ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 80

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
22 maart 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/459 van de Raad van 21 maart 2019 tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte

1

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/460 van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van vrijgestelde entiteiten ( 1 )

8

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/461 van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wat betreft de vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 )

10

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/462 van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wat betreft de vrijstelling van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel in Verordening (EU) nr. 600/2014 voor de Bank of England ( 1 )

13

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/463 van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van vrijgestelde entiteiten ( 1 )

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/464 van de Commissie van 21 maart 2019 tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer

18

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/465 van de Commissie van 21 maart 2019 betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de vierendertigste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

25

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2019/466 van de Raad van 18 maart 2019 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst

26

 

*

Besluit (GBVB) 2019/467 van de Raad van 21 maart 2019 tot wijziging van Besluit 2011/173/GBVB betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina

39

 

*

Besluit (GBVB) 2019/468 van de Raad van 21 maart 2019 tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

40

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/469 van de Commissie van 20 maart 2019 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU wat de toepassingsperiode van de beschermende maatregelen ten aanzien van de kleine bijenkastkever in Italië betreft (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2044)  ( 1 )

47

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/470 van de Commissie van 20 maart 2019 tot intrekking van Beschikking 2005/779/EG tot vaststelling van maatregelen ter bescherming van de diergezondheid tegen vesiculaire varkensziekte in Italië (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2045)  ( 1 )

49

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/471 van de Commissie van 20 maart 2019 tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in bepaalde gebieden van Hongarije (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2073)  ( 1 )

50

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 272 van 18.10.2011 )

52

 

*

Rectificatie van Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006 ( PB L 312 van 7.12.2018 )

52

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/459 VAN DE RAAD

van 21 maart 2019

tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 270/2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 270/2011 van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Egypte (1), en met name artikel 12, lid 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 maart 2011 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 270/2011 vastgesteld.

(2)

Bijlage I moet worden aangevuld met informatie over het recht van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  PB L 76 van 22.3.2011, blz. 4.


BIJLAGE

Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 270/2011 wordt vervangen door:

„BIJLAGE I

A.   Lijst van de in artikel 2, lid 1, bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Informatie ter identificatie

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 4.5.1928

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

2.

Suzanne Saleh Thabet

Echtgenote van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 28.2.1941

Vrouw

Gelieerd aan Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, tegen wie de Egyptische autoriteiten rechtsvervolging hebben ingesteld of een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang hebben gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

3.

Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Zoon van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 26.11.1960

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Echtgenote van de heer Alaa Mohamed Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 5.10.1971

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen haar een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.

5.

Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Zoon van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 28.12.1963

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

6.

Khadiga Mahmoud El Gammal

Echtgenote van de heer Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 13.10.1982

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.

15.

Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Voormalig minister van Toerisme

Geboortedatum: 20.2.1959

Man

De Egyptische autoriteiten zijn overgegaan tot rechtsvervolging van deze persoon wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

18.

Habib Ibrahim Habib Eladli

Voormalig minister van Binnenlandse Zaken

Geboortedatum: 1.3.1938

Man

De Egyptische autoriteiten zijn overgegaan tot rechtsvervolging van deze persoon wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

19.

Elham Sayed Salem Sharshar

Echtgenote van de heer Habib Ibrahim Eladli

Geboortedatum: 23.1.1963

Vrouw

Tegen deze persoon is rechtsvervolging ingesteld wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Habib Ibrahim Eladli.

B.   Rechten van verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming volgens het Egyptische recht:

De rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

Uit de artikelen 54, 97 en 98 van de Egyptische grondwet, de artikelen 77, 78, 124, 199, 214, 271, 272 en 277 van het Egyptische wetboek van strafvordering en de artikelen 93 en 94 van de Egyptische wet inzake de advocatuur (Wet nr. 17 van 1983) blijkt dat de Egyptische wetgeving de volgende rechten waarborgt:

voor iedere persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht of beschuldigd:

1.

het recht op rechterlijke toetsing van elke wet en elk administratief besluit;

2.

het recht zichzelf te verdedigen of te worden bijgestaan door een raadsman naar eigen keuze of, indien de verdachte onvoldoende middelen heeft om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een raadsman te worden bijgestaan indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit vereisen;

voor iedere persoon die formeel in staat van beschuldiging van een strafbaar feit is gesteld:

1.

het recht onverwijld en in een taal die hij verstaat, nauwkeurig geïnformeerd te worden over de aard en de grond van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

2.

het recht op de tijd en de faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;

3.

het recht getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de verschijning en ondervraging van getuigen à decharge te bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als voor getuigen à charge;

4.

het recht op kosteloze bijstand van een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gebruikt, niet verstaat of spreekt.

Toepassing van de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

1.   Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Eerste zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsmiddelen. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 veroordeelde de strafrechtbank de drie verdachten. Tegen dit vonnis stelden zij hoger beroep in bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf het opdracht tot een nieuw proces. Bij dit nieuwe proces werden door de partijen op 4 en 29 april 2015 mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Die schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft die schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Abroad of NCRAA).

Tweede zaak

Het onderzoek naar de feiten (verduistering van overheidsmiddelen of activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van de verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak niet werden gewaarborgd.

3.   Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Alaa Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, diens echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Alaa Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 werd de verdachte samen met een andere persoon verwezen naar de rechtbank (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; iii) zij verzocht, de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Alaa Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door de strafrechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend.

Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechtbank van Caïro de verdachten, en gelastte de terugbetaling van de verduisterde tegoeden en de betaling van een boete. Op 24 mei 2015 gingen de verdachten in beroep bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bevestigde het Hof van Cassatie de vonnissen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij, een verzoek om een schikking voor te leggen aan het comité dat wél bevoegd is, te weten het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA).

Derde zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak niet in acht zijn genomen.

4.   Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Uit de informatie in het Raadsdossier Raad blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Rasekh en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Rasekh heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh niet in acht zijn genomen.

5.   Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Gamal Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Gamal Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 zijn de heer Gamal Mubarak en een andere persoon verwezen naar de rechter (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro vonnis gewezen. Daarin is het volgende bepaald: i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag te completeren; ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; iii) zij verzocht, de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Gamal Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden, en op 17 november 2013 ging het strafproces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechtbank van Caïro de verdachten en gelastte de terugbetaling van de verduisterde tegoeden en de betaling van een boete. Op 24 mei 2015 werd beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bevestigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Abroad of NCRAA).

Derde zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. In de loop van het onderzoek werd de heer Gamal Mubarak verhoord. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak niet in acht zijn genomen.

6.   Khadiga Mahmoud El Gammal

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal werden gerespecteerd in de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Khadiga El Gammal en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw El Gammal heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal niet in acht zijn genomen.

15.   Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana niet in acht zijn genomen.

18.   Habib Ibrahim Habib Eladli

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Eladli in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

De heer Eladli werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter dat de activa van de heer Eladli, zijn echtgenote en minderjarige zoon moesten worden bevroren. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Op 15 april 2017 werd de verdachte veroordeeld. De verdachte vocht het vonnis aan bij het Hof van Cassatie, dat het vonnis op 11 januari 2018 vernietigde en opdracht gaf tot een nieuw proces. Het nieuwe proces loopt nog.

19.   Elham Sayed Salem Sharshar

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Sharshar in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende.

Bevriezingsbevel

De echtgenoot van mevrouw Sharshar werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter tot bevriezing van de activa van haar echtgenoot, van haarzelf en van hun minderjarige zoon. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Sharshar heeft de uitspraak van de rechtspraak niet aangevochten.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/8


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/460 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van vrijgestelde entiteiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 1, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen besluit deze termijn te verlengen.

(2)

Het tussen de onderhandelaars overeengekomen terugtrekkingsakkoord voorziet in regelingen op grond waarvan bepalingen van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, is Verordening (EU) nr. 648/2012, met inbegrip van de vrijstelling waarin artikel 1, lid 4, onder a), van die verordening voorziet, van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk gedurende de overgangsperiode in overeenstemming met dat akkoord en houdt zij op van toepassing te zijn aan het einde van die periode.

(3)

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zou, bij gebreke van bijzondere bepalingen, tot gevolg hebben dat de vrijstelling voor de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) en andere organen van de lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen in de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in artikel 1, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 648/2012 niet meer van toepassing is op de centrale bank of andere overheidsinstellingen van het Verenigd Koninkrijk die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld.

(4)

De Commissie heeft een beoordeling verricht van de internationale status van centrale banken en de overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, overeenkomstig de wetgeving die in het Verenigd Koninkrijk van toepassing is na zijn terugtrekking uit de Unie, en heeft haar conclusies bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. Met name heeft de Commissie een vergelijkende analyse verricht van die status en van de risicobeheernormen die van toepassing zijn op de derivatentransacties die door die instellingen en door centrale banken in het Verenigd Koninkrijk zijn aangegaan.

(5)

In haar beoordeling concludeerde de Commissie dat de centrale bank en de overheidsinstellingen van het Verenigd Koninkrijk die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, moeten worden vrijgesteld van de clearing- en rapportageverplichtingen en van de verplichting risicolimiteringstechnieken toe te passen voor niet-geclearde transacties, vastgesteld in Verordening (EU) nr. 648/2012.

(6)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben verzekering gegeven over de status, rechten en verplichtingen van de ESCB-leden, waaronder hun voornemen om de leden van het ESCB en andere organen van de lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen in de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, een vrijstelling te verlenen die vergelijkbaar is met de vrijstelling waarin artikel 1, lid 4, van Verordening (EU) nr. 648/2012 voorziet.

(7)

Bijgevolg moeten de centrale bank en de overheidsinstellingen van het Verenigd Koninkrijk die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in het Verenigd Koninkrijk, worden opgenomen in de lijst van vrijgestelde entiteiten die in Verordening (EU) nr. 648/2012 is opgenomen.

(8)

Verordening (EU) nr. 648/2012 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De Commissie blijft regelmatig de status monitoren van de van de clearing- en rapportageverplichtingen vrijgestelde centrale banken en overheidsorganen die in de lijst in artikel 1, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn genoemd. Die lijst kan worden bijgewerkt in het licht van de ontwikkeling van de reglementeringen in die derde landen en rekening houdend met alle relevante nieuwe informatiebronnen. Op basis van een dergelijke herbeoordeling kunnen bepaalde derde landen uit de lijst van vrijgestelde entiteiten worden geschrapt,

(10)

Deze verordening moet met spoed in werking treden en moet van toepassing zijn met ingang van de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 648/2012 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 1, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het volgende punt ix) toegevoegd:

„ix)

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 648/2012 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/10


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/461 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2019

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wat betreft de vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 6, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Transacties, orders of handelingen die in het kader van het monetaire beleid, het valutabeleid of het beheer van de overheidsschuld worden verricht door een lidstaat, de leden van het ESCB, een ministerie, bureau of speciaal opgerichte entiteit van een of meerdere lidstaten, of een namens hen optredende persoon, of, wanneer een lidstaat een federale staat is, door een van de leden van de federatie, zijn vrijgesteld van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 op grond van artikel 6, lid 1, daarvan.

(2)

Een dergelijke vrijstelling van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 kan overeenkomstig artikel 6, lid 5, van die verordening worden uitgebreid tot bepaalde publieke organen en centrale banken van derde landen.

