ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 57

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

62e jaargang
26 februari 2019


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2019/324 van de Commissie van 25 februari 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen bifenthrin, carboxin, FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd), als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat ( 1 )

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2019/325 van de Raad van 25 februari 2019 tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

4

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/326 van de Commissie van 25 februari 2019 tot vaststelling van maatregelen voor het invoeren van gegevens in het inreis-uitreissysteem (EES)

5

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/327 van de Commissie van 25 februari 2019 tot vaststelling van maatregelen voor de toegang tot gegevens in het inreis-uitreissysteem (EES)

10

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/328 van de Commissie van 25 februari 2019 tot vaststelling van maatregelen voor het bijhouden van en de toegang tot de logbestanden in het inreis-uitreissysteem (EES)

14

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/329 van de Commissie van 25 februari 2019 tot vaststelling van de specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het inreis-uitreissysteem (EES)

18

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van de wijzigingen op de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst van 1975) ( PB L 296 van 22.11.2018 )

29

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/324 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen bifenthrin, carboxin, FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd), als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 17, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (2) zijn de werkzame stoffen opgenomen die worden geacht te zijn goedgekeurd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009. In deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 zijn de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1107/2009 goedgekeurde werkzame stoffen opgenomen.

(2)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/195 van de Commissie (3) is de goedkeuringsperiode van de werkzame stof bifenthrin verlengd van 31 juli 2019 tot en met 31 juli 2021.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/195 van de Commissie is de goedkeuringsperiode van de werkzame stoffen als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat verlengd van 31 augustus 2019 tot en met 31 augustus 2020.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1266 van de Commissie (4) is de goedkeuringsperiode van de werkzame stof carboxin verlengd van 31 mei 2021 tot en met 31 mei 2023.

(5)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/184 van de Commissie (5) is de goedkeuringsperiode van de werkzame stof FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd) verlengd van 31 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2021.

(6)

Aanvragen voor de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stoffen bifenthrin, carboxin, FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd), als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat zijn ingediend in overeenstemming met artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (6). Voor als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat zijn echter geen aanvullende dossiers ingediend ter ondersteuning van de verlenging in overeenstemming met artikel 6 van die verordening. Voor bifenthrin, carboxin en FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd) hebben de aanvragers bevestigd dat zij niet langer de verlenging van de goedkeuring van de werkzame stoffen steunen.

(7)

Gezien de doelstelling van artikel 17, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is de verlenging van de goedkeuringsperiode van die werkzame stoffen, zoals vastgesteld bij de Uitvoeringsverordeningen (EU) 2017/195, (EU) 2018/1266 en (EU) 2018/184, niet langer gerechtvaardigd. Het is derhalve passend te bepalen dat de goedkeuringen van bifenthrin, carboxin, FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd), als extractieresidu verkregen peperpoeder en natriumaluminiumsilicaat vervallen op de data waarop zij zonder verlenging zouden zijn vervallen.

(8)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/195 van de Commissie van 3 februari 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode van verscheidene werkzame stoffen die zijn opgenomen in deel B van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 686/2012 (verlengingsprogramma AIR IV) (PB L 31 van 4.2.2017, blz. 21).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1266 van de Commissie van 20 september 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode voor de werkzame stoffen 1-decanol, 6-benzyladenine, aluminiumsulfaat, azadirachtin, bupirimaat, carboxin, clethodim, cycloxydim, dazomet, diclofop, dithianon, dodine, fenazaquin, fluometuron, flutriafol, hexythiazox, hymexazool, indolylboterzuur, isoxaben, Californische pap, metaldehyde, paclobutrazool, pencycuron, sintofen, tau-fluvalinaat en tebufenozide (PB L 238 van 21.9.2018, blz. 81).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/184 van de Commissie van 7 februari 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperioden voor de werkzame stoffen FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd) en sulfurylfluoride (PB L 34 van 8.2.2018, blz. 10).

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).


BIJLAGE

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Deel A wordt als volgt gewijzigd:

a)

in rij 239 (Als extractieresidu verkregen peperpoeder (PDER)), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 augustus 2019”;

b)

in rij 253 (Natriumaluminium-silicaat), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 augustus 2019”;

c)

in rij 308 (FEN 560 (ook fenegriek of fenegriekzaadpoeder genoemd)), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 oktober 2020”;

d)

in rij 337 (Carboxin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 mei 2021”.

2)

In deel B, rij 23 (Bifenthrin), zesde kolom (Geldigheidsduur), wordt de datum vervangen door „31 juli 2019”.


BESLUITEN

26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/4


BESLUIT (GBVB) 2019/325 VAN DE RAAD

van 25 februari 2019

tot wijziging van Besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 15 oktober 2012 Besluit 2012/642/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus vastgesteld.

(2)

Op basis van een evaluatie van dat besluit moeten de beperkende maatregelen tegen Belarus worden verlengd tot en met 28 februari 2020.

(3)

Besluit 2012/642/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 8 van Besluit 2012/642/GBVB wordt vervangen door:

„Artikel 8

1.   Dit besluit is van toepassing tot en met 28 februari 2020.

2.   Dit besluit wordt voortdurend geëvalueerd en wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

G. CIAMBA


(1)  Besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (PB L 285 van 17.10.2012, blz. 1).


26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/5


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/326 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2019

tot vaststelling van maatregelen voor het invoeren van gegevens in het inreis-uitreissysteem (EES)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (1), en met name artikel 36, eerste alinea, onder c),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/2226 is het inreis-uitreissysteem (EES) ingesteld, dat elektronisch de tijd en plaats van inreis en uitreis registreert van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten zijn toegelaten, en dat de duur van het toegestane verblijf berekent.

(2)

Met het EES wordt beoogd het beheer van de buitengrenzen te verbeteren, irreguliere immigratie te voorkomen en het beheer van de migratiestromen te vereenvoudigen. Het EES dient in het bijzonder bij te dragen tot de identificatie van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden inzake de duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Daarnaast dient het EES bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

(3)

Bij Verordening (EU) 2017/2226 zijn de doelstellingen van het EES vastgesteld, samen met de in het EES in te voeren categorieën gegevens, de gebruiksdoeleinden van de gegevens, de criteria voor het invoeren ervan, de autoriteiten die toegang krijgen tot de gegevens, verdere voorschriften inzake gegevensverwerking en de bescherming van persoonsgegevens, evenals de technische architectuur van het EES en voorschriften betreffende de werking en het gebruik ervan en de interoperabiliteit met andere informatiesystemen. Daarnaast zijn in de verordening de verantwoordelijkheden voor het EES vastgelegd.

(4)

Voorafgaand aan de ontwikkeling van het EES moeten maatregelen worden genomen voor de ontwikkeling en de technische uitvoering van het EES.

(5)

Op basis van die maatregelen moet het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht in staat zijn het ontwerp van de fysieke architectuur van het EES, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur, en de technische specificaties van het systeem te bepalen, en over te gaan tot de ontwikkeling van het EES.

(6)

De maatregelen voor de ontwikkeling en technische uitvoering van het EES die bij dit besluit worden ingevoerd, moeten worden aangevuld met de technische specificaties en het Interface Control Document van het EES.

(7)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2017/2226; deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Omdat Verordening (EU) 2017/2226 echter voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol op 30 mei 2018 zijn besluit meegedeeld dat het Verordening (EU) 2017/2226 in zijn nationale wetgeving zal omzetten. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(9)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(11)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

(12)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(13)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(14)

Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, is het voor de werking van het EES vereist dat passieve toegang tot het VIS wordt verleend en dat alle bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, in werking zijn gesteld overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de Raad. Aan deze voorwaarden kan slechts worden voldaan nadat de verificatie volgens de toepasselijke Schengenevaluatieprocedure met succes is voltooid. Derhalve mag het EES alleen worden gebruikt door de lidstaten die bij de ingebruikneming van het EES aan deze voorwaarden voldoen. lidstaten die het EES niet vanaf de aanvankelijke ingebruikneming toepassen, moeten met het EES worden verbonden zodra aan al deze voorwaarden is voldaan, volgens de procedure van Verordening (EU) 2017/2226.

