressorteren onder het recht van Kaapverdië, en met name het beheersplan voor de visbestanden van Kaapverdië, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.

2.   De autoriteiten van Kaapverdië informeren de Europese Commissie over iedere wijziging of nieuwe wetgeving op het gebied van de visserij.

Artikel 14

Opzegging

1.   In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om het op te zeggen.

2.   Door de in lid 1 bedoelde kennisgeving te versturen wordt het overleg tussen de partijen geopend.

Artikel 15

Voorlopige toepassing

Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar ervan in kennis stellen dat de hiertoe vereiste procedures zijn voltooid.

Съставено в Брюксел на двадесети май две хиляди и деветнадесета година.

Hecho en Bruselas, el veinte de mayo de dos mil diecinueve.

V Bruselu dne dvacátého května dva tisíce devatenáct.

Udfærdiget i Bruxelles den tyvende maj to tusind og nitten.

Geschehen zu Brüssel am zwanzigsten Mai zweitausendneunzehn.

Kahe tuhande üheksateistkümnenda aasta maikuu kahekümnendal päeval Brüsselis.

Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι Μαΐου δύο χιλιάδες δεκαεννέα.

Done at Brussels on the twentieth day of May in the year two thousand and nineteen.

Fait à Bruxelles, le vingt mai deux mille dix-neuf.

Sastavljeno u Bruxellesu dvadesetog svibnja godine dvije tisuće devetnaeste.

Fatto a Bruxelles, addì venti maggio duemiladiciannove.

Briselē, divi tūkstoši deviņpadsmitā gada divdesmitajā maijā.

Priimta du tūkstančiai devynioliktų metų gegužės dvidešimtą dieną Briuselyje.

Kelt Brüsszelben, a kétezer-tizenkilencedik év május havának huszadik napján.

Magħmul fi Brussell, fl-għoxrin jum ta’ Mejju fis-sena elfejn u dsatax.

Gedaan te Brussel, twintig mei tweeduizend negentien.

Sporządzono w Brukseli dnia dwudziestego maja roku dwa tysiące dziewiętnastego.

Feito em Bruxelas, em vinte de maio de dois mil e dezanove.

Întocmit la Bruxelles la douăzeci mai două mii nouăsprezece.

V Bruseli dvadsiateho mája dvetisícdevätnásť.

V Bruslju, dne dvajsetega maja leta dva tisoč devetnajst.

Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenä päivänä toukokuuta vuonna kaksituhattayhdeksäntoista.

Som skedde i Bryssel den tjugonde maj år tjugohundranitton.

За Европейския съюз

Рог la Unión Europea

Za Evropskou unii

For Den Europæiske Union

Für die Europäische Union

Euroopa Liidu nimel

Για την Ευρωπαϊκή Ένωση

For the European Union

Pour l'Union européenne

Za Europsku uniju

Per l'Unione europea

Eiropas Savienības vārdā –

Europos Sąjungos vardu

Az Európai Unió részéről

Għall-Unjoni Ewropea

Voor de Europese Unie

W imieniu Unii Europejskiej

Pela União Europeia

Pentru Uniunea Europeană

Za Európsku úniu

Za Evropsko unijo

Euroopan unionin puolesta

För Europeiska unionen

Image 1

За Република Кабо Верде

Por la República de Cabo Verde

Za Kapverdskou republiku

For Republikken Kap Verde

Für die Republik Cabo Verde

Cabo Verde Vabariigi nimel

Για τη Δημοκρατία του Πράσινου Ακρωτηρίου

For the Republic of Cape Verde

Pour la République du Cap-Vert

Za Republiku Kabo Verde

Per la Repubblica del Capo Verde

Kaboverdes Republikas vārdā –

Žaliojo Kyšulio Respublikos vardu

A Zöld-foki Köztársaság részéről

Għar-Repubblika ta' Cape Verde

Voor de Republiek Kaapverdië

W imieniu Republiki Zielonego Przylądka

Pela República de Cabo Verde

Pentru Republica Capului Verde

Za Kapverdskú republiku

Za Republiko Zelenortski otoki

Kap Verden tasavallan puolesta

För Republiken Kap Verde

Image 2


(1)  PB EU L 414 van 30.12.2006, blz. 3.

(2)  PB EG L 317 van 15.12.2000, blz. 3.


BIJLAGE

VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN KAAPVERDIË DOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

1.   Aanwijzing van de bevoegde autoriteit

Voor de toepassing van deze bijlage wordt, tenzij anders is bepaald, met elke verwijzing naar de Unie of naar Kaapverdië als bevoegde autoriteit, het volgende bedoeld:

a)

voor de Unie: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de Unie op Kaapverdië;

b)

voor Kaapverdië: het voor visserij bevoegde ministerie.

2.   Visserijzone

De coördinaten van de EEZ van Kaapverdië zijn opgenomen in aanhangsel 1. De vaartuigen van de Unie mogen hun visserijactiviteiten uitoefenen buiten de grenzen die voor elke categorie in aanhangsel 2 zijn vastgesteld, en de Kaapverdische vissers behouden de exclusiviteit van de visserij in de wateren tussen de kust en die grenzen.

Bij de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië de reders in kennis van de grenzen van de voor scheepvaart en visserij verboden gebieden. Ook de Unie wordt op de hoogte gebracht.

3.   Aanwijzing van een plaatselijke agent

Vaartuigen van de Unie die voornemens zijn vangsten in een haven van Kaapverdië aan te landen of over te laden, kunnen worden vertegenwoordigd door een op Kaapverdië verblijvende agent.

4.   Bankrekening

Kaapverdië stelt de Unie vóór de inwerkingtreding van dit protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening(en) waarop de financiële bedragen die in het kader van de overeenkomst ten laste komen van de vaartuigen van de Unie, moeten worden overgemaakt. De aan de bankoverschrijvingen verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.

HOOFDSTUK II

VISMACHTIGINGEN

Deel 1

Toepasselijke procedures

1.   Voorwaarden voor het verkrijgen van een vismachtiging – in aanmerking komende vaartuigen

De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde vismachtigingen worden, op voorwaarde dat het vaartuig is ingeschreven in het register van vissersvaartuigen van de Unie, afgegeven overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (1) inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten. Alle eerdere verplichtingen van de reder, de kapitein of het vaartuig zelf uit hoofde van visserijactiviteiten in Kaapverdië in het kader van de overeenkomst worden nagekomen voorafgaand aan dergelijke afgifte.

2.   Aanvraag van een vismachtiging

Voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst wenst te vissen, dient de Unie, door middel van het formulier in aanhangsel 3, bij Kaapverdië een vismachtigingsaanvraag in, ten minste 15 werkdagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur. De aanvraag moet getypt zijn of leesbaar geschreven in hoofdletters.

In de vismachtigingsaanvraag moeten de doelsoorten duidelijk zijn aangegeven.

Als het om een eerste vismachtigingsaanvraag in het kader van het huidige protocol gaat of wanneer het betrokken vaartuig een technische wijziging heeft ondergaan, moet de aanvraag vergezeld gaan van het bewijs van betaling van het forfaitaire visrecht voor de geldigheidsduur van de aangevraagde vismachtiging en van de in hoofdstuk IX vermelde forfaitaire bijdrage voor waarnemers; voorts moet de aanvraag het volgende bevatten:

a)

in voorkomend geval de naam en het adres van de plaatselijke agent van het vaartuig;

b)

een recente kleurenfoto van het vaartuig (zijaanzicht) van minstens 15 × 10 cm;

c)

elk ander in het kader van de overeenkomst vereist document.

Voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot vernieuwing van een vismachtiging in het kader van het huidige protocol uitsluitend vergezeld van het bewijs van betaling van het visrecht en van de forfaitaire bijdrage in de kosten voor de waarnemer.

3.   Afgifte van de vismachtiging

Kaapverdië doet de vismachtiging voor tonijn en de daarmee geassocieerde soorten ("atum e afins") en de andere soorten waarop in het kader van dit protocol mag worden gevist, aan de Unie toekomen binnen 15 werkdagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier.

Wordt een vismachtiging tijdens de geldigheidsduur van dit protocol vernieuwd, dan moet de nieuwe vismachtiging een duidelijke verwijzing naar de oorspronkelijke bevatten.

De Unie zendt de vismachtiging door naar de reder of de agent. Wanneer de kantoren van de Unie gesloten zijn, kan Kaapverdië de vismachtiging rechtstreeks aan de reder of zijn agent toezenden, met kopie aan de Unie.

4.   Lijst van vaartuigen die mogen vissen

Onmiddellijk na de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië voor elke categorie vaartuigen de definitieve lijst van vaartuigen op die in de visserijzone van Kaapverdië mogen vissen. Deze lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld.

5.   Geldigheidsduur van de vismachtiging

De geldigheidsduur van de vismachtigingen bedraagt één jaar en kan worden verlengd.

Voor de bepaling van het begin van de geldigheidsduur wordt onder "jaarperiode" verstaan:

a)

in het eerste toepassingsjaar van dit protocol, de periode tussen de datum van inwerkingtreding ervan en 31 december van hetzelfde jaar;

b)

vervolgens elk volledig kalenderjaar;

c)

in het laatste toepassingsjaar van dit protocol, de periode tussen 1 januari en de datum waarop dit protocol afloopt.

6.   Aan boord houden van de vismachtiging

Onmiddellijk wordt een kopie van de vismachtiging elektronisch doorgegeven aan de Unie en aan de reder of zijn plaatselijke agent. Die aan boord gehouden kopie is geldig gedurende een periode van maximaal 60 kalenderdagen na de datum van afgifte van de vismachtiging. Na die periode moet de originele vismachtiging aan boord worden gehouden.

7.   Overdracht van de vismachtiging

De vismachtiging wordt voor een bepaald vaartuig opgesteld en is niet overdraagbaar. Wanneer evenwel wordt geconstateerd dat er sprake is van overmacht, zoals verlies of langdurige immobilisatie van een vaartuig vanwege ernstige technische averij, wordt de vismachtiging op verzoek van de Unie vervangen door een nieuwe machtiging die wordt afgegeven op naam van een ander vaartuig dat gelijkt op het te vervangen vaartuig.

