ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 317

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
14 december 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Verordening (EU) 2018/1977 van de Raad van 11 december 2018 betreffende de opening en de wijze van beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2019-2020

2

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1978 van de Commissie van 10 december 2018 tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen (Cidre de Bretagne/Cidre breton (BGA))

9

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1979 van de Commissie van 13 december 2018 tot vaststelling van het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 ( 1 )

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1980 van de Commissie van 13 december 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten ( 1 )

12

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1981 van de Commissie van 13 december 2018 tot verlenging van de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen koperverbindingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie ( 1 )

16

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1982 van de Commissie van 13 december 2018 betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de negenentwintigste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

21

 

 

BESLUITEN

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1983 van de Commissie van 26 oktober 2018 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning van bepaalde delen van Italië als officieel tuberculosevrij en officieel brucellosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen (Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6981)  ( 1 )

22

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1984 van de Commissie van 13 december 2018 inzake de erkenning van de regeling KZR IniG System voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria overeenkomstig de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

25

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1985 van de Commissie van 13 december 2018 tot niet-goedkeuring van Willaertia magna c2c maky als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 11 ( 1 )

27

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1986 van de Commissie van 13 december 2018 tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU

29

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2018 van de Gemengde Commissie EU-CTC van 4 december 2018 betreffende een uitnodiging aan het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer [2018/1987]

47

 

*

Besluit nr. 2/2018 van de Gemengde Commissie EU-CTC van 4 december 2018 tot wijziging van de overeenkomst inzake douanevervoer [2018/1988]

48

 

*

Besluit nr. 1/2018 van het Gemengd Comité EU-CTC van 4 december 2018 betreffende een uitnodiging aan het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer [2018/1989]

56

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad ( PB L 90 van 6.4.2018 )

57

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/1


Informatie betreffende de inwerkingtreding van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federale Republiek Brazilië inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, ondertekend in Brasilia op 14 juli 2010, is op 9 oktober 2018 in werking getreden overeenkomstig artikel 8 van de overeenkomst, aangezien de laatste kennisgeving op 9 oktober 2018 is neergelegd.


VERORDENINGEN

14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/2


VERORDENING (EU) 2018/1977 VAN DE RAAD

van 11 december 2018

betreffende de opening en de wijze van beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2019-2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 31,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie is voor haar bevoorrading met bepaalde visserijproducten momenteel afhankelijk van de invoer uit derde landen. De voorbije 21 jaar is de Unie afhankelijker geworden van invoer om in haar behoefte aan visserijproducten te voorzien. Om de productie van visserijproducten in de Unie niet in gevaar te brengen en om de verwerkende industrie in de Unie in staat te stellen zich op toereikende wijze te bevoorraden, moeten de invoerrechten voor een aantal visserijproducten worden verlaagd of geschorst binnen de grenzen van tariefcontingenten van passende omvang. Om een gelijk speelveld voor de producenten van de Unie te waarborgen, moet ook de gevoeligheid van afzonderlijke visserijproducten op de markt van de Unie in aanmerking worden genomen.

(2)

Verordening (EU) 2015/2265 van de Raad (1), die gewijzigd werd bij Verordening (EU) 2016/1184 van de Raad (2) betrof de opening en de wijze van beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2016-2018. Aangezien de periode van toepassing van Verordening (EU) 2015/2265 verstrijkt op 31 december 2018, dient een nieuwe verordening met tariefcontingenten te worden vastgesteld voor de periode 2019-2020.

(3)

Alle importeurs in de Unie moeten in gelijke mate en te allen tijde toegang krijgen tot de tariefcontingenten als bedoeld in deze verordening, en de voor deze contingenten vastgestelde rechten moeten, zonder onderbreking en tot de contingenten geheel zijn opgebruikt, worden toegepast op alle invoer van de betrokken visserijproducten in alle lidstaten.

(4)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (3) is een systeem voor het beheer van tariefcontingenten vastgesteld, waarbij de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften voor het vrije verkeer wordt aangehouden. De bij de onderhavige verordening geopende tariefcontingenten moeten door de Commissie en de lidstaten overeenkomstig die regeling worden beheerd.

(5)

Het is van belang transparantie, voorspelbaarheid en rechtszekerheid te waarborgen voor alle belanghebbenden. Aangezien de tariefcontingenten zijn bedoeld om de verwerkende industrie in de Unie in staat te stellen zich op toereikende wijze te bevoorraden, moet worden bepaald dat enkel minimaal behandelde of bewerkte producten in aanmerking komen voor de contingenten.

(6)

Om een doeltreffend gemeenschappelijk beheer van de tariefcontingenten te waarborgen, moet het de lidstaten worden toegestaan uit deze tariefcontingenten de met hun werkelijke invoer overeenstemmende hoeveelheden op te nemen. Aangezien deze wijze van beheer een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie vergt, moet de Commissie in staat zijn toe te zien op de mate waarin de tariefcontingenten worden opgebruikt en moet zij de lidstaten daarvan in kennis stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De rechten bij invoer van de in de bijlage vermelde producten worden, binnen de tariefcontingenten, gedurende de aangegeven perioden verlaagd of geschorst tot de aangeduide niveaus en met inachtneming van de aangeduide hoeveelheden.

Artikel 2

De in artikel 1 van deze verordening bedoelde tariefcontingenten worden beheerd overeenkomstig de artikelen 49 tot en met 54 van Verordening (EU) 2015/2447.

Artikel 3

De tariefcontingenten zijn onderworpen aan douanetoezicht in het kader van de regeling bijzondere bestemming overeenkomstig artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

Artikel 4

1.   De verlaging of schorsing van de invoerrechten geldt alleen voor vis die bestemd is voor menselijke consumptie.

2.   De tariefcontingenten zijn niet beschikbaar voor producten die bewerkingen ondergaan in de kleinhandel of in restaurantbedrijven, kantines en dergelijke.

3.   De tariefcontingenten zijn niet beschikbaar voor producten die bestemd zijn om uitsluitend een of meer van de volgende bewerkingen te ondergaan:

schoonmaken, verwijderen van ingewanden, staarten en koppen;

in stukken snijden;

opnieuw verpakken van bevroren individueel snel ingevroren (IQF) filets;

bemonsteren, sorteren;

etiketteren;

verpakken;

koelen;

invriezen;

diepvriezen;

glaceren;

ontdooien;

scheiden.

4.   Onverminderd het bepaalde in lid 3 zijn de tariefcontingenten beschikbaar voor producten die bestemd zijn om een of meer van de volgende bewerkingen te ondergaan:

in blokken snijden;

in ringen of in repen snijden voor grondstoffen van de GN-codes 0307 43 91, 0307 43 92 en 0307 43 99;

fileren;

vervaardigen van lappen;

in stukken snijden van vriesblokken;

verdelen van vriesblokken van door een folie van elkaar gescheiden filets, om afzonderlijke filets te verkrijgen;

in moten snijden voor grondstoffen van de GN-codes ex 0303 66 11, 0303 66 12, 0303 66 13, 0303 66 19, 0303 89 70 en 0303 89 90;

de producten van GN-codes 0306 16 99 (Taric-onderverdelingen 20 en 30), 0306 17 92 (Taric-onderverdeling 20), 0306 17 99 (Taric-onderverdeling 10), 0306 35 90 (Taric-onderverdelingen 12, 14, 92 en 93), 0306 36 90 (Taric-onderverdelingen 20 en 30), 1605 21 90 (Taric-onderverdelingen 45, 55 en 62) en 1605 29 00 (Taric-onderverdelingen 50, 55 en 60) onderwerpen aan een behandeling met verpakkingsgassen zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad (5);

splitsing van de bevroren producten of warmtebehandeling van de bevroren producten om het inwendige afvalmateriaal te kunnen verwijderen voor grondstoffen van GN-codes 0306 11 10 (Taric-onderverdeling 10), 0306 11 90 (Taric-onderverdeling 20) en 0306 31 00 (Taric-onderverdeling 10).

Artikel 5

De Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten werken nauw samen om het adequate beheer en de adequate controle van de toepassing van deze verordening te garanderen.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

G. BLÜMEL


(1)  Verordening (EU) 2015/2265 van de Raad van 7 december 2015 betreffende de opening en de wijze van beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2016-2018 (PB L 322 van 8.12.2015, blz. 4).

(2)  Verordening (EU) 2016/1184 van de Raad van 18 juli 2016 tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2265 betreffende de opening en de wijze van beheer van autonome tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde visserijproducten voor de periode 2016-2018 (PB L 196 van 21.7.2016, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

(4)  Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake levensmiddelenadditieven (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 16).


BIJLAGE

Volgnummer

GN-code

Taric-code

Omschrijving

Jaarlijks volume van het contingent (in ton) (1)

Contingentrecht

Contingentperiode

09.2746

ex 0302 89 90

30

Zuidelijke rode snapper (Lutjanus purpureus), vers, gekoeld, bestemd om te worden verwerkt

1 500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

09.2748

ex 0302 91 00

95

Kuit omhuld door het eierstokmembraan, vers, gekoeld of bevroren, gezouten of gepekeld, bestemd om te worden verwerkt

5 700

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0303 91 90

91

ex 0305 20 00

30

09.2750

ex 0305 20 00

35

Kuit, gewassen, ontdaan van het aanklevende bindweefsel, enkel gezouten of gepekeld, bestemd voor het maken van kaviaarsurrogaten

1 500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

09.2754

ex 0303 59 10

10

Ansjovis (Engraulis anchoita en Engraulis capensis), bevroren, bestemd om te worden verwerkt

500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

09.2759

ex 0302 51 10

20

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida, met uitzondering van levers, hom en kuit, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt

95 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0302 51 90

10

ex 0302 59 10

10

ex 0303 63 10

10

ex 0303 63 30

10

ex 0303 63 90

10

ex 0303 69 10

10

09.2760

ex 0303 66 11

10

Heek (Merluccius spp. met uitzondering van Merluccius merluccius, Urophycis spp.), en roze koningklip (Genypterus blacodes en Genypterus capensis), bevroren, bestemd om te worden verwerkt

12 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0303 66 12

10

ex 0303 66 13

10

ex 0303 66 19

11

 

91

ex 0303 89 70

10

ex 0303 89 90

30

09.2761

ex 0304 79 50

10

Blauwe grenadier (Macruronus spp.), bevroren filets en ander bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt

17 500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 79 90

11

 

17

ex 0304 95 90

11

 

17

09.2765

ex 0305 62 00

20

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus) en vis van de soort Boreogadus saida, gezouten of gepekeld, doch niet gedroogd of gerookt, bestemd om te worden verwerkt

3 500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

 

25

 

29

ex 0305 69 10

10

09.2770

ex 0305 63 00

10

Ansjovis (Engraulis anchoita), gezouten of gepekeld, doch niet gedroogd of gerookt, bestemd om te worden verwerkt

2 500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

09.2772

ex 0304 93 10

10

Surimi, bevroren, bestemd om te worden verwerkt

60 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 94 10

10

ex 0304 95 10

10

ex 0304 99 10

10

09.2774

ex 0304 74 15

10

Noord-Pacifische heek (Merluccius productus) en Argentijnse heek (Zuid-Amerikaanse heek) (Merluccius hubbsi), bevroren filets en ander visvlees, bestemd om te worden verwerkt

25 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 74 19

10

ex 0304 95 50

10

 

20

09.2776

ex 0304 71 10

10

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus macrocephalus), bevroren filets en bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt

50 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 71 90

10

ex 0304 95 21

10

ex 0304 95 25

10

09.2777

ex 0303 67 00

10

Alaska koolvis (Theragra chalcogramma), bevroren, bevroren filets en ander bevroren visvlees, bestemd om te worden verwerkt

320 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 75 00

10

ex 0304 94 90

10

09.2778

ex 0304 83 90

21

Platvis, bevroren filets en ander visvlees (Limanda aspera, Lepidopsetta bilineata,Pleuronectes quadrituberculatus, Limanda ferruginea, Lepidopsetta polyxystra), bestemd om te worden verwerkt

10 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0304 99 99

65

09.2785

ex 0307 43 91

10

Mantels (2) van pijlinktvissen (Ommastrephes spp., – met uitzondering van Todarodes sagittatus (synoniem Ommastrephes sagittatus) – Nototodarus spp., Sepioteuthis spp.) en Illex spp., bevroren, met huid en vinnen, bestemd om te worden verwerkt

28 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0307 43 92

10

ex 0307 43 99

21

09.2786

ex 0307 43 91

20

Pijlinktvissen (Ommastrephes spp., – met uitzondering van Todarodes sagittatus (synoniem Ommastrephes sagittatus) – Nototodarus spp., Sepioteuthis spp.) en Illex spp., bevroren, hetzij geheel, hetzij tentakels en vinnen, bestemd om te worden verwerkt

5 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0307 43 92

20

ex 0307 43 99

29

09.2788

ex 0302 41 00

10

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), met een gewicht van meer dan 100 g per haring of lappen met een gewicht van meer dan 80 g per lap, met uitzondering van levers, hom en kuit, bestemd om te worden verwerkt

8 000

0 %

1.10.2019-31.12.2020

1.10.2020-31.12.2020

ex 0303 51 00

10

ex 0304 59 50

10

ex 0304 99 23

10

09.2790

ex 1604 14 26

10

Filets, zogenaamde „loins”, van tonijn of van gestreepte tonijn, bestemd om te worden verwerkt

30 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 1604 14 36

10

ex 1604 14 46

11

 

21

 

92

 

94

09.2794

ex 1605 21 90

45

Garnalen van de soorten Pandalus borealis en Pandalus montagui, gekookt en gepeld, bestemd om te worden verwerkt

