ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 130

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
17 mei 2019


Inhoud

 

I   Wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2019/787 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008

1

 

*

Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief ( 1 )

55

 

 

RICHTLIJNEN

 

*

Richtlijn (EU) 2019/789 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma's en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad ( 1 )

82

 

*

Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG ( 1 )

92

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


I Wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

17.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/1


VERORDENING (EU) 2019/787 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

betreffende de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, het gebruik van ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten in alcoholhoudende dranken, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 110/2008

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 43, lid 2, en artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De regulering van de sector gedistilleerde dranken aan de hand van Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een succes gebleken. In het licht van recente ervaringen en technologische vernieuwing, marktontwikkelingen en wijzigende consumentenverwachtingen is het echter nodig de regels die van toepassing zijn op de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken te actualiseren en de wijze waarop geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken worden geregistreerd en beschermd, te herzien.

(2)

De voor gedistilleerde dranken geldende regels moeten bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van consumentenbescherming, het wegnemen van informatieasymmetrie, het voorkomen van bedrieglijke praktijken en het verwezenlijken van transparantie van de markt en eerlijke concurrentie. Zij moeten de faam die gedistilleerde dranken uit de Unie in de Unie zelf en op de wereldmarkt genieten, hooghouden door rekening te blijven houden met de traditionele methoden die bij de productie van gedistilleerde dranken worden gebruikt en met de toegenomen vraag naar bescherming en voorlichting van de consument. Ook met technologische vernieuwing met betrekking tot gedistilleerde dranken moet rekening worden gehouden wanneer deze de kwaliteit helpt te verbeteren zonder afbreuk te doen aan het traditionele karakter van de betrokken gedistilleerde dranken.

(3)

Gedistilleerde dranken zijn een belangrijk afzetkanaal voor de landbouwsector van de Unie, en de productie van gedistilleerde dranken is sterk verbonden met de landbouwsector. Die band bepaalt de kwaliteit, de veiligheid en de reputatie van in de Unie geproduceerde gedistilleerde dranken. Die sterke band met de agrovoedingssector moet daarom door het regelgevingskader worden benadrukt.

(4)

De regels die van toepassing zijn op gedistilleerde dranken vormen een geval apart ten opzichte van de algemene regels voor de agrovoedingssector en moeten tevens rekening houden met de traditionele productiemethoden die in de verschillende lidstaten worden gebruikt.

(5)

In deze verordening moeten duidelijke criteria voor de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken en voor de bescherming van geografische aanduidingen worden vastgesteld, zonder dat deze verordening afbreuk mag doen aan de diversiteit van de officiële talen en alfabetten in de Unie. Tevens moet zij regels bevatten inzake het gebruik van ethylalcohol of distillaten uit landbouwproducten bij de productie van alcoholhoudende dranken en inzake het gebruik van de wettelijke benamingen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van levensmiddelen.

(6)

Om aan de verwachtingen van de consument te voldoen en de traditionele methoden te behouden, mag voor de productie van gedistilleerde dranken uitsluitend ethylalcohol of distillaten uit landbouwproducten worden gebruikt.

(7)

In het belang van de consument moet deze verordening gelden voor alle op de markt van de Unie gebrachte gedistilleerde dranken, ongeacht of deze in de lidstaten dan wel in derde landen zijn bereid. Teneinde de reputatie van de in de Unie bereide gedistilleerde dranken op de wereldmarkt hoog te houden en te verbeteren, moet deze verordening ook gelden voor gedistilleerde dranken die in de Unie voor de uitvoer worden bereid.

(8)

In de definities van en technische vereisten voor gedistilleerde dranken en de indeling van gedistilleerde dranken in categorieën moet evenals voorheen rekening worden gehouden met traditionele methoden. Er moeten tevens specifieke regels worden vastgesteld voor bepaalde gedistilleerde dranken die niet in de lijst van categorieën zijn opgenomen.

(9)

Verordeningen (EG) nr. 1333/2008 (4) en (EG) nr. 1334/2008 (5) van het Europees Parlement en de Raad zijn ook van toepassing op gedistilleerde dranken. Er moeten echter aanvullende regels inzake kleurstoffen en aroma's worden vastgesteld die enkel voor gedistilleerde dranken moeten gelden. Er moeten ook aanvullende voorschriften worden vastgesteld voor de verdunning en oplossing van aroma's, kleurstoffen en andere toegestane ingrediënten, die alleen van toepassing dienen te zijn op de bereiding van alcoholhoudende dranken.

(10)

Er moeten eveneens regels worden vastgesteld met betrekking tot de wettelijke benamingen van gedistilleerde dranken die in de Unie op de markt worden gebracht, teneinde ervoor te zorgen dat die wettelijke benamingen op geharmoniseerde wijze worden gebruikt in de hele Unie en teneinde te verzekeren dat de consumenten op transparante wijze worden geïnformeerd.

(11)

Gezien het belang en de complexiteit van de sector gedistilleerde dranken is het passend specifieke regels inzake de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken vast te stellen, met name wat het gebruik betreft van wettelijke benamingen, geografische aanduidingen, samengestelde termen en zinspelingen in de omschrijving, presentatie en etikettering.

(12)

Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6) moet gelden voor de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald. In dat opzicht is het, gezien het belang en de complexiteit van de sector gedistilleerde dranken, passend om in deze verordening specifieke regels inzake de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken vast te stellen die verder gaan dan Verordening (EU) nr. 1169/2011. Deze specifieke regels moeten ook voorkomen dat van de term "gedistilleerde drank" of "gedistilleerd" en de wettelijke benamingen van gedistilleerde dranken misbruik wordt gemaakt, wat producten betreft die niet aan de in deze verordening vastgelegde definities en vereisten voldoen.

(13)

Met het oog op een eenvormig gebruik van samengestelde termen en zinspelingen in de lidstaten, en om consumenten van voldoende informatie te voorzien om hen zo tegen misleiding te beschermen, moeten bepalingen inzake het gebruik ervan voor de presentatie van gedistilleerde dranken en andere levensmiddelen worden vastgesteld. Deze bepalingen zijn eveneens bedoeld om de reputatie van gedistilleerde dranken in deze context te beschermen.

(14)

Om de consument van adequate informatie te voorzien, moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken die kunnen worden aangemerkt als mengsels of blends.

(15)

Hoewel het van belang is ervoor te zorgen dat in het algemeen de in de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken vermelde rijpingsduur of leeftijd alleen naar het jongste alcoholhoudende bestanddeel verwijst, om rekening te houden met traditionele rijpingsprocessen in de lidstaten, moet het mogelijk zijn, middels gedelegeerde handelingen, te voorzien in een afwijking van die algemene regel en in passende controlemechanismen in het geval van brandy's die zijn bereid met gebruikmaking van het traditionele dynamische rijpingssysteem, ook wel het "criaderas y solera"-systeem of "solera e criaderas"-systeem genoemd.

(16)

Omwille van de rechtszekerheid en om ervoor te zorgen dat de consumenten adequaat worden voorgelicht, mag het gebruik van namen van grondstoffen of van deze naam afgeleide adjectieven als wettelijke benaming van bepaalde gedistilleerde dranken, het gebruik van de namen van dergelijke grondstoffen of van adjectieven in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen niet uitsluiten. Om dezelfde reden mag het gebruik van het Duitse woord "-geist" als de wettelijke benaming van een categorie gedistilleerde dranken, het gebruik van dat woord als fantasienaam in aanvulling op de wettelijke benaming van andere gedistilleerde dranken of de naam van andere alcoholhoudende dranken niet uitsluiten, op voorwaarde dat dit gebruik niet tot misleiding van de consument leidt.

(17)

Om ervoor te zorgen dat de consumenten toereikend worden voorgelicht en om hoogwaardige productiemethoden te bevorderen, moet de wettelijke benaming van een gedistilleerde drank kunnen worden aangevuld met de term "droog" of "dry", met andere woorden ofwel de vertaling van die term in de taal of talen van de relevante lidstaat, ofwel de onvertaalde term zoals die in deze verordening in cursief wordt aangegeven, indien de desbetreffende drank niet is verzoet. In overeenstemming echter met het beginsel dat informatie over levensmiddelen niet misleidend mag zijn, met name door de suggestie dat het levensmiddel bijzondere eigenschappen heeft, terwijl in werkelijkheid alle soortgelijke levensmiddelen dezelfde eigenschappen bezitten, mag deze bepaling niet van toepassing zijn op gedistilleerde dranken die uit hoofde van deze verordening niet mogen worden verzoet, zelfs niet om ze op smaak af te maken, met name whisky of whiskey. Deze regel mag ook niet van toepassing zijn op gin, gedistilleerde gin en London gin, waarvoor specifieke verzoetings- en etiketteringsvoorschriften van toepassing moeten blijven. Voorts moet het mogelijk zijn om likeuren die met name worden gekenmerkt door een zure, bittere, scherpe, pikante, zure of citrussmaak, ongeacht de mate van verzoeting, te etiketteren als "droog" of "dry". Een dergelijke etikettering zal de consument waarschijnlijk niet misleiden, aangezien likeuren een minimaal suikergehalte moeten hebben. Daarom mag in het geval van likeuren de term "droog" of "dry" niet worden opgevat als een indicatie van het feit dat de gedistilleerde drank niet is verzoet.

(18)

Teneinde rekening te houden met de verwachtingen van de consumenten met betrekking tot de grondstoffen voor wodka, in het bijzonder in de traditionele wodka-producerende lidstaten, moet er, indien wodka bereid is met andere landbouwgrondstoffen dan granen of aardappelen of beide, goede informatie worden gegeven over de gebruikte grondstoffen.

(19)

Teneinde de toepassing van de wetgeving betreffende de regels inzake rijping en etikettering te handhaven en te controleren, en om fraude te bestrijden, moet worden voorzien in een verplichting om de wettelijke benaming en de rijpingsperiode van eventuele gedistilleerde dranken, te vermelden in daarvoor bestemde elektronische administratieve documenten.

(20)

In sommige gevallen wensen exploitanten van levensmiddelenbedrijven de plaats van herkomst van gedistilleerde dranken anders dan geografische aanduidingen en handelsmerken aan te geven om de consument te attenderen op de kwaliteiten van hun product. Daarom moeten specifieke bepalingen inzake de aanduiding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst in de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken worden vastgesteld. Bovendien mag de bij Verordening (EU) nr. 1169/2011 vastgestelde verplichting om het land van oorsprong of de plaats van herkomst van een primair ingrediënt van een gedistilleerde drank aan te geven, niet gelden voor gedistilleerde dranken, ook al is het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt van een gedistilleerde drank niet dezelfde als de plaats van herkomst in de omschrijving, de presentatie of de etikettering van die gedistilleerde drank.

(21)

Om de reputatie van bepaalde gedistilleerde dranken te beschermen moeten bepalingen worden vastgelegd betreffende de vertaling, transcriptie en transliteratie van wettelijke benamingen voor exportdoeleinden.

(22)

Om ervoor te zorgen dat deze verordening consistent wordt toegepast, moeten referentiemethoden van de Unie worden vastgelegd voor de analyse van gedistilleerde dranken en voor de productie van gedistilleerde dranken gebruikte ethylalcohol.

(23)

Het gebruik van loodhoudende capsules en loodhoudend folie voor het bedekken van de sluiting van recipiënten met gedistilleerde dranken moet verboden blijven om elk risico op verontreiniging, met name door toevallig contact met dergelijke capsules of dergelijk folie, en op milieuvervuiling met loodhoudend afval van dergelijke capsules of dergelijk folie, te voorkomen.

(24)

Wat de bescherming van geografische aanduidingen betreft, is het belangrijk terdege rekening te houden met de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom ("TRIPS-overeenkomst"), en met name de artikelen 22 en 23, en met de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel ("GATT-overeenkomst") met inbegrip van artikel V inzake de vrijheid van doorvoer, die bij Besluit 94/800/EG van de Raad (7) zijn goedgekeurd. Om de bescherming van de geografische aanduiding te versterken en nabootsing effectiever te bestrijden, moet binnen een dergelijk wettelijk kader deze bescherming eveneens betrekking hebben op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen zonder dat zij daar in het vrije verkeer komen, en die onder bijzondere douaneregelingen vallen zoals die met betrekking tot doorvoer, opslag, specifiek gebruik of verwerking.

(25)

Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) is niet van toepassing op gedistilleerde dranken. Daarom moeten regels inzake de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken worden vastgesteld. Geografische aanduidingen moeten door de Commissie worden geregistreerd.

(26)

Er moeten procedures voor de registratie, wijziging en eventuele annulering van geografische aanduidingen van de Unie of van derde landen overeenkomstig de TRIPS-overeenkomst worden vastgesteld, waarbij de status van bestaande geregistreerde geografische aanduidingen die in de Unie worden beschermd automatisch wordt erkend. Teneinde de procedureregels inzake geografische aanduidingen in alle betrokken sectoren consistent te maken, moeten zulke procedures voor gedistilleerde dranken worden ingesteld naar het voorbeeld van de in Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde uitgebreidere en beproefde procedures voor landbouwproducten en levensmiddelen, met inachtneming van de specifieke kenmerken van gedistilleerde dranken. Om de registratieprocedures te vereenvoudigen en ervoor te zorgen dat exploitanten van levensmiddelenbedrijven en consumenten informatie elektronisch kunnen raadplegen, moet een elektronisch register van geografische aanduidingen worden aangelegd. Geografische aanduidingen die worden beschermd krachtens Verordening (EG) nr. 110/2008 moeten automatisch worden beschermd uit hoofde van onderhavige verordening en worden opgenomen in het elektronische register. De Commissie moet de verificatie van geografische aanduidingen die in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 110/2008 zijn opgenomen overeenkomstig artikel 20 van die verordening voltooien.

(27)

Om consistentie te bewerkstelligen met de regels die van toepassing zijn op geografische aanduidingen voor voedingsmiddelen, wijnen en gearomatiseerde wijnbouwproducten, moet de naam van het dossier waarin de specificaties zijn uiteengezet voor gedistilleerde dranken die als geografische aanduiding zijn geregistreerd, worden veranderd van "technisch dossier" in "productdossier". Technische dossiers die zijn ingediend als onderdeel van een aanvraag krachtens Verordening (EG) nr. 110/2008 worden geacht productdossiers te zijn.

(28)

Het verband tussen handelsmerken en geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken moet worden verduidelijkt, wat de criteria voor weigering, nietigverklaring en co-existentie betreft. Een dergelijke verduidelijking zou de rechten die houders van geografische aanduidingen hebben verworven op nationaal niveau of krachtens overeenkomsten die lidstaten hebben gesloten voor de periode vóór de instelling van het Uniebeschermingssysteem bij Verordening (EEG) nr. 1576/89 (9), onverlet moeten laten.

(29)

Voor het behoud van de reputatie en de waarde van de sector gedistilleerde dranken is het essentieel dat er een hoog kwaliteitsniveau wordt gehandhaafd. De autoriteiten van de lidstaten moeten worden belast met het toezicht op de instandhouding van dat kwaliteitsniveau door naleving van deze verordening. De Commissie moet die naleving kunnen monitoren en controleren om te verifiëren of deze verordening op uniforme wijze wordt uitgevoerd. Daarom moeten de Commissie en de lidstaten worden verplicht relevante informatie met elkaar te delen.

(30)

Bij de toepassing van een kwaliteitsbeleid en in het bijzonder om een hoge kwaliteit van gedistilleerde dranken en een grote verscheidenheid in de sector gedistilleerde dranken te bereiken, moeten de lidstaten regels inzake de productie, omschrijving, definitie, presentatie en etikettering van op hun grondgebied bereide gedistilleerde dranken kunnen vaststellen die strenger zijn dan die welke in deze verordening zijn vastgesteld.

(31)

Om rekening te houden met veranderende consumentenbehoeften, technologische vooruitgang, ontwikkelingen in de desbetreffende internationale normen, de noodzaak om de economische productie- en afzetomstandigheden te verbeteren, traditionele dynamische rijpingsprocessen de wetgeving van invoerende derde landen, en teneinde de legitieme belangen van producenten en exploitanten van levensmiddelenbedrijven veilig te stellen wat betreft de bescherming van geografische aanduidingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van: de wijzigingen van en afwijkingen van de technische definities en vereisten voor gedistilleerde dranken; het toestaan van nieuwe zoetstoffen; afwijkingen in verband met de specificatie van de rijpingsduur of ouderdom van brandy en het opzetten van een openbaar register van instanties die belast zijn met het toezicht op rijpingsprocessen; het opzetten van een elektronisch register van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken, en gedetailleerde regels inzake de vorm en inhoud van dat register; nadere voorwaarden in verband met aanvragen tot bescherming van een geografische aanduiding en inleidende nationale procedures; controle door de Commissie; de oppositieprocedure en annulering van geografische aanduidingen; voorwaarden en vereisten voor de procedure betreffende wijzigingen van het productdossier; en wijzigingen van en afwijkingen van bepaalde definities en regels inzake omschrijving, presentatie en etikettering. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(32)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de bekendmaking van het enig document in het Publicatieblad van de Europese Unie en met betrekking tot besluiten tot registratie van namen als geografische aanduiding indien er geen aankondiging van bezwaar of indien een ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift is ingediend en er overeenstemming is bereikt.

(33)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot: de voorschriften inzake het gebruik van nieuwe zoetstoffen; de door de lidstaten te verstrekken informatie over de instanties die zijn aangewezen om toezicht te houden op de rijpingsprocessen; de vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst in de omschrijving, presentatie of etikettering van gedistilleerde dranken; het gebruik van het symbool van de Unie voor beschermde geografische aanduidingen; de gedetailleerde technische voorschriften inzake de Uniereferentiemethoden voor de analyse van ethylalcohol, distillaten uit landbouwproducten en gedistilleerde dranken; de toekenning van een overgangsperiode voor het gebruik van geografische aanduidingen en de verlenging van deze perioden; de afwijzing van aanvragen wanneer niet reeds vóór de bekendmaking van de bezwaarschriften aan de registratievoorwaarden is voldaan; registraties of afwijzingen van geografische aanduidingen die worden bekendgemaakt met het oog op verzet indien een bezwaar is ingediend en er geen overeenstemming is bereikt; goedkeuringen of afwijzingen van wijzigingen van het productdossier door de Unie; goedkeuringen of afwijzingen van verzoeken tot annulering van de registratie van een geografische aanduiding; de vorm van het productdossier en maatregelen betreffende de in het productdossier te verstrekken informatie over het verband tussen het geografische gebied en het eindproduct; de procedures voor, de vorm en presentatie van aanvragen, van bezwaarschriften, van wijzigingsaanvragen en mededelingen inzake wijzigingen, en van de annuleringsprocedure met betrekking tot geografische aanduidingen; de door de lidstaten te verrichten controles en verificaties; alsmede de voor de toepassing van deze verordening uit te wisselen informatie. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(34)

Om de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en Japan betreffende een economisch partnerschap (12) te waarborgen, is het noodzakelijk te voorzien in een afwijking van de nominale hoeveelheden als vastgelegd in de bijlage bij Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad (13) voor gedistilleerde dranken, om ervoor te zorgen dat eenmaal gedistilleerde shochu die in een alambiek is gestookt en is gebotteld in Japan in de Unie in de handel wordt gebracht in traditionele Japanse flessen. Deze afwijking is ingevoerd bij Verordening (EU) 2018/1670 van het Europees Parlement en de Raad (14) en moet blijven gelden.

(35)

Gezien de aard en de omvang van de veranderingen die in Verordening (EG) nr. 110/2008 moeten worden aangebracht, is op dit gebied een nieuw wettelijk kader nodig om de rechtszekerheid, de duidelijkheid en de transparantie te vergroten. Verordening (EG) nr. 110/2008 moet derhalve worden ingetrokken.

(36)

Ter vrijwaring van de legitieme belangen van de betrokken producenten of belanghebbenden wat betreft het benutten van de bekendheid die in het raamwerk van het nieuwe rechtskader aan enige documenten wordt gegeven, moet het mogelijk worden gemaakt dat enige documenten inzake geografische aanduidingen die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 zijn geregistreerd, op verzoek van de betrokken lidstaten worden bekendgemaakt.

(37)

Aangezien de voorschriften inzake geografische aanduidingen de bescherming van de marktdeelnemers verbeteren, moeten zij twee weken na de inwerkingtreding van deze verordening van toepassing zijn. Er moet echter worden voorzien in passende regelingen met het oog op een soepele overgang van de regels van Verordening (EG) nr. 110/2008 naar de regels van deze verordening.

(38)

Wat betreft de regels die geen betrekking hebben op geografische aanduidingen, moet worden voorzien in voldoende tijd met het oog op een soepele overgang van de regels van Verordening (EG) nr. 110/2008 naar de regels van deze verordening.

(39)

Het afzetten van bestaande voorraden van gedistilleerde dranken moet na de toepassingsdatum van deze verordening kunnen doorgaan totdat die voorraden zijn uitverkocht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN CATEGORIEËN VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden regels vastgesteld voor:

de definitie, omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken, alsmede voor de bescherming van de geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken;

ethylalcohol en distillaten uit landbouwproducten die worden gebruikt bij de productie van alcoholhoudende dranken, en

het gebruik van wettelijke benamingen van gedistilleerde dranken in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen dan gedistilleerde dranken.

2.   Deze verordening is van toepassing op alle in lid 1 bedoelde producten die in de Unie in de handel worden gebracht, ongeacht of deze in de Unie of in derde landen zijn bereid, alsmede op die welke in de Unie voor de uitvoer worden bereid.

3.   Wat betreft de bescherming van geografische aanduidingen is hoofdstuk III van deze verordening tevens van toepassing op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen zonder dat zij daar in het vrije verkeer komen.

Artikel 2

Definitie van en vereisten voor gedistilleerde dranken

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "gedistilleerde drank" een alcoholhoudende drank verstaan die aan de volgende vereisten voldoet:

a)

hij is bestemd voor menselijke consumptie;

b)

hij heeft bijzondere organoleptische kenmerken;

c)

met uitzondering van gedistilleerde dranken die voldoen aan de in categorie 39 van bijlage I bepaalde vereisten, heeft hij een alcoholvolumegehalte van 15 %;

d)

hij is bereid hetzij:

i)

rechtstreeks aan de hand van een van de volgende methoden, afzonderlijk of in combinatie:

distillatie van gegiste producten, al dan niet met toegevoegde aroma's of aromatiserende voedingsmiddelen,

maceratie of soortgelijke bewerkingen van plantaardige materialen in ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaten uit landbouwproducten of gedistilleerde dranken of een combinatie daarvan,

de toevoeging van een van de volgende producten, afzonderlijk of in combinatie, aan ethylalcohol uit landbouwproducten, aan distillaten uit landbouwproducten of aan gedistilleerde dranken:

aroma's, gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1334/2008,

kleurstoffen, gebruikt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1333/2008,

andere toegestane ingrediënten gebruikt overeenkomstig Verordeningen (EG) nr. 1333/2008 en (EG) nr. 1334/2008,

zoetstoffen,

andere landbouwproducten,

levensmiddelen; hetzij

ii)

door toevoeging van een van de volgende producten, afzonderlijk of in combinatie:

andere gedistilleerde dranken;

ethylalcohol uit landbouwproducten;

distillaten uit landbouwproducten;

andere levensmiddelen;

e)

hij valt niet onder de GN-codes 2203, 2204, 2205, 2206 en 2207;

f)

indien water, dat gedistilleerd, gedemineraliseerd, gepermuteerd of verzacht kan zijn, bij de bereiding ervan is toegevoegd:

i)

voldoet de kwaliteit van dit water aan Richtlijn 98/83/EG van de Raad (15) en Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad (16), en

ii)

voldoet het alcoholgehalte van de gedistilleerde drank, na de toevoeging van het water, nog steeds aan het minimale alcoholvolumegehalte zoals bedoeld onder c) van dit artikel of zoals vastgelegd voor de betrokken categorie gedistilleerde drank in bijlage I.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1.   "wettelijke benaming": de naam waaronder een gedistilleerde drank op de markt wordt gebracht in de zin van artikel 2, lid 2, onder n), van Verordening (EU) nr. 1169/2011;

2.   "samengestelde term": in verband met de omschrijving, presentatie en etikettering van een alcoholhoudende drank, de combinatie van hetzij een wettelijke benaming van de in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken hetzij de geografische aanduiding voor een gedistilleerde drank waarvan alle alcohol van het eindproduct afkomstig is, met een of meer van de volgende termen:

a)

de naam van een of meer andere levensmiddelen dan alcoholhoudende dranken en dan levensmiddelen die worden gebruikt voor de productie van die gedistilleerde drank overeenkomstig bijlage I, of een van deze naam afgeleid bijvoeglijk naamwoord;

b)

de term "likeur" of "room";

3.   "zinspeling": de directe of indirecte verwijzing naar een of meer wettelijke benamingen als opgenomen in de in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken of naar een of meer geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken, die niet een verwijzing is in een samengestelde term of in lijsten van ingrediënten als bedoeld in artikel 13, leden 2, 3, en 4, in de omschrijving, presentatie en etikettering van:

a)

een ander levensmiddel dan een alcoholhoudende drank, of

b)

een gedistilleerde drank die voldoet aan de in categorieën 33 tot en met 40 van bijlage I bepaalde vereisten;

4.   "geografische aanduiding": een aanduiding die aangeeft dat een gedistilleerde drank zijn oorsprong op het grondgebied van een land of in een regio of plaats op dat grondgebied heeft, voor zover een bepaalde kwaliteit, faam of andere eigenschap van die gedistilleerde drank hoofdzakelijk aan zijn geografische oorsprong is toe te schrijven;

5.   "productdossier": een bij de aanvraag voor de bescherming van een geografische aanduiding gevoegd dossier waarin de specificaties waaraan de gedistilleerde drank moet voldoen, zijn vastgesteld en waar in Verordening (EG) nr. 110/2008 naar werd verwezen als een "technisch dossier";

6.   "groepering": elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm, die hoofdzakelijk bestaat uit producenten of verwerkers die met de gedistilleerde dranken in kwestie werken;

7.   "soortnaam": de naam van een gedistilleerde drank die een soortnaam is geworden en die weliswaar verband houdt met de plaats of de regio waar dit product oorspronkelijk werd bereid of in de handel werd gebracht, maar die de gangbare naam van een gedistilleerde drank in de Unie is geworden;

8.   "gezichtsveld": zichtbaar gedeelte in de zin van artikel 2, lid 2, onder k), van Verordening (EU) nr. 1169/2011;

9.   "mengen": het combineren van een gedistilleerde drank die hetzij tot een in bijlage I opgenomen categorie gedistilleerde dranken behoort, hetzij onder een geografische aanduiding valt, met een of meer van de volgende bestanddelen:

a)

andere gedistilleerde dranken die niet tot dezelfde in bijlage I opgenomen categorie van gedistilleerde dranken behoren;

b)

distillaten uit landbouwproducten;

c)

ethylalcohol uit landbouwproducten;

10.   "mengsel": een gedistilleerde drank die is gemengd;

11.   "blending": samenvoeging van twee of meer gedistilleerde dranken van dezelfde categorie die slechts nuanceverschillen in samenstelling vertonen als gevolg van een of meer van de volgende factoren:

a)

de productiemethode,

b)

de gebruikte distilleertoestellen;

c)

de rijpingsduur;

d)

het geografische productiegebied;

de aldus verkregen gedistilleerde drank behoort tot dezelfde categorie gedistilleerde dranken als de oorspronkelijke gedistilleerde dranken vóór de blending;

12.   "blend": een gedistilleerde drank die blending heeft ondergaan.

Artikel 4

Technische definities en vereisten

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende technische definities en vereisten van toepassing:

1.   "omschrijving": de termen die worden gebruikt in de etikettering, de presentatie en de verpakking van gedistilleerde dranken, in de documenten die een gedistilleerde drank bij het vervoer ervan vergezellen, in de handelsdocumenten, vooral de facturen en de leveringsbonnen, en in reclame voor een gedistilleerde drank;

2.   "presentatie": de termen die worden gebruikt in de etikettering en op de verpakking, alsmede in reclame en bij promotie van een product, in afbeeldingen en dergelijke, evenals op de recipiënt, met inbegrip van de fles en de sluiting;

3.   "etikettering": de vermeldingen, aanwijzingen, fabrieks- of handelsmerken, afbeeldingen of tekens die betrekking hebben op een product en voorkomen op enig verpakkingsmiddel, document, schriftstuk, etiket, band of label dat bij een dergelijk product is gevoegd of daarop betrekking heeft;

4.   "etiket": label, merknaam, merkteken, afbeelding of ander beschrijvend materiaal, geschreven, gedrukt, gestencild, als merkteken aangebracht, in reliëf uitgevoerd of ingeperst op of bevestigd aan een levensmiddelenverpakking of -recipiënt;

5.   "verpakking": beschermende omhulsels, kartons, kisten, recipiënten en flessen die worden gebruikt voor het vervoer of de verkoop van gedistilleerde dranken;

6.   "distillatie": een thermisch scheidingsproces met een of meer scheidingsstappen bedoeld om bepaalde organoleptische eigenschappen of een hoger alcoholgehalte of beide te bewerkstelligen, ongeacht of zulke stappen onder normale druk of onder vacuüm plaatsvinden, vanwege de gebruikte distillatieapparatuur; het kan zowel enkelvoudige als meervoudige distillatie of herdistillatie betreffen;

7.   "distillaat uit landbouwproducten": een alcoholhoudende vloeistof die is verkregen door in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwproducten te distilleren na alcoholische vergisting ervan, die niet de kenmerken van ethylalcohol vertoont, en die een aroma en smaak van de gebruikte grondstoffen heeft behouden;

8.   "verzoeten": het gebruik van een of meer zoetstoffen bij de bereiding van gedistilleerde dranken;

9.   "zoetstoffen":

a)

halfwitte suiker, witte suiker, geraffineerde witte suiker, dextrose, fructose, glucosestroop, vloeibare suiker, vloeibare invertsuiker en invertsuikerstroop zoals gedefinieerd in deel A van de bijlage bij Richtlijn 2001/111/EG van de Raad (17);

b)

gerectificeerde geconcentreerde druivenmost, geconcentreerde druivenmost en verse druivenmost;

c)

gekaramelliseerde suiker (karamel), waaronder wordt verstaan het product dat uitsluitend is verkregen door beheerste verhitting van sacharose zonder toevoeging van basen, minerale zuren of andere chemische additieven;

d)

honing in de zin van punt 1 van bijlage I bij Richtlijn 2001/110/EG van de Raad (18);

e)

sint-jansbroodstroop;

f)

andere natuurlijke koolhydraten die een soortgelijke werking hebben als de onder a) tot en met e) bedoelde;

10.   "toevoeging van alcohol": bewerking waarbij ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaten uit landbouwproducten of beide worden toegevoegd aan een gedistilleerde drank; het gebruik van alcohol voor het verdunnen of oplossen van kleurstoffen, aroma's of andere toegestane ingrediënten die bij de bereiding van gedistilleerde dranken worden gebruikt, valt niet onder de toevoeging van alcohol;

11.   "rijping": het gedurende een periode bewaren van een gedistilleerde drank in passende recipiënten, zodat deze gedistilleerde drank natuurlijke reacties kan ondergaan die de gedistilleerde drank specifieke kenmerken verschaffen;

12.   "aromatiseren": het toevoegen van aroma's of aromatiserende voedingsmiddelen bij de bereiding van een gedistilleerde drank door middel van een of meer van de volgende processen: toevoeging, infusie, maceratie, alcoholische vergisting, of distillatie van de alcohol met gebruikmaking van de aroma's of aromatiserende voedingsmiddelen;

13.   "aroma's": aroma's in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

14.   "aromastof": aromastof in de zin van artikel 3, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

15.   "natuurlijke aromastof": natuurlijke aromastof in de zin van artikel 3, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

16.   "aromatiserend preparaat": aromatiserend preparaat in de zin van artikel 3, lid 2, onder d), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

17.   "overig aroma": overig aroma in de zin van artikel 3, lid 2, onder h), van Verordening (EG) nr. 1334/2008;

18.   "aromatiserende voedingsmiddelen": voedingsmiddelen in de zin van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (19) die bij de bereiding van gedistilleerde dranken worden gebruikt met als belangrijkste doel deze te aromatiseren;

19.   "kleuren": het gebruik van een of meer kleurstoffen bij de bereiding van gedistilleerde dranken;

20.   "kleurstof": kleurstof in de zin van punt 2 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1333/2008;

21.   "karamel": een levensmiddelenadditief met E-nummers E 150a, E 150b, E 150c of E 150d, dat verband houdt met producten van min of meer bruine kleur die zijn bestemd voor kleuring, als bedoeld in deel B van bijlage II van Verordening (EG) nr. 1333/2008; het komt niet overeen met het zoete aromatische product dat wordt verkregen door verhitting van suiker en dat als aroma wordt gebruikt;

22.   "andere toegestane ingrediënten": voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen die zijn toegestaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1334/2008 en levensmiddelenadditieven die geen kleurstoffen zijn die zijn toegestaan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1333/2008;

23.   "alcoholvolumegehalte": de verhouding tussen het volume zuivere alcohol dat bij een temperatuur van 20 °C in het betrokken product aanwezig is, en het totale volume van dat product bij dezelfde temperatuur;

24.   "gehalte aan vluchtige stoffen": gehalte aan andere vluchtige stoffen dan ethylalcohol en methanol in een uitsluitend door distillatie bereide gedistilleerde drank.

Artikel 5

Definitie van en vereisten voor ethylalcohol uit landbouwproducten

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "ethylalcohol uit landbouwproducten" een vloeistof verstaan die aan de volgende vereisten voldoet:

a)

zij is uitsluitend verkregen uit in bijlage I bij het VWEU opgenomen producten;

b)

zij heeft geen andere waarneembare smaak dan die van de bij de productie ervan gebruikte grondstoffen;

c)

zij heeft een minimaal alcoholvolumegehalte van 96,0 %;

d)

haar maximale residugehalten zijn niet meer dan:

i)

totale zuurgraad (uitgedrukt in azijnzuur): 1,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

ii)

esters (uitgedrukt in ethylacetaat): 1,3 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

iii)

aldehyden (uitgedrukt in acetaldehyde): 0,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

iv)

hogere alcoholen (uitgedrukt in 2-methyl-1-propanol): 0,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

v)

methanol: 30 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

vi)

droge stof: 1,5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

vii)

vluchtige stikstofbasen (uitgedrukt in stikstof): 0,1 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

viii)

furfural: niet aantoonbaar.

Artikel 6

In alcoholhoudende dranken gebruikte ethylalcohol en distillaten

1.   De ethylalcohol en distillaten die worden gebruikt om gedistilleerde dranken te bereiden zijn uitsluitend afkomstig uit landbouwproducten in de zin van bijlage I bij het VWEU.

2.   Er mag geen alcohol anders dan ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaten uit landbouwproducten of gedistilleerde dranken uit de categorieën 1 tot en met 14 van bijlage I worden gebruikt om bij de bereiding van gedistilleerde dranken kleurstoffen, aroma's of andere toegestane ingrediënten op te lossen of te verdunnen. Dergelijke alcohol die wordt gebruikt om kleurstoffen, aroma's of andere toegestane ingrediënten te verdunnen of op te lossen, wordt slechts gebruikt in de voor dit doel strikt noodzakelijke hoeveelheden.

3.   Alcoholhoudende dranken mogen geen alcohol van synthetische oorsprong bevatten, noch andere alcohol die niet is verkregen uit landbouwproducten in de zin van bijlage I bij het VWEU.

Artikel 7

Categorieën van gedistilleerde dranken

1.   Gedistilleerde dranken worden ingedeeld in categorieën in overeenstemming met de in dit artikel opgenomen algemene regels en de in bijlage I opgenomen specifieke regels.

2.   Onverminderd de specifieke regels die voor elk van de categorieën gedistilleerde dranken 1 tot en met 14 van bijlage I zijn vastgesteld, geldt dat de onder die categorieën vallende gedistilleerde dranken:

a)

zijn bereid door alcoholische vergisting en distillatie, en uitsluitend verkregen uit de onder de overeenkomstige categorie van gedistilleerde dranken in bijlage I bepaalde grondstoffen;

b)

geen toegevoegde, al dan niet verdunde, alcohol bevatten;

c)

niet worden gearomatiseerd;

d)

niet worden gekleurd, behalve met karamel, dat uitsluitend mag worden gebruikt om de kleur van die gedistilleerde dranken te corrigeren;

e)

niet worden verzoet, tenzij met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het maximumgehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, blijft onder de drempels die voor elke categorie zijn vastgesteld in bijlage I;

f)

geen andere toevoegsels bevatten dan hele, onbewerkte bestanddelen van de grondstof waaruit de alcohol is verkregen, en die hoofdzakelijk voor decoratieve doeleinden worden gebruikt.

3.   Onverminderd de specifieke regels die voor elk van de categorieën gedistilleerde dranken 15 tot en met 44 van bijlage I zijn vastgesteld, geldt dat de onder die categorieën vallende gedistilleerde dranken:

a)

mogen zijn bereid uit ongeacht welke in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwgrondstof;

b)

toegevoegde alcohol mogen bevatten;

c)

aromastoffen, natuurlijke aromastoffen, aromatiserende preparaten en aromatiserende voedingsmiddelen mogen bevatten;

d)

worden gekleurd;

e)

worden verzoet.

4.   Onverminderd de specifieke regels die zijn vastgesteld in bijlage II mogen andere gedistilleerde dranken die niet voldoen aan de specifieke regels die voor elk van de in bijlage I opgenomen categorieën zijn vastgesteld:

a)

zijn bereid uit ongeacht welke in bijlage I bij het Verdrag genoemde landbouwgrondstof of uit ongeacht welke levensmiddelen of uit beide;

b)

toegevoegde alcohol bevatten;

c)

worden gearomatiseerd;

d)

worden gekleurd;

e)

worden verzoet.

Artikel 8

Gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door aanpassing van de in artikel 2, punt f), en in de artikelen 4 en 5 opgenomen technische definities en vereisten.

De in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen gaan niet verder dan strikt noodzakelijk is om te voldoen aan de behoeften die zijn gebleken in verband met veranderende consumentenbehoeften, technologische vooruitgang of de behoefte aan productinnovatie.

Iedere technische definitie of vereiste als bedoeld in de eerste alinea wordt door de Commissie bij afzonderlijke gedelegeerde handeling vastgesteld.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen, door, in uitzonderlijke gevallen, waar het recht van een invoerend derde land zulks vereist, afwijkingen van de vereisten die zijn neergelegd in artikel 2, onder f), en in de artikelen 4 en 5, vast te stellen, evenals afwijkingen van de vereisten voor de categorieën gedistilleerde dranken als opgenomen in bijlage I en van de specifieke voorschriften voor bepaalde in bijlage II, opgenomen gedistilleerde dranken.

3.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening door te specificeren welke andere natuurlijke stoffen of landbouwgrondstoffen die een soortgelijke werking hebben als de in artikel 4, lid 9, onder a) tot en met e), bedoelde producten, in de Unie zijn toegestaan als zoetstoffen bij de productie van gedistilleerde dranken.

4.   De Commissie mag, bij wege van uitvoeringshandelingen, uniforme regels vaststellen voor het gebruik van andere natuurlijke stoffen of landbouwgrondstoffen die bij gedelegeerde handeling zijn toegestaan als zoetstoffen bij de productie van gedistilleerde dranken als bedoeld in lid 3, waarmee in het bijzonder de desbetreffende omrekeningsfactoren voor zoetstoffen worden bepaald. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II

OMSCHRIJVING, PRESENTATIE EN ETIKETTERING VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN EN HET GEBRUIK VAN DE NAMEN VAN GEDISTILLEERDE DRANKEN IN DE PRESENTATIE EN DE ETIKETTERING VAN ANDERE LEVENSMIDDELEN

Artikel 9

Presentatie en etikettering

Gedistilleerde dranken die in de Unie in de handel worden gebracht, voldoen aan de presentatie- en etiketteringsvoorschriften van Verordening (EU) nr. 1169/2011, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 10

Wettelijke benamingen van gedistilleerde dranken

1.   De naam van een gedistilleerde drank is de wettelijke benaming.

De omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde dranken bevatten wettelijke benamingen.

De wettelijke benamingen worden duidelijk en zichtbaar op het etiket van de gedistilleerde drank vermeld en mogen niet worden vervangen of veranderd.

2.   Gedistilleerde dranken die voldoen aan de vereisten van een in bijlage I opgenomen categorie gedistilleerde dranken, gebruiken de naam van die categorie als wettelijke benaming, tenzij die categorie het gebruik van een andere wettelijke benaming toestaat.

3.   Een gedistilleerde drank die niet voldoet aan de vereisten die zijn vastgesteld voor om het even welke in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken, gebruikt de wettelijke benaming "gedistilleerde drank".

4.   Een gedistilleerde drank die voldoet aan de vereisten voor meer dan een van de categorieën gedistilleerde dranken die zijn opgenomen in bijlage I mag op de markt worden gebracht onder een of meer van de voor die categorieën in bijlage I beschreven wettelijke benamingen.

5.   Niettegenstaande de leden 1 en 2 van dit artikel kan de wettelijke benaming van een gedistilleerde drank worden:

a)

aangevuld met of vervangen door een in hoofdstuk III bedoelde geografische aanduiding. In dit geval mag de geografische aanduiding worden aangevuld met een volgens het desbetreffende productdossier toegestane term, mits de consument daardoor niet wordt misleid, en

b)

vervangen door een samengestelde term die de term "likeur" of "room" omvat, mits het eindproduct voldoet aan de in categorie 33 van bijlage I bepaalde vereisten.

6.   Onverminderd Verordening (EU) nr. 1169/2011 en de specifieke regels die zijn vastgesteld voor de in bijlage I bij deze verordening vastgelegde categorieën gedistilleerde dranken, mag de wettelijke benaming van een gedistilleerde drank worden aangevuld met:

a)

een naam of geografische verwijzing waarin wordt voorzien door de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn in de lidstaat waar de gedistilleerde drank op de markt wordt gebracht, mits de consument daardoor niet wordt misleid;

b)

een gebruikelijke benaming in de zin van artikel 2, lid 2, onder o), van Verordening (EU) nr. 1169/2011, mits de consument daardoor niet wordt misleid;

c)

een samengestelde term of een zinspeling overeenkomstig de artikelen 11 en 12;

d)

de term "blend", "blending" of "blended", mits de gedistilleerde drank blending heeft ondergaan;

e)

de term "mengsel", "gemengd" of "melange van gedistilleerde drank", mits de gedistilleerde drank is gemengd; of

f)

de term "droog" of "dry" behalve in het geval van gedistilleerde dranken die voldoen aan de vereisten voor categorie 2 van bijlage I, onverminderd de specifieke vereisten die zijn vastgelegd in de categorieën 20 tot en met 22 van bijlage I en op voorwaarde dat de gedistilleerde drank niet is verzoet, zelfs niet om ze op smaak af te maken. In afwijking van het eerste deel van dit punt mag de term "droog" of "dry" een aanvulling vormen op de wettelijke benaming van gedistilleerde dranken die voldoen aan de voorschriften van categorie 33 en die derhalve zijn verzoet.

7.   Onverminderd de artikelen 11 en 12 en artikel 13, leden 2, 3 en 4, is het verboden om wettelijke benamingen te gebruiken als bedoeld in lid 2 van dit artikel of geografische aanduidingen in de omschrijving, presentatie of etikettering van dranken die niet voldoen aan de vereisten van de desbetreffende in bijlage I opgenomen categorieën of van de desbetreffende geografische aanduiding. Dit verbod geldt eveneens wanneer dergelijke wettelijke benamingen of geografische aanduidingen worden gebruikt in combinatie met woorden of formuleringen zoals "genre", "type", "stijl", "trant" of "smaak", of soortgelijke termen.

Onverminderd artikel 12, lid 1, mogen aroma's die een gedistilleerde drank of het gebruik daarvan in de productie van andere levensmiddelen dan dranken imiteren, in hun presentatie en etikettering verwijzingen bevatten naar de in lid 2 van dit artikel vermelde wettelijke benamingen, mits deze wettelijke benamingen worden aangevuld met de term "smaak" of soortgelijke termen. Geografische aanduidingen mogen niet worden gebruikt voor de beschrijving van dergelijke aroma's.

Artikel 11

Samengestelde termen

1.   In de omschrijving, presentatie en etikettering van een alcoholische drank is het toegestaan om in een samengestelde term hetzij een wettelijke benaming die is vermeld in de in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken hetzij een geografische aanduiding voor gedistilleerde dranken te gebruiken, op voorwaarde dat:

a)

de bij de productie van de alcoholische drank gebruikte alcohol uitsluitend afkomstig is van de gedistilleerde drank waarnaar in de samengestelde term wordt verwezen, met uitzondering van de alcohol die kan voorkomen in de voor de productie van die alcoholische drank gebruikte aroma's, kleurstoffen of andere toegestane ingrediënten, en

b)

de gedistilleerde drank niet louter met water is verdund waardoor het alcoholgehalte ervan is verlaagd tot onder het minimumgehalte dat in de desbetreffende in bijlage I opgenomen categorie gedistilleerde drank is vastgesteld.

2.   Onverminderd de in artikel 10 opgenomen wettelijke benamingen mogen de termen "alcohol", "sterke drank", "drank", "gedistilleerde drank" en "water" geen deel uitmaken van een samengestelde term die een alcoholische drank omschrijft.

3.   De samengestelde term die een alcoholische drank omschrijft:

a)

dient te worden aangebracht in eenvormige letters van hetzelfde lettertype, dezelfde lettergrootte en dezelfde kleur;

b)

mag niet worden onderbroken door enige tekst of afbeelding die daar geen deel van uitmaakt, en

c)

mag niet worden vermeld in een lettergrootte die groter is dan de lettergrootte die wordt gebruikt voor de naam van de alcoholische drank.

Artikel 12

Zinspelingen

1.   In de presentatie en de etikettering van een levensmiddel dat geen alcoholische drank is, is een zinspeling op de wettelijke benamingen uit een of meer van de in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken of op een of meer geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken toegestaan, op voorwaarde dat de bij de productie van het levensmiddel gebruikte alcohol uitsluitend afkomstig is van de gedistilleerde drank of gedistilleerde dranken waarnaar in de zinspeling wordt verwezen, met uitzondering van de alcohol die kan voorkomen in de voor de productie van dat levensmiddel gebruikte aroma's, kleurstoffen of andere toegestane ingrediënten.

2.   In afwijking van lid 1 van dit artikel en onverminderd de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 (20) en (EU) nr. 251/2014 (21) van het Europees Parlement en de Raad, is in de presentatie en de etikettering van een alcoholische drank die geen gedistilleerde drank is, een zinspeling toegestaan op de wettelijke benamingen uit een of meer van de in bijlage I bij deze verordening opgenomen categorieën gedistilleerde dranken of een of meer geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken op voorwaarde dat:

a)

de toegevoegde alcohol uitsluitend afkomstig is van de gedistilleerde drank of gedistilleerde dranken waarnaar in de zinspeling wordt verwezen, en

b)

het aandeel van elk alcoholhoudend bestanddeel ten minste eenmaal in hetzelfde gezichtsveld wordt vermeld als de zinspeling, in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheid. Dat aandeel is gelijk aan het volumepercentage zuivere alcohol dat het betrokken bestanddeel vertegenwoordigt in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van het eindproduct.

3.   In afwijking van lid 1 van dit artikel en van artikel 13, lid 4, kan de omschrijving, presentatie en etikettering van een gedistilleerde drank die voldoet aan de in de categorieën 33 tot en met 40 van bijlage I bepaalde vereisten de zinspeling bevatten op de wettelijke benamingen uit een of meer van de in die bijlage opgenomen categorieën gedistilleerde dranken of een of meer geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken op voorwaarde dat:

a)

de toegevoegde alcohol uitsluitend afkomstig is van de gedistilleerde drank of gedistilleerde dranken waarnaar in de zinspeling wordt verwezen;

b)

het aandeel van elk alcoholhoudend bestanddeel ten minste eenmaal in hetzelfde gezichtsveld wordt vermeld als de zinspeling, in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheid. Dat aandeel is gelijk aan het volumepercentage zuivere alcohol dat het betrokken bestanddeel vertegenwoordigt in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van het eindproduct, en

c)

de term "cream" niet voorkomt in de wettelijke benaming van de gedistilleerde drank die voldoet aan de in de categorieën 33 tot en met 40 van bijlage I bepaalde vereisten of in de wettelijke benaming van de gedistilleerde drank of gedistilleerde dranken waar in de zinspeling naar verwezen wordt.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde zinspeling:

a)

staat niet op dezelfde regel als de naam van de alcoholische drank, en

b)

wordt vermeld in een lettergrootte die niet groter is dan half de lettergrootte die wordt gebruikt voor de naam van de alcoholische drank en, indien samengestelde termen worden gebruikt, in een lettergrootte die niet groter is dan half de lettergrootte die wordt gebruik voor deze samengestelde termen in overeenstemming met artikel 11, lid 3, onder c).

Artikel 13

Aanvullende regels inzake de omschrijving, presentatie en etikettering

1.   In de omschrijving, presentatie of etikettering van een gedistilleerde drank mag alleen worden verwezen naar de grondstof die is gebruikt voor de productie van de ethylalcohol uit landbouwproducten of distillaten uit landbouwproducten die zijn gebruikt voor bereiding van die gedistilleerde drank wanneer die ethylalcohol of distillaten uitsluitend uit deze grondstoffen zijn verkregen. In een dergelijk geval wordt elke soort ethylalcohol uit landbouwproducten of distillaat uit landbouwproducten vermeld in dalende volgorde van volumepercentage zuivere alcohol.

2.   De in artikel 10 bedoelde wettelijke benamingen mogen worden opgenomen in een lijst van ingrediënten voor levensmiddelen, mits deze lijst in overeenstemming is met de artikelen 18 tot en met 22 van Verordening (EU) nr. 1169/2011.

3.   In het geval van een mengsel of blend mogen de wettelijke benamingen waarin wordt voorzien in de categorieën van gedistilleerde dranken van bijlage I of geografische aanduidingen voor gedistilleerde dranken alleen worden vermeld in een lijst van alcoholhoudende bestanddelen die in hetzelfde gezichtsveld verschijnt als de wettelijke benaming van de gedistilleerde drank.

In het in de eerste alinea bedoelde geval gaat de lijst van alcoholhoudende bestanddelen vergezeld van ten minste een van de in artikel 10, lid 6, onder d) en e), vermelde termen. Zowel de lijst van alcoholhoudende bestanddelen als de begeleidende term wordt in hetzelfde gezichtsveld vermeld als de wettelijke benaming van de gedistilleerde drank, in eenvormige letters van hetzelfde type en dezelfde kleur en in een lettergrootte die niet meer dan half zo groot is als de lettergrootte die is gebruikt voor de wettelijke benaming.

Bovendien wordt het aandeel van elk alcoholhoudend bestanddeel op de lijst van alcoholhoudende bestanddelen ten minste eenmaal als een percentage uitgedrukt, in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheid. Dat aandeel is gelijk aan het volumepercentage zuivere alcohol dat het betrokken bestanddeel vertegenwoordigt in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van het mengsel.

Dit lid is niet van toepassing op blends die zijn gemaakt van gedistilleerde dranken die behoren tot dezelfde geografische aanduiding of blends waarvan geen enkele van de gedistilleerde dranken tot een geografische aanduiding behoort.

4.   Indien een mengsel voldoet aan de vereisten voor een van de in bijlage I opgenomen categorieën van gedistilleerde dranken, draagt dat mengsel in afwijking van lid 3 van dit artikel de in de desbetreffende categorie bepaalde wettelijke benaming.

In het in de eerste alinea bedoelde geval mogen de in bijlage I bepaalde wettelijke benamingen of de geografische aanduidingen die met de vermengde gedistilleerde dranken overeenkomen, in de omschrijving, presentatie of etikettering van het mengsel voorkomen, mits die namen:

a)

uitsluitend worden vermeld op een lijst van alle alcoholhoudende bestanddelen die in het mengsel voorkomen, in eenvormige letters van hetzelfde type en dezelfde kleur en in een lettergrootte die niet meer dan half zo groot is als de lettergrootte die is gebruikt voor de wettelijke benaming, en

b)

ten minste één keer in hetzelfde gezichtsveld als de wettelijke benaming van het mengsel worden vermeld.

Bovendien wordt het aandeel van elk alcoholhoudend bestanddeel op de lijst van alcoholhoudende bestanddelen ten minste eenmaal als een percentage uitgedrukt, in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheid. Dat aandeel is gelijk aan het volumepercentage zuivere alcohol dat het betrokken bestanddeel vertegenwoordigt in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van het mengsel.