(15)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 20 juli 2018 een advies uitgebracht,

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité slimme grenzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De maatregelen die nodig zijn voor de technische uitvoering van het EES met betrekking tot de procedures voor het invoeren van gegevens overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 20 van Verordening (EU) 2017/2226 zijn die welke zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20.

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


BIJLAGE

De overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 20 van Verordening (EU) 2017/2226 in het EES in te voeren gegevens worden in twee categorieën verdeeld: persoonlijk dossier en inreis-uitreisnotities/notities van weigering van toegang. Het persoonlijk dossier bestaat uit alfanumerieke en biometrische gegevens.

In de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties moeten de bedrijfs- en valideringsregels worden vastgesteld die op de in het EES in te voeren gegevens moeten worden toegepast.

1.1.   Alfanumerieke gegevens

Het grootste deel van de in het EES opgeslagen inhoud wordt ofwel van de machineleesbare zone van het reisdocument uitgelezen of, indien technisch mogelijk, elektronisch van het elektronische machineleesbare reisdocument (e-MRTD) uitgelezen. Het is daarom van belang dat de naar het EES doorgegeven informatie voldoet aan de daarvoor toegepaste normen, met name wanneer die informatie niet elektronisch kan worden opgevraagd en/of handmatig door een grenswachter moet worden gecodeerd op grond van de in de visuele-inspectiezone beschikbare gegevens. Dit geldt alleen voor de alfanumerieke informatie die kan worden verkregen uit de gegevenspagina van het reisdocument.

De volgende velden moeten voldoen aan de ICAO DOC9303-norm:

Artikel

Attribuut

Norm

16, lid 1, onder a)

Achternaam (familienaam); voornaam/-namen;

ICAO DOC9303

16 lid 1, onder b)

Drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten

ISO/IEC 3166-1 alpha-3 (1)

16, lid 2, onder d)

Drieletterige code van het land van afgifte van het stickernummer van een visum voor kort verblijf

ISO/IEC 3166-1 alpha-3

19, lid 1, onder d)

Drieletterige code van het land van afgifte van een visumsticker

ISO/IEC 3166-1 alpha-3

Daarnaast moeten de volgende regels in acht worden genomen:

a)

Artikel 16, lid 2, onder b), van Verordening (EU) 2017/2226 — de grensdoorlaatpost en de autoriteit die toestemming voor inreis heeft gegeven: de grensdoorlaatpost is een autoriteit van het type grensdoorlaatpost. De lijst van autoriteiten wordt bijgehouden overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2017/2226.

b)

Artikel 16, lid 2, onder c) — een markering om aan te geven dat de inreis werd uitgevoerd door een onderdaan van een derde land die:

familielid is van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die een recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, en

niet in het bezit is van een verblijfskaart overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG of van een verblijfsvergunning uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad (2).

c)

Artikel 16, lid 2, onder d), van Verordening (EU) 2017/2226 — stickernummer van visum voor kort verblijf: de informatie wordt opgevraagd uit het VIS. Wanneer het stickernummer van het visum voor kort verblijf sinds de vorige in- of uitreis niet is gewijzigd, kan de reeds in het EES opgeslagen informatie voor de nieuwe in- of uitreis worden hergebruikt.

d)

Artikel 16, lid 6, van Verordening (EU) 2017/2226 — een markering om aan te geven of de onderdaan van het derde land een begunstigde is van een nationaal faciliteringsprogramma.

1.1.1.   Kwaliteit van de gegevens

Teneinde de kwaliteit van de gegevens in een vroeg stadium te verbeteren, omvat de functionaliteit van het centrale systeem van het EES een controle aan de hand van een reeks gegevenskwaliteitseisen. Voorts zullen er gegevenskwaliteitseisen gelden op het niveau van de nationale grensinfrastructuur. Het resultaat van de controle van de ingevoerde gegevens aan de hand van deze eisen kan worden beschouwd als de kwaliteitsstatus van de opgeslagen gegevens.

Bij de beoordeling of aan de kwaliteitseisen wordt voldaan, geldt de volgende rangorde:

a)

Blokkeringsregels op het niveau van de nationale grensinfrastructuur van elke lidstaat. Bij het invoeren van gegevens krijgt de gebruiker als gevolg van de kwaliteitseisen een foutmelding, waardoor geen gegevens naar het EES kunnen worden gestuurd. Een dergelijke blokkeringsregel kan gepaard gaan met complexe controles, zoals onderlinge afhankelijkheden tussen EES-datasets.

b)

Blokkering van verkeerd geformatteerde berichten op het niveau van de nationale uniforme interface (NUI). Dit wordt technisch gerealiseerd aan de hand van XSD-definities. Wanneer een dergelijke controle niet succesvol is, geeft het systeem een foutmelding, waardoor het niet mogelijk is de gegevens in het EES op te slaan. De technische mogelijkheden van dergelijke controles zijn vanwege de complexiteit beperkt tot de controle van bepaalde soorten gegevens en patronen (zoals de controle van het type van een waarde of de lengte daarvan).

c)

Zachte regels. Bij gegevensinvoer krijgt de gebruiker op grond van zachte kwaliteitsregels een waarschuwing wanneer niet aan de eisen wordt voldaan. Dit vormt geen belemmering voor het opslaan van de gegevens en de uitvoering van de volgende processen, maar leiden dan ook tot een waarschuwing. De beoordeling aan de hand van zachte regels vindt plaats door het centrale systeem bij de opslag van de gegevens.

De informatie die over de kwaliteit is verzameld, wordt meegedeeld aan de verantwoordelijke gebruiker en aan iedere andere gebruiker die de betreffende gegevens raadpleegt. Deze informatie wordt de eindgebruiker getoond zodat de nodige corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. De desbetreffende technische bijzonderheden zullen worden vastgelegd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties.

1.2.   Biometrische gegevens

De biometrische gegevens omvatten de gegevens inzake de vingerafdrukken en de gezichtsopname. Dit onderdeel bevat de regels die op de invoer van deze gegevens moeten worden toegepast. De specificaties van de standaardvereisten inzake kwaliteit en resolutie inzake de biometrische gegevens zijn neergelegd in het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van de specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het inreis-uitreissysteem (EES) (3).

1.2.1.   Gezichtsopnamen

De gezichtsopname is ingevolge artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 verplicht en wordt ter plaatse gemaakt. Wanneer de gezichtsopname uit het e-MRTD wordt gebruikt (artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226) wordt gebruikgemaakt van een markering om de eindgebruiker ervan op de hoogte te stellen dat de gezichtsopname afkomstig is uit het e-MRTD en derhalve bij de volgende grensdoorlaatpost zo mogelijk zal worden vervangen door een nieuwe, ter plaatse gemaakte opname.

1.2.2.   Vingerafdrukken

Wanneer een onderdaan van een derde land is vrijgesteld van de visumplicht worden de vingerafdrukken genomen in overeenstemming met artikel 17, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/2226.

Wanneer er geen vingerafdrukken zijn vereist of deze niet gegeven kunnen worden, overeenkomstig artikel 17, leden 3 en 4, en artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) 2017/2226, wordt in het EES in een vak vermeld waarom de vingerafdrukken niet zijn gegeven.

Reden

Bijzonderheid

Waarde

Artikel 17, lid 3

Kind onder de 12 jaar

Niet van toepassing

[Veld „Beschrijving”: „Artikel 17(3)”]

Artikel 17, lid 4

Per vinger aangegeven fysieke onmogelijkheid

Niet van toepassing

[Veld „Beschrijving”: „Artikel 17(4)”]

Artikel 17, lid 4

Per vinger aangegeven tijdelijke onmogelijkheid

Tijdelijke onmogelijkheid

[Veld „Beschrijving”: „Artikel 17(4)”]

Artikel 18, lid 5

Onderdaan van een derde land is toegang geweigerd op grond van een met de letter J van bijlage V, deel B, van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (4) overeenkomende reden

Weigering van toegang

[Veld „Beschrijving”: „Artikel 18(5)”]


(1)  Er kunnen enkele uitzonderingen voorkomen ten opzichte van de ISO/IEC 3166-1 alpha-3-norm, die zullen worden vastgelegd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties. Iedere ontwikkeling van de ISO/IEC 3166-1 alpha-3-norm zal in de toekomst moeten worden overgenomen

(2)  Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1).

