ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 267

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
25 oktober 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2018/1599 van de Raad van 15 oktober 2018 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore

1

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/1600 van de Raad van 28 september 2018 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)

3

 

*

Besluit (EU) 2018/1601 van de Raad van 15 oktober 2018 inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 73e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en 100e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie ten aanzien van de vaststelling van wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011

6

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/1


BESLUIT (EU) 2018/1599 VAN DE RAAD

van 15 oktober 2018

betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, artikel 100, lid 2, en artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 5,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd te onderhandelen over een vrijhandelsovereenkomst met de lidstaten van de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (Asean). Deze machtiging voorzag in de mogelijkheid van bilaterale onderhandelingen.

(2)

Op 22 december 2009 heeft de Raad de Commissie gemachtigd tot het voeren van bilaterale onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten met afzonderlijke Asean-lidstaten, te beginnen met Singapore, en in overeenstemming met de bestaande onderhandelingsrichtsnoeren.

(3)

De onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore („de overeenkomst”) zijn afgerond en de overeenkomst moet namens de Unie worden ondertekend, onder voorbehoud van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de sluiting ervan op een latere datum,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De ondertekening, namens de Unie, van de vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore wordt goedgekeurd, onder voorbehoud van de sluiting van die overeenkomst (1).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de overeenkomst namens de Unie te ondertekenen.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. KÖSTINGER


(1)  De tekst van de overeenkomst wordt samen met het besluit betreffende de sluiting ervan bekendgemaakt.


BESLUITEN

25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/3


BESLUIT (EU) 2018/1600 VAN DE RAAD

van 28 september 2018

betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien artikel 4 van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien het verzoek dat de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland bij brief van 19 juli 2018 tot de voorzitter van de Raad heeft gericht om te mogen deelnemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis, genoemd in die brief,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Besluit 2000/365/EG (1) heeft de Raad het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland („het Verenigd Koninkrijk”) toestemming verleend om op de in dat besluit vastgestelde voorwaarden deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.

(2)

Het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht („het huidige agentschap”), gewoonlijk eu-LISA genoemd, is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2), teneinde te voorzien in het operationeel beheer van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), het Visuminformatiesysteem (VIS) en Eurodac en van bepaalde aspecten van de communicatie-infrastructuur, en mogelijk ook in het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, zulks op basis van afzonderlijke rechtshandelingen van de Unie gebaseerd op de artikelen 67 tot en met 89 VWEU.

(3)

Bij Besluit 2010/779/EU (3) heeft de Raad het Verenigd Koninkrijk toestemming verleend om deel te nemen aan Verordening (EU) nr. 1077/2011, voor zover die deelname betrekking heeft op het operationeel beheer van het VIS en op de onderdelen van het SIS II waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt.

(4)

De Europese Commissie heeft op 29 juni 2017 een voorstel ingediend voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011 („de voorgestelde verordening”).

(5)

Volgens de voorgestelde verordening wordt het huidige agentschap vervangen en opgevolgd door het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) („het voorgestelde agentschap”), dat de rechtsopvolger wordt van het huidige agentschap. Het voorgestelde agentschap zal, net als het huidige agentschap, worden belast met het operationeel beheer van SIS II, het VIS en Eurodac. Tevens zal het voorgestelde agentschap worden belast met de voorbereiding, de ontwikkeling of het operationeel beheer van het inreis-uitreissysteem (EES), DubliNet en het Europees reisinformatie en -autorisatiesysteem (Etias), en zal het mogelijk worden belast met de voorbereiding, ontwikkeling en het operationeel beheer van andere grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht indien dit bepaald wordt in relevante wetgevingshandelingen van de Unie gebaseerd op de artikelen 67 tot en met 89 VWEU.

(6)

SIS II maakt deel uit van het Schengenacquis. De oprichting, de werking en het gebruik van SIS II worden geregeld door Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Besluit 2007/533/JBZ (5). Het Verenigd Koninkrijk heeft echter alleen deelgenomen aan de vaststelling van Besluit 2007/533/JBZ, waarin de bepalingen van het Schengenacquis zijn uitgewerkt die genoemd worden in artikel 1, onder a), ii), van Besluit 2000/365/EG.

(7)

Ook het VIS maakt deel uit van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Besluit 2004/512/EG van de Raad (6), Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (8), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking of het gebruik van het VIS bevatten, en is er niet door gebonden.

(8)

Eurodac maakt geen deel uit van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk heeft deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad (9), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van Eurodac bevat, en is er door gebonden.