In geval van overdracht wordt de te vervangen vismachtiging door de reder of zijn agent aan Kaapverdië teruggegeven en stelt Kaapverdië zo spoedig mogelijk de vervangingsmachtiging op. De vervangingsmachtiging wordt zo spoedig mogelijk aan de reder of zijn agent afgegeven, op het ogenblik waarop de te vervangen machtiging wordt ingeleverd. De vervangingsmachtiging gaat in op de dag dat de te vervangen machtiging is teruggegeven.

Kaapverdië werkt de lijst van tot visserij gemachtigde vaartuigen zo spoedig mogelijk bij. De nieuwe lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld.

8.   Ondersteuningsvaartuigen

Op verzoek van de Unie en na onderzoek door de bevoegde autoriteiten machtigt Kaapverdië de vissersvaartuigen van de Unie die over een vismachtiging beschikken, om zich te laten bijstaan door ondersteuningsvaartuigen.

De ondersteuningsvaartuigen mogen niet voor de visvangst zijn uitgerust. Bijtanken en overladen van vangsten worden niet als ondersteuning beschouwd.

De in dit hoofdstuk bedoelde procedure voor toezending van de vismachtigingsaanvragen geldt ook voor de ondersteuningsvaartuigen, voor zover deze procedure op deze vaartuigen van toepassing is. Kaapverdië stelt de lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op en deelt deze onverwijld mee aan de Unie.

Deze vaartuigen betalen een jaarlijks recht van 3 500 EUR.

Deel 2

Visrechten en voorschotten

1.   Het door de reders te betalen visrecht wordt vastgesteld op 70 EUR per ton gevangen vis.

2.   De vismachtigingen worden afgegeven na betaling van de volgende geanticipeerde forfaitaire visrechten aan de bevoegde Kaapverdische autoriteiten:

a)

voor de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen: 6 510 EUR per jaar overeenkomend met een hoeveelheid van 93 ton per vaartuig;

b)

voor de vaartuigen voor de visserij met de hengel: 1 400 EUR per jaar overeenkomend met een hoeveelheid van 20 ton per vaartuig;

c)

voor de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: 3 850 EUR per jaar overeenkomend met een hoeveelheid van 55 ton per vaartuig.

3.   Het geanticipeerde forfaitaire visrecht omvat alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de havengelden, de rechten voor overlading en de kosten van geleverde diensten. Voor het eerste en het laatste jaar worden het geanticipeerde forfaitaire visrecht en het equivalent ervan in tonnage per vaartuig berekend pro rata temporis, op basis van het aantal maanden waarvoor de vismachtiging geldt.

4.   Op basis van de vangstaangiften van de vaartuigen stelt de Unie voor elk vaartuig een eindafrekening vast van de rechten die het vaartuig verschuldigd is voor het visseizoen van het vorige kalenderjaar. De Unie doet deze eindafrekening vóór 30 april van het lopende jaar via de lidstaten aan Kaapverdië en de reder toekomen. Kaapverdië kan de eindafrekening op basis van bewijsstukken betwisten binnen 30 dagen vanaf de ontvangst ervan. Bij verschil van mening plegen de partijen overleg in de gemengde commissie. Indien Kaapverdië binnen 30 dagen geen bezwaar aantekent, wordt de eindafrekening geacht te zijn goedgekeurd.

5.   Valt de eindafrekening hoger uit dan het voor het verkrijgen van de vismachtiging betaalde geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo binnen 45 dagen over aan Kaapverdië, behalve wanneer hij daartegen bezwaar maakt. Is het bedrag van de eindafrekening evenwel kleiner dan het geanticipeerde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.

HOOFDSTUK III

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

In aanhangsel 2 worden per visserijtak de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische maatregelen voor vaartuigen met een vismachtiging vastgesteld.

De vaartuigen nemen alle aanbevelingen van de ICCAT in acht. Overeenkomstig deze aanbevelingen streven de partijen ernaar de incidentele vangsten van schildpadden, zeevogels en andere niet-doelsoorten te verminderen. De vaartuigen van de Unie zorgen ervoor dat deze incidentele vangsten worden vrijgelaten om die soorten een zo groot mogelijke overlevingskans te bieden.

HOOFDSTUK IV

VANGSTAANGIFTEN

1.   De kapitein van een vaartuig van de Unie dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij dat in overeenstemming is met de toepasselijke resoluties en aanbevelingen van de ICCAT. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die in het elektronische visserijlogboek zijn vermeld.

2.   Elk vaartuig van de Unie dat beschikt over een krachtens dit protocol afgegeven vismachtiging, is uitgerust met een elektronisch systeem ("ERS" – "electronic reporting system") dat de gegevens over de visserijactiviteit van het vaartuig ("ERS-gegevens") kan registreren en doorsturen.

3.   Een vaartuig met een krachtens dit protocol afgegeven machtiging dat niet met een ERS is uitgerust, of waarvan het ERS niet werkt, mag de visserijzone van Kaapverdië niet binnenvaren om daar visserijactiviteiten te verrichten.

4.   De vangsten worden meegedeeld zoals bepaald in aanhangsel 5.

5.   Het vaartuig stuurt de ERS-gegevens naar zijn vlaggenstaat, die ze automatisch ter beschikking van Kaapverdië stelt. De vlaggenstaat zorgt voor de ontvangst en de registratie in een elektronische gegevensbank waarin die gegevens gedurende ten minste 36 maanden op beveiligde wijze kunnen worden bewaard.

6.   De vlaggenstaat en Kaapverdië zien erop toe dat zij zijn uitgerust met de nodige hardware en software voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens.

7.   Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de door de Europese Commissie beheerde elektronische communicatiemiddelen voor de uitwisseling in gestandaardiseerde vorm van visserijgegevens.

8.   Bij niet-naleving van de bepalingen inzake de vangstaangifte kan Kaapverdië de vismachtiging van het betrokken vaartuig schorsen totdat de ontbrekende vangstaangifte is doorgestuurd, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende nationale wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Kaapverdië de vernieuwing van de vismachtiging weigeren. Kaapverdië stelt de Unie onverwijld in kennis van elke sanctie die in dit verband wordt toegepast.

9.   De vlaggenstaat en Kaapverdië wijzen elk een ERS-correspondent aan die fungeert als contactpunt voor aangelegenheden in verband met de uitvoering van dit protocol. De vlaggenstaat en Kaapverdië stellen elkaar in kennis van de contactgegevens van hun ERS-correspondent en werken deze informatie zo nodig onmiddellijk bij.

HOOFDSTUK V

AANLANDINGEN EN OVERLADINGEN

1.   Kennisgeving

De kapitein van een vaartuig van de Unie die vangsten in een haven van Kaapverdië wil aanlanden of in een visserijzone van Kaapverdië gedane vangsten wil overladen, stelt Kaapverdië ten minste 24 uur vóór de aanlanding of overlading in kennis van:

a)

de naam van het vissersvaartuig waaruit wordt aangeland of overgeladen;

b)

de haven van aanlanding of overlading;

c)

de verwachte datum en het verwachte tijdstip van aanlanding of overlading;

d)

de hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren) van elke aan te landen of over te laden soort (aangeduid met de FAO-drielettercode);

e)

in geval van overlading, de naam van het ontvangende vaartuig;

f)

het gezondheidscertificaat van het ontvangende vaartuig.

De overlading moet plaatsvinden in de wateren van een daartoe gemachtigde haven van Kaapverdië. Overlading op zee is verboden.

Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan worden de daartoe in de wetgeving van Kaapverdië vastgestelde sancties toegepast.

2.   Aanmoediging tot het aanlanden

De partijen werken samen om bij te dragen aan de ontwikkeling van de visserijsector van Kaapverdië en om de economische en sociale voordelen van de overeenkomst te versterken, in het bijzonder dankzij de toename van de aanlandingen van vaartuigen van de Unie en de valorisatie van visserijproducten.

De reders die op tonijn vissen, doen een inspanning om een deel van hun in de wateren van Kaapverdië bovengehaalde vangsten aan te landen. De aangelande vangsten kunnen aan lokale bedrijven worden verkocht tegen een tussen de marktdeelnemers onderhandelde prijs.

De gemengde commissie zal regelmatig, na overleg met de betrokken actoren, nagaan hoever het staat met de uitvoering van de strategie om de aangelande hoeveelheden te vergroten en in hoeverre de haveninfrastructuur en de infrastructuur voor de verwerking werkelijk operationeel zijn.

HOOFDSTUK VI

CONTROLE EN INSPECTIE

1.   Binnenvaren en verlaten van de visserijzone

Telkens wanneer een vaartuig van de Unie met een vismachtiging de visserijzone van Kaapverdië binnenvaart of verlaat, moet dit drie uur van tevoren aan Kaapverdië worden gemeld.

Bij de melding van het binnenvaren of verlaten van de visserijzone deelt het vaartuig met name de volgende gegevens mee:

a)

verwachte datum, verwacht tijdstip en verwachte plaats van binnenvaren of verlaten van de zone;

b)

de aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren;

c)

de aanbiedingsvorm van de producten.

2.   Vaartuigpositieberichten – VMS

Elk vaartuig van de Unie dat in het kader van dit protocol mag vissen, is uitgerust met een satellietvolgsysteem voor vaartuigen (Vessel Monitoring System – VMS) dat beantwoordt aan de specificaties van aanhangsel 4.

Het is verboden het satellietcommunicatiesysteem voor permanente lokalisering dat voor datatransmissie aan boord van het vaartuig is geplaatst, te verplaatsen, los te koppelen, te vernietigen, te beschadigen of onklaar te maken of om bewust de door dit systeem verzonden of geregistreerde gegevens te manipuleren, te verdraaien of te vervalsen.

De kennisgeving gebeurt bij voorkeur via het ERS/VMS of wanneer dat niet goed werkt, per e-mail, fax of radio. Kaapverdië stelt de betrokken vaartuigen en de Unie onverwijld in kennis van elke wijziging van het e-mailadres, het oproepnummer of de radiofrequentie.

Tijdens hun aanwezigheid in de visserijzone van Kaapverdië moeten de vaartuigen van de Unie die over een vismachtiging beschikken, zijn uitgerust met een VMS dat hun positie automatisch en permanent (om het uur) meedeelt aan het visserijcontrolecentrum (VCC) van hun vlaggenstaat.