(3)

De lijst van vrijgestelde centrale banken van derde landen die in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie (2) is opgenomen, moet worden bijgewerkt, onder meer met het oog op de uitbreiding, telkens wanneer dit nodig is, van het toepassingsgebied van de uitzondering waarin artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 voorziet, tot andere centrale banken en bepaalde publieke organen van derde landen. De Commissie houdt toezicht op en evalueert relevante wetgevende en regelgevende ontwikkelingen in derde landen en kan te allen tijde overgaan tot een herziening van de vrijstellingen.

(4)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen besluit deze termijn te verlengen.

(5)

Het tussen de onderhandelaars overeengekomen terugtrekkingsakkoord voorziet in regelingen op grond waarvan bepalingen van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven tot na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, zal Verordening (EU) nr. 596/2014, met inbegrip van de vrijstelling waarin artikel 6, lid 1, van die verordening voorziet, krachtens het akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode en zal zij na afloop van die periode niet meer van toepassing zijn.

(6)

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zou, bij gebreke van bijzondere bepalingen, tot gevolg hebben dat de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk niet langer profiteren van de bestaande vrijstelling, tenzij zij zijn opgenomen in de lijst van vrijgestelde centrale banken en bureaus voor schuldbeheer van derde landen.

(7)

In het licht van informatie uit het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie een verslag ter beoordeling van de internationale status van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk opgesteld en bij het Europees Parlement en de Raad ingediend. Dat verslag (3) concludeerde dat het wenselijk is dat aan de centrale bank en het bureau voor schuldbeheer van het Verenigd Koninkrijk een vrijstelling van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 wordt toegekend zodra het Verenigd Koninkrijk een derde land is. Dienovereenkomstig moeten de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk worden opgenomen in de lijst van vrijgestelde publieke entiteiten die in Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 is opgenomen.

(8)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben verzekering gegeven over de status, rechten en verplichtingen van de ESCB-leden, met inbegrip van hun voornemen de leden van het ESCB en de andere organen van de Unie en de lidstaten die optreden in het kader van het monetaire beleid, het valutabeleid of het beheer van de overheidsschuld, een vrijstelling toe te kennen die vergelijkbaar is met de vrijstelling waarin artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 voorziet.

(9)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De Commissie blijft regelmatig toezicht houden op de status van de centrale banken en publieke organen die vrijgesteld zijn van de vereisten betreffende marktmisbruik, die opgenomen zijn in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522. Die lijst kan worden bijgewerkt in het licht van de ontwikkeling van de reglementeringen in die derde landen en rekening houdend met elke nieuwe informatiebron. Op basis van een dergelijke herbeoordeling kunnen bepaalde derde landen uit de lijst van vrijgestelde entiteiten worden geschrapt.

(11)

Deze verordening moet met spoed in werking treden en van toepassing zijn vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 596/2014 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 596/2014 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 van de Commissie van 17 december 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot een vrijstelling voor bepaalde publieke organen en centrale banken in derde landen, de indicatoren van marktmanipulatie, de openbaarmakingsdrempels, de bevoegde autoriteit voor kennisgevingen van uitstel, de toestemming voor handel tijdens afgesloten perioden en typen aan te melden transacties van leidinggevenden (PB L 88 van 5.4.2016, blz. 1).

(3)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Vrijstelling voor de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk krachtens de verordening marktmisbruik (MAR) [COM(2019) 68].


BIJLAGE

„BIJLAGE I

1.

Australië:

Centrale Bank van Australië;

Australisch Bureau voor Financieel Beheer;

2.

Brazilië:

Centrale Bank van Brazilië;

Nationale Thesaurie van Brazilië;

3.

Canada:

Centrale Bank van Canada;

Departement van Financiën van Canada;

4.

China:

Centrale Bank van China;

5.

SAR Hongkong:

Monetaire Autoriteit van Hongkong;

Financiële Diensten en het Thesauriebureau van Hongkong;

6.

India:

Centrale Bank van India;

7.

Japan:

Centrale Bank van Japan;

Ministerie van Financiën van Japan;

8.

Mexico:

Centrale Bank van Mexico;

Ministerie van Financiën en Overheidskrediet van Mexico;

9.

Singapore:

Monetaire Autoriteit van Singapore;

10.

Zuid-Korea:

Centrale Bank van Zuid-Korea;

Ministerie van Strategie en Financiën van Zuid-Korea;

11.

Zwitserland:

Centrale Bank van Zwitserland;

Federaal Departement van Financiën van Zwitserland;

12.

Turkije:

Centrale Bank van de Republiek Turkije;

Staatssecretariaat van Financiën van de Republiek Turkije;

13.

Verenigd Koninkrijk:

Centrale Bank van het Verenigd Koninkrijk (Bank of England);

Bureau voor Schuldbeheer van het Verenigd Koninkrijk (United Kingdom Debt Management Office);

14.

Verenigde Staten:

Centrale Bank van de Verenigde Staten;

Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/13


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/462 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2019

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wat betreft de vrijstelling van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel in Verordening (EU) nr. 600/2014 voor de Bank of England

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 1, lid 9,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Transacties waarbij leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) tegenpartij zijn, zijn overeenkomstig artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 vrijgesteld van de vereisten in verband met transparantie voor en na de handel voor zover die transacties worden aangegaan in het kader van de uitvoering van het monetaire, valuta- en financiële stabiliteitsbeleid.

(2)

Een dergelijke vrijstelling van het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 600/2014 kan overeenkomstig artikel 1, lid 9, van die verordening worden uitgebreid tot centrale banken van derde landen en de Bank voor Internationale Betalingen.

(3)

De in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie (2) opgenomen lijst van vrijgestelde centrale banken van derde landen moet worden bijgewerkt, onder meer om waar nodig het in artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde toepassingsgebied van de vrijstelling uit te breiden tot andere centrale banken van derde landen.

(4)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen besluit deze termijn te verlengen.

(5)

Het tussen de onderhandelaars overeengekomen terugtrekkingsakkoord voorziet in regelingen op grond waarvan bepalingen van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven tot na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, zal Verordening (EU) nr. 600/2014, met inbegrip van de vrijstelling waarin artikel 1, lid 6, van die verordening voorziet, krachtens het akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode en zal zij na afloop van die periode niet meer van toepassing zijn.

(6)

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zou bij gebreke van bijzondere bepalingen tot gevolg hebben dat de Bank of England niet langer zal profiteren van de bestaande vrijstelling, tenzij zij wordt opgenomen in de lijst van vrijgestelde centrale banken van derde landen.

(7)

Op basis van de door het Verenigd Koninkrijk verstrekte informatie heeft de Commissie een verslag opgesteld en voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, waarin de internationale status van de Bank of England wordt beoordeeld. In dat verslag (3) wordt geconcludeerd dat de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk in aanmerking moet komen voor een vrijstelling van de in Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde vereisten in verband met transparantie voor en na de handel. Dienovereenkomstig moet de Bank of England worden opgenomen in de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 opgenomen lijst van vrijgestelde centrale banken.

(8)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben verzekering gegeven over de status, rechten en verplichtingen van de ESCB-leden, waaronder hun voornemen om de leden van het ESCB in het kader van de uitvoering van het monetaire, valuta- en financiële stabiliteitsbeleid een vrijstelling te verlenen die vergelijkbaar is met de vrijstelling waarin artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorziet.

(9)

Daarom moet Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De Commissie blijft regelmatig toezicht houden op de status van de centrale banken en overheidsinstellingen die vrijgesteld zijn van de vereisten inzake handelstransparantie, die opgenomen zijn in de lijst in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie. Die lijst kan worden bijgewerkt in het licht van de ontwikkeling van de reglementeringen in die derde landen en rekening houdend met elke nieuwe informatiebron. Op basis van een dergelijke herbeoordeling kunnen bepaalde derde landen uit de lijst van vrijgestelde entiteiten worden geschrapt.

(11)

Deze verordening moet met spoed in werking treden en moet van toepassing zijn vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/1799 van de Commissie van 12 juni 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de vrijstelling van vereisten in verband met transparantie voor en na de handel voor bepaalde centrale banken van derde landen bij de uitvoering van het monetaire, valuta- en financiële stabiliteitsbeleid (PB L 259 van 7.10.2017, blz. 11).

(3)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad — Ontheffing voor de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk („Bank of England”) op grond van de verordening markten in financiële instrumenten (MiFIR) (COM(2019) 69).


BIJLAGE

„BIJLAGE 1

1.

Australië:

Reserve Bank of Australia;

2.

Brazilië:

Banco Central do Brasil;

3.

Canada:

Bank of Canada/Banque du Canada;

4.

SAR Hongkong:

Hongkong Monetary Authority;

5.

India:

Reserve Bank of India;

6.

Japan:

Bank van Japan;

7.

Mexico:

Banco de México;

8.

Republiek Korea:

Bank van Korea;

9.

Singapore:

Monetary Authority of Singapore;

10.

Zwitserland:

Schweizerische Nationalbank/Banque Nationale Suisse/Banca Nazionale Svizzera/Banca Naziunala Svizra;

11.

Turkije:

Türkiye Cumhuriyet Merkez Bankası (Centrale Bank van de Republiek Turkije);

12.

Verenigd Koninkrijk:

Bank of England;

13.

Verenigde Staten van Amerika:

Federal Reserve System;

Bank voor Internationale Betalingen.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/16


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/463 VAN DE COMMISSIE

van 30 januari 2019

tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de lijst van vrijgestelde entiteiten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik (1), en met name artikel 2, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zullen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen besluit deze termijn te verlengen.

(2)

Het tussen de onderhandelaars overeengekomen terugtrekkingsakkoord voorziet in regelingen op grond waarvan bepalingen van het Unierecht op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing blijven tot na de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Indien dat akkoord in werking treedt, zal Verordening (EU) 2015/2365, met inbegrip van de vrijstelling waarin artikel 2, lid 2, onder a), van die verordening voorziet, krachtens het akkoord op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn tijdens de overgangsperiode en zal zij na afloop van die periode niet meer van toepassing zijn.

(3)

De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zal bij gebreke van bijzondere bepalingen tot gevolg hebben dat de vrijstelling voor de leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), de andere instanties van de lidstaten met een soortgelijke functie en de andere overheidsinstellingen van de lidstaten die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, als bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a), van Verordening (EU) 2015/2365, niet langer van toepassing is op de centrale bank en de andere instanties met een soortgelijke functie van het Verenigd Koninkrijk en de andere overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in het Verenigd Koninkrijk.

(4)

De Commissie heeft een beoordeling verricht van de internationale status van de centrale banken en de overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld krachtens de wetten die met betrekking tot effectenfinancieringstransacties van toepassing zijn in het Verenigd Koninkrijk na de terugtrekking uit de Unie, en heeft haar conclusies voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad.

(5)

In haar beoordeling concludeerde de Commissie dat de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk en de overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, moeten worden vrijgesteld van de rapportageverplichting op grond van artikel 4 en de verplichtingen inzake transparantie van hergebruik op grond van artikel 15 van Verordening (EU) 2015/2365.

(6)

De autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk hebben verzekering gegeven over de status, rechten en verplichtingen van de ESCB-leden, met inbegrip van hun voornemen de leden van het ESCB en andere instanties van de lidstaten met een soortgelijke functie en andere overheidsinstellingen van de Unie die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld, een vrijstelling toe te kennen die vergelijkbaar is met de vrijstelling waarin artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2365 voorziet.

(7)

Bijgevolg moeten de centrale bank van het Verenigd Koninkrijk en de andere instanties met een soortgelijke functie en de andere overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in het Verenigd Koninkrijk, worden opgenomen in de lijst van vrijgestelde entiteiten vastgesteld in Verordening (EU) 2015/2365.