(9)

Het EES maakt deel uit van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad (10), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van het EES bevat, en is er niet door gebonden.

(10)

Ook Etias maakt deel uit van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk heeft niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad (11), die de regelgeving betreffende de oprichting, de werking en het gebruik van Etias bevat, en is er niet door gebonden.

(11)

DubliNet maakt geen deel uit van het Schengenacquis. Het Verenigd Koninkrijk is gebonden door Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie (12), waarbij DubliNet, een speciaal beveiligd elektronisch transmissiekanaal, werd opgezet.

(12)

Aangezien het Verenigd Koninkrijk deelneemt aan Eurodac en DubliNet en ten dele deelneemt aan SIS II, heeft het Verenigd Koninkrijk het recht om deel te nemen aan de activiteiten van het voorgestelde agentschap voor zover het belast wordt met het operationeel beheer van SIS II, uit hoofde van Besluit 2007/533/JBZ, en van Eurodac en DubliNet, zoals het geval is voor het huidige agentschap.

(13)

Het voorgestelde agentschap moet net als het huidige agentschap één rechtspersoonlijkheid hebben en gekenmerkt worden door eenheid van inrichting en financiële structuur. Daartoe moet het voorgestelde agentschap worden opgericht bij één wettekst die door de voltallige Raad moet worden vastgesteld. Na vaststelling moet de voorgestelde verordening bovendien in zijn geheel toepasselijk worden in alle lidstaten die erdoor gebonden zijn. Gedeeltelijke toepassing in het Verenigd Koninkrijk is dus uitgesloten.

(14)

Teneinde ervoor te zorgen dat de verdragen en de toepasselijke protocollen worden nageleefd en tegelijkertijd de eenheid en de samenhang van de voorgestelde verordening te garanderen, heeft het Verenigd Koninkrijk verzocht om deelname aan de voorgestelde verordening uit hoofde van artikel 4 van Protocol nr.19, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van het huidige agentschap voor het operationeel beheer van SIS II uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1987/2006, en van het VIS, het EES en Etias.

(15)

De Raad erkent het recht van het Verenigd Koninkrijk om overeenkomstig artikel 4 van Protocol nr.19 te verzoeken om aan de voorgestelde verordening deel te nemen, voor zover het Verenigd Koninkrijk niet op andere gronden aan de voorgestelde verordening zal deelnemen.

(16)

De deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de voorgestelde verordening doet geen afbreuk aan het feit dat het Verenigd Koninkrijk momenteel niet deelneemt en niet kan deelnemen aan de bepalingen van het Schengenacquis betreffende het vrije verkeer van onderdanen van derde landen, visumbeleid en het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten door personen. Op grond hiervan zouden er in de voorgestelde verordening specifieke bepalingen kunnen worden opgenomen die de bijzondere positie van het Verenigd Koninkrijk weerspiegelen, in het bijzonder wat een beperkt stemrecht in de raad van bestuur van het voorgestelde agentschap betreft.

(17)

Het Gemengd Comité, ingesteld op grond van artikel 3 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (13), is op de hoogte gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst.

(18)

Het Gemengd Comité, ingesteld op grond van artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (14) is op de hoogte gebracht van de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 5 van die overeenkomst,

HEEF HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Op grond van de Besluiten 2000/365/EG en 2010/779/EU neemt het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel aan een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA), tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ van de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011, voor zover die deelname betrekking heeft op het operationeel beheer van het VIS, op de onderdelen van het SIS II waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, en op het EES en Etias.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 september 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SCHRAMBÖCK


(1)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(2)  Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).

(3)  Besluit 2010/779/EU van de Raad van 14 december 2010 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland om te mogen deelnemen aan enkele bepalingen van het Schengenacquis betreffende de oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 333 van 17.12.2010, blz. 58).

(4)  Verordening (EG) nr. 1987/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 381 van 28.12.2006, blz. 4).

(5)  Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).

(6)  Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5).

(7)  Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf (VIS-verordening) (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60).

(8)  Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129).

(9)  Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

(10)  Verordening (EU) 2017/2226 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2017 tot instelling van een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens en van gegevens over weigering van toegang ten aanzien van onderdanen van derde landen die de buitengrenzen overschrijden en tot vaststelling van de voorwaarden voor toegang tot het EES voor rechtshandhavingsdoeleinden en tot wijziging van de overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EU) nr. 1077/2011 (PB L 327 van 9.12.2017, blz. 20).

