ISSN 1977-0758 |
||
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 92 |
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
|
Rectificaties |
|
|
* |
||
|
* |
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
BESLUITEN
1.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 92/1 |
BESLUIT (GBVB) 2019/535 VAN DE RAAD
van 29 maart 2019
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Raad heeft op 18 mei 2015 Besluit (GBVB) 2015/778 (1) inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) vastgesteld. |
(2) |
De Raad heeft op 21 december 2018 Besluit (GBVB) 2018/2055 (2) vastgesteld, waarbij Besluit (GBVB) 2015/778 werd verlengd tot en met 31 maart 2019. |
(3) |
Op 27 maart 2019 heeft het Politiek en Veiligheidscomité ingestemd met de verlenging van het mandaat van EUNAVFOR MED operation SOPHIA tot en met 30 september 2019. |
(4) |
Besluit (GBVB) 2015/778 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(5) |
Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Daarom neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, en draagt het niet bij aan de financiering van deze operatie, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBVB) 2015/778 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 11 wordt het volgende lid toegevoegd: "6. Voor de periode van 1 april 2019 tot en met 30 september 2019 bedraagt het referentiebedrag voor de gemeenschappelijke kosten van EUNAVFOR MED operation SOPHIA 2 761 200 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 0 % aan vastleggingskredieten en 0 % aan betalingskredieten.". |
2) |
In artikel 13 wordt de tweede alinea vervangen door: "EUNAVFOR MED operation SOPHIA eindigt op 30 september 2019.". |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Het wordt van kracht op 1 april 2019.
Gedaan te Brussel, 29 maart 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
G. CIAMBA
(1) Besluit (GBVB) 2015/778 van de Raad van 18 mei 2015 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (PB L 122 van 19.5.2015, blz. 31).
(2) Besluit (GBVB) 2018/2055 van de Raad van 21 december 2018 houdende wijziging van Besluit (GBVB) 2015/778 inzake een militaire operatie van de Europese Unie in het zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied (EUNAVFOR MED operation SOPHIA) (PB L 327I van 21.12.2018, blz. 9).
1.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 92/3 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/536 VAN DE COMMISSIE
van 29 maart 2019
tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de lijsten van derde landen en gebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, en artikel 142, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU (2) van de Commissie zijn lijsten vastgesteld van derde landen en gebieden waarvan de toezicht- en reguleringsstelsels gelijkwaardig zijn bevonden aan de overeenkomstige toezicht- en reguleringsstelsels die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 in de Unie worden toegepast. |
(2) |
De Commissie heeft verdere beoordelingen uitgevoerd van de toezicht- en reguleringsstelsels die gelden voor kredietinstellingen in derde landen en gebieden. Aan de hand van die beoordelingen heeft de Commissie de gelijkwaardigheid van die stelsels kunnen beoordelen ten behoeve van het bepalen van de behandeling van de in de artikelen 107, 114, 115, 116 en 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013 vermelde betrokken categorieën van blootstellingen. |
(3) |
De gelijkwaardigheid is bepaald aan de hand van een resultaatgerichte analyse van de toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land waarbij wordt nagegaan of deze dezelfde algemene doelstellingen als de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie kunnen bereiken. De doelstellingen behelzen met name de stabiliteit en integriteit van zowel het binnenlandse als het mondiale financiële stelsel in zijn geheel; de effectiviteit en toereikendheid van de bescherming van inleggers en andere consumenten van financiële diensten; de samenwerking tussen verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regulerende en toezichthoudende instanties; de onafhankelijkheid en de effectiviteit van toezicht, en de effectieve tenuitvoerlegging en handhaving van de desbetreffende internationaal overeengekomen standaarden. Om dezelfde algemene doelstellingen als die van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie te bereiken, moeten de toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden voldoen die de essentiële elementen weerspiegelen van de toezicht- en reguleringsvereisten van de Unie die voor de betrokken categorieën van financiële instellingen gelden. |