Elk positiebericht moet:

(a)

de identificatiegegevens van het vaartuig bevatten;

(b)

de meest recente geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad) bevatten, met een foutenmarge van minder dan 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;

(c)

de datum en het tijdstip van de registratie van de positie bevatten;

(d)

de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig bevatten;

(e)

en geconfigureerd zijn volgens het formaat in aanhangsel 4.

Een vaartuig dat in de visserijzone van Kaapverdië bij het vissen wordt waargenomen zonder dat het zijn aanwezigheid vooraf heeft gemeld, wordt beschouwd als een vaartuig in overtreding.

3.   Inspectie

De vaartuigen van de Unie met een vismachtiging worden in de visserijzone van Kaapverdië of in de haven gecontroleerd door vaartuigen en inspecteurs van Kaapverdië die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserijcontrole aangewezen vaartuigen en inspecteurs.

Voordat de inspecteurs van Kaapverdië aan boord gaan, stellen zij het vaartuig van de Unie in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt door maximaal twee inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en kwalificatie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen.

De inspecteurs van Kaapverdië blijven niet langer aan boord van het vaartuig van de Unie dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.

Kaapverdië kan de Unie toestaan om als waarnemer deel te nemen aan de inspectie op zee.

De kapitein van het vaartuig van de Unie vergemakkelijkt het aan boord gaan en de werkzaamheden van de inspecteurs van Kaapverdië.

Aan het eind van elke inspectie stellen de inspecteurs van Kaapverdië een inspectieverslag op. De kapitein van het vaartuig van de Unie mag opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt, en door de kapitein van het vaartuig van de Unie.

De inspecteurs van Kaapverdië overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het vaartuig van de Unie alvorens het vaartuig te verlaten. Kaapverdië doet de Unie binnen acht dagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.

HOOFDSTUK VII

INBREUKEN

1.   Behandeling van inbreuken

Iedere inbreuk door een vaartuig van de Unie dat beschikt over een vismachtiging krachtens deze bijlage, moet worden vermeld in een inspectieverslag.

De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tegen de betrokken inbreuk onverlet.

2.   Aanhouding van een vaartuig – informatievergadering

Wanneer de geldende wetgeving van Kaapverdië daarin voorziet voor de betrokken inbreuk, kan elk vaartuig van de Unie dat een inbreuk begaat, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en, wanneer het vaartuig zich op zee bevindt, zich naar een haven van Kaapverdië te begeven.

Kaapverdië stelt de Unie uiterlijk binnen één werkdag in kennis van iedere aanhouding van een vaartuig van de Unie met een vismachtiging. Deze kennisgeving gaat vergezeld van de elementen die de aanhouding motiveren.

Alvorens tegen het vaartuig, de kapitein, de bemanning of de lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van de bewijsstukken, belegt Kaapverdië op verzoek van de Unie binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig een informatiebijeenkomst om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan deze informatievergadering kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen.

3.   Vervolging van de inbreuk – schikkingsprocedure

Kaapverdië stelt de op de inbreuk toe te passen sanctie vast overeenkomstig de geldende nationale wetgeving.

Wanneer de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure impliceert, wordt, voordat deze wordt ingeleid en voor zover de inbreuk geen strafbaar feit inhoudt, een schikkingsprocedure tussen Kaapverdië en de Unie ingeleid om de aard en de hoogte van de sanctie te bepalen. Aan deze schikkingsprocedure kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk drie dagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.

4.   Gerechtelijke procedure – bankgarantie

Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft gepleegd, een bankgarantie bij een door Kaapverdië opgegeven bank ter hoogte van een door Kaapverdië vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding van het vaartuig, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt niet vrijgegeven voordat de gerechtelijke procedure is voltooid.

De bankgarantie wordt onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis vrijgegeven en aan de reder terugbetaald:

a)

in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;

b)

ten bedrage van het saldo, wanneer de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.

Kaapverdië stelt de Unie binnen acht dagen na de uitspraak in kennis van de uitkomst van de gerechtelijke procedure.

5.   Vrijgave van het vaartuig en de bemanning

Het vaartuig en de bemanning mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.

HOOFDSTUK VIII

AANMONSTERING VAN ZEELIEDEN

1.   Aantal aan te monsteren zeelieden

Tijdens hun visseizoen in de visserijzone van Kaapverdië hebben de vaartuigen van de Unie minstens het volgende aantal Kaapverdische zeelieden aan boord:

a)

de vloot van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen heeft minstens zes zeelieden aan boord;

b)

de vloot van de vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel heeft minstens twee zeelieden aan boord;

c)

de vloot van de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug heeft minstens vijf zeelieden aan boord.

De reders van de vaartuigen van de Unie doen al het mogelijke om nog meer Kaapverdische zeelieden aan te monsteren.

2.   Vrije keuze van zeelieden

Kaapverdië houdt een lijst bij van Kaapverdische zeelieden die gekwalificeerd zijn om op de vaartuigen van de Unie te worden aangemonsterd.

De reder, of zijn agent, kiest uit deze lijst de aan te monsteren Kaapverdische zeelieden en stelt Kaapverdië in kennis van hun inschrijving op de bemanningslijst.

3.   Contracten van de zeelieden

Het arbeidscontract van de Kaapverdische zeelieden wordt opgesteld door de reder of zijn agent en de zeeman, die zich kan laten vertegenwoordigen door zijn vakvereniging. Het wordt gewaarmerkt door de maritieme autoriteit van Kaapverdië. Het bevat met name de datum en de haven van aanmonstering.

Het contract garandeert de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die in Kaapverdië op hen van toepassing is. Het omvat ook een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.

De ondertekenende partijen krijgen een kopie van het contract.

De in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) neergelegde fundamentele rechten op het werk zijn van toepassing op Kaapverdische zeelieden. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.

4.   Loon van de zeelieden

Het loon van de Kaapverdische zeelieden komt ten laste van de reder. Het wordt vastgesteld vóór de afgifte van de vismachtiging, in onderling overleg tussen de reder of zijn agent en Kaapverdië.

Het loon mag niet minder bedragen dan dat van de bemanning van de nationale vaartuigen en mag evenmin onder de normen van de IAO liggen.

5.   Verplichtingen van de zeeman

De zeeman moet zich daags vóór de in zijn contract vermelde datum van aanmonstering melden bij de kapitein van het aangewezen vaartuig. De kapitein deelt de zeeman de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd mee. Als de zeeman afhaakt of zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt, wordt zijn contract als vervallen beschouwd en wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die zeeman aan te monsteren. In dat geval wordt de reder geen financiële sanctie of compenserende betaling opgelegd.

6.   Niet-aanmonstering van zeelieden

Reders van vaartuigen die geen Kaapverdische zeelieden aanmonsteren, betalen vóór 30 september van het lopende jaar voor elke zeeman onder het in punt 1 vastgestelde aantal, een forfaitair bedrag van 20 EUR per dag dat hun vaartuigen aanwezig zijn in de visserijzone van Kaapverdië.

HOOFDSTUK IX

WAARNEMERS

1.   Waarneming van visserijactiviteiten

Zolang er nog geen systeem van regionale waarnemers opgezet is, nemen de vaartuigen die in het kader van de overeenkomst in de visserijzone van Kaapverdië mogen vissen, in plaats van regionale waarnemers, waarnemers aan boord die door Kaapverdië zijn aangewezen overeenkomstig de in dit hoofdstuk uiteengezette regels.

De visserijactiviteiten van vaartuigen met een vismachtiging vallen onder een waarnemersregeling in het kader van de overeenkomst.

Deze waarnemersregeling is in overeenstemming met de aanbevelingen van de ICCAT.

2.   Aangewezen vaartuigen en waarnemers

Uiterlijk 15 dagen vóór de datum waarop de waarnemer aan boord zou moeten gaan, wijst Kaapverdië de vaartuigen van de Unie aan die een waarnemer aan boord moeten nemen, evenals de waarnemer die aan dit vaartuig wordt toegewezen.

Op het ogenblik van de afgifte van de vismachtiging stelt Kaapverdië de Unie en de reder of zijn agent in kennis van de aangewezen vaartuigen en waarnemers, alsook van de tijd die de waarnemer aan boord van elk vaartuig zal doorbrengen. Kaapverdië stelt de Unie en de reder of zijn agent onverwijld in kennis van iedere wijziging in de aangewezen vaartuigen en waarnemers.

Kaapverdië streeft ernaar geen waarnemers aan te wijzen voor vaartuigen die reeds een waarnemer aan boord hebben of die voor het betrokken visseizoen in het kader van hun activiteiten in andere visserijzones dan die van Kaapverdië reeds formeel verplicht zijn een waarnemer aan boord te nemen.

De waarnemers blijven niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om hun taken te verrichten.

3.   Forfaitaire financiële bijdrage

Wanneer het visrecht moet worden betaald, maakt de reder voor elk vaartuig een forfaitair bedrag van 200 EUR per jaar over aan Kaapverdië.

4.   Loon van de waarnemer

Het loon en de sociale bijdragen voor de waarnemer zijn voor rekening van Kaapverdië.

5.   Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer

De voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer, met name de duur van zijn aanwezigheid aan boord, worden in onderling overleg tussen de reder of zijn agent en Kaapverdië vastgesteld.

De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische indeling van het vaartuig.

Kost en logies van de waarnemer aan boord van het vaartuig zijn voor rekening van de reder.

De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke veiligheid en het algemene welzijn van de waarnemer te waarborgen.

De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hij heeft toegang tot de communicatiemiddelen, de documenten die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig, met name het visserijlogboek en het navigatieboek, en tot de delen van het vaartuig die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn taken.

6.   Verplichtingen van de waarnemer

Gedurende zijn volledige verblijf aan boord:

a)

zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten noch onderbreekt, noch hindert;

b)

gaat de waarnemer zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord;

c)

bewaart de waarnemer geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten.

7.   Inscheping en ontscheping van de waarnemer

De waarnemer wordt in een door de reder gekozen haven aan boord genomen.