(11)  Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad van 12 september 2018 tot oprichting van een Europees reisinformatie en -autorisatiesysteem (ETIAS) en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1077/2011, (EU) nr. 515/2014, (EU) 2016/399, (EU) 2016/1624 en (EU) 2017/2226 (PB L 236 van 19.9.2018, blz. 1).

(12)  Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3).

(13)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(14)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.


25.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 267/6


BESLUIT (EU) 2018/1601 VAN DE RAAD

van 15 oktober 2018

inzake het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen tijdens de 73e zitting van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu en 100e zitting van de Maritieme Veiligheidscommissie van de Internationale Maritieme Organisatie ten aanzien van de vaststelling van wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen en van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het optreden van de Unie in de maritieme-vervoerssector dient gericht te zijn op bescherming van het maritieme milieu en op verbetering van de maritieme veiligheid.

(2)

De Commissie voor de bescherming van het mariene milieu („MEPC”) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) zal naar wordt verwacht tijdens haar 73e vergadering, van 22 tot en met 26 oktober 2018 („MEPC 73”), wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen („Marpol-bijlage VI”) vaststellen.

(3)

De Maritieme Veiligheidscommissie („MSC”) van de IMO zal naar wordt verwacht tijdens haar 100e vergadering, van 3 tot en met 7 december 2018 (MSC 100), wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 („ESP-code 2011”) vaststellen.

(4)

Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MEPC 73, omdat de wijzigingen van voorschrift 14 van Marpol-bijlage VI een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad (1).

(5)

Het is wenselijk het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens MSC 100, omdat de wijzigingen van de ESP-code 2011 een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2).

(6)

De wijzigingen van voorschrift 14 van Marpol-bijlage VI betreffende het verbod op het vervoer van niet-conforme brandstofolie voor verbrandingsdoeleinden voor de voortstuwing of gebruik aan boord van een schip, moeten een strenge handhaving waarborgen van de brandstofolienorm die is vastgelegd in voorschrift 14.1.3 van Marpol-bijlage VI, die in werking treedt op 1 januari 2020.

(7)

In de wijzigingen van de ESP-code 2011 moeten redactionele wijzigingen worden opgenomen waarbij alle verplichte vereisten worden vastgesteld en de tabellen en formulieren worden verbeterd; daarnaast moeten de redactionele wijzigingen worden samengevoegd met de nieuwe substantiële voorschriften om de recente herzieningen te verwerken van de Z10-reeks van de eenheidsregels van de Internationale Vereniging van Classificatiebureaus.

(8)

Voor zover de wijzigingen van voorschrift 14 van Marpol-bijlage VI en van de ESP-code 2011 gevolgen kunnen hebben voor de bepalingen van Richtlijn (EU) 2016/802 en Verordening (EU) nr. 530/2012, vallen zij onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie.

(9)

De Unie is geen lid van de IMO en geen partij bij de desbetreffende verdragen en codes. De Raad dient daarom de lidstaten te machtigen het standpunt van de Unie uit te dragen en te verklaren dat ze ermee instemmen dat ze door de genoemde wijzigingen gebonden zijn, voor zover deze wijzigingen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 73e vergadering van de Commissie voor de bescherming van het mariene milieu van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van voorschrift 14 van bijlage VI bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen die zijn opgenomen in IMO-document MEPC 73/3.

Artikel 2

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 100e vergadering van de Maritieme Veiligheidscommissie van de IMO houdt in dat wordt ingestemd met de vaststelling van de wijzigingen van de Internationale code voor het uitgebreide inspectieprogramma bij inspecties van bulkschepen en olietankschepen, 2011 die zijn opgenomen in bijlage 2 bij IMO-document MSC 99/22/Add.1.

Artikel 3

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt zoals opgenomen in artikel 1, wordt uitgedrukt door de lidstaten, die alle lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

2.   Het namens de Unie in te nemen standpunt zoals opgenomen in artikel 2, wordt uitgedrukt door de lidstaten, die alle lid zijn van de IMO en die gezamenlijk optreden in het belang van de Unie.

3.   Kleine wijzigingen in de in de artikelen 1 en 2 genoemde standpunten mogen worden overeengekomen zonder nader besluit van de Raad.

Artikel 4

De lidstaten worden hierbij gemachtigd ermee in te stemmen dat ze in het belang van de Unie gebonden zijn door de in de artikelen 1 en 2 genoemde wijzigingen voor zover deze onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. KÖSTINGER


(1)  Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58).

(2)  Verordening (EU) nr. 530/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2012 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (PB L 172 van 30.6.2012, blz. 3).