ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/548 VAN DE COMMISSIE
van 2 april 2019
tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding "Piemonte" (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Italië overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Piemonte" onderzocht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam "Piemonte" (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 april 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/549 VAN DE COMMISSIE
van 2 april 2019
tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding "Cataluña"/"Catalunya" (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Spanje overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Cataluña"/"Catalunya" onderzocht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (2) heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam "Cataluña"/"Catalunya" (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 april 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/550 VAN DE COMMISSIE
van 2 april 2019
tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding "Tierra de León" (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Spanje overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Tierra de León" onderzocht. De wijziging omvat de wijziging van de naam van "Tierra de León" naar "León". |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijziging van het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam "Tierra de León" (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 april 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/5 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/551 VAN DE COMMISSIE
van 3 april 2019
tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding "Graves supérieures" (BOB)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Commissie heeft de door Frankrijk overeenkomstig artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming "Graves supérieures" onderzocht. |
(2) |
Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (2). |
(3) |
Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(4) |
De wijziging in het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. |
(5) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam "Graves supérieures" (BOB) wordt goedgekeurd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 3 april 2019.
Voor de Commissie,
namens de voorzitter,
Phil HOGAN
Lid van de Commissie
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/6 |
VERORDENING (EU) 2019/552 VAN DE COMMISSIE
van 4 april 2019
tot wijziging van de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumresidugehalten voor azoxystrobin, bicyclopyrone, chloormequat, cyprodinil, difenoconazool, fenpropimorf, fenpyroximaat, fluopyram, fosetyl, isoprothiolane, isopyrazam, oxamyl, prothioconazool, spinetoram, trifloxystrobin en triflumezopyrim in of op bepaalde producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 14, lid 1, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 6 juli 2018 heeft de Commissie van de Codex Alimentarius nieuwe Codex-grenswaarden (CXL's) vastgesteld voor azoxystrobin, bicyclopyrone, chloormequat, cyprodinil, difenoconazool, fenazaquin, fenpropimorf, fenpyroximaat, flonicamid, fluopyram, flupyradifuron, fosetyl, imazamox, imazapyr, isoprothiolane, isopyrazam, oxamyl, picoxystrobin, prothioconazool, quinclorac, saflufenacil, spinetoram, tebuconazool, trifloxystrobin en triflumezopyrim (2). |
(2) |
Voor die stoffen waren maximumresidugehalten (MRL's) vastgesteld in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005, behalve voor bicyclopyrone en triflumezopyrim, waarvoor geen specifieke MRL's waren vastgesteld en die evenmin zijn opgenomen in bijlage IV bij die verordening, zodat de standaardwaarde van 0,01 mg/kg die is vastgesteld in artikel 18, lid 1, onder b), van die verordening, van toepassing is. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3) wordt, indien er internationale normen bestaan of op korte termijn tot stand zullen komen, hiermee bij de ontwikkeling en aanpassing van de levensmiddelenwetgeving rekening gehouden, tenzij die normen of de betrokken gedeelten ervan een ondoeltreffend of ongeschikt middel zouden zijn om de legitieme doelstellingen van de levensmiddelenwetgeving te verwezenlijken, er wetenschappelijke gronden zijn om deze buiten beschouwing te laten of bedoelde normen tot een ander beschermingsniveau zouden leiden dan het niveau dat in de Unie passend wordt geacht. Overeenkomstig artikel 13, onder e), van die verordening zal de Unie bovendien de overeenstemming tussen de internationale technische normen en de levensmiddelenwetgeving bevorderen, waarbij zij erop toeziet dat aan het in de Unie vastgestelde hoge beschermingsniveau geen afbreuk wordt gedaan. |