5.   Het gebruik van de namen van plantaardige grondstoffen die worden gebruikt als de wettelijke benamingen van bepaalde gedistilleerde dranken laat het gebruik van de namen van deze plantaardige grondstoffen in de presentatie en etikettering van andere levensmiddelen onverlet. De namen van dergelijke grondstoffen mogen worden gebruikt in de omschrijving, presentatie of etikettering van andere gedistilleerde dranken, mits de consument hierdoor niet wordt misleid.

6.   In de omschrijving, presentatie of etikettering van een gedistilleerde drank mag een rijpingsduur of ouderdom uitsluitend worden gespecificeerd indien deze betrekking heeft op het jongste alcoholhoudende bestanddeel van de gedistilleerde drank, en in ieder geval op voorwaarde dat alle handelingen om de gedistilleerde drank te doen rijpen, hebben plaatsgevonden onder toezicht van de belastingautoriteiten van een lidstaat of onder toezicht dat gelijke waarborgen biedt. De Commissie brengt een openbaar register tot stand van de door elke lidstaat aangewezen instanties voor het toezicht op het rijpingsproces.

7.   De wettelijke benaming van een gedistilleerde drank wordt vermeld in het elektronisch administratief document als bedoeld in Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie (22). Wanneer in de omschrijving, presentatie of etikettering van de gedistilleerde drank de rijpingsduur of ouderdom wordt vermeld, moet deze ook in dat administratieve document worden vermeld.

Artikel 14

Vermelding van de plaats van herkomst

1.   Wanneer in de omschrijving, de presentatie of de etikettering de plaats van herkomst van een gedistilleerde drank, anders dan een geografische aanduiding of handelsmerk, wordt vermeld, komt deze overeen met de plaats of regio waar de fase van het productieproces plaatsvonden waarin aan de uiteindelijke gedistilleerde drank zijn eigen karakter en zijn wezenlijke definitieve hoedanigheden werden gegeven.

2.   De vermelding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst van het primaire ingrediënt als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1169/2011, is niet vereist voor gedistilleerde dranken.

Artikel 15

Voor de namen van gedistilleerde dranken gebruikte taal

1.   De termen die in de bijlagen I en II in cursief staan en geografische aanduidingen worden noch op het etiket noch in de omschrijving en presentatie van de gedistilleerde drank vertaald.

2.   In afwijking van lid 1 mogen in het geval van in de Unie bereide gedistilleerde dranken die bestemd zijn voor de uitvoer de in lid 1 bedoelde termen en geografische aanduidingen vergezeld gaan van vertalingen, transcripties of transliteratie, op voorwaarde dat deze termen en geografische aanduidingen in de oorspronkelijke taal niet verborgen blijven.

Artikel 16

Gebruik van het symbool van de Unie voor geografische aanduidingen

Het symbool van de Unie voor beschermde geografische aanduidingen dat is vastgesteld uit hoofde van artikel 12, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 mag worden gebruikt in de omschrijving, de presentatie en de etikettering van gedistilleerde dranken waarvan de namen geografische aanduidingen zijn.

Artikel 17

Verbod op het gebruik van loodhoudende capsules en loodhoudend folie

Gedistilleerde dranken mogen niet met het oog op verkoop in voorraad worden gehouden of in de handel worden gebracht in recipiënten met een sluiting waarover een loodhoudende capsule of loodhoudend folie is aangebracht.

Artikel 18

Referentieanalysemethoden van de Unie

1.   Wanneer ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaten uit landbouwproducten of gedistilleerde dranken moeten worden geanalyseerd om te verifiëren of zij aan deze verordening voldoen, is een dergelijke analyse in overeenstemming met de referentieanalysemethoden van de Unie voor het vaststellen van de chemische, fysieke en organoleptische eigenschappen hiervan.

Andere analysemethoden zijn, onder verantwoordelijkheid van de laboratoriumdirecteur, toegestaan, op voorwaarde dat de nauwkeurigheid, herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid van de methoden ten minste gelijkwaardig zijn aan die van de desbetreffende referentieanalysemethoden van de Unie.

2.   Wanneer voor de detectie en kwantificering van stoffen in een bepaalde gedistilleerde drank geen analysemethoden van de Unie zijn vastgelegd, worden één of meer van de volgende methoden gebruikt:

a)

analysemethoden die middels internationaal erkende procedures zijn gevalideerd en die in het bijzonder voldoen aan de criteria van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad (23);

b)

analysemethoden die voldoen aan de door de Internationale Organisatie voor Normalisatie (ISO) aanbevolen normen;

c)

analysemethoden die zijn erkend en gepubliceerd door de Internationale Organisatie voor Wijnbouw en Wijnbereiding (OIV); of

d)

bij gebrek aan een onder a), b) of c), bedoelde methode, vanwege de nauwkeurigheid, de herhaalbaarheid en de reproduceerbaarheid ervan:

een door de betrokken lidstaat toegestane analysemethode;

indien nodig, een andere geschikte analysemethode.

Artikel 19

Gedelegeerde bevoegdheden

1.   Om rekening te houden met het in bijlage III uiteengezette dynamische rijpingsproces voor brandy dat in de lidstaten gebruikt wordt, ook wel het "criaderas y solera"-systeem of "solera e criaderas-systeem" genoemd, is de Commissie bevoegd volgens artikel 46 en ter aanvulling van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen, door:

a)

afwijkingen van artikel 13, lid 6, vast te leggen wat betreft de specificatie van de rijpingsperiode of ouderdom in de omschrijving, de presentatie of de etikettering van dergelijke brandy's, en

b)

passende controlemechanismen vast te stellen voor dergelijke brandy's.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen ter aanvulling van deze verordening vast te stellen inzake het aanleggen van een openbaar register van de door elke lidstaat aangewezen instanties voor het toezicht op de in artikel 13, lid 6, genoemde rijpingsprocessen.

Artikel 20

Uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen regels vaststellen inzake:

a)

de benodigde voorschriften voor de mededelingen die lidstaten moeten doen met betrekking tot de instanties die zijn aangewezen voor het toezicht op de in artikel 13, lid 6, genoemde rijpingsprocessen;

b)

uniforme voorschriften voor de aanduiding van het land van oorsprong of de plaats van herkomst in de omschrijving, presentatie of etikettering van gedistilleerde dranken als bedoeld in artikel 14;

c)

de voorschriften inzake het gebruik van het in artikel 16 bedoelde symbool van de Unie in de omschrijving, de presentatie en op de etikettering van gedistilleerde dranken;

d)

gedetailleerde technische voorschriften voor de in artikel 18 bedoelde referentiemethoden van de Unie voor analyse.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Artikel 21

Bescherming van geografische aanduidingen

1.   Elke exploitant die een overeenkomstig het desbetreffende productdossier bereide gedistilleerde drank in de handel brengt, mag krachtens de onderhavige verordening beschermde geografische aanduidingen gebruiken.

2.   Krachtens de onderhavige verordening beschermde geografische aanduidingen worden beschermd tegen:

a)

elk direct of indirect commercieel gebruik van een geregistreerde naam voor producten die niet onder de registratie vallen, indien deze producten vergelijkbaar zijn met de onder die naam geregistreerde producten of indien het gebruik van de naam inhoudt dat misbruik wordt gemaakt van de reputatie van de beschermde naam, ook indien die producten als ingrediënt worden gebruikt;

b)

elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van de producten of diensten is aangegeven, of indien de beschermde naam is vertaald of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals "soort", "type", "stijl", "methode", "op de wijze van", "imitatie", "smaak", "zoals" en dergelijke, ook wanneer die producten als ingrediënt worden gebruikt;

c)

elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product in de omschrijving, de presentatie of de etikettering ervan die aanleiding kan geven tot misverstanden over de oorsprong van het product;

d)

andere praktijken die de consument kunnen misleiden aangaande de werkelijke oorsprong van het product.

3.   Krachtens de onderhavige verordening beschermde geografische aanduidingen mogen in de Unie geen soortnamen worden.

4.   De in lid 2 bedoelde bescherming is ook van toepassing op goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen zonder dat zij daar in het vrije verkeer komen.

Artikel 22

Productdossier

1.   Een krachtens de onderhavige verordening beschermde geografische aanduiding beantwoordt aan een productdossier dat in elk geval de volgende elementen bevat:

a)

de als geografische aanduiding te beschermen naam zoals deze wordt gebruikt in de handel of in het dagelijkse taalgebruik, alleen in de talen die historisch werden of worden gebruikt ter beschrijving van het specifieke product in het afgebakende geografische gebied, in het oorspronkelijke schrift en als dat niet uit Latijnse karakters bestaat voorzien van een transcriptie in Latijnse karakters;

b)

de categorie gedistilleerde drank of de term "gedistilleerde drank" als een gedistilleerde drank niet voldoet aan de vereisten die zijn vastgelegd voor de in bijlage I opgenomen categorieën gedistilleerde dranken;

c)

een beschrijving van de kenmerken van de gedistilleerde drank, met inbegrip van de grondstoffen waarvan de drank bereid is, indien passend, alsook de belangrijkste fysische, chemische of organoleptische kenmerken van het product en de specifieke kenmerken van het product vergeleken met gedistilleerde dranken van dezelfde categorie;

d)

de afbakening van het geografische gebied, gelet op het onder f) bedoelde verband;

e)

een beschrijving van de werkwijze voor de bereiding van de gedistilleerde drank en, in voorkomend geval, van de authentieke en onveranderlijke plaatselijke bereidingsmethoden;

f)

bijzonderheden die het verband staven tussen een bepaalde kwaliteit, reputatie of ander kenmerk van de gedistilleerde drank en de geografische oorsprong ervan;

g)

de naam en het adres van de bevoegde autoriteiten of, indien beschikbaar, de naam en het adres van de organen die krachtens artikel 38 verifiëren of de bepalingen van het productdossier worden nageleefd, alsmede hun specifieke taken;

h)

alle specifieke etiketteringsregels voor de geografische aanduiding in kwestie.

In voorkomend geval worden verpakkingsvoorschriften opgenomen in het productdossier en voorzien van een opgave van redenen waarom de verpakking in het afgebakende geografische gebied moet plaatsvinden om de kwaliteit te behouden, de oorsprong te garanderen of de controle te waarborgen, rekening houdend met het Unierecht, in het bijzonder het Unierecht betreffende het vrije verkeer van goederen en het vrij verrichten van diensten.

2.   Technische dossiers die zijn ingediend als onderdeel van een aanvraag vóór 8 juni 2019 krachtens Verordening (EG) nr. 110/2008 worden geacht productdossiers overeenkomstig dit artikel te zijn.

Artikel 23

Inhoud van de registratieaanvraag van een geografische aanduiding

1.   Een aanvraag tot registratie van een geografische aanduiding krachtens artikel 24, lid 5 of lid 8, omvat ten minste:

a)

de naam en het adres van de aanvragende groepering en van de bevoegde autoriteiten of, indien beschikbaar, van de organen die verifiëren of de bepalingen van het productdossier worden nageleefd;

b)

het in artikel 22 bedoelde productdossier;

c)

het enig document waarin het volgende wordt beschreven:

i)

de belangrijkste gegevens van het productdossier, waaronder de naam die moet worden beschermd, de categorie waartoe de gedistilleerde drank behoort of de term "gedistilleerde drank", de productiemethode, een beschrijving van de kenmerken van de gedistilleerde drank, een beknopte definitie van het geografische gebied en, in voorkomend geval, de specifieke verpakkings- en etiketteringsregels;

ii)

een beschrijving van het verband tussen de gedistilleerde drank en de geografische herkomst als bedoeld in artikel 3, punt 4, met inbegrip van, in voorkomend geval, de specifieke onderdelen van de productomschrijving of de productiemethode die het verband staven.

Een aanvraag als bedoeld in artikel 24, lid 8, omvat ook de publicatiegegevens van het productdossier en een bewijsstuk waaruit blijkt dat de naam van het product is beschermd in het land van oorsprong ervan.

2.   Een aanvraagdossier als bedoeld in artikel 24, lid 7, omvat:

a)

de naam en het adres van de aanvragende groepering;

b)

het in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde enig document;

c)

een verklaring van de lidstaat dat de aanvraag voldoet aan de vereisten van deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen;

d)

de publicatiegegevens van het productdossier.

Artikel 24

Aanvraag tot registratie van een geografische aanduiding

1.   Alleen groeperingen die werken met de gedistilleerde drank waarvan de naam wordt voorgedragen voor registratie, kunnen een aanvraag tot registratie van een geografische aanduiding krachtens dit hoofdstuk indienen.

2.   Een door een lidstaat aangewezen autoriteit kan geacht worden een groepering te zijn voor de toepassing van dit hoofdstuk als het niet haalbaar is voor de producenten in kwestie om een groepering te vormen vanwege hun aantal, geografische locatie of organisatorische kenmerken. In een dergelijk geval worden in het aanvraagdossier als bedoeld in artikel 23, lid 2, die redenen vermeld.

3.   Eén natuurlijk of rechtspersoon kan geacht worden een groepering te zijn voor de toepassing van dit hoofdstuk als aan elke van onderstaande voorwaarden is voldaan:

a)

de betrokken persoon is de enige producent die bereid is een aanvraag in te dienen, en

b)

het afgebakende geografische gebied beschikt over kenmerken die aanzienlijk verschillen van die van naburige gebieden, de kenmerken van de gedistilleerde drank verschillen van die van gedistilleerde dranken die bereid worden in naburige gebieden of de gedistilleerde drank heeft een speciale kwaliteit, reputatie of ander kenmerk dat duidelijk toe te schrijven is aan zijn geografische oorsprong.

4.   Voor een geografische aanduiding die een grensoverschrijdend geografische gebied aanduidt, kunnen verscheidene groeperingen uit verschillende lidstaten of derde landen een gezamenlijke registratieaanvraag indienen.

Indien er een gezamenlijke aanvraag wordt ingediend, wordt deze bij de Commissie ingediend door een betrokken lidstaat of door een aanvragende groepering in een betrokken derde land, hetzij rechtstreeks, hetzij via de autoriteiten van dat derde land, na raadpleging van alle autoriteiten en aanvragende groeperingen in kwestie. De gezamenlijke aanvraag omvat de in artikel 23, lid 2, onder c), bedoelde verklaring van alle betrokken lidstaten. Aan de in artikel 23 vastgestelde vereisten wordt in alle betrokken lidstaten en derde landen voldaan.

In het geval van gezamenlijke aanvragen worden de bijbehorende nationale bezwaarprocedures in alle betrokken lidstaten uitgevoerd.

5.   Een aanvraag met betrekking tot een geografisch gebied in een lidstaat wordt ingediend bij de autoriteiten van de lidstaat waarin het gebied zich bevindt.

De lidstaat onderzoekt de aanvraag op gepaste wijze om te controleren of zij gemotiveerd is en aan de vereisten van dit hoofdstuk voldoet.

6.   De lidstaat leidt, als onderdeel van het in lid 5, tweede alinea, bedoelde onderzoek, een nationale bezwaarprocedure in die een adequate openbaarmaking van de in lid 5 bedoelde aanvraag garandeert en voorziet in een redelijke termijn waarbinnen elke natuurlijke of rechtspersoon met een gerechtvaardigd belang die op het grondgebied van de lidstaat woonachtig of gevestigd is, bezwaar tegen de aanvraag kan aantekenen.

De lidstaat toetst de ontvankelijkheid van eventueel ontvangen bezwaarschriften aan de in artikel 28 bedoelde criteria.

7.   Indien de lidstaat, na de beoordeling van eventueel ontvangen bezwaarschriften, oordeelt dat aan de vereisten van dit hoofdstuk is voldaan, mag hij een gunstig besluit nemen en bij de Commissie een aanvraagdossier indienen. In een dergelijk geval stelt de lidstaat de Commissie in kennis van de ontvankelijke bezwaarschriften die in ontvangst zijn genomen van een natuurlijke of rechtspersoon die de desbetreffende producten legaal op de markt heeft gebracht waarbij hij de desbetreffende namen gedurende minstens vijf jaar vóór de in lid 6 bedoelde datum van openbaarmaking onafgebroken heeft gebruikt. De lidstaten houden de Commissie ook op de hoogte van iedere nationale gerechtelijke procedure die mogelijk van invloed is op de registratieprocedure.

De lidstaat zorgt ervoor dat, indien hij op grond van de eerste alinea een gunstig besluit neemt, dat besluit openbaar wordt gemaakt en dat elke natuurlijke of rechtspersoon met een gerechtvaardigd belang de gelegenheid krijgt beroep aan te tekenen.

De lidstaat zorgt ervoor dat de versie van het productdossier waarop het gunstig besluit betrekking heeft, wordt bekendgemaakt, en dat het productdossier elektronisch toegankelijk is.

De lidstaat zorgt ook voor adequate openbaarmaking van de versie van het productdossier waarop de Commissie haar besluit uit hoofde van artikel 26, lid 2, neemt.

8.   Wanneer de aanvraag betrekking heeft op een geografisch gebied in een derde land, wordt de aanvraag bij de Commissie ingediend, hetzij rechtstreeks, hetzij via de autoriteiten van het betrokken derde land.

9.   De in dit artikel bedoelde documenten die aan de Commissie worden toegezonden, worden opgesteld in een van de officiële talen van de Unie.

Artikel 25

Voorlopige nationale bescherming

1.   Een lidstaat mag, uitsluitend op voorlopige basis, op nationaal niveau een naam overeenkomstig dit hoofdstuk beschermen, met ingang van de datum waarop de aanvraag bij de Commissie is ingediend.

2.   Deze nationale bescherming loopt af op de datum waarop een besluit inzake registratie krachtens dit hoofdstuk wordt genomen of de aanvraag wordt ingetrokken.

3.   Wanneer een naam niet overeenkomstig dit hoofdstuk wordt geregistreerd, ligt de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van die nationale bescherming volledig bij de betrokken lidstaat.

4.   De door de lidstaten krachtens lid 1 getroffen maatregelen hebben uitsluitend op nationaal niveau werking en hebben geen gevolgen voor het handelsverkeer binnen de Unie noch het internationale handelsverkeer.

Artikel 26

Onderzoek door de Commissie en openbaarmaking ten behoeve van bezwaar

1.   De Commissie onderzoekt op gepaste wijze alle door haar uit hoofde van artikel 24 ontvangen aanvragen om te controleren of de aanvraag met redenen omkleed is, aan de vereisten van dit hoofdstuk voldoet en dat er rekening is gehouden met de belangen van de belanghebbenden buiten de lidstaat van de aanvraag. Een dergelijk onderzoek is gebaseerd op het in artikel 23, lid 1, onder c) bedoelde enige document, bestaat uit een controle om na te gaan of de aanvraag geen kennelijke fouten bevat en neemt doorgaans niet meer dan zes maanden in beslag. Indien deze termijn echter wordt overschreden, stelt de Commissie de aanvrager onverwijld schriftelijk in kennis van de redenen voor de vertraging.

De Commissie maakt ten minste maandelijks de lijst openbaar van de namen waarvoor bij haar registratieaanvragen zijn ingediend, en de datum waarop die aanvragen zijn ingediend. De lijst bevat ook de naam van de lidstaat of het derde land waaruit de aanvraag afkomstig was.

2.   Wanneer de Commissie op grond van het in lid 1, eerste alinea, bedoelde onderzoek vaststelt dat aan de vereisten van dit hoofdstuk is voldaan, maakt zij het in artikel 23, lid 1, onder c), bedoelde enige document en de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Bezwaarprocedure

1.   Binnen drie maanden na de datum van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie kunnen de autoriteiten van een lidstaat of van een derde land of een natuurlijke of rechtspersoon die een gerechtvaardigd belang heeft en in een derde land woonachtig of gevestigd is, bij de Commissie een aankondiging van bezwaar indienen.

Iedere natuurlijke of rechtspersoon die een gerechtvaardigd belang heeft en woonachtig of gevestigd is in een andere lidstaat dan de lidstaat vanwaar de aanvraag is ingediend, kan, binnen een termijn die de tijdige indiening van een bezwaar uit hoofde van de eerste alinea toelaat, een aankondiging van bezwaar indienen bij de lidstaat waar die persoon woonachtig of gevestigd is.

Een aankondiging van bezwaar bevat een verklaring dat de aanvraag een inbreuk op de vereisten van dit hoofdstuk kan behelzen.

Een aankondiging van bezwaar zonder een dergelijke verklaring is nietig.

De Commissie stuurt de aankondiging van bezwaar onverwijld door naar de autoriteit die of het orgaan dat de aanvraag heeft ingediend.

2.   Indien bij de Commissie een aankondiging van bezwaar wordt ingediend die binnen twee maanden wordt gevolgd door een met redenen omkleed bezwaarschrift, onderzoekt de Commissie of dit met redenen omklede bezwaarschrift ontvankelijk is.

3.   Binnen twee maanden na ontvangst van een ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift verzoekt de Commissie de autoriteit of de persoon die bezwaar heeft aangetekend en de autoriteit die of het orgaan dat de aanvraag heeft ingediend, op gepaste wijze overleg te plegen gedurende een periode van ten hoogste drie maanden. Die termijn vangt aan op de datum waarop de uitnodiging langs elektronische weg aan de belanghebbende partijen is afgeleverd.

De autoriteit of de persoon die bezwaar heeft gemaakt en de autoriteit die of het orgaan dat de aanvraag heeft ingediend, vangen het gepaste overleg zonder onnodige vertraging aan. Zij verstrekken elkaar de gegevens die relevant zijn om te beoordelen of de registratieaanvraag aan de vereisten van dit hoofdstuk voldoet. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, worden die gegevens ook aan de Commissie verstrekt.

Wanneer de belanghebbende partijen een overeenkomst bereiken, stellen de autoriteiten van de lidstaat of van het derde land vanwaar de aanvraag is ingediend, de Commissie in kennis van alle factoren die tot die overeenkomst hebben geleid, met inbegrip van de standpunten van de aanvrager en van de autoriteiten van een lidstaat of een derde land, of van andere natuurlijke en rechtspersonen die een bezwaarschrift hebben ingediend.

Ongeacht of er een overeenkomst is bereikt, wordt de kennisgeving aan de Commissie gedaan binnen een maand na het einde van de raadplegingen.

Op elk tijdstip gedurende die drie maanden kan de Commissie op verzoek van de aanvrager de overlegtermijn met ten hoogste drie maanden verlengen.

4.   Indien naar aanleiding van het in lid 3 van dit artikel bedoelde gepaste overleg de overeenkomstig artikel 26, lid 2, bekendgemaakte gegevens ingrijpend zijn gewijzigd, herhaalt de Commissie het in artikel 26 bedoelde onderzoek.

5.   De aankondiging van bezwaar, het met redenen omklede bezwaarschrift en de bijbehorende stukken die overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 aan de Commissie worden toegezonden, zijn opgesteld in een van de officiële talen van de Unie.

Artikel 28

Gronden voor bezwaar

1.   Een met redenen omkleed bezwaarschrift als bedoeld in artikel 27, lid 2, is enkel ontvankelijk indien het door de Commissie binnen de in dat artikel genoemde termijn wordt ontvangen en het aantoont dat:

a)

de voorgestelde geografische aanduiding niet voldoet aan de definitie van artikel 3, punt 4, of aan de in artikel 22 bedoelde vereisten;

b)

de registratie van de voorgestelde geografische aanduiding strijdig zou zijn met artikel 34 of 35; of

c)

de registratie van de voorgestelde geografische aanduiding schade zou toebrengen aan het bestaan van een geheel of gedeeltelijk identieke naam of van een handelsmerk, of aan het bestaan van producten die, te rekenen vanaf de datum van de in artikel 26, lid 2, bedoelde bekendmaking, ten minste vijf jaar legaal op de markt zijn; of

d)

niet voldaan is aan de in de artikelen 31 en 32 bedoelde vereisten.

2.   De gronden voor bezwaar worden beoordeeld met betrekking tot het grondgebied van de Unie.

Artikel 29

Overgangsperioden voor het gebruik van geografische aanduidingen

1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij een overgangsperiode van maximaal vijf jaar wordt toegestaan om de mogelijkheid te bieden dat voor gedistilleerde dranken die afkomstig zijn uit een lidstaat of een derde land en waarvan de naam in strijd is met artikel 21, lid 2, de benaming waaronder zij in de handel waren gebracht verder wordt gebruikt, op voorwaarde dat uit een krachtens artikel 24, lid 6, of artikel 27 ontvankelijk bezwaarschrift blijkt dat de registratie van de naam het bestaan in het gevaar zou brengen van:

a)

een geheel identieke naam of van een samengestelde naam waarvan een term identiek is aan de te registreren naam; of

b)

andere namen die vergelijkbaar zijn met de te registreren naam die verwijzen naar gedistilleerde dranken die op de datum van de in artikel 26, lid 2, bedoelde bekendmaking sedert ten minste vijf jaar legaal op de markt zijn.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Onverminderd artikel 36 kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen waarbij de krachtens lid 1 van dit artikel toegekende overgangsperiode wordt verlengd tot 15 jaar of waarbij voortzetting van het gebruik tot 15 jaar wordt toegestaan in naar behoren gemotiveerde gevallen, mits wordt aangetoond dat:

a)

de in lid 1 bedoelde benaming vóór de indiening van de beschermingsaanvraag bij de Commissie al minstens 25 jaar wettig volgens loyale en constante gebruiken gangbaar was;

b)

de bedoeling van het gebruik van de in lid 1 bedoelde benaming er op geen enkel ogenblik in heeft bestaan profijt te trekken van de reputatie van de geregistreerde geografische aanduiding, en

c)

de consument niet is of zou kunnen zijn misleid aangaande de ware oorsprong van het product.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Wanneer een in de leden 1 en 2 bedoelde benaming wordt gebruikt, wordt op de etikettering het land van oorsprong duidelijk zichtbaar vermeld.

Artikel 30

Besluit inzake registratie

1.   Indien de Commissie, op basis van de informatie die zij tijdens het krachtens artikel 26, lid 1, eerste alinea, verrichte onderzoek heeft verkregen, oordeelt dat niet aan de voorwaarden voor de registratie van een voorgestelde geografische aanduiding is voldaan, stelt zij de betrokken lidstaat of het betrokken derde land in kennis van de redenen voor de afwijzing en geeft zij twee maanden de tijd om opmerkingen te maken. Indien de Commissie geen opmerkingen ontvangt of indien zij ondanks de ontvangen opmerkingen nog steeds van mening is dat de voorwaarden voor registratie niet zijn vervuld, wijst zij de aanvraag bij wege van uitvoeringshandeling af, tenzij de aanvraag wordt ingetrokken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

2.   Indien de Commissie geen aankondiging van bezwaar of geen ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift krachtens artikel 27 ontvangt, stelt zij zonder de in artikel 47, lid 2, bedoelde procedure toe te passen, uitvoeringshandelingen vast om de naam te registreren.

3.   Indien de Commissie een ontvankelijk met redenen omkleed bezwaarschrift ontvangt, doet zij, na het in artikel 27, lid 3, bedoelde gepaste overleg en rekening houdend met de resultaten van dat overleg, het volgende:

a)

ofwel registreert zij, indien overeenstemming is bereikt, de naam door middel van uitvoeringshandelingen die worden vastgesteld zonder toepassing van de in artikel 47, lid 2, bedoelde procedure, en wijzigt zij, indien nodig, de krachtens artikel 26, lid 2, bekendgemaakte informatie, mits deze wijzigingen niet ingrijpend zijn;

b)

ofwel stelt zij, indien er geen overeenstemming is bereikt, uitvoeringshandelingen vast waarbij over de registratie wordt besloten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

4.   Registratieakten en besluiten inzake verwerping worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De registratieakte verleent de in artikel 21 bedoelde bescherming aan de geografische aanduiding.

Artikel 31

Wijziging van een productdossier

1.   Elke groepering met een gerechtvaardigd belang kan een aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van een productdossier indienen.

De aanvragen bevatten een omschrijving van en een toelichting op de verzochte wijzigingen.

2.   Wijzigingen van een productdossier worden naargelang de belangrijkheid ervan ingedeeld in twee categorieën:

a)

wijzigingen van de Unie die een bezwaarprocedure op het niveau van de Unie vereisen;

b)

standaardwijzigingen die op het niveau van de lidstaten of de derde landen moeten worden behandeld.

3.   Een wijziging is een wijziging van de Unie als deze:

a)

een verandering inhoudt van de naam of een deel van de naam van de geografische aanduiding die is geregistreerd uit hoofde van deze verordening;

b)

een verandering inhoudt van de wettelijke benaming of de categorie gedistilleerde drank;

c)

mogelijk de bepaalde kwaliteit, reputatie, of een ander kenmerk van die gedistilleerde drank dat hoofdzakelijk aan de geografische oorsprong ervan toe te schrijven is, tenietdoet; of

d)

leidt tot verdere beperkingen op het in de handel brengen van het product.

Alle andere wijzigingen worden geacht standaardwijzigingen te zijn.

Een standaardwijziging wordt tevens geacht een tijdelijke wijziging te zijn als er sprake is van een tijdelijke verandering van het productdossier ten gevolge van een verplichte gezondheids- of fytosanitaire maatregel die door de overheid is opgelegd of die verband houdt met door de bevoegde autoriteiten officieel erkende natuurrampen of ongunstige weersomstandigheden.

4.   Wijzigingen op het niveau van de Unie worden goedgekeurd door de Commissie. De goedkeuringsprocedure volgt mutatis mutandis de in artikel 24 en de artikelen 26 tot en met 30 vastgestelde procedure. Aanvragen voor wijzigingen van de Unie die worden ingediend door een derde land of door producenten uit derde landen gaan vergezeld van bewijs dat de aangevraagde wijziging voldoet aan de in dat derde land geldende wetten voor de bescherming van geografische aanduidingen.

5.   Standaardwijzigingen worden goedgekeurd door de lidstaat op het grondgebied waarvan het geografische gebied van het betrokken product zich bevindt. Ten aanzien van derde landen worden wijzigingen goedgekeurd volgens de geldende wetgeving van het derde land in kwestie.

6.   Het onderzoek van de wijzigingsaanvraag heeft uitsluitend betrekking op de voorgestelde wijziging.

Artikel 32

Annulering

1.   In de volgende gevallen kan de Commissie, na overleg met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, op verzoek van elke natuurlijke of rechtspersoon met een gerechtvaardigd belang, uitvoeringshandelingen vaststellen om de registratie van een beschermde geografische aanduiding te annuleren:

a)

indien de naleving van de vereisten van het productdossier niet langer kan worden gewaarborgd; of

b)

indien er sedert ten minste zeven opeenvolgende jaren geen product op de markt is gebracht onder de als geografische aanduiding geregistreerde naam.

De artikelen 24, 26, 27, 28 en 30 zijn mutatis mutandis van toepassing op de annuleringsprocedure.

2.   Niettegenstaande lid 1 kan de Commissie op verzoek van de producenten van de onder de geregistreerde geografische aanduiding op de markt gebrachte gedistilleerde drank uitvoeringshandelingen vaststellen waarmee de desbetreffende registratie geannuleerd wordt.

3.   Zowel in de in lid 1 als in de in lid 2 bedoelde gevallen, raadpleegt de Commissie alvorens de uitvoeringshandeling vast te stellen de autoriteiten van de lidstaat, de autoriteiten van het derde land of indien mogelijk de producent uit het derde land die oorspronkelijk de registratie van de geografische aanduiding in kwestie had aangevraagd, tenzij die indieners van de aanvraag rechtstreeks om de annulering hebben verzocht.

4.   De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 33

Register van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken

1.   De Commissie stelt uiterlijk op 8 juni 2021 gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 46 vast ter aanvulling van deze verordening door het aanleggen van een openbaar elektronisch register van krachtens deze regeling erkende geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (het "register"), dat up-to-date wordt gehouden.

2.   De naam van een geografische aanduiding wordt geregistreerd in het oorspronkelijke schrift. Indien het oorspronkelijke schrift niet uit Latijnse karakters bestaat, wordt samen met de naam in het oorspronkelijke schrift ook een transcriptie of een transliteratie in Latijnse karakters geregistreerd.

Voor geografische aanduidingen die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn ingeschreven, verleent het register rechtstreeks toegang tot het enige document en bevat het ook de verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier.

Voor geografische aanduidingen die vóór 8 juni 2019 zijn ingeschreven, verleent het register rechtstreeks toegang tot de voornaamste specificaties van het technische dossier als beschreven in artikel 17, lid 4, van Verordening (EG) nr. 110/2008.

De Commissie stelt overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast ter aanvulling van dit lid door nadere regels vast te stellen betreffende de vorm en de inhoud van het register.

3.   Geografische aanduidingen van in derde landen bereide gedistilleerde dranken die in de Unie zijn beschermd krachtens een internationale overeenkomst waarbij de Unie een overeenkomstsluitende partij is, mogen als geografische aanduiding in het register worden opgenomen.

Artikel 34

Gelijkluidende geografische aanduidingen

1.   Indien een naam waarvoor een aanvraag wordt ingediend, geheel of gedeeltelijk homoniem is met een naam die reeds overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt bij de registratie van de naam naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken en elk risico op verwarring.

2.   Een homonieme naam die bij de consument ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van een ander grondgebied, wordt niet geregistreerd, ook al is de naam juist wat het grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van deze producten betreft.

3.   Het gebruik van een geregistreerde homonieme geografische aanduiding is slechts toegestaan indien de praktische omstandigheden garanderen dat de in tweede instantie geregistreerde homonieme naam zich duidelijk onderscheidt van de reeds geregistreerde naam, rekening houdend met het feit dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consument niet mag worden misleid.

4.   De bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken als bedoeld in artikel 21 van deze verordening geldt onverminderd de beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van producten krachtens Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 251/2014.

Artikel 35

Specifieke redenen tot weigering van de bescherming

1.   Een soortnaam wordt niet beschermd als geografische aanduiding.

Om vast te stellen of een naam een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle relevante factoren, met name:

a)

de bestaande situatie in de Unie, in het bijzonder in de consumptiegebieden;

b)

de desbetreffende Unie- of nationale wetgeving.

2.   Een naam wordt niet als geografische aanduiding beschermd indien de bescherming, rekening houdend met de reputatie en bekendheid van een handelsmerk, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van de gedistilleerde drank.

3.   Een naam wordt pas als geografische aanduiding beschermd indien de productiestadia waardoor de gedistilleerde drank voorzien wordt van de kwaliteit, de reputatie of een ander kenmerk dat hoofdzakelijk toe te schrijven is aan zijn geografische oorsprong in het betrokken geografische gebied plaatsvinden.

Artikel 36

Verband tussen handelsmerken en geografische aanduidingen

1.   De inschrijving van een handelsmerk waarvan het gebruik overeenkomt of overeen zou komen met een of meer van de in artikel 21, lid 2, bedoelde situaties wordt geweigerd of nietig verklaard.

2.   Een in een of meer van de in artikel 21, lid 2, bedoelde situaties gebruikt handelsmerk waarvoor een aanvraag is ingediend, dat is gedeponeerd of dat is ingeschreven, of dat, mits de desbetreffende wetgeving in die mogelijkheid voorziet, rechten heeft verworven door gebruik te goeder trouw op het grondgebied van de Unie, vóór de datum van de indiening van de aanvraag tot bescherming van de geografische aanduiding bij de Commissie, mag verder worden gebruikt en vernieuwd niettegenstaande de registratie van een geografische aanduiding, mits het handelsmerk geen aanleiding geeft tot nietigverklaring of herroeping op grond van Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad (24) of Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad (25).

Artikel 37

Bestaande geregistreerde geografische aanduidingen

Geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken die zijn geregistreerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 110/2008 en dus beschermd zijn uit hoofde van die verordening worden automatisch beschermd als geografische aanduidingen krachtens de onderhavige verordening. De Commissie neemt deze geografische aanduidingen op in het in artikel 33 van deze verordening bedoelde register.

Artikel 38

Verificatie van de naleving van het productdossier

1.   De lidstaten stellen een lijst op van exploitanten die gedistilleerde dranken bereiden met een geografische aanduiding die is geregistreerd uit hoofde van deze verordening, en houden deze lijst bij.

2.   Alvorens een uit de Unie afkomstige gedistilleerde drank in de handel wordt gebracht onder een als geografische aanduiding uit hoofde van deze Verordening geregistreerde naam, wordt de in artikel 22 bedoelde inachtneming van het productdossier nagegaan door:

a)

een of meer van de in artikel 43, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten; of

b)

controleorganen in de zin van artikel 2, tweede alinea, punt 5, van Verordening (EG) nr. 882/2004, die optreden als orgaan voor productcertificering.

Wanneer een lidstaat artikel 24, lid 2, toepast, wordt deze verificatie van de inachtneming uitgevoerd door een andere autoriteit dan die welke wordt geacht een groepering te zijn uit hoofde van dat lid.

Niettegenstaande de nationale wetgeving van de lidstaten kunnen de kosten voor de verificatie van de inachtneming van het productdossier ten laste komen van de aan die controles onderworpen exploitanten.

3.   Alvorens een uit een derde land afkomstige gedistilleerde drank in de handel wordt gebracht onder een als geografische aanduiding uit hoofde van deze verordening geregistreerde naam, wordt de inachtneming van het productdossier nagegaan door:

a)

een door het derde land aangewezen publieke bevoegde autoriteit; of

b)

een orgaan voor productcertificering.

4.   De lidstaten maken de naam en het adres van de in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten en organen openbaar, en werken die gegevens periodiek bij.

De Commissie maakt de naam en het adres van de in lid 3 bedoelde bevoegde autoriteiten en organen openbaar, en werkt die gegevens periodiek bij.

5.   De in lid 2, onder b), bedoelde controleorganen en de in lid 3, onder b), bedoelde organen voor productcertificering moeten voldoen aan en zijn geaccrediteerd overeenkomstig de Europese norm ISO/IEC 17065:2012 of elke toepasselijke toekomstige herziening of gewijzigde versie daarvan.

6.   De in de leden 2 en 3 bedoelde bevoegde autoriteiten die verifiëren of de krachtens de onderhavige verordening beschermde geografische aanduiding voldoet aan het productdossier, zijn objectief en onpartijdig. Zij beschikken over het gekwalificeerde personeel en de middelen die nodig zijn om hun taak te vervullen.

Artikel 39

Toezicht op het gebruik van namen op de markt

1.   De lidstaten verrichten op risicoanalyse gebaseerde controles ten aanzien van het gebruik op de markt van de krachtens de onderhavige verordening geregistreerde geografische aanduidingen en nemen alle nodige maatregelen bij overtredingen van de vereisten van dit hoofdstuk.

2.   De lidstaten nemen passende administratieve en gerechtelijke maatregelen om het onrechtmatig gebruik van de namen van producten of diensten die op hun grondgebied worden bereid of op de markt worden gebracht en die vallen onder geografische aanduidingen die krachtens de onderhavige verordening zijn geregistreerd, te voorkomen of een halt toe te roepen.

Hiertoe wijzen de lidstaten de autoriteiten aan die worden belast met het nemen van die maatregelen, in overeenstemming met door iedere afzonderlijke lidstaat te bepalen procedures.

Die autoriteiten bieden adequate waarborgen inzake objectiviteit en onpartijdigheid, en beschikken over gekwalificeerd personeel en de middelen die nodig zijn om hun taken te vervullen.

3.   De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam en het adres van de overeenkomstig artikel 43 aangewezen autoriteiten die bevoegd zijn voor de controles betreffende het gebruik van namen op de markt. De Commissie maakt de naam en het adres van die autoriteiten openbaar.

Artikel 40

Procedure en vereisten, en planning en rapportage van controleactiviteiten

1.   De in Verordening (EG) nr. 882/2004 vastgestelde procedures en vereisten gelden mutatis mutandis voor de in de artikelen 38 en 39 van deze verordening bedoelde controles.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat de werkzaamheden voor de controles van de verplichtingen uit hoofde van dit hoofdstuk specifiek worden opgenomen in een aparte afdeling in de meerjarige nationale controleplannen overeenkomstig de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EG) nr. 882/2004.

3.   De in artikel 44, lid 1, van Verordening (EG) nr. 882/2004 bedoelde jaarverslagen omvatten een afzonderlijke afdeling met de in die bepaling bedoelde informatie betreffende de controle van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 41

Gedelegeerde bevoegdheden

1.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door aanvullende criteria vast te stellen waaraan voldaan moet worden, met inbegrip van gevallen waarin een geografisch gebied zich over meer dan een land uitstrekt, met betrekking tot:

a)

een aanvraag voor de registratie van een geografische aanduiding als bedoeld in de artikelen 23 en 24, en

b)

inleidende nationale procedures als bedoeld in artikel 24, controle door de Commissie, de oppositieprocedure en annulering van geografische aanduidingen.

2.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 46 ter aanvulling van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen door de voorwaarden en vereisten te bepalen van de procedure betreffende de in artikel 31 bedoelde wijzigingen van de Unie en standaardwijzigingen, waaronder tijdelijke wijzigingen, aan de productdossiers.

Artikel 42

Uitvoeringsbevoegdheden

1.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vaststellen voor:

a)

de vorm van het in artikel 22 bedoelde productdossier en maatregelen inzake de in het productdossier te verstrekken informatie over het verband tussen het geografische gebied en het eindproduct, als bedoeld in artikel 22, lid 1, onder f);

b)

de procedures voor, de vorm en de presentatie van bezwaarschriften, als bedoeld in de artikelen 27 en 28;

c)

de vorm en de presentatie van aanvragen voor wijzigingen van de Unie en van mededelingen betreffende standaardwijzigingen en tijdelijke wijzigingen als bedoeld in artikel 31, lid 4 respectievelijk lid 5;

d)

de procedures voor en de vorm van het annuleringsproces als bedoeld in artikel 32, alsmede de presentatie van de verzoeken tot annulering, en

e)

de door de lidstaten uit te voeren controles en verificaties, inclusief tests, als bedoeld in artikel 38.

2.   De Commissie stelt uiterlijk op 8 juni 2021 door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast betreffende de procedures voor, en de vorm en presentatie van aanvragen, met inbegrip van aanvragen die op meer dan één nationaal grondgebied betrekking hebben, als bedoeld in de artikelen 23 en 24.

3.   De in de leden 1 en 2 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

CONTROLES, UITWISSELING VAN INFORMATIE, WETGEVING VAN DE LIDSTATEN

Artikel 43

Controles op gedistilleerde dranken

1.   De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de controles van gedistilleerde dranken. Zij nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd en wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van de naleving van deze verordening.

2.   De Commissie zorgt voor de eenvormige toepassing van deze verordening en stelt zo nodig, middels uitvoeringshandelingen, de regels inzake administratieve en fysieke controles vast die de lidstaten moeten verrichten om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen die uit de toepassing van deze verordening voortvloeien. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 44

Uitwisseling van informatie

1.   De lidstaten en de Commissie delen elkaar de gegevens mee die voor de toepassing van deze verordening nodig zijn.

2.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen inzake de aard en de soort van de uit te wisselen informatie en de methoden voor het uitwisselen van informatie.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 47, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 45

Wetgeving van de lidstaten

1.   Bij het toepassen van een kwaliteitsbeleid voor op hun eigen grondgebied gedistilleerde dranken en in het bijzonder voor de in het register opgenomen geografische aanduidingen of voor de bescherming van nieuwe geografische aanduidingen, mogen de lidstaten voor de productie, de omschrijving, de presentatie en de etikettering regels vaststellen die strenger zijn dan de regels in de bijlagen I en II, voor zover die regels verenigbaar zijn met het recht van de Unie.

2.   Niettegenstaande lid 1 mogen de lidstaten mogen de invoer, de verkoop of het gebruik van gedistilleerde dranken die bereid zijn in andere lidstaten of derde landen die deze verordening naleven, niet verbieden of beperken.

HOOFDSTUK V

BEVOEGDHEIDSDELEGATIE, UITVOERINGSBEPALINGEN, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 1

Bevoegdheidsdelegatie en uitvoeringsbepalingen

Artikel 46

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 8 en 19 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt de Commissie verleend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 24 mei 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   De in artikel 33 en artikel 41 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 24 mei 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

4.   De in artikel 50 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zes jaar met ingang van 24 mei 2019.

5.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 8, 19, 33, 41 en 50 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

6.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

7.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

8.   Overeenkomstig de artikelen 8, 19, 33, 41 en 50 vastgestelde gedelegeerde handelingen treden alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 47

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad ingestelde comité voor gedistilleerde dranken. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

AFDELING 2

Afwijking, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48

Afwijking van de voorschriften inzake nominale hoeveelheden in Richtlijn 2007/45/EG

In afwijking van artikel 3 van Richtlijn 2007/45/EG, en van punt 1, zesde regel, van de bijlage bij die richtlijn mag eenmaal gedistilleerde shochu (26) die in een alambiek is gestookt en is gebotteld in Japan, in de Unie in de handel worden gebracht in nominale hoeveelheden van 720 ml en 1 800 ml.

Artikel 49

Intrekking

1.   Onverminderd artikel 50 wordt Verordening (EG) nr. 110/2008 met ingang van 25 mei 2021 ingetrokken. Hoofdstuk III van die verordening wordt echter ingetrokken met ingang van 8 juni 2019.

2.   In afwijking van lid 1 gelden de volgende bepalingen:

a)

artikel 17, lid 2, van Verordening (EG) nr. 110/2008 blijft van toepassing tot 25 mei 2021;

b)

artikel 20 van Verordening (EG) nr. 110/2008 en, onverminderd de toepasselijkheid van de andere bepalingen van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2013 van de Commissie (27), artikel 9 van die uitvoeringsverordening blijven van toepassing totdat de procedures als bedoeld in artikel 9 van die uitvoeringsverordening zijn afgerond, maar in geen geval later dan 25 mei 2021, en

c)

bijlage III bij Verordening (EG) nr. 110/2008 blijft van toepassing totdat het in artikel 33 van deze verordening bedoelde register is aangelegd.

3.   Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 110/2008 gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IV bij de onderhavige verordening.

Artikel 50

Overgangsmaatregelen

1.   Gedistilleerde dranken die niet aan de vereisten van deze verordening voldoen maar wel aan die van Verordening (EG) nr. 110/2008 en vóór 25 mei 2021 werden bereid, mogen verder in de handel worden gebracht tot de voorraden zijn uitgeput.

2.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel mogen gedistilleerde dranken waarvan de omschrijving, presentatie of etikettering niet conform artikel 21 en 36 van deze verordening is maar die wel voldoen aan de vereisten van artikel 16 en artikel 23 van Verordening (EG) nr. 110/2008 en vóór 8 juni 2019 van een etiket zijn voorzien, verder in de handel worden gebracht tot de voorraden zijn uitgeput.

3.   Tot 25 mei 2025 is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 46 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van artikel 3, leden 2, 3, 9, 10, 11 en 12, artikel 10, leden 6 en 7, en de artikelen 11, 12 en 13, of ter aanvulling van deze verordening door afwijking van die bepalingen.

De in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handelingen gaan niet verder dan strikt noodzakelijk om te voldoen aan de behoeften die voortvloeien uit de marktomstandigheden.

Iedere definitie, technische definitie of vereiste in de voorschriften als bedoeld in de eerste alinea wordt door de Commissie bij afzonderlijke gedelegeerde handeling vastgesteld.

4.   De artikelen 22 tot en met 26 en de artikelen 31 en 32 zijn niet van toepassing op de registratie- of wijzigingsaanvragen of op de annuleringsverzoeken die hangende zijn op 8 juni 2019. Artikel 17, leden 4, 5 en 6, artikel 18 en artikel 21 van Verordening (EG) nr. 110/2008 blijven van toepassing op dergelijke aanvragen en annuleringsverzoeken.

De bepalingen inzake de bezwaarprocedure als bedoeld in de artikelen 27, 28 en 29 van deze verordening zijn niet van toepassing op de registratie- of wijzigingsaanvragen met betrekking waartoe de belangrijkste specificaties van, respectievelijk, het technische dossier of een wijzigingsaanvraag al zijn bekendgemaakt voor bezwaar in het Publicatieblad van de Europese Unie op 8 juni 2019. Artikel 17, lid 7, van Verordening (EG) nr. 110/2008 blijft van toepassing op dergelijke aanvragen.

De in de artikelen 27, 28 en 29 van deze verordening bedoelde bepalingen over de bezwaarprocedure zijn niet van toepassing op een annuleringsverzoek dat hangende is op 8 juni 2019. Artikel 18 van Verordening (EG) nr. 110/2008 blijft van toepassing op dergelijke annuleringsverzoeken.

5.   Voor de geografische aanduidingen die zijn ingeschreven krachtens hoofdstuk III van deze verordening en waarvan de registratieaanvraag hangende was op de toepassingsdatum van de uitvoeringshandelingen tot vaststelling van nadere regels betreffende de procedures voor, en de vorm en presentatie van, aanvragen als bedoeld in artikel 23 en als voorzien in artikel 42, lid 2, van deze verordening kan het register rechtstreeks toegang verlenen tot de voornaamste specificaties van het technische dossier in de zin van artikel 17, lid 4, van Verordening (EG) nr. 110/2008.

6.   Wat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 110/2008 beschermde geografische aanduidingen betreft, maakt de Commissie, op verzoek van een lidstaat, een door die lidstaat ingediend enig document bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Die bekendmaking gaat vergezeld van de verwijzing naar het productdossier en wordt niet gevolgd door een bezwaarprocedure.

Artikel 51

Inwerkingtreding en toepassing

1.   Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 25 mei 2021.

2.   Niettegenstaande lid 1, zijn artikel 16, artikel 20, onder c), de artikelen 21, 22 en 23, artikel 24, leden 1, 2 en 3, lid 4, eerste en tweede alinea, en leden 8 en 9, de artikelen 25 tot en met 42, de artikelen 46 en 47, artikel 50, leden 1, 4 en 6, de punten 39, onder d) en 40, onder d), van bijlage I en de definities als vastgelegd in artikel 3 met betrekking tot die bepalingen van toepassing met ingang van 8 juni 2019.

3.   De gedelegeerde handelingen als bedoeld in de artikelen 8, 19 en 50, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, en de uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 8, lid 4, en in de artikelen 20, 43 en 44, vastgesteld overeenkomstig artikel 47, zijn van toepassing met ingang van 25 mei 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 209 van 30.6.2017, blz. 54.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 april 2019.

(3)  Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).

(4)  Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).

(5)  Verordening (EG) nr. 1334/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake aroma's en bepaalde voedselingrediënten met aromatiserende eigenschappen voor gebruik in levensmiddelen en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad, Verordening (EG) nr. 2232/96, Verordening (EG) nr. 110/2008 en Richtlijn 2000/13/EG (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 34).

(6)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(7)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).

(9)  Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken (PB L 160 van 12.6.1989, blz. 1).

(10)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(12)  PB L 330 van 27.12.2018, blz. 3.

(13)  Richtlijn 2007/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van regels betreffende nominale hoeveelheden voor voorverpakte producten, tot intrekking van de Richtlijnen 75/106/EEG en 80/232/EEG van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 76/211/EEG van de Raad (PB L 247 van 21.9.2007, blz. 17).

(14)  Verordening (EU) 2018/1670 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 110/2008 wat betreft de in de Unie in de handel te brengen nominale hoeveelheden van éénmaal gedistilleerde shochu die in een alambiek is gestookt en is gebotteld in Japan (PB L 284 van 12.11.2018, blz. 1).

(15)  Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 330 van 5.12.1998, blz. 32).

(16)  Richtlijn 2009/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de exploitatie en het in de handel brengen van natuurlijk mineraalwater (PB L 164 van 26.6.2009, blz. 45).

(17)  Richtlijn 2001/111/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53).

(18)  Richtlijn 2001/110/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake honing (PB L 10 van 12.1.2002, blz. 47).

(19)  Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).

(20)  Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).

(21)  Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14).

(22)  Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 24).

(23)  Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1).

(24)  Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 336 van 23.12.2015, blz. 1).

(25)  Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB L 154 van 16.6.2017, blz. 1).

(26)  Als bedoeld in bijlage 2-D bij de economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan.

(27)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2013 van de Commissie van 25 juli 2013 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 21).


BIJLAGE I

CATEGORIEËN GEDISTILLEERDE DRANKEN

1.   Rum

a)

Rum is een gedistilleerde drank die uitsluitend wordt bereid door de distillatie van het product dat wordt verkregen door alcoholische vergisting van hetzij melasse of stroop afkomstig van de vervaardiging van rietsuiker, hetzij het sap zelf van suikerriet, gedistilleerd tot minder dan 96 % vol., op zodanige wijze dat het distillaat waarneembaar de specifieke organoleptische kenmerken van rum bezit.

b)

Het alcoholvolumegehalte van rum bedraagt ten minste 37,5 % vol.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Rum wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan rum uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Rum mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

In het geval van overeenkomstig deze verordening geregistreerde geografische aanduidingen kan de wettelijke benaming rum worden aangevuld met:

i)

de term "traditionnel" of "tradicional", mits de rum in kwestie:

is bereid door distillatie tot minder dan 90 % vol. na alcoholische vergisting van daartoe geschikte grondstoffen die uitsluitend van oorsprong zijn uit de betrokken plaats van productie, en

een gehalte aan vluchtige stoffen heeft dat ten minste 225 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt, en

niet verzoet is;

ii)

de term "boeren-", mits de rum in kwestie voldoet aan de voorschriften onder i) en uitsluitend is bereid door middel van distillatie na de alcoholische vergisting van suikerrietsap. De term "boeren-" mag alleen worden gebruikt in het geval van een geografische aanduiding van een Frans overzees departement of de autonome regio Madeira.