7 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

 

62

 

50

ex 1605 29 00

55

09.2798

ex 0306 16 99

20

Garnalen van de soorten Pandalus borealis en Pandalus montagui, in de schaal, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt

4 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

 

30

ex 0306 35 90

12

 

14

 

92

 

93

09.2800

ex 1605 21 90

55

Garnalen van de soort Pandalus jordani, gekookt en gepeld, bestemd om te worden verwerkt

3 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 1605 29 00

60

09.2802

ex 0306 17 92

20

Garnalen van de soorten Penaeus vannamei en Penaeus monodon, ook indien ontdaan van de schaal, vers, gekoeld of bevroren, niet gekookt, bestemd om te worden verwerkt

40 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0306 36 90

30

09.2824

ex 0302 52 00

10

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus), vers, gekoeld of bevroren, ontdaan van de kop („heads off”) en van ingewanden en kieuwen („gilled and gutted”), bestemd om te worden verwerkt

3 500

2,6 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0303 64 00

10

09.2826

ex 0306 17 99

10

Garnalen van de soort Pleoticus muelleri, ook indien ontdaan van de schaal, vers, gekoeld of bevroren, bestemd om te worden verwerkt

4 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0306 36 90

20

09.2804

ex 1605 40 00

40

Staarten van rivierkreeften van de soort Procambarus clarkii, gekookt, bestemd om te worden verwerkt

4 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

09.2762

ex 0306 11 10

10

Langoesten (Palinurus spp., Panulirus spp., Jasus spp.), levend, gekoeld, bevroren, bestemd om te worden verwerkt

200

6 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0306 11 90

20

ex 0306 31 00

10

09.2784 (3)

ex 1605 10 00

21

Krabben van de soorten „King” (Paralithodes camchaticus), „Hansaki” (Paralithodes brevipes), „Kegani” (Erimacrus isenbecki), „Queen” en „Snow” (Chionoecetes spp.), „Red” (Geryon quinquedens), „Rough stone” (Neolithodes asperrimus), Lithodes santolla, „Mud” (Scylla serrata), „Blue” (Portunus spp.), enkel in water gekookt en ontdaan van de schaal, ook indien bevroren, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 2 kg of meer, bestemd om te worden verwerkt

500

0 %

1.1.2019-31.12.2020

 

95

09.2822

ex 0303 11 00

20

Pacifische zalm, ontdaan van kop en ingewanden, bevroren, van de soort Oncorhynchus nerka (sockeye zalm (rode zalm)) en Oncorhynchus kisutch, bestemd om te worden verwerkt

10 000

0 %

1.1.2019-31.12.2020

ex 0303 12 00

20


(1)  Uitgedrukt in nettogewicht, tenzij anders aangegeven.

(2)  Lichaam van koppotige of de pijlinktvis zonder kop en zonder tentakels, met huid en vinnen.

(3)  Dit tariefcontingent (09.2784) wordt automatisch geschrapt met ingang van 1 januari van het jaar na het jaar waarin de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en Vietnam in werking treedt of voorlopig wordt toegepast, naargelang wat zich het eerst voordoet.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/9


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1978 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 2018

tot goedkeuring van een niet-minimale wijziging van het productdossier van een naam die is opgenomen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen („Cidre de Bretagne”/„Cidre breton” (BGA))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 53, lid 1, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft de Commissie zich gebogen over de aanvraag van Frankrijk tot goedkeuring van een wijziging van het productdossier van de beschermde geografische aanduiding „Cidre de Bretagne”/„Cidre breton”, die bij Verordening (EG) nr. 2446/2000 van de Commissie (2) is geregistreerd.

(2)

Aangezien de betrokken wijziging niet minimaal is in de zin van artikel 53, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1151/2012, heeft de Commissie de wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van die verordening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (3).

(3)

Aangezien de Commissie geen enkel bezwaar overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 heeft ontvangen, moet de wijziging van het productdossier worden goedgekeurd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam „Cidre de Bretagne”/„Cidre breton” (BGA) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 10 december 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Phil HOGAN

Lid van de Commissie


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 2446/2000 van de Commissie van 6 november 2000 tot aanvulling van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2400/96 betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het „Register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen” bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 281 van 7.11.2000, blz. 2).

(3)  PB C 222 van 26.6.2018, blz. 20.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1979 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot vaststelling van het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 531/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie (1), en met name artikel 6 sexies, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 mogen binnenlandse aanbieders van roamingklanten in een lidstaat met ingang van 15 juni 2017 geen toeslag vragen boven op het binnenlandse retailtarief voor een ontvangen gereguleerd roaminggesprek, wanneer dergelijke gesprekken binnen de voor het beleid inzake redelijk gebruik toegestane grenzen zijn.

(2)

Verordening (EU) nr. 531/2012 beperkt de toeslag voor het ontvangen van gereguleerde roaminggesprekken tot het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie.

(3)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 van de Commissie (2) is, op basis van de waarden van de gegevens van 1 juli 2017, het in 2018 toe te passen gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie vastgesteld.

(4)

Het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie heeft de Commissie van bijgewerkte informatie voorzien die het heeft verzameld bij de nationale regelgevende instanties van de lidstaten, betreffende het maximale niveau van de tarieven voor mobiele afgifte dat zij overeenkomstig de artikelen 7 en 16 van Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en artikel 13 van Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) in elke nationale markt voor gespreksafgifte op wholesaleniveau aan afzonderlijke mobiele netwerken hebben opgelegd, en betreffende het totale aantal abonnees in de lidstaten.

(5)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 heeft de Commissie het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie berekend door het maximale tarief voor mobiele afgifte in een bepaalde lidstaat te vermenigvuldigen met het totale aantal abonnees in die lidstaat, die berekening voor alle lidstaten te herhalen en vervolgens de verkregen som te delen door het totale aantal abonnees in alle lidstaten, op basis van de waarden van de gegevens van 1 juli 2018. Voor staten die niet tot de eurozone behoren, is de toepasselijke wisselkoers het gemiddelde voor het tweede kwartaal van 2018 uit de database van de Europese Centrale Bank.

(6)

De in Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 vastgestelde waarde van het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie moet derhalve worden bijgewerkt.

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 moet derhalve worden ingetrokken.

(8)

Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 531/2012 moet de Commissie het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie jaarlijks evalueren.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor communicatie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie wordt vastgesteld op 0,0085 EUR per minuut.

Artikel 2

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 172 van 30.6.2012, blz. 10.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2311 van de Commissie van 13 december 2017 tot vaststelling van het gewogen gemiddelde van de maximale tarieven voor mobiele afgifte in de Unie en tot intrekking van Verordening (EU) 2016/2292 (PB L 331 van 14.12.2017, blz. 39).

(3)  Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

(4)  Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7).


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1980 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wat betreft de voorwaarden voor de verlening van een vergunning voor preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (1), en met name artikel 13, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de vergunningsgronden en -procedures, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Voor het gebruik van de preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten is een vergunning verleend bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 van de Commissie (2).

(3)

In overeenstemming met artikel 13, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 heeft de vergunninghouder voorgesteld de voorwaarden van de vergunning voor de preparaten te wijzigen via een aanvraag om de specificaties van lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding gelijk te stellen met de geldende specificaties voor lecithinen bij gebruik als levensmiddelenadditieven en de vergunning uit te breiden tot het gebruik van raapzaad als aanvullende bron van gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen. Bij de aanvraag waren de nodige onderbouwende gegevens gevoegd. De Commissie heeft de aanvraag doen toekomen aan de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (hierna „EFSA” genoemd).

(4)

De EFSA heeft in haar advies van 12 juni 2018 (3) geconcludeerd dat alle lecithinen van andere botanische oorsprong en de vormen daarvan die als toevoegingsmiddel voor diervoeding worden gebruikt, voldoen aan de specificaties die zijn vastgesteld voor het gebruik van lecithinen als levensmiddelenadditief en dat het gebruik van raapzaad als een aanvullende bron van lecithinen niet afdoet aan de eerdere conclusies dat de lecithinen geen ongunstige gevolgen voor de diergezondheid, de gezondheid van de mens of het milieu hebben en dat zij werkzaam zijn als emulgator. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen acht de EFSA niet nodig. De EFSA heeft ook het verslag over de analysemethode voor het toevoegingsmiddel voor diervoeding geverifieerd dat door het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was ingediend.

(5)

Uit de beoordeling van de voorgestelde wijzigingen van de vergunning blijkt dat aan de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 vermelde voorwaarden voor de verlening van een vergunning is voldaan.

(6)

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Overgangsmaatregelen

1.   De toevoegingsmiddelen 1c322i, 1c322ii en 1c322iii en voormengsels die deze toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 juli 2019 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput.

2.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in bijlage I beschreven toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 januari 2020 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor voedselproducerende dieren.

3.   De mengvoeders en voedermiddelen die de in bijlage I beschreven toevoegingsmiddelen bevatten die vóór 2 januari 2021 zijn geproduceerd en geëtiketteerd overeenkomstig de voorschriften die vóór 2 januari 2019 van toepassing waren, mogen verder in de handel worden gebracht en worden gebruikt totdat de bestaande voorraden zijn uitgeput, wanneer zij bestemd zijn voor niet-voedselproducerende dieren.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 268 van 18.10.2003, blz. 29.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2325 van de Commissie van 14 december 2017 tot verlening van een vergunning voor preparaten van vloeibare lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede lecithinen als toevoegingsmiddelen voor diervoeding voor alle diersoorten en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1007 (PB L 333 van 15.12.2017, blz. 17).

(3)  EFSA Journal 2018;16(6):5334.


BIJLAGE

„BIJLAGE I

Identificatienummer van het toevoegingsmiddel

Naam van de vergunninghouder

Toevoegingsmiddel

Samenstelling, chemische formule, beschrijving, analysemethode

Diersoort of -categorie

Maximumleeftijd

Minimumgehalte

Maximumgehalte

Andere bepalingen

Einde van de vergunningsperiode

mg lecithinen/kg volledig diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

Categorie: technologische toevoegingsmiddelen. Functionele groep: emulgatoren

1c322i

Lecithinen

Samenstelling van het toevoegingsmiddel

Preparaten van:

lecithinen en gehydrolyseerde lecithinen in vloeibare (plastische tot volledig vloeibare) vorm;

ontoliede lecithinen en ontoliede gehydrolyseerde lecithinen in vaste vorm.

Karakterisering van de werkzame stof

Lecithinen, gehydrolyseerde lecithinen, ontoliede lecithinen en ontoliede gehydrolyseerde lecithinen afkomstig van sojabonen, zonnebloem of raapzaad:

CAS-nr. 8002-43-5;

Gehalte:

lecithinen, ontoliede lecithinen: minimaal 60,0 % in aceton onoplosbare bestanddelen;

gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede gehydrolyseerde lecithinen: minimaal 56,0 % in aceton onoplosbare bestanddelen.

Gewichtsverlies bij drogen: maximaal 2 % (1 uur bij 105 °C)

In tolueen onoplosbare bestanddelen: maximaal 0,3 %

Zuurgetal:

lecithinen en ontoliede lecithinen: maximaal 35 mg kaliumhydroxide per gram;

gehydrolyseerde lecithinen en ontoliede gehydrolyseerde lecithinen: maximaal 45 mg kaliumhydroxide per gram

Peroxidegetal: maximaal 10

Analysemethode  (1)

Voor de karakterisering van toevoegingsmiddelen voor diervoeding:

Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie (2) en de daarmee overeenstemmende tests in de FAO/JECFA-monografie „Lecithine” (3)  (4)

Alle diersoorten

Op de etiketten van toevoegingsmiddelen voor diervoeders en voormengsels wordt/worden de gebruikte vorm(en) vermeld.

6 juli 2027


(1)  Nadere bijzonderheden over de analysemethoden zijn te vinden op het volgende adres van het referentielaboratorium: https://ec.europa.eu/jrc/en/eurl/feed-additives/evaluation-reports

(2)  Verordening (EU) nr. 231/2012 van de Commissie van 9 maart 2012 tot vaststelling van de specificaties van de in de bijlagen II en III bij Verordening (EG) nr. 1333/2008 van het Europees Parlement en de Raad opgenomen levensmiddelenadditieven (PB L 83 van 22.3.2012, blz. 1).

(3)  FAO JECFA Combined Compendium of Food Additive Specifications, „Lecithin”, Monograph No. 4 (2007) (http://www.fao.org/fileadmin/user_upload/jecfa_additives/docs/monograph4/additive-250-m4.pdf).

(4)  FAO JECFA Combined Compendium for Food Additive Specifications — Analytical methods, test procedures and laboratory solutions used by and referenced in the food additive specifications, Vol. 4 (http://www.fao.org/docrep/009/a0691e/a0691e00.htm).


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1981 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot verlenging van de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen koperverbindingen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 24, in samenhang met artikel 20, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2009/37/EG van de Commissie (2) zijn koperverbindingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3) opgenomen als werkzame stoffen.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).

(3)

De goedkeuring van de in deel A van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 vermelde werkzame stoffen koperverbindingen vervalt op 31 januari 2019.

(4)

Overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van koperverbindingen ingediend binnen de in dat artikel vermelde termijn.

(5)

De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.

(6)

De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 16 december 2016 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.

(7)

De EFSA heeft dat beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten toegezonden en de ontvangen opmerkingen naar de Commissie doorgestuurd. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier tevens toegankelijk gemaakt voor het publiek.

(8)

Op 20 december 2017 heeft de EFSA de Commissie haar conclusies (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of koperverbindingen naar verwachting zullen voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpverslag over de verlenging voor koperverbindingen op 25 mei 2018 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.

