ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 118

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
6 mei 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/693 van de Commissie van 7 februari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma's

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/694 van de Commissie van 15 februari 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de betrokken concrete acties

4

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/695 van de Commissie van 26 april 2019 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Gönci kajszibarack (BGA)]

9

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/350 van de Commissie van 8 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen ( PB L 67 van 9.3.2018 )

10

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/693 VAN DE COMMISSIE

van 7 februari 2019

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma's

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (1), en met name artikel 18, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie (2) stelt specifieke regels vast betreffende de subsidiabiliteit van personeelskosten voor samenwerkingsprogramma's. Die bepaling verwijst naar de artikelen 67 en 68 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) over subsidiabiliteit en vereenvoudigde kostenopties. Die bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (4) gewijzigde artikelen en het bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 toegevoegde artikel 68 bis van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zijn geherstructureerd. De verwijzingen naar de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en de structuur van artikel 3, leden 3 tot en met 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(2)

De toepassing van artikel 3, lid 6, onder i), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 — over een van de twee methoden om een uurtarief te berekenen voor deeltijdopdrachten van personeel met een flexibel percentage werktijd per maand — is in de praktijk moeilijk gebleken, met name wanneer in het arbeidsdocument de wekelijkse arbeidstijd in plaats van de maandelijkse arbeidstijd wordt vastgesteld. Artikel 3, lid 6, punt i), van die verordening moet daarom worden gewijzigd om een uniform uurtarief op basis van het aantal gewerkte uren per maand te berekenen. Bij die methode moet ook rekening worden gehouden met de verschillen tussen lidstaten en arbeidsovereenkomsten wat jaarlijks verlof en feestdagen betreft, zoals gespecificeerd in het individuele arbeidsdocument, bij wet of in door de sociale partners (werkgevers en werknemers) gesloten overeenkomsten op het niveau van de werkgever van een bepaald personeelslid of op het niveau van de betrokken sector of op nationaal niveau. Met het oog op een samenhangend geheel van regels moet deze verduidelijking gelden voor de volledige programmeringsperiode, dat wil zeggen met ingang van de datum van inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014.

(3)

Overeenkomstig artikel 149, lid 3 bis, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 zijn de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven (5), geraadpleegd over de in deze verordening vastgestelde maatregelen.

(4)

Om rechtszekerheid te waarborgen en de discrepanties tussen de gewijzigde bepalingen van Verordening (EU) nr. 1303/2013 — die van toepassing zijn vanaf 2 augustus 2018 of eerder in overeenstemming met artikel 282 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 — en de bepalingen van deze verordening tot een minimum te beperken, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(5)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Lid 3 wordt vervangen door:

"3.   Personeelskosten kunnen worden vergoed hetzij:

i)

overeenkomstig artikel 67, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 (zoals aangetoond door het arbeidsdocument en salarisafrekeningen), of

ii)

in de vorm van standaardschalen van eenheidskosten overeenkomstig artikel 67, lid 1, onder b), en artikel 68 bis, lid 2, lid 3, eerste alinea, en lid 4, van die verordening, of

iii)

in de vorm van forfaitaire bedragen overeenkomstig artikel 67, lid 1, onder c), of

iv)

in de vorm van forfaitaire financiering overeenkomstig artikel 67, lid 1, onder d), en artikel 68 bis, lid 1, van die verordening.".

2)

Lid 4, onder a), wordt vervangen door:

"a)

een vast percentage van de bruto arbeidskosten overeenkomstig artikel 68 bis, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, of".

3)

Lid 5 wordt geschrapt.

4)

Lid 6 wordt vervangen door:

"6.   Voor deeltijdopdrachten overeenkomstig lid 4, onder b), wordt de vergoeding van de personeelskosten berekend op basis van een uniform uurtarief bepaald door middel van hetzij:

i)

het delen van de bruto maandelijkse arbeidskosten door de gemiddelde maandelijkse arbeidstijd uitgedrukt in uren, rekening houdend met de in het arbeidsdocument, bij wet of in overeenkomsten tussen de sociale partners op het betrokken niveau vastgestelde arbeidstijd, of

ii)

het delen van de meest recente bekende jaarlijkse bruto arbeidskosten door 1 720 uren.

Dit uurtarief wordt vermenigvuldigd met het aantal feitelijk aan de concrete actie bestede uren.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punt 4 van artikel 1 is van toepassing met ingang van 14 mei 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 481/2014 van de Commissie van 4 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot specifieke regels betreffende de subsidiabiliteit van de uitgaven voor samenwerkingsprogramma's (PB L 138 van 13.5.2014, blz. 45).

(3)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(4)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(5)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).


