|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
62e jaargang |
|
Inhoud |
|
II Niet-wetgevingshandelingen |
Bladzijde |
|
|
|
VERORDENINGEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
|
BESLUITEN |
|
|
|
* |
||
|
|
* |
||
|
|
* |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/92 VAN DE RAAD
van 21 januari 2019
tot uitvoering van Verordening (EU) nr. 269/2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (1), en met name artikel 14, lid 1 en lid 3,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 17 maart 2014 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 269/2014 vastgesteld. |
|
(2) |
Naar aanleiding van het overlijden van een op de lijst geplaatste persoon, meent de Raad dat de vermelding voor deze persoon dient te worden geschrapt uit bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014. |
|
(3) |
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
F. MOGHERINI
BIJLAGE
De vermelding betreffende de volgende persoon wordt geschrapt van de lijst in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 269/2014:
|
„150. |
Iosif (Joseph) Davydovich KOBZON” |
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/3 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/93 VAN DE RAAD
van 21 januari 2019
tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (1), en met name artikel 47, lid 2,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Raad heeft op 30 augustus 2017 Verordening (EG) nr. 2017/1509 vastgesteld. |
|
(2) |
Twee natuurlijke personen die zijn vermeld in bijlage XV van Verordening (EU) 2017/1509, zijn overleden en moeten derhalve uit die bijlage worden geschrapt. |
|
(3) |
Bijlage XV van Verordening (EU) 2017/1509 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage XV van Verordening (EU) 2017/1509 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage van deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
F. MOGHERINI
BIJLAGE
In Verordening (EU) 2017/1509, bijlage XV, onder a), worden de volgende vermeldingen geschrapt:
|
2. |
CHU Kyu-Chang (geboortedatum 25.11.1928) |
|
4. |
KIM Yong-chun (geboortedatum 4.3.1935). |
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/5 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/94 VAN DE COMMISSIE
van 30 oktober 2018
houdende wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot invoering van overgangsbepalingen
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (1), en met name artikel 2, lid 3, artikel 36, lid 5 en artikel 45, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie (2) vult Verordening (EU) nr. 1305/2013 aan. Verordening (EU) nr. 1305/2013 is bij Verordening (EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad (3) gewijzigd, in die zin dat de algemene regels voor het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) zijn vereenvoudigd. Daarom moeten de niet-essentiële elementen ter aanvulling van deze algemene regels dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(2) |
In artikel 2, lid 1, onder n), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 zijn regels inzake de gezamenlijke vestiging van jonge landbouwers opgenomen en in artikel 2, lid 1, onder s), van die verordening is een definitie van „datum van vestiging” toegevoegd. |
|
(3) |
In Verordening (EU) nr. 1305/2013 is een nieuw artikel 39 bis ingevoegd, dat voorziet in steun aan landbouwers door middel van een sectorspecifiek inkomensstabiliseringsinstrument. |
|
(4) |
De regels inzake financieringsinstrumenten zijn vereenvoudigd met de bedoeling de sectorale subsidiabiliteitsregels voor uit het Elfpo gesteunde investeringsprojecten in overeenstemming te brengen met de gemeenschappelijke regels die op alle Europese structuur- en investeringsfondsen van toepassing zijn. Met name is voorzien in een afwijking van bepaalde algemene, in artikel 45, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vastgestelde subsidiabiliteitsregels voor concrete investeringsacties in het kader van het Elfpo, terwijl de ter zake relevante milieuwetgeving van toepassing blijft. |
|
(5) |
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
|
(6) |
Aangezien Verordening (EU) nr. 1305/2013 met ingang van 1 januari 2018 is gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2393, is het passend dat de overeenkomstige wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 met ingang van dezelfde datum van toepassing worden, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 wordt als volgt gewijzigd:
|
1) |
Artikel 2 wordt vervangen door: „Artikel 2 Jonge landbouwer 1. De voorwaarden voor toegang tot bijstand voor een jonge landbouwer, in de zin van artikel 2, lid 1, onder n), van Verordening (EU) nr. 1305/2013, die zich samen met andere landbouwers als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt, zijn gelijkwaardig aan de voorwaarden die gelden voor een jonge landbouwer die zich als enig bedrijfshoofd vestigt. In alle gevallen behouden jonge landbouwers zeggenschap over het bedrijf zoals gedefinieerd in de in de lidstaat geldende bepalingen. 2. Wanneer de bijstandsaanvraag betrekking heeft op een bedrijf dat in handen van een rechtspersoon is, heeft een jonge landbouwer in de zin van artikel 2, lid 1, onder n), van Verordening (EU) nr. 1305/2013 zeggenschap over de rechtspersoon zoals gedefinieerd in de in de lidstaat geldende bepalingen. Indien meerdere natuurlijke personen, met inbegrip van personen die geen jonge landbouwer zijn, in het kapitaal of het beheer van de rechtspersoon deelnemen, moet de jonge landbouwer hetzij alleen hetzij gezamenlijk met andere landbouwers een dergelijke zeggenschap kunnen uitoefenen. Indien over een rechtspersoon alleen of gezamenlijk zeggenschap wordt uitgeoefend door een andere rechtspersoon, zijn de in de eerste alinea vastgestelde eisen van toepassing op om het even welke natuurlijke persoon die zeggenschap heeft over die andere rechtspersoon. 3. Voor de vervulling van de voorwaarden inzake de verwerving van vakbekwaamheid zoals gespecificeerd in het plattelandsontwikkelingsprogramma, kan een gratieperiode worden toegestaan van ten hoogste 36 maanden vanaf de datum waarop het individuele besluit tot verlening van de bijstand wordt genomen.”. |
|
2) |
Artikel 12 wordt vervangen door: „Artikel 12 Commerciële leningen aan onderlinge fondsen Wanneer de middelen voor de financiële vergoeding die moet worden betaald uit de in de artikelen 38, 39 en 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde onderlinge fondsen, afkomstig zijn van een commerciële lening, bedraagt de looptijd van de lening minimaal een jaar en maximaal vijf jaar.”. |
|
3) |
In artikel 13 wordt de inleidende zin vervangen door: „Voor de toepassing van artikel 45 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, wanneer de bijstand wordt verleend in de vorm van subsidies, gelden de volgende regels:”. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 30 oktober 2018.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot invoering van overgangsbepalingen (PB L 227 van 31.7.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en (EU) nr. 652/2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal (PB L 350 van 29.12.2017, blz. 15).