Dit punt laat de mogelijkheid onverlet om de term "boeren-", "traditionnel" of "tradicional" te gebruiken in verband met alle niet onder die categorie vallende producten overeenkomstig de voor die producten geldende specifieke criteria.

2.    Whisky of whiskey

a)

Whisky of whiskey is een gedistilleerde drank die uitsluitend wordt bereid door elk van de volgende bewerkingen te verrichten:

i)

distillatie van een beslag van gemoute granen, al dan niet met hele korrels van ongemoute granen, dat vooraf

is versuikerd door diastase van de erin aanwezige mout, al dan niet met andere natuurlijke enzymen;

is vergist onder inwerking van gist;

ii)

elke distillatie wordt uitgevoerd tot minder dan 94,8 % vol. op zodanige wijze dat het distillaat een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen;

iii)

waarna het einddistillaat gedurende ten minste drie jaar rijpt op houten fusten met een capaciteit van niet meer dan 700 liter.

Het einddistillaat, waaraan alleen water en zuivere karamel (ten behoeve van kleuring) mogen worden toegevoegd, moet zijn kleur, aroma en smaak die het gevolg zijn van het in de punten i), ii) en iii), beschreven productieproces, behouden.

b)

Het alcoholvolumegehalte van whisky of whiskey bedraagt ten minste 40 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Whisky of whiskey wordt niet verzoet, zelfs niet om de smaak af te maken, of gearomatiseerd en bevat geen andere additieven dan zuivere karamel (E 150a) om de kleur te corrigeren.

e)

De wettelijke benaming "whisky" of "whiskey" mag alleen worden aangevuld met de term "single malt" als hij is gedistilleerd van gemoute gerst in slechts één distilleerderij.

3.   Gedistilleerde drank van granen

a)

Gedistilleerde drank van granen is een gedistilleerde drank die uitsluitend door distillatie van een gegist beslag van volle granen wordt bereid en organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen.

b)

Behalve in het geval van Korn bedraagt het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde drank van granen ten minste 35 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Gedistilleerde drank van granen wordt niet gearomatiseerd.

e)

Aan gedistilleerde drank van granen mag uitsluitend karamel worden toegevoegd als middel om de kleur aan te passen.

f)

Gedistilleerde drank van granen mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 10 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

Gedistilleerde drank van granen mag de wettelijke benaming "granen-eau-de-vie" dragen als hij door distillatie tot minder dan 95 % vol. van een gegist beslag van volle granen is bereid en organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen.

h)

In de wettelijke benaming "gedistilleerde drank van granen" of "granen-eau-de-vie" mag het woord "granen" worden vervangen door de naam van de enige graansoort die wordt gebruikt bij de bereiding van de gedistilleerde drank.

4.   Wijn-eau-de-vie

a)

Wijn-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is uitsluitend verkregen door distillatie tot minder dan 86 % vol. van wijn, distillatiewijn of wijndistillaat dat is gedistilleerd tot minder dan 86 % vol.;

ii)

hij heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 125 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt;

iii)

hij heeft een gehalte aan methanol dat ten hoogste 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van wijn-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Wijn-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethoden niet uit.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan wijn-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Wijn-eau-de-vie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

Gerijpte wijn-eau-de-vie mag in de handel blijven als "wijn-eau-de-vie" op voorwaarde dat het product een rijpingsperiode heeft gehad die gelijk is aan of langer is dan de rijpingsperiode die is vastgesteld voor de in categorie 5 omschreven gedistilleerde drank.

h)

Deze verordening laat het gebruik van de term "Branntwein" in combinatie met de term "essig" in de presentatie en etikettering van azijn onverlet.

5.    Brandy of Weinbrand

a)

Brandy of Weinbrand is een gedistilleerde drank die aan de volgende voorwaarden voldoet:

i)

hij is verkregen uit wijn-eau-de-vie waaraan een wijndistillaat kan zijn toegevoegd mits dat wijndistillaat tot minder dan 94,8 % vol. is gedistilleerd, en geen groter aandeel in het alcoholvolumegehalte van het eindproduct heeft dan 50 %;

ii)

hij is gerijpt gedurende ten minste:

één jaar in eikenhouten recipiënten met een capaciteit van ten minste 1 000 liter per recipiënt; of

zes maanden in eikenhouten fusten met een capaciteit van minder dan 1 000 liter per fust;

iii)

hij heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 125 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt en dat uitsluitend afkomstig is van de distillatie van de gebruikte grondstoffen;

iv)

hij heeft een gehalte aan methanol dat ten hoogste 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van brandy of Weinbrand bedraagt ten minste 36 % vol.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Brandy of Weinbrand wordt niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethoden niet uit.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan brandy of Weinbrand uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Brandy of Weinbrand mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 35 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

6.   Druivendraf-eau-de-vie of marc

a)

Druivendraf-eau-de-vie of marc is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij wordt uitsluitend verkregen door gegiste druivendraf te distilleren hetzij rechtstreeks door middel van waterdamp, hetzij na toevoeging van water, waarbij aan de beide volgende voorwaarden is voldaan:

elke distillatie wordt uitgevoerd tot minder dan 86 % vol.;

de eerste distillatie wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de draf zelf;

ii)

aan de druivendraf mag ten hoogste 25 kg wijnmoer per 100 kg gebruikte druivendraf worden toegevoegd;

iii)

de van de wijnmoer afkomstige hoeveelheid alcohol mag niet meer bedragen dan 35 % van de totale hoeveelheid alcohol in het eindproduct;

iv)

de drank heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 140 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt, en een gehalte aan methanol dat ten hoogste 1 000 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van druivendraf-eau-de-vie of marc bedraagt ten minste 37,5 % vol.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Druivendraf-eau-de-vie of marc wordt niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethoden niet uit.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan druivendraf-eau-de-vie of marc uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Druivendraf-eau-de-vie of marc mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

7.   Vruchtendraf-eau-de-vie

a)

Vruchtendraf-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij wordt uitsluitend bereid door vergisting en distillatie van andere vruchtendraf dan druivendraf, waarbij aan de beide volgende voorwaarden is voldaan:

elke distillatie wordt uitgevoerd tot minder dan 86 % vol.;

de eerste distillatie wordt uitgevoerd met gebruikmaking van de draf zelf;

ii)

hij heeft een minimum aan vluchtige stoffen van 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.;

iii)

hij heeft een gehalte aan methanol dat ten hoogste 1 500 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt;

iv)

voor vruchtendraf-eau-de-vie van steenvruchten bedraagt het gehalte aan cyaanwaterstof ten hoogste 7 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.

b)

Het alcoholvolumegehalte van vruchtendraf-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Vruchtendraf-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan vruchtendraf-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Vruchtendraf-eau-de-vie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

De wettelijke benaming is "draf-eau-de-vie" voorafgegaan door de naam van de betrokken vrucht. Als draf van verschillende soorten vruchten is gebruikt, luidt de wettelijke benaming "vruchtendraf-eau-de-vie", die mag worden aangevuld met de naam van elke vrucht, vermeld in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheden.

8.   Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy

a)

Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy is een gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door het product van de alcoholische vergisting van een extract van krenten van het ras "zwarte van Corinthe" of "muskaat van Alexandrië" tot minder dan 94,5 % vol. te distilleren op zodanige wijze dat het distillaat een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstoffen.

b)

Het alcoholvolumegehalte van rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy bedraagt ten minste 37,5 % vol.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Rozijnen- of krenten-eau-de-vie of raisin brandy mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

9.   Vruchten-eau-de-vie

a)

Vruchten-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is uitsluitend verkregen door alcoholische vergisting en distillatie, met of zonder pitten, van verse en vlezige vruchten, met inbegrip van bananen, of de most van dergelijke vruchten, bessen of groenten;

ii)

elke distillatie wordt uitgevoerd tot minder dan 86 % vol. op zodanige wijze dat het distillaat een aroma en een smaak heeft die van de gedistilleerde grondstoffen afkomstig zijn;

iii)

hij heeft een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt;

iv)

in het geval van eaux-de-vie van steenvruchten heeft hij een gehalte aan cyaanwaterstof dat ten hoogste 7 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt.

b)

Het gehalte aan methanol van vruchten-eau-de-vie bedraagt ten hoogste 1 000 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol., zij het met de volgende uitzonderingen:

i)

in het geval van vruchten-eaux-de-vie bereid uit de volgende vruchten of bessen, waarvoor het gehalte aan methanol ten hoogste 1 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt:

appels (Malus domestica Borkh.),

abrikozen (Prunus armeniaca L.),

pruimen (Prunus domestica L.),

kwetsen (Prunus domestica L.),

mirabellen (Prunus domestica L. subsp. syriaca (Borkh.) Janch. ex Mansf.),

perziken (Prunus persica (L.) Batsch),

peren (Pyrus communis L.) met uitzondering van Williams-peren (Pyrus communis L. cv "Williams"),

bramen (Rubus s. Rubus),

frambozen (Rubus idaeus L.).

ii)

in het geval van vruchten-eaux-de-vie bereid uit de volgende vruchten of bessen, waarvoor het gehalte aan methanol ten hoogste 1 350 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt:

kweeperen (Cydonia oblonga Mill.),

jeneverbessen (Juniperus communis L of Juniperus oxicedrus L.),

Williams-peren (Pyrus communis L. cv "Williams"),

zwarte bessen (Ribes nigrum L.),

aalbessen (Ribes rubrum L.),

rozenbottels (Rosa canina L.),

vlierbessen (Sambucus nigra L.),

lijsterbessen (Sorbus aucuparia L.),

peerlijsterbessen (Sorbus domestica L.),

elsbessen (Sorbus torminalis (L.) Crantz).

c)

Het alcoholvolumegehalte van vruchten-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5 % vol.

d)

Vruchten-eau-de-vie wordt niet gekleurd.

e)

Niettegenstaande punt d) van deze categorie en in afwijking van levensmiddelencategorie 14.2.6 van deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, mag echter karamel worden gebruikt om de kleur te corrigeren van vruchten-eau-de-vie dat gedurende minstens een jaar is gerijpt in contact met hout.

f)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

g)

Vruchten-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd.

h)

Vruchten-eau-de-vie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 18 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

i)

De wettelijke benaming van vruchten-eau-de-vie is "eau-de-vie", aangevuld met de naam van de vrucht, bes of groente. In het Bulgaars, Tsjechisch, Grieks, Kroatisch, Pools, Roemeens, Slowaaks en Sloveens mag de wettelijke benaming worden uitgedrukt met de naam van de vrucht, bes of groente, aangevuld met een suffix wanneer de naam is uitgedrukt.

Als alternatief

i)

mag de in de eerste alinea vermelde wettelijke benaming "-wasser" worden gebruikt, in combinatie met de naam van de vrucht; of

ii)

mogen in de volgende gevallen de volgende wettelijke benamingen worden gebruikt:

"kirsch" voor kersen-eau-de-vie (Prunus avium (L.) L.);

"plum", "quetsch" of "slivovitz" voor pruimen-eau-de-vie (Prunis Domestica L.);

"mirabelle" voor mirabellen-eau-de-vie (Prunus domestica L. subsp. syriaca (Borkh.) Janch. ex Mansf.);

"fruit of arbutus" voor aardbeiboom-eau-de-vie (Arbutus unedo L.);

"Golden Delicious" voor appel-eau-de-vie (Malus domestica var. "Golden Delicious");

"Obstler", voor een vruchten-eau-de-vie bereid van fruit, met of zonder bessen, mits ten minste 85 % van het beslag afkomstig is van verschillende variëteiten appels, peren of beiden.

De benaming "Williams" of "williams" mag alleen worden gebruikt voor het in de handel brengen van peren-eau-de-vie die uitsluitend uit peren van het ras "Williams" is verkregen.

Indien het gevaar bestaat dat de eindverbruiker een van de in het onderhavige punt bedoelde wettelijke benamingen zonder het woord "eau-de-vie" niet gemakkelijk begrijpt, wordt in de omschrijving, presentatie en etikettering de term "eau-de-vie" vermeld, eventueel met een toelichting.

j)

Indien twee of meer soorten vruchten, bessen of groenten samen zijn gedistilleerd, wordt het product in de handel gebracht met de wettelijke benaming:

"vruchten-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van vruchten of bessen of beiden; hetzij

"groenten-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van groenten; hetzij

"vruchten- en groenten-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van een combinatie van vruchten, bessen en groenten.

Deze wettelijke benaming mag worden aangevuld met de naam van elk van die vruchten-, bessen- of groentesoorten, vermeld in afnemende volgorde van de gebruikte hoeveelheden.

10.   Appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie

a)

Appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie zijn gedistilleerde dranken die aan de volgende vereisten voldoen:

i)

ze zijn uitsluitend verkregen door appelcider of perencider tot minder dan 86 % vol. te distilleren op zodanige wijze dat het distillaat een aroma en een smaak heeft die afkomstig zijn van de vruchten;

ii)

ze hebben een gehalte aan vluchtige stoffen dat ten minste 200 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt;

iii)

zij hebben een gehalte aan methanol dat ten hoogste 1 000 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. bedraagt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie worden niet gearomatiseerd. Dit sluit traditionele productiemethoden niet uit.

e)

Als middel om de kleur aan te passen, mag aan appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Appelcider-eau-de-vie, appel- en perencider-eau-de-vie en perencider-eau-de-vie mogen worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 15 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

De wettelijke benaming luidt:

"appelcider-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van appelcider;

"perencider-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van perencider; of

"appel- en perencider-eau-de-vie" voor gedistilleerde dranken die uitsluitend zijn bereid door distillatie van appel-en-perencider.

11.   Honing-eau-de-vie

a)

Honing-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is uitsluitend verkregen door vergisting en distillatie van een beslag van honing;

ii)

hij is gedistilleerd tot minder dan 86 % vol. op zodanige wijze dat het distillaat de organoleptische kenmerken heeft die afkomstig zijn van de gebruikte grondstof.

b)

Het alcoholvolumegehalte van honing-eau-de-vie bedraagt ten minste 35 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Honing-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan honing-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Honing-eau-de-vie mag uitsluitend worden verzoet met honing met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan honing bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

12.    Hefebrand of moer-eau-de-vie

a)

Hefebrand of moer-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door distillatie tot minder dan 86 % vol. van wijnmoer, biermoer of moer van vergiste vruchten.

b)

Het alcoholvolumegehalte van Hefebrand of moer-eau-de-vie bedraagt ten minste 38 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Hefebrand of moer-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan Hefebrand of moer-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Hefebrand of moer-eau-de-vie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

De wettelijke benaming "Hefebrand" of moer-eau-de-vie wordt aangevuld met de naam van de gebruikte grondstoffen.

13.   Bierbrandewijn

a)

Bierbrandewijn is een gedistilleerde drank die uitsluitend is bereid door vers bier rechtstreeks onder normale druk tot een alcoholvolumegehalte van minder dan 86 % te distilleren op zodanige wijze dat het aldus verkregen distillaat organoleptische kenmerken bezit die afkomstig zijn van het bier.

b)

Het alcoholvolumegehalte van bierbrandewijn bedraagt ten minste 38 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Bierbrandewijn wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan bierbrandewijn uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Bierbrandewijn mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

14.    Topinambur of aardpeer-eau-de-vie

a)

Topinambur of aardpeer-eau-de-vie is een gedistilleerde drank die uitsluitend door vergisting en distillatie tot minder dan 86 % vol. van knollen van de aardpeer (Helianthus tuberosus L.) is verkregen.

b)

Het alcoholvolumegehalte van topinambur of aardpeer-eau-de-vie bedraagt ten minste 38 %.

c)

Er mag geen alcohol, al dan niet verdund, aan worden toegevoegd.

d)

Topinambur of aardpeer-eau-de-vie wordt niet gearomatiseerd.

e)

Als middel om de kleur aan te passen mag aan topinambur of aardpeer-eau-de-vie uitsluitend karamel worden toegevoegd.

f)

Topinambur of aardpeer-eau-de-vie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 20 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

15.   Wodka

a)

Wodka is een gedistilleerde drank die is verkregen uit ethylalcohol uit landbouwproducten, welke ethylalcohol is bereid door hetzij:

aardappelen en/of granen,

hetzij andere landbouwgrondstoffen,

met behulp van gist te vergisten en het aldus verkregen product te distilleren op zodanige wijze dat de organoleptische kenmerken van de gebruikte grondstoffen en van de bij de vergisting gevormde bijproducten selectief worden verzwakt.

Dit procedé mag worden gevolgd door aanvullende distillatie en/of een behandeling met geschikte technische hulpstoffen, met inbegrip van actieve kool, om het product bijzondere organoleptische kenmerken te geven.

De maximale residugehalten voor ethylalcohol uit landbouwproducten die wordt gebruikt om wodka te bereiden, zijn die welke in artikel 5, onder d), zijn vastgesteld, met dat verschil dat het methanolgehalte in het eindproduct niet meer mag bedragen dan 10 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol.

b)

Het alcoholvolumegehalte van wodka bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Geen andere aroma's mogen worden toegevoegd dan natuurlijke aromastoffen en/of aromatiserende preparaten die aanwezig zijn in het distillaat van de vergiste grondstoffen. Daarnaast mogen aan het product bijzondere organoleptische kenmerken worden gegeven, mits deze niet het overheersende aroma uitmaken.

d)

Wodka wordt niet gekleurd.

e)

Wodka mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 8 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

f)

Op de omschrijving, presentatie of etikettering van wodka die niet uitsluitend is bereid uit aardappelen of granen of beide, wordt de vermelding "bereid uit …" goed zichtbaar aangebracht, aangevuld met de naam van de grondstoffen die zijn gebruikt voor de productie van de ethylalcohol uit landbouwproducten. Deze aanduiding is in hetzelfde gezichtsveld aangebracht als de wettelijke benaming.

g)

Als alternatief mag in elke lidstaat de wettelijke benaming "vodka" worden gebruikt.

16.   Eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie

a)

Eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is verkregen door:

maceratie van onder punt ii) genoemde vruchten, bessen of noten, hetzij gedeeltelijk vergist, hetzij niet vergist, eventueel aangevuld, per 100 kg vergiste vruchten, bessen of noten, met ten hoogste 20 l ethylalcohol uit landbouwproducten of met uit dezelfde vruchten, bessen of noten verkregen eau-de-vie of distillaat of met een combinatie daarvan,

gevolgd door distillatie; elke distillatie wordt uitgevoerd tot minder dan 86 % vol.;

ii)

hij is bereid uit de volgende vruchten, bessen of noten:

appelbessen (Aronia Medik. nom cons.),

zwarte appelbessen (Aronia melanocarpa (Michx.) Elliott),

tamme kastanjes (Castanea sativa Mill.),

citrusvruchten (Citrus spp.),

hazelnoten (Corylus avellana L.),

kraaiheidebessen (Empetrum nigrum L.),

aardbeien (Fragaria spp.),

duindoornbessen (Hippophae rhamnoides L.),

hulstbessen (Ilex aquifolium en Ilex cassine L.),

kornoeljevruchten (Cornus mas),

walnoten (Juglans regia L.),

bananen (Musa spp.),

mirtebessen (Myrtus communis L.),

cactusvijgen (Opuntia ficus-indica (L.) Mill.),

passievruchten (Passiflora edulis Sims),

vogelkers (Prunus domestica L.),

sleepruimen (Prunus spinosa L.),

zwarte bessen (Ribes nigrum L.),

witte aalbessen (Ribes niveum Lindl.),

aalbessen (Ribes rubrum L.),

kruisbessen (Ribes uva-crispa L. syn. Ribes grossularia),

rozenbottels (Rosa canina L.),

poolbramen (Rubus arcticus L.),

kruipbramen (Rubus chamaemorus L.),

bramen (Rubus sect. Rubus),

frambozen (Rubus idaeus L.),

vlierbessen (Sambucus nigra L.),

lijsterbessen (Sorbus aucuparia L.),

peerlijsterbessen (Sorbus domestica L.),

elsbessen (Sorbus torminalis (L.) Crantz),

ambarellas of kedondongs (Spondias dulcis Parkinson),

mombinpruimen (Spondias mombin L.),

blauwe bessen (Vaccinium corymbosum L.),

kleine veenbessen (Vaccinium oxycoccos L.),

blauwe bosbessen (Vaccinium myrtillus L.),

rode bosbessen (Vaccinium vitis-idaea L.).

b)

Het alcoholvolumegehalte van eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie, bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie, wordt niet gearomatiseerd.

d)

Eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie, wordt niet gekleurd.

e)

Niettegenstaande punt d) en in afwijking van levensmiddelencategorie 14.2.6 van deel E van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1333/2008, mag karamel worden gebruikt om de kleur te corrigeren van eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie, dat gedurende minstens een jaar is gerijpt in contact met hout.

f)

Eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 18 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

g)

Voor de omschrijving, presentatie en etikettering van eau-de-vie (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), verkregen door maceratie en distillatie, geldt dat in de omschrijving, de presentatie of de etikettering de woorden "verkregen door maceratie en distillatie" moeten voorkomen in letters van hetzelfde type, dezelfde grootte en dezelfde kleur en in hetzelfde gezichtsveld als de woorden "eau-de-vie" (aangevuld met de naam van de vrucht, de bes of de noot), waarbij in het geval van flessen een en ander op het buiketiket moet staan.

17.    Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen)

a)

Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen) is een gedistilleerde drank die wordt bereid door in categorie 16, onder a), ii), vermelde niet-vergiste vruchten en bessen, dan wel groenten, noten of andere plantaardige materialen zoals kruiden of rozenblaadjes of paddenstoelen te macereren in ethylalcohol uit landbouwproducten, gevolgd door distillatie tot minder dan 86 % vol.

b)

Het alcoholvolumegehalte van Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen) bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen) wordt niet gearomatiseerd.

d)

Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen) wordt niet gekleurd.

e)

Geist (aangevuld met de naam van de vrucht of de gebruikte grondstoffen), mag worden verzoet met het oog op het op smaak afmaken van het product. Het eindproduct mag echter niet meer dan 10 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

f)

De benaming "-geist", voorafgegaan door een term anders dan de naam van een vrucht, plant of andere ruwe grondstof, mag de wettelijke benaming van andere eau-de-vies en alcoholische dranken aanvullen, mits een dergelijk gebruik niet misleidend is voor de consument.

18.   Gentiaan

a)

Gentiaan is een gedistilleerde drank die uit een gentiaandistillaat op basis van vergiste gentiaanwortels wordt bereid, al dan niet met toevoeging van ethylalcohol uit landbouwproducten.

b)

Het alcoholvolumegehalte van gentiaan bedraagt ten minste 37,5 % vol.

c)

Gentiaan wordt niet gearomatiseerd.

19.   Met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank

a)

Een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank is een gedistilleerde drank die is bereid door ethylalcohol uit landbouwproducten of granen-eau-de-vie of granendistillaat of een combinatie daarvan te aromatiseren met jeneverbessen (Juniperus communis L. of Juniperus oxicedrus L.).

b)

Het alcoholvolumegehalte van met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank bedraagt ten minste 30 %.

c)

Naast jeneverbessen mogen aromastoffen, aromatiserende preparaten, planten met aromatische eigenschappen of delen van planten met aromatische eigenschappen of een combinatie daarvan worden gebruikt, maar de organoleptische kenmerken van de jeneverbes moeten, ook al is het in mindere mate, waarneembaar zijn.

d)

Voor een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank mag de wettelijke benaming "Wacholder" of "genebra" worden gebruikt.

20.    Gin

a)

Gin is een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten te aromatiseren met jeneverbessen (Juniperus communis L.).

b)

Het alcoholvolumegehalte van gin bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Bij de bereiding van gin mogen uitsluitend aromastoffen en/of aromatiserende preparaten worden gebruikt, op zodanige wijze dat de smaak van jeneverbessen overheerst.

d)

De term "gin" mag worden aangevuld met de term "dry" op voorwaarde dat niet meer dan 0,1 gram zoetstoffen per liter eindproduct worden toegevoegd uitgedrukt als invertsuiker.

21.   Gedistilleerde gin

a)

Gedistilleerde gin is:

i)

een met jeneverbessen gearomatiseerde gedistilleerde drank die uitsluitend is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten met een aanvankelijk alcoholgehalte van ten minste 96 % vol. met gebruikmaking van jeneverbessen (Juniperus communis L.) en andere natuurlijke plantaardige materialen te distilleren, met dien verstande dat de smaak van de jeneverbes moet overheersen;

ii)

een combinatie van het product van een dergelijke distillatie en ethylalcohol uit landbouwproducten met dezelfde samenstelling, dezelfde zuiverheid en hetzelfde alcoholgehalte; om gedistilleerde gin te aromatiseren mogen ook aromastoffen en/of aromatiserende preparaten zoals bedoeld in categorie 20, onder c), worden gebruikt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde gin bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Gin die wordt bereid door louter toevoeging van essences of aroma's aan ethylalcohol uit landbouwproducten wordt niet als gedistilleerde gin beschouwd.

d)

De term "gedistilleerde gin" mag worden aangevuld met de term "dry" op voorwaarde dat niet meer dan 0,1 gram zoetstoffen per liter eindproduct worden toegevoegd uitgedrukt als invertsuiker.

22.    London gin

a)

London gin is een gedistilleerde gin die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is uitsluitend bereid op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten die geen hoger gehalte aan methanol mag hebben dan 5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol. en de aromatisering gebeurt uitsluitend door ethylalcohol uit landbouwproducten met gebruikmaking van alle gebruikte natuurlijke plantaardige materialen te distilleren;

ii)

het aldus verkregen distillaat moet een alcoholvolumegehalte van ten minste 70 % hebben;

iii)

eventueel nog toegevoegde ethylalcohol uit landbouwproducten voldoet aan de in artikel 5 vastgestelde vereisten, maar mag geen hoger gehalte aan methanol bevatten dan 5 gram per hectoliter alcohol van 100 % vol;

iv)

hij wordt niet gekleurd;

v)

er wordt niet meer dan 0,1 gram zoetstoffen per liter eindproduct toegevoegd, uitgedrukt als invertsuiker;

vi)

er worden geen andere ingrediënten toegevoegd dan water.

b)

Het alcoholvolumegehalte van London gin bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

De term "London gin" mag worden aangevuld met de term "dry".

23.   Met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank of Kümmel

a)

Een met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank of Kümmel is een gedistilleerde drank die is verkregen door ethylalcohol uit landbouwproducten te aromatiseren met karwij (Carum carvi L.).

b)

Het alcoholvolumegehalte van een met karwij gearomatiseerde gedistilleerde drank of Kümmel bedraagt ten minste 30 %.

c)

Als aanvulling mogen andere aromastoffen en/of aromatiserende preparaten worden gebruikt, maar de smaak van karwij moet overheersen.

24.    Akvavit of aquavit

a)

Akvavit of aquavit is een met karwij en/of dillezaad gearomatiseerde gedistilleerde drank die is bereid met ethylalcohol uit landbouwproducten en is gearomatiseerd met een distillaat van kruiden of specerijen.

b)

Het alcoholvolumegehalte van akvavit of aquavit bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Als aanvulling mogen andere natuurlijke aromastoffen en/of aromatiserende preparaten worden gebruikt, maar het aroma van deze drank moet grotendeels afkomstig zijn van distillaten van karwijzaad (Carum carvi L.) en/of dillezaad (Anethum graveolens L.), waarbij het gebruik van etherische oliën is verboden.

d)

De bittere stoffen mogen de smaak niet sterk overheersen; het gehalte aan droge stof mag niet meer dan 1,5 gram per 100 ml bedragen.

25.   Met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank

a)

Een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank is een gedistilleerde drank die wordt bereid door ethylalcohol uit landbouwproducten met natuurlijke extracten van steranijs (Illicium verum Hook f.), groene anijs (Pimpinella anisum L.), venkel (Foeniculum vulgare Mill.) of welke andere plant ook die hetzelfde aromatische hoofdbestanddeel bevat, te aromatiseren met behulp van een van de volgende procedés of een combinatie daarvan:

i)

maceratie en/of distillatie;

ii)

distillatie van de alcohol met gebruikmaking van de zaden of andere delen van de bovengenoemde planten;

iii)

toevoeging van door distillatie verkregen natuurlijke extracten van door een anijsaroma gekenmerkte planten.

b)

Het alcoholvolumegehalte van een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank bedraagt ten minste 15 %.

c)

Een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

d)

Als aanvulling mogen andere natuurlijke plantaardige extracten of aromatische zaden worden gebruikt, maar de smaak van anijs moet blijven overheersen.

26.    Pastis

a)

Pastis is een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank die tevens natuurlijke extracten van zoethout (Glycyrrhiza spp.) bevat, wat de aanwezigheid tot gevolg heeft enerzijds van "chalconen" genoemde kleurstoffen, en anderzijds van glycyrrhizinezuur, waarvan het minimum- en het maximumgehalte respectievelijk 0,05 en 0,5 gram per liter bedragen.

b)

Het alcoholvolumegehalte van pastis bedraagt ten minste 40 %.

c)

Pastis mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

d)

Pastis bevat minder dan 100 g zoetstoffen per liter, uitgedrukt in invertsuiker, en heeft een minimum- en een maximumgehalte aan anethool van respectievelijk 1,5 en 2 g per liter.

27.    Pastis de Marseille

a)

Pastis de Marseille is een pastis met een sterke anijssmaak en een anethoolgehalte van tussen de 1,9 en 2,1 gram per liter.

b)

Het alcoholvolumegehalte van pastis de Marseille bedraagt ten minste 45 %.

c)

Pastis de Marseille mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

28.    Anis of janeževec

a)

Anis of janeževec is een met anijs gearomatiseerde gedistilleerde drank waarvan het kenmerkende aroma uitsluitend afkomstig is van groene anijs (Pimpinella anisum L.), steranijs (Illicium verum Hook f.) of venkel (Foeniculum vulgare Mill.) of een combinatie daarvan.

b)

Het alcoholvolumegehalte van anis of janeževec bedraagt ten minste 35 %.

c)

Anis of janeževec mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

29.   Gedistilleerde anis

a)

Gedistilleerde anis is anis die met gebruikmaking van de in categorie 28, onder a), genoemde zaden gedistilleerde alcohol en, in het geval van geografische aanduidingen, mastiek of andere aromatische zaden, planten en vruchten bevat, waarbij die alcohol ten minste 20 % van het alcoholgehalte van de gedistilleerde anis uitmaakt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van gedistilleerde anis bedraagt ten minste 35 %.

c)

Gedistilleerde anis mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

30.   Gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter

a)

Een gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter is een gedistilleerde drank met een overheersend bittere smaak die wordt verkregen door aromatisering van ethylalcohol uit landbouwproducten of distillaat uit landbouwproducten of beide met aromastoffen of aromatiserende preparaten of beide.

b)

Het alcoholvolumegehalte van een gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter bedraagt ten minste 15 %.

c)

Onverminderd het gebruik van dergelijke termen in de presentatie en etikettering van levensmiddelen anders dan gedistilleerde drank, mag een gedistilleerde drank met bittere smaak of bitter ook in de handel worden gebracht met de benamingen "amer" of "bitter", al dan niet gecombineerd met een andere term.

d)

Niettegenstaande punt c) mag de term "amer" of "bitter" worden gebruikt in de omschrijving, presentatie en etikettering van gedistilleerde drank met bittere smaak.

31.   Gearomatiseerde wodka

a)

Gearomatiseerde wodka of vodka is wodka of vodka waaraan een overheersend aroma is gegeven dat niet het aroma is van de grondstoffen die zijn gebruikt voor de productie van de wodka.

b)

Het alcoholvolumegehalte van gearomatiseerde wodka bedraagt ten minste 37,5 %.

c)

Gearomatiseerde wodka mag verzoeting, blending, aromatisering, rijping of kleuring hebben ondergaan.

d)

Indien gearomatiseerde wodka wordt verzoet, mag het eindproduct niet meer dan 100 gram per liter aan zoetstoffen bevatten, uitgedrukt als invertsuiker.

e)

De wettelijke benaming van gearomatiseerde wodka mag ook de naam van enig overheersend aroma gecombineerd met het woord "wodka" zijn. De term "wodka" mag in alle officiële talen van de Unie worden vervangen door "vodka".

32.   Met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán

a)

Met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán is een gedistilleerde drank die een overheersende smaak van sleepruimen heeft en wordt bereid door sleepruimen (Prunus spinosa) te macereren in ethylalcohol uit landbouwproducten en door natuurlijke anijsextracten en/of anijsdistillaten toe te voegen.

b)

Het minimaal alcoholvolumegehalte van een met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán is 25 %.

c)

Voor de bereiding van een met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán wordt minimaal 125 g sleepruimen per liter eindproduct gebruikt.

d)

Een met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán bevat tussen de 80 en 250 gram zoetstoffen per liter eindproduct bevat, uitgedrukt als invertsuiker.

e)

De organoleptische, kleur- en smaakkenmerken van een met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank of pacharán worden uitsluitend bepaald door het gebruikte fruit en de anijs.

f)

De term "pacharán" mag slechts als wettelijke benaming worden gebruikt indien het product in Spanje is bereid. Als het product buiten Spanje is bereid, mag de term "pacharán" uitsluitend worden gebruikt naast de wettelijke benaming "met sleepruimen gearomatiseerde gedistilleerde drank", mits die term vergezeld gaat van de vermelding: "geproduceerd in …", gevolgd door de naam van de lidstaat of het derde land van bereiding.

33.   Likeur

a)

Likeur is een gedistilleerde drank die:

i)

een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, heeft van ten minste:

70 gram per liter voor kersenlikeur of zure-kersenlikeur, waarvan de ethylalcohol uitsluitend uit kersen- of zure-kersen-eau-de vie bestaat,

80 gram per liter voor likeuren die uitsluitend met gentiaan of een soortgelijke plant of met alsem zijn gearomatiseerd,

100 gram per liter in alle overige gevallen;

ii)

is bereid met ethylalcohol uit landbouwproducten of met een distillaat uit landbouwproducten of met een of meer gedistilleerde dranken of met een combinatie daarvan, die zijn verzoet en waaraan een of meer aroma's, landbouwproducten of voedingsmiddelen zijn toegevoegd.

b)

Het alcoholvolumegehalte van likeur bedraagt ten minste 15 %.

c)

Bij de bereiding van likeur mogen aromastoffen en aromatiserende preparaten worden gebruikt.

De volgende likeuren mogen echter alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende voedingsmiddelen, aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen:

i)

vruchtenlikeuren:

ananas (Ananas),

citrusvruchten (Citrus L.),

duindoornbessen (Hippophae rhamnoides L.),

moerbeien (Morus alba, Morus rubra),

zure kersen (Prunus cerasus),

kersen (Prunus avium),

zwarte bessen (Ribes nigrum L.),

poolbramen (Rubus arcticus L.),

kruipbramen (Rubus chamaemorus L.),

frambozen (Rubus idaeus L.),

kleine veenbessen (Vaccinium oxycoccos L.),

blauwe bosbessen (Vaccinium myrtillus L.),

rode bosbessen (Vaccinium vitis-idaea L.);

ii)

plantenlikeuren:

génépi (Artemisia genepi),

gentiaan (Gentiana L.),

munt (Mentha L.),

anijs (Pimpinella anisum L.),

d)

In elke lidstaat mag de wettelijke benaming "liqueur" worden gebruikt:

voor likeuren die zijn bereid door maceratie van zure kersen of kersen (Prunus cerasus of Prunus avium) in ethylalcohol uit landbouwproducten, kan als wettelijke benaming de term "guignolet" of "češnjevec" worden gebruikt, met of zonder de term "likeur";

voor likeuren die zijn bereid door maceratie van zure kersen (Prunus cerasus) in ethylalcohol uit landbouwproducten, kan als wettelijke benaming de term "ginja", "ginjinha" of "višnjevec" worden gebruikt, met of zonder de term "likeur";

voor likeuren waarvan het alcoholgehalte uitsluitend afkomstig is van rum, kan als wettelijke benaming de term "punch au rhum" worden gebruikt, met of zonder de term "likeur";

onverminderd artikel 3, punt 2, artikel 10, lid 5, onder b), en artikel 11, kan voor likeuren die melk of melkproducten bevatten, als wettelijke benaming de term "room" worden gebruikt, aangevuld met de naam van de ruwe grondstof die is gebruikt om de likeur zijn overheersend aroma te geven, met of zonder de term "likeur".

e)

De volgende samengestelde termen mogen in de omschrijving, de presentatie en de etikettering van in de Unie bereide likeuren worden gebruikt in het geval dat ethylalcohol uit landbouwproducten of distillaat uit landbouwproducten is gebruikt volgens gangbare productiemethoden:

prune brandy,

orange brandy,

apricot brandy,

cherry brandy,

solbaerrom of zwartebessenrum.

Wat de omschrijving, presentatie en etikettering van de in dit punt bedoelde likeuren betreft, moet de samengestelde term in de etikettering op één regel in uniforme letters van hetzelfde lettertype, dezelfde grootte en dezelfde kleur voorkomen en moet het woord "likeur" er vlakbij staan in letters die niet kleiner zijn dan die welke voor de samengestelde term zijn gebruikt. Indien de alcohol niet afkomstig is van de vermelde gedistilleerde drank, moet de oorsprong ervan op het etiket worden aangegeven in hetzelfde gezichtsveld als dat waarin de samengestelde term en het woord "likeur" of "liqueur" voorkomen, hetzij door te vermelden om welk type alcohol uit landbouwproducten het gaat, hetzij door de vermelding "alcohol uit landbouwproducten" te gebruiken, altijd voorafgegaan door de woorden "vervaardigd uit", "bereid met" of "op basis van".

f)

Onverminderd artikel 11, artikel 12 en artikel 13, lid 4, kan de wettelijke benaming "likeur" worden aangevuld met de naam van een aroma of voedingsmiddel dat het overheersend aroma aan de gedistilleerde drank verleent, mits het aroma op de gedistilleerde drank wordt overgebracht door de aromatiserende voedingsmiddelen, aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen, afkomstig van de ruwe grondstof waarnaar wordt verwezen in de naam van het aroma of het voedingsmiddel, alleen aangevuld met aromastoffen indien dit nodig is om het aroma van die ruwe grondstof te versterken.

34.   Crème de (aangevuld met de naam van de betrokken vrucht of van de andere gebruikte grondstof)

a)

"Crème de" (aangevuld met de naam van een betrokken vrucht of andere gebruikte grondstof) is een likeur die een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 250 gram per liter heeft.

b)

Het alcoholvolumegehalte van crème de (aangevuld met de naam van een vrucht of andere gebruikte grondstof) bedraagt ten minste 15 % vol.

c)

Voor deze gedistilleerde drank gelden de in categorie 33 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.

d)

De gebruikte grondstoffen bevatten geen melkproducten.

e)

De vrucht of enige andere grondstof die in de wettelijke benaming wordt gebruikt is de vrucht of grondstof die de likeur zijn overheersend aroma verleent.

f)

De wettelijke benaming mag worden aangevuld met de term "likeur".

g)

De wettelijke benaming "crème de cassis" mag alleen worden gebruikt voor likeuren bereid uit zwarte bessen, met een gehalte aan zoetstoffen van meer dan 400 gram per liter, uitgedrukt in invertsuiker.

35.    Sloe gin

a)

Sloe gin is een likeur die wordt bereid door sleepruimen te macereren in gin en eventueel sleepruimensap toe te voegen.

b)

Het alcoholvolumegehalte van sloe gin bedraagt ten minste 25 % vol.

c)

Bij de bereiding van sloe gin mogen uitsluitend natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten worden gebruikt.

d)

De wettelijke benaming mag worden aangevuld met de term "likeur".

36.    Sambuca

a)

Sambuca is een kleurloze met anijs gearomatiseerde likeur die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij bevat distillaten van groene anijs (Pimpinella anisum L.), steranijs (Illicium verum L.) of andere aromatische kruiden;

ii)

hij heeft een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 350 gram per liter;

iii)

hij heeft een gehalte aan natuurlijk anethool van ten minste 1 maar niet meer dan 2 gram per liter.

b)

Het alcoholvolumegehalte van sambuca bedraagt ten minste 38 %.

c)

Voor sambuca gelden de in categorie 33 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.

d)

Sambuca wordt niet gekleurd.

e)

De wettelijke benaming mag worden aangevuld met de term "likeur".

37.    Maraschino, marrasquino of maraskino

a)

Maraschino, marrasquino of maraskino is een kleurloze likeur die hoofdzakelijk met behulp van een distillaat van marascakersen of van het product van de maceratie van marascakersen of delen daarvan in ethylalcohol uit landbouwproducten of een distillaat van marascakersen is gearomatiseerd en die een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 250 gram per liter heeft.

b)

Het alcoholvolumegehalte van maraschino, marrasquino of maraskino bedraagt ten minste 24 % vol.

c)

Voor maraschino, marrasquino of maraskino gelden de in categorie 33 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.

d)

Maraschino, marrasquino of maraskino worden niet gekleurd.

e)

De wettelijke benaming mag worden aangevuld met de term "likeur".

38.    Nocino of orehovec

a)

Nocino of orehovec is een likeur die hoofdzakelijk door maceratie, of maceratie en distillatie, van hele, onrijpe walnoten (Juglans regia L.), is gearomatiseerd en die een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten minste 100 gram per liter heeft.

b)

Het alcoholvolumegehalte van nocino of orehovec bedraagt ten minste 30 % vol.

c)

Voor nocino of orehovec gelden de in categorie 33 vastgelegde regels betreffende aromastoffen en aromatiserende preparaten in likeuren.

d)

De wettelijke benaming mag worden aangevuld met de term "likeur".

39.   Eierlikeur, advocaat, avocat of advokat

a)

Eierlikeur of advocaat of avocat of advokat is een likeur, al dan niet gearomatiseerd, die bereid is op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaat uit landbouwproducten of gedistilleerde drank, of een combinatie daarvan, en die de ingrediënten kwaliteitseigeel, eiwit en suiker of honing bevat. Het gehalte aan suiker of honing, uitgedrukt in invertsuiker, bedraagt ten minste 150 gram per liter. Het gehalte aan kwaliteitseigeel bedraagt ten minste 140 gram per liter eindproduct. Wanneer eieren worden gebruikt van een andere soort kip dan Gallus gallus, wordt dit vermeld op het etiket.

b)

Het alcoholvolumegehalte van eierlikeur of advocaat of avocat of advokat bedraagt ten minste 14 %.

c)

Bij de bereiding van advocaat of avocat of advokat mogen uitsluitend aromatiserende voedingsmiddelen, aromastoffen en aromatiserende preparaten worden gebruikt.

d)

Bij de bereiding van eierlikeur of advocaat of avocat of advokat mogen zuivelproducten worden gebruikt.

40.   Likeur met ei

a)

Likeur met ei is een likeur, al dan niet gearomatiseerd, die bereid is op basis van ethylalcohol uit landbouwproducten, distillaat uit landbouwproducten of gedistilleerde drank, of een combinatie daarvan, en die de kenmerkende ingrediënten kwaliteitseigeel, eiwit en suiker en/of honing bevat. Het gehalte aan suiker of honing, uitgedrukt in invertsuiker, bedraagt ten minste 150 gram per liter. Het gehalte aan eigeel bedraagt ten minste 70 gram per liter eindproduct.

b)

Het alcoholvolumegehalte van likeur met ei bedraagt ten minste 15 % vol.

c)

Bij de bereiding van likeur met ei mogen uitsluitend aromatiserende voedingsmiddelen, natuurlijke aromastoffen en aromatiserende preparaten worden gebruikt.

d)

Bij de bereiding van likeur met ei mogen zuivelproducten worden gebruikt.

41.    Mistrà

a)

Mistrà is een kleurloze met anijszaad of met natuurlijk anethool gearomatiseerde gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij heeft een anethoolgehalte van ten minste 1 doch niet meer dan 2 gram per liter;

ii)

er is eventueel een distillaat van aromatische kruiden aan toegevoegd;

iii)

hij is niet verzoet.

b)

Het alcoholvolumegehalte van mistrà bedraagt ten minste 40 % doch niet meer dan 47 %.

c)

Mistrà mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

d)

Mistrà wordt niet gekleurd.

42.    Väkevä glögi of spritglögg

a)

Väkevä glögi of spritglögg is een gedistilleerde drank die wordt bereid door wijn of wijnbouwproducten en ethylalcohol uit landbouwproducten met het aroma van kruidnagel of kaneel, of beide, te aromatiseren door middel van een van de volgende procedés of een combinatie daarvan:

i)

maceratie of distillatie,

ii)

distillatie van de alcohol met gebruikmaking van delen van de bovengenoemde planten,

iii)

toevoeging van natuurlijke aromastoffen van kruidnagel of kaneel.

b)

Het alcoholvolumegehalte van väkevä glögi of spritglögg bedraagt ten minste 15 %.

c)

Väkevä glögi of spritglögg mag alleen worden gearomatiseerd worden met aromastoffen, aromatiserende preparaten of overige aroma's, maar het aroma van de in punt a) gespecificeerde specerijen moet overheersen.

d)

Het gehalte aan wijn of wijnbouwproducten mag niet meer dan 50 % van het eindproduct bedragen.

43.    Berenburg of beerenburg

a)

Berenburg of beerenburg is een gedistilleerde drank die aan de volgende vereisten voldoet:

i)

hij is gebaseerd op ethylalcohol uit landbouwproducten;

ii)

hij wordt bereid door maceratie van vruchten of planten of delen daarvan;

iii)

hij bevat als een specifiek aroma distillaat van gentiaanwortel (Gentiana lutea L.), van jeneverbessen (Juniperus communis L.) en van laurierbladeren (Laurus nobilis L.);

iv)

hij heeft een kleur die varieert tussen lichtbruin en donkerbruin;

v)

hij kan verzoet zijn tot een gehalte aan zoetstoffen, uitgedrukt in invertsuiker, van ten hoogste 20 gram per liter.

b)

Het alcoholvolumegehalte van berenburg of beerenburg bedraagt ten minste 30 %.

c)

Berenburg of beerenburg mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen.

44.   Honingnectar of medenectar

a)

Honingnectar of medenectar is een gedistilleerde drank die wordt bereid door een gegist beslag van honing te vermengen met honingdistillaat en/of ethylalcohol uit landbouwproducten, en waarin het volumegehalte van gegist honingbeslag ten minste 30 % bedraagt.

b)

Het alcoholvolumegehalte van honingnectar of medenectar bedraagt ten minste 22 %.

c)

Honingnectar of medenectar mag alleen gearomatiseerd worden met aromatiserende preparaten en natuurlijke aromastoffen, met dien verstande dat de honingsmaak moet overheersen.

d)

Honingnectar of medenectar mag uitsluitend worden verzoet met honing.


BIJLAGE II

SPECIFIEKE VOORSCHRIFTEN VOOR BEPAALDE GEDISTILLEERDE DRANKEN

1.   Rum-Verschnitt is een in Duitsland bereid product dat wordt verkregen door rum en ethylalcohol uit landbouwproducten aldus te vermengen dat ten minste 5 % van de in het eindproduct aanwezige alcohol afkomstig is van rum. Het alcoholvolumegehalte van Rum-Verschnitt bedraagt ten minste 37,5 %. Het woord "Verschnitt" komt in de omschrijving, de presentatie of op de etikettering voor in letters van hetzelfde type, dezelfde grootte en dezelfde kleur als die van, en op dezelfde regel als, het woord "Rum", waarbij dit in het geval van flessen op het buiketiket moet zijn. De wettelijke benaming van dit product is "gedistilleerde drank". Indien Rum-Verschnitt buiten de Duitse markt in de handel wordt gebracht, wordt de alcoholische samenstelling ervan op het etiket vermeld.

2.   Slivovice is een in Tsjechië bereid product dat wordt verkregen door aan pruimendistillaat vóór de einddistillatie, aldus ethylalcohol uit landbouwproducten toe te voegen dat ten minste 70 % van de in het eindproduct aanwezige alcohol afkomstig is van pruimendistillaat. De wettelijke benaming van dit product is "gedistilleerde drank". De benaming "slivovice" mag worden toegevoegd indien zij is opgenomen in hetzelfde gezichtsveld op het buiketiket. Indien slivovice buiten Tsjechië in de handel wordt gebracht, wordt de alcoholische samenstelling ervan op het etiket vermeld. Deze bepaling geldt onverminderd het gebruik van de wettelijke benamingen voor vruchten-eau-de-vie in categorie 9 van bijlage I.

3.   Guignolet Kirsch is een in Frankrijk bereid product dat wordt bereid door guignolet en kirsch aldus te vermengen dat ten minste 3 % van de in het eindproduct aanwezige zuivere alcohol afkomstig is van kirsch. Het woord "guignolet" komt in de omschrijving, de presentatie of de etikettering voor in letters van hetzelfde type, dezelfde grootte en dezelfde kleur als die van, en op dezelfde regel als, het woord "kirsch", waarbij dit in het geval van flessen op het buiketiket moet zijn. De wettelijke benaming van dit product is "likeur". De alcoholische samenstelling vermeldt het volumepercentage zuivere alcohol dat guignolet en kirsch elk vertegenwoordigen in het totale volumegehalte aan zuivere alcohol van guignolet kirsch.


BIJLAGE III

RIJPING MET BEHULP VAN HET DYNAMISCHE RIJPINGSSYSTEEM OF "CRIADERAS Y SOLERA"-RIJPINGSSYSTEEM OF "SOLERA Y CRIADERAS"-RIJPINGSSYSTEEM

Rijping met behulp van het dynamische rijpingssysteem of "criaderas y solera"-rijpingssysteem of "solera y criaderas"-rijpingssysteem bestaat uit het periodiek extraheren van een deel van de brandy uit elk van de eikenhouten fusten en vaten van eenzelfde rijpingstrap, en het overeenkomstig bijvullen met uit de voorgaande rijpingstrap geëxtraheerde brandy.

Definities

"Rijpingstrap": elke groep eikenhouten fusten en vaten met hetzelfde rijpingsniveau die de brandy doorloopt tijdens het rijpingsproces. Elke trap wordt een "criadera" genoemd, behalve de laatste trap net voor de brandy wordt gebotteld, die de "solera" wordt genoemd.

"Extraheren": onttrekken van een deelvolume van brandy uit elk eikenhouten fust of vat van dezelfde rijpingstrap, om te worden toegevoegd aan de eikenhouten fusten en vaten van de volgende rijpingstrap of, in het geval van de solera, om te worden vervoerd.

"Bijvullen": overgieten van een volume van brandy uit de eikenhouten fusten en vaten van een bepaalde rijpingstrap naar en gemengd met de inhoud van de eikenhouten fusten en vaten van de volgende rijpingstrap.

"Gemiddelde ouderdom": tijdsaanduiding die overeenkomt met de omloopsnelheid van de totale voorraad brandy die het rijpingsproces ondergaat, berekend door het totale volume aan brandy in alle rijpingstrappen te delen door het volume van de extracties uit de laatste trap — de solera — in één jaar.

De gemiddelde ouderdom van de brandy die uit de solera wordt onttrokken, wordt berekend met behulp van de volgende formule: t = Vt/Ve, waarin:

t de gemiddelde leeftijd is, uitgedrukt in jaren;

Vt het totale volume van de voorraad in het rijpingssysteem is, uitgedrukt in liters zuivere alcohol;

Ve het totale volume product is dat gedurende een jaar wordt onttrokken om te worden gebotteld, uitgedrukt in liters zuivere alcohol.

In het geval van eikenhouten fusten en vaten van minder dan 1 000 liter is het aantal jaarlijkse extracties en bijvullingen gelijk aan of lager dan tweemaal het aantal trappen in het systeem, teneinde te waarborgen dat het jongste bestanddeel een ouderdom van zes maanden of meer heeft.

In het geval van eikenhouten fusten en vaten van 1 000 liter of meer is het aantal jaarlijkse extracties en bijvullingen gelijk aan of lager dan het aantal trappen in het systeem, teneinde te waarborgen dat het jongste bestanddeel een ouderdom van één jaar of meer heeft.