(4) |
De Unie heeft bij het Codex-comité voor bestrijdingsmiddelenresiduen een voorbehoud (4) gemaakt met betrekking tot de CXL's die zijn voorgesteld voor de volgende combinaties van bestrijdingsmiddelen en producten: bicyclopyrone (eetbare slachtafvallen van zoogdieren); difenoconazool (pitvruchten; rijst); fenazaquin (alle producten); fenpropimorf (bananen); fenpyroximaat (peren; komkommers; meloenen; pepers (paprika's); koffiebonen; citrusvruchten; dierlijke producten); flonicamid (alle producten); fluopyram (melk; rijst; gedroogde erwten); flupyradifuron (alle producten); imazamox (alle producten); imazapyr (alle producten); oxamyl (komkommer; zomerpompoen); picoxystrobin (alle producten); quinclorac (alle producten); saflufenacil (alle producten); spinetoram (avocado; pruimen; dierlijke producten); tebuconazool (alle producten); trifloxystrobin (sluitkolen). |
(5) |
De CXL's voor azoxystrobin, bicyclopyrone, chloormequat, cyprodinil, difenoconazool, fenpropimorf, fenpyroximaat, fluopyram, fosetyl, isoprothiolane, isopyrazam, oxamyl, prothioconazool, spinetoram, trifloxystrobin en triflumezopyrim die niet in overweging 4 worden vermeld, moeten daarom als MRL's worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 396/2005, behalve wanneer zij bij producten horen die niet zijn opgenomen in bijlage I bij die verordening of wanneer zij op een lager niveau zijn vastgesteld dan de huidige MRL's. Die CXL's zijn veilig voor de consumenten in de Unie (5). |
(6) |
In het kader van een procedure voor de verlening van een vergunning voor het gebruik op bramen/braambessen en, frambozen, blauwe bessen, aalbessen, kruisbessen en vlierbessen van een gewasbeschermingsmiddel dat de werkzame stof kaliumfosfonaten bevat, is overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 396/2005 een aanvraag tot wijziging van de bestaande MRL's voor fosetyl ingediend. |
(7) |
Overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 396/2005 heeft de betrokken lidstaat die aanvraag geëvalueerd en is het evaluatieverslag naar de Commissie gezonden. |
(8) |
De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de aanvraag en het evaluatieverslag beoordeeld, waarbij zij bijzondere aandacht heeft besteed aan de risico's voor de consument en, in voorkomend geval, voor dieren en zij heeft een met redenen omkleed advies over de voorgestelde MRL's uitgebracht (6). Zij heeft dat advies naar de aanvrager, de Commissie en de lidstaat gezonden en openbaar gemaakt. |
(9) |
De EFSA heeft geconcludeerd dat aan alle vereisten met betrekking tot de gegevens was voldaan en dat de door de aanvrager gevraagde wijzigingen van de MRL's op grond van een consumentenblootstellingsbeoordeling voor 27 specifieke Europese consumentengroepen uit het oogpunt van de consumentenveiligheid aanvaardbaar waren. Zij heeft rekening gehouden met de meest recente informatie over de toxicologische eigenschappen van de stof. Noch uit de gegevens over de levenslange blootstelling aan deze stof via de consumptie van alle levensmiddelen die deze stof kunnen bevatten, noch uit de gegevens over de blootstelling op korte termijn door hoge consumptie van de desbetreffende producten is gebleken dat er een risico bestaat dat de aanvaardbare dagelijkse inname of de acute referentiedosis wordt overschreden. |
(10) |
Op grond van het met redenen omklede advies van de EFSA en rekening houdend met de ter zake relevante factoren voldoen de wijzigingen van de MRL's aan de vereisten van artikel 14, lid 2, van Verordening (EG) nr. 396/2005. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 396/2005 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 4 april 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 70 van 16.3.2005, blz. 1.
(2) http://www.fao.org/fao-who-codexalimentarius/sh-proxy/en/?lnk=1&url=https%253A%252F%252Fworkspace.fao.org%252Fsites%252Fcodex%252FMeetings%252FCX-701-41%252FReport%252FFINAL%252FREP18_CACe.pdf.
Gezamenlijk FAO/WHO-voedselnormenprogramma, Commissie van de Codex Alimentarius. Aanhangsel II. 41e zitting. Rome, Italië, 2-6 juli 2018.
(3) Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1).
(4) Opmerkingen van de Europese Unie op circulaire CL 2018/39-PR van de Codex: https://ec.europa.eu/food/sites/food/files/safety/docs/codex_cac_41_cl_2018-39-pr.pdf
(5) Scientific support for preparing an EU position in the 50th Session of the Codex Committee on Pesticide Residues (CCPR). EFSA Journal 2018;16(7):5306.
(6) Wetenschappelijke verslagen van de EFSA, online beschikbaar op: http://www.efsa.europa.eu:
Reasoned opinion on the modification of the existing maximum residue levels for potassium phosphonates in certain berries and small fruits. EFSA Journal 2018;16(9):5411.