(8)

Verordening (EU) 2015/2365 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De Commissie blijft regelmatig toezicht houden op de status van de centrale banken en overheidsinstellingen die vrijgesteld zijn van de rapportageverplichting en de verplichtingen inzake transparantie van hergebruik, die opgenomen zijn in de lijst van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2365. Die lijst kan worden bijgewerkt in het licht van de ontwikkeling van de reglementeringen in die derde landen en rekening houdend met elke nieuwe informatiebron. Op basis van een dergelijke herbeoordeling kunnen bepaalde derde landen uit de lijst van vrijgestelde entiteiten worden geschrapt.

(10)

Deze verordening moet met spoed in werking treden en moet van toepassing zijn vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) 2015/2365 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) 2015/2365 wordt het volgende punt c) toegevoegd:

„c)

de centrale bank en andere instanties met een soortgelijke functie en de andere overheidsinstellingen die belast zijn met of betrokken zijn bij het beheer van de overheidsschuld in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop Verordening (EU) 2015/2365 ophoudt van toepassing te zijn op en in het Verenigd Koninkrijk.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 30 januari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/464 VAN DE COMMISSIE

van 21 maart 2019

tot opening van een onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en tot registratie van deze invoer

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1), en met name artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5,

Na kennisgeving aan de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   ONDERZOEK AMBTSHALVE

(1)

De Europese Commissie („de Commissie”) heeft op eigen initiatief besloten om op grond van artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 („de basisverordening”) een onderzoek in te stellen naar de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China, en om deze invoer te registreren.

B.   PRODUCT

(2)

Het product waar het bij de mogelijke ontwijking om gaat, is keuken- en tafelgerei van keramiek, met uitzondering van keramische kruiden- of specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische koffiemolens, keramische messenslijpers, keramische slijpers, keramische keukeninstrumenten voor het snijden, malen, raspen, in plakken snijden, schrapen en schillen, en van cordierietkeramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 21, ex 6912 00 23, ex 6912 00 25 en ex 6912 00 29 (Taric-codes 6911100090, 6912002111, 6912002191, 6912002310, 6912002510 en 6912002910), van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken product”).

(3)

Het onderzochte product is hetzelfde als het product dat in de vorige overweging is gedefinieerd en momenteel onder dezelfde codes valt als het betrokken product, ingevoerd onder de in de bijlage vermelde aanvullende Taric-codes („het onderzochte product”).

C.   BESTAANDE MAATREGELEN

(4)

De thans geldende maatregelen die mogelijk worden ontweken, zijn antidumpingmaatregelen die zijn ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad (2), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/1932 van de Commissie (3) („de bestaande maatregelen”).

D.   MOTIVERING

(5)

De Commissie beschikt over voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de verkooppatronen en -kanalen van het betrokken product worden gereorganiseerd.

(6)

Indicatoren voor dergelijke kanalisatiepraktijken zijn een sterke stijging of daling van de uitvoerstatistieken van bepaalde ondernemingen, wanneer de cijfers en trends tussen 2014 en 2018 worden vergeleken. Bovendien overschrijdt de werkelijke uitvoer van bepaalde ondernemingen in sommige gevallen de opgegeven productie. Tot slot is de Commissie op de hoogte gesteld van lopende onderzoeken van douaneautoriteiten naar het misbruik van bedrijfsspecifieke Taric-codes.

(7)

Uit deze indicatoren blijkt dat bepaalde ondernemingen waarvoor momenteel het residuele recht van 36,1 % geldt (aanvullende Taric-code B999) of ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt, hun producten verkopen via andere ondernemingen waarvoor een lager recht geldt. Een lijst van ondernemingen die mogelijkerwijs bij dergelijke praktijken betrokken zijn, is opgenomen in de bijlage.

(8)

Deze kanalisatiepraktijken resulteerden in een verandering in het patroon van de uitvoer uit de Volksrepubliek China na de instelling van maatregelen voor het betrokken product, zonder dat hiervoor, afgezien van de instelling van het antidumpingrecht, voldoende reden of rechtvaardiging bestaat.

(9)

Voorts waren er aanwijzingen dat de corrigerende werking van de bestaande maatregelen werd ondermijnd, zowel wat de hoeveelheden als wat de prijzen betreft. De hoeveelheden van de invoer van het onderzochte product zijn aanzienlijk toegenomen. Bovendien is er voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat de invoer van het onderzochte product plaatsvindt tegen prijzen die lager zijn dan de geen schade veroorzakende prijs die werd vastgesteld in het kader van het onderzoek dat tot de bestaande maatregelen heeft geleid.

(10)

Tot slot beschikt de Commissie over voldoende bewijsmateriaal dat de prijzen van het onderzochte product dumpingprijzen zijn ten opzichte van de normale waarde die eerder voor het betrokken product is vastgesteld.

(11)

Mocht in de loop van het onderzoek blijken dat er, afgezien van de bovenvermelde praktijken, nog andere in artikel 13 van de basisverordening vermelde ontwijkingspraktijken worden toegepast, dan kan het onderzoek tot die praktijken worden uitgebreid.

E.   WERKWIJZE

(12)

Gezien het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat er voldoende bewijsmateriaal is om overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening een onderzoek te openen en overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening de invoer van de onderzochte producten te laten registreren.

a)   Vragenlijsten

(13)

Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig acht, zal de Commissie een vragenlijst toezenden aan de in de bijlage vermelde Chinese producenten-exporteurs.

(14)

In ieder geval moeten alle belanghebbenden zo spoedig mogelijk, maar binnen de in artikel 3, lid 1, van deze verordening vermelde termijn, contact opnemen met de Commissie. De in artikel 3, lid 2, van deze verordening vermelde termijn is van toepassing op alle belanghebbenden.

(15)

De autoriteiten van de Volksrepubliek China zullen van de opening van het onderzoek in kennis worden gesteld.

b)   Schriftelijk en mondeling verstrekken van informatie

(16)

Alle belanghebbenden, met inbegrip van de bedrijfstak van de Unie, importeurs en relevante verenigingen wordt verzocht hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en bewijsmateriaal te verstrekken, op voorwaarde dat deze opmerkingen binnen de in artikel 3, lid 2, vastgestelde termijn worden ingediend. Voorts kan de Commissie belanghebbenden horen, mits zij daar schriftelijk om verzoeken en kunnen aantonen dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

F.   INSCHRIJVING

(17)

Overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisverordening moet de invoer van het onderzochte product worden geregistreerd zodat, indien bij het onderzoek blijkt dat er van ontwijking sprake is, een passend bedrag aan antidumpingrechten kan worden geheven vanaf de datum waarop de registratie van de invoer verplicht werd.

(18)

Eventuele toekomstige rechten zullen voortvloeien uit de bevindingen van het onderzoek. Aan de hand van de informatie die in deze fase beschikbaar is, met name de indicatoren dat bepaalde ondernemingen waarvoor momenteel het residuele recht van 36,1 % geldt (aanvullende Taric-code B999) geldt of ondernemingen waarvoor een individueel recht geldt, hun producten verkopen via andere ondernemingen waarvoor een lager recht geldt, wordt het bedrag van de mogelijke toekomstige rechten vastgesteld op het niveau van het residuele recht, namelijk 36,1 % ad valorem op de cif-waarde bij invoer van het onderzochte product, ingevoerd onder de in de bijlage bij deze verordening vermelde aanvullende Taric-codes.

G.   TERMIJNEN

(19)

Met het oog op een behoorlijk bestuur moeten termijnen worden vastgesteld waarbinnen:

belanghebbenden zich bij de Commissie kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en hun antwoorden op de vragenlijst en alle andere gegevens die zij voor het onderzoek nuttig achten, kunnen indienen;

belanghebbenden schriftelijk kunnen verzoeken om door de Commissie te worden gehoord.

(20)

De aandacht wordt erop gevestigd dat de meeste in de basisverordening vermelde procedurele rechten slechts kunnen worden uitgeoefend indien de betrokkene zich binnen de in artikel 3 van deze verordening gestelde termijnen bij de Commissie kenbaar maakt.

H.   NIET-MEDEWERKING

(21)

Wanneer belanghebbenden geen toegang tot de vereiste gegevens verlenen, deze niet binnen de gestelde termijn verstrekken of het onderzoek aanmerkelijk belemmeren, kunnen overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening conclusies worden getrokken op basis van de beschikbare gegevens, zowel in positieve als in negatieve zin.

(22)

Wanneer blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, zullen deze buiten beschouwing worden gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening.

(23)

Als een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijk medewerking verleent en de conclusies daarom overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening op de beschikbare gegevens worden gebaseerd, kunnen de resultaten voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan wanneer hij wel medewerking had verleend.

I.   TIJDSCHEMA VOOR HET ONDERZOEK

(24)

Het onderzoek wordt overeenkomstig artikel 13, lid 3, van de basisverordening uiterlijk negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening afgesloten.

J.   VERWERKING VAN PERSOONSGEGEVENS

(25)

Persoonsgegevens die in het kader van dit onderzoek worden verzameld, zullen worden behandeld in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen, en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4).

K.   RAADADVISEUR-AUDITEUR

(26)

Belanghebbenden kunnen erom vragen dat de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures wordt ingeschakeld. Hij behandelt verzoeken om toegang tot het dossier, geschillen over de vertrouwelijkheid van documenten, verzoeken om termijnverlenging en alle andere verzoeken betreffende het recht van verweer van belanghebbenden en van derden die tijdens de procedure kunnen worden ingediend.

(27)

De raadadviseur-auditeur kan een hoorzitting beleggen en bemiddelen tussen de belanghebbende(n) en de diensten van de Commissie om te garanderen dat de belanghebbenden hun recht van verweer ten volle kunnen uitoefenen.

(28)

Een verzoek om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord, moet schriftelijk worden ingediend en met redenen worden omkleed. De raadadviseur-auditeur onderzoekt de redenen voor de verzoeken. Deze hoorzittingen mogen enkel plaatsvinden indien de kwesties niet tijdig zijn opgelost met de diensten van de Commissie.

(29)

Elk verzoek moet tijdig en snel worden ingediend, zodat het ordelijk verloop van de procedure niet in gevaar wordt gebracht. Daartoe moeten de belanghebbenden om de inschakeling van de raadadviseur-auditeur vragen zo spoedig mogelijk na de gebeurtenis die een dergelijke inschakeling rechtvaardigt. In beginsel gelden de in artikel 3 vastgestelde termijnen voor verzoeken om door de diensten van de Commissie te worden gehoord, mutatis mutandis voor verzoeken om door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord. Wanneer een verzoek om een hoorzitting niet binnen de desbetreffende termijn wordt ingediend, onderzoekt de raadadviseur-auditeur ook de redenen voor het laattijdige verzoek, de aard van de aan de orde gestelde kwesties en de gevolgen van die kwesties voor het recht van verweer, rekening houdend met het belang van behoorlijk bestuur en de tijdige voltooiing van het onderzoek.