BESLUITEN
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/7 |
BESLUIT (GBVB) 2019/95 VAN DE RAAD
van 21 januari 2019
tot wijziging van Besluit 2014/145/GBVB betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Op 17 maart 2014 heeft de Raad Besluit 2014/145/GBVB vastgesteld (1). |
|
(2) |
Naar aanleiding van het overlijden van een op de lijst geplaatste persoon meent de Raad dat de vermelding voor deze persoon dient te worden geschrapt uit de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB. |
|
(3) |
Besluit 2014/145/GBVB moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB L 78 van 17.3.2014, blz. 16).
BIJLAGE
De vermelding betreffende de volgende persoon wordt geschrapt van de lijst in de bijlage bij Besluit 2014/145/GBVB:
|
„150. |
Iosif (Joseph) Davydovich KOBZON” |
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/9 |
BESLUIT (GBVB) 2019/96 VAN DE RAAD
van 21 januari 2019
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Raad heeft op 27 mei 2016 Besluit (GBVB) 2016/849 vastgesteld (1). |
|
(2) |
Twee natuurlijke personen die zijn vermeld in bijlage II bij Besluit (GBVB) 2016/849, zijn overleden en moeten derhalve uit die bijlage worden geschrapt. |
|
(3) |
Bijlage II bij Besluit (GBVB) 2016/849 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Besluit (GBVB) 2016/849 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79).
BIJLAGE
In Besluit (GBVB) 2016/849 worden in bijlage II, deel I, afdeling A, de volgende personen geschrapt:
|
2. |
CHU Kyu-Chang (geboortedatum 25.11.1928) |
|
4. |
KIM Yong-chun (geboortedatum 4.3.1935). |
|
22.1.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 19/11 |
BESLUIT (GBVB) 2019/97 VAN DE RAAD
van 21 januari 2019
betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De Europese Raad nam op 12 december 2003 de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (de „EU-strategie”) aan, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen om die verspreiding tegen te gaan. |
|
(2) |
De Unie past de EU-strategie momenteel actief toe en voert de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen uit, met name de maatregelen in verband met het versterken, uitvoeren en universeel toepassen van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (Biological and Toxin Weapons Convention — BTWC). |
|
(3) |
De Raad stelde op 27 februari 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB (1) betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU vast. Sedert de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB zijn nog zeven staten partij geworden bij het BTWC. Dat Gemeenschappelijk Optreden is op 26 augustus 2007 verstreken. |
|
(4) |
De Raad nam op 20 maart 2006 als aanvulling op Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB betreffende de ondersteuning van het BTWC het EU-actieplan inzake biologische en toxinewapens aan (2). Dat actieplan voorziet in de doeltreffende toepassing van vertrouwenwekkende maatregelen (CBM's) en van het mechanisme van de secretaris-generaal van de VN voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische en biologische wapens. |
|
(5) |
De Raad stelde op 10 november 2008 in het kader van de EU-strategie Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB ter ondersteuning van het BTWC (3) vast. Sinds de vaststelling van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB zijn nog drie staten partij geworden bij het BTWC, en verscheidene staten hebben bijstand gekregen van Uniedeskundigen. Dat Gemeenschappelijk Optreden is op 13 november 2008 verstreken. |
|
(6) |
Tijdens de zesde toetsingsconferentie van de partijen bij het BTWC werd besloten tot de oprichting van de ondersteunende eenheid voor de uitvoering van het verdrag (de Implementation Support Unit — ISU), die een vijfjarig mandaat (2007-2011) kreeg en werd ondergebracht bij de vestiging van het Bureau van de VN voor ontwapeningszaken (UN Office for Disarmament Affairs — UNODA) in Genève; de eenheid verleent administratieve ondersteuning bij vergaderingen waartoe de zesde toetsingsconferentie heeft besloten, en bijstand bij de algehele uitvoering en universele toepassing van het BTWC en bij de uitwisseling van vertrouwenwekkende maatregelen. |
|
(7) |
De Raad stelde op 18 juli 2011 Besluit 2011/429/GBVB (4) betreffende het standpunt van de Unie tijdens de zevende toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC vast. |
|
(8) |
Tijdens de zevende toetsingsconferentie werd besloten het mandaat van de ISU met nog eens vijf jaar te verlengen (2012-2016) en de eenheid ook te belasten met het uitvoeren van het besluit over de invoering en het beheer van de database voor bijstandsverzoeken en -voorstellen, het aldus bevorderen van de bijbehorende informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten, en het zo nodig ondersteunen van de implementatie door de verdragsstaten van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie. |
|
(9) |
De Raad stelde op 23 juli 2012 Besluit 2012/421/GBVB (5) ter ondersteuning van het BTWC in het kader van de EU-strategie vast. Sinds de vaststelling van Besluit 2012/421/GBVB zijn nog zes staten partij geworden bij het BTWC en hebben verscheidene staten bijstand gekregen van Uniedeskundigen. |
|
(10) |
De Raad stelde op 16 november 2015 Besluit (GBVB) 2015/2096 (6) over het standpunt van de Unie tijdens de achtste toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC vast. |