BIJLAGE
De bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 396/2005 worden als volgt gewijzigd:
1. |
In bijlage II worden de kolommen voor azoxystrobin, chloormequat, cyprodinil, fenpropimorf, fenpyroximaat, oxamyl, prothioconazool en trifloxystrobin vervangen door: "Bestrijdingsmiddelenresiduen en maximumresidugehalten (mg/kg)
|
2. |
Deel A van bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
(*1) Bepaalbaarheidsgrens
(1) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(*2) Bepaalbaarheidsgrens
(2) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I.
(*3) Bepaalbaarheidsgrens
(3) Voor de volledige lijst van producten van plantaardige en dierlijke oorsprong waarvoor de MRL's gelden, zie bijlage I."
AANBEVELINGEN
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/50 |
AANBEVELING (EU) 2019/553 VAN DE COMMISSIE
van 3 april 2019
over cyberbeveiliging in de energiesector
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2400)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 292,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Europese energiesector maakt een belangrijke ontwikkeling naar een koolstofvrije economie door, waarbij ook de voorzieningszekerheid en het concurrentievermogen worden gewaarborgd. In het kader van deze energietransitie en de daarmee verband houdende decentralisatie van de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, maken de technologische vooruitgang, de sectorkoppeling en de digitalisering dat het Europese elektriciteitsnet in een "slim net" verandert. Dit brengt ook nieuwe risico's met zich mee, aangezien digitalisering het energiesysteem steeds meer blootstelt aan cyberaanvallen en -incidenten die de energievoorzieningszekerheid in gevaar kunnen brengen. |
(2) |
Dankzij de aanneming van alle acht wetgevingsvoorstellen (1) van het pakket "Schone energie voor alle Europeanen", met de governance van de energie-unie als opstapje, kan een gunstig klimaat tot stand worden gebracht voor de digitale transformatie van de energiesector. Ook wordt belang gehecht aan cyberbeveiliging in de energiesector. Met name de herschikking van de verordening betreffende de interne markt voor elektriciteit (2) voorziet in de vaststelling van technische voorschriften voor elektriciteit, zoals een netcode inzake sectorspecifieke regels voor cyberbeveiligingsaspecten van grensoverschrijdende elektriciteitsstromen, inzake gemeenschappelijke minimumvereisten, planning, monitoring, rapportage en crisisbeheer. In de verordening betreffende de risicoparaatheid in de elektriciteitssector (3) wordt in grote lijnen de aanpak gevolgd die is gekozen in de verordening betreffende de veiligstelling van de gasleveringszekerheid (4), wordt benadrukt dat alle risico's naar behoren moeten worden geanalyseerd, inclusief de risico's in verband met cyberbeveiliging, en wordt voorgesteld maatregelen te nemen om deze risico's te voorkomen en te beperken. |
(3) |
Toen de Commissie in 2013 de strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie (5) vaststelde, werd de cyberweerbaarheid van de Unie als een prioriteit aangemerkt. Een van de belangrijkste resultaten van de strategie is de in juli 2016 vastgestelde richtlijn cyberbeveiliging (6) (hierna "NIS-richtlijn" genoemd). De NIS-richtlijn is de eerste horizontale EU-wetgeving inzake cyberbeveiliging en zorgt voor een hoger algeheel niveau van cyberbeveiliging in de Unie, omdat nationale cyberbeveiligingscapaciteiten worden ontwikkeld, de samenwerking op EU-niveau wordt opgevoerd en verplichtingen inzake beveiliging en de melding van incidenten worden opgelegd aan ondernemingen waarnaar wordt verwezen als "aanbieders van essentiële diensten". De melding van incidenten is verplicht in belangrijke sectoren zoals de energiesector. |
(4) |
Bij de uitvoering van paraatheidsmaatregelen op het gebied van cyberbeveiliging moeten de relevante belanghebbenden, waaronder de in de NIS-richtlijn vermelde aanbieders van essentiële diensten in de energiesector, rekening houden met de horizontale richtsnoeren van de op grond van artikel 11 van de NIS-richtlijn opgerichte NIS-samenwerkingsgroep. Die samenwerkingsgroep, die bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa) en de Commissie, heeft richtsnoeren vastgesteld met betrekking tot beveiligingsmaatregelen en de melding van incidenten. In juni 2018 heeft de samenwerkingsgroep een specifieke werkstroom over energie opgezet. |
(5) |