BIJLAGE IV

Concordantietabel

Onderhavige verordening

Verordening (EG) nr. 110/2008

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 1, leden 1 en 2

Artikel 2, onder a) tot en met d)

Artikel 2, leden 1 en 3

Artikel 2, onder e)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, onder (f)

Bijlage I, punt 6

Artikel 3, lid 1

Artikel 8

Artikel 3, leden 2 en 3

Artikel 10

Artikel 3, lid 4

Artikel 15, lid 1

Artikel 3, lid 5

Artikel 3, lid 6

Artikel 3, lid 7

Artikel 15, lid 3, derde alinea

Artikel 3, lid 8

Artikel 3, leden 9 en 10

Artikel 11, lid 2, en bijlage I, punt 4

Artikel 3, leden 11 en 12

Bijlage I, punt 7

Artikel 4, lid 1

Artikel 7 en bijlage I, punt 14

Artikel 4, lid 2

Artikel 7 en bijlage I, punt 15

Artikel 4, lid 3

Artikel 7 en bijlage I, punt 16

Artikel 4, lid 4

Artikel 4, lid 5

Bijlage I, punt 17

Artikel 4, lid 6

Artikel 4, lid 7

Bijlage I, punt 2

Artikel 4, lid 8

Bijlage I, punt 3

Artikel 4, lid 9

Bijlage I, punt 3

Artikel 4, lid 10

Bijlage I, punt 5

Artikel 4, lid 11

Bijlage I, punt 8

Artikel 4, lid 12

Bijlage I, punt 9

Artikel 4, lid 13

Artikel 4, lid 14

Artikel 4, lid 15

Artikel 4, lid 16

Artikel 4, lid 17

Artikel 4, lid 18

Artikel 4, leden 19 en 20

Bijlage I, punt 10

Artikel 4, lid 21

Artikel 4, lid 22

Artikel 4, lid 23

Bijlage I, punt 11

Artikel 4, lid 24

Bijlage I, punt 12

Artikel 5

Bijlage I, punt 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 6, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 3, lid 4

Artikel 7, lid 1

Artikel 4

Artikel 7, lid 2

Artikel 5, lid 1

Artikel 7, lid 3

Artikel 5, lid 2

Artikel 7, lid 4

Artikel 5, lid 3

Artikel 8, lid 1

Artikel 26

Artikel 8, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 4

Artikel 9

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2

Artikel 9, lid 1

Artikel 10, lid 3

Artikel 9, lid 2

Artikel 10, lid 4

Artikel 9, lid 3

Artikel 10, lid 5

Artikel 9, leden 5 en 6

Artikel 10, lid 6, onder a) tot en met c), onder e) en f)

Artikel 10, lid 6, onder d)

Artikel 12, lid 2

Artikel 10, lid 7, eerste alinea

Artikel 9, leden 4 en 7

Artikel 10, lid 7, tweede alinea

Artikel 11, lid 1

Artikel 10, leden 1 en 2

Artikel 11, leden 2 en 3

Artikel 12, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 12, leden 2, 3 en 4

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 2

Artikel 9, lid 9

Artikel 13, lid 3, eerste en tweede alinea

Artikel 11, lid 4

Artikel 13, lid 3, derde alinea

Artikel 11, lid 5

Artikel 13, lid 3, vierde alinea

Artikel 13, lid 4, eerste alinea

Artikel 11, lid 3

Artikel 13, lid 4, tweede alinea

Artikel 11, lid 4

Artikel 13, lid 4, derde alinea

Artikel 11, lid 5

Artikel 13, lid 5

Artikel 13, lid 6

Artikel 12, lid 3

Artikel 13, lid 7

Artikel 14, lid 1

Bijlage I, punt 13

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, lid 1

Artikel 14, lid 2

Artikel 15, lid 2

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 13

Artikel 18

Artikel 19, lid 1

Artikel 12, lid 3

Artikel 19, lid 2

Artikel 20, onder a)

Artikel 20, onder b)

Artikel 28, lid 2

Artikel 20, onder c)

Artikel 20, onder d)

Artikel 21, lid 1

Artikel 21, lid 2

Artikel 16

Artikel 21, lid 3

Artikel 15, lid 3, eerste alinea

Artikel 21, lid 4

Artikel 22, lid 1, eerste alinea

Artikel 17, lid 4

Artikel 22, lid 1, tweede alinea

Artikel 22, lid 2

Artikel 23, lid 1, inleidende zin en onder a), b) en c)

Artikel 23, lid 1, tweede alinea

Artikel 17, lid 3

Artikel 23, lid 2

Artikel 17, lid 1, tweede zin

Artikel 24, lid 1 to, lid 4

Artikel 24, lid 5, lid 6 en, lid 7

Artikel 17, lid 2

Artikel 24, lid 8

Artikel 17, lid 3

Artikel 24, lid 9

Artikel 17, lid 1, eerste zin

Artikel 25

Artikel 26, lid 1, eerste alinea

Artikel 17, lid 5

Artikel 26, lid 1, tweede alinea

Artikel 26, lid 2

Artikel 17, lid 6

Artikel 27, lid 1

Artikel 17, lid 7, eerste zin

Artikel 27, leden 2, 3 en 4

Artikel 27, lid 5

Artikel 17, lid 7, tweede zin

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30, leden 1, 2 en 3

Artikel 17, lid 8, eerste zin

Artikel 30, lid 4, eerste alinea

Artikel 17, lid 8, tweede zin

Artikel 30, lid 4, tweede alinea

Artikel 31

Artikel 21

Artikel 32

Artikel 18

Artikel 33, lid 1

Artikel 15, lid 2

Artikel 33, leden 2 en 3

Artikel 34, leden 1, 2 en 3

Artikel 19

Artikel 34, lid 4

Artikel 35, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 3, tweede alinea

Artikel 35, lid 1, tweede alinea

Artikel 35, lid 2

Artikel 23, lid 3

Artikel 35, lid 3

Artikel 36, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 36, lid 2

Artikel 23, lid 2

Artikel 37

Artikel 38, lid 1

Artikel 38, lid 2

Artikel 22, lid 1

Artikel 38, lid 3

Artikel 22, lid 2

Artikel 38, lid 4

Artikel 38, lid 5

Artikel 22, lid 3

Artikel 38, lid 6

Artikel 22, lid 4

Artikel 39, lid 1

Artikel 39, leden 2 en 3

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43, lid 1

Artikel 24, lid 1

Artikel 43, lid 2

Artikel 24, lid 3

Artikel 44, lid 1

Artikel 24, lid 2

Artikel 44, lid 2

Artikel 45

Artikel 6

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 25

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 29

Artikel 50

Artikel 28

Artikel 51

Artikel 30

Bijlage I, categorieën 1 tot en met 31

Bijlage II, categorieën 1 tot en met 31

Bijlage I, categorie 32

Bijlage II, categorie 37 bis

Bijlage I, categorie 33

Bijlage II, categorie 32

Bijlage I, categorie 34

Bijlage II, categorie 33

Bijlage I, categorie 35

Bijlage II, categorie 37

Bijlage I, categorie 36

Bijlage II, categorie 38

Bijlage I, categorie 37

Bijlage II, categorie 39

Bijlage I, categorie 38

Bijlage II, categorie 40

Bijlage I, categorie 39

Bijlage II, categorie 41

Bijlage I, categorie 40

Bijlage II, categorie 42

Bijlage I, categorie 41

Bijlage II, categorie 43

Bijlage I, categorie 42

Bijlage II, categorie 44

Bijlage I, categorie 43

Bijlage II, categorie 45

Bijlage I, categorie 44

Bijlage II, categorie 46

Bijlage II

Bijlage II, het deel onder de titel "Andere gedistilleerde dranken"

Bijlage III

Bijlage IV


17.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/55


VERORDENING (EU) 2019/788 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

betreffende het Europees burgerinitiatief

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 24,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) voert het burgerschap van de Unie in. De burgers van de Unie ("burgers") wordt het recht toegekend om direct contact op te nemen met de Commissie met het verzoek om een voorstel voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen vergelijkbaar met het recht van het Europees Parlement in het kader van artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en van de Raad in het kader van artikel 241 VWEU. Het Europees burgerinitiatief (hierna ook "burgerinitiatief" of "initiatief" genoemd) draagt aldus bij aan de versterking van de democratische werking van de Unie door de burgers te betrekken bij het democratische en politieke leven. Zoals blijkt uit de structuur van artikel 11 VEU en artikel 24 VWEU, moet het Europees burgerinitiatief worden gezien in de context van andere middelen waarmee burgers bepaalde kwesties onder de aandacht van de instellingen van de Unie kunnen brengen en die met name bestaan in een dialoog met representatieve organisaties en het maatschappelijk middenveld, raadpleging van betrokken partijen, verzoekschriften en verzoeken aan de Europese Ombudsman.

(2)

Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4) voorzag in de regels en procedures voor het Europees burgerinitiatief en is aangevuld door Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1179/2011 van de Commissie (5).

(3)

In haar verslag over de toepassing van Verordening (EU) nr. 211/2011 van 31 maart 2015 vermeldde de Commissie een aantal uitdagingen die voortvloeiden uit de uitvoering van die verordening en zegde zij toe de impact van deze kwesties op de doeltreffendheid van het Europees burgerinitiatief nader te analyseren en de werking ervan te verbeteren.

(4)

Het Europees Parlement verzocht de Commissie in zijn resolutie van 28 oktober 2015 over het Europees burgerinitiatief (6) en zijn ontwerp van initiatiefwetgevingsverslag van 26 juni 2017 (7) om Verordening (EU) nr. 211/2011 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1179/2011 te herzien.

(5)

Deze verordening heeft ten doel het Europees burgerinitiatief toegankelijker, minder omslachtig en gebruiksvriendelijker te maken voor organisatoren en medestanders en de follow-up ervan te versterken, teneinde te zorgen voor zijn optimale benutting als middel om debat te bevorderen. Zij dient ook de participatie te faciliteren van zo veel mogelijk burgers in het democratische besluitvormingsproces van de Unie.

(6)

Om die doelstellingen te verwezenlijken, dienen de procedures en voorwaarden voor het Europees burgerinitiatief effectief, transparant, duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk — ook voor personen met een handicap — en evenredig met de aard van dit instrument te zijn. Zij moeten zorgen voor een verantwoord evenwicht tussen rechten en plichten en moeten ertoe leiden dat geldige initiatieven door de Commissie naar behoren worden onderzocht en een passende respons krijgen.

(7)

Het is dienstig een minimumleeftijd voor het steunen van een burgerinitiatief vast te stellen. Die minimumleeftijd moet overeenkomen met de leeftijd waarop burgers mogen stemmen bij verkiezingen voor het Europees Parlement. Teneinde de deelname van jonge burgers aan het democratische leven van de Unie te vergroten en daarmee te zorgen voor een optimale benutting van het Europees burgerinitiatief als instrument van participerende democratie, dienen de lidstaten die het passend achten de mogelijkheid te hebben de minimumleeftijd voor de ondersteuning van een initiatief vast te stellen op 16 jaar. Zij dienen de Commissie hiervan in kennis te stellen. De Commissie moet op gezette tijden de werking van het Europees burgerinitiatief evalueren, ook wat betreft de minimumleeftijd ter ondersteuning van initiatieven. De lidstaten worden aangemoedigd te overwegen de minimumleeftijd op 16 jaar vast te stellen, overeenkomstig hun nationale recht.

(8)

Wanneer ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen, kunnen zij overeenkomstig artikel 11, lid 4, VEU het initiatief nemen de Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden daartoe een passend voorstel in te dienen.

(9)

Om ervoor te zorgen dat een burgerinitiatief een belang van de Unie vertegenwoordigt, en tegelijkertijd te garanderen dat het instrument gebruiksvriendelijk blijft, dient het minimumaantal lidstaten waaruit de betrokken burgers afkomstig moeten zijn, te worden vastgesteld op een vierde van de lidstaten.

(10)

Om ervoor te zorgen dat een burgerinitiatief representatief is en dat de voorwaarden voor burgers om hun steun aan een initiatief te betuigen vergelijkbaar zijn, is het ook passend om het minimumaantal ondertekenaars uit elk van die lidstaten vast te stellen. Die minimumaantallen vereiste ondertekenaars per lidstaat dienen degressief evenredig te zijn en te corresponderen met het aantal in elke lidstaat gekozen leden van het Europees Parlement, vermenigvuldigd met het totale aantal leden van het Europees Parlement.

(11)

Om de Europese burgerinitiatieven inclusiever en zichtbaarder te maken, kunnen de organisatoren voor hun eigen promotie- en communicatieactiviteiten gebruikmaken van andere talen dan de officiële talen van de instellingen van de Unie die overeenkomstig de constitutionele orde van de lidstaten op hun gehele grondgebied of een deel daarvan een officiële status hebben.

(12)

Hoewel de krachtens deze verordening verzamelde persoonsgegevens gevoelige gegevens kunnen omvatten, is het, gezien de aard van het Europees burgerinitiatief als instrument voor participerende democratie, gerechtvaardigd om te bepalen dat voor het steunen van een initiatief persoonsgegevens moeten worden verstrekt en dat dergelijke gegevens moeten worden verwerkt voor zover zulks noodzakelijk is om de steunbetuigingen volgens de nationale wetten en praktijken te kunnen verifiëren.

(13)

Om het Europees burgerinitiatief toegankelijker te maken, dient de Commissie informatie te verstrekken en bijstand en praktische ondersteuning te verlenen aan burgers en groepen organisatoren, met name over de aspecten van deze verordening die onder haar bevoegdheid vallen. Om deze informatie en bijstand te verbeteren, dient de Commissie ook een online samenwerkingsplatform beschikbaar te stellen dat voorziet in een speciaal discussieforum en onafhankelijke ondersteuning, informatie en juridisch advies met betrekking tot het Europees burgerinitiatief. Het platform moet openstaan voor burgers, groepen organisatoren, organisaties en externe deskundigen die ervaring hebben met het organiseren van Europese burgerinitiatieven. Het platform moet toegankelijk zijn voor personen met een handicap.

(14)

Teneinde de groepen organisatoren in de gelegenheid te stellen hun initiatief gedurende de gehele procedure te beheren, dient de Commissie een onlineregister voor het Europees burgerinitiatief ("register") ter beschikking te stellen. Om alle initiatieven onder de aandacht te brengen en de transparantie daarvan te waarborgen, moet het register een openbare website omvatten met uitgebreide informatie over het Europees burgerinitiatief in het algemeen, alsook actuele informatie over individuele initiatieven, hun status en de opgegeven steun- en financieringsbronnen, op basis van de door de groep organisatoren verstrekte informatie.

(15)

Teneinde de burgers bij het Europees burgerinitiatief te betrekken en het Europees burgerinitiatief onder de aandacht te brengen, dienen de lidstaten op hun respectieve grondgebied een of meer contactpunten in te stellen die de burgers informatie kunnen verstrekken en bijstand kunnen verlenen met betrekking tot het Europees burgerinitiatief. Dergelijke informatie en bijstand moeten met name betrekking hebben op de aspecten van deze verordening waarvan de uitvoering onder de bevoegdheid van de nationale autoriteiten van de lidstaten valt of op het toepasselijke nationale recht en waarover die autoriteiten burgers en groepen organisatoren dan ook het best kunnen informeren en bijstand verlenen. Waar nodig dienen de lidstaten te streven naar synergiën met diensten die het gebruik van vergelijkbare nationale instrumenten ondersteunen. De Commissie, met inbegrip van haar vertegenwoordigingen in de lidstaten, moet zorgen voor nauwe samenwerking met de nationale contactpunten wat betreft die informatie- en bijstandsactiviteiten, waaronder, in voorkomend geval, communicatieactiviteiten op Unieniveau.

(16)

Er is een minimale organisatiestructuur vereist om de start en het beheer van burgerinitiatieven te doen slagen. Die structuur dient de vorm te hebben van een groep organisatoren, bestaande uit natuurlijke personen die in ten minste zeven verschillende lidstaten wonen, om te stimuleren dat thema's aan de orde komen die voor de hele Unie van belang zijn en het denken over deze thema's te bevorderen. Voor de transparantie en de soepele en doelmatige communicatie dient de groep organisatoren een vertegenwoordiger aan te wijzen die gedurende de hele procedure het contact tussen de groep organisatoren en de instellingen van de Unie onderhoudt. De groep organisatoren dient de mogelijkheid te hebben om overeenkomstig het nationale recht een juridische entiteit op te richten voor het beheer van een initiatief. Voor de toepassing van deze verordening dient die juridische entiteit te worden beschouwd als de groep organisatoren.

(17)

Hoewel Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (8) van toepassing blijft wat betreft aansprakelijkheid en sancties in verband met de verwerking van persoonsgegevens, dient de groep organisatoren overeenkomstig het toepasselijke nationale recht hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor alle schade die haar leden bij de organisatie van een initiatief veroorzaken door opzettelijk dan wel als gevolg van grove nalatigheid gepleegde onrechtmatige handelingen. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat aan de groep organisatoren passende sancties kunnen worden opgelegd voor overtredingen van deze verordening.

(18)

Om met betrekking tot de initiatieven te zorgen voor samenhang en transparantie, en om te voorkomen dat handtekeningen worden verzameld voor een initiatief dat niet voldoet aan de in de Verdragen en in deze verordening gestelde voorwaarden, dienen initiatieven die voldoen aan de voorwaarden van deze verordening door de Commissie te worden geregistreerd voordat er begonnen wordt met het verzamelen van steunbetuigingen van burgers. De Commissie dient bij de registratie de motiveringsplicht uit hoofde van artikel 296, tweede alinea, VWEU, volledig in acht te nemen, en het algemene beginsel van behoorlijk bestuur toe te passen, zoals neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(19)

Teneinde het Europees burgerinitiatief effectief en toegankelijker te maken, in aanmerking nemend dat de procedures en voorwaarden voor het Europees burgerinitiatief duidelijk, eenvoudig, gebruiksvriendelijk en evenredig moeten zijn, en om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk initiatieven worden geregistreerd, is het passend om een initiatief gedeeltelijk te registreren in gevallen waarin het initiatief slechts ten dele voldoet aan de in deze verordening vastgestelde registratievereisten. Initiatieven dienen gedeeltelijk te worden geregistreerd op voorwaarde dat een deel van het initiatief, waaronder de belangrijkste doelstellingen, niet duidelijk buiten het kader vallen van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen en aan alle andere registratievereisten wordt voldaan. Duidelijkheid en transparantie moeten worden gewaarborgd waar het gaat om de reikwijdte van de gedeeltelijke registratie, en potentiële ondertekenaars moeten worden gewezen op de reikwijdte van de registratie en op het feit dat de steunbetuigingen enkel worden verzameld met betrekking tot de reikwijdte van de registratie van het initiatief. De Commissie moet de groep organisatoren op voldoende gedetailleerde wijze in kennis stellen van de redenen voor haar besluit om een initiatief niet of slechts gedeeltelijk te registreren, en van alle haar ter beschikking staande gerechtelijke en buitengerechtelijke beroepsmogelijkheden.

(20)

Steunbetuigingen voor een initiatief moeten binnen een specifieke termijn worden verzameld. Hoewel het niet eenvoudig is steunbetuigingen in de gehele Unie te verzamelen, dient, om ervoor te zorgen dat een initiatief relevant blijft, die termijn te worden vastgesteld op twaalf maanden na de door de groep organisatoren vastgestelde begindatum van de verzamelperiode. De groep organisatoren dient de mogelijkheid te hebben om te kiezen voor een begindatum van de verzamelperiode binnen zes maanden na de registratie van het initiatief. Uiterlijk tien werkdagen vóór de betrokken datum moet de groep organisatoren de Commissie in kennis stellen van de gekozen datum. Met het oog op de coördinatie met de nationale autoriteiten dient de Commissie de lidstaten in kennis te stellen van de door de groep organisatoren meegedeelde datum.

(21)

Teneinde het Europees burgerinitiatief toegankelijker, minder omslachtig en gebruiksvriendelijker te maken voor organisatoren en burgers, moet de Commissie een centraal systeem voor het online verzamelen van steunbetuigingen opzetten en exploiteren. Dit systeem moet kosteloos ter beschikking worden gesteld van groepen organisatoren en het moet de noodzakelijke technische kenmerken hebben die het online verzamelen mogelijk maken, onder meer op het gebied van hosting en software, alsook wat betreft toegankelijkheid, zodat ook burgers met een handicap de initiatieven kunnen steunen. Het systeem moet worden opgezet en beheerd overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie (9).

(22)

Burgers moeten initiatieven online of op papier kunnen steunen door enkel de in bijlage III van deze verordening vermelde persoonsgegevens te verstrekken. De lidstaten moeten de Commissie meedelen of zij willen worden opgenomen in respectievelijk deel A of deel B van bijlage III. Burgers die gebruikmaken van het centrale online verzamelsysteem voor het Europees burgerinitiatief moeten een initiatief online kunnen steunen door voor hun steunbetuiging gebruik te maken van een aangemeld elektronisch identificatiemiddel of door het te ondertekenen met een elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (10). Daartoe moeten de Commissie en de lidstaten de nodige relevante technische kenmerken uitvoeren in het kader van die verordening. Burgers dienen een steunbetuiging slechts eenmaal te ondertekenen.

(23)

Om de overgang naar een centraal online verzamelsysteem te vergemakkelijken, moet een groep organisatoren de mogelijkheid blijven hebben om haar eigen online systemen voor het verzamelen van steunbetuigingen in de Unie op te zetten en steunbetuigingen via dit systeem te verzamelen voor initiatieven die overeenkomstig deze verordening uiterlijk op 31 december 2022 zijn geregistreerd. De groep organisatoren dient per initiatief één individueel online verzamelsysteem te gebruiken. Individuele online verzamelsystemen die door een groep organisatoren worden opgezet en geëxploiteerd, dienen te beschikken over passende technische en veiligheidskenmerken om te waarborgen dat de gegevens gedurende de hele procedure veilig worden verzameld, bewaard en doorgegeven. Daartoe dient de Commissie in samenwerking met de lidstaten gedetailleerde technische specificaties vast te stellen voor de individuele online verzamelsystemen. De Commissie moet het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa), dat de instellingen van de Unie bijstaat bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleidsmaatregelen inzake de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen, om advies kunnen vragen.

(24)

Voordat wordt overgegaan tot het verzamelen van steunbetuigingen, dienen de lidstaten na te gaan of de individuele online systemen die door de groep organisatoren zijn opgezet, aan de vereisten van deze verordening voldoen en een verklaring af te geven waaruit die overeenstemming blijkt. De certificering van de individuele online verzamelsystemen dient te worden verricht door de bevoegde nationale instantie van de lidstaten waar de via het individuele online verzamelsysteem verzamelde gegevens worden bewaard. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten krachtens Verordening (EU) 2016/679 dienen de lidstaten de bevoegde nationale instantie aan te wijzen die verantwoordelijk is voor de certificering van de systemen. De lidstaten moeten de door hun bevoegde instanties afgegeven certificaten onderling erkennen.

(25)

Als een initiatief het benodigde aantal steunbetuigingen van ondertekenaars heeft verkregen, dient elke lidstaat verantwoordelijk te zijn voor de verificatie en certificering van de door zijn onderdanen ondertekende steunbetuigingen, teneinde te beoordelen of de vereiste minimumaantallen ondertekenaars die gerechtigd zijn een Europees burgerinitiatief te steunen, zijn bereikt. Aangezien de administratieve last voor de lidstaten moet worden beperkt, dienen dergelijke verificaties te worden verricht op grond van passende controles, die kunnen worden gebaseerd op aselecte steekproeven. De lidstaten dienen een verklaring af te geven ter certificering van het aantal geldige steunbetuigingen dat is ontvangen.

(26)

Ter bevordering van participatie en openbaar debat over de kwesties die met de initiatieven aan de orde worden gesteld, dienen, als bij de Commissie een burgerinitiatief wordt ingediend dat door het vereiste aantal ondertekenaars wordt gesteund en dat ook aan de andere vereisten van deze verordening voldoet, de organisatoren het recht te hebben dat initiatief tijdens een openbare hoorzitting op het niveau van de Unie toe te lichten. Het Europees Parlement moet de openbare hoorzitting organiseren binnen drie maanden na de indiening van het initiatief bij de Commissie. Het Europees Parlement dient te zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de belangen van de betrokken partijen, waaronder maatschappelijke organisaties, sociale partners en deskundigen. De Commissie moet op passend niveau worden vertegenwoordigd. De Raad, andere instellingen en adviesorganen van de Unie, alsmede geïnteresseerde belanghebbenden, dienen de mogelijkheid te hebben aan de hoorzitting deel te nemen, teneinde haar inclusieve karakter te waarborgen en haar algemeen belang te vergroten.

(27)

Het Europees Parlement, de instelling die de burgers van de Unie rechtstreeks op Unieniveau vertegenwoordigt, dient het recht te hebben om de steun voor een geldig initiatief te beoordelen en hierover een openbare hoorzitting te houden. Het Europees Parlement dient ook de mogelijkheid te hebben de maatregelen van de Commissie naar aanleiding van het initiatief en die zijn uiteengezet in haar mededeling, te beoordelen.

(28)

Om te waarborgen dat de burgerparticipatie in het democratisch bestel van de Europese Unie doeltreffend is, dient de Commissie geldige initiatieven te onderzoeken en erop te reageren. De Commissie dient dan ook binnen zes maanden na de ontvangst van een initiatief haar juridische en politieke conclusies vast te stellen, alsmede de maatregelen die zij van plan is te nemen. De Commissie dient op heldere, begrijpelijke en uitgebreide wijze de redenen toe te lichten voor de maatregelen die zij van plan is te nemen, ook of zij een voorstel voor een rechtshandeling van de Unie zal vaststellen naar aanleiding van het initiatief, en dient evenzeer haar redenen mee te delen als zij niet van plan is maatregelen te nemen. De Commissie dient initiatieven te onderzoeken overeenkomstig de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals neergelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(29)

Teneinde transparantie van haar financiering en steun te waarborgen, dient de groep organisatoren tussen de datum van registratie en de datum waarop het initiatief bij de Commissie wordt ingediend, regelmatig geactualiseerde en uitvoerige informatie te verstrekken over de financiering en steun voor het initiatief. Die informatie moet in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief worden bekendgemaakt. De opgave van financierings- en steunbronnen door de groep organisatoren moet informatie bevatten over financiële steun van meer dan 500 EUR per sponsor, alsook over organisaties die de groep organisatoren op vrijwillige basis bijstaan, wanneer die steun niet economisch kwantificeerbaar is. Entiteiten, in het bijzonder organisaties die uit hoofde van de Verdragen bijdragen aan de totstandkoming van Europees politiek bewustzijn en aan het tot uitdrukking brengen van de wil van de burgers van de Unie, mogen initiatieven aanmoedigen, financieren en steunen, op voorwaarde dat zij daarbij de in deze verordening vastgestelde procedures en voorwaarden in acht nemen.

(30)

Om volledige transparantie te waarborgen, stelt de Commissie een contactformulier ter beschikking in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief, dat burgers de mogelijkheid biedt een klacht in te dienen in verband met de volledigheid en juistheid van de informatie over door de groepen organisatoren opgegeven financierings- en steunbronnen. De Commissie moet het recht hebben om van de groep organisatoren aanvullende informatie te verzoeken in verband met de klachten en, waar nodig, een actualisering van de informatie over de opgegeven steun- en financieringsbronnen in het register.

(31)

Verordening (EU) 2016/679 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die wordt verricht uit hoofde van deze verordening. Hierbij moet, ten behoeve van de rechtszekerheid, worden verduidelijkt dat de vertegenwoordiger van de groep organisatoren of, waar toepasselijk, de juridische entiteit die voor het beheer van het initiatief is opgericht, en de bevoegde instanties van de lidstaten dienen te worden beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2016/679, met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens bij het verzamelen van steunbetuigingen, e-mailadressen en gegevens over de sponsors van de initiatieven, en met het oog op de verificatie en certificering van steunbetuigingen, tevens dient te worden bepaald hoe lang de persoonsgegevens die voor het burgerinitiatief zijn verzameld, maximaal mogen worden bewaard. De vertegenwoordiger van de groep organisatoren of, waar toepasselijk, de juridische entiteit die voor het beheer van het initiatief is opgericht, en de bevoegde instanties van de lidstaten dienen als verwerkingsverantwoordelijken alle maatregelen te nemen die nodig zijn om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EU) 2016/679, in het bijzonder die betreffende de rechtmatigheid van de verwerking en de beveiliging van de verwerkingsactiviteiten, de informatieverstrekking en de rechten van de betrokkenen.

(32)

Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (11) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie bij de toepassing van deze verordening. Er moet worden verduidelijkt dat de Commissie moet worden beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het register, het online samenwerkingsforum, het centrale online verzamelsysteem en het verzamelen van e-mailadressen. Het centrale online verzamelsysteem waarmee de groepen organisatoren steunbetuigingen voor hun initiatieven online kunnen verzamelen, moet door de Commissie worden opgezet en geëxploiteerd overeenkomstig deze verordening. De Commissie en de vertegenwoordiger van de groep organisatoren of, waar toepasselijk, de juridische entiteit die voor het beheer van het initiatief is opgericht, moeten gezamenlijke verwerkingsverantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2016/679 zijn voor wat betreft de verwerking van persoonsgegevens in het centrale online verzamelsysteem.

(33)

Om bij te dragen tot de bevordering van actieve burgerparticipatie in het politieke bestel van de Unie, dient de Commissie het Europees burgerinitiatief onder de aandacht van het brede publiek te brengen, met name door gebruik te maken van digitale technologieën en sociale media, en in het kader van acties ter bevordering van het burgerschap van de Unie en burgerrechten. Het Europees Parlement dient bij te dragen aan de communicatieactiviteiten van de Commissie.

(34)

Teneinde de communicatie met de ondertekenaars te vergemakkelijken en hen te informeren over de follow-upmaatregelen die naar aanleiding van een initiatief moeten worden genomen, moeten de Commissie en de groep organisatoren, met inachtneming van de gegevensbeschermingsregels, e-mailadressen van ondertekenaars kunnen verzamelen. Het verzamelen van e-mailadressen dient facultatief te zijn en mag alleen met uitdrukkelijke toestemming van de ondertekenaars plaatsvinden. E-mailadressen mogen niet worden verzameld middels de formulieren voor steunbetuigingen en potentiële ondertekenaars dienen te worden geïnformeerd dat zij hun recht om een initiatief te steunen ook mogen uitoefenen als zij geen toestemming geven voor het verzamelen van hun e-mailadres.

(35)

Teneinde deze verordening aan te passen aan toekomstige behoeften, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de bijlagen bij deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (12). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(36)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend, met name om de technische specificaties voor online verzamelsystemen vast te stellen conform deze verordening. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (13).

(37)

Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel is het, teneinde de fundamentele doelstelling van het versterken van de burgerparticipatie bij het democratische en politieke leven in de Unie te verwezenlijken, noodzakelijk en passend om regels voor het Europees burgerinitiatief vast te stellen. Deze verordening gaat overeenkomstig artikel 5, lid 4, VEU niet verder dan nodig is om de beoogde doelstelling te verwezenlijken.

(38)

Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(39)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid dient Verordening (EU) nr. 211/2011 te worden ingetrokken.

(40)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14) en heeft op 19 december 2017 formele opmerkingen gegeven,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt de procedures en voorwaarden vast voor een initiatief waarbij de Commissie wordt verzocht om binnen het kader van haar bevoegdheden een passend voorstel in te dienen met betrekking tot een aangelegenheid ten aanzien waarvan burgers vinden dat een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Verdragen (het "Europees burgerinitiatief", "burgerinitiatief" of "initiatief").

Artikel 2

Recht om een Europees burgerinitiatief te steunen

1.   Iedere burger van de Unie die ten minste de kiesgerechtigde leeftijd voor de verkiezingen voor het Europees Parlement heeft bereikt, heeft het recht een initiatief te steunen door overeenkomstig deze verordening een steunbetuiging te ondertekenen.

De lidstaten kunnen de minimumleeftijd voor de ondersteuning van een initiatief vaststellen op 16 jaar, overeenkomstig hun nationale recht. In dat geval stellen zij de Commissie daarvan in kennis.

2.   Overeenkomstig het toepasselijke recht zorgen de lidstaten en de Commissie ervoor dat personen met een handicap op voet van gelijkheid met andere burgers gebruik kunnen maken van hun recht om initiatieven te ondersteunen en toegang hebben tot alle relevante informatiebronnen over initiatieven.

Artikel 3

Vereiste aantal ondertekenaars

1.   Een initiatief is geldig als:

a)

het overeenkomstig artikel 2, lid 1, de steun heeft gekregen van ten minste één miljoen burgers van de Unie, ("ondertekenaars") uit ten minste een kwart van de lidstaten, en

b)

het aantal ondertekenaars in ten minste een kwart van de lidstaten ten minste gelijk is aan het in bijlage I vastgestelde minimumaantal, dat overeenkomt met het in elke lidstaat gekozen aantal leden van het Europees Parlement, vermenigvuldigd met het totale aantal leden van het Europees Parlement, ten tijde van de registratie van het initiatief.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een ondertekenaar geteld in de lidstaat waarvan hij onderdaan is, ongeacht de plaats waar hij de steunbetuiging ondertekent.

Artikel 4

Informatievoorziening en bijstand door de Commissie en de lidstaten

1.   De Commissie voorziet burgers en groepen organisatoren van gemakkelijk toegankelijke en uitgebreide informatie en bijstand bij het Europees burgerinitiatief, met inbegrip van verwijzing naar de relevante informatie- en bijstandsbronnen.

De Commissie publiceert online en op papier, in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, een gids over het Europees burgerinitiatief.

2.   De Commissie stelt kosteloos een online samenwerkingsplatform ter beschikking voor het Europees burgerinitiatief.

Het platform voorziet in praktisch en juridisch advies en in een discussieforum over het Europees burgerinitiatief voor de uitwisseling van informatie en beste praktijken tussen burgers, groepen organisatoren, belanghebbenden, niet-gouvernementele organisaties, deskundigen en andere instellingen en organen van de Unie die willen deelnemen.

Het platform is toegankelijk voor personen met een handicap.

De kosten van het beheren en onderhouden van het platform komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

3.   De Commissie stelt een online register ter beschikking waarmee groepen organisatoren hun initiatief gedurende de gehele procedure kunnen beheren.

Het register omvat een openbare website met informatie over het Europees burgerinitiatief in het algemeen en over specifieke initiatieven en hun respectieve status.

De Commissie werkt het register op gezette tijden bij door de door de groep organisatoren verstrekte informatie ter beschikking te stellen.

4.   Nadat de Commissie overeenkomstig artikel 6 een initiatief heeft geregistreerd, verstrekt zij een vertaling van de inhoud van dat initiatief, met inbegrip van de bijlage daarbij, in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, binnen de in bijlage II gestelde grenzen, met het oog op publicatie in het register en het gebruik ervan voor het verzamelen van steunbetuigingen overeenkomstig deze verordening.

Daarnaast kan de groep organisatoren vertalingen verstrekken in alle officiële talen van de instellingen van de Unie van de aanvullende informatie van het initiatief, en in voorkomend geval, ook van het in bijlage II bedoelde en overeenkomstig artikel 6, lid 2, ingediende ontwerp van rechtshandeling. De groep organisatoren is verantwoordelijk voor die vertalingen. De inhoud van de door de groep organisatoren verstrekte vertalingen komt overeen met de inhoud van het overeenkomstig artikel 6, lid 2, ingediende initiatief.

De Commissie zorgt voor de publicatie in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief van de overeenkomstig artikel 6, lid 2, verstrekte informatie en de overeenkomstig dit lid verstrekte vertalingen.

5.   De Commissie ontwikkelt een bestandenuitwisselingsdienst voor de overdracht van steunbetuigingen aan de bevoegde instanties van de lidstaten, overeenkomstig artikel 12, en stelt deze dienst gratis ter beschikking van de groepen organisatoren.

6.   Elke lidstaat stelt een of meer contactpunten in die de groepen organisatoren kosteloos kunnen voorzien van informatie en bijstand, overeenkomstig het toepasselijke Unie- en nationale recht.

HOOFDSTUK II

PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 5

Groep organisatoren

1.   Een initiatief wordt voorbereid en beheerd door een groep van ten minste zeven natuurlijke personen (de "groep organisatoren"). Leden van het Europees Parlement worden niet meegeteld om dat minimumaantal te bereiken.

2.   De leden van de groep organisatoren zijn ten tijde van registratie van het initiatief burgers van de Unie die de kiesgerechtigde leeftijd voor de verkiezingen voor het Europees Parlement hebben bereikt en die groep bevat leden die in ten minste zeven verschillende lidstaten wonen.

Voor elk initiatief maakt de Commissie de namen van alle leden van de groep organisatoren bekend in het register in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725.

3.   De groep organisatoren wijst twee van haar leden aan als respectievelijk vertegenwoordiger en plaatsvervanger, die gedurende de hele procedure verantwoordelijk zijn voor het onderhouden van het contact tussen de groep organisatoren en de instellingen van de Unie en die gemachtigd zijn om namens de groep organisatoren te handelen (de "contactpersonen").

De groep organisatoren kan al dan niet uit haar midden ook een maximum van twee andere natuurlijke personen kiezen die gemachtigd zijn om te handelen namens de contactpersonen teneinde gedurende de hele procedure het contact met de instellingen van de Unie te onderhouden.

4.   De groep organisatoren stelt de Commissie in kennis van elke wijziging in haar samenstelling gedurende de procedure en verstrekt het nodige bewijs dat aan de in de leden 1 en 2 bepaalde vereisten is voldaan. De wijzigingen in de samenstelling van de groep organisatoren worden weergegeven in de steunbetuigingsformulieren en de namen van de huidige en voormalige leden van de groep organisatoren blijven gedurende de hele procedure beschikbaar in het register.

5.   Onverminderd de aansprakelijkheid van de vertegenwoordiger van de groep organisatoren als verwerkingsverantwoordelijke krachtens artikel 82, lid 2, van Verordening (EU) 2016/679, is de groep organisatoren hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die bij de organisatie van een initiatief wordt veroorzaakt door opzettelijk dan wel als gevolg van grove nalatigheid gepleegde onrechtmatige handelingen, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

6.   Onverminderd de sancties krachtens artikel 84 van Verordening (EU) 2016/679, waarborgen de lidstaten, overeenkomstig het nationaal recht, dat aan de leden van een groep organisatoren doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen worden opgelegd voor inbreuken op deze verordening en met name wegens:

a)

valse verklaringen;

b)

frauduleus gebruik van gegevens.

7.   Als er overeenkomstig het nationale recht van een lidstaat speciaal voor het beheer van een bepaald initiatief een juridische entiteit is opgericht, wordt die juridische entiteit voor de toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel, artikel 6, lid 2 en leden 4 tot en met 7, de artikelen 7 tot en met 19, en de bijlagen II tot en met VII, indien toepasselijk, beschouwd als de groep organisatoren of, in voorkomend geval, de leden van die groep, mits het als vertegenwoordiger aangewezen lid van de groep organisatoren gemachtigd is om namens de juridische entiteit te handelen.

Artikel 6

Registratie

1.   Steunbetuigingen voor een initiatief mogen pas worden verzameld nadat het initiatief door de Commissie is geregistreerd.

2.   De groep organisatoren dient het verzoek om registratie bij de Commissie in door middel van het register.

Bij het indienen van het verzoek is het ook aan de groep organisatoren om:

a)

de in bijlage II bedoelde informatie in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie toe te zenden;

b)

als de groep meer dan zeven leden telt, te vermelden welke zeven leden in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van artikel 5, leden 1 en 2;

c)

in voorkomend geval te vermelden dat een juridische entiteit is opgericht op grond van artikel 5, lid 7.

Onverminderd de leden 5 en 6 neemt de Commissie een besluit over het registratieverzoek binnen twee maanden na de indiening ervan.

3.   De Commissie registreert het initiatief als:

a)

de groep organisatoren het nodige bewijs heeft verstrekt dat zij aan de in artikel 5, leden 1 en 2, bepaalde vereisten voldoet en de contactpersonen heeft aangewezen overeenkomstig de eerste alinea van artikel 5, lid 3;

b)

in de situatie bedoeld in artikel 5, lid 7, de juridische entiteit speciaal is opgericht voor het beheer van het initiatief en het als vertegenwoordiger aangewezen lid van de groep organisatoren gemachtigd is om namens de juridische entiteit te handelen;

c)

geen van de delen van het initiatief duidelijk buiten het kader valt van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen;

d)

het initiatief niet kennelijk beledigend, lichtzinnig of ergerlijk is;

e)

het initiatief niet kennelijk indruist tegen de waarden van de Unie zoals die in artikel 2 VEU zijn vastgelegd, noch tegen de rechten vervat in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Om te besluiten of is voldaan aan de in de eerste alinea van dit lid, onder a) tot en met e), genoemde vereisten, beoordeelt de Commissie de door de groep organisatoren overeenkomstig lid 2 verstrekte informatie.

Als niet is voldaan aan een of meer van de in de eerste alinea van dit lid, onder a) tot en met e), genoemde vereisten, weigert de Commissie het initiatief te registreren, onverminderd de leden 4 en 5.

4.   Als de Commissie van mening is dat wel aan de in lid 3, eerste alinea, onder a), b), d) en e), vastgestelde vereisten is voldaan, maar dat niet is voldaan aan het in lid 3, eerste alinea, onder c), vastgestelde vereiste, stelt de Commissie de groep organisatoren binnen een maand na de indiening van het verzoek in kennis van haar beoordeling en de redenen daarvoor.

In een dergelijk geval kan de groep organisatoren ofwel het initiatief in het licht van de beoordeling van de Commissie wijzigen om het initiatief in overeenstemming te brengen met het in lid 3, eerste alinea, onder c), vastgestelde vereiste, ofwel het oorspronkelijke initiatief handhaven of intrekken. De groep organisatoren stelt de Commissie binnen twee maanden na de ontvangst van de beoordeling van de Commissie, die de redenen daarvoor aangeeft, in kennis van haar keuze, en geeft eventuele wijzigingen van het oorspronkelijke initiatief door.

Wanneer de groep organisatoren haar oorspronkelijke initiatief wijzigt of handhaaft overeenkomstig de tweede alinea van dit lid, reageert de Commissie hierop als volgt:

a)

zij registreert het initiatief als het voldoet aan het in lid 3, eerste alinea, onder c), vastgestelde vereiste;

b)

zij registreert het initiatief gedeeltelijk, als een deel van het initiatief, met inbegrip van de belangrijkste doelstellingen ervan, niet duidelijk buiten het kader valt van de bevoegdheden van de Commissie om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen;

c)

anders weigert zij het initiatief te registreren.

De Commissie neemt binnen een maand na de ontvangst van de in de tweede alinea van dit lid bedoelde informatie van de groep organisatoren een besluit over het verzoek.

5.   Een initiatief dat is geregistreerd, wordt bekendgemaakt in het register.

Als de Commissie een initiatief gedeeltelijk registreert, maakt zij in het register informatie over de reikwijdte van de registratie van het initiatief bekend.

In een dergelijk geval zorgt de groep organisatoren ervoor dat potentiële ondertekenaars worden geïnformeerd over de reikwijdte van de registratie van het initiatief en erop worden gewezen dat steunbetuigingen uitsluitend worden verzameld ten aanzien van de reikwijdte van de registratie.

6.   De Commissie registreert een initiatief onder één registratienummer, dat zij meedeelt aan de groep organisatoren.

7.   Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 4 een initiatief weigert te registreren of slechts gedeeltelijk registreert, motiveert zij haar besluit en stelt zij de groep organisatoren daarvan in kennis. Zij stelt ook de groep organisatoren in kennis van alle haar ter beschikking staande gerechtelijke en buitengerechtelijke beroepsmogelijkheden.

De Commissie maakt alle overeenkomstig dit artikel genomen besluiten over registratieverzoeken bekend in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief.

8.   De Commissie stelt het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's in kennis van de registratie van een initiatief.

Artikel 7

Intrekking van een initiatief

De groep organisatoren kan het overeenkomstig artikel 6 geregistreerde initiatief intrekken op elk moment vóór de indiening van een initiatief bij de Commissie overeenkomstig artikel 13. Een dergelijke intrekking wordt in het register bekendgemaakt.

Artikel 8

Verzamelingsperiode

1.   Alle steunbetuigingen worden verzameld binnen een periode van hoogstens twaalf maanden vanaf een door de groep organisatoren gekozen datum (de "verzamelperiode"), onverminderd artikel 11, lid 6. Die datum mag niet meer dan zes maanden later zijn dan de registratie van het initiatief overeenkomstig artikel 6.

Uiterlijk tien werkdagen voor de betrokken datum stelt de groep organisatoren de Commissie in kennis van de gekozen datum.

Als de groep organisatoren gedurende de verzamelperiode de verzameling van steunbetuigingen wenst te beëindigen voordat de verzamelperiode is verstreken, stelt zij de Commissie ten minste tien werkdagen voor de nieuwe gekozen einddatum van de verzamelperiode van dit voornemen in kennis.

De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de in de eerste alinea bedoelde datum.

2.   De Commissie vermeldt de begin- en einddatum van de verzamelperiode in het register.

3.   De Commissie beëindigt de werking van het centrale online verzamelsysteem als bedoeld in artikel 10 en de groep organisatoren beëindigt de werking van een individueel online verzamelsysteem als bedoeld in artikel 11 op de datum waarop de verzamelperiode eindigt.

Artikel 9

Procedure voor het verzamelen van steunbetuigingen

1.   Steunbetuigingen kunnen zowel online als op papier worden ondertekend.

2.   Voor het verzamelen van steunbetuigingen mag alleen worden gebruikgemaakt van formulieren die beantwoorden aan de in bijlage III opgenomen modellen.

Voordat wordt begonnen met het verzamelen van steunbetuigingen, vult de groep organisatoren de in bijlage III opgenomen formulieren in. De informatie op het formulier komt overeen met de informatie in het register.

Als de groep organisatoren besluit steunbetuigingen online te verzamelen via het in artikel 10 bedoelde centraal online verzamelsysteem, is de Commissie verantwoordelijk voor de verstrekking van de juiste formulieren, overeenkomstig bijlage III.

Als een initiatief overeenkomstig artikel 6, lid 4, gedeeltelijk is geregistreerd, wordt de reikwijdte van de registratie van het initiatief vermeld in de in bijlage III opgenomen formulieren, alsook in het centrale online verzamelsysteem dan wel een individueel online verzamelsysteem. De steunbetuigingsformulieren kunnen worden aangepast met het oog op het online of op papier verzamelen.

Bijlage III is niet van toepassing wanneer de burgers overeenkomstig artikel 10, lid 4, van deze verordening een initiatief online steunen middels het in artikel 10 bedoelde centrale online verzamelsysteem, door gebruik te maken van hun aangemelde elektronische identificatiemiddel in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014. Burgers melden hun nationaliteit en de lidstaten aanvaarden het minimale gegevenspakket voor een natuurlijke persoon overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1501 van de Commissie (15).

3.   Wie een steunbetuiging ondertekent, hoeft alleen de in bijlage III vermelde persoonsgegevens te verstrekken.

4.   De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op 30 juni 2019 mee of zij willen worden opgenomen in respectievelijk deel A of deel B van bijlage III. De lidstaten die willen worden opgenomen in deel B van bijlage III, vermelden de soort(en) persoonlijke identificatie(document)nummer(s) als daarin bedoeld.

Uiterlijk op 1 januari 2020 publiceert de Commissie de in bijlage III opgenomen formulieren in het register.

Een in één deel van bijlage III opgenomen lidstaat kan bij de Commissie een verzoek indienen om te worden overgeplaatst naar het andere deel van bijlage III. De lidstaat dient zijn verzoek bij de Commissie in ten minste zes maanden voor de datum waarop de nieuwe formulieren van toepassing worden.

5.   De groep organisatoren is verantwoordelijk voor het verzamelen van de op papier ingediende steunbetuigingen van ondertekenaars.

6.   Eenieder mag slechts eenmaal een steunbetuiging voor een bepaald initiatief ondertekenen.

7.   De groep organisatoren deelt de Commissie gedurende de verzamelperiode ten minste om de twee maanden per lidstaat het aantal verzamelde steunbetuigingen mee en meldt binnen drie maanden na het einde van de verzamelperiode het uiteindelijke aantal, zulks met het oog op bekendmaking in het register.

Als het vereiste aantal steunbetuigingen niet is gehaald of de groep organisatoren niet binnen drie maanden na het einde van de verzamelperiode van zich laat horen, sluit de Commissie het initiatief af, waartoe zij een mededeling publiceert in het register.

Artikel 10

Centraal online verzamelsysteem

1.   Voor het online verzamelen van steunbetuigingen wordt uiterlijk op 1 januari 2020 door de Commissie een centraal online verzamelsysteem opgezet en geëxploiteerd overeenkomstig Besluit (EU, Euratom) 2017/46.

De kosten van het opzetten en exploiteren van het online samenwerkingsplatform komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie. Het gebruik van het centrale online verzamelsysteem is gratis.

Het centrale online verzamelsysteem is toegankelijk voor personen met een handicap.

De middels het centrale online verzamelsysteem verkregen gegevens worden bewaard op de daartoe door de Commissie beschikbaar gestelde servers.

Op papier verzamelde steunbetuigingen kunnen worden geüpload in het centrale online verzamelsysteem.

2.   De Commissie waarborgt voor ieder initiatief dat steunbetuigingen gedurende de overeenkomstig artikel 8 bepaalde verzamelperiode middels het centrale online verzamelsysteem kunnen worden verzameld.

3.   Uiterlijk tien werkdagen vóór de aanvang van de verzamelperiode deelt de groep organisatoren de Commissie mee of zij gebruik wil maken van het centrale online verzamelsysteem en of zij de op papier verzamelde steunbetuigingen wil uploaden.

Als een groep organisatoren de op papier verzamelde steunbetuigingen wil uploaden, uploadt zij alle op papier verzamelde steunbetuigingen binnen twee maanden na het einde van de verzamelperiode en stelt zij de Commissie daarvan in kennis.

4.   De lidstaten zorgen ervoor dat:

a)

burgers initiatieven online kunnen steunen middels steunbetuigingen door gebruik te maken van aangemelde elektronische identificatiemiddelen of door de steunbetuiging te ondertekenen met een elektronische handtekening in de zin van Verordening (EU) nr. 910/2014;

b)

het in het kader van Verordening (EU) nr. 910/2014 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1501 ontwikkelde eIDAS-knooppunt van de Commissie wordt erkend.

5.   De Commissie raadpleegt belanghebbenden over verdere ontwikkelingen en verbeteringen van het centrale online verzamelsysteem om rekening te houden met hun suggesties en punten van zorg.

Artikel 11

Individueel online verzamelsysteem

1.   Als een groep organisatoren niet gebruikmaakt van het centrale online verzamelsysteem, kan zij online steunbetuigingen in meerdere of alle lidstaten verzamelen middels een ander online verzamelsysteem (het "individueel online verzamelsysteem").

De middels het individuele online verzamelsysteem verzamelde steunbetuigingen worden bewaard op het grondgebied van een lidstaat.

2.   De groep organisatoren waarborgt dat het individuele online verzamelsysteem gedurende de hele verzamelperiode voldoet aan de in lid 4 van dit artikel en in artikel 18, lid 3, vastgestelde vereisten.

3.   Na de registratie van het initiatief en vóór het begin van de verzamelperiode verzoekt de groep organisatoren, onverminderd de bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten krachtens hoofdstuk VI van Verordening (EU) 2016/679, de bevoegde instantie van de lidstaat waar de middels het individuele online verzamelsysteem verzamelde gegevens zullen worden bewaard, om te verklaren dat het systeem voldoet aan de in lid 4 van dit artikel vastgestelde vereisten.

Als een individueel online verzamelsysteem aan de in lid 4 van dit artikel vastgestelde vereisten voldoet, geeft de bevoegde instantie binnen een maand na het verzoek een certificaat van die strekking af volgens het in bijlage IV opgenomen model. De groep organisatoren maakt een kopie van dat certificaat openbaar op de voor het individuele online verzamelsysteem gebruikte website.

De lidstaten erkennen de certificaten die worden afgegeven door de bevoegde instanties van andere lidstaten.

4.   Individuele online verzamelsystemen beschikken over passende technische en veiligheidskenmerken om gedurende de hele verzamelperiode te waarborgen dat:

a)

alleen natuurlijke personen een steunbetuiging kunnen ondertekenen;

b)

de over het initiatief verstrekte informatie overeenkomt met de in het register bekendgemaakte informatie;

c)

gegevens van ondertekenaars worden verzameld overeenkomstig bijlage III;

d)

de door de ondertekenaars verstrekte gegevens veilig worden verzameld en bewaard.

5.   Uiterlijk op 1 januari 2020 stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast met technische specificaties voor de uitvoering van lid 4 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 22 bedoelde onderzoeksprocedure.

De Commissie kan het Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging (Enisa) om advies vragen bij de ontwikkeling van de in de eerste alinea bedoelde technische specificaties.

6.   Als er steunbetuigingen worden verzameld middels een individueel online verzamelsysteem, kan de verzamelperiode pas ingaan zodra het in lid 3 bedoelde certificaat voor dat systeem is afgegeven.

7.   Dit artikel is enkel van toepassing op initiatieven die uiterlijk op 31 december 2022 zijn geregistreerd overeenkomstig artikel 6.