(9)

De aanvrager heeft de mogelijkheid gekregen om opmerkingen over het ontwerpverslag over de verlenging in te dienen.

(10)

Er is met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één product voor elk van de koperverbindingen vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. Het is derhalve passend de goedkeuring van koperverbindingen te verlengen.

(11)

De risicobeoordeling voor de verlenging van de goedkeuring van koperverbindingen is gebaseerd op een beperkt aantal representatieve gebruiksdoeleinden, die echter geen beperking inhouden van de gebruiksdoeleinden waarvoor gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen bevatten, mogen worden toegelaten. Het is derhalve passend de beperking tot gebruik als fungicide en bactericide te schrappen.

(12)

De Commissie is echter van mening dat koperverbindingen overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 in aanmerking komen om te worden vervangen. Koperverbindingen zijn persistente en toxische stoffen overeenkomstig punt 3.7.2.1 respectievelijk punt 3.7.2.3 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 aangezien de halfwaardetijd in de bodem langer is dan 120 dagen en de langetermijn-NOEC (no-observed-effect concentration) voor in het water levende organismen lager is dan 0,01 mg/L. Koperverbindingen voldoen derhalve aan de in bijlage II, punt 4, tweede streepje, bij Verordening (EG) nr. 1107/2009 vastgestelde voorwaarde.

(13)

Het is derhalve passend de goedkeuring van koperverbindingen als stoffen die in aanmerking komen om te worden vervangen, te verlengen overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.

(14)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1107/2009, in samenhang met artikel 6 daarvan, en in het licht van de huidige wetenschappelijke en technische kennis, is het echter noodzakelijk bepaalde voorwaarden en beperkingen op te nemen.

(15)

Het is met name passend het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen die koperverbindingen bevatten te beperken tot een dosering koper van maximum 28 kg/ha over een periode van zeven jaar (d.w.z. gemiddeld 4 kg/ha/jaar) teneinde de mogelijke accumulatie in de bodem en de blootstelling van niet tot de doelsoorten behorende organismen tot een minimum te beperken, rekening houdend met agroklimatologische omstandigheden die zich periodiek voordoen in de lidstaten waardoor de fungale druk toeneemt. Bij het toelaten van producten moeten de lidstaten aandacht besteden aan bepaalde kwesties en ernaar streven om de dosering tot een minimum te beperken.

(16)

Het is tevens passend het maximumgehalte van bepaalde toxicologisch zorgwekkende onzuiverheden te beperken.

(17)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/84 van de Commissie (7) is de geldigheidsduur voor koperverbindingen verlengd tot en met 31 januari 2019 opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuring van die stoffen kan worden voltooid. Aangezien er echter vóór de vervaldatum van de verlengde geldigheidsduur een besluit is genomen over de verlenging, moet deze verordening in werking treden vanaf 1 januari 2019.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verlenging van de goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen

De goedkeuring van de voor vervanging in aanmerking komende werkzame stoffen koperverbindingen wordt overeenkomstig bijlage I verlengd.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/37/EG van de Commissie van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde chloormequat, koperverbindingen, propaquizafop, quizalofop-P, teflubenzuron en zèta-cypermethrin op te nemen als werkzame stoffen (PB L 104 van 24.4.2009, blz. 23).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).

(6)  EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2018. Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance copper compounds, EFSA Journal 2018;16(1):5152.

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/84 van de Commissie van 19 januari 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de geldigheidsduur voor de werkzame stoffen chloorpyrifos, chloorpyrifos-methyl, clothianidin, koperverbindingen, dimoxystrobin, mancozeb, mecoprop-P, metiram, oxamyl, pethoxamide, propiconazool, propineb, propyzamide, pyraclostrobine en zoxamide (PB L 16 van 20.1.2018, blz. 8).


BIJLAGE I

Benaming, identificatie-nummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

Koperverbindingen:

 

 

1 januari 2019

31 december 2025

Slechts gebruik dat aanleiding geeft tot een totale toepassing over een periode van 7 jaar van maximum 28 kg koper per hectare wordt toegelaten.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over koperverbindingen, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij hun algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners, werknemers en omstanders, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en andere risicobeperkende maatregelen voorschrijven;

de bescherming van in het water levende en niet tot de doelsoorten behorende organismen. Ten aanzien van deze risico's moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de hoeveelheid toegediende werkzame stof, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de toegelaten hoeveelheden, wat dosering en aantal toedieningen betreft, de minimumhoeveelheid waarmee het gewenste effect kan worden bereikt niet overschrijden en geen onaanvaardbare effecten voor het milieu veroorzaken, rekening houdend met de achtergrondniveaus van koper op de plaats van toediening en, indien die informatie beschikbaar is, de kopertoevoer uit andere bronnen. De lidstaten kunnen met name besluiten om voor koper een maximale dosering van 4 kg/ha vast te stellen.

Koperhydroxide CAS-nr. 20427-59-2 CIPAC-nr. 44.305

Koper(II)hydroxide

≥ 573 g/kg

Koperoxychloride CAS-nr. 1332-65-6 of 1332-40-7 CIPAC-nr. 44.602

Dikoperchloridetrihydroxide

≥ 550 g/kg

Koperoxide CAS-nr. 1317-39-1 CIPAC-nr. 44.603

Koperoxide

≥ 820 g/kg

Bordeauxse pap CAS-nr. 8011-63-0 CIPAC-nr. 44.604

Niet toegekend

≥ 245 g/kg

Tribasisch kopersulfaat CAS-nr. 12527-76-3 CIPAC-nr. 44.306

Niet toegekend

≥ 490 g/kg

De volgende onzuiverheden mogen de volgende niveaus niet overschrijden:

 

Arseen max. 0,1 mg/g Cu

 

Cadmium max. 0,1 mg/g Cu

 

Lood max. 0,3 mg/g Cu

 

Nikkel max. 1 mg/g Cu

 

Kobalt max. 3 mg/kg

 

Kwik max. 5 mg/kg

 

Chroom max. 100 mg/kg

 

Antimoon max. 7 mg/kg


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


BIJLAGE II

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1.

in deel A wordt vermelding 277 over koperverbindingen geschrapt;

2.

in deel E wordt de volgende vermelding toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-benaming

Zuiverheid (1)

Datum van goedkeuring

Geldigheidsduur

Specifieke bepalingen

„10

Koperverbindingen:

 

 

1 januari 2019

31 december 2025

Slechts gebruik dat aanleiding geeft tot een totale toepassing over een periode van 7 jaar van maximum 28 kg koper per hectare wordt toegelaten.

Voor de toepassing van de in artikel 29, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde uniforme beginselen moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over koperverbindingen, en met name met de aanhangsels I en II daarvan.

Bij hun algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners, werknemers en omstanders, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de gebruiksvoorwaarden indien nodig de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en andere risicobeperkende maatregelen voorschrijven;

de bescherming van in het water levende en niet tot de doelsoorten behorende organismen. Ten aanzien van deze risico's moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de hoeveelheid toegediende werkzame stof, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de toegelaten hoeveelheden, wat dosering en aantal toedieningen betreft, de minimumhoeveelheid waarmee het gewenste effect kan worden bereikt niet overschrijden en geen onaanvaardbare effecten voor het milieu veroorzaken, rekening houdend met de achtergrondniveaus van koper op de plaats van toediening en, indien die informatie beschikbaar is, de kopertoevoer uit andere bronnen. De lidstaten kunnen met name besluiten om voor koper een maximale dosering van 4 kg/ha vast te stellen.”

Koperhydroxide CAS-nr. 20427-59-2 CIPAC-nr. 44.305

Koper(II)hydroxide

≥ 573 g/kg

Koperoxychloride CAS-nr. 1332-65-6 of 1332-40-7 CIPAC-nr. 44.602

Dikoperchloridetrihydroxide

≥ 550 g/kg

Koperoxide CAS-nr. 1317-39-1 CIPAC-nr. 44.603

Koperoxide

≥ 820 g/kg

Bordeauxse pap CAS-nr. 8011-63-0 CIPAC-nr. 44.604

Niet toegekend

≥ 245 g/kg

Tribasisch kopersulfaat CAS-nr. 12527-76-3 CIPAC-nr. 44.306

Niet toegekend

≥ 490 g/kg

De volgende onzuiverheden mogen de volgende niveaus niet overschrijden:

 

Arseen max. 0,1 mg/g Cu

 

Cadmium max. 0,1 mg/g Cu

 

Lood max. 0,3 mg/g Cu

 

Nikkel max. 1 mg/g Cu

 

Kobalt max. 3 mg/kg

 

Kwik max. 5 mg/kg

 

Chroom max. 100 mg/kg

 

Antimoon max. 7 mg/kg


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/21


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1982 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de negenentwintigste deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend.

(2)

In het licht van de inschrijvingen die voor de negenentwintigste deelinschrijving zijn ontvangen, moet een minimumverkoopprijs worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de negenentwintigste deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 11 december 2018 moesten zijn ingediend, bedraagt de minimumverkoopprijs 145,10 EUR per 100 kg.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).


BESLUITEN

14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/22


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1983 VAN DE COMMISSIE

van 26 oktober 2018

tot wijziging van de bijlagen I en II bij Beschikking 2003/467/EG wat betreft de erkenning van bepaalde delen van Italië als officieel tuberculosevrij en officieel brucellosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 6981)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (1), en met name bijlage A, deel I, punt 4, en bijlage A, deel II, punt 7,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 64/432/EEG is van toepassing op het handelsverkeer in runderen binnen de Unie. Bij die richtlijn is bepaald onder welke voorwaarden een gebied van een lidstaat officieel tuberculosevrij of officieel brucellosevrij mag worden verklaard ten aanzien van de rundveebeslagen.

(2)

Bijlage I, hoofdstuk 2, bij Beschikking 2003/467/EG van de Commissie (2) bevat een lijst van de delen van lidstaten die officieel tuberculosevrij zijn verklaard ten aanzien van de rundveebeslagen.

(3)

Italië heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat voor de provincie Frosinone in de regio Lazio is voldaan aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG om als officieel tuberculosevrij te worden erkend ten aanzien van de rundveebeslagen. Bijgevolg moet die provincie in bijlage I, hoofdstuk 2, bij Beschikking 2003/467/EG worden opgenomen als officieel tuberculosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen.

(4)

Bijlage II, hoofdstuk 2, bij Beschikking 2003/467/EG bevat een lijst van de delen van lidstaten die officieel brucellosevrij zijn verklaard ten aanzien van de rundveebeslagen.

(5)

Italië heeft bij de Commissie bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat voor de provincie Roma in de regio Lazio is voldaan aan de voorwaarden van Richtlijn 64/432/EEG om als officieel brucellosevrij te worden erkend ten aanzien van de rundveebeslagen. Aangezien alle andere provincies in de regio Lazio al eerder als officieel brucellosevrij zijn erkend ten aanzien van de rundveebeslagen, moet de hele regio Lazio in bijlage II, hoofdstuk 2, bij Beschikking 2003/467/EG worden opgenomen als officieel brucellosevrij ten aanzien van de rundveebeslagen.

(6)

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/467/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/467/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 26 oktober 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB 121 van 29.7.1964, blz. 1977/64.

(2)  Beschikking 2003/467/EG van de Commissie van 23 juni 2003 houdende erkenning van bepaalde lidstaten en delen van lidstaten als officieel tuberculosevrij, officieel brucellosevrij en officieel vrij van enzoötische boviene leukose ten aanzien van de rundveebeslagen (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 74).


BIJLAGE

De bijlagen I en II bij Beschikking 2003/467/EG worden als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage I, hoofdstuk 2, worden de gegevens voor Italië vervangen door:

„In Italië:

regio Abruzzo: de provincie Pescara,

de provincie Bolzano,

regio Emilia-Romagna,

regio Friuli-Venezia Giulia,

regio Lazio: de provincies Frosinone, Rieti en Viterbo,

regio Liguria,

regio Lombardia,

regio Marche: de provincies Ancona, Ascoli Piceno, Fermo en Pesaro-Urbino,

regio Piemonte,

regio Sardegna: de provincies Cagliari, Medio-Campidano, Ogliastra, Olbia-Tempio en Oristano,

regio Toscana,

de provincie Trento,

regio Umbria,

regio Veneto.”.

2)

In bijlage II, hoofdstuk 2, worden de gegevens voor Italië vervangen door:

„In Italië:

regio Abruzzo: de provincie Pescara,

de provincie Bolzano,

regio Emilia-Romagna,

regio Friuli-Venezia Giulia,

regio Lazio,

regio Liguria,

regio Lombardia,

regio Marche,

regio Molise: de provincie Campobasso,

regio Piemonte,

regio Puglia: de provincie Brindisi,

regio Sardegna,

regio Toscana,

de provincie Trento,

regio Umbria,

regio Valle d'Aosta,

regio Veneto.”.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/25


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1984 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

inzake de erkenning van de regeling „KZR IniG System” voor het aantonen van de naleving van de duurzaamheidscriteria overeenkomstig de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 93/12/EEG van de Raad (1), en met name artikel 7 quater, lid 4, tweede alinea,

Gezien Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (2), en met name artikel 18, lid 4, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de artikelen 7 ter en 7 quater van en bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en de artikelen 17 en 18 van en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG zijn soortgelijke duurzaamheidscriteria vastgesteld voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa en soortgelijke procedures voor de controle op de naleving van deze criteria.