(3)  C(2019) 1280.

(4)  Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).


26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/10


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/327 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2019

tot vaststelling van maatregelen voor de toegang tot gegevens in het inreis-uitreissysteem (EES)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (1), en met name artikel 36, eerste alinea, onder d),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/2226 is het inreis-uitreissysteem (EES) ingesteld, een systeem dat ten aanzien van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten zijn toegelaten, elektronisch de tijd en plaats van inreis en uitreis registreert en de duur van het toegestane verblijf berekent.

(2)

Met het EES wordt beoogd het beheer van de buitengrenzen te verbeteren, irreguliere immigratie te voorkomen en het beheer van de migratiestromen te vereenvoudigen. Het EES dient in het bijzonder bij te dragen tot de identificatie van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden inzake de duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Daarnaast dient het EES bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

(3)

Voorafgaand aan de ontwikkeling van het EES moeten maatregelen worden genomen voor de ontwikkeling en de technische uitvoering van het EES.

(4)

Op basis van die maatregelen moet het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht in staat zijn het ontwerp van de fysieke architectuur van het EES, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur, en de technische specificaties van het systeem te bepalen, en over te gaan tot de ontwikkeling van het EES.

(5)

De bij het onderhavige besluit voor de ontwikkeling en de technische implementatie van het EES vastgestelde maatregelen moeten worden aangevuld met de technische specificaties en het interface control document van het EES, die zullen worden ontwikkeld door het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

(6)

Dit besluit laat de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) onverlet.

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de aanneming van Verordening (EU) 2017/2226 en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat. Aangezien Verordening (EU) 2017/2226 echter voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken, overeenkomstig artikel 4 van genoemd protocol, op 30 mei 2018 kennisgegeven van zijn besluit om Verordening (EU) 2017/2226 in zijn nationale wetgeving om te zetten. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(8)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(9)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

(11)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(12)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(13)

Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, is het voor de werking van het EES vereist dat passieve toegang tot het VIS wordt verleend en dat alle bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, in werking zijn gesteld overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de Raad. Aan deze voorwaarden kan slechts worden voldaan nadat de verificatie volgens de toepasselijke Schengenevaluatieprocedure met succes is voltooid. Derhalve mag het EES alleen worden gebruikt door de lidstaten die bij de ingebruikneming van het EES aan deze voorwaarden voldoen. lidstaten die het EES niet vanaf de aanvankelijke ingebruikneming toepassen, moeten met het EES worden verbonden zodra aan al deze voorwaarden is voldaan, volgens de procedure van Verordening (EU) 2017/2226.

(14)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 20 juli 2018 advies uitgebracht.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité slimme grenzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Toegang van de nationale autoriteiten tot het EES

De bevoegde nationale hebben toegang tot het EES voor de controle van de identiteit en de eerdere registraties van een onderdaan van een derde land en voor het raadplegen van de voor de uitvoering van hun taak vereiste gegevens.

Daartoe maakt het EES het mogelijk zoekopdrachten uit te voeren aan de hand van alfanumerieke gegevens (de gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder a), b) en c), artikel 16, lid 2, onder d), en artikel 17, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/2226 en biometrische gegevens (de gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder f) en artikel 17, lid 1, onder b), van Verordening (EU) 2017/2226).

Artikel 2

Alfanumerieke zoekopdrachten

1.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 23, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226

Grensautoriteiten hebben toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen;

b)

geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

c)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten;

d)

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

Alle in de eerste alinea genoemde gegevens worden gebruikt om de zoekopdracht te starten. De onder a) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten, terwijl de overige gegevens moeten worden opgezocht aan de hand van exact daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

Het centraal systeem van het EES zorgt ervoor dat wanneer er sprake is van een match op grond van de in de eerste alinea onder a) en b) vermelde gegevens, het desbetreffende dossier door het systeem wordt weergegeven, ook als er geen match is op grond van de in de eerste alinea, onder c) en d) vermelde gegevens.

2.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2017/2226

De visumautoriteiten van een lidstaat die het Schengenacquis nog niet volledig toepast, maar wel het EES gebruikt, heeft toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen; geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

b)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten, de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

c)

het stickernummer van het visum voor kort verblijf, met de drieletterige code van de lidstaat van afgifte;

Ieder combinatie van de in de eerste alinea genoemde gegevens kan worden gebruikt mits:

de geboortedatum en het geslacht worden gebruikt in combinatie met andere gegevens;

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt samen met het nummer van het reisdocument wordt gebruikt.

De in de eerste alinea onder a), b) en c) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

3.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226

Bevoegde autoriteiten hebben toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen; geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

b)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten;

c)

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

Ieder combinatie van de in de eerste alinea genoemde gegevens kan worden gebruikt mits:

de geboortedatum en het geslacht worden gebruikt in combinatie met andere gegevens;

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt samen met het nummer van het reisdocument wordt gebruikt.

De in de eerste alinea onder a), b) en c) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

4.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226

De immigratieautoriteiten hebben toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen; geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

b)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten;

c)

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

Alle in de eerste alinea genoemde gegevens worden gebruikt bij de uitvoering van de zoekopdracht.

De in de eerste alinea onder a), b) en c) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

5.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 23, lid 2, en artikel 27, lid 1, derde alinea, van Verordening (EU) 2017/2226

Grens- en/of immigratieautoriteiten hebben toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen; geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

b)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten;

c)

de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

De in de eerste alinea onder a), b) en c) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

6.   Alfanumerieke zoekopdrachten als bedoeld in artikel 32, lid 5, van Verordening (EU) 2017/2226

De aangewezen autoriteiten hebben toegang voor zoekopdrachten aan de hand van de volgende gegevens:

a)

achternaam (familienaam); voornaam/-namen; geboortedatum; nationaliteit(en); geslacht;

b)

het soort en het nummer van het reisdocument of de reisdocumenten, en de drieletterige code van het land van afgifte van het reisdocument/de reisdocumenten, de datum waarop de geldigheidstermijn van het reisdocument/de reisdocumenten verstrijkt;

c)

nummer van de visumsticker en de datum waarop de geldigheidstermijn van het visum verstrijkt;

d)

datum en tijdstip van inreis, autoriteit die toestemming voor inreis heeft gegeven en de grensdoorlaatpost van inreis;

e)

datum en tijdstip van uitreis en de grensdoorlaatpost van uitreis.

Ieder combinatie van de in de eerste alinea genoemde gegevens kan worden gebruikt.

De in de eerste alinea onder a), b) en c) genoemde gegevens kunnen worden opgezocht aan de hand van niet geheel daarmee overeenstemmende zoekopdrachten.

Artikel 3

Biometrische zoekopdrachten

De voorwaarden waaronder biometrische zoekopdrachten kunnen worden verricht, worden vastgesteld in het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van de specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het inreis-uitreissysteem (EES) (11).

Artikel 4

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20.

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).

(11)  C(2019) 1280.


26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/14


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/328 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2019

tot vaststelling van maatregelen voor het bijhouden van en de toegang tot de logbestanden in het inreis-uitreissysteem (EES)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (1), en met name artikel 36, eerste alinea, onder f),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/2226 is het inreis-uitreissysteem (EES) ingesteld, een systeem dat ten aanzien van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten zijn toegelaten, elektronisch de tijd en plaats van inreis en uitreis registreert en de duur van het toegestane verblijf berekent.

(2)

Met het EES wordt beoogd het beheer van de buitengrenzen te verbeteren, irreguliere immigratie te voorkomen en het beheer van de migratiestromen te vereenvoudigen. Het EES dient in het bijzonder bij te dragen tot de identificatie van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Daarnaast dient het EES bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

(3)

Voorafgaand aan de ontwikkeling van het EES moeten maatregelen worden genomen voor de ontwikkeling en de technische uitvoering van het EES.

(4)

Op basis van die maatregelen moet het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht in staat zijn het ontwerp van de fysieke architectuur van het EES, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur, en de technische specificaties van het systeem te bepalen, en over te gaan tot de ontwikkeling van het EES.