Artikel 12

Verificatie en certificering van steunbetuigingen door de lidstaten

1.   Elke lidstaat (de "verantwoordelijke lidstaat") verifieert of en certificeert dat de door zijn onderdanen ondertekende steunbetuigingen voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

2.   Binnen drie maanden na het einde van de verzamelperiode en onverminderd lid 3 van dit artikel dient de groep organisatoren de online dan wel op papier verzamelde steunbetuigingen in bij de in artikel 20, lid 2, bedoelde bevoegde instantie van de verantwoordelijke lidstaat.

De groep organisatoren dient de steunbetuigingen alleen bij de bevoegde instanties in als de in artikel 3 vastgestelde minimumaantallen ondertekenaars zijn bereikt.

Steunbetuigingen worden slechts eenmaal bij elke bevoegde instantie in de verantwoordelijke lidstaat ingediend, met gebruikmaking van het in bijlage V opgenomen formulier.

Online verzamelde steunbetuigingen worden ingediend volgens een door de Commissie openbaar gemaakt elektronisch schema.

Op papier verzamelde steunbetuigingen en middels een individueel online verzamelsysteem verzamelde steunbetuigingen worden afzonderlijk ingediend.

3.   De Commissie dient de online middels het centrale online verzamelsysteem verzamelde steunbetuigingen alsook de op papier verzamelde en op grond van artikel 10, lid 3, tweede alinea, geüploade steunbetuigingen bij de bevoegde instantie van de verantwoordelijke lidstaat in zodra de groep organisatoren overeenkomstig lid 2 van dit artikel het in bijlage V opgenomen formulier indient bij de bevoegde instantie van de verantwoordelijke lidstaat.

Als een groep organisatoren steunbetuigingen middels een individueel online verzamelsysteem heeft verzameld, kan zij de Commissie verzoeken om deze steunbetuigingen in te dienen bij de bevoegde instantie van de verantwoordelijke lidstaat.

De Commissie dient de steunbetuigingen in overeenkomstig lid 2, tweede tot en met vierde alinea, van dit artikel, middels de in artikel 4, lid 5, bedoelde bestandenuitwisselingsdienst.

4.   Binnen drie maanden nadat de bevoegde instanties de steunbetuigingen ontvangen, verifiëren zij deze aan de hand van passende controles, die kunnen worden verricht op basis van aselecte steekproeven, overeenkomstig de nationale wetten en praktijken.

Als online en op papier verzamelde steunbetuigingen afzonderlijk worden ingediend, gaat die periode in wanneer de bevoegde instantie alle steunbetuigingen heeft ontvangen.

Voor de verificatie van op papier verzamelde steunbetuigingen is geen authenticatie van de handtekeningen vereist.

5.   Op basis van de verrichte verificaties certificeert de bevoegde instantie het aantal geldige steunbetuigingen voor de betrokken lidstaat. Dit certificaat wordt kosteloos aan de groep organisatoren geleverd met gebruikmaking van het in bijlage VI opgenomen model.

Het certificaat vermeldt het aantal geldige steunbetuigingen dat op papier en online is verzameld, met inbegrip van de steunbetuigingen die op papier zijn verzameld en op grond van artikel 10, lid 3, tweede alinea, zijn geüpload.

Artikel 13

Indiening bij de Commissie

Binnen drie maanden nadat het laatste in artikel 12, lid 5, bedoelde certificaat is verkregen, dient de groep organisatoren het initiatief in bij de Commissie.

De groep organisatoren dient het in bijlage VII opgenomen formulier ingevuld en samen met een papieren of elektronische kopie van de in artikel 12, lid 5, bedoelde certificaten in.

Het in bijlage VII opgenomen formulier wordt in het register openbaar gemaakt door de Commissie.

Artikel 14

Bekendmaking en openbare hoorzitting

1.   Wanneer de Commissie een geldig initiatief ontvangt waarvoor steunbetuigingen zijn verzameld en gecertificeerd overeenkomstig de artikelen 8 tot en met 12, maakt zij dat onverwijld bekend door middel van een mededeling in het register en legt zij het initiatief voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, alsook aan de nationale parlementen.

2.   Binnen drie maanden na de indiening van het initiatief wordt de groep organisatoren in de gelegenheid gesteld om het initiatief op een door het Europees Parlement gehouden openbare hoorzitting te presenteren.

Het Europees Parlement organiseert de hoorzitting in zijn gebouwen.

Op de hoorzitting wordt de Commissie op passend niveau vertegenwoordigd.

De Raad, andere instellingen en adviesorganen van de Unie, de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld worden in de gelegenheid gesteld aan de hoorzittingen deel te nemen.

Het Europees Parlement zorgt voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de betrokken publieke en private belangen.

3.   Na de openbare hoorzitting beoordeelt het Europees Parlement de politieke steun voor het initiatief.

Artikel 15

Onderzoek door de Commissie

1.   Binnen een maand na de indiening van het initiatief overeenkomstig artikel 13, ontvangt de Commissie de groep organisatoren op passend niveau zodat de groep de doelstellingen van het initiatief uitvoerig kan toelichten.

2.   Binnen zes maanden na de bekendmaking van het initiatief overeenkomstig artikel 14, lid 1, en na de in artikel 14, lid 2, bedoelde openbare hoorzitting, maakt de Commissie haar juridische en politieke conclusies over het initiatief bekend in een mededeling, waarbij zij tevens vermeldt waarom zij al dan niet maatregelen neemt, en zo ja, welke maatregelen zij van plan is te nemen.

Indien de Commissie voornemens is maatregelen te nemen naar aanleiding van het initiatief, waaronder, waar nodig, de goedkeuring van één of meerdere voorstellen voor een rechtshandeling van de Unie, zet zij in de mededeling ook het geplande tijdschema voor die maatregelen uiteen.

De mededeling wordt ter kennis gebracht van zowel de groep organisatoren als het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's en wordt openbaar gemaakt.

3.   De Commissie en de groep organisatoren stellen de ondertekenaars overeenkomstig artikel 18, leden 2 en 3, in kennis van de respons op het initiatief.

De Commissie verstrekt in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief actuele informatie over de uitvoering van de in de mededeling uiteengezette maatregelen zoals die naar aanleiding van het initiatief zijn vastgesteld.

Artikel 16

Follow-up door het Europees Parlement van met succes ingediende burgerinitiatieven

Het Europees Parlement beoordeelt de maatregelen die de Commissie op grond van haar in artikel 15, lid 2, bedoelde mededeling heeft genomen.

HOOFDSTUK III

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17

Transparantie

1.   De groep organisatoren verstrekt voor de bekendmaking in het register en, waar nodig, op haar campagnewebsite heldere, nauwkeurige en uitvoerige informatie over de financieringsbronnen voor het initiatief van meer dan 500 EUR per sponsor.

De opgegeven financierings- en steunbronnen, met inbegrip van de sponsors, en de overeenkomstige bedragen zijn duidelijk identificeerbaar.

De groep organisatoren verstrekt ook informatie over de organisaties die haar vrijwillig bijstaan, wanneer die steun niet economisch kwantificeerbaar is.

Die informatie wordt ten minste elke twee maanden geactualiseerd gedurende de periode van de registratiedatum tot de datum waarop het initiatief overeenkomstig artikel 13 bij de Commissie wordt ingediend. De Commissie zorgt voor de duidelijke en toegankelijke bekendmaking van die informatie in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief.

2.   De Commissie heeft het recht om van die groep organisatoren aanvullende informatie en opheldering te vragen over de financierings- en steunbronnen die overeenkomstig deze verordening zijn opgegeven.

3.   De Commissie voorziet in een mogelijkheid voor burgers om een klacht in te dienen in verband met de volledigheid en juistheid van de informatie over door de groepen organisatoren opgegeven financierings- en steunbronnen en maakt een contactformulier openbaar toegankelijk in het register en op de openbare website over het Europees burgerinitiatief.

De Commissie kan de groep organisatoren om aanvullende informatie verzoeken in verband met de overeenkomstig dit lid ontvangen klachten en, waar nodig, een actualisering van de informatie over de opgegeven financierings- en steunbronnen in het register.

Artikel 18

Communicatie

1.   De Commissie brengt het bestaan, de doelstellingen en de werking van het Europees burgerinitiatief onder de aandacht van het brede publiek door middel van communicatieactiviteiten en voorlichtingscampagnes en draagt aldus bij tot de bevordering van actieve burgerparticipatie in het politieke bestel van de Unie.

Het Europees Parlement draagt bij aan de communicatieactiviteiten van de Commissie.

2.   Voor communicatie- en informatieactiviteiten in verband met een specifiek initiatief kan, mits een ondertekenaar hiermee uitdrukkelijk instemt, zijn e-mailadres worden verzameld door een groep organisatoren of de Commissie.

Potentiële ondertekenaars worden geïnformeerd dat zij hun recht om een initiatief te steunen niet enkel kunnen uitoefenen als zij toestemming geven voor het verzamelen van hun e-mailadres.

3.   E-mailadressen mogen niet worden verzameld als onderdeel van de steunbetuigingsformulieren. Zij kunnen echter wel tegelijk met de steunbetuigingen worden verzameld, mits zij afzonderlijk worden verwerkt.

Artikel 19

Bescherming van persoonsgegevens

1.   De vertegenwoordiger van de groep organisatoren is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2016/679 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens bij het verzamelen van steunbetuigingen, e-mailadressen en gegevens van de sponsors van de initiatieven. Als een juridische entiteit bedoeld in artikel 5, lid 7, van de onderhavige verordening wordt opgericht, is die entiteit de verwerkingsverantwoordelijke.

2.   De overeenkomstig artikel 20, lid 2, van de onderhavige verordening aangewezen bevoegde instanties zijn de verwerkingsverantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2016/679 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de verificatie en certificering van steunbetuigingen.

3.   De Commissie is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het register, het online samenwerkingsforum, het in artikel 10 van de onderhavige verordening genoemde centrale online verzamelsysteem en het verzamelen van e-mailadressen.

4.   De in de steunbetuigingsformulieren verstrekte persoonsgegevens worden verzameld voor de verrichtingen die vereist zijn voor de veilige verzameling en bewaring overeenkomstig de artikelen 9, 10 en 11, voor de indiening bij de lidstaten, de verificatie en certificering overeenkomstig artikel 12 en voor de nodige kwaliteitscontroles en statistische analyses.

5.   Al naar het geval vernietigen de groep organisatoren en de Commissie, waar nodig, alle voor een initiatief ondertekende steunbetuigingen en alle kopieën daarvan uiterlijk één maand na de indiening van het initiatief bij de Commissie overeenkomstig artikel 13 en uiterlijk 21 maanden na het begin van de verzamelperiode, al naargelang welk moment het eerst komt. Als een initiatief echter na het begin van de verzamelperiode wordt ingetrokken, worden de steunbetuigingen en alle kopieën daarvan uiterlijk een maand na de in artikel 7 bedoelde intrekking vernietigd.

6.   De bevoegde instantie vernietigt alle steunbetuigingen en kopieën daarvan uiterlijk drie maanden na de afgifte van het in artikel 12, lid 5, bedoelde certificaat.

7.   Steunbetuigingen voor een bepaald initiatief en kopieën daarvan mogen na de in de leden 5 en 6 vermelde termijnen worden bewaard indien zulks noodzakelijk is voor juridische of administratieve procedures in verband met het betrokken initiatief. Zij worden uiterlijk een maand na de datum waarop voornoemde procedures met een definitief besluit zijn afgesloten, vernietigd.

8.   De Commissie en de groep organisatoren vernietigen de bestanden met de overeenkomstig artikel 18, lid 2, verzamelde e-mailadressen naargelang het geval uiterlijk een maand na de intrekking van een initiatief respectievelijk twaalf maanden na het einde van de verzamelperiode of de indiening van het initiatief bij de Commissie. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 15, lid 2, in een mededeling de maatregelen bekendmaakt die zij van plan is te nemen, worden de bestanden met de e-mailadressen uiterlijk drie jaar na de bekendmaking van de mededeling vernietigd.

9.   Onverminderd de rechten van de leden van de groep organisatoren krachtens Verordening (EU) 2018/1725, hebben zij het recht om vanaf twee jaar na de datum van registratie van een burgerinitiatief te vragen om verwijdering van hun persoonsgegevens uit het register van het betrokken initiatief.

Artikel 20

Bevoegde instanties in de lidstaten

1.   Voor de toepassing van artikel 11 wijst elke lidstaat een of meer bevoegde instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van het in artikel 11, lid 3, bedoelde certificaat.

2.   Voor de toepassing van artikel 12 wijst elke lidstaat één bevoegde instantie aan die verantwoordelijk is voor de coördinatie van de verificatie van de steunbetuigingen en voor de afgifte van de in artikel 12, lid 5, bedoelde certificaten.

3.   Uiterlijk 1 januari 2020 verstrekken de lidstaten de Commissie de namen en adressen van de op grond van de leden 1 en 2 aangewezen instanties. Zij stellen de Commissie in kennis van iedere update van die informatie.

De Commissie maakt de namen en adressen van de op grond van de leden 1 en 2 aangewezen instanties openbaar in het register.

Artikel 21

Mededeling van nationale bepalingen

1.   Uiterlijk 1 januari 2020 delen de lidstaten de Commissie mee welke specifieke bepalingen er zijn vastgesteld ter uitvoering van deze verordening.

2.   De Commissie maakt die bepalingen openbaar in het register in de taal van de mededeling die de lidstaten overeenkomstig lid 1 hebben gedaan.

HOOFDSTUK IV

GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN

Artikel 22

Comitéprocedure

1.   Bij de uitvoering van artikel 11, lid 5, van deze verordening wordt de Commissie bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Gedelegeerde bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 24 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen bij deze verordening te wijzigen binnen het toepassingsgebied van de voor die bijlagen relevante bepalingen van deze verordening.

Artikel 24

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 23 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 6 juni 2019.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 23 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad.

6.   Een op grond van artikel 23 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt enkel in werking als er geen bezwaar is aangetekend door het Europees Parlement of de Raad binnen een periode van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad of als het Europees Parlement en de Raad de Commissie beide voor het verstrijken van die periode hebben meegedeeld geen bezwaar te zullen aantekenen. Deze termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

HOOFDSTUK V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

Evaluatie

De Commissie toetst de werking van het Europees burgerinitiatief op gezette tijden en dient uiterlijk op 1 januari 2024, en daarna om de vier jaar, een verslag over de uitvoering ervan in bij het Europees Parlement en de Raad. Die verslagen hebben ook betrekking op de minimumleeftijd om steun te betuigen aan Europese burgerinitiatieven in de lidstaten. De verslagen worden openbaar gemaakt.

Artikel 26

Intrekking

Verordening (EU) nr. 211/2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2020.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 27

Overgangsbepaling

De artikelen 5 tot en met 9 van Verordening (EU) nr. 211/2011 blijven na 1 januari 2020 van toepassing op Europese burgerinitiatieven die vóór 1 januari 2020 zijn geregistreerd.

Artikel 28

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Artikel 9, lid 4, artikel 10, artikel 11, lid 5, en de artikelen 20 tot en met 24 zijn echter van toepassing met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 74.

(2)  PB C 247 van 13.7.2018, blz. 62.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 april 2019.

(4)  Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1179/2011 van de Commissie van 17 november 2011 tot vaststelling van technische specificaties voor systemen voor het online verzamelen van steunbetuigingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad over het burgerinitiatief (PB L 301 van 18.11.2011, blz. 3).

(6)  PB C 355 van 20.10.2017, blz. 17.

(7)  2017/2024(INL)

(8)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad n 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(9)  Besluit (EU, Euratom) 2017/46 van de Commissie van 10 januari 2017 over de beveiliging van communicatie- en informatiesystemen binnen de Europese Commissie (PB L 6 van 11.1.2017, blz. 40).

(10)  Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).

(11)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(12)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(13)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(14)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(15)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1501 van de Commissie van 8 september 2015 betreffende het interoperabiliteitskader bedoeld in artikel 12, lid 8, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PB L 235 van 9.9.2015, blz. 1).


BIJLAGE I

MINIMUMAANTAL ONDERTEKENAARS PER LIDSTAAT

België

15 771

Bulgarije

12 767

Tsjechië

15 771

Denemarken

9 763

Duitsland

72 096

Estland

4 506

Ierland

8 261

Griekenland

15 771

Spanje

40 554

Frankrijk

55 574

Kroatië

8 261

Italië

54 823

Cyprus

4 506

Letland

6 008

Litouwen

8 261

Luxemburg

4 506

Hongarije

15 771

Malta

4 506

Nederland

19 526

Oostenrijk

13 518

Polen

38 301

Portugal

15 771

Roemenië

24 032

Slovenië

6 008

Slowakije

9 763

Finland

9 763

Zweden

15 020

Verenigd Koninkrijk

54 823


BIJLAGE II

INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERSTREKT OM EEN INITIATIEF TE REGISTREREN

1.

De titel van het initiatief, in maximaal 100 tekens (*1).

2.

Een beschrijving van de doelstellingen van het initiatief waarop de Commissie wordt verzocht te reageren, in maximaal 1 100 tekens zonder spaties. (aangepast gemiddelde per taal (*1)).

De groep organisatoren kan een bijlage verstrekken over het onderwerp, de doelstellingen en de achtergrond van het initiatief, in maximaal 5 000 tekens zonder spaties (aangepast gemiddelde per taal (*1)).

De groep organisatoren kan aanvullende informatie verstrekken over het onderwerp, de doelstellingen en de achtergrond van het initiatief. Zij mag ook, als zij dat wil, een ontwerp van rechtshandeling indienen.

3.

De bepalingen in de Verdragen die door de groep organisatoren relevant worden geacht voor de voorgestelde maatregel.

4.

Volledige naam, adres, nationaliteit en geboortedatum van zeven leden van de groep organisatoren, met een specifieke vermelding van de vertegenwoordiger en de plaatsvervanger en hun e-mailadres en telefoonnummer (1).

Volledige naam, adres, nationaliteit, geboortedatum, e-mailadres en telefoonnummer van de vertegenwoordiger en/of de vervanger, indien deze niet een van de in de eerste alinea bedoelde zeven leden is.

5.

Documenten ter staving van de volledige naam, het adres, de nationaliteit en de geboortedatum van elk van de zeven in punt 4 bedoelde leden en van de vertegenwoordiger en de plaatsvervanger indien deze niet een van de in het vorige punt bedoelde zeven leden is.

6.

De naam van de andere leden van de groep organisatoren.

7.

In de situatie bedoeld in artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) 2019/788, in voorkomend geval, documenten om te staven dat een juridische entiteit overeenkomstig de nationale wetgeving van een lidstaat speciaal voor beheer van het initiatief is opgericht, en dat het als vertegenwoordiger aangewezen lid van de groep organisatoren gemachtigd is om namens de juridische entiteit te handelen.

8.

Alle steun- en financieringsbronnen voor het initiatief ten tijde van de registratie.

(*1)  De Commissie verzorgt de vertaling van deze onderdelen in alle officiële talen van de instellingen van de Unie, voor alle geregistreerde initiatieven.

(1)  Alleen de volledige naam van de leden van de groep organisatoren, het land van verblijf van de vertegenwoordiger of, in voorkomend geval, de naam en het land van de zetel van de juridische entiteit, het e-mailadres van de contactpersonen en informatie met betrekking tot de steun- en financieringsbronnen zullen in het online register van de Commissie openbaar worden gemaakt. De betrokkenen mogen op basis van zwaarwegende legitieme gronden die met hun specifieke situatie verband houden, bezwaar aantekenen tegen de openbaarmaking van hun persoonsgegevens.


BIJLAGE III

STEUNBETUIGINGSFORMULIER — deel A (1)

(voor lidstaten die niet vereisen dat een deel van een persoonlijk identificatienummer/persoonlijk identificatiedocumentnummer wordt verstrekt)

Alle velden op dit formulier moeten worden ingevuld.

DOOR DE GROEP ORGANISATOREN VOORAF IN TE VULLEN:

1.

Alle ondertekenaars op dit formulier zijn onderdanen van:

Gelieve slechts één lidstaat per lijst aan te kruisen.

2.

Registratienummer van de Europese Commissie:

3.

Begin- en einddatum van de verzamelperiode:

4.

Internetadres van het initiatief in het register van de Europese Commissie:

5.

Titel van het initiatief:

6.

Doelstellingen van het initiatief:

7.

Naam en e-mailadres van de geregistreerde contactpersonen:

[in de in artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) 2019/788 bedoelde situatie, in voorkomend geval, bovendien de naam en het land van de zetel van de juridische entiteit]:

8.

Website van het initiatief (indien van toepassing):

DOOR DE ONDERTEKENAARS IN TE VULLEN IN BLOKLETTERS:

"Ik verklaar hierbij dat de gegevens in dit formulier juist zijn en dat ik dit initiatief nog niet eerder heb gesteund."

VOORNAMEN (VOLUIT)

ACHTERNAAM

VERBLIJFPLAATS (2)

(straat, nummer, postcode, plaats, land)

GEBOORTE-DATUM

DATUM

HANDTEKENING (3)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Privacyverklaring (4) voor de steunbetuigingen die op papier of via individuele online verzamelsystemen worden verzameld:

 

Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (de Algemene Verordening Gegevensbescherming) zullen uw op dit formulier vermelde persoonsgegevens uitsluitend ter ondersteuning van het initiatief worden gebruikt en aan de bevoegde nationale instanties ter beschikking worden gesteld ter verificatie en certificering. U heeft het recht om de groep organisatoren van dit initiatief te verzoeken om inzage, rectificatie, verwijdering en beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens.

 

Uw gegevens zullen door de groep organisatoren worden bewaard voor een maximale bewaringstermijn van één maand na de indiening van het initiatief bij de Europese Commissie of 21 maanden na het begin van de verzamelperiode, al naargelang welk moment het eerst komt. In het geval van administratieve of juridische procedures kan de bewaringstermijn worden verlengd tot uiterlijk een maand na de datum van afronding van deze procedures.

 

Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte heeft u het recht om te allen tijde een klacht in te dienen bij een gegevensbeschermingsautoriteit, met name in de lidstaat waar u gewoonlijk verblijft, waar u uw werkplek heeft of waar de beweerde inbreuk is begaan, indien u van mening bent dat uw gegevens onrechtmatig zijn verwerkt.

 

De vertegenwoordiger van de groep organisatoren van het initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming met wie u contact kan opnemen aan de hand van de in dit formulier verstrekte gegevens.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming (in voorkomend geval) zijn beschikbaar op het internetadres van dit initiatief in het register van de Europese Commissie, als vermeld in punt 4 van dit formulier.

 

De contactgegevens van de nationale instantie die uw persoonsgegevens zal ontvangen en verwerken en de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/data-protection?lg=nl

Privacyverklaring voor de steunbetuigingen die online via het centrale online verzamelsysteem worden verzameld:

 

Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 en Verordening (EU) 2016/679 (de Algemene Verordening Gegevensbescherming) worden uw op dit formulier vermelde persoonsgegevens uitsluitend ter ondersteuning van het initiatief gebruikt en aan de bevoegde nationale instanties ter beschikking gesteld ter verificatie en certificering. U heeft het recht om de Europese Commissie en de vertegenwoordiger van de groep organisatoren van dit initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, te verzoeken om inzage, rectificatie, verwijdering en beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens.

 

Uw gegevens zullen door de Europese Commissie worden bewaard voor een maximale bewaringstermijn van één maand na de indiening van het initiatief bij de Europese Commissie of 21 maanden na het begin van de verzamelperiode, al naargelang welk moment het eerst komt. In het geval van administratieve of juridische procedures kan de bewaringstermijn worden verlengd tot uiterlijk één maand na de datum van afronding van deze procedures.

 

Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte heeft u het recht om te allen tijde een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of bij een gegevensbeschermingsautoriteit, met name in de lidstaat waar u gewoonlijk verblijft, waar u uw werkplek heeft of waar de beweerde inbreuk is begaan, indien u van mening bent dat uw gegevens onrechtmatig zijn verwerkt.

 

De Europese Commissie en de vertegenwoordiger van de groep organisatoren van het initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, zijn gezamenlijke voor de verwerking verantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 en de Algemene Verordening Gegevensbescherming en kunnen worden gecontacteerd aan de hand van de gegevens op dit formulier.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van de groep organisatoren (in voorkomend geval) zijn beschikbaar op het internetadres van dit initiatief in het register van de Europese Commissie, als vermeld in punt 4 van dit formulier.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van de Europese Commissie, van de nationale instantie die uw persoonsgegevens zal ontvangen en verwerken, van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/data-protection.

STEUNBETUIGINGSFORMULIER — DEEL B (5)

(voor lidstaten die vereisen dat een persoonlijk identificatienummer/persoonlijk identificatiedocumentnummer wordt verstrekt)

Alle velden op dit formulier moeten worden ingevuld.

DOOR DE GROEP ORGANISATOREN VOORAF IN TE VULLEN:

1.

Alle ondertekenaars op dit formulier zijn onderdanen van:

Gelieve slechts één lidstaat per lijst aan te kruisen.

Voor de persoonlijke identificatienummers/persoonlijke identificatiedocumentnummers, waarvan er een moet worden verstrekt: zie de website van de Europese Commissie over het Europees burgerinitiatief.

2.

Registratienummer van de Europese Commissie:

3.

Begin- en einddatum van de verzamelperiode:

4.

Internetadres van het initiatief in het register van de Europese Commissie:

5.

Titel van het initiatief:

6.

Doelstellingen van het initiatief:

7.

Naam en e-mailadres van geregistreerde contactpersonen:

[Naam en e-mailadres van de geregistreerde contactpersonen [in de in artikel 5, lid 7, van Verordening (EU) 2019/788 bedoelde situatie, in voorkomend geval, bovendien de naam en het land van de zetel van de juridische entiteit]:

8.

Website van het initiatief (indien van toepassing):

DOOR DE ONDERTEKENAARS IN TE VULLEN IN BLOKLETTERS:

"Ik verklaar hierbij dat de gegevens in dit formulier juist zijn en dat ik dit initiatief nog niet eerder heb gesteund."

VOORNAMEN (VOLUIT)

ACHTERNAAM

PERSOONLIJK IDENTIFICATIENUMMER/PERSOONLIJK IDENTIFICATIEDOCUMENTNUMMER

TYPE PERSOONLIJK IDENTIFICATIENUMMER OF PERSOONLIJK IDENTIFICATIEDOCUMENT

DATUM

HANDTEKENING (6)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Privacyverklaring (7) voor de steunbetuigingen die op papier of via individuele online verzamelsystemen worden verzameld:

 

Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 (de Algemene Verordening Gegevensbescherming) zullen uw op dit formulier vermelde persoonsgegevens uitsluitend ter ondersteuning van het initiatief worden gebruikt en aan de bevoegde nationale instanties ter beschikking worden gesteld ter verificatie en certificering. U heeft het recht om de groep organisatoren van dit initiatief te verzoeken om inzage, rectificatie, verwijdering en beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens.

 

Uw gegevens zullen door de groep organisatoren worden bewaard voor een maximale bewaringstermijn van één maand na de indiening van het initiatief bij de Europese Commissie of 21 maanden na het begin van de verzamelperiode, al naargelang welk moment het eerst komt. In het geval van administratieve of juridische procedures kan de bewaringstermijn worden verlengd tot uiterlijk een maand na de datum van afronding van deze procedures.

 

Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte heeft u het recht om te allen tijde een klacht in te dienen bij een gegevensbeschermingsautoriteit, met name in de lidstaat waar u gewoonlijk verblijft, waar u uw werkplek heeft of waar de beweerde inbreuk is begaan, indien u van mening bent dat uw gegevens onrechtmatig zijn verwerkt.

 

De vertegenwoordiger van de groep organisatoren van het initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming met wie u contact kan opnemen aan de hand van de in dit formulier verstrekte gegevens.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming (in voorkomend geval) zijn beschikbaar op het internetadres van dit initiatief in het register van de Europese Commissie, als vermeld in punt 4 van dit formulier.

 

De contactgegevens van de nationale instantie die uw persoonsgegevens zal ontvangen en verwerken en de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/data-protection?lg=nl

Privacyverklaring voor de steunbetuigingen die online via het centrale online verzamelsysteem worden verzameld:

 

Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 en Verordening (EU) 2016/679 (de Algemene Verordening Gegevensbescherming) worden uw op dit formulier vermelde persoonsgegevens uitsluitend ter ondersteuning van het initiatief gebruikt en aan de bevoegde nationale instanties ter beschikking gesteld ter verificatie en certificering. U heeft het recht om de Europese Commissie en de vertegenwoordiger van de groep organisatoren van dit initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, te verzoeken om inzage, rectificatie, verwijdering en beperking van de verwerking van uw persoonsgegevens.

 

Uw gegevens zullen door de Europese Commissie worden bewaard voor een maximale bewaringstermijn van één maand na de indiening van het initiatief bij de Europese Commissie of 21 maanden na het begin van de verzamelperiode, al naargelang welk moment het eerst komt. In het geval van administratieve of juridische procedures kan de bewaringstermijn worden verlengd tot uiterlijk één maand na de datum van afronding van deze procedures.

 

Onverminderd andere mogelijkheden van administratief beroep of een voorziening in rechte heeft u het recht om te allen tijde een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of bij een gegevensbeschermingsautoriteit, met name in de lidstaat waar u gewoonlijk verblijft, waar u uw werkplek heeft of waar de beweerde inbreuk is begaan, indien u van mening bent dat uw gegevens onrechtmatig zijn verwerkt.

 

De Europese Commissie en de vertegenwoordiger van de groep organisatoren van het initiatief of, in voorkomend geval, de door haar gecreëerde juridische entiteit, zijn gezamenlijke voor de verwerking verantwoordelijken in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 en de Algemene Verordening Gegevensbescherming en kunnen worden gecontacteerd aan de hand van de gegevens op dit formulier.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van de groep organisatoren (in voorkomend geval) zijn beschikbaar op het internetadres van dit initiatief in het register van de Europese Commissie, als vermeld in punt 4 van dit formulier.

 

De contactgegevens van de functionaris voor gegevensbescherming van de Europese Commissie, van de nationale instantie die uw persoonsgegevens zal ontvangen en verwerken, van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten zijn te vinden op: http://ec.europa.eu/citizens-initiative/public/data-protection.


(1)  Het formulier moet op één blad worden afgedrukt. De groep organisatoren mag het blad recto verso bedrukken. Om papieren steunbetuigingen in het centrale online verzamelsysteem op te laden, moet een door de Commissie beschikbaar gestelde code worden gebruikt.

(2)  Buiten Duitsland verblijvende Duitse onderdanen alleen indien zij hun huidig permanent verblijf geregistreerd hebben bij hun bevoegde Duitse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland.

(3)  Handtekening niet verplicht wanneer het formulier online wordt ingeleverd via het centraal online verzamelsysteem als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2019/788 of individuele online verzamelsystemen als bedoeld in artikel 11 van die verordening.

(4)  Welke van de twee voorgestelde versies van de privacyverklaring wordt gebruikt, hangt af van de verzamelmethode.

(5)  Het formulier moet op één blad worden afgedrukt. De groep organisatoren mag het blad recto verso bedrukken. Om papieren steunbetuigingen in het centrale online verzamelsysteem op te laden, moet een door de Europese Commissie beschikbaar gestelde code worden gebruikt.

(6)  Handtekening niet verplicht wanneer het formulier online wordt ingeleverd via het centraal online verzamelsysteem als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2019/788 of individuele online verzamelsystemen als bedoeld in artikel 11 van die verordening.

(7)  Welke van de twee voorgestelde versies van de privacyverklaring wordt gebruikt, hangt af van de verzamelmethode.


BIJLAGE IV

CERTIFICAAT TER BEVESTIGING VAN DE OVEREENSTEMMING VAN HET ONLINE VERZAMELSYSTEEM MET VERORDENING (EU) 2019/788 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN 17 APRIL 2019 BETREFFENDE HET EUROPEES BURGERINITIATIEF

… (naam van de bevoegde instantie) van … (lidstaat) verklaart hierbij dat het individuele systeem voor het online verzamelen van steunbetuigingen … (internetadres) dat is gebruikt voor het verzamelen van steunbetuigingen voor … (titel van het initiatief) met het registratienummer … (registratienummer van het initiatief) voldoet aan de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het burgerinitiatief.

Datum, handtekening en officieel stempel van de bevoegde instantie:


BIJLAGE V

FORMULIER VOOR HET INDIENEN VAN STEUNBETUIGINGEN BIJ DE BEVOEGDE NATIONALE INSTANTIES

1.

Volledige naam, adres en e-mailadres van de contactpersonen (vertegenwoordiger en plaatsvervanger van de groep organisatoren) of van de met het beheer van het initiatief belaste juridische entiteit en haar vertegenwoordiger:

2.

Titel van het initiatief:

3.

Registratienummer van de Commissie:

4.

Registratiedatum:

5.

Aantal ondertekenaars die onderdaan zijn van (naam van de lidstaat):

6.

Totaal aantal verzamelde steunbetuigingen:

7.

Aantal lidstaten waar de drempel is gehaald:

8.

Bijlagen:

(Voeg alle steunbetuigingen bij van ondertekenaars die onderdaan zijn van de betrokken lidstaat.

Voeg, indien van toepassing, ook het certificaat bij waarin wordt bevestigd dat het individueel systeem voor het online verzamelen van steunbetuigingen in overeenstemming is met Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief.)

9.

Hierbij verklaar ik dat de in dit formulier verstrekte informatie juist is en dat de steunbetuigingen zijn verzameld in overeenstemming met artikel 9 van Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief.

10.

Datum en handtekening van een van de contactpersonen (vertegenwoordiger/plaatsvervanger (1)) of van de vertegenwoordiger van de juridische entiteit:

(1)  Doorhalen indien niet van toepassing.


BIJLAGE VI

CERTIFICAAT TER BEVESTIGING VAN HET AANTAL GELDIGE STEUNBETUIGINGEN VOOR … (NAAM VAN DE LIDSTAAT)

… (naam van de bevoegde instantie) van … (naam van de lidstaat), verklaart hierbij, na de bij artikel 12 van Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief vereiste verificaties te hebben verricht, dat … steunbetuigingen (aantal geldige steunbetuigingen) voor het initiatief met registratienummer … (registratienummer van het initiatief) geldig zijn volgens de bepalingen van genoemde verordening.

Datum, handtekening en officieel stempel


BIJLAGE VII

FORMULIER VOOR HET INDIENEN VAN EEN INITIATIEF BIJ DE EUROPESE COMMISSIE

1.

Titel van het initiatief:

2.

Registratienummer van de Commissie:

3.

Registratiedatum:

4.

Aantal ontvangen geldige steunbetuigingen (ten minste 1 miljoen):

5.

Aantal gecertificeerde ondertekenaars per lidstaat:

 

BE

BG

CZ

DK

DE

EE

IE

EL

ES

FR

HR

IT

CY

LV

LT

LU

Aantal ondertekenaars

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

HU

MT

NL

AT

PL

PT

RO

SI

SK

FI

SE

UK

TOTAAL

Aantal ondertekenaars

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

6.

Volledige naam, adres en e-mailadres van de contactpersonen (vertegenwoordiger en plaatsvervanger van de groep organisatoren) (1) of van de met het beheer van het initiatief belaste juridische entiteit en haar vertegenwoordiger:

7.

Vermeld alle bronnen waaruit steun en financiering voor het initiatief afkomstig zijn, met inbegrip van het bedrag van de financiële steun ten tijde van de indiening.

8.

Hierbij verklaar ik dat de in dit formulier verstrekte informatie juist is en dat alle relevante in Verordening (EU) 2019/788 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende het Europees burgerinitiatief opgenomen procedures en voorwaarden in acht zijn genomen.

Datum en handtekening van een van de contactpersonen (vertegenwoordiger/plaatsvervanger (2)) of van de vertegenwoordiger van de juridische entiteit:

9.

Bijlagen: (Alle certificaten bijvoegen a.u.b.)

(1)  Alleen de volledige naam van de leden van de groep organisatoren, het land van verblijf van de vertegenwoordiger of, in voorkomend geval, de naam en het land van de zetel van de juridische entiteit, het e-mailadres van de contactpersonen en informatie met betrekking tot de bronnen van steun en financiering zullen in het onlineregister van de Commissie openbaar worden gemaakt. De betrokkenen mogen op basis van zwaarwegende legitieme gronden die met hun specifieke situatie verband houden, bezwaar aantekenen tegen de openbaarmaking van hun persoonsgegevens.

(2)  Doorhalen indien niet van toepassing.


RICHTLIJNEN

17.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/82


RICHTLIJN (EU) 2019/789 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

tot vaststelling van voorschriften inzake de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn op bepaalde online-uitzendingen van omroeporganisaties en doorgifte van televisie- en radioprogramma's en tot wijziging van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om bij te dragen tot de werking van de interne markt, moet worden gezorgd voor een bredere verspreiding in de lidstaten van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten ten behoeve van gebruikers in de Unie, door het verlenen van licenties van auteursrechten en naburige rechten op werken en ander beschermd materiaal in uitzendingen van bepaalde soorten televisie en radioprogramma's te vergemakkelijken. Televisie- en radioprogramma's vormen immers een belangrijk instrument om de culturele en taalkundige verscheidenheid en de sociale cohesie te bevorderen en om toegang tot informatie te vergroten.

(2)

De ontwikkeling van digitale technologieën en het internet heeft verandering gebracht in de distributie van en de toegang tot televisie- en radioprogramma's. Steeds vaker verwachten gebruikers toegang te krijgen tot dergelijke programma's zowel live als on-demand, langs traditionele weg zoals via satelliet of kabel maar ook via onlinediensten. Omroeporganisaties bieden daarom naast hun eigen uitzendingen van televisie- en radioprogramma's steeds meer onlinediensten aan als dienst ter ondersteuning van dergelijke uitzendingen, zoals simulcasting en catchupdiensten. Exploitanten van doorgiftediensten, die uitzendingen van televisie- en radioprogramma's bundelen in pakketten en deze tegelijkertijd met de eerste uitzending van die programma's ongewijzigd en integraal aan gebruikers aanbieden, maken gebruik van verschillende doorgiftetechnieken zoals kabel, satelliet, digitale ether, IP-netwerken in gesloten circuit of mobiele netwerken alsmede het open internet. Voorts beschikken exploitanten die televisie- en radioprogramma's aan gebruikers distribueren over verschillende manieren om programmadragende signalen van omroeporganisaties te verkrijgen, onder meer door middel van directe injectie. Van de kant van de gebruikers is er een toenemende vraag naar toegang tot uitzendingen van televisie- en radioprogramma's, niet alleen uit hun eigen lidstaat maar ook uit andere lidstaten. Die gebruikers omvatten leden van taalminderheden in de Unie en personen die in een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst wonen.

(3)

Omroeporganisaties zenden dagelijks een groot aantal uren televisie- en radioprogramma's uit. Die programma's omvatten een waaier van inhoudelijke items zoals audiovisuele, muzikale, literaire of grafische werken die krachtens het recht van de Unie door auteursrechten en/of naburige rechten worden beschermd. Dit resulteert in een complex proces waarbij rechten worden vereffend van een groot aantal rechthebbenden en voor verschillende categorieën van werken en ander beschermd materiaal. Vaak moeten de rechten worden vereffend in een kort tijdsbestek, met name wanneer programma's zoals nieuws- of actualiteitenprogramma's worden klaargemaakt. Om hun onlinediensten over de grenzen heen ter beschikking te stellen moeten omroeporganisaties de vereiste rechten op werken en ander beschermd materiaal bezitten voor alle betrokken gebieden, hetgeen de vereffening van dergelijke rechten nog complexer maakt.

(4)

Exploitanten van doorgiftediensten bieden gewoonlijk meerdere programma's aan waarin gebruik wordt gemaakt van een groot aantal werken en andere beschermde materialen en beschikken over een zeer korte termijn om de nodige licenties te verkrijgen; bijgevolg houdt het vereffenen van de rechten voor hen een zware last in. Daarnaast lopen auteurs, producenten en andere rechthebbenden het risico dat hun werken en andere beschermde materialen zonder toestemming of betaling van een passende vergoeding worden gebruikt. Een dergelijke vergoeding voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal is belangrijk om een divers aanbod te waarborgen, wat ook in het belang van de consument is.

(5)

De rechten op werken en ander beschermd materiaal zijn geharmoniseerd bij inter alia Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), die voor een hoog beschermingsniveau van rechthebbenden zorgen.

(6)

Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (5) vergemakkelijkt grensoverschrijdende satellietomroep en doorgifte via de kabel van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten. De bepalingen van die richtlijn inzake uitzendingen van omroeporganisaties betreffen echter enkel uitzendingen via satelliet en zijn derhalve niet van toepassing op onlinediensten ter ondersteuning van uitzendingen. Voorts hebben bepalingen betreffende doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten uitsluitend betrekking op de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte via de kabel of radiogolfsystemen en zijn zij niet van toepassing op doorgiften door middel van andere technologieën.

(7)

Daarom moeten de grensoverschrijdende verstrekking van onlinediensten ter ondersteuning van uitzendingen en de doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten worden bevorderd door een aanpassing van het rechtskader inzake uitoefening van auteursrechten en naburige rechten dat betrekking heeft op deze activiteiten. Bij het doorvoeren van die aanpassing moet rekening gehouden worden met de financiering en de productie van creatieve inhoud, en met name van audiovisuele werken.

(8)

Deze richtlijn moet betrekking hebben op door een omroeporganisatie aangeboden ondersteunende onlinediensten die een duidelijke en ondergeschikte relatie hebben ten opzichte van de uitzendingen van de omroeporganisatie. Het gaat hierbij onder meer om diensten die op strikt lineaire wijze en gelijktijdig met de uitzending toegang geven tot radio- en televisieprogramma's, en diensten die binnen een welbepaalde termijn na de uitzending toegang geven tot eerder door de omroeporganisatie uitgezonden televisie- en radioprogramma's (zogenoemd "uitgesteld kijken" of "catchupdiensten"). Daarnaast bestaan de ondersteunende onlinediensten die onder deze richtlijn vallen ook uit diensten die toegang verlenen tot materiaal dat de door de omroeporganisatie uitgezonden radio- en televisieprogramma's verrijkt of op een andere wijze uitbreidt, onder meer door middel van previews, uitbreidingen, aanvullingen of beoordelingen van de inhoud van het desbetreffende programma. Deze richtlijn moet van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die door omroeporganisaties samen met de uitzending aan gebruikers worden verstrekt. Tevens moet de richtlijn van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die, hoewel zij een duidelijke en ondergeschikte relatie met de uitzending hebben, afzonderlijk van de omroepdienst kunnen worden geraadpleegd zonder dat als voorwaarde geldt dat de gebruikers toegang moet worden verleend tot die omroepdienst, bijvoorbeeld middels een abonnement. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van omroeporganisaties om dergelijke ondersteunende onlinediensten kosteloos of tegen betaling aan te bieden. Het verlenen van toegang tot individuele werken of andere beschermde materialen die in een televisie- of radioprogramma's zijn opgenomen, of werken of andere beschermde materialen die geen verband houden met een door de omroeporganisatie uitgezonden programma, zoals diensten die toegang verlenen tot individuele muziekstukken of audiovisuele werken, muziekalbums of video's, bijvoorbeeld via video-on-demanddiensten, mogen niet onder het toepassingsgebied vallen van de diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft.

(9)

Om de vereffening van rechten voor het leveren van ondersteunende onlinediensten over de grenzen heen te vergemakkelijken dient het oorsprongslandbeginsel te worden voorgeschreven, wat betreft de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn voor feiten die bij de verstrekking van, de toegang tot of het gebruik van een ondersteunende onlinedienst plaatsvinden. Onder dit beginsel moet de vereffening vallen van alle rechten die nodig zijn om een omroeporganisatie in staat te stellen haar programma's aan het publiek mede te delen of beschikbaar te stellen bij het leveren van ondersteunende onlinediensten, met inbegrip van de vereffening van alle auteursrechten en naburige rechten in werken of ander beschermd materiaal die gebruikt worden in programma's, zoals de rechten in fonogrammen of uitvoeringen. Dit oorsprongslandbeginsel moet uitsluitend gelden voor de relatie tussen rechthebbenden (of entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, zoals organisaties voor collectief beheer) en omroeporganisaties, en uitsluitend voor de levering van, de toegang tot of het gebruik van een ondersteunende onlinedienst. Het oorsprongslandbeginsel mag niet gelden voor iedere volgende mededeling aan het publiek van werken of andere beschermde materialen of iedere daaropvolgende beschikbaarstelling aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, noch voor een daaropvolgende reproductie van de werken die of het andere beschermde materiaal dat vervat is in de ondersteunende onlinedienst.

(10)

Gezien de specifieke kenmerken van de financierings- en licentiemechanismen voor bepaalde audiovisuele werken, die vaak gebaseerd zijn op exclusieve territoriale licenties, is het passend, wat televisieprogramma's betreft, het toepassingsgebied van het in deze richtlijn vervatte oorsprongslandbeginsel te beperken tot bepaalde categorieën programma's. Tot die categorieën moeten nieuws- en actualiteitenprogramma's behoren alsook de eigen producties van een omroeporganisatie die uitsluitend door haarzelf gefinancierd zijn, ook indien de fondsen die de omroeporganisatie daarvoor gebruikt afkomstig kunnen zijn uit overheidsmiddelen. Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder "eigen producties" van omroeporganisaties worden verstaan producties die worden uitgevoerd door een omroeporganisatie met gebruikmaking van eigen middelen, met uitzondering van producties die in opdracht van de omroeporganisatie geproduceerd worden door van de omroeporganisatie onafhankelijke producenten, en van coproducties. Om diezelfde redenen mag het oorsprongslandbeginsel niet gelden voor televisie-uitzendingen van sportevenementen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Het oorsprongslandbeginsel mag enkel gelden wanneer programma's gebruikt worden voor de eigen ondersteunende onlinediensten van de omroeporganisatie. Het mag niet van toepassing zijn op het in licentie geven van eigen producties van een omroeporganisatie aan derden, waaronder andere omroeporganisaties. Het oorsprongslandbeginsel mag de vrijheid van rechthebbenden en omroeporganisaties niet aantasten om, in overeenstemming met het Unierecht, beperkingen, waaronder geografische beperkingen, van de exploitatie van hun rechten overeen te komen.

(11)

Het in deze richtlijn bepaalde oorsprongslandbeginsel mag geen enkele verplichting in het leven roepen voor omroeporganisaties om in hun ondersteunende onlinediensten programma's aan het publiek mede te delen of beschikbaar te stellen of dergelijke ondersteunende onlinediensten te leveren in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij hun hoofdvestiging hebben.

(12)

Aangezien de verstrekking van, de toegang tot of het gebruik van een ondersteunende onlinedienst krachtens deze richtlijn geacht wordt uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de omroeporganisatie haar hoofdvestiging heeft, terwijl de ondersteunende onlinedienst de facto over de grenzen heen in andere lidstaten kan worden aangeboden, moet worden gegarandeerd dat de partijen bij het bepalen van het bedrag van de betalingen voor de betrokken rechten, rekening houden met alle aspecten van de ondersteunende onlinedienst, zoals de kenmerken van de dienst, waaronder de duur van de onlinebeschikbaarheid van de in die dienst verstrekte programma's, het kijkers- en luisteraarspubliek, inclusief het publiek in de lidstaat waar de omroeporganisatie haar hoofdvestiging heeft, en in andere lidstaten waar de toegang tot en het gebruik van de ondersteunende onlinedienst plaatsvindt, alsook de verstrekte taalversies. Niettemin moet ook in de toekomst gebruik kunnen worden gemaakt van specifieke methoden voor de berekening van het bedrag van de betalingen voor de rechten die onder het oorsprongslandbeginsel vallen, zoals methoden op basis van de door de onlinedienst gegenereerde inkomsten van de omroeporganisatie, die met name gebruikt worden door radio-omroepen.

(13)

Wegens het beginsel van contractuele vrijheid blijft het mogelijk de exploitatie te beperken van de rechten die onder het in deze richtlijn bepaalde oorsprongslandbeginsel vallen, op voorwaarde dat een dergelijke beperking in overeenstemming is met het recht van de Unie.

(14)

Exploitanten van doorgiftediensten kunnen van verschillende technologieën gebruikmaken wanneer zij een eerste uitzending van televisie- of radioprogramma's gelijktijdig, ongewijzigd en integraal voor ontvangst door het publiek uit een andere lidstaat doorgeven. Exploitanten van doorgiftediensten van programmadragende signalen van omroeporganisaties die zelf die signalen doorgeven aan het publiek kunnen deze signalen op verschillende manieren verkrijgen van omroeporganisaties, bijvoorbeeld door uitgezonden signalen van omroeporganisaties op te vangen of rechtstreeks van hen de signalen te ontvangen via het technische proces van directe injectie. De diensten van dergelijke exploitanten kunnen via satelliet, digitale ether, IP-netwerken met gesloten circuits, mobiele en soortgelijke netwerken worden aangeboden of via internettoegangsdiensten in de zin van Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (6). Exploitanten van doorgiftediensten die dergelijke technologieën voor hun doorgifte gebruiken moeten derhalve binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en gebruik kunnen maken van het mechanisme dat verplicht collectief beheer van rechten invoert. Om te zorgen voor voldoende bescherming tegen ongeoorloofd gebruik van werken en ander beschermd materiaal, wat met name belangrijk is in geval van betaalde diensten, moeten doorgiftediensten die via internettoegangsdiensten worden aangeboden, uitsluitend onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen wanneer deze doorgiftediensten worden geleverd in een omgeving waar alleen gemachtigde gebruikers toegang hebben tot de doorgifte en het niveau van de beveiliging van de inhoud vergelijkbaar is met het niveau van beveiliging van inhoud die wordt doorgegeven via gecontroleerde netwerken, zoals kabel of gesloten IP-netwerken, waarin doorgegeven inhoud versleuteld is. Die voorschriften moeten kunnen worden nageleefd en adequaat zijn.

(15)

Om eerste uitzendingen van televisie- en radioprogramma's te kunnen doorgeven moeten exploitanten van doorgiftediensten toestemming verkrijgen van de houders van het exclusieve recht van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal. Om rechtszekerheid te verlenen aan de exploitanten van doorgiftediensten en om verschillen in nationaal recht met betrekking tot dergelijke doorgiftediensten te ondervangen, moeten voorschriften gelden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de doorgifte via de kabel in de zin van Richtlijn 93/83/EEG. Een van de voorschriften die gelden krachtens die richtlijn is de verplichting dat het recht om een exploitant van een doorgiftedienst toestemming te verlenen dan wel te weigeren wordt uitgeoefend via een organisatie voor collectief beheer. Op grond van deze regels wordt aan het recht als zodanig om toestemming te verlenen of te weigeren niet geraakt, en wordt uitsluitend de uitoefening van dat recht in bepaalde mate gereguleerd. De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal. Bij het bepalen van redelijke licentievoorwaarden, met inbegrip van de licentievergoeding, voor een doorgifte overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), moet onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, met inbegrip van de aan de doorgiftemiddelen toegewezen waarde, in aanmerking worden genomen. Dit mag geen afbreuk doen aan de collectieve uitoefening van het recht van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen op een enkele billijke vergoeding voor de mededeling aan het publiek van commerciële fonogrammen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG, of aan Richtlijn 2014/26/EU, en met name de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn die betrekking hebben op rechten van rechthebbenden betreffende de keuze van een organisatie voor collectief beheer.

(16)

Deze richtlijn moet het mogelijk maken dat het toepassingsgebied van overeenkomsten tussen een organisatie voor collectief beheer en exploitanten van doorgiftediensten over de rechten die krachtens deze richtlijn aan verplicht collectief beheer zijn onderworpen, wordt uitgebreid tot de rechten van rechthebbenden die niet vertegenwoordigd worden door die organisatie voor collectief beheer, zonder dat die rechthebbenden de mogelijkheid hebben hun werken of ander materiaal van de toepassing van dit mechanisme uit te sluiten. Ingeval er voor zijn grondgebied meer dan één organisatie voor collectief beheer rechten van de betreffende categorie beheert, moet het de lidstaat zijn voor het grondgebied waarvan de exploitant van een doorgiftedienst rechten voor een doorgifte wenst te vereffenen, die besluit welke organisatie(s) voor collectief beheer gerechtigd is of zijn om al dan niet toestemming voor een doorgifte te verlenen.

