ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 293

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
20 november 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/1784 van de Commissie van 9 juli 2018 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft bepaalde voorschriften inzake vergroeningspraktijken die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad

1

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1785 van de Commissie van 15 november 2018 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

5

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1786 van de Commissie van 19 november 2018 tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding (Chianti Classico (BOB))

8

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1787 van de Raad van 19 november 2018 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

9

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1788 van de Raad van 19 november 2018 ter ondersteuning van het Uitwisselingscentrum voor Zuidoost- en Oost-Europa inzake de beheersing van het aantal handvuurwapens en lichte wapens (Seesac) voor de uitvoering van de regionale routekaart voor de strijd tegen illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan

11

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1789 van de Raad van 19 november 2018 ter ondersteuning van de bestrijding van de illegale handel in en de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in de lidstaten van de Liga van Arabische Staten

24

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1790 van de Commissie van 16 november 2018 tot intrekking van Beschikking 2002/623/EG tot vaststelling van richtsnoeren voor de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen (Kennismaking geschied onder nummer C(2018) 7513)  ( 1 )

32

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1791 van het Politiek en Veiligheidscomité van 6 november 2018 tot benoeming van de commandant van de EU-missiestrijdkrachten voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (EUTM Mali/2/2018)

34

 

*

Besluit van het Hof van Justitie van 16 oktober 2018 betreffende de neerlegging en de betekening van processtukken met behulp van de applicatie e-Curia

36

 

 

HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

 

*

Besluit nr. 1/2018 van de Associatieraad EU-Tunesië van 9 november 2018 tot vaststelling van de strategische prioriteiten EU-Tunesië voor de periode 2018-2020 [2018/1792]

39

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

VERORDENINGEN

20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/1784 VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2018

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wat betreft bepaalde voorschriften inzake vergroeningspraktijken die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (1), en met name artikel 45, lid 6, onder b), en artikel 46, lid 9, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De artikelen 38 tot en met 48 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie (2) bevatten voorschriften ter aanvulling van de bepalingen betreffende de vergroeningspraktijken die bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 zijn vastgesteld.

(2)

Verordening (EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad (3) waarbij verschillende bepalingen betreffende de in Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde vergroeningspraktijken worden gewijzigd, is in werking getreden op 30 december 2017. De wijzigingen betreffende de vergroeningspraktijken zijn sinds 1 januari 2018 van toepassing. Ter verduidelijking en om te zorgen voor samenhang tussen de ter zake relevante verplichtingen van de marktdeelnemers, vergen deze wijzigingen dat bepaalde voorschriften van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 worden aangepast.

(3)

Lidstaten die besluiten dat grond met gras die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd overeenkomstig artikel 4, lid 2, derde alinea, punt a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2393, wordt beschouwd als blijvend grasland, of besluiten dat een areaal blijvend grasland andere soorten zoals bepaalde struiken of bomen mag omvatten overeenkomstig punt b) van die alinea, of besluiten dat bepaalde begraasbare grond wordt beschouwd als blijvend grasland overeenkomstig punt c) van die alinea, moeten indien nodig hun referentieaandeel aanpassen om rekening te houden met mogelijke aanzienlijke effecten die de toepassing van die besluiten heeft op dat referentieaandeel.

(4)

Als gevolg van de invoering in artikel 4, lid 2, derde alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2393, van de mogelijkheid voor de lidstaten om te besluiten dat grond met gras die ten minste vijf jaar niet is omgeploegd, wordt beschouwd als blijvend grasland, kan een areaal blijvend grasland die kwalificatie niet alleen verliezen als gevolg van de omzetting ervan in akkerbouwgewassen, maar ook als gevolg van omploeging. Artikel 44, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 moet worden gewijzigd om rekening te houden met deze nieuwe mogelijkheid.

(5)

In artikel 3, lid 9, onder b), i), van Verordening (EU) 2017/2393 worden drie nieuwe soorten ecologisch aandachtsgebied ingevoerd, die de bestaande lijst aanvullen met arealen met Miscanthus, arealen met Silphium perfoliatum, en braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten). In overweging 45 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt beklemtoond hoe belangrijk het is dat ecologische aandachtsgebieden op een coherente wijze worden aangelegd. Daarom moet het verband tussen de nieuwe en de bestaande soorten ecologisch aandachtsgebied worden verduidelijkt.

(6)

Ten eerste moeten de bestaande beheerseisen voor braakliggend land van toepassing blijven op de arealen „braakland met drachtplanten”, aangezien die arealen deel uitmaakten van de soort ecologisch aandachtsgebied „braakliggend land”. In het bijzonder moeten het verbod op landbouwproductie, de door de lidstaten vast te stellen minimumduur, en het verbod op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die zijn vastgesteld voor „braakliggend land”, ook van toepassing zijn op „braakland met drachtplanten”, ook al is het inzaaien van drachtplanten toegestaan op arealen die als deze nieuwe soort ecologisch aandachtsgebied worden beschouwd.

(7)

Om de twijfel weg te nemen die zou kunnen ontstaan door de invoering van de nieuwe soort ecologisch aandachtsgebied en het risico aan te pakken dat daarop gewassen worden ingezaaid die normaal voor productiedoeleinden worden gebruikt, moet, in het licht van de biodiversiteitsdoelstelling van het ecologisch aandachtsgebied, voorts worden verduidelijkt dat zulke arealen, in overeenstemming met de eis dat er geen landbouwproductie mag plaatsvinden, geen arealen mogen omvatten met gewassen die normaal voor oogstdoeleinden worden geteeld.

(8)

Aangezien in bijlage X bij Verordening (EU) nr. 1307/2013, als gewijzigd bij Verordening (EU) 2017/2393, een grotere wegingsfactor is toegekend voor de nieuwe soort ecologisch aandachtsgebied „braakland met drachtplanten” als bedoeld in artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder m), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, dan voor „braakliggend land” als bedoeld in artikel 46, lid 2, onder a), van die verordening, moet het onderscheid tussen beide soorten ecologisch aandachtsgebied worden verduidelijkt. In het bijzonder moet, met het oog op rechtszekerheid voor landbouwers met betrekking tot de soorten die als pollen- en nectarrijk en derhalve als „drachtplanten” in de zin van artikel 46, lid 2, eerste alinea, onder m), van Verordening (EU) nr. 1307/2013, worden beschouwd, de lijst van dergelijke soorten worden opgesteld. Gelet op de verscheidenheid aan agronomische omstandigheden en soorten in de EU moet de keuze van de geschikte soorten aan de lidstaten worden overgelaten. Op deze arealen mogen echter geen invasieve uitheemse soorten in de zin van Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) worden gebruikt, aangezien die soorten risico's vormen voor de inheemse biodiversiteit, onder meer doordat ze de interacties tussen inheemse planten en bestuivers verstoren.

(9)

Bovendien moeten de lidstaten, om de biodiversiteitsvoordelen van zulke arealen te maximaliseren, kunnen beslissen over mogelijke relevante aanvullende beheerseisen zoals mengsels van soorten. Tot slot moeten bijenkasten worden toegestaan, aangezien een niet-overheersende aanwezigheid van grassoorten en het gebruik van bijenkasten niet van invloed zijn op het biodiversiteitseffect van braakland met drachtplanten.

(10)

Om de biodiversiteit veilig te stellen en te verbeteren in overeenstemming met de doelstellingen van „vergroening”, moeten voor de nieuwe soorten ecologisch aandachtsgebied met Miscanthus en Silphium perfoliatum beheerseisen worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van chemische productiemiddelen (minerale meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen). In het bijzonder moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op deze arealen worden verboden, gezien het relatief grotere schadelijke effect ervan op de biodiversiteit, en mag het gebruik ervan alleen worden toegestaan in het eerste jaar om de aanleg van de arealen te bevorderen. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

Deze verordening moet van toepassing zijn op steunaanvragen voor de kalenderjaren die ingaan op of na 1 januari 2018. Gezien de tijd die de nationale autoriteiten en de landbouwers nodig hebben om zich aan te passen aan de in deze verordening vastgestelde eisen inzake ecologische aandachtsgebieden, mogen de desbetreffende wijzigingen echter pas van toepassing worden op steunaanvragen voor de kalenderjaren die ingaan op of na 1 januari 2019,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 43 wordt lid 3 vervangen door:

„3.   De lidstaten passen het referentieaandeel aan indien zij van oordeel zijn dat de ontwikkeling van het aandeel duidelijk wordt beïnvloed door een verandering van het biologische-productieareaal, een verandering van de populatie deelnemers aan de regeling voor kleine landbouwers of een besluit van een lidstaat overeenkomstig artikel 4, lid 2, derde alinea, onder a), b) of c), van Verordening (EU) nr. 1307/2013. In dat geval stellen de lidstaten de Commissie onverwijld in kennis van de aanpassing en de redenen daarvoor.”.

2)

In artikel 44 wordt lid 1 vervangen door:

„1.   De lidstaten kunnen individuele landbouwers verbieden om arealen blijvend grasland zonder voorafgaande toestemming om te zetten, ook indien zij artikel 4, lid 2, derde alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 toepassen, zonder voorafgaande toestemming om te ploegen. De betrokken landbouwers worden onverwijld en in elk geval vóór 15 november van het jaar waarin de betrokken lidstaat daartoe besluit, van deze verplichting in kennis gesteld. Deze verplichting geldt slechts voor landbouwers op wie de in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 vastgestelde verplichtingen van toepassing zijn ten aanzien van arealen blijvend grasland die niet onder artikel 45, lid 1, van die verordening vallen.

De verlening van toestemming kan afhankelijk zijn van de toepassing van objectieve en niet-discriminerende criteria, waaronder milieucriteria. Indien aan de in de eerste alinea bedoelde toestemming de voorwaarde is verbonden dat een ander areaal met een overeenkomstig aantal hectaren als blijvend grasland moet worden aangelegd of, wanneer de lidstaat artikel 4, lid 2, derde alinea, onder a), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 toepast op voorwaarde dat een ander areaal of hetzelfde areaal wordt aangelegd als blijvend grasland, wordt dat areaal in afwijking van artikel 4, lid 1, onder h), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 met ingang van de eerste dag na de omzetting, met inbegrip van omploeging, als blijvend grasland beschouwd. Dergelijke arealen worden voor de teelt van grassen of andere kruidachtige voedergewassen gebruikt gedurende ten minste vijf opeenvolgende jaren na de datum van de omzetting, met inbegrip van omploeging. Wanneer landbouwers arealen omzetten naar blijvend grasland, die reeds voor de teelt van grassen of andere kruidachtige voedergewassen zijn gebruikt, kunnen de lidstaten echter besluiten dat zulke arealen moeten worden gebruikt voor de teelt van grassen of andere kruidachtige voedergewassen gedurende het aantal jaren dat overblijft om vijf opeenvolgende jaren vol te maken.”.

3)

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 2 wordt vervangen door:

„2.   Op braakliggend land en braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten) mag geen landbouwproductie plaatsvinden. De lidstaten stellen de periode vast waarin het land in een bepaald kalenderjaar braak moet liggen. Die periode mag niet korter zijn dan zes maanden. Met betrekking tot arealen braakland met drachtplanten, stellen de lidstaten een lijst op van de te gebruiken soorten die veel pollen en nectar bevatten. Op de lijst mogen geen invasieve uitheemse soorten in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad (*1) voorkomen. Zulke arealen mogen geen arealen omvatten met gewassen die normaal voor oogstdoeleinden worden ingezaaid. De lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden vaststellen. Zulke arealen kunnen kruidachtige soorten omvatten, mits drachtgewassen er blijven overheersen. Onverminderd de in lid 10 bis vastgestelde eis dat er geen landbouwproductie mag plaatsvinden, mogen op braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten) bijenkasten worden geplaatst.

In afwijking van artikel 4, lid 1, onder h), van Verordening (EU) nr. 1307/2013 blijven braakliggend land en braakland met drachtplanten (bestaande uit soorten die veel pollen en nectar bevatten) dat meer dan vijf jaar als ecologisch aandachtsgebied dienst doet, beschouwd als bouwland.

(*1)  Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).”"

b)

Het volgende lid 8 bis wordt ingevoegd:

„8 bis   Op arealen met Miscanthus en Silphium perfoliatum verbieden de lidstaten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, behalve in het eerste jaar waarin een landbouwer beide soorten aanplant. De lidstaten verbieden of stellen eisen vast inzake het gebruik van minerale meststoffen op deze arealen en houden daarbij rekening met het doel van ecologische aandachtsgebieden om met name de biodiversiteit veilig te stellen en te verbeteren.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op de steunaanvragen betreffende de kalenderjaren die ingaan op of na 1 januari 2018.

Punt 3 van artikel 1 is van toepassing op de steunaanvragen betreffende de kalenderjaren die ingaan op of na 1 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 juli 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 639/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot wijziging van bijlage X bij die Verordening (PB L 181 van 20.6.2014, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) 2017/2393 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2017 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), (EU) nr. 1306/2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1307/2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en (EU) nr. 652/2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal (PB L 350 van 29.12.2017, blz. 15).

(4)  Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 35).


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/5


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1785 VAN DE COMMISSIE

van 15 november 2018

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 november 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Geïsoleerde kabels (zogenoemde „stackkabels”) van verschillende lengte, aan beide uiteinden voorzien van verbindingsstukken.

Elke kabel bestaat uit 32 geïsoleerde afzonderlijke geleiders, voor spanningen van niet meer dan 1 000 V, die in 16 ommantelde, niet-getwiste paren zijn gebundeld. Deze paren zijn omhuld door een folie van metaal en draden van metaal.

De kabels verbinden schakelaars die schakelstations (zogenoemde „stacks”) vormen die in telecommunicatienetwerken (Local Area Networks (LAN)) worden gebruikt. Zij maken bidirectionele overdracht van gegevens tussen schakelaars door middel van ethernettechnologie mogelijk.

De kabels hebben geen aanvullende functies (zoals elektrische voeding).

Zie afbeelding (*1)

8544 42 10

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 8544 , 8544 42 en 8544 42 10 .

Gegevensoverdracht tussen apparaten door middel van telecommunicatietechnologie, zoals ethernet, wordt als telecommunicatie in de zin van GN-code 8544 42 10 beschouwd (zie Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2012 (1). De kabels in kwestie zijn bestemd om te worden gebruikt in telecommunicatienetwerken die als LAN zijn geconfigureerd. Zij moeten daarom worden beschouwd als elektrische geleiders voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt in telecommunicatienetwerken (zie ook de GN-toelichtingen op onderverdeling 8544 42 10 ).

De artikelen moeten daarom worden ingedeeld onder GN-code 8544 42 10 als andere geleiders van elektriciteit, voor spanningen van niet meer dan 1 000 V, voorzien van verbindingsstukken, van de soort gebruikt voor telecommunicatie.

Image


(*1)  De afbeelding is louter ter informatie.

(1)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2012 van de Commissie van 23 november 2012 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur (PB L 329 van 29.11.2012, blz. 9).


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/8


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1786 VAN DE COMMISSIE

van 19 november 2018

tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding („Chianti Classico” (BOB))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 99,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft de door Italië op basis van artikel 105 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingediende aanvraag tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier van de beschermde oorsprongsbenaming „Chianti Classico” bestudeerd.

(2)

Overeenkomstig artikel 97, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (2) heeft de Commissie de aanvraag tot goedkeuring van een wijziging in het productdossier bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(3)

Bij de Commissie zijn geen bezwaren ingediend overeenkomstig artikel 98 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(4)

De wijziging in het productdossier moet daarom worden goedgekeurd overeenkomstig artikel 99 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte wijziging van het productdossier met betrekking tot de naam „Chianti Classico” (BOB) wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 november 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB C 100 van 16.3.2018, blz. 7.


BESLUITEN

20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/9


BESLUIT (GBVB) 2018/1787 VAN DE RAAD

van 19 november 2018

tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 42, lid 4, en artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 februari 2010 heeft de Raad Besluit 2010/96/GBVB (1) vastgesteld, betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden.