|
(11) |
Tijdens de achtste toetsingsconferentie werd besloten het tijdens de zevende toetsingsconferentie overeengekomen mandaat van de ISU mutatis mutandis te vernieuwen voor de periode van 2017 tot en met 2021. |
|
(12) |
De Raad stelde op 18 januari 2016 Besluit (GBVB) 2016/51 (7) ter ondersteuning van het BTWC in het kader van de EU-strategie vast. Sinds de vaststelling van Besluit (GBVB) 2016/51 is het verdrag nog door verschillende partijen geratificeerd en zijn er nog een aantal partijen toegetreden, waardoor er nu 182 partijen zijn bij het verdrag, en verscheidene staten hebben bijstand van Uniedeskundigen ontvangen, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan een aantal elementen van de EU-strategie, dient dit besluit, dat voortbouwt op de geslaagde uitvoering van de Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB van de Raad, als een operationeel beleidsinstrument om te zorgen voor de essentiële follow-up en een impuls voor de gedurende 2016-2018 ondernomen activiteiten in het kader van Besluit (GBVB) 2016/51 ter ondersteuning van het BTWC. Het zorgt ervoor dat die activiteiten duurzaam zijn en dat beter gevolg wordt gegeven aan de doelstellingen die zijn overeengekomen tijdens de in december 2017 en in 2018 gehouden vergaderingen van de staten die partij zijn bij het BTWC. Het draagt met name bij tot de besprekingen in de bijeenkomsten van deskundigen in het kader van het BTWC in 2019 en 2020, alsmede tot de voorbereidingen voor de negende toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC in 2021.
2. Dit besluit wordt door de volgende beginselen geleid:
|
a) |
optimaal benutten van de ervaring met Besluiten 2012/421/GBVB en (GBVB) 2016/51; |
|
b) |
nadenken over de specifieke behoeften van de verdragsstaten en de staten die geen partij zijn bij het BTWC, met betrekking tot het beter uitvoeren en universeel toepassen van het BTWC; |
|
c) |
stimuleren van lokale en regionale verantwoordelijkheid voor de projecten om de duurzaamheid op lange termijn te garanderen en om in het kader van het BTWC een partnerschap tussen de Unie en derde partijen op te bouwen; |
|
d) |
voorrang geven aan de activiteiten waarvan is aangetoond dat ze concrete resultaten opleveren en/of bijdragen tot een tijdige formulering van gemeenschappelijke inzichten met het oog op de negende BTWC-toetsingsconferentie; |
|
e) |
ondersteunen van de voorzitters van de BTWC-bijeenkomsten, met name de voorzitter van de negende toetsingsconferentie, en optimaal benutten van het mandaat van de ISU; |
|
f) |
bijdragen tot het bevorderen van de vrede en veiligheid en gezondheidsdoelstellingen middels het doeltreffend uitvoeren van het BTWC door de verdragsstaten en het universeel toepassen ervan. |
3. De Unie ondersteunt de volgende projecten, die aansluiten bij de maatregelen van de EU-strategie:
|
a) |
steun voor het universeel toepassen van het BTWC; |
|
b) |
capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de nationale implementatie van het BTWC; |
|
c) |
bevorderen van biobeveiligingsnetwerken in het zuidelijk halfrond; |
|
d) |
steun voor het intersessionele programma en voor de voorbereiding op de negende toetsingsconferentie van het BTWC; |
|
e) |
de paraatheid van de verdragsstaten om aanvallen met biologische agentia te voorkomen en erop te reageren |
|
f) |
instrumenten voor outreach, educatie en betrokkenheid. |
De bijlage bevat een nadere omschrijving van deze projecten.
Artikel 2
1. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.
2. De technische uitvoering van de in artikel 1 bedoelde activiteiten wordt toevertrouwd aan UNODA. UNODA voert deze taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. Daartoe treft de HV de nodige regelingen met UNODA.
Artikel 3
1. Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 3, bedoelde projecten bedraagt 3 029 856,79 EUR.
2. De uitgaven die gefinancierd worden met het in lid 1 vermelde bedrag, worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die op de algemene begroting van de Unie van toepassing zijn.
3. De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Zij sluit hiertoe een financieringsovereenkomst met UNODA. In die financieringsovereenkomst wordt bepaald dat UNODA er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in verhouding tot haar omvang.
4. De Commissie streeft ernaar de financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.
Artikel 4
De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van geregelde rapporten van UNODA. Die rapporten vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 3, bedoelde projecten.
Artikel 5
1. Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
2. Dit besluit verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de dag waarop het is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst is gesloten.
Gedaan te Brussel, 21 januari 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
F. MOGHERINI
(1) Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB van de Raad van 27 februari 2006 betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51).
(2) Actieplan van de EU inzake biologische en toxinewapens, als aanvulling op het Gemeenschappelijk Optreden van de EU betreffende de ondersteuning van het BTWC (PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1).