(30)

Belanghebbenden die contact willen opnemen, vinden de nodige gegevens en nadere informatie op de webpagina's van de raadadviseur-auditeur op de website van het directoraat-generaal Handel: (http://ec.europa.eu/trade/trade-policy-and-you/contacts/hearing-officer/),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van artikel 13, lid 3, van Verordening (EU) 2016/1036 wordt een onderzoek geopend om vast te stellen of bij de invoer in de Unie van keuken- en tafelgerei van keramiek, met uitzondering van keramische kruiden- of specerijmolens en hun keramische maalonderdelen, keramische koffiemolens, keramische messenslijpers, keramische slijpers, keramische keukeninstrumenten voor het snijden, malen, raspen, in plakken snijden, schrapen en schillen, en van cordierietkeramiek van een soort die wordt gebruikt voor het bakken van pizza of brood, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 6911 10 00, ex 6912 00 21, ex 6912 00 23, ex 6912 00 25 en ex 6912 00 29 (Taric-codes 6911100090, 6912002111, 6912002191, 6912002310, 6912002510 en 6912002910), van oorsprong uit de Volksrepubliek China, ingevoerd onder de afzonderlijke aanvullende Taric-codes in de bijlage, de bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad ingestelde maatregelen worden ontweken.

Artikel 2

De douaneautoriteiten nemen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en artikel 14, lid 5, van Verordening (EU) 2016/1036 passende maatregelen om de invoer in de Unie van de in de bijlage bij deze verordening omschreven goederen te registreren.

De registratie wordt negen maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening beëindigd.

Artikel 3

1.   Belanghebbenden moeten contact opnemen met de Commissie binnen 15 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

2.   Belanghebbenden die wensen dat bij het onderzoek met hun opmerkingen rekening wordt gehouden, moeten, tenzij anders bepaald, binnen 37 dagen na de datum van bekendmaking van deze verordening in het Publicatieblad van de Europese Unie contact met de Commissie opnemen, hun standpunt schriftelijk uiteenzetten en de Commissie de antwoorden op de vragenlijst en eventuele andere gegevens doen toekomen.

3.   Binnen dezelfde termijn van 37 dagen kunnen belanghebbenden ook vragen om door de Commissie te worden gehoord.

4.   Informatie die aan de Commissie wordt verstrekt in het kader van handelsbeschermingsonderzoeken, moet vrij zijn van auteursrechten. Alvorens aan de Commissie informatie en/of gegevens te verstrekken die onderworpen zijn aan het auteursrecht van derden, moeten belanghebbenden de houder van het auteursrecht specifiek verzoeken de Commissie uitdrukkelijk toestemming te verlenen om a) voor deze handelsbeschermingsprocedure gebruik te maken van de informatie en gegevens, en b) de informatie en/of gegevens te verstrekken aan belanghebbenden in dit onderzoek, in een vorm die hun de mogelijkheid biedt hun recht van verweer uit te oefenen.

5.   Alle schriftelijke opmerkingen (met inbegrip van de in deze verordening gevraagde informatie), ingevulde vragenlijsten en correspondentie die door de belanghebbenden worden verstrekt en waarvoor om een vertrouwelijke behandeling wordt verzocht, moeten zijn voorzien van de vermelding „Limited” (5). Belanghebbenden die in de loop van dit onderzoek informatie indienen, wordt verzocht hun verzoek om vertrouwelijke behandeling met redenen te omkleden.

6.   Belanghebbenden die informatie met de vermelding „Limited” verstrekken, moeten hiervan krachtens artikel 19, lid 2, van de basisverordening een niet-vertrouwelijke samenvatting indienen, voorzien van de vermelding „For inspection by interested parties”. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte informatie.

7.   Als een belanghebbende die vertrouwelijke informatie verstrekt, geen geldige redenen voor het verzoek om een vertrouwelijke behandeling aanvoert of geen niet-vertrouwelijke samenvatting daarvan indient met de vereiste vorm en inhoud, kan de Commissie deze informatie buiten beschouwing laten, tenzij aan de hand van geëigende bronnen aannemelijk wordt gemaakt dat de informatie juist is.

8.   Belanghebbenden wordt verzocht alle opmerkingen en verzoeken, met inbegrip van gescande volmachten en certificaten, per e-mail in te dienen, met uitzondering van uitgebreide antwoorden, die persoonlijk of per aangetekend schrijven worden ingediend op een cd-rom of dvd. Door e-mail te gebruiken, stemmen belanghebbenden in met de geldende voorschriften inzake elektronisch ingediende opmerkingen, zoals bepaald in het document „CORRESPONDENCE WITH THE EUROPEAN COMMISSION IN TRADE DEFENCE CASES” (Correspondentie met de Europese Commissie in handelsbeschermingszaken) op de website van het directoraat-generaal Handel: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2011/june/tradoc_148003.pdf Belanghebbenden moeten hun naam, adres, telefoon en een geldig e-mailadres vermelden en ervoor zorgen dat het verstrekte e-mailadres een actief, officieel en zakelijk e-mailadres is dat iedere dag wordt gecontroleerd. Zodra contactgegevens zijn verstrekt, verloopt de communicatie van de Commissie met belanghebbenden uitsluitend per e-mail, behalve indien zij er uitdrukkelijk om verzoeken alle documenten van de Commissie via een ander communicatiemiddel te ontvangen, of het document wegens de aard ervan per aangetekend schrijven moet worden verzonden. Voor nadere voorschriften en informatie over de correspondentie met de Commissie, met inbegrip van de beginselen die van toepassing zijn op per e-mail verzonden opmerkingen, moeten belanghebbenden de hierboven genoemde instructies voor de communicatie met belanghebbenden raadplegen.

Correspondentieadres van de Commissie:

Europese Commissie

Directoraat-generaal Handel

Directoraat H

Kamer: CHAR 04/039

1049 Brussel

BELGIË

E-mail: TRADE-R700@ec.europa.eu

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad van 13 mei 2013 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 131 van 15.5.2013, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1932 van de Commissie van 23 oktober 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 412/2013 van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op keuken- en tafelgerei van keramiek van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 273 van 24.10.2017, blz. 4).

(4)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(5)  Een „Limited”-document wordt beschouwd als vertrouwelijk in de zin van artikel 19 van Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21) en artikel 6 van de WTO-Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT 1994 (antidumpingovereenkomst). Het is ook een beschermd document krachtens artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).


BIJLAGE

Aanvullende Taric-code

Naam onderneming

Huidig voorlopig recht (%)

B351

CHL Porcelain Industries Ltd

23,4

B353

Guangxi Province Beiliu City Laotian Ceramics Co., Ltd.

22,9

B359

Beiliu Changlong Ceramics Co., Ltd

17,9

B360

Beiliu Chengda Ceramic Co., Ltd

17,9

B362

Beiliu Jiasheng Porcelain Co., Ltd.

17,9

B383

Chaozhou Chengxi Jijie Art & Craft Painted Porcelain Fty.

17,9

B437

Guangdong Jinqiangyi Ceramics Co., Ltd.

17,9

B446

Chaozhou Lianjun Ceramics Co., Ltd.

17,9

B454

Chaozhou New Power Co., Ltd.

17,9

B484

Chaozhou Xinde Ceramics Craft Factory

17,9

B492

Chaozhou Yaran Ceramics Craft Making Co., Ltd

17,9

B508

Dehua Kaiyuan Porcelain Industry Co., Ltd

17,9

B511

Dongguan Kennex Ceramic Ltd.

17,9

B514

Evershine Fine China Co., Ltd

17,9

B517

Far East (Boluo) Ceramics Factory Co., Ltd.

17,9

B519

Fengfeng Mining District Yuhang Ceramic Co. Ltd („Yuhang”)

17,9

B543

Fujian Dehua Rongxin Ceramic Co., Ltd

17,9

B548

Fujian Dehua Xingye Ceramic Co., Ltd

17,9

B549

Fujian Dehua Yonghuang Ceramic Co., Ltd

17,9

B554

Fujian Jackson Arts and Crafts Co., Ltd

17,9

B556

Profit Cultural & Creative Group Corporation

17,9

B560

Fujian Quanzhou Shunmei Group Co., Ltd.

17,9

B579

Guangxi Beiliu Guixin Porcelain Co., Ltd

17,9

B583

Guangxi Beiliu Rili Porcelain Co.,Ltd

17,9

B592

Hebei Dersun Ceramic Co., Ltd

17,9

B599

Hunan Fungdeli Ceramics Co., Ltd

17,9

B602

Hunan Huawei China Industry Co., Ltd.

17,9

B610

Hunan Wing Star Ceramic Co., Ltd

17,9

B619

Joyye Arts & Crafts Co., Ltd.

17,9

B627

Liling GuanQian Ceramic Manufacture Co., Ltd.

17,9

B635

Liling Liuxingtan Ceramics Co., Ltd

17,9

B639

Liling Rongxiang Ceramic Co., Ltd

17,9

B641

Liling Santang Ceramics Manufacturing Co., Ltd

17,9

B645

Liling Top Collection Industrial Co., Ltd

17,9

B656

Meizhou Gaoyu Ceramics Co., Ltd.

17,9

B678

Ronghui Ceramic Co., Ltd Liling Hunan China

17,9

B682

Shandong Zhaoding Porcelain Co., Ltd

17,9

B687

Shenzhen Donglin Industry Co., Ltd.

17,9

B692

Shenzhen Fuxingjiayun Ceramics Co., Ltd.

17,9

B693

Shenzhen Good-Always Imp. & Exp. Co. Ltd.

17,9

B712

Tangshan Daxin Ceramics Co., Ltd.

17,9

B724

Tangshan Redrose Porcelain Products Co., Ltd.

17,9

B742

Xuchang Jianxing Porcelain Products Co., Ltd.

17,9

B751

Yuzhou Huixiang Ceramics Co., Ltd

17,9

B752

Yuzhou Ruilong Ceramics Co., Ltd.

17,9

B756

Zibo Boshan Shantou Ceramic Factory

17,9

B759

Zibo Fuxin Porcelain Co., Ltd.

17,9

B762

Zibo Jinxin Light Industrial Products Co., Ltd.

17,9

B956

Liling Taiyu Porcelain Industries Co., Ltd

17,9

B957

Liling Xinyi Ceramics Industry Ltd

17,9


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/25


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/465 VAN DE COMMISSIE

van 21 maart 2019

betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de vierendertigste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend.

(2)

In het licht van de inschrijvingen die voor de vierendertigste deelinschrijving zijn ontvangen, moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de vierendertigste deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 19 maart 2019 moesten zijn ingediend, bedraagt de minimumverkoopprijs 164,10 EUR per 100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2019.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).


BESLUITEN

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/26


BESLUIT (EU) 2019/466 VAN DE RAAD

van 18 maart 2019

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 194 en 217, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds (1) („de overeenkomst”) is door de Unie bij Besluiten (EU) 2017/1247 (2) en (EU) 2017/1248 (3) van de Raad gesloten en op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

Volgens artikel 273 van de overeenkomst passen de partijen hun wetgeving als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst aan, om te waarborgen dat alle voorwaarden voor het vervoer van elektriciteit en gas objectief, redelijk, transparant en niet discriminerend zijn, ter verbetering van de energievoorzieningszekerheid in de regio.

(3)

Voorts voorziet artikel 337 van de overeenkomst, met het oog op het toewerken naar marktintegratie, met inbegrip van de aanleg van energie-interconnecties, erin dat de partijen hun huidige samenwerking inzake energie voortzetten en intensiveren, onder meer door geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector.

(4)

In artikel 341 van de overeenkomst is bepaald dat de geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector geschiedt overeenkomstig het tijdschema als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst.

(5)

Artikel 474 van de overeenkomst voorziet in een verbintenis van Oekraïne om zijn wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het Unierecht, ook in de energiesector.