(2)

Op 12 december 2016 is Besluit 2010/96/GBVB bij Besluit (GBVB) 2016/2239 van de Raad (2) gewijzigd en werd de militaire missie van de EU verlengd tot en met 31 december 2018.

(3)

Naar aanleiding van de strategische evaluatie van de missie heeft het Politiek en Veiligheidscomité aanbevolen het mandaat van de missie met twee jaar te verlengen.

(4)

Besluit 2010/96/GBVB dient dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(5)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt niet deel aan de uitvoering van dit besluit en draagt derhalve niet bij aan de financiering van deze missie,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/96/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Met het oog op de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen wordt de militaire missie van de EU ingezet in Somalië om enerzijds door middel van strategisch advies bij te dragen aan de institutionele opbouw in de defensiesector en anderzijds door middel van opleiding, advies en begeleiding directe steun te verlenen aan het Somalisch Nationaal leger. Vanaf 2019 draagt de militaire missie van de EU in het bijzonder bij aan de ontwikkeling van de eigen opleidingscapaciteit van het Somalisch Nationaal leger, opdat opleidingsactiviteiten voor tactische eenheden kunnen worden overgedragen zodra er aan de voorwaarden is voldaan; zij houdt toezicht op opleiding die door Somalië wordt geleid en uitgevoerd. De militaire missie van de EU moet daarnaast paraat staan om, met de middelen en vermogens waarover zij beschikt, steun te verlenen aan andere actoren van de Unie bij de uitvoering van hun respectieve mandaten op veiligheids- en defensiegebied in Somalië.”.

2)

Aan artikel 10 wordt het volgende lid toegevoegd:

„7.   Het financieel referentiebedrag ter dekking van de gemeenschappelijke kosten van de militaire missie van de EU voor het tijdvak van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 bedraagt 22 980 000 EUR. Het in artikel 25, lid 1, van Besluit (GBVB) 2015/528 bedoelde percentage van het referentiebedrag bedraagt 0 % en het in artikel 34, lid 3, van dat besluit bedoelde percentage bedraagt 0 %.”.

3)

In artikel 12 wordt lid 2 vervangen door:

„2.   Het mandaat van de militaire missie van de EU eindigt op 31 december 2020.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 19 november 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2010/96/GBVB van de Raad van 15 februari 2010 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (PB L 44 van 19.2.2010, blz. 16).

(2)  Besluit (GBVB) 2016/2239 van de Raad van 12 december 2016 tot wijziging en verlenging van Besluit 2010/96/GBVB betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Somalische veiligheidstroepen te helpen opleiden (PB L 337 van 13.12.2016, blz. 16).


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/11


BESLUIT (GBVB) 2018/1788 VAN DE RAAD

van 19 november 2018

ter ondersteuning van het Uitwisselingscentrum voor Zuidoost- en Oost-Europa inzake de beheersing van het aantal handvuurwapens en lichte wapens (Seesac) voor de uitvoering van de regionale routekaart voor de strijd tegen illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 16 december 2005 de in 2018 herziene strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in SALW en bijbehorende munitie vastgesteld („de EU-SALW-strategie”), waarin de richtsnoeren voor het Unie-optreden op het gebied van handvuurwapens en lichte wapens (small arms and light weapons — SALW) worden omschreven. In de EU-SALW-strategie wordt erop gewezen dat de Unie bij voorrang regionale initiatieven zal steunen in de strijd tegen illegale SALW en bijhorende munitie, door middel van financiële en technische steun aan regionale en nationale organisaties die belast zijn met de uitvoering van de toepasselijke regionale instrumenten. De EU-SALW-strategie vermeldt de Balkan als een regio die bij voorrang steun moet krijgen.

(2)

Tijdens de top EU-Westelijke Balkan van 17 mei 2018 in Sofia hebben de leiders van de EU overeenstemming bereikt over de verklaring van Sofia, waar de partners van de Westelijke Balkan zich bij hebben aangesloten, en waarin de verbintenis wordt aangegaan om de operationele samenwerking in de strijd tegen de internationale georganiseerde misdaad aanzienlijk te verbeteren op prioritaire gebieden zoals vuurwapens, drugs, migrantensmokkel en mensenhandel.

(3)

De Westelijke Balkan blijft een bron van illegale wapenhandel naar de Unie.

(4)

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) hebben op 13 juni 2018 een gezamenlijke mededeling gepresenteerd aan het Europees Parlement en de Raad betreffende elementen ten behoeve van een EU-strategie tegen illegale vuurwapens, SALW en munitie getiteld „Wapens beveiligen, burgers beschermen”.

(5)

Op 10 juli 2018 fungeerde het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland als gastheer van de vijfde top over de Westelijke Balkan in Londen, waarbij men kwam tot de vaststelling van de „Regional Roadmap for a sustainable solution to the illegal possession, misuse and trafficking of SALW/firearms and their ammunition in the Western Balkans by 2024” („de routekaart”), die was opgesteld door de SALW-commissies van de partners in de Westelijke Balkan in het kader van het Frans-Duitse coördinatie-initiatief betreffende de illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan.

(6)

De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN), vastgesteld op 25 september 2015, bevestigde dat duurzame ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd zonder vrede en veiligheid en dat illegale wapenhandel een van de factoren is die leiden tot geweld, onveiligheid en onrechtvaardigheid.

(7)

Tijdens de derde VN-conferentie van juni 2018 ter evaluatie van de voortgang in de uitvoering van het actieprogramma ter preventie, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten hebben VN-lidstaten zich ertoe verbonden om partnerschappen en samenwerkingsverbanden op alle niveaus te versterken ter preventie en bestrijding van de illegale handel in SALW, en de samenwerking aan de grenzen en de regionale en subregionale coördinatie te bevorderen en te versterken.

(8)

De doelstellingen van de routekaart die de partners van de Westelijke Balkan zijn overeengekomen, sporen met de inspanningen binnen de Unie en de VN in de strijd tegen de illegale accumulatie van en handel in SALW en munitie daarvoor. De Unie dient dan ook de Westelijke Balkan bij de uitvoering van de routekaart te ondersteunen.

(9)

Het in 2002 in Belgrado opgerichte Seesac, dat functioneert onder de gezamenlijke bevoegdheid van het ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) en van de Raad voor regionale samenwerking (RCC), die de opvolger is van het stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, steunt de nationale en regionale belanghebbenden om de verspreiding en het misbruik van SALW en bijhorende munitie te beheersen en beperken, en helpt zo de stabiliteit, de veiligheid en de ontwikkeling in Zuidoost- en Oost-Europa te verbeteren. Het Seesac legt bijzondere nadruk op het opzetten van regionale projecten om het reële probleem van de grensoverschrijdende wapenstromen aan te pakken.

(10)

De Unie heeft in het verleden steun verleend aan het Seesac door middel van Besluit 2002/842/GBVB van de Raad (1), verlengd en gewijzigd door de Besluiten 2003/807/GBVB (2) en 2004/791/GBVB (3) van de Raad, evenals door Besluit 2010/179/GBVB van de Raad (4), Besluit 2013/730/GBVB van de Raad (5), verlengd door Besluit (GBVB) 2015/2051 van de Raad (6), en Besluit (GBVB) 2016/2356 van de Raad (7).

De overeenkomst krachtens Besluit (GBVB) 2016/2356 verloopt op 29 december 2019.

(11)

De Unie beschouwt het Seesac als voorkeurspartner voor de uitvoering van de routekaart in de Westelijke Balkan wegens zijn aantoonbare ervaring en bestaand netwerk, de aantoonbare kwaliteit van zijn werk en zijn coördinerende rol bij de voorbereiding van de routekaart.

(12)

Bovendien moet dit optreden van de Unie ondersteuning bieden bij de strijd tegen illegale wapenhandel in de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   In het kader van haar strijd tegen de illegale handel in vuurwapens en SALW in de Westelijke Balkan, en om het risico te verkleinen dat er vanuit de Westelijke Balkan illegale wapens de Unie binnenkomen, zal de Unie de partners in de Westelijke Balkan steunen bij de uitvoering van de regionale routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en munitie daarvoor in de Westelijke Balkan tegen 2024 (de „routekaart) en zal zij steun blijven zoeken bij de partners in de Westelijke Balkan bij het nastreven van de doelstellingen van de routekaart, met name: (8)

1.

Tegen 2023 moet wapenbeheersingswetgeving zijn ingevoerd die volledig in overeenstemming is met het Europese regelgevingskader en andere daarmee samenhangende internationale verplichtingen, en die in de hele regio gestandaardiseerd is.

2.

Tegen 2024 moeten de maatregelen en procedures betreffende wapenbeheersing in de Westelijke Balkan gebaseerd zijn op feiten en gegevens.

3.

Tegen 2024 moet de illegale stroom vuurwapens, munitie en explosieven naar, in en uit de Westelijke Balkan aanzienlijk zijn verminderd.

4.

Tegen 2024 moet de bevoorrading, de vraag naar en het misbruik van vuurwapens aanzienlijk zijn verminderd door middel van een betere bewustmaking, scholing, voorlichting en actieve benadering van het publiek.

5.

Tegen 2024 moet het geschatte aantal vuurwapens in illegaal bezit in de Westelijke Balkan aanzienlijk gedaald zijn.

6.

Het overschot moet systematisch worden afgebouwd en in beslag genomen handvuurwapens en lichte wapens en munitie moeten systematisch worden vernietigd.

7.

Het risico op de proliferatie van vuurwapens, munitie en explosieven waarbij deze in criminele handen terechtkomen, moet aanzienlijk worden beperkt.

2.   In aanvulling op de in lid 1 bedoelde doelstellingen steunt de Unie de strijd tegen illegale wapenhandel in de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus.

3.   Om de in lid 1 en lid 2 bedoelde doelstellingen te bereiken, steunt de Unie met dit besluit het volgende:

a)

de coördinatie van en het toezicht op de uitvoering van de routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en bijhorende munitie in de Westelijke Balkan;

b)

de steun aan de autoriteiten in de Westelijke Balkan teneinde hun wapenbeheersingswetgeving af te stemmen op het regelgevingskader van de Unie en andere daarmee samenhangende internationale verplichtingen, en

c)

steun in de strijd tegen de illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan, de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus door middel van capaciteitsbeoordelingen en technische hulp aan de rechtshandhavings- en grenscontrole-instanties.

4.   Het geografisch toepassingsgebied van het project is de Westelijke Balkan. De rechtstreekse begunstigden zijn Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kosovo (*1), Montenegro, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Daarnaast blijft het project steun bieden aan de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus, die met gelijkaardige uitdagingen betreffende de SALW-beheersing kampen, via de overdracht van kennis en ervaring en goede praktijken die sinds 2001 in de Westelijke Balkan zijn opgedaan en ontwikkeld.

5.   De maatregel die uit dit besluit voortvloeit, zal voortbouwen op de resultaten die zijn bereikt in het kader van eerdere besluiten van de Raad ter ondersteuning van het Seesac.

6.   In de bijlage gaat een nadere omschrijving van het project.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project geschiedt door het Seesac, waar nodig in samenspraak met de verantwoordelijke voor het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact vuurwapens).

3.   Het Seesac voert zijn taken uit onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. Daartoe treft de hoge vertegenwoordiger de nodige regelingen met het UNDP, dat handelt namens het Seesac.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde, door de Unie gefinancierde project bedraagt 4 002 587,52 EUR.

2.   Voor het beheer van de uitgaven gefinancierd uit het in lid 1 genoemde referentiebedrag gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij de vereiste overeenkomst met het UNDP, dat handelt namens het Seesac. In de overeenkomst wordt bepaald dat het Seesac er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met de omvang ervan.

4.   De Commissie tracht de in lid 3 bedoelde overeenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich in dat verband voordoen en van de datum van sluiting van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   De hoge vertegenwoordiger brengt verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit, op basis van regelmatige kwartaalverslagen die door het Seesac worden opgesteld. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van het in artikel 1 bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde overeenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding indien er binnen die termijn nog geen overeenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 19 november 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Besluit 2002/842/GBVB van de Raad van 21 oktober 2002 betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in Zuidoost-Europa (PB L 289 van 26.10.2002, blz. 1).

(2)  Besluit 2003/807/GBVB van de Raad van 17 november 2003 tot verlenging en wijziging van Besluit 2002/842/GBVB betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in Zuidoost-Europa (PB L 302 van 20.11.2003, blz. 39).

(3)  Besluit 2004/791/GBVB van de Raad van 22 november 2004 tot verlenging en wijziging van Besluit 2002/842/GBVB betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in Zuidoost-Europa (PB L 348 van 24.11.2004, blz. 46).

(4)  Besluit 2010/179/GBVB van 11 maart 2010 ter ondersteuning van de wapenbeheersingsactiviteiten van het Seesac in de Westelijke Balkan in het kader van de strategie van de Europese Unie ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor (PB L 80 van 26.3.2010, blz. 48).

(5)  Besluit 2013/730/GBVB van de Raad van 9 december 2013 ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het Seesac in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor (PB L 332 van 11.12.2013, blz. 19).

(6)  Besluit (GBVB) 2015/2051 van de Raad van 16 november 2015 tot wijziging van Besluit 2013/730/GBVB ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het Seesac in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor (PB L 300 van 17.11.2015, blz. 19).

(7)  Besluit (GBVB) 2016/2356 van de Raad van 19 december 2016 ter ondersteuning van de ontwapenings- en wapenbeheersingsactiviteiten van het Seesac in Zuidoost-Europa in het kader van de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in handvuurwapens en lichte wapens (SALW) en munitie daarvoor (PB L 348 van 21.12.2016, blz. 60).

(8)  http://www.seesac.org/f/docs/News-SALW/Roadmap-for-sustainable-solution.pdf

(*1)  Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet en is in overeenstemming met Resolutie 1244/1999 van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.


BIJLAGE

BIJDRAGE VAN DE UNIE TEN BEHOEVE VAN HET SEESAC-PROJECT INZAKE SALW-BEHEERSINGSACTIVITEITEN IN DE WESTELIJKE BALKAN BIJ DE UITVOERING VAN DE ROUTEKAART VOOR EEN DUURZAME OPLOSSING VOOR ILLEGAAL BEZIT VAN, MISBRUIK VAN EN HANDEL IN SALW/VUURWAPENS EN BIJBEHORENDE MUNITIE IN DE WESTELIJKE BALKAN

1.   Inleiding en doelstellingen

Zuidoost-Europa blijft een aandachtsgebied en een belangrijke uitdaging in de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in SALW en bijbehorende munitie („de EU-SALW-strategie”). Hoewel de laatste jaren aanzienlijke vooruitgang is geboekt, lijdt de doeltreffendheid van de inspanningen voor de beheersing van handvuurwapens en lichte wapens („SALW”) nog steeds onder de accumulatie van SALW en de bijbehorende munitie, ontoereikende opslagomstandigheden, illegaal bezit, hiaten in de beleidsvorming en de uitvoeringscapaciteit, en fragiele politieke systemen. Om vooruitgang te blijven boeken, de behaalde winst veilig te stellen en het pad te effenen voor een duurzame langetermijnoplossing die bestaat uit volledige harmonisatie met het wet- en regelgevingskader van de Unie en naleving van de internationale normen, vormt de blijvende ondersteuning van de strijd tegen de dreiging die uitgaat van de verspreiding van en de illegale handel in SALW in en vanuit Zuidoost-Europa, dan ook een essentieel onderdeel van de inspanningen van de Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van de EU-SALW-strategie.