De reder of zijn vertegenwoordiger stelt Kaapverdië 10 dagen vóór het aan boord nemen van de waarnemer in kennis van de datum, het tijdstip en de haven van inscheping. Indien de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn de reiskosten tot de haven van inscheping voor rekening van de reder.

Als de waarnemer zich niet binnen 12 uur na de vastgestelde datum en tijd meldt, wordt de reder automatisch ontheven van zijn plicht die waarnemer aan boord te nemen. Het vaartuig mag de haven verlaten en zijn visserijactiviteiten aanvatten.

Wanneer de waarnemer niet in een haven van Kaapverdië van boord gaat, zorgt de reder er, op zijn kosten, voor dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar Kaapverdië kan terugkeren.

8.   Taken van de waarnemer

De waarnemer verricht de volgende taken:

a)

hij observeert de visserijactiviteiten van het vaartuig;

b)

hij verifieert de positie van het vaartuig tijdens de visserijactiviteiten;

c)

hij verricht een bemonstering voor biologische doeleinden in het kader van een wetenschappelijk programma;

d)

hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;

e)

hij verifieert de in het logboek opgenomen gegevens over de in de visserijzone van Kaapverdië gedane vangsten;

f)

hij verifieert de percentages bijvangsten en raamt de hoeveelheid teruggooi;

g)

in de periode waarin het vaartuig actief is in de visserijzone van Kaapverdië, deelt hij zijn waarnemingen ten minste eenmaal per week per radio, fax of e-mail mee en geeft hij daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op.

9.   Verslag van de waarnemer

Alvorens het vaartuig te verlaten, legt de waarnemer de kapitein van het vaartuig een verslag van zijn waarnemingen voor. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en de kapitein. De kapitein ontvangt een kopie van het verslag van de waarnemer.

De waarnemer zendt zijn verslag toe aan Kaapverdië, dat binnen acht dagen na het van boord gaan van de waarnemer een kopie doet toekomen aan de Unie.


(1)  Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 10006/2008 van de Raad (PB EU L 347 van 28.12.2017, blz. 81).


AANHANGSELS VAN DE BIJLAGE

Aanhangsel 1 - Visserijzone van Kaapverdië

Aanhangsel 2 - Technische instandhoudingsmaatregelen

Aanhangsel 3 - Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging

Aanhangsel 4 - Vessel monitoring system (VMS)

Aanhangsel 5 - Uitvoering van het systeem voor elektronische transmissie van visserijactiviteiten (ERS)

AANHANGSEL 1

VISSERIJZONE VAN KAAPVERDIË

De visserijzone van Kaapverdië strekt zich uit tot 200 zeemijl te rekenen vanaf de volgende basislijnen:

Punt

Noorderbreedte

Westerlengte

Eiland

A.

14° 48′ 43,17″

24° 43′ 48,85″

I. Brava

C-P1 a Rainha

14° 49′ 59,10″

24° 45′ 33,11″

C-P1 a Faja

14° 51′ 52,19″

24° 45′ 09,19″

D-P1 Vermelharia

16° 29′ 10,25″

24° 19′ 55,87″

S. Nicolau

E.

16° 36′ 37,32″

24° 36′ 13,93″

Ilhéu Raso

F-P1 a da Peça

16° 54′ 25,10″

25° 18′ 11,00″

Santo Antão

F.

16° 54′ 40,00″

25° 18′ 32,00″

G-P1 a Camarín

16° 55′ 32,98″

25° 19′ 10,76″

H-P1 a Preta

17° 02′ 28,66″

25° 21′ 51,67″

I-P1 A Mangrade

17° 03′ 21,06″

25° 21′ 54,44″

J-P1 a Portinha

17° 05′ 33,10″

25° 20′ 29,91″

K-P1 a do Sol

17° 12′ 25,21″

25° 05′ 56,15″

L-P1 a Sinagoga

17° 10′ 41,58″

25° 01′ 38,24″

M-Pta Espechim

16° 40′ 51,64″

24° 20′ 38,79″

S. Nicolau

N-Pta Norte

16° 51′ 21,13″

22° 55′ 40,74″

Sal

O-Pta Casaca

16° 50′ 01,69″

22° 53′ 50,14″

P-Ilhéu Cascalho

16° 11′ 31,04″

22° 40′ 52,44″

Boa Vista

Pl-Ilhéu Baluarte

16° 09′ 05,00″

22° 39′ 45,00″

Q-Pta Roque

16° 05′ 09,83″

22° 40′ 26,06″

R-Pta Flamengas

15° 10′ 03,89″

23° 05′ 47,90″

Maio

S.

15° 09′ 02,21″

23° 06′ 24,98″

Santiago

T.

14° 54′ 10,78″

23° 29′ 36,09″

U-D. Maria Pia

14° 53′ 50,00″

23° 30′ 54,50″

I. de Fogo

V-Pta Pesqueiro

14° 48′ 52,32″

24° 22′ 43,30″

I. Brava

X-Pta Nho Martinho

14° 48′ 25,59″

24° 42′ 34,92″

II >

14° 48′ 43,17″

24° 43′ 48,85″

 

Op grond van het op 17 februari 1993 ondertekende verdrag tussen de Republiek Kaapverdië en de Republiek Senegal wordt de zeegrens met Senegal gevormd door de volgende punten:

Punt

Noorderbreedte

Westerlengte

A

13° 39′ 00″

20° 04′ 25″

B

14° 51′ 00″

20° 04′ 25″

C

14° 55′ 00″

20° 00′ 00″

D

15° 10′ 00″

19° 51′ 30″

E

15° 25′ 00″

19° 44′ 50″

F

15° 40′ 00″

19° 38′ 30″

G

15° 55′ 00″

19° 35′ 40″

H

16° 04′ 05″

19° 33′ 30″

Op grond van het tussen de Republiek Kaapverdië en de Islamitische Republiek Mauritanië ondertekende verdrag wordt de zeegrens tussen de twee landen gevormd door de volgende punten:

Punt

Noorderbreedte

Westerlengte

H

16° 04,0′

019° 33,5′

I

16° 17,0′

019° 32,5′

J

16° 28,5′

019° 32,5′

K

16° 38,0′

019° 33,2′

L

17° 00,0′

019° 32,1′

M

17° 06,0′

019° 36,8′

N

17° 26,8′

019° 37,9′

O

17° 31,9′

019° 38,0′

P

17° 44,1′

019° 38,0′

Q

17° 53,3′

019° 38,0′

R

18° 02,5′

019° 42,1′

S

18° 07,8′

019° 44,2′

T

18° 13,4′

019° 47,0′

U

18° 18,8′

019° 49,0′

V

18° 24,0′

019° 51,5′

X

18° 28,8′

019° 53,8′

Y

18° 34,9′

019° 56,0′

Z

18° 44,2′

020° 00,0′

AANHANGSEL 2

TECHNISCHE INSTANDHOUDINGSMAATREGELEN

1.   Maatregelen voor alle categorieën

a)

Verboden soorten

Overeenkomstig het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en overeenkomstig de resoluties van de ICCAT is de visserij op de reuzenmanta (Manta birostris), de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcharias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de kaphamerhaai), de witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden.

Overeenkomstig de wetgeving van Kaapverdië is de visserij op de walvishaai (Rhincondon typus) verboden. Verbod op het afsnijden van haaienvinnen:

Het is verboden haaienvinnen aan boord van vaartuigen af te snijden en haaienvinnen aan boord te houden, over te laden of aan te landen. Onverminderd het voorgaande mogen haaienvinnen, om de opslag aan boord te vergemakkelijken, gedeeltelijk worden ingesneden en tegen het karkas worden gevouwen, maar zij mogen niet vóór het aanlanden van het karkas worden verwijderd.

b)

Overlading op zee

Overlading op zee is verboden. De overlading moet plaatsvinden in de wateren van een daartoe gemachtigde haven van Kaapverdië.

2.   Specifieke maatregelen

NOTITIE 1: VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE HENGEL

1)

Visserijzone: buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn.

2)

Toegestaan vistuig: hengels.

3)

Doelsoorten: geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis).

Bijvangsten: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.

NOTITIE 2: VAARTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN

1)

Visserijzone: buiten 18 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, rekening houdend met de archipelstructuur van de visserijzone van Kaapverdië.

2)

Toegestaan vistuig: zegen.

3)

Doelsoorten: geelvintonijn (Thunnus albacares), grootoogtonijn (Thunnus obesus) en gestreepte tonijn (Katsuwonus pelamis).

Bijvangsten: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.

NOTITIE 3: VAARTUIGEN VOOR DE VISSERIJ MET DE DRIJVENDE BEUG

1)

Visserijzone: buiten 18 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn.

2)

Toegestaan vistuig: drijvende beug.

3)

Doelsoorten: zwaardvis (Xiphias gladius), blauwe haai (Prionace glauca), geelvintonijn (Thunnus albacares) en grootoogtonijn (Thunnus obesus).

Bijvangsten: naleving van de aanbevelingen van de ICCAT en de FAO.

3.   Bijwerking

Beide partijen plegen met elkaar overleg in de gemengde commissie om deze technische instandhoudingsmaatregelen bij te werken aan de hand van wetenschappelijke aanbevelingen.

AANHANGSEL 3

FORMULIER VOOR DE AANVRAAG VAN EEN VISMACHTIGING

VISSERIJOVEREENKOMST KAAPVERDIË – EUROPESE UNIE

I.   AANVRAGER

1.

Naam van de aanvrager:

2.

Naam van de producentenorganisatie (PO) of de reder:

3.

Adres van de PO of de reder:

4.

Telefoonnummer:

faxnummer:

e-mailadres:

5.

Naam van de kapitein:

nationaliteit:

e-mailadres:

6.

Naam en adres van de plaatselijke agent:

II.   IDENTIFICATIE VAN HET VAARTUIG

7.

Naam van het vaartuig:

8.

Vlaggenstaat:

Haven van registratie:

9.

Op het vaartuig aangebrachte kentekens:

MMSI:

IMO-nummer:

10

Registratiedatum van huidige vlag (DD/MM/JJJJ): …/…/…

Vroegere vlag (indien van toepassing):

11.

Bouwplaats:

Datum (DD/MM/JJJJ): …/…/…

12.

Radiofrequentie: HF:

VHF:

13.