(17)

Rechten die omroeporganisaties zelf bezitten ten aanzien van hun uitzendingen, met inbegrip van rechten op de inhoud van de programma's, mogen niet onderworpen zijn aan het verplicht collectief beheer van rechten dat voor de doorgifte geldt. Exploitanten van doorgiftediensten en omroeporganisaties onderhouden over het algemeen doorlopend commerciële betrekkingen en bijgevolg is de identiteit van omroeporganisaties bekend bij exploitanten van doorgiftediensten. Daardoor is het voor die exploitanten relatief eenvoudig de rechten te vereffenen met omroeporganisaties. Als gevolg daarvan ondervinden exploitanten van doorgiftediensten, voor het verkrijgen van de nodige licenties van omroeporganisaties niet dezelfde moeilijkheden als wanneer zij licenties proberen te verkrijgen van houders van rechten op werken of andere beschermde materialen die zijn opgenomen in televisie- en radioprogramma's die zij doorgeven. Daarom is er geen behoefte aan vereenvoudiging van de licentieprocedure ten aanzien van rechten die omroeporganisaties bezitten. Het is echter nodig ervoor te zorgen dat omroeporganisaties en exploitanten van doorgiftediensten die onderhandelingen aangaan, de onderhandelingen over licentieverlening van rechten van doorgifte in het kader van deze richtlijn te goeder trouw voeren. Richtlijn 2014/26/EU voorziet in soortgelijke regels voor organisaties voor collectief beheer.

(18)

De in deze richtlijn vastgestelde regels inzake de door de omroeporganisaties uitgeoefende doorgifterechten met betrekking tot hun eigen uitzendingen, mogen geen beperking vormen voor de keuze van rechthebbenden om hun rechten ofwel aan een omroeporganisatie ofwel aan een organisatie voor collectief beheer over te dragen en hun aldus toe te staan een rechtstreeks aandeel in de door de exploitant van een doorgiftedienst betaalde vergoeding te verkrijgen.

(19)

De lidstaten moeten de bepalingen inzake doorgifte van deze richtlijn en van Richtlijn 93/83/EEG kunnen toepassen op situaties waarin zowel de eerste uitzending als de doorgifte op hun grondgebied plaatsvinden.

(20)

Teneinde rechtszekerheid te waarborgen en een hoog niveau van bescherming van rechthebbenden te handhaven, is het passend te bepalen dat, indien omroeporganisaties via directe injectie hun programmadragende signalen uitsluitend overbrengen aan de distributeurs van signalen, zonder dat zijzelf hun programma's gelijktijdig naar het publiek uitzenden, en de distributeurs van signalen die programmadragende signalen aan hun gebruikers verzenden zodat die de programma's kunnen bekijken of beluisteren, er slechts van een enkele handeling van mededeling aan het publiek geacht wordt sprake te zijn, waaraan zowel de omroeporganisaties als de distributeurs van signalen met hun respectieve bijdragen deelnemen. De omroeporganisaties en de distributeurs van signalen moeten derhalve van de rechthebbenden toestemming verkrijgen voor hun specifieke bijdrage aan de enkele handeling van mededeling aan het publiek. De deelname van een omroeporganisatie en een distributeur van signalen in die enkele handeling van mededeling aan het publiek mag geen aanleiding geven tot gezamenlijke aansprakelijkheid van de omroeporganisatie en de distributeur van signalen voor die handeling van mededeling aan het publiek. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om op nationaal niveau de modaliteiten vast te leggen voor het verkrijgen van toestemming voor een dergelijke enkele handeling van mededeling aan het publiek, met inbegrip van de betreffende betalingen aan de rechthebbenden, waarbij zij rekening houden met de respectieve exploitatie van de werken en ander beschermd materiaal door de omroeporganisaties en de distributeurs van signalen in verband met de enkele handeling van mededeling aan het publiek. Distributeurs van signalen worden op dezelfde wijze als exploitanten van doorgiftediensten geconfronteerd met aanzienlijke lasten in verband met vereffening van rechten, behalve wat betreft de door omroeporganisaties gehouden rechten. Bijgevolg moeten de lidstaten kunnen bepalen dat distributeurs van signalen ook gebruik kunnen maken van een mechanisme van verplicht collectief beheer van rechten voor hun uitzendingen, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als exploitanten van doorgiftediensten voor onder Richtlijn 93/83/EEG en deze richtlijn vallende doorgifte. In het geval dat distributeurs van signalen louter "technische middelen" verstrekken aan omroeporganisaties, in de zin van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, om te waarborgen dat de uitzending wordt ontvangen of de ontvangst ervan te verbeteren, mogen de distributeurs van signalen niet worden geacht deel te nemen aan een handeling van mededeling aan het publiek.

(21)

Wanneer omroeporganisaties hun programmadragende signalen rechtstreeks aan het publiek uitzenden, en daarmee een eerste uitzending verrichten, en tegelijkertijd die signalen doorgeven aan andere organisaties via het technische proces van directe injectie, bijvoorbeeld om de kwaliteit van de signalen voor doorgiftedoeleinden te waarborgen, vormt de doorgifte door deze andere organisaties een afzonderlijke handeling van mededeling aan het publiek die zich onderscheidt van die door de omroeporganisatie. In die situaties moeten de voorschriften inzake doorgifte in deze richtlijn en in Richtlijn 93/83/EEG, zoals gewijzigd bij deze richtlijn, van toepassing zijn.

(22)

Om te zorgen voor een efficiënt collectief beheer van rechten en correcte verdeling van de inkomsten die in het kader van het bij deze richtlijn ingestelde verplichte collectieve beheersmechanisme worden geïnd, is het van belang dat organisaties voor collectief beheer een goede administratie bijhouden van het lidmaatschap, de licenties en het gebruik van werken en ander beschermd materiaal, in overeenstemming met de transparantieverplichtingen als bedoeld in Richtlijn 2014/26/EU.

(23)

Om te voorkomen dat de toepassing van het oorsprongslandbeginsel wordt omzeild door de looptijd te verlengen van de bestaande overeenkomsten betreffende de uitoefening van de auteursrechten en naburige rechten die van belang zijn voor de verstrekking van een ondersteunende onlinedienst alsmede voor de toegang tot of het gebruik van die dienst, dient het oorsprongslandbeginsel ook op bestaande overeenkomsten te worden toegepast, maar dan met een overgangsperiode. Tijdens die overgangsperiode mag het beginsel niet van toepassing zijn op die bestaande overeenkomsten, hetgeen, indien nodig, de tijd geeft om die overeenkomsten overeenkomstig deze richtlijn aan te passen. Er moet ook worden voorzien in een overgangsperiode om omroeporganisaties, distributeurs van signalen en rechthebbenden in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe voorschriften inzake de exploitatie van werken en ander beschermd materiaal via directe injectie, zoals vastgelegd in de bepalingen van deze richtlijn betreffende de uitzending van programma's via directe injectie.

(24)

Nadat de richtlijn gedurende een bepaalde termijn van kracht is geweest, moet zij, met inbegrip van de bepalingen inzake directe injectie, in overeenstemming met de beginselen van betere regelgeving aan een evaluatie worden onderworpen om onder meer te beoordelen wat de voordelen ervan zijn voor de consumenten in de Unie, wat de impact ervan is op de creatieve sectoren in de Unie en op het investeringsniveau in nieuwe inhoud en dus ook welke voordelen zijn gerealiseerd op het gebied van een grotere culturele diversiteit in de Unie.

(25)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Aangezien deze richtlijn kan leiden tot een inmenging in de uitoefening van de rechten van rechthebbenden, voor zover verplicht collectief beheer plaatsvindt voor de uitoefening van het recht van mededeling aan het publiek met betrekking tot doorgiftediensten, dient de toepassing van verplicht collectief beheer op gerichte wijze te worden voorgeschreven voor en beperkt te worden tot specifieke diensten.

(26)

Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het bevorderen van de grensoverschrijdende verstrekking van ondersteunende onlinediensten voor bepaalde soorten programma's en het vergemakkelijken van de doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. Wat de grensoverschrijdende verlening van ondersteunende onlinediensten betreft, verplicht deze richtlijn omroeporganisaties er niet toe dergelijke diensten over de grenzen heen aan te bieden. Evenmin verplicht deze richtlijn exploitanten van doorgiftediensten in hun diensten televisie- of radioprogramma's uit andere lidstaten op te nemen. Deze richtlijn betreft alleen de uitoefening van bepaalde doorgifterechten voor zover dit nodig is om het verlenen van licenties van auteursrechten en naburige rechten voor dergelijke diensten te vereenvoudigen en met betrekking tot televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten.

(27)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

In deze richtlijn worden regels vastgesteld die tot doel hebben de grensoverschrijdende toegang tot meer televisie- en radioprogramma's te vergroten, door de vereffening te vergemakkelijken van de rechten voor het verlenen van onlinediensten ter ondersteuning van de uitzendingen van bepaalde soorten televisie- en radioprogramma's en voor de doorgifte van televisie- en radioprogramma's. In de richtlijn worden ook regels vastgesteld voor de uitzending van televisie- en radioprogramma's via het proces van directe injectie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   "ondersteunende onlinedienst": een onlinedienst bestaande in het aanbieden aan het publiek, door of onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie, van televisie- of radioprogramma's gelijktijdig met of voor een bepaalde periode na de uitzending ervan door de omroeporganisatie, alsmede van materiaal dat een ondersteuning vormt voor die uitzending;

2.   "doorgifte": de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, anders dan de doorgifte via de kabel als bepaald in Richtlijn 93/83/EEG, die bedoeld is voor ontvangst door het publiek van een eerste uitzending uit een andere lidstaat, van televisie- of radioprogramma's die voor ontvangst door het publiek zijn bedoeld, wanneer deze eerste uitzending wordt verricht per draad of via de ether, met inbegrip van satellietuitzending, maar niet via online-uitzending, mits:

a)

de doorgifte wordt verricht door een andere partij dan de omroeporganisatie die de eerste uitzending heeft gedaan of onder controle of verantwoordelijkheid waarvan die eerste uitzending plaatsvond, ongeacht de wijze waarop de partij die de doorgifte verricht de programmadragende signalen van de omroeporganisatie met het oog op doorgifte verkrijgt; en

b)

indien de doorgifte via een internettoegangsdienst als gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 2, van Verordening (EU) 2015/2120 geschiedt, zij in een beheerde omgeving wordt verricht;

3.   "beheerde omgeving": een omgeving waarin een exploitant van een doorgiftedienst een beveiligde doorgifte verricht aan bevoegde gebruikers;

4.   "directe injectie": een technisch proces waarin een omroeporganisatie haar programmadragende signalen overbrengt aan een organisatie die geen omroeporganisaties is, op zodanige wijze dat de programmadragende signalen tijdens die overbrenging niet toegankelijk zijn voor het publiek.

HOOFDSTUK II

Ondersteunende onlinediensten van omroeporganisaties

Artikel 3

Toepassing van het oorsprongslandbeginsel op ondersteunende onlinediensten

1.   De handelingen van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal, per draad of draadloos, en van beschikbaarstelling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal, op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, die plaatsvinden bij het verstrekken aan het publiek van:

a)

radioprogramma's; en

b)

televisieprogramma's die:

i)

nieuws- en actualiteitenprogramma's betreffen; of

ii)

volledig door de omroeporganisatie zijn gefinancierd

in een ondersteunende onlinedienst door of onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie, en de handelingen tot reproductie van dergelijke werken of dergelijk ander beschermd materiaal die noodzakelijk zijn voor de verlening van, de toegang tot of het gebruik van een dergelijke onlinedienst voor dezelfde programma's, worden voor de uitoefening van de auteursrechten en naburige rechten die relevant zijn voor deze handelingen, geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de omroeporganisatie haar hoofdvestiging heeft.

Punt b) van de eerste alinea is niet van toepassing op de uitzendingen van sportevenementen en werken en ander beschermd materiaal die daarin opgenomen zijn.

2.   De lidstaten dragen er zorg voor dat bij de vaststelling van het bedrag van de betalingen voor de rechten waarvoor het in lid 1 bepaalde oorsprongslandbeginsel geldt, de partijen rekening houden met alle aspecten van de ondersteunende onlinedienst, zoals kenmerken van die dienst, waaronder de duur van de onlinebeschikbaarheid van de in die dienst aangeboden programma's, het luisteraars- of kijkerspubliek en de aangeboden taalversies.

De eerste alinea staat er niet aan in de weg dat het bedrag van de betalingen wordt berekend op basis van de inkomsten van de omroeporganisatie.

3.   Het in lid 1 bepaalde oorsprongslandbeginsel doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van rechthebbenden en omroeporganisaties om, in overeenstemming met het Unierecht, de exploitatie van dergelijke rechten, met inbegrip van die uit hoofde van Richtlijn 2001/29/EG, te beperken.

HOOFDSTUK III

Doorgifte van televisie- en radioprogramma's

Artikel 4

Uitoefening van de rechten bij doorgifte door andere rechthebbenden dan omroeporganisaties

1.   Handelingen van doorgifte van programma's zijn onderworpen aan de toestemming van de houders van het exclusieve recht op mededeling aan het publiek.

De lidstaten dragen er zorg voor dat rechthebbenden hun rechten om al dan niet toestemming voor een doorgifte te verlenen alleen kunnen uitoefenen via een organisatie voor collectief beheer.

2.   Indien een rechthebbende het beheer van het in lid 1, tweede alinea, bedoelde recht niet aan een organisatie voor collectief beheer heeft overgedragen, wordt de organisatie voor collectief beheer die rechten van dezelfde categorie beheert voor het grondgebied van de lidstaat waarvoor de exploitant van een doorgiftedienst rechten voor een doorgifte wenst te vereffenen, geacht gerechtigd te zijn om namens deze rechthebbende de doorgifte toe te staan of te weigeren.

Indien echter meer dan één organisatie voor collectief beheer de rechten van die categorie beheert voor het grondgebied van die lidstaat, besluit de lidstaat voor het grondgebied waarvan de exploitant van een doorgiftedienst rechten voor een doorgifte wenst te vereffenen, welke organisatie(s) voor collectief beheer gerechtigd is of zijn om een doorgifte toe te staan of te weigeren.

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat een rechthebbende dezelfde rechten en plichten heeft uit een overeenkomst tussen een exploitant van een doorgiftedienst en de organisatie(s) voor collectief beheer die overeenkomstig lid 2 handelen, als de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze organisatie(s) voor collectief beheer hebben overgedragen. De lidstaten zorgen er tevens voor dat die rechthebbende deze rechten kan doen gelden binnen een termijn die door de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en die niet korter mag zijn dan drie jaar vanaf de datum van de doorgifte die hun werk of een ander beschermd materiaal omvat.

Artikel 5

Uitoefening door omroeporganisaties van de rechten op doorgifte

1.   De lidstaten dragen er zorg voor dat artikel 4 niet van toepassing is op de rechten bij doorgifte die door een omroeporganisatie worden uitgeoefend met betrekking tot haar eigen uitzendingen, ongeacht of het om haar eigen rechten gaat dan wel of deze haar door andere rechthebbenden zijn overgedragen.

2.   De lidstaten schrijven voor dat wanneer omroeporganisaties en exploitanten van de doorgiftediensten in het kader van deze richtlijn onderhandelingen over toestemming voor doorgifte aangaan, deze onderhandelingen te goeder trouw worden gevoerd.

Artikel 6

Bemiddeling

De lidstaten zorgen ervoor dat op de bijstand van een of meer bemiddelaars als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn 93/83/EEG een beroep kan worden gedaan wanneer er geen overeenkomst is gesloten tussen de organisatie voor collectief beheer en de exploitant van een doorgiftedienst of tussen de exploitant van een doorgiftedienst en de omroeporganisatie, betreffende de toestemming voor doorgifte van uitzendingen.

Artikel 7

Doorgifte van een uit dezelfde lidstaat afkomstige eerste uitzending

De lidstaten kunnen voorschrijven dat de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van Richtlijn 93/83/EEG van toepassing zijn op situaties waarin zowel de eerste uitzending als de doorgifte op hun grondgebied plaatsvinden.

HOOFDSTUK IV

Uitzending van programma's via directe injectie

Artikel 8

Uitzending van programma's via directe injectie

1.   Indien een omroeporganisatie haar programmadragende signalen via directe injectie aan een distributeur van signalen overbrengt, zonder dat zijzelf deze programmadragende signalen gelijktijdig en direct uitzendt naar het publiek, en de distributeur van signalen deze programmadragende signalen aan het publiek uitzendt, worden de omroeporganisatie en de distributeur van signalen geacht samen één enkele handeling van mededeling aan het publiek te verrichten, waarvoor zij toestemming van de rechthebbenden verkrijgen. De lidstaten kunnen voorzien in modaliteiten voor het verkrijgen van toestemming van rechthebbenden.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat de artikelen 4, 5 en 6 van deze richtlijn van overeenkomstige toepassing zijn op de uitoefening door rechthebbenden van het recht om aan distributeurs van signalen al dan niet toestemming te verlenen voor de in lid 1 bedoelde uitzending door middel van een van de technische middelen als bedoeld in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 93/83/EEG of artikel 2, punt 2, van deze richtlijn.

HOOFDSTUK V

Slotbepalingen

Artikel 9

Wijziging van Richtlijn 93/83/EEG

In artikel 1 van Richtlijn 93/83/EEG wordt lid 3 vervangen door:

"3.   Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder "doorgifte via de kabel": de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem aan het publiek, van een eerste uitzending uit een andere lidstaat, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van radio- of televisieprogramma's die voor ontvangst door het publiek bestemd zijn, ongeacht de wijze waarop de exploitant van een doorgiftedienst via de kabel de programmadragende signalen van de omroeporganisatie met het oog op doorgifte verkrijgt.".

Artikel 10

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 7 juni 2025 verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen. Het verslag wordt gepubliceerd en op de website van de Commissie bekendgemaakt.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie tijdig de relevante en nodige gegevens voor het opstellen van het in lid 1 bedoelde verslag.

Artikel 11

Overgangsbepaling

Op overeenkomsten over de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten voor handelingen van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal, per draad of draadloos, en de beschikbaarstelling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal, al dan niet draadloos, op zodanige wijze dat werken en ander materiaal voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk kunnen zijn, die plaatsvinden bij het verstrekken van een ondersteunende onlinedienst en handelingen van reproductie die noodzakelijk zijn voor de verlening van, de toegang tot of het gebruik van een dergelijke ondersteunende onlinedienst, die van kracht zijn op 7 juni 2021, is artikel 3 van toepassing met ingang van 7 juni 2023 indien deze overeenkomsten na die datum verstrijken.

Op toestemming die verkregen is voor handelingen van mededeling aan het publiek en welke binnen het toepassingsgebied van artikel 8 valt en die van kracht is op 7 juni 2021 is artikel 8 van toepassing met ingang van 7 juni 2025 indien deze toestemming na die datum verstrijkt.

Artikel 12

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 7 juni 2021 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 14

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 27.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 28 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 april 2019.

(3)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(4)  Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28).

(5)  Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15).

(6)  Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (PB L 310 van 26.11.2015, blz. 1).

(7)  Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor het online gebruik ervan op de interne markt (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 72).

(8)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.


17.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 130/92


RICHTLIJN (EU) 2019/790 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en de artikelen 62 en 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) voorziet in de totstandbrenging van een interne markt en de invoering van een systeem waardoor wordt verzekerd dat de mededinging binnen de interne markt niet wordt vervalst. Verdere harmonisatie van de wetgeving van de lidstaten inzake auteursrechten en naburige rechten moet bijdragen tot het bereiken van deze doelstellingen.

(2)

De richtlijnen die op het gebied van auteursrechten en naburige rechten zijn vastgesteld, dragen bij tot de werking van de interne markt, voorzien in een hoge mate van bescherming voor rechthebbenden, vergemakkelijken de vereffening van rechten en creëren een kader waarbinnen de exploitatie van werken en andere beschermde materialen kan plaatsvinden. Dat geharmoniseerde rechtskader draagt bij tot de goede werking van de interne markt en stimuleert innovatie, creativiteit, investeringen en aanmaak van nieuwe content, ook in de digitale omgeving, om de fragmentering van de interne markt te voorkomen. De bescherming die dat rechtskader biedt, draagt ook bij tot de doelstelling van de Unie om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen en brengt tegelijkertijd het gemeenschappelijke culturele erfgoed van Europa voor het voetlicht. Artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie schrijft voor dat de Unie bij haar optreden rekening houdt met de culturele aspecten.

(3)

Door snelle technologische ontwikkelingen blijven zich veranderingen doorzetten in de manier waarop werken en andere materialen gecreëerd, geproduceerd, verspreid en geëxploiteerd worden. Er dienen zich voortdurend nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe actoren aan. De desbetreffende wetgeving moet toekomstbestendig zijn om de technologische ontwikkeling niet te belemmeren. De doelstellingen en de beginselen van het door de Unie vastgestelde kader voor auteursrechten blijven robuust. Toch blijft er zowel voor rechthebbenden als voor gebruikers rechtsonzekerheid bestaan met betrekking tot bepaalde vormen van gebruik, waaronder grensoverschrijdend gebruik, van werken en andere materialen in de digitale omgeving. Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 9 december 2015, getiteld "Naar een modern, meer Europees kader voor auteursrechten", moeten op sommige gebieden aanpassingen en aanvullingen worden aangebracht in het bestaande kader voor auteursrechten van de Unie, en tegelijk moet een hoge mate van bescherming van het auteursrecht en naburige rechten worden behouden. Deze richtlijn voorziet in regels voor de aanpassing van bepaalde uitzonderingen en beperkingen op auteursrechten en naburige rechten aan de digitale en grensoverschrijdende omgeving, alsook in maatregelen om bepaalde licentiepraktijken te bevorderen, met name, maar niet uitsluitend, wat betreft de verspreiding van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en de onlinebeschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms om een ruimere toegang tot content te garanderen. Deze richtlijn bevat ook regels om het gebruik van content in het publieke domein te faciliteren. Met het oog op een goede en eerlijke werking van de markt voor auteursrechten moeten er ook voorschriften komen over rechten in publicaties, over het gebruik van werken of andere materialen door aanbieders van onlinediensten die door gebruikers geüploade content opslaan en toegang daartoe verlenen, over transparantie in contracten van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en over de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en moet er een mechanisme komen voor de herroeping van de rechten die auteurs en uitvoerende kunstenaars op basis van exclusiviteit hebben overgedragen.

(4)

Deze richtlijn is gebaseerd op en vormt een aanvulling op de regels van de thans van kracht zijnde richtlijnen op dit gebied, met name de Richtlijnen 96/9/EG (4), 2000/31/EG (5), 2001/29/EG (6), 2006/115/EG (7), 2009/24/EG (8), 2012/28/EU (9) en 2014/26/EU (10) van het Europees Parlement en de Raad.

(5)

Op het gebied van onderzoek, innovatie, opleiding en behoud van cultureel erfgoed maken digitale technologieën nieuwe soorten gebruik mogelijk die niet duidelijk onder de bestaande Unieregels inzake uitzonderingen en beperkingen vallen. De facultatieve aard van uitzonderingen en beperkingen waarin de Richtlijnen 96/9/EG, 2001/29/EG en 2009/24/EG op die gebieden voorzien, kan bovendien een negatief effect hebben op de werking van de interne markt. Dit geldt in het bijzonder voor grensoverschrijdend gebruik, dat steeds belangrijker wordt in de digitale omgeving. Daarom moeten de bestaande uitzonderingen en beperkingen in het recht van de Unie die van belang zijn voor wetenschappelijk onderzoek, innovatie, onderwijs en behoud van het cultureel erfgoed, aan een nieuwe beoordeling worden onderworpen in het licht van deze nieuwe vormen van gebruik. Er moeten verplichte uitzonderingen of beperkingen worden ingevoerd voor het gebruik van tekst- en dataminingtechnologieën, illustratie bij onderwijs in de digitale omgeving en voor het behoud van cultureel erfgoed. De in het Unierecht bestaande uitzonderingen en beperkingen moeten blijven gelden, ook voor tekst- en datamining, onderwijs en bewaringsactiviteiten, zolang deze het toepassingsgebied van de in deze richtlijn vastgelegde verplichte uitzonderingen of beperkingen, die door de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd in hun nationale recht, niet beperken. De Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG moeten derhalve worden aangepast.

(6)

De bij deze richtlijn ingestelde uitzonderingen en beperkingen beogen een billijk evenwicht te bewerkstelligen tussen de rechten en belangen van auteurs en andere rechthebbenden enerzijds, en die van gebruikers anderzijds. Zij kunnen alleen worden toegepast in bepaalde bijzondere gevallen die geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van de werken of andere materialen en die de rechtmatige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk schaden.

(7)

De bij Richtlijn 2001/29/EG ingestelde bescherming van technische voorzieningen blijft van essentieel belang om de bescherming en de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van auteurs en andere rechthebbenden krachtens het Unierecht te waarborgen. Die bescherming moet worden gehandhaafd terwijl er wordt verzekerd dat het gebruik van technische voorzieningen het genot van de bij deze richtlijn bepaalde uitzonderingen en beperkingen niet verhindert. De rechthebbenden moeten de gelegenheid krijgen daarvoor te zorgen met vrijwillige maatregelen. Zij moeten vrij blijven in de keuze van de passende middelen die zij de begunstigden van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen en beperkingen verschaffen om van deze uitzonderingen en beperkingen gebruik te kunnen maken. Bij gebrek aan vrijwillig genomen maatregelen moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2001/29/EG passende maatregelen nemen, onder meer wanneer werken en andere materialen voor het publiek beschikbaar worden gesteld door middel van on-demanddiensten.

(8)

Nieuwe technologieën maken geautomatiseerde computeranalyse van informatie in digitale vorm, zoals tekst, geluid, beeld of gegevens, die algemeen bekend is als tekst- en datamining, mogelijk. Dankzij tekst- en datamining kunnen grote hoeveelheden informatie worden verwerkt om nieuwe kennis te verwerven en nieuwe tendensen te ontdekken. Technologieën voor tekst- en datamining spelen een grote rol in de digitale economie; evenwel wordt in brede kring erkend dat tekst- en datamining in het bijzonder gunstig kan zijn voor de onderzoeksgemeenschap en op die wijze innovatie kan ondersteunen. Dergelijke technologieën zijn gunstig voor universiteiten en andere onderzoeksorganisaties, alsook voor instellingen voor cultureel erfgoed, aangezien zij in het kader van hun voornaamste werkzaamheden ook onderzoek zouden kunnen uitvoeren. Deze organisaties en instellingen worden in de Unie echter geconfronteerd met rechtsonzekerheid over de mate waarin zij tekst- en datamining van content kunnen verrichten. In bepaalde gevallen kan tekst- en datamining handelingen inhouden die onder het auteursrecht, onder sui-generis-databankenrecht of onder beide vallen, met name wanneer sprake is van reproductie van werken of andere materialen, opvraging van content uit een databank, of beide, hetgeen bijvoorbeeld gebeurt wanneer de gegevens worden genormaliseerd tijdens het proces van tekst- en datamining. Indien er geen uitzondering of beperking van toepassing is, is toestemming van de rechthebbenden vereist om dergelijke handelingen te verrichten.

(9)

Tekst- en datamining kan ook worden verricht met betrekking tot zuivere feiten of gegevens die niet auteursrechtelijk zijn beschermd en in dergelijke gevallen is op grond van het auteursrecht geen toestemming vereist. Ook kan het gebeuren dat bij tekst- en datamining geen reproductiehandelingen worden verricht of dat de gemaakte reproducties vallen onder de verplichte uitzondering voor tijdelijke reproductiehandelingen zoals bepaald in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/29/EG, die van toepassing moet blijven voor tekst- en dataminingtechnieken waarbij geen kopieën worden gemaakt die verder gaan dan het toepassingsgebied van die uitzondering.

(10)

Het Unierecht voorziet in een aantal uitzonderingen en beperkingen voor vormen van gebruik in wetenschappelijk onderzoek die van toepassing kunnen zijn op handelingen van tekst- en datamining. Die uitzonderingen en beperkingen zijn echter facultatief en niet volledig afgestemd op het gebruik van technologieën in het kader van wetenschappelijk onderzoek. Bovendien is het mogelijk dat, als onderzoekers rechtmatige toegang hebben tot content, bijvoorbeeld door middel van een abonnement op een publicatie of een licentie voor open access, de voorwaarden daarvan tekst- en datamining uitsluiten. Aangezien onderzoek steeds meer wordt verricht met assistentie van digitale technologie, bestaat het gevaar dat de Unie als onderzoekruimte in haar concurrentiepositie wordt aangetast tenzij maatregelen worden genomen om de rechtsonzekerheid met betrekking tot tekst- en datamining aan te pakken.

(11)

De rechtsonzekerheid met betrekking tot tekst- en datamining moet worden aangepakt door te voorzien in een verplichte uitzondering voor universiteiten en andere onderzoeksorganisaties en voor instellingen voor cultureel erfgoed op het exclusieve reproductierecht en op het recht om opvraging uit een databank te verhinderen. In lijn met het bestaande onderzoeksbeleid van de Unie, dat universiteiten en onderzoeksinstellingen stimuleert om met de private sector samen te werken, moeten ook onderzoeksorganisaties kunnen gebruikmaken van een dergelijke uitzondering als hun onderzoeksactiviteiten in het kader van publiek-private partnerschappen worden verricht. Hoewel onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed de begunstigden moeten blijven van die uitzondering, moeten zij bij het uitvoeren van tekst- en datamining kunnen steunen op hun private partners, onder meer door gebruik te maken van hun technologische hulpmiddelen.

(12)

Onderzoeksinstellingen in de gehele Unie bestaan uit een breed scala van entiteiten die in de eerste plaats tot doel hebben wetenschappelijk onderzoek te verrichten of samen met het onderzoek onderwijsdiensten aan te bieden. De term "wetenschappelijk onderzoek" in de zin van deze richtlijn moet aldus worden opgevat dat hij zowel betrekking heeft op de natuurwetenschappen als op de menswetenschappen. Vanwege de diversiteit van dergelijke entiteiten is het belangrijk het eens te worden over de definitie van onderzoeksorganisaties. Hieronder moeten bijvoorbeeld naast universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs en hun bibliotheken, ook andere instellingen die onderzoek verrichten, zoals onderzoeksinstituten en ziekenhuizen, vallen. Ondanks de verschillen in rechtsvormen en structuren is het gemeenschappelijke kenmerk van de onderzoeksorganisaties in de lidstaten over het algemeen dat zij handelen zonder winstoogmerk of in het kader van een door de staat erkende taak van openbaar belang. Een dergelijke taak van openbaar belang kan bijvoorbeeld blijken uit de publieke financiering of uit de regelingen die daarvoor getroffen zijn in nationale wetgeving of overheidsopdrachten. Organisaties waarop commerciële ondernemingen een beslissende invloed uitoefenen die hen in staat stelt controle uit te oefenen vanwege structurele situaties zoals hun hoedanigheid van aandeelhouder of vennoot, hetgeen aanleiding kan geven tot bevoorrechte toegang tot de resultaten van het onderzoek, mogen daarentegen niet worden beschouwd als onderzoeksorganisaties voor de toepassing van deze richtlijn.

(13)

Onder de term instellingen voor cultureel erfgoed moet worden verstaan voor het publiek toegankelijke bibliotheken en musea, ongeacht het soort werken of andere materialen waarover zij beschikken in hun vaste collecties, alsook archieven en instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed. Onder die term moeten ook onder meer nationale bibliotheken en nationale archieven worden verstaan, alsook de archieven en voor het publiek toegankelijke bibliotheken van onderwijsinstellingen, onderzoeksorganisaties en openbare-omroeporganisaties.

(14)

De uitzondering voor tekst- en datamining moet van toepassing zijn op content waartoe onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed, met inbegrip van de hieraan verbonden personen, rechtmatige toegang hebben. Onder rechtmatige toegang moet worden verstaan toegang tot content op basis van open-accessbeleid of via contractuele regelingen tussen rechthebbenden en onderzoeksorganisaties of instellingen voor cultureel erfgoed, zoals abonnementen, of op andere legale wijze. Als bijvoorbeeld een onderzoeksorganisatie of een instelling voor cultureel erfgoed een abonnement heeft, worden de aan die onderzoeksorganisatie of instelling verbonden personen die mogen gebruikmaken van dat abonnement geacht rechtmatige toegang te hebben. Onder rechtmatige toegang moet ook worden verstaan toegang tot content die vrijelijk online beschikbaar wordt gesteld.

(15)

Het is mogelijk dat onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed in bepaalde gevallen de kopieën die zijn gemaakt in het kader van de uitzondering ten behoeve van het verrichten van tekst- en datamining moeten bewaren, bijvoorbeeld voor de controle van wetenschappelijke onderzoeksresultaten op een later moment. In dergelijke gevallen moeten de kopieën op een beveiligde locatie worden bewaard. Het moet de lidstaten vrijstaan om op nationaal niveau en na overleg met de betrokken belanghebbenden te besluiten verdere specifieke regelingen vast te stellen voor het bewaren van de kopieën, met inbegrip van de mogelijkheid om voor dit doel betrouwbare instanties aan te wijzen. Om de toepassing van de uitzondering niet nodeloos te beperken, moeten dergelijke regelingen evenredig zijn en mogen zij niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om de kopieën op een veilige manier te bewaren en niet-toegestaan gebruik te voorkomen. Voor ander gebruik ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dan tekst- en datamining, zoals wetenschappelijke collegiale toetsing en gezamenlijk wettenschappelijk onderzoek, moeten, indien van toepassing, de beperkingen of restricties als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG van kracht blijven.

(16)

Aangezien het aantal verzoeken om toegang tot en de hoeveelheid downloads van hun werken of andere materialen zeer hoog kan zijn, moeten rechthebbenden de mogelijkheid krijgen om maatregelen te nemen wanneer het risico bestaat op aantasting van de veiligheid en integriteit van hun systemen of databanken. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld dienen om te verzekeren dat enkel personen die beschikken over rechtmatige toegang tot hun data er toegang toe hebben, onder meer door validatie van het IP-adres of authenticatie van de gebruiker. Die maatregelen moeten evenredig zijn aan de betrokken risico's en mogen niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om de doelstelling, namelijk de veiligheid en de integriteit van het systeem, te verwezenlijken en mogen de daadwerkelijke toepassing van de uitzondering niet in de weg staan.

(17)

Gezien de aard en het toepassingsgebied van de uitzondering, die enkel geldt voor entiteiten die wetenschappelijk onderzoek verrichten, zou het door deze uitzondering veroorzaakte mogelijke nadeel voor rechthebbenden minimaal zijn. Daarom hoeven de lidstaten niet te voorzien in een compensatie voor rechthebbenden in de gevallen waarin de bij deze richtlijn ingestelde uitzonderingen voor tekst- en datamining worden toegepast.

(18)

Naast hun belang voor wetenschappelijk onderzoek, worden tekst- en dataminingtechnieken door zowel private als publieke entiteiten veelvuldig gebruikt om grote hoeveelheden gegevens te analyseren op verschillende gebieden van het leven en voor verschillende doeleinden, waaronder voor overheidsdiensten, complexe zakelijke beslissingen en de ontwikkeling van nieuwe toepassingen of technologieën. Rechthebbenden moeten licenties kunnen blijven verlenen voor het gebruik van hun werken of andere materialen die buiten de werkingssfeer vallen van de in deze richtlijn bepaalde verplichte uitzondering voor tekst- en datamining voor wetenschappelijk onderzoek en buiten de werkingssfeer van de in Richtlijn 2001/29/EG vastgestelde bestaande uitzonderingen en beperkingen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het feit dat gebruikers van tekst- en datamining rechtsonzekerheid zouden kunnen ervaren wat de vraag betreft of reproducties en opvragingen met het oog op tekst- en datamining kunnen worden gemaakt of verricht ten aanzien van werken of andere materialen waar men rechtmatig toegang toe heeft, met name wanneer de reproducties of opvragingen die deel uitmaken van het technische proces van tekst- en datamining niet voldoen aan alle voorwaarden van de bestaande uitzondering voor tijdelijke reproductiehandelingen als vastgesteld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/29/EG. Om in deze situaties meer rechtszekerheid te bieden en ook in de private sector innovatie aan te moedigen, moet deze richtlijn voorzien in een uitzondering of beperking onder bepaalde voorwaarden voor reproducties en opvragingen van werken of andere materialen ten behoeve van tekst- en datamining, en in de mogelijkheid om de gemaakte kopieën zo lang te bewaren als nodig is ten behoeve van die tekst- en datamining.

Deze uitzondering of beperking moet alleen gelden wanneer de begunstigde rechtmatig toegang heeft verkregen tot het werk of ander materiaal, onder meer wanneer het voor het publiek online beschikbaar is gesteld, en voor zover de rechthebbenden de rechten om reproducties te maken en opvragingen te verrichten ten behoeve van tekst- en datamining niet op passende wijze hebben voorbehouden. Bij content die online voor het publiek beschikbaar is gesteld, moet het voorbehouden van die rechten enkel als passend worden beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt, waaronder metagegevens en de voorwaarden van een website of een dienst. Het voorbehouden van rechten ten behoeve van tekst- en datamining mag geen betrekking hebben op andere vormen van gebruik. In andere gevallen kan het passend zijn om rechten voor te behouden met behulp van andere middelen, zoals contractuele overeenkomsten of een eenzijdige verklaring. Rechthebbenden moeten maatregelen kunnen nemen om te waarborgen dat indien zij de rechten hebben voorbehouden, dit ook wordt nageleefd. Deze uitzondering of beperking mag geen afbreuk doen aan de verplichte uitzondering voor tekst- en datamining voor wetenschappelijk onderzoek als vastgesteld in deze richtlijn, noch aan de bestaande uitzondering voor tijdelijke reproductiehandelingen als vastgesteld in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2001/29/EG.

(19)

Artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG staat de lidstaten toe om uitzonderingen te maken of beperkingen te stellen op de rechten inzake reproductie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling van werken of andere materialen voor het publiek op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, wanneer deze rechten uitsluitend dienen voor illustratie bij het onderwijs. Voorts staan artikel 6, lid 2, onder b), en artikel 9, onder b), van Richtlijn 96/9/EG het gebruik van een databank en de opvraging van een substantieel deel van de inhoud daarvan toe ter illustratie bij het onderwijs. Wat het toepassingsgebied van die uitzonderingen of beperkingen betreft, is het onduidelijk of zij ook gelden voor digitale vormen van gebruik. Bovendien is het onduidelijk of die uitzonderingen of beperkingen zouden gelden wanneer het onderwijs online en op afstand wordt gegeven. Voorts voorziet het bestaande rechtskader niet in een grensoverschrijdend effect. Deze situatie zou een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van digitaal ondersteund onderwijs en afstandsonderwijs. Derhalve is de invoering van een nieuwe verplichte uitzondering of beperking noodzakelijk om te zorgen voor volledige rechtszekerheid wanneer onderwijsinstellingen werken of andere materialen gebruiken in digitale onderwijsactiviteiten, ook online en over de grenzen heen.

(20)

Hoewel de ontwikkeling van afstandsonderwijs en grensoverschrijdende onderwijsprogramma's hoofdzakelijk op het niveau van hoger onderwijs plaatsvindt, worden digitale instrumenten en middelen in toenemende mate gebruikt op alle onderwijsniveaus, met name om de leerervaring te verbeteren en te verrijken. De uitzondering of beperking als bedoeld in deze richtlijn moet bijgevolg ten goede komen aan alle door een lidstaat erkende onderwijsinstellingen, met inbegrip van die welke lager, middelbaar, beroeps- en hoger onderwijs verschaffen. De uitzondering of beperking moet slechts gelden voor zover het gebruik gerechtvaardigd is door het niet-commerciële doel van de desbetreffende onderwijsactiviteit. De organisatiestructuur en de financiering van een onderwijsinstelling mogen niet van doorslaggevend belang zijn om te bepalen of de activiteit van niet-commerciële aard is.

(21)

De in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking met het oog op illustratie bij het onderwijs moet worden geacht ook te gelden voor digitaal gebruik van werken of andere materialen om de onderwijsactiviteiten, met inbegrip van de leeractiviteiten, te ondersteunen, te verrijken of aan te vullen. De krachtens die uitzondering of beperking toegestane distributie van software moet beperkt blijven tot de digitale overdracht van software. In de meeste gevallen wordt met het begrip illustratie daarom het gebruik van slechts delen of uittreksels van werken bedoeld, dat niet in de plaats mag komen van de aankoop van materialen die in de eerste plaats bedoeld zijn voor de onderwijsmarkt. Bij de tenuitvoerlegging van de uitzondering of beperking moet het de lidstaten vrijstaan om voor de verschillende soorten werken of andere materialen op evenwichtige wijze te bepalen welk aandeel van een werk of ander materiaal in het kader van illustratie bij het onderwijs kan worden gebruikt. Krachtens de uitzondering of beperking toegestaan gebruik moet worden geacht ook de speciale toegankelijkheidsbehoeften te omvatten van personen met een beperking in de context van illustratie bij het onderwijs.

(22)

Het gebruik van werken of andere materialen krachtens de uitzondering of beperking, enkel met het oog op illustratie bij het onderwijs als bepaald in deze richtlijn, mag alleen plaatsvinden in het kader van onderwijs- en leeractiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen vallen, ook tijdens examens of onderwijsactiviteiten die buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden, bijvoorbeeld in een museum, bibliotheek of andere instelling voor cultureel erfgoed, en dient beperkt te blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor het doel van deze activiteiten. De uitzondering of beperking dient te gelden voor zowel het gebruik van werken of andere materialen in de klas of elders via digitale middelen, bijvoorbeeld digitale schoolborden of al dan niet met het internet verbonden digitale apparaten, als voor gebruik op afstand via een beveiligde elektronische omgeving, zoals in de context van onlinecursussen of toegang tot lesmateriaal ter aanvulling op een bepaalde cursus. Een veilige elektronische omgeving moet worden begrepen als een digitale onderwijs- en leeromgeving waartoe de toegang wordt beperkt tot het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling en de voor een studieprogramma ingeschreven leerlingen of studenten, met name door middel van passende authenticatieprocedures zoals authenticatie met behulp van een wachtwoord.

(23)

In een aantal lidstaten bestaan, op basis van de tenuitvoerlegging van de in Richtlijn 2001/29/EG bepaalde uitzondering of beperking of op basis van licentieovereenkomsten voor verder gebruik, verschillende regelingen om het educatief gebruik van werken en andere materialen te vergemakkelijken. Deze regelingen zijn doorgaans ontwikkeld rekening houdend met de behoeften van onderwijsinstellingen en verschillende onderwijsniveaus. Hoewel het van essentieel belang is het toepassingsgebied van de nieuwe verplichte uitzondering of beperking met betrekking tot digitale vormen van gebruik en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten te harmoniseren, kunnen de regelingen voor de tenuitvoerlegging verschillen naargelang van de lidstaat, voor zover zij geen belemmering vormen voor de effectieve toepassing van de uitzondering of beperking of voor grensoverschrijdende gebruik. De lidstaten moeten bijvoorbeeld de mogelijkheid behouden om te verlangen dat bij het gebruik van werken of andere materialen de morele rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars in acht worden genomen. Dit moet de lidstaten de mogelijkheid bieden om voort te bouwen op de bestaande regelingen op nationaal niveau. Met name kunnen de lidstaten besluiten de toepassing van de uitzondering of beperking geheel of gedeeltelijk afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van passende licenties, die voor ten minste dezelfde vormen van gebruik gelden als die welke volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer licenties enkel ten dele de vormen van gebruik bestrijken die volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan, de uitzondering of beperking blijft gelden voor alle andere vormen van gebruik.

Lidstaten kunnen dit mechanisme bijvoorbeeld gebruiken om voorrang te geven aan licenties voor materialen die in de eerste plaats bedoeld zijn voor de onderwijsmarkt of aan licenties voor bladmuziek. Om te voorkomen dat de aanpak waarbij de toepassing van de uitzondering afhankelijk wordt gesteld van de beschikbaarheid van licenties leidt tot rechtsonzekerheid of een administratieve last voor onderwijsinstellingen, moeten de lidstaten die voor deze aanpak kiezen, concrete maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat licentieregelingen voor digitale vormen van gebruik van werken of andere materialen die bedoeld zijn voor illustratie bij onderwijs, vlot beschikbaar zijn en dat onderwijsinstellingen op de hoogte zijn van het bestaan van dergelijke licentieregelingen. Dergelijke licentieregelingen moeten inspelen op de behoeften van onderwijsinstellingen. Ook kunnen er informatiehulpmiddelen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de bestaande licentieregelingen zichtbaar zijn. Deze regelingen kunnen bijvoorbeeld worden gebaseerd op collectieve licenties of verruimde collectieve licenties om te vermijden dat onderwijsinstellingen zelf met de afzonderlijke rechthebbenden moeten onderhandelen. Om rechtszekerheid te bieden, moeten de lidstaten verduidelijken onder welke voorwaarden onderwijsinstellingen beschermde werken of andere materialen op grond van die uitzondering mogen gebruiken, en wanneer zij wel met een licentieregeling dienen te werken.

(24)

Het moet de lidstaten vrijstaan om erin te voorzien dat rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen voor het digitale gebruik van hun werken of andere materialen krachtens de in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking voor illustratie bij het onderwijs. Bij de berekening van de omvang van een billijke compensatie, moet onder meer naar behoren rekening worden gehouden met de onderwijsdoelstellingen van de lidstaten en de schade voor de rechthebbenden. lidstaten die besluiten te voorzien in een billijke compensatie, moeten het gebruik bevorderen van systemen die onderwijsinstellingen geen administratieve last bezorgen.

(25)

Instellingen voor cultureel erfgoed houden zich bezig met het behoud van hun collecties voor toekomstige generaties. Voor het behoud van een werk of ander materiaal in de collectie van een instelling voor cultureel erfgoed, kan het nodig zijn om een reproductie te maken, waarvoor dan de toestemming van de betrokken rechthebbenden nodig is. Digitale technologieën bieden nieuwe mogelijkheden om het erfgoed te behouden dat in deze collecties vervat ligt, maar brengen ook nieuwe uitdagingen mee. Om in te spelen op deze nieuwe uitdagingen moet het bestaand rechtskader worden aangepast en moet worden voorzien in een verplichte uitzondering op het reproductierecht, zodat zulke handelingen met het oog op behoud door dergelijke instellingen mogelijk worden.

(26)

Het bestaan van een uiteenlopende aanpak in de lidstaten met betrekking tot reproductiehandelingen voor behoud door instellingen voor cultureel erfgoed, vormt een belemmering voor deze instellingen om binnen de interne markt over de grenzen heen samen te werken, middelen voor behoud te delen en grensoverschrijdende netwerken op te richten voor behoud, hetgeen leidt tot een inefficiënt gebruik van middelen. Dat kan negatieve gevolgen hebben voor het behoud van het cultureel erfgoed.

(27)

Het is derhalve noodzakelijk dat de lidstaten voorzien in een uitzondering zodat instellingen voor cultureel erfgoed in hun collecties werken en andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, met het oog op behoud kunnen reproduceren, bijvoorbeeld om rekening te houden met technologische veroudering of aantasting van de oorspronkelijke dragers of om werken en andere materialen te verzekeren. Op basis van een dergelijke uitzondering moet het mogelijk zijn kopieën te maken door middel van de geschikte instrumenten, middelen of technologieën voor behoud, in welke vorm of via welk medium dan ook, in het vereiste aantal en op elk moment in de levenscyclus van een werk of ander materiaal en voor zover dit noodzakelijk is met het oog op behoud. Voor door instellingen voor cultureel erfgoed verrichte reproductiehandelingen met andere doeleinden dan het behoud van werken en andere materialen in hun vaste collecties moet de toestemming van rechthebbenden verplicht blijven, tenzij deze handelingen zijn toegestaan op grond van andere in het Unierecht bepaalde uitzonderingen of beperkingen.

(28)

Instellingen voor cultureel erfgoed beschikken niet altijd over de technische middelen of ervaring om zelf de handelingen uit te voeren die nodig zijn voor het behoud van hun collecties, met name in de digitale omgeving, en zouden hiervoor andere culturele instellingen en andere derde partijen om ondersteuning kunnen vragen. In het kader van de in deze richtlijn vastgestelde uitzondering met het oog op behoud moeten instellingen voor cultureel erfgoed de mogelijkheid krijgen om ook derde partijen, ook als deze zijn gevestigd in andere lidstaten, in te schakelen om in hun plaats en onder hun verantwoordelijkheid de kopieën te maken.

(29)

Voor de toepassing van deze richtlijn worden werken en andere materialen geacht permanent deel uit te maken van de collectie van een instelling voor cultureel erfgoed wanneer kopieën van deze werken of andere materialen eigendom zijn of permanent in het bezit zijn van die instelling, bijvoorbeeld ten gevolge van een overdracht van eigendom of een licentieovereenkomst, een wettelijke depotplicht of regelingen inzake permanente uitleen.

(30)

Instellingen voor cultureel erfgoed moeten baat hebben bij een duidelijk kader voor de digitalisering en verspreiding, ook over de grenzen heen, van werken of andere materialen die voor de toepassing van deze richtlijn geacht worden niet of niet meer in de handel te zijn. Wegens de specifieke kenmerken van de collecties van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en het grote aantal werken en andere materialen waarvan sprake is bij massadigitaliseringsprojecten, kan het echter zeer moeilijk zijn de voorafgaande toestemming van de individuele rechthebbenden te verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan de ouderdom van de werken of andere materialen, hun geringe commerciële waarde of het feit dat zij nooit voor commerciële doeleinden bestemd waren of nooit commercieel zijn geëxploiteerd. Er moeten dan ook maatregelen worden genomen om bepaalde vormen van gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn en die zich permanent in collecties van instellingen voor cultureel erfgoed bevinden, te vergemakkelijken.

(31)

In alle lidstaten moeten wettelijke mechanismen aanwezig zijn die toestaan dat licenties voor bepaalde vormen van gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en die worden uitgegeven aan instellingen voor cultureel erfgoed door relevante en voldoende representatieve organisaties voor collectief beheer, ook van toepassing zijn op de rechten van rechthebbenden die hiertoe geen representatieve organisatie voor collectief beheer hebben gemachtigd. Het moet op grond van deze richtlijn mogelijk zijn dat dergelijke licenties gelden voor alle lidstaten.

(32)

De bij deze richtlijn in het leven geroepen bepalingen over collectieve licentieverlening voor werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, bieden wellicht geen oplossing voor alle gevallen waarin instellingen voor cultureel erfgoed problemen ondervinden bij het verkrijgen van de nodige toestemmingen van rechthebbenden voor het gebruik van dergelijke werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien er voor bepaalde soorten werken of andere materialen geen praktijk van collectief rechtenbeheer bestaat of indien de desbetreffende organisatie voor collectief beheer niet voldoende representatief is voor de categorie van rechthebbenden en rechten in kwestie. In dergelijke specifieke gevallen moet het voor instellingen voor cultureel erfgoed mogelijk zijn om werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn en zich permanent in hun collectie bevinden, online beschikbaar te stellen in alle lidstaten op grond van een geharmoniseerde uitzondering op of beperking van het auteursrecht en de naburige rechten. Het is belangrijk dat vormen van gebruik in het kader van een dergelijke uitzondering of beperking alleen plaatsvinden wanneer er aan bepaalde voorwaarden, met name met betrekking tot de beschikbaarheid van licentieregelingen, is voldaan. Een gebrek aan overeenstemming over de voorwaarden van de licentie mag niet worden beschouwd als een gebrek aan beschikbaarheid van op licenties gebaseerde oplossingen.

(33)

De lidstaten moeten binnen het in deze richtlijn vastgestelde kader flexibiliteit krijgen om het specifieke soort licentiemechanisme te kiezen, zoals verruimde collectieve licentieverlening of vermoedens van vertegenwoordiging, dat ze invoeren voor het gebruik door instellingen voor cultureel erfgoed van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, in overeenstemming met hun juridische tradities, praktijken of omstandigheden. De lidstaten moeten tevens flexibiliteit krijgen om vast te stellen aan welke vereisten organisaties voor collectief beheer moeten voldoen om te worden beschouwd als voldoende representatief, zolang die vaststelling gebaseerd is op een significant aantal rechthebbenden van het desbetreffende soort werken of andere materialen die een volmacht hebben gegeven op grond waarvan voor het desbetreffende gebruik licenties mogen worden verleend. Het moet de lidstaten vrijstaan om specifieke regels vast te stellen die gelden voor gevallen waarin meer dan één organisatie voor collectief beheer de desbetreffende werken of andere materialen vertegenwoordigt, en bijvoorbeeld gezamenlijke licenties of een overeenkomst tussen de organisaties in kwestie te verlangen.

(34)

Voor de toepassing van deze mechanismen voor licentieverlening is een strikt en goed functionerend systeem voor collectief beheer belangrijk. Richtlijn 2014/26/EU voorziet in een dergelijk systeem en dat systeem omvat met name regels inzake goed bestuur, transparantie en verslaglegging, alsook regelmatige, zorgvuldige en nauwkeurige verdeling en uitbetaling van de bedragen die aan individuele rechthebbenden verschuldigd zijn.