(2)

Wanneer biobrandstoffen en vloeibare biomassa in aanmerking moeten worden genomen voor de doeleinden van artikel 17, lid 1, onder a), b) en c), van Richtlijn 2009/28/EG, verplichten de lidstaten de marktpartijen aan te tonen dat die biobrandstoffen en vloeibare biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 2 tot en met 5, van die Richtlijn.

(3)

De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale regelingen waarbij normen worden bepaald voor de productie van biomassaproducten, accurate gegevens bevatten met het oog op de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en/of aantonen dat leveringen van biobrandstoffen of vloeibare biomassa voldoen aan de duurzaamheidscriteria van artikel 17, leden 3, 4 en 5, en/of dat geen materialen doelbewust zijn gewijzigd of verwijderd zodat de levering of een deel ervan onder bijlage IX komt te vallen. Als een marktpartij bewijzen of gegevens indient die verkregen zijn overeenkomstig een door de Commissie erkende vrijwillige regeling, mag een lidstaat, voor zover het erkenningsbesluit daarop betrekking heeft, de leverancier niet vragen om verdere bewijzen van de naleving van de duurzaamheidscriteria in te dienen.

(4)

Het verzoek om te erkennen dat de regeling „KZR INiG System” aantoont dat leveringen van biobrandstoffen voldoen aan de duurzaamheidscriteria van de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG, werd op 11 augustus 2017 bij de Commissie ingediend. De regeling, die is gevestigd te ul. Lubicz 25A, 31-503 Krakau, Polen, heeft betrekking op een breed gamma aan grondstoffen, met inbegrip van afvalstoffen en residuen, en de gehele bewakingsketen.

(5)

Uit beoordelingen door de Commissie van de regeling „KZR INiG System” is gebleken dat die regeling in de juiste mate aan de duurzaamheidscriteria van de Richtlijnen 98/70/EG en 2009/28/EG voldoet en dat zij een massabalansmethodologie toepast in overeenstemming met de eisen van artikel 7 quater, lid 1, van Richtlijn 98/70/EG en van artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2009/28/EG.

(6)

Uit de beoordeling van de regeling „KZR INiG System” is gebleken dat zij beantwoordt aan passende normen inzake betrouwbaarheid, transparantie en onafhankelijke auditing, en aan de methodologische eisen van bijlage IV bij Richtlijn 98/70/EG en bijlage V bij Richtlijn 2009/28/EG.

(7)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de duurzaamheid van biobrandstof en vloeibare biomassa,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De regeling „KZR INiG System” (hierna „de regeling” genoemd), waarvoor op 11 augustus 2017 een verzoek tot erkenning is ingediend bij de Commissie, toont aan dat leveringen van biobrandstoffen en vloeibare biomassa die worden geproduceerd in overeenstemming met de in de regeling vastgestelde normen voor de productie van biobrandstoffen en vloeibare biomassa, voldoen aan de duurzaamheidscriteria zoals vastgesteld in artikel 7 ter, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 17, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn 2009/28/EG.

De regeling bevat ook accurate gegevens voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2009/28/EG en artikel 7 ter, lid 2, van Richtlijn 98/70/EG.

Artikel 2

Indien de inhoud van de regeling, zoals ingediend voor erkenning bij de Commissie op 11 augustus 2017, wijzigingen ondergaat die gevolgen kunnen hebben voor de grondslag van dit besluit, worden dergelijke wijzigingen onverwijld aan de Commissie gemeld. De Commissie beoordeelt de gemelde wijzigingen om na te gaan of de regeling nog steeds in de juiste mate voldoet aan de duurzaamheidscriteria waarvoor ze is erkend.

Artikel 3

De Commissie kan dit besluit intrekken, onder meer in de volgende gevallen:

a)

als duidelijk wordt aangetoond dat de regeling elementen die van belang voor dit besluit worden geacht, niet ten uitvoer heeft gelegd of als een ernstige en structurele inbreuk op deze elementen heeft plaatsgevonden;

b)

als de regeling geen jaarlijks verslag indient bij de Commissie overeenkomstig artikel 7 quater, lid 6, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 6, van Richtlijn 2009/28/EG;

c)

als de regeling de in uitvoeringshandelingen omschreven normen voor onafhankelijke auditing als bedoeld in artikel 7 quater, lid 5, derde alinea, van Richtlijn 98/70/EG en artikel 18, lid 5, derde alinea, van Richtlijn 2009/28/EG niet toepast of geen verbeteringen uitvoert met betrekking tot andere elementen van de regeling die van belang worden geacht voor een blijvende erkenning.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing tot en met 3 januari 2024.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 350 van 28.12.1998, blz. 58.

(2)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/27


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1985 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot niet-goedkeuring van Willaertia magna c2c maky als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 11

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (1), en met name artikel 9, lid 1, onder b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De beoordelende bevoegde autoriteit van Frankrijk heeft op 17 maart 2014 een aanvraag ontvangen voor de goedkeuring van het micro-organisme Willaertia magna c2c maky voor gebruik als werkzame stof in biociden van productsoort 11, conserveringsmiddelen voor vloeistofkoelings- en verwerkingssystemen, zoals omschreven in bijlage V bij Verordening (EU) nr. 528/2012.

(2)

De beoordelende bevoegde autoriteit van Frankrijk heeft op 15 maart 2017 overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 het beoordelingsrapport en haar conclusies ingediend.

(3)

Op 26 april 2018 heeft het comité voor biociden het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen geformuleerd, rekening houdend met de conclusies van de beoordelende bevoegde autoriteit (2).

(4)

Uit dat advies blijkt dat van biociden die voor productsoort 11 worden gebruikt en Willaertia magna c2c maky bevatten, niet kan worden verwacht dat zij aan de eisen van artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 528/2012 voldoen. Bij de evaluatie van de scenario's voor met name de menselijke gezondheid zijn onaanvaardbare risico's aangetoond en kon er geen veilig gebruik worden vastgesteld. Bovendien is de natuurlijke doeltreffendheid van Willaertia magna c2c maky voor de bestrijding van Legionella pneumophila onvoldoende aangetoond.

(5)

Gezien het advies van het Europees Agentschap voor chemische stoffen is de Commissie van mening dat Willaertia magna c2c maky niet mag worden goedgekeurd voor gebruik in biociden van productsoort 11.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor biociden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Willaertia magna c2c maky wordt niet goedgekeurd als werkzame stof voor gebruik in biociden van productsoort 11.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1.

(2)  Comité voor biociden (BPC): Advies over de aanvraag voor de goedkeuring van de werkzame stof Willaertia magna c2c maky, productsoort: 11, ECHA/BPC/206/2018, aangenomen op 26 april 2018.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/29


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1986 VAN DE COMMISSIE

van 13 december 2018

tot vaststelling van specifieke controle- en inspectieprogramma's voor bepaalde visserijen en tot intrekking van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008 en (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 95,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 zijn regels vastgesteld voor de controle van alle onder het gemeenschappelijk visserijbeleid vallende activiteiten die op het grondgebied van de lidstaten of in de wateren van de Unie, door vissersvaartuigen van de Unie of, onverminderd de primaire verantwoordelijkheid van de vlaggenlidstaat, door onderdanen van de lidstaten worden uitgevoerd, en daarin is met name bepaald dat elke lidstaat ervoor moet zorgen dat controle, inspectie en handhaving op niet-discriminerende wijze verlopen wat betreft sectoren, vaartuigen of personen, en dat zij op basis van risicobeheer worden verricht.

(2)

Overeenkomstig artikel 95 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 kan de Commissie, in overleg met de betrokken lidstaten, specifieke controle- en inspectieprogramma's voor specifieke visserijtakken en zeebekkens vaststellen.

(3)

De Commissie heeft voor verscheidene zeebekkens specifieke controle- en inspectieprogramma's vastgesteld en deze worden door de lidstaten uitgevoerd via gezamenlijke inzetplannen, in het kader waarvan het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) operationele coördinatie van de inspectieactiviteiten waarborgt.

(4)

Bij de recente Refit-evaluatie (2) van de Commissie is vastgesteld dat de specifieke controle- en inspectieprogramma's efficiënte en doeltreffende instrumenten zijn om de samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te verbeteren.

(5)

Op 31 december 2018 verstrijken de specifieke controle- en inspectieprogramma's die zijn vastgesteld in het kader van de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU (3), 2013/328/EU (4) en 2013/305/EU (5) van de Commissie. Ook na die datum moet in zulke programma's worden voorzien om de samenwerking en uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten te blijven stimuleren en een gelijk speelveld op het gebied van inspectie- en controleactiviteiten in de gehele Unie te bevorderen.

(6)

Om de vaststelling te vereenvoudigen en een consistente implementatie van de specifieke controle- en inspectieprogramma's op het niveau van de Unie te waarborgen, moeten die specifieke controle- en inspectieprogramma's in één besluit worden samengebracht. De rapporteringsverplichtingen van de lidstaten moeten worden herzien, met de bedoeling ze aan de nieuwe ijkpunten aan te passen en de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken.

(7)

Om samenhang tussen de zeebekkens te waarborgen, is ook een herziening nodig van de bij Uitvoeringsbesluit 2014/156/EU van de Commissie (6) vastgestelde specifieke controle- en inspectieprogramma's, met inbegrip van de ijkpunten en rapporteringsverplichtingen.

(8)

Overeenkomstig artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moeten in de specifieke controle- en inspectieprogramma's het toepassingsgebied, de doelstellingen en de prioriteiten, alsook de ijkpunten voor de inspectieactiviteiten worden vastgesteld.

(9)

Om rekening te houden met de onlangs aangenomen instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de visserij in de Unie moet het toepassingsgebied van de specifieke controle- en inspectieprogramma's worden uitgebreid tot bepaalde aanvullende bestanden en visserijen. Het toepassingsgebied moet ook de recreatievisserij omvatten voor bestanden die onder instandhoudingsmaatregelen van de Unie vallen en voor visserijen die worden beheerd door regionale organisaties voor visserijbeheer. Tevens moeten de prioriteiten van de specifieke controle- en inspectieprogramma's op die van het gemeenschappelijk visserijbeleid worden afgestemd, met name wat de uitvoering van de aanlandingsverplichting betreft.

(10)

Dit besluit dient derhalve betrekking te hebben op bepaalde visserijen in de Oostzee, de Noordzee, de westelijke wateren van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee.

(11)

In artikel 95, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 is bepaald dat de ijkpunten voor inspectieactiviteiten in de specifieke controle- en inspectieprogramma's aan de hand van risicobeheer moeten worden vastgesteld. Te dien einde en om te zorgen voor een coherente benadering voor alle controles en inspecties binnen een zeebekken en een gelijk speelveld voor visserijen van verschillende lidstaten, moet een geharmoniseerde methode voor de risicobeoordeling worden gebruikt. De geharmoniseerde methode moet door de lidstaten worden vastgesteld in samenwerking met het EBVC en moet worden gebaseerd op mogelijke dreigingen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

(12)

De lidstaten moeten de resultaten van hun risicobeoordeling meedelen aan het EBVC. Het EBVC moet deze informatie gebruiken bij de coördinatie van de risicobeoordeling op regionaal niveau.

(13)

Het EBVC moet een regionale strategie voor risicobeheer vaststellen die wordt uitgevoerd via een gezamenlijk inzetplan zoals gedefinieerd in artikel 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad (7).

(14)

Overeenkomstig artikel 95, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om te zorgen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma, met name wat betreft de in te zetten personele en materiële middelen en de perioden en gebieden waarin deze zullen worden ingezet.

(15)

De gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten van de betrokken lidstaten moeten in voorkomend geval overeenkomstig de door het EBVC opgestelde gezamenlijke inzetplannen worden verricht om de controle-, inspectie- en bewakingspraktijken eenvormiger te maken en de controle-, inspectie- en bewakingsactiviteiten tussen de bevoegde autoriteiten van die lidstaten te coördineren.

(16)

De streefijkpunten ter bepaling van de intensiteit van de controle- en inspectieactiviteiten moeten worden vastgesteld voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten met een hoog en zeer hoog risico in alle betrokken lidstaten. Alle streefijkpunten moeten worden beoordeeld rekening houdend met de door de lidstaten verrichte jaarlijkse evaluatie. De lidstaten moeten het recht hebben om alternatieve streefijkpunten te gebruiken die worden uitgedrukt in termen van verbeterde nalevingsniveaus.

(17)

Voor de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's en de gezamenlijke inzetplannen en gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moeten persoonsgegevens worden verwerkt en moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en met het EBVC informatie uitwisselen met betrekking tot gegevens van het volgsysteem voor vaartuigen, gegevens uit het elektronische rapportagesysteem, met inbegrip van visserijactiviteitenrapporten, voorafgaande kennisgevingen, aangiften van aanlanding en overlading en verkoopdocumenten, inspectie- en bewakingsgegevens, met inbegrip van inspectie- en waarnemersrapporten, en inbreukrapporten. Er moet te allen tijde en op alle niveaus worden gezorgd voor de naleving van de verplichtingen met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens zoals vastgesteld in de Verordeningen (EU) 2016/679 (8) en (EU) 2018/1725 (9) van het Europees Parlement en de Raad, en, in voorkomend geval, de bepalingen van de lidstaten tot omzetting van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (10).

(18)

Persoonsgegevens die met het oog op de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's worden verwerkt, mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen. Deze termijn stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en het EBVC in staat hun taken met betrekking tot de follow-up, rapportage en evaluatie inzake de specifieke controle- en inspectieprogramma's te voltooien. Met betrekking tot de gegevens die nodig zijn voor de follow-up van inspecties, zoals onderzoeken, inbreuken, gerechtelijke of administratieve procedures, is een specifieke langere bewaringstermijn van twintig jaar nodig vanwege de duur van dergelijke processen en vanwege de noodzaak om die gegevens tot het einde van dergelijke processen te gebruiken. Wanneer de gegevens voor wetenschappelijke doeleinden en voor het verlenen van wetenschappelijk advies worden gebruikt, moet de bewaringstermijn bovendien worden verlengd om de wetenschappelijke monitoring en beoordeling van mariene biologische hulpbronnen op lange termijn mogelijk te maken.