In de gezamenlijke mededeling van 2017 over cyberbeveiliging (7) wordt het belang erkend van sectorspecifieke overwegingen en voorschriften op EU-niveau, onder meer in de energiesector. De voorbije jaren is in de Unie uitgebreid gedebatteerd over cyberbeveiliging en mogelijke gevolgen voor het beleid. Daarom groeit vandaag het besef dat bepaalde economische sectoren worden geconfronteerd met specifieke cyberbeveiligingsproblemen en dus een eigen sectorale benadering moeten ontwikkelen in het bredere kader van algemene cyberbeveiligingsstrategieën. |
(6) |
Informatie-uitwisseling en vertrouwen zijn essentieel als het om cyberbeveiliging gaat. De Commissie wil ervoor zorgen dat de relevante belanghebbenden beter informatie uitwisselen en doet dit door specifieke evenementen te organiseren, zoals de in maart 2017 in Rome georganiseerde rondetafelconferentie op hoog niveau over cyberbeveiliging in de energiesector en de in oktober 2018 in Brussel gehouden conferentie op hoog niveau over cyberbeveiliging in de energiesector. De Commissie wil ook zorgen voor meer samenwerking tussen relevante belanghebbenden en gespecialiseerde entiteiten zoals het European Energy Information Sharing and Analysis Centre (Europees Centrum voor uitwisseling en analyse van informatie over energie). |
(7) |
Met de verordening inzake Enisa (het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging) en de verordening inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie ("de cyberbeveiligingsverordening") (8) wordt het mandaat van het agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging versterkt zodat het meer ondersteuning kan bieden aan de lidstaten bij hun aanpak van cyberdreigingen en -aanvallen. Ook creëert dit een Europees cyberbeveiligingskader voor de certificering van producten, processen en diensten, dat in de hele Unie geldig is en van bijzonder belang is voor de energiesector. |
(8) |
De Commissie heeft een aanbeveling (9) uitgebracht met betrekking tot cyberbeveiligingsrisico's in de netwerktechnologieën van de vijfde generatie (5G) door richtsnoeren vast te stellen over passende risicoanalyse en beheersmaatregelen op nationaal niveau, de ontwikkeling van een gecoördineerde Europese risicoanalyse en de vaststelling van een proces voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijk instrumentarium van beste risicobeheersmaatregelen. Zodra ze zijn uitgerold zullen 5G-netwerken de ruggengraat vormen van een breed scala aan diensten die van essentieel belang zijn voor de werking van de interne markt en van onmisbare maatschappelijke en economische functies zoals energie. |
(9) |
Deze aanbeveling moet de lidstaten en relevante belanghebbenden, met name netbeheerders en technologieleveranciers, niet-exhaustieve leidraden bieden om een hoger niveau van cyberbeveiliging te bereiken, rekening houdend met de specifieke realtimevereisten die in de energiesector zijn vastgesteld, cascade-effecten en de combinatie van oudere en geavanceerde technologieën. Deze richtsnoeren zijn bedoeld om belanghebbenden te helpen rekening te houden met de specifieke eisen van de energiesector wanneer zij internationaal erkende cyberbeveiligingsnormen (10) toepassen. |
(10) |
De Commissie is voornemens deze aanbeveling regelmatig te herzien op basis van de in de Unie geboekte vooruitgang, in overleg met de lidstaten en de relevante belanghebbenden. De Commissie zal zich blijven inspannen om de cyberbeveiliging in de energiesector te versterken, met name via de NIS-samenwerkingsgroep, die zorgt voor strategische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten op het gebied van cyberbeveiliging. |
HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:
ONDERWERP
1) |
In deze aanbeveling worden de belangrijkste kwesties in verband met cyberbeveiliging in de energiesector uiteengezet — met name realtimevereisten, cascade-effecten en de combinatie van oudere en geavanceerde technologieën — en worden de belangrijkste acties voor de uitvoering van relevante maatregelen voor cyberbeveiligingsparaatheid in de energiesector vastgesteld. |
2) |
Bij de toepassing van deze aanbeveling moeten de lidstaten de relevante belanghebbenden aanmoedigen om kennis en vaardigheden op te bouwen met betrekking tot cyberbeveiliging in de energiesector. Waar passend moeten de lidstaten deze overwegingen ook opnemen in hun nationale kader voor cyberbeveiliging, met name via strategieën, wetten, voorschriften en andere administratieve bepalingen. |