(5)

De bij dit besluit voor de ontwikkeling en de technische implementatie van het EES vastgestelde maatregelen moeten worden aangevuld met de technische specificaties en het interface control document van het EES, die zullen worden ontwikkeld door het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

(6)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2017/2226; deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Omdat Verordening (EU) 2017/2226 echter voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol op 30 mei 2018 zijn besluit meegedeeld dat het Verordening (EU) 2017/2226 in zijn nationale wetgeving zal omzetten. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(7)

Dit besluit laat de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) onverlet.

(8)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(9)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

(11)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(12)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(13)

Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, is het voor de werking van het EES vereist dat passieve toegang tot het VIS wordt verleend en dat alle bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, in werking zijn gesteld overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de Raad. Aan deze voorwaarden kan slechts worden voldaan nadat de verificatie volgens de toepasselijke Schengenevaluatieprocedure met succes is voltooid. Derhalve mag het EES alleen worden gebruikt door de lidstaten die bij de ingebruikneming van het EES aan deze voorwaarden voldoen. Lidstaten die het EES niet vanaf de aanvankelijke ingebruikneming toepassen, moeten met het EES worden verbonden zodra aan al deze voorwaarden is voldaan, volgens de procedure van Verordening (EU) 2017/2226.

(14)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 20 juli 2018 een advies uitgebracht.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité slimme grenzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De maatregelen die nodig zijn voor de technische uitvoering van het EES met betrekking tot de procedures voor het bijhouden van en de toegang tot logbestanden overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2017/2226 worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20.

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


BIJLAGE

1.   BIJHOUDEN VAN DE LOGBESTANDEN VAN GEGEVENSVERWERKINGSHANDELINGEN

In deze bijlage wordt geen onderscheid gemaakt tussen logbestanden die in het centrale systeem van het inreis-uitreissysteem en logbestanden die op het niveau van de NUI kunnen worden opgeslagen, aangezien alle logbestanden in het centrale systeem van het EES zullen worden geconsolideerd.

Van elke gegevensverwerkingshandeling in het EES wordt een record aangemaakt. Deze record heeft een specifiek veld dat het mogelijk maakt de uitgevoerde handeling te identificeren, met inbegrip van het doel van de toegang overeenkomstig artikel 46, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/2226. Alle doorgegeven gegevens worden geregistreerd; in geval van raadpleging van het VIS wordt ook artikel 34 van Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (1) toegepast.

De record wordt aangemaakt met het gekwalificeerde elektronische tijdstempel dat datum en het tijdstip vermeldt waarop de gegevens werden ontvangen. Dit tijdstempel wordt naderhand gebruikt om voor elke type logbestand vast te stellen welke records op grond van de desbetreffende bewaringstermijn moeten worden gewist overeenkomstig artikel 46, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226.

Voor alle gegevensverwerkingshandelingen wordt een unieke ID van de autoriteit die de gegevens invoert of opvraagt, in de record opgenomen. De autoriteit en het centrale EES worden in de record gespecificeerd als zender of ontvanger.

De gegevens die zijn doorgegeven of gebruikt voor raadpleging als bedoeld in artikel 46, lid 1, onder c) en d), van Verordening (EU) 2017/2226 worden in het logbestand opgeslagen. Wanneer het verslag inzake verblijfsduuroverschrijders wordt geraadpleegd, worden de in artikel 46, lid 1, onder a), b), d) en e), van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde gegevens geregistreerd.

De in artikel 46 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde logbestanden worden in het centrale systeem van het EES geregistreerd. Dagelijks worden in het centrale systeem van het EES records gewist overeenkomstig artikel 46, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226. Alle records inzake eenzelfde onderdaan van een derde land die betrekking hebben op handelingen van het type „verwijdering van bestanden of inreis-/uitreis-/weigeringsnotities” of „automatische verwijdering” worden een jaar na die verwijdering gewist, tenzij dienaangaande wordt vastgesteld dat zij bewaard moeten worden met het oog op gegevensbescherming, overeenkomstig artikel 46, lid 4, van Verordening (EU) 2017/2226. Bepalingen ter voorkoming van de verwijdering van latere logbestanden worden zodanig opgezet dat elk individueel logbestand en daarmee verbonden logbestand wordt gemarkeerd.

Logbestanden van gegevensverwerkingshandelingen worden niet gewijzigd of gewist totdat één jaar is verlopen na het verstrijken van de in artikel 34 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde bewaringstermijn.

2.   TOEGANG TOT DE LOGBESTANDEN VAN GEGEVENSVERWERKINGSHANDELINGEN

De toegang tot door eu-LISA overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) 2017/2226 bijgehouden logbestanden blijft beperkt tot naar behoren gemachtigde EES-beheerders bij eu-LISA, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale toezichthoudende autoriteiten. De toegang tot deze logbestanden is eveneens traceerbaar. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op logbestanden waarin de toegang tot de logbestanden wordt geregistreerd.


(1)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).


26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/18


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/329 VAN DE COMMISSIE

van 25 februari 2019

tot vaststelling van de specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het inreis-uitreissysteem (EES)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (1), en met name artikel 36, eerste alinea, onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EU) 2017/2226 is het inreis-uitreissysteem (EES) ingesteld, dat elektronisch de tijd en plaats van inreis en uitreis registreert van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten zijn toegelaten, en dat de duur van het toegestane verblijf berekent.

(2)

Met het EES wordt beoogd het beheer van de buitengrenzen te verbeteren, irreguliere immigratie te voorkomen en het beheer van de migratiestromen te vereenvoudigen. Het EES dient in het bijzonder bij te dragen tot de identificatie van personen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden inzake de duur van het toegestane verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Daarnaast dient het EES bij te dragen tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten.

(3)

Aangezien de kwaliteit en betrouwbaarheid van biometrische gegevens in belangrijke mate bepalen of het volledige potentieel van het EES wordt verwezenlijkt, moeten de specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van zowel vingerafdrukken als gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het EES worden vastgesteld, ook wanneer deze ter plaatse worden gemaakt of elektronisch van het elektronische machineleesbare reisdocument (eMRTD) worden uitgelezen. Aangezien de kwaliteit van de geregistreerde vingerafdrukken jarenlang na de registratie ervan een invloed zal hebben op de goede werking van het EES, moeten de operationele en omgevingsfactoren met betrekking tot de kwaliteit van de geregistreerde vingerafdrukken op de lange termijn nauwlettend worden gevolgd.

(4)

Bij dit besluit worden geen nieuwe normen ingevoerd; het is in overeenstemming met de ICAO-normen.

(5)

Op basis van die maatregelen moet het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht in staat zijn het ontwerp van de fysieke architectuur van het EES, met inbegrip van de communicatie-infrastructuur, en de technische specificaties van het systeem te bepalen, en over te gaan tot de ontwikkeling van het EES.

(6)

In dit kader is het derhalve noodzakelijk specificaties vast te stellen voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het inreis-uitreissysteem (EES).

(7)

Dit besluit doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (2).

(8)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2017/2226; deze is dan ook niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Omdat Verordening (EU) 2017/2226 echter voortbouwt op het Schengenacquis, heeft Denemarken overeenkomstig artikel 4 van dat protocol op 30 mei 2018 zijn besluit meegedeeld dat het Verordening (EU) 2017/2226 in zijn nationale wetgeving zal omzetten. Denemarken is daarom krachtens internationaal recht verplicht dit besluit uit te voeren.

(9)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(10)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(11)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (5), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (6).

(12)

Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (7), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (8).

(13)

Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (9), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (10).

(14)

Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, is het voor de werking van het EES vereist dat passieve toegang tot het VIS wordt verleend en dat alle bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het SIS, in werking zijn gesteld overeenkomstig de desbetreffende besluiten van de Raad. Aan deze voorwaarden kan slechts worden voldaan nadat de verificatie volgens de toepasselijke Schengenevaluatieprocedure met succes is voltooid. Derhalve mag het EES alleen worden gebruikt door de lidstaten die bij de ingebruikneming van het EES aan deze voorwaarden voldoen. lidstaten die het EES niet vanaf de aanvankelijke ingebruikneming toepassen, moeten met het EES worden verbonden zodra aan al deze voorwaarden is voldaan, volgens de procedure van Verordening (EU) 2017/2226.