(35)

Voor alle rechthebbenden moeten er passende waarborgen beschikbaar zijn en zij moeten te allen tijde vóór of tijdens de duur van de licentie of vóór of tijdens de vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen, de mogelijkheid krijgen om de toepassing van het licentiemechanisme dat en de uitzondering of beperking die bij deze richtlijn zijn vastgesteld voor het gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, uit te sluiten met betrekking tot al hun werken of andere materialen, met betrekking tot alle licenties of alle vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen, met betrekking tot bepaalde werken of andere materialen, of met betrekking tot bepaalde licenties of vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen. De voorwaarden die aan deze licentiemechanismen verbonden worden, mogen de praktische relevantie daarvan voor instellingen voor cultureel erfgoed niet aantasten. Het is belangrijk dat indien een rechthebbende een of meer werken of andere materialen uitsluit van de toepassing van dergelijke mechanismen of een dergelijke uitzondering of beperking, alle lopende vormen van gebruik binnen een redelijke termijn worden beëindigd, en dat indien deze plaatsvinden in het kader van een collectieve licentie, de organisatie voor collectief beheer, zodra zij hierover geïnformeerd is, stopt met het uitgeven van licenties voor de desbetreffende vormen van gebruik. Een dergelijke uitsluiting door de rechthebbenden mag geen afbreuk doen aan hun vorderingen inzake vergoeding voor het daadwerkelijke gebruik van het werk of ander materiaal op grond van de licentie.

(36)

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de lidstaten om te bepalen bij wie de juridische verantwoordelijkheid moet liggen wat de kwestie betreft of de licenties van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en het gebruik ervan, voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden, alsook de juridische verantwoordelijkheid voor de naleving door de betrokken partijen van de voorwaarden van die licenties.

(37)

Gelet op de diversiteit van de werken en andere materialen in de collecties van instellingen voor cultureel erfgoed is het van belang dat de mechanismen voor licentieverlening en de in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking beschikbaar zijn en in de praktijk kunnen worden ingezet voor verschillende soorten werken en andere materialen, waaronder foto's, software, fonogrammen, audiovisuele werken en unieke kunstwerken, ook wanneer deze nooit in de handel verkrijgbaar zijn geweest. Tot werken die nooit in de handel zijn geweest kunnen posters, folders, loopgravenkranten of audiovisuele werken van amateurs worden gerekend, maar ook niet-gepubliceerde werken of andere materialen, onverminderd andere toepasselijke wettelijke restricties, zoals nationale regels inzake morele rechten. Indien een van de verschillende versies van een werk of ander materiaal, zoals latere edities van een literair werk en verschillende versies van een cinematografisch werk, of een van de verschillende uitgaven, zoals een digitale en een geprinte uitgave van hetzelfde werk, beschikbaar is, mag dat werk of ander materiaal niet worden beschouwd als niet of niet meer in de handel. De commerciële beschikbaarheid van bewerkingen daarentegen, waaronder anderstalige versies of audiovisuele bewerkingen van een literair werk, mag niet uitsluiten dat een werk of ander materiaal in een bepaalde taal niet of niet meer in de handel wordt geacht te zijn. Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van verschillende soorten werken en andere materialen wat de wijze van publicatie en distributie betreft, en om de bruikbaarheid van deze mechanismen te bevorderen, kan het zijn dat specifieke voorschriften en procedures moeten worden ingesteld voor de praktische toepassing van die mechanismen voor licentieverlening, zoals een voorgeschreven periode die moet zijn verstreken sinds het werk of ander materiaal voor het eerst in de handel verkrijgbaar was. Wanneer lidstaten dergelijke voorschriften en procedures instellen, is het passend dat zij rechthebbenden, instellingen voor cultureel erfgoed en organisaties voor collectief beheer hierover raadplegen.

(38)

Bij het bepalen van het al dan niet of al dan niet meer in de handel zijn van werken of andere materialen moet een redelijke inspanning worden vereist om te beoordelen of zij voor het publiek beschikbaar zijn via de gebruikelijke handelskanalen, waarbij rekening moet worden gehouden met de kenmerken van een specifiek werk of ander materiaal of van de specifieke reeks werken of andere materialen. Het moet de lidstaten vrijstaan om te bepalen wie verantwoordelijk is voor het verrichten van die redelijke inspanning. De redelijke inspanning mag geen herhaaldelijk optreden vereisen, maar er moet wel rekening worden gehouden met alle eenvoudig te verkrijgen bewijzen van de toekomstige beschikbaarheid van werken of andere materialen via de gebruikelijke handelskanalen. Een beoordeling per werk mag alleen worden verlangd indien dit redelijk wordt geacht gelet op de beschikbaarheid van relevante informatie, de waarschijnlijkheid van commerciële beschikbaarheid en de verwachte transactiekosten. De controle van de beschikbaarheid van een werk of ander materiaal moet normaal gesproken plaatsvinden in de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed is gevestigd, tenzij grensoverschrijdende controle redelijk wordt geacht, bijvoorbeeld in gevallen waarin er eenvoudig te verkrijgen informatie is dat een literair werk voor het eerst is uitgegeven in een bepaalde taalversie in een andere lidstaat. In veel gevallen kan de status van niet of niet meer in de handel zijnd werk of ander materiaal worden bepaald door middel van een evenredig mechanisme, zoals een steekproef. De beperkte beschikbaarheid van een werk of ander materiaal, zoals zijn beschikbaarheid in tweedehandswinkels, of de theoretische mogelijkheid om een licentie te verkrijgen voor een werk of ander materiaal, mag niet worden beschouwd als beschikbaarheid voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen.

(39)

Volgens de internationale geplogenheden mogen het mechanisme voor licentieverlening en de uitzondering of beperking voor digitalisering en verspreiding van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, als vastgesteld in deze richtlijn, niet gelden voor een reeks werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn wanneer er bewijs beschikbaar is dat erop wijst dat de reeks voornamelijk bestaat uit werken of andere materialen van derde landen, tenzij de betrokken organisatie voor collectief beheer voldoende representatief is voor dat derde land, bijvoorbeeld door middel van een representatieovereenkomst. Die beoordeling zou kunnen worden gebaseerd op het bewijs dat beschikbaar is na het leveren van een redelijke inspanning om te bepalen of de werken of andere materialen niet of niet meer in de handel zijn, zonder dat er naar verder bewijs hoeft te worden gezocht. Een beoordeling per werk van de oorsprong van de werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn mag alleen worden verlangd voor zover een beoordeling per werk ook nodig is voor het leveren van de redelijke inspanning om de commerciële beschikbaarheid ervan te bepalen.

(40)

De contracterende instellingen voor cultureel erfgoed en de organisaties voor collectief beheer moeten de vrijheid hebben om samen het territoriale toepassingsgebied van de licenties, waaronder de mogelijkheid om de licentie te laten gelden voor alle lidstaten, de vergoeding voor de licentie en de toegestane vormen van gebruik overeen te komen. Vormen van gebruik die in een dergelijke licentie worden opgenomen mogen geen winstoogmerk hebben, evenmin wanneer door de instelling voor cultureel erfgoed kopieën worden verspreid, bijvoorbeeld in het kader van promotiemateriaal voor een tentoonstelling. Tegelijkertijd mogen de volgens het mechanisme van deze richtlijn verleende licenties niet verhinderen dat instellingen voor cultureel erfgoed de kosten dekken voor de licentie en de digitalisering en verspreiding van de onder de licentie vallende werken of andere materialen, aangezien de digitalisering van de collecties van instellingen voor cultureel erfgoed aanzienlijke investeringen kan inhouden.

(41)

Er moet op passende wijze, indien nodig zowel voor als tijdens het gebruik op grond van een licentie of op grond van de uitzondering of beperking, informatie worden bekendgemaakt over het huidige en toekomstige gebruik van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn door instellingen voor cultureel erfgoed op basis van deze richtlijn, en over de bestaande regelingen voor alle rechthebbenden om de toepassing van licenties of de uitzondering of beperking op hun werken of andere materialen uit te sluiten. Een dergelijke bekendmaking is vooral belangrijk bij grensoverschrijdend gebruik binnen de interne markt. Daarom is het passend te voorzien in de oprichting van één enkel publiek toegankelijk onlineportaal voor de Unie om deze informatie gedurende een redelijke termijn voor het publiek beschikbaar te stellen voordat het gebruik plaatsvindt. Een dergelijk portaal moet het voor rechthebbenden eenvoudiger maken om de toepassing van licenties of van de uitzondering of beperking op hun werken of andere materialen uit te sluiten. Krachtens Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad (11) wordt het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie belast met bepaalde taken en activiteiten, die het met behulp van de eigen begrotingsmiddelen financiert en die erop gericht zijn de activiteiten van nationale autoriteiten, de private sector en de instellingen van de Unie te faciliteren en te ondersteunen bij het bestrijden maar ook bij het voorkomen van inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Daarom is het aangewezen een beroep te doen op dat Bureau voor de oprichting en het beheer van een portaal waar deze informatie beschikbaar wordt gesteld.

Naast het beschikbaar stellen van de informatie via het portaal, kan het nodig zijn om per geval verdere passende publiciteitsmaatregelen te nemen om de betrokken rechthebbenden hiervan bewuster te maken, bijvoorbeeld door het gebruik van aanvullende communicatiekanalen om een breder publiek te bereiken. De noodzaak, de aard en de geografische reikwijdte van de aanvullende publiciteitsmaatregelen moeten afhangen van de kenmerken van de desbetreffende werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, de voorwaarden van de licenties of het soort gebruik op grond van de uitzondering of beperking, en de bestaande praktijken in de lidstaten. De publiciteitsmaatregelen moeten doeltreffend zijn zonder dat elke rechthebbende individueel hoeft te worden geïnformeerd.

(42)

Om ervoor te zorgen dat de in deze richtlijn vastgestelde mechanismen voor licentieverlening voor werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn relevant zijn en correct werken, dat rechthebbenden voldoende bescherming wordt geboden, dat licenties voldoende bekendheid krijgen en dat de rechtszekerheid ten aanzien van de representativiteit van organisaties voor collectief beheer en de categorisering van werken wordt gewaarborgd, dienen de lidstaten sectorspecifiek overleg met belanghebbenden te stimuleren.

(43)

De in deze richtlijn opgenomen maatregelen om de collectieve licentieverlening te vereenvoudigen van rechten voor werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn en zich in de vaste collecties van instellingen voor cultureel erfgoed bevinden, mogen geen afbreuk doen aan het gebruik van deze werken of andere materialen op grond van uitzonderingen of beperkingen bepaald in het Unierecht of op grond van andere verruimde licenties, wanneer deze licenties niet zijn gebaseerd op de status van niet of niet meer in de handel zijnd werk van de desbetreffende werken of andere materialen. Die maatregelen mogen ook geen afbreuk doen aan nationale mechanismen voor het gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn op basis van licenties tussen organisaties voor collectief beheer en gebruikers die geen instelling voor cultureel erfgoed zijn.

(44)

Mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect laten een organisatie voor collectief beheer toe om namens rechthebbenden licenties aan te bieden als een orgaan voor collectieve licentieverlening, ongeacht of rechthebbenden de organisatie hiervoor toestemming hebben gegeven. Systemen die zijn gebaseerd op mechanismen zoals verruimde collectieve licentieverlening, wettelijke mandaten of vermoedens van vertegenwoordiging, zijn in meerdere lidstaten een algemeen aanvaard gebruik en kunnen op verschillende gebieden worden gebruikt. Een goed functionerend kader voor auteursrechten dat werkt voor alle partijen vereist de beschikbaarheid van evenredige, wettelijke mechanismen voor de licentieverlening ten aanzien van werken of andere materialen. De lidstaten moeten daarom kunnen gebruikmaken van oplossingen waarbij organisaties voor collectief beheer licenties mogen aanbieden die gelden voor mogelijk een groot aantal werken of andere materialen voor bepaalde soorten gebruik, en waarbij zij de opbrengsten uit die licenties mogen verdelen onder de rechthebbenden, overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU.

(45)

Gelet op de aard van sommige vormen van gebruik, samen met het vaak grote aantal werken of andere materialen in kwestie, zijn de transactiekosten van individuele vereffening van rechten met elke betrokken rechthebbende buitensporig hoog. Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat, zonder effectieve mechanismen voor collectieve licentieverlening, alle transacties op de gebieden in kwestie die nodig zijn om het gebruik van die werken of andere materialen mogelijk te maken, zouden plaatsvinden. Verruimde collectieve licentieverlening door organisaties voor collectief beheer en soortgelijke mechanismen kunnen het mogelijk maken om overeenkomsten af te sluiten op de gebieden waar collectieve licentieverlening op grond van toestemming door rechthebbenden geen toereikende oplossing biedt om het gebruik van alle werken of andere materialen te omvatten. Deze mechanismen vormen een aanvulling op het collectief rechtenbeheer gebaseerd op de individuele toestemming van rechthebbenden, door in bepaalde gevallen volledige rechtszekerheid te bieden aan gebruikers. Tegelijkertijd bieden ze rechthebbenden de kans om de vruchten te plukken van het rechtmatige gebruik van hun werken.

(46)

Gezien het toenemende belang van de mogelijkheid om flexibele licentieregelingen te kunnen aanbieden in het digitale tijdperk, en het toenemende gebruik van dergelijke regelingen, moeten lidstaten kunnen voorzien in mechanismen voor licentieverlening die organisaties voor collectief beheer toestaan om op vrijwillige basis licentieovereenkomsten te sluiten, ongeacht of alle rechthebbenden de betrokken organisatie toestemming hebben gegeven om dit te doen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben zulke mechanismen te behouden en in te voeren overeenkomstig hun nationale gewoonten, praktijken of omstandigheden, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde waarborgen en in overeenstemming met het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie. Die mechanismen mogen alleen van toepassing zijn op het grondgebied van de lidstaat in kwestie, tenzij anders is bepaald in het Unierecht. De lidstaten moeten bij het kiezen van het specifieke soort mechanisme dat wordt ingevoerd, over flexibiliteit beschikken om ervoor te zorgen dat licenties voor werken of andere materialen ook gelden voor de rechten van rechthebbenden die de organisatie die de overeenkomst sluit geen toestemming hebben gegeven, op voorwaarde dat een dergelijk mechanisme in overeenstemming is met het Unierecht, waaronder de in Richtlijn 2014/26/EU vastgestelde regels inzake het collectieve beheer van rechten. In het bijzonder moet met deze mechanismen tevens worden gewaarborgd dat artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is op rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de overeenkomst sluit. Voor dergelijke mechanismen kan ook worden gedacht aan verruimde collectieve licentieverlening, wettelijke mandaten en vermoedens van vertegenwoordiging. De bepalingen van deze richtlijn inzake collectieve licentieverlening mogen geen afbreuk doen aan de bestaande mogelijkheid voor lidstaten om verplicht collectief rechtenbeheer toe te passen of andere mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect, zoals het mechanisme dat is opgenomen in artikel 3 van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (12).

(47)

Het is belangrijk dat mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect enkel worden toegepast binnen welomschreven toepassingsgebieden waar het doorgaans dermate lastig en inefficiënt is om op individuele basis toestemming te verkrijgen van rechthebbenden dat het vanwege de aard van het gebruik of het soort werken of andere materialen in kwestie onwaarschijnlijk is dat de vereiste licentietransactie, te weten één met een licentie die geldt voor alle betrokken rechthebbenden, daadwerkelijk plaatsvindt. Dergelijke mechanismen moeten gebaseerd zijn op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria ten aanzien van de behandeling van rechthebbenden, waaronder rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie voor collectief beheer. In het bijzonder mag het loutere feit dat de betrokken rechthebbenden geen staatsburgers of inwoners zijn van of niet gevestigd zijn in de lidstaat van de gebruiker die een licentie aanvraagt, op zichzelf geen reden zijn om de vereffening van rechten als dermate lastig en inefficiënt te beschouwen dat zij het gebruik van deze mechanismen rechtvaardigt. Net zo belangrijk is dat het onder de licentie vallend gebruik geen negatieve gevolgen heeft voor de economische waarde van de relevante rechten en de rechthebbenden geen aanzienlijke commerciële voordelen ontzegt.

(48)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er passende waarborgen zijn om de rechtmatige belangen van rechthebbenden te beschermen die de organisatie die de licentie aanbiedt hiertoe niet hebben gemachtigd, en dat die waarborgen op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Meer bepaald moet die organisatie, op basis van een toestemming van rechthebbenden, voldoende representatief zijn in de soorten werken of andere materialen en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, om het verruimde effect van de mechanismen te rechtvaardigen. De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU de vereisten vaststellen waaraan deze organisaties moeten voldoen om voldoende representatief te worden geacht, waarbij rekening moet worden gehouden met het soort rechten die door de organisatie worden beheerd, de vraag of de organisatie in staat is de rechten doeltreffend te beheren, de creatieve sector waarin de organisatie opereert, en de vraag of de organisatie in het betrokken soort werken of andere materialen een aanzienlijk aantal rechthebbenden vertegenwoordigt die een mandaat hebben gegeven voor de licentieverlening van het soort gebruik in kwestie. Om rechtszekerheid te bieden en vertrouwen in de mechanismen te waarborgen, moet het de lidstaten zijn toegestaan om te bepalen bij wie de juridische verantwoordelijkheid moet liggen voor onder de licentieovereenkomst vallende vormen van gebruik. Gelijke behandeling moet worden gewaarborgd voor alle rechthebbenden wier werken worden geëxploiteerd op grond van de licentie, met name met betrekking tot toegang tot informatie over de licentie en de verdeling van de vergoeding. Publiciteitsmaatregelen moeten tijdens de volledige duur van de licentie plaatsvinden en mogen aan gebruikers, organisaties voor collectief beheer of rechthebbenden geen buitensporige administratieve lasten opleggen, en met dien verstande dat niet elke rechthebbende individueel hoeft te worden geïnformeerd.

Om ervoor te zorgen dat rechthebbenden gemakkelijk de zeggenschap over hun werken kunnen terugkrijgen, en om elk gebruik van hun werken dat hun belangen zou schaden te voorkomen, is het van essentieel belang dat rechthebbenden een effectief middel wordt geboden om, zowel vóór het sluiten van een licentieovereenkomst als tijdens de duur van de licentie, de toepassing van deze mechanismen op hun werk of ander materiaal voor alle vormen van gebruik en werken of andere materialen, of voor specifieke vormen van gebruik en werken of andere materialen, uit te sluiten. In een dergelijk geval moeten alle lopende gevallen van gebruik binnen een redelijke termijn worden beëindigd. Een dergelijke uitsluiting door de rechthebbenden mag geen afbreuk doen aan hun vorderingen inzake vergoeding voor het daadwerkelijke gebruik van het werk of ander materiaal op grond van de licentie. De lidstaten moeten ook kunnen besluiten dat het gepast is aanvullende maatregelen te nemen om rechthebbenden te beschermen. Hierbij kan worden gedacht aan het bevorderen van informatie-uitwisseling tussen organisaties voor collectief beheer en andere geïnteresseerde partijen in de gehele Unie om deze mechanismen en de mogelijkheid voor rechthebbenden om hun werken of andere materialen van deze mechanismen uit te sluiten, onder de aandacht te brengen.

(49)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het doel en de reikwijdte van licenties die op grond van de mechanismen voor collectieve licentieovereenkomsten met een verruimd effect worden verleend, en de mogelijke vormen van gebruik ervan, altijd zorgvuldig en duidelijk in de wetgeving worden gedefinieerd, of, indien de onderliggende wetgeving een algemene bepaling is, in de licentiepraktijken die worden toegepast op grond van dergelijke algemene bepalingen, of in de verleende licenties. De mogelijkheid om een licentie te exploiteren uit hoofde van deze mechanismen moet ook worden beperkt tot organisaties voor collectief beheer van rechten die onderworpen zijn aan nationaal recht tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU.

(50)

Gezien de verschillende tradities en ervaringen met mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect in de lidstaten en de toepasbaarheid ervan op rechthebbenden ongeacht hun nationaliteit of hun lidstaat van verblijf, is het van belang om op het niveau van de Unie te zorgen voor transparantie en een dialoog over de praktische werking van deze mechanismen, ook wat betreft de doeltreffendheid van waarborgen voor rechthebbenden, de bruikbaarheid van dergelijke mechanismen, het effect ervan op rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie voor collectief beheer, of op rechthebbenden die onderdaan of ingezetene van een andere lidstaat zijn, en de gevolgen voor de grensoverschrijdende dienstverlening, met inbegrip van de mogelijke noodzaak om regels vast te stellen om dergelijke mechanismen een grensoverschrijdend effect te geven op de interne markt. Met het oog op transparantie moet de Commissie regelmatig informatie publiceren over het gebruik van dergelijke mechanismen in het kader van deze richtlijn. De lidstaten die dergelijke mechanismen hebben ingevoerd, moeten de Commissie daarom in kennis stellen van relevante nationale wetgeving en de toepassing daarvan in de praktijk, met inbegrip van het toepassingsgebied en de soorten licentieverlening die zijn ingevoerd op basis van algemene bepalingen, de schaal van de licentieverlening en de betrokken organisaties voor collectief beheer. Dergelijke informatie moet met de lidstaten worden besproken in het in artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde contactcomité. De Commissie moet een verslag publiceren over het gebruik van dergelijke mechanismen in de Unie en de gevolgen daarvan voor licentieverlening en rechthebbenden, over de verspreiding van culturele content en over de grensoverschrijdende dienstverlening op het gebied van collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten, en over de impact op de mededinging.

(51)

Video-on-demanddiensten kunnen een doorslaggevende rol spelen in de verspreiding van audiovisuele werken in de gehele Unie. De beschikbaarheid van dergelijke werken, met name Europese werken, via video-on-demanddiensten is echter nog beperkt. Het sluiten van overeenkomsten over de online-exploitatie van deze werken kan moeilijk zijn vanwege kwesties in verband met de licentieverlening voor rechten. Dergelijke kwesties kunnen bijvoorbeeld opduiken wanneer de houder van de rechten voor een bepaald grondgebied weinig economische prikkels heeft om een werk online te exploiteren en de onlinerechten niet in licentie geeft of niet vrijgeeft, wat ertoe kan leiden dat audiovisuele werken niet beschikbaar zijn op video-on-demanddiensten. Andere problemen kunnen verband houden met bepaalde exploitatiekeuzes.

(52)

Om de licentieverlening voor rechten op audiovisuele werken op video-on-demanddiensten te bevorderen, moeten de lidstaten worden verplicht om te voorzien in een onderhandelingsmechanisme waarin partijen die bereid zijn om een overeenkomst te sluiten, een beroep kunnen doen op de bijstand van een onpartijdige instantie of van een of meer bemiddelaars. Hiertoe moeten de lidstaten een nieuwe instantie kunnen oprichten of een beroep kunnen doen op een bestaande instantie die aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet. De lidstaten moeten een of meer bevoegde instanties of bemiddelaars kunnen aanwijzen. De instantie of de bemiddelaars moeten de partijen bijeenbrengen en hen met professionele, onpartijdige en externe adviesverlening ondersteunen bij de onderhandelingen. Wanneer bij de onderhandelingen partijen uit verschillende lidstaten betrokken zijn en zij besluiten een beroep te doen op het onderhandelingsmechanisme, dienen zij het van tevoren eens te worden over de lidstaat die bevoegd is. De instantie of de bemiddelaars kunnen de partijen bijeenbrengen om de start van de onderhandelingen te vergemakkelijken of in de loop van de onderhandelingen de sluiting van een overeenkomst te bevorderen. De deelname aan dat onderhandelingsmechanisme en de daaropvolgende sluiting van overeenkomsten moet vrijwillig zijn en mag geen afbreuk doen aan de contractuele vrijheid van de partijen. De lidstaten moeten vrij kunnen beslissen over de specifieke werking van het onderhandelingsmechanisme, met inbegrip van de timing en duur van de bijstand bij de onderhandelingen en de toewijzing van de kosten. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de administratieve en financiële lasten evenredig blijven om de efficiëntie van het onderhandelingsmechanisme te garanderen. De lidstaten moeten de dialoog tussen de representatieve organisaties aanmoedigen, maar zij zijn hiertoe niet verplicht.

(53)

Het verstrijken van de beschermingstermijn van een werk leidt ertoe dat dat werk tot het publieke domein gaat behoren en dat de rechten die door het auteursrecht van de Unie ten aanzien van dat werk zijn toegekend, vervallen. Op het gebied van de beeldende kunsten draagt de verspreiding van getrouwe reproducties van werken in het publieke domein bij tot de toegang tot en de bevordering van cultuur en de toegang tot cultureel erfgoed. In de digitale omgeving is de bescherming van dergelijke reproducties door auteursrechten of naburige rechten onverenigbaar met het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming van werken. Bovendien leiden verschillen tussen nationale auteursrechtwetten die de bescherming van dergelijke reproducties regelen tot rechtsonzekerheid en zijn zij van invloed op de grensoverschrijdende verspreiding van werken van beeldende kunst die behoren tot het publieke domein. Bepaalde reproducties van werken van beeldende kunst in het publieke domein mogen daarom niet worden beschermd door auteursrechten of naburige rechten. Dit alles mag voor instellingen voor cultureel erfgoed geen beletsel vormen om reproducties, zoals ansichtkaarten, te verkopen.

(54)

Een vrije en pluralistische pers is van essentieel belang voor de kwaliteit van de journalistiek en de toegang van burgers tot informatie. Zij levert een fundamentele bijdrage tot het publieke debat en de goede werking van een democratische samenleving. De ruime beschikbaarheid van perspublicaties online heeft geleid tot de opkomst van nieuwe onlinediensten, zoals nieuwsaggregatoren en mediamonitoringdiensten, waarvoor het hergebruik van perspublicaties een belangrijk onderdeel van hun bedrijfsmodellen en een bron van inkomsten vormt. Uitgevers van perspublicaties worden geconfronteerd met problemen om licenties voor onlinegebruik van hun publicaties te verlenen aan de aanbieders van dit soort diensten, waardoor het voor hen moeilijker wordt hun investeringen terug te verdienen. Aangezien uitgevers van perspublicaties niet als rechthebbenden worden erkend, zijn het verlenen van licenties en het handhaven van rechten op perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij in de digitale omgeving vaak complex en inefficiënt.

(55)

De organisatorische en financiële bijdrage die uitgevers leveren in de aanmaak van perspublicaties dient te worden erkend en verder te worden aangemoedigd om de duurzaamheid van het uitgeversbedrijf te garanderen en zo de beschikbaarheid van betrouwbare informatie te bevorderen. Daarom moet op het niveau van de Unie een geharmoniseerde rechtsbescherming worden ingesteld voor perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, waarbij de huidige regels inzake auteursrecht in het Unierecht die van toepassing zijn op het particuliere en niet-commerciële gebruik van perspublicaties door individuele gebruikers onverlet worden gelaten, ook wanneer die gebruikers perspublicaties online delen. Deze bescherming dient daadwerkelijk te worden gewaarborgd door de invoering in het Unierecht van aan auteursrecht verwante rechten (naburige rechten) voor de reproductie en de beschikbaarstelling voor het publiek van perspublicaties van in een lidstaat gevestigde uitgevers met betrekking tot onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (13). De rechtsbescherming voor perspublicaties waarin deze richtlijn voorziet, moet ten goede komen aan uitgevers die gevestigd zijn in een lidstaat en die hun statutaire zetel, hoofdbestuur of hoofdvestiging binnen de Unie hebben.

Het begrip uitgever van perspublicaties moet worden opgevat als omvattende dienstverleners, zoals nieuwsuitgevers of persagentschappen, die perspublicaties in de zin van deze richtlijn publiceren.

(56)

Voor de toepassing van deze richtlijn dient het begrip "perspublicatie" aldus te worden gedefinieerd dat het alleen betrekking heeft op journalistieke publicaties, uitgegeven in welke media dan ook, met inbegrip van papieren media, in het kader van een economische activiteit die krachtens het Unierecht een dienstverlening vormt. De perspublicaties die hieronder moeten worden begrepen, zijn bijvoorbeeld dag-, week- of maandbladen met een algemene of specifieke inhoud, met inbegrip van abonnementgebaseerde bladen, en websites voor nieuws. Perspublicaties bevatten meestal literaire werken maar steeds vaker ook andere soorten werken en andere materialen, met name foto's en video's. Periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, mogen niet vallen onder de bescherming die krachtens deze richtlijn aan perspublicaties wordt verleend. Die bescherming mag ook niet van toepassing zijn op websites, zoals blogs, die informatie verstrekken in het kader van een activiteit die niet wordt uitgevoerd op initiatief van of onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener, zoals een nieuwsuitgever.

(57)

De krachtens deze richtlijn aan uitgevers van perspublicaties verleende rechten dienen dezelfde strekking te hebben als de in Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechten van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek, voor zover het om onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij gaat. De aan de uitgevers van perspublicaties verleende rechten mogen zich niet uitstrekken tot handelingen van hyperlinking. Zij mogen zich evenmin uitstrekken tot de zuivere feiten waarover in de perspublicaties wordt bericht. De krachtens deze richtlijn aan uitgevers van perspublicaties verleende rechten moeten ook worden onderworpen aan dezelfde bepalingen inzake uitzonderingen en beperkingen als die welke gelden voor de in Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechten, waaronder de uitzondering in het geval van citaten ten behoeve van kritieken of recensies, als bepaald in artikel 5, lid 3, onder d), van die richtlijn.

(58)

Het gebruik van perspublicaties door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij kan bestaan in het gebruik van volledige publicaties of artikelen, maar ook van delen van perspublicaties. Dergelijk gebruik van delen van perspublicaties heeft ook aan economische relevantie gewonnen. Tegelijkertijd is het mogelijk dat het gebruik van afzonderlijke woorden of zeer korte fragmenten van perspublicaties door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij de investeringen van uitgevers van perspublicaties in de productie van content niet ondermijnt. Daarom is het passend te bepalen dat het gebruik van afzonderlijke woorden of zeer korte fragmenten van perspublicaties niet onder het toepassingsgebied van de rechten van deze richtlijn dient te vallen. Aangezien aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij massaal perspublicaties aggregeren en gebruiken, is het belangrijk dat de uitsluiting van zeer korte fragmenten zodanig wordt geïnterpreteerd dat de doeltreffendheid van de in deze richtlijn bepaalde rechten niet wordt aangetast.

(59)

De bescherming die uit hoofde van deze richtlijn aan uitgevers van perspublicaties wordt verleend, mag geen afbreuk doen aan de rechten van auteurs en andere rechthebbenden op de daarin opgenomen werken en andere materialen, ook wat betreft de reikwijdte waarin auteurs en andere rechthebbenden hun werken of andere materialen onafhankelijk van de perspublicatie waarvan deze deel uitmaken, kunnen exploiteren. Daarom mag het voor uitgevers van perspublicaties niet mogelijk zijn zich te beroepen op de hun krachtens deze richtlijn verleende bescherming ten aanzien van auteurs en andere rechthebbenden of ten aanzien van andere gebruikers die dezelfde werken of andere materialen mogen gebruiken. Dit moet gelden onverminderd contractuele regelingen tussen uitgevers van perspublicaties enerzijds en auteurs en andere rechthebbenden anderzijds. Auteurs wier werken zijn opgenomen in een perspublicatie, moeten recht hebben op een gepast aandeel van de inkomsten die persuitgevers ontvangen voor het gebruik van hun perspublicaties door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij. Dat moet de nationale wetgeving inzake eigendom of de uitoefening van rechten in het kader van arbeidsovereenkomsten onverlet laten, mits die wetgeving in overeenstemming is met het recht van de Unie.

(60)

Uitgevers, waaronder uitgevers van perspublicaties, boeken of wetenschappelijke werken en muziekpublicaties, ontplooien hun activiteiten vaak op basis van de overdracht van de rechten van auteurs krachtens overeenkomsten of wettelijke regelingen. In dat verband verrichten uitgevers een investering met het oog op de exploitatie van de in hun publicaties vervatte werken en kunnen zij in sommige gevallen van inkomsten verstoken blijven wanneer het gebruik van deze werken onder een uitzondering of beperking valt, zoals in het geval van kopiëren voor privégebruik en reprografie, met inbegrip van de overeenkomstige bestaande nationale regelingen voor reprografie in de lidstaten, of onder openbare-uitleenregelingen. In diverse lidstaten wordt de compensatie voor onder deze uitzonderingen of beperkingen vallende vormen van gebruik gedeeld tussen auteurs en uitgevers. Om rekening te houden met deze situatie en om de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen te verbeteren, biedt deze richtlijn de lidstaten die over bestaande regelingen voor het delen van compensatie tussen auteurs en uitgevers beschikken, de mogelijkheid om deze te handhaven. Dit is met name van belang voor de lidstaten die al vóór 12 november 2015 over dergelijke mechanismen voor het delen van compensatie beschikten, ook al wordt de compensatie in andere lidstaten niet gedeeld en uitsluitend toegekend aan auteurs overeenkomstig het nationale cultuurbeleid. Hoewel deze richtlijn op niet-discriminerende wijze van toepassing moet zijn op alle lidstaten, moet zij de tradities op dit gebied eerbiedigen en mag zij de lidstaten die thans niet over dergelijke regelingen voor de verdeling van compensatie beschikken, niet verplichten om deze in te voeren. De richtlijn mag geen invloed hebben op bestaande of toekomstige regelingen in de lidstaten op het gebied van vergoedingen in het kader van openbare uitlening.

Voorts moet de richtlijn nationale regelingen inzake het beheer van rechten en vergoedingsrechten onverlet laten, mits deze in overeenstemming zijn met het Unierecht. Alle lidstaten moeten in staat — maar niet verplicht — zijn om te bepalen dat, indien auteurs hun rechten hebben overgedragen of in licentie gegeven aan een uitgever of met hun werken op een andere wijze bijdragen aan een publicatie, en wanneer er systemen bestaan om een compensatie te verlenen voor het nadeel dat zij door de uitzondering of beperking ondervinden, onder meer via organisaties voor collectief beheer die gezamenlijk auteurs en uitgevers vertegenwoordigen, uitgevers recht hebben op een deel van deze compensatie. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om te bepalen hoe uitgevers hun aanspraken op compensatie of vergoeding moeten staven, en om de voorwaarden vast te stellen voor de verdeling van die compensatie of vergoeding tussen auteurs en uitgevers in overeenstemming met hun nationale systemen.

(61)

De laatste jaren is de werking van de markt voor online-content complexer geworden. Onlinediensten voor het delen van content met toegang tot een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content die door gebruikers ervan is geüpload, vormen nu een belangrijke bron van toegang tot online-content. Onlinediensten zijn een middel om de toegang tot culturele en creatieve werken te vergroten en bieden tal van mogelijkheden voor de culturele en creatieve sector om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen. Hoewel ze gevarieerde en eenvoudig toegankelijke content mogelijk maken, brengen ze ook problemen met zich mee wanneer auteursrechtelijk beschermde content wordt geüpload zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbenden. Er bestaat rechtsonzekerheid over de vraag of de aanbieders van dergelijke diensten handelingen verrichten die auteursrechtelijk relevant zijn en toestemming van de rechthebbenden moeten krijgen voor content die wordt geüpload door hun gebruikers die niet over de relevante rechten op de geüploade content beschikken, onverminderd de toepassing van de uitzonderingen en beperkingen waarin het Unierecht voorziet. Die onzekerheid heeft invloed op de mogelijkheid voor rechthebbenden om te bepalen of, en onder welke voorwaarden, hun werken en andere materialen worden gebruikt, alsmede op hun mogelijkheid om voor dergelijk gebruik een passende vergoeding te verkrijgen. Het is daarom van belang de ontwikkeling van de licentiemarkt tussen rechthebbenden en aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content te bevorderen. Die licentieovereenkomsten moeten billijk zijn en een redelijk evenwicht tussen beide partijen bewaren. De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor het gebruik van hun werken of andere materialen. Aangezien die bepalingen evenwel geen afbreuk mogen doen aan de contractuele vrijheid, mogen de rechthebbenden niet worden verplicht toestemming te geven of licentieovereenkomsten te sluiten.

(62)

Bepaalde diensten van de informatiemaatschappij zijn, als onderdeel van hun normale gebruik, ontworpen om het publiek toegang te verschaffen tot door hun gebruikers geüploade auteursrechtelijk beschermde content of andere materialen. De in deze richtlijn neergelegde definitie van een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content moet uitsluitend gericht zijn op onlinediensten die een belangrijke rol spelen op de markt voor online-content door te concurreren met andere online-contentdiensten, zoals online audio- en videostreamingdiensten, om hetzelfde publiek. De diensten die onder deze richtlijn vallen, zijn diensten waarvan het hoofddoel of een van de hoofddoelen is om auteursrechtelijk beschermde content op te slaan en gebruikers in staat te stellen een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content te uploaden en te delen met als doel direct of indirect winst te maken door de content te organiseren en te promoten om een groter publiek aan te trekken, onder meer door middel van categorisering en gerichte promotieacties in de content. Dergelijke diensten mogen geen diensten omvatten die een ander hoofddoel hebben dan het in staat stellen van gebruikers om een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content te uploaden en te delen met als doel winst te maken met deze activiteit. Bij laatstgenoemde diensten gaat het onder meer om elektronischecommunicatiediensten in de zin van Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (14), alsook aanbieders van business-to-business-clouddiensten en clouddiensten, waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik, zoals cyberlockers, of onlinemarktplaatsen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in onlinedetailverkoop, en die geen toegang verschaffen tot auteursrechtelijk beschermde content.

Aanbieders van diensten als platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, wetenschappelijke of onderwijsgegevensbanken zonder winstoogmerk en online-encyclopedieën zonder winstoogmerk moeten ook van de definitie van aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content uitgesloten zijn. Om een hoog niveau van auteursrechtelijke bescherming te waarborgen, dient het in deze richtlijn bedoelde mechanisme voor de vrijstelling van aansprakelijkheid tot slot niet van toepassing te zijn op dienstverleners die hoofdzakelijk tot doel hebben schendingen van het auteursrecht te plegen of te bevorderen.

(63)

De beoordeling of een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content opslaat en daartoe toegang verschaft, moet per geval worden gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met een combinatie van factoren, zoals het publiek van de dienst en het aantal door de gebruikers van de dienst geüploade bestanden met auteursrechtelijk beschermde content.

(64)

Het is passend om in deze richtlijn te verduidelijken dat aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content een handeling van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek verrichten wanneer zij het publiek toegang verschaffen tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door hun gebruikers zijn geüpload. Bijgevolg moeten de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content toestemming krijgen, onder meer via een licentieovereenkomst, van de betrokken rechthebbenden. Dit doet geen afbreuk aan het begrip mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling voor het publiek elders in het Unierecht, noch aan de mogelijke toepassing van artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 2001/29/EG op andere dienstverleners die auteursrechtelijk beschermde content gebruiken.

(65)

Indien aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk zijn voor handelingen van mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling voor het publiek onder de in deze richtlijn neergelegde voorwaarden, mag artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG niet van toepassing zijn op de aansprakelijkheid die voortvloeit uit de bepaling van deze richtlijn over het gebruik van beschermde content door aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content. Dit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG op dergelijke dienstverleners voor doeleinden die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

(66)

Gezien het feit dat aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content toegang verschaffen tot content die niet door hen maar door hun gebruikers wordt geüpload, is het passend te voorzien in een specifiek aansprakelijkheidsmechanisme voor de toepassing van deze richtlijn voor gevallen waarin geen toestemming is verleend. Dit mag geen afbreuk doen aan rechtsmiddelen uit hoofde van het nationale recht voor andere gevallen dan de aansprakelijkheid voor inbreuken op het auteursrecht, noch aan de mogelijkheid voor nationale rechters of administratieve autoriteiten om overeenkomstig het Unierecht bevelen uit te vaardigen. Met name het specifieke stelsel dat van toepassing is op nieuwe aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content met een jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR, waarvan het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers in de Unie maximaal 5 miljoen bedraagt, mag geen invloed hebben op de beschikbaarheid van rechtsmiddelen krachtens Unierecht en nationaal recht. Wanneer aan de dienstverleners geen toestemming is verleend, moeten zij overeenkomstig de strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding alles in het werk stellen om te voorkomen dat op hun diensten niet-toegestane werken en andere materialen, zoals geïdentificeerd door de betrokken rechthebbenden, beschikbaar zijn. Daartoe moeten de rechthebbenden de dienstverleners de relevante en noodzakelijke informatie verstrekken, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de omvang van de rechthebbenden en de aard van hun werken en andere materialen. De maatregelen die de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content in samenwerking met rechthebbenden nemen, mag niet leiden tot de onbeschikbaarheid van niet-inbreukmakende content, met inbegrip van werken of andere beschermde materialen waarvan het gebruik valt onder een licentieovereenkomst of een uitzondering of beperking op het auteursrecht en naburige rechten. De maatregelen die dergelijke aanbieders nemen, mogen derhalve geen gevolgen hebben voor gebruikers die de onlinediensten voor het delen van content gebruiken om op legale wijze informatie te uploaden en toegang tot informatie te krijgen op dergelijke diensten.

De bij deze richtlijn ingestelde verplichtingen mogen er evenmin toe leiden dat de lidstaten een algemene toezichtsverplichting opleggen. Bij de beoordeling of een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content overeenkomstig de strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding alles in het werk heeft gesteld, moet rekening worden gehouden met de vraag of de dienstverlener alle maatregelen heeft genomen die een zorgvuldige exploitant zou hebben genomen om te voorkomen dat niet-toegestane werken of andere materialen op zijn website beschikbaar zijn, rekening houdend met de beste sectorale praktijken en de doeltreffendheid van de genomen maatregelen in het licht van alle relevante factoren en ontwikkelingen, alsook met het evenredigheidsbeginsel. Met het oog op deze beoordeling moet een aantal elementen in overweging worden genomen, zoals de omvang van de dienst en de ontwikkeling van de stand van de techniek inzake de bestaande middelen, inclusief mogelijke toekomstige ontwikkelingen, om te voorkomen dat verschillende soorten content beschikbaar zijn, en de kosten van dergelijke middelen voor de diensten. Afhankelijk van het soort content kunnen er verschillende passende en evenredige middelen zijn om te voorkomen dat niet-toegestane auteursrechtelijk beschermde content beschikbaar komt, en het kan daarom niet worden uitgesloten dat niet-toegestane content in sommige gevallen pas na kennisgeving door de rechthebbenden kan worden vermeden. Door de dienstverleners genomen maatregelen moeten doeltreffend zijn met het oog op de nagestreefde doelstellingen, maar mogen niet verder gaan dan wat nodig is om ervoor te zorgen dat niet-toegestane werken en andere materialen niet of niet langer beschikbaar zijn.

Indien niet-toegestane werken en andere materialen beschikbaar komen ondanks het feit dat in samenwerking met de rechthebbenden alles in het werk is gesteld, zoals vereist door deze richtlijn, moeten de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk zijn voor de specifieke werken en andere materialen waarvoor zij de relevante en noodzakelijke informatie van de rechthebbenden hebben ontvangen, tenzij die aanbieders aantonen dat zij alles in het werk hebben gesteld overeenkomstig de strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding.

Wanneer er specifieke niet-toegestane werken of andere materialen beschikbaar zijn gekomen op onlinediensten voor het delen van content, moeten de aanbieders van die diensten — ongeacht of alles in het werk is gesteld en of de rechthebbenden van tevoren de relevante en noodzakelijke informatie ter beschikking hebben gesteld — ook aansprakelijk zijn voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek van werken of andere materialen indien zij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde mededeling, niet prompt optreden om de toegang tot de werken en andere materialen in kwestie te deactiveren of deze van hun websites te verwijderen. Daarnaast moeten deze aanbieders van onlinediensten voor het delen van content ook aansprakelijk zijn als zij niet kunnen aantonen dat zij alles in het werk hebben gesteld om toekomstige uploads van specifieke niet-toegestane werken te voorkomen, op basis van de relevante en noodzakelijke informatie die door de rechthebbenden voor dat doel is verstrekt.

Wanneer de rechthebbenden de aanbieders van onlinediensten voor het delen van content niet de relevante en noodzakelijke informatie over hun specifieke werken of andere materialen verstrekken of wanneer de rechthebbenden geen mededeling hebben gedaan betreffende het deactiveren van de toegang tot specifieke niet-toegestane werken of andere materialen of het verwijderen ervan en die aanbieders bijgevolg niet alles in het werk kunnen stellen om te voorkomen dat op hun diensten niet-toegestane content beschikbaar komt overeenkomstig de strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding, mogen die dienstverleners niet aansprakelijk worden gesteld voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling voor het publiek van dergelijke niet-geïdentificeerde werken of andere materialen.

(67)

Deze Richtlijn voorziet in regels voor nieuwe onlinediensten, vergelijkbaar met wat is bepaald in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/26/EU. De in de onderhavige richtlijn neergelegde regels zijn bedoeld om rekening te houden met het specifieke geval van startende ondernemingen die met uploads van gebruikers werken om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen. Het specifieke stelsel dat van toepassing is op nieuwe dienstverleners met een kleine omzet en een klein publiek moet ten goede komen aan echt nieuwe ondernemingen en moet daarom drie jaar nadat hun diensten voor het eerst online in de Unie beschikbaar zijn geworden, ophouden van toepassing te zijn. Van dat stelsel mag geen misbruik worden gemaakt door middel van regelingen die bedoeld zijn om de voordelen ervan tot na de eerste drie jaar te verlengen. Het mag met name niet van toepassing zijn op nieuwe diensten of diensten die onder een nieuwe naam worden verleend maar de activiteit voortzetten van een reeds bestaande aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content die niet of niet langer voor dat stelsel in aanmerking komt.

(68)

De aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content moeten ten aanzien van de rechthebbenden transparant zijn wat betreft de maatregelen die in het kader van de samenwerking worden genomen. Aangezien de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content verschillende maatregelen kunnen nemen, moeten zij de rechthebbenden op hun verzoek passende informatie verstrekken over de soorten ondernomen acties en de wijze waarop deze acties worden ondernomen. Dergelijke informatie moet specifiek genoeg zijn om de rechthebbenden voldoende transparantie te bieden, zonder afbreuk te doen aan de bedrijfsgeheimen van aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content. Dienstverleners mogen echter niet worden verplicht om de rechthebbenden gedetailleerde en geïndividualiseerde informatie te verstrekken over elk geïdentificeerd werk en ander materiaal. Dit moet gelden onverminderd contractuele regelingen, die specifiekere bepalingen kunnen bevatten over de informatie die moet worden verstrekt als er overeenkomsten tussen dienstverleners en rechthebbenden worden gesloten.

(69)

Wanneer aanbieders van onlinediensten voor het delen van content toestemmingen krijgen, onder meer via licentieovereenkomsten, voor het gebruik van content die de gebruikers van hun dienst op de dienst hebben geüpload, moeten die toestemmingen ook betrekking hebben op de handelingen met een auteursrechtelijke relevantie betreffende uploads door de gebruikers binnen de werkingssfeer van de aan de dienstverleners verleende toestemming, maar alleen in gevallen waarin die gebruikers voor niet-commerciële doeleinden handelen, bijvoorbeeld als zij hun content zonder winstoogmerk delen of als de door hun uploads gegenereerde inkomsten niet significant zijn in verhouding tot de handelingen met een auteursrechtelijke relevantie van de betrokken gebruikers die onder die toestemmingen vallen. Wanneer rechthebbenden gebruikers uitdrukkelijk toestemming hebben verleend om werken of andere materialen te uploaden en beschikbaar te stellen op een onlinedienst voor het delen van content, wordt de handeling van mededeling aan het publiek van de dienstaanbieder toegestaan binnen de werkingssfeer van de door de rechthebbende verleende toestemming. Er mag echter niet ten gunste van de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content van worden uitgegaan dat hun gebruikers alle relevante rechten hebben vereffend.

(70)

De door de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content in samenwerking met de rechthebbenden genomen maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de toepassing van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht, waaronder met name die welke de vrijheid van meningsuiting van gebruikers garanderen. Gebruikers moeten de mogelijkheid hebben om door gebruikers gegenereerde content te uploaden en beschikbaar te stellen voor de specifieke doeleinden van citeren, kritiek, recensie, karikatuur, parodie of pastiche. Dat is met name van belang om een evenwicht te vinden tussen de grondrechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ("het Handvest"), met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van kunsten, en het recht op eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom. Die uitzonderingen en beperkingen moeten bijgevolg verplicht worden gesteld om te garanderen dat gebruikers in de gehele Unie uniforme bescherming genieten. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat aanbieders van onlinediensten voor het delen van content gebruikmaken van een doeltreffend klacht- en schadevergoedingsmechanisme om het gebruik voor dergelijke specifieke doeleinden te ondersteunen.

De aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content moeten ook doeltreffende en snelle klacht- en schadevergoedingsmechanismen instellen waarmee gebruikers een klacht kunnen indienen over de genomen maatregelen met betrekking tot hun uploads, met name wanneer zij kunnen gebruikmaken van een uitzondering of beperking op het auteursrecht in verband met een upload waartoe de toegang is gedeactiveerd of die is verwijderd. Klachten die in het kader van dergelijke mechanismen worden ingediend, moeten onverwijld worden behandeld en onderworpen zijn aan menselijke toetsing. Wanneer rechthebbenden de diensten verzoeken maatregelen te nemen tegen uploads door gebruikers, bijvoorbeeld het deactiveren van de toegang tot of het verwijderen van geüploade content, moeten zij hun verzoek naar behoren motiveren. Bovendien mag de samenwerking niet leiden tot de identificatie van individuele gebruikers noch tot de verwerking van persoonsgegevens, tenzij overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (15) en Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (16). De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat gebruikers voor het beslechten van geschillen toegang hebben tot mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Dergelijke mechanismen moeten het mogelijk maken geschillen op onpartijdige wijze te beslechten. Gebruikers moeten ook toegang hebben tot een rechtbank of andere bevoegde rechterlijke instantie om het gebruik van een uitzondering of beperking op het auteursrecht en naburige rechten te laten gelden.

(71)

Zo snel mogelijk na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, dialogen tussen belanghebbenden te organiseren om te zorgen voor een uniforme toepassing van de verplichting tot samenwerking tussen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content en rechthebbenden en om beste praktijken vast te stellen met betrekking tot de juiste sectorale normen op het gebied van professionele toewijding. Daartoe dient de Commissie de relevante belanghebbenden te raadplegen, met inbegrip van gebruikersorganisaties en technologieaanbieders, en rekening te houden met ontwikkelingen op de markt. Gebruikersorganisaties moeten ook toegang hebben tot informatie over maatregelen van aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content om content online te beheren.

(72)

Auteurs en uitvoerende kunstenaars bevinden zich gewoonlijk in de zwakkere contractuele positie wanneer zij een licentie verlenen of hun rechten overdragen, ook via hun eigen onderneming, met het oog op exploitatie tegen vergoeding, en die natuurlijke personen hebben de bescherming nodig waarin deze richtlijn voorziet om ten volle te kunnen gebruikmaken van de rechten die krachtens het Unierecht zijn geharmoniseerd. Die behoefte aan bescherming doet zich niet voor wanneer de contractuele wederpartij een eindgebruiker is en het werk of de uitvoering niet zelf exploiteert, hetgeen bijvoorbeeld het geval kan zijn bij bepaalde arbeidsovereenkomsten.

(73)

De vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars dient passend te zijn en in verhouding te staan tot de werkelijke of potentiële economische waarde van de in licentie gegeven of overgedragen rechten, rekening houdend met de bijdrage van de auteur of uitvoerende kunstenaar aan het geheel van het werk of het andere materiaal en met alle andere omstandigheden van het geval, zoals marktpraktijken of de werkelijke exploitatie van het werk. Een forfaitaire betaling kan ook een evenredige vergoeding vormen, maar mag niet de regel zijn. De lidstaten moeten de vrijheid hebben om, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, specifieke gevallen te definiëren waarin een forfaitair bedrag kan worden toegepast. Het moet de lidstaten vrijstaan het beginsel van een passende en evenredige vergoeding toe te passen door middel van verschillende bestaande of nieuw ingevoerde mechanismen, waaronder collectieve onderhandelingen en andere mechanismen kunnen zijn begrepen, mits die mechanismen in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht.

(74)

Auteurs en uitvoerende kunstenaars hebben informatie nodig om de economische waarde te kunnen beoordelen van hun rechten die op grond van het Unierecht zijn geharmoniseerd. Dit is met name het geval wanneer natuurlijke personen een licentie verlenen of rechten overdragen met het oog op exploitatie tegen een vergoeding. Die behoefte doet zich niet voor wanneer de exploitatie is gestaakt of wanneer de auteur of uitvoerende kunstenaar het algemene publiek een licentie zonder vergoeding heeft verleend.