(19)

De lidstaten moeten jaarrapporten over de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's opstellen en aan de Commissie toezenden. De Commissie moet deze rapporten gebruiken om de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's te beoordelen en de adequaatheid en doeltreffendheid ervan te evalueren. Een dergelijke beoordeling kan als basis dienen voor de herziening van de specifieke inspectie- en controleprogramma's.

(20)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de visserij en de aquacultuur,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij dit besluit worden specifieke controle- en inspectieprogramma's vastgesteld voor:

a)

visserijen op bestanden of soorten die vallen onder de in de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) vastgestelde meerjarenplannen en de overeenkomstig artikel 18 van die verordening vastgestelde plannen alsook onder andere maatregelen van de Unie die krachtens artikel 43, lid 3, van het Verdrag zijn vastgesteld en voorzien in kwantitatieve beperkingen en verdeling van de vangstmogelijkheden;

b)

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

c)

bepaalde visserijen op bestanden en soorten die vallen onder door regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde instandhoudings- en beheersmaatregelen,

zoals vastgesteld in de bijlagen I tot en met V.

2.   De specifieke controle- en inspectieprogramma's zijn vastgesteld in de bijlagen I tot en met V en worden uitgevoerd door de in die bijlagen bedoelde lidstaten („de betrokken lidstaten”).

Artikel 2

Toepassingsgebied

De specifieke controle- en inspectieprogramma's hebben betrekking op de volgende activiteiten:

a)

visserijactiviteiten in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 in de in de bijlagen I tot en met V van dit besluit bedoelde gebieden („de betrokken gebieden”);

b)

visserijgerelateerde activiteiten, waaronder weging, verwerking, afzet, vervoer en opslag van visserijproducten;

c)

invoer en onrechtstreekse invoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 11, en artikel 2, punt 12, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad (12), voor onder bijlage I vallende visserijen;

d)

uitvoer en wederuitvoer als gedefinieerd in artikel 2, punt 13, en artikel 2, punt 14, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad, voor onder bijlage I vallende visserijen;

e)

recreatievisserij als gedefinieerd in artikel 4, punt 28, van Verordening (EG) nr. 1224/2009, indien vallend onder instandhoudingsmaatregelen van de Unie en indien gespecificeerd in de desbetreffende bijlage;

f)

noodmaatregelen overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de biologische rijkdommen van de zee overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 3

Doelstellingen

1.   De specifieke controle- en inspectieprogramma's garanderen de eenvormige en doeltreffende uitvoering van de instandhoudings- en controlemaatregelen die op de in de bijlagen I tot en met V bedoelde bestanden en visserijen van toepassing zijn.

2.   De controle- en inspectieactiviteiten die in het kader van elk specifiek controle- en inspectieprogramma worden verricht, hebben met name tot doel de naleving te garanderen van:

a)

de regels inzake het beheer van de vangstmogelijkheden en alle daarmee verband houdende specifieke voorwaarden, met inbegrip van het monitoren van de benutting van de quota, de inspanningsregeling en de in de betrokken gebieden toegepaste technische maatregelen;

b)

de rapporteringsverplichtingen die voor visserijactiviteiten gelden, met name de betrouwbaarheid van de geregistreerde en gerapporteerde gegevens;

c)

de verplichting tot het aanlanden van alle vangsten van soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013, alsook de in titel III bis van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (13) vervatte maatregelen om teruggooi te verminderen;

d)

de specifieke weegvoorschriften voor bepaalde pelagische soorten als vastgesteld in de artikelen 78 tot en met 89 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie (14);

e)

specifieke door regionale organisaties voor visserijbeheer goedgekeurde besluiten met betrekking tot de onder dit besluit vallende bestanden en gebieden.

Artikel 4

Prioriteiten

1.   De betrokken lidstaten verrichten ten aanzien van de visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten met betrekking tot de verschillende bestanden en gebieden als bedoeld in de bijlagen I tot en met V bij dit besluit controle en inspectie op basis van risicobeheer, overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 98 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

2.   Elke betrokken lidstaat kent een prioriteitsniveau voor controle en inspecties toe op basis van de resultaten van de overeenkomstig de procedures van artikel 5 verrichte risicobeoordeling.

3.   Elk vissersvaartuig en/of vlootsegment als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b), wordt onderworpen aan controles en inspecties volgens het overeenkomstig lid 2 toegekende prioriteitsniveau, waarbij ervoor wordt gezorgd dat alle bestanden van de in de bijlagen I tot en met V genoemde visserijen adequaat worden gedekt.

4.   Er worden inspecties aan land verricht bij marktdeelnemers die zich met visserijgerelateerde activiteiten bezighouden indien deze relevant zijn voor de stap in de visserij/afzetketen en deel uitmaken van de in artikel 6 bedoelde strategie voor risicobeheer.

Artikel 5

Procedures voor risicobeoordeling en verband met gezamenlijke inzetplannen

1.   De betrokken lidstaten beoordelen, ten minste een keer per jaar, risico's met betrekking tot de in de bijlagen I tot en met V genoemde visserijen overeenkomstig de door de lidstaten in samenwerking met het Europees Bureau voor visserijcontrole (EBVC) vastgestelde geharmoniseerde methode, en op basis van mogelijke dreigingen van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

2.   De in lid 1 bedoelde risicobeoordelingsmethode schrijft voor dat de lidstaten:

a)

aan de hand van alle beschikbare en relevante informatie overwegen hoe waarschijnlijk het is dat er zich een geval van niet-naleving voordoet en wat de potentiële impact ervan is als het zich voordoet;

b)

het risiconiveau vaststellen volgens bestand, tuig, betrokken gebied („vlootsegment” genoemd) en tijd van het jaar, op basis van waarschijnlijkheid en potentiële impact. Het geraamde risiconiveau wordt uitgedrukt als „zeer hoog”, „hoog”, „middelhoog”, „laag”.

3.   In het kader van een door het EBVC overeenkomstig Verordening (EG) nr. 768/2005 vastgesteld gezamenlijk inzetplan (hierna „gezamenlijk inzetplan” genoemd) deelt elke betrokken lidstaat aan het EBVC de resultaten van zijn risicobeoordeling mee. Om de programmering van de in artikel 6 bedoelde strategie voor risicobeheer te vergemakkelijken, wordt het geïdentificeerde type mogelijke niet-naleving (dreigingen) van de toepasselijke regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid geschetst. De lidstaten delen het EBVC onverwijld elke wijziging van de geraamde risiconiveaus mee.

4.   Het EBVC gebruikt de van de lidstaten ontvangen informatie bij de coördinatie van de risicobeoordeling op regionaal niveau.

5.   De betrokken lidstaten stellen een lijst van hun vaartuigen op, waarin zij ten minste vermelden voor welke vaartuigen een middelhoog, hoog en zeer hoog risico geldt. De lijst van vaartuigen wordt regelmatig geactualiseerd rekening houdend met de tijdens de controle- en inspectieactiviteiten, met inbegrip van gezamenlijke controle- en inspectieactiviteiten, vergaarde informatie en door andere lidstaten verstrekte relevante informatie.

6.   Indien een vissersvaartuig dat de vlag voert van een lidstaat die geen betrokken lidstaat is, of een vissersvaartuig van een derde land, in de betrokken gebieden actief is, wordt het risiconiveau overeenkomstig lid 5 bepaald door de kustlidstaat in de wateren waarvan het vissersvaartuig actief is, tenzij de autoriteiten van de vlaggenstaat, in het kader van artikel 8 van dit besluit, dat risiconiveau verstrekken.

7.   In het kader van een gezamenlijk inzetplan delen de betrokken lidstaten, om operationele redenen, aan het EBVC de overeenkomstig de leden 5 en 6 vastgestelde lijst van vaartuigen mee. Om doeltreffende controle- en inspectieactiviteiten te faciliteren, wordt het geïdentificeerde type dreiging dat voor de vaartuigen geldt, geschetst. De betrokken lidstaten informeren het EBVC onverwijld over wijzigingen na de actualisering van hun lijst.

Artikel 6

Nationale en regionale strategieën voor risicobeheer

1.   Op basis van de resultaten van de risicobeoordeling stelt elke lidstaat ten minste een keer per jaar een nationale strategie voor risicobeheer vast die erop is gericht naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid te waarborgen. Die strategie behelst de identificatie, beschrijving en toewijzing van passende middelen, controle-instrumenten en inspectiemiddelen, rekening houdend met het geïdentificeerde risiconiveau, de aard van de dreiging van niet-naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en het bereiken van de streefijkpunten.

2.   Op basis van de in artikel 5, lid 4, van dit besluit bedoelde regionale risicobeoordeling stelt het EBVC een regionale strategie voor risicobeheer vast, als bedoeld in lid 1. Het EBVC coördineert en implementeert zijn regionale strategie voor risicobeheer via een gezamenlijk inzetplan.

Artikel 7

Streefijkpunten

1.   Onverminderd de in bijlage I, punt 4, bij Verordening (EG) nr. 1224/2009 en in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 gedefinieerde streefijkpunten voor inspecties zijn de streefijkpunten voor inspecties van vissersvaartuigen vastgesteld in punt 4 van respectievelijk de bijlagen I tot en met V bij dit besluit.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten bij wijze van alternatief ter verwezenlijking van de in artikel 3 van dit besluit vastgestelde doelstellingen andere streefijkpunten toepassen die worden uitgedrukt in termen van verbeterde nalevingsniveaus volgens de in samenwerking met het EBVC vastgestelde geharmoniseerde methode, op voorwaarde dat:

a)

een gedetailleerde analyse van de visserijactiviteiten of visserijgerelateerde activiteiten en van wetshandhavingsgerelateerde vraagstukken de noodzaak om streefijkpunten in termen van verbeterde nalevingsniveaus vast te stellen, rechtvaardigt;

b)

de betrokken lidstaten de controle- en inspectie-inspanning alsook de strategie om de met de verbeterde nalevingsniveaus verwachte uitkomsten te bereiken, vaststellen;

c)

de in termen van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten geen negatieve impact op de in de specifieke controle- en inspectieprogramma's vastgestelde doelstellingen, prioriteiten en risicogebaseerde procedures hebben;

d)

de in termen van verbeterde nalevingsniveaus uitgedrukte ijkpunten uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van dit besluit aan de Commissie worden meegedeeld en daarna om de twee jaar, en dat laatstgenoemde er niet binnen 90 dagen na de mededeling bezwaar tegen maakt.

3.   Alle streefijkpunten worden elk jaar op basis van de in artikel 11, lid 1, bedoelde evaluatieverslagen beoordeeld en zo nodig dienovereenkomstig herzien in het kader van de in artikel 11, lid 6, bedoelde evaluatie.

4.   In voorkomend geval geeft een gezamenlijk inzetplan uitvoering aan de in dit artikel bedoelde streefijkpunten.

Artikel 8

Samenwerking tussen de lidstaten en met derde landen

1.   De betrokken lidstaten werken samen bij de uitvoering van de specifieke controle- en inspectieprogramma's.

2.   Waar passend werken alle andere lidstaten met de betrokken lidstaten en het EBVC samen om de doelstellingen van de gezamenlijke inzetplannen te bereiken.

3.   De betrokken lidstaten en het EBVC kunnen voor de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen.

Artikel 9

Gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten

1.   Om hun nationale visserijcontrolesystemen efficiënter en doeltreffender te maken, voeren de betrokken lidstaten in voorkomend geval gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten uit op hun grondgebied en in de onder hun jurisdictie vallende wateren en waar van toepassing in internationale wateren. Onverminderd artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden die activiteiten in voorkomend geval uitgevoerd in het kader van gezamenlijke inzetplannen als bedoeld in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 768/2005.

2.   Met betrekking tot de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten moet elke betrokken lidstaat:

a)

ervoor zorgen dat functionarissen en inspecteurs van de Unie uit andere betrokken lidstaten worden uitgenodigd om aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten deel te nemen;

b)

gezamenlijke operationele procedures voor zijn bewakingsvaartuigen opstellen;

c)

met het EBVC overeengekomen standaardprocedures voor inspecties gebruiken in het kader van een gezamenlijk inzetplan;

d)

indien nodig contactpunten aanwijzen als bedoeld in artikel 80, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

3.   Aan de gezamenlijke inspectie- en bewakingsactiviteiten kunnen functionarissen van de betrokken lidstaten en inspecteurs van de Unie deelnemen.

Artikel 10

Uitwisseling van gegevens

1.   Met het oog op de uitvoering van het specifieke controle- en inspectieprogramma waarborgt elke betrokken lidstaat dat met andere betrokken lidstaten en het EBVC gegevens met betrekking tot de onder de specifieke controle- en inspectieprogramma's vallende visserijactiviteiten en visserijgerelateerde activiteiten worden uitgewisseld.

De in de eerste alinea bedoelde uitwisseling van gegevens geschiedt overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en overeenkomstig artikel 118 van en bijlage XII bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011.

2.   Krachtens lid 1 uitgewisselde gegevens kunnen persoonsgegevens omvatten. Het EBVC en de lidstaten kunnen persoonsgegevens waartoe zij op grond van lid 1 toegang hebben, verwerken om hun taken en plichten uit hoofde van de specifieke controle- en inspectieprogramma's te vervullen. Het EBVC en de lidstaten nemen, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1725, maatregelen om een passende bescherming van persoonsgegevens te waarborgen.