(15)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 27 juli 2018 een advies uitgebracht.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité slimme grenzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken voor biometrische verificatie en identificatie in het EES zijn opgenomen in de bijlage.

2.   De specificaties voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het EES, ook wanneer deze ter plaatse worden gemaakt of elektronisch van het eMRTD worden uitgelezen, zijn opgenomen in de bijlage.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20.

(2)  Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(6)  Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).

(7)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(8)  Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).

(9)  PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.

(10)  Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).


BIJLAGE

1.   KWALITEIT

1.1.   Drempels

1.1.1.   Vingerafdrukken

Registratie

Op het moment van registratie wordt versie 2.0 (of een recentere versie) van de NFIQ, de methode voor het vaststellen van de kwaliteit van vingerafdrukbeelden (Fingerprint Image Quality) (1) van het Amerikaans nationaal instituut voor normen en technologie (National Institute of Standards and Technology — NIST) gebruikt om te verifiëren of de kwaliteit van de vastgelegde vingerafdrukgegevens voldoet aan de drempelwaarden die worden vastgesteld in de technische specificaties als bedoeld in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226.

Met het oog op registratie wordt de kwaliteit van de vingerafdrukgegevens beoordeeld:

op nationaal niveau door de lidstaten op het moment dat de gegevens worden vastgelegd, vóór deze naar het centrale systeem van het EES (CS-EES) worden verstuurd, eventueel met behulp van een tool dat eu-LISA ter beschikking stelt, beheert en actualiseert, en

op centraal niveau.

Verificatie

Met het oog op verificatie wordt aanbevolen dat de lidstaten de beoordeling van de kwaliteit van de vingerafdrukgegevens op het moment dat de gegevens worden vastgelegd, vóór deze naar het CS-EES worden verstuurd, uitvoeren aan de hand van versie 2.0 (of een recentere versie) van de NFIQ-methode van het NIST of, wanneer dit technisch onmogelijk is, aan de hand van een andere methode die bij voorkeur gecorreleerd is met versie 2.0 van NFIQ (of een recentere versie). De correlatie wordt vooraf vastgesteld. Indien een kwaliteitswaarde volgens NFIQ versie 2.0 (of een recentere versie) wordt verkregen, moet deze gelijktijdig met de vingerafdrukgegevens naar het CS-EES worden verstuurd.

1.1.2.   Gezichtsopnamen

De kwaliteit van de gezichtsopnamen, met inbegrip van nabij-infrarode opnamen, moet voldoen aan de drempelwaarden die zijn vastgesteld in de technische specificaties als bedoeld in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 en aan de eisen voor frontale opnamen overeenkomstig ISO/IEC 19794-5:2011. De kwaliteit van de gezichtsopname wordt op nationaal niveau beoordeeld door de lidstaten op het moment dat de opnamen worden gemaakt, vóór deze naar het CS-EES worden verstuurd, eventueel met behulp van een tool dat eu-LISA ter beschikking stelt, beheert en actualiseert. Het algoritme voor de kwaliteit van de gezichtsopname moet in overeenstemming zijn met de criteria van ISO/IEC 19794-5: 2011.

De drempelwaarde voor de kwaliteit van gezichtsopnamen wordt vastgesteld aan de hand van een algoritme waarmee de kwaliteit van gezichtsopnamen wordt beoordeeld op basis van de in ISO 19794-5 vastgestelde kwaliteitsmaatregelen en er wordt voorzien in kwaliteitscontroles die analoog zijn aan die welke worden uitgevoerd in het CS-EES (2).

1.2.   Prestatiewaarden voor biometrische nauwkeurigheid

Definities

De in artikel 3 van Verordening (EU) 2017/2226 gedefinieerde prestatiewaarden voor biometrische nauwkeurigheid zijn:

„29.   „percentage mislukte registraties” (Failure To Enrol Rate (FTER)): het aandeel aan registraties met een biometrische registratie van onvoldoende kwaliteit;

30.   „percentage foutpositieve identificaties” (False Positive Identification Rate (FPIR)): het aandeel aan geconstateerde matches die geen betrekking hebben op de gecontroleerde reiziger;

31.   „percentage foutnegatieve identificaties” (False Negative Identification Rate (FNIR)): het aandeel aan gemiste matches tijdens de zoekopdracht op basis van biometrische gegevens, hoewel de biometrische gegevens van de reiziger werden geregistreerd.”.

De in de punten 30 en 31 bedoelde „zoekopdracht op basis van biometrische gegevens” is hetzelfde als een biometrische identificatie of een „1 tot N”-zoekopdracht.

Overeenkomstig artikel 36, eerste alinea, onder g), van Verordening (EU) 2017/2226 kunnen in de uitvoeringshandeling nog andere waarden voor biometrische prestaties worden vastgesteld.

Het percentage onterechte herkenningen (False Match(ing) Rate (FMR)) is het aandeel aan frauduleuze pogingen waarbij ten onrechte wordt gemeld dat er een match is met een template van een ander object (de biometrische template van een andere persoon).

Het percentage onterecht gemiste herkenningen (False Non-Match(ing) Rate (FNMR)) is het aandeel aan authentieke pogingen waarvan ten onrechte wordt gemeld dat er geen match is met een template van hetzelfde object.

Een authentieke poging is één enkele poging van een gebruiker om een match met zijn/haar eigen opgeslagen template te verkrijgen. Een frauduleuze poging is het tegenovergestelde: de template van een gebruiker wordt gematcht met de template van iemand anders.

1.2.1.   Percentage mislukte registraties

De streefwaarde voor het percentage mislukte registraties is nul. De lidstaten gebruiken een op kwaliteit gericht registratieproces om dergelijke gevallen te voorkomen.

1.2.2.   Nauwkeurigheid van biometrische verificatie

De maximumwaarden van het percentage onterecht gemiste herkenningen (FNMR) bij een percentage onterechte herkenningen (FMR) van 0,05 % (5 per 10 000) zijn:

Soort

FMR

FNMR

Vingerafdruk

0,05 %

< 0,5 %

Gezichtsopname

0,05 %

< 1 %

1.2.3.   Nauwkeurigheid van biometrische identificatie

De maximumwaarden van het percentage foutnegatieve identificaties (FNIR) bij een percentage foutpositieve identificaties (FPIR) van 0,1 % (1 per 1 000) zijn:

Soort

FPIR

FNIR

Vingerafdruk

0,1 %

< 1,5 %

Gezichtsopname en vingerafdruk (multimodaal)

0,1 %

< 1 %

1.3.   Monitoring van prestaties op het gebied van biometrische nauwkeurigheid

De prestaties op het gebied van biometrische nauwkeurigheid worden gemeten aan de hand van de feitelijke gegevens die door elke lidstaat worden vastgelegd op basis van een dagelijkse representatieve steekproef van gevallen aan de gekozen grensdoorlaatposten. De metingen worden centraal beheerd, zijn volledig geautomatiseerd en vereisen niet dat de operator toegang krijgt tot persoonsgegevens.

De biometrische prestaties hoeven niet continu te worden gemeten: de metingen kunnen worden in- of uitgeschakeld, maar worden op gezette tijden (minstens één keer per maand) uitgevoerd door eu-LISA.

Bij het meten van de biometrische prestaties wordt geen gebruik gemaakt van de biometrische gegevens zelf. De templates van afbeeldingen die worden gebruikt voor de nauwkeurigheidsmeting worden automatisch verwijderd nadat het evaluatieproces is afgerond. De resultaten van de prestatiemeting bevatten geen persoonsgegevens.

1.3.1.   Meting van het FPIR (percentage foutpositieve identificaties)

In de onderstaande figuur is te zien dat de templates voor het biometrische monster van zowel vingerafdrukken als gezichtsopnamen in het biometrische matchingsysteem zijn opgenomen voor een n-aantal identiteiten.

Image 1

Het meetproces verloopt als volgt:

1.

Een persoon die in het EES moet worden geregistreerd, dient een monster van één of beide biometrische modaliteiten (vingerafdrukken en gezichtsopnamen) in.

2.

De biometrische verificatie wordt uitgevoerd aan de hand van de biometrische referentiegegevens die overeenkomen met de identiteit van de persoon (stap 1 van de figuur, „default verification” genoemd).