Om de resterende problemen in verband met de beheersing van SALW aan te pakken en het engagement van de landen van de Westelijke Balkan voor de bestrijding van de illegale handel in en het misbruik van vuurwapens te versterken, werd na een regionale vergadering van de onderministers van Binnenlandse en Buitenlandse Zaken op 1 februari 2018 in Podgorica de volgende routekaart opgesteld: regionale routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en munitie daarvoor in de Westelijke Balkan tegen 2024 („de routekaart”). De routekaart werd na raadpleging van de betrokken instellingen en internationale organisaties door de SALW-commissies van de Westelijke Balkan op 29 mei 2018 in Tirana afgerond. De routekaart werd goedgekeurd in het kader van de top over de Westelijke Balkan op 9 juli 2018 in Londen werd gehouden. De routekaart gaat uit van de gedachte dat de Westelijke Balkan een veiliger regio wordt, waar op de Unie- en andere internationale normen afgestemde, alomvattende en duurzame toezicht- en beheersingsregelingen voorhanden zijn om illegaal bezit van, misbruik van en handel in vuurwapens, munitie en explosieven op het spoor te komen, te voorkomen, te vervolgen en te bestrijden. De routekaart is ontwikkeld als sturend document en, beoogt daarom overeengekomen prestatieniveaus, hij beschrijft de inzet die de begunstigden op strategisch, politiek en operationeel niveau moeten leveren, en hij bouwt voort op het politieke engagement van de autoriteiten van de Westelijke Balkan ten aanzien van de wapenbeheersingsafspraken en de strategische documenten van de VN en de Unie.

Het Regionaal Uitwisselingscentrum voor Zuidoost-Europa inzake de beperking van het aantal handvuurwapens (Seesac) onderschreef, als de uitvoerende instantie van het regionaal uitvoeringsplan tegen de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens, de ontwikkeling van de routekaart en zal de uitvoering ervan coördineren en ondersteunen. Dit optreden zal dus de krachtens de Besluiten 2010/179/GBVB, 2013/730/GBVB en (GBVB) 2016/2356 van de Raad verleende bijstand voor SALW-beheersing verdiepen. Het zal de processen en maatregelen die nodig zijn voor het bereiken van duurzame SALW-beheersing in de Westelijke Balkan, verder vooruithelpen.

Dit optreden zal: a) de coördinatie van de uitvoering van de routekaart ondersteunen; b) de afstemming van het wet- en regelgevingskader betreffende SALW/vuurwapens op dat van de Unie ondersteunen, en c) het mogelijk maken om een duidelijk beeld van de huidige lacunes en behoeften te schetsen teneinde de capaciteiten voor grensoverschrijdende opsporing van illegale vuurwapenhandel verder te verbeteren door voort te bouwen op de instelling van contactpunten voor vuurwapens („FFP's”) in Zuidoost-Europa. Het zal ook zorgen voor een beter zicht op de huidige situatie en gebieden aanduiden waar de capaciteit voor het voorkomen van de illegale verspreiding van en handel in SALW/vuurwapens in Oekraïne en Belarus moet worden ondersteund, voortbouwend op de bijstand die krachtens Besluit (GBVB) 2016/2356 wordt verleend ter ondersteuning van de beperking van de dreiging van illegale accumulatie van en illegale handel in SALW in Zuidoost-Europa (Seesac IV). De uitvoering van dit optreden als zodanig zal een aanvulling vormen op de activiteiten uit hoofde van Besluit (GBVB) 2016/2356, waardoor het effect op de bestrijding van de illegale handel in vuurwapens zal kunnen worden vergroot. Het optreden zal zorgen voor coördinatie van andere regionale acties en initiatieven op het gebied van de bestrijding van de illegale handel in vuurwapens, teneinde synergieën te benutten, de interoperabiliteit te verbeteren en dubbel werk te voorkomen (1).

De algemene doelstelling van het project is bij te dragen tot de Europese en mondiale vrede en veiligheid door het tegengaan van de dreiging van accumulatie van en illegale handel in SALW en bijbehorende munitie in en vanuit Zuidoost-Europa. Tegelijkertijd zal het project de regionale stabiliteit versterken door te opereren binnen het kader van de Raad voor regionale samenwerking (RCC) en in partnerschap met andere relevante internationale partners en initiatieven.

Het project zal rechtstreeks bijdragen tot de uitvoering van de EU-veiligheidsstrategie, de EU-SALW-strategie, de EU-vuurwapenstrategie, het actieplan inzake illegale vuurwapenhandel tussen de EU en Zuidoost-Europa voor de periode 2015-2019 („het actieplan 2015-2019”), de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit, inclusief het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (Empact vuurwapens), het wapenhandelsverdrag, het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in SALW in al zijn aspecten, het internationaal traceringsinstrument, het VN-vuurwapenprotocol en Resolutie 1325 (2000) van de VN-Veiligheidsraad en zal in het bijzonder de regionale samenwerking bij het tegengaan van de dreiging die uitgaat van de verspreiding van SALW en bijbehorende munitie intensiveren. De resultaten van het project zullen tevens rechtstreeks bijdragen tot de uitvoering van doelstelling nr. 16 inzake duurzame ontwikkeling, betreffende vreedzame en rechtvaardige samenlevingen, in het bijzonder voor streefdoelen 16.1 (alle vormen van geweld en het daarmee verband houdende sterftecijfer overal aanzienlijk verminderen) en 16.4. (de illegale wapenstromen drastisch beperken). Voorts zal het project de uitvoering aanvullen van het actieplan van de Commissie ter bestrijding van de illegale handel in vuurwapens en explosieven in de Unie.

Specifiek zal het project in het volgende voorzien:

coördinatie van en toezicht op de uitvoering van de regionale routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en munitie daarvoor in de Westelijke Balkan;

steun aan de autoriteiten in de Westelijke Balkan teneinde hun wapenbeheersingswetgeving af te stemmen op het regelgevingskader van de Unie en andere daarmee samenhangende internationale verplichtingen, en

steun voor de strijd tegen de illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan, de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus. door middel van capaciteitsbeoordelingen en technische hulp aan de rechtshandhavings- en grenscontrole-instanties.

Voortbouwend op de succesvolle uitvoering van Besluit 2013/730/GBVB en Besluit (GBVB) 2016/2356 en conform de EU-SALW-strategie beoogt dit vervolgproject dus de beheersingsregelingen van de partners verder te versterken en de multilaterale aanpak verder te bevorderen door de gevestigde regionale mechanismen tegen het aanbod en de destabiliserende verspreiding van SALW en bijbehorende munitie te versterken. Om ervoor te zorgen dat de bij de Zuidoost-Europese instanties ontwikkelde capaciteiten worden gedeeld met andere probleemregio's, zal met het project voorts worden gestreefd naar een bredere regionale dimensie, via gerichte inspanningen voor kennisoverdracht.

2.   Keuze van het uitvoeringsorgaan en coördinatie met andere relevante financieringsinitiatieven

Het Seesac is een gezamenlijk initiatief van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) en van de RCC, en fungeert derhalve als aanspreekpunt voor alle activiteiten in verband met SALW in Zuidoost-Europa. Als uitvoerende instantie van het regionaal uitvoeringsplan tegen de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens werkt het Seesac sinds 2002 met nationale en internationale belanghebbenden in Zuidoost-Europa aan de toepassing van een holistische aanpak van SALW-beheersing door middel van het ontplooien van een breed spectrum van activiteiten, waaronder: het faciliteren van strategische en operationele regionale samenwerking, ondersteuning van beleidsontwikkeling en capaciteitsverbetering bij instanties, bewustmakingscampagnes en SALW-inzamelingscampagnes, voorraadbeheer, vermindering van overschotten en verbetering van de markerings- en traceringscapaciteiten en van de controle op wapenexport. Het Seesac beschikt dus over een unieke capaciteit en ervaring wat de uitvoering van regionale multistakeholderinitiatieven betreft in de gemeenschappelijke economische en politieke context van de partners in de regio; het draagt daarbij zorg voor nationale en regionale zeggenschap en de levensvatbaarheid op lange termijn van zijn acties en heeft zich ontwikkeld tot voornaamste regionale instantie op het gebied van SALW-beheersing.

Het Seesac onderhoudt met alle relevante actoren en organisaties bilaterale en multilaterale communicatiekanalen. In dat opzicht fungeert het Seesac nog altijd als het secretariaat van de regionale stuurgroep SALW (RSG). Voorts fungeert het Seesac als het secretariaat van het initiatief inzake de regionale aanpak van het verkleinen van de wapenvoorraden (Regional Approach to Stockpile Reduction — RASR). Het Seesac neemt tevens deel aan de SALW-coördinatievergaderingen, een informeel coördinatiemechanisme inzake SALW-beheersing, tussen de NAVO, de Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) en het Seesac. Het Seesac neemt regelmatig deel aan bevoegde regionale fora. Het Seesac onderhoudt een uitgebreid netwerk van formele en informele partnerschappen met organisaties als het Centrum voor Veiligheidssamenwerking (Centre for Security Cooperation — RACVIAC) en het Forum voor Veiligheidssamenwerking (Forum for Security Co-operation — FSC) van de OVSE. Er vinden regelmatig coördinatievergaderingen en uitwisselingen van informatie en gegevens plaats met VN-organisaties als UNODC en Unoda via onder meer het VN-mechanisme tot coördinatie van de actie op het gebied van handvuurwapens (UN Coordinating Action on Small Arms — CASA). Het Seesac fungeert dus als regionaal knoop- en aanspreekpunt voor een breed scala aan thema's in verband met de hervorming van de veiligheidssector en in het bijzonder SALW-beheersing en voorraadbeheer. Het Seesac onderhoudt nauwe contacten met relevante instellingen van de Unie om de contacten met tegenhangers uit Zuidoost-Europa doeltreffender te maken, en biedt daarbij ondersteuning aan. Het betreft voornamelijk DG Migratie en Binnenlandse Zaken van de Commissie, en Europol, alsmede door de Unie geleide initiatieven, zoals het Empact vuurwapens en de Groep Europese vuurwapendeskundigen (EFE).

Het Seesac, dat in Belgrado gevestigd is, bestrijkt momenteel heel Zuidoost-Europa en is actief in Albanië, Bosnië en Herzegovina (BiH), Kosovo, Montenegro, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Republiek Moldavië en het biedt beperkte steun aan Oekraïne en Belarus. In het verleden was het Seesac ook actief in Bulgarije, Kroatië en Roemenië. Regionale zeggenschap wordt gegarandeerd via de RCC en via de RSG, waar vertegenwoordigers van alle partners in Zuidoost-Europa strategische sturing verlenen en met initiatieven en verzoeken aangaande Seesac-activiteiten komen.

Het Seesac heeft een pioniersrol gespeeld door gemeenschappelijke problemen aan te pakken met regionale initiatieven; die benadering heeft indrukwekkende resultaten opgeleverd in Zuidoost-Europa, niet alleen wegens de essentiële informatie-uitwisseling en de stimulans voor gezonde regionale mededinging waartoe dit heeft geleid, maar ook omdat deze aanpak het dankzij een holistische uitvoeringswijze gemakkelijker maakt op nationaal en regionaal niveau samenhangende en gemakkelijk meetbare resultaten te boeken. De organisatie van jaarlijkse vergaderingen van de RSG en de deelname van het Seesac aan alle belangrijke processen en initiatieven garanderen de tijdige en open informatie-uitwisseling, een sterk omgevingsbewustzijn en voldoende vooruitziendheid om er zorg voor te dragen dat bij de uitvoering overlappingen worden voorkomen en wordt ingespeeld op de actuele behoeften van de regeringen en de regio's en op nieuwe trends.

Het Seesac baseert al zijn activiteiten op de behoeften die de tegenhangers hebben meegedeeld en op de verzamelde baselinegegevens, en onderneemt niets zonder goedkeuring en politieke steun van de nationale belanghebbenden. Daarnaast zijn alle inspanningen gericht op ondersteuning van de door de Unie geleide processen en verwezenlijking van de normen en criteria van de Unie. Het Seesac heeft bij vorige door de Unie gefinancierde projecten een zeer groot deel van de voorgenomen activiteiten ook daadwerkelijk uitgevoerd, waarbij duurzame projectresultaten werden bereikt door het tot stand brengen en bevorderen van de zeggenschap van de partners over de projecten en activiteiten, en waarbij regionale coördinatie, ervaring en de uitwisseling van beste praktijken, alsmede regionaal onderzoek, werden aangemoedigd. Door zijn expertise inzake SALW en zijn grondige kennis van de regionale aangelegenheden en de belanghebbenden is het Seesac de meest geschikte uitvoeringspartner voor deze specifieke actie.

Het project vormt ook een aanvulling op de bestaande nationale en regionale inspanningen om te zoeken naar maximale synergie. Het Seesac zal optreden in combinatie met de volgende internationale inspanningen voor hulpverlening:

in Bosnië en Herzegovina (BiH):

het project van de Unie voor voorraadbeheer, technische ondersteuning en de vermindering van overtollige munitie (EU STAR), dat wordt gefinancierd door de kortetermijncomponent van het Unie-instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede, en wordt uitgevoerd door het UNDP-kantoor in Sarajevo; het EU STAR-project bouwt voort op de resultaten en geleerde lessen van het EXPLODE-project, dat werd gefinancierd door de Unie en werd uitgevoerd door het UNDP van april 2013 tot en met november 2016, en dat beoogde steun te blijven verlenen aan de instelling van een duurzaam systeem voor voorraadbeheer in BiH;

het door de Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierde project, gericht op de bestrijding van de illegale wapenhandel (CIAT) dat de grenspolitie van BiH en het Ministerie van Veiligheid van BiH ondersteunt bij het onderkennen, voorkomen en bestrijden van de illegale handel in vuurwapens, munitie en explosieven vanuit en via BiH;

het coördinatiemechanisme dat door het Ministerie van Defensie (MoD) van BiH en internationale actoren is opgezet met het oog op permanente complementariteit met de inspanningen van de internationale gemeenschap om een oplossing te vinden voor de overtollige voorraden conventionele munitie in handen van het MoD van BiH, en om mogelijke toekomstige campagnes voor het inzamelen van illegale conventionele wapens in BiH voor te bereiden.

Tot dusver is aanzienlijke winst geboekt door nauwe samenwerking en coördinatie met deze drie projecten, wat tot efficiëntere resultaten heeft geleid;

in Servië heeft het project van de voorraadbeheer inzake conventionele munitie (CASM), dat door het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, het UNDP en de OVSE wordt gefinancierd, ten doel de veiligheid en beveiliging van geselecteerde opslagplaatsen van conventionele munitie te vergroten en gerapporteerde overtollige munitie te vernietigen;

in Montenegro is het project van de demilitarisering van Montenegro (MONDEM), dat door het UNDP in partnerschap met de OVSE wordt beheerd, gericht op de beperking van het risico van contraproliferatie door het creëren van veilige en beveiligde opslaginfrastructuur en beheersystemen voor conventionele munitie, het beperken van het explosiegevaar voor de bevolking door milieuvriendelijke demilitarisering, het vernietigen van giftige gevaarlijke afvalstoffen (vloeibare raketbrandstof) en de ondersteuning van de defensiehervorming door de vernietiging van een beperkt aantal door het MoD van Montenegro aangewezen zware wapens;

in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het project dat is gericht op de vermindering van het proliferatierisico van wapens en munitie, dat de beveiliging van bestaande voorraden handvuurwapens en munitie moet verhogen, dat wordt beheerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, en dat wordt uitgevoerd door de OVSE-missie in Skopje;

in Kosovo heeft het FERM-project (Firearms and Explosives Risk Mitigation — voorheen KOSSAC), dat aanvankelijk gericht was op de terugdringing van het wapengeweld in Kosovo en het vergroten van de veiligheid van de bevolking, als doelstelling de belanghebbenden in Kosovo te ondersteunen bij het beheersen van het wijdverbreide illegaal bezit van en de handel in SALW en bij het tot een minimum beperken van de risico's van deze wapens en explosieven, via risicobeheer en een empirisch onderbouwde aanpak;

regionaal, het Regional Security Sector Reform Platform (RSSRP), een beproefd platform dat wereldwijd snelle, doeltreffende en vraaggerichte antwoorden geeft op behoeften in verband met de rechtsstaat op technisch niveau; met een snel ontplooiingsmechanisme, dat stoelt op het unieke Seesac-netwerk van beveiligingsdeskundigen met ervaring op het gebied van de hervorming van de veiligheidssector, biedt het RSSRP op maat gesneden steun, met bijzondere nadruk op de beheersing van SALW en gendermainstreaming in het veiligheidsbeleid.