6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/694 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2019

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de vorm van financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de betrokken concrete acties

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (1), en met name artikel 67, lid 5 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder e), van Verordening (EU) nr. 1303/2013 is ingevoegd bij Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (2) en voert een vorm van financiering in die niet gekoppeld is aan de kosten van de betrokken concrete acties, maar wordt verleend op basis van de naleving van voorwaarden ("financieringsvoorwaarden") met betrekking tot het boeken van vooruitgang bij de uitvoering of de verwezenlijking van de programmadoelstellingen.

(2)

Rekening houdend met de huidige fase van de programmeringsperiode 2014-2020, zijn verschillende thematische gebieden onderzocht waarop deze vorm van financiering doeltreffend zou kunnen worden ingezet en mogelijk voordelen oplevert in de vorm van vereenvoudiging en verlichting van de administratieve last voor de begunstigden en de managementautoriteiten, zonder dat dit significante wijzigingen van de bestaande programma's zou meebrengen. Aan energie-efficiëntiemaatregelen en energie uit hernieuwbare bronnen is in de begrotingsperiode 2014-2020 en de daaraan voorafgaande begrotingsperioden uitgebreid steun verleend uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ("EFRO") en het Cohesiefonds. Deze maatregelen vormen een steungebied met relatief homogene soorten steunmaatregelen (zoals isolatiemaatregelen, vervanging van verwarmingssystemen of gebruik van elektronische apparaten met grotere efficiëntie), waarbij de begunstigden of eindontvangers van steun in de praktijk vaak natuurlijke personen of kmo's zijn.

(3)

Daarom is het passend nadere bepalingen vast te stellen voor de financieringsvoorwaarden voor energie-efficiëntiemaatregelen en energie uit hernieuwbare bronnen en voor de toepassing daarvan binnen het bestaande wettelijke kader, met inbegrip van de methode voor het bepalen van het bedrag dat overeenkomt met de toepasselijke financieringsvoorwaarden en de regelingen voor de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt. Aan de hand van de gedetailleerde methode moet de koppeling tussen het bedrag en de naleving van de definitieve financieringsvoorwaarden worden bepaald, waarbij het bedrag los moet staan van de kosten van de activiteiten in het kader van de concrete actie die zullen bijdragen tot de definitieve financieringsvoorwaarden.

(4)

Om ervoor te zorgen dat in het kader van de berekeningsmethode voor het bepalen van het aan de naleving van de financieringsvoorwaarden gekoppelde bedrag naar behoren rekening wordt gehouden met realistische aannames die zijn gebaseerd op te verwachten technologische ontwikkelingen en de daarmee samenhangende wijzigingen van de investeringskosten voor verschillende soorten steunmaatregelen die ertoe bijdragen dat in het algemeen aan de financieringsvoorwaarden wordt voldaan, moet de referentieperiode die wordt gehanteerd met name betrekking hebben op de laatste jaren waarvoor gegevens voor vergelijkbare investeringen beschikbaar zijn.

(5)

Er moet worden gespecificeerd hoe de bestaande bepalingen inzake betalingsaanvragen in dit verband moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 131, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

(6)

Bovendien moet eraan worden herinnerd dat specifieke vereisten in verband met beheersverificaties en audits van concrete acties die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen, zijn neergelegd in Verordening (EU) nr. 1303/2013, in het bijzonder in artikel 67, lid 1, en artikel 125, lid 4, onder a). Deze vereisten moeten worden weerspiegeld in de bepalingen over de opzet van dit soort concrete acties als omschreven in punt 4 van de bijlage. Met name mogen op het niveau van individuele investeringen geen verificaties en audits worden verricht omdat het de begunstigde is die aan de managementautoriteit verslag uitbrengt over de naleving van de financieringsvoorwaarden. Bovendien mogen audits en beheersverificaties geen betrekking hebben op de ondersteunende documenten betreffende de onderliggende uitgaven, aangezien de aan de concrete actie gekoppelde bedragen vooraf worden vastgesteld.

(7)

De door elke lidstaat aangewezen deskundigen zijn uit hoofde van artikel 149, lid 3 bis, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 over de in deze verordening vastgestelde maatregelen geraadpleegd overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven (3).

(8)

Om ervoor te zorgen dat de aangewezen autoriteiten daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de nieuwe bepalingen die overeenkomstig artikel 282 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 met ingang van 2 augustus 2018 van toepassing zijn, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld voor de financieringsvoorwaarden die kunnen worden gebruikt voor de vergoeding van uitgaven door de managementautoriteit aan begunstigden in het kader van de financiering die niet gekoppeld is aan de kosten van de betrokken concrete acties als bedoeld in artikel 67, lid 1, eerste alinea, onder e), van Verordening (EU) nr. 1303/2013, en voor de toepassing van die financieringsvoorwaarden.