3.

Om tot een continue reeks monsters te komen, wordt de tweede biometrische modaliteit van dezelfde persoon verkregen (die ofwel samen met stap 1 werd ingediend, ofwel kan worden afgeleid uit de biometrische referentiegegevens die overeenkomen met de identiteit van de persoon). De gecombineerde biometrische gegevens worden gebruikt om een identificatie te verrichten op basis van de volledige galerij, met uitzondering van de biometrische gegevens van de persoon waartoe het biometrische monster behoort (stap 2 van de figuur, „identification known to be negative” genoemd). De verwachting is dat dit identificatieproces geen resultaat oplevert, aangezien het overeenstemmende biometrische monster met opzet is verwijderd uit de vergelijking.

Wanneer de in stap 2 gebruikte modaliteit overeenkomt met de vingerafdruk, wordt een identificatie verricht (om de nauwkeurigheid van de identificatie van de vingerafdruk te beoordelen) onder dezelfde omstandigheden als bedoeld in punt 1.

4.

Wanneer de biometrische identificatie een match met een biometrisch monster oplevert (aangegeven als „match boven drempelwaarde”) is dit een bekende foutpositieve identificatie (er wordt een andere dan de verwachte persoon aangeduid).

Stappen 1 en 2 behoren tot het identiteitscontroleproces dat deel uitmaakt van het EES. Stappen 3 en 4 behoren niet tot het identiteitscontroleproces en worden uitgevoerd om de prestaties op het gebied van biometrische nauwkeurigheid te meten.

Het FPIR (percentage foutpositieve identificaties) wordt als volgt berekend:

Formula

1.3.2.   Meting van het FNIR (percentage foutnegatieve identificaties)

De figuur in punt 1.3.1 is van toepassing op de onderstaande toelichting.

Bij het meetproces wordt de volgende logica toegepast, waarbij de eerste twee stappen altijd dezelfde zijn aangezien deze tot het identiteitscontroleproces behoren dat deel uitmaakt van het EES:

1.

Een persoon die in het EES moet worden geregistreerd, dient een monster van één of beide biometrische modaliteiten in.

2.

De biometrische verificatie wordt uitgevoerd aan de hand van de biometrische referentiegegevens die overeenkomen met de identiteit van de persoon (stap 1 van de figuur, „default verification” genoemd).

3.

Om tot een continue reeks monsters te komen, wordt de tweede biometrische modaliteit verkregen, hetzij van dezelfde persoon wanneer beide biometrische modaliteiten zijn ingediend bij stap 1, hetzij van een andere persoon waarvoor de stappen 1 en 2 van dit proces zijn geactiveerd. De gecombineerde biometrische gegevens worden gebruikt om een identificatie te verrichten op basis van de volledige galerij, met inbegrip van de biometrische gegevens van de perso(o)n(en) waartoe het biometrische monster behoort (behoren). Naar verwachting zal dit identificatieproces het bekende resultaat opleveren, aangezien het overeenstemmende biometrische monster is opgenomen in de vergelijking.

4.

Wanneer de in stap 2 gebruikte modaliteit overeenkomt met de vingerafdruk, wordt een identificatie verricht (om de nauwkeurigheid van de identificatie van de vingerafdruk te beoordelen) onder dezelfde omstandigheden als bedoeld in punt 3.

5.

Wanneer de biometrische identificatie geen match met het verwachte biometrische monster oplevert (aangegeven als „match boven drempelwaarde”) in de lijst van treffers, is dit een bekende foutnegatieve identificatie.

Stappen 1 en 2 behoren tot het identiteitscontroleproces dat deel uitmaakt van het EES. Stappen 3 en 4 behoren niet tot het identiteitscontroleproces en worden uitgevoerd om de prestaties op het gebied van biometrische nauwkeurigheid te meten.

Het FNIR (percentage foutnegatieve identificaties) wordt als volgt berekend:

Formula

1.3.3.   Meting van de biometrische nauwkeurigheid met het oog op verificatie (percentage onterechte herkenningen en percentage onterecht gemiste herkenningen)

Image 2

Bij het meetproces wordt de volgende logica toegepast:

1.

Een persoon op wie het EES van toepassing is, dient een monster van een van de twee biometrische modaliteiten in.

2.

De biometrische verificatie wordt uitgevoerd aan de hand van de biometrische referentiegegevens die overeenkomen met de identiteit van de persoon (stap 1 van de figuur, „default verification” genoemd).

Stappen 1 en 2 behoren tot het identiteitscontroleproces dat deel uitmaakt van het EES. Na deze stappen wordt de biometrische nauwkeurigheid gemeten.

3.

De verificatie van het biometrische monster wordt uitgevoerd aan de hand van een aantal andere biometrische monsters die willekeurig uit de biometrische galerij worden gekozen en de verstrekte biometrische gegevens niet bevatten. Het verwachte resultaat is dat de verificaties geen matches zullen opleveren (zie punt 2 van de figuur, „verifications known to be non-mated”). Elke match zou een valse match zijn.

In stap 3 kan het percentage onterechte herkenningen (match met een andere persoon dan de eigenaar van de gegevens) worden berekend:

Formula

Opmerking: Het aantal niet-gekoppelde vergelijkingen is het aantal vergelijkingen die in het kader van stap 3 worden uitgevoerd).

In stap 2 kan het percentage onterecht gemiste herkenningen (geen match met de eigenaar van de biometrische gegevens) worden berekend wanneer de identiteit op een andere manier is bevestigd, als volgt:

Formula

Opmerking: Er wordt „aangenomen” dat dit het aantal gekoppelde vergelijkingen is omdat er geen absolute zekerheid bestaat dat de reeks identiteiten waarmee de vergelijking is gemaakt geen frauduleuze identiteit bevat.

1.4.   Biometrische gegevens vervangen om de kwaliteit te verbeteren of een van het eMRTD uitgelezen foto te vervangen door een ter plaatse gemaakte gezichtsopname van de CS-EES-galerij

Biometrische gegevens worden alleen vervangen als de biometrische verificatie van de identiteit is geslaagd.

1.4.1.   Opgeslagen vingerafdrukgegevens vervangen

De in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde praktische handleiding bevat een beschrijving van de procedure voor de vervanging van opgeslagen vingerafdrukgegevens die niet aan de kwaliteitseisen voldoen.

Wanneer de linkerhand wordt vervangen door de rechterhand (of omgekeerd) wordt een identificatie verricht op basis van de nieuwe vingerafdrukken om te waarborgen dat er geen overeenkomst is met een andere, reeds in het systeem geregistreerde identiteit.

1.4.2.   Opgeslagen gezichtsopnamen vervangen

De in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde praktische handleiding bevat een beschrijving van de procedure voor de vervanging van een opgeslagen gezichtsopname die niet aan de kwaliteitseisen voldoet of is uitgelezen van de chip van het elektronische machineleesbare reisdocument.

2.   RESOLUTIE

2.1.   Vingerafdrukken

De voor het CS-EES bestemde vingerafdrukgegevens hebben een nominale resolutie van 500 of 1 000 ppi (met een aanvaardbare afwijking van +/- 10 ppi) met 256 grijstinten.

De vingerafdrukgegevens worden ingediend overeenkomstig de norm ANSI/NIST-ITL 1-2011 Update 2015 (of een recentere versie) en zoals gespecificeerd in de technische specificaties als bedoeld in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226.

2.2.   Gezichtsopnamen

2.2.1.   Definitie

De voor het CS-EES bestemde ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen hebben een resolutie (in portretmodus) van ten minste 600 × 800 pixels en ten hoogste 1 200 × 1 600 pixels.

Het gezicht neemt voldoende ruimte van de opname in zodat de afstand tussen de middelpunten van de ogen ten minste 120 pixels bedraagt.

2.2.2.   Kleuren

Ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen zijn in kleur. In uitzonderlijke gevallen waarin geen opname in kleur kan worden gemaakt, mag een opname in grijstinten of een nabij-infrarode opname worden gebruikt. Mits de kwaliteit toereikend is, kan de opname in grijstinten of nabij-infrarode opname in een dergelijk geval voor verificatie of identificatie worden gebruikt, maar niet voor registratie. Opnamen in grijstinten worden alleen aanvaard voor registratie wanneer deze van de chip van het reisdocument zijn uitgelezen.

Overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU) 2017/2226 worden specifieke voorschriften voor nabij-infrarode gezichtsopnamen vastgesteld in het handboek.

3.   GEBRUIK VAN BIOMETRISCHE GEGEVENS

3.1.   Invoer en opslag

3.1.1.   Vingerafdrukken

In het CS-EES worden de vingerafdrukgegevens van vlak (3) genomen afdrukken van vier vingers opgeslagen. Indien mogelijk worden afdrukken genomen van de volgende vingers van de rechterhand: de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink.

Wanneer het onmogelijk is om vingerafdrukken te nemen van de bovengenoemde vingers van de rechterhand, worden de vier vingerafdrukken van de linkerhand genomen, indien mogelijk. Wanneer het in dergelijke gevallen slechts tijdelijk onmogelijk is om vier vingerafdrukken van de rechterhand te nemen, worden de vingerafdrukgegevens uitdrukkelijk gemarkeerd en, wanneer de reden waarom dit tijdelijk onmogelijk was niet meer bestaat, worden de vingerafdrukgegevens van de rechterhand genomen bij de uitreis of de daaropvolgende inreis overeenkomstig de technische specificaties als bedoeld in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 (tijdelijke onmogelijkheid).

Om aan de toepasselijke drempel te voldoen, moeten de vingerafdrukgegevens indien nodig tweemaal opnieuw worden vastgelegd voor alle betrokken personen (d.w.z. in totaal moeten drie pogingen worden ondernomen om vingerafdrukken te nemen). Bij de pogingen om opnieuw vingerafdrukken te nemen moeten dezelfde vingers worden gebruikt als bij de eerste poging.

Vingerafdrukgegevens die niet voldoen aan de toepasselijke kwaliteitsdrempel:

1)

worden opgeslagen in het CS-EES;

a)

op basis van deze gegevens worden biometrische verificaties verricht;

b)

er worden geen biometrische identificaties verricht op basis van vingerafdrukken die niet aan de kwaliteitsdrempel voldoen, behalve voor rechtshandhavingsdoeleinden;

2)

worden gemarkeerd door het nationale systeem overeenkomstig de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties (technisch probleem) zodat deze gegevens aan de volgende grensdoorlaatpost kunnen worden vastgelegd.

Het NIST-bestand dat door de nationale systemen naar het CS-EES wordt verstuurd en daarin wordt opgeslagen, bevat ook de omstandigheden waarin vingerafdrukken worden geregistreerd, met inbegrip van het niveau van het toezicht door de autoriteiten en de methode waarmee vlak genomen afdrukken van vier vingers worden verkregen, zoals gespecificeerd in norm ANSI/NIST-ITL 1-2011: Update 2015 (4) (of een recentere versie).

3.1.2.   Gezichtsopname

In het CS-EES worden de gezichtsopnamen opgeslagen die ter plaatse aan de grensdoorlaatpost zijn gemaakt en als onderdeel van een NIST-container zijn ingediend bij het CS-EES zoals gespecificeerd in norm ANSI/NIST-ITL 1-2011: Update 2015 (of een recentere versie).

In uitzonderlijke gevallen waarin het onmogelijk is om ter plaatse een gezichtsopname van toereikende kwaliteit te verkrijgen, wordt verzocht de registratie aan de hand van de chip van een elektronisch machineleesbaar reisdocument (eMRTD) uit te voeren, indien deze technisch toegankelijk is en nadat de elektronische verificatie volgens het proces dat zal worden beschreven in de in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde praktische handleiding geslaagd is.

De opnamen die worden gescand van de bladzijde met persoonsgegevens van het reisdocument worden niet gebruikt en niet naar het CS-EES verstuurd.

De foto's van visumaanvragers die zijn opgeslagen in het bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde Visuminformatiesysteem (VIS) worden niet gebruikt voor elektronische biometrische verificatie of identificatie met het CS-EES.

Om praktische redenen geldt er geen verplichte kwaliteitsdrempel voor gezichtsopnamen die ter plaatse worden gemaakt wanneer deze uitsluitend dienen voor verificatie ten aanzien van de in het CS-EES opgeslagen opnamen. Zelfs in deze gevallen moeten de opnamen evenwel van een toereikende kwaliteit zijn voor een geslaagde verificatie op basis van de overeengekomen drempelwaarde voor de matchingscore.

Om aan de vastgestelde kwaliteitsdrempel te voldoen, met name wanneer het onmogelijk is om een gezichtsopname elektronisch uit te lezen van de chip van een elektronisch eMRTD (6), zijn de volgende maatregelen van toepassing:

1)

Wanneer de eenheid voor gezichtsopnamen een continue stroom van opnamen registreert, dient de tijdspanne waarin nieuwe opnamen worden gemaakt voldoende lang te zijn zodat de optimale opname die tijdens deze stroom wordt verkregen naar het CS-EES wordt verstuurd. Wanneer een monster van lagere kwaliteit wordt verstuurd, wordt dit als zodanig gemarkeerd door het CS-EES zoals gespecificeerd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties.

2)

In gevallen waarin de eenheid voor gezichtsopnamen statische, enkelvoudige opnamen registreert wanneer een operator deze in werking stelt, moeten voldoende nieuwe opnamen worden gemaakt, zodat de optimale opname die wordt verkregen naar het CS-EES wordt verstuurd. Wanneer een monster van lagere kwaliteit wordt verstuurd, wordt dit als zodanig gemeld aan het CS-EES zoals gespecificeerd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties.

In het in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde praktische handboek is een gids met beste praktijken opgenomen die moet worden gevolgd om de in de twee voorgaande punten van deze alinea bedoelde gezichtsopnamen te maken.

3.1.3.   Beeldcompressie

Vingerafdrukbeelden

Het te gebruiken compressiealgoritme moet voldoen aan de aanbevelingen van het NIST. Dit houdt in dat vingerafdrukgegevens met een resolutie van 500 ppi worden gecomprimeerd aan de hand van het WSQ-algoritme (ISO/IEC 19794) en dat voor vingerafdrukgegevens van 1 000 ppi de beeldcompressienorm en het coderingssysteem JPEG 2000 (ISO/IEC 15444-1) wordt gebruikt. De beoogde compressieverhouding is 15:1.

Gezichtsopnamen

De opnamen die volgens de beeldcompressienorm en het coderingssysteem JPG (ISO/IEC 10918) of JPEG 2000 (JP2) (ISO/IEC 15444-1) zijn gecomprimeerd, worden ingediend bij het CS-EES zoals gespecificeerd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties. De maximale toegestane beeldcompressiegraad is 1:20.

3.2.   Biometrische verificaties

3.2.1.   Vingerafdrukken

Het CS-EES is in staat om biometrische verificaties te verrichten aan de hand van vlak genomen afdrukken van één, twee of vier vingers.

Wanneer vlak genomen afdrukken van vier vingers worden gebruikt, worden vingerafdrukgegevens van de volgende vingers gebruikt: de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink.

Wanneer vlak genomen afdrukken van één of twee vingers worden gebruikt, worden normaliter de volgende vingers gebruikt:

a)

één vinger: wijsvinger;

b)

twee vingers: wijsvinger en middelvinger.

Ook het gebruik van de volgende vingers is toegestaan:

a)

één vinger: de eerste beschikbare vinger waarvan afdrukken kunnen worden genomen, in de onderstaande volgorde: wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.

b)

twee vingers: de eerste twee beschikbare vingers waarvan afdrukken kunnen worden genomen, in de onderstaande volgorde: wijsvinger, middelvinger en ringvinger. De pink kan (alleen) met het oog op verificatie ook als een tweede vinger worden beschouwd indien er geen andere mogelijkheid bestaat.

In alle gevallen:

a)

De vingerafdrukgegevens worden verkregen van de hand die wordt gebruikt voor registratie.

b)

De positie van de vinger wordt voor iedere afzonderlijke vingerafdruk aangeduid overeenkomstig de norm ANSI/NIST-ITL 1-2011: Update 2015 (of een recentere versie).

c)

Met een verificatie op basis van permutatie (7) wordt ervoor gezorgd dat vingerafdrukken van elk van de twee reeksen met elkaar worden vergeleken, ongeacht hun positie in de reeks. Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld op centraal niveau en geldt voor alle gebruikers.