Het Seesac onderhoudt regelmatig contact met de OVSE, de NAVO, Europol, Empact en Interpol, alsmede met andere betrokkenen, teneinde zorg te dragen voor de complementariteit van de acties, tijdig optreden en een kosteneffectief gebruik van middelen.

3.   Projectbeschrijving

De nieuwe fase van het Seesac-project zal voortbouwen op de resultaten die zijn bereikt in het kader van Besluit 2013/730/GBVB en sporen met Besluit (GBVB) 2016/2356.

Zij zal voornamelijk op drie belangrijke gebieden gericht zijn, met behoud van de holistische aanpak van de dreiging die SALW in de regio vormt. Die drie gebieden hebben betrekking op het strategisch/beleidsmatig niveau en de operationele aspecten, waardoor alle niveaus van SALW-beheersing rechtstreekst worden ondersteund met een focus op: nauwe coördinatie van de regionale aanpak voor de uitvoering van de routekaart; versterking van de capaciteiten voor het afstemmen van de wapenbeheersingwetgeving, en, wat Oekraïne en Belarus betreft, een beter begrip van de capaciteiten voor de strijd tegen illegale handel.

Meer concreet zal het project leiden tot:

gecoördineerde uitvoering van de regionale routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en munitie daarvoor in de Westelijke Balkan;

ondersteuning van de autoriteiten in de Westelijke Balkan teneinde hun wapenbeheersingswetgeving af te stemmen op het regelgevingskader van de Unie en andere daarmee samenhangende internationale verplichtingen, en ten einde regionale normen af te spreken;

ondersteuning van de strijd tegen de illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan, de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus, door middel van capaciteitsbeoordelingen en technische hulp aan de rechtshandhavings- en grenscontrole-instanties.

De strategie van het project is gebaseerd op de unieke aanpak van het Seesac, die erin bestaat vertrouwen en samenwerking in de regio te bevorderen, als een noodzakelijke voorwaarde voor het tot stand brengen van concrete en meetbare grondige hervormingen. In het bijzonder op regionaal niveau zijn de verschillende door het Seesac gefaciliteerde samenwerkingsprocessen, waarbij zowel beleidsmakers als praktijkmensen op operationeel niveau zijn betrokken, essentieel gebleken om te zorgen voor een concurrerende omgeving die gunstig is voor kennisoverdracht, uitwisseling van deskundigheid, en informatiedeling. Dit heeft niet alleen bijgedragen tot het vergroten van de capaciteit in de regio, maar heeft vooral vertrouwen helpen opbouwen en directe samenwerking helpen tot stand brengen tussen instellingen en individuele deskundigen die onder meer de ontwikkeling van de routekaart mogelijk hebben gemaakt. Het klimaat van professioneel vertrouwen maakt het op zijn beurt mogelijk dat op nationaal niveau vooruitgang wordt geboekt inzake de met de routekaart aangepakte kwesties: Voorts heeft de aanpak van regionale samenwerking de regio transparanter en efficiënter gemaakt in zijn inspanningen om de wapenhandel te beheersen, met als gevolg dat de partners van Zuidoost-Europa nu wereldwijd behoren tot de meest transparante landen wat betreft de rapportage over wapenoverdrachten. Het project zal daarom regionale samenwerking blijven bevorderen als een essentieel element dat bijdraagt tot meetbare resultaten.

Het geografisch toepassingsgebied van het project is de Westelijke Balkan. De rechtstreekse begunstigden zijn Albanië, BiH, Kosovo, Montenegro, Servië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Daarnaast zal het project trachten meer steun te bieden aan Oost-Europese landen die met gelijkaardige SALW-beheersingsproblemen kampen, zoals de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus, via de overdracht van kennis en ervaring en goede praktijken die sinds 2001 in de Westelijke Balkan werden opgedaan en ontwikkeld.

3.1.   Coördineren van de uitvoering van de regionale routekaart voor een duurzame oplossing voor illegaal bezit van, misbruik van en handel in SALW/vuurwapens en munitie daarvoor in de Westelijke Balkan

Doel

Zorgen voor een doeltreffende coördinatie van de uitvoering door zes begunstigden van de routekaart en de bijbehorende zes actieplannen, die specifieke doelstellingen bevatten en worden getoetst aan de hand van kernprestatie-indicatoren („KPI's”). De vooruitgang zal worden gemeten door middel van een mechanisme voor toezicht, evaluatie en verslaglegging over de resultaten die zijn behaald bij de uitvoering van de routekaart en de bijbehorende actieplannen van de partners.

Beschrijving

De partners van de Westelijke Balkan bevestigden op 9 juli 2018 tijdens de Westelijke Balkan-top nog eens hun gemeenschappelijke wil en vastbeslotenheid om een eind te maken aan het illegaal bezit en het misbruik van vuurwapens en de illegale handel in deze wapens door hun steun te verlenen aan de routekaart. De regionale routekaart die via een grondig raadplegingsproces en met de steun van het Seesac werd ontwikkeld, is een aanvulling op bestaande maatregelen van de Unie die deze dreiging het hoofd willen bieden, met name het actieplan 2015-2019, de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger betreffende elementen ten behoeve van een EU-strategie tegen illegale vuurwapens, SALW en bijhorende munitie, en het Empact-werk van Europol in de regio. De routekaart is een illustratie van de consensus onder alle belanghebbenden in de regio over de bestaande uitdagingen, de te bereiken doelstellingen en het tijdschema van de te nemen maatregelen. Zij biedt een breed platform voor de verwezenlijking van gezamenlijk overeengekomen KPI's op strategisch, beleidsmatig en operationeel niveau. De werkzaamheden in het kader van deze component zullen resulteren in: een doeltreffende coördinatie van de uitvoering van de routekaart op regionaal vlak; op maat gesneden steun voor SALW-commissies en bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van hun routekaart-actieplannen; geregelde monitoring en evaluatie van de voortgang aan de hand van de gezamenlijk overeengekomen KPI's, en een beter begrip van de mogelijkheden van de begunstigden om acties uit te voeren onder de functionele onderdelen van de routekaart.

Het project wil de uitvoering van de routekaart coördineren door middel van:

formele regionale routekaartcoördinatievergaderingen waarbij vooral de balans wordt opgemaakt van de gemaakte vorderingen en van informatie-uitwisseling;

deskundige en technische steun aan lokale routekaartcoördinatievergaderingen die toezien op de uitvoering van actieplannen van de partners;

het opstellen van tweejaarlijkse toezichts- en evaluatieverslagen over de vooruitgang, de uitdagingen en de behoeften bij de uitvoering van de routekaart, gebaseerd op de gezamenlijk overeengekomen KPI's;

een tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de routekaartactieplannen waaronder capaciteitsbeoordeling betreffende SALW-beheersing voor de zes begunstigden;

voorlichtings- en zichtbaarheidsacties in verband met de routekaart (waaronder de oprichting van een onlineplatform, betrokkenheid van belanghebbenden en bewustmakingsactiviteiten).

Projectresultaten/uitvoeringsindicatoren:

organisatie van maximaal zes routekaartcoördinatievergaderingen;

ondersteunende maatregelen om de balans op te maken van de gemaakte vorderingen, om informatie uit te wisselen, om kennis over te dragen en om normen af te spreken;

organiseren van lokale coördinatievergaderingen (tot 36 in totaal);

opstellen van tweejaarlijkse toezichts- en evaluatieverslagen (tot zes stuks);

tussentijdse evaluatie, met onder meer capaciteitsbeoordeling voor zes routekaartbegunstigden;

oprichting van een onlineplatform om een goede voorlichting over en zichtbaarheid van de routekaart te verzekeren.

3.2.   Steun bieden aan de autoriteiten in de Westelijke Balkan teneinde hun wapenbeheersingswetgeving af te stemmen op het regelgevingskader van de Unie en andere daarmee samenhangende internationale verplichtingen en om regionale normen af te spreken

Doel

Dit onderdeel zal algemene technische bijstand leveren voor de ontwikkeling en uitvoering van een sterk wettelijk kader voor SALW-beheersing dat volledig is afgestemd op en in overeenstemming is met het regelgevingskader van de Unie en andere internationale overeenkomsten en normen.

Beschrijving

Doelstelling 1 van de routekaart wil verzekeren dat in de Westelijke Balkan wapenbeheersingswetgeving wordt ingevoerd en dat deze tegen 2023 volledig is afgestemd op het regelgevingskader van de Unie en andere, daarmee samenhangende, internationale verplichtingen. Er is in de Westelijke Balkan duidelijk en dringend behoefte aan een dergelijk wet- en regelgevingskader betreffende de beheersing van SALW/vuurwapens, teneinde de beheersing van vuurwapens op een doeltreffende manier te reglementeren en het antwoord op relevante bedreigingen te vergemakkelijken. Dit zal de compatibiliteit van wapenbeheersingswetgeving en -procedures in de Westelijke Balkan vergemakkelijken, evenals het afstemmen van procedures voor de beheersing van SALW/vuurwapens op de praktijk. Door een dergelijke normalisatie zouden rechtshandhavings- en gerechtelijke instanties rechtstreeks kunnen samenwerken, informatie kunnen uitwisselen en gezamenlijke of parallelle onderzoeken kunnen uitvoeren. Dit zou ook kunnen leiden tot een beter en meer doeltreffend antwoord op vuurwapengerelateerde bedreigingen op nationaal, regionaal en Europees niveau. Daarnaast wordt in Zuidoost-Europa het genderaspect vaak niet erkend of komt het niet op adequate wijze aan de orde in de wetgevings- en beleidskaders betreffende de SALW-beheersing, waardoor die beheersing minder efficiënt wordt in zijn streven naar veiligheid voor alle burgers, ongeacht of het vrouwen, mannen, meisjes of jongens zijn. Het project zal dan ook bijdragen tot de integratie van het genderperspectief in de wapenbeheersingswetgeving.

Voortbouwend op de deskundige ondersteuning die middels de tenuitvoerlegging van Besluit 2013/730/GBVB in de regio aan de autoriteiten is verleend, zal dit onderdeel steun verlenen aan de autoriteiten in de regio met het oog op: een beter begrip van het huidige basisscenario en de hiaten in het rechtskader van de zes begunstigde partners; technische steun voor volledige harmonisering met de normen en methoden die de EU en andere internationale instanties hanteren, op maat gemaakte nationale en regionale thematische workshops; de actualisering van het regionale wapenwetgevingscompendium; een gendergerelateerde doorlichting van het rechtskader van de begunstigden van het project teneinde te verzekeren dat beleidsmaatregelen rond wapenbeheersing het verband tussen SALW en gender niet verzwijgen; de voortzetting van het Gender Coach-programma. Deze actie zal ook zorgen voor een grotere capaciteit van de SALW-commissies op het vlak van voorlichting en bewustmaking door opleidingen rond de ontwikkeling van mediastrategieën aan te bieden.

Middelen om dat te bereiken:

ontwikkeling van een beoordelings- en kloofanalyse van rechtskaders van de partners voor SALW-beheersing en het niveau van harmonisering met Unie- en internationale wetgeving, evenals de normaliseringsgraad van procedures in de regio;

steun voor normalisering en harmonisering door het voortdurend aanbieden van advies op aanvraag evenals thematische workshops over wapenwetgeving, regelgeving en het strafwetboek op zowel regionaal als nationaal niveau;

actualisering van het regionale wapenwetgevingscompendium als gemakkelijk te raadplegen gids voor SALW/vuurwapenbeheersingswetgeving in de regio;

gendergerelateerde doorlichting van het juridisch rechtskader en de voortzetting van het Gender Coach-programma;

opleidingen betreffende de ontwikkeling van mediastrategieën.

Projectresultaten/uitvoeringsindicatoren:

beoordelings- en kloofanalyse (zes) van verslagen over het rechtskader voor iedere begunstigde;

tot drie regionale workshops en zes thematische workshops voor de begunstigden;

een voorstel voor expertise op aanvraag betreffende wetgevings- en beleidsactualisering;

een geactualiseerd wapenwetgevingscompendium dat in alle relevante talen van de regio is vertaald;

verslagen over een gendergerelateerde doorlichting van het rechtskader voor wapens (zes verslagen);

Gender Coach-programma met twee hoofden van SALW-commissies;

mediastrategieontwikkeling en -opleiding.

3.3.   De strijd aangaan met de illegale wapenhandel in de Westelijke Balkan, de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus, door middel van capaciteitsbeoordelingen en technische hulp aan de rechtshandhavings- en grenscontrole-instanties.

Doel

De dreiging van de illegale vuurwapenhandel verminderen door de capaciteit van rechtshandhavers en grenspolitie voor het verzamelen, analyseren en doorgeven van informatie te verhogen.

Beschrijving

Dit onderdeel beoordeelt het vermogen van regionale autoriteiten om zowel preventieve als repressieve activiteiten uit te voeren die noodzakelijk zijn om de illegale handel in wapens, munitie en explosieven vanuit en via hun rechtsgebied op te sporen, te dwarsbomen en te bestrijden. De hulp zal vooral bestaan uit een grondige evaluatie van de behoeften van de grensautoriteiten en van de personeels- en uitrustingsbehoeften van de recherche (NL)/gerechtelijke politie (BE) voor het goed functioneren en presteren. Er zal een proefproject worden uitgevoerd met het oog op de totstandbrenging van een netwerk voor ballistische informatie voor Zuidoost-Europa — een operationele, kostenefficiënte structuur ter uitwisseling van ballistische informatie die rechtstreeks in verbinding staat met Europol, met als doel het geautomatiseerd verzamelen en uitwisselen van bruikbare ballistische informatie over de bestaande wapengerelateerde grensoverschrijdende criminaliteit, de preventie van nog meer criminaliteit en de verbetering van het strategisch beeld in verband met de aard en de patronen van wapencriminaliteit.

De voorgestelde activiteiten zullen zorgvuldig worden gecoördineerd met en een aanvulling vormen op de bestaande acties van de Unie in Zuidoost-Europa, in de eerste plaats de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale misdaad, en met name de operationele actieplannen van Empact Firearms alsmede de activiteiten van Europol, Frontex en Interpol. Ten slotte zullen de activiteiten van dit onderdeel bijdragen tot de uitvoering van het actieplan 2015-2019.

Voortbouwend op de succesvolle poging om de autoriteiten van de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus bij de reeds bestaande regionale samenwerkingsprocessen in Zuidoost-Europa te betrekken, is er al een aantal behoeften op het vlak van SALW-beheersing in kaart gebracht. In het belang van een grotere capaciteit voor de SALW-beheersinstanties in de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus in de algemene strijd tegen de misdaad en in het bijzonder bij de aanpak van de illegale verspreiding van en handel in SALW/vuurwapens, zal dit onderdeel in deze rechtsgebieden een beeld schetsen van probleemgebieden wat betreft de SALW-beheersing, en zo de weg vrijmaken voor gerichte interventies tegen de dreiging die uitgaat van de illegale handel in SALW.

Belangrijkste beoogde activiteiten:

evaluatie van de behoeften van de grenspolitie en de recherche/gerechtelijke politie in de Westelijke Balkan bij de strijd tegen de illegale wapenhandel;

voortbouwen op het huidige werk betreffende de oprichting van de contactpunten voor vuurwapens (Focal Point Firearms — FFP's) door praktische steun te verlenen aan de mogelijkheden voor informatie-uitwisseling, met name van ballistisch bewijsmateriaal, en aan het aanschaffen van gespecialiseerd materiaal ter ondersteuning van de FFP's;

evaluatie van de capaciteit van de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus voor bepaalde aspecten van de beheersing van SALW, munitie en explosieven evenals voor de strijd tegen illegale vuurwapenhandel met onder meer de nadruk op wetgevings- en beleidskaders, capaciteiten van de fysieke beveiliging en het voorraadbeheer (PSSM), grenscontrole, de recherche/gerechtelijke politie en het justitiële antwoord op de illegale handel in en het misbruik van vuurwapens. De gedetailleerde evaluatie zal kansen, bedreigingen en uitdagingen benoemen en aanbevelingen doen voor gerichte interventies teneinde de dreiging aan te pakken die uitgaat van de illegale handel in SALW.