Satelliettelefoonnummer:

IRCS:

III.   TECHNISCHE GEGEVENS VAARTUIG

14.

Lengte over alles (meter):

Breedte over alles (meter):

Tonnage (in GT Londen):

15.

Motortype:

Motorvermogen (in kW):

16.

Aantal bemanningsleden:

17.

Conserveringsmethode aan boord:

☐ ijs

☐ koeling

☐ gemengd

☐ invriezen

18.

Verwerkingscapaciteit per dag (24 uur) in ton:

Aantal visruimen:

Totale capaciteit visruimen (in m3):

19.

VMS. Gegevens automatische positiemelder:

Fabrikant:

Model:

Reeksnummer:

Softwareversie:

Satellietexploitant (MCSP):

IV.   VISSERIJACTIVITEIT

20.

Toegestaan vistuig:

☐ ringzegen

☐ beuglijnen

☐ hengels

21.

Plaats van aanlanding van de vangsten:

22.

Machtiging gevraagd voor de periode van (DD/MM/JJJJ) …/…/… tot en met (DD/MM/JJJJ) …/…/…

Ondergetekende verklaart dat de informatie in deze aanvraag juist is en te goeder trouw is verstrekt.

Gedaan te …, op …/…/…

Handtekening van de aanvrager: ….

AANHANGSEL 4

VESSEL MONITORING SYSTEM

1.   Vaartuigpositieberichten – VMS

De eerste positie die na het binnenvaren van de visserijzone van Kaapverdië wordt geregistreerd, wordt aangeduid met de code "ENT". Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code "POS", met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Kaapverdië geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code "EXI".

Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten moeten op een beveiligde manier worden geregistreerd en drie jaar lang worden bewaard.

2.   Versturen van positieberichten bij uitval van het VMS

De kapitein ziet erop toe dat het VMS van zijn vaartuig altijd volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden verstuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.

Bij uitval wordt het VMS van het vaartuig binnen 30 dagen hersteld of vervangen. Zo niet mag het vaartuig na deze termijn niet langer in de visserijzone van Kaapverdië vissen.

Vaartuigen die in de visserijzone van Kaapverdië vissen en waarvan het VMS defect is, sturen hun positieberichten ten minste om de vier uur per e-mail, radio of fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle verplichte gegevens.

3.   Beveiligde verzending van de positieberichten aan Kaapverdië

Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Kaapverdië. Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Kaapverdië wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onverwijld in kennis van elke wijziging daarvan.

Het versturen van de positieberichten tussen het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Kaapverdië gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.

Het VCC van Kaapverdië stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Unie onmiddellijk in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging, voor zover dat vaartuig niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten.

4.   Slechte werking van het communicatiesysteem

Kaapverdië zorgt ervoor dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Unie onverwijld van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten in kennis, met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.

De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor elke bewezen manipulatie van het VMS van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende wetgeving van Kaapverdië vastgestelde sancties.

5.   Herziening van de frequentie van de positieberichten

Op basis van bewijsstukken ter staving van een overtreding kan Kaapverdië het VCC van de vlaggenstaat, met kopie aan de Unie, verzoeken het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig gedurende een bepaalde onderzoeksperiode te verminderen tot 30 minuten. Kaapverdië moet deze bewijsstukken overleggen aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de Unie. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onverwijld volgens de nieuwe frequentie door naar Kaapverdië.

Aan het einde van de onderzoeksperiode stelt Kaapverdië het VCC van de vlaggenstaat en de Unie in kennis van de eventuele follow-up.

6.   Verzending van VMS-berichten aan Kaapverdië

Gegeven

Code

Verplicht (V) /Optioneel (O)

Inhoud

Begin record

SR

V

Systeeminformatie – geeft het begin van de record aan

Geadresseerde

AD

V

Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van geadresseerde

Verzender

FR

V

Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van verzender

Vlaggenstaat

FS

V

Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van vlaggenstaat

Berichttype

TM

V

Berichtinformatie – type bericht (ENT, POS, EXI, MAN)

Radioroepnaam (IRCS)

RC

V

Vaartuiginformatie – internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS)

Intern referentienummer van de overeenkomstsluitende partij

IR

O

Vaartuiginformatie – uniek nummer van de overeenkomstsluitende partij ISO-alfa-3-code (ISO-3166), gevolgd door het nummer

Extern registratienummer

XR

V

Vaartuiginformatie – nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1)

Breedtegraad

LT

V

Positie-informatie – positie in graden en decimale graden N/Z GG.ggg (WGS84)

Lengtegraad

LG

V

Positie-informatie – positie in graden en decimale graden O/W GG.ggg (WGS84)

Vaarrichting

CO

V

Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360°

Snelheid

SP

V

Vaarsnelheid van het vaartuig in tienden van knopen

Datum

DA

V

Positie-informatie – datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD)

Tijdstip

TI

V

Positie-informatie – tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM)

Einde record

ER

V

Systeeminformatie – geeft het einde van de record aan

Bij de transmissie is de volgende informatie vereist om het VCC van Kaapverdië in staat te stellen het VCC van verzending te identificeren:

 

IP-adres van de server van het VCC en/of DNS-referenties;

 

SSL-certificaat (volledige keten van de certificeringsautoriteiten).

De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:

 

de gebruikte tekens moeten in overeenstemming zijn met ISO-norm 8859.1;

 

een dubbele schuine streep (//) en de letters "SR" geven het begin van een bericht aan;

 

elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de andere gegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//);

 

een enkele schuine streep (/) scheidt code en gegeven;

 

de code "ER", gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan.

AANHANGSEL 5

TOEPASSING VAN HET ELEKTRONISCHE SYSTEEM VOOR HET RAPPORTEREN VAN VISSERIJACTIVITEITEN (ERS-SYSTEEM)

Registratie van de visserijgegevens en verzending van de aangiften via ERS

1.

De kapitein van een vissersvaartuig van de Unie dat beschikt over een machtiging krachtens dit protocol, moet, wanneer het vaartuig zich in de visserijzone van Kaapverdië bevindt:

(a)

elk binnenvaren en verlaten van de visserijzone registreren aan de hand van een specifiek bericht waarin is vermeld welke hoeveelheden van elke soort aan boord zijn op het tijdstip waarop de visserijzone wordt binnengevaren of verlaten, en de datum, het tijdstip en de positie waarop de visserijzone wordt binnengevaren of verlaten. Dat bericht wordt uiterlijk twee uur vóór het binnenvaren of het verlaten van de visserijzone via ERS of een ander communicatiemiddel naar het VCC van Kaapverdië doorgestuurd;

(b)

elke dag de positie van het vaartuig om 12 uur 's middags registreren, wanneer geen enkele visserijactiviteit heeft plaatsgevonden;

(c)

voor elke visserijactiviteit de positie van deze activiteit registreren, het soort vistuig en de van elke soort gevangen hoeveelheden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de aan boord gehouden vangsten en de teruggegooide vangsten. Elke soort wordt geïdentificeerd aan de hand van de FAO-drielettercode. De hoeveelheden worden uitgedrukt in kilogram levend gewicht en, zo nodig, in aantal exemplaren;

(d)

de in het elektronische visserijlogboek geregistreerde gegevens dagelijks, uiterlijk om 24:00 uur, doorsturen naar zijn vlaggenstaat; deze transmissie vindt plaats voor elke dag die in de visserijzone van Kaapverdië wordt doorgebracht, zelfs als niets worden gevangen. Zij vindt ook telkens vóór het verlaten van de visserijzone plaats.

2.

De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden gegevens.

3.

De vlaggenstaat stelt de ERS-gegevens ter beschikking van het visserijcontrolecentrum (VCC) van Kaapverdië overeenkomstig de beginselen van hoofdstuk IV van de bijlage bij dit protocol.

Gegevens in UN/CEFACT-formaat worden doorgestuurd via het FLUX-net dat de Europese Commissie ter beschikking stelt.

Als transmissie op die wijze niet mogelijk is, worden de gegevens tot aan het einde van de overgangsperiode via DEH (Data Exchange Highway) doorgestuurd in formaat EU-ERS (v 3.1).

Het VCC van de vlaggenstaat zendt van het vaartuig afkomstige instantberichten (COE, COX en PNO) onverwijld automatisch door naar het VCC van Kaapverdië. De andere berichttypen worden vanaf de datum van daadwerkelijke ingebruikname van het formaat UN-CEFACT ook automatisch eenmaal per dag doorgestuurd, of worden, in afwachting van die ingebruikname, onverwijld ter beschikking van het VCC van Kaapverdië gesteld wanneer daartoe via het centrale knooppunt van de Europese Commissie automatisch een verzoek aan het VCC van de vlaggenstaat wordt gericht. Na de effectieve invoering van het nieuwe formaat zal deze wijze van terbeschikkingstelling enkel nog betrekking hebben op specifieke aanvragen betreffende historische gegevens.

4.

Het VCC van Kaapverdië bevestigt de ontvangst van de toegezonden instant-ERS-gegevens door een ontvangstbevestiging waarin ook de geldigheid van het ontvangen bericht wordt bevestigd. Er wordt geen ontvangstbevestiging verstuurd voor gegevens die Kaapverdië ontvangt naar aanleiding van een aanvraag die het zelf heeft ingediend. Kaapverdië behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk.

Mankement van het systeem voor elektronische transmissie aan boord van het vaartuig of van het communicatiesysteem

5.

Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Kaapverdië stellen elkaar onmiddellijk in kennis van alle gebeurtenissen die een weerslag kunnen hebben op de transmissie van de ERS-gegevens van een of meer vaartuigen.

6.

Indien het VCC van Kaapverdië de gegevens die een vaartuig moet toezenden, niet ontvangt, stelt het VCC van de vlaggenstaat hiervan onmiddellijk in kennis. Het VCC van de vlaggenstaat onderzoekt zo spoedig mogelijk waarom de ontvangst van de ERS-gegevens uitblijft en brengt het VCC van Kaapverdië op de hoogte van het resultaat van dat onderzoek.

7.