(4) |
Bij haar beoordelingen heeft de Commissie rekening gehouden met de relevante ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2358 van de Commissie (3) in het toezicht- en reguleringskader hebben voorgedaan, waarbij zij diverse beschikbare informatiebronnen heeft geraadpleegd, waaronder de beoordeling die de Europese Bankautoriteit heeft uitgevoerd en waarin deze de aanbeveling deed dat de toezicht- en reguleringsstelsels die voor kredietinstellingen in Argentinië gelden, voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, en artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 als gelijkwaardig aan het rechtskader van de Unie moeten worden beschouwd. |
(5) |
De Commissie heeft geconcludeerd dat Argentinië over toezicht- en reguleringsstelsels beschikt die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden die de essentiële elementen weergeven van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie die voor kredietinstellingen gelden. Daarom is het passend om voor de toepassing van artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, en artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toezicht- en reguleringsvereisten die voor in Argentinië gevestigde kredietinstellingen gelden, als ten minste gelijkwaardig te beschouwen aan die welke in de Unie worden toegepast. |
(6) |
Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU moet derhalve worden gewijzigd om Argentinië op te nemen in de desbetreffende lijst van derde landen en gebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig aan de in de Unie geldende regeling worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013. |
(7) |
De lijst van voor de toepassing van de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 575/2013 als gelijkwaardig te beschouwen derde landen en gebieden is niet uitputtend. De Commissie zal, met hulp van de Europese Bankautoriteit, regelmatig de ontwikkeling van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen en gebieden blijven monitoren om, wanneer passend en ten minste om de vijf jaar, de in Besluit 2014/908/EU vastgestelde lijsten van derde landen en gebieden te actualiseren in het licht met name van de constante ontwikkeling van toezicht- en reguleringsstelsels, in de Unie en op mondiaal niveau, en rekening houdende met nieuwe beschikbare bronnen van relevante informatie. |
(8) |
De regelmatige beoordeling van de prudentiële en toezichtvereisten die gelden in de in de bijlagen bij Besluit 2014/908/EU opgenomen derde landen en gebieden, dient voor de Commissie de mogelijkheid onverlet te laten om, naast de algemene beoordeling, te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij Besluit 2014/908/EU verleende erkenning herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van de erkenning van gelijkwaardigheid leiden. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het Bankwezen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Bijlage I wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage I bij dit besluit. |
2) |
Bijlage IV wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage II bij dit besluit. |
3) |
Bijlage V wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in bijlage III bij dit besluit. |
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 29 maart 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.
(2) Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU van de Commissie van 12 december 2014 betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 155).
(3) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/2358 van de Commissie van 20 december 2016 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/908/EU met betrekking tot de lijsten van derde landen en grondgebieden waarvan de toezicht- en reguleringsvereisten als gelijkwaardig worden beschouwd ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 21.12.2016, blz. 75).
BIJLAGE I
"BIJLAGE I
Lijst van derde landen en gebieden voor de toepassing van artikel 1 (kredietinstellingen)
1) |
Argentinië |
2) |
Australië |
3) |
Brazilië |
4) |
Canada |
5) |
China |
6) |
Faeröer |
7) |
Groenland |
8) |
Guernsey |
9) |
Hongkong |
10) |
India |
11) |
Man |
12) |
Japan |
13) |
Jersey |
14) |
Mexico |
15) |
Monaco |
16) |
Nieuw-Zeeland |
17) |
Saudi-Arabië |
18) |
Singapore |
19) |
Zuid-Afrika |
20) |
Zwitserland |
21) |
Turkije |
22) |
Verenigde Staten |
BIJLAGE II
"BIJLAGE IV
Lijst van derde landen en gebieden voor de toepassing van artikel 4 (kredietinstellingen)
1) |
Argentinië |
2) |
Australië |
3) |
Brazilië |
4) |
Canada |
5) |
China |
6) |