REALTIMEVEREISTEN VOOR COMPONENTEN VAN DE ENERGIE-INFRASTRUCTUUR
3) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de relevante belanghebbenden, met name energienetwerkbeheerders en technologieleveranciers, en in het bijzonder aanbieders van essentiële diensten die in het kader van de NIS-richtlijn zijn aangemerkt, de relevante maatregelen voor cyberbeveiligingsparaatheid treffen als het gaat om de realtimevereisten in de energiesector. Sommige elementen van het energiesysteem moeten in real time werken, d.w.z. binnen een paar milliseconden reageren op commando's. Door dit gebrek aan tijd wordt het moeilijk of zelfs onmogelijk om cyberbeveiligingsmaatregelen te treffen. |
4) |
Energienetwerkbeheerders moeten met name:
|
5) |
Waar mogelijk moeten de energienetwerkbeheerders ook:
|
CASCADE-EFFECTEN
6) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de relevante belanghebbenden, met name energienetwerkbeheerders en technologieleveranciers, en in het bijzonder aanbieders van essentiële diensten die in het kader van de NIS-richtlijn zijn aangemerkt, de relevante maatregelen voor cyberbeveiligingsparaatheid treffen als het gaat om cascade-effecten in de energiesector. Elektriciteitsnetten en gaspijpleidingen zijn in Europa sterk met elkaar verbonden en een cyberaanval die een onderbreking of verstoring in een deel van het energiesysteem veroorzaakt, kan verreikende cascade-effecten teweegbrengen in andere delen van dat systeem. |
7) |
Bij de toepassing van deze aanbeveling moeten de lidstaten een beoordeling maken van de onderlinge afhankelijkheid en het kritieke karakter van systemen voor elektriciteitsopwekking en systemen voor flexibele vraag, onderstations en lijnen voor transmissie en distributie, en de getroffen belanghebbenden (ook in grensoverschrijdende situaties) in het geval van een succesvolle cyberaanval of een cyberincident. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat energienetwerkbeheerders over een kader voor communicatie met alle belangrijke belanghebbenden beschikken zodat ze vroegtijdige waarschuwingssignalen kunnen delen en kunnen samenwerken op het vlak van crisisbeheer. Er moeten gestructureerde communicatiekanalen en overeengekomen formaten worden vastgesteld om gevoelige informatie te delen met alle relevante belanghebbenden, Computer Security Incident Response Teams en relevante autoriteiten. |
8) |
Energienetwerkbeheerders moeten met name:
|
OUDERE EN GEAVANCEERDE TECHNOLOGIE
9) |
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de relevante belanghebbenden, met name energienetwerkbeheerders en technologieleveranciers, en in het bijzonder aanbieders van essentiële diensten die in het kader van de NIS-richtlijn zijn aangemerkt, de relevante maatregelen voor cyberbeveiligingsparaatheid treffen als het gaat om de combinatie van oudere en geavanceerde technologie in de energiesector. In het huidige energiesysteem worden namelijk twee verschillende technologieën naast elkaar gebruikt: een oudere technologie met een levensduur van 30 tot 60 jaar die is ontworpen toen er nog rekening moest worden gehouden met cyberbeveiliging, en moderne apparatuur, die is aangepast aan de meest recente digitalisering en aan slimme apparaten. |
10) |
Bij de toepassing van deze aanbeveling dienen de lidstaten de energienetwerkbeheerders en technologieleveranciers aan te moedigen waar mogelijk de relevante internationaal aanvaarde cyberbeveiligingsnormen te volgen. Belanghebbenden en afnemers moeten op hun beurt een aanpak volgen die gericht is op cyberbeveiliging wanneer zij dergelijke apparaten op het net aansluiten. |
11) |
Met name de technologieleveranciers moeten, zodra een relevant veiligheidsprobleem met betrekking tot oudere of nieuwe technologieën wordt vastgesteld, kosteloos beproefde oplossingen aanbieden. |
12) |
Energienetwerkbeheerders moeten met name:
|
TOEZICHT
13) |
De lidstaten moeten de Commissie via de NIS-samenwerkingsgroep binnen twaalf maanden na de vaststelling van deze aanbeveling en vervolgens om de twee jaar gedetailleerde informatie verstrekken over de stand van uitvoering van deze aanbeveling. |
EVALUATIE
14) |
Op basis van de door de lidstaten verstrekte informatie zal de Commissie de uitvoering van deze aanbeveling evalueren en in overleg met de lidstaten en de relevante belanghebbenden beoordelen of eventuele verdere maatregelen nodig zijn. |
ADRESSATEN
15) |
Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten. |
Gedaan te Brussel, 3 april 2019.