Projectresultaten/uitvoeringsindicatoren:

evaluatie van de behoeften van de grenspolitie en de recherche/gerechtelijke politie in de Westelijke Balkan bij de strijd tegen de illegale wapenhandel;

meer ballistische deskundigen en onderzoekers om grensoverschrijdende vuurwapengerelateerde criminaliteit aan te pakken;

uitgevoerd proefproject betreffende een operationele structuur voor de uitwisseling van ballistische informatie;

evaluatie van de capaciteiten van de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus en betreffende bepaalde aspecten van de SALW-beheersing, met vastgestelde gerichte interventies.

4.   Begunstigden

De directe begunstigden van het project zijn de instellingen die belast zijn met SALW-beheersing in de Westelijke Balkan. De autoriteiten van Binnenlandse Zaken, politie, grenswacht en douane van de Republiek Albanië, BiH, Kosovo, Montenegro, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Republiek Moldavië zullen de vruchten plukken van de verhoogde capaciteit, nieuwe kennis, verbeterde procedures en gespecialiseerde, kostenefficiënte uitrusting die nodig zijn voor beleidsmatige, operationele en technische ontwikkelingen op het gebied van SALW-beheersing. De SALW-commissies en andere instellingen die belast zijn met de beheersing van SALW in Zuidoost-Europa zullen ten slotte profiteren van opleidings- en gegevensuitwisseling en van regionale samenwerking. Daarnaast zullen belangrijke instellingen, belast met de SALW-beheersing in de Republiek Moldavië, Oekraïne en Belarus de vruchten plukken van doelgerichte kennisoverdracht en van een beter begrip van de dreiging die uitgaat van de illegale wapenhandel.

De voorgestelde activiteiten stemmen zowel volledig overeen met de routekaart als met de prioriteiten van de partners inzake SALW-beheersing en zijn door de bevoegde SALW-beheersinstanties van de partners goedgekeurd, waaruit hun betrokkenheid bij en hun inzet voor het verwezenlijken van projectresultaten blijken.

De bevolking van de landen in de Westelijke Balkan, Zuidoost-Europa en de Unie, die bedreigd wordt door de grootschalige SALW-proliferatie, zal de vruchten van dit project plukken naarmate het risico afneemt.

5.   Zichtbaarheid van de Unie

Het Seesac maakt met passende maatregelen bekend dat de Unie de actie heeft gefinancierd. Die maatregelen worden getroffen aan de hand van de Handleiding communicatie en zichtbaarheid van de Commissie voor het externe optreden van de Europese Unie. Het Seesac zal zorg dragen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie door middel van passende profilering en publiciteit, en op die manier de rol van de Unie benadrukken, de transparantie van het optreden verzekeren en bekendheid geven aan de redenen die aan het besluit ten grondslag liggen, evenals aan de Unie-steun voor het besluit en de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op het door het project geproduceerde materiaal zal de vlag van de Europese Unie duidelijk zichtbaar zijn, overeenkomstig de richtsnoeren van de Unie voor het juiste gebruik en de juiste weergave van de vlag.

Aangezien de geplande activiteiten sterk verschillen qua reikwijdte en aard, zal gebruik worden gemaakt van een veelheid aan promotie-instrumenten, waaronder: traditionele media, websites, sociale media en informatie- en promotiemateriaal waaronder infographics, folders, nieuwsbrieven, persmededelingen en andere instrumenten, naargelang het geval. Op de in het kader van dit project gefinancierde publicaties, publieke evenementen, campagnes, uitrusting en bouwwerken zal de nodige informatie worden vermeld. Teneinde de impact van het project te vergroten door middel van bewustmaking van de diverse nationale regeringen en de bevolking, de internationale gemeenschap en de lokale en internationale media, wordt iedere doelgroep in de passende taal aangesproken. Er zal bijzondere nadruk worden gelegd op nieuwe media en aanwezigheid op het internet.

6.   Looptijd

Op basis van de ervaring met de uitvoering van Besluiten 2010/179/GBVB en 2013/730/GBVB en gezien de regionale reikwijdte van het project, het aantal begunstigden en het aantal en de complexiteit van de voorgenomen activiteiten, is voor de uitvoering 36 maanden uitgetrokken.

7.   Algemene opzet

De technische uitvoering van deze actie is toevertrouwd aan het UNDP, dat handelt namens het Seesac, het regionaal initiatief dat werkt in het kader van het mandaat van het UNDP en van de RCC. Als uitvoerende instantie van het regionaal uitvoeringsplan tegen de verspreiding van SALW fungeert het Seesac derhalve als aanspreekpunt voor alles in verband met SALW in de regio Zuidoost-Europa, waaronder de coördinatie van de uitvoering van de regionale routekaart.

Het UNDP draagt, namens het Seesac, de algemene verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de projectactiviteiten en moet verantwoording afleggen voor de uitvoering van het project. De looptijd van het project is drie jaar (36 maanden).

8.   De partners

Het Seesac voert de actie rechtstreeks uit in nauwe samenwerking met SALW-commissies en met de autoriteiten van Binnenlandse Zaken van Albanië, BiH, Kosovo, Montenegro, Servië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en de Republiek Moldavië en relevante instellingen in Oekraïne en Belarus. Andere instellingen zullen nauw bij het project worden betrokken, in overeenstemming met de vaste holistische multistakeholderaanpak van SALW-beheersing.

9.   Rapportering

De inhoudelijke en financiële verslaglegging heeft betrekking op de volledige actie die wordt beschreven in de betreffende overeenkomst voor de bijdrage en de bijbehorende begroting, ongeacht of de actie volledig of gedeeltelijk door de Commissie wordt gefinancierd.

Er worden inhoudelijke kwartaalverslagen ingediend om de vooruitgang met betrekking tot het bereiken van de kernresultaten te registreren en te volgen.

10.   Geraamd budget

De totale geraamde kosten van het door de Unie gefinancierde project bedragen 4 002 587,52 EUR.


(1)  Actieplan inzake illegale vuurwapenhandel tussen de EU en Zuidoost-Europa voor de periode 2015-2019; conclusies van de Raad over de uitvoering van een EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit voor 2018-2021 — Empact vuurwapens.


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/24


BESLUIT (GBVB) 2018/1789 VAN DE RAAD

van 19 november 2018

ter ondersteuning van de bestrijding van de illegale handel in en de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in de lidstaten van de Liga van Arabische Staten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 16 december 2005 de strategie van de EU ter bestrijding van de illegale accumulatie van en handel in SALW en munitie daarvoor aangenomen („de EU SALW-strategie”); deze in 2018 herziene strategie bevat richtsnoeren voor het optreden van de Unie op het gebied van handvuurwapens en lichte wapens (SALW). In de SALW-strategie van de Unie werd aangekondigd dat de EU bij voorrang regionale initiatieven zal steunen ter bestrijding van illegale SALW en munitie daarvoor, waarbij financiële en technische steun wordt verleend aan regionale en nationale organisaties die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van desbetreffende regionale instrumenten.

(2)

De Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid („de hoge vertegenwoordiger”) hebben op 13 juni 2018 bij het Europees Parlement en de Raad een gemeenschappelijke mededeling ingediend met betrekking tot elementen ten behoeve van een EU-strategie tegen illegale vuurwapens, handvuurwapens en lichte wapens en munitie met als titel „Wapens beveiligen, burgers beschermen”.

(3)

De Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (VN), vastgesteld op 25 september 2015, bevestigde dat duurzame ontwikkeling niet kan worden gerealiseerd zonder vrede en veiligheid en dat illegale wapenhandel een van de factoren is die leiden tot geweld, onveiligheid en onrechtvaardigheid.

(4)

In de Ontwapeningsagenda van de VN van 2018 over het veiligstellen van onze gezamenlijke toekomst, waar op 24 mei 2018 een begin mee is gemaakt, pleit de VN-secretaris-generaal voor een inclusieve, integrale en participatieve aanpak van handvuurwapensbeheersing op landniveau, en in bepaalde omstandigheden, op subregionaal niveau.

(5)

Tijdens de derde VN-toetsingsconferentie van juni 2018 betreffende de uitvoering van het actieprogramma ter preventie, bestrijding en uitbanning van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (PoA), hebben de VN-lidstaten toegezegd om waar mogelijk, bij het voorkomen en bestrijden van de illegale handel in SALW, partnerschappen en samenwerking op alle niveaus te zullen versterken, met name bij grenscontroles, voorraadbeheer en veiligheid, vernietiging en verwijdering, markering, registratie en tracering, en illegale tussenhandel. Zij hebben ook toegezegd hechter samen te werken met de betrokken subregionale en regionale organisaties bij het versterken van het PoA en het internationaal traceringsinstrument.

(6)

De Liga van Arabische Staten (LAS) is een regionale organisatie die alle Arabische landen verenigt, met als doel de samenwerking tussen de leden te bevorderen en versterken.

(7)

De Unie en de LAS hebben in 2016 met elkaar een strategische dialoog opgezet en een aantal groepen opgericht.

(8)

De Groep massavernietigingswapen en wapenbeheersing heeft in het kader van die dialoog prioritaire gebieden voor mogelijke concrete samenwerking vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Teneinde de LAS-lidstaten te ondersteunen bij de uitvoering van het PoA van de VN en van het internationaal traceringsinstrument (ITI), streeft de Unie de volgende doelstellingen na:

duurzaam opbouwen van het nationale vermogen van LAS-lidstaten om de illegale verspreiding van SALW tegen te gaan, terrorisme te bestrijden en na conflictsituaties de veiligheid te verbeteren, met volledige eerbiediging van de internationale mensenrechtennormen;

duurzaam opbouwen van het regionale vermogen van LAS-lidstaten om dezelfde problemen aan te pakken;

versterken van de nationale controle van LAS-lidstaten op SALW in de belangrijkste stadia van hun levenscyclus;

uitwisseling van beste praktijken en getrokken lering.

2.   Teneinde de in lid 1 genoemde doelstellingen te bereiken, steunt de Unie door middel van dit besluit acties op de volgende gebieden:

controle op de internationale overdracht van SALW(bestrijding van illegale wapenstromen);

in kaart brengen en verstoren van de bronnen van illegale handvuurwapens (capaciteitsopbouw voor wetshandhavingsdiensten);

overige maatregelen in verband met handvuurwapenbeheersing, waaronder voorraadbeheer, controle van voorraden in dat verband, en veiligheid;

ontwapening, demobilisatie en re-integratie (ODR);

verstrekken van informatie over illegale SALW, en verscherpte beheersing van SALW.

3.   Een gedetailleerde beschrijving van het in leden 1 en 2 bedoelde project staat in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van het in artikel 1 bedoelde project berust bij het Small Arms Survey („SAS”), vertegenwoordigd door het Graduate Institute of International and Development Studies met bijstand van de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol) en de Werelddouaneorganisatie (WDO), en in nauwe samenwerking met het LAS-secretariaat.

3.   Het SAS, bijgestaan door Interpol en de WDO, voert zijn taken uit onder de verantwoordelijkheid van de hoge vertegenwoordiger. De hoge vertegenwoordiger treft hiertoe de nodige regelingen met het SAS.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van het in artikel 1 bedoelde, door de Unie gefinancierde project bedraagt 2 858 550 EUR.

2.   Voor het beheer van de uitgaven die worden gefinancierd uit het in lid 2 genoemde referentiebedrag gelden de procedures en voorschriften die van toepassing zijn op de begroting van de Unie.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 2 bedoelde uitgaven. Hiertoe sluit zij de nodige overeenkomst met het SAS. In de overeenkomst wordt bepaald dat het SAS er zorg voor moet dragen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is in een mate die overeenstemt met de omvang ervan.

4.   De Commissie tracht de in lid 3 bedoelde overeenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij voordoen en van de datum van sluiting van de overeenkomst.

Artikel 4

1.   De hoge vertegenwoordiger brengt verslag uit aan de Raad over de uitvoering van dit besluit, op basis van regelmatige kwartaalverslagen die door het SAS worden opgesteld. Deze verslagen vormen de basis voor de evaluatie door de Raad.

2.   De Commissie brengt verslag uit over de financiële aspecten van het in artikel 1 bedoelde project.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 24 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde overeenkomst. Het verstrijkt echter zes maanden na de datum van inwerkingtreding, indien er binnen die termijn nog geen overeenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 19 november 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


BIJLAGE

Bestrijding van de illegale handel in en de verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens in de lidstaten van de Liga van Arabische Staten (2018-2020)

1.   Achtergrond en motivering van de GBVB-steun

Dit project bouwt voort op eerdere inspanningen van de Liga van Arabische Staten (LAS) en de Unie om de LAS-lidstaten bij te staan bij de bestrijding van illegale handvuurwapens en lichte wapens (SALW) in de Arabische regio. De uitroeiing van illegale handvuurwapens in de Arabische regio is van cruciaal belang voor het terugdringen van alle vormen van geweld en de bevordering van duurzame ontwikkeling en welvaart in overeenstemming met de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) van de Verenigde Naties (VN) — zowel in de Arabische regio als in naburige regio's, Europa inbegrepen.

Meer specifiek is het project gericht op het versterken van de capaciteit van de LAS-lidstaten om uitvoering te geven aan het VN-actieprogramma ter voorkoming, bestrijding en uitroeiing van de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten (PoA) en aan het internationaal traceringsinstrument (ITI), aan de hand van de door de LAS-lidstaten vastgestelde prioriteiten en behoeften. Het normatieve kader voor het project omvat ook de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name doelstelling 16.4. Afhankelijk van de voorkeuren van de ontvangende LAS-lidstaat, kunnen het VN-Vuurwapenprotocol en het Wapenhandelsverdrag tevens dienen als referentiepunt voor projectgerelateerde inspanningen voor capaciteitsopbouw (uitvoer/invoercontroles, voorkomen van de omleiding van wapens enz.).

2.   Projectdoelstellingen en duurzaamheid op lange termijn

De onderliggende doelstelling van het project is het duurzaam versterken van de capaciteit van de LAS-lidstaten ter uitvoering van het actieprogramma en het ITI en ter bestrijding van illegale handvuurwapens en terrorisme, overeenkomstig de door de LAS-lidstaten in kaart gebrachte prioriteiten en behoeften. Ten einde dat doel te bereiken, heeft het project de volgende hoofddoelstellingen:

a)

het duurzaam opbouwen van de nationale capaciteit van de LAS-lidstaten om de illegale verspreiding van SALW tegen te gaan, terrorisme te bestrijden en na conflictsituaties de veiligheid te verbeteren;

b)

het duurzaam opbouwen van het regionale vermogen van de betrokken LAS-personeelsleden om dezelfde problemen aan te pakken;

c)

het versterken van de nationale controle van de LAS-lidstaten op SALW in de belangrijkste stadia van hun levenscyclus;

d)

het bevorderen van de uitwisseling van beste praktijken en getrokken lering.

Uit raadplegingen van de LAS-lidstaten blijkt dat zij op specifieke gebieden hulp en steun nodig hebben. Centraal staat hierbij de opbouw van nationale capaciteit voor de bestrijding van illegale wapenstromen (zie punt 3 voor verdere details). Alle onderdelen van het project, ook die welke betrekking hebben op de beoordeling van de behoeften en de evaluatie na de uitvoering, moeten er eigenlijk voor zorgen dat het project duurzame capaciteit verleent aan de beoogde begunstigden, namelijk de overheidsinstanties en ambtenaren in de LAS-lidstaten, en het LAS-secretariaat (afdeling wapenbeheersing en ontwapening).

3.   Beschrijving van de actie

Het project van de Unie ter bestrijding van de illegale handel in en verspreiding van SALW in de LAS-lidstaten (2018-2020) moet beantwoorden aan de behoeften die de LAS-lidstaten op de volgende prioritaire gebieden in kaart hebben gebracht:

Gebied 1:

het controleren van de internationale overdracht van SALW (bestrijding van illegale wapenstromen)

1.1.   Uitvoer/invoer/doorvoervergunningen en -controle (risicobeoordeling enz.)

1.2.   Voorkomen dat SALW terechtkomen bij onbevoegde ontvangers

1.3.   Opsporing van SALW en onderdelen daarvan tijdens de inspectie van de vervoerde goederen en vracht (inspectiemethoden, technieken, uitrusting enz.)