Faeröer |
7) |
Groenland |
8) |
Guernsey |
9) |
Hongkong |
10) |
India |
11) |
Man |
12) |
Japan |
13) |
Jersey |
14) |
Mexico |
15) |
Monaco |
16) |
Nieuw-Zeeland |
17) |
Saudi-Arabië |
18) |
Singapore |
19) |
Zuid-Afrika |
20) |
Zwitserland |
21) |
Turkije |
22) |
Verenigde Staten |
BIJLAGE III
"BIJLAGE V
Lijst van derde landen en gebieden voor de toepassing van artikel 5 (kredietinstellingen en beleggingsondernemingen)
Kredietinstellingen:
|
Beleggingsondernemingen:
|
Rectificaties
1.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 92/9 |
Rectificatie van Besluit (EU) 2018/813 van de Commissie van 14 mei 2018 inzake het sectorale referentiedocument betreffende de beste milieubeheerpraktijken, sectorale milieuprestatie-indicatoren en criteria voor topprestaties voor de landbouwsector in het kader van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS)
( Publicatieblad van de Europese Unie L 145 van 8 juni 2018 )
Op bladzijde 11 moet tabel 2.3 als volgt worden gelezen:
"Tabel 2.3
Relevantie van de in dit document beschreven BEMP's voor 12 hoofdtypen landbouwbedrijven (donkere tint: zeer relevant; grijs: waarschijnlijk relevant; wit: niet relevant of alleen deels relevant)
BEMP |
Intensief zuivel (*1) |
Extensief zuivel |
Intensief runderen (*1) |
Extensief runderen |
Schapen |
Intensief varkens (*1) |
Intensieve pluimvee (*1) |
Extensief Varkens en pluimvee |
Granen en oliën |
Hakvruchten/wortelgewassen |
Fruit en groenten op het veld |
Overdekte teelt van fruit en groenten |
3.1.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.6 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.1.7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.4.5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.5.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.5.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.5.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.5.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.6 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.6.7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.6 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.7.7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.8.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.9.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.9.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.10.1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.10.2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.10.3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.10.4 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
(*1) Beste praktijken voor akkerbouwproductie kunnen van toepassing zijn op delen van het landbouwbedrijf waar diervoeder wordt geproduceerd, of op het gebruik van drijfmest, voor bedrijven die varkens- en pluimveemest ontvangen"
1.4.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 92/11 |
Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/235 van de Commissie van 24 januari 2019 tot wijziging van Beschikking 2008/411/EG wat betreft een actualisering van relevante technische voorwaarden voor de 3 400-3 800 MHz-frequentieband
( Publicatieblad van de Europese Unie L 37 van 8 februari 2019 )
Op bladzijde 138, Bijlage, deel A. Definities, vijfde paragraaf:
in plaats van:
"
waarbij P(θ,φ) het door een antennesysteem uitgestraald vermogen is in richting (θ,φ) zoals aangegeven door de formule:
P(θ,φ) = PTxg(θ,φ)
waarbij PTx het geleide vermogen (gemeten in watt) aangeeft dat in het systeem wordt ingevoerd en g(θ,φ) de richtingsindex van het systeem aangeeft voor de richting (θ, φ).",
lezen:
"
waarbij P(,φ) het door een antennesysteem uitgestraald vermogen is in richting (,φ) zoals aangegeven door de formule:
P(,φ) = PTxg(,φ)
waarbij PTx het geleide vermogen (gemeten in watt) aangeeft dat in het systeem wordt ingevoerd en g(,φ) de richtingsindex van het systeem aangeeft voor de richting (, φ).".
Op bladzijde 139, vierde paragraaf:
in plaats van:
"In de tabellen 3, 4 en 7 worden de grenswaarden bepaald ten opzichte van een vaste bovengrens door de formule Min(PMax — A, B), die de laagste (of strengste) van twee waarden bepaalt: 1) (PMax A) drukt het maximale draaggolfvermogen PMax minus een genormaliseerde verschuiving A uit, en 2) de vaste bovengrenswaarde B.",
lezen:
"In de tabellen 3, 4 en 7 worden de grenswaarden bepaald ten opzichte van een vaste bovengrens door de formule Min(PMax – A, B), die de laagste (of strengste) van twee waarden bepaalt: 1) (PMax – A) drukt het maximale draaggolfvermogen PMax minus een genormaliseerde verschuiving A uit, en 2) de vaste bovengrenswaarde B.".