(3) Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB van de Raad van 10 november 2008 ter ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29).
(4) Besluit 2011/429/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 42).
(5) Besluit 2012/421/GBVB van de Raad van 23 juli 2012 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 196 van 24.7.2012, blz. 61).
(6) Besluit (GBVB) 2015/2096 van de Raad van 16 november 2015 over het standpunt van de Europese Unie betreffende de Achtste Conferentie ter toetsing van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (PB L 303 van 20.11.2015, blz. 13).
(7) Besluit (GBVB) 2016/51 van de Raad van 18 januari 2016 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 12 van 19.1.2016, blz. 50).
BIJLAGE
1. PROJECTEN
1.1. Project 1: steun voor het universeel ingang doen vinden van het BTWC
1.1.1. Doel van het project
Het doel van het project is de universele toetreding tot het BTWC te bevorderen door de staten die geen partij zijn bij het verdrag, aan te moedigen zich meer bewust te worden van de voordelen van toetreding tot het BTWC en meer betrokkenheid te scheppen bij de BTWC-vergaderingen en andere activiteiten. Dit project zal de implementatie bevorderen van de besluiten en aanbevelingen van de achtste toetsingsconferentie inzake de universele toepassing van het BTWC en de duurzaamheid waarborgen van de inspanningen die in gang zijn gezet overeenkomstig Besluit (GBVB) 2016/51 naar aanleiding van de in juli 2017 in Fiji gehouden regionale workshop universele toepassing voor de regio van de Stille Oceaan, en de twee regionale workshops gericht op staten die nog geen partij zijn bij het BTWC in Afrika aan het einde van 2018.
1.1.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
meer toetredingen tot het BTWC in alle geografische regio's; |
|
b) |
een beter begrip van het BTWC bij de bevoegde nationale instanties, met inbegrip van parlementsleden, en/of versterking van de subregionale netwerken rond het BTWC om lidmaatschap en toepassing van het verdrag aan te moedigen; |
|
c) |
meer staten die toezeggen tot het BTWC te zullen toetreden en stappen in die richting zetten; |
|
d) |
meer staten die, zonder partij te zijn bij het BTWC, bij BTWC-activiteiten en -vergaderingen betrokken zijn. |
1.1.3. Projectbeschrijving
In de BTWC-toetsingsconferenties is regelmatig verklaard dat een verhoging van het aantal leden van het BTWC van groot belang is. Er zijn echter nog 16 staten geen partij bij het BTWC, vooral in Afrika en de Stille Oceaan. Dit project behelst daarom specifieke programma's die gericht zijn op vier staten die het BTWC al hebben ondertekend maar nog geen partij zijn en die in hun ratificatie-/toetredingsprocedure aanzienlijke vorderingen maken. Bij die programma's moeten goed worden samengewerkt met andere relevante actoren, waaronder de Organisatie voor het verbod van chemische wapens, het bij Resolutie 1540 (2004) van de Veiligheidsraad van de VN ingestelde comité, de CBRN-kenniscentra van de EU en maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld het Verification Research, Training and Information Centre (Vertic), Parliamentarians for Global Action — Parlementsleden voor mondiale actie en het Instituut voor veiligheidsstudies), om permanente werkrelaties met bevoegde regionale en subregionale instanties te ontwikkelen, waar nodig toegesneden informatiemateriaal te verstrekken en in de beoogde regio rechtstreeks met staten in dialoog te kunnen gaan.
In vier staten die geen partij zijn bij het BTWC zullen ter plaatse een aantal activiteiten ter bevordering van de universele toepassing worden georganiseerd. Die landen zullen worden geselecteerd op basis van de werkelijke vooruitzichten op ratificatie/toetreding op het moment van de vaststelling van dit besluit. Deze activiteiten zullen voortbouwen op de debatten en de resultaten van eerdere regionale workshops en middels een omzetting naar de nationale context worden toegesneden op de nationale omstandigheden. Voor iedere betrokken staat zal de opstelling van een werkplan voor universele toepassing, met de participatie van nationale belanghebbenden, deel uitmaken van deze activiteiten. Indien mogelijk en passend, kunnen deze activiteiten bestaan uit een gezamenlijke activiteit van staten die doorlopend en nauw met elkaar samenwerken en vergelijkbare nationale omstandigheden hebben. Het leveren van toegesneden informatief materiaal over de voordelen van toetreding tot het BTWC, bewustmaking van de nationale belanghebbenden, onder wie parlementsleden en andere politieke besluitvormers, en het bevorderen van de totstandbrenging van nationale coördinatie inzake BTWC-aangelegenheden zullen de belangrijkste aandachtsgebieden van de activiteiten zijn.
Daarnaast zullen twee regionale workshops worden georganiseerd — één voor Afrika en één voor de regio van de Stille Oceaan — om de geografische nabijheid van verscheidene staten die geen partij zijn bij het BTWC optimaal te benutten en regionale dialoog te bevorderen teneinde deze inspanningen met het oog op de universele toepassing vol te houden. Om belangrijke functionarissen van staten, die nog geen partij zijn van het BTWC, de vergaderingen in Genève te laten bijwonen, zal ook een onderdeel financiële steun inbegrepen zijn.
1.2. Project 2: capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de implementatie van het BTWC
1.2.1. Doel van het project
Met dit project zal worden beoogd de activiteiten die overeenkomstig Besluit (GBVB) 2016/51 in het kader van de uitgebreide bijstandsprogramma's ervan zijn gestart, voort te zetten. Doel zal zijn de inspanningen toe te spitsen op maximaal vijf begunstigde landen door op de gevraagde gebieden gerichte en volgehouden steun te verlenen gedurende de driejarige implementatieperiode van Besluit (GBVB) 2016/51.