Gebied 2:

het identificeren en verstoren van de bronnen van illegale handvuurwapens (capaciteitsopbouw voor wetshandhavingsdiensten)

2.1.   Controle van de land-, lucht- en zeegrenzen, met inbegrip van de overdracht van technologie

2.2.   Markering, registratie en tracering

2.3.   Aanvullende technieken en methoden voor onderzoek en inspectie van wapens (gebruik van ballistische informatie, identificatie/verstoring van smokkelroutes en -methodes enz.)

Gebied 3:

andere maatregelen voor de beheersing van handvuurwapens

3.1.   Voorraadbeheer en veiligheid

Gebied 4:

ontwapening, demobilisatie en re-integratie (DDR)

4.1.   Uitwisseling van expertise, beste praktijken en geleerde lessen in verband met DDR

4.2.   Hulp bij het opzetten van nationale DDR-programma's

4.3.   Andere vormen van ondersteuning van LAS-lidstaten na conflictsituaties

Opgemerkt zij dat een aantal LAS-lidstaten om de opneming van dit onderdeel had verzocht, maar dat er in vergelijking met de andere onder dit punt vermelde gebieden in het algemeen minder belangstelling voor was. Daarom staat het niet centraal in het project.

Gebied 5:

het verstrekken van informatie over illegale SALW, en verscherpte controle op SALW:

5.1.   Evaluatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de LAS-lidstaten; advies over mogelijke wijzigingen en herzieningen.

5.2.   Vertaling van relevant onderzoek, gepubliceerde studies en andere documenten in het Arabisch

Om in te spelen op bovenstaande behoeften, bevat het project de volgende elementen:

1.

regionale coördinatie: eerste vergadering in Caïro

2.

subregionale coördinatie: subregionale workshops

3.

beoordelingsmissies

4.

opleiding in het land

5.

bijstand op wetgevingsgebied

6.

verstrekken van informatie in het Arabisch

7.

regionale coördinatie: slotvergadering in Caïro

8.

toezicht op en evaluatie van het project (met inbegrip van een financiële audit)

3.1.   Regionale coördinatie: eerste vergadering in Caïro

3.1.1.   Doelstelling: de bekendheid met het project vergroten, contact met LAS-lidstaten aanknopen, en een aanvang maken met het in kaart brengen van de specifieke behoeften van landen (eerste beoordeling van de behoeften) (prioritaire gebieden 1tot 5).

3.1.2.   Activiteiten: één week durende eerste vergadering in Caïro, die alle aspecten van het project (prioritaire gebieden 1 tot 5) omvat en bedoeld is voor hoge ambtenaren uit de LAS-lidstaten en LAS-personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor projectgerelateerde kwesties.

3.1.3.   Resultaten van de actie: het aanknopen van contact met LAS-lidstaten; het in kaart brengen van specifieke behoeften van landen; het opstellen van een beknopt verslag over de vergadering.

3.2.   Subregionale coördinatie: subregionale workshops

3.2.1.   Doelstelling: de LAS-lidstaten de mogelijkheid geven om op subregionaal niveau ervaringen en goede praktijken te delen, en om op gebieden die verband houden met het project (prioritaire gebieden 1 tot 4) uitvoeringsprioriteiten vast te stellen.

3.2.2.   Activiteiten: Eén week durende workshops, ongeveer halverwege het project, in drie verschillende subregio's (voorlopig: de Maghreb, de Sahel en Oost-Afrika; de Mashrek; het Arabisch Schiereiland en Irak) (drie weken in totaal). De LAS-lidstaten die aan elke workshop deelnemen, zouden tijdens de eerste vergadering in Caïro (punt 3.1) of kort daarna worden gekozen.

3.2.3.   Resultaten van de actie: uitwisseling van ervaringen en goede praktijken op gebieden die verband houden met het project; vaststelling van uitvoeringsprioriteiten; het opstellen van een beknopt verslag over de workshop.

3.3.   Beoordelingsmissies

3.3.1.   Doelstelling: de specifieke behoeften van een land vaststellen en werken aan de follow-up van opleidingen en bijstand in het land (prioritaire gebieden 1 tot 5).

3.3.2.   Activiteiten: bezoeken ter plaatse aan de LAS-lidstaten die om bijstand verzoeken.

3.3.3.   Resultaten van de actie: voltooiing van beoordelingsmissies; opstelling van een kort verslag over elke missie, dat vertrouwelijk is voor de ontvangende LAS-lidstaat en dat de specifieke behoeften van dit land moet bepalen (identificatie van bestaande beleidsmaatregelen, normatieve of andere lacunes en belemmeringen voor het aanpakken van dergelijke lacunes).

3.4.   Opleiding in het land

3.4.1.   Doelstelling: opbouwen van duurzame capaciteit voor de beheersing van handvuurwapens in de ontvangende LAS-lidstaat, en wel in functie van de belangen en behoeften van die lidstaat (prioritaire gebieden 1 tot 4).

3.4.2.   Activiteiten:

Binnenlandse opleidingssessies voor de LAS-lidstaten die om bijstand verzoeken. De opleidingssessies kunnen ten goede komen aan alle 22 LAS-lidstaten (één week per staat) of een kleiner aantal LAS-lidstaten (meerdere bezoeken aan die lidstaten; bijv. twee weken opleiding voor 11 LAS-lidstaten).

Elke opleidingssessie omvat: a) een eerstekennismakingsdag waarop hoge regeringsfunctionarissen worden ingelicht over alle aspecten van het project die van belang/relevant zijn voor de LAS-lidstaat; b) twee dagen opleiding voor eerstelijnsmanagers (projectdeskundigen werken parallel op gebieden die van belang/relevant zijn voor de LAS-lidstaat); c) twee dagen praktische opleiding voor uitvoerend personeel (projectdeskundigen werken parallel op gebieden die van belang/relevant zijn voor de LAS-lidstaat).

Bij meerdere bezoeken wordt getracht de nationale inbreng te vergroten door de opleiding tijdens het eerste bezoek te verruimen en te versterken, met name op de gebieden die door de ontvangende LAS-lidstaat als topprioriteiten zijn aangemerkt.

3.4.3.   Resultaten van de actie: de impact van de opleidingssessies zal worden beoordeeld om te bepalen in hoeverre aan de doelstellingen inzake capaciteitsopbouw is voldaan.

3.5.   Bijstand op wetgevingsgebied

3.5.1.   Doelstelling: beoordeling van met handvuurwapens verband houdende wetgeving in de LAS-lidstaten die om een dergelijke bijstand hebben verzocht; mogelijke wetgevende wijzigingen en herzieningen in kaart brengen (prioritaire gebieden 1-4).

3.5.2.   Activiteiten: onderzoek op basis van stukken en overleg met de verzoekende LAS-lidstaat; bezoek ter plaatse (één week); en voortgangsverslag en overleg met de verzoekende LAS-lidstaat.

3.5.3.   Resultaten van de actie: opstelling van een kort verslag, vertrouwelijk voor de ontvangende LAS-lidstaat, met mogelijke wetgevende wijzigingen en herzieningen.

3.6.   Verstrekken van informatie in het Arabisch

3.6.1.   Doelstelling: inspelen op de behoefte van de LAS-lidstaten aan onafhankelijke en betrouwbare informatie over handvuurwapens en gewapend geweld in het Arabisch (prioritair gebied 5)

3.6.2.   Activiteiten: vertaling van belangrijke publicaties en documenten in het Arabisch (gepubliceerde verslagen, richtsnoeren inzake beste praktijken enz.). Voorbeelden zijn de Small Arms Survey's Guide bij de Small Arms Process and its Physical Security and Stockpile Management (PSSM) Matrix van de VN.

3.6.3.   Resultaten van de actie: specifieke outputs zouden zijn de vertaling van belangrijke boeken, verslagen en briefingdocumenten, alsook de productie van podcasts en blogberichten in het Arabisch. Deze actie zou resulteren in een veel grotere beschikbaarheid van onafhankelijke en betrouwbare informatie over handvuurwapens en gewapend geweld in het Arabisch.

3.7.   Regionale coördinatie: slotvergadering in Caïro

3.7.1.   Doelstelling: het project evalueren en de toekomstige samenwerking plannen (prioritaire gebieden 1 tot 5).

3.7.2.   Activiteiten: een tweedaagse vergadering in Caïro aan het einde van het project, bedoeld voor hoge ambtenaren uit de LAS-lidstaten en LAS-personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor projectgerelateerde kwesties.

3.7.3.   Resultaten van de actie: bespreking en evaluatie van het project; opstelling van plannen voor toekomstige samenwerking inzake de beheersing van handvuurwapens; opstelling van een beknopt verslag over de vergadering.

3.8.   Toezicht op en evaluatie van het project

3.8.1.   Doelstelling: ervoor zorgen dat het project aan zijn doelstellingen voldoet, en dat de projectuitgaven in overeenstemming met de overeengekomen begroting worden/zijn gedaan.

3.8.2.   Activiteiten: met het oog op het meten van de impact van de verschillende onderdelen van het project, omvat het project een intern en een extern controlemechanisme. Het intern controlemechanisme zal worden aangestuurd door de Results-based Management (RBM) Specialist, ondersteund door het projectpersoneel. De externe evaluatie vergt een extern evaluatieteam dat op het einde van het project naar de tweedaagse vergadering in Caïro zal reizen, geselecteerde deelnemende LAS-lidstaten (tot 8) en het hoofdkantoor van de belangrijkste projectuitvoerders: het Small Arms Survey, de Internationale Criminele Politieorganisatie en de Werelddouaneorganisatie. Het project zal ook een financiële audit behelzen, in overeenstemming met de voorschriften van de Unie.

3.8.3.   Resultaten van de actie: voltooiing van een beoordeling van de impact van het project; voltooiing van de financiële audit.

4.   Uitvoerende agentschappen en partnerschappen

Het Small Arms Survey (SAS), een onderzoekscentrum bij het Graduate Institute of International and Development Studies in Genève, Zwitserland, zal het leidende uitvoerend agentschap zijn. Bij de uitvoering van het project bouwt het onderzoekscentrum met name voort op de bijdragen van de Internationale Criminele Politieorganisatie (Interpol) en de Werelddouaneorganisatie (WDO). Interpol zal de primaire verantwoordelijkheid hebben voor prioritaire gebieden 2.2 en 2.3 (capaciteitsopbouw voor rechtshandhavingsinstanties), de WDO voor prioritaire gebieden 1 en 2.1 (internationale controles op overdracht, met inbegrip van grenscontroles).

Indien nodig zal het SAS andere organisaties verzoeken om bij andere onderdelen van het project (eventueel ook de onderdelen voorraadbeheer en beveiliging) te helpen. Afhankelijk van de behoeften en voorkeuren van de deelnemende LAS-lidstaten, zouden andere organisaties, zoals maatschappelijke organisaties, en bepaalde gespecialiseerde LAS-agentschappen kunnen bijdragen tot de uitvoering van het project.

De uitvoerende agentschappen zullen ook zorgen voor coördinatie met gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties die in de LAS-lidstaten actief zijn, en met programma's van de Unie, zodat alle activiteiten die in het kader van het project worden ondernomen, een aanvulling vormen op en voortbouwen op bestaande initiatieven.

Het SAS en zijn uitvoerende partners zullen tevens passende maatregelen nemen om de zichtbaarheid van het project in overeenstemming met de richtsnoeren van de Unie te verzekeren.

5.   Looptijd

Een looptijd van 24 maanden wordt voor het project overwogen. Afhankelijk van de belangstelling van de LAS-lidstaten en de beschikbare middelen, zou het project na de eerste periode van twee jaar kunnen worden verlengd, zodat de inspanningen voor capaciteitsopbouw uit de eerste fase van het project worden voortgezet en geconsolideerd. Zo kan de opleiding die in de eerste fase aan een bepaald land wordt gegeven, worden herhaald, uitgebreid en getest, waarbij meer personeel wordt ingezet om de duurzaamheid te waarborgen. LAS-lidstaten die niet alle opleiding of bijstand op wetgevingsgebied hebben gekregen die zij in de eerste fase van het project hadden aangevraagd, zouden die in de tweede fase kunnen ontvangen. LAS-lidstaten die nieuwe behoeften of prioriteiten in verband met wapenbeheersing hebben vastgesteld — bijvoorbeeld voortbouwend op de capaciteiten die in de eerste fase van het project zijn verworven — zouden in de tweede fase bijstand kunnen verkrijgen op deze gebieden.


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/32


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1790 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2018

tot intrekking van Beschikking 2002/623/EG tot vaststelling van richtsnoeren voor de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen

(Kennismaking geschied onder nummer C(2018) 7513)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (1), en met name bijlage II, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Beschikking 2002/623/EG van de Commissie (2) zijn richtsnoeren vastgesteld betreffende de doelstellingen, de onderdelen, de algemene beginselen en de methodiek van de in bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG bedoelde milieurisicobeoordeling.

(2)

In recentere en gedetailleerdere richtsnoeren over de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) die door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) zijn vastgesteld, zijn uitvoerige aanvullende toelichtingen gegeven over de uitvoering van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG. Sinds de vaststelling van deze gedetailleerdere richtsnoeren heeft Beschikking 2002/623/EG geleidelijk haar toegevoegde waarde verloren.

(3)

Bij Richtlijn (EU) 2018/350 van de Commissie (3), tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG, is bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG geactualiseerd door de verbeterde richtsnoeren van de EFSA voor de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerd planten die in oktober 2010 zijn vastgesteld (4), te integreren en als uitgangspunt te gebruiken en er daarbij rekening mee te houden dat bijlage II op alle ggo's van toepassing is en niet alleen op genetisch gemodificeerde planten. Beschikking 2002/623/EG heeft als zodanig als basis gefungeerd voor de opstelling van de richtsnoeren van de EFSA. Dientengevolge zijn de bepalingen van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG nu gedetailleerder en zijn de in Beschikking 2002/623/EG vastgestelde de richtsnoeren niet langer nodig.

(4)

Beschikking 2002/623/EG moet derhalve worden ingetrokken.

(5)

Beschikking 2002/623/EG moet ook worden ingetrokken met het oog op vereenvoudiging teneinde het aantal richtsnoeren te verminderen waarmee exploitanten en bevoegde autoriteiten rekening moeten houden bij de uitvoering van een milieurisicobeoordeling uit hoofde van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG.

(6)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 30, lid 1, van Richtlijn 2001/18/EG ingestelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Beschikking 2002/623/EG wordt ingetrokken.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 november 2018.

Voor de Commissie

Vytenis ANDRIUKAITIS

Lid van de Commissie


(1)  PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

(2)  Beschikking 2002/623/EG van de Commissie van 24 juli 2002 tot vaststelling van richtsnoeren ter aanvulling van bijlage II bij Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 200 van 30.7.2002, blz. 22).

(3)  Richtlijn (EU) 2018/350 van de Commissie van 8 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de milieurisicobeoordeling van genetisch gemodificeerde organismen (PB L 67 van 9.3.2018, blz. 30).

(4)  Panel van de EFSA voor genetisch gemodificeerde organismen (ggo's), Guidance on the environmental risk assessment of genetically modified plants, EFSA Journal 2010;8(11):1879, [111 blz.], doi:10.2903/j.efsa.2010.1879.


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/34


BESLUIT (GBVB) 2018/1791 VAN HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ

van 6 november 2018

tot benoeming van de commandant van de EU-missiestrijdkrachten voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (EUTM Mali/2/2018)

HET POLITIEK EN VEILIGHEIDSCOMITÉ,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 38,

Gezien Besluit 2013/34/GBVB van de Raad van 17 januari 2013 betreffende een militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (1), en met name artikel 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van artikel 5, lid 1, van Besluit 2013/34/GBVB heeft de Raad het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) gemachtigd om de nodige besluiten te nemen over de politieke controle op en de strategische leiding van EUTM Mali, met inbegrip van de besluiten tot benoeming van de navolgende commandanten van de EU-missiestrijdkrachten voor EUTM Mali.