2.   Voor niet aan de kosten gekoppelde financiering komen uitgaven in aanmerking die verband houden met energie-efficiëntiemaatregelen en energie uit hernieuwbare bronnen, zoals nader beschreven in de bijlage.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   "financieringsvoorwaarden": de voorwaarden waaraan moet worden voldaan voor de vergoeding van uitgaven in het kader van de niet aan de kosten gekoppelde financiering, bestaande uit een reeks tussentijdse en definitieve financieringsvoorwaarden bedoeld om bij te dragen aan de verwezenlijking van een vooraf vastgelegd doel;

2)   "concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt": één enkele concrete actie in de zin van artikel 2, punt 9, van Verordening (EU) nr. 1303/2013, bestaande uit alle taken die worden uitgevoerd om te voldoen aan de tussentijdse en definitieve financieringsvoorwaarden.

Artikel 3

Modaliteiten met betrekking tot financieringsvoorwaarden en toepassing daarvan

1.   De definitieve financieringsvoorwaarden worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

2.   De modaliteiten voor de toepassing van de financieringsvoorwaarden wat betreft de methode voor het bepalen van het desbetreffende vooraf vastgestelde bedrag van de uitgaven die kunnen worden vergoed en de indiening van informatie bij de Commissie met betrekking tot het opzetten van de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage.

Artikel 4

Elementen van betalingsaanvragen

1.   De overeenkomstig artikel 131, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 in een betalingsaanvraag op te nemen kosten als berekend volgens de toepasselijke grondslag, zijn gelijk aan het vooraf vastgestelde bedrag dat overeenkomt met elke vervulde financieringsvoorwaarde. Dit bedrag wordt samen met de referentie van de betrokken concrete actie in de betalingsaanvragen opgenomen, overeenkomstig het model voor betalingsaanvragen dat is opgenomen in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie (4).

2.   De totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, mogen het vooraf vastgestelde uitgavenbedrag dat overeenkomt met de definitieve financieringsvoorwaarde en dat wordt berekend op basis van de in de bijlage beschreven methoden, niet overschrijden.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320.

(2)  Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(3)  Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1011/2014 van de Commissie van 22 september 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de modellen voor de indiening van bepaalde informatie bij de Commissie en voorschriften voor de uitwisseling van informatie tussen begunstigden en managementautoriteiten, certificeringsautoriteiten, auditautoriteiten en intermediaire instanties (PB L 286 van 30.9.2014, blz. 1).


BIJLAGE

Modaliteiten met betrekking tot de financieringsvoorwaarden en de toepassing daarvan voor energie-efficiëntiemaatregelen en energie uit hernieuwbare bronnen

1.   Toepassingsgebied

Deze bijlage is van toepassing op investeringen in energie-efficiëntie en energie uit hernieuwbare bronnen in het kader van thematische doelstelling 4 voor het EFRO en het Cohesiefonds.

2.   Definitieve financieringsvoorwaarde

1.

De definitieve financieringsvoorwaarde voor energie-efficiëntiemaatregelen en energie uit hernieuwbare bronnen is de energie-efficiëntieprestatie uitgedrukt in energiebesparingen in kWh/jaar of tonnen CO2-emissiereductie zoals beschreven in de gemeenschappelijke outputindicatoren in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1301/2013.

2.

Energiebesparingen in kWh/jaar of CO2-emissiereductie worden bepaald op basis van een van de berekeningsmethoden omschreven in bijlage V, punt 1, onder a), b) of c), bij Richtlijn 2012/27/EU (1).

3.   Methode voor de vaststelling van het bedrag dat overeenkomt met de definitieve financieringsvoorwaarde

1.

Voor de toepassing van de definitieve financieringsvoorwaarde wordt het bedrag van de subsidiabele uitgaven dat overeenkomt met de definitieve financieringsvoorwaarde vastgesteld aan de hand van een eerlijke, billijke en verifieerbare berekeningsmethode, op basis van een van de volgende elementen:

a)

statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundige beoordeling;

b)

geverifieerde historische gegevens met betrekking tot energie-efficiëntiemaatregelen en regelingen voor energie uit hernieuwbare bronnen.

2.

In het kader van de berekeningsmethode wordt rekening gehouden met realistische aannames met betrekking tot de tendensen en te verwachten technologische veranderingen die gevolgen kunnen hebben voor de kosten van de geplande investeringen, die ertoe bijdragen dat tijdens het tijdschema voor de uitvoering van de concrete actie aan de definitieve financieringsvoorwaarde wordt voldaan.