Voor de Commissie
Miguel ARIAS CAÑETE
Lid van de Commissie
(1) Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82); Richtlijn (EU) 2018/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 210); Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1); Richtlijn (EU) 2018/844 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie (PB L 156 van 19.6.2018, blz. 75). Tijdens de plenaire vergadering van maart 2019 bekrachtigde het Europees Parlement de politieke akkoorden met de Raad over de voorstellen voor de opzet van de elektriciteitsmarkt (de risicoparaatheidsverordening, de verordening betreffende het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER), de elektriciteitsrichtlijn en de elektriciteitsverordening). De formele aanneming door de Raad volgt naar verwachting in april; de wettekst zal kort daarna in het Publicatieblad worden bekendgemaakt.
(2) COM(2016) 861.
(3) COM(2016) 862.
(4) Verordening (EU) 2017/1938 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2017 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de gasleveringszekerheid en houdende intrekking van Verordening (EU) nr. 994/2010 (PB L 280 van 28.10.2017, blz. 1).
(5) JOIN(2013) 1 final.
(6) Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).
(7) JOIN(2017) 450 final.
(8) De cyberbeveiligingsverordening werd in maart 2019 door het Europees Parlement aangenomen. De formele aanneming door de Raad volgt naar verwachting in april; de wettekst zal kort daarna in het Publicatieblad worden bekendgemaakt.
(9) C(2019) 2335.
(10) Internationale normalisatieorganisaties hebben diverse cyberbeveiligingsnormen (ISO/IEC 27000: Informatietechnologie) en risicobeheernormen (ISO/IEC 31000: uitvoering van risicobeheer) vastgesteld. Een specifieke norm voor de energiesector (ISO/IEC 27019: informatiebeveiligingscontroles voor energiemaatschappijen) werd als onderdeel van de reeks ISO/IEC 27000 in oktober 2017 vastgesteld.
Rectificaties
5.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 96/55 |
Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/341 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad met overgangsregels voor enkele bepalingen van het douanewetboek van de Unie voor de gevallen waarin de relevante elektronische systemen nog niet operationeel zijn, en tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446
( Publicatieblad van de Europese Unie L 69 van 15 maart 2016 )
Bladzijde 7, artikel 13:
in plaats van:
"6. Wanneer een toegelaten afgever gebruik maakt van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 129 bis, lid 2, onder e), ii), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, moet dat stempel door de douaneautoriteiten zijn goedgekeurd en in overeenstemming zijn met het model in hoofdstuk II van deel II van bijlage 72-04 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013. Punten 23 en 23.1 van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn van toepassing.",
lezen:
"6. Wanneer een toegelaten afgever gebruik maakt van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 128 bis, lid 2, onder e), ii), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446, moet dat stempel door de douaneautoriteiten zijn goedgekeurd en in overeenstemming zijn met het model in hoofdstuk II van deel II van bijlage 72-04 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013. Punten 23 en 23.1 van bijlage 72-04 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 zijn van toepassing.".