(2)

Het PVC heeft op 23 januari 2018 Besluit (GBVB) 2018/135 (2) vastgesteld, waarbij brigadegeneraal Enrique MILLÁN MARTÍNEZ werd benoemd tot commandant van de EU-missiestrijdkrachten van EUTM Mali.

(3)

Duitsland heeft op 5 oktober 2018 voorgesteld brigadegeneraal Peter MIROW met ingang van 12 november 2018 te benoemen tot commandant van de EU-missiestrijdkrachten van EUTM Mali, ter vervanging van brigadegeneraal Enrique MILLÁN MARTÍNEZ.

(4)

Op 5 oktober 2018 heeft het Militair Comité van de EU zijn steun voor deze aanbeveling uitgesproken.

(5)

Er dient derhalve een besluit over de benoeming van brigadegeneraal Peter MIROW te worden genomen. Besluit (GBVB) 2018/135 dient te worden ingetrokken.

(6)

Overeenkomstig artikel 5 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de uitwerking en de uitvoering van besluiten en acties van de Europese Unie die gevolgen hebben op defensiegebied. Denemarken neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Brigadegeneraal Peter MIROW wordt met ingang van 12 november 2018 benoemd tot commandant van de EU-missiestrijdkrachten voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali).

Artikel 2

Besluit (GBVB) 2018/135 wordt ingetrokken.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 12 november 2018.

Gedaan te Brussel, 6 november 2018.

Voor het Politiek en Veiligheidscomité

De voorzitter

S. FROM-EMMESBERGER


(1)  PB L 14 van 18.1.2013, blz. 19.

(2)  Besluit (GBVB) 2018/135 van het Politiek en Veiligheidscomité van 23 januari 2018 tot benoeming van de commandant van de EU-missiestrijdkrachten voor de militaire missie van de Europese Unie om de Malinese strijdkrachten te helpen opleiden (EUTM Mali) (EUTM Mali/1/2018) (PB L 24 van 27.1.2018, blz. 1).


20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/36


BESLUIT VAN HET HOF VAN JUSTITIE

van 16 oktober 2018

betreffende de neerlegging en de betekening van processtukken met behulp van de applicatie e-Curia

HET HOF,

Gezien het Reglement voor de procesvoering en met name artikel 48, lid 4, en artikel 57, lid 8,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde rekening te houden met de ontwikkeling van de communicatietechnologieën is een computerapplicatie ontwikkeld die de neerlegging en de betekening van processtukken langs elektronische weg mogelijk maakt.

(2)

Deze applicatie, die berust op een elektronische authenticatie met een persoonlijke gebruikersnaam en een persoonlijk wachtwoord, voldoet aan de eisen van echtheid, integriteit en vertrouwelijkheid van de uitgewisselde documenten.

(3)

Gezien het succes van deze applicatie en de voordelen die zij biedt doordat de communicatie langs deze weg snel kan verlopen, dient de kring van personen die daarvan kunnen gebruikmaken te worden uitgebreid en dient aan de rechterlijke instanties van de lidstaten de mogelijkheid te worden geboden om via dit kanaal processtukken neer te leggen of te ontvangen in het kader van de behandeling van de verzoeken om een prejudiciële beslissing door het Hof.

(4)

Met het oog op een goede rechtsbedeling – en uitsluitend ten behoeve van de behandeling van de prejudiciële zaken – moet diezelfde mogelijkheid worden geboden aan personen die, hoewel zij geen gemachtigde of advocaat zijn, op grond van de nationale procedureregels bevoegd zijn om een partij voor de rechterlijke instanties van hun staat te vertegenwoordigen,

BESLUIT:

Artikel 1

Definitie

„E-Curia” is een computerapplicatie die de rechterlijke instanties waaruit het Hof van Justitie van de Europese Unie bestaat gemeen hebben en die het mogelijk maakt om processtukken langs elektronische weg neer te leggen en te betekenen, onder de voorwaarden die in het onderhavige besluit zijn genoemd.

Artikel 2

Toegang tot de applicatie

Voor het gebruik van deze applicatie moet een toegangsaccount worden aangemaakt en zijn een persoonlijke gebruikersnaam en een persoonlijk wachtwoord vereist.

Artikel 3

Neerlegging van een processtuk

Een processtuk dat met behulp van e-Curia is neergelegd, wordt geacht het origineel van dat stuk in de zin van artikel 57, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering te zijn, wanneer de persoonlijke gebruikersnaam en het persoonlijke wachtwoord van de vertegenwoordiger van een partij of van een persoon die voor rekening van een rechterlijke instantie van een lidstaat handelt, zijn gebruikt om deze neerlegging te verrichten. Het gebruik van deze gebruikersnaam en dit wachtwoord geldt als ondertekening van het betrokken stuk.

Artikel 4

Bijlagen en afschriften

Bij het met behulp van e-Curia neergelegde processtuk moeten de bijlagen worden gevoegd die daarin zijn vermeld, evenals de staat van die bijlagen.

Het is niet noodzakelijk om voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van het processtuk dat met behulp van e-Curia is neergelegd en de eventuele bijlagen daarbij, neer te leggen.

Artikel 5

Datum en tijdstip van de neerlegging

Het moment waarop een processtuk wordt geacht in de zin van artikel 57, lid 7, van het Reglement voor de procesvoering te zijn neergelegd, is dat van de validatie van de neerlegging van dat stuk door de vertegenwoordiger van de partij of door de persoon die voor rekening van een rechterlijke instantie van een lidstaat handelt.

De hierbij in aanmerking genomen tijdzone is die van het Groothertogdom Luxemburg.

Artikel 6

Betekening van de processtukken

De processtukken, daaronder begrepen de arresten en de beschikkingen, worden met behulp van e-Curia betekend aan de houders van een e-Curia-account die in een zaak een partij vertegenwoordigen of voor rekening van een rechterlijke instantie van een lidstaat handelen, alsook hun eventuele assistenten.

De processtukken worden tevens met behulp van e-Curia betekend aan de lidstaten, de overige staten die partij zijn bij het Verdrag betreffende de Europese Economische Ruimte en aan de instellingen, organen of instanties van de Unie die deze vorm van betekening hebben aanvaard.

De processtukken kunnen ook worden betekend door toezending op een van de andere wijzen waarin het Reglement voor de procesvoering voorziet indien de aard of omvang van het stuk daartoe gebiedt of wanneer het gebruik van e-Curia technisch niet mogelijk blijkt.

Artikel 7

Datum en tijdstip van de betekening

De in het vorige artikel bedoelde geadresseerden van de betekeningen worden van elke betekening die hun met behulp van e-Curia wordt toegezonden, per e-mail op de hoogte gesteld.

Het processtuk wordt betekend op het moment waarop de geadresseerde verzoekt om toegang tot dit stuk. Bij gebreke van een verzoek om toegang wordt het stuk geacht te zijn betekend na de zevende dag volgende op die waarop de e-mail waarbij de betrokkene op de hoogte is gesteld, is toegezonden.

Wanneer een partij door meerdere personen wordt vertegenwoordigd of wanneer meerdere personen zijn gemachtigd om voor rekening van een rechterlijke instantie van een lidstaat te handelen, is het moment dat voor de berekening van de termijnen in aanmerking wordt genomen, dat waarop voor het eerst om toegang wordt verzocht.

De hierbij in aanmerking genomen tijdzone is die van het Groothertogdom Luxemburg.

Artikel 8

Gebruiksvoorwaarden voor de applicatie

De griffier stelt de gebruiksvoorwaarden voor e-Curia vast en ziet toe op de naleving daarvan. Wanneer e-Curia niet overeenkomstig deze voorwaarden wordt gebruikt, kan dit ertoe leiden dat het betrokken toegangsaccount wordt gedeactiveerd.

Het Hof neemt de nodige maatregelen om e-Curia tegen misbruik en kwaadwillig gebruik te beschermen.

De gebruiker wordt per e-mail op de hoogte gesteld van enige maatregel die op grond van het onderhavige artikel wordt genomen om hem het gebruik van zijn toegangsaccount te beletten.

Artikel 9

Intrekking

Het besluit van het Hof van 13 september 2011 betreffende de neerlegging en betekening van processtukken met behulp van de applicatie e-Curia (1) wordt ingetrokken en vervangen door dit besluit.

Artikel 10

Inwerkingtreding

Het onderhavige besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 16 oktober 2018.

De griffier

A. CALOT ESCOBAR

De president

K. LENAERTS


(1)  PB C 289 van 1.10.2011, blz. 7.


HANDELINGEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN

20.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 293/39


BESLUIT Nr. 1/2018 VAN DE ASSOCIATIERAAD EU-TUNESIË

van 9 november 2018

tot vaststelling van de strategische prioriteiten EU-Tunesië voor de periode 2018-2020 [2018/1792]

DE ASSOCIATIERAAD EU-TUNESIË,

Gezien de Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Euromediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Tunesië, anderzijds („de Euromediterrane overeenkomst”) is op 17 juli 1995 ondertekend en op 1 maart 1998 in werking getreden.

(2)

Artikel 80 van de Euromediterrane overeenkomst machtigt de Associatieraad de besluiten te nemen die hij dienstig acht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst.

(3)

Overeenkomstig artikel 90 van de Euromediterrane overeenkomst treffen de partijen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen en zien zij erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

(4)

In het kader van de evaluatie van het Europees nabuurschapsbeleid in 2016 werd een nieuwe fase in de samenwerking met de partners voorgesteld, die bijdroeg tot een sterker gevoel van betrokkenheid voor elke partij.

(5)

De Europese Unie en de Republiek Tunesië hebben besloten hun bevoorrecht partnerschap te consolideren door een reeks strategische prioriteiten voor de periode 2018-2020 goed te keuren, teneinde het democratische transitieproces en de sociaal-economische ontwikkeling van Tunesië te ondersteunen en versterken.

(6)

De partijen bij de Euromediterrane overeenkomst moeten overeenstemming bereiken over de tekst van de strategische prioriteiten, die het bevoorrecht partnerschap EU-Tunesië concretiseren voor de periode 2018-2020. Die prioriteiten moeten de uitvoering van de Euromediterrane overeenkomst ondersteunen, door de nadruk te leggen op de samenwerking rond gezamenlijk vastgestelde gedeelde belangen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Associatieraad stelt de strategische prioriteiten EU-Tunesië voor de periode 2018-2020 vast, zoals opgenomen in het document getiteld „Consolidatie van het geprivilegieerde partnerschap EU-Tunesië: strategische prioriteiten EU-Tunesië voor de periode 2018-2020” in de bijlage, en beveelt de partijen aan deze uit te voeren.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 november 2018.

Voor de Associatieraad EU-Tunesië

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  PB L 97 van 30.3.1998, blz. 2.


BIJLAGE

Consolidatie van het geprivilegieerde partnerschap EU-Tunesië: strategische prioriteiten voor de periode 2018-2020

1.   Inleiding

Tunesië heeft van zijn verankering in de Europese ruimte een strategische keuze gemaakt. De ontwikkeling van een welvarende en stabiele Tunesische democratie in het nabuurschap van de Europese Unie is een gezamenlijk strategisch belang.

Het geprivilegieerde partnerschap EU-Tunesië bewijst hoe bijzonder en dynamisch de bilaterale banden zijn, maar ook hoe ambitieus beide partners zijn om de banden te doen evolueren in de richting van een steeds nauwere samenwerking tussen Tunesië en de Europese ruimte. Het doel op lange termijn is om een ambitieus toekomstmodel te ontwikkelen voor de relaties na 2020, waarbij wordt voortgebouwd op de behaalde vooruitgang en ten volle gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden voor toenadering die het Europese nabuurschapsbeleid biedt in de periode 2018-2020.

In het kader van het geprivilegieerde partnerschap heeft Tunesië zich er ten volle toe verbonden de hervormingen uit te voeren die noodzakelijk zijn voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling van het land en de democratische overgang te bestendigen. De Europese Unie is zich bewust van de omvang van de uitdagingen en de moeilijkheden waar Tunesië mee wordt geconfronteerd, en hernieuwt haar verbintenis om steun te bieden om deze hervormingen zo snel mogelijk uit te voeren.

De strategische prioriteiten die in dit document zijn vastgelegd, vertalen het geprivilegieerde partnerschap in concrete termen voor de jaren 2018-2020. Het creëren van perspectieven voor jongeren zal centraal staan in de acties van beide partijen. De nadruk zal liggen op versnelde sociaal-economische hervormingen, met inbegrip van de verbetering van het ondernemingsklimaat, maar ook op het sluiten van een diepe en brede vrijhandelsovereenkomst (DCFTA). De consolidatie van de democratie, in het bijzonder de daadwerkelijke toepassing van de grondwet van 2014 en goed bestuur, blijven eveneens cruciaal. Beide partijen zullen hun samenwerking op het vlak van veiligheid en terrorismebestrijding, alsook op het vlak van migratie en mobiliteit, versterken door de afsluiting van de onderhandelingen over visumversoepeling en overname en de steeds actievere deelname van Tunesië aan de Europese programma's. Deze inspanningen gaan gepaard met een versterking van de politieke dialoog op hoog niveau, van de dialoog met het maatschappelijk middenveld, alsook van de zichtbaarheid van het partnerschap.

Deze prioriteiten zijn gebaseerd op het Tunesische vijfjarige ontwikkelingsplan 2016-2020 (1) en op de gezamenlijke mededeling „Meer EU-steun aan Tunesië” (2).

2.   Strategische prioriteiten van het geprivilegieerde partnerschap EU-Tunesië voor de periode 2018-2020

Partnerschap voor jongeren

De EU en Tunesië beschouwen de toekomstperspectieven voor jongeren als een hoofddoelstelling, zoals blijkt uit het partnerschap „EU-Tunesië voor jongeren”, dat op 1 december 2016 door de Tunesische president en de hoge vertegenwoordiger/vicevoorzitter werd gelanceerd. Om beter aan de behoeften van jonge Tunesiërs te kunnen voldoen, moet de samenhang tussen de verschillende huidige en toekomstige acties worden verbeterd. Op basis van de dialoog die voor de uitvoering van dit partnerschap werd aangegaan, hebben de EU en Tunesië zich ertoe verbonden ondersteuning te bieden aan de acties ter bevordering van werkgelegenheid en inzetbaarheid van jongeren, mobiliteit, en meer betrokkenheid van jongeren bij het openbare en politieke leven, in het bijzonder lokale initiatieven. De inzetbaarheid zal worden verbeterd via de hervorming van het onderwijs en de beroepsopleiding en het creëren van een sterkere band tussen de privésector en de onderwijs- en opleidingsstelsels, alsook dankzij de bevordering en begeleiding van innoverende initiatieven die jongeren zelf lanceren, in het bijzonder op het vlak van nieuwe technologieën en cultuur. De ondersteuning van de ontwikkeling van een nationale Tunesische strategie voor jongeren zal, net als de versterking van de instellingen en organisaties voor jongeren, een sleutelelement zijn binnen het partnerschap.

Ter aanvulling van deze verbintenis voor jongeren zullen beide partijen aan de volgende strategische prioriteiten werken:

2.1.   Inclusieve en duurzame sociaal-economische ontwikkeling

Politieke vooruitgang kan pas duurzaam zijn indien deze vergezeld gaat van navenante economische vooruitgang. Rekening houdend met de kwetsbare sociaal-economische situatie van Tunesië, de hoge werkloosheidsgraad onder de jongeren (in het bijzonder jongeren met een diploma) en aanzienlijke regionale en sociale verschillen, is een van de hoofddoelstellingen bij te dragen aan de heropleving van de Tunesische economie, haar competitiever en gediversifieerder te maken en op een inclusieve en duurzame manier te transformeren, waarbij de internationale verbintenissen op het vlak van milieu en klimaatverandering in acht worden genomen. De EU zal de structurele hervormingen blijven ondersteunen en aanmoedigen.