(6)

Het acquis van de Unie in de energiesector is sinds de afsluiting van de onderhandelingen over de overeenkomst op aanzienlijke wijze geëvolueerd.

(7)

Op grond van artikel 463, leden 1 en 3, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Met name kan de Associatieraad de bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen, rekening houdend met de ontwikkeling van het Unierecht en toepasselijke normen die worden vastgesteld in internationale instrumenten die de partijen relevant achten.

(8)

De Associatieraad dient bijgevolg bijlage XXVII bij de overeenkomst te wijzigen teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen van het acquis van de Unie.

(9)

In artikel 475 van de overeenkomst wordt in algemene termen het toezicht gedefinieerd op de vorderingen met betrekking tot de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht, met inbegrip van de aspecten van uitvoering en handhaving. Het artikel voorziet erin dat bij de verslaglegging en toetsing rekening wordt gehouden met de bepalingen ter zake van de overeenkomst en met besluiten van institutionele organen die op grond van de overeenkomst worden opgericht.

(10)

Teneinde een doeltreffender tenuitvoerlegging van de hervormingen te garanderen, is het noodzakelijk het toezichtsmechanisme voor de hervormingen in de energiesector te versterken.

(11)

De Associatieraad dient bijgevolg bijlage XXVII bij de overeenkomst te wijzigen teneinde te voorzien in gedetailleerder voorschriften voor het toezicht op de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht in de energiesector.

(12)

Het is noodzakelijk het namens de Unie in de Associatieraad in te nemen standpunt over de wijziging van bijlage XXVII bij de overeenkomst vast te stellen.

(13)

Het standpunt van de Unie in de Associatieraad moet derhalve worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt in de Associatieraad die is opgericht krachtens de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, over de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Associatieraad.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 maart 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 161 van 29.5.2014, blz. 3.

(2)  Besluit (EU) 2017/1247 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, met uitzondering van de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij (PB L 181 van 12.7.2017, blz. 1).

(3)  Besluit (EU) 2017/1248 van de Raad van 11 juli 2017 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, wat betreft de bepalingen betreffende de behandeling van onderdanen van derde landen die legaal werken op het grondgebied van de andere partij (PB L 181 van 12.7.2017, blz. 4).


ONTWERP

BESLUIT Nr. …/2019 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE

van … 2019

met betrekking tot de wijziging van bijlage XXVII bij de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds

DE ASSOCIATIERAAD EU-OEKRAÏNE,

Gezien de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds, en met name artikel 463,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Oekraïne, anderzijds („de overeenkomst”) werd op 21 maart en 27 juni 2014 ondertekend en is op 1 september 2017 in werking getreden.

(2)

In de preambule van de overeenkomst erkennen de partijen hun wens te streven naar vorderingen in de hervormingen en het toenaderingsproces van Oekraïne om zo bij te dragen tot de geleidelijke economische integratie en de verdieping van de politieke associatie, alsook naar de verwezenlijking van economische integratie door een uitgebreide aanpassing van de regelgeving. De preambule verwijst ook naar de verbintenis van de partijen om zich in te zetten voor de continuïteit van de energievoorziening, onder meer door betere marktintegratie en aanpassing van de regelgeving aan kernaspecten van het EU-acquis.

(3)

Voorts erkent het bilaterale memorandum van overeenstemming inzake een strategisch energiepartnerschap tussen de Europese Unie en Oekraïne van 24 november 2016 dat het doel van intensievere samenwerking op energiegebied en van de hervorming van de energiesector de volledige integratie is van de energiemarkten van de Unie en Oekraïne.

(4)

In artikel 1 van de overeenkomst wordt verwezen naar de doelstelling om de inspanningen van Oekraïne te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien, onder meer door de wetgeving geleidelijk af te stemmen op de Uniewetgeving.

(5)

Volgens artikel 273 van de overeenkomst passen de partijen hun wetgeving als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst aan, om te waarborgen dat alle voorwaarden voor het vervoer van elektriciteit en gas objectief, redelijk, transparant en niet discriminerend zijn.

(6)

Voorts voorziet artikel 337 van de overeenkomst, met het oog op het toewerken naar marktintegratie, erin dat de partijen hun huidige samenwerking inzake energie voortzetten en intensiveren, onder meer door geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector.

(7)

In artikel 341 van de overeenkomst is bepaald dat de geleidelijke aanpassing van de wetgeving in de energiesector geschiedt overeenkomstig een tijdschema als bedoeld in bijlage XXVII bij de overeenkomst.

(8)

In artikel 474 van de overeenkomst wordt de algemene verbintenis van Oekraïne herhaald om zijn wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het Unierecht, ook in de energiesector.

(9)

Het EU-acquis in de energiesector is sinds de afsluiting van de onderhandelingen over de overeenkomst op aanzienlijke wijze geëvolueerd; hetzelfde geldt voor de verplichtingen die voor Oekraïne voortvloeien uit de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en zijn lidmaatschap van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. Deze veranderingen moeten tot uiting komen in bijlage XXVII bij de overeenkomst die bijgevolg dient te worden bijgewerkt.

(10)

In artikel 475 van de overeenkomst wordt in algemene termen het toezicht gedefinieerd op vorderingen met betrekking tot de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht, met inbegrip van de aspecten van uitvoering en handhaving. Het artikel voorziet erin dat bij de verslaglegging en toetsing rekening wordt gehouden met de bepalingen ter zake van de overeenkomst en met besluiten van institutionele organen die op grond van de overeenkomst worden opgericht.

(11)

Teneinde een doeltreffender tenuitvoerlegging van de hervormingen door Oekraïne te garanderen, is het noodzakelijk het toezichtsmechanisme voor de hervormingen in de energiesector te versterken zodat de bereikte hervormingen een onomkeerbaar karakter hebben en daardoor op een blijvende manier bijdragen tot de modernisering van de energiesector.

(12)

Op grond van artikel 463, leden 1 en 3, van de overeenkomst heeft de Associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst. Met name kan de Associatieraad de bijlagen bij de overeenkomst actualiseren of wijzigen, rekening houdend met de ontwikkeling van het Unierecht en toepasselijke normen die worden vastgesteld in internationale instrumenten die de partijen relevant achten.

(13)

De Associatieraad dient bijgevolg bijlage XXVII bij de overeenkomst te wijzigen teneinde te voorzien in gedetailleerder voorschriften voor het toezicht op de aanpassing van de wetgeving van Oekraïne aan het Unierecht in de energiesector. Daartoe dienen passende bepalingen tot versterking van het toezichtsproces te worden ingevoegd in bijlage XXVII bij de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XXVII bij de overeenkomst wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in het publicatieblad van Oekraïne.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …,

Voor de Associatieraad

De voorzitter

BIJLAGE

„BIJLAGE XXVII BIJ HOOFDSTUK 1

SAMENWERKING INZAKE ENERGIE, MET INBEGRIP VAN KERNENERGIE

BIJLAGE XXVII-A

TOEZICHT OP DE AANPASSING VAN WETGEVING IN DE ENERGIESECTOR

Met het oog op een versterking van het toezicht op de aanpassing van het nationale recht van Oekraïne aan het EU-acquis in de energiesector en met het oog op een duurzame modernisering van de energiesector in Oekraïne passen de partijen de volgende aanvullende maatregelen toe, overeenkomstig artikel 475, lid 2, van de overeenkomst. Deze maatregelen laten de rechten en plichten van beide partijen die voortvloeien uit hun lidmaatschap van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, onverlet.

Doeltreffende tenuitvoerlegging van het EU-acquis

1.

De Europese Commissie stelt Oekraïne onverwijld in kennis van enig voorstel van de Europese Commissie dat strekt tot vaststelling of wijziging van enige handeling van de EU die het EU-acquis dat in deze bijlage is opgenomen, wijzigt.

2.

Oekraïne garandeert de doeltreffende tenuitvoerlegging van de aangepaste nationale handelingen en onderneemt alle noodzakelijke actie om de ontwikkelingen van het Unierecht om te zetten in zijn nationale recht in de energiesector, zoals opgesomd in bijlage XXVII-B. Met name wordt elke handeling die overeenkomt met:

a)

een EU-verordening of -besluit, als zodanig in de interne rechtsorde van Oekraïne opgenomen;

b)

een EU-richtlijn, omgezet, waarbij de Oekraïense autoriteiten de vorm en methode van uitvoering kunnen kiezen;

c)

een verordening van de Europese Commissie inzake een netcode voor de elektriciteits- of de gassector zonder wijzigingen aan de structuur en de tekst van de verordening, met uitzondering van de vertaling, opgenomen in de interne rechtsorde van Oekraïne, tenzij dergelijke wijzigingen door de Europese Commissie als noodzakelijk worden aangewezen.

3.

Oekraïne onthoudt zich van iedere handeling die de doelstelling of het resultaat van de aanpassing van zijn nationale recht aan het EU-acquis in de energiesector, als opgesomd in bijlage XXVII-B, zou ondermijnen.

4.

Oekraïne trekt de bepalingen van zijn nationale recht in of stelt een einde aan interne praktijken die niet in overeenstemming zijn met het Unierecht of met zijn nationale recht dat is aangepast aan het Unierecht in de energiesector, als opgesomd in bijlage XXVII-B.

Overleg

5.

Oekraïne pleegt overleg met de Europese Commissie met betrekking tot de overeenstemming met het EU-acquis van enig wetsvoorstel op de gebieden die moeten worden aangepast aan de EU-rechtshandelingen, als opgesomd in bijlage XXVII-B, voor dit in werking treedt. De verplichting tot overleg omvat ook de voorstellen voor een wijziging van een reeds aangepaste nationale wetgevingshandeling, ongeacht de juridische vorm van het voorstel.

6.

De regering van Oekraïne kan overleg plegen met de Europese Commissie met betrekking tot de overeenstemming met het EU-acquis van enig voorstel voor een handeling tot uitvoering van de wetgeving in de energiesector, die werd aangepast of moet worden aangepast aan het EU-acquis, als opgesomd in bijlage XXVII-B. Indien de regering van Oekraïne besluit tot overleg met de Europese Commissie betreffende een dergelijke handeling, is punt 7 van toepassing.

7.

Oekraïne onthoudt zich van tenuitvoerlegging van lke handeling die is ingediend voor overleg als bedoeld in de punten 5 en 6, tot de Europese Commissie de overeenstemming van de voorgestelde handeling met het relevante EU-acquis heeft geëvalueerd, en wanneer de Europese Commissie heeft geconcludeerd dat de voorgestelde handeling niet in overeenstemming is met dit EU-acquis.

8.

De beoordeling van de overeenstemming door de Europese Commissie kan aanbevelingen omvatten in verband met de voorgestelde handeling, of onderdelen daarvan, die de Europese Commissie onverenigbaar acht met het EU-acquis. Met het oog op de beoordeling kan de Europese Commissie het secretariaat van de Energiegemeenschap raadplegen of deskundigenbezoeken organiseren, indien zij dit wenselijk acht. De beoordeling van de overeenstemming wordt binnen drie maanden na ontvangst van de Engelse versie van de voorgestelde handeling afgesloten, of een langere periode die kan worden overeengekomen tussen de Europese Commissie en Oekraïne. Indien de Europese Commissie niet binnen de aangegeven periode antwoordt, kan Oekraïne de voorgestelde handeling ten uitvoer leggen. De afwezigheid van een antwoord binnen de aangegeven periode betekent niet dat Europese Commissie van oordeel is dat de voorgestelde handeling in overeenstemming is met het EU-acquis.