3.   Persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie mogen niet langer dan tien jaar worden opgeslagen, tenzij zulke persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor de follow-up van een inbreuk, een inspectie, of gerechtelijke of administratieve procedures. In dat geval kunnen zulke persoonsgegevens voor een periode van twintig jaar worden opgeslagen. Indien persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie voor een langere periode worden bewaard, worden de gegevens geanonimiseerd.

4.   Uitsluitend met het oog op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verlenen van wetenschappelijk advies overeenkomstig artikel 89 van Verordening (EU) 2016/679 kunnen persoonsgegevens vervat in de overeenkomstig lid 1 uitgewisselde informatie in afwijking van lid 3 worden opgeslagen voor een periode die langer is dan die welke in lid 3 zijn vastgesteld.

5.   De lidstaten verwerken de overeenkomstig dit besluit vergaarde persoonsgegevens overeenkomstig artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679.

6.   Het EBVC en de autoriteiten van de lidstaten waarborgen de beveiliging van de verwerking van persoonsgegevens die plaatsvindt uit hoofde van dit besluit. Het EBVC en de autoriteiten van de lidstaten werken samen op het gebied van beveiligingsgerelateerde taken.

7.   Het EBVC en de lidstaten nemen maatregelen om de passende bescherming van de vertrouwelijkheid van de uit hoofde van dit besluit ontvangen informatie te waarborgen overeenkomstig artikel 113 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 11

Informatie en evaluatie

1.   Elke lidstaat zendt jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Commissie en het EBVC een verslag toe over de in het kader van de controle- en inspectieprogramma's van het vorige kalenderjaar verrichte controle- en inspectieactiviteiten.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag bevat ten minste de in bijlage VI vermelde informatie.

3.   De in bijlage VI, punt VI, bedoelde informatie blijft in elk verslag worden opgenomen en geactualiseerd totdat de maatregel overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat is afgesloten. Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, wordt daarvoor een verklaring bijgevoegd.

4.   Voor de in bijlage I bedoelde visserijen wordt de in bijlage VI, punt IV, bedoelde informatie uiterlijk op 15 september langs elektronische weg aan de Commissie en het EBVC doorgezonden en uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar geactualiseerd.

5.   Het EBVC houdt bij zijn jaarlijkse beoordeling van de doeltreffendheid van de in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 768/2005 bedoelde gezamenlijke inzetplannen rekening met de in lid 1 bedoelde verslagen.

6.   Ten minste elke twee jaar belegt de Commissie een vergadering van het Comité voor de visserij- en aquacultuur om de uitvoering te beoordelen en de adequaatheid en doeltreffendheid van de specifieke controle- en inspectieprogramma en de algehele impact ervan op de naleving door vissersvaartuigen en marktdeelnemers te evalueren.

Artikel 12

Intrekking en overgangsperiode

Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea worden de Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU ingetrokken.

De Uitvoeringsbesluiten 2012/807/EU, 2013/328/EU, 2013/305/EU en 2014/156/EU blijven evenwel gelden voor het door de lidstaten in 2019 in te dienen verslag over de in 2018 verrichte controle- en inspectieactiviteiten.

Artikel 13

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Gedaan te Brussel, 13 december 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.

(2)  COM(2017) 192 final, http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=COM:2017:192:FIN

(3)  Uitvoeringsbesluit 2012/807/EU van de Commissie van 19 december 2012 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de pelagische visserij in de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (PB L 350 van 20.12.2012, blz. 99).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/328/EU van de Commissie van 25 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, schol- en tongbestanden exploiteren in het Kattegat, de Noordzee, het Skagerrak, het oostelijke deel van het Kanaal, de wateren ten westen van Schotland en de Ierse Zee (PB L 175 van 27.6.2013, blz. 61).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2013/305/EU van de Commissie van 21 juni 2013 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de visserijtakken die kabeljauw-, haring-, zalm- en sprotbestanden exploiteren in de Oostzee (PB L 170 van 22.6.2013, blz. 66).

(6)  Uitvoeringsbesluit 2014/156/EU van de Commissie van 19 maart 2014 tot vaststelling van een specifiek controle- en inspectieprogramma voor de bevissing van blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee en zwaardvisbestanden in de Middellandse Zee en voor de bevissing van sardine- en ansjovisbestanden in het noordelijke deel van de Adriatische Zee (PB L 85 van 21.3.2014, blz. 15).

(7)  Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid (PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(9)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295, 21.11.2018, blz. 39).

(10)  Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).

(11)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

(12)  Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).

(13)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).

(14)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).


BIJLAGE I

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR VISSERIJEN OP ICCAT (1) -SOORTEN IN HET OOSTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN EN DE MIDDELLANDSE ZEE EN VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE MIDDELLANDSE ZEE

(1)

Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

a)   „het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan”: de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES (2)) begrensde deelgebieden VII, VIII, IX en X, zoals gedefinieerd in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 218/2009, en FAO (3)-sector 34.1.2;

b)   „Middellandse Zee”: de FAO-deelgebieden 37.1, 37.2 en 37.3 of de geografische deelgebieden 1 tot en met 27 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4);

c)   „het noordelijke deel van de Adriatische Zee” en „het zuidelijke deel van de Adriatische Zee”: de geografische deelgebieden 17 en 18 zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011;

d)   „Kanaal van Sicilië”: de geografische deelgebieden 12, 13, 14, 15 en 16, zoals gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011.

(2)

De betrokken lidstaten zijn Cyprus, Frankrijk, Griekenland, Italië, Kroatië, Malta, Portugal, Slovenië en Spanje.

(3)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

visserijen (met inbegrip van recreatievisserij) op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee;

visserijen (met inbegrip van recreatievisserij) op zwaardvis in de Middellandse Zee;

visserijen op witte tonijn in de Middellandse Zee;

visserijen op sardine en ansjovis in het noordelijke en het zuidelijke deel van de Adriatische Zee;

visserijen op heek en roze diepzeegarnaal in het Kanaal van Sicilië;

visserijen op diepzeegarnaal in de Levant en de Ionische Zee;

visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de Middellandse Zee;

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad.

(4)

Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a)

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b)

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

c)

Inspecties in tonnara's en kweekinstallaties die verband houden met visserijen op blauwvintonijnbestanden in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee

Op jaarbasis wordt 100 % van de kooi- en overhevelingsverrichtingen bij tonnara's en kweekinstallaties, met inbegrip van de vrijlating van vis, geïnspecteerd.


(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1).

(2)  Internationale Commissie voor de instandhouding van tonijn in de Atlantische Oceaan.

(3)  ICES-sectoren (International Council for the Exploration of the Sea — Internationale Raad voor het onderzoek van de zee,) zijn begrensd zoals in Verordening (EG) nr. 218/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van statistieken van de nominale vangsten van lidstaten die in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan vissen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 70).

(4)  „UN Food and Agriculture Organisation” (Voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties).


BIJLAGE II

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE VISSERIJEN IN DE ZWARTE ZEE

(1)

Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

de wateren van de Unie van de Zwarte Zee, waarbij onder „Zwarte Zee” deelgebied 29 van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) als omschreven in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 wordt verstaan.

(2)

De betrokken lidstaten zijn Bulgarije en Roemenië.

(3)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

visserijen op tarbot in de Zwarte Zee;

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4)

Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a)

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b)

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.


BIJLAGE III

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE PELAGISCHE EN DEMERSALE VISSERIJEN IN DE OOSTZEE

(1)

Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

wateren van de Unie van de Oostzee, waarbij onder „Oostzee” de ICES-sectoren IIIb, IIIc en IIId worden verstaan.

(2)

De betrokken lidstaten zijn Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Letland, Litouwen, Polen en Zweden.

(3)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

visserijen op kabeljauw (met inbegrip van recreatievisserij in de deelsectoren 22-24), haring, zalm, sprot;

visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de Oostzee;

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4)

Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a)

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b)

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.


BIJLAGE IV

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE NOORDZEE EN IN ICES-SECTOR IIa

(1)

Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

wateren van de Unie van de Noordzee, waarbij onder „Noordzee” de ICES-sectoren IIIa en IV worden verstaan;

de wateren van de Unie van ICES-sector IIa.

(2)

De betrokken lidstaten zijn België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden.

(3)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

visserijen op makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, zilversmelt, sprot; zandspiering en kever; kabeljauw, schelvis, wijting, zwarte koolvis, langoustine, tong, schol, heek, Noordse garnaal;

visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla;

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4)

Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a)

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b)

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.


BIJLAGE V

NADERE GEGEVENS INZAKE HET SPECIFIEKE CONTROLE- EN INSPECTIEPROGRAMMA VOOR BEPAALDE DEMERSALE EN PELAGISCHE VISSERIJEN IN DE WESTELIJKE WATEREN VAN HET NOORDOOSTELIJKE DEEL VAN DE ATLANTISCHE OCEAAN

(1)

Dit specifieke controle- en inspectieprogramma heeft betrekking op de als volgt gedefinieerde geografische gebieden:

wateren van de Unie van de westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, waarbij onder „westelijke wateren van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan” wordt verstaan: ICES-sectoren V (met uitzondering van Va en slechts de wateren van de Unie van Vb), VI en VII, VIII, IX en X (wateren rond de Azoren), en Cecaf-sectoren (1) 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden).

(2)

De betrokken lidstaten zijn België, Denemarken, Duitsland, Estland, Frankrijk, Ierland, Letland, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal, Spanje en het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Het specifieke controle- en inspectieprogramma betreft de volgende visserijen:

visserijen op bestanden van makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, ansjovis, zilversmelt, sardine en sprot in de wateren van de Unie van de ICES-deelgebieden V, VI, VII, VIII en IX en in de wateren van de Unie van Cecaf 34.1.11;

visserijen op heekbestanden in de ICES-sectoren Vb (wateren van de Unie), VIa (wateren van de Unie), ICES-deelgebied VII en de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (gewoonlijk het „noordelijke heekbestand” genoemd);

visserijen op bestanden in de sectoren VIIIc en IXa, zoals afgebakend door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (gewoonlijk het „zuidelijke heekbestand” genoemd); het langoustinebestand in de ICES-sectoren VIIIc en IXa;

visserijen op het tongbestand in de ICES-sectoren VIIIa, VIIIb en VIIe (2);

visserijen op kabeljauw, tong en schol in de wateren van de Unie van de ICES-gebieden VIa, VIIa en VIId;

visserijen op Europese aal van de soort Anguilla anguilla in de wateren van de Unie van de ICES-gebieden VI, VII, VIII en IX;

visserijen op soorten die vallen onder de aanlandingsverplichting uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(4)

Streefijkpunten voor inspecties

De volgende ijkpunten worden geïmplementeerd door de in punt 2 van deze bijlage vermelde lidstaten.

a)

Inspectieactiviteiten op zee

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties op zee (met uitzondering van bewaking vanuit de lucht) verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.

b)

Inspecties bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Jaarlijks wordt ten minste 60 % van de totale inspecties bij aanlanding verricht op vissersvaartuigen die behoren tot de vlootsegmenten in de overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, vastgestelde twee hoogste risicocategorieën, waarbij ervoor wordt gezorgd dat beide vlootsegmenten adequaat en proportioneel worden gedekt.


(1)  Cecaf-sectoren (centraaloostelijke Atlantische Oceaan of FAO-groot visgebied 34) zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 216/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake de verstrekking van de nominale vangsten van lidstaten in bepaalde gebieden buiten de Noord-Atlantische Oceaan (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 1).

(2)  In afwachting van de resultaten van de lopende voorstellen voor verordeningen van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van meerjarenplannen voor het beheer van demersale visserijen in de westelijke wateren van de EU.


BIJLAGE VI

INHOUD VAN HET EVALUATIEVERSLAG

De evaluatieverslagen moeten ten minste de volgende gegevens bevatten:

I.   Algemene analyse van de uitgevoerde controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten

De betrokken lidstaten rapporteren de volgende informatie per zeebekken overeenkomstig de bijlagen I tot en met V:

resultaten van de risicobeoordeling, met een beschrijving van de risico's en dreigingen die de betrokken lidstaat heeft vastgesteld voor de onder de specifieke controle- en inspectieprogramma's vallende visserijen (met in voorkomend geval informatie over het herzienings-/actualiseringsproces);

overzichtstabel van de geïdentificeerde vlootsegmenten en het risiconiveau ervan;

gedetailleerde inhoud van de strategie voor risicobeheer.

II.   Gedetailleerde analyse van de verrichte controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten

De betrokken lidstaten rapporteren de volgende informatie per zeebekken overeenkomstig de bijlagen I tot en met V.