In het bijzonder zullen de acties op het vlak van sociaal-economische ontwikkeling de volgende verbintenissen omvatten:

de verbetering van het ondernemingsklimaat en de ondersteuning van de ontwikkeling van de particuliere sector en private investeringen, meer bepaald door middel van: i) vereenvoudiging en verlichting van administratieve procedures waaraan ondernemingen zijn onderworpen, ii) betere toegang tot financiering, en iii) stimulering van publieke en private investeringen — in het bijzonder de daadwerkelijke toepassing van de investeringswet van 2016 en de wet op de herziening van de fiscale voordelen van 2017, teneinde schadelijke belastingregelingen te schrappen;

actieve bevordering van ondernemerschap en van de ontwikkeling van micro-, kleine, en middelgrote ondernemingen;

definiëring en uitvoering van ontbrekende sectorale strategieën, bijvoorbeeld op het gebied van toerisme;

betere bescherming van het milieu en beter beheer van natuurlijke bronnen (met inbegrip van water), meer bepaald door middel van de uitvoering van een nationale groene-economiestrategie en de uitvoering van internationale verbintenissen die Tunesië op het vlak van klimaatverandering (vastgestelde nationale bijdrage), blauwe economie en visbestanden is aangegaan;

verbetering van het concurrentievermogen van traditionele en groeiende industriële en landbouwsectoren — meer bepaald door ondersteuning van innovatie en door duurzaam beheer van grondstoffen — alsook de diversificatie van de exportmarkten;

ontwikkeling van de energiesector, inclusief door de interconnectie van het elektriciteitsnet tussen de EU en Tunesië, en de bevordering van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie;

ontwikkeling van een veilig, beveiligd, duurzaam en efficiënt transportsysteem door middel van geharmoniseerde transportnormen en een geïntegreerd multimodaal netwerk dat beter zuid-zuid- en noord-zuidverbindingen mogelijk maakt;

consolidatie van het systeem voor het beheer van de overheidsfinanciën, door de goedkeuring en uitvoering van een nieuwe organieke begrotingswet, de hervorming van het auditsysteem van de overheidsrekeningen en beter bestuur van overheidsbedrijven. De hervorming van de fiscaliteit (eenvoudiger fiscaal systeem, fiscale rechtvaardigheid, decentralisatie, modernisering van de administratie, strijd tegen belastingontwijking en uitvoering van relevante internationale verbintenissen) is een cruciale stap in de richting van inclusievere ontwikkeling van het land. De ondersteuning van de huidige bankhervormingen en de nationale strategie voor financiële inclusie 2017-2021 betreffende toegang tot en gebruik en kwaliteit van de diensten zijn eveneens belangrijk;

uitvoering van het decentralisatieproces, teneinde overheidsdiensten en sociale infrastructuur te ontwikkelen (meer bepaald op het vlak van onderwijs, cultuur, gezondheidszorg, watervoorziening en riolering) die aan de behoeften van de lokale gemeenschappen beantwoorden; en versnelling van het proces voor de ontwikkeling van de binnenlandse regio's — een gemeenschappelijke verbintenis van de partijen om de sociaal-economische verschillen geleidelijk te verminderen.

Ter bevordering van de sociale vooruitgang verbinden de partijen zich ertoe om het volgende te blijven bevorderen:

werkgelegenheid, in het bijzonder door verdere hervormingen voor gelijke toegang tot goed onderwijs en goede beroepsopleiding die aansluiten bij de arbeidsmarkt, en actief arbeidsmarktintegratiebeleid;

een geïntegreerd en performant Tunesisch beleid op het vlak van sociale inclusie en een doeltreffende sociale bescherming, meer bepaald via de versterking van de capaciteit van de desbetreffende overheidsinstellingen, ter ondersteuning van de hervormingen die Tunesië heeft doorgevoerd op het vlak van sociale cohesie en de uitvoering van artikel 67 van de associatieovereenkomst tussen de EU en Tunesië betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels en de garantie van de toepassing van de gelijkebehandelingsprincipes op het vlak van sociale wetgeving; en

een inclusieve sociale dialoog, ter versterking van de capaciteit om sociaal-economische onevenwichtigheden weg te werken, sociale spanningen te beperken en echte sociale vrede te bevorderen — en eveneens de aantrekkingskracht van het land voor buitenlandse investeerders verhogen.

Beide partijen blijven zich ten volle inzetten voor het onderhandelingsproces over een diepe en brede vrijhandelsovereenkomst (DCFTA) en zijn het eens over een concreet actieplan voor 2018 om de onderhandelingen te versnellen om zo spoedig mogelijk tot een conclusie te komen. De EU en Tunesië zullen in ieders belang blijven werken aan de modernisering van de Tunesische economie, met inbegrip van de meest achtergestelde regio's en gemeenschappen, en zullen het scheppen van werkgelegenheid blijven stimuleren, in het bijzonder voor jongeren. De partijen verbinden zich ertoe de economische integratie van Tunesië in de Europese markt en in de Maghreb te vergroten.

Om de rol van innovatie en onderzoek ten dienste van de economische, sociale en regionale ontwikkeling te versterken, streven de EU en Tunesië naar de integratie van Tunesië in de Europese ruimte voor onderzoek, meer bepaald via de bevordering van hoger onderwijs, versterking van het bestuur, mechanismen ter bevordering van publiek onderzoek en de overdracht van technologieën tussen de academische wereld en de industrie.

2.2.   Democratie, goed bestuur en mensenrechten

De EU en Tunesië blijven veel belang hechten aan het democratische hervormingsproces en aan de bevordering van goed bestuur en de rechtsstaat, met eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, alsook aan de versterking van de rol en de deelname van het maatschappelijk middenveld. De partijen blijven het politieke hervormingsproces steunen via de daadwerkelijke toepassing van de grondwet en de internationale verbintenissen die Tunesië is aangegaan.

De prioriteiten op het vlak van goed bestuur en eerbiediging van de rechtsstaat omvatten in het bijzonder:

versterking van het parlement en de oprichting en daadwerkelijke instelling van onafhankelijke instellingen;

instelling van het Grondwettelijk Hof;

consolidatie van een democratisch, transparant en onafhankelijk verkiezingsproces;

bestrijding van corruptie en fraude, ook via steun aan de nationale instantie voor corruptiebestrijding;

hervorming van het justitiële stelsel, met inbegrip van aanpassing aan internationale normen, waaronder die van de Raad van Europa;

uitvoering van een strategie voor de hervorming en modernisering van het openbaar bestuur, waaronder de verbetering van de prestaties van de diensten op centraal en lokaal niveau, de instelling van op feiten gebaseerde besluitvormingsprocedures, de vereenvoudiging van administratieve procedures en de ontwikkeling van de digitale administratie;

ondersteuning van het decentralisatieproces, waaronder de versterking van de capaciteit en de begroting van de lokale overheden, in het bijzonder in de context van de gemeenteraadsverkiezingen van mei 2018; en de ondersteuning van het maatschappelijk middenveld, zijn rol in en bijdrage tot de besluitvorming, evenals de ondersteuning van burgerparticipatie, van jongeren in het bijzonder, in de politiek en de besluitvorming.

De prioriteiten met betrekking tot de eerbiediging en de bevordering van mensenrechten omvatten:

afronding van de afstemming van de wetgeving op de grondwet en internationale normen, samenwerking van Tunesië in multilaterale fora en uitvoering van de verbintenissen in het kader van de universele periodieke doorlichting;

ondersteuning van de inspanningen in de strijd tegen alle vormen van discriminatie, foltering (waaronder de uitvoering van de verbintenissen in het kader van het Comité tegen foltering) en voor de bescherming van personen in een kwetsbare situatie en bevordering van de rechten van vrouwen, kinderen en migranten;

steun voor de voortrekkersrol die Tunesië vervult in de strijd tegen geweld tegen vrouwen, voor de volledige gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de versterking van de positie van vrouwen op alle gebieden, met name in de economie en de politiek;

bescherming van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging;

recht op de bescherming van persoonsgegevens; en

eerbiediging van de mensenrechten op het vlak van veiligheid.

2.3.   Toenadering tussen de volkeren, mobiliteit en migratie

De toenadering tussen de Tunesische en Europese samenlevingen is een essentiële pijler van het geprivilegieerde partnerschap, via de versterking van de uitwisselingen tussen volkeren, samenlevingen en culturen. Deze dimensie van mobiliteit is uitermate belangrijk bij de uitvoering van het partnerschap voor jongeren. De daadwerkelijke uitvoering van de associatie van Tunesië in het kader van Horizon 2020 en de deelname aan Creatief Europa en Erasmus+ vormen de hoekstenen van deze inspanningen.

Gecoördineerd migratiebeheer is zowel voor Tunesië als voor de EU een politieke prioriteit. De partijen verbinden zich ertoe de dialoog en de samenwerking te versterken, meer bepaald door de uitvoering van het mobiliteitspartnerschap, het opvoeren van de strijd tegen de dieperliggende oorzaken van irreguliere migratie, alsook de bereidheid van Europa om de opzet van een Tunesisch asielsysteem te ondersteunen. Deze samenwerking, waarin ook de regionale dimensie van deze vraagstukken tot uiting komt, omvat:

uitvoering van de Tunesische nationale strategie op het vlak van migratie; asiel en internationale bescherming, met inbegrip van de uitvoering van een gepast wetgevend kader;

afsluiting van de onderhandelingen over visumversoepelings- en overnameovereenkomsten;

goed beheer van legale migratie, door betere coördinatie met de EU-lidstaten in overeenstemming met hun bevoegdheden, ook door proefprojecten op het gebied van mobiliteit en betere integratie van migranten in gastlanden;

ondersteuning van de mobilisatie van Tunesiërs in het buitenland om in innovatieve sectoren in Tunesië te investeren;

ondersteuning van preventie van irreguliere migratie, in het bijzonder door migratievraagstukken beter te integreren in ontwikkelingsstrategieën; beter grensbeheer en voorlichtingscampagnes over de risico's van irreguliere migratie;

ondersteuning van preventie bestrijding van mensenhandel en migrantensmokkel, onder andere via opsporing en vervolging van criminele netwerken; en

betere samenwerking inzake terugkeer en overname, inclusief via steun voor duurzame re-integratie van terugkerende Tunesiërs.

2.4.   Veiligheid en terrorismebestrijding

De EU en Tunesië worden geconfronteerd met gemeenschappelijke veiligheidsuitdagingen die een gecoördineerd optreden vergen, met eerbied voor de gedeelde waarden inzake democratie en de eerbiediging van de mensenrechten.

Tunesië is van plan om zijn globale en multisectorale strategie in de strijd tegen terrorisme en gewelddadig extremisme uit te voeren. De prioritaire samenwerkingsdomeinen omvatten:

uitvoering van de nationale antiterrorismestrategie, onder meer via de versterking en de modernisering van de wetgeving en justitie- en veiligheidsinstellingen, met inachtneming van de democratische waarden van de grondwet;

versnelde uitvoering van het steunprogramma voor de hervorming en de modernisering van de veiligheidssector, met inbegrip van de verantwoordelijkheid van de veiligheidsdiensten, en uitbreiding van deze samenwerking op basis van de geboekte vooruitgang;

bestrijding van witwaspraktijken en terrorismefinanciering, met inbegrip van de daadwerkelijke uitvoering van het actieplan dat met de Financiële Actiegroep is overeengekomen;

ontwikkeling van algemeen beleid voor de preventie van radicalisering;

de terugkeer van de buitenlandse strijders;

ontwikkeling van beleid inzake begeleiding en bescherming voor slachtoffers van terrorisme;

bestrijding van georganiseerde misdaad, in het bijzonder wapen- en drugshandel;

steun voor de uitvoering van de nationale strategie voor de beveiliging van de grenzen;

versterking van de samenwerking met de bevoegde agentschappen van de Europese Unie; en

samenwerking op het vlak van rampenbeheer en -preventie.

De Europese Unie zal bovendien ten volle blijven deelnemen aan de G-7 + 6-groep, die de coördinatie tussen de belangrijkste partners van Tunesië waarborgt.

Er kunnen ook nog andere aspecten van het partnerschap op het gebied van veiligheid/defensie worden ontwikkeld.

3.   Volgende stappen in de consolidatie van het geprivilegieerde partnerschap EU-Tunesië

Het belang dat beide partijen aan hun betrekkingen hechten, zal zich blijven weerspiegelen in intensieve politieke contacten en regelmatige bezoeken, als onderdeel van een bredere politieke dialoog over een reeks onderwerpen van gezamenlijk belang, met inbegrip van regionale en mondiale kwesties. De regionale dimensie van deze gesprekken zou moeten worden versterkt. Beide partijen herinneren daarom aan het belang van hun samenwerking in het kader van de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Naast de bestaande gesprekken zullen de partijen vergaderingen op hoog niveau organiseren tussen de EU en Tunesië en zullen Tunesische ministers deelnemen aan bepaalde informele thematische vergaderingen met de leden van de Raad van de Europese Unie. De parlementaire samenwerking tussen het Europees Parlement en de Kamer van Volksvertegenwoordigers wordt aangemoedigd.

De organen van de associatieovereenkomst (Associatieraad, Associatiecomité en technische subcomités) blijven bij uitstek de fora om de daadwerkelijke uitvoering van het partnerschap aan te sturen. De EU en Tunesië verbinden zich ertoe de doeltreffendheid en meerwaarde van hun inspanningen te verhogen en deze zo veel mogelijk te clusteren in prioritaire thema's, overeenkomstig de strategische prioriteiten.

Om de hierboven opgesomde prioriteiten tastbaarder te maken, heeft Tunesië een stappenplan voorgesteld, dat door de EU is aanvaard. Dit openbare document bevat de dringendste maatregelen (wetgevende, strategische en operationele) die nodig zijn voor de sociaal-economische heropleving van het land. Dit stappenplan is een flexibel en operationeel mechanisme dat ieder half jaar wordt getoetst.

In het kader van de gezamenlijke mededeling verbindt de EU zich ertoe haar financiële steun aan Tunesië significant te verhogen via het nabuurschapsinstrument. De EU en Tunesië zullen streven naar maximaal gebruik van de bestaande financieringsmogelijkheden, met inbegrip van de nieuwe instrumenten, zoals het EU-plan voor externe investeringen, door de complementariteit en hefboomeffecten tussen enerzijds de subsidies van de EU en anderzijds leningen van financiële instellingen te versterken. Beide partijen verbinden zich ertoe de synergie tussen de politieke en sectorale dialogen en de uitvoering van de financiële samenwerking te versterken. Ze streven eveneens naar versterking van de coördinatie- en dialoogmechanismen met de financiële partners en de internationale donoren, waarbij Tunesië verantwoordelijk is voor de vaststelling van de prioriteiten en voor de uitvoering ervan.

Tot slot verbinden beide partijen zich ertoe meer zichtbaarheid te geven aan de strategische relatie tussen de EU en Tunesië en de voordelen van hun samenwerking voor de burgers aan weerszijden van de Middellandse Zee duidelijker te maken.


(1)  Dit plan bevat een ontwikkelingsmodel voor duurzame en inclusieve groei en is opgebouwd rond vijf prioriteiten: i) goed bestuur, hervorming van het bestuur en corruptiebestrijding; ii) overgang van lagekosteneconomie naar economische hub; iii) menselijke ontwikkeling en sociale inclusie; iv) concrete ambities van de regio's, en v) groene economie, pijler van duurzame ontwikkeling.

(2)  Deze mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (JOIN(2016) 47 final van 29 september 2016) bestaat uit zes onderdelen: i) goed bestuur en hervorming van het openbare bestuur; ii) versterking van de rol van het maatschappelijk middenveld; iii) investeren in de toekomst: werkgelegenheid en duurzame sociaal-economische ontwikkeling; iv) aanpak van maatschappelijke ongelijkheid; v) aanpak van veiligheidsproblemen, en vi) gezamenlijke inspanningen voor een beter beheer van migratie en mobiliteit.