9.

Oekraïne stelt de Europese Commissie in kennis van de definitieve versie van elke handeling op gebieden die moeten worden aangepast aan het EU-acquis, als opgesomd in bijlage XXVII-B, of die een wijziging omvatten van aangepaste nationale wetgeving op die gebieden.

10.

De regering van Oekraïne kan elke andere handeling of elk ander voorstel op energiegebied dat door deze overeenkomst wordt bestreken, onder de aandacht van de Europese Commissie brengen en haar verzoeken om een niet-bindend advies over de verenigbaarheid van de handeling met het EU-acquis als opgesomd in bijlage XXVII-B.

11.

De partijen wisselen informatie uit als bedoeld in deze bijlage via de secretarissen van het Associatiecomité.

Verslaglegging bij de Associatieraad

12.

De Europese Commissie stelt de Associatieraad voor zijn jaarlijkse vergadering in kennis van alle adviezen waarom door Oekraïne werd verzocht en die aan Oekraïne werden verstrekt uit hoofde van deze bijlage in verband met de overeenstemming van de nationale handelingen van Oekraïne met het EU-acquis.

13.

Oekraïne brengt drie maanden voor zijn jaarlijkse vergadering schriftelijk verslag uit bij de Associatieraad over de vooruitgang die is geboekt met de tenuitvoerlegging van de hervorming van de energiesector, gebaseerd op het EU-acquis als opgesomd in bijlage XXVII-B. Dat verslag bespreekt in detail de manier waarop Oekraïne in zijn vastgestelde handelingen rekening heeft gehouden met de adviezen en aanbevelingen van de Europese Commissie en verstrekt tevens informatie over de effectieve toepassing van de vastgestelde handelingen.

14.

De resultaten van de toezichtsactiviteiten worden ter discussie medegedeeld aan alle relevante organen die in het kader van deze overeenkomst zijn opgericht, tevens met het oog op de aanbevelingen als bedoeld in artikel 475, lid 4, van de overeenkomst.

BIJLAGE XXVII-B

VERPLICHTINGEN VAN OEKRAÏNE INZAKE DE AANPASSING VAN WETGEVING IN DE ENERGIESECTOR

Oekraïne verbindt zich ertoe zijn wetgeving geleidelijk aan te passen aan de volgende EU-wetgeving binnen het aangegeven tijdschema:

1.

EU-acquis waartoe Oekraïne zich heeft verbonden het om te zetten in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap. Daarin overeengekomen uiterste data zijn op deze bijlage van toepassing.

Elektriciteit

Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG

Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1228/2003

Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie

Richtlijn 2005/89/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 inzake maatregelen om de zekerheid van de elektriciteitsvoorziening en de infrastructuurinvesteringen te waarborgen

Verordening (EU) nr. 838/2010 van de Commissie van 23 september 2010 betreffende de vaststelling van richtsnoeren met betrekking tot het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissienetbeheerders en een gemeenschappelijke regelgevingsaanpak voor de transmissietarifering

Verordening (EU) nr. 543/2013 van de Commissie van 14 juni 2013 betreffende de toezending en publicatie van gegevens inzake de elektriciteitsmarkten en houdende wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad

Verordening (EU) 2016/1388 van de Commissie van 17 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode voor aansluiting van verbruikers

Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net

Verordening (EU) 2016/1447 van de Commissie van 26 augustus 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting op het net van hoogspanningsgelijkstroomsystemen en op gelijkstroom aangesloten power park modules

Verordening (EU) 2016/1952 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende Europese statistieken over de prijzen van aardgas en elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2008/92/EG

Gas

Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG

Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005

Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening

Verordening (EU) nr. 2015/703 van de Commissie van 30 april 2015 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling

Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 984/2013

Verordening (EU) 2017/460 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas

Hernieuwbare energiebronnen

Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG

Olie

Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden

Energie-infrastructuur

Verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Beschikking nr. 1364/2006/EG en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 713/2009, (EG) nr. 714/2009 en (EG) nr. 715/2009

Energie-efficiëntie

Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG

Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen

Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU

Uitvoeringsverordeningen:

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 518/2014 van de Commissie van 5 maart 2014 tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1059/2010, (EU) nr. 1060/2010, (EU) nr. 1061/2010, (EU) nr. 1062/2010, (EU) nr. 626/2011, (EU) nr. 392/2012, (EU) nr. 874/2012, (EU) nr. 665/2013, (EU) nr. 811/2013 en (EU) nr. 812/2013 van de Commissie wat de etikettering van energiegerelateerde producten op internet betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2017/254 van de Commissie van 30 november 2016 tot wijziging van de Gedelegeerde Verordeningen (EU) nr. 1059/2010, (EU) nr. 1060/2010, (EU) nr. 1061/2010, (EU) nr. 1062/2010, (EU) nr. 626/2011, (EU) nr. 392/2012, (EU) nr. 874/2012, (EU) nr. 665/2013, (EU) nr. 811/2013, (EU) nr. 812/2013, (EU) nr. 65/2014, (EU) nr. 1254/2014, (EU) 2015/1094, (EU) 2015/1186 en (EU) 2015/1187 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke koelapparaten;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 65/2014 van de Commissie van 1 oktober 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke ovens en afzuigkappen;

Gedelegeerde Verordening (EU) van de Commissie nr. 626/2011 van 4 mei 2011 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van airconditioners;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 874/2012 van de Commissie van 12 juli 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van elektrische lampen en verlichtingsarmaturen;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1059/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke afwasmachines;

Richtlijn 96/60/EG van de Commissie van 19 september 1996 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 92/75/EEG van de Raad wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke was-droogcombinaties betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 392/2012 van de Commissie van 1 maart 2012 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke droogtrommels;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1061/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke wasmachines;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 665/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van stofzuigers;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 812/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van waterverwarmingstoestellen, warmwatertanks en pakketten van waterverwarmingstoestellen en zonne-energie-installaties betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 811/2013 van de Commissie van 18 februari 2013 ter aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van ruimteverwarmingstoestellen, combinatieverwarmingstoestellen, pakketten van ruimteverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties en pakketten van combinatieverwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1062/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van televisies;

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1254/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van residentiële ventilatie-eenheden;

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1094 van de Commissie van 5 mei 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van professionele koelbewaarkasten betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1186 van de Commissie van 24 april 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad wat de energie-etikettering van toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft;

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/1187 van de Commissie van 27 april 2015 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van verwarmingsketels voor vaste brandstoffen en pakketten bestaande uit een verwarmingsketel voor vaste brandstoffen, aanvullende verwarmingstoestellen, temperatuurregelaars en zonne-energie-installaties.

2.

EU-acquis om te zetten door Oekraïne, buiten de verplichtingen van Oekraïne in het kader van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap.

Gas

Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden uiterlijk op 31 december 2019 ten uitvoer gelegd.

Prospectie en exploratie van koolwaterstoffen

Richtlijn 94/22/EG betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd, rekening houdend met de artikelen 279 en 280 van de handelsgerelateerde energiebepalingen van hoofdstuk 11 (Handelsgerelateerde energie) van titel IV (Handel en daarmee verband houdende aangelegenheden).

Energie-efficiëntie en de energieprestatie van gebouwen

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 244/2012 van de Commissie van 16 januari 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende de energieprestatie van gebouwen middels het vaststellen van een vergelijkend methodologisch kader voor het berekenen van kostenoptimale niveaus van minimumenergieprestatie-eisen voor gebouwen en onderdelen van gebouwen

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden uiterlijk op 30 juni 2019 ten uitvoer gelegd.

Energie-efficiëntie — ecologisch ontwerp

Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten

Tijdschema: De bepalingen van Richtlijn 2009/125/EG worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Uitvoeringsverordeningen:

Verordening (EU) 2016/2282 van de Commissie van 30 november 2016 tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1275/2008, (EG) nr. 107/2009, (EG) nr. 278/2009, (EG) nr. 640/2009, (EG) nr. 641/2009, (EG) nr. 642/2009, (EG) nr. 643/2009, (EU) nr. 1015/2010, (EU) nr. 1016/2010, (EU) nr. 327/2011, (EU) nr. 206/2012, (EU) nr. 547/2012, (EU) nr. 932/2012, (EU) nr. 617/2013, (EU) nr. 666/2013, (EU) nr. 813/2013, (EU) nr. 814/2013, (EU) nr. 66/2014, (EU) nr. 548/2014, (EU) nr. 1253/2014, (EU) 2015/1095, (EU) 2015/1185, (EU) 2015/1188, (EU) 2015/1189 en (EU) 2016/2281 wat betreft het gebruik van toleranties in controleprocedures

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2016/2281 van de Commissie van 30 november 2016 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten, wat betreft eisen inzake ecologisch ontwerp voor luchtverwarmingsproducten, koelproducten, hogetemperatuurproces-chillers en ventilatorluchtkoelers

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1189 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor verwarmingsketels voor vaste brandstoffen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1188 van de Commissie van 28 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor toestellen voor lokale ruimteverwarming betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1185 van de Commissie van 24 april 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp betreft voor toestellen voor lokale ruimteverwarming die vaste brandstoffen gebruiken

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie van 5 mei 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor professionele koelbewaarkasten, snelkoelers/-vriezers, condensoreenheden en proces-chillers betreft

Verordening (EU) nr. 1253/2014 van de Commissie van 7 juli 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor ventilatie-eenheden

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 548/2014 van de Commissie van 21 mei 2014 betreffende de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot kleine, middelgrote en grote vermogenstransformatoren

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 66/2014 van de Commissie van 14 januari 2014 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke ovens, kookplaten en afzuigkappen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 813/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor ruimteverwarmingstoestellen en combinatieverwarmingstoestellen betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 814/2013 van de Commissie van 2 augustus 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterverwarmingstoestellen en warmwatertanks betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 666/2013 van de Commissie van 8 juli 2013 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor stofzuigers betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 617/2013 van de Commissie van 26 juni 2013 houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de eisen inzake ecologisch ontwerp voor computers en computerservers

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 932/2012 van de Commissie van 3 oktober 2012 houdende uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke droogtrommels

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 622/2012 van de Commissie van 11 juli 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 641/2009 wat betreft het ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 641/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor stand-alone natloper-circulatiepompen en in producten ingebouwde natloper-circulatiepompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 547/2012 van de Commissie van 25 juni 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor waterpompen

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 206/2012 van de Commissie van 6 maart 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor airconditioners en ventilatoren betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 327/2011 van de Commissie van 30 maart 2011 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de eisen inzake ecologisch ontwerp voor door motoren aangedreven ventilatoren met een elektrisch ingangsvermogen tussen 125 W en 500 kW

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 1016/2010 van de Commissie van 10 november 2010 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke afwasmachines

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 1015/2010 van de Commissie van 10 november 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor huishoudelijke wasmachines

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) 2015/1428 van de Commissie van 25 augustus 2015 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik en Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden, en tot intrekking van Richtlijn 2000/55/EG van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EU) nr. 1194/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor gerichte lampen, ledlampen en gerelateerde uitrusting betreft

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 244/2009 van de Commissie van 18 maart 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 859/2009 van de Commissie van 18 september 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 244/2009 betreffende de eisen inzake ecologisch ontwerp voor niet-gerichte lampen voor huishoudelijk gebruik

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 347/2010 van de Commissie van 21 april 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 245/2009 van de Commissie betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor fluorescentielampen zonder ingebouwd voorschakelapparaat, voor hogedrukgasontladingslampen en voor voorschakelapparaten en armaturen die deze lampen kunnen laten branden

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EU) nr. 4/2014 van de Commissie van 6 januari 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 640/2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 640/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor elektromotoren, met rectificatie PB L 46 van 19.2.2011

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Verordening (EG) nr. 278/2009 van de Commissie van 6 april 2009 houdende tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektrisch opgenomen vermogen van externe stroomvoorzieningen in niet-belaste toestand en de gemiddelde actieve efficiëntie van externe stroomvoorzieningen, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 107/2009 van de Commissie van 4 februari 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor eenvoudige set-top boxes, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 1275/2008 van de Commissie van 17 december 2008 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft voorschriften inzake ecologisch ontwerp voor het elektriciteitsverbruik van elektrische en elektronische huishoud- en kantoorapparatuur in de stand by-stand en de uit-stand, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de verordening worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 92/42/EEG van de Raad van 21 mei 1992 betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie- en gasgestookte centrale-verwarmingsketels, als gewijzigd

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik, als gewijzigd

Tijdschema: Het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de verordening wordt uiterlijk op 31 december 2021 vastgesteld.