Tabel 1

Beknopte gegevens van de inspecties op zee

Patrouilledagen [dagen]

 

Totaal aantal inspecties op zee

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op zee op vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Gemiddeld totaalpercentage ernstige inbreuken (*1) [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de hoogste risicocategorie [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de op een na hoogste risicocategorie [%]

 

Percentage ernstige inbreuken (*1) voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan die van de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie [%]

 


Tabel 2

Beknopte gegevens van de bewaking op zee

Aantal uren bewaking vanuit de lucht (uren)

 

Totaal aantal waarnemingen tijdens bewaking vanuit de lucht

 

Totaal aantal waarnemingen door patrouillevaartuigen

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 


Tabel 3

Beknopte gegevens van inspectieactiviteiten bij aanlanding (inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Inspecties mandagen [facultatief]

 

Totaal aantal inspecties bij aanlanding

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal inspecties op vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in de vlootsegmenten van de op een na hoogste risicocategorie

 

Aantal vermoedelijke ernstige inbreuken voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie

 

Gemiddeld percentage ernstige inbreuken (*2) (totaal)

 

Percentage ernstige inbreuken (*2) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de hoogste risicocategorie

 

Percentage ernstige inbreuken (*2) voor vissersvaartuigen in het vlootsegment van de op een na hoogste risicocategorie

 

Percentage ernstige inbreuken (*2) voor vissersvaartuigen in andere vlootsegmenten dan die van de hoogste en de op een na hoogste risicocategorie [%]

 


Tabel 4

Beknopte gegevens van inspectieactiviteiten aan land bij marktdeelnemers (met uitzondering van in tabel 3 gerapporteerde inspecties in havens en vóór de eerste verkoop)

Inspecties mandagen aan land [facultatief]

 

Totaal aantal inspecties aan land

 

Totaal aantal vermoedelijke ernstige inbreuken

 

Percentage ernstige inbreuken (*3)

 

III.   Controle van de aanlandingsverplichting

De lidstaten verstrekken specifieke details over de voor de controle van de aanlandingsverplichting verstrekte middelen, instrumenten en hulpmiddelen en de resultaten van de controle.

Met name moet ten minste de volgende informatie worden verstrekt:

1.

totaal aantal vaartuigen met een met controle belaste waarnemer aan boord;

2.

aantal vaartuigen met CCTV (closed-circuit television);

3.

aantal verrichte inspecties op zee met analyse van de laatste binnenhaal;

4.

gebruikte controlemiddelen andere dan die genoemd in de punten 1, 2 en 3, met vermelding van welke andere controlemiddelen worden gebruikt (bijvoorbeeld luchtbewaking door vliegtuigen, REM, drones);

5.

totaal aantal inbreuken op de aanlandingsverplichting, met vermelding van het aantal ervan dat verband houdt met niet-naleving van bepalingen in desbetreffende teruggooiplannen.

IV.   Periodieke informatie over geconstateerde inbreuken

Tabel 5

Format voor de mededeling van de informatie die overeenkomstig artikel 11 moet worden verstrekt voor elke in het verslag op te nemen inspectie waarbij een vermoedelijke inbreuk is vastgesteld

Naam element

Code

Omschrijving en inhoud

Identificatie van de inspectie

II

Tweeletterige ISO-landcode + 9 cijfers, bv. DK201900001

Datum van de inspectie

DA

JJJJ-MM-DD

Soort inspectie of controle

IT

Op zee, aanlanding, vervoer, eerste verkoop, opslag, afzet, overheveling, controleoverheveling, kooien, overlading, vrijlating, document (duid aan)

Identificatie van elk vissersvaartuig, elk voertuig of elke marktdeelnemer

ID

Nummer in het vlootregister van de Unie en naam van het vissersvaartuig, ICCAT-registratienummer (indien van toepassing)

Identificatie van tonnara's of voertuigen, en/of bedrijfsnaam van de marktdeelnemer, met inbegrip van kweekinstallaties

Soort vistuig

GE

Vistuigcode volgens de internationale statistische standaardclassificatie van vistuig van de FAO

Type vermoedelijke inbreuk

TS

Beschrijving van de inbreuk, met vermelding van de betrokken bepaling(en).

Vermeld indien van toepassing het type geconstateerde inbreuk, aan de hand van de volgende codes:

Voor ernstige inbreuken:

Code 1 tot en met 12 onder verwijzing naar het nummer (linkerkolom) in bijlage XXX bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011;

Code „13”, „14” en „15” onder verwijzing naar artikel 90, lid 1, onder a), b) en c), van de controleverordening;

Code „a” tot en met „p” onder verwijzing naar bijlage VIII bij Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad (1)

Code 99 voor inbreuken die niet onder de EU-regelgeving vallen.

Inbreuken met betrekking tot wetgeving die door ROVB's is vastgesteld en in het EU-recht is omgezet, worden geïdentificeerd aan de hand van de desbetreffende bepaling en verordening die is geschonden.

Betrokken hoeveelheid vis waarop de inbreuk betrekking heeft, per soort

AF

Vermeld de betrokken hoeveelheden van elk van de soorten aan boord of (voor levende blauwvintonijn) in de kooi (voor blauwvintonijn: gewicht en aantallen).

Stand van zaken betreffende de follow-up

FU

Geef de stand van zaken aan: PENDING (hangende), APPEAL PENDING (beroep hangende), CONFIRMED (bevestigd) of DISMISSED (verworpen)

Boete (indien beschikbaar)

SF

Boete in EUR

Inbeslagneming

SC

CATCH/GEAR/OTHER (vangst/vistuig/andere) voor fysieke inbeslagneming. Als het om een in beslag genomen bedrag aan vangst of vistuig gaat, dat bedrag in EUR, bijvoorbeeld 10 000

Andere

SO

Bij intrekking van de visvergunning of de vismachtiging, vermeld respectievelijk LI of AU + aantal dagen, bijv. AU30

Punten (indien beschikbaar)

SP

Overeenkomstig artikel 126, lid 1, van Verordening (EU) nr. 404/2011 toegewezen aantal punten, bijv. 12

Opmerkingen

RM

Als na de constatering van een ernstige inbreuk geen maatregelen worden genomen, moet hier worden toegelicht waarom (vrije tekst).

V.   Analyse van streefijkpunten, uitgedrukt in de vorm van verbeterde nalevingsniveaus

Lidstaten die alternatieve streefijkpunten toepassen als bedoeld in artikel 7, lid 2, van dit besluit, rapporteren de volgende informatie:

Tabel 6

Bereikt niveau van verbeterde naleving

 

Risiconiveau [zeer hoog/hoog/middelhoog/laag]

Beschrijving van de dreiging voor de activiteit/van het risico/van het vlootsegment

Niveau van de dreiging/het risico aan het begin van het jaar, uitgedrukt als nalevingsniveau

Beoogde verbetering van het nalevingsniveau

Niveau van de dreiging/het risico aan het einde van het jaar, uitgedrukt als nalevingsniveau

Aantal inspecties per dreiging/risico

Aantal geconstateerde ernstige inbreuken per dreiging/risico, met inbegrip van het percentage ernstige inbreuken en tendens (in vergelijking met de twee voorbije jaren)

Aandeel van de inspecties van vissersvaartuigen/marktdeelnemers waarbij een of meer ernstige inbreuken zijn geconstateerd

Ex-postanalyse, met inbegrip van een evaluatie van het ontradingseffect en uitleg in het geval dat het beoogde nalevingsniveau niet is bereikt

VI.   Analyse van de overige inspectie- en controleactiviteiten: overlading, bewaking vanuit de lucht, invoer/uitvoer

VII.   Acties zoals opleidings- of informatiesessies die zijn opgezet om de naleving van de voorschriften door de vissersvaartuigen en marktdeelnemers te verbeteren

VIII.   Voorstel(len) ter verbetering van de doeltreffendheid van de controle-, inspectie- en handhavingsactiviteiten (voor elke betrokken lidstaat)


(*1)  Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.

(*2)  Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.

(*3)  Het inbreukpercentage is de verhouding tussen het aantal vermoedelijke inbreuken en het aantal inspecties, uitgedrukt in %.

(1)  Verordening (EU) 2016/1627 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende een meerjarig herstelplan voor blauwvintonijn in het oostelijke deel van de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 302/2009 van de Raad (PB L 252, 16.9.2016, blz. 1).


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/47


BESLUIT Nr. 1/2018 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-CTC

van 4 december 2018

betreffende een uitnodiging aan het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer [2018/1987]

DE GEMENGDE COMMISSIE,

Gezien de Overeenkomst van 20 mei 1987 betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer (1), en met name artikel 15, lid 3, onder e),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 15, lid 3, onder e), van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer („de overeenkomst”) dient de bij die overeenkomst ingestelde Gemengde Commissie bij besluit uitnodigingen aan derde landen vast te stellen om tot die overeenkomst toe te treden in overeenstemming met artikel 15 bis.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland („het Verenigd Koninkrijk”) heeft de wens geuit om als een afzonderlijke partij tot de overeenkomst toe te treden vanaf de datum waarop deze niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Het goederenverkeer met het Verenigd Koninkrijk zou worden vergemakkelijkt door een gemeenschappelijke douanevervoerregeling voor goederen die worden vervoerd tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Turkije.

(4)

Teneinde die vergemakkelijking van het goederenverkeer te verwezenlijken, is het passend het Verenigd Koninkrijk uit te nodigen tot de overeenkomst toe te treden.

(5)

De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst mag pas van kracht worden vanaf de datum waarop de overeenkomst niet langer op het Verenigd Koninkrijk als een lidstaat van de Unie van toepassing is of, indien de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk een overgangsregeling zouden vastleggen waarbij de overeenkomst van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, vanaf de datum waarop deze overgangsregeling niet langer van toepassing is,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk wordt in overeenstemming met artikel 15 bis van de overeenkomst uitgenodigd tot de overeenkomst toe te treden vanaf de datum waarop het land niet langer een lidstaat van de Europese Unie is of vanaf de datum waarop een overgangsregeling tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk waarbij de overeenkomst op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zou zijn, niet langer van toepassing is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Gemengde Commissie

De voorzitter

Philip KERMODE


(1)  PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/48


BESLUIT Nr. 2/2018 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EU-CTC

van 4 december 2018

tot wijziging van de overeenkomst inzake douanevervoer [2018/1988]

DE GEMENGDE COMMISSIE EU-CTC,

Gezien de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (1), en met name artikel 15, lid 3, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ingevolge artikel 15, lid 3, onder a), van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer („de overeenkomst”) dient de bij die overeenkomst ingestelde Gemengde Commissie bij besluit wijzigingen in de aanhangsels van de overeenkomst vast te stellen.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland („het Verenigd Koninkrijk”) heeft de wens geuit om als een afzonderlijke partij tot de overeenkomst toe te treden en dient daartoe te worden uitgenodigd door de Raad, handelend in zijn hoedanigheid van depositaris van de overeenkomst, in overeenstemming met de overeenkomst.

(3)

Dienovereenkomstig moeten de formulieren van zekerheidstelling waarvan een model is opgenomen in bepaalde bijlagen bij aanhangsel III van de overeenkomst, worden gewijzigd waarbij de verwijzingen naar het Verenigd Koninkrijk als lidstaat van de Unie worden geschrapt en waarbij naar het Verenigd Koninkrijk verwezen gaat worden als land dat deelneemt aan het gemeenschappelijk douanevervoer.

(4)

Om gebruik te kunnen maken van de formulieren van zekerheidstelling die zijn gedrukt volgens de geldende criteria vóór de datum waarop de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst als een afzonderlijke partij van kracht wordt, moet een overgangsperiode worden vastgesteld gedurende welke de gedrukte formulieren, met enkele aanpassingen, verder mogen worden gebruikt.

(5)

De inwerkingtreding van dit besluit moet afhankelijk zijn van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst als een afzonderlijke partij en moet worden gekoppeld aan de datum waarop de toetreding van het Verenigd Koninkrijk als een afzonderlijke partij van kracht wordt.

(6)

De overeenkomst moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Aanhangsel III van de overeenkomst wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

De formulieren van zekerheidstelling in de bijlagen C1 tot en met C6 bij aanhangsel III van de overeenkomst, in de versie die van kracht was op de dag vóór de inwerkingtreding van dit besluit, mogen verder worden gebruikt mits de nodige geografische aanpassingen worden aangebracht, gedurende een periode van één jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking afhankelijk van de toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst als een afzonderlijke partij en op de datum waarop de toetreding van het Verenigd Koninkrijk als een afzonderlijke partij van kracht wordt.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Gemengde Commissie

De voorzitter

Philip KERMODE


(1)  PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.


BIJLAGE

Aanhangsel III van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer wordt als volgt gewijzigd:

1.

Bijlage C1 wordt vervangen door:

„BIJLAGE C1

VERBINTENIS VAN DE BORG — ZEKERHEIDSTELLING PER AANGIFTE

I.   Verbintenis van de borg

1.   Ondergetekende (1)

wonend te (2)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van

tot een maximumbedrag van

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (3), het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (4), voor al hetgeen waarvoor de persoon die deze zekerheidstelling verstrekt (5):

aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen (6) met betrekking tot de hieronder omschreven, onder de volgende douaneregeling geplaatste goederen (7):

Omschrijving van de goederen:

2.   Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde douaneautoriteiten aantoont dat de bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd, het douanetoezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag naar behoren is beëindigd of, in het geval van andere regelingen dan bijzondere regelingen of tijdelijke opslag, dat de situatie van de goederen is geregulariseerd.

Op verzoek van ondergetekende en om elke als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

3.   Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de douaneregeling die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

4.   Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (8) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (9)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidsstelling …

Verbintenis van de borg goedgekeurd op … ter dekking van de douaneregeling waarop de douaneaangifte/aangifte tot tijdelijke opslag

nr. … dd … betrekking heeft

 (10)

(Stempel en handtekening)

.

(1)  Naam en voornaam, of handelsnaam."

(2)  Volledig adres."

(3)  Haal de naam/namen door van de staat/staten op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt."

(4)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking."

(5)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die de zekerheidstelling verstrekt."

(6)  Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen, of in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt."

(7)

  Vermeld een van de volgende douaneregelingen:

a)

tijdelijke opslag,

b)

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer,

c)

stelsel van douane-entrepots,

d)

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten,

e)

actieve veredeling,

f)

bijzondere bestemming,

g)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte zonder uitstel van betaling,

h)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling,

i)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1),

j)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 182 van Verordening (EU) nr. 952/2013 is ingediend,

k)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten,

l)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling.