4.   Opzet van concrete acties die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komen

Voor de toepassing van de financieringsvoorwaarden geldt het volgende:

a)

de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, houdt verband met het boeken van vooruitgang bij de uitvoering of de verwezenlijking van de programmadoelstellingen;

b)

de begunstigde van de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, is hetzij de managementautoriteit hetzij een intermediaire instantie die de vereiste regelingen heeft vastgesteld om een scheiding van functies te garanderen overeenkomstig artikel 125, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1303/2013;

c)

de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, wordt uitgevoerd volgens een tijdschema voor de naleving van tussentijdse of definitieve financieringsvoorwaarden;

d)

de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, wordt vóór het einde van de in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 bepaalde subsidiabiliteitsperiode afgerond of volledig uitgevoerd;

e)

bij de bepaling van tussentijdse financieringsvoorwaarden worden de overeenkomstige uitgavenbedragen vooraf vastgelegd;

f)

het mechanisme voor het meten en monitoren van de vooruitgang bij de naleving van de financieringsvoorwaarden maakt het mogelijk te controleren of aan elke financieringsvoorwaarde wordt voldaan;

g)

de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, is voor de toepassing van de steekproef van concrete acties als bedoeld in artikel 127, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 uitgesloten van de populatie als bedoeld in artikel 28, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 480/2014.

5.   Indiening van informatie bij de Commissie

Voordat zij beginnen met de uitvoering van de concrete actie die op basis van de financieringsvoorwaarden voor vergoeding in aanmerking komt, dienen de lidstaten bij de Commissie informatie in over de in de punten 2, 3 en 4 genoemde elementen, waarin wordt beschreven hoe die concrete actie zal verlopen.


(1)  Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG (PB L 315 van 14.11.2012, blz. 1).


6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/695 VAN DE COMMISSIE

van 26 april 2019

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen ["Gönci kajszibarack" (BGA)]

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Hongarije tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding "Gönci kajszibarack", die bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 484/2011 van de Commissie (2) is geregistreerd. Die wijziging bestaat er onder meer in dat de naam "Gönci kajszibarack" is gewijzigd in "Gönci kajszibarack"/"Gönci kajszi".

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier voor de naam "Gönci kajszibarack" (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 april 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 484/2011 van de Commissie van 18 mei 2011 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Gönci kajszibarack (BGA)) (PB L 133 van 20.5.2011, blz. 4).

(3)  PB C 459 van 20.12.2018, blz. 24.


Rectificaties

6.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 118/10


Rectificatie van Richtlijn (EU) 2018/350 van de Commissie van 8 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen

( Publicatieblad van de Europese Unie L 67 van 9 maart 2018 )

Bladzijde 34, bijlage, punt 1, onder a), tot vervanging van afdeling C van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG, in onderdeel C.1., punt 4:

in plaats van:

"4.   Meerdere transformatiestappen in deel C-kennisgevingen

Voor de milieurisicobeoordeling van een ggo met meerdere transformatiestappen in deel C-kennisgevingen geldt het volgende:

a)

de kennisgever moet voor elke afzonderlijke transformatiestap in het ggo een milieurisicobeoordeling verstrekken of naar reeds voor die afzonderlijke transformatiestappen ingediende kennisgevingen verwijzen;

b)

de kennisgever moet een beoordeling van de volgende aspecten verstrekken:

i)

de stabiliteit van de transformatiestappen;

ii)

de expressie van de transformatiestappen;

iii)

de mogelijke additieve, synergetische of antagonistische effecten als gevolg van de combinatie van de transformatiestappen;

c)

wanneer de nakomelingen van het ggo verscheidene subcombinaties van de transformatiestappen kunnen omvatten, moet de kennisgever een wetenschappelijke onderbouwing verstrekken die rechtvaardigt dat het niet noodzakelijk is om experimentele gegevens te verstrekken voor de betrokken subcombinaties, ongeacht de herkomst ervan; bij gebrek aan een dergelijke wetenschappelijke onderbouwing moet de kennisgever de relevante experimentele gegevens verstrekken.",

lezen:

"4.   Transformanten met gestapelde genen ("stacked transformation events") in deel C-kennisgevingen

Voor de milieurisicobeoordeling van een ggo met transformanten met gestapelde genen in deel C-kennisgevingen geldt het volgende:

a)

de kennisgever moet voor elke afzonderlijke transformatiestap in het ggo een milieurisicobeoordeling verstrekken of naar reeds voor die afzonderlijke transformatiestappen ingediende kennisgevingen verwijzen;

b)

de kennisgever moet een beoordeling van de volgende aspecten verstrekken:

i)

de stabiliteit van de transformatiestappen;

ii)

de expressie van de transformatiestappen;

iii)

de mogelijke additieve, synergetische of antagonistische effecten als gevolg van de combinatie van de transformatiestappen;

c)

wanneer de nakomelingen van het ggo verscheidene subcombinaties van de transformanten met gestapelde genen kunnen omvatten, moet de kennisgever een wetenschappelijke onderbouwing verstrekken die rechtvaardigt dat het niet noodzakelijk is om experimentele gegevens te verstrekken voor de betrokken subcombinaties, ongeacht de herkomst ervan; bij gebrek aan een dergelijke wetenschappelijke onderbouwing moet de kennisgever de relevante experimentele gegevens verstrekken.".