Kernenergie

Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van 4 jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2006/117/Euratom van de Raad van 20 november 2006 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bestraalde splijtstof

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2009/71/Euratom van de Raad van 25 juni 2009 tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2014/87/Euratom van de Raad van 8 juli 2014 houdende wijziging van Richtlijn 2009/71/Euratom tot vaststelling van een communautair kader voor de nucleaire veiligheid van kerninstallaties

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.

Richtlijn 2011/70/Euratom van de Raad van 19 juli 2011 tot vaststelling van een communautair kader voor een verantwoord en veilig beheer van verbruikte splijtstof en radioactief afval

Tijdschema: De bepalingen van de richtlijn worden binnen een termijn van drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/39


BESLUIT (GBVB) 2019/467 VAN DE RAAD

van 21 maart 2019

tot wijziging van Besluit 2011/173/GBVB betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 21 maart 2011 heeft de Raad Besluit 2011/173/GBVB betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina vastgesteld (1).

(2)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2011/173/GBVB dienen de beperkende maatregelen tot en met 31 maart 2020 te worden verlengd.

(3)

Besluit 2011/173/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6 van Besluit 2011/173/GBVB wordt de tweede alinea vervangen door:

„Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2020.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Besluit 2011/173/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 68).


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/40


BESLUIT (GBVB) 2019/468 VAN DE RAAD

van 21 maart 2019

tot wijziging van Besluit 2011/172/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 21 maart 2011 Besluit 2011/172/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte vastgesteld.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit 2011/172/GBVB moeten die beperkende maatregelen tot en met 22 maart 2020 worden verlengd en moet de bijlage worden aangevuld met informatie over het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming.

(3)

Besluit 2011/172/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/172/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Dit besluit is van toepassing tot 22 maart 2020.”.

2)

De bijlage wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 21 maart 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Besluit 2011/172/GBVB van de Raad van 21 maart 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen vanwege de situatie in Egypte (PB L 76 van 22.3.2011, blz. 63).


BIJLAGE

De bijlage bij Besluit 2011/172/GBVB wordt vervangen door:

„BIJLAGE

A.   Lijst van de in artikel 1 bedoelde natuurlijke personen, rechtspersonen, entiteiten en lichamen

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Informatie ter identificatie

Redenen voor plaatsing op de lijst

1.

Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 4.5.1928

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

2.

Suzanne Saleh Thabet

Echtgenote van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 28.2.1941

Vrouw

Gelieerd aan Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, tegen wie de Egyptische autoriteiten rechtsvervolging hebben ingesteld of een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang hebben gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

3.

Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Zoon van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 26.11.1960

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

4.

Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Echtgenote van de heer Alaa Mohamed Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 5.10.1971

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen haar een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.

5.

Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Zoon van de heer Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, voormalig president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 28.12.1963

Man

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

6.

Khadiga Mahmoud El Gammal

Echtgenote van de heer Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak, zoon van de voormalige president van de Arabische Republiek Egypte

Geboortedatum: 13.10.1982

Vrouw

De Egyptische autoriteiten zijn tot rechtsvervolging van deze persoon overgegaan of hebben tegen hem een procedure voor de ontneming van vermogensbestanddelen in gang gezet naar aanleiding van een definitieve rechterlijke beslissing betreffende het verduisteren van overheidsgelden, op basis van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak.

15.

Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Voormalig minister van Toerisme

Geboortedatum: 20.2.1959

Man

De Egyptische autoriteiten zijn overgegaan tot rechtsvervolging van deze persoon wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

18.

Habib Ibrahim Habib Eladli

Voormalig minister van Binnenlandse Zaken

Geboortedatum: 1.3.1938

Man

De Egyptische autoriteiten zijn overgegaan tot rechtsvervolging van deze persoon wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie.

19.

Elham Sayed Salem Sharshar

Echtgenote van de heer Habib Ibrahim Eladli

Geboortedatum: 23.1.1963

Vrouw

Tegen deze persoon is rechtsvervolging ingesteld wegens het verduisteren van overheidsgelden, op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie; is gelieerd aan Habib Ibrahim Eladli.

B.   Rechten van verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming volgens het Egyptische recht:

De rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

Uit de artikelen 54, 97 en 98 van de Egyptische grondwet, de artikelen 77, 78, 124, 199, 214, 271, 272 en 277 van het Egyptische wetboek van strafvordering en de artikelen 93 en 94 van de Egyptische wet inzake de advocatuur (Wet nr. 17 van 1983) blijkt dat de Egyptische wetgeving de volgende rechten waarborgt:

voor iedere persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht of beschuldigd:

1.

het recht op rechterlijke toetsing van elke wet en elk administratief besluit;

2.

het recht zichzelf te verdedigen of te worden bijgestaan door een raadsman naar eigen keuze of, indien de verdachte onvoldoende middelen heeft om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een raadsman te worden bijgestaan indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit vereisen;

voor iedere persoon die formeel in staat van beschuldiging van een strafbaar feit is gesteld:

1.

het recht onverwijld en in een taal die hij verstaat, nauwkeurig geïnformeerd te worden over de aard en de grond van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;

2.

het recht op de tijd en de faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;

3.

het recht getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en de verschijning en ondervraging van getuigen à decharge te bewerkstelligen onder dezelfde voorwaarden als voor getuigen à charge;

4.

het recht op kosteloze bijstand van een tolk indien hij de taal die in de rechtbank wordt gebruikt, niet verstaat of spreekt.

Toepassing van de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming

1.   Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Eerste zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsmiddelen. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 veroordeelde de strafrechtbank de drie verdachten. Tegen dit vonnis stelden zij hoger beroep in bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf het opdracht tot een nieuw proces. Bij dit nieuwe proces werden door de partijen op 4 en 29 april 2015 mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechter van Caïro de verdachten en gelastte hij de terugbetaling van de verduisterde middelen en de betaling van een geldboete. Op 24 mei 2015 werd hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bekrachtigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Die schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft die schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Located Abroad — NCRAA).

Tweede zaak

Het onderzoek naar de feiten (verduistering van overheidsmiddelen of activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van de verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Mubarak niet werden gewaarborgd.

3.   Alaa Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak werden geëerbiedigd tijdens het proces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Alaa Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, diens echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Alaa Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 werd de verdachte samen met een andere persoon verwezen naar de rechtbank (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro als volgt vonnis gewezen: (i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag aan te vullen; (ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; (iii) zij verzocht, de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Alaa Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden. Op 17 november 2013 ging het proces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door de strafrechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend.

Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechtbank van Caïro de verdachten, en gelastte de terugbetaling van de verduisterde tegoeden en de betaling van een boete. Op 24 mei 2015 gingen de verdachten in beroep bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bevestigde het Hof van Cassatie de vonnissen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij, een verzoek om een schikking voor te leggen aan het comité dat wél bevoegd is, te weten het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA).

Derde zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Alaa Mubarak niet in acht zijn genomen.

4.   Heidy Mahmoud Magdy Hussein Rasekh

Uit de informatie in het Raadsdossier Raad blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevel tot bevriezing

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Rasekh en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Rasekh heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Rasekh niet in acht zijn genomen.

5.   Gamal Mohamed Hosni Elsayed Mubarak

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 verbood de procureur-generaal de heer Gamal Mubarak en andere personen hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. De heer Gamal Mubarak heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Eerste zaak

Op 30 mei 2012 zijn de heer Gamal Mubarak en een andere persoon verwezen naar de rechter (strafrechtbank van Caïro). Op 6 juni 2013 verwees de rechter de zaak voor nader onderzoek terug naar het openbaar ministerie. Na afronding van het onderzoek werd de zaak opnieuw verwezen naar de rechtbank. Op 15 september 2018 heeft de strafrechtbank van Caïro vonnis gewezen. Daarin is het volgende bepaald: i) zij verzocht de Commissie van deskundigen die zij had aangewezen, het in juli 2018 aan de rechter voorgelegde deskundigenverslag te completeren; ii) zij gelastte de aanhouding van de verdachten; iii) zij verzocht, de verdachten te verwijzen naar het nationaal comité voor de terugvordering van activa in het buitenland (NCRAA) met het oog op een mogelijke schikking. De verdachten vochten het aanhoudingsbevel met succes aan, en na een motie van wraking van de betrokken kamer van de strafrechtbank werd de zaak naar een andere kamer verwezen voor een onderzoek ten gronde.

Tweede zaak

Op 27 juni 2013 werd de heer Gamal Mubarak samen met twee andere personen aangeklaagd wegens het verduisteren van overheidsgelden, en op 17 november 2013 ging het strafproces tegen hen van start bij de strafrechtbank van Caïro. Op 21 mei 2014 werden de drie verdachten veroordeeld door deze rechtbank. De verdachten vochten het vonnis aan bij het Hof van Cassatie. Op 13 januari 2015 vernietigde het Hof van Cassatie het vonnis en gaf opdracht tot een nieuw proces. In dit nieuwe proces werden op 4 en 29 april 2015 door de partijen mondelinge opmerkingen gemaakt en schriftelijke stukken ingediend. Op 9 mei 2015 veroordeelde de strafrechtbank van Caïro de verdachten en gelastte de terugbetaling van de verduisterde tegoeden en de betaling van een boete. Op 24 mei 2015 werd beroep ingesteld bij het Hof van Cassatie. Op 9 januari 2016 bevestigde het Hof van Cassatie de veroordelingen. Op 8 maart 2016 kwamen de verdachten tot een schikking binnen de Commissie van deskundigen die de minister-president bij Decreet nr. 2873 van 2015 had ingesteld. Deze schikking werd op 9 maart 2016 door de ministerraad goedgekeurd. De procureur-generaal heeft de schikking niet aan het Hof van Cassatie voorgelegd ter definitieve goedkeuring, omdat de Commissie van deskundigen niet de ter zake bevoegde commissie was. Het staat de verdachten vrij een verzoek tot schikking in te dienen bij de bevoegde commissie, de nationale commissie voor terugvordering van activa in het buitenland (National Committee for Recovery of Assets Abroad of NCRAA).