"

(8)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht."

(9)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven)."

(10)  In te vullen door het kantoor waar de goederen onder de regeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst."

2.

Bijlage C2 wordt vervangen door:

„BIJLAGE C2

VERBINTENIS VAN DE BORG — ZEKERHEIDSTELLING PER AANGIFTE MET BEWIJS VAN ZEKERHEIDSTELLING

I.   Verbintenis van de borg

1.   Ondergetekende (11)

wonend te (12)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (13), voor al hetgeen de houder van de regeling aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen in verband met de invoer of uitvoer voor de onder de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen, ten aanzien waarvan ondergetekende zich verbonden heeft tot afgifte van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte ten belope van ten hoogste 10 000 EUR per bewijs.

2.   Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, tot het maximumbedrag van 10 000 EUR per bewijs van zekerheidstelling per aangifte en zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde autoriteiten aantoont dat de regeling is aangezuiverd.

Op verzoek van ondergetekende en om elke als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

3.   Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

4.   Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (14) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (15)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling

Verbintenis van de borg aanvaard op …

(Stempel en handtekening)

.

(11)  Naam en voornaam, of handelsnaam."

(12)  Volledig adres."

(13)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking."

(14)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht."

(15)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Geldig als bewijs van zekerheidstelling”."

3.

Bijlage C4 wordt vervangen door:

„BIJLAGE C4

VERBINTENIS VAN DE BORG — DOORLOPENDE ZEKERHEIDSTELLING

I.   Verbintenis van de borg

1.   Ondergetekende (16)

wonend te (17)

stelt zich borg en verbindt zich hoofdelijk bij het kantoor van zekerheidstelling van

tot een maximumbedrag van …

jegens de Europese Unie (bestaande uit het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden) en de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat, de Republiek Turkije, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (18), het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino (19),

voor al hetgeen waarvoor de persoon die deze zekerheidstelling (20) verstrekt: … aan de voornoemde landen verschuldigd is of kan worden, uit hoofde van de rechten en andere heffingen (21) die kunnen en/of zijn ontstaan met betrekking tot goederen die onder de in punt 1a en/of 1b vermelde douaneregelingen zijn geplaatst.

Het maximumbedrag van de zekerheidstelling bestaat uit een bedrag ter hoogte van

a)

hetgeen overeenkomt met 100/50/30 % (22) van het deel van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en andere heffingen die kunnen ontstaan, gelijk aan de som van de in punt 1a genoemde bedragen.

en

b)

hetgeen overeenkomt met 100/30 % (22) van het deel van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en andere heffingen die zijn ontstaan, gelijk aan de som van de in punt 1b genoemde bedragen.

1 bis.   De bedragen die deel uitmaken van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en, in voorkomend geval, andere heffingen die kunnen ontstaan, zijn de volgende voor elk van de hieronder genoemde doeleinden (23):

a)

tijdelijke opslag — …,

b)

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer — …,

c)

stelsel van douane-entrepots — …,

d)

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten …,

e)

actieve veredeling — …,

f)

bijzondere bestemming — …,

g)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling.

1b.   De bedragen die deel uitmaken van het referentiebedrag dat overeenkomt met het bedrag van de douaneschuld en, in voorkomend geval, andere heffingen die zijn ontstaan, zijn de volgende voor elk van onderstaande doeleinden (23):

a)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte zonder uitstel van betaling — …,

b)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling — …,

c)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend — …,

d)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 182 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend — …,

e)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten …,

f)

bijzondere bestemming — … (24),

g)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling.

2.   Ondergetekende verbindt zich ertoe om op het eerste schriftelijke verzoek van de bevoegde autoriteiten van de onder punt 1 genoemde landen de gevorderde bedragen te betalen, zulks tot het hierboven vermelde maximumbedrag en zonder de termijn van dertig dagen vanaf het tijdstip van het verzoek te kunnen overschrijden, tenzij ondergetekende of iedere andere belanghebbende vóór het verstrijken van deze termijn ten genoegen van de bevoegde douaneautoriteiten aantoont dat de bijzondere regeling, anders dan de regeling bijzondere bestemming, is aangezuiverd, het douanetoezicht op de bijzondere bestemming van goederen of de tijdelijke opslag naar behoren is beëindigd of, in het geval van andere regelingen dan bijzondere regelingen, dat de situatie van de goederen is geregulariseerd.

Op verzoek van ondergetekende en om elke als geldig erkende reden kunnen de bevoegde autoriteiten de termijn binnen welke ondergetekende de gevorderde bedragen moet betalen, na de dertig dagen vanaf de datum van het verzoek om betaling verlengen. De uit de toekenning van deze extra termijn voortvloeiende kosten, en met name de rente, moeten zodanig worden berekend dat het bedrag gelijk is aan het bedrag dat op de nationale geld- en kapitaalmarkt zou worden aangerekend.

Dit bedrag kan slechts dan worden verminderd met de reeds krachtens deze verbintenis betaalde sommen, wanneer de ondergetekende wordt aangesproken om een schuld te betalen die is ontstaan bij een douaneregeling die is begonnen vóór de ontvangst van het vorige verzoek tot betaling of binnen dertig dagen na ontvangst daarvan.

3.   Deze verbintenis is geldig vanaf de dag van goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling. Ondergetekende blijft aansprakelijk voor de betaling van de schuld die ontstaan is bij de douaneregeling die onder dekking van deze verbintenis begonnen is vóór de datum waarop de intrekking of opzegging van de akte van borgtocht is ingegaan, ook als de betaling pas later wordt geëist.

4.   Ten behoeve van deze verbintenis kiest ondergetekende woonplaats (25) in elk van de onder punt 1 genoemde landen, bij:

Land

Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ondergetekende erkent dat alle correspondentie, betekeningen, formaliteiten en procedures in verband met deze verbintenis die schriftelijk aan één van de gekozen woonplaatsen worden gericht respectievelijk op één van de gekozen woonplaatsen worden vervuld, door hem/haar aanvaard zullen worden als op geldige wijze aan hem/haar te zijn gericht of te zijn vervuld.

Ondergetekende erkent de bevoegdheid van de onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden hij/zij woonplaats heeft gekozen.

Ondergetekende verbindt zich ertoe de gekozen woonplaats te handhaven of, als hij/zij één of meer ervan moet wijzigen, dit van tevoren aan het kantoor van zekerheidstelling mee te delen.

Gedaan te …

op …

(Handtekening) (26)

II.   Goedkeuring door het kantoor van zekerheidstelling

Kantoor van zekerheidstelling

Verbintenis van de borg aanvaard op

(Stempel en handtekening)

.

(16)  Naam en voornaam, of handelsnaam."

(17)  Volledig adres."

(18)  Haal de naam/namen door van het land/de landen op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt."

(19)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking."

(20)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die zich borg stelt."

(21)  Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen of in meer dan één lidstaat of overeenkomstsluitende partij kan worden gebruikt."

(22)  Doorhalen wat niet van toepassing is."

(22)  Doorhalen wat niet van toepassing is."

(23)  Andere regelingen dan gemeenschappelijk douanevervoer zijn uitsluitend in de Unie van toepassing."

(23)  Andere regelingen dan gemeenschappelijk douanevervoer zijn uitsluitend in de Unie van toepassing."

(24)  Voor de opgegeven bedragen in een douaneaangifte voor de regeling bijzondere bestemming."

(25)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht."

(26)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven)."

4.

In rij 7 van bijlage C5 worden de woorden „Verenigd Koninkrijk” ingevoegd tussen de woorden „Turkije” en „Andorra (*)”.

5.

In rij 6 van bijlage C6 worden de woorden „Verenigd Koninkrijk” ingevoegd tussen de woorden „Turkije” en „Andorra (*)”.


(1)  Naam en voornaam, of handelsnaam.

(2)  Volledig adres.

(3)  Haal de naam/namen door van de staat/staten op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt.

(4)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.

(5)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die de zekerheidstelling verstrekt.

(6)  Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer of gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen, of in meer dan één lidstaat kan worden gebruikt.

(7)  Vermeld een van de volgende douaneregelingen:

a)

tijdelijke opslag,

b)

Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer,

c)

stelsel van douane-entrepots,

d)

tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van invoerrechten,

e)

actieve veredeling,

f)

bijzondere bestemming,

g)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte zonder uitstel van betaling,

h)

in het vrije verkeer brengen in het kader van de normale douaneaangifte met uitstel van betaling,

i)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie is ingediend (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1),

j)

in het vrije verkeer brengen in het kader van een douaneaangifte die overeenkomstig artikel 182 van Verordening (EU) nr. 952/2013 is ingediend,

k)

tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van invoerrechten,

l)

indien een andere regeling — vermeld het andere soort regeling.

(8)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(9)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven).

(10)  In te vullen door het kantoor waar de goederen onder de regeling of in tijdelijke opslag zijn geplaatst.

(11)  Naam en voornaam, of handelsnaam.

(12)  Volledig adres.

(13)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.

(14)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(15)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Geldig als bewijs van zekerheidstelling”.

(16)  Naam en voornaam, of handelsnaam.

(17)  Volledig adres.

(18)  Haal de naam/namen door van het land/de landen op het grondgebied waarvan de zekerheidstelling niet mag worden gebruikt.

(19)  De verwijzingen naar het Vorstendom Andorra en de Republiek San Marino hebben uitsluitend op Uniedouanevervoer betrekking.

(20)  Naam en voornaam, of handelsnaam, en volledig adres van de persoon die zich borg stelt.

(21)  Van toepassing met betrekking tot de andere verschuldigde heffingen in verband met de invoer of uitvoer van de goederen wanneer de zekerheidstelling wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer/gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen of in meer dan één lidstaat of overeenkomstsluitende partij kan worden gebruikt.

(22)  Doorhalen wat niet van toepassing is.

(23)  Andere regelingen dan gemeenschappelijk douanevervoer zijn uitsluitend in de Unie van toepassing.

(24)  Voor de opgegeven bedragen in een douaneaangifte voor de regeling bijzondere bestemming.

(25)  Wanneer de wetgeving van een land niet voorziet in de mogelijkheid om woonplaats te kiezen, wijst de borg in dit land een lasthebber aan die gemachtigd is alle voor de borg bestemde mededelingen te ontvangen. De verbintenissen in punt 4, tweede en vierde alinea, moeten op overeenkomstige wijze worden bedongen. De onderscheiden rechters in wier rechtsgebieden de woonplaatsen van de borg en van de lasthebber zijn gelegen, zijn bevoegd kennis te nemen van de geschillen betreffende deze borgtocht.

(26)  De ondertekenaar dient vóór zijn handtekening het volgende in handschrift te vermelden: „Goed voor borgstelling voor een bedrag van …” (waarbij het bedrag voluit in letters wordt geschreven).”


14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/56


BESLUIT Nr. 1/2018 VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-CTC

van 4 december 2018

betreffende een uitnodiging aan het Verenigd Koninkrijk om toe te treden tot de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer [2018/1989]

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de overeenkomst van 20 mei 1987 inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer (1), en met name artikel 11, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens artikel 11, lid 3, van de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer („de overeenkomst”) dient het bij die overeenkomst ingestelde Gemengd Comité bij besluit uitnodigingen aan derde landen vast te stellen om tot die overeenkomst toe te treden.

(2)

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland („het Verenigd Koninkrijk”) heeft de wens geuit om als een afzonderlijke partij tot de overeenkomst toe te treden vanaf de datum waarop deze niet langer van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Het goederenverkeer met het Verenigd Koninkrijk zou worden vergemakkelijkt door een vereenvoudiging van de formaliteiten die van invloed zijn op de handel tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese Unie, de Republiek IJsland, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, de Zwitserse Bondsstaat en de Republiek Turkije.

(4)

Teneinde die vergemakkelijking van het goederenverkeer te verwezenlijken, is het passend het Verenigd Koninkrijk uit te nodigen tot de overeenkomst toe te treden.

(5)

De toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de overeenkomst mag pas van kracht worden vanaf de datum waarop de overeenkomst niet langer op het Verenigd Koninkrijk als een lidstaat van de Unie van toepassing is of, indien de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk een overgangsregeling zouden vastleggen waarbij de overeenkomst van toepassing is op en in het Verenigd Koninkrijk, vanaf de datum waarop deze overgangsregeling niet langer van toepassing is,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Verenigd Koninkrijk wordt in overeenstemming met artikel 11 bis van de overeenkomst uitgenodigd tot de overeenkomst toe te treden vanaf de datum waarop het land niet langer een lidstaat van de Europese Unie is of vanaf de datum waarop een overgangsregeling tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk waarbij de overeenkomst op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zou zijn, niet langer van toepassing is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Gemengde Commissie

De voorzitter

Philip KERMODE


(1)  PB L 134 van 22.5.1987, blz. 2.


Rectificaties

14.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/57


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad

( Publicatieblad van de Europese Unie L 90 van 6 april 2018 )

Bladzijde 81, artikel 34, lid 2:

in plaats van:

„Nadat de aanvrager ervan in kennis is gesteld dat zijn dossier volledig is, wordt het definitieve besluit over de afgifte van de voertuigtypegoedkeuring en/of de vergunning om een voertuig in de handel te brengen uiterlijk vier maanden na de ontvangstbevestiging genomen.”,

lezen:

„Indien de aanvrager ervan in kennis is gesteld dat zijn dossier volledig is, wordt het definitieve besluit over de afgifte van de voertuigtypegoedkeuring en/of de vergunning om een voertuig in de handel te brengen genomen uiterlijk vier maanden na de bevestiging dat het dossier volledig is.”.