Als er een mankement is in de transmissie tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat, meldt dit VCC dit onverwijld aan de kapitein of de exploitant van het vaartuig of hun vertegenwoordiger(s). Na ontvangst van deze kennisgeving stuurt de kapitein van het vaartuig de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat elke dag uiterlijk om 24:00 uur de ontbrekende gegevens toe via een daartoe geschikt telecommunicatiemiddel.

8.

Bij een storing van het systeem voor elektronische transmissie dat aan boord van het vaartuig is geïnstalleerd, zorgt de kapitein of de exploitant van het vaartuig ervoor dat het ERS-systeem binnen tien dagen na de ontdekking van de storing wordt hersteld of vervangen. Na die termijn mag het vaartuig niet langer in de visserijzone vissen en moet het binnen 24 uur die zone verlaten of een haven van Kaapverdië aandoen. Het vaartuig mag de haven pas verlaten of pas naar de visserijzone terugkeren nadat het VCC van zijn vlaggenstaat heeft geconstateerd dat het ERS-systeem weer naar behoren functioneert.

9.

Als Kaapverdië geen ERS-gegevens ontvangt wegens een storing van de elektronische systemen die onder toezicht van de Unie of Kaapverdië staan, neemt de betrokken partij onverwijld alle maatregelen die deze storing zo spoedig mogelijk kunnen verhelpen. De oplossing van het probleem wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij.

10.

Het VCC van de vlaggenstaat zendt het VCC van Kaapverdië om de 24 uur via een ter beschikking staand elektronisch communicatiemiddel alle ERS-gegevens door die de vlaggenstaat sinds de meest recente transmissie heeft ontvangen. Op verzoek van Kaapverdië kan dezelfde procedure worden toegepast bij een onderhoud dat langer dan 24 uur duurt en een weerslag heeft op de systemen die onder toezicht van de Unie staan. Kaapverdië waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat wordt gedacht dat de vaartuigen van de Unie in overtreding zijn wat de transmissie van hun ERS-gegevens betreft. Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de ontbrekende gegevens worden opgenomen in de elektronische databank die het overeenkomstig punt 3 bijhoudt.

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/30


Informatie over de datum van inwerkingtreding van het protocol bij de Euromediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie

Het bovengenoemde protocol tussen de Europese Unie en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië is op 1 april 2019 in werking getreden.


VERORDENINGEN

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/31


VERORDENING (EU) 2019/952 VAN DE RAAD

van 17 mei 2019

betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 19 december 2006 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 2027/2006 (1) vastgesteld waarbij de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2) ("de overeenkomst") werd gesloten. De overeenkomst is op 30 maart 2007 in werking getreden, is stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.

(2)

Het meest recente protocol bij de overeenkomst is verstreken op 22 december 2018.

(3)

De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van deze onderhandelingen is het nieuwe protocol op 12 oktober 2018 geparafeerd.

(4)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2019/951 van de Raad (3) is het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024) ("het Protocol") ondertekend op 20 mei 2019.

(5)

De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld voor de periode van toepassing van het protocol.

(6)

Om ervoor te zorgen dat vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, is het protocol voorlopig van toepassing met ingang van de ondertekening ervan. Daarom moet deze verordening van toepassing worden met ingang van diezelfde datum,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld op grond van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024), worden als volgt over de lidstaten verdeeld:

a)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de zegen:

Spanje:

16

vaartuigen

Frankrijk:

12

vaartuigen

b)

vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug:

Spanje:

21

vaartuigen

Portugal:

6

vaartuigen

c)

vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel:

Spanje:

8

vaartuigen

Frankrijk:

4

vaartuigen

Portugal:

2

vaartuigen

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 20 mei 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 17 mei 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

E.O. TEODOROVICI


(1)  Verordening (EG) nr. 2027/2006 van de Raad van 19 december 2006 betreffende de sluiting van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (PB L 414 van 30.12.2006, blz. 1).

(2)  PB L 414 van 30.12.2006, blz. 3.

(3)  Besluit (EU) 2019/951 van de Raad van 17 mei 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië (2019-2024) (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/33


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/953 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2019

tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam "Nizza" (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt,

(1)

Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag van Italië tot registratie van de naam "Nizza" onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2).

(2)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

De naam "Nizza" moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam "Nizza" (BOB) wordt beschermd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2019.

Voor de Commissie

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 55 van 12.2.2019, blz. 6.


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/34


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/954 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2019

tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam "La Jaraba" (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de door Spanje toegestuurde aanvraag tot registratie van de naam "La Jaraba" onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2).

(2)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

De naam "La Jaraba" moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam "La Jaraba" (BOB) wordt beschermd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 57 van 13.2.2019, blz. 5.


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/35


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/955 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2019

tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam "Vallegarcía" (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de door Spanje toegestuurde aanvraag tot registratie van de naam "Vallegarcía" onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2).

(2)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

De naam "Vallegarcía" moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam "Vallegarcía" (BOB) wordt beschermd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 57 van 13.2.2019, blz. 10.


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/36


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/956 VAN DE COMMISSIE

van 22 mei 2019

tot verlening van de in artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde bescherming aan de naam "Los Cerrillos" (BOB)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 97, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de door Spanje toegestuurde aanvraag tot registratie van de naam "Los Cerrillos" onderzocht en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2).

(2)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(3)

De naam "Los Cerrillos" moet overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden beschermd en moet worden ingeschreven in het in artikel 104 van die verordening bedoelde register.

(4)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam "Los Cerrillos" (BOB) wordt beschermd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 57 van 13.2.2019, blz. 16.


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/37


VERORDENING (EU) 2019/957 VAN DE COMMISSIE

van 11 juni 2019

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)-silaantriol en TDFA's betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 20 april 2016 heeft het Koninkrijk Denemarken bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) een dossier overeenkomstig artikel 69, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingediend om een beperkingsprocedure zoals vastgesteld in de artikelen 69 tot en met 73 van die verordening in te leiden (hierna "het bijlage XV-dossier" genoemd). In het bijlage XV-dossier wordt aangegeven dat blootstelling aan (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en mono-, di- of tri-O-(alkyl)-derivaten daarvan (deze derivaten worden "TDFA's" genoemd) in combinatie met organische oplosmiddelen in sprayproducten ernstige acute longschade veroorzaakt en derhalve een risico vormt voor de menselijke gezondheid. Daarom werd voorgesteld om het in de handel brengen van deze mengsels in sprayproducten te verbieden voor levering aan het grote publiek. Denemarken concludeerde dat uit het bijlage XV-dossier bleek dat maatregelen voor de hele Unie noodzakelijk zijn.

(2)

Denemarken stelde een concentratiegrens voor van 2 ppb op basis van het gewicht voor de aanwezigheid van (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en elk van de TDFA's in organische oplosmiddelen bevattende mengsels, aangezien deze concentratiegrens overeenkomt met de detectiegrens.

(3)

Op 10 maart 2017 heeft het Comité risicobeoordeling (RAC) van het ECHA een advies goedgekeurd waarin werd geconcludeerd dat de risico's voor het grote publiek als gevolg van het gebruik van waterdichtmakende en impregnerende sprayproducten die (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol of TDFA's en organische oplosmiddelen bevatten, niet voldoende onder controle worden gehouden en dat de voorgestelde beperking een passende maatregel is om de risico's te verminderen. Bovendien was het RAC van mening dat mengsels van TDFA's en/of (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol met organische oplosmiddelen moeten worden geëtiketteerd op een wijze waarmee wordt gegarandeerd dat professionele gebruikers van deze producten op de hoogte zijn van de specifieke gevaren die verband houden met het gebruik van deze mengsels.

(4)

Op 15 juni 2017 heeft het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC) van het ECHA zijn advies vastgesteld, waarin erop werd gewezen dat de voorgestelde beperking, onder voorbehoud van door het RAC en het SEAC voorgestelde wijzigingen, de meest geschikte Uniebrede maatregel is om het hoofd te bieden aan de risico's in verband met de blootstelling aan sprayproducten die mengsels van (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en TDFA's met organische oplosmiddelen bevatten, gezien de socio-economische voordelen en kosten ervan. Rekening houdend met de onzekerheden in verband met de aanwezigheid van de betrokken sprayproducten op de markt voor levering aan het grote publiek, de doeltreffendheid van de voorgestelde maatregel, alsmede de vermoedelijke lage kosten van het voorstel, heeft het SEAC geconcludeerd dat de voorgestelde beperking niet onevenredig is.

(5)

Het SEAC was het met Denemarken eens dat een uitstel van 18 maanden voor de toepassing van de beperking voldoende lijkt om de belanghebbenden genoeg tijd te geven om passende maatregelen nemen teneinde aan de voorgestelde beperking te voldoen.

(6)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd overeenkomstig artikel 77, lid 4, onder h), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en er is rekening gehouden met zijn aanbevelingen.

(7)

Op 29 augustus 2017 heeft het ECHA de adviezen van het RAC en het SEAC bij de Commissie ingediend (2) en naar aanleiding hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat het in de handel brengen van sprayproducten die (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en/of TDFA's in combinatie met organische oplosmiddelen bevatten met het oog op levering aan het grote publiek een onaanvaardbaar risico vormt voor de menselijke gezondheid dat in de hele Unie moet worden aangepakt.

(8)

Rekening houdend met het bijlage XV-dossier en de adviezen van het RAC en het SEAC, ook wat betreft de beschikbaarheid van alternatieven, is de Commissie van mening dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd, het vastgestelde zorgpunt zou aanpakken zonder aanzienlijke lasten voor het bedrijfsleven, de toeleveringsketen of de consumenten. Daarom heeft de Commissie geconcludeerd dat de door Denemarken voorgestelde beperking, als gewijzigd door het RAC en het SEAC, een geschikte Uniebrede maatregel is om de risico's voor het grote publiek van sprayproducten die mengsels van (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en TDFA's met organische oplosmiddelen bevatten, aan te pakken.

(9)

Onder het in de handel brengen voor levering aan het grote publiek van sprayproducten die mengsels van (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en TDFA's met organische oplosmiddelen bevatten, valt ook het ter beschikking stellen van deze producten aan het grote publiek.

(10)

De belanghebbenden moeten voldoende tijd krijgen om passende maatregelen te nemen om aan de voorgestelde beperking te voldoen. Daarom moet de toepassing van de nieuwe beperking worden uitgesteld.