Bladzijde 29, artikel 55, punt 13, houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446:
in plaats van:
"13) |
De volgende artikelen 129 bis tot en met 129 quinquies worden ingevoegd:
"Artikel 129 bis Formaliteiten bij de afgifte van een T2L- of T2LF-document, een factuur of een vervoersdocument door een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 2, en artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU maakt de toegelaten afgever een kopie van elk afgegeven T2L- of T2LF-document. De douaneautoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt voorgelegd en voor ten minste drie jaar wordt bewaard. 2. In de in artikel 128, lid 2, bedoelde vergunning wordt met name vermeld:
Artikel 129 ter Faciliteiten voor een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kan aan de toegelaten afgever vergunning worden verleend om geen handtekening te plaatsen op de gebruikte T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 129, onder a), lid 2), punt e), ii), is aangebracht en die met behulp van een elektronisch of geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgesteld. Deze vergunning kan pas worden verleend nadat de toegelaten afgever deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel is aangebracht. 2. Op overeenkomstig lid 1 opgestelde T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afgever een van de volgende vermeldingen aangebracht:
Artikel 129 quater Vergunning voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 153, lid 2, van het wetboek) Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten aan scheepvaartmaatschappijen vergunning verlenen om het in artikel 199, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming. Artikel 129 quinquies Voorwaarden om vergunning te krijgen voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 153, lid 2, van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt de vergunning om het scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming, alleen verleend aan internationale scheepvaartmaatschappijen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
2. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend wanneer:
3. Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-vergunning zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), van het wetboek, wordt geacht te zijn voldaan aan de vereisten van lid 1, onder c), en lid 2, onder b), van dit artikel. 4. Zodra zij een aanvraag hebben ontvangen, delen de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd, dit mee aan de andere lidstaten op het grondgebied waarvan de havens van vertrek en de voorziene havens van bestemming zijn gelegen. Indien binnen 60 dagen na deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, verlenen de douaneautoriteiten vergunning voor het gebruik van de in artikel 129 quater omschreven vereenvoudigde procedure. Deze vergunning is geldig in de betrokken lidstaten en is uitsluitend van toepassing op vervoer tussen de in de vergunning genoemde havens. 5. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:
6. De volgende kennisgevingen worden gedaan:
|
lezen:
"13) |
De volgende artikelen 128 bis tot en met 128 quinquies worden ingevoegd in onderafdeling 3 (Bewijs van de douanestatus van Uniegoederen afgegeven door een toegelaten afgever):
"Artikel 128 bis Formaliteiten bij de afgifte van een T2L- of T2LF-document, een factuur of een vervoersdocument door een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 2, en artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU maakt de toegelaten afgever een kopie van elk afgegeven T2L- of T2LF-document. De douaneautoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt voorgelegd en voor ten minste drie jaar wordt bewaard. 2. In de in artikel 128, lid 2, bedoelde vergunning wordt met name vermeld:
Artikel 128 ter Faciliteiten voor een toegelaten afgever (Artikel 6, lid 3, onder a), van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kan aan de toegelaten afgever vergunning worden verleend om geen handtekening te plaatsen op de gebruikte T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel zoals bedoeld in artikel 128 bis, lid 2, onder e) ii), is aangebracht en die met behulp van een elektronisch of geautomatiseerd gegevensverwerkingssysteem zijn opgesteld. Deze vergunning kan pas worden verleend nadat de toegelaten afgever deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten waarop een afdruk van het speciale stempel is aangebracht. 2. Op overeenkomstig lid 1 opgestelde T2L- of T2LF-documenten of handelsdocumenten wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afgever een van de volgende vermeldingen aangebracht:
Artikel 128 quater Vergunning voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 153, lid 2, van het wetboek) Tot de datum van de uitrol van het PoUS-systeem zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten aan scheepvaartmaatschappijen vergunning verlenen om het in artikel 199, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 bedoelde scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming. Artikel 128 quinquies Voorwaarden om vergunning te krijgen voor het opstellen van het scheepvaartmanifest na vertrek (Artikel 6, lid 3, onder a), en artikel 153, lid 2, van het wetboek) 1. Tot de datum van de uitrol van het DWU-systeem Douanebeschikkingen zoals bedoeld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU wordt de vergunning om het scheepvaartmanifest aan de hand waarvan de douanestatus van Uniegoederen wordt aangetoond, pas op te stellen uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en in ieder geval voor de aankomst ervan in de haven van bestemming, alleen verleend aan internationale scheepvaartmaatschappijen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
2. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt alleen verleend wanneer:
3. Wanneer de betrokkene houder is van een AEO-vergunning zoals bedoeld in artikel 38, lid 2, onder a), van het wetboek, wordt geacht te zijn voldaan aan de vereisten van lid 1, onder c), en lid 2, onder b), van dit artikel. 4. Zodra zij een aanvraag hebben ontvangen, delen de douaneautoriteiten van de lidstaat waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd, dit mee aan de andere lidstaten op het grondgebied waarvan de havens van vertrek en de voorziene havens van bestemming zijn gelegen. Indien binnen 60 dagen na deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, verlenen de douaneautoriteiten vergunning voor het gebruik van de in artikel 128 quater omschreven vereenvoudigde procedure. Deze vergunning is geldig in de betrokken lidstaten en is uitsluitend van toepassing op vervoer tussen de in de vergunning genoemde havens. 5. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:
6. De volgende kennisgevingen worden gedaan:
|