1.2.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
vaststelling van adequate wet- en regelgeving, ook op strafrechtelijk gebied, die het volledige scala van door de achtste toetsingsconferentie uitgewerkte verbods- en preventiemaatregelen van het BTWC omvat; |
|
b) |
effectieve uitvoering en handhaving om schendingen van het verdrag te voorkomen en inbreuken te bestraffen; |
|
c) |
betere coördinatie en netwerken tussen de belanghebbenden die aan het BTWC-proces deelnemen, waaronder de nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties, parlementsleden en de particuliere sector, om een effectieve uitvoering te bevorderen; |
|
d) |
betere transparantie tussen de staten die partij zijn bij het BTWC; |
|
e) |
invoering of versterking van nationale mechanismen voor het verzamelen van de benodigde informatie en voor de jaarlijkse presentatie van vertrouwenwekkende maatregelen (CBM's); |
|
f) |
een groter aantal verdragsstaten dat op regelmatige basis aan de uitwisseling van CBM's deelneemt en een hogere kwaliteit van de verstrekte informatie; |
|
g) |
een verhoging van het aantal verdragsstaten dat de CBM-verslagen via elektronische weg indient; |
|
h) |
een verhoging van het aantal verdragsstaten dat een nationaal contactpunt voor het BTWC heeft aangeduid; |
|
i) |
facilitering van onderwijs-, opleidings-, uitwisselings- en jumelageprogramma's en andere instrumenten voor het ontplooien van personele middelen in biologische wetenschappen en technologie in verband met de implementatie van het BTWC in ontwikkelingslanden. |
1.2.3. Projectbeschrijving
In het kader van dit project zal UNODA een actieve samenwerking trachten op te zetten met de lidstaten, deskundigen en nationale instellingen die in staat zijn relevante bijstand van hoge kwaliteit te bieden. De door de lidstaten voorgedragen deskundigen van de Unie zullen in aanmerking blijven komen voor steun, met name de leden van de lijst van deskundigen die uit hoofde van Besluit (GBVB) 2016/51 is samengesteld. Daarnaast zal UNODA ernaar streven een partnerschap tot stand te brengen met bevoegde nationale instellingen die ter zake over bijzondere deskundigheid beschikken en onder meer in het verleden bijstandsprojecten hebben uitgevoerd. UNODA zal tevens in partnerschap blijven samenwerken met de regionale VN-centra voor vrede en ontwapening, het interregionaal criminologisch en gerechtelijk onderzoeksinstituut van de Verenigde Naties, de CBRN-kenniscentra van de EU, alsmede niet-gouvernementele organisaties (bijvoorbeeld Vertic) en denktanks (bijvoorbeeld het EU-Consortium non-proliferatie en ontwapening).
In het kader van dit project zullen tevens tot drie collegiale toetsingen worden georganiseerd teneinde de steun voor dit concept verder te verbreden. De toetsingen zullen voortbouwen op de toetsingen die zijn gehouden in Frankrijk in 2013, in de Benelux-landen in 2015, in Duitsland in 2016, in Marokko in 2017 en in Georgië in 2018. Dit concept zou door het in kaart brengen van relevante onderwerpen een krachtig vertrouwenwekkend instrument kunnen zijn en de weg kunnen vrijmaken voor verdere samenwerking.
1.3. Project 3: bevorderen van biobeveiligingsnetwerken in het zuidelijk halfrond
1.3.1. Doel van het project
Met dit project wordt beoogd jonge beleidsmakers, wetenschappers en academici uit het zuidelijk halfrond die zich bezighouden met BTWC-gerelateerde beleidsdomeinen, de gelegenheid te bieden hun capaciteiten te ontplooien. Het project zal voortbouwen op succesvolle initiatieven zoals de Scholarship for Peace (vredesbeurs) van UNODA, deze uitbreiden en zorgen voor de continuïteit van de reeds geleverde inspanningen. Daarnaast zal het project hen ook langs virtuele weg de hand reiken met het doel de ontwikkeling van netwerken van jonge beroepsbeoefenaars te bevorderen en het door de Unie ontwikkelde opleidingsmateriaal optimaal te benutten (bijvoorbeeld de e-learningtoepassingen die zijn ontwikkeld door het EU-Consortium non-proliferatie en ontwapening).
1.3.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
bevordering via internationale samenwerking van capaciteitsopbouw in bioveiligheid en biobeveiliging in het kader van artikel X van het BTWC; |
|
b) |
toegenomen kennis over het BTWC bij jonge beleidsmakers, wetenschappers en academici uit het zuidelijk halfrond; |
|
c) |
totstandbrenging van regionale en subregionale netwerken van jonge beroepsbeoefenaars in biobeveiliging en aanverwante onderzoeksgebieden; |
|
d) |
propagering van het concept „verantwoordelijke wetenschap en innovatie” bij het doelpubliek; |
|
e) |
bevordering van bewustmakingsprogramma's, gedragscodes en normen inzake bioveiligheid en biobeveiliging; |
|
f) |
grotere regionale en genderdiversiteit onder de deskundigen die deelnemen aan BTWC-vergaderingen en besprekingen in verband met biobeveiliging; |
|
g) |
bevordering en benutting van onderwijs- en bewustmakingsinstrumenten en -materialen die krachtens eerdere besluiten van de Raad en door relevante instituten en entiteiten zijn ontwikkeld. |
1.3.3. Projectbeschrijving
Te gepasten tijde zullen in Genève twee seminars worden georganiseerd die jongeren uit het zuidelijk halfrond samenbrengen om hen vertrouwd te maken met het concept van multilaterale ontwapeningsonderhandelingen en hun de kans geven in dialoog te gaan met diplomaten en relevante deskundigen op hoog niveau. Bijzondere nadruk zal worden gelegd op het aanmoedigen van de deelname van jonge vrouwen uit het zuidelijk halfrond.