Derde zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. In de loop van het onderzoek werd de heer Gamal Mubarak verhoord. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Gamal Mubarak niet in acht zijn genomen.

6.   Khadiga Mahmoud El Gammal

Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal werden gerespecteerd in de strafprocedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Bevriezingsbevel

Op 28 februari 2011 heeft de procureur-generaal mevrouw Khadiga El Gammal en andere personen verboden hun activa en tegoeden te vervreemden overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. Op 8 maart 2011 bevestigde de bevoegde strafrechter het verbod. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw El Gammal heeft de uitspraak van 8 maart 2011 niet aangevochten.

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw El Gammal niet in acht zijn genomen.

15.   Mohamed Zohir Mohamed Wahed Garrana

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

Het onderzoek naar het ten laste gelegde feit (de verduistering van overheidsgelden of -activa) loopt nog. De Raad heeft geen aanwijzingen gevonden dat de rechten van verdediging of het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Garrana niet in acht zijn genomen.

18.   Habib Ibrahim Habib Eladli

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Eladli in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende:

Zaak

De heer Eladli werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter dat de activa van de heer Eladli, zijn echtgenote en minderjarige zoon moesten worden bevroren. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Op 15 april 2017 werd de verdachte veroordeeld. De verdachte vocht het vonnis aan bij het Hof van Cassatie, dat het vonnis op 11 januari 2018 vernietigde en opdracht gaf tot een nieuw proces. Het nieuwe proces loopt nog.

19.   Elham Sayed Salem Sharshar

Uit de informatie in het Raadsdossier blijkt dat de rechten van verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van mevrouw Sharshar in acht zijn genomen tijdens het strafproces waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het volgende.

Bevriezingsbevel

De echtgenoot van mevrouw Sharshar werd door de onderzoeksrechter verwezen naar de bevoegde rechtbank op beschuldiging van verduistering van overheidsgelden. Op 7 februari 2016 besloot de rechter tot bevriezing van de activa van haar echtgenoot, van haarzelf en van hun minderjarige zoon. Op basis van deze uitspraak heeft de procureur-generaal op 10 februari 2016 een beslissing tot bevriezing genomen overeenkomstig artikel 208 bis van het Egyptische wetboek van strafvordering, op grond waarvan de procureur-generaal een verdachte, zijn echtgenote en zijn kinderen kan verbieden hun tegoeden te vervreemden indien er reden is om aan te nemen dat die tegoeden de illegale opbrengst vormen van misdrijven waarvan de betrokkene verdacht wordt. De wetgeving van de Arabische Republiek Egypte geeft verdachten het recht om tegen het bevel van de rechtbank beroep aan te tekenen bij diezelfde rechtbank. Mevrouw Sharshar heeft de uitspraak van de rechtspraak niet aangevochten.

”.

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/47


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/469 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2019

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU wat de toepassingsperiode van de beschermende maatregelen ten aanzien van de kleine bijenkastkever in Italië betreft

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2044)

(Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 9, lid 4,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (2), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU van de Commissie (3) zijn beschermende maatregelen vastgesteld die Italië moet nemen na de vaststelling van gevallen van de kleine bijenkastkever (Aethina tumida) in bepaalde gebieden, oorspronkelijk in de regio's Calabrië en Sicilië. Op grond van de epidemiologische ontwikkelingen zijn deze maatregelen momenteel beperkt tot de regio Calabrië en is Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU van toepassing tot en met 31 maart 2019.

(2)

Italië heeft in de tweede helft van 2018 de Commissie in kennis gesteld van een aantal nieuwe gevallen van de kleine bijenkastkever in Calabrië, en haar tevens geïnformeerd over de epidemiologische situatie in februari 2019, waaruit bleek dat er in Calabrië nog kleinebijenkastkeverplagen voorkomen.

(3)

Daarom moet de toepassing van de in Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU vastgestelde beschermende maatregelen tot 21 april 2021 worden verlengd, rekening houdend met het feit dat met ingang van 21 april 2021 Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (4), die voorziet in beschermingsmaatregelen in geval van dierziekten, van toepassing is.

(4)

Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

Dit besluit is van toepassing tot 21 april 2021.”.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Italiaanse Republiek.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 395 van 30.12.1989, blz. 13.

(2)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(3)  Uitvoeringsbesluit 2014/909/EU van de Commissie van 12 december 2014 betreffende beschermende maatregelen ten aanzien van bevestigde gevallen van de kleine bijenkastkever in Italië (PB L 359 van 16.12.2014, blz. 161).

(4)  Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid „diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/49


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/470 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2019

tot intrekking van Beschikking 2005/779/EG tot vaststelling van maatregelen ter bescherming van de diergezondheid tegen vesiculaire varkensziekte in Italië

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2045)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire controles in het intra-uniale handelsverkeer in bepaalde levende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (1), en met name artikel 10, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Beschikking 2005/779/EG van de Commissie (2) was vastgesteld naar aanleiding van uitbraken van vesiculaire varkensziekte in Italië. Bij deze beschikking zijn veterinairrechtelijke voorschriften betreffende vesiculaire varkensziekte vastgelegd voor als ziektevrij erkende regio's van die lidstaat, evenals voor niet als ziektevrij erkende regio's van die lidstaat.

(2)

Sinds enige jaren wordt in Italië een programma voor de uitroeiing en de bewaking van vesiculaire varkensziekte uitgevoerd om voor alle regio's van die lidstaat de status „vrij van vesiculaire varkensziekte” te bereiken.

(3)

Italië heeft de Commissie nieuwe informatie verstrekt wat de status „vrij van vesiculaire varkensziekte” van de regio Calabrië betreft, waaruit blijkt dat de ziekte in die regio is uitgeroeid.

(4)

Na onderzoek van de door Italië verstrekte informatie en gezien de gunstige resultaten van de uitvoering van het programma voor uitroeiing en bewaking moet de regio Calabrië worden erkend als vrij van vesiculaire varkensziekte.

(5)

Aangezien vesiculaire varkensziekte nu in alle regio's van Italië is uitgeroeid, is Beschikking 2005/779/EG achterhaald en moet zij worden ingetrokken.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2005/779/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 224 van 18.8.1990, blz. 29.

(2)  Beschikking 2005/779/EG van de Commissie van 8 november 2005 tot vaststelling van maatregelen ter bescherming van de diergezondheid tegen vesiculaire varkensziekte in Italië (PB L 293 van 9.11.2005, blz. 28).


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/50


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/471 VAN DE COMMISSIE

van 20 maart 2019

tot goedkeuring van het programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in bepaalde gebieden van Hongarije

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 2073)

(Slechts de tekst in de Hongaarse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest (1), en met name artikel 16, lid 1, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2002/60/EG zijn de te treffen minimummaatregelen van de Unie ter bestrijding van Afrikaanse varkenspest vastgesteld, met inbegrip van de bij bevestiging van een geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens toe te passen maatregelen.

(2)

Daarnaast zijn bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie (2) maatregelen op het gebied van de diergezondheid vastgesteld in verband met Afrikaanse varkenspest in de lidstaten of in gebieden daarvan als vermeld in de bijlage bij die Verordening („de betrokken lidstaten”), en in alle lidstaten, wat verplaatsingen van wilde varkens en informatieverplichtingen betreft. In de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU zijn bepaalde gebieden in de betrokken lidstaten afgebakend en in lijsten opgenomen, waaronder een lijst met gebieden met een hoog risico, waarbij het onderscheid tussen de verschillende risiconiveaus wordt gemaakt op basis van de epidemiologische situatie van die ziekte. Die bijlage is verscheidene keren gewijzigd om rekening te houden met veranderingen in de epidemiologische situatie ten aanzien van Afrikaanse varkenspest in de Unie die in die bijlage moesten worden weerspiegeld.

(3)

In 2018 heeft Hongarije de Commissie in kennis gesteld van gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens en de in Richtlijn 2002/60/EG voorgeschreven maatregelen ter bestrijding van de ziekte naar behoren getroffen.

(4)

In het licht van de huidige epidemiologische situatie en overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/60/EG heeft Hongarije bij de Commissie een programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest (hierna „het uitroeiingsprogramma” genoemd) ingediend.

(5)

De bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU is laatstelijk bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1856 van de Commissie (3) gewijzigd, onder meer om rekening te houden met de gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in Hongarije, en de besmette gebieden in Hongarije zijn nu ook in de delen I en II van die bijlage opgenomen.

(6)

Het door Hongarije ingediende uitroeiingsprogramma is door de Commissie onderzocht en blijkt aan de vereisten van artikel 16 van Richtlijn 2002/60/EG te voldoen. Dat programma moet derhalve dienovereenkomstig worden goedgekeurd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het op 4 oktober 2018 door Hongarije overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2002/60/EG ingediende programma voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU bedoelde gebieden wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Hongarije doet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die voor de uitvoering van het uitroeiingsprogramma nodig zijn binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum van vaststelling van dit besluit in werking treden.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2019.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 192 van 20.7.2002, blz. 27.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU van de Commissie van 9 oktober 2014 betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten en tot intrekking van Uitvoeringsbesluit 2014/178/EU (PB L 295 van 11.10.2014, blz. 63).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1856 van de Commissie van 27 november 2018 tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/709/EU betreffende maatregelen op het gebied van de diergezondheid in verband met Afrikaanse varkenspest in sommige lidstaten (PB L 302 van 28.11.2018, blz. 78).


Rectificaties

22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/52


Rectificatie van Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van Richtlijn 73/44/EEG van de Raad en Richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 272 van 18 oktober 2011 )

Bladzijde 46, bijlage VIII, hoofdstuk 2, methode nr. 15, punt 5:

in plaats van:

„5.   BEREKENING EN WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

De resultaten berekenen zoals aangegeven in het algemene gedeelte. De waarde van „d” bedraagt 1,00; behalve voor katoen en melamine waarvoor „d” = 1,01 en voor acryl waarvoor „d” = 0,98.”,

lezen:

„5.   BEREKENING EN WEERGAVE VAN DE RESULTATEN

De resultaten berekenen zoals aangegeven in het algemene gedeelte. De waarde van „d” bedraagt 1,00; behalve voor zijde en melamine waarvoor „d” = 1,01 en voor acryl waarvoor „d” = 0,98.”.


22.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 80/52


Rectificatie van Verordening (EU) 2018/1861 van het Europees Parlement en de Raad van 28 november 2018 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en tot wijziging en intrekking van Verordening (EG) nr. 1987/2006

( Publicatieblad van de Europese Unie L 312 van 7 december 2018 )

Bladzijde 36, artikel 33, lid 2:

in plaats van:

„2.   Dactyloscopische gegevens kunnen in alle gevallen worden doorzocht om een persoon te identificeren. Dactyloscopische gegevens worden evenwel doorzocht voor identificatiedoeleinden indien de identiteit van de persoon niet met behulp van andere middelen kan worden vastgesteld. Dactyloscopische gegevens mogen altijd worden doorzocht om een persoon te identificeren. Daartoe omvat het centrale SIS een geautomatiseerd vingerafdrukidentificatiesysteem (AFIS).”,

lezen:

„2.   Dactyloscopische gegevens kunnen in alle gevallen worden doorzocht om een persoon te identificeren. Dactyloscopische gegevens worden evenwel doorzocht voor identificatiedoeleinden indien de identiteit van de persoon niet met behulp van andere middelen kan worden vastgesteld. Daartoe omvat het centrale SIS een geautomatiseerd vingerafdrukidentificatiesysteem (AFIS).”.