Wanneer het permanent of tijdelijk fysiek onmogelijk is om vingerafdrukken te nemen, worden de vingerafdrukken altijd als zodanig aangeduid overeenkomstig de norm ANSI/NIST-ITL 1-2011: Update 2015 (of een recentere versie) en het Interface Control Document van het EES.

3.2.2.   Gezichtsopname

Het CS-EES verricht biometrische verificaties aan de hand van ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen.

3.3.   Biometrische identificaties en zoekopdrachten

3.3.1.   Voor de in hoofdstuk 3 van Verordening (EU) 2017/2226 omschreven doeleinden

Voor andere doeleinden dan rechtshandhaving zijn meerdere zoekconfiguraties beschikbaar. Er moet ten minste één zoekconfiguratie beschikbaar zijn die voldoet aan de voorschriften van het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot vaststelling van prestatievoorschriften voor het inreis-uitreissysteem (EES) (8), alsook andere mogelijke zoekconfiguraties met andere prestatiespecificaties op het gebied van nauwkeurigheid (minder streng of strenger).

Aan de hand van vingerafdrukken

Voor andere doeleinden dan rechtshandhaving verricht het CS-EES biometrische identificaties en zoekopdrachten aan de hand van vlak genomen afdrukken van vier vingers of van vlak genomen afdrukken van vier vingers in combinatie met ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen, waarbij alleen biometrische gegevens worden gebruikt die aan de toepasselijke kwaliteitsdrempels voldoen. De biometrische identificatie wordt verricht aan de hand van de vingerafdrukgegevens met ten hoogste één beeld per vingertype (NIST-identificatie 1 tot en met 10).

Er worden vingerafdrukgegevens van de volgende vingers gebruikt: de wijsvinger, de middelvinger, de ringvinger en de pink. Er wordt gebruikgemaakt van vingerafdrukken van dezelfde hand, te beginnen met de rechterhand.

Bij de vingerafdrukgegevens moet correct worden aangegeven om welke vinger het gaat. Wanneer het permanent of tijdelijk fysiek onmogelijk is om vingerafdrukken te nemen, worden de vingerafdrukken altijd als zodanig aangeduid overeenkomstig de norm ANSI/NIST-ITL 1-2011: Update 2015 (9) (of een recentere versie) en worden de eventueel resterende vingers gebruikt.

Wanneer identificaties in een ander kader dan grenscontroles worden verricht, moet het CS-EES in staat zijn om gerolde vingerafdrukken te aanvaarden van autoriteiten die toegang hebben tot het EES en gerolde vingerafdrukken mogen gebruiken op grond van andere Europese regelgeving. Wanneer de autoriteit een identificatie verricht met de vingers van beide handen, verricht het CS-EES twee identificaties, één met de vingers van de rechterhand en één met de vingers van de linkerhand.

Aan de hand van gezichtsopnamen

Het CS-EES verricht biometrische zoekopdrachten aan de hand van ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen in combinatie met vingerafdrukgegevens overeenkomstig de voorschriften in het bovenstaande hoofdstuk „Aan de hand van vingerafdrukken”.

3.3.2.   Voor rechtshandhavingsdoeleinden

Alleen voor rechtshandhavingsdoeleinden kunnen zoekopdrachten worden uitgevoerd op basis van de volgende biometrische gegevens:

reeksen van vingerafdrukgegevens met minstens één vingerafdruk;

gerolde en ongesegmenteerde vingerafdrukgegevens van vier vingers samen;

latente vingerafdrukken;

gezichtsopname in combinatie met vingerafdrukgegevens;

alleen gezichtsopname.

Wanneer vingerafdrukken worden opgezocht, wordt een permutatie (10) van de handen verricht bij zoekopdrachten voor rechtshandhavingsdoeleinden. Het gebruik van permutatie van de handen kan worden ingesteld (in-/uitschakelen) op centraal niveau en voor alle gebruikers gelden.

De identificatie voor rechtshandhavingsdoeleinden met vingerafdrukken wordt verricht op basis van alle opgeslagen vingerafdrukken, ongeacht de kwaliteit daarvan, of alleen op basis van die welke aan een bepaalde kwaliteitsdrempel voldoen die is ingesteld in de zoekconfiguratie van de gebruiker voor de zoekopdracht in kwestie. Het CS-EES verstrekt de overeenstemmende biometrische gegevens aan de verzoekende lidstaat, waarbij de kwaliteit van de opgehaalde vingerafdrukken wordt aangegeven. Bij een match van vingerafdrukken van lage kwaliteit wordt de rechtshandhavingsautoriteit meegedeeld dat aanvullende verificaties nodig zijn om de match te bevestigen. De drempels voor „gegevens van lage kwaliteit” waarvoor aanvullende verificaties nodig zijn, worden gespecificeerd in de in artikel 37, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226 bedoelde technische specificaties.

Biometrische zoekopdrachten met gezichtsopname als enige modaliteit kunnen alleen worden uitgevoerd voor de toepassing van artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226. In dat geval geeft de gebruiker aan hoeveel potentiële matches maximaal worden opgehaald. Het maximale aantal opgehaalde bestanden is 400. In een eerste fase krijgt de gebruiker toegang tot de 200 best overeenkomende bestanden. Indien nodig verschaft het systeem toegang tot de resterende 200 bestanden, wanneer de gebruiker bevestigt dat de eerste zoekopdracht geen match heeft opgeleverd.


(1)  https://www.nist.gov/services-resources/software/development-nfiq-20

(2)  Waar mogelijk worden de gezichtsopnamen beoordeeld en gevalideerd aan de hand van de criteria in punt 3.9 van ICAO-document 9303 en de aanbevelingen van de Franse autoriteiten met betrekking tot aanvragen voor Franse visa.

(3)  De term „vlak” („flat”) wordt gebruikt overeenkomstig het woordenboek van het ISO/IEC en komt overeen met de term „plain” die in de norm ANSI/NIST wordt gebruikt.

(4)  ANSI/NIST-ITL 1-2011 Standard „Data Format for the Interchange of Fingerprint, Facial, & Scar Mark & Tattoo (SMT) Information”, te raadplegen op het adres: https://www.nist.gov/publications/data-format-interchange-fingerprint-facial-other-biometric-information-ansinist-itl-1-1

(5)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(6)  Dit kan het geval zijn wanneer de reiziger niet in het bezit is van een elektronisch document, of wanneer het reisdocument bijvoorbeeld een token voor de gezichtsopname bevat in plaats van de opname zelf, zoals toegestaan op grond van ICAO-document 9303.

(7)  Permutatie is een specifieke configuratiemodus van het biometrische matchingsysteem die ervoor zorgt dat vingerafdrukken van elk van de twee reeksen met elkaar worden vergeleken, ongeacht hun positie in de reeks. Hierdoor worden mogelijke menselijke fouten met betrekking tot de volgorde van de vingers uitgesloten en wordt de grootst mogelijke biometrische nauwkeurigheid voor verificatie gewaarborgd.

(8)  C(2019)1260.

(9)  Idem.

(10)  Met permutatie van de handen kunnen de vingerafdrukken van één hand worden vergeleken met die van de andere hand. Dit zorgt voor een nauwkeurigere overeenstemming wanneer niet bekend is van welke hand het monster afkomstig is.


Rectificaties

26.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 57/29


Rectificatie van de wijzigingen op de Douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (TIR-Overeenkomst van 1975)

( Publicatieblad van de Europese Unie L 296 van 22 november 2018 )

Bladzijde 1, ondertitel:

in plaats van:

Volgens de kennisgeving van de VN-depositaris C.N.557.2018.TREATIES — XI.A.16 treden de volgende wijzigingen op de TIR-overeenkomst op 3 februari 2019 in werking voor alle overeenkomstsluitende partijen”,

lezen:

Volgens de kennisgeving van de VN-depositaris C.N.556.2018.TREATIES — XI.A.16 treden de volgende wijzigingen op de TIR-overeenkomst op 3 februari 2019 in werking voor alle overeenkomstsluitende partijen”.