1.4. Project 4: Steun voor het intersessionele programma en voor de voorbereiding op de negende toetsingsconferentie van het BTWC
1.4.1. Doel van het project
Dit programma is erop gericht de verdragsstaten te mobiliseren voor actieve deelname aan de negende toetsingsconferentie; hiertoe zullen vier regionale of subregionale workshops worden georganiseerd en zullen mogelijkheden worden geboden om over belangrijke thema's van het intersessionele programma 2018-2020 te reflecteren en te discussiëren.
1.4.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
betere bekendheid met het BTWC en de negende toetsingsconferentie in 2021 en met het belang daarvan voor de toekomstige ontwikkeling van het BTWC; |
|
b) |
uitgebreide en interregionale dialoog over de onderwerpen die tijdens de negende toetsingsconferentie zullen worden behandeld; |
|
c) |
ontwikkeling van een aantal voorstellen voor nieuwe initiatieven die na de negende toetsingsconferentie zullen worden uitgevoerd, en brede steun voor de aanneming ervan tijdens de negende toetsingsconferentie; |
|
d) |
actieve deelname van deskundigen uit de ontwikkelingslanden aan de bijeenkomsten van het intersessionele programma en de negende toetsingsconferentie in 2019 en 2020. |
1.4.3. Projectbeschrijving
Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het BTWC, en met als doelstelling op regionaal of subregionaal niveau het ontstaan van gemeenschappelijke inzichten te bevorderen door voorstellen voor de verdere aanpak van vraagstukken te bespreken, zal een reeks van vier regionale of subregionale workshops worden georganiseerd. Doel van deze workshops is de onderwerpen van het intersessionele programma 2018-2020 te bespreken en de voorzitter van de volgende toetsingsconferentie in de aanloop naar en gedurende de negende toetsingsconferentie bij te staan. Indien wenselijk zullen in de marge van de BTWC-bijeenkomsten in Genève ook nevenevenementen worden georganiseerd. Dit zal de totstandkoming bevorderen van een brede groep van verdragsstaten die voorstander zijn van de trapsgewijze versterking van het BTWC.
In het kader van dit project zal ook steun worden verleend aan het programma voor financiële ondersteuning, dat de deskundigen uit de ontwikkelingslanden de mogelijkheid biedt deel te nemen aan de intersessionele bijeenkomsten van het BTWC en de negende toetsingsconferentie in Genève.
Voorts wordt in dit project voorgesteld dat ter voorbereiding van de negende toetsingsconferentie in Genève een internationale wetenschaps- en technologieconferentie wordt gehouden, met als doelpubliek regeringsdeskundigen, niet-gouvernementele organisaties, organisaties van het maatschappelijk middenveld en actoren uit de industriesector, opdat hun standpunten aan bod komen tijdens de besprekingen met het oog op het opstellen van het programma van de negende toetsingsconferentie.
1.5. Project 5: de paraatheid van de verdragsstaten om aanvallen met biologische agentia te voorkomen en erop te reageren
1.5.1. Doel van het project
Doel van dit project is het vergroten van het vermogen van geselecteerde verdragsluitende staten om een aanval met biologische wapens te voorkomen en erop te reageren. Deskundigen van de lidstaten en relevante internationale organisaties zullen zorgen voor opleiding in bijstand en bescherming. Gestreefd zal worden naar partnerschappen met derde landen voor het gastheerschap van deze opleidingscursussen en het gebruik van de nodige faciliteiten. Deze opleidingen zullen resulteren in een groter preventief vermogen en meer weerbaarheid tegen, en een beter nationaal en regionaal vermogen om te reageren op misbruik van biologische agentia. Het project zal de staten die partij zijn ook aanmoedigen de totstandbrenging van regionale netwerken in hun regio's of subregio's te stimuleren met het oog op het verbeteren van zowel hun collectieve preventieve maatregelen als hun gecoördineerde respons op een potentiële aanval met biologische wapens.