(11)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 juni 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  https://echa.europa.eu/previous-consultations-on-restriction-proposals/-/substance-rev/13918/term


BIJLAGE

In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

"73.

(3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol

Mono-, di- of tri-O-(alkyl)-derivaten daarvan (TDFA's)

1.

Mogen niet in de handel worden gebracht voor levering aan het grote publiek na 2 januari 2021, afzonderlijk of in combinatie, in een concentratie gelijk aan of groter dan 2 ppb op basis van het gewicht van de organische oplosmiddelen bevattende mengsels, in sprayproducten.

2.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder "sprayproducten" verstaan: aerosolen, pompsprays en verstuivers die in de handel worden gebracht voor spraytoepassingen voor het waterdicht maken of impregneren.

3.

Onverminderd de toepassing van andere EU-bepalingen inzake de indeling, verpakking en etikettering van stoffen en mengsels moet op de verpakking van sprayproducten die (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en/of TDFA's bevatten in combinatie met organische oplosmiddelen als bedoeld in punt 1 en die in de handel worden gebracht voor professioneel gebruik duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn vermeld: "Uitsluitend bestemd voor professionele gebruikers" en "Dodelijk bij inademing" met een afbeelding van het pictogram GHS06.

4.

Punt 2.3 van het veiligheidsinformatieblad bevat de volgende informatie: "mengsels van (3,3,4,4,5,5,6,6,7,7,8,8,8-tridecafluoroctyl)silaantriol en/of elk van de mono-, di- of tri-O-(alkyl)-derivaten daarvan in een concentratie gelijk aan of groter dan 2 ppb en organische oplosmiddelen in sprayproducten zijn alleen bedoeld voor professionele gebruikers en worden gemarkeerd met het opschrift "Dodelijk bij inademing"."

5.

Onder de in de punten 1, 3 en 4 bedoelde organische oplosmiddelen vallen ook organische oplosmiddelen gebruikt als aerosoldrijfgas."


BESLUITEN

12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/40


BESLUIT (EU, Euratom) 2019/958 VAN DE RAAD

van 6 juni 2019

tot benoeming van een lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité, voorgedragen door de Republiek Bulgarije

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 302,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien de voordracht van de Bulgaarse regering,

Gezien het advies van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 september 2015 en 1 oktober 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU, Euratom) 2015/1600 (1) en (EU, Euratom) 2015/1790 (2) tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 vastgesteld.

(2)

In het Europees Economisch en Sociaal Comité is een zetel van lid vrijgekomen door het overlijden van de heer Bojidar DANEV,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De heer Radosvet RADEV, Executive President of the Bulgarian Industrial Association, wordt benoemd tot lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 20 september 2020.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BIRCHALL


(1)  Besluit (EU, Euratom) 2015/1600 van de Raad van 18 september 2015 tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 53).

(2)  Besluit (EU, Euratom) 2015/1790 van de Raad van 1 oktober 2015 tot benoeming van de leden van het Europees Economisch en Sociaal Comité voor de periode van 21 september 2015 tot en met 20 september 2020 (PB L 260 van 7.10.2015, blz. 23).


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/41


BESLUIT (EU) 2019/959 VAN DE RAAD

van 6 juni 2019

tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Zweden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Zweedse regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld. Op 20 juli 2015 is Lotta HÅKANSSON HARJU bij Besluit (EU) 2015/1203 van de Raad (4) als lid vervangen door Anna LJUNGDÉLL. Op 22 mei 2017, is Anna LJUNGDELL bij Besluit (EU) 2017/884 van de Raad (5) als lid vervangen door Camilla JANSON.

(2)

In het Comité van de Regio's is een zetel van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van Camilla JANSON,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's wordt voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020, tot lid benoemd:

Karin WANNGÅRD, Ledamot i kommunfullmäktige, Stockholms kommun.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BIRCHALL


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).

(4)  Besluit (EU) 2015/1203 van de Raad van 20 juli 2015 houdende benoeming van drie Zweedse leden en zes Zweedse plaatsvervangers van het Comité van de Regio's (PB L 195 van 23.7.2015, blz. 44).

(5)  Besluit (EU) 2017/884 van de Raad van 22 mei 2017 tot benoeming van een lid van het Comité van de Regio's, voorgedragen door het Koninkrijk Zweden (PB L 135 van 24.5.2017, blz. 21).


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/42


BESLUIT (EU) 2019/960 VAN DE RAAD

van 6 juni 2019

tot benoeming van twee leden en twee plaatsvervangers van het Comité van de Regio's, voorgedragen door de Tsjechische Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 305,

Gezien de voordracht van de Tsjechische regering,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 26 januari 2015, 5 februari 2015 en 23 juni 2015 heeft de Raad de Besluiten (EU) 2015/116 (1), (EU) 2015/190 (2) en (EU) 2015/994 (3) houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 vastgesteld.

(2)

In het Comité van de Regio's zijn twee zetels van lid vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijnen van Adriana KRNÁČOVÁ en Petr OSVALD.

(3)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen vanwege het einde van de ambtstermijn van Tomáš HUDEČEK.

(4)

In het Comité van de Regio's is een zetel van plaatsvervanger vrijgekomen door de benoeming van Jan MAREŠ tot lid van het Comité van de Regio's,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In het Comité van de Regio's worden de volgende personen benoemd voor de resterende duur van de ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2020:

a)

tot lid:

Zdeněk HŘIB, Člen zastupitelstva hl. m. Prahy,

Jan MAREŠ, Člen zastupitelstva statutárního města Chomutov,

en

b)

tot plaatsvervanger:

Martin DLOUHÝ, Člen zastupitelstva hl. m. Prahy,

Jaroslav ZÁMEČNÍK, Člen zastupitelstva statutárního města Liberec.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A. BIRCHALL


(1)  Besluit (EU) 2015/116 van de Raad van 26 januari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 20 van 27.1.2015, blz. 42).

(2)  Besluit (EU) 2015/190 van de Raad van 5 februari 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 31 van 7.2.2015, blz. 25).

(3)  Besluit (EU) 2015/994 van de Raad van 23 juni 2015 houdende benoeming van de leden en plaatsvervangers van het Comité van de Regio's voor de periode van 26 januari 2015 tot en met 25 januari 2020 (PB L 159 van 25.6.2015, blz. 70).


12.6.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 154/44


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/961 VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 2019

tot goedkeuring van de Franse voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) ter beperking van het gebruik en het in de handel brengen van bepaald met creosoot en andere aan creosoot verwante stoffen behandeld hout

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4122)

(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 129, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij het besluit van 18 december 2018 inzake de beperking van het gebruik en het in de handel van brengen bepaald behandeld hout ("het besluit"), dat op 11 januari 2019 is bekendgemaakt in het staatsblad van de Franse Republiek, heeft Frankrijk overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 een voorlopige maatregel genomen ("de voorlopige maatregel") omdat het van oordeel was gegronde redenen te hebben om aan te nemen dat onmiddellijk optreden absoluut noodzakelijk was ter bescherming van het aquatisch en/of het terrestrische milieucompartiment tegen risico's die voortvloeien uit hout dat is behandeld met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9 en EG-nr. 232-287-5); creosootolie (CAS-nr. 61789-28-4; EG-nr. 263-047-8); destillaten (koolteer), naftaleenoliën (CAS-nr. 84650-04-4; EG-nr. 283-484-8); creosootolie, acenafteenfractie (CAS-nr. 90640-84-9; EG-nr. 292-605-3); destillaten (koolteer), bovenste (CAS-nr. 65996-91-0; EG-nr. 266-026-1); antraceenolie (CAS-nr. 90640-80-5; EG-nr. 292-602-7); teerzuren, kool, ruw (CAS-nr. 65996-85-2; EG-nr. 266-019-3); creosoot, hout (CAS-nr. 8021-39-4; EG-nr. 232-419-1); en extractieresiduen (kool), alkalische (CAS-nr. 122384-78-5; EG-nr. 310-191-5), als afzonderlijke stoffen of in een mengsel met één of meerdere andere stoffen ("behandeld hout").

(2)

Krachtens de voorlopige maatregel is het in de handel brengen en installeren van behandeld hout met ingang van 23 april 2019 verboden. Ook mag behandeld hout krachtens de voorlopige maatregel niet worden hergebruikt of voor een ander gebruik worden bestemd door de persoon die het gebruikt heeft. Deze verboden zijn van toepassing ongeacht de datum waarop het hout is behandeld.

(3)

Frankrijk heeft de Commissie op 25 februari 2019 overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 op de hoogte gesteld van de voorlopige maatregel, en het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het agentschap") en de overige lidstaten op 5 maart 2019.

(4)

Krachtens het besluit is het, bij wijze van afwijking, wel toegestaan om met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) behandeld hout voor gebruik als spoorbielzen in de handel te brengen en te installeren, en mag dergelijk hout dat reeds als spoorbielzen wordt gebruikt, door de houder voor hetzelfde gebruik worden hergebruikt gedurende een periode van onbepaalde duur. Voorts mag met die stof behandeld hout dat is bestemd voor gebruik als elektriciteits- en telecommunicatiepalen tot en met 23 oktober 2019 in de handel worden gebracht en geïnstalleerd, en bestaat er voor bepaalde marktdeelnemers de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een verlenging van die termijn aan te vragen.

(5)

De Commissie heeft het besluit samen met de door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie beoordeeld. Voorts heeft de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en belanghebbenden de mogelijkheid gegeven om hun standpunten inzake het besluit kenbaar te maken, tijdens een bijeenkomst van de bevoegde instanties voor de Reach- en CLP-verordeningen op 19 maart 2019.

(6)

Gezien de korte termijn waarbinnen de Commissie een besluit moet nemen met betrekking tot de voorlopige maatregel overeenkomstig artikel 129, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006, moet zij haar besluit grotendeels baseren op de bij haar door Frankrijk ingediende gegevens.