(75)

Aangezien auteurs en uitvoerende kunstenaars zich gewoonlijk in de zwakkere contractuele positie bevinden wanneer zij licenties verlenen of hun rechten overdragen, hebben zij informatie nodig om de blijvende economische waarde van hun rechten te beoordelen in vergelijking met de vergoeding die zij hebben ontvangen voor hun licentie of overdracht, maar vaak worden zij geconfronteerd met een gebrek aan transparantie. Voor de transparantie en het evenwicht binnen het stelsel dat de vergoeding voor auteurs en uitvoerende kunstenaars regelt, is het derhalve belangrijk dat hun contractuele wederpartijen of hun rechtsopvolgers passende en nauwkeurige informatie verstrekken. Die informatie moet up-to-date zijn om toegang te verschaffen tot recente gegevens, zij moet relevant zijn voor de exploitatie van het werk of de uitvoering en zij moet omvattend zijn in die zin dat zij betrekking heeft op alle inkomstenbronnen die relevant zijn voor het geval, in voorkomend geval met inbegrip van inkomsten uit merchandising. Zolang de exploitatie voortduurt, dienen de contractuele wederpartijen van auteurs en uitvoerende kunstenaars de hun ter beschikking staande informatie over alle wijzen van exploitatie en alle relevante inkomsten wereldwijd te verstrekken, met een regelmaat die in de desbetreffende sector passend is, maar ten minste eenmaal per jaar. De informatie moet op een voor de auteur of uitvoerende kunstenaar begrijpelijke wijze worden verstrekt en moet een doeltreffende beoordeling van de economische waarde van de rechten in kwestie mogelijk maken. De transparantieverplichting moet evenwel uitsluitend van toepassing zijn voor zover het auteursrechtelijk relevante rechten betreft. De verwerking van persoonsgegevens, zoals contactgegevens en informatie over vergoedingen, die nodig zijn om auteurs en uitvoerende kunstenaars op de hoogte te houden van de exploitatie van hun werken en uitvoeringen, moet overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2016/679 worden verricht.

(76)

Om ervoor te zorgen dat informatie over exploitatie ook in gevallen waarin de rechten in sublicentie zijn gegeven aan andere partijen die de rechten exploiteren, naar behoren aan auteurs en uitvoerende kunstenaars wordt verstrekt, geeft deze richtlijn auteurs en uitvoerende kunstenaars het recht om, in gevallen waarin de eerste contractuele wederpartij de hem ter beschikking staande informatie heeft verstrekt maar die informatie niet volstaat om de economische waarde van hun rechten te beoordelen, om aanvullende relevante informatie over de exploitatie van de rechten te verzoeken. Een dergelijk verzoek moet ofwel rechtstreeks bij de sublicentienemers, ofwel via de contractuele wederpartijen van auteurs en uitvoerende kunstenaars worden ingediend. Auteurs en uitvoerende kunstenaars en hun contractuele wederpartijen moeten kunnen overeenkomen de gedeelde informatie vertrouwelijk te houden, maar auteurs en uitvoerende kunstenaars moeten altijd de mogelijkheid hebben de gedeelde informatie te gebruiken om hun rechten uit hoofde van deze richtlijn uit te oefenen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om, in overeenstemming met het Unierecht, te voorzien in verdere maatregelen om transparantie te waarborgen voor auteurs en uitvoerende kunstenaars.

(77)

Bij het uitvoeren van de in deze richtlijn bepaalde transparantieverplichting dienen de lidstaten rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende contentsectoren, zoals die van de muzieksector, de audiovisuele sector en de uitgeverijsector, en moeten alle relevante belanghebbenden worden betrokken bij besluiten over dergelijke sectorspecifieke voorschriften. In voorkomend geval moet ook rekening worden gehouden met het belang van de bijdrage van auteurs en uitvoerende kunstenaars aan het geheel van het werk of de uitvoering. Collectieve onderhandelingen moeten worden overwogen als een mogelijkheid voor de relevante belanghebbenden om een overeenkomst te bereiken met betrekking tot transparantie. Dergelijke overeenkomsten moeten verzekeren dat aan auteurs en uitvoerende kunstenaars een transparantieniveau wordt gegarandeerd dat gelijk is aan of hoger is dan de minimumvereisten van deze richtlijn. Om de bestaande rapportagepraktijken aan de transparantieverplichting te kunnen aanpassen, dient te worden voorzien in een overgangsperiode. Het mag niet nodig zijn om de transparantieverplichting toe te passen ten aanzien van overeenkomsten tussen rechthebbenden en organisaties voor collectief beheer, onafhankelijke beheerentiteiten of andere entiteiten die zijn onderworpen aan de nationale voorschriften tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU, aangezien die organisaties of entiteiten reeds aan transparantieverplichtingen zijn onderworpen uit hoofde van artikel 18 van Richtlijn 2014/26/EU. Artikel 18 van Richtlijn 2014/26/EU is van toepassing op organisaties die namens meer dan één rechthebbende auteursrechten of naburige rechten beheren in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden. Overeenkomsten die zijn gesloten tussen enerzijds rechthebbenden en anderzijds hun contractuele wederpartijen die in hun eigen belang handelen, en waarover individueel is onderhandeld, moeten echter aan de transparantieverplichting van deze richtlijn worden onderworpen.

(78)

In bepaalde gevallen gelden voor de exploitatie van op het niveau van de Unie geharmoniseerde rechten langlopende contracten die auteurs en uitvoerende kunstenaars weinig opportuniteiten bieden om hierover nieuwe onderhandelingen aan te gaan met hun contractuele wederpartijen of hun rechtsopvolgers ingeval de economische waarde van de rechten aanzienlijk hoger blijkt dan aanvankelijk geraamd. Daarom dient, onverminderd het recht dat van toepassing is op contracten in de lidstaten, een mechanisme te worden ingevoerd om de vergoeding aan te passen in gevallen waarin de oorspronkelijke volgens de licentie of de overdracht van rechten overeengekomen vergoeding duidelijk onevenredig laag wordt ten opzichte van de relevante inkomsten ten gevolge van de daaropvolgende exploitatie van het werk of vastlegging van de uitvoering door de contractuele wederpartijen van de auteur of de uitvoerende kunstenaar. Alle voor het geval relevante inkomsten, in voorkomend geval met inbegrip van inkomsten uit merchandising, moeten in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van de vraag of de vergoeding onevenredig laag is. Bij de beoordeling van de situatie moet rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden van elk geval, met inbegrip van de bijdrage van de auteur of uitvoerende kunstenaar, alsmede met de specifieke kenmerken en vergoedingspraktijken in de verschillende contentsectoren, en met de vraag of het contract is gebaseerd op een collectieve overeenkomst. Vertegenwoordigers van auteurs en uitvoerende kunstenaars die naar behoren gemachtigd zijn overeenkomstig het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht, moeten de mogelijkheid hebben om een of meer auteurs of uitvoerende kunstenaars bij te staan in verband met verzoeken om aanpassing van de contracten, waarbij in voorkomend geval ook rekening wordt gehouden met de belangen van andere auteurs of uitvoerende kunstenaars.

Die vertegenwoordigers moeten de identiteit van de vertegenwoordigde auteurs en uitvoerende kunstenaars zo lang mogelijk beschermen. Indien de partijen het niet eens worden over de aanpassing van de vergoeding, moet de auteur of de uitvoerende kunstenaar het recht hebben om een vordering in te stellen bij een rechtbank of een andere bevoegde autoriteit. Een dergelijk mechanisme mag niet van toepassing zijn op contracten die worden gesloten door entiteiten als omschreven in artikel 3, onder a) en b), van Richtlijn 2014/26/EU of door andere entiteiten waarop nationale voorschriften tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing zijn.

(79)

Auteurs en uitvoerende kunstenaars aarzelen vaak om hun rechten ten aanzien van hun contractuele wederpartijen af te dwingen voor een rechterlijke instantie. De lidstaten moeten dan ook voorzien in een procedure voor alternatieve geschillenbeslechting om vorderingen van auteurs en uitvoerende kunstenaars of namens hen optredende vertegenwoordigers in verband met transparantieverplichtingen en het contractaanpassingsmechanisme te behandelen. Daartoe moeten de lidstaten een nieuw orgaan of mechanisme kunnen instellen of een beroep kunnen doen op een bestaand orgaan of mechanisme dat aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet, ongeacht of die organen of mechanismen door de sector worden geleid dan wel publiek zijn, met inbegrip van de situatie waarin zij een onderdeel zijn van het nationale gerechtelijk stelsel. De lidstaten moeten flexibel kunnen beslissen over de wijze waarop de kosten van de geschillenbeslechtingsprocedure moeten worden toegewezen. Een dergelijke procedure voor alternatieve geschillenbeslechting moet het recht van de partijen om hun rechten uit te oefenen en te verdedigen door een gerechtelijke procedure te beginnen, onverlet laten.

(80)

Wanneer auteurs en uitvoerende kunstenaars hun rechten in licentie geven of overdragen, verwachten zij dat hun werk of uitvoering wordt geëxploiteerd. Het zou echter kunnen dat werken of uitvoeringen die in licentie zijn gegeven of overgedragen werden, helemaal niet worden geëxploiteerd. Wanneer die rechten op basis van exclusiviteit werden overgedragen, kunnen auteurs en uitvoerende kunstenaars zich niet tot een andere partner wenden om hun werken of uitvoeringen te exploiteren. In een dergelijk geval en na verloop van een redelijke termijn moeten auteurs en uitvoerende kunstenaars kunnen gebruikmaken van een mechanisme voor de herroeping van rechten waardoor zij hun rechten aan een andere persoon kunnen overdragen of bij een andere persoon in licentie kunnen geven. Aangezien de exploitatie van werken of uitvoeringen van sector tot sector kan verschillen, kunnen op nationaal niveau specifieke bepalingen worden vastgesteld om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de sectoren, zoals de audiovisuele sector, of van de werken of uitvoeringen, waarbij met name wordt voorzien in termijnen voor het herroepingsrecht. Om de rechtmatige belangen van licentienemers en verkrijgers van rechten te beschermen en misbruik te voorkomen, en rekening houdend met het feit dat een bepaalde tijd nodig is alvorens een werk of uitvoering daadwerkelijk wordt geëxploiteerd, moeten auteurs en uitvoerende kunstenaars het herroepingsrecht overeenkomstig bepaalde procedurele vereisten en pas na een bepaalde periode na de sluiting van de licentie of van de overdrachtsovereenkomst kunnen uitoefenen. Het moet de lidstaten zijn toegestaan om te voorzien in een regeling voor de uitoefening van het herroepingsrecht in het geval van werken of uitvoeringen waaraan meerdere auteurs of uitvoerende kunstenaars hebben meegewerkt, rekening houdend met het relatieve belang van de afzonderlijke bijdragen.

(81)

De in deze richtlijn neergelegde bepalingen inzake transparantie, contractaanpassingsmechanismen en alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures moeten een dwingend karakter hebben en de partijen mogen niet van die contractuele bepalingen kunnen afwijken, ongeacht of deze zijn opgenomen in de contracten tussen auteurs, uitvoerende kunstenaars en hun contractuele wederpartijen of in overeenkomsten tussen die contractuele wederpartijen en derden, zoals geheimhoudingsovereenkomsten. Bijgevolg moet artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (17) zodanig worden toegepast dat, indien alle overige op het tijdstip van de keuze van het toepasselijke recht bestaande aanknopingspunten zich in een of meer lidstaten bevinden, de keuze van de partijen voor een ander toepasselijk recht dan dat van een lidstaat de toepassing van de in deze richtlijn neergelegde bepalingen inzake transparantie, contractaanpassingsmechanismen en alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures, zoals omgezet in de lidstaat van de aangezochte rechtbank, onverlet laat.

(82)

Niets in deze richtlijn mag worden uitgelegd als een beletsel voor houders van exclusieve rechten uit hoofde van het auteursrecht van de Unie om het gebruik van hun werken of andere materialen kosteloos toe te staan, onder meer door middel van niet-exclusieve gratis licenties ten behoeve van alle gebruikers.

(83)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de modernisering van bepaalde aspecten van het auteursrechtelijk kader van de Unie om rekening te houden met technologische ontwikkelingen en nieuwe distributiekanalen voor beschermde content in de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang, de effecten en de grensoverschrijdende dimensie ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(84)

Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest. Derhalve dient deze richtlijn in het licht van die rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast.

(85)

Bij elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn dienen de grondrechten te worden geëerbiedigd, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van artikel 7, respectievelijk artikel 8 van het Handvest, en moeten Richtlijn 2002/58/EG en Verordening (EU) 2016/679 worden nageleefd.

(86)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (18) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld die gericht zijn op verdere harmonisatie van het Unierecht met betrekking tot het auteursrecht en naburige rechten in het kader van de interne markt, met name rekening houdend met digitaal en grensoverschrijdend gebruik van beschermde content. Deze richtlijn bevat ook regels inzake uitzonderingen op en beperkingen van het auteursrecht en naburige rechten en inzake de bevordering van de licentieverlening, alsmede regels die erop gericht zijn te zorgen voor een goed werkende markt voor de exploitatie van werken en andere materialen.

2.   Behalve in de in artikel 24 bedoelde gevallen doet deze richtlijn geen afbreuk aan en is zij op generlei wijze van invloed op de bestaande regels die zijn vastgelegd in de thans op dit gebied geldende richtlijnen, met name de Richtlijnen 96/9/EG, 2000/31/EG, 2001/29/EG, 2006/115/EG, 2009/24/EG, 2012/28/EU en 2014/26/EU.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   "onderzoeksorganisatie": een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:

a)

zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of

b)

op grond van een door een lidstaat erkende taak van algemeen belang;

op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;

2.   "tekst- en datamining": een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden;

3.   "instelling voor cultureel erfgoed": een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;

4.   "perspublicatie": een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard maar ook andere werken of andere materialen kan omvatten, en die:

a)

een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;

b)

als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen, en

c)

via een of ander medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener.

Periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden voor de toepassing van deze richtlijn niet beschouwd als perspublicaties;

5.   "dienst van de informatiemaatschappij": een dienst in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

6.   "aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content": een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst geüploade auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken en materialen ordent en promoot met een winstoogmerk.

Aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronischecommunicatiediensten als gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen "aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content" in de zin van deze richtlijn.

TITEL II

MAATREGELEN OM UITZONDERINGEN EN BEPERKINGEN AAN TE PASSEN AAN DE DIGITALE EN GRENSOVERSCHRIJDENDE OMGEVING

Artikel 3

Tekst- en datamining met het oog op wetenschappelijk onderzoek

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op de rechten bedoeld in artikel 5, onder a), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG, en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn voor reproducties en opvragingen door onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op werken of andere materialen waartoe zij rechtmatige toegang hebben.

2.   Kopieën van werken of andere materialen die worden gemaakt overeenkomstig lid 1, worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.

3.   Rechthebbenden kunnen maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de werken of andere materialen worden gehost. Deze maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

4.   De lidstaten moedigen rechthebbenden, onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed aan om algemeen aanvaarde beste praktijken vast te stellen met betrekking tot de toepassing van de in lid 2 bedoelde verplichting en de in lid 3 bedoelde maatregelen.

Artikel 4

Uitzondering of beperking voor tekst- en datamining

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op of beperking van de rechten als bedoeld in artikel 5, onder a), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 4, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 2009/24/EG en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn voor reproducties en opvragingen van rechtmatig toegankelijke werken en andere materialen met het oog op tekst- en datamining.

2.   Reproducties en opvragingen op grond van lid 1 mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.

3.   De uitzondering of beperking als bedoeld in lid 1 is van toepassing op voorwaarde dat het gebruik van de in dat lid bedoelde werken en andere materialen door de rechthebbenden ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden, zoals machinaal leesbare middelen in het geval van online ter beschikking gestelde content.

4.   Dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 3 van deze richtlijn.

Artikel 5

Gebruik van werken en andere materialen in digitale en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten

1.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op of beperking van de rechten bedoeld in artikel 5, onder a), b), d), en e), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/24/EG en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn om digitaal gebruik van werken en andere materialen dat uitsluitend dient voor illustratie bij het onderwijs, mogelijk te maken voor zover dit wordt gerechtvaardigd door het te bereiken niet-commerciële doel, op voorwaarde dat zulk gebruik:

a)

plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling, en

b)

vergezeld gaat van de vermelding van de bron, waaronder de naam van de auteur, tenzij dit niet mogelijk blijkt.

2.   Niettegenstaande artikel 7, lid 1, kunnen de lidstaten bepalen dat de op grond van lid 1 vastgestelde uitzondering of beperking niet van toepassing is, of niet van toepassing is met betrekking tot specifieke vormen van gebruik of soorten werken of andere materialen, zoals materialen die in de eerste plaats bedoeld zijn voor de onderwijsmarkt of bladmuziek, voor zover passende licenties die de in lid 1 van dit artikel beschreven handelingen toestaan en die afgestemd zijn op de behoeften en specifieke kenmerken van onderwijsinstellingen, vlot beschikbaar zijn op de markt.

De lidstaten die besluiten gebruik te maken van de eerste alinea van dit lid, nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de licenties voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde handelingen op een passende wijze beschikbaar en zichtbaar zijn voor onderwijsinstellingen.

3.   Het gebruik van werken en andere materialen dat uitsluitend dient voor illustratie bij het onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen overeenkomstig de bepalingen van op grond van dit artikel vastgesteld nationaal recht, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.

4.   De lidstaten kunnen voorzien in een billijke vergoeding voor rechthebbenden voor het gebruik van hun werken of andere materialen op grond van lid 1.

Artikel 6

Behoud van het cultureel erfgoed

De lidstaten voorzien in een uitzondering op de rechten bedoeld in artikel 5, onder a), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, artikel 2 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2009/24/EG en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn, teneinde instellingen voor cultureel erfgoed toe te laten kopieën te maken van werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, in welke vorm of welk medium ook, met als doel het behoud van dergelijke werken of andere materialen en voor zover dit noodzakelijk is voor dergelijk behoud.

Artikel 7

Gemeenschappelijke bepalingen

1.   Elke contractuele bepaling die strijdig is met de in de artikelen 3, 5 en 6 bepaalde uitzonderingen, is niet afdwingbaar.

2.   Artikel 5, lid 5, van Richtlijn 2001/29/EG is van toepassing op de uitzonderingen en beperkingen waarin deze titel voorziet. Artikel 6, lid 4, eerste, derde en vijfde alinea, van Richtlijn 2001/29/EG is van toepassing op de artikelen 3 tot en met 6 van deze richtlijn.

TITEL III

MAATREGELEN OM DE LICENTIEVERLENING TE VERBETEREN EN EEN RUIMERE TOEGANG TOT CONTENT TE VERZEKEREN

HOOFDSTUK 1

Niet of niet meer in de handel zijnde werken en andere materialen

Artikel 8

Gebruik van niet of niet meer in de handel zijnde werken en andere materialen door instellingen voor cultureel erfgoed

1.   De lidstaten bepalen dat een organisatie voor collectief beheer overeenkomstig haar mandaten van rechthebbenden met een instelling voor cultureel erfgoed een niet-exclusieve licentieovereenkomst voor niet-commerciële doeleinden mag sluiten voor de reproductie, de distributie, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van de collectie van de instelling, ongeacht of alle rechthebbenden waarvoor de licentie geldt de organisatie voor collectief beheer gemandateerd hebben, op voorwaarde dat:

a)

de organisatie voor collectief beheer op basis van haar mandaten voldoende representatief is voor de rechthebbenden in het soort werken of andere materialen in kwestie en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, en

b)

gelijke behandeling met betrekking tot de voorwaarden van de licentie wordt gewaarborgd voor alle rechthebbenden.

2.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op of beperking van de rechten bedoeld in artikel 5, onder a), b), d) en e), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/24/EG en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn om instellingen voor cultureel erfgoed toe te staan niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, beschikbaar te stellen voor niet-commerciële doeleinden, op voorwaarde dat:

a)

de naam van de auteur of een andere identificeerbare rechthebbende wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt, en

b)

deze werken of andere materialen beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites.

3.   De lidstaten schrijven voor dat de in lid 2 bedoelde uitzondering of beperking alleen van toepassing is op soorten werken of andere materialen waarvoor geen organisatie voor collectief beheer bestaat die voldoet aan de in lid 1, onder a), gestelde voorwaarden.

4.   De lidstaten bepalen dat alle rechthebbenden te allen tijde gemakkelijk en effectief hun werken of andere materialen kunnen uitsluiten van het in lid 1 vastgestelde mechanisme voor licentieverlening of van de toepassing van de in lid 2 bepaalde uitzondering of beperking, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het sluiten van een licentie of na het begin van het gebruik in kwestie.

5.   Een werk of ander materiaal wordt geacht niet of niet meer in de handel te zijn wanneer te goeder trouw kan worden aangenomen dat het gehele werk of ander materiaal niet beschikbaar is voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen, nadat een redelijke inspanning is geleverd om te controleren of het beschikbaar is voor het publiek.

De lidstaten kunnen voorzien in specifieke voorschriften, bijvoorbeeld een einddatum, om te bepalen of werken en andere materialen overeenkomstig lid 1 in licentie kunnen worden gegeven of kunnen worden gebruikt krachtens de uitzondering of beperking als bedoeld in lid 2. Die voorschriften gaan niet verder dan hetgeen noodzakelijk en redelijk is en sluiten niet de mogelijkheid uit om te bepalen dat een reeks werken of andere materialen in haar geheel de status van niet of niet meer in de handel zijnd werk of ander materiaal krijgt wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat alle werken of andere materialen niet of niet meer in de handel zijn.

6.   De lidstaten bepalen dat de in lid 1 bedoelde licenties moeten worden aangevraagd bij een organisatie voor collectief beheer die representatief is voor de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed is gevestigd.

7.   Dit artikel is niet van toepassing op reeksen van niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen als er, op basis van de in lid 5 bedoelde redelijke inspanning, bewijs is dat deze reeksen hoofdzakelijk bestaan uit:

a)

werken of andere materialen, die geen cinematografische of audiovisuele werken zijn, en die voor het eerst zijn gepubliceerd of, indien er geen publicatie heeft plaatsgevonden, voor het eerst zijn uitgezonden in een derde land;

b)

cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun zetel of gewone verblijfplaats hebben in een derde land, of

c)

werken of andere materialen van onderdanen van derde landen, wanneer het na een redelijke inspanning niet mogelijk was op grond van de punten a) en b) een lidstaat of een derde land te bepalen.

In afwijking van de eerste alinea, is dit artikel van toepassing indien de organisatie voor collectief beheer voldoende representatief is voor de rechthebbenden van het relevante derde land in de zin van lid 1, onder a).

Artikel 9

Grensoverschrijdend gebruik

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat overeenkomstig artikel 8 verleende licenties kunnen toestaan dat werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn door instellingen voor cultureel erfgoed worden gebruikt in alle lidstaten.

2.   Het gebruik van werken en andere materialen krachtens de uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 8, lid 2, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed die dit gebruik onderneemt, is gevestigd.

Artikel 10

Publiciteitsmaatregelen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat informatie van instellingen voor cultureel erfgoed, organisaties voor collectief beheer of relevante overheidsinstanties met het oog op de identificatie van onder een overeenkomstig artikel 8, lid 1, verleende licentie vallende of op grond van de in artikel 8, lid 2, vastgestelde uitzondering of beperking gebruikte werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, alsmede informatie over de mogelijkheden voor rechthebbenden als bedoeld in artikel 8, lid 4, en, zodra deze beschikbaar is en indien relevant, informatie over de partijen bij de licentie, over het gedekte grondgebied en over het gebruik, permanent, gemakkelijk en effectief toegankelijk wordt gesteld via één publieke portaalsite vanaf ten minste zes maanden voordat de werken of andere materialen overeenkomstig de licentie of krachtens de uitzondering of beperking worden gedistribueerd, aan het publiek worden meegedeeld of voor het publiek beschikbaar worden gesteld.

De portaalsite wordt overeenkomstig Verordening (EU) nr. 386/2012 opgericht en beheerd door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie.

2.   De lidstaten voorzien erin dat, indien dit noodzakelijk is voor de algemene bewustwording van de rechthebbenden, aanvullende passende publiciteitsmaatregelen worden genomen met betrekking tot de mogelijkheid voor organisaties voor collectief beheer om werken of andere materialen overeenkomstig artikel 8 in licentie te geven, de verleende licenties, het gebruik op grond van de uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 8, lid 2, en de opties voor rechthebbenden als bedoeld in artikel 8, lid 4.

De in de eerste alinea van dit lid bedoelde passende publiciteitsmaatregelen worden genomen in de lidstaat waar de licentie overeenkomstig artikel 8, lid 1, wordt aangevraagd of, voor gebruik op grond van de uitzondering of beperking als bedoeld in artikel 8, lid 2, in de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed is gevestigd. Als er gegevens zijn, zoals de herkomst van de werken of andere materialen, die erop wijzen dat de bewustwording van rechthebbenden in andere lidstaten of derde landen doeltreffender kan worden vergroot, zijn de bedoelde publiciteitsmaatregelen ook gericht op die lidstaten en derde landen.

Artikel 11

Dialoog van belanghebbenden

De lidstaten raadplegen rechthebbenden, organisaties voor collectief beheer en instellingen voor cultureel erfgoed, in elke sector, alvorens specifieke voorschriften op grond van artikel 8, lid 5, vast te stellen en moedigen een regelmatige dialoog aan tussen representatieve organisaties van gebruikers en rechthebbenden, inclusief organisaties voor collectief beheer, en met andere relevante belangenorganisaties om per sector de relevantie en de bruikbaarheid van de in artikel 8, lid 1, bedoelde mechanismen voor licentieverlening te bevorderen en ervoor te zorgen dat de in dit hoofdstuk bedoelde waarborgen voor rechthebbenden doeltreffend zijn.

HOOFDSTUK 2

Maatregelen om collectieve licentieverlening te vergemakkelijken

Artikel 12

Collectieve licentieverlening met een verruimd effect

1.   De lidstaten kunnen met betrekking tot het gebruik op hun grondgebied en met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde waarborgen, bepalen dat wanneer een organisatie voor collectief beheer die valt onder de nationale regels tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU, overeenkomstig haar mandaten van rechthebbenden een licentieovereenkomst sluit voor de exploitatie van werken of andere materialen:

a)

deze overeenkomst kan worden uitgebreid tot de rechten van rechthebbenden die deze organisatie voor collectief beheer niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd hebben om hen te vertegenwoordigen, of

b)

de organisatie, met betrekking tot deze overeenkomst, een wettelijk mandaat heeft of geacht wordt de rechthebbenden te vertegenwoordigen die de organisatie daartoe niet hebben gemachtigd.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde mechanisme voor licentieverlening alleen wordt toegepast binnen welomschreven toepassingsgebieden waar de verkrijging van toestemmingen van rechthebbenden op individuele basis in de regel zo hinderlijk en onpraktisch is dat de vereiste licentietransactie onwaarschijnlijk is, door de aard van het gebruik of de soorten werken of andere materialen, en zij zorgen ervoor dat dit mechanisme voor licentieverlening de rechtmatige belangen van rechthebbenden waarborgt.

3.   Voor de toepassing van lid 1 voorzien de lidstaten in de volgende waarborgen:

a)

de organisatie voor collectief beheer is, op basis van haar mandaten, voldoende representatief voor de rechthebbenden in het betrokken soort werken of andere materialen, en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, voor de lidstaat in kwestie;

b)

gelijke behandeling, inclusief met betrekking tot de voorwaarden van de licentie, wordt gewaarborgd voor alle rechthebbenden;

c)

rechthebbenden die de organisatie die de licentie verleent, niet gemachtigd hebben, kunnen hun werken of andere materialen te allen tijde gemakkelijk en effectief uitsluiten van het overeenkomstig dit artikel ingestelde mechanisme voor licentieverlening, en

d)

vanaf een redelijke periode voordat de werken of andere materialen in het kader van de licentie worden gebruikt, worden passende publiciteitsmaatregelen genomen om de rechthebbenden te informeren over de mogelijkheid voor de organisatie voor collectief beheer om werken of andere materialen in licentie te geven, over de licentieverlening die overeenkomstig dit artikel plaatsvindt, alsmede over de in punt c) bedoelde mogelijkheden waarover de rechthebbenden beschikken. De publiciteitsmaatregelen zijn doeltreffend zonder dat elke rechthebbende individueel hoeft te worden geïnformeerd.

4.   Dit artikel laat de toepassing onverlet van mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect overeenkomstig andere bepalingen van Unierecht, met inbegrip van bepalingen op grond waarvan uitzonderingen of beperkingen kunnen worden toegestaan.

Dit artikel is niet van toepassing op verplicht collectief beheer van rechten.

Artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU is van toepassing op het mechanisme voor licentieverlening waarin dit artikel voorziet.

5.   Wanneer een lidstaat in zijn nationaal recht voorziet in een mechanisme voor licentieverlening overeenkomstig dit artikel, informeert die lidstaat de Commissie over het toepassingsgebied van de overeenkomstige nationale bepalingen, over de doeleinden en de soorten licenties die op grond van die wet kunnen worden ingevoerd, over de contactgegevens van de organisaties die overeenkomstig dit mechanisme licenties afgeven en over de manier waarop informatie over de licentieverlening en de mogelijkheden voor rechthebbenden als bedoeld in lid 3, onder c), kan worden verkregen. De Commissie maakt die informatie publiek.

6.   Op basis van de op grond van lid 5 van dit artikel ontvangen informatie en de besprekingen binnen het bij artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2001/29/EG ingestelde contactcomité dient de Commissie uiterlijk op 10 april 2021 bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over het gebruik van de in lid 1 van dit artikel bedoelde mechanismen in de Unie, de gevolgen ervan voor de licentieverlening en de rechthebbenden, met inbegrip van rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de licenties verleent of die onderdaan of ingezetene zijn van een andere lidstaat, de doeltreffendheid ervan voor het faciliteren van de verspreiding van culturele content en de gevolgen voor de interne markt, met inbegrip van de grensoverschrijdende verrichting van diensten en mededinging. Dat verslag gaat, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel, inclusief wat het grensoverschrijdende effect van die nationale mechanismen betreft.

HOOFDSTUK 3

Toegang tot en beschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms

Artikel 13

Onderhandelingsmechanisme

De lidstaten zorgen ervoor dat partijen die moeilijkheden ondervinden met betrekking tot de licentieverlening voor rechten, wanneer zij een overeenkomst wensen te sluiten voor de beschikbaarstelling van audiovisuele werken op video-on-demanddiensten, een beroep kunnen doen op de bijstand van een onpartijdige instantie of van bemiddelaars. De onpartijdige instantie die door een lidstaat is opgericht of aangewezen voor de doeleinden van dit artikel en de bemiddelaars verlenen de partijen bijstand bij hun onderhandelingen en helpen de partijen overeenkomsten te sluiten, inclusief, indien passend, door voorstellen aan hen voor te leggen.

De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 7 juni 2021 in kennis van de in de eerste alinea bedoelde instantie of bemiddelaars. In gevallen waarin lidstaten ervoor gekozen hebben een beroep te doen op bemiddeling, omvat de kennisgeving aan de Commissie ten minste, indien beschikbaar, de bron waar relevante informatie over de met de zaak belaste bemiddelaars kan worden gevonden.

HOOFDSTUK 4

Werken van beeldende kunst in het publieke domein

Artikel 14

Werken van beeldende kunst in het publieke domein

De lidstaten bepalen dat, wanneer de beschermingstermijn van een werk van beeldende kunst is afgelopen, materiaal dat voortvloeit uit een reproductiehandeling met betrekking tot dat werk, niet onderworpen is aan het auteursrecht of naburige rechten, tenzij het uit die reproductiehandeling resulterende materiaal origineel is in die zin dat het de eigen intellectuele schepping van de auteur is.

TITEL IV

MAATREGELEN OM DE GOEDE WERKING VAN DE MARKT VOOR AUTEURSRECHTEN TE VERZEKEREN

HOOFDSTUK 1

Rechten op publicaties

Artikel 15

Bescherming van perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik

1.   De lidstaten verlenen in een lidstaat gevestigde uitgevers van perspublicaties de in artikel 2 en artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechten voor het onlinegebruik van hun perspublicaties door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij.

De in de eerste alinea bedoelde rechten gelden niet voor particulier of niet-commercieel gebruik van perspublicaties door individuele gebruikers.

De krachtens de eerste alinea verleende bescherming geldt niet voor handelingen op het gebied van hyperlinking.

De in de eerste alinea bedoelde rechten gelden niet voor het gebruik van losse woorden of zeer korte fragmenten van een perspublicatie.

2.   De in lid 1 bedoelde rechten doen geen afbreuk aan en zijn op generlei wijze van invloed op rechten waarin het Unierecht voorziet voor auteurs en andere rechthebbenden ten aanzien van werken en andere materialen die in een perspublicatie zijn opgenomen. De in lid 1 bedoelde rechten worden niet ingeroepen tegen die auteurs en andere rechthebbenden en ontnemen hun in het bijzonder niet het recht om hun werken en andere materialen te exploiteren onafhankelijk van de perspublicatie waarin zij zijn opgenomen.

Wanneer een werk of ander materiaal wordt verwerkt in een perspublicatie op basis van een niet-exclusieve licentie, worden de in lid 1 bepaalde rechten niet ingeroepen om het gebruik door andere gemachtigde gebruikers te verbieden. De in lid 1 bedoelde rechten worden niet ingeroepen om het gebruik te verbieden van werken of andere materialen waarvan de bescherming is afgelopen.

3.   De artikelen 5 tot en met 8 van Richtlijn 2001/29/EG, Richtlijn 2012/28/EU en Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad (19) zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 van dit artikel bepaalde rechten.

4.   De in lid 1 bepaalde rechten vervallen twee jaar nadat de perspublicatie is verschenen. Die termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop die perspublicatie is verschenen.

Lid 1 is niet van toepassing op perspublicaties die voor het eerst gepubliceerd zijn vóór 6 juni 2019.

5.   De lidstaten voorzien erin dat de auteurs van werken die verwerkt zijn in een perspublicatie, een passend aandeel krijgen van de inkomsten die uitgevers van perspublicaties ontvangen voor het gebruik van hun perspublicaties door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij.

Artikel 16

Recht op billijke vergoeding

De lidstaten kunnen bepalen dat, wanneer een auteur een recht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, deze overdracht of licentie voor de uitgever een afdoende rechtsgrondslag vormt om recht te hebben op een deel van de vergoeding voor het gebruik van het werk in het kader van een uitzondering op of een beperking van het overgedragen of in licentie gegeven recht.

De eerste alinea laat bestaande en toekomstige regelingen in de lidstaten met betrekking tot openbare uitleenrechten onverlet.

HOOFDSTUK 2

Bepaalde vormen van gebruik van beschermde content door onlinediensten

Artikel 17

Gebruik van beschermde content door aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content

1.   De lidstaten voorzien erin dat een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content, voor de toepassing van deze richtlijn een handeling verricht van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek, wanneer hij het publiek toegang verleent tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door de gebruikers ervan zijn geüpload.

Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content moet daarom toestemming krijgen van de in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechthebbenden, bijvoorbeeld door het sluiten van een licentieovereenkomst, teneinde werken of andere materialen mee te delen of beschikbaar te stellen voor het publiek.

2.   De lidstaten voorzien erin dat, indien een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content toestemming krijgt, bijvoorbeeld door het sluiten van een licentieovereenkomst, die toestemming ook betrekking heeft op handelingen die worden verricht door gebruikers van de onder artikel 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende diensten wanneer zij niet op commerciële basis handelen of indien hun activiteit geen significante inkomsten genereert.

3.   Wanneer een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content een handeling van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek verricht, onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden, is de in artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG vastgestelde beperking van de aansprakelijkheid niet van toepassing op situaties die onder dit artikel vallen.

De eerste alinea van dit lid laat de mogelijke toepassing onverlet van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG op die dienstverleners voor doeleinden die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

4.   Als geen toestemming wordt verleend, zijn aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van auteursrechtelijk beschermde werken en andere materialen, tenzij de dienstverleners aantonen dat zij:

a)

alles in het werk hebben gesteld om toestemming te krijgen, en

b)

overeenkomstig strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding, alles in het werk hebben gesteld om ervoor te zorgen dat bepaalde werken en andere materialen waarvoor de rechthebbenden hun de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn, en in ieder geval

c)

na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt zijn opgetreden om de toegang tot de werken en andere materialen in kwestie te deactiveren of deze van hun websites te verwijderen, en alles in het werk hebben gesteld om toekomstige uploads ervan overeenkomstig punt b) te voorkomen.

5.   Bij het bepalen of de dienstverlener zijn verplichtingen uit hoofde van lid 4 is nagekomen en in het licht van het evenredigheidsbeginsel wordt onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:

a)

het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken of andere materialen die door de gebruikers van de dienst zijn geüpload, en

b)

de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen en de kosten daarvan voor dienstverleners.

6.   De lidstaten voorzien erin, met betrekking tot nieuwe aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content waarvan de diensten gedurende minder dan drie jaar beschikbaar waren voor het publiek in de Unie en die een jaaromzet hebben van minder dan 10 miljoen EUR, berekend overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (20), dat de voorwaarden uit hoofde van de aansprakelijkheidsregeling van lid 4 beperkt zijn tot de naleving van lid 4, onder a), en tot prompt optreden, na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding, om de toegang tot de gemelde werken of andere materialen te deactiveren of die werken of andere materialen van hun websites te verwijderen.

Wanneer het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers van deze dienstverleners meer dan 5 miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorgaande kalenderjaar, moeten zij ook aantonen dat zij alles in het werk hebben gesteld om verdere uploads van de werken en andere materialen in kwestie waarvoor de rechthebbenden de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, te voorkomen.

7.   De samenwerking tussen de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content en de rechthebbenden leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken of andere materialen die geen inbreuk maken op het auteursrecht en naburige rechten, ook niet wanneer deze werken of andere materialen vallen onder een uitzondering of beperking.

De lidstaten zorgen ervoor dat gebruikers in elke lidstaat kunnen gebruikmaken van elk van de volgende bestaande uitzonderingen of beperkingen wanneer zij door gebruikers van onlinediensten voor het delen van content gegenereerde content uploaden en beschikbaar maken:

a)

citaat, kritiek, recensie;

b)

gebruik voor een karikatuur, parodie of pastiche.

8.   De toepassing van dit artikel leidt niet tot een algemene toezichtsverplichting.

De lidstaten bepalen dat aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content rechthebbenden op hun verzoek passende informatie verstrekken over de werking van hun praktijken met betrekking tot de in lid 4 bedoelde samenwerking en, indien licentieovereenkomsten worden gesloten tussen dienstverleners en rechthebbenden, informatie over het gebruik van content die onder de overeenkomsten valt.

9.   De lidstaten voorzien erin dat aanbieders van onlinediensten voor het delen van content een doeltreffend en snel klachten- en beroepsmechanisme invoeren dat beschikbaar is voor de gebruikers van hun diensten in geval van geschillen over het deactiveren van de toegang tot of het verwijderen van door hen geüploade werken of andere materialen.

Wanneer rechthebbenden verzoeken om de toegang tot hun specifieke werken of andere materialen te deactiveren of om die specifieke werken of andere materialen te verwijderen, motiveren zij de redenen voor hun verzoek naar behoren. Klachten die in het kader van het in de eerste alinea bedoelde mechanisme worden ingediend, worden onverwijld behandeld en besluiten om geüploade content ontoegankelijk te maken of te verwijderen, worden onderworpen aan menselijke toetsing. De lidstaten voorzien er ook in dat er voor geschillen mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting beschikbaar zijn. Deze mechanismen maken het mogelijk dat geschillen onpartijdig worden beslecht en ontnemen de gebruiker niet de door het nationale recht geboden rechtsbescherming, onverminderd de rechten van gebruikers om een beroep te doen op efficiënte rechtsmiddelen. Met name zorgen de lidstaten ervoor dat de gebruikers toegang hebben tot een rechtbank of een andere bevoegde rechterlijke instantie om het gebruik van een uitzondering of beperking op het auteursrecht en naburige rechten te laten gelden.

Deze richtlijn heeft geen gevolgen voor rechtmatig gebruik, zoals op grond van uitzonderingen of beperkingen waarin het Unierecht voorziet, en leidt niet tot de identificatie van individuele gebruikers, noch tot de verwerking van persoonsgegevens, tenzij overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG en Verordening (EU) 2016/679.

Aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content delen hun gebruikers in hun voorwaarden mee dat zij werken en andere materialen kunnen gebruiken op grond van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht en naburige rechten waarin het Unierecht voorziet.

10.   Vanaf 6 juni 2019 organiseert de Commissie in samenwerking met de lidstaten dialogen met belanghebbenden om beste praktijken te bespreken voor de samenwerking tussen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content en rechthebbenden. De Commissie verstrekt, in overleg met aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content, rechthebbenden, gebruikersorganisaties en andere relevante belanghebbenden, en rekening houdend met de resultaten van de dialogen met belanghebbenden, richtsnoeren voor de toepassing van dit artikel, met name betreffende de in lid 4 bedoelde samenwerking. Bij het bespreken van beste praktijken wordt in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat een evenwicht moet worden gevonden tussen grondrechten en het gebruik van uitzonderingen en beperkingen. Voor deze dialoog met belanghebbenden hebben de gebruikersorganisaties toegang tot adequate informatie van de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content over de werking van hun praktijken met betrekking tot lid 4.

HOOFDSTUK 3

Billijke vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars in exploitatiecontracten

Artikel 18

Beginsel van passende en evenredige vergoeding

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer auteurs en uitvoerende kunstenaars hun uitsluitende rechten voor de exploitatie van hun werken of andere materialen in licentie geven of overdragen, zij gerechtigd zijn een passende en evenredige vergoeding te ontvangen.

2.   Bij de omzetting van het in lid 1 bedoelde beginsel in het nationale recht zijn de lidstaten vrij om verschillende mechanismen te gebruiken en houden zij rekening met het beginsel van contractuele vrijheid en een billijk evenwicht tussen rechten en belangen.

Artikel 19

Transparantieverplichting

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat auteurs en uitvoerende kunstenaars op regelmatige basis, ten minste eenmaal per jaar, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van hun werken en uitvoeringen ontvangen van de partijen aan wie zij hun rechten hebben overgedragen of in licentie gegeven of van hun rechtsopvolgers, met name wat betreft de wijzen van exploitatie, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de in lid 1 bedoelde rechten vervolgens in licentie zijn gegeven, auteurs en uitvoerende kunstenaars of hun vertegenwoordigers op hun verzoek aanvullende informatie ontvangen van de sublicentienemers, indien hun eerste contractuele wederpartij niet alle informatie bezit die nodig is voor de toepassing van lid 1.

Wanneer om die aanvullende informatie wordt verzocht, verstrekt de eerste contractuele wederpartij van auteurs en uitvoerende kunstenaars informatie over de identiteit van die sublicentienemers.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat verzoeken aan sublicentienemers op grond van de eerste alinea, direct of indirect worden gedaan via de contractuele wederpartij van de auteur of uitvoerende kunstenaar.

3.   De in lid 1 bedoelde verplichting is evenredig en doeltreffend voor het waarborgen van een hoog niveau van transparantie in elke sector. De lidstaten kunnen erin voorzien dat in behoorlijk gemotiveerde gevallen waarin de uit de in lid 1 vastgestelde verplichting voortvloeiende administratieve lasten onevenredig zouden worden in het licht van de bij de exploitatie van het werk of de uitvoering voortgebrachte inkomsten, de verplichting wordt beperkt tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mogen worden verwacht.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting niet van toepassing is wanneer de bijdrage van de auteur of de uitvoerende kunstenaar niet significant is, gelet op het geheel van het werk of de uitvoering, tenzij de auteur of uitvoerende kunstenaar aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel 20, lid 1, uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.

5.   De lidstaten kunnen erin voorzien dat voor overeenkomsten die onderworpen zijn aan of gebaseerd zijn op collectieve overeenkomsten, de transparantievoorschriften van de toepasselijke collectieve overeenkomst van toepassing zijn, op voorwaarde dat die voorschriften voldoen aan de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde criteria.

6.   Indien artikel 18 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is, geldt de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting niet voor overeenkomsten die worden gesloten door entiteiten als omschreven in artikel 3, onder a) en b), van die richtlijn of door andere entiteiten waarop de nationale voorschriften tot uitvoering van die richtlijn van toepassing zijn.

Artikel 20

Mechanisme voor aanpassing van contracten

1.   Bij gebrek aan een toepasselijke collectieve overeenkomst die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel vastgestelde mechanisme, zorgen de lidstaten ervoor dat auteurs en uitvoerende kunstenaars of hun vertegenwoordigers het recht hebben van de partij met wie zij een contract voor de exploitatie van hun rechten hebben gesloten of van de rechtsopvolger van een dergelijke partij, een aanvullende, passende en billijke vergoeding te vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van de werken of uitvoeringen.

2.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op overeenkomsten die worden gesloten door entiteiten in de zin van artikel 3, onder a) en b), van Richtlijn 2014/26/EU of andere entiteiten waarop de nationale voorschriften tot uitvoering van die richtlijn reeds van toepassing zijn.

Artikel 21

Procedure voor alternatieve geschillenbeslechting

De lidstaten bepalen dat geschillen betreffende de transparantieverplichting uit hoofde van artikel 19 en het mechanisme voor aanpassing van contracten uit hoofde van artikel 20 kunnen worden onderworpen aan een vrijwillige procedure voor alternatieve geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat representatieve organisaties van auteurs en uitvoerende kunstenaars deze procedures kunnen inleiden op specifiek verzoek van een of meer auteurs of uitvoerende kunstenaars.

Artikel 22

Herroepingsrecht

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar zijn rechten op een werk of ander beschermd materiaal op basis van exclusiviteit in licentie heeft gegeven of heeft overgedragen, de auteur of de uitvoerende kunstenaar de licentie of overdracht van rechten geheel of gedeeltelijk kan herroepen, als dat werk of dat andere beschermd materiaal niet wordt geëxploiteerd.

2.   Specifieke bepalingen voor het in lid 1 bedoelde herroepingsmechanisme kunnen worden opgenomen in het nationale recht, waarbij rekening wordt gehouden met:

a)

de specifieke kenmerken van de diverse sectoren en de diverse soorten werken en uitvoeringen, en

b)

indien een werk of ander materiaal een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, het relatieve belang van de individuele bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme door een individuele auteur of uitvoerende kunstenaar.

De lidstaten kunnen werken of andere materialen van de toepassing van het herroepingsmechanisme uitsluiten indien die werken of andere materialen gewoonlijk bijdragen van een groot aantal auteurs of uitvoerende kunstenaars omvatten.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat het herroepingsmechanisme alleen kan worden toegepast binnen een specifiek tijdsbestek, indien een dergelijke beperking naar behoren gerechtvaardigd is door de specifieke kenmerken van de sector of van het soort werk of ander materiaal in kwestie.

De lidstaten kunnen erin voorzien dat de auteurs of de uitvoerende kunstenaars ervoor kunnen kiezen de exclusiviteit van de overeenkomst te beëindigen in plaats van de licentie of de overdracht van de rechten te herroepen.

3.   De lidstaten voorzien erin dat de in lid 1 bedoelde herroeping pas mogelijk is na afloop van een redelijke termijn na de sluiting van de licentie of de overdracht van de rechten. De auteur of de uitvoerende kunstenaar stelt de persoon aan wie de rechten in licentie zijn gegeven of overgedragen, in kennis en stelt een passende termijn vast waarbinnen de in licentie gegeven of overgedragen rechten moeten worden geëxploiteerd. Na het verstrijken van deze termijn kan de auteur of de uitvoerende kunstenaar ervoor kiezen de exclusiviteit van de overeenkomst te beëindigen in plaats van de licentie of de overdracht van de rechten te herroepen.

4.   Lid 1 is niet van toepassing indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de auteur of de uitvoerende kunstenaar kunnen worden opgelost.

5.   De lidstaten kunnen erin voorzien dat elke contractuele bepaling die afwijkt van het in lid 1 bedoelde herroepingsmechanisme, alleen afdwingbaar is als zij gebaseerd is op een collectieve overeenkomst.

Artikel 23

Gemeenschappelijke bepalingen

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat contractuele bepalingen die de naleving van de artikelen 19, 20 en 21 onmogelijk maken, niet afdwingbaar zijn ten aanzien van auteurs en uitvoerende kunstenaars.

2.   De lidstaten voorzien erin dat de artikelen 18 tot en met 22 van deze richtlijn niet van toepassing zijn op auteurs van een computerprogramma in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2009/24/EG.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Wijzigingen van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG

1.   Richtlijn 96/9/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

In artikel 6, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

"b)

wanneer het gebruik betreft alleen ter illustratie bij het onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, met bronvermelding en voor zover door het niet-commerciële doel gerechtvaardigd, onverminderd de uitzonderingen en beperkingen bepaald in Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad (*1);

(*1)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92)."."

b)

In artikel 9 wordt punt b) vervangen door:

"b)

opvraging ter illustratie bij het onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, met bronvermelding en voor zover door het niet-commerciële doel gerechtvaardigd, onverminderd de uitzonderingen en beperkingen bepaald in Richtlijn (EU) 2019/790;".

2.   Richtlijn 2001/29/EG wordt als volgt gewijzigd:

a)

In artikel 5, lid 2, wordt punt c) vervangen door:

"c)

in welbepaalde gevallen, de reproductie door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea, of door archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, onverminderd de uitzonderingen en beperkingen bepaald in Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad (*2);

(*2)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92)."."

b)

In artikel 5, lid 3, wordt punt a) vervangen door:

"a)

het gebruik uitsluitend als illustratie bij het onderwijs of ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, op voorwaarde dat de bron, waaronder de naam van de auteur, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt, en voor zover het gebruik door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd, onverminderd de uitzonderingen en beperkingen bepaald in Richtlijn (EU) 2019/790;".

c)

Aan artikel 12, lid 4, worden de volgende punten toegevoegd:

"e)

de impact van de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/790 op de werking van de interne markt onderzoeken en de aandacht vestigen op eventuele moeilijkheden bij de omzetting;

f)

uitwisseling van informatie bevorderen over relevante ontwikkelingen in de wetgeving en de rechtspraak en over de praktische toepassing van de maatregelen van de lidstaten voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn (EU) 2019/790;

g)

enige andere kwestie in verband met de toepassing van Richtlijn (EU) 2019/790 bespreken.".

Artikel 25

Verband met in andere richtlijnen bepaalde uitzonderingen en beperkingen

De lidstaten kunnen ruimere bepalingen vaststellen of handhaven die verenigbaar zijn met de in Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG bepaalde uitzonderingen en beperkingen voor gebruik of aangelegenheden die vallen onder de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen of beperkingen.

Artikel 26

Toepassing in de tijd

1.   Deze richtlijn is van toepassing op alle werken en andere materialen die op of na 7 juni 2021 door het nationale recht op het gebied van auteursrechten worden beschermd.

2.   Deze richtlijn is van toepassing onverminderd handelingen die verricht zijn en rechten die verkregen zijn vóór 7 juni 2021.

Artikel 27

Overgangsbepaling

Overeenkomsten voor licentieverlening of overdracht van rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars worden aan de in artikel 19 vastgestelde transparantieverplichting onderworpen met ingang van 7 juni 2022.

Artikel 28

Bescherming van persoonsgegevens

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 2002/58/EG en Verordening (EU) 2016/679.

Artikel 29

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 7 juni 2021 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 30

Evaluatie

1.   Niet eerder dan 7 juni 2026 verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen.

De Commissie beoordeelt uiterlijk op 7 juni 2024 de gevolgen van de specifieke aansprakelijkheidsregeling van artikel 17 die van toepassing is op aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content die een jaarlijkse omzet hebben van minder dan 10 miljoen EUR en waarvan de diensten beschikbaar waren voor het publiek in de Unie gedurende minder dan drie jaar overeenkomstig artikel 17, lid 6, en neemt indien nodig maatregelen overeenkomstig de conclusies van haar beoordeling.

2.   De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van het in lid 1 bedoelde verslag.

Artikel 31

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 32

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 27.

(2)  PB C 207 van 30.6.2017, blz. 80.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 26 maart 2019 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 15 april 2019.

(4)  Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20).

(5)  Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (Richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 167 van 22.6.2001, blz. 10).

(7)  Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende het verhuurrecht, het uitleenrecht en bepaalde naburige rechten op het gebied van intellectuele eigendom (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 28).

(8)  Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (PB L 111 van 5.5.2009, blz. 16).

(9)  Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 5).

(10)  Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 72).

(11)  Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot toewijzing aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken die verband houden met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en private sector als Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1).

(12)  Richtlijn 93/83/EEG van de Raad van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15).

(13)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(14)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).

(15)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(16)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(17)  Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).

(18)  PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.

(19)  Richtlijn (EU) 2017/1564 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 inzake bepaalde toegestane vormen van gebruik van bepaalde werken en ander materiaal die door het auteursrecht en naburige rechten beschermd zijn ten behoeve van personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben, en tot wijziging van Richtlijn 2001/29/EG betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (PB L 242 van 20.9.2017, blz. 6).

(20)  Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).