1.5.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
bijdragen aan de geïntensiveerde toepassing van artikel VII van het BTWC en een beter begrip van de praktische uitdagingen waarmee de toepassing ervan gepaard gaat; |
|
b) |
zorgen voor inhoudelijke inbreng in de deskundigenbijeenkomsten over bijstand, reactie en paraatheid; |
|
c) |
bijdragen aan het versterken van de internationale reactiecapaciteit in geval van uitbraken van infectieziekten, van natuurlijke oorsprong, dan wel opzettelijk veroorzaakt; |
|
d) |
versterken van het vermogen van de geselecteerde verdragsluitende staten voor het opsporen, rapporteren en reageren op uitbraken van infectieziekten of aanvallen met biologische wapens, onder meer op de terreinen paraatheid, reactie en crisisbeheersing en mitigatie; |
|
e) |
bevorderen van het belang van sterke nationale gezondheidssystemen als afschrikking tegen het potentiële gebruik van biologische wapens; |
|
f) |
bijdragen tot een groter vermogen in het kader van het mechanisme van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische en biologische wapens; |
1.5.3. Projectbeschrijving
In het kader van dit project zal ten behoeve van de geselecteerde verdragsluitende staten een aantal opleidingscursussen, praktische oefeningen en/of nationale of subregionale werkgroepen worden georganiseerd om te onderzoeken of besluitvorming tussen regeringen mogelijk is, en zullen gegevensuitwisseling en bijstandverlening tussen relevante nationale en internationale organisaties worden aangemoedigd met het oog op het voorkomen en verkleinen van de risico's op en de gevolgen van een aanslag met biologische agentia. Dat zal zorgen voor de oefening en de evaluatie van het nationale optreden op het gebied van voorkoming van, paraatheid voor en reactie op een biologisch incident en een beter idee geven van de eventuele maatregelen die nog moeten worden genomen om de paraatheid te vergroten.
Van het project zal ook een eerste deskundigenworkshop in Genève deel uitmaken, zulks met het oog op het verkennen van de behoeften in verband met de toepassing van artikel VII van het BTWC en met het oog op het concipiëren van activiteiten om te voorzien in deze behoeften, die in de vervolgactiviteiten in het kader van dit project zullen worden geïntegreerd. De activiteiten zouden voortbouwen op de activiteiten die worden verricht door relevante actoren, zoals de EU-CBRN-kenniscentra.
1.6. Project 6: Instrumenten voor outreach, educatie en betrokkenheid.
1.6.1. Doel van het project
Doel van dit project is het ontwikkelen van concrete en praktische hulpmiddelen, materialen en methoden om de activiteiten in de projecten 1 tot en met 5 mogelijk te maken. Deze instrumenten zullen worden ontwikkeld in formats die voor de doelgroep geschikt zijn, met inbegrip van gedrukte versies, en zullen over het algemeen vertaling in alle officiële talen van de VN behoeven.
Dit project zal ook blijven zorgen voor soepele mogelijkheden voor de financiering van onderwijs- en bewustmakingsinstrumenten en -materialen met het oog op het ondersteunen van de uitvoering van de projecten 1 tot en met 5 en het verbeteren van de zichtbaarheid van het BTWC.
1.6.2. Verwachte resultaten van het project
|
a) |
ondersteuning van de projecten 1 tot en met 5; |
|
b) |
betere kennis bij studenten en hun docenten van de vraagstukken omtrent biologische wapens, van verantwoordelijk gedrag van de wetenschap en van ethische kwesties; |
|
c) |
ruime verspreiding van informatiemateriaal over het BTWC en de meer algemene vraagstukken met betrekking tot het potentiële misbruik van biologie. |
1.6.3. Projectbeschrijving
Een aantal projecten kan nu reeds worden aangewezen, andere zullen in de loop van het project vorm krijgen. In de vorige categorie bijvoorbeeld, is het voornaamste voorstel de totstandbrenging van een publicatie ter gelegenheid van de herdenking van de vijftigste verjaardag van het BTWC, bedoeld om onder een breed publiek te worden verspreid met het oog op een betere bewustwording van de ontstaansgeschiedenis, de ontwikkeling en de blijvende betekenis van het BTWC voor de handhaving van vrede en veiligheid. Vertaling van de BTWC-website en van materiaal dat in het kader van dit besluit en andere relevante besluiten van de Raad is geproduceerd, is tevens een aanwijsbaar en noodzakelijk project.
2. PROCEDURELE ASPECTEN, COÖRDINATIE
De uitvoering van de projecten zal in gang worden gezet door een stuurcomité dat de samenwerkingsprocedures en -modaliteiten vaststelt. De uitvoering wordt regelmatig — ten minste om de zes maanden — door het comité geëvalueerd, onder andere door middel van elektronische communicatie.
Het comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van de HV en van de ondersteunende eenheid van UNODA voor de uitvoering van het BTWC (UNODA/BWC-ISU).
Verdragsstaten die geen lidstaten zijn richten zich met eventuele aanvragen om bijstand en samenwerking in het kader van dit besluit tot UNODA/BWC-ISU. UNODA/BWTC-ISU zal de aanvraag in voorkomend geval behandelen en beoordelen en aanbevelingen doen aan het stuurcomité. Het stuurcomité onderzoekt de aanvragen om bijstand, alsmede de actieplannen en de uitvoering ervan. De HV besluit uiteindelijk, op eigen voorstel en rekening houdend met de bevindingen van het stuurcomité, en na overleg met de bevoegde Raadsgroepen, welke aanvragen worden ingewilligd.
Teneinde bij door de Unie opgezette activiteiten van de zijde van de begunstigde landen een sterke eigen verantwoordelijkheid en een grote mate van duurzaamheid te garanderen, wordt overwogen om, indien mogelijk en wenselijk, bepaalde begunstigden te belasten met de opstelling van actieplannen, die onder andere het tijdschema omvatten waarbinnen de mede uit nationale middelen gefinancierde activiteiten worden uitgevoerd, evenals de inhoud en de duur van het project en de voornaamste belanghebbenden. UNODA/BWTC-ISU en, in voorkomend geval, de lidstaten zouden indien nodig bij het opstellen van de actieplannen betrokken kunnen worden. De projecten worden in overeenstemming met de actieplannen uitgevoerd.
3. RAPPORTAGE EN BEOORDELING
UNODA/BWTC-ISU rapporteert zesmaandelijks aan de HV over de voortgang van de uitvoering van de projecten. Daarnaast wordt gerapporteerd over de individuele bijstand in het kader van de bestaande actieplannen voor begunstigde landen. Deze rapporten zullen worden voorgelegd aan de bevoegde Raadsgroep met het oog op een voortgangsevaluatie, een algemene beoordeling van de projecten en een eventuele vervolgactie.
Indien mogelijk worden de verdragsstaten, onder andere langs elektronische weg, over de uitvoering van de projecten geïnformeerd. De begunstigde staten worden geacht aan de BTWC-vergaderingen verslag uit te brengen over het verloop en de resultaten van te hunnen bate uitgevoerde activiteiten en de steun van de Unie op gepaste wijze te vermelden.
4. DEELNAME VAN DESKUNDIGEN UIT DE LIDSTATEN VAN DE EU
Dit besluit zal niet met succes kunnen worden geïmplementeerd zonder de actieve medewerking van deskundigen uit de lidstaten. UNODA/BWTC-ISU zal worden aangespoord om van deze deskundigen gebruik te maken, mede door het op geregelde tijdstippen actualiseren van de in Besluit (GBVB) 2016/51 van de Raad vastgestelde lijst van deskundigen van de Unie op het gebied van BTWC die door UNODA/BWTC-ISU wordt bijgehouden. De kosten voor hun deskundigenmissies in verband met de uitvoering van de projecten worden overeenkomstig dit besluit vergoed.
Verwacht wordt dat in geval van een bijstandsbezoek (bijvoorbeeld rechtsbijstand of CBM-bijstand) een bezoek door maximaal drie deskundigen voor ten hoogste vijf dagen de standaardpraktijk zal zijn. Indien in de Unie niemand wordt gevonden die over de deskundigheid beschikt voor het beantwoorden van een door een begunstigde verdragsluitende staat ingediend specifiek bijstandsverzoek, zullen inspanningen worden geleverd voor het vinden en aanstellen van externe bijstandverleners die deskundig zijn in het te behandelen onderwerp.
5. DUUR
De totale duur van de projecten wordt op 36 maanden geraamd.
6. BEGUNSTIGDEN
De begunstigden van universaliseringsactiviteiten in het kader van project 1 zijn staten die geen partij zijn bij het BTWC (ongeacht of zij het verdrag al dan niet hebben ondertekend), met inbegrip van de particuliere sector, de academische wereld en ngo's, indien van toepassing.
De begunstigden van project 2 aangaande capaciteitsontwikkelingsactiviteiten zijn verdragsstaten, met bijzondere aandacht voor staten die onlangs tot het BTWC zijn toegetreden.
De begunstigden van project 3 zijn jonge beleidsmakers, wetenschappers en academici uit het zuidelijk halfrond die zich bezighouden met BTWC-gerelateerde beleidsdomeinen.
De begunstigden van project 4 zijn functionarissen van de verdragsstaten, met name functionarissen die zich met BTWC-kwesties bezighouden, bijvoorbeeld in diensten die als nationaal contactpunt zijn aangewezen of vanuit permanente missies in Genève en andere deskundigen die door de verdragsluitende partijen zelf zijn aangeduid.
De begunstigden van project 5 zijn een klein aantal op basis van een oproep tot kandidaatstelling geselecteerde verdragsluitende staten die zullen kunnen deelnemen aan opleidingscursussen, praktische oefeningen en/of nationale/subregionale werkgroepen die gericht zijn op de opbouw van hun vermogen tot het voorkomen van en reageren op een aanval met biologische wapens.
De begunstigden van project 6 zijn de makers van het betreffende materiaal, alsmede degenen die er gebruik van maken, zoals studenten en docenten, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en ngo's.
7. VERTEGENWOORDIGERS VAN DERDE PARTIJEN
Ter bevordering van de regionale verantwoordelijkheid en de duurzaamheid van de projecten zal op grond van dit besluit de deelname van deskundigen van buiten de Unie, met name uit bevoegde subregionale, regionale en internationale organisaties, worden gefinancierd. Deelname van UNODA/BWC-ISU aan de workshops en vergaderingen in BTWC-verband wordt gefinancierd. Deelname van het voorzitterschap van de BTWC-vergaderingen kan per geval worden gefinancierd.
8. UITVOERINGSORGAAN — PERSONEELSAANGELEGENHEDEN
Omdat de in dit besluit beoogde activiteiten voor UNODA/BWTC-ISU buiten de begroting vallen, zal extra personeel in dienst moeten worden genomen.
9. ZICHTBAARHEID VAN DE EU
UNODA/BWTC-ISU doet al het nodige om onder de aandacht te brengen dat de georganiseerde activiteiten door de Unie worden gefinancierd. Die maatregelen worden getroffen in overeenstemming met de Handleiding communicatie en zichtbaarheid voor het externe optreden van de EU, die de Europese Commissie heeft opgesteld en gepubliceerd. UNODA/BWTC-ISU zal aldus zorg dragen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie door middel van passende profilering en publiciteit en op die manier de rol van de Unie benadrukken, de transparantie van het optreden verzekeren en bekendheid geven aan de redenen die aan dit besluit ten grondslag liggen, alsook bekendheid aan de steun van de Unie voor dit besluit en de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op het door de projecten geproduceerde materiaal zal de vlag van de Unie duidelijk zichtbaar zijn, overeenkomstig de richtsnoeren van de Unie voor het juiste gebruik en de juiste weergave van de vlag.