(7)

Vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 bevat reeds een verbod op het in de handel brengen van hout dat is behandeld met de negen in het besluit vermelde stoffen, of met mengsels die die stoffen bevatten, aangezien dit bekende kankerverwekkende stoffen zijn. Ook hebben die aanleiding gegeven tot bezorgdheid vanwege de slechte afbreekbaarheid van sommige bestanddelen ervan. Desalniettemin is het overeenkomstig punt 2, onder b), van die vermelding toegestaan dat hout dat overeenkomstig punt 2, onder a), van die vermelding in industriële installaties of door professionele gebruikers is behandeld en dat voor het eerst in de handel wordt gebracht of in situ wordt herbehandeld, uitsluitend door professionele gebruikers en in industriële toepassingen worden gebruikt, bijvoorbeeld voor spoorwegen, bij de transmissie van elektriciteit en telecommunicatie, voor omheiningen, voor agrarische doeleinden (bv. palen ter ondersteuning van bomen) en in haveninstallaties en waterwegen. Bovendien is het overeenkomstig punt 2, onder c), van die vermelding toegestaan dat behandeld hout dat voor 31 december 2002 is behandeld, als tweedehands product voor hergebruik in de handel wordt gebracht.

(8)

Bij Richtlijn 2011/71/EU van de Commissie (2) werd creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) tot en met 30 april 2018 goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 8, op grond van een beoordeling of van houtconserveringsmiddelen die creosoot bevatten, kan worden verwacht dat ze aan de eisen van artikel 5 van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) voldoen. Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2334 van de Commissie (4) werd de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van creosoot voor gebruik in biociden van productsoort 8 verlengd tot 31 oktober 2020. De overige acht stoffen in vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn niet goedgekeurd als werkzame stoffen voor gebruiken in biociden en de overgangsbepalingen van artikel 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) zijn op die stoffen niet van toepassing; derhalve mogen biociden die die stoffen bevatten, in niet in de Unie in de handel worden gebracht of worden gebruikt.

(9)

Na aanvragen voor de wederzijdse erkenning van drie door Zweden verleende toelatingen voor biociden die creosoot bevatten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012, heeft Frankrijk de producten waarop die aanvragen betrekking had, uitsluitend goedgekeurd voor de behandeling van spoorbielzen, maar heeft het de toelating voor de behandeling van hout voor andere toepassingen geweigerd (6). In Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 (7) oordeelde de Commissie dat de door Frankrijk voorgestelde afwijking van de wederzijdse erkenning gerechtvaardigd was op grond van de bescherming van het milieu en van de gezondheid en het leven van personen, zoals bedoeld in artikel 37, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 528/2012, in samenhang met artikel 37, lid 1, tweede alinea, van die verordening.

(10)

Ondanks de weigering van Frankrijk om het gebruik van biociden die creosoot bevatten, toe te laten voor de behandeling van hout voor andere toepassingen dan spoorbielzen, wordt noch bij vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, op voorwaarde dat aan de voorwaarden in punt 2, onder b), van die vermelding is voldaan, noch bij Verordening (EU) nr. 528/2012, verboden dat dergelijk met creosoot behandeld hout op het grondgebied van Frankrijk voor het eerst in de handel wordt gebracht of geïnstalleerd of dat hout dat voor 31 december 2002 met creosoot is behandeld, als tweedehands product voor hergebruik in de handel wordt gebracht.

(11)

De blootstellingsniveaus bij gebruik buitenshuis van met creosoot behandeld hout dat in contact komt met de bodem of in zoet of zout water wordt geïnstalleerd, zoals die door de Zweedse instanties zijn geraamd en door Anses in het kader van de toelatingen van biociden die creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) bevatten zijn beoordeeld (8), overschrijden, volgens de door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie, de desbetreffende voorspelde concentraties zonder effect (PNEC's), wat betekent dat het risico voor de desbetreffende milieucompartimenten niet afdoende wordt beheerst. Frankrijk heeft de maatregel genomen om het milieu te beschermen tegen het daaruit voortvloeiende risico. De blootstellingsniveaus die zijn verbonden aan spoorbielzen, die buitenshuis worden gebruikt maar niet in contact komen met de bodem en evenmin in zoet of zout water worden geïnstalleerd, overschrijden de desbetreffende PNEC's evenwel niet. Teneinde de gevolgen voor het milieu van dergelijke toepassingen van behandeld hout tijdig en in zoverre dat mogelijk is, te beperken, moet de maatregel van Frankrijk als dringend worden beschouwd in de zin van artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De beschermende werking van de Franse besluiten tot weigering van toelating van de desbetreffende biociden voor andere houtbewerkingstoepassingen dan de bewerking van spoorbielzen, door de Commissie bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 gerechtvaardigd bevonden, is van toepassing vanaf 23 april 2019. Risico's die voortvloeien uit het gebruik van dergelijk behandeld hout zullen evenwel deels blijven bestaan indien dergelijk behandeld hout nog steeds op Frans grondgebied in de handel mag worden gebracht en worden geïnstalleerd nadat het buiten het Franse grondgebied is behandeld. Het in de handel brengen en installeren van dergelijk hout moet derhalve binnen dezelfde termijn, d.w.z met ingang van 23 april 2019, worden beperkt.

(12)

De voorlopige maatregel kan dienovereenkomstig als gerechtvaardigd worden beschouwd overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 met betrekking tot met creosoot (CAS-nr. 8001-58-9; EG-nr. 232-287-5) behandeld hout.

(13)

Frankrijk verklaarde ook dat de berekening van de afgeleide dosis met minimaal effect (DMEL) voor stof zonder drempelwaarde creosoot volgens de richtsnoeren van het agentschap overeenkomt met een risico voor werkers van 10– 5 en dat het risico voor de consument volgens een door Zweden in het kader van Verordening (EU) nr. 528/2012 uitgevoerde beoordeling verwaarloosbaar is.

(14)

Uit aanvullende, door Frankrijk ingediende wetenschappelijke en technische informatie blijkt dat de acht stoffen die naast creosoot in vermelding 31 van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 worden genoemd, gelijkaardig zijn aan creosoot gezien de gelijkaardigheid van de chemische, toxicologische en ecotoxicologische profielen van de bestanddelen ervan, en de risico's voor het milieu die zijn verbonden aan het gebruik van met een van die stoffen behandeld hout zijn derhalve ook gelijkaardig. De voorlopige maatregel kan dienovereenkomstig ook als gerechtvaardigd worden beschouwd overeenkomstig artikel 129, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 met betrekking tot met een van die stoffen behandeld hout.

(15)

In het besluit zijn verplichtingen vastgesteld betreffende de verwerking van afval van behandeld hout. Aangezien afval geen stof, mengsel of voorwerp in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 is, is de Commissie van oordeel dat de bepalingen van het besluit waarin dergelijke verplichtingen zijn vastgesteld, met inbegrip van de beoordeling dat dergelijk afval gevaarlijk is, buiten het toepassingsgebied van dit besluit vallen.

(16)

Aangezien de voorlopige maatregel een beperking op het in de handel brengen of het gebruik van stoffen inhoudt, zelfs wanneer die stoffen voldoen aan de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en meer bepaald aan vermelding 31 van bijlage XVII bij die verordening, vereist artikel 129, lid 3, van die verordening dat Frankrijk een procedure voor EU-beperkingen inleidt door binnen drie maanden na de datum van dit besluit bij het agentschap een dossier overeenkomstig bijlage XV ("het dossier van bijlage XV") in te dienen. Dat dossier van bijlage XV moet eveneens motiveringen bevatten voor eventuele voorstellen voor afwijkingen in overeenstemming met de voorlopige maatregelen, alsmede een beoordeling van het risico voor de gezondheid van de mens.

(17)

Bijgevolg moet de voorlopige maatregel worden toegestaan.

(18)

Gelet op de in artikel 129, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgelegde termijn voor de inleiding van de procedure voor EU-beperkingen en om voldoende tijd beschikbaar te maken voor de vaststelling van een besluit overeenkomstig artikel 73, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet deze toelating 27 maanden gelden.

(19)

Dit besluit loopt op geen enkele wijze vooruit op een besluit van de Commissie overeenkomstig artikel 73 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 indien aan de voorwaarden van artikel 68 van die verordening is voldaan.

(20)

Dit besluit is in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Behoudens lid 2 wordt de voorlopige maatregel, waarvan de Commissie op 25 februari 2019 door Franrijk op de hoogte is gesteld, en die de beperking van het in de handel brengen van bepaald behandeld hout inhoudt ("de voorlopige maatregel"), toegelaten voor een termijn van 27 maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

2.   De toelating loopt af op het tijdstip van het eerste van de volgende gevallen, indien dat vóór het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn plaatsvindt:

a)

indien de met betrekking tot de voorlopige maatregel ingeleide procedure voor EU-beperkingen resulteert in een wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006, de toepassingsdatum van die wijziging;

b)

zes maanden na afronding van de met betrekking tot de voorlopige maatregel ingeleide procedure voor EU-beperkingen, indien de Commissie geen voorstel voor een beperking indient.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 7 juni 2019.

Voor de Commissie

Elżbieta BIEŃKOWSKA

Lid van de Commissie


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2011/71/EU van de Commissie van 26 juli 2011 tot wijziging van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad teneinde creosoot als werkzame stof in bijlage I bij die richtlijn op te nemen (PB L 195 van 27.7.2011, blz. 46).

(3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2334 van de Commissie van 14 december 2017 tot verlenging van de termijn voor het verstrijken van de goedkeuring van creosoot voor gebruik in biociden van productsoort 8 (PB L 333 van 15.12.2017, blz. 64).

(5)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

(6)  Besluiten FR-2017-0034, FR-2017-0035 en FR-2017-0036, allen van 23 april 2018, gebaseerd op een beoordeling door het Franse "Agence nationale de sécurité sanitaire de l'alimentation, de l'environnement et du travail" (Anses) van 19 mei 2017, vervangen door een beoordeling van Anses van 30 mei 2018.

(7)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1297 van de Commissie van 25 september 2018 betreffende een afwijking door Frankrijk op de wederzijdse erkenning van de toelating van biociden die creosoot bevatten, overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 243 van 27.9.2018, blz. 19).

(8)  Zoals vermeld door het Conseil général du l'environnement et du développement durable, Evaluation des impacts d'une interdiction d'utilisation de la créosote en France, rapport nr. 010963-01, mei 2017 [http://cgedd.documentation.developpement-durable.gouv.fr/documents/cgedd/010963-01